KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Centrum
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Gemengd - 4
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie - Watersport
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie - B
Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie - C
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Antidubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingregels
Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 31 Werking Wettelijke Regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht
Artikel 33 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie En Uitgangspunten
2.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Beschermd Stadsgezicht
3.3 Juridische Regeling
3.4 Handhaving
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Inleiding
4.2 Rijksbeleid
4.3 Provinciaal Beleid
4.4 Regionaal Beleid
4.5 Gemeentelijk Beleid
4.6 Conclusie
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke En Functionele Analyse
5.1 Inleiding
5.2 Ontstaansgeschiedenis
5.3 Ruimtelijke Structuur
5.4 Functionele Structuur
5.5 Beoogde Ontwikkelingen
5.6 Conclusie
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Inleiding
6.2 Wegverkeerslawaai En Spoorweglawaai
6.3 Industrielawaai
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Bedrijven En Milieuhinder
6.6 Horeca
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Bodemkwaliteit
6.9 Leidingen
6.10 Waterhuishouding
6.11 Duurzaamheid
6.12 Ecologie
6.13 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Lijst Van Rijksmonumenten
Bijlage 2 Lijst Van Gemeentelijke Monumenten
Bijlage 3 Bureauonderzoek Flora En Fauna
Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Binnenstad

Bestemmingsplan - Gemeente Maassluis

Vastgesteld op 17-12-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Binnenstad van de gemeente Maassluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aan-huis-gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.11 archeologische verwachting

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.

1.12 archeologisch vooronderzoek

archeologisch vooronderzoek kan bestaan uit locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan. De verschillende vormen van onderzoek worden verricht door een erkende partij en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De resultaten van het onderzoek worden weergegeven en geïnterpreteerd in een rapport. Op basis daarvan beoordeelt de gemeente of een omgevingsvergunning kan worden verleend.

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.

1.14 bodemingrepen

werken en werkzaamheden, genoemd onder Artikel 18, lid 4, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten.

1.15 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar.

1.16 erkende partij

een dienst, bedrijf of instelling, erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.17 opgraving

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.18 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.19 bed & breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies en ontbijt, dat door de bewoner in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de ruimte die gebruikt wordt voor de bed & breakfast niet gebruikt wordt voor zelfstandige bewoning en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.20 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 beschermd stads- en dorpsgezicht

het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht in de zin van artikel 35 van de Monumentenwet 1988, een en ander zoals vervat in het besluit tot aanwijzing van 12 april 1976.

1.25 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.26 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.27 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.28 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale dagelijks functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven, zoals bejaarden of gehandicapten.

1.29 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.30 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.31 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat boven 100% van het vloeroppervlak een plafondhoogte van ten minste 2,4 m aanwezig c.q. mogelijk is. Een onderhuis wordt hieronder niet begrepen.

1.32 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.33 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.34 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.35 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.36 brutovloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.37 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.38 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.39 cultuur en ontspanning

diverse gebouwde en niet-gebouwde voorzieningen gericht op ontspanning en vrijetijdsbesteding waaronder ontspanningsvoorzieningen zoals een wellnesscentre, een evenemententerrein of een bowlingbaan en culturele voorzieningen zoals een dansschool, een muziekschool, een filmhuis en een bioscoop, een en ander met uitzondering van seksinrichtingen en detailhandelsbedrijven.

1.40 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

1.41 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.42 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.43 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.44 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.45 evenement

Een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen evenementen zoals markten, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, beurzen en festivals.

1.46 extensieve dagrecreatie

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.47 galerie

een tentoonstellings- en verkoopruimte voor kunst, als ook ondergeschikte horeca ten dienste van deze functies.

1.48 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.49 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.50 geluidszone - industrie

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.51 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.52 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.53 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.54 huishouden

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven.

1.55 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.56 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.57 maaltijdafhaal- of bezorgbedrijf

een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:

  • het bereiden van voedsel dat vervolgens – zonder tussenkomst van andere bedrijven – door de klant kan worden afgehaald voor directe consumptie elders;
  • het bereiden van voedsel dat vervolgens op een door de klant aangewezen locatie wordt bezorgd, daaronder niet begrepen maaltijdservice bij wijze van maatschappelijke voorziening.

1.58 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, culturele, levensbeschouwelijke, sport en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsmede soortgelijke voorzieningen, of een combinatie daarvan, als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.59 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.60 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.61 ondergeschikte horeca

een horecavoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan horeca, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie voor de consumptie van dranken en etenswaren.

1.62 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.63 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. voor hoofdgebouwen die met de voorgevel onmiddellijk aan de dijk grenzen: de kruin van de dijk;
  3. c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.64 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.65 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.66 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.67 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.68 straatmeubilair

kleinschalige bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, prullenbakken, waterfonteintjes, speeltoestellen en reclameobjecten, alsmede telefooncellen en abri's.

1.69 volumineuze detailhandel

detailhandel in de volgende categorieën:

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  5. e. bouwmarkten.

1.70 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.71 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.72 woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, dan wel voor een met een huishouden gelijk te stellen minder traditionele woonvorm.

1.73 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden veehouderij en akkerbouw;

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. extensief dagrecreatief gebruik;
  2. c. voet- en fietspaden;
  3. d. waterstaatkundige doeleinden.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 2 zijn toegestaan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bedrijf met de SBI-code 4623 uit categorie 3.2;
    3. 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2', tevens een bedrijf met de SBI-code 3511 uit categorie 5.1;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', uitsluitend een gemaal;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend nutsvoorzieningen;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. detailhandel is niet toegestaan;
  5. e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  6. f. bedrijfswoningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' toegestaan, de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt ten hoogste 500 m³.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1:

  1. a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  2. b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. wonen, uitsluitend op de verdiepingen waarbij toegangen en bergingen vanaf de begane grond zijn toegestaan, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', tevens voorzieningen ten behoeve van bed & breakfast;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven uit categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1', horecabedrijven tot en met categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3', horecabedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoren;
  10. j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m²;
  5. e. een maaltijdafhaal- of bezorgbedrijf is niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijven uit ten hoogste categorie B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horecabedrijven tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. een maaltijdafhaal- of bezorgbedrijf is niet toegestaan.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 6.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 6.1 genoemd.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ;
  3. c. kantoren;
  4. d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 7.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 7.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 7.1 genoemd.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. kantoren;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 8.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 8.1 genoemd.

Artikel 9 Gemengd - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  2. b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. kantoren;
  4. d. wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', horecabedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3', horecabedrijven tot en met categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 4', horecabedrijven tot en met categorie 4 van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage', tevens een (half)verdiepte parkeergarage;
  9. i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en wegen.

9.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  2. b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  3. c. volumineuze detailhandel is niet toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' is de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige objecten niet toegestaan.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 9.1 genoemd, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 9.1 genoemd.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijven tot en met categorie B1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens gezondheidszorg en medische dienstverlening;
  4. d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

10.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

10.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het verenigingsleven;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'museum', tevens een museum, expositieruimtes en openbare dienstverlening;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'religie', tevens voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens kinderopvang, onderwijs en peuterspeelzalen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling', tevens gezondheidszorg en sociale en welzijnsvoorzieningen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van theaters;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horecabedrijven tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

11.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

11.3 Afwijken van de bouwregels

Artikel 12 Recreatie - Watersport

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Watersport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een watersportvereniging met daarbij behorendeaanlegplaatsen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.

12.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
1. van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied 1 m;
2. van erf- en terreinafscheidingen elders 2,5 m;
3. van lichtmasten en vlaggenmasten 6 m;
5. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, straatmeubilair, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, straatmeubilair, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn bouwwerken ten behoeve van luchtbruggen toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' zijn balkons en aanbouwen toegestaan ten behoeve van de aangrenzende hoofdgebouwen, met dien verstande dat de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  4. d. de bouwhoogte van onder b bedoelde bouwwerken bedraagt niet meer dan de aangrenzende hoofdgebouwen;
  5. e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
  3. c. aanlegsteigers en aanlegplaatsen;
  4. d. havens;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens terrassen;
  6. f. verkeer te water.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden woningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', tevens gestapelde woningen;
  3. c. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast', tevens voorzieningen ten behoeve van bed & breakfast;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens een bedrijf tot en met categorie B1 uit de Staat van Functiemenging, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3' tevens een bedrijf met SBI-code 293 uit categorie 2;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel, tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1', horeca tot en met categorie 1, uitsluitend op de begane grond;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
  12. l. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

17.3 Afwijken van de bouwregels

17.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

  1. a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - niet meer dan 65 m2;
  3. c. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
  4. d. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

Artikel 18 Waarde - Archeologie - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  3. c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 19 Waarde - Archeologie - 4

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

19.2 Bouwregels

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  3. c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 20 Waarde - Archeologie - 5

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  3. c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 21 Waarde - Archeologie - 6

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van de in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
  2. b. Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid alsook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
  3. c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
    3. 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Cultuurhistorie - B

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - B' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van het beschermd stadsgezicht.

22.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, mits:
    1. 1. de voorgevel en de zijgevel van het hoofdgebouw, indien aangegeven, in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven voorgevelrooilijn wordt geplaatst;
    2. 2. de gebouwen volledig worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 50° en te hoogste 70° bedraagt;
    3. 3. de nokrichting van de kap van gebouwen evenwijdig aan de zijgevel loopt;
    4. 4. de breedte van hoofdgebouwen niet minder dan 4 m en niet meer dan 10 m bedraagt.

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 22.2 van:
    1. 1. het bepaalde in lid 22.2 a onder 2 en een andere kapvorm, mits de gebouwen plat of met een dakhelling van ten minste 20° en ten hoogste 80°;
    2. 2. het bepaalde in lid 22.2 a onder 3 en een andere nokrichting toestaan, mits:
      • gestreefd wordt naar aansluiting op de authentieke kenmerkende dakenstructuur;
      • de hoofdvorm van de kap ongemoeid blijft en de wijziging niet zichtbaar is vanaf openbaar gebied;
    3. 3. het bepaalde in lid 22.2 a onder 4 en een andere pandbreedte wordt toegestaan, mits:
      • een aangesloten gevelwand blijft bestaan;
      • het pand niet breder wordt dan 12 m;
      • het repetitie-effect van twee pandbreedtes naast elkaar zo veel mogelijk wordt vermeden;
      • bij beeldbepalende panden en monumenten de doorbreking van de zijgevel op ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn plaatsvindt;
  2. b. de omgevingsvergunning kan worden verleend mits de cultuurhistorische waarde van het Beschermd Stadsgezicht Maassluis niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Artikel 23 Waarde - Cultuurhistorie - C

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - C' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van het beschermd stadsgezicht.

23.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, mits:
    1. 1. de voorgevel van het hoofdgebouw in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven voorgevelrooilijn wordt geplaatst;
    2. 2. de gebouwen volledig worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 50° en te hoogste 70° bedraagt;
    3. 3. de nokrichting van de kap van gebouwen evenwijdig aan de zijgevelbouwgrens loopt;
    4. 4. de breedte van hoofdgebouwen niet minder dan 4 m en niet meer dan 10 m bedraagt.

23.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 23.2 van:
    1. 1. het bepaalde in lid 23.2 a onder 1 en niet in de voorgevelrooilijn te bouwen, mits:
      • er sprake is van een ondergeschikte verspringing, waarbij de terugspringing ten hoogste 3 m breed en 0,5 m diep bedraagt;
      • de terugspringing plaatsvindt op een vanuit stedenbouwkundig optiek logische plaats;
    2. 2. het bepaalde in lid 23.2 a onder 2 en een andere kapvorm, mits de gebouwen plat of met een dakhelling van ten minste 20° en ten hoogste 80°;
    3. 3. het bepaalde in lid 23.2 a onder 3 en een andere nokrichting toestaan, mits:
      • gestreefd wordt naar aansluiting op de authentieke kenmerkende dakenstructuur;
      • de hoofdvorm van de kap ongemoeid blijft en de wijziging niet zichtbaar is vanaf openbaar gebied;
    4. 4. het bepaalde in lid 23.2 a onder 4 en een andere pandbreedte wordt toegestaan, mits:
      • een aangesloten gevelwand blijft bestaan;
      • het pand niet breder wordt dan 12 m;
      • het repetitie-effect van twee pandbreedtes naast elkaar zo veel mogelijk wordt vermeden;
      • bij beeldbepalende panden en monumenten de doorbreking van de zijgevel op ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn plaatsvindt.
  2. b. De omgevingsvergunning kan worden verleend mits de cultuurhistorische waarde van het Beschermd Stadsgezicht Maassluis niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 24.1 bedoeld, worden gebouwd;
  2. b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 24.2, onder b:

  1. a. indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  2. b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een keurvergunning overlegd kan worden.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

26.1 Bestaande maten

  1. a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

26.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwvlakken mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 27 Algemene Aanduidingregels

27.1 Geluidszone - industrie

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' en 'geluidszone - industrie 3' gelden de volgende regels:

  1. a. geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' en 'geluidszone - industrie 3' zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
  2. b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn geluidsgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
  3. c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met een geluidsbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.

27.2 Molenbiotoop

Artikel 28 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. b. een brandweeringang.

Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels

30.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.

30.2 Archeologische waarden

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2 tot en met - 6 geheel of gedeeltelijk te verwijderen of uit te breiden, indien:

  1. a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. c. op grond van nader archeologisch onderzoek de gronden ter plaatse een hogere archeologische verwachting blijken te hebben.

Artikel 31 Werking Wettelijke Regelingen

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 32 Overgangsrecht

32.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

32.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 33 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Binnenstad'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het bestemmingsplan Binnenstad omvat de binnenstad van Maassluis, het aanloopgebied en enkele omliggende woongebieden. Vanwege de stedenbouwkundige structuur van de Vlieten en de kleinschaligheid van de bebouwing is de historische binnenstad van Maassluis aangewezen als beschermd stadsgezicht. De binnenstad omvat diverse functies, die hier van oudsher zijn gevestigd.

Voor het plangebied vigeert thans een aantal verouderde bestemmingsplannen. Om te voldoen aan de actualisatie- en digitalisatieplicht uit de Wet ruimtelijke ordening, is de gemeente Maassluis bezig haar bestemmingsplannen te herzien. Daarbij zullen alle bestemmingsplannen worden voorzien van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Dit bestemmingsplan heeft een consoliderend karakter. Het richt zich daarbij op het beheer van de bestaande situatie en het vastleggen van de (historische) ruimtelijke en functionele structuur.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied betreft het historische centrum van Maassluis en de directe omgeving. De begrenzingen van het plangebied zijn zodanig gekozen dat een samenhangend geheel ontstaat in functioneel, ruimtelijk en historisch opzicht. Verder is de begrenzing zó gekozen, dat deze aansluiten op de omliggende bestemmingsplangebieden. Hierdoor wordt voorkomen, dat er gebieden ontstaan waar geen (actueel) bestemmingsplan geldt. Het plangebied is dus groter dan het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht.

Het plangebied bestaat voornamelijk uit de gebieden aan weerszijden van de Noord- en de Zuidvliet en de Markt, de gebieden ten noorden van de Zuiddijk en aan weerszijden van de Noorddijk, de Binnenhaven met het Schanseiland en het gebied direct grenzend aan de Buitenhaven (inclusief de bebouwing aan de Burgemeester de Jonghkade).

De globale ligging is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0001.jpg"

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

In het plangebied vigeren momenteel drie bestemmingsplannen:

bestemmingsplan gemeenteraad Gedeputeerde Staten
Binnenstad 13 december 1994 4 april 1995
Sluispolder-West 1 maart 2005 8 juni 2005
Brouwerijstraat 30 november 2010

Daarnaast zijn diverse vrijstellingen en ontheffingen verleend.

1.4 Planvorm

Gegeven het karakter van het plangebied en de bestaande ruimtelijke kwaliteit, vervult het bestemmingsplan op de eerste plaats een belangrijke beheers- en gebruiksfunctie. Daarnaast dient het bestemmingsplan ter bescherming van het beschermd stadsgezicht. De juridische planvorm is om deze redenen afgestemd op het beleid dat erop is gericht de aanwezige functies en kwaliteiten te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van de binnenstad, is voor dit plangebied gekozen voor een bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming en bouwregels is voorzien. Wel is binnen enkele gebieden enige mate van functie-uitwisseling mogelijk, om zo de dynamiek van de binnenstad te kunnen faciliteren.

1.5 Leeswijzer

In het eerste gedeelte van deze toelichting bij het bestemmingsplan, hoofdstuk 2 en 3, is de gebiedsvisie van het plangebied beschreven met de juridische regeling. Dit betekent dat de gebruikers (burgers en plantoetsers) kunnen volstaan met het lezen van deze hoofdstukken. De hoofdstukken 4 tot en met 6 bevatten de onderzoeken en analyses, op basis waarvan de uiteindelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden.

Hoofdstuk 2 bevat de gebiedsvisie waarin een korte beschrijving van het plangebied en de uitgangspunten voor de regeling in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

In hoofdstuk 3 wordt in aansluiting op de gebiedsvisie een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling, zoals deze op de plankaart en in de regels is opgenomen.

In hoofdstuk 4 is een samenvatting opgenomen van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de regio en provincie en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de ruimtelijke analyse en op de functionele analyse van het plangebied. Bij de functionele analyse wordt een duidelijke relatie gelegd met het provinciaal en gemeentelijk beleid.

In hoofdstuk 6 wordt inzicht gegeven in de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8 een beschrijving gegeven van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie van de Binnenstad beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied zelf en de directe omgeving en vervolgens wordt de toekomstvisie op de binnenstad beschreven.

2.2 Bestaande Situatie En Uitgangspunten

Op basis van de uitgangspunten die zijn geformuleerd aan de hand van het beleidskader en de ruimtelijke en functionele analyse, is hieronder de gebiedsvisie voor de Binnenstad verwoord.

2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur

De binnenstad van Maassluis heeft een kenmerkende structuur. Beeldbepalende structurerende elementen zijn de rivierdijk met het kenmerkende hoogteverschil, het contrast tussen de relatief brede Noord- en Zuidvliet en de dwars aangelegde straten, de Haven, het Schanseiland, en de Markt als verbindend element. De historische kavelmaat, de aaneengebouwde gevelwanden en de bouwhoogte, variërend van 2 tot 3 bouwlagen met kap, en de compacte opzet bepalen de structuur van de bebouwing.

De stedenbouwkundige structuur is beschermd doordat een deel van de historische binnenstad op basis van de Monumentenwet is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. In aanwijzingen tot beschermd stadsgezicht wordt onderscheid gemaakt tussen de zones A, B en C. Voor de aanwijzing van de binnenstad van Maassluis zijn de zones B en C relevant. Zone B betreft gebieden die worden gekenmerkt door de in cultuurhistorisch opzicht gave stedenbouwkundige structuur en de concentratie van beeldbepalende panden en monumenten. Zone C betreft gebieden waar de historisch-stedenbouwkundige structuur (stratenpatroon en bebouwingsstructuur) nog grotendeels aanwezig is.

Naast deze twee zones zijn in het plan gebieden opgenomen die de randen vormen van de structuurbepalende elementen, maar buiten de aanwijzing vallen. De bescherming van de ruimtelijke karakteristieken is opgenomen in de gemeentelijke Welstandsnota.

Uitgangspunten voor de juridische regeling

Het beleid is dat met name de stedenbouwkundige structuur, maat en schaal van de bebouwing en de bijzondere kenmerken van het stedelijk milieu gehandhaafd blijven en worden hersteld en versterkt. Belangrijk hierin is het behoud van het oorspronkelijke patroon van de Vlieten, de stegen en de bestaande rooilijnen. Verder dient nieuwbouw te worden afgestemd op het karakter, de maat en de schaal van de bestaande bebouwing.

Binnen het beschermd stadsgezicht wordt onderscheid gemaakt in de ruimtelijke zones in overeenstemming met de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht. In het gebied dat als zone B is aangemerkt, is de regeling gedetailleerd. De bescherming benadrukt de eenheid van het afzonderlijke pand. Bij zone C betreft het met name de bebouwingsstructuur, waarbij meer vrijheid bestaat voor variatie in afzonderlijke panden. In het overig gebied wordt de meeste vrijheid geboden. In dit gebied staat immers de bescherming van het authentieke karakter van Maassluis niet voorop, maar biedt het een kader voor de beschermde zones.

Voor het beschermd stadsgezicht wordt een zo goed mogelijke bescherming van de oorspronkelijke stedelijke opzet nagestreefd. De oorspronkelijke opzet komt met name tot uitdrukking in een aantal kenmerken die betrekking hebben op de voorgevelrooilijn, de pandbreedte, de kapafdekking, de kapvorm/nokrichting, het aantal bouwlagen en de bouw- en/of goothoogte. Er wordt uitgegaan van een basiskarakteristiek, waaraan de panden binnen de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet voldoen. Deze basiskarakteristiek komt overeen met:

  • een aaneengesloten bebouwing in twee à drie bouwlagen;
  • de panden zijn in de diepte gebouwd;
  • alle panden liggen in de voorgevelrooilijn;
  • de panden hebben een kapafdekking, waarvan de nokrichting evenwijdig is aan de zijgevelbouwgrens;
  • de panden zijn tussen de 4 m en de 10 m breed.

Voor de gebieden die niet opgenomen zijn in het beschermd stadsgezicht, geldt dat de regeling moet zijn gericht op handhaving van de bestaande situatie. Voor het gebied ten noorden van de Zuiddijk en het gebied tussen het Zandpad en de Fenacoliuslaan is zoveel mogelijk aangesloten op de planologische regeling die elders in Maassluis toegepast wordt. Voor overige kwaliteitsaspecten geldt hier de Welstandsnota als toetsingskader.

De gebieden aan de Groen van Prinstererkade en Noorddijk maken geen deel uit van het beschermd stadsgezicht. De panden hier maken wel deel uit van de kenmerkende stedelijke lintbebouwing. Om deze kenmerkende structuur hier te behouden is er voor gekozen om aan te sluiten bij de regeling van het beschermd stadsgezicht.

2.2.2 Functionele structuur

In het plangebied zijn verschillende functies aanwezig. Naast wonen zijn ook detailhandel, horeca, dienstverlening en andere kleine bedrijfsmatige functies aanwezig. Deze functiemix is van oudsher in de binnenstad aanwezig. Het gebied kan worden opgedeeld in verschillende functionele deelgebieden. Elk van deze deelgebieden heeft zo zijn eigen functies, welke dienen te worden behouden en zo mogelijk versterkt.

Kernwinkelgebied

Het hart van de binnenstad wordt gevormd door het kernwinkelgebied. Het gaat hierbij om het gebied tussen de Lange Boonestraat, de P.C. Hooftlaan, de Zuidvliet, de Nieuwstraat en de omgeving van de Markt. De nadruk ligt hier vooral op detailhandel. Daarnaast zijn hier verschillende horecavestigingen gelegen. De horecavestigingen zijn voornamelijk geconcentreerd rondom de Markt. Op de Markt zijn terrassen ten behoeve van de horeca aanwezig.

Aanloopgebied

Rondom het kernwinkelgebied is een aanloopgebied dat wordt begrensd door de Noordvliet Zuidzijde en de Veerstraat. Ook de Haven maakt deel uit van het aanloopgebied. In deze straten is detailhandel minder aanwezig en richten de functies zich meer op een menging van wonen, dienstverlening, bedrijven, kantoren en maatschappelijke functies.

Dit aanloopgebied is op zichzelf weer onder te verdelen in een viertal gebieden met elk hun eigen karakteristiek.

Gemengd I

Het gebied Gemengd I is het gebied dat direct aan het winkelgebied grenst en door de publieksgerichte functies, zoals dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen, ook gericht is op het publiek. Het betreft hier het gebied tussen de Lange Boonestraat en de Zuidvliet direct ten noorden van het kernwinkelgebied.

Gemengd II

In dit gebied ligt de nadruk meer op kantoren en bedrijven. Deze zone is dan ook minder op het publiek gericht. Het betreft hier het gebied aan de Wagenstraat.

Gemengd III

Dit gebied richt zich voornamelijk op kantoren en maatschappelijke functies. Hier zijn voornamelijk de van oudsher aanwezige functies, zoals het Delflandshuis, aanwezig. Het gaat hierbij dan ook om de gebieden ten zuiden van het kernwinkelgebied, gelegen aan de Hoogstraat, de Veerstraat-Zuidzijde en -Noordzijde en het gebied ten noorden van de Zuiddijk.

Gemengd IV

Het gebied Gemengd IV is een gebied dat zich kenmerkt door de aanwezigheid van bedrijven en kantoren. Deze functies zijn voornamelijk geconcentreerd langs de Haven en de Govert van Wijnkade.

Woongebieden

Naast deze meer gemengde gebieden kent de binnenstad ook nog een aantal gebieden met een overwegende woonfunctie. Het gaat hierbij om het gebied aan weerszijden van de Zuiddijk, de Fenacoliuslaan en de Damstraat, het gebied ten oosten van de P.C. Hooftlaan en het gebied rondom de Noorddijk. Ook aan de Govert van Wijnkade en op het Schanseiland overheerst de woonfunctie, zodat deze gebieden ook tot het woongebied gerekend worden.

Buitengebied

In het noordoosten van het plangebied is een overloopgebied tussen de binnenstad en het buitengebied onder de rijksweg A20 door. Dit gebied is thans in gebruik als weidegebied en er is een jachthaven gevestigd.

Uitgangspunten voor de juridische regeling

Het plangebied kent een aantal functionele deelgebieden. Uitgangspunt is om de functionele structuur in deze gebieden te behouden en te versterken. Dat betekent enerzijds, dat ruimte moet worden geboden voor flexibiliteit, maar anderzijds, dat overlast voor gevoelige bestemmingen voorkomen moet worden.

2.3 Ontwikkelingen

Brouwerijstraat

In het noordoosten van het plangebied stond aan de Brouwerijstraat een voormalige school. Op deze locatie worden 14 nieuwe woningen gebouwd. Op het planperceel zullen parallel aan de Noordvliet en Zuidvliet twee stroken van 7 woningen worden gebouwd. De voorgevels van deze woningen grenzen direct aan de kade. Achter de achtertuinen van de woningen zal plaats worden gemaakt om 30 parkeerplaatsen in de openbare ruimte te realiseren. Voor de ontwikkeling van deze woningen is in 2010 een bestemmingsplanprocedure doorlopen. Dit bestemmingsplan is opgenomen in het bestemmingsplan Binnenstad.

Vlietlocatie

Aan de rand van de binnenstad van Maassluis speelt de ontwikkeling van de Vliet. Deze ligt ter hoogte van de Zuidvliet aan weerszijden van de P.C. Hooftlaan. Op deze locatie is momenteel een wooncomplex gevestigd. Aan de westzijde van de P.C. Hooftlaan stond een kerk. Hier is momenteel een tijdelijke parkeerplaats gerealiseerd.

In het Maatschappelijk Investeringsprogramma is opgenomen dat de gemeente Maassluis en Maasdelta samen een plan ontwikkelen voor de binnenstad en Sluispolder-West. Aandachtpunten in het plangebied zijn onder andere het ouderencomplex De Vliet, de realisatie van een woonservicezone en een impuls voor de binnenstad. Omdat ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan de planvorming nog niet concreet genoeg was en de haalbaarheid niet aangetoond kon worden, zijn deze ontwikkelingen niet in dit bestemmingsplan meegenomen. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan de huidige vigerende mogelijkheden opgenomen.

Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.

Een groot deel van het plangebied is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Deze bescherming dient in een beschermend bestemmingsplan gestalte te krijgen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe de cultuurhistorische waarden beschermd worden.

Vervolgens wordt ingegaan op de juridische regeling, en worden de gekozen bestemmingen besproken.

3.2 Beschermd Stadsgezicht

Het Beschermd Stadsgezicht Maassluis is opgedeeld in twee verschillende delen, zone B en zone C. Deze zones worden door de rijksdienst aangehouden bij de beschermde stads- en dorpsgezichten. Hierbij wordt zone A gegeven aan gebieden met grote concentraties monumenten. Zone B wordt gegeven aan gebieden met een aantal concentraties van monumenten. Zone C is ten slotte voor gebieden met verspreid liggende monumenten.

In het Beschermd Stadsgezicht Maassluis is sprake van een zone B en zone C (zie figuur 3.1). In het bestemmingsplan zijn deze gebieden elk voorzien van een eigen dubbelbestemming (Waarde - Cultuurhistorie - B en Waarde - Cultuurhistorie - C). Beide zones hebben hun eigen kenmerkende basiskarakteristiek. Deze is zoveel mogelijk vastgelegd in de regels.

Voor het beschermd stadsgezicht wordt zoveel mogelijk de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet beschermd. Deze opzet wordt gekenmerkt door de voorgevelrooilijn, de pandbreedte, de kapafdekking, de nokrichting en het aantal bouwlagen.

In de dubbelbestemming zijn dan ook aanvullende bouwregels opgenomen ten aanzien van de plaatsing van de voor- en zijgevels in de voorgevelrooilijn, de dakhelling en nokrichting van de kappen en de breedte van de panden.

De kenmerkende structuur van de bouwlagen is vastgelegd in de verschillende bestemmingen. Omdat deze regeling ook is toegepast langs de stedelijke bebouwingslinten die geen onderdeel uitmaken van het beschermd stadsgezicht is er voor gekozen deze regels in de bestemmingsregels op te nemen en niet in de dubbelbestemming.

Voor zone B en C geldt in principe dezelfde regeling. Echter is de regeling bij zone B meer gericht op de bescherming van het individuele pand dan in zone C. In beide zones wordt het bebouwingsbeeld met de pandbreedtes, hoogtes en nokrichting vastgelegd. In zone B zijn alle panden met zowel de voor- als de zijgevel aangeduid. In zone C is alleen de voorgevel vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0002.jpg"

Figuur 3.1 Aanwijzingsbesluit

Van de verschillende bouwregels kan afgeweken worden mits de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht niet onevenredig worden geschaad en met inachtneming van de in de regels opgenomen voorwaarden.

Door het opnemen van de dubbelbestemming wordt het aangewezen beschermd stadsgezicht in het bestemmingsplan voorzien van een beschermend regime.

3.3 Juridische Regeling

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

Om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te borgen is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, waarin voor elke aanwezige functie een toegesneden bestemming met regels is voorzien.

3.3.1 Inleidende regels

Conform SVBP bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.

3.3.2 Bestemmingsregeling

De verschillende bestaande functies in het plangebied zijn overeenkomstig hun huidig gebruik bestemd. De bestemmingsregelingen worden hieronder nader toegelicht.

Agrarisch

Het agrarisch perceel aan de noordoostzijde van het plangebied is bestemd als Agrarisch. Hier is akkerbouw en grondgebonden veeteelt toegestaan, alsmede extensief dagrecreatief gebruik, voet- en fietspaden en waterstaatkundige doeleinden.

Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Dat betekent, dat het landelijke karakter hier gehandhaafd blijft.

Bedrijf

Voor de bedrijven in het plangebied is de bestemming Bedrijf opgenomen. In de milieuzonering is rekening gehouden met de huidige functies van de bedrijven en de aanwezigheid van gevoelige bestemmingen (zoals woningen). Daardoor is de groothandel in dieren aan de Noordvliet mogelijk gemaakt door middel van de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1'. Voor de scheepswerf aan de Olivierstraat is de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2' opgenomen.

Voor de bedrijfswoningen aan de Noordvliet Noordzijde 157 en 159 is de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen.

De nutsvoorzieningen en het gemaal zijn middels een specifieke aanduiding mogelijk gemaakt. Ter plaatse zijn uitsluitend nutsvoorzieningen of een gemaal toegestaan.

Gebouwen binnen deze bestemming zijn voorzien van een bouwvlak met een bijbehorende bouwhoogte.

Centrum

De bestemming Centrum is opgenomen ter plaatse van het kernwinkelgebied. In dit gebied is detailhandel bij recht toegestaan op de begane grond en zijn woningen uitsluitend op de verdieping toegestaan.

Horeca is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding. Daarnaast is ook voor kantoren een specifieke aanduiding opgenomen. Voor dienstverlening geldt dat deze uitsluitend is toegestaan na afwijken van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning. Voor dergelijke dienstverlening geldt dat deze qua stedenbouwkundige uitstraling en openingstijden moet passen binnen het kernwinkelgebied.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. De maximaal toegestane bouwhoogte wordt gerelateerd aan het aantal bouwlagen. Zoals beschreven in paragraaf 3.2 zijn voor hoofdgebouwen het aantal bouwlagen vastgelegd op maximaal 3, tenzij op de plankaart een ander aantal is opgenomen. De gebouwen mogen met een kap worden afgedekt. Deze kap maakt geen onderdeel uit van het aantal bouwlagen. In de regels is opgenomen dat voor de eerste bouwlaag een maximale hoogte van 4 m geldt. Voor overige bouwlagen geldt een maximale hoogte van 3 m.

Gezien de kleinschalige structuur is het niet gewenst dat er functies toegestaan worden die veel verkeer genereren. Daarom is in deze bestemming specifiek geregeld dat de vestiging van een maaltijdafhaal-of bezorgbedrijf niet toegestaan is.

Gemengd

De aanloopgebieden naar het kernwinkelgebied zijn bestemd als Gemengd. Deze aanloopgebieden zijn te onderscheiden in 4 verschillende gebieden. Deze gebieden hebben dan ook een toegesneden bestemming. In elk van deze bestemmingen zijn andere functies toegestaan.

bestemming toegestane functies
Gemengd - 1 Woningen, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen.
Aanwezige bedrijven en horecavestigingen met aparte aanduiding.
Gemengd - 2 Woningen, kantoren en bedrijven uit ten hoogste categorie 1B (Staat van Functiemenging).
Gemengd - 3 Woningen, maatschappelijke voorzieningen en kantoren.
Gemengd - 4 Woningen, kantoren en bedrijven uit ten hoogste categorie 1B (Staat van Functiemenging).

De aanwezige functies die niet passen in deze bestemmingen zijn middels een functieaanduiding mogelijk gemaakt.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Ook in deze bestemming is de maximaal toegestane bouwhoogte gerelateerd aan het aantal bouwlagen. Zoals beschreven in paragraaf 3.2 zijn voor hoofdgebouwen het aantal bouwlagen vastgelegd op maximaal 3, tenzij op de plankaart een ander aantal is opgenomen. De gebouwen mogen met een kap worden afgedekt. Deze kap maakt geen onderdeel uit van het aantal bouwlagen. In de regels is opgenomen dat voor de eerste bouwlaag een maximale hoogte van 4 m geldt. Voor overige bouwlagen geldt een maximale hoogte van 3 m.

Kantoor

Ter plaatse van het kantoor op het Schanseiland is de bestemming Kantoor opgenomen. Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan. Daarnaast is ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens gezondheidszorg en medische dienstverlening toegestaan. Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Evenals de bestemmingen Centrum en Gemengd zijn voor het hoofdgebouw het aantal bouwlagen vastgelegd. Zoals beschreven in paragraaf 3.2 zijn voor hoofdgebouwen het aantal bouwlagen vastgelegd op maximaal 3, tenzij op de plankaart een ander aantal is opgenomen. De gebouwen mogen worden afgedekt met een kap. Deze kap maakt geen onderdeel uit van het aantal bouwlagen.

Maatschappelijk

Voor de diverse maatschappelijke functies in het plangebied is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. Per functie is met een aanduiding aangegeven welke functie mogelijk is. De musea in het plangebied zijn mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'museum', ter plaatse is daarnaast ook openbare dienstverlening toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn religieuze en andere levensbeschouwelijke voorzieningen toegestaan. De school en de kinderopvang zijn mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'onderwijs', binnen deze aanduiding zijn zowel kinderopvang, onderwijs als peuterspeelzalen toegestaan. Voor het verpleeghuis 'Het Klooster' is de aanduiding 'zorginstelling' opgenomen.

Gebouwen zijn toegestaan binnen het bouwvlak. Ten aanzien van de bouwhoogte geldt de hoogte, zoals opgenomen op de plankaart. Indien er geen hoogte is opgenomen geldt het maximum aantal bouwlagen van 3, of het aantal bouwlagen dat is opgenomen op de plankaart.

Recreatie - Watersport

De aanlegplaatsen in het noordoosten van het plangebied zijn bestemd als Recreatie - Watersport. Binnen deze bestemming is een watersportvereniging met bijbehorende ligplaatsen toegestaan.

De aanwezige bebouwing is voorzien van een strak bouwvlak met een aanduiding voor de bouwhoogte. Dat betekent, dat verdere uitbreiding van de bebouwing niet mogelijk is.

Tuin

Op de tuinen, behorende bij woningen, is de bestemming Tuin gelegd. In deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Verkeer

Daar waar een weg een gebiedsontsluitingsfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de P.C. Hooftlaan, de Lange Boonestraat en de Wagenstraat. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Verblijfsgebied

Behoudens de wegen die bestemd zijn als Verkeer, is het openbaar gebied bestemd tot Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn gebieden met een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelplaatsen, wegen, voet- en fietspaden en water toegestaan, waardoor een zekere mate van flexibiliteit wordt geboden.

Water

Het water in het plangebied is voorzien van de bestemming Water. Binnen deze bestemming zijn water, verkeer te water en aanlegplaatsen toegestaan. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

Wonen

De woongebieden binnen het plangebied zijn bestemd als Wonen. Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bestemmings- en bouwvlakken. Voor de woningen in de binnenstad geldt dat de hoofdgebouwen ten hoogste het aantal bouwlagen mag bedragen dat op de plankaart is aangegeven. Indien geen aanduiding is opgenomen mogen hoofdgebouwen ten hoogste uit 3 bouwlagen bestaan. Voor het woongebied ten noordoosten van de Zuiddijk is voor de grondgebonden woningen een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Hiervoor geldt dan ook niet het maximum aantal bouwlagen.

Ten aanzien van de appartementengebouwen die rondom het centrum zijn gebouwd is de aanduiding 'gestapeld' opgenomen. Binnen deze aanduiding zijn gestapelde woningen toegestaan.

Naast het wonen zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning (met een maximum van 50 m²), inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast moet in voldoende parkeergelegenheid voorzien zijn en mogen de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca of detailhandel.

Functieaanduidingen

Binnen de woongebieden zijn diverse andere functies aanwezig. Om aan te sluiten bij het karakter van het gebied, is ervoor gekozen om binnen de woonbestemming te werken met de functieaanduidingen 'kantoor', 'bedrijf', 'specifieke vorm van bedrijf - 3' 'dienstverlening', 'maatschappelijk', 'detailhandel' of 'horeca tot en met categorie 1b'. Deze functies zijn alleen toegestaan op de eerste bouwlaag (dus de begane grond). Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is tevens een bed & breakfast toegestaan.

Bouwregels

De aanwezige bebouwing is voorzien van een strak bouwvlak met een aanduiding voor de bouwhoogte. Buiten het bouwvlak is erfbebouwing in de vorm van aan-, uit- en bijgebouwen toegestaan. Deze mogen tot een bouwhoogte van ten hoogste 3 m worden beschouwd. Het bebouwd oppervlak mag niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen met een maximum van 50 m².

Waarde - Archeologie

Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is op de plankaart een gebied aangeduid met de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Per deelgebied zijn op de gemeentelijke verwachtingskaart verschillende archeologische verwachtingswaarden benoemd. Elk van deze verwachtingswaarde heeft in het bestemmingsplan een aparte regeling. In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen voor welke bouwwerken en werkzaamheden de archeologische dubbelbestemmingen gelden.

dubbelbestemming verwachtingswaarde oppervlak diepte t.o.v. maaiveld
Waarde - Archeologie - 2 archeologische waarde 0 m² 40 cm
Waarde - Archeologie - 4 hoge archeologische verwachting 100 m² 40 cm
Waarde - Archeologie - 5 middelhoge archeologische verwachting 200 m² 40 cm
Waarde - Archeologie - 6 onbekende archeologische verwachting 200 m² 200 cm

Waarde - Cultuurhistorie - B en C

Ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Cultuurhistorie - B en Waarde - Cultuurhistorie - C opgenomen.

Ten aanzien van het bouwen zijn, naast de bouwregels die gelden volgens de bestemming, nog aanvullende bouwregels opgenomen voor gebouwen die binnen het beschermd stadsgezicht vallen. De voorgevel van de hoofdgebouwen dient ter plaatste van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd, binnen zone B dient daarnaast ook de zijgevel van de hoofdgebouwen, indien aangegeven, ter plaatse van deze aanduiding te worden gebouwd.

Voor beide gebieden geldt verder dat de gebouwen, zowel hoofd- als bijgebouwen, dienen te worden afgedekt met een kap, waarvan de dakhelling ten minste 50° en ten hoogste 70° bedraagt. De nokrichting van de kap dient daarbij evenwijdig aan de zijgevel te lopen.

De breedte van de hoofdgebouwen mag niet minder dan 4 m en niet meer dan 10 m bedragen.

Binnen de dubbelbestemming zijn afwijkingsregels opgenomen. Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - B kan het bevoegd gezag afwijken van het bestemmingsplan voor de regels ten aanzien van het afdekken van gebouwen met een kap en toestaan dat woningen plat of met een kap met een dakhelling van ten minste 20° of ten hoogste 80° mogen worden gebouwd.

Daarnaast kan het bevoegd gezag afwijken van het bestemmingsplan voor een andere nokrichting, mits deze aansluit op de kenmerkende dakenstructuur, de hoofdvorm van de kap ongemoeid blijft en de wijziging niet zichtbaar is vanaf het openbaar gebied.

Ten slotte kan afgeweken worden van het bestemmingsplan ten behoeve van een andere pandbreedte, mits een aaneengesloten gevelwand blijft bestaan, het pand niet breder wordt dan 12 m, het repetitie-effect van twee pandbreedtes naast elkaar zo veel mogelijk wordt vermeden en dat bij beeldbepalende panden en monumenten de doorbreking van de zijgevel op ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn plaatsvindt.

Een omgevingsvergunning voor deze afwijkingen kan alleen worden verleend mits de cultuurhistorische waarde van het beschermd stadsgezicht niet in onevenredige mate wordt aangetast.

Binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorie - C kan het bevoegd gezag voor dezelfde regels afwijken van het bestemmingsplan. Daarnaast kan binnen zone C tevens afgeweken worden voor het niet bouwen in de voorgevelrooilijn, mits er sprake is van een ondergeschikte terugspringing, waarbij deze verspringing ten hoogste 3 m breed en 0,5 m diep bedraagt en de terugspringing vanuit een stedenbouwkundige optiek op een logische plaats plaatsvindt.

Waterstaat - Waterkering

Binnen het plangebied ligt een waterkering met beschermingszones. Voor deze gronden is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Binnen deze bestemming zijn beperkende bouwregels met een afwijkingsbevoegdheid met adviesplicht voor het bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming(en) opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie.

Gebiedsaanduidingen

Molenbiotoop

Binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden nadere regels voor het bouwen, aanleggen en uitvoeren van werkzaamheden in verband met de mogelijke aantasting van belangrijke zichtlijnen en de vrije windvang van de Molen 'de Hoop' en de Wippersmolen. Binnen de molenbiotopen mogen nieuw op te richten gebouwen en andere bouwwerken en aan te leggen beplantingselementen in volwassen toestand zich niet verder uitstrekken boven de onderste punt van de verticaal staande wiek dan 1:30 van de afstand gemeten tussen het op te richten bouwwerk en de molen.

Geluidszone - industrie

Binnen de op de plankaart aangegeven aanduidingen 'geluidszone - industrie - 1', 'geluidszone - industrie - 2' en 'geluidszone - industrie - 3' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk zijn in het kader van de Wet geluidhinder (Wgh).

3.3.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels.

3.3.4 Overgangsrecht en slotregels

In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.

3.4 Handhaving

De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat bij de handhaving van dit plan met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Waar regels zijn, moeten deze gehandhaafd worden. Zo ook bij regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn erop gericht de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren.

Handhaving op dit gebied is de laatste tijd steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken, is handhaving inmiddels geworden tot een beginselplicht waarvan slechts deugdelijk gemotiveerd afgeweken kan worden.

Omdat er teveel regels zijn om alles te kunnen handhaven zal het bestuur onderbouwde keuzes moeten maken. In de uitwerkingsregels van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor), is de plicht voor bestuursorganen om een handhavingsbeleid vast te stellen wettelijk verankerd. In het Bor wordt onder meer gesteld dat het handhavingsbeleid inzicht dient te geven in de prioriteitstelling, in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd, de manier waarop sancties worden toegepast.

De gemeente Maassluis heeft haar handhavingsbeleid vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Wabo (30 augustus 2011). In deze nota wordt een integrale visie gegeven op de wijze van handhaven van de gemeente.

Het denken in termen van individuele producten is niet meer uitgangspunt voor de inzet van toezicht en handhaving maar de kernbegrippen zijn cluster (of ketengericht) werken. De toezicht en handhavingstaken zijn in dat geval geclusterd naar de wijze waarop toezicht en handhaving zal worden georganiseerd.

Om te kunnen toezien op de waarborging van een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma wordt een handhavingsregisseur aangesteld die daarnaast een aantal wettelijke taken op zich zal nemen. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de vergunningverlenende en de handhavende taken. De vergunningverlenende taken worden uitgevoerd in de afdeling ROVM door het team Bouw- en Woningtoezicht. Toezicht en Handhaving wordt uitgevoerd door het team Handhaving en Toezicht.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal en gemeentelijk beleid beknopt samengevat.

De ambities voor de binnenstad zijn niet in strijd met het beleid van het Rijk en provincie en passen binnen het beleid van de gemeente. In verschillende beleidsdocumenten zijn beleidsuitgangspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de binnenstad. In het bestemmingsplan wordt aan deze beleidsuitgangspunten voldaan.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

In de SVIR en het Barro kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Maassluis relevante belangen zijn:

  • een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  • het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
  • betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
  • ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

Rijksbelang in de omgeving van het plangebied zijn de A20 als onderdeel van de hoofdwegenstructuur, de spoorlijn (hoofdspoorwegennet), de Nieuwe Waterweg (hoofdvaarwegennet) en de hoofdwaterkering. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze onderdelen. De ontwikkeling past daarmee binnen het rijksbeleid.

4.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2012)

De kern van de Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

Het plangebied is aangeduid als stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0003.jpg"

Figuur 4.1 Provinciale structuurvisie - Functiekaart

Om doorwerking van provinciale belangen te borgen, is een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen in de Verordening Ruimte.

Provinciale Verordening (2012)

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'

Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren. De ambities voor de binnenstad passen hiermee binnen de verordening.

In de verordening zijn op de kaart de molenbiotopen van de molens in de omgeving van het plangebied opgenomen (zie figuur 4.2). Binnen deze molenbiotopen zijn beperkingen opgenomen ten aanzien van het bouwen van bouwwerken boven een bepaalde hoogte. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met deze regels uit de verordening en is een aanduiding ter bescherming van de molenbiotopen opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0004.png"

Figuur 4.2 Molenbiotopen

4.4 Regionaal Beleid

Landschapontwikkelingsperspectief (LOP, 2009)

De gemeenten Delft, Vlaardingen, Schiedam, Maassluis, Rotterdam-Overschie, Midden-Delfland en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben samen het intergemeentelijk Landschapontwikkelingsperspectief (LOP) Midden-Delfland 2025 opgesteld.

Midden-Delfland is een prachtig open veenweidegebied tussen Rotterdam en Den Haag. Maassluis neemt in het Midden-Delflandgebied een bijzondere positie in aan de Nieuwe Waterweg. Het is een topgebied en dat willen Maassluis en de omringende gemeenten graag zo houden. Het LOP presenteert een streefbeeld en geen eindbeeld. Er wordt een gemeenschappelijke koers gegeven om nieuwe ontwikkelingen in de gewenste richting te sturen en werkt door in het ruimtelijk beleid.

Om de kernkwaliteiten van Midden-Delfland in stand te houden, te verrijken en te versterken, wordt gestreefd naar:

  • versterken van het contrast land - stad;
  • versterking van de relaties met de bredere omgeving;
  • versterking van de relaties met de directe omgeving;
  • versterking van de kwaliteit van de randen;
  • zonering van het recreatief gebruik: stad - rand - land;
  • versterking van het agrarisch kerngebied;
  • versterking van het kerngebied weidevogels;
  • benutting van de kwaliteiten van het land als recreatief uitloopgebied;
  • benutting van de recreatieve potenties van het water.

Specifieke opgave in de binnenstad zijn de verbindingen tussen stad en land.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0005.jpg"

4.5 Gemeentelijk Beleid

4.5.1 Structuurvisie Maassluis 2012-2025 (2012)

Maassluis streeft ernaar een sociale en financieel gezonde stad te zijn. Bij de ontwikkelingen in de stad is duurzaamheid een belangrijk thema. Dit wordt verder uitgewerkt in een duurzaamheidsvisie. De missie en centrale leidraad voor de structuurvisie is daarom: sociaal, solide en duurzaam. Keuzes maken voor een goede toekomst.

Een deel van de ruimtelijke visie krijgt zijn uitwerking in ruimtelijke ontwikkelingen die al in gang zijn gezet of in voorbereiding zijn (Binnenstad, Sluispolder-West, Balkon, Burgemeesterswijk, Dijkpolder, 'kleinere locaties', Woonservicezones, De Dijk, Uitbreiding Lely, De Kade en Kapel-polder). De ontwikkelingen met betrekking op de binnenstad worden hier kort toegelicht.

Het historische centrum is een van de identiteitsdragers van Maassluis.

Versterken historische binnenstad

Een belangrijke opgave is om de attractiviteit en vitaliteit van de historische binnenstad te versterken en de toeristische potenties meer te benutten. De haven van Maassluis maakt hier deel van uit. Inzet voor de binnenstad is vitalisering in brede zin: economisch, toeristisch, sociaal-cultureel en ruimtelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0006.jpg"

In het Maatschappelijk Investeringsprogramma (MIP) is opgenomen dat de gemeente Maassluis en Maasdelta samen een plan ontwikkelen voor de binnenstad en Sluispolder-West. In 2009 is een projectorganisatie opgezet en is gestart met een interactief proces van visievorming.

Aandachtspunten in het plangebied zijn onder andere het ouderencomplex De Vliet en een economische impuls voor de binnenstad.

De binnenstad heeft een karakteristieke individuele pandenstructuur, veel monumenten en beeldbepalende panden en is (deels) aangewezen als beschermd stadsgezicht. De kwaliteit en beleving van het gebied worden verder bepaald door de Vlieten, de Markt, de Noord- en Zuiddijk en het Schanseiland. Kenmerkend is het gemengd functiepatroon met detailhandel, horeca, dienstverlening en sociaal-culturele functies.

De structuurvisie gaat uit van wonen in een suburbaan/stedelijk rustig woonmilieu met verder maatschappelijke en commerciële functies.

Bij de herstructurering van de binnenstad gaat de structuurvisie uit van de volgende uitgangspunten:

  • voor het revitaliseren van de binnenstad zal een supermarkt op een centrale plek zorgen voor meer dagelijks bezoek aan de binnenstad. Ook zouden de winkels meer geconcentreerd moeten worden;
  • voldoende parkeergelegenheid (rekening houdend met de toevoeging van winkelruimte, te compenseren parkeerruimte etc.).

Versterking van dijken en ruimtelijke groenstructuren

Het groen en de cultuurhistorie staan hoog op de agenda zowel regionaal als gemeentelijk.

Transformatie en verdichtingsopgaven worden benut om cultuurhistorische en of groenstructuren te versterken en indicatief aangegeven ontbrekende schakels te realiseren, in het bijzonder:

  • de centrale groenstructuur van Steendijkpolder naar Haven/binnenstad;
  • de Groene route gekoppeld aan Oleanderpark en Kastanjedal, die een voortzetting moet krijgen in het nieuwe woongebied Dijkpolder;
  • de Maasdijk, Noorddijk, Zuiddijk, Vlaardingsedijk en Delflandsedijk;
  • de Weverskade die als lange lijn een belangrijke recreatieve en groene verbinding is door de stad;
  • water, waterberging en natuurvriendelijke oevers maken waar mogelijk onderdeel uit van de ontwerpopgave. Bestaande structuren, zoals de groenstructuur, moeten robuuster worden en zo gaan functioneren dat de stad als geheel er kwaliteit aan ontleent.

4.5.2 Integraal stedelijk functieprogramma (2012)

Het integrale stedelijk functieprogramma van de structuurvisie vervangt het geactualiseerde Programma Wonen, Werken, Welzijn (sport, onderwijs en overige welzijnsvoorzieningen) uit 2009 en is aangevuld met de onderdelen verkeer, groen en water.

Wonen

Kwalitatieve opgave

Aansluiten op de vraag

De huidige woningmarkt is meer een vragersmarkt dan een aanbiedersmarkt. De gemeentelijke (en stadsregionale) opgave daarbij is het organiseren van wat 'vraagsturing' wordt genoemd, om de kwalitatieve woningbouwopgave te realiseren.

Mede ter nadere uitwerking van de aanbevelingen uit het Programma Wonen Werken Welzijn: centrale regie op het programma, prioriteiten stellen; verbetering voorzieningen en openbare ruimte, meer zeggenschap woonconsument, meer gedifferentieerd bouwen, monitoring woningbouwontwikkelingen en marketing, zijn vanuit de gemeente drie rollen bij vraagsturing van belang:

  1. 1. te zorgen dat bestaande wijken en buurten toekomstwaarde hebben en dat nieuwbouw aanvullend is;
  2. 2. de specifieke vraag van woningzoekenden binnen het kader van het gewenste woonmilieu, door de ontwikkelaar, waar mogelijk met potentiële kopers/huurders zelf in kaart te laten brengen. Het is van belang om te blijven vasthouden aan de kwaliteit van het gekozen woonmilieu;
  3. 3. qua woonmilieu en vraag kansrijke projecten versterken met (extra) gemeentelijke investeringen in openbare ruimte en in voorzieningen.

Differentiatie in woonmilieus

Het werken met onderscheidende woonmilieus biedt zowel lokaal als regionaal houvast om meer variatie in type locaties aan te bieden. De locaties kunnen bijvoorbeeld onderscheidend zijn in dichtheid, programma, hoeveelheid sociale woningbouw en omvang en aard van de openbare ruimte.

Maassluis streeft binnen deze woonmilieus naar gemengde wijken met zowel huur- als koopwoningen en met woningen in verschillende prijsklassen. Volgens het coalitieakkoord 2010-2014 'De Uitdaging' moet bij nieuwbouwprojecten gemiddeld eenderde deel in de sociale huur of goedkope koopsector gerealiseerd worden.

Momenteel is in Maassluis 43% van het woningbestand sociaal woningbezit. Zowel in Maassluis als de regio is er binnen dit sociaal woningbezit een overschot in het suburbane compacte woonmilieu. Dit leidt tot herstructureringsplannen met de sloop van circa 1.000 woningen.

Samen met de aanwezige voorraad blijft Maassluis dus ook op termijn een gemeente waar een breed publiek kan wonen, jong en oud, met lagere en in toenemende mate ook met hogere inkomens.

Kwantitatieve opgave

Naast de uitgebreide kwalitatieve opgave blijft er ook een kwantitatieve woningbouwopgave voor Maassluis. Dit is te herleiden uit het onderzoek Woon 2009, demografische ontwikkelingen van Maassluis en de regio en recente bevolkingsprognoses (CBS, PRIMOS).

De gemeente Maassluis wil een aantal ontwikkelingen afronden, waaronder De Burgemeesterswijk en Het Balkon en een aantal nieuwe ontwikkelingen opstarten. Totaal gaat het om een indicatieve programmacapaciteit van circa 4.000 woningen. De indicatieve woningaantallen per ontwikkelingslocatie zijn weergegeven in tabel 2.5.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0007.jpg"

Daarbij wordt rekening gehouden met een sloopprogramma van circa 1.000 woningen, waardoor de mogelijke netto-uitbreiding circa 3.000 woningen betreft. De indicatieve programmacapaciteit is voor de gebieden die al meer zijn uitgewerkt minder indicatief dan de gebieden die later worden opgepakt.

De gemeente Maassluis telt bijna 32.000 inwoners. De verwachting is dat dit inwonertal de komende 10 jaar tussen de 32.000 en 33.000 personen zal blijven, mede afhankelijk van de nieuwbouw en sloop van woningen. In de gemeente staan ruim 14.000 woningen dus de gemiddelde woningbezetting is circa 2,2 inwoners per woning. De verwachting is dat het aantal huishoudens in genoemde periode met circa 1.500 zal toenemen.

De gemeente streeft daarom naar een netto-uitbreiding van minimaal 100 woningen per jaar. Over de woningbouwtaak worden er afspraken gemaakt met de stadsregio. Afhankelijk van de marktontwikkeling kan dit minder of meer zijn. Op korte termijn is de verwachting dat de woninguitbreiding wat lager zal zijn. Het resterende programma wordt op de langere termijn gerealiseerd.

Focus op bepaalde ontwikkelingen in de periode tot 2020

In het raadsbesluit van 11 januari 2011 is de programma-ambitie van een aantal stedelijke ontwikkelingsprojecten bepaald.

2010-2015

  1. 1. Doorgaan met grote projecten: Balkon, Burgemeesterswijk, Vloot/Schutsluis en De Dijk.
  2. 2. Doorgaan met kleine projecten: Noorddijk/Geerkade, Brouwerijstraat, Industrieweg 14.
  3. 3. Openstaan voor particulier initiatief zodra marktkansen zich voordoen (Station-West, Kapelpolder, Kade) en voorbereidingen treffen voor de start van Dijkpolder, Koningshoek en Sluispolder-West/binnenstad.

2015-2020

  1. 1. Doorgaan met grote projecten: Balkon en Burgemeesterswijk alsmede realisatie van Sluispolder-West/binnenstad.
  2. 2. Eerste realisatie van woningen in de grote projecten: Dijkpolder en Koningshoek.
  3. 3. Openstaan voor particulier initiatiefprojecten zodra marktkansen zich voordoen (Station-West, Kapelpolder, Kade en dergelijke).

Afhankelijk van de kansen en ontwikkelingen in de markt kan de planning variëren. Inmiddels is duidelijk geworden dat de eerste woningen in Dijkpolder al aan het eind van de periode 2010-2015 worden gerealiseerd.

Fase 3 van Burgemeesterswijk zal na 2020 worden gerealiseerd.

Werken

Kwalitatieve opgave

Maassluis moet niet alleen een mooie woonplaats, maar ook een vitale woonplaats zijn. Juist de aanwezigheid van werkgelegenheid brengt dynamiek en levendigheid met zich mee, waardoor een gemeente goed kan functioneren. De opgave is om zowel kwantitatief als kwalitatief een 'gezonde' economie binnen Maassluis te bewerkstelligen.

De gemeente Maassluis zet daarbij in op een verbreding van de werkgelegenheidsstructuur, voor diverse opleidingsniveaus en zowel voor fulltime als parttime arbeidskrachten.

Door ontwikkelingen op het gebied van de werkgelegenheid en geplande woningbouw zal de behoefte aan (zakelijke) dienstverlening, horeca, detailhandel, leisure en welzijnsvoorzieningen toenemen en zal ook groei van het aantal arbeidsplaatsen in het onderwijs (en buitenschoolse opvang en kinderopvang) in Dijkpolder en Het Balkon aan de orde zijn.

De gemeente wil aan-huis-gebonden beroepen in principe toestaan (dienstverlenende beroepen in een woning door een bewoner uitgeoefend waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is). Bij andere typen beroepen en bedrijven aan huis zal een afweging gemaakt worden of dat inpasbaar is qua verkeer, parkeren en andere relevante aspecten.

Door de bouw van woon-werkwoningen en ruimere woningen waarin ook een beroep aan huis kan worden uitgevoerd, wordt thuiswerken gestimuleerd.

Kwantitatieve opgave

De gemeente biedt ruimte voor uitbreiding van werkgelegenheid waar mogelijk. De ambitie voor groei van werkgelegenheid is vooral ingegeven door de realistische mogelijkheden binnen de gemeente.

Leisure

Recreatieve ontwikkelingen vergroten de leefbaarheid voor de inwoners en de aantrekkelijkheid van de stad. Aandacht moet er zijn voor bijzondere functies langs de Nieuwe Waterweg alsmede vaarroutes en wandel-, hardloop- en fietsroutes langs het water, in de stad en in groengebieden.

Een gevarieerd aanbod in eet- en drinkgelegenheden in zowel de binnenstad als in Koningshoek vergroot de aantrekkelijkheid eveneens.

De aantrekkelijkheid van de binnenstad kan verder worden vergroot door het Schanseiland in relatie tot Havenkom en Stadhuiskade een specifiek karakter te geven. Bijvoorbeeld bestempelen als een bijzonder 'cultuureiland'.

Winkels

Maassluis kent vier winkelgebieden die alle vier voor de algemene dagelijkse levensbehoeften een wijkfunctie hebben. Koningshoek en de binnenstad hebben daarnaast een bovenwijkse functie. In de voorgenomen ontwikkelingen voor Centrumgebied Koningshoek en binnenstad zullen deze functies worden versterkt. Koningshoek zal zich hierbij kunnen ontwikkelen als koopcentrum waar ook de grote landelijke winkelketens zich thuis voelen. De binnenstad zal met haar speciaalzaken, horeca en cultuur meer de toeristisch-recreatieve kwaliteiten kunnen uitbouwen. Op basis van het vastgestelde DPO en de geactualiseerde notitie uit 2008 is er voldoende draagvlak voor het beoogde totaalprogramma.

4.5.3 Wegenstructuurvisie Maassluis (2010 - 2025)

In de wegenstructuurvisie Maassluis zijn oplossingsrichtingen gegeven voor de toekomstige verkeersstructuur van Maassluis en is onderzocht of er knelpunten te verwachten zijn met de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis tot 2025.

Uit de structuurvisie blijkt dat het wegennet van Maassluis, zonder uitbreiding met nieuwe infrastructuur, maar wel met het toepassen van enkele benuttings- en aanpassingsmaatregelen, voldoende capaciteit biedt om de effecten op het verkeer van de nu bekende ontwikkelingen tot 2025 te kunnen verwerken. Hoewel er een stijging is van de verkeersbelasting van het wegennet, blijven de milieu-effecten binnen de wettelijke normen en vragen deze geen extra maatregelen.

4.5.4 Archeologisch beleid (2013)

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch beleid binnen de stadsgrenzen. Daarvoor heeft Maassluis informatie nodig over wat er zich in de grond bevindt. Er bestaat wel een rapport uit 2003, maar een actuele stand van zaken ontbreekt. Hiervoor zijn grondboringen uitgevoerd, waardoor Maassluis nu over een actuele kaart beschikt met alle belangrijke archeologische gegevens. Het inventarisatierapport dient als basis voor een actueel archeologisch beleid.

4.5.5 Duurzaamheidsvisie gemeente Maassluis (2012-2015)

Maassluis is een stad waar mensen wonen, werken en recreëren. Het is een stad waar veel gebeurt op lokaal niveau. De gemeente kiest er daarom voor om de duurzaamheid in de stad te bezien volgens de principes van People (mensen), Planet (milieu) en Prosperity (welvarendheid), of volgens het coalitie akkoord 'sociale, financiële en duurzame doelstellingen' die in een harmonieuze wijze gecombineerd gelijktijdig dienen te worden gehaald.

De gemeente heeft daarom een duurzaamheidsbeleid geformuleerd die moet leiden tot een CO2-neutrale stad in 2040. De gemeente wil hierbij inzetten op een lager energieverbruik en meer gebruikmaken van duurzaam opgewekte energie. Hiervoor zet de gemeente in op haar eigen organisatie en op stimuleren van duurzaamheid bij bedrijven en burgers.

4.5.6 Groenstructuurplan (2001)

De bestaande groenstructuur in de bebouwde kom blijft behouden. De gemeente formuleert voor zichzelf de opgave om te blijven investeren in de groene route door Maassluis. De voorgestelde structuur is echter geen blauwdruk maar verbeeldt een ambitie. In de praktijk is de route herkenbaar als een aaneenschakeling van groene openbare ruimten verbonden door lanen.

Het gemeentelijk groenstructuurplan zal de komende tijd worden geactualiseerd, met het Landschapontwikkelingsperspectief als belangrijkste beleidskader voor het buitengebied.

4.5.7 Welstandsbeleid (2012)

Maassluis combineert een veranderlijk karakter met de wens monumenten en beeldbepalende bouwwerken te behouden.

In 1976 is de binnenstad van Maassluis aangewezen als beschermd stadsgezicht.

De dichte bebouwing van de oude havenstad in combinatie met de nog aanwezige structuur van de haven, dijken en vlieten vormt de kern van het beschermde stadsgezicht.

In Maassluis zijn, zowel binnen als buiten het beschermde stadsgezicht, 42 Rijksmonumenten. Daarnaast is er een groot aantal gemeentelijke monumenten aangewezen. Het gaat onder meer om kerken, molens, agrarische gebouwen, woonhuizen en openbare gebouwen.

Door middel van het monumentenbeleid stelt de gemeente zich tot doel het bestaande bestand te behouden. Voor het welstandsbeleid betekent het monumentenbeleid extra aandacht voor de omgeving van het monument en dat de aangewezen monumenten een aparte status hebben. Bouwplannen voor monumenten worden eveneens beoordeeld door de monumentencommissie.

Uitgangspunten voor welstand

Maassluis zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. In het historisch centrum, langs doorgaande wegen, aan karakteristieke panden en bij nieuwe locaties is een hoge beeldkwaliteit uitgangspunt en moet welstand bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Voor de oudere woongebieden, bedrijventerreinen en grote delen van de glastuinbouw wil de gemeente zich wat betreft welstand terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief.

Gebieden

De gebiedsgerichte criteria zijn gebaseerd op het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk 'zich moet gedragen' om in zijn omgeving niet te veel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt. De gebiedsgerichte welstandscriteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan.

Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld met daarin een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. Ook wordt er een samenvatting gegeven van de gewenste ontwikkelingen en een waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken. Dit is de grondslag voor het welstandsniveau, waarbij tevens de hoofdpunten voor de beoordeling worden genoemd. Daarna volgen de welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. Met de welstandscriteria kan de commissie zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel vormen. In aanvulling op de tekst zijn foto's opgenomen, die een impressie van het gebied geven en zowel goede als slechte voorbeelden tonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0008.jpg"

Niveaus

Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen.

Het grootste deel van de gemeente is gewoon welstandsgebied. Hier heeft de gemeente gekozen voor het handhaven van een goede basiskwaliteit met daarbij voldoende vrijheid voor de burger of ondernemer om invulling te geven aan eigen initiatieven. Bouwplannen in deze gebieden mogen in principe geen afbreuk doen aan de basiskwaliteit van de omgeving.

De bedrijventerreinen zijn soepel welstandsgebied. Hier wil de gemeente zich terughoudend opstellen en zich met name richten op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving. Om deze reden ligt hier de nadruk op de randen en de hoofdwegen door het gebied.

In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst.

In het beschermd stadsgezicht is de cultuurhistorische kwaliteit mede bepalend voor de welstand. Hier is behoud van het historisch straatbeeld uitgangspunt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0009.jpg"

4.5.8 Nota Horecabeleid (2012)

Het doel is een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat en waar het woon- en leefgenot gewaarborgd is en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.

Het doel van de Horecanota is het scheppen van kaders en hiermee een bijdrage te leveren aan het bereiken van een goede balans tussen horeca, als belangrijke economische en recreatieve/ontspannende functie, en het bewaken van de woon- en leefsituatie en gezondheid. De positieve aspecten van horeca moeten zoveel mogelijk gestimuleerd worden en de negatieve aspecten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden.

Beleidsuitgangspunten per gebied

Belangrijk is dat de horeca in Maassluis aansluit bij de behoefte in de verschillende wijken/gebieden en dat dit ook wordt vastgelegd in de lokale bestemmingsplannen. Gekozen is om het beleid per wijk/gebied te beschrijven. Het bestemmingsplan in deze wijken is leidend en deze nota geeft dan ook de uitgangspunten weer van de mogelijkheden die zich in deze wijken voordoen.

Leidend hierbij is het uitgangspunt om horeca te centreren in de winkelgebieden, te weten het Stadshart, Koningshoek, Steendijkpolder en Palet. De reden hiervan ligt in het feit, dat uitgaan in horecabedrijven min of meer gerelateerd is aan winkelgebieden. De winkelgebieden zijn over de hele stad verdeeld; de schaalgrootte van Maassluis vraagt niet om (veel) extra horecagelegenheden in de overige wijken/gebieden, die voor het grote deel bestaat uit woongebieden of bedrijventerreinen. Ten slotte is uit ervaring gebleken dat de vestiging van horeca in niet-winkelgebieden kan leiden tot overlastsituaties in de betreffende (woon)wijken.

Categorisering

De volgende typering wordt gehanteerd:

  • categorie 1: lichte horeca;
  • categorie 2: horeca;
  • categorie 3: middelzware horeca;
  • categorie 4: zware horeca.

Een bijzondere categorie is de zogenaamde paracommerciële horeca. Het gaat hier om sportkantines, sociaal-culturele en educatieve instellingen en instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Voor deze bijzondere categorie zijn in de nota aparte beleidsregels opgesteld.

De coffeeshop is een alcoholvrije inrichting waarin de kleinschalige verkoop van cannabisproducten wordt gedoogd, al dan niet voor gebruik ter plaatse. Aan de vestiging van een coffeeshop en ook het verlenen van de exploitatievergunning wordt een aantal specifieke eisen gesteld. Deze zijn opgenomen in de Nota Softdrugsbeleid die het gemeentebestuur in 2010 heeft vastgesteld.

Stadshart/binnenstad

Horeca speelt een belangrijke rol om het Stadshart levendig te houden en haar positie als winkelcentrum te verstevigen. Het Stadshart is ook woongebied van veel Maassluizers; het is daarom noodzakelijk om een goede balans tussen beide belangen te vinden.

In 2006 heeft het gemeentebestuur bij vaststelling van de Nota Horecabeleid 2006 besloten om een 'beperkte uitbreiding' toe te staan in het Stadshart, waarbij de voorkeur is uitgesproken voor daghoreca. Sinds 2006 zijn er geen nieuwe horecabedrijven gevestigd in het Stadshart. Wel zijn een aantal horecabedrijven gewisseld van eigenaar, waarbij (soms) ook het concept is aangepast.

Voor het Stadshart blijft het beleidsuitgangspunt gelden:

  • beperkte ontwikkeling van horecabedrijven;
  • alleen voor horecabedrijven categorie 1.

Binnenstad/Havenhoofd

Voor dit onderdeel van de binnenstad wordt geen uitbreiding van de huidige horecabedrijven voorgestaan. Het huidige aanbod behelst een grillroom, (afhaal)restaurants en cafés. Met het oog op de ontwikkelingen rond het havengebied in recreatieve zin, is een beperkte uitbreiding van horeca, in de categorie 1 en 2, wenselijk.

4.5.9 Detailhandelsvisie Maassluis (2012)

Aanleiding voor een nieuwe detailhandelsvisie voor de gemeente zijn landelijke ontwikkelingen in de detailhandel en diverse ontwikkelingen binnen Maassluis. Om te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen is het noodzakelijk om een heldere visie te hebben die inspeelt op deze ontwikkelingen. De visie gaat in hoofdlijnen uit van een versterking van de functie en positie van Koningshoek als hoofdwinkelcentrum van Maassluis en omgeving. De gemeentelijke ambitie gaat uit van de volgende punten:

  • concentratie van dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod in een modern hoofdwinkelgebied;
  • behoud van spreiding van dagelijks aanbod over de inwoners in eigentijdse boodschappencentra;
  • benutten van de potenties van het historische centrum voor het behoud van bijzonder winkelaanbod.

In het bestemmingsplan is dan ook rekening gehouden met deze visie, waarbij detailhandel in de binnenstad mogelijk is gemaakt. Om concentratie van detailhandel te bereiken is deze functie alleen toegestaan in het kernwinkelgebied en de direct aangelegen aanloopstraten.

4.5.10 Beleidsregels parkeren Maassluis (2012)

In de bouwverordening van Maassluis is opgenomen dat bij gebouwen voldoende parkeergelegenheid dient te zijn aangebracht en dat dit primair op eigen terrein dient te geschieden. Ter bevordering van de rechtszekerheid heeft het college in de beleidsregels parkeren Maassluis 2012 vastgelegd welke parkeernormen van toepassing zijn bij bouwplannen. In de beleidsregels is tevens vastgelegd op welke voorwaarden afgeweken mag worden van de parkeernormen.

4.6 Conclusie

Voor het plangebied en de directe omgeving daarvan worden geen ingrijpende veranderingen voorgesteld. Het conserverende beleid voor dit plangebied stemt derhalve overeen met de huidige situatie, zoals dit in het nieuwe bestemmingsplan Binnenstad wordt vastgelegd.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijke En Functionele Analyse

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bestaat uit een ruimtelijke analyse van het plangebied. Er wordt achtereenvolgens ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de bestaande situatie in het plangebied aan de hand van de ruimtelijke hoofdstructuur en de cultuurhistorisch waardevolle elementen. Uit deze onderdelen en het relevante beleid worden vervolgens de uitgangspunten voor de gebiedsvisie en de beoogde ontwikkelingen geformuleerd. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de conclusie.

5.2 Ontstaansgeschiedenis

In het getijdengebied rond de Maasmonden werden tot de 14e eeuw bij elke vloed de gronden tot aan het dorp Maasland overstroomd. De brede maasmonding bracht het water over het relatief laaggelegen land. Ter hoogte van Maassluis werd dit land doorsneden door vloedgeulen die haaks op de Maasmonden stonden. Hierdoor raakte het water ver in het achtergelegen gebied.

Omstreeks 1340 zijn ten tijde van de bouw van de zeewering tussen de Noordzeekust en Rotterdam, de eerste mensen in het gebied van rond Maassluis neergestreken. Met deze Maasdijk werd het land achter de zeewering beschermd tegen de invloeden van de zee.

Om het overtollige water uit de nieuwe polders op de Maas te lozen, werden (aanvankelijk dertien) sluizen aangelegd. De Monsterse Sluis is belangrijk in de historie van Maassluis want rond deze sluis ontstond de eerste bewoning van de stad. In 1365 was er reeds een veerverbinding met Brielle.

Op deze strategische plek met betekenis als knooppunt tussen het Hart van Holland en het Zeeuwse eilandenrijk nam vanaf de 16e eeuw de bevolking snel toe.

Op 16 mei 1614 ondertekende Johan van Oldebarneveldt de acte voor zelfstandigheid van Maassluis. Twee eeuwen later verkreeg de nederzetting stadsrechten.

Daarna hebben de visserij en de daarbij behorende toeleveringsbedrijven Maassluis tot grote bloei gebracht. Na de realisatie van de Nieuwe Waterweg in 1872 kreeg het Loodswezen een vaste plek in de haven van Maassluis en vestigden zich ook belangrijke sleepdiensten.

Inmiddels hebben de visserij, sleepdienst en het loodswezen de stad verlaten, maar de historie heeft nog duidelijke invloed op de stedenbouwkundige structuur van de kern van Maassluis.

5.3 Ruimtelijke Structuur

Stedenbouwkundige hoofdstructuur

De binnenstad van Maassluis is in historisch en architectonisch opzicht waardevol als kenmerkende authentieke Hollandse nederzetting. De belangrijkste stedenbouwkundige structuurelementen zijn van oudsher gerelateerd aan het water. Het betreft de volgende elementen:

  1. 1. de rivierdijk in de vorm van de Noorddijk en de Zuiddijk;
  2. 2. de Noordvliet en de Zuidvliet, dwars op de Maas en de rivierdijk, als belangrijke waterverbindingen met het achterland;
  3. 3. de Markt als belangrijkste dwarsverbinding onderaan de dijk, tussen en over de Noordvliet en de Zuidvliet;
  4. 4. de haven met het wijde profiel met aanliggende bebouwing;
  5. 5. de buitenzijde van het Schanseiland, dat de vorm van een vroegere verdedigingsschans nog in zich heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0010.jpg"

Stedenbouwkundige patronen en stadsbeeld

Zeer kenmerkend in het stadsbeeld is de rivierdijk met aan weerszijden de dijkbebouwing en het kenmerkende hoogteverschil dat vooral beleefbaar is langs de Zuiddijk. Ook opvallend voor Maassluis is het grote contrast tussen de relatief brede Noordvliet en Zuidvliet en de smalle dwarsstraten. Het vervoer speelde zich in het verleden vooral af over het water. Dwarsverbindingen tussen de vlieten in de vorm van straten hadden daarom een beperkte verkeersfunctie en waren als gevolg daarvan relatief smal.

Direct achter de dijk ligt de Markt. Deze van oudsher centrale plek verbindt de structurerende elementen van de haven, de dijk en de vlieten.

De ruimtebeleving van de Binnenstad wordt in belangrijke mate beïnvloed door de historische kavelmaat en het gesloten karakter van de aaneengebouwde gevelwanden. Karakteristiek hierbij zijn de strakke rooilijnen waarin de voorgevels van de panden zijn geplaatst. De bouwhoogte varieert maar is overwegend 2 à 3 bouwlagen en een kap.

Bebouwingsstructuur en korrelgrootte

In het historische centrum is de bebouwing tamelijk compact van opzet. De panden staan op smalle diepe percelen langs de Noord- en de Zuidvliet. De verkaveling langs de vlieten loopt ter weerszijden van enkele dwarsstegen door. Typische hoekhuizen met afwijkende afmetingen komen eigenlijk niet voor. De gevels langs deze stegen waren ook grotendeels gesloten. Elk pand bezit een eigen identiteit. Dit komt vooral tot uitdrukking in de diversiteit van de verschillende bouwhoogten, van de diverse (traditionele) gevelarchitectuur met baksteen, geschilderde houten kozijnen, de nadrukkelijke pandsgewijze kappenstructuur, haaks op de voorgevelrooilijn met pannenafdekking.

De kleinschalige indruk van de Binnenstad wordt versterkt door de detaillering en de afmetingen van de bouwonderdelen van de panden zoals ramen, deuren, penanten, gootlijsten etc.

De gebouwen die vanouds een openbaar of semi-openbaar karakter hebben springen uit dit beeld door situering buiten de rooilijnen en/of afwijkende afmetingen van de hoofdmassa (bijvoorbeeld het oude stadhuis, het Waterschapsgebouw en kerken).

Een aantal gebieden binnen het plangebied heeft een afwijkende andere stedenbouwkundige opzet. Het betreft het blok tussen de Fenacoliuslaan en het Zandpad en de blokken ten oosten van de Zuiddijk, rondom de Damstraat. Deze blokken zijn van recenter datum en zijn op een (meer) projectmatige wijze ontwikkeld.

In het verleden zijn er in de binnenstad enkele projecten gerealiseerd die niet in de historische korrelgrootte passen. Dergelijke projecten zijn op blokniveau ontwikkeld en vormen een breuk met het bestaande historische pandenpatroon. De school aan de Brouwerijstraat is inmiddels gesloopt en zal worden vervangen door bebouwing die meer past binnen de karakteristiek van de binnenstad. Ook voor het bejaardencentrum De Vliet zijn er plannen om te slopen en hiervoor nieuwbouw te realiseren. De nieuwbouw zal samengaan met de herontwikkeling van de tijdelijke parkeerplaats aan de P.C. Hooftlaan.

Verkeersstructuur

Bestaande situatie

Ontsluiting

Het plangebied wordt ontsloten vanaf de A20 (De Lier-Gouda). De Binnenstad van Maassluis ligt op circa 1 km afstand van de oostelijke aansluiting van de A20 en wordt hiermee verbonden door de Laan 1940-1945, die een gebiedsontsluitende functie heeft. De Laan 1940-1945 maakt onderdeel uit van de hoofdverkeersroute die vanaf de oostelijke autosnelwegaansluiting in een ruime boog om de zuidzijde van de Binnenstad voert (Laan 1940-1945; Industrieweg; Mozartlaan). Vanaf de oostelijke aansluiting voert daarnaast een tweede verkeersroute om de noordzijde van de binnenstad (eveneens in een ruime boog) via de route Maassluiseweg-Rozenlaan-Westlandseweg.

De binnenstad wordt voornamelijk ontsloten via de direct aan de centrale binnenstad grenzende route P.C. Hooftlaan-Lange Boonestraat-Marelplein-Wagenstraat. De formele oost-westverbinding van Maassluis wordt gevormd door een verkeersroute die met een wijde boog om de zuidzijde van de binnenstad voert, bestaande uit Laan 1940-1945, de Industrieweg en de Mozartlaan. De P.C. Hooftlaan sluit hierop aan.

De binnenstad is ook toegankelijk vanaf de Zuiddijk, de Noorddijk en de Govert van Wijnkade.

Met uitzondering van de P.C. Hooftlaan, de Lange Boonestraat en de Wagenstraat zijn alle wegen gecategoriseerd als erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. De P.C. Hooftlaan en de langs het plangebied gelegen Laan 1940-1945, Wagenstraat en Industrieweg, zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h.

Verschillende straten binnen de Binnenstad zijn vrij smal. Op een deel van deze straten is daarom eenrichtingsverkeer ingesteld. Het personenautoverkeer, het bevoorradend verkeer en het fietsverkeer wikkelt zich gemengd af, conform de uitgangspunten van het concept Duurzaam Veilig. In sommige straten zijn geen verhoogde trottoirs aanwezig en bevindt de voetganger zich op hetzelfde niveau als het rijdend verkeer.

Parkeren

In de binnenstad kan geparkeerd worden op parkeerterreinen en langs straten. In totaal bevinden zich meer dan duizend parkeerplaatsen verspreid over de binnenstad. Het grootste deel hiervan bevindt zich binnendijks en wordt ontsloten vanaf de route P.C. Hooftlaan-Lange Boonestraat-Wagenstraat. De belangrijkste binnendijkse parkeervoorzieningen zijn de parkeerterreinen gelegen aan het Marelplein, de Nieuwe Schoolstraat, het Schuurhof, de Sluispolderkade, Boogertstraat en de Petrus Kockstraat. Buitendijks bevinden zich parkeervoorzieningen op het Schanseiland (parkeerclusters), de Govert van Wijnkade en langs de Haven (parkeerhavens).

Ten aanzien van het parkeren heeft de gemeente de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012' opgesteld. In deze beleidsregels is per functie aangegeven hoeveel parkeerplaatsen bij nieuwe ontwikkelingen dienen te worden gerealiseerd.

Langzaam verkeer

De binnenstad van Maassluis is vanuit de gehele stad goed bereikbaar per fiets gezien de centrale ligging en relatief beperkte fietsafstanden. De fietsstructuur bestaat uit een fijnmazig routenetwerk. De hoofdwegenstructuur buiten en langs de binnenstad is voorzien van vrijliggende fietspaden (Westlandseweg, Rozenlaan, Laan 1940-1945, Industrieweg, Mozartlaan, Deltaweg). Ook de hoofdroute direct langs het centrum (Wagenstraat, Lange Boonestraat en P.C. Hooftlaan) is van vrijliggende fietsvoorzieningen voorzien. Vanaf de zuidwestzijde is de binnenstad niet goed bereikbaar. Dat wordt veroorzaakt door de barrièrewerking van de dijk (Noorddijk, Hoogstraat, Zuiddijk), die de binnenstad opdeelt in twee segmenten. Tevens heeft deze dijk slechts een beperkt aantal dijkaf- en opgangen (Wip en Jokweg) die toegankelijk zijn voor fietsverkeer. Andere dijkaf- en opgangen zijn voetpaden waarop fietsen niet is toegestaan (Wedde, voetpad parallel langs Jokweg tussen Zuiddijk en Boogertstraat) of trappen (Jokweg, Veerstraat Noordzijde, Veerstraat Zuidzijde).

Verder is een deel van het bestaande voetgangersgebied (de Markt, de Wip, Zuidvliet, Dr. Kuyperkade, Nieuwstraat en Bloemhof) opengesteld voor fietsverkeer. Op de Markt en de Wip is altijd fietsverkeer toegestaan. De Zuidvliet, Dr. Kuyperkade en de Nieuwstraat zijn buiten winkeltijden toegankelijk voor fietsers.

Naast de fietsers met een herkomst of bestemming in de binnenstad wordt ook door doorgaand fietsverkeer van de straten in de Binnenstad gebruikgemaakt. Dit betreft onder meer fietsverkeer tussen Maassluis en de veerpont naar Rozenburg aan de Deltaweg. Deze doorgaande route is als volgt: Maassluiseweg-Noordvliet Noordzijde/Noordvliet Zuidzijde-Markt-Wip-Haven-Deltaweg (v.v.). Als alternatief voor de Haven vormt de Fenacoliuslaan de (bewegwijzerde) fietsroute vanaf de dijk richting de Deltaweg en terug. De oost-west fietsroute via de Wagenstraat-Lange Boonestraat en P.C. Hooftlaan is opgenomen in het regionaal fietspadenstelsel.

In de overige straten van het kernwinkelgebied maken de voetgangers samen met het fiets- en autoverkeer gebruik van de openbare verkeersruimte.

De dijk vormt voor voetgangers en fietsers een duidelijke fysieke barrière die de binnenstad in twee segmenten opsplitst. Met name voor mensen die slecht ter been zijn, ouders met kinderen en kinderwagens, invaliden en bezoekers met veel of zware aankopen bij zich, vormt de dijk een obstakel. Het hoogteverschil tussen de dijk en het binnendijkse deel van de binnenstad bedraagt bijna 4 m.

Openbaar vervoer

De binnenstad van Maassluis wordt ontsloten door het openbaar vervoer in de vorm van busdiensten die langs en door de binnenstad rijden en door het op loopafstand gelegen NS-station Maassluis. De loop- of fietsroutes bedragen vanaf de Markt circa 750 m. Vanaf het NS-station van Maassluis vertrekken treinen richting Hoek van Holland en Rotterdam. Tevens kan vanaf het station Maassluis gebruik worden gemaakt van taxidiensten. De binnenstad is hierdoor via het spoor goed bereikbaar.

De binnenstad wordt door een aantal busdiensten ontsloten die halteren bij de toegangen tot het kernwinkelgebied van de binnenstad, te weten bij: Mgr. W.M. Bekkerslaan/A. van Schendelstraat en Korte Boonestraat/Marelplein. Vanaf deze halten bevindt de binnenstad zich op 1 minuut loopafstand. De lijnvoering voert via de route P.C. Hooftlaan-Lange Boonestraat-Wagenstraat. De buslijnen geven verbinding met Maassluis Steendijkpolder, Vlaardingen en Schiedam. Tevens geven de buslijnen een verbinding met het station Maassluis-West en het busstation bij het viaduct Maasland. Vanuit het centrum is het station Maassluis lopend of per fiets te bereiken.

De ontsluiting per openbaar vervoer is voor de binnenstad van Maassluis dan ook goed te noemen.

5.4 Functionele Structuur

Traditioneel vervullen de (historische) binnensteden in Nederland een belangrijke commerciële functie door het aanbod aan horeca en detailhandel. In Maassluis staat met name de winkelfunctie onder druk. Doordat de stadsuitbreidingen van Maassluis met name richting het westen hebben plaatsgevonden is het zwaartepunt in de winkelhiërarchie ook naar het westen geschoven. Dit is een logische ontwikkeling: het winkelcentrum Koningshoek ligt meer centraal in de stad dan de historische binnenstad. De binnenstad beschikt echter over kwaliteiten en potenties die voor gemeente en ondernemers al langere tijd aanleiding zijn om te streven naar een stabilisatie van de positie van de binnenstad.

5.4.1 Wonen

Huidige situatie

In de binnenstad van Maassluis is wonen een belangrijke functie. In het kernwinkelgebied zijn voornamelijk woningen boven winkels of andere functies aanwezig. In de aanloopgebieden komt dit ook voor, maar komen ook grondgebonden woningen voor. In de overige gebieden rondom het centrum komen voornamelijk grondgebonden woningen voor.

Beoogde ontwikkelingen

Het plangebied zal een belangrijke woonfunctie houden. De bestaande woningen zullen worden gehandhaafd en waar mogelijk worden woningen toegevoegd.

Aan de Brouwerijstraat is het project Vlietzicht gerealiseerd. Op de locatie van de voormalige school zijn 14 grondgebonden woningen gerealiseerd. Hiermee is de woonfunctie van dit deel van de binnenstad versterkt. In de toekomst zullen op het braakliggend terrein aan de Zuidvliet ook enkele ontwikkelingen plaatsvinden, waarbij woningen worden gerealiseerd en de woonfunctie van de binnenstad wordt versterkt. Op dit moment zijn hier nog geen concrete plannen voor. Ook andere concrete initiatieven zijn op dit moment niet in zicht.

Conclusie

De binnenstad van Maassluis heeft een belangrijke woonfunctie. Deze functie zal worden behouden en versterkt, en door nieuwe ontwikkelingen uitgebreid worden. Op dit moment zijn er geen concrete initiatieven. Dat betekent, dat voor nu het behouden en versterken van de bestaande woonfunctie uitgangspunt is.

5.4.2 Detailhandel

Bestaande situatie

De kwaliteit van de historische binnenstad is goed: er zijn veel kleinschalige, lokale winkels die zich door hun eigen identiteit onderscheiden van het grootwinkelbedrijf in andere winkelgebieden. Daarnaast is de 'setting' sfeervol. Er zijn echter ook nadrukkelijk knelpunten: op zaken als ruimtelijke inrichting, routing en gebruik van unieke elementen als het aanwezige water wordt onvoldoende gescoord. Ook de commerciële invulling van de binnenstad kan beter: er ontbreken publiekstrekkers, er is sprake van leegstand en een sterk wisselende presentatie van winkels.

In economisch opzicht functioneert de binnenstad op een niveau dat gemiddeld gezien voldoende is voor een duurzaam functioneren van het winkelaanbod. In de toekomst is een beperkte uitbreiding van het winkeloppervlak mogelijk.

Beoogde ontwikkelingen

Voor de toekomst wordt voor de binnenstad een functie voorzien als centrumgebied met een gemengd voorzieningenaanbod. Er is een buurt- en wijkfunctie voor met name het aanbod in de dagelijkse sector terwijl bezoekers van verder weg doelbewust of met het oog op recreatie de binnenstad bezoeken. Het winkelaanbod wordt ondersteund door horeca en vermaakelementen. De functie van de binnenstad zal veranderen naar een minder (boven)lokaal niveau. Nadruk komt te liggen op cultuur, toerisme en recreatie. De aandacht moet zijn gericht op het creëren van een specifiek (eigen) centrummilieu. Dit kan worden bereikt door onder andere verdichting van wonen en werken, gerichte en gedurfde branchering, spraakmakende architectuur en een versterking van het organiserend vermogen.

Conclusie

Voor wat betreft het aantal winkels wordt in de binnenstad geen verruiming voorzien. De veranderingen moeten vooral kwalitatief van aard zijn. in het bestemmingsplan wordt onderscheid gemaakt in het kernwinkelgebied waar uitsluitend winkels op de begane grond zijn toegestaan. Buiten het kernwinkelgebied is meer menging met andere functies mogelijk. Hier wordt dus ook de ruimte geboden aan nieuwe initiatieven op het gebied van detailhandel. Boven de winkels kan worden gewoond.

5.4.3 Horeca

Bestaande situatie

Horeca in de binnenstad is voornamelijk geconcentreerd rondom de Markt. Op de Markt zijn ten behoeve van de omliggende horecavoorzieningen terrassen toegestaan. De horeca is, naast detailhandel, een belangrijke commerciële voorziening voor de binnenstad. De aanwezigheid van horeca maakt dat de binnenstad een toeristische aantrekkingskracht heeft die een ander publiek trekt dan de grote winkelcentra in de rest van de stad.

Daarnaast zijn in de binnenstad nog op een aantal locaties horecavestigingen gelegen, in de vorm van bed & breakfast en restaurants.

Beoogde ontwikkelingen en conclusie

De horecafunctie is een belangrijke toeristische functie in de binnenstad. Om nadruk in de binnenstad te leggen op cultuur, toerisme en recreatie is de ontwikkeling van horecafuncties belangrijk. Er wordt niet voorzien op verruiming van het horeca-aanbod, maar op een kwalitatieve verbetering van de aanwezige functies. Deze kwalitatieve verbetering kan worden behaald door de concentratie van de horeca rondom de Markt.

5.4.4 Dienstverlening

Bestaande situatie

Naast detailhandel en horeca behoren ook andere consumentgerichte diensten tot de centrumfuncties. Dit varieert van winkelachtige diensten zoals reisbureau en kapper tot meer kantoorachtige functies als een uitzendbureau of een assurantiekantoor. Ook binnen het centrum van Maassluis kunnen deze functies het aanbod voor de consument completeren. Binnen centrumgebieden vinden we deze diensten vaak meer aan de rand (aanloopgebieden). Dat komt omdat de hogere koop-/huurprijzen voor het vastgoed in het kernwinkelgebied door deze functies niet kan worden opgebracht.

Beoogde ontwikkelingen en conclusie

Dienstverlenende bedrijven zijn zowel in het centrum als in de aanloopgebieden toegestaan. Door het toestaan van dienstverlenende bedrijven biedt het centrum een compleet aanbod voor de consument.

5.4.5 Maatschappelijke en culturele functies

Bestaande situatie

In het plangebied bevindt zich een aantal maatschappelijke functies. In het plangebied bevinden zich enkele kerken, waarvan de kerk op het Schanseiland een van de meest prominente gebouwen is in de binnenstad. Daarnaast bevindt zich ook aan de Wagenstraat en de Constantijn Huygensstraat een kerk. Ten slotte is op de hoek van de P.C. Hooftlaan en de Noordvliet een vestiging van het Leger des Heils gelegen.

Daarnaast is er ten zuiden van de Zuidvliet ook een aantal maatschappelijke en culturele functies gelegen. Zo is aan de Zuidvliet, in de voormalige schuurkerk, het theater gevestigd. Aan de Mgr. W.M. Bekkerslaan is een basisschool (Prinses Christina Openbare Basisschool) en een kinderdagverblijf (Puk) gelegen. Op de hoek van de Mgr. W.M. Bekkerslaan en de Jan Luykenstraat staat de sociale en maatschappelijke voorziening 'Het Klooster'.

Beoogde ontwikkelingen en conclusie

De aanwezige maatschappelijke functies hebben een belangrijke en historische binding met de binnenstad. De bestaande maatschappelijke functies worden zo veel mogelijk behouden en daar waar nodig versterkt.

5.4.6 Bedrijven en kantoren

Bestaande situatie

Het merendeel van de bedrijven in het plangebied zijn gericht op de consument (detailhandel en horeca) en worden in eigen paragrafen behandeld. Overige bedrijven in de binnenstad betreffen voornamelijk kantoren.

Met name langs de vlieten is in het verleden, in aansluiting op de binnenstad, bedrijvigheid ontstaan. Het gaat hierbij met name om aannemersbedrijven, autobedrijven en wat handelsbedrijven. Het betreft relatief kleinschalige activiteiten die echter in de loop der tijd steeds minder op hun huidige locatie passend zijn.

Beoogde ontwikkelingen en conclusie

De vestiging van kantoren in de binnenstad vraagt aandacht omdat moet worden voorkomen dat het winkelkarakter van de binnenstad wordt aangetast. Menging van detailhandel en kantoren is niet wenselijk. Binnen het winkelgebied worden nieuwe kantoren daarom niet mogelijk gemaakt. Overige bedrijven worden conform het huidig gebruik bestemd. Nieuwe bedrijvigheid die overlast kan veroorzaken wordt niet toegestaan.

5.4.7 Groen en water

Bestaande situatie

In het plangebied speelt de waterstructuur een grote rol. Het water is medebepalend geweest voor de ontwikkeling van de binnenstad. De haven en de vlieten hebben een bepalend structurerend karakter. Het water heeft ook nog steeds een belangrijke functie. De haven wordt nog steeds gebruikt voor diverse bedrijfsactiviteiten, die voornamelijk in de zuidwesthoek van de haven zijn geconcentreerd.

De vlieten worden voornamelijk gebruikt voor de pleziervaart. In het noordoosten van het plangebied ligt ook een jachthaven, waar pleziervaarten aangemeerd liggen.

De binnenstad kent een erg stenig karakter, hierdoor is in de binnenstad weinig openbaar groen aanwezig. In het noordoosten van het plangebied, bij de jachthaven, ligt een onbebouwd gebied, dat als overloopgebied fungeert naar het buitengebied onder de rijksweg A20 door.

Beoogde ontwikkelingen en conclusie

Water blijft een belangrijke functie in de binnenstad, niet alleen is deze van belang voor de bedrijvigheid in de haven, maar heeft ook een belangrijke recreatieve functie. De recreatieve functie van het water komt naar voren in de vlieten waar terrassen zijn gerealiseerd. Daarnaast is in het noorden van het plangebied een jachthaven.

5.5 Beoogde Ontwikkelingen

In het plangebied speelt een aantal ontwikkelingen. De belangrijkste ontwikkelingen worden hieronder beschreven.

Brouwerijstraat

De voormalige schoollocatie aan de Brouwerijstraat is ontwikkeld tot woningbouw. Op deze locatie zijn 14 grondgebonden woningen gerealiseerd. Deze woningen zijn in een stijl ontwikkeld die aansluit op de rest van de binnenstad. De woningen liggen met de voorgevel direct aan de kade. Voor deze ontwikkeling is op 30 november 2010 een bestemmingsplan vastgesteld.

Vlietlocatie

Voor de herontwikkeling van het bejaardenhuis en ontmoetingscentrum De Vliet en het perceel aan de overzijde van de P.C. Hooftlaan is een stedenbouwkundig plan opgesteld. Op deze ontwikkeling wordt nader ingegaan in paragraaf 2.3. Omdat deze ontwikkeling nog niet in een dusdanig stadium is dat deze kan worden opgenomen in het bestemmingsplan, is deze locatie momenteel nog buiten het bestemmingsplan gehouden.

5.6 Conclusie

De kwaliteiten in het gebied bestaan uit een cultuurhistorisch waardevolle binnenstad, met een duidelijk herkenbare ruimtelijke structuur. Deze ruimtelijke structuur is kenmerkend voor Maassluis en dient daarom ook te worden behouden en daar waar mogelijk te worden verbeterd. Dit kan onder meer door locaties waar de bebouwing die qua korrelgrootte niet past binnen de bestaande verkavelingsstructuur te herontwikkelen.

De functies in de binnenstad kenmerken zich door de verschillende concentraties van functies. Zo is een duidelijk kernwinkelgebied te herkennen tussen de Lange Boonestraat, de P.C. Hooftlaan, de Zuidvliet, de Nieuwstraat en de omgeving van de Markt. Hier concentreren zich voornamelijk de detailhandelsvestigingen en de horecabedrijven. In de aanloopstraten van het kernwinkelgebied, de Noordvliet-Zuidzijde, de Veerstraat en de Haven, zitten functies die ondersteunend zijn aan de binnenstad. Daarnaast ligt er in het plangebied nog een aantal overige functies die meer verspreid liggen. In de binnenstad is ook een aantal gebieden waar de woonfunctie de overheersende functie is.

Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek

6.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de diverse sectorale en milieuaspecten beschreven. Hierbij wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. In de diverse paragrafen kan dan ook worden volstaan met een beknopte beschrijving van de huidige situatie.

6.2 Wegverkeerslawaai En Spoorweglawaai

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden dan ook geen geluidsgevoelige objecten ontwikkeld. Onderzoek naar wegverkeers- en spoorweglawaai kan dan ook achterwege blijven.

6.3 Industrielawaai

Normstelling en beleid

Het plangebied ligt geheel binnen de zone industrielawaai van het industrieterrein 'Botlek-Pernis' en gedeeltelijk binnen de zone industrielawaai van de industrieterreinen Bedrijventerrein: 'Europoort-Maasvlakte' en 'Kapelpolder'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0011.png"

Figuur 6.1 Zones industrielawaai (Bron: pzh.nl zoekkaart bedrijventerreinen)

Op deze industrieterreinen zijn inrichtingen gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in de Wgh (zogenaamde grote lawaaimakers). Voor deze industrieterreinen zijn op grond van de Wgh geluidszones industrielawaai vastgesteld. De geluidszone industrielawaai wordt opgenomen op de plankaart.

Onderzoek en conclusie

Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Binnen de geluidszone worden geen nieuwe (geluidsgevoelige) functies mogelijk gemaakt, derhalve vormt het aspect industrielawaai geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

6.4 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen moet de luchtkwaliteit worden onderzocht. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd). De Wm bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen zijn vooral de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) van belang.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit nibm, en de bijbehorende regeling, is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer een project een bijdrage heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan daarom achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2011 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de A20, de Industrieweg en de Laan 1940/1945 ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat direct langs deze wegen aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van de rest van het plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de wegen ligt. Daarom is ter plaatse van het hele plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.

6.5 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gekoppeld aan een mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is opgesteld met behulp van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Ter plaatse van de bestemming 'bedrijf' in het plangebied is functiemenging niet wenselijk. Hier wordt dan ook gebruikgemaakt van de standaard SvB.

In het plangebied is echter ook de bestemming 'gemengd gebied' opgenomen. Hier zijn naast bedrijven nog andere functies (zoals woningen, kantoren, detailhandel en horeca) aanwezig. In gebieden waar bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies naast elkaar voorkomen en zelfs gewenst zijn, wordt gebruikgemaakt van de SvB 'functiemenging'. Bij deze lijst wordt per bedrijfsactiviteit bekeken in welke mate deze direct naast woningen toelaatbaar is. Voor een nadere toelichting op de aanpak van de milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' wordt verwezen naar Bijlage 1 bij de regels.

Toelaatbaarheid per gebied

Het plangebied bestaat uit het centrum van Maassluis. Er is sprake van een centrumomgeving. Om die reden wordt in grote delen van dit bestemmingsplan uitgegaan van gemengd gebied. Gezien wenselijkheid van functiemenging in het centrum worden bedrijven van categorie B1 of lager algemeen toelaatbaar geacht. In het noordoosten van het plangebied zijn delen waar functiemenging minder gewenst is. Hier zijn gebieden dan ook aangewezen als uitsluitend een bedrijfsbestemming. Doordat hier de menging van (hindergevoelige en -veroorzakende) functies voorkomen wordt, worden hier bedrijven uit een hogere milieucategorie, maximaal categorie 3.1, algemeen toelaatbaar geacht.

Bedrijven uit hogere categorieën dan de algemene toelaatbaarheid worden mogelijk gemaakt via een specifieke aanduiding. Bij bedrijfsbeëindiging of verplaatsing kan zich op die locatie alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid. Op deze manier wordt relevante milieuhinder in de toekomst voorkomen.

Afwijken van de gebruiksregels

De toelaatbaarheid, zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De SvB 'functiemenging' en de standaard SvB geven namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze minder hinder veroorzaakt dan in de SvB is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbaarheid. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit toe worden gelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven uit maximaal één categorie hoger dan de in het bestemmingsplan toegestane categorie. Wanneer wordt afgeweken van de gebruiksregels dient wel te worden aangetoond dat deze bedrijfsactiviteiten naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de bedrijfsactiviteiten genoemd in de lagere algemeen toegelaten milieucategorieën.

Inventarisatie bedrijven

In het plangebied voorkomende bedrijfsactiviteiten zijn geïnventariseerd. Hieruit blijkt dat er verschillende bedrijven zijn die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid ter plaatse. Tevens komt de vorm van bedrijfsvoering van P & A Artistics niet voor in de lijst van functiemenging. Deze bedrijfsvoering is over het algemeen niet gewenst in gebieden met functiemenging.

De bedrijfsactiviteiten die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid of binnen gebieden van functiemenging worden mogelijk gemaakt door middel van een specifieke aanduiding.

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Door het toepassen van een milieuzonering wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

6.6 Horeca

Toetsingskader

Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van omliggende woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie kunnen worden uitgeoefend. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-activiteiten (SvH).

De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt op hinderlijkheid. Er is vooral gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. Per gebied wordt vastgesteld welke categorie van horecavoorzieningen toelaatbaar wordt geacht. Voor een nadere toelichting op de regeling van horecavoorzieningen met de Staat van Horeca-activiteiten wordt verwezen naar Bijlage 5 bij de toelichting.

Toelaatbaarheid per gebiedstype

In het horecabeleid van de gemeente is opgenomen dat uitbreiding van horeca in de binnenstad niet direct gewenst is. Daarom is elke horecavestiging voorzien van een specifieke aanduiding.

Inventarisatie horecavoorzieningen

Bestaande horecavoorzieningen in het plangebied zijn geïnventariseerd en ingeschaald volgens de categorieën van de SvH (Bijlage 2 bij de regels).

Conclusie

Er wordt geconcludeerd dat het aspect horeca de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Door het toepassen van een milieuzonering wordt een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd.

6.7 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Deze worden in het bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt. In de omgeving van het plangebied komt wel een risicovolle inrichting voor die mogelijk relevant is voor de risicosituatie in het plangebied. Het gaat hierbij om de inrichting VECOM Groep aan de Mozartlaan 3. Hier worden chemische producten vervaardigd. Voor deze inrichting is een QRA opgesteld. Hieruit blijkt dat de afstand tot de grens van het invloedsgebied voor de verantwoording van het GR op 87 m ligt. De afstand van het plangebied tot deze inrichting is circa 200 m. Het plangebied ligt dus ruim buiten het invloedsgebied. De inrichting staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Ten noordoosten van het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A20 (wegvak Z48: afrit 6 Maasdijk-knooppunt Kethelplein). Uit het in ontwikkeling zijnde Basisnet Weg 1.0 blijkt dat de PR 10-6-contour niet buiten de weg is gelegen. Daarnaast is voor deze weg geen plasbrandaandachtsgebied aanwezig. De PR 10-8-contour, indicatief voor het invloedsgebied, is 103 m. Het plangebied grenst aan de weg en ligt daardoor binnen het indicatieve invloedsgebied van de weg. Binnen circa 150 m van de weg zijn in het plangebied echter geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Daarnaast blijkt uit het Basisnet Weg 1.0 dat er geen overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR plaatsvindt. De weg staat de vaststelling van het plan dan ook niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg

Uit een onderzoeksrapport van AVIV (Vaarwegenstudie Risicoanalyse van het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg en de nieuwe Maas, AVIV, 21 november 2001, nr. 98152.) blijkt dat de contour van 10-6 voor het PR langs de Nieuwe Waterweg niet buiten de oever ligt. De PR 10-8-contour, die over het algemeen wordt gezien als indicator van het invloedsgebied, ligt volgens het AVIV-rapport ten zuiden van de spoorlijn, op 175 m van de oever. Het plangebied ligt ruim buiten het invloedsgebied (op circa 400 m van de Nieuwe Waterweg). De Nieuwe Waterweg staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Ten noordoosten van het plangebied vindt daarnaast vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door buisleidingen. De belangrijkste gegevens van de buisleidingen zijn weergegeven in de volgende tabel.

buisleiding soort uitwendige diameter maximale werkdruk PR 10-6-contour invloeds- gebied afstand tot plangebied
Pipeline control A20 tracé CO2 20 inch 22 bar 3 m 19 m 70 m
A-613 aardgas 16 inch 79,90 bar 0 m 230 m 80 m
W-521-17 aardgas 8,63 40 bar 0 m 120 m 0 m

Uit de tabel blijkt dat het plangebied niet binnen de PR 10-6-contour van de leidingen ligt. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de aardgasleidingen. Binnen circa 230 m van leiding A-613 zijn in het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Deze leiding staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Binnen circa 80 m van leiding W-521-17 zijn in het plangebied geen (beperkt) kwetsbare objecten gelegen en deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Verderop zijn echter wel (beperkt) kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van deze leiding gelegen (bedrijvigheid). Er wordt voldaan aan de normstelling van het PR en er wordt eveneens ruimschoots voldaan aan de oriëntatiewaarde van het GR.

6.8 Bodemkwaliteit

Beleid en Normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat ter plaatse van het plangebied meerdere historische activiteiten bekend zijn die mogelijk hebben geleid tot bodemvervuiling. Het bestemmingsplan is echter consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er vindt dus geen feitelijke functieverandering plaats waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk.

Er wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het project niet in de weg staat.

6.9 Leidingen

Voor planologisch relevante buisleidingen geldt in het algemeen een belemmeringenzone waarmee in de bestemmingslegging rekening moet worden gehouden.

Er zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden in het plangebied aanwezig. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

6.10 Waterhuishouding

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • provinciaal Waterplan;
  • provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.

In 2007 is een Handreiking Watertoets, ruimte voor water in ruimtelijke plannen opgesteld, deze handreiking is in 2012 geactualiseerd. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Maassluis heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterplan opgesteld voor het gehele Maassluise grondgebied voor de periode 2008-2015. In het waterplan is opgenomen hoe de gemeente en het Hoogheemraadschap zich voorbereiden op de toekomstige klimaatsveranderingen en hoe de chemische en ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater kan verbeteren. Daarmee geven gemeente en Hoogheemraadschap naast invulling aan de eigen wensen en plannen tevens invulling aan de wensen en eisen onder andere uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorts wil de gemeente met het waterplan gestalte geven aan haar wens van meer beleving en versterking van de natuurlijke omgeving ondersteund door een robuust en goed functionerend watersysteem.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied bestaat uit de binnenstad van Maassluis.

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand op minder dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.

Waterkwantiteit

Binnen het plangebied zijn verschillende watergangen gelegen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

De in het plangebied gelegen Noord- en Middelvliet zijn aangemerkt als KRW-lichaam.

Veiligheid en waterkeringen

In het plangebied is een binnenwaterkering gelegen. Een deel van het plangebied ligt dan ook in de kern-/beschermingszone van deze kering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.

Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het Hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Water en Waterstaat in het bestemmingsplan

In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

6.11 Duurzaamheid

Beleid

Klimaatbeleid is een belangrijk speerpunt in de Duurzaamheidsvisie (2012-2015). Er dient waar mogelijk gekozen te worden voor zongerichte verkaveling, collectieve verwarming en toepassing van duurzame energie. Het gebruik van materialen die een verontreiniging veroorzaken in de bodem of het (grond)water zoals zink, koper en lood worden alleen daar toegepast waar het bouwbesluit dat verplicht stelt. Op andere plaatsen of functies wordt gekozen voor een duurzaam alternatief welke niet uitloogt. Daarnaast wordt in samenwerking met de ontwikkelende partij gezocht naar aanvullende kansen voor duurzaamheid en energiebesparing.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Onderzoek en conclusie

Nieuwe ontwikkelingen zullen worden uitgevoerd volgens het gehanteerde klimaatbeleid. Toepassing van duurzame energie bij de bestaande gebouwen en sportvoorzieningen wordt nagestreefd. Toepassing van zonnepanelen is vergunningsvrij. Voor de toepassing van gebouwgebonden windturbines hoeft alleen een milieuvergunning te worden aangevraagd indien de diameter van de rotorbladen groter is dan 2 m. Een bouwvergunning moet voor alle soorten kleine windturbines worden aangevraagd. Grote losstaande windturbines worden uitgesloten in het gehele gebied.

Bij aanpassing of vervanging van installaties in het gebied, zoals openbare verlichting, verkeerslichten en rioolgemalen, wordt gekozen voor energiezuinige en duurzame varianten.

6.12 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 3.

Huidige situatie

Het plangebied binnenstad is het historische centrum van Maassluis en bestaat geheel uit bebouwd en verhard gebied. In het plangebied is zowel sprake van hoogbouw als laagbouw, oppervlaktewater en infrastructuur. Zeer groene gebieden zijn schaars, wat past bij het stedelijke binnenstadkarakter.

Bebouwd gebied heeft haar eigen typerende natuurwaarden, zowel binnen het plangebied als in de omgeving, met name in/om gebouwen en in tuinen. Hierbij kan men denken aan vleermuizen, kleine grondgebonden zoogdieren en broedende vogels.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Het plan biedt met name ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. In het ecologisch bureauonderzoek is aangegeven waar deze kleinschalige ontwikkelingen aan dienen te worden getoetst.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door kleinschalige ontwikkelingen in het plangebied.

De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.

Het bestemmingsplan voorziet niet in grootschalige ontwikkelingen, wel is binnen het bestemmingsplan ruimte voor kleinschalige ontwikkelingen, zoals de bouw van aan- of uitbouwen of het aanleggen van paden en verhardingen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van dergelijke ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron: www.vogelbescherming.nl).
  • Ingeval er bij een ontwikkeling sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3-soorten en broedvogels met vaste nesten dan is nader veldonderzoek noodzakelijk.

6.13 Cultuurhistorie En Archeologie

Beleid

Regioprofiel cultuurhistorie

De regioprofielen van de provincie dienen als een handreiking en sturingskader om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de Provinciale Structuurvisie. Bescherming van archeologische waarden in de bodem maakt ook onderdeel uit van dit beleid.

Wet archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Cultuurhistorische atlas Zuid-Holland

In het plangebied moet rekening worden gehouden met het beschermd stadsgezicht, de waardevolle landschappelijke lijnen en de molenbiotopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0012.png"

Cultuurhistorische waarden

Beschermd stadsgezicht

Op 12 april 1976 is door het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) een groot deel van de Binnenstad aangewezen tot beschermd stadsgezicht. De aanwijzing houdt verband met de bewaard gebleven oorspronkelijke stedenbouwkundige structuur en het relatief grote aantal beeldbepalende panden.

Binnen het beschermde gebied zijn door de Rijksdienst voor Monumentenzorg twee zones onderscheiden:

  • zone B: het gebied dat wordt gekenmerkt door de in cultuurhistorisch opzicht gave stedenbouwkundige structuur en de concentratie van beeldbepalende panden en monumenten;
  • zone C: het gebied waar de historisch-stedenbouwkundige structuur (stratenpatroon en bebouwingsstructuur) nog grotendeels aanwezig is.

Naast deze twee zones zijn in het plan gebieden opgenomen die de randen vormen van de structuurbepalende elementen. Binnen deze overige gebieden liggen enkele blokken met een sterke eigen stedenbouwkundige structuur.

Het beleid is dat met name de stedenbouwkundige structuur, maat en schaal van de bebouwing en de bijzondere kenmerken van het stedelijk milieu gehandhaafd blijven en worden hersteld en versterkt. Zeer belangrijk hierin is het behoud van het oorspronkelijke patroon van de vlieten, de stegen en de bestaande rooilijnen. Voorts dient nieuwbouw te worden afgestemd op het karakter, de maat en de schaal van de bestaande bebouwing.

Het karakter van de bebouwing wordt behouden door toepassing van het aantal bouwlagen. Hierdoor blijft de karakteristieke pandindeling en geleding behouden.

Rijksmonumenten

In het gebied zijn 29 Rijksmonumenten gelegen (zie Bijlage 1). Deze monumenten maken als zodanig een belangrijk deel uit van de ruimtelijke en esthetische kwaliteit van het gebied. Ook de opgestelde inventarisatie van waardevolle panden en mogelijke gemeentelijke monumenten levert een bijdrage aan het herkennen van de aanwezige kwaliteit.

Gemeentelijke monumenten

In het plangebied zijn momenteel 120 gemeentelijke monumenten gelegen (zie Bijlage 2). Deze monumenten zijn net als de Rijksmonumenten belangrijk voor de binnenstad vanwege hun cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Maassluis is de archeologische verwachting van het grondgebied van de gemeente in beeld gebracht. Op basis van bestaande bronnen, zoals terreinen van archeologische waarde, archeologische onderzoeken en waarnemingen in combinatie met historische gegevens over landschap, bodem en bebouwing, is een realistisch verwachtingsmodel voor de gemeente opgesteld.

Op de archeologische verwachtingskaart heeft de binnenstad 4 verschillende archeologische verwachtingen. In onderstaande figuur is een overzicht gegeven van deze verwachtingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.62BPBinnenstad-0003_0013.jpg"

De betreffende archeologische waarden zijn in het bestemmingsplan vertaald naar dubbelbestemmingen. Hiervoor zijn de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie - 2, - 4, - 5 en - 6 opgenomen. Elk van de dubbelbestemmingen heeft zijn eigen regeling. Deze regeling is nader uitgelegd in de juridische planbeschrijving.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in uit te voeren werken of werkzaamheden. Een uiteenzetting van inzichten over de uitvoerbaarheid op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor het overige niet nodig gebleken.

Het bestemmingsplan is daarmee economisch uitvoerbaar.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak

De inspraakverordening van de gemeente Maassluis bepaalt in artikel 2, lid 2, dat inspraak altijd wordt verleend indien de wet daartoe verplicht. De wettelijke plicht om bij ruimtelijke plannen inspraak te verlenen is komen te vervallen. Wel kan elk bestuursorgaan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige bestemmingsplan wordt er geen nieuw gemeentelijk beleid voorbereid. Er is sprake van een consoliderend plan. Nieuwe ontwikkelingen doen zich niet voor, om die reden is voor het bestemmingsplan Binnenstad geadviseerd geen aparte inspraakprocedure te houden.

7.2.2 Zienswijzen

Het bestemmingsplan Binnenstad heeft vanaf 22 april 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld tot het indienen van zienswijzen. Gedurende deze termijn is één zienswijze ontvangen. Deze zienswijze is hieronder samengevat en beantwoord.

Zienswijze 1

  1. 1. Eigenaar van het perceel aan de Noordvliet heeft geconstateerd dat in het ontwerpbestemmingsplan de bouwvlakgrens aan de achterzijde van de woning is verschoven ten opzichte van het vigerend bestemmingsplan. De indiener vraagt dan ook om het vigerend bouwvlak aan te houden.
  2. 2. Tevens vraagt de indiener om de huidige ontwikkelings- en bouwmogelijkheden op zijn perceel uit het vigerend bestemmingsplan zo veel mogelijk in tact te laten.

Reactie gemeente

  1. 1. Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan is deze omissie hersteld.
  2. 2. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en bij de regeling in het bestemmingsplan is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de mogelijkheden die het vigerend bestemmingsplan biedt. Voor het perceel van de indiener zijn de huidige gebruiks- en bouwmogelijkheden in stand gelaten.

Hoofdstuk 8 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan is verstuurd aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Bro.

In het kader van het vooroverleg zijn in ieder geval de volgende diensten c.q. instellingen gevraagd te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan:

  1. 1. provincie Zuid-Holland;
  2. 2. de verschillende rijksdiensten;
  3. 3. Stadsregio Rotterdam;
  4. 4. Hoogheemraadschap van Delfland.

In totaal is één opmerking binnen gekomen van het Hoogheemraadschap van Delfland. Zij geven in de reactie aan dat zij kunnen instemmen met het bestemmingsplan en een positief wateradvies kunnen afgeven. Wel hadden zij nog twee tekstuele opmerkingen op de waterparagraaf. Deze zijn in het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Lijst Van Rijksmonumenten

straatnaam nr. functie/object
Hoogstraat 1 oude raadhuis Maassluis
Hoogstraat 11 Gemeenlandshuis Delfland
Hoogstraat 7-9 2 woningen
Hoogstraat 17 woning
Jokweg 4 rioolgemaal gemeente Maassluis
Kerkplein 1 woonhuis
Kerkplein 2 Grote Kerk
Dr. Kuyperkade 26 woonhuis/kantoor
Markt 18 patriciërshuis
Marnixkade 1 woning
Marnixkade 4 woning
Marnixkade - ophaalbrug
Nieuwstraat 1 woonhuis/winkel
Nieuwstraat 4 woonhuis/winkel
Noordvliet 6 woonhuis
Noordvliet 8 woonhuis
Noordvliet 10 woonhuis
Schuurhof 140 pastorie/ontmoetingsruimte
Schuurhof 142 schuurkerk
Veerstraat 1 woonhuis
Veerstraat 3 woonhuis
Veerstraat 5 woonhuis
Veerstraat 15 woonhuis
Veerstraat - Monsters Sluis
Zuiddijk 9 woonhuis/winkel
Zuiddijk 11 zakkendragershuisje/woning
Zuidvliet 4 woonhuis/winkel
Zuidvliet 8 woonhuis/winkel
Zuidvliet 12 woonhuis/restaurant

Bijlage 2 Lijst Van Gemeentelijke Monumenten

Bijlage 2 Lijst van Gemeentelijke monumenten

Bijlage 3 Bureauonderzoek Flora En Fauna

Bijlage 3 Bureauonderzoek Flora en Fauna

Bijlage 4 Toelichting Op De Aanpak Van Milieuzonering Met Behulp Van De Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'

Bijlage 4 Toelichting op de aanpak van milieuzonering met behulp van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'

Bijlage 5 Toelichting Op De Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 5 Toelichting op de Staat van Horeca-activiteiten