KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd-1
Artikel 4 Gemengd - 2
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Verkeer
Artikel 7 Water
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
Artikel 9 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Voorwaardelijke Verplichting Parkeren
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Politieke Besluitvorming
1.3 Begrenzing Plangebied
1.4 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Bestemmingsplan
2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied
2.2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.3 Actualisatie
2.4 Ontwikkelingen In De Nabije Omgeving
2.5 Planomschrijving
Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorie
4.3 Ecologie
4.4 Kabels En Leidingen
4.5 Conventionele Explosieven
4.6 Milieu
4.7 Milieueffectrapportage
4.8 Verkeer En Parkeren
4.9 Water
4.10 Klimaatverandering
4.11 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Opzet En Volgorde Van Regels
5.3 Uitleg Van Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek: Maat G.j.r./w.j.m. Rozendaal/j.l.m. Starmans, 1985: Menselijke Skeletresten Opgegraven Bij Het Pesthuis Te Leiden, In: De Boer, D.e.h./l. Barendregt/h. Suurmond-van Leeuwen (Ed.), 1985: Bodemonderzoek In Leiden. Jaarverslag 1984, Leiden
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek: Louwe, E. & R. Schrijvers 2010: Herinrichting Naturalispark Aan De Darwinweg Te Leiden, Gemeente Leiden. Ruimtelijk Advies Op Basis Van Een Inventariserend Veldonderzoek, Amersfoort (Vestigia-rapport 823)
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek: Goddijn, M.a., 2015: Verstoorde Graven In Leiden. Een Proefsleuvenonderzoek Bij Het Pesthuis In Leiden, Leiden, Archol-rapport 258
Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek: Zon, M. Van, 2018: Graven Bij Het Pesthuis. Een Archeologische Begeleiding In Plangebied Leeuwenhoekpark, Leiden (Gemeente Leiden), Archol-rapport 389
Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming Idds
Bijlage 6 Aanvullend Onderzoek Wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening Gebruiksfase
Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening Aanlegfase
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Envita Almelo B.v.
Bijlage 10 Nader Bodem- En Verkennend Asbestonderzoek Tauw
Bijlage 11 Saneringsverslag Omgevingsdienst West-holland
Bijlage 12 Nader Bodemonderzoek Idds
Bijlage 13 Geluidsonderzoek M+p
Bijlage 14 Ontwerpbesluit Hogere Waarden
Bijlage 15 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 16 Verkeersgeneratieonderzoek
Bijlage 17 Parkeerbalans
Bijlage 18 Fietsparkeerbalans
Bijlage 19 Kruispuntanalyse

Pesthuiscomplex Leiden

Bestemmingsplan - Gemeente Leiden

Ontwerp op 13-04-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Pesthuiscomplex Leiden met identificatienummer NL.IMRO.0546.BP00193-0201 van de gemeente Leiden;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroeps- /bedrijfsactiviteit:

een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca (met uitzondering van bed and breakfast) zijn hiervan uitgesloten;

1.6 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.7 archeologisch onderzoek:

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische resten;

1.9 archeologische waarde:

de waarde die een gebied bezit op grond van de aldaar aanweizge archeologische resten;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.12 bedrijfsvloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten, van een gebouw dat wordt gebruikt voor een beroep, bedrijf of dienstverlenende instelling, berekend conform NEN 2580 zoals deze luidt op het tijdstip van in werking treden van het bestemmingsplan;

1.13 begane grondvloer:

de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.14 bestaande situatie:

  1. a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  2. b. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig en toegestaan op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bevi-inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.27 dakvoet:

het laagste punt van een schuin dak;

1.28 deskundige:

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake een bepaalde vakdiscipline;

1.29 eerste bouwlaag:

de onderste bouwlaag, waarvan de vloer boven maaiveld is gelegen;

1.30 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.31 foodhal

een gebouw met een overdekte verzameling van hoofdzakelijk verschillende eetkramen en/of keukenunits van horecacategorie 1, 2 en 3, ondergeschikt een versmarkt en gezamenlijke zitruimten.

1.32 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.33 geluidluwe gevel

gevel die geheel of gedeeltelijk voldoet aan de voorkeurswaarde van < 48 dB (voor wegverkeergeluid) of < 55 dB (voor spoorweggeluid);

1.34 hoofdfunctie:

een functie waarvoor het gebouw hoofdzakelijk mag worden gebruikt;

1.35 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.36 hostel

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Hotel categorie 1 ster, zoals opgenomen in CROW publicatie 381.

1.37 horeca:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

De volgende categorieën worden onderscheiden:

Horeca categorie 1:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: thee- en koffieconcepten, brood- en lunchconcepten, ijs- en yoghurtconcepten.

Horeca categorie 1*:

Horeca inrichting, die uitsluitend tussen 6:00 uur en 22:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk, ten behoeve van een brood- of lunchconcept, kleine etenswaren en/of alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waar
  • ondergeschikt daaraan eventueel wijn en/of zwak alcoholhoudende dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: brood- en lunchconcepten.

Horeca categorie 2:

Horeca inrichting waar:

  • al dan niet voor gebruik ter plaatse snacks worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee, uitsluitend alcoholvrije, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: fastfoodconcepten, healthy fastfoodconcepten, snackbars, shoarmazaken.

Horeca categorie 3:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

Horeca categorie 3*:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • maaltijden en dranken worden verstrekt eventueel in combinatie met kleine etenswaren.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, eetcafés, grand-cafés, brasseries, bistro's, pizzeria's.

Horeca categorie 3**:

Horeca inrichting, die indien geopend altijd uiterlijk vanaf 12:00 uur geopend is, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk maaltijden worden verstrekt, eventueel in combinatie met kleine etenswaren en
  • eventueel, ondergeschikt daaraan, dranken worden verstrekt.

Voorbeelden: restaurants, pannenkoekenrestaurants, pizzeria's.

Horeca categorie 4:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca inrichting als bedoeld in categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt, en/of
  • eventueel in combinatie daarmee tot een maximum van 12 keer per jaar entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen.

Voorbeelden: cafés, bars, pubs, bier-, wijn- en cocktailconcepten.

Horeca categorie 5:

Horeca inrichting, niet zijnde een horeca categorie 2, waar:

  • hoofdzakelijk dranken worden verstrekt en entertainment wordt aangeboden, zoals het geven van gelegenheid tot dansen, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

Horeca categorie 5*:

Horeca inrichting als bedoeld in categoprie 5, met een totale bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 250 m2.

Voorbeelden: clubs, discotheken, feestcafés, uitgaansconcepten, partycentra, danscafés, karaokebars.

Horeca categorie 6

Horeca inrichting waar:

  • hoofdzakelijk gelegenheid tot tijdelijk slaapverblijf wordt gegeven, en waar
  • eventueel in combinatie daarmee maaltijden, dranken en/of kleine etenswaren worden verstrekt.

Voorbeelden: hotels, motels en pensions

Horeca categorie 7

Horeca inrichting die uitsluitend toegankelijk is voor een besloten groep mensen, zoals leden van een vereniging.

Voorbeelden: studentensociëteiten.

1.38 huishouden:

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel twee of meer personen in wisselende samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen;

1.39 inrit:

een weg die van de straat naar een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke voert;

1.40 kantoor:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig diensten worden verleend, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodatie alsmede coworking;

1.41 kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden;

1.42 kleine etenswaren:

bittergarnituur, gebak, ijs, broodjes, salades, soepen en kleine warme gerechten, of vergelijkbare etenswaren;

1.43 kunstobject:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met artistieke waarde;

1.44 kunstwerk:

civieltechnisch bouwwerk;

1.45 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA):

de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeoligie is binnen de beroepsgroep de geldende norm voor de uitvoering van archeologisch onderzoek;

1.46 langzaam verkeer:

niet-motorvoertuigen (bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen), fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier en motorvoertuigen met een snelheidsbeperking zoals landbouwvoertuigen;

1.47 Life, Science & Health

Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensieve sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde;

1.48 Life, Science & Health bedrijf en kantoor

Bedrijven of kantoren behorend tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie.

1.49 Life, Science & Health kenniscluster

Life Science & Health kenniscluster:

  • hoogwaardige ondersteunende bedrijven: contract research, adviesdiensten op het gebied van Intellectual property (IP) en rekencentra;
  • marketing en coördinatie: hoofdkantoren, Representatieve Offices en Shared Services Centres;
  • toelatingsorganisaties voor medicijnen, tariefbepalende instanties in de Life Science & Health-sector, subsidie verstrekkende organisaties in de Life Science & Health en/ of wetenschappelijke sector;
  • overige ondersteunende diensten: kapitaalverstrekking, venture Capital, financieel advies, Enigineering, Seed Money, Business Services, juridisch- en notarieel advies, printings services, secretariële ondersteuning, conferentie-faciliteiten, catering, wasserij, parkmanager, security, ziektekostenverzekeraars.

1.50 maaltijd:

een warme driecomponentenmaaltijd (bestaande uit vlees, vis of vegetarische component en groente en aardappelen, granen of graanproductien) of een vergelijkbaar geheel aan gerechten uit een regionale, nationale of etnische keuken, waaronder kunnen worden begrepen pizza, tapas en pannenkoek;

1.51 maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, voorzieningen voor kinderopvang, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven met de bijbehorende ondersteunende detailhandel, horeca en kantoorrruimte ten behoeve van de ter plekke aanwezige maatschappelijke bestemming;

1.52 motorvoertuig:

alle gemotoriseerde voertuigen behalve bromfietsen, fietsen met trapondersteuning en gehandicaptenvoertuigen, bestemd om anders dan langs rails te worden voortbewogen.

Voorbeelden van motorvoertuigen zijn auto's, vrachtauto's, motoren, landbouwvoertuigen zonder snelheidsbeperking en veegauto's;

1.53 multifunctionele zaal:

zaal gereserveerd voor dienstverlenende, maatschappelijke en culturele doeleinden, zoals zaalhuur, congresfunctie, het tentoonstellen van amateurkunst en -cultuur en activiteiten naar gelijke aard en omvang;

1.54 ondersteunende horeca

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.55 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.56 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.57 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.58 pand:

de kleinste bij de totstandkoning functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.59 parkeergelegenheid

een gebouwde of ongebouwde voorziening die geschikt is om één of meer motorvoertuigen te parkeren, voor privé en/of gemeenschappelijk gebruik, zoals parkeerterreinen, parkeergarages en garageboxen;

1.60 Programma van Eisen:

een Programma van Eisen is een document, opgesteld conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangegeven op welke wijze archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Een Programma van Eisen behoeft altijd goedkeuring door het bevoegd gezag;

1.61 short stay

het structureel aanbieden van een kamer dan wel zelfstandige woning voor tijdelijk verblijf niet per se zijnde een huishouden voor een aaneensluitende periode van van minimaal 14 nachten en maximaal 6 maanden;

1.62 straatmeubilair:

objecten die in de openbare ruimte staan en die niet tot de weg zelf behoren, zoals banken, lantaarnpalen, abri's, vuilnisbakken en verkeersborden;

1.63 uitrit:

een weg die van een gebouw, een parkeerterrein en dergelijke naar de straat voert;

1.64 voldoende ruimte voor parkeergelegenheid:

parkeergelegenheid voor auto's, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoen aan de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan en -indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd- aan die wijziging;

1.65 water:

water zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen;

1.66 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen, die het waterhuishoudkundige belang dienen, zoals watergangen, waterlopen, kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang of waterloop;

1.67 WKO:

Warmte Koude Opslag (WKO), een methode om energie in de vorm van warmte of koude op te slaan in de bodem. De techniek wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen en/of te koelen;

1.68 woning:

een (complex van) ruimte(n), geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming daarvan, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren, met dien verstande dat indien een gevelvlak niet evenwijdig lopen dan wel verspringen, het gemiddelde geldt van de kleinste en grootste breedte, diepte c.q lengte;

2.4 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer dan wel -indien aanwezig- van de kelder of souterrainvloet, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 het peil:

  1. a. voor bouwwerken die in of op het water worden gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  2. b. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 2 cm;
  3. c. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de voorgevel;
  4. d. voor bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 2 cm;

2.9 de vloeroppervlakte van een gebouw (binnenwerks):

de som van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n), inclusief onderbouw en zolderruimte. De oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en een toegankelijke leidingschacht moet op elke bouwlaag tot de vloeroppervlakte van een gebouw worden gerekend;

2.10 de bedrijfsvloeroppervlakte:

het binnenwerks vloeroppervlak van de ruimtes die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten;

2.11 ondergeschikte bouwdelen:

bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zijnde:

  1. a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, plantenbakken, ventilatiekanalen, schoorstenen, antenne-installaties, luchtkokers, liftschachten, technische ruimten op het dak, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken met betrekking tot de goot- en bouwhoogte, oppervlakten en bouwgrenzen buiten beschouwing gelaten, met dien verstande dat de overschrijding van een overstekend dak niet meer mag bedragen dan 1 m en met dien verstande dat niet meer dan 50% van het totale dakvlak gebruikt mag worden voor ondergeschikte bouwdelen (met uitzondering van zonnepanelen: deze mogen het dakvlak voor 100% beslaan);
  2. b. dakkapellen met betrekking tot de goothoogte buiten beschouwing gelaten mits de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak en de onderzijde van de dakkapel op minimaal 0,50 m van de dakvoet word gebouwd;
  3. c. reclame- en uithangborden, mits de breedte van het reclame- en/of uithangbord niet meer bedraagt dan 1 m, de hoogte niet meer bedraagt dan 0,2 m en de oppervlakte niet meer bedraagt dan 0,5 m2.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd-1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. multifunctionele zaal, tot een maximum van 350 m2 bvo;
  2. b. bedrijven of kantoren behorend tot de sector Life, Science & Health of gerelateerd aan het Life, Science & Health kenniscluster, tot een maximum van 1.500 m2 bvo;
  3. c. foodhal, tot een maximum van 750 m2 b.v.o.
  4. d. horeca categorie 6, met een maximum tot 170 kamers:
    1. 1. waarvan maximaal 50 short stay appartementen. Deze kamers mogen tevens als reguliere hotelkamers worden gebruikt.
    2. 2. waarvan maximaal 60 hostel kamers;
    3. 3. waarvan maximaal 60 hotel kamers.

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. e. parkeervoorzieningen;
  2. f. in- en uitritten;
  3. g. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. h. binnenterreinen;
  5. i. paden;
  6. j. tuinen;
  7. k. verhardingen;
  8. l. nutsvoorzieningen;
  9. m. groenvoorzieningen;
  10. n. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, zoals bruggen.

alsmede voor:

  1. o. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'karakteristiek'.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 4 Gemengd - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. wonen;
  3. c. aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende voorzieningen, zoals:

  1. d. parkeervoorzieningen;
  2. e. in- en uitritten;
  3. f. tuinen;
  4. g. verhardingen;
  5. h. nutsvoorzieningen;
  6. i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;

alsmede voor:

  1. j. behoud en bescherming van beeldbepalende bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de beeldbepalende bebouwing.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4 sub c onder 4 voor het toestaan van een aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit dat niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten - aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteiten, mits de activiteit naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten milieucategorie.

4.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  3. c. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. in- en uitritten;
  9. i. kunstobjecten;
  10. j. oeververbindingen in de vorm van bruggen en vlonders.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gemotoriseerd verkeer;
  2. b. langzaam verkeer;
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. openbaar vervoer;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. groenvoorzieningen;
  7. g. speelvoorzieningen;
  8. h. voorzieningen voor laden en lossen;
  9. i. in- en uitritten;
  10. j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  11. k. fietsenstallingen;
  12. l. taxistandplaatsen;
  13. m. hondenuitlaatplaatsen;
  14. n. kunstwerken;
  15. o. kunstobjecten;
  16. p. straatmeubilair;
  17. q. geluidswerende voorzieningen;
  18. r. luchtschermen;
  19. s. balkons, luifels en overstekende bouwdelen behorende bij hoofdgebouwen op de aangrenzende bestemming;
  20. t. (bovengrondse en ondergrondse) inzamelpunten voor afvalstoffen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. kunstobjecten;
  5. e. bruggen.

7.2 Bouwregels

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van artikel 8.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen/bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht voor de primaire bestemming(en) als bedoeld in het betreffende bestemmingsplan, mits de bepalingen van artikel 8.3 vooraf in acht zijn genomen.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 3 toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 bedoelde bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht voor de overige geldende bestemming(en), mits de bepalingen van lid 9.3 vooraf in acht zijn genomen.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:

  1. a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' toe te kennen indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze bestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bestaande maten

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven en ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan al aanwezig waren op locatie, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

11.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. a. op plaatsen waar bovengronds bebouwing is toegestaan, mag ondergronds worden gebouwd;
  2. b. direct aansluitend aan een ondergronds bouwwerk mogen toegangen tot ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Afwijking maten, afmetingen en percentages

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, voor zover deze noodzakelijk zijn voor een doelmatige inrichting van de bestemming en deze stedenbouwkundig aanvaardbaar zijn.

Artikel 13 Voorwaardelijke Verplichting Parkeren

  1. a. Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1, lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan' (art. 2.1, lid c Wabo) is vereist, dient ten behoeve van het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw of het bijbehorende perceel, dan wel op of onder het betreffende terrein.
  2. b. Bij het bepalen of voldoende ruimte is aangebracht voor het parkeren van auto's, fietsen en het laden en lossen wordt gebruikt gemaakt van de Beleidsregels Parkeernormen van de gemeente Leiden zoals die gelden ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan en - indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd - aan die wijziging.
  3. c. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a in gevallen zoals genoemd in de onder lid b bedoelde gemeentelijke beleidsregels op het gebied van parkeren.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Pesthuiscomplex Leiden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Pesthuiscomplex is jarenlang in eigendom geweest van het Rijksvastgoedbedrijf en heeft gefungeerd als entreegebouw van Naturalis. Nu het Pesthuiscomplex niet langer dienst doet als entree van Naturalis is het doel om het Pesthuiscomplex te renoveren en te herinrichten. In afstemming met het Rijksvastgoedbedrijf is er een Nota van Uitgangspunten opgesteld en deze is op 6 december 2018 door de gemeenteraad van Leiden vastgesteld. In de Nota van Uitgangspunten zijn de ambities en randvoorwaarden opgenomen voor de beoogde herontwikkeling van het Pesthuiscomplex. Deze ambities en randvoorwaarden zijn nader uitgewerkt in paragraaf 1.2.1. Na het vaststellen van de Nota van Uitgangspunten is het complex verkocht aan de initiatiefnemer.

De verkoop van het complex biedt nieuwe kansen voor het complex, de directe omgeving en voor de stad Leiden. Het terrein en de historische gebouwen worden heropend voor een breed publiek: eten, slapen, werken en cultuur op een kleine historische, landschappelijke postzegel. Een mix van oud en nieuw in de context van het innovatieve Leiden Bio Science Park.

Voor de herontwikkeling is tevens een Stedenbouwkundig plan vastgesteld door de gemeenteraad van Leiden op 21 december 2021. In het Stedenbouwkundig plan zijn de ambities en randvoorwaarden uit de Nota van Uitgangspunten nader uitgewerkt. In paragraaf 1.2.2 wordt hier nader op ingegaan.

1.2 Politieke Besluitvorming

1.2.1 Nota van Uitgangspunten

In de Nota van Uitgangspunten staan de ruimtelijke randvoorwaarden en ambities voor de beoogde herontwikkeling van Pesthuiscomplex. De gemeenteraad van Leiden heeft op 6 december 2018 de Nota van Uitgangspunten vastgesteld.

Programma

De ambitie is dat een herbestemming dient te passen bij het bijzondere gebouwencomplex en bij de strategisch ligging tussen Binnenstad en Leiden Bio Science Park. Bij beoordeling van voorstellen voor herontwikkeling wordt gelet op de samenhang die de functionele herbestemming heeft met de technische en ruimtelijke ingrepen die daarvoor nodig zijn. Er wordt gevraagd om een maatschappelijke, duurzame herbestemming met voor het complex en stad passende statuur, die daarbij ook de cultuurhistorische waarden en het unieke karakter van het monumentale complex respecteert. Tevens dient de herbestemming van het complex in functionele zin een schakel te vormen tussen de binnenstad en het Leiden Bio Science Park. Daarnaast dient de herontwikkeling voor verlevendiging van de omgeving te zorgen en kan de publiekgerichte herbestemming van het complex andere ontwikkelingen stimuleren die zorgen voor verlevendiging. Ten slotte dient het Pesthuis een publiek karakter te behouden.

Als randvoorwaarde dient de herontwikkeling in voldoende mate te beantwoorden aan de gestelde ambitie.

Cultuurhistorische waarde

De ambitie betreft een zorgvuldige transformatie van het monumentale complex en (indien nodig) verantwoorde aan- en/of nieuwbouw.

De randvoorwaarden ten opzichte van cultuurhistorische waarde is dat de herontwikkeling in voldoende mate moet beantwoorden aan de gestelde ambitie. Tevens gelden de volgende eisen:

  • geen bebouwing op de binnenplaats van het Pesthuis.
  • geen overkapping op de binnenplaats van het Pesthuis.
  • gesloten gevelvlakken op maaiveld-niveau aan de buitenzijde van het Pesthuis.
  • gesloten gevelvlakken op maaiveld-niveau aan binnenplaatszijde Pesthuis, eventueel met incidentele openingen.
  • gesloten dakvlakken buitenzijde Pesthuis.
  • behoud gesloten karakter dakvlakken aan binnenplaatszijde Pesthuis, eventueel in combinatie met ondergeschikte dakkapellen.
  • geen tweede hoofdentree in het Pesthuis: de bestaande entree blijft de hoofdingang.
  • waterstructuur handhaven.

Stedenbouwkundige inpassing

De ambitie betreft een vanzelfsprekende aansluiting van het complex op de omgeving met behoud en versterking van de karakteristieken van de situatie. Van belang is dat eventuele transformaties en aanvullingen de karakteristieken van het complex versterken, dan wel op een betekenisvolle wijze aanvullen. Dit vraagt om ingrepen die niet teveel afleiden van het karakter en van de oorspronkelijke bebouwing. Het is een zaak om in de toekomst zorgvuldig om te gaan met de geslotenheid van het hoofdgebouw aan de buitenzijde rondom en ook op de binnenplaats. Dit is een belangrijke en waardevolle karakteristiek. Bij de herontwikkeling van het Pesthuis is van belang de omliggende bebouwingszones in de opgave te betrekken. Eventuele aan- en/of nieuwbouw is met name denkbaar in de bebouwingszone ten noorden en (in mindere mate) die ten westen van het Pesthuis. Het is gewenst, waar mogelijk, de water- en groenstructuur te herstellen. Daarmaast is een structurele verbetering van het voorterrein gewenst. Ten slotte dient het terrein van het Pesthuis een publiek toegankelijk te bllijven en goed aan te sluiten op de het naastgelegen Leeuwenhoekpark.

De randvoorwaarde voor het aspect stedenbouw is dat in voldoende mate beantwoord moet worden aan de gestelde ambitie.

Haalbaarheid

De ambitie betreft een integraal en haalbaar plan, dat gericht is op een duurzame herontwikkeling en instandhouding van het ensemble. Het Pesthuiscomplex is een belangrijk monument van grote cultuurhistorische betekenis. Een duurzame instandhouding van het ensemble vraagt om een integrale benadering en om een zorgvuldig en vakkundig onderhoud en beheer. De exploitatievorm moet garanties kunnen bieden voor het behoud op langere termijn.

Het plan voor herontwikkeling moet kunnen rekenen op de steun van overheid en omwonenden, het moet passen binnen de kaders van de Ruimtelijke Ordening, duurzaamheid en de ambities van deze Nota van Uitgangspunten.

De randvoorwaarde voor het aspect haalbaarheid is dat in voldoende mate beantwoord moet worden aan de gestelde ambitie.

Betrekking tot het plan

De ontwikkeling van het complex heeft deze uitgangspunten gehonoreerd en in de ontwikkeling vervlochten.

1.2.2 Stedenbouwkundig Ambitiedocument

De gemeenteraad van Leiden heeft op 21 december 2021 het stedenbouwkundig plan 'Stedenbouwkundig Ambitiedocument' vastgesteld. Het stedenbouwkundig plan betreft een nadere invulling van de Nota van Uitgangspunten, wat als projectkader voor de herontwikkeling geldt.

In het stedenbouwkundig plan vindt een uitwerking plaats ten opzichte van de volgende uitgangspunten:

  • De opgave en ambitie
  • De invulling van het programma
  • Inpasbaarheid van de monumentale status en de cultuurhistorische waarden
  • Mobiliteitsaspecten, waaronder de ontsluiting, het langzaamverkeer en parkeersituatie
  • Visie en programmering van de buitenruimte
  • De inrichting van het maaiveld
  • Invulling van de water- en groenstructuur
  • Duurzaamheidsambities

De uitwerking van het stedenbouwkundig plan komt terug in de verschillende paragrafen van het bestemmingsplan.

1.3 Begrenzing Plangebied

Onderhavig plangebied betreft het 'Pesthuiscomplex', ten westen van de binnenstad van Leiden.

Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door het Hippocratespad en aan de zuidzijde door de Plesmanlaan. In het westen wordt het plangebied begrensd door de Darwinweg. De oostelijke grens wordt gevormd door het Leids Universitair Medisch Centrum.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0001.png"

Figuur 1.1 Begrenzing plangebied

1.4 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied vigeren op dit moment de volgende bestemmingsplannen:

Naam bestemmingsplan Vastgesteld
Leiden Bio Science Park en station 23 januari 2014
parapluplan stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening 31 mei 2018
Parapluherziening Fietsparkeren 18 februari 2021

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Bestemmingsplan

2.1 Geschiedenis Van Het Plangebied

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis van Leiden

Na de vorming van de strandwallen en een geleidelijke zeespiegelstijging, vanaf circa 5000 jaar geleden, werd het Hollandse landschap steeds meer afgezonderd van de directe invloeden van de zee. Na het verder dichtslibben van riviermondingen in de strandwallen, verzoette het milieu en ontstond langzaam een dik veenpakket: het Holland Laagpakket. Rondom Leiden bleef de Oude Rijn een grote rol spelen in de vorming van de ondergrond. De rivier verlegde haar oevers regelmatig, en zette aan weerszijden grote hoeveelheden klei en zand af. Achter deze oeverafzettingen ontstonden relatief hoog gelegen kreek- en geulsystemen, waar eveneens klei en zand werd afgezet.

Deze oeverafzettingen langs de Oude Rijn en aangetakte kreken vormden vanwege de hogere ligging en stevige ondergrond van oudsher ideale vestigingsplaatsen voor ijzertijdnederzettingen.

De oudst bekende vermelding van bewoning stamt uit het jaar 860 na Christus. De dijknederzetting werd destijds aangeduid als Leithon. De eerste bebouwing werd opgericht aan de voet van de dijk op de zuidelijke oever van de Rijn, ter plaatse van de huidige Breestraat. Op het punt waar de twee Rijntakken samenvloeiden werd in dezelfde tijd een verdedigingsheuvel, een zogenaamde "motte", opgeworpen. Op de heuvel werd rond het jaar 1200 de nu nog bestaande burcht gebouwd.

De stad ontstond op een kruispunt van een aantal belangrijke water- en landwegen. De Nieuwe en de Oude Rijn voegden zich hier samen tot één rivier. De Leidse Vliet en de Mare stroomden hier in de Rijn uit. De stad had een centrale functie voor het omliggende platteland als markt- en handelscentrum.

Al snel kreeg men te maken met ruimtegebrek in de stad. In de middeleeuwen zouden uiteindelijk vier stadsvergrotingen plaatsvinden: de Hoge Woerd, de uitleg in de Waard, de uitleg in de Mare en tenslotte de uitleg van het Nieuwland en Rapenburg in 1386.

Aan de oostzijde van de Mare (nu Lange Mare) lag een zelfstandige woonkern. Aan de westzijde van de Mare lag verspreide bebouwing langs de Maredijk en de weg over de Mors. Deze bebouwing werd in 1355 gedeeltelijk binnen de stadsgrenzen gebracht. Om de stadsuitbreidingen aan te laten sluiten op de oude stad werden nieuwe bruggen tussen de stadsdelen aangelegd.

Als gevolg van de bevolkingsgroei begon men tegen het einde van de 17de eeuw de raamlanden in het Nieuwland te bebouwen. Door de groeiende welvaart van de stad was dit echter niet voldoende. De stad werd in de daaropvolgende periode verder uitgebreid. Na enkele kleinere uitbreidingen volgde in 1611 een grotere uitbreiding, ten noorden van de bestaande stad, gevolgd door meerdere stadsuitbreidingen. Na deze uitbreidingen was het gebied binnen de singels grotendeels voltooid.

In de 18de eeuw liep de welvaart sterk terug. Leiden bleef echter zijn functie als streekcentrum vervullen. Tot het laatste kwart van de 19e eeuw kwam het niet tot grote uitbreidingen buiten de singels. Langs de uitvalswegen, de Rijnoevers, De Maredijk en de Singels werden in de eerste helft van de 19e eeuw vooral buitenhuizen en bedrijven als houtzagerijen gebouwd. Tegen het eind van de eeuw werden vooral de zuidelijke singels steeds meer bebouwd met losse villa's of aaneengeschakelde huizen voor de rijkere standen. De eerste stedenbouwkundig geordende uitbreiding van Leiden buiten de singels was de wijk Vreewijk vanaf 1882.

Na de opkomst van de sociale woningbouwverenigingen breidde Leiden zich verder uit. Vanaf de jaren '10 van de vorige eeuw kwamen verschillende uitbreidingen tot stand in de Kooi, in Noord, in de Tuinstadwijk, in het Haagwegkwartier en in de Rijndijkbuurt. De wijken in het noorden waren veelal bedoeld voor de arbeiders, terwijl de uitbreidingen in het zuiden veelal werden gebouwd voor de middenklasse en de welgestelden. Pas in de periode van de Wederopbouw volgden ook aan de zuidzijde uitbreidingen met sociale woningbouw.

De uitbreidingen in de Vogelwijk en het Poelgeest- en Houtkwartier waren een direct gevolg van de grenswijziging van 1920 die dit gebied bij de gemeente Leiden trok. De tramlijn die langs de Rijnsburgerweg liep zorgde voor een goede verbinding met het centrum van de stad.

2.1.2 Geschiedenis van het plangebied

De tweede pestpandemie, beter bekend als de Zwarte dood, verspreidde zich gedurende de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw over de wereld. Voor de moderne medische wetenschap was een bekende maatregel tegen de ziekte onder andere het isoleren van pestlijders. In Leiden deden in de zestiende eeuw verschillende gebouwen (voornamelijk kloosters) tijdelijk dienst als Pesthuis, veelal binnen de stad. Pas tijdens de pestepidemie van 1635 besloot het Leidse stadsbestuur om naar een buitenstedelijke opvang van alle (minvermogende) pestlijders te streven. Het stadsbestuur kocht een terrein gelegen kort buiten de stadsvest in Oegstgeest. Het complex ligt kort buiten de stad om de gewenste isolatie van de besmettelijke ziekten te verzekeren. Hoewel geïsoleerd van de stad, is de afstand beperkt om met zo min mogelijk moeite in geval van een epidemie grote aantallen zieken te kunnen overbrengen. Omwille van de gewenste afzondering was het complex omgeven door een dubbele omgrachting. Tegelijkertijd vormde de waterstructuur ook de belangrijkste toegang tot het complex. Het vervoer per boot was snel en beperkte ook het contact met andere reizigers en omwonenden. De bereikbaarheid over de weg was secundair en beperkt tot één, goed controleerbare ingang. Rond het gebouw was een stevige groengordel aangeplant die enerzijds een wandeling kon vormen voor overlevenden, maar evenzeer een afscheiding van de rest van de wereld.

Vanwege hoge nood, diende een houten noodpesthuis zo snel mogelijk te worden gebouwd. Alle timmerlieden in Leiden moesten er aan meewerken en zo verrees het houten noodpesthuis in slechts enkele maanden, dat in november 1635 in gebruik werd genomen. Vervolgens begon de bouw aan het bakstenen huis van de binnenvader, met de regentenkamer en de keukens. Een gedeelte van het terrein werd omgracht, om gereed te maken voor het latere definitieve Pesthuis. Tot die tijd werd het omgrachte terrein gebruikt als moestuin en boomgaard.

De bouw van het bakstenen Pesthuis liet echter op zich wachten. Toen in 1655 opnieuw een pestepidemie de stad teisterde (de op één na laatste in de Leidse geschiedenis) was de eerste steen nog niet gelegd. Wel werd er in dat jaar een bakstenen zaalgebouw voor weeskinderen opgetrokken. Pas in 1657, na nagedacht te hebben over een eventueel tweede houten noodpesthuis, besloot het stadsbestuur het College van Regenten toch toestemming te verlenen voor de bouw van het definitieve bakstenen Pesthuis op het omgrachte terrein. Het bouwplan werd gemaakt door stadstimmerman Huybert Cornelisz van Duyvenvlucht. Het definitieve bouwplan is echter niet bewaard gebleven.

Het carrévormige gebouw bestaat voornamelijk uit een achttal grote zalen, vier links en vier rechts van de gracht die de binnenplaats in tweeën deelde. Die aan de ene zijde was bestemd voor de vrouwen, die aan de andere kant voor de mannen.

In 1669 werd in Leiden nog een kleine pestepidemie gemeld. Het is echter de vraag of en in hoeverre het Pesthuis voor de opvang van de zieken werd gebruikt. Mogelijk gebruikte men het houten noodpesthuis, dat pas in 1717 wegens bouwvalligheid werd gesloopt. Het Pesthuis is dus niet of nauwelijks gebruikt voor het doel waarvoor het is gebouwd. In 1672, het rampjaar, diende het voor de opvang van gewonde soldaten.

Het gebouw heeft in de zeventiende en achttiende eeuw enkele malen dienst gedaan als militair noodhospitaal. Ook werd het een enkele maal gebruikt voor de opsluiting van krijgsgevangen. In 1784 stond het complex bekend als Hannoversch Hospitaal vanwege de grootschalige opvang van Duitse en later Franse militairen.

Gedurende de jaren dat het complex als penitentiaire inrichting diende werden meerdere nevengebouwen gesticht. Het cellengebouwtje op het voorterrein kwam in 1847 tot stand. Later zou het onder meer dienst doen als huis van bewaring en als woning voor opzieneressen.

Door de sterke afname van het aantal vrouwelijke gedetineerden in de opvolgende jaren, werd besloten een deel van het complex te bestemmen als rijksopvoedingsgesticht voor jongens. Het complex functioneerde tot 1927 als Rijksopvoedingsgesticht voor jongens en werd daarna bestemd als Rijksasiel voor Psychopaten.

In 1937 kondigde zich vanuit het Ministerie van Oorlog een nieuwe bestemming als garnizoenswerkplaatsen aan, wat door de Tweede Wereldoorlog anders gelopen is. In 1941 werd besloten om in het complex het Leger- en Wapenmuseum Generaal Hoefer (tegenwoordig het Koninklijk Militairhistorisch Museum) onder te brengen.

Het Pesthuis is de continue factor geweest in de gebouwen op het terrein. De bijgebouwen dateren uit verschillende perioden van het complex (17e eeuws, 18e eeuws en 19e eeuwse bebouwing). In de laatste fase van het gebruik als woningen zijn de bijgebouwen voorzien van meerdere indifferente toevoegingen.

Ook in het landschap zijn elementen uit de geschiedenis van het complex herkenbaar. De waterpartijen - essentieel voor de ruimtelijke isolatie van het gebouw - zijn het meest herkenbaar, maar ook de toegang van het terrein aan de oostzijde, het verharde voorterrein en de boompartijen rondom het Pesthuis zijn herkenbaar. Deze laatste werden ingezet tegen de miasma - de verontreinigende, besmette luchten.

2.2 Beschrijving Van Het Plangebied

Het complex bestaat uit drie Rijksmonumenten met de volgende nummers:

  • Pesthuislaan 2, 3 en 3A is een woonhuis en betreft het vrijstaande huis van de binnenvader. Het behoort tot de oudste bebouwing op het Pesthuiscomplex en kwam vermoedelijk tot stand rond 1635, gelijktijdig met het houten noodpesthuis. Het gebuw was de dienstwoning van het complex. Behalve dat de binnenvader en bedienden of personeel er woonden, waren hier ook de keukens van het Pesthuis ondergebracht;
  • Pesthuislaan 7 is het Pesthuis en wordt omgeven door een gracht. Ondanks de leeftijd van het gebouw, de diverse bestemmingen, restauraties en verbouwingen is het oorspronkelijke (17e eeuwse) beeld grotendeels behouden;
  • Pesthuislaan 4 werd in 1884 gebouwd als strafcellengebouw voor militairen als uitbreiding van de functie van het Pesthuis, dat sinds 1822 als gevangenis in gebruik was.

Verder zijn er drie gemeentelijke monumenten en 5 indifferente bijgebouwen

  • Pesthuislaan 1 is het voormalig wachtlokaal uit 1805, ter bewaking van de toegangsbrug tot het Pesthuiscomplex en de bijbehorende portierswoning.
  • Pesthuislaan 5 - 6 is een anatomisch theater.
  • Pesthuislaan 6a en 6b zijn rond 1889 naar verluidt gebruikt voor opsluiting van besmettelijk zieke gedetineerde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0002.png"

Figuur 2.1 Rijks- en gemeentelijk beschermde monumenten in het plangebied

Het Pesthuis is - gezien zijn functie - altijd geïsoleerd geweest van de binnenstad van Leiden. Ondanks dat dit gebouw nooit de functie van pesthuis echt heeft gehad, heeft het altijd 'ongewenste' functies voor de stad gehad: een hospitaal, kazerne, gesticht en gevangenis. Pas in de 20e eeuw is het gebouw in gebruik genomen als publiek cultureel gebouw. Eerst als legermuseum en later als onderdeel van Naturalis.

Rondom het Pesthuis heeft zich sinds eind 20e eeuw het grootste biotechnologische bedrijvencluster van Nederland gevormd, met onderwijsfuncties, commerciële bedrijven en publieke, culturele functies. De ambitie van de gemeente is om dit gebied verder te ontwikkelen conform het Masterplan van 2009. Het Pesthuis is hiermee een stukje historisch Leiden in een high-tech context. Het kan de schakel zijn tussen oud en nieuw en tussen wonen en werken in Leiden.

2.3 Actualisatie

Binnen de gemeente Leiden worden globaal twee typen bestemmingsplannen onderscheiden: actualisatieplannen en ontwikkelingsplannen.

Ontwikkelingsplannen worden veelal opgesteld voor een kleiner plangebied, het zogenoemde postzegelbestemmingsplan. Het doel van een ontwikkelingsplan is vooral het planologisch mogelijk maken van een nieuwe situatie. Hiertoe wordt de nieuwe situatie in een actueel juridisch kader gegoten.

2.4 Ontwikkelingen In De Nabije Omgeving

2.4.1 Leidse Ring Noord

In de nabije omgeving van het plangebied is recent het bestemmingsplan Leidse Ring Noord voor het tracédeel Plesmanlaan vastgesteld.

In 2015 hebben de gemeenteraden van Leiden, Leiderdorp en Oegstgeest de 'Oplossing LAB071' vastgesteld. De Oplossing LAB071 heeft als doel de bereikbaarheid van de Leidse agglomeratie te verbeteren. De oplossing bestaat enerzijds uit het beter benutten van het bestaande wegennet (No-regret maatregelen) en anderzijds uit het versterken van een ringstructuur (de 'Agglo-ring', inmiddels omgedoopt tot Leidse Ring).

Met het project Leidse Ring Noord (hierna LRN) werken Leiden en Leiderdorp aan een betere doorstroming van het verkeer op de Plesmanlaan, Schipholweg, Willem de Zwijgerlaan en de Oude Spoorbaan. Het doel van de LRN is om de doorstroming en betrouwbaarheid van de noordzijde van de Leidse Ring te verbeteren en daarbij de huidige en toekomstige knelpunten in de doorstroming op te lossen, waarbij ook meer ruimte en faciliteiten voor fietsers, voetgangers, openbaar vervoer en groen worden gerealiseerd. Op deze manier draagt de LRN bij aan de overgang naar schoon vervoer, aan de zogenaamde modal shift, en aan de ambitie om Leiden duurzaam bereikbaar te maken. Daarmee vormt de LRN de ruggengraat van de Leidse verstedelijkingsopgave: de duurzame weg naar een leefbare toekomst.

De gemeenteraad van Leiden heeft op 10 november 2022 het bestemmingsplan 'Leidse Ring Noord Plesmanlaan' vastgesteld.

2.5 Planomschrijving

Voor de herontwikkeling is een stedenbouwkundig plan vastgesteld door de gemeenteraad van Leiden op 21 december 2021. De kaders uit het stedenbouwkundig plan vormen de randvoorwaarden op basis waarvan de herontwikkeling van het Pesthuiscomplex wordt uitgewerkt.

Het Pesthuiscomplex wordt nieuw leven ingeblazen door een duurzame herbestemming met een functiemix die het complex toegankelijk maakt voor iedereen. De identiteit leunt sterk op de historie, maar is nu ook omringd door de krachtige bedrijvigheid van het Leiden Bio Science Park, de drukte van het LUMC en het net heropende Naturalis. Het zal zich van 'geïsoleerd' naar 'geïntegreerd' ontwikkelen.

Door de positie aan de rand van het Leiden Bio Science Park kan het een ijkpunt van het gebied worden. Het Leiden Bio Science Park ontwikkelt zich tot een economisch powerhouse voor Leiden als tweede hart van de stad. De historie aan de ene kant en de toekomst aan de andere kant van het spoor. Het Pesthuis slaat hier een brug tussen, als historisch fragment te midden van de grootstedelijke ontwikkelingen van zijn omgeving. Het is een schakel tussen binnenstad en het Leiden Bio Science Park.

In het programma is gekozen voor een sterke mix van verschillende onderdelen. Dagprogramma is met avond- en nachtprogramma gemengd om 24- uurs activiteit op het terrein te waarborgen: een sterke stadsbrede trekker in de vorm van de foodhal wordt geflankeerd door de levendige Co-working ruimtes. Het hotel met shortstay en het hostel zorgen voor een verblijfsfunctie in het gebied en leven 'na vijven'. Deze mix is ook een garantie dat er geen sterke afhankelijkheid zal zijn van één enkele grote gebruiker, maar toekomstige schommelingen in het succes van de exploitatie opgevangen kunnen worden door een veelheid aan functies, huurders en gebruikers - een duurzame herbestemming.

Op dit moment zijn de volgende functies beoogd: een Foodhal, Co-working ruimtes, een hotel, short stay appartementen, een hostel, een multifunctionele ruimte (tevens met kunst & cultuur), en de herhuisvesting van de op het terrein aanwezige dagbesteding van mensen met beperkingen (Philadelphia).

Tevens maken bestaande woningen onderdeel uit van het plangebied. Deze woningen zijn weergegeven in onderstaande figuur. De woningen zijn reeds aanwezig binnen het plangebied en worden als zodanig opgenomen in het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0003.png"

Figuur 2.2 Beoogde indeling plangebied

Het beoogde programma in het Pesthuis is als volgt:

  • multifunctionele zaal (waaronder de regentenkamer), zoals een zaalaccommodatie voor verhuur voor congresfuncties en/of maatschappelijke c.q. culturele bijeenkomsten, tot een maximum van 350 m2 b.v.o;
  • co-working, waaronder bedrijven of kantoren behorend tot de sector Life, Science & Health of gerelateerd aan het Life, Science & Health kenniscluster tot een maximum van 1.500 m2 b.v.o;
  • hostel, tot een maximum van 60 kamers;
  • hotel, tot een maximum van 60 kamers;
  • short stay appartementen, tot een maximum van 50 appartementen, die ook als een reguliere hotelkamer gebruikt kunnen worden;
  • foodhal, tot een maximum van 750 m2 b.v.o.
  • herlocatie van de dagbesteding voor mensen met een beperking van Pesthuislaan 4 naar Pesthuislaan 3/3a;
  • het behoud van de woningen ter plaatse van de Pesthuislaan 1, 2, 5-6 en 6a-6b.

De Multifunctionele zaal, coworking, hotel, foodhal, worden op de begane grond in het Pesthuis gerealiseerd. De short stay wordt op de eerste etage gerealiseerd.

In het cellencomplex komt zowel op de begane grond, eerste etage als tweede etage de hostelfunctie.

Tevens wordt nieuwbouw gerealiseerd waarbij een kelder wordt gerealiseerd en op de begane grond, eerste etage en tweede etage hostelfuncties worden gerealiseerd met een maximum van 60 kamers.

Foodhal

De oostelijke vleugel wordt geprogrammeerd met een Foodhal, inmiddels in bijna elke stad in Nederland aanwezig. Het is een concept dat zichzelf heeft bewezen en biedt toegankelijk streetfood aan een grote verscheidenheid van bezoekers, vaak in een inspirerende monumentale omgeving. De stands worden uitgebaat door lokale horeca ondernemers met allen een eigen specialiteit. Er wordt gedacht aan dag- en avondhoreca, aangevuld met alcoholische dranken. In het Pesthuis worden twee zalen ingezet als Foodhal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0004.png"

Figuur 2.3 Impressiebeeld Foodhal inpesthuiscomplex

Co-working

Binnen deze verzamelnaam wordt gestreefd naar een sterke variatie van bedrijven, groot en klein, ondersteunend aan de bedrijven op de Kennis-as. Er wordt kantoorruimte aangeboden in twee zalen van het Pesthuis in modulaire units, die horizontaal en vertikaal schakelbaar zijn. Dit zorgt voor een hoge mate van flexibiliteit in het aanbod. Deze kantoorruimte zal in beginsel gericht zijn op het gebied van Life, Science & Health of gerelateerd zijn aan het Life, Science & Health kenniscluster. Daarnaast zijn deze ruimtes bedoeld voor ondernemers met behoefte aan een eigen werkplek in Leiden. Daarnaast is er ruimte voor een steeds grotere groep 'reizende' werkers. Iedereen kent deze groep nomaden zittende in koffietentjes, cafés en andere openbare plekken. Het Pesthuis complex zal deze groep faciliteren door het creëren van flexplekken in een inspirerende en internationale omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0005.png"

Figuur 2.4 Impressiebeeld Co-working in pesthuiscomplex

Hotel en Short Stay

In de horecavisie van Leiden is ruimte voor verblijfshoreca in het Pesthuis. Het hotel wordt een boetiekhotel met een luxueuze, eigenzinnige maar ook intieme sfeer, niet behorend tot een hotelketen, waar in Leiden bijvoorbeeld nu de Morspoort en in de toekomst de Meelfabriek als voorbeeld dienen.

Met de Shortstay wordt ingespeeld op de grote vraag naar woonruimte voor expats, internationale studenten en andere woningzoekenden. De appartementen zijn van alle gemakken voorzien en worden verhuurd voor een periode van 14 dagen tot maximaal 6 maanden.

De appartementen zullen samen met het hotel geëxploiteerd worden, zodat bij leegstand deze verhuurd kunnen worden als reguliere hotelkamer. In het Pesthuis worden ca. 60 hotelkamers en 50 appartementen voorzien.

Multifunctionele zaal

Aansluitend bij het culturele karakter van Leiden en de historie van het Pesthuiscomplex is één van de acht zalen in het Pesthuis gereserveerd voor maatschappelijke en culturele doeleinden. Het idee is dat er naar draagkracht wordt bijgedragen aan zaalhuur, zodat allerhande initiatieven er een plek kunnen vinden, zoals bijvoorbeeld amateurkunst en -cultuur.

Hostel

Het hostel biedt backpackers, jonge gezinnen, senioren en groepen de kans om tegen een lage prijs te kunnen overnachten. Gelegen dichtbij Leiden Centraal Station en op loopafstand van de stad is een hostel in het gevangeniscomplex een ideale locatie om te overnachten.

Door de prominente ligging in het gebied is dit een ijkpunt en dient het hostel vooral gastvrij, toegankelijk vormgegeven te worden. Het hostel kan circa 100-150 slaapplekken in het bestaande en nieuwe bouwdeel samen bevatten. In totaal is er plaats voor 60 kamers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0006.png"

Figuur 2.8 Impressie Hostel in nieuwbouw en cellencomplex

Inpassing nieuwbouw

In het Stedenbouwkundig ambitiedocument zijn voorwaarden voor de nieuwbouw voor het Pesthuiscomplex in het plangebied opgenomen. De nieuwbouw bestaat uit het hostel en technische kelder voor de centrale installaties.

De nieuwbouw bevindt zich in de zone, aangegeven in de Nota van Uitgangspunten en zal aantoonbare kwaliteit aan het gebied moeten toevoegen. In onderstaand figuur is deze zone weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0007.png"

Figuur 2.9 Zone zoekgebied nieuwbouw (bron: Nota van Uitgangspunten)

Deze zone is opgenomen met een bouwvlak en binnen het bouwvlak is een maximum bebouwingspercentage van 35% opgenomen (3.2.1 Bouwen binnen het bouwvlak).

Ten opzichte van de nieuwbouw worden bij de uitwerking van het ontwerp de volgende ambities gehanteerd:

  • de nieuwbouw is een versterking van het monument
  • er komt een fysieke verbinding tussen oud en nieuw
  • de nieuwbouw krijgt een signaalfunctie voor het gebouw
  • materialisatie springt in het oog
  • nieuwbouw heeft een alzijdige uitstraling.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijk Beleidskader

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

3.2.3 Regionale Agenda Omgevingsvisie 2040

3.2.4 Kantorenstrategie Holland-Rijnland

3.2.5 Regionale Woonagenda 2017

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Leiden 2040

3.3.2 Ontwikkelingsvisie 'Leiden, stad van ontdekkingen: profiel 2030'

3.3.3 Wonen

3.3.4 Horeca

3.3.5 Hotels en overige logies bedrijven Leiden

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

4.1.1 Beleidskader

4.1.2 Onderzoek

De gemeente Leiden heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij tientallen opgravingen vastgesteld dat het onderzoek van de archeologische resten die in de bodem verborgen liggen een van de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio rondom Leiden vormt. De doelstelling van het gemeentelijk archeologiebeleid is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. De erosie van het bodemarchief is ondanks alle inspanningen tot behoud van archeologische resten immers nog steeds erg groot. Dit betekent dat bij bouwwerkzaamheden verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een aantal voorschriften en maatregelen opgenomen.

Leiden heeft negen verschillende 'waarderingsgebieden', waar verschillende regimes gelden naar aanleiding van de archeologische waarde of de archeologische verwachtingswaarde.

Voor acht waarderingsgebieden wordt in opzet dezelfde planregel gebruikt, waarin een omgevingsvergunningstelsel is opgenomen. De verschillen tussen de waarderingsgebieden zitten in de oppervlakten en diepte van bodemverstoring vanaf wanneer een vergunning dient te worden aangevraagd. Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt de vergunningsplicht niet, omdat het een beschermd archeologisch rijksmonument betreft. Voor verstoring van de bodem op die locaties is een monumentenvergunning vereist.

De negen waarderingsgebieden zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0017.png"
Archeologische waarden in het plangebied

Op basis van het vigerende bestemmingsplan geldt voor het zuidelijk deel van het projectgebied de 'Waarde- Archeologie 3'. Voor het noordelijk deel geldt de 'Waarde- Archeologie 5'. Bij werkzaamheden die dieper reiken dan 30 cm en groter oppervlak beslaan dan 30 m2 (Waarde - Archeologie 3) of wanneer werkzaamheden dieper reiken dan 50 cm en groter oppervlakte beslaan dan 250 m2 (Waarde - Archeologie 5) is de vergunningplicht van toepassing. Bij het aanvragen van deze vergunning dient een archeologisch rapport te worden overlegd.

Het terrein is op de archeologische waardenkaart volledig benoemd als 'hoge verwachting'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0018.png"

Figuur 4.1 Archeologie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0019.png"

Figuur 4.2 Historische kaart van 't Pesthuis der Stadt Leyden' d.d. 1682.

In en met name ten noorden van het plangebied is de afgelopen jaren veelvuldig archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek heeft aangetoond, dat ten noorden van de strafgevangenis de oude begraafplaats lag. Ook de groenstroken rondom het gebouw zijn – zo blijkt uit een proefsleuf die in 1983 ten westen van het Pesthuis is gegraven - in gebruik geweest als begraafplaats. Dit behoeft dus veel aandacht in de planvorming.

Archeologisch onderzoek rondom het Pesthuis

Op het terrein van het Pesthuis, deels binnen het huidige plangebied, heeft in 1983 een viertal kleine proefopgravingen plaatsgevonden (fig. 4.3) op basis van de ligging van het Pesthuis volgens een kaart uit 1682 (fig. 4.2) (zie Bijlage 1). Proefput 1 en 2 zijn aangelegd op de locatie die op de kaart uit 1682 wordt aangegeven als de 'nieuwe begraafplaats' (fig. 4.2, L). In deze proefputten zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In de overige twee gegraven proefputten (fig. 4.3, 3 en 4) is echter wel op verschillende dieptes menselijk skeletmateriaal aangetroffen. In proefput 4 zijn in de bovenste laag (tot 0,5 m -mv) resten van geamputeerde ledematen gevonden. Deze vondsten corresponderen met het gebruik als militair hospitaal en opvang voor gewonden gedurende verschillende perioden; de resten dateren dus vermoedelijk uit die tijd (1672-1822). Onder deze laag zijn op een diepte van circa 0,5 tot 1,0 m -mv op beide locaties 'massagraven' aangetroffen. Gezien het feit dat het ging om ongekiste en rommelige begravingen van zowel mannen als vrouwen, met een verdeling over verschillende leeftijdscategorieën (met een ondervertegenwoordiging van mensen in de kracht van hun leven), lijkt het aannemelijk dat deze begravingen dateren uit de tijd van de pestepidemieën (1635-1636).

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0020.png"

Figuur 4.3 Overzichtskaart van de in 1983 onderzochte locaties (in roodbruin), de onderzoekscontour uit 2010 (in rood), de proefsleuven uit 2013 (in geel) en het onderzoek uit 2016 (zwarte sleuven en blauwe contour) Gearceerd zijn de gebouwen die in 1983 in het plangebied stonden.

In opdracht van de Gemeente Leiden is vervolgens in 2010 direct ten noorden van het plangebied een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd door Vestigia B.V. Archeologie & Cultuurhistorie (Bijlage 2). Uit dit onderzoek is gebleken dat het plangebied ingedeeld kan worden in twee verschillende verwachtingszones, te weten een zone met een hoge verwachting en een zone met een lage verwachting.

In 2013 werd door Archol een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd direct ten noorden van het plangebied (Bijlage 3). Het archeologisch onderzoek heeft een beperkte hoeveelheid archeologische resten opgeleverd. Resten uit de ijzertijd, Romeinse periode of vroege middeleeuwen zijn niet gevonden. Alle resten zijn in de nieuwe tijd te plaatsen. Behalve een uitbraaksleuf, funderingsresten en een mogelijke beerput zijn alleen verstoorde graven gevonden. Toch geeft dit onderzoek een nieuw inzicht in de begravingen op het terrein van het Pesthuis. Na de opgravingen in 1983 werd nog geconcludeerd dat ter hoogte van de toenmalige putten 1 en 2 geen begravingen geweest zijn, terwijl historisch kaartmateriaal hier wel melding maakt van een begraafplaats. Het onderhavig archeologisch onderzoek heeft het tegendeel bewezen. Op dit deel van het terrein zijn wel degelijk mensen begraven. Complete graven zijn ter hoogte van de proefsleuven weliswaar niet gevonden, maar deze kunnen buiten de proefsleuven nog wel aanwezig zijn. Daarom wordt geadviseerd om de toekomstige grondwerkzaamheden archeologisch te begeleiden.

Ten slotte is wederom ten noorden van het plangebied, bij de aanleg van de meest westelijke waterpartij een archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij meerdere sporen werden gevonden (Bijlage 4). Het betreft een dwarssloot vol met vondstmateriaal, die oorspronkelijk aansloot op de dubbele omgrachting van het Pesthuis-terrein. De sloot is tegen het einde van het derde kwart van de 17e eeuw gedempt. Na demping van deze dwarssloot is het terrein (een groenstrook) tussen de twee buitenste grachten opgehoogd met een pakket klei. Hierna werd de locatie gebruikt als grafveld. In totaal zijn 21 graven en zeventien (secundiare) botconcentraties opgegraven. De overige contexten bleken te sterk verrommeld. De combinatie van de leeftijd, geslacht en de pathologieën maakt het aannemelijk dat de onderzochte individuen behoren tot gestorven militairen die tussen 1672 en 1822 werden opgevangen in het Pesthuis.

4.1.3 Melding toevalsvondst

Ingeval archeologische resten worden aangetroffen dient dit op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet onmiddellijk te worden gemeld aan de Minister van OC&W, door tussenkomst van archeologen van Erfgoed Leiden en Omstreken. De vondst dient gedurende 6 maanden, te rekenen vanaf de datum van de melding, ter beschikking te worden gesteld of gehouden voor wetenschappelijk onderzoek.

4.1.4 Conclusie

De ontwikkeling bestaat grotendeels uit transformatie van bestaande panden. Hier zal geen tot nauwelijks werkzaamheden in de grond plaatsvinden. Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie is op basis van een archeologisch onderzoek geconstateerd dat daar restanten van een oude begraafplaats zijn aangetroffen. Daarom zal bij de nieuwbouw archeologische begeleiding plaatsvinden. Het aspect archeologie staat daarmee de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.2 Cultuurhistorie

4.2.1 Beleidskader

4.2.2 Onderzoek

Het plangebied is niet gelegen in het beschermd stadsgezicht van de binnenstad van Leiden of het beschermde stadsgezicht van de zuidelijke schil van Leiden. De bebouwing aan de Pesthuislaan 7 (Pesthuis), 3A (Woonhuis) en 4 (Gevangenis) is aangewezen als rijksmonument.

De bebouwing aan de Pesthuislaan 5 en 6 (Anatomisch theater), 6a en 6b (Smederij) en 1 (Portierswoning) zijn aangewezen als gemeentelijk monument. Er zijn geen panden aanwezig met de status 'karakteristieke panden'.

Inpassing Nieuwbouw

De nieuwbouw voor het Cellencomplex zal het hostel een functioneel en exploitabel oppervlakte geven en de technische kelder voor de centrale installaties bevatten.

Het nieuwe bouwvolume heeft een ondergeschikte rol. De opzet, maatvoering en positionering komt voort uit de afweging of hiermee het gebouw een versterking is van het bestaande monument. Het geheel van oud en nieuw vormt een nieuw symbolisch ensemble waarin de nieuwe foyer bijdraagt aan een alzijdige benadering waardoor het complex zich ook op het Van Leeuwenhoekpark orienteert.

Monumentaal Landschap

Naast de monumentale gebouwen, hebben ook het terrein en landschappelijke elementen rondom het Pesthuis een cultuurhistorische waarde. Een aantal aandachtspunten:

  • het geometrische landschapsontwerp van het voorterrein rondom het cellencomplex is recent en niet gestoeld op historische gronden.
  • de dubbele bomenrij rondom de watergangen zijn ook onderdeel van de landschappelijke opzet en dienden als Miasmabeplanting, wat ziektes tegen diende te houden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0021.png"

Figuur 4.3 Monumentale landschappelijke elementen (uit: Cultuurhistorisch waardestellend onderzoek Pesthuiscomplex Leiden)

Het bestemmingsplan voorziet in een herbestemming van de betreffende rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Hiermee worden deze voorzien van een nieuwe economische drager en een nieuwe functie die de relatie met de stad en het omringende Leiden Bio Science Park beoogd te herstellen.

De uitzonderlijk hoge cultuurhistorische waarde van het complex van het Pesthuis is mede gelegen in de landschappelijke omgeving van de gebouwen. Daarbij is de beoogde functie van de gebouwen bepalend geweest voor de inrichting van het bij de gebouwen behorende landschap met beplanting en de infrastructuur van wegen en watergangen. Bij latere ingrepen is de landschappelijke context van het complex, een middeleeuwse polderstructuur, vrijwel geheel verdwenen. Het landschappelijk ontwerp van het complex zelf is wel deels bewaard en herkenbaar. Het voorliggend plan streeft naar het behoud en de versterking van de beleefbaarheid van het historisch ontwerp. Van belang is verder dat de gebouwen en de omgeving ook in functie elkaar aanvullen, zodat een gescheiden ontwikkeling wordt voorkomen.

4.2.3 Conclusie

Het bestemmingsplan houdt rekening met de cultuurhistorische waarden, die aanwezig zijn binnen het plangebied. Het aspect cultuurhistorie staat daarmee de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.3 Ecologie

4.3.1 Beleidskader

4.3.2 Onderzoek

Soortenbescherming

De buitenruimte is de lijm tussen de gebouwen op het Pesthuiscomplex. Het terrein dient de sfeer van de Hollandse Idylle te ademen en het verhaal van het Pesthuis ook landschappelijk uit te dragen. Het is ook een canvas van activiteiten: een plek voor kunst, evenementen en ontspanning voor het omliggende Leiden Bio Science Park.

De drie belangrijkste plekken in het plangebied zijn het Van Leeuwenhoekpark, de Tuin en het Hof. Het van Leeuwenhoekpark is echter reeds gerealiseerd en valt buiten het plangebied. Ze hebben uiteenlopende karakters: het park is voor rust en ontspanning, beschutting en zon. De Tuin is levendig en een vrijplaats voor buitenactiviteiten. Het Hof ligt in het Pesthuis en is de verzamelplek van alle gebruikers in het gebouw, maar ook een bestemming op zich als open air gallery: een wisselexpo voor grootschalige kunst in de openbare ruimte, die regelmatig een grote trekker heeft en zorg voor terugkerend bezoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0022.png"

Figuur 4.4 Buitenruimte plangebied

Er is tevens een belangrijke rol weggelegd voor het water, als onderdeel van de Hollandse Idylle. Aan de zuidkant wordt een herintroductie van de oude waterentree voorgesteld met een dubbele watergang. De voorgestelde watergang aan de noordzijde van ons plangebied, langs het Van Leeuwenhoekpark, is door ruimtegebrek vervallen. De inpassing van de dubbele waterstructuur aan de zuidzijde wordt in detail afgestemd met het ontwerp van de Leidse Ring Noord. De ruimte is hier, mede door ondergrondse infrastructuur, erg krap. Het versterken van het landschappelijk beeld dat voorkomt uit de functie van het Pesthuis staat voorop, de dubbele waterstructuur is hieraan ondergeschikt.

Door de jaren heen is tevens veel wildgroei op het terrein te vinden. Deze wildgroei op het voorterrien wordt verwijderd. Om de groenbalans in het plangebied echter in balans te houden, worden nieuwe bomen aangeplant langs de randen van het plangebied. Het type boom wordt in de ontwerpfase verder uitgewerkt. Het kappen van de bomen staat de gewenste ontwikkeling niet in de weg, omdat de te kappen bomen niet op de nieuwbouwlocatie staan of relevantie hebben op de transformatie.

Quickscan Wet natuurbescherming

Door IDDS is een Quickscan Wet natuurbescherming uitgevoerd op 1 mei 2020. Het rapport is opgenomen als Bijlage 5. Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat met de voorgenomen plannen mogelijk voortplantingsplaatsen of rustplaatsen worden aangetast van in de Wet natuurbescherming beschermde soorten. Nader onderzoek naar de functie van het plangebied voor vleermuis, gierzwaluw en huismus is noodzakelijk. Het plangebied heeft een functie voor algemene broedvogels. Indien de werkzaamheden starten binnen het broedseizoen (15 maart-15 augustus), mogen deze pas uitgevoerd worden indien vooraf door een deskundig ecoloog is vastgesteld dat geen verstoring van broedvogels zal plaatsvinden. De zorgplicht van de Wet natuurbescherming is altijd van toepassing. Onderstaand figuur betreft een overzicht van de onderzochte soortgroepen en de onderzoeksresultaten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0023.png"

Figuur 4.5 Overzicht onderzoeksresultaten

Door IDDS zijn aanbevelingen gegeven naar aanleiding van de bovenstaande onderzoeksresultaten.

Voor vleermuizen zouden open stootvoegen aangebracht kunnen worden in muren, of vleermuiskasten kunnen worden geplaatst in de spouw of tegen de muur op >2,5 meter hoogte in nieuw te bouwen woningen. Eveneens kunnen vleermuisstenen worden ingemetseld.

Er kunnen nestpannen of neststenen worden aangebracht ten behoeve van huismussen en gierzwaluwen. Deze beschermde soorten verliezen steeds meer nestmogelijkheden. Huismussen hebben schuilplaatsen in de directe omgeving van het nest nodig. Hiervoor kunnen bomen en/of struiken worden aangeplant. Een kleine plaats waar een zandbad genomen kan worden door de huismus moet ook aanwezig zijn.

Het planten van bomen en struwelen voor vogels en vleermuizen verdient aanbeveling. Het beste zijn, ecologisch gezien, inheemse bes- en bloemdragende struiken en planten. Een haag van meidoorn, lijsterbes en liguster langs de rand van het plangebied zorgt voor schuil- en foerageermogelijkheden voor vele soorten dieren.

Aanvullend onderzoek Wet natuurbescherming

Door Van der Goes en Groot is een aanvullend onderzoek naar beschermde diersoorten in het kader van de Wet natuurbescherming gedaan. Het onderzoek is als Bijlage 6 opgenomen bij het bestemmingsplan. Onderstaand zijn de resultaten samenvattend weergegeven.

Tijdens de inventarisatie zijn de huismus, gierzwaluw en vier soorten vleermuizen aangetroffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0024.png"

Figuur 4.6 Aangetroffen beschermde soorten met vastgestelde gebruiksfuncties in Pesthuiscomplex in 2022

In het plangebied komen geen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voor. In het plangebied kunnen wél broedvogels met niet-jaarrond beschermde nesten voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen duurt ruwweg van half maart tot half juli.

In het plangebied zijn verblijvende vleermuizen aangetroffen. Het gaat om Gewone dwergvleermuis en Meervleermuis. Indien werkzaamheden worden verricht aan gebouwen of gebouwdelen waarin verblijfplaatsen van vleermuizen zijn aangetroffen, dan dient een plan van aanpak gemaakt te worden waarin mitigerende en compenserende maatregelen worden beschreven om negatieve effecten die kunnen optreden teniet te doen. Dit plan dient te worden ingediend in het kader van een Wabo-procedure of in het kader van een ontheffingsaanvraag Wnb. Wanneer voldoende compenserende en/of mitigerende maatregelen worden getroffen en een geldig belang uit de Habitatrichtlijn of Vogelrichtlijn aanwezig is, wordt door de provincie een verklaring van geen bedenkingen afgegeven (Wabo-procedure) of een ontheffing (ontheffingsaanvraag Wnb).

Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageergebied en is geen ‘essentieel’ deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken.

Voor de overige aanwezige soorten geldt de zorgplicht.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het plangebied maakt eveneens geen onderdeel van een ander beschermd gebied, zoals een Natura 2000-gebied, belangrijk weidevogelgebied of strategische reserving natuur. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op 1 kilometer afstand van het plangebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Meijendel en Berkheide, dat op 4,7 kilometer afstand ligt van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0025.png"

Figuur 4.7 Uitsnede plangebied t.o.v. NNN-gebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0026.png"

Figuur 4.8 Natura 2000-gebieden, plangebied rood omcirkeld

Om de invloed op een Natura 2000-gebied uit te sluiten is een stikstofdepositieberekening naar gebruiksfase uitgevoerd. De berekening is opgenomen als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan. Op basis van een verkeersgeneratie van 678 motorvoertuigbewegingen (mvt) licht verkeer en 16 mvt middelzwaar en 16 mvt zwaar verkeer. De AERIUS-calculator geeft als uitkomst van de berekening dat er geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/j zijn. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de aanlegfase van de ontwikkeling. De berekening is opgenomen als Bijlage 8. Uit de berekening volgt dat het projecteffect op alle rekenpunten ten hoogste 0,00 mol/ha/j bedraagt. Het aspect stikstof vormt geen belemmering bij de realisatie van het voorgenomen initiatief en het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk.

4.3.3 Conclusie

Op basis van het aanvullend onderzoek soortenbescherming wordt een plan van aanpak met mitigerende maatregelen opgesteld en een werkprotocol om negatieve effecten op de beschermde diersoorten uit te sluiten. Indien noodzakelijk wordt een ontheffing Wnb aangevraagd. Dit staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. In het kader van gebiedsbescherming vormt het aspect stikstof geen belemmering bij de realisatie van het voorgenomen initiatief en het aanvragen van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming is dan ook niet noodzakelijk.

4.4 Kabels En Leidingen

4.4.1 Beleidskader

4.4.2 Onderzoek

Rondom het Pesthuis wordt een dubbele watergang gerealiseerd. Aan de zuidkant van het Pesthuis zijn verschillende leidingen gelegen, waaronder een 150 kv hoogspanningskabel van Tennet. In samenwerking met het projectteam van de Leids Ring Noord is een plan uitgewerkt om de tweede watergang te realiseren, waarbij de leidingen niet geraak worden. Hieruit blijkt dat met een harde kade aan de Plesmanlaan het projectplan en het plangebied gerealiseerd kan worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0027.png"

Figuur 4.4.1 Uitsnede kaart hoogspanningsnet (bron: https://webkaart.hoogspanningsnet.com/index2.php#6/51.998/5.164)

4.4.3 Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de uitvoering van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.

4.5 Conventionele Explosieven

4.5.1 Beleidskader

De opslag van munitie en/of explosieven valt niet onder het toepassingsgebied van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Op de opslag van munitie en/of explosieven is de 'Circulaire Opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik' van toepassing. In tegenstelling tot het Bevi is geen sprake van risicobenadering maar van een effectbenadering bij de opslag van munitie en/of explosieven. Per categorie explosieven zijn aan te houden afstanden onderscheiden. Kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen binnen deze afstanden niet aanwezig zijn.

4.5.2 Vooronderzoek Conventionele Explosieven

In 2014 is door Saricon Safety & Risk Consultancy een vooronderzoek Conventionele Explosieven uitgevoerd in de gehele gemeente Leiden. Uit het vooronderzoek blijkt dat als gevolg van bombardementen en de aanwezigheid van diverse Duitse stellingen conventionele explosieven (CE) aanwezig kunnen zijn. Het vooronderzoek heeft geresulteerd in onder andere een CE-bodembelastingkaart. Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek kan voorafgaand aan werkzaamheden worden bepaald of sprake is van een verdacht gebied en hierdoor een projectgebonden risicoanalyse benodigd is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0028.png"

Figuur 4.5.1 Uitsnede van CE-bodembelastingkaart Leiden. Bron: Saricon Safety & Risk Consultancy.

Op basis van de CE-bodembelastingkaart van Leiden is de planlocatie niet aangeduid als verdacht gebied voor kleinkalibermunitie, hand- en geweergranaten, geschutmunitie of afwerpmunitie. Voorliggend plan is niet ter plaatse van een verdacht gebied gelegen, waardoor er geen aanleiding bestaat voor een projectgebonden risicoanalyse.

4.5.3 Conclusie

Het aspect conventionele explosieven staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.6 Milieu

4.6.1 Bedrijven en milieuzonering

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.

Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes over nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.

In de handreiking 'Bedrijven en mileuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0029.png"

Tabel 4.1 Richtafstanden per milieucategorie

De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.

4.6.2 Bodem

Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent voor de bodem (grond en grondwater) dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt bepaald door middel van een historisch onderzoek, eventueel aangevuld met een bodemonderzoek. De resultaten van het historisch onderzoek, het bodemonderzoek en de conclusie met eventuele saneringsadviezen worden in het bestemmingsplan vermeld.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

In de Wabo staat dat een omgevingsvergunning, voor het bouwen op een vermoeden van ernstig verontreinigde grond, pas in werking treedt nadat:

  • er is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging;
  • het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan/BUS-melding;
  • er een melding is gedaan van een voornemen tot saneren.

Wet bodembescherming (Wbb)

Als er sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan gelden de regels van de Wet Bodembescherming. In de Wbb is een saneringsdoelstelling bepaald (het saneren naar de functie) en een saneringscriterium (wanneer moet er gesaneerd worden (bij zogenaamde “spoed- of risicolocaties”)).

Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

Het Besluit bodemkwaliteit geeft de lokale bevoegde gezagen de mogelijkheid om de bodemkwaliteit binnen hun gebied actief te gaan beheren binnen de gegeven kaders. Dit geeft onder andere ruimte voor nieuwe projecten op het gebied van natuur, wonen en industrie. Daarnaast worden de kwaliteit en de integriteit van belangrijke intermediairs bij bodemactiviteiten beter geborgd. In het Besluit staan ook regels met betrekking tot het toepassen van bouwstoffen, grond en baggerspecie.

Lokaal bodembeleid

De regels voor grondverzet volgen uit het Besluit bodemkwaliteit. In de gemeente Leiden is het generieke beleid van kracht. Dat betekent dat toe te passen grond altijd aan twee eisen moet voldoen:

  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als de ontvangende bodem - (op niveau van bodemkwaliteitsklasse);
  • toe te passen grond moet beter of gelijk in kwaliteit zijn als geldt voor de op betreffende plek geldende bodemfunctieklasse.

De gemeente Leiden beschikt over een bodemfunctieklassenkaart. Eventueel aanvullende regels worden opgenomen in de regionale bodembeheernota.

4.6.3 Geluid

Nationaal beleid

Sinds het einde van de jaren zeventig vormt de Wet geluidhinder (Wgh) een belangrijk juridisch kader voor het Nederlandse geluidsbeleid. De Wet geluidhinder biedt onder andere geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. De Wet geluidhinder is daarom sterk gelinkt aan de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Wegverkeerslawaai

De Wgh biedt geluidsgevoelige bestemmingen bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. De reikwijdte van de Wgh is beperkt tot een aandachtsgebied (een geluidszone) langs wegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wgh van toepassing. Een andere beperking is dat de Wgh niet geldt voor 30-km wegen en voor woonerven. Een eventueel noodzakelijke akoestische afweging wordt in dergelijke gevallen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening gemaakt.

Industrielawaai

De Wgh verplicht om industrieterreinen waarop lawaaiveroorzakende bedrijven zijn of kunnen worden gevestigd te zoneren. Bij de zonering worden primair de grenzen vastgelegd van het gebied waarbinnen de lawaaimakende bedrijven gevestigd mogen zijn. Vervolgens wordt ten behoeve van het gezoneerde industrieterrein de zonegrens bepaald en vastgesteld. Het gebied binnen de zonegrens vormt het aandachtsgebied. De binnen het aandachtsgebied geldende wettelijke voorkeursgrenswaarde, dan wel de binnen de zone vastgestelde hogere waarden zijn bepalend voor de toelaatbaarheid van geluidproducerende activiteiten. Buiten de geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van de bedrijven op het gezoneerde industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Spoorweglawaai

De Wgh biedt geluidsgevoelige bestemmingen bescherming tegen geluidhinder van spoorweglawaai bij de aanleg/wijziging van spoorwegen of bij de bouw van woningen in de buurt van spoorwegen. De reikwijdte van de Wet geluidhinder (Wgh) is beperkt tot een aandachtsgebied (een geluidszone) langs spoorwegen. Binnen deze geluidszone zijn de regels van de Wgh van toepassing.

Normstelling

De normstelling onderscheidt voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) bedraagt voor wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidgevoelige bestemming. De voorkeursgrenswaarde wordt voor alle (nieuwe) situaties nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde. De maximaal vast te stellen hogere waarde voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom bedraagt 63 dB.

Gemeentelijk geluidbeleid

De Wet geluidhinder geeft mogelijkheden om een hogere waarde vast te stellen voor wegverkeer, railverkeer en industrielawaai. Op 4 maart 2013 heeft de Omgevingsdienst de herziene versie van de “Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden” vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst een maximale hogere waarde van 58 dB voor, voor verkeerslawaai en 63 dB voor railverkeer. Voor industrielawaai en luchtvaartlawaai gelden de wettelijke grenswaarden. Indien een verzoek om een hogere waarde dient te worden beoordeeld wordt dit uitgevoerd door de Omgevingsdienst. De Omgevingsdienst West-Holland is tevens degene die namens de gemeente Leiden de procedure hogere waarde uitvoert.

4.6.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Hoofdstuk 5 Titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in bijlage 2 van de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide en fijn stof (PM10 en PM2,5). Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarde liggen. De overige stoffen die in bijlage 2 zijn genoemd liggen over het algemeen ver onder de grenswaarden.

Vanaf 1 januari 2015 geldt er een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m3. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. De achtergrond concentraties langs de gemeentelijke wegen onder de 20 µg/m3. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn.

Specifieke onderdelen van de wet zijn uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur) en ministeriële regelingen. Hiervan zijn de volgende van belang.

Besluit en Regeling 'niet in betekenende mate'

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit.

Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bevat criteria waarmee kan worden bepaald of een project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd.

NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/ kinderdagverblijf aan de gebied ontsluitende wegen.

4.6.5 Externe veiligheid

Onderdeel van de ruimtelijke opgave is dat er bijzondere aandacht wordt besteed aan onder meer de externe veiligheidsaspecten. Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Hierbinnen worden twee normstellingen gehanteerd:

Het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers.

Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats. Bij plaatsgebonden risico gaat het om de kans per jaar dat een gemiddelde persoon op een bepaalde geografische plaats in de omgeving van een transportroute overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op deze transportroute, er van uitgaande dat die persoon onbeschermd en permanent op deze plaats aanwezig is. Anders gezegd, het plaatsgebonden risico is een rekenkundig begrip. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (zogeheten: risicocontour). Dergelijke contouren zijn van belang bij de beoordeling of een risicovolle activiteit of een risicogevoelige bestemming op een bepaalde plaats kan worden toegelaten. Voor plaatsgebonden risico is door de rijksoverheid voor nieuwe situaties een grenswaarde vastgesteld van 10-6/jaar.

Groepsrisico

Het groepsrisico drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval op de transportroute waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Dit risico laat zich niet in de vorm van een risicocontour op een kaart weergegeven, maar kan wel worden vertaald in een dichtheid van personen per hectare. Hoe meer personen per hectare in het schadegebied van een hier bedoeld ongeval aanwezig zijn, hoe groter het aantal (potentiële) slachtoffers is. Het groepsrisico kan worden weergegeven in een grafiek met op de horizontale as het aantal dodelijke slachtoffers en op de verticale as de cumulatieve kansen per jaar op ten minste dat aantal slachtoffers. Het groepsrisico is in tegenstelling tot het plaatsgebonden risico een oriënterende waarde.

Besluit externe veiligheid transportroutes

Sinds 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van kracht. In dit besluit zijn de normen voor het plaatsgebonden risico en de doorwerking daarvan op het gebied van de ruimtelijke planvorming geregeld voor zover de risico's worden veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen. Daarnaast beoogt dit besluit te voorkomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen mensen worden blootgesteld aan een hoger risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen dan maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht. Hiervoor bevat het besluit onder andere regels over de wijze waarop de kans op een ramp met veel slachtoffers inzichtelijk moet worden gemaakt en de wijze waarop dit risico transparant wordt afgewogen ten opzichte van toe te laten ruimtelijke ontwikkelingen. Het Bevb werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) / Regeling basisnet

Het basisnet beoogt een duurzaam evenwicht te creëren tussen de belangen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren, de bebouwde omgeving langs die wegen, hoofdspoorwegen en binnenwateren en de veiligheid van omwonenden. Op basis van de Wvgs worden in de Regeling basisnet, de tot het basisnet behorende infrastructuur vastgelegd inclusief de daarbij behorende risicoplafonds.

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is sinds 27 oktober 2004 van kracht. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Krachtens het Bevi moeten alle besluiten in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke Ordening integrale aspecten van externe veiligheid afwegen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Hierin zijn risicoafstanden opgenomen voor ondergrondse buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Voor wat betreft het groepsrisico is de verantwoordingsplicht wettelijk geregeld. Het Bevb werkt door in besluitvorming op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet ruimtelijke ordening, zoals bestemmingsplannen.

4.7 Milieueffectrapportage

4.7.1 Beleidskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt alsnog een m.e.r.-plicht.

In bijlage D worden in kolom 2 drempelwaarden gegeven. Indien een ontwikkeling boven de drempelwaarden uitkomt, geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Op het moment dat een ontwikkeling genoemd staat in bijlage D, maar onder de drempelwaarden valt, dient te worden beoordeeld of sprake kan zijn van mogelijke belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze beoordeling vindt plaats middels de zogeheten 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Sinds 16 mei 2017 dient het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsplicht te nemen teneinde vast te stellen of voor een ruimtelijke ontwikkeling kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Hiertoe dient een aanmeldnotitie te worden opgesteld door de initiatiefnemer. Dit volgt uit de implementatie van artikel 1, vierde lid, onder a en b, van Richtlijn 2014/52/EU.

4.7.2 Onderzoek

Het Pesthuiscomplex wordt gerenoveerd en heringericht. Het terrein en de historische gebouwen worden heropend voor een breed publiek: eten, slapen, werken en cultuur. Overdag en 's avonds zal er een mix van activiteiten zijn in het Pesthuis: het hostel en in de openbare ruimte: een grote foodhal, een co-working ruimte, hotel en een multifunctionele zaal: biedt ruimte aan bedrijven voor presentaties en vergaderingen. Met uitzondering van gedeeltelijke nieuwbouw van het hostel voor maximaal 60 kamers, zal de herontwikkeling worden gerealiseerd in de bestaande historische gebouwen. Het grootste deel zal dus worden gerealiseerd met inpandige verbouwingen. Naast het bestaande cellencomplex, dat zal worden omgebouwd naar een hostel. Daarnaast zal in het noordelijk deel van het plangebied een beperkte nieuwbouw gerealiseerd worden waarbij een kelder wordt gerealiseerd en op de begane grond, eerste etage en tweede etage hostelfuncties worden gerealiseerd. In totaal zullen er 170 slaapplekken worden gerealiseerd waarvan maximaal 60 slaapplekken in de nieuwbouw.

Samenvattend kan gesteld worden dat hier gaat om een renovatie en herstructurering van historische gebouwen met enkel een toevoeging van een hostel voor maximaal 60 slaapplekken (en een grondoppervlakte van 160 m2). Voor het overige zullen de historische gebouwen blijven bestaan en enkel van bestemming (gebruik) wijzigen.

Het is inmiddels vaste jurisprudentie dat enkel een gebruikswijziging (bestemmingswijziging) in bestaande panden niet hoeft te worden beschouwd als een (wijziging) van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld onder D 11.2. van de D-lijst in de bijlage van het besluit m.e.r. Ook beperkte uitbreiding leidt veelal niet tot een andere conclusie.

Met betrekking tot het hostel wordt nog specifiek gewezen op uitspraak van de Raad van State over een uitbreiding van een hotel van 53 kamers naar 100 kamers, met zwembad, sauna, etc. Verder wordt het bestaande parkeerterrein uitgebreid. (ECLI:NL: RVS: 2019:1668). De Raad van State heeft in deze uitspraak geconcludeerd dat hier geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Er is geen sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit, waardoor het Besluit m.e.r. niet van toepassing is.

4.7.3 Conclusie

Het aspect milieueffectrapportage vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Verkeer En Parkeren

4.8.1 Beleidskader

Regionale mobiliteitsagenda

De vigerende regionale ambities zijn vastgesteld in de 'Inhoudelijke Agenda 2016-2020' van Holland Rijnland (16 december 2015). Deze agenda benoemt de speerpunten die in verschillende coalities worden opgepakt. Holland Rijnland is een netwerkorganisatie en heeft als opdracht: “zorgdragen binnen de regio voor een optimale verbinding, ontmoeting en samenwerking op ruimtelijk, economisch en sociaal gebied”.

Twee van de vier verwoorde ambities hebben een relatie met de opgaven voor mobiliteit namelijk “koploper in het toepassen van economische en technologische innovaties” en een “aantrekkelijke en vitale woon- en leefomgeving”. Enkele van de bijbehorende speerpunten van Holland Rijnland zijn het beter benutten van het regionaal mobiliteitsnetwerk en ondersteuning van de gemeenten bij het verwerven van subsidies (regionale projecten), strategische verkenningen en kennisdelen. Als uitwerking van het speerpunt mobiliteit heeft Holland Rijnland een knelpuntenanalyse uitgewerkt. Om goed voorbereid te zijn op de toekomst en om een robuust verkeer en vervoersysteem in de regio te garanderen zijn de (toekomstige) mobiliteitskansen en- knelpunten in beeld gebracht. Hierbij is rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zowel ruimtelijk-economisch als infrastructureel evenals met diverse trends en ontwikkelingen die effect kunnen hebben op de knelpunten en kansen. Op basis van bovenstaande analyses en met het RVVP (inclusief uitvoeringsprogramma's) en het Regionaal InvesteringsFonds als kaders, is de Regionale Mobiliteitsagenda ontwikkeld.

Op het moment van opstellen van deze bestemmingsplantoelichting, wordt er in Holland Rijnland verband door de gemeenten gewerkt aan een mobiliteitsagenda die de strategie (en daarmee de keuzes en uiteindelijk de uitvoeringsprojecten) voor de langere termijn vastgelegd. Daarnaast wordt gelijktijdig gewerkt aan een ruimtelijke en economische agenda, zodat een geïntegreerde totaal visie op Holland Rijnland schaal ontstaat.

Mobiliteitsnota 2020-2030

De Mobiliteitsnota 2020-2030 vastgesteld door de gemeenteraad op 16 juli 2020 is onderdeel van het integrale beleid zoals omschreven in de Omgevingsvisie. Vooruitlopend op de Omgevingsvisie is de noodzaak ontstaan om het huidige mobiliteitsbeleid te actualiseren omdat de gemeente Leiden aan de vooravond staat van belangrijke transities voor energie, klimaat en mobiliteit. De mobiliteitsnota beschrijft hoe we onze stad via een toekomstbestendig mobiliteitssysteem duurzaam bereikbaar maken.

Vervoersvormen die zuinig omgaan met de ruimte en goed zijn voor de leefbaarheid en het milieu in de stad krijgen een hoofdrol. In een compacte, inclusieve, stad, die steeds drukker wordt, zijn de fiets, lopen en goed toegankelijk openbaar vervoer logische opties voor bewoners en bezoekers om zich te verplaatsen. Door het gegeven dat er woningen bijkomen, het aantal banen blijft groeien en de bezoekersstroom blijft toenemen, kan worden geconcludeerd dat die reizigers onmogelijk allemaal de auto kunnen gebruiken, omdat het autonetwerk dan ontoereikend is. Alleen met meer fiets- en OV-gebruik wordt de stad leefbaar en bereikbaar gehouden en de luchtkwaliteit op het gewenste niveau. Dit wordt modal shift genoemd. Hierdoor wordt gezorgd dat iedereen in de stad zich kan verplaatsen én kan meedoen.

Hoofdambitie van het mobiliteitsbeleid is het bereiken van een modal shift naar meer schone mobiliteit. De hoofdambitie is vervolgens onder te verdelen in negen deelambities die bijdragen aan een verschuiving van vervoerswijzen door te faciliteren, stimuleren en verleiden:

1. Leiden als fietsstad

2. Lopen krijgt meer ruimte

3. Stimuleren Openbaar Vervoer

4. Versterken van de hoofdontsluitingsstructuur

5. Autoluwe binnenstad met meer autovrije straten

6. Een aantrekkelijke binnenstad maken door de aanwezigheid van een emissieloos stadsdistributiesysteem

7. De juiste parkeerder op de juiste plek

8. Ondersteunen deelconcepten

9. Gebruik maken van nieuwe technologie

Er gaat veel aandacht uit naar de duurzame mobiliteitsvormen lopen, fietsen en openbaar vervoer. En, hoewel het tegenstrijdig lijkt, is het noodzakelijk om de komende jaren te investeren in autobereikbaarheid. Niet alleen speelt de auto nog geruime tijd een rol bij verplaatsen van Leidenaren en bezoekers aan Leiden, maar door autoverkeer goed af te wikkelen op geschikte routes ontstaat elders tevens ruimte voor voetgangers, fietsers en het openbaar vervoer.

Parkeervisie 2020-2030

Op 16 juli 2020 heeft de gemeenteraad (Rv.nr. 20.0038) de Parkeervisie 2020 – 2030 vastgesteld. Hierin is de visie op zowel autoparkeren als op fietsparkeren in de gemeente Leiden vastgelegd.

Duurzame, schone vervoersvormen zoals het openbaar vervoer, de fiets en de voetganger krijgen voorrang, de auto krijgt een minder prominente rol in de stad. Met oog voor de verschillende leefgebieden in de stad is gekozen voor maatwerk bij autoparkeren. Nieuw is een flexibele parkeernorm voor de auto bij nieuwbouw of een nieuwe functie van een gebouw. Niet één parkeernorm voor heel Leiden, maar de mogelijkheid om per gebied, functie en doelgroep te differentiëren. De gemeente Leiden staat voor een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte, waardoor aangestuurd wordt op minder geparkeerde auto's op straat. Bij nieuwbouw is parkeren op eigen terrein uitgangspunt. Een nieuw onderdeel in de vastgestelde parkeervisie is de fietsparkeernorm: bij nieuwbouw of een nieuwe functie van een bestaand gebouw is een aantal fietsparkeerplaatsen vereist. De fietsparkeernorm geeft de fietser garantie op voldoende en goede stallingsplaats.

Het plangebied is gelegen in de 'Leiden Bio Science Park'. De belangrijkste beleidsuitgangspunten van deze zone zijn:

  • parkeren vindt alleen op eigen terrein plaats en niet in de openbare ruimte, met uitzondering van het Schilperoortpark en omgeving.
  • Parkeren gebeurt zo veel mogelijk buiten het zicht, met aandacht voor levendigheid in de plinten van de parkeervoorzieningen.
  • Centrale parkeervoorzieningen lossen het parkeren van auto's zo veel mogelijk op.
  • De loopafstanden van de centrale parkeervoorzieningen naar de bestemming zorgen voor levendigheid en ontmoeting in de openbare ruimte. Hierbij wordt rekening gehouden met acceptabele loopafstanden voor diverse doelgroepen (CROW).

Beleidsregels parkeernormen Leiden 2020

In het bestemmingsplan dienen regels te worden opgenomen ten aanzien van parkeren en laden en lossen. Uitgangspunt is dat bij ontwikkelingen (nieuwbouw of functiewijziging) voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor laden en lossen op eigen terrein beschikbaar moeten zijn. Hiermee wordt voorkomen dat een nieuwe ontwikkeling onevenredige gevolgen voor de omgeving oplevert.

Om te beoordelen wat 'voldoende' parkeerplaatsen voor auto- en fietsparkeren zijn, heeft het college van B&W op 17 juli 2020 de 'Beleidsregels parkeernormen Leiden 2020' vastgesteld. De beleidsregels hebben ook betrekking op de wijze van bepalen van de hoeveelheid en de kwaliteit van benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen voor alle activiteiten, zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid Wabo.

4.8.2 Onderzoek

Ontsluiting

De belangrijkste benaderingen voor langzaamverkeer zijn via de noordzijde (vanaf het station, via LUMC richting Leiden Bio Science Park) en zuidzijde (vanaf het centrum. Ook de Darwinweg wordt in de Nota fietsroutes als regionale fietsroute aangemerkt).

Voor voetgangers zijn vrij direct alle entrees zichtbaar en goed bereikbaar. Voor de fietsers worden voorzieningen bij aankomst aangeboden. Om beide benaderingen met één ingreep te bedienen is een langere voorziening gepland tussen de noord- en zuidbenadering in, zodat direct bij aankomst de fiets gestald kan worden en zwerffietsen voorkomen worden. Om te zorgen dat het voorterrein fietsvrij blijft, wordt hierop gehandhaafd door de exploitanten van het Pesthuis.

Het plangebied ligt tussen de Plesmanlaan, onderdeel van de Leidse Ring en de Darwinweg, die het Leiden Bio Science Park ontsluit.

In het plangebied zelf wordt autoverkeer zo veel mogelijk vermeden. Slechts laden/lossen, mindervaliden en bewoners zijn toegelaten op het terrein. Hiervoor wordt de bestaande toegang tot het terrein aan de Plesmanlaan behouden. Dit zorgt voor een autovrij, groen voorterrein ten noorden van het cellencomplex, aansluitend op het park.

Het laden/lossen zal via de Pesthuislaan plaatsvinden. Deze heeft een krap profiel, hetgeen direct ene beperking oplegt aan de afmetingen van het vrachtvervoer. Dit zal dan ook met kleinschalige middelen gebeuren.

Parkeren

Autoparkeren

De parkeerbehoefte op het terrein is berekend conform de Beleidsregels Parkeernormen Leiden 2020. De parkeerbehoefte is bepaald in de parkeerbalans. De balans is opgenomen als Bijlage 17 bij de toelichting van het bestemmingsplan. Uit de parkeerbalans volgt dat op het maatgevende moment op de werkdag in de avond een gesaldeerde parkeerbehoefte van 130 parkeerplaatsen nodig is. Conform de Beleidsregels Parkeernormen Leiden 2020 wordt deze parkeerbehoefte opgevangen in een nieuw te realiseren parkeergarage nabij Naturalis.

De maaiveldplekken die behouden blijven worden ingezet als bewonersplekken conform de geldende parkeernormen. Parkeren voor mindervaliden zal uit minimaal 2% van het totaal aantal plekken bestaan en direct bij de hoofdentree van het Pesthuis worden geplaatst.

Fietsparkeren

De fietsparkeerbehoefte op het terrein is berekend conform de Beleidsregels Parkeernormen Leiden 2020. De huidige behoefte aan fietsparkeerplekken wordt gesaldeerd met het huidige parkeertekort. De fietsparkeerbehoefte is bepaald in de parkeerbalans. De balans is opgenomen als Bijlage 18 bij de toelichting van het bestemmingsplan. Uit de fietsparkeerbalans volgt dat op het maatgevende moment op de werkdag in de nacht een gesaldeerde parkeerbehoefte van 144 parkeerplaatsen nodig is. Deze behoefte wordt opgevuld en gerealiseerd op eigen terrein.

Verkeersaantrekkende werking

Om de verkeersgeneratie te bepalen is door Goudappel een verkeergeneratieonderzoek uitgevoerd. In Bijlage 16 zijn de resultaten van het onderzoek opgenomen.

In het onderzoek is uitgegaan van onderstaand programma:

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0037.png"

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is aangesloten bij landelijke parkeer- en verkeersgeneratiekencijfers van kennisinstituut CROW uit publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. In de berekening is de verkeersgeneratie voor de werkdag bepaald. Conform CROW moet een factor 1,11 toegepast worden voor woningen om te komen van een weekdag naar een werkdag. Voor commerciële dienstverlening en kantoren moet een factor 1,33 worden aangehouden.

Binnen de bandbreedte van de CROW verkeersgeneratiekencijfers wordt het gemiddelde aangehouden, conform het beleid van de gemeente Leiden.

Het gebied ligt conform het parkeernormenbeleid van Leiden in het gebied 'IV Bio Science Park'. Dit is vergelijkbaar met het gebied 'schil centrum' uit CROW publicatie 381. De verkeersgeneratiekencijfers zijn weergegeven in tabel 2.1. Deze zijn gebaseerd op de gemiddelde verkeersgeneratiekencijfers uit CROW publicatie 381 voor zeer sterk stedelijk gebied / schil centrum. De verkeersgeneratie is weergegeven in tabel 3.2 (weekdag) en tabel 3.3 (werkdag).

De verkeersgeneratie van de horeca (foodhallen) is als volgt bepaald: 4 x de parkeereis conform de parkeernorm van de gemeente Leiden (functie: restaurant). De verkeersgeneratie van de congresfunctie (multifunctionele zaal) is als volgt bepaald: 4 x de parkeereis conform de parkeernorm van de gemeente Leiden (functie: congrescentrum).

Op basis van het bestemmingsplan "Leiden Bio Science Park en station" kennen de gronden van het Pesthuis de bestemming 'Maatschappelijk-3'. Binnen deze bestemmingen zijn maatschappelijke voorzieningen mogelijk. Op basis van artikellid 1.41 moet onder maatschappelijke voorzieningen het volgende verstaan worden: voorzieningen zoals gezondheidszorg, (para)medische en verpleegvoorzieningen, bejaardenvoorzieningen, verzorgingshuizen, welzijnsvoorzieningen, cultuurvoorzieningen, sociale voorzieningen, religieuze voorzieningen, musea, bibliotheken, onderwijsvoorzieningen, wetenschappelijk onderzoek, openbare dienstverlening en verenigingsleven. Op basis van deze begripsomschrijving wordt van een worstcasescenario uitgegaan. Als volgt is gekozen voor werk- en dagbesteding in de berekening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0038.png"

In de bestaande situatie kent het plangebied de volgende theoretische verkeersgeneratie per weekdagetmaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0039.png"

In de toekomstige situatie kent de ontwikkeling de volgende verkeersgeneratie per weekdagetmaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0040.png"

Gesaldeerd leidt dit tot het aantal nieuwe motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal:

  • 458 motorvoertuigbewegingen.

4.8.3 Verkeersafwikkeling

Om de verkeersafwikkeling in kaart te brengen is een kruispuntenanalyse uitgevoerd (zie Bijlage 19). Er is onderzoek gedaan naar de doorstroming op nabijgelegen kruispunten:

  • kruispunt Darwinweg - Vondellaan - Plesmanlaan;
  • kruispunt Pesthuislaan - Plesmanlaan.

De resultaten uit het onderzoek zijn in deze paragraaf beknopt omschreven.

Kruispunt Darwinweg - Vondellaan - Plesmanlaan

Er is voor dit kruispunt door City Flow een dynamische simulatie uitgevoerd voor de ochtend- en avondspitsperiode (‘Rapportage simulatie Plesmanlaan - Vondellaan 20.560.06’). Uit de studie blijkt dat er sprake zal zijn van een sterk verbeterde en acceptabele doorstroming in de ochtend- en avondspitsperiode op het nieuwe kruispunt.

De hoogste toename van verkeer als gevolg van de ontwikkeling Pesthuiscomplex Leiden betreft 19 motorvoertuigen per richting per uur is (in de richting van de A44 in het drukste ochtendspitsuur). Dit is een niet significante toename van verkeer (1 auto per 3 minuten) en leidt niet tot een wezenlijk ander verkeersbeeld. Het kruispunt kan dit verkeer dus goed verwerken.

Kruispunt Pesthuislaan - Plesmanlaan

Uit het onderzoek blijkt dat er zowel in de referentie- als de planvariant sprake is van een goede doorstroming van het verkeer.

4.8.4 Conclusie

Het aantal motorvoertuigbewegingen is als volgt:

  • weekdag: 678 motorvoertuigbewegingen;
  • weekdag (gesaldeerd): 458 motorvoertuigbewegingen.

Uit onderzoek blijkt dat het planeffect op de verkeersintensiteiten beperkt is. Voor het kruispunt Darwinweg – Vondellaan – Plesmanlaan geldt dat voor de toekomstige kruispuntvorming er sprake is van een acceptabel doorstroming.

Voor het kruispunt Pesthuislaan – Plesmanlaan is er sprake van een goede doorstroming.

4.9 Water

4.9.1 Beleidskader

4.9.2 Onderzoek

Water en ruimtelijke ordening

Het aanwezige watersysteem vormt een belangrijke randvoorwaarde voor wat in een bepaald gebied wel of juist niet mogelijk is en stelt daarmee eisen aan de omgang en inrichting van de beperkte ruimte. Bouwen langs het water kan enorm bijdragen aan het woongenot. Bouwen op de verkeerde plek kan veel ellende geven door wateroverlast. Terecht wordt steeds meer erkend dat water mede sturend dient te zijn voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is inmiddels voor iedereen duidelijk dat het watersysteem meer ruimte nodig heeft om de effecten van klimaatverandering, zeespiegelrijzing en bodemdaling het hoofd te kunnen bieden. Een goede afstemming tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening is daarom noodzakelijk.

Extra aandacht voor water in ruimtelijke plannen in een vroeg stadium van de planvorming is blijvend vereist met het oog op de toekomst en het naleven en uitvoering van de Watertoets, de Kaderrichtlijn Water (KRW), Waterplan Leiden en eisen vanuit waterbeheer.

Vooroverleg

Op 14 oktober 2022 heeft ex artikel 3.1.1 Bro bestuurlijk vooroverleg plaatsgevonden met het hoogheemraadschap Rijnland. Het hoogheemraadschap heeft aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het bestemmingsplan. Wel heeft het hoogheemraadschap een aantal aanvullingen aangedragen voor de beleidsparagraaf en een wijziging aangedragen ten aanzien van de regelgeving van de Keur. Deze voorstellen zijn in deze paragraaf verwerkt.

Beschrijving van het watersysteem

Binnen het plangebied is overig boezemwater aanwezig genaamd Pesthuiswatering. Bij de realisatie van nieuwbouw mogen geen uitloogbare bouwmaterialen worden gebruikt op plaatsen, die in contact zouden kunnen komen met hemelwater. De voorgenomen ontwikkeling heeft hiermee geen invloed op de (grond)waterkwaliteit ter plaatse.

Verhard oppervlak

Indien door de beoogde ontwikkeling extra verhard oppervlak ontstaat van meer dan 5.000 m2, dient in beginsel ter compensatie van de versnelde afvoer water gegraven te worden. Indien meer dan 5.000 m2 wordt verhard, is een watervergunning van het college van dijkgraaf en hoogheemraden benodigd in verband met versnelde hemelwaterafvoer. Bij uitbreidingen van het verharde oppervlak met per saldo meer dan 5.000 vierkante meter, kan het effect van de versnelde afvoer van neerslag aanzienlijk zijn. Bij deze grote oppervlakken is het belangrijk dat voldoende waterberging op de juiste plaats wordt aangelegd. De juiste afmeting en locatie van deze waterberging kan alleen via een individuele beoordeling worden bepaald. Voor deze gevallen geldt daarom een vergunningplicht.

In de bestaande situatie is het totale terrein voor 7.790 m2 verhard. Door het meer toepassen van groenvoorzieningen in het plangebied en het toepassen van halfverharding wordt het totaal aan m2 aan verhard terrein in de toekomstige situatie 7.450 m2. Dit betreft 340 m2 minder verharding ten opzichte van de huidige situatie. Daarom is geen watercompensatie nodig en is geen watervergunning nodig.

Waterkeringen en overige beschermde gebieden

Het plangebied is niet gelegen binnen kern- en/of beschermingszone van waterkeringen. Wel is binnen het projectgebied overig boezemwater aanwezig. Deze watergangen bezitten eveneens een kern- en beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen deze zones is de zorgplicht van toepassing. De onderhoudsplicht van de overige boezem oppervlaktewateren blijft bij de kadastrale eigenaren liggen. Daarnaast is het gebied niet gelegen binnen een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Veiligheid en beschermde gebieden spelen hiermee geen rol bij eventuele ontwikkelingen binnen het projectgebied. Doordat het plangebied niet ligt ter plaatse van een kern- of beschermingszone van een waterkering, zal geen effect optreden op de veiligheid van een waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0546.BP00193-0201_0041.png"

Figuur 4.9.1 Uitsnede legger regionale waterkeringen (bron: Hoogheemraadschap Rijnland)

4.9.3 Conclusie

Het aspect water staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.10 Klimaatverandering

4.10.1 Beleidskader

Door klimaatverandering wordt het in Nederland, warmer, natter en droger. Dit heeft invloed op onze leefomgeving. Zo ervaren we steeds vaker hittestress, droogte en wateroverlast door heftige regenbuien. Daarnaast neemt de kans op overstromingen toe.

4.10.2 Onderzoeksresultaten

Onderstaand is per thema omschreven wat de risico's van de ruimtelijke ontwikkeling zijn op hittestress, droogte, heftige regenbuien door klimaatverandering en overstromingen.

  • Hittestress: in het kader van hittestress is in het plangebied gekozen om veel openbaar groen te intregeren in het plangebied. Daarnaast worden beschutte plekken gerealiseerd, waaronder mensen in de schaduw kunnen verblijven. Zo worden er bomen in het plangebied gerealiseerd. Water wordt in het plangebied geïntegreerd, waardoor verkoeling in het plangebied mogelijk is.
  • Droogte: Er wordt geen aanvullende verharding toegepast. Zo bestaat het terrein rondom het hostel van het plangebied uit een groen karakter met een verblijfskarakter, waaronder zitgroen en beplanting.
  • Heftige regenbuien/overstroming: het water van heftige regenbuien wordt opgevangen in de waterstructuur in het plangebied. Daarnaast worden de gebouwen voorzien van een schuin dak, waardoor het water geleidelijk kan afstromen. Dit zorgt ervoor dat het waterpeil niet stijgt door de beoogde ontwikkeling.

4.10.3 Conclusie

Er wordt in voorliggend plan zoveel mogelijk rekening gehouden met het voorkomen van de gevolgen door klimaatverandering.

4.11 Duurzaamheid

4.11.1 Beleidskader

Wamtevisie Leiden (2017)

In 2017 stelde de gemeenteraad de Warmtevisie vast. Deze is in 2022 bijgewerkt en opnieuw vastgesteld. In deze visie staat dat Leiden inzet op een mix van duurzame warmtebronnen als andere mogelijkheden voor aardgas, zoals restwarmte, aquathermie en geothermie. Via grotere en kleinere warmtenetten kan deze warmte geleverd worden aan woningen en bedrijfspanden.

Leiden Duurzaam 2030

In het ambitiedocument 'Leiden Duurzaam 2030' staan heldere ambities rondom energie, beperking van CO2 uitstoot en uitputting van grondstoffen. Leiden kent een centrale duurzaamheidsopgave om het stedelijk systeem zo in te richten, dat het in 2030:

  • zijn bijdrage levert aan het terugdringen van de factoren die het leven van huidige en toekomstige generaties belasten, te weten: de CO2-uitstoot, de uitputting van grondstoffen, bodem en drinkwater, de vervuiling van lucht en water, de achteruitgang van de biodiversiteit en het produceren van (rest)afval;
  • is toegestust op de mogelijke effecten van het veranderende klimaat.

Natuurinclusief Bio Science Park

Er is een gebiedsambitiedocument opgesteld voor de nieuwe standaard voor hoogwaardige bouwprojecten om natuurinclusief te bouwen. In het ambitiedocument worden voorbeelden aangedragen en oplossingen verkend om het Leiden Bio Science Park natuurinclusiever te maken.

In het ontwerp van de buitenruimte in het Pesthuiscomplex, zal gezorgd worden voor een natuurinclusieve benadering met betrekking tot flora, fauna en waterberging. Hierbij zullen de gebiedsambities ondersteund worden.

4.11.2 Onderzoek

De ambitie van de gemeente Leiden om aardgas-loos te worden zal met dit project ondersteund worden door in de energievoorziening van het complex naar alternatieve energiebronnen te zoeken. Mogelijkheden voor geothemische aardwarmte in het terrien kunnen onderzocht worden.

Het huidige complex is installatietechnisch sterk verouderd en versnipperd. Het verduurzamen van monumenten is altijd complex en staat vaak op gespannen voet met monumenten kwaliteiten en/of ruimtelijke mogelijkheden. Om de monumentale gebouwen toch te kunnen verduurzamen wordt een infuusstrategie voorgesteld.

Vanuit nieuw toe te voegen duurzame bronnen - die vaak veel ruimte nodig hebben - worden de individuele monumenten gevoed. De duurzame (bij voorkeur geothermische) bron en bijbehorende ruimte-intensieve installaties kunnen plaats vinden in de kelder van de nieuwbouw (capaciteit nader te onderzoeken). Van hieruit kunnen alle gebouwen via het terrein gevoed worden en kan warmte uitgewisseld worden tussen functies dag/nacht.

De distributie van de energie in het gebied vindt plaats in het terrein. Hierdoor zijn in de monumenten zelf geen aanvullende energievoorzieningen nodig en blijft de impact op het monument minimaal.

De infuusstrategie omhelst een transport van energie van en naar het Pesthuis en de woningen er om heen. Hiervoor is een ringleiding in het terrein voorzien, die wellicht gebruik kan maken van de huidige waterstructuur om warmte en koude te transporteren en zo uitwisseling tussen functies mogelijk te maken: het overschot aan warmte in de Foodhal zou het hostel kunnen verwarmen bijvoorbeeld.

4.11.3 Conclusie

Voor het aspect duurzaamheid wordt zorggedragen, zonder dat dit ten koste gaat van de monumentale panden. Hiermee vormt dit aspect geen belemmering.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de bestaande situatie en nieuwe ontwikkelingen in het plangebied juridisch zijn vertaald.

Het juridische deel van een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels.

De regels bevatten regels voor het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch gezien ook geen deel uit van het bestemmingsplan maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.2 Opzet En Volgorde Van Regels

De regels van bestemmingsplan Pesthuis zijn op de volgende wijze opgebouwd.

Hoofdstuk 1

Artikel 1 en 2 Inleidende regels:

  • Begrippen
  • Wijze van meten

Hoofdstuk 2

Artikel Artikel 3 t/m Artikel 9 Bestemmingsregels:

  • Artikel 3 Gemengd-1
  • Artikel 4 Gemengd - 2
  • Artikel 5 Groen
  • Artikel 6 Verkeer
  • Artikel 7 Water
  • Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
  • Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

Hoofdstuk 3

Artikel Artikel 10 t/m Artikel 14 Algemene regels:

  • Anti-dubbeltelregel
  • Algemene bouwregels
  • Algemene gebruiksregels
  • Algemene aanduidingsregels
  • Algemene afwijkingssregels
  • Overige regels

Hoofdstuk 4

Artikel Artikel 15 en Artikel 16 Overgangs- en slotregels:

  • Overgangsrecht
  • Slotregel

5.3 Uitleg Van Regels

5.3.1 Inleiding

Bij het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012).

5.3.2 Inleidende regels

Begripsbepalingen (artikel 1)

In de begripsbepaling worden begrippen waarnodig beschreven om zodoende interpretatieproblemen te voorkomen. Veelal worden begrippen gedefinieerd die in de voorschriften worden gebruikt en daar een bijzondere betekenis hebben, die afwijkt van of niet dan wel niet vaak voorkomt in het “normale” spraakgebruik. Wanneer een begrip niet opgenomen is in de begripsomschrijvingen/-bepalingen en er ontstaat een interpretatieprobleem dan is het normale spraakgebruik richtinggevend. De begripsomschrijvingen/-bepalingen zijn niet uitputtend bedoeld. De belangrijkste en/of onduidelijke begrippen zijn opgenomen in dit artikel.

Wijze van meten (artikel 2)

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen in de diverse bestemmingsbepalingen gemeten dienen te worden.

5.3.3 Bestemmingsregels

Gemengd-1

Voor de bestemming Gemengd-1 is gekozen gezien de verscheidenheid aan functies in het voormalige Pesthuis. Onderdeel van het plan is om in het voormalige Pesthuis een multifunctionele zaal, kantoren (waaronder co-working en flexplekken) op het gebied van de sector Life, Science & Health of gerelateerd aan het Life, Science & Health kenniscluster, hotel, short stay en foodhallen te realiseren. Aangezien het niet mogelijk is om voor al deze functies een aparte bestemming op te nemen en tevens nog enige flexibiliteit te behouden, is gekozen voor een overkoepelende bestemming zoals de bestemming 'Gemengd-1'.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat deze functies niet eerder in gebruik mogen worden genomen dan dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de Bevi-inrichting, het LPG-tankstation, ter plaatse van de Plesmanlaan 6 te Leiden zijn beëindigd en beëndigd blijven. Deze bepaling is opgenomen, om te garanderen dat de functies gerealiseerd kunnen worden en niet in het invloedsgebied van het LPG-tankstation vallen. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in artikel 3.4.1.

Daarnaast is er een voorwaardelijke verplichting opgenomen om te zorgen dat de tijd dat veilig geschuild kan worden zo lang mogelijk wordt gemaakt, door in de regels te borgen dat een aanwezig mechanisch ventilatiesysteem op eenvoudige wijze handmatig uitgeschakeld moet kunnen worden. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in artikel 3.4.2.

Om een zo goed woon- en leefklimaat, in de akoestische zin, voor de short stay appartementen te realiseren, dienen zij als geluidgevoelige bestemmingen voldoende geluidwering te krijgen om aan de eis uit het Bouwbesluit van ten hoogste 33 dB (cumulatief) binnen te voldoen. De short stay woningen met een geluidbelasting van meer dan 53 dB krijgen als akoestische compensatie een extra gevelwering van +3 dB en van ten minste +5 dB voor contactgeluid t.o.v. de eisen uit het Bouwbesluit 2012. Hiervoor is een voorwaarde verplichting opgenomen in artikel 3.4.3.

Gemengd - 2

Voor de bestemming Gemengd - 2 is gekozen om maatschappelijke voorzieningen en woonfuncties op één locatie mogelijk te maken. Deze bestemming is opgenomen voor de locaties waar reeds woonfuncties op basis van het overgangsrecht mogelijk zijn. Met voorliggende bestemming worden de woonfuncties weer bestemd en gelegaliseerd.

Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat deze functies niet eerder in gebruik mogen worden genomen dan dat de bestaande bedrijfsactiviteiten van de Bevi-inrichting, het LPG-tankstation, ter plaatse van de Plesmanlaan 6 te Leiden zijn beëindigd en beëndigd blijven. Deze bepaling is opgenomen, om te garanderen dat de functies gerealiseerd kunnen worden en niet in het invloedsgebied van het LPG-tankstation vallen. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in artikel 4.4.2.

Artikel 5 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor groenvoorzieningen. Binnen deze bestemming zijn toegestaan: groenvoorzieningen, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen; speelvoorzieningen; straatmeubilair; inritten en uitritten; voorzieningen voor laden en lossen; kunstobjecten.

Artikel 6 Verkeer

De bestemming Verkeer is opgenomen voor verkeervoorzieningen voor o.a. langzaam verkeer, verblijfsgebied, maar ook parkeervoorzieningen. Tevens zijn groenvoorzieningen en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk binnen deze bestemming.

Artikel 7 Water

De bestemming Water is opgenomen voor de gronden waar water- en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn gelegen. Tevens zijn binnen de bestemming groenvoorzieningen, maar ook bruggen mogelijk, waaronder loopbruggen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 3

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve van de overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen van omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 30 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 30 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 5

De gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

Er mag uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van deze bestemming, en ten behoeve vande overige geldende bestemming(en), beide mits de bepalingen omtrent de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden vooraf in acht zijn genomen.

Voor het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist, indien deze dieper dan 50 cm en over een (totale) oppervlakte groter dan 250 m² worden uitgevoerd. Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden indien de werken en werkzaamheden geen afbreuk doen aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Om dit aan te tonen moet de aanvrager een archeologisch rapport overleggen. Indien noodzakelijk kunnen aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden.

Burgemeester en wethouders kunnen deze bestemming geheel of gedeeltelijk toevoegen, wijzigen of laten vervallen indien dit op basis van onderzoek wenselijk blijkt.

5.3.4 Algemene regels

De algemene regels bevatten de volgende artikelen:

Antidubbeltelregel (artikel 10)

De antidubbeltelregel bepaalt dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

De antidubbeltelregel is opgenomen in het Bro2008 met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan. De Wro bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling.

Algemene bouwregels (artikel 11)

In de algemene bouwregels is aangegeven dat de bestaande maten die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste of ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.

In de algemene bouwregels zijn ook regels gegeven voor het ondergronds bouwen. De regels geven kort en bondig aan dat ondergronds bouwen is toegestaan, daar waar bovengronds bouwen is toegestaan.

Algemene afwijkingsregels (artikel 12)

Op grond van de algemene afwijkingssregels kan afgeweken worden van het bestemmingsplan in verschillende specifieke gevallen. In onderhavig bestemmingsplan gaat het om het afwijken van de maatvoering.

Voorwaardelijke verplichting parkeren (artikel 13)

In deze regel is opgenomen dat oprichting van een bouwwerk, verandering van een functie of uitbreiding van bestaand gebruik slechts is toegestaan als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid. Het bevoegd gezag mag hiervan afwijken indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, er een bijzonder gemeentelijk belang mee is gemoeid of op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Overige regels (artikel 14)

De overige regels hebben betrekking op verwijzingen naar andere wetgeving.

5.3.5 Overgangs- en slotregels

Overgangsregels (artikel 15)

Het overgangsrecht is opgenomen in het Bro met de verplichting deze over te nemen in het bestemmingsplan.

De overgangsregels bevatten bepalingen omtrent het voortzetten van gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is.

Eenzelfde regeling is opgenomen voor bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een bouwvergunning.

Indien zo'n bouwwerk afwijkt van dit plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, het bouwwerk

    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

Slotregels (artikel 16)

In de slotregels worden de regels van dit bestemmingsplan aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Overeenkomstig artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), dienen gemeentelijke kosten die worden gemaakt bij de uitvoering van bepaalde bouwplannen te worden verhaald. Wettelijk gezien dient hiervoor een exploitatieplan opgesteld te worden. De Wro biedt de mogelijkheid hiervan af te zien, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Met de initiatiefnemer is op 14 juni 2022 een anterieure overeenkomst gesloten. Aangezien het kostenverhaal anderzins is verzekerd is het opstellen van een exploitatieplan ex artikel 6.12 Wro derhalve niet nodig.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Algemeen

Een bestemmingsplan dient maatschappelijk uitvoerbaar te zien. Dat wil zeggen dat de voorgenomen ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het bestemmingsplan zijn besproken met belanghebbenden. Het is vrijwel niet mogelijk iedereen tevreden te stemmen: bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

6.2.2 Vooraankondiging

Overeenkomstig het gestelde in artikel 1.3.1 Bro is een vooraankondiging van dit bestemmingsplan gedaan.

6.2.3 Participatie

De participatie voor de herontwikkeling van het Pesthuiscomplex is in 2016 gestart. Bij de herontwikkeling zijn voornamelijke de bewoners van de Pesthuislaan betrokken, maar ook andere inwoners van Leiden, ondernemers en andere geïnteresseerden. In eerste instantie werd de participatie door het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en de gemeente samen uitgevoerd. De resultaten van dit traject zijn input geweest voor de Nota van Uitgangspunten (NvU). Op 1 november 2019 droeg het RVB het Pesthuiscomplex over aan Citystone Group (CSG) en de gemeente. Vervolgens is het stedenbouwkundig plan vastgesteld.

Nota van Uitgangspunten - Rijksvastgoedbedrijf

Het RVB organiseerde op 6 oktober 2016 een eerste informatiebijeenkomst voor de bewoners van de Pesthuislaan. Het RVB deelde daar het voornemen tot verkoop. Ook werd verteld dat Naturalis afstand zou doen van het gebruik van het Pesthuis. Er werd verteld dat er een onderzoek gestart werd naar de toekomstmogelijkheden van het Pesthuis en dat er gewerkt werd aan een NvU.

In oktober 2017 volgde een tweede informatiebijeenkomst voor de bewoners van de Pesthuislaan. Hier werd de inhoud van een concept NvU op hoofdlijnen gepresenteerd. De volgende vier aspecten kwamen hierbij aan bod: 1. Programma, 2. Cultuurhistorische waarde 3. Stedenbouwkundige inpassing en 4. Haalbaarheid, een uitleg van de vaststellingsprocedure, een uitleg van de verkoopprocedure en beantwoording van vragen van aanwezigen.

Op 13 maart 2018 vond een debatavond plaats waar bewoners van de Pesthuislaan, andere inwoners van Leiden, ondernemers en andere geïnteresseerden voor waren uitgenodigd. Het thema van de avond was ‘Gebouw zoekt functie’. Namens de gemeente presenteerde de stedenbouwkundige de concept NvU. Een genodigde onafhankelijk expert heeft de concept NvU doorgenomen en haar bevindingen gedeeld. De projectmanager van het RVB lichtte de procedure verder toe. Aansluitend was er een debat tussen de aanwezigen van gemeente, de expert en het publiek in de zaal. Aanwezigen konden hun ideeën en suggesties delen.

In december 2018 werd de NvU vastgesteld door de gemeenteraad. In het vigerend bestemmingsplan worden de woningen rondom het Pesthuiscomplex aangeduid als plekken met een maatschappelijke functie. Wonen is gedoogd. Er is een motie van de VVD en SP aangenomen waarbij de woon en maatschappelijke functie geborgd worden/blijven. Het 2de amendement dat is aangenomen is ‘Houd het Pesthuis een bijzonder gebouw voor de stad.’De verkoopprocedure kon starten met een vastgestelde NvU.

Stedenbouwkundig plan – Citystone Group

Op 1 november 2019 werd de Citystone Group eigenaar van het Pesthuiscomplex. Dit werd gevierd in De Stal. Diverse partijen waren hierbij aanwezig. De bewoners van het Pesthuiscomplex waren uitgenodigd. Een aantal bewoners was aanwezig. De Citystone Group heeft aan de hand van impressies het programma toegelicht waarmee zij de inschrijving hebben gewonnen en koper zijn geworden.

Op 19 oktober 2020 organiseerde het RVB samen met de gemeente een bijeenkomst voor bewoners.

Aanleiding hiervoor was een reactie van een bewoner van de Pesthuislaan die aangaf dat de bewoners niet eerder op de hoogte waren gesteld van de verkoopprocedure en de plannen. Deze zijn tijdens deze sessie nogmaals toegelicht.

Op 12 juli 2021 zijn de bewoners van de Pesthuislaan uitgenodigd door het college van burgemeester en wethouders over De Buurt 2.0 en tevens over het proces rond de herontwikkeling van het Pesthuis.

Voorluitlopend op de vaststelling van het bestemmingsplan is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Het stedenbouwkundig plan is voorgelegd bij de omgeving en voor het participatietraject is een participatieplan opgesteld. De participatie is conform het participatieplan uitgevoerd. Dit participatieplan is vastgesteld in het college van B&W (21.O3841PB) en ter informatie aangeboden aan de gemeenteraad middels een bijlage in een collegebrief.

Op 2 september 2021 en 7 oktober 2021 waren er informatiebijeenkomsten voor de bewoners van de Pesthuislaan. Hier werden het concept stedenbouwkundig plan en de bijbehorende procedures toegelicht. Bewoners konden over de inrichting van het buitenterrein mee praten, zoals over de locatie van (fiets-) parkeerplaatsen en hoe de Citystone Group kan borgen dat er een autoparkeerplaats beschikbaar blijft bij de woningen. De bewoners gaven aan het geen prettig idee te vinden dat er een rondgang komt waar onbevoegden ’s avonds kunnen struinen en voor de huizen langslopen. Er is afgesproken dat er een afsluitbaar hek o.i.d. komt.

Op 14 oktober 2021 presenteerde de architect van de ontwikkelaar het concept stedenbouwkundig aan de inwoners van Leiden, ondernemers en andere geïnteresseerden.

Daarnaast is met vele bedrijven en instellingen op en rondom het Leiden Bio Science Park contact geweest om hen te informeren over het plan en hierbij ook contacten uit te wisselen om invulling voor het programma te geven in het Pesthuis.

Het stedenbouwkundige plan is op 21 december 2021 door de gemeenteraad vastgesteld.

6.2.4 Vooroverleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat bij de voorbereiding van een bestemmingsplan burgemeester en wethouders overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen plegen. Waar nodig plegen zij tevens overleg met besturen van andere gemeenten, met de provincie, de inspecteur voor de ruimtelijke ordening en met eventuele andere diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.

6.2.5 Zienswijzen

Conform de 'Werkwijzer participatie 2018' van gemeente Leiden start de bestemmingsplanprocedure, vanwege het eerder doorlopen participatieproces, met een ontwerpbestemmingsplan en is een voorontwerpbestemmingsplan (met daarbij gangbare inspraakmogelijkheden) niet van toepassing.

Het ontwerpbestemmingsplan zal gedurende een termijn van zes weken voor zienswijzen ter visie worden gelegd. In die termijn kan een ieder een zienswijze tegen het ontwerp indienen.

Ingediende zienswijzen zullen worden betrokken bij de uiteindelijke vaststelling van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Archeologisch Onderzoek: Maat G.j.r./w.j.m. Rozendaal/j.l.m. Starmans, 1985: Menselijke Skeletresten Opgegraven Bij Het Pesthuis Te Leiden, In: De Boer, D.e.h./l. Barendregt/h. Suurmond-van Leeuwen (Ed.), 1985: Bodemonderzoek In Leiden. Jaarverslag 1984, Leiden

Bijlage 1 Archeologisch onderzoek: Maat G.J.R./W.J.M. Rozendaal/J.L.M. Starmans, 1985: Menselijke skeletresten opgegraven bij het pesthuis te Leiden, in: De Boer, D.E.H./L. Barendregt/H. Suurmond-Van Leeuwen (ed.), 1985: Bodemonderzoek in Leiden. Jaarverslag 1984, Leiden

Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek: Louwe, E. & R. Schrijvers 2010: Herinrichting Naturalispark Aan De Darwinweg Te Leiden, Gemeente Leiden. Ruimtelijk Advies Op Basis Van Een Inventariserend Veldonderzoek, Amersfoort (Vestigia-rapport 823)

Bijlage 2 Archeologisch onderzoek: Louwe, E. & R. Schrijvers 2010: Herinrichting Naturalispark aan de Darwinweg te Leiden, gemeente Leiden. Ruimtelijk advies op basis van een inventariserend veldonderzoek, Amersfoort (Vestigia-rapport 823)

Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek: Goddijn, M.a., 2015: Verstoorde Graven In Leiden. Een Proefsleuvenonderzoek Bij Het Pesthuis In Leiden, Leiden, Archol-rapport 258

Bijlage 3 Archeologisch onderzoek: Goddijn, M.A., 2015: Verstoorde graven in Leiden. Een proefsleuvenonderzoek bij het Pesthuis in Leiden, Leiden, Archol-rapport 258

Bijlage 4 Archeologisch Onderzoek: Zon, M. Van, 2018: Graven Bij Het Pesthuis. Een Archeologische Begeleiding In Plangebied Leeuwenhoekpark, Leiden (Gemeente Leiden), Archol-rapport 389

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek: Zon, M. van, 2018: Graven bij het Pesthuis. Een archeologische begeleiding in plangebied Leeuwenhoekpark, Leiden (gemeente Leiden), Archol-rapport 389

Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming Idds

Bijlage 5 Quickscan Wet natuurbescherming IDDS

Bijlage 6 Aanvullend Onderzoek Wet Natuurbescherming

Bijlage 6 Aanvullend onderzoek Wet natuurbescherming

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening Gebruiksfase

Bijlage 7 Stikstofdepositieberekening gebruiksfase

Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening Aanlegfase

Bijlage 8 Stikstofdepositieberekening aanlegfase

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek Envita Almelo B.v.

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek Envita Almelo B.V.

Bijlage 10 Nader Bodem- En Verkennend Asbestonderzoek Tauw

Bijlage 10 Nader bodem- en verkennend asbestonderzoek Tauw

Bijlage 11 Saneringsverslag Omgevingsdienst West-holland

Bijlage 11 Saneringsverslag Omgevingsdienst West-Holland

Bijlage 12 Nader Bodemonderzoek Idds

Bijlage 12 Nader bodemonderzoek IDDS

Bijlage 13 Geluidsonderzoek M+p

Bijlage 13 Geluidsonderzoek M+P

Bijlage 14 Ontwerpbesluit Hogere Waarden

Bijlage 14 Ontwerpbesluit hogere waarden

Bijlage 15 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 15 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 16 Verkeersgeneratieonderzoek

Bijlage 16 Verkeersgeneratieonderzoek

Bijlage 17 Parkeerbalans

Bijlage 17 Parkeerbalans

Bijlage 18 Fietsparkeerbalans

Bijlage 18 Fietsparkeerbalans

Bijlage 19 Kruispuntanalyse

Bijlage 19 Kruispuntanalyse