Dijkpolder
Bestemmingsplan - Gemeente Maassluis
Vastgesteld op 04-02-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Dijkpolder van de gemeente Maassluis.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0556.72BPDijkpolder-0002 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.11 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen en dienstverlenende bedrijf.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 Bevi-inrichting
een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.18 bevoegd gezag
het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.19 bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.23 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.26 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.27 congrescentrum
een gebouw, bestemd en ingericht voor het houden van congressen, conferenties, symposia en andere bijeenkomsten.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.31 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.32 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.33 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.36 geluidszone - industrie
de met de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.37 gezondheidszorggebouwen
gebouwen ten behoeve van:
- a. verzorgingstehuizen;
- b. psychiatrische inrichtingen;
- c. medische centra;
- d. poliklinieken;
- e. medische kleuterdagverblijven.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 horecabedrijf
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.40 hotel
een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.
1.41 kantoor
een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.42 kinderboerderij
een voorziening waar ter wille van kinderen dieren worden gehouden.
1.43 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.44 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, kinderboerderijen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen en kanoën.
1.45 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.46 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.47 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.48 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.49 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.50 restaurant
een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.
1.51 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' die van deze regels deel uitmaakt.
1.53 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.54 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.55 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.
1.56 wellnessfaciliteiten
het aanbieden van diensten en behandelingen met het oogmerk het persoonlijke welbevinden van de klant te bevorderen, dit gebeurt middels behandelingen gericht op ontspanning, lichamelijke gesteldheid/fitheid of uiterlijke verfraaiing (tijdelijk of permanent), uitgesloten zijn seksuele dienstverlening en behandelingen met een medische kwalificatie.
1.57 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.58 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
1.59 zorgwoning
een woning bedoeld voor mensen met een zorg- dan wel begeleidingsvraag.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden veehouderij en akkerbouw;
- b. proefterrein ten behoeve van een landbouwmechanisatiebedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal', tevens een geluidswal;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens ontsluitingswegen;
met daaraan ondergeschikt:
- f. extensief dagrecreatief gebruik;
- g. voet- en fietspaden;
- h. waterstaatkundige doeleinden.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 4 Bedrijf - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.2 zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bedrijf met de SBI-code 29 uit ten hoogste categorie 4.1;
- b. een productiehal met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 20.000 m²;
- c. een kantoor met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 7.000 m²;
- d. bij deze bestemming behorende functies: congresfaciliteiten, restauratieve voorzieningen en tentoonstellingsruimten met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m²;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer', uitsluitend een ontsluitingsweg ten behoeve van de bedrijfsvoering en groen- en watervoorzieningen;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel is niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- f. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijf - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 2 zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.1 zijn toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.2 zijn toegestaan;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens een bedrijf met de SBI-code 29 uit ten hoogste categorie 4.1;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens een bedrijfswoning;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
- d. detailhandel is niet toegestaan;
- e. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- f. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', per aanduiding is niet meer dan één bedrijfswoning toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Gemengd - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een hotel van ten hoogste 100 kamers;
- b. horecabedrijven uit categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. vergaderfaciliteiten;
- d. wellness- en sportfaciliteiten;
- e. dienstverlening;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens de hoofdontsluitingsstructuur;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens zorgwoningen;
- h. tuinen;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. het aantal woningen mag binnen de bestemmingen 'Woongebied', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' gezamenlijk niet meer bedragen dan 1.150.
Artikel 7 Gemengd - 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, te weten bibliotheken, openbare dienstverlening, gezondheidszorg, kinderopvang, onderwijs, peuterspeelzalen, sociale en welzijnsvoorzieningen, verenigingsleven, expositieruimtes en voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden of hiermee vergelijkbare voorzieningen;
- b. woningen en zorgwoningen;
- c. bedrijven uit ten hoogste categorie B1 uit de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- d. kantoren;
- e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 1' zijn gezondheidszorggebouwen uitgesloten;
- b. het aantal woningen mag binnen de bestemmingen 'Woongebied', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' gezamenlijk niet meer bedragen dan 1.150;
- c. het bedrijfsvloeroppervlak van kantoren bedraagt in totaal niet meer dan 1.000 m².
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en detailhandel toestaan, mits:
- a. het brutovloeroppervlak per vestiging maximaal 200 m² bedraagt;
- b. het aantal vestigingen binnen de bestemmingen 'Gemengd - 2' en 'Woongebied' niet meer dan 7 bedraagt;
- c. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
- d. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
- e. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal', tevens een geluidswal en parkeervoorzieningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens ontsluitingswegen;
- d. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- e. horeca uit ten hoogste categorie 1a;
- f. nutsvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. gebouwen zijn:
- 1. ten behoeve van recreatieve voorzieningen en horeca toegestaan, tot een maximum bebouwd oppervlak van 150 m² per voorziening;
- 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag voor twee locaties het maximum bebouwd oppervlak 250 m²bedragen;
- 3. ten behoeve van parkeervoorzieningen zowel boven- als ondergronds toegestaan;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' niet toegestaan;
- b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
- d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
1. | van erf- en terreinafscheidingen | 1 m; |
2. | van lichtmasten en vlaggenmasten | 6 m; |
3. | van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 m. |
8.3 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. binnen de bestemming zijn maximaal 4 kleinschalige recreatieve of horecavoorzieningen toegestaan;
- b. het oppervlak van dagrecreatieve voorziening of horecavoorziening bedraagt per voorziening ten hoogste 300 m²;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag het oppervlak van 2 voorzieningen ten hoogste 500 m² bedragen;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn kleinschalige recreatieve of horecavoorzieningen niet toegestaan langs de Weverskade.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk - Begraafplaats
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een begraafplaats;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
- a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
- b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
1. | van erf- en terreinafscheidingen | 2 m; | |
2. | van lichtmasten en vlaggenmasten | 6 m; | |
3. | van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 m. |
Artikel 10 Recreatie - Volkstuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en toegangswegen.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. binnen de bestemming mag 1 gezamenlijk gebouw van 400 m² worden gebouwd;
- b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
- c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 5 m;
- d. per tuin mag ten hoogste 15% van het grondoppervlak worden bebouwd;
- e. de afstand van bebouwing tot de kavelgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
- f. per tuin mag ten hoogste één plantenkas en één tuinhuis gebouwd worden.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen;
- b. kruisingen met water;
- c. voet- en fietspaden;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' ten hoogste de aangegeven bouwhoogte;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
- b. water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
- c. verkeer te water;
- d. bruggen, ten behoeve van langzaam verkeer;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
- f. groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3 m bedraagt.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in grondgebonden woningen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. voet- en fietspaden;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens de hoofdwaterstructuur;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, water, groen en toegangswegen.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
14.3 Afwijken van de bouwregels
14.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
Artikel 15 Woongebied
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- b. wegen;
- c. groenvoorzieningen;
- d. water;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. erven en verhardingen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', tevens de hoofdontsluitingsstructuur;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'groen', tevens de hoofdgroenstructuur;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'water', tevens de hoofdwaterstructuur.
15.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
15.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden met de bestemming Woongebied is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- a. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- b. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- c. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.1 en kleinschalige detailhandel, dienstverlening en horeca uit categorie 1b toestaan, mits:
- a. de brutobedrijfsvloeroppervlakte van horeca, dienstverlening en detailhandel in totaal niet meer bedraagt dan 2.000 m²;
- b. de brutovloeroppervlakte van detailhandel niet meer bedraagt dan 200 m²;
- c. het totaal aantal vestigingen binnen de bestemmingen 'Gemengd - 2' en 'Woongebied' in totaal niet meer dan 7 bedraagt;
- d. geen onevenredige verstoring ontstaat in de voorzieningenstructuur;
- e. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
- f. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
- g. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en hogere bouwhoogtes voor woningen mogelijk maken, met dien verstande dat:
- a. de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt vermeerderd;
- b. wordt voldaan aan de voorwaarden voor een goed akoestisch klimaat;
- c. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
- d. geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn.
Artikel 16 Leiding - Riool
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor een afvalwatertransportleiding, inclusief de belemmeringenstrook van 5 m aan beide zijden.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 16.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder b van dit artikel.
- b. De omgevingsvergunning kan worden verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen of verwijderen, indien de dubbelbestemming ter plaatse niet meer noodzakelijk is ter bescherming van een afvaltransportleiding.
Artikel 17 Waarde - Archeologie
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
17.2 Bouwregels
17.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.
18.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 18.1 bedoeld, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 18.2, onder b.
- a. Omgevingsvergunning kan worden verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een keurvergunning overlegd kan worden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Bouwregels
20.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
20.2 Bestaande maten
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
20.3 Wro-zone - gemaal
Ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - gemaal' mag ten hoogste één gemaal ten behoeve van de waterhuishouding worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
- a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
- b. het bebouwd oppervlak niet meer bedraagt dan 100 m².
Artikel 21 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De voorschriften van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de ruimte tussen bouwwerken;
- b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 22 Algemene Gebruiksregels
Gebruik overeenkomstig de bestemming is uitsluitend toegestaan indien:
- a. ten aanzien van de watercompenstatie dient ten minste 325 m³ aan water of voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding per ha te worden gerealiseerd, waarbij gedempte watergangen voor 100% dienen te worden gecompenseerd;
- b. de afstand van milieuhinderlijke activiteiten tot woningen en andere milieugevoelige objecten en vice versa bedraagt ten minste de afstand zoals is opgenomen in Bijlage 4.
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag een kortere afstand worden aangehouden, indien kan worden aangetoond dat beide functies niet worden onevenredig worden beperkt in hun uitvoering.
Artikel 23 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 24 Algemene Wijzigingsregels
24.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
24.2 Archeologische waarden
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 25 Overige Regels
25.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
25.2 Voorwaardelijke verplichting
Alvorens overeenkomstig het bepaalde in Artikel 6 lid 1 en Artikel 15 lid 1 geluidsgevoelige objecten kunnen worden gebouwd op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' of ter plaatse van de bestemming 'Gemengd - 1', dient op de gronden met de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal', een geluidswerende voorziening van ten minste 10 m hoogte te worden gerealiseerd:
- a. in afwijking van het bepaalde onder a mogen woningen of andere geluidsgevoelige objecten worden gebouwd zonder dat over de volledige lengte van de bestemming 'Groen' ter plaatse van de aanduiding 'geluidswal' een geluidswerende voorziening is gerealiseerd zoals bedoeld onder a, mits de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai op de gevels van de woningen ten hoogste de wettelijke grenswaarde bedraagt, dan wel ten hoogste de vastgestelde hogere grenswaarde bedraagt;
- b. het aantal woningen met een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hoger dan de voorkeursgrenswaarde, maar binnen de verleende hogere grenswaarden mag niet meer bedragen dan het aantal woningen waar hogere grenswaarden voor zijn verleend.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 26 Overgangsrecht
26.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
26.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
26.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
Voor de kas ter plaatse van de aanduiding 'kas' geldt het volgende:
- a. het gebouw mag, in strijd met het bestemmingsplan, worden gebruikt ten behoeve van de uitoefening van glastuinbouwactiviteiten met een oppervlak 350 m² door de bestaande hoofdbewoner van het bij de kas behorend hoofdgebouw;
- b. zodra de bestaande hoofdbewoner niet meer woont in het betrokken hoofdgebouw vervalt het recht zoals geformuleerd in sub a;
- c. als bestaande hoofdbewoner wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Maassluis als hoofdbewoner en diens partner staan ingeschreven op het betreffende adres.
Artikel 27 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Dijkpolder'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De Dijkpolder ligt aan de noordoostzijde van Maassluis. Deze polder is deels gelegen in de gemeente Maassluis en deels in de gemeente Midden-Delfland. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gedeelte dat ligt in de gemeente Maassluis. Dit gebied is, onder meer in de structuurvisie van de gemeente, aangewezen als ontwikkelingsgebied voor woningbouw en bedrijvigheid. Voor deze ontwikkeling heeft de gemeenteraad op 31 januari 2012 het Masterplan Dijkpolder vastgesteld. Dit masterplan schetst de ontwikkeling van een woongebied van 1.500 tot 1.875 woningen.
De herontwikkeling van de Dijkpolder is niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Het onderhavige bestemmingsplan biedt de juridisch-planologische regeling voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie Dijkpolder.
Vooruitlopend op de ontwikkeling van het woongebied, is de ontwikkeling van de nieuwe bedrijfslocatie van Lely al mogelijk gemaakt met het vaststellen van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Lely Agri Groep Dijkpolder'.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied betreft het Maassluise deel van de Dijkpolder. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de gemeentegrens met Westland, aan de oostkant door de rijksweg A20, aan de zuidzijde door de wijk Sparrendal en aan de westzijde door de Maasdijk. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. De kruisingen waar het nieuwe plangebied aansluit op de bestaande infrastructuur, de rotonde Westlandseweg/Dr. Jan Schoutenlaan en de rotonde Kwartellaan/Westlandseweg, zijn ook onderdeel van het plangebied.
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied vigeren momenteel diverse bestemmingsplannen. In onderstaande tabel is een overzicht van de vigerende bestemmingsplannen opgenomen.
bestemmingplan | gemeenteraad | Gedeputeerde Staten |
Buitengebied Maasland | 21 mei 2002 | 17 december 2002 |
Buitengebied Maasland 1e herziening | 18 november 2003 | |
UPIO Maassluis-West | 13 juli 1962 | 25 mei 1963 |
Dijkpolder II | 9 december 1997 | 21 februari 1998 |
Uitbreiding Lely Agri Groep Dijkpolder | 20 maart 2012 |
1.4 Planvorm
In het bestemmingsplan is voor de ontwikkeling van de Dijkpolder gekozen voor een globaal eindplan. Hiermee wordt een flexibel planologisch kader geboden, waarbinnen het masterplan uitgewerkt kan worden. Wel is een aantal randvoorwaarden planologisch vastgelegd zoals de ligging van de verkeers-, water en groenstructuur. Dit bestemmingsplan maakt vooralsnog een deel van de ontwikkeling Dijkpolder (1150 woningen) direct mogelijk. De overige woningen zullen in een later stadium met een aparte procedure mogelijk gemaakt worden. Voor het noordelijk plandeel is het bestemmingsplan daarom consoliderend van aard. Hiervoor is aangesloten bij de bestaande situatie, zijnde agrarisch.
Naast het noordelijk deel van het plangebied is in dit bestemmingsplan nog een aantal gebieden meegenomen waar geen ontwikkelingen voorzien zijn. Dit betreft onder meer het Nieuwe Water, het volkstuinencomplex en de huidige werklocatie Lely Industries aan de Weverskade 60. Deze gebieden zijn meegenomen, zodat dit bestemmingsplan aansluit op de begrenzing van omliggende bestemmingsplannen en overal in Maassluis een actueel bestemmingsplan geldt. Voor deze gronden heeft dit bestemmingsplan een consoliderende regeling.
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een woongebied mogelijk. Gezien de grootte van de ontwikkeling is sprake van een mer-beoordelingsplicht. Dat betekent, dat een mer-beoordelingsprocedure is doorlopen. Hiervoor is een mer-beoordelingsnotitie opgesteld die als bijlage bij dit bestemmingsplan is opgenomen. De milieuonderzoeken uit de mer-beoordelingsnotitie zijn tevens gebruikt als milieuonderbouwing voor dit bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan zijn de resultaten van deze milieuonderzoeken (en de mer-beoordeling) dan ook kort weergegeven.
1.5 Planproces
Het Masterplan Dijkpolder dient als basis van de ontwikkeling van de Dijkpolder. Dit masterplan is op 31 januari 2012 vastgesteld door de gemeenteraad van Maassluis. In het voortraject van de planvorming zijn twee bijeenkomsten georganiseerd.
Op deze bijeenkomsten hebben omwonenden en geïnteresseerden kennis kunnen nemen van het planvoornemen. Op 1 juli 2010 zijn de plannen voor de Dijkpolder gepresenteerd aan het publiek tijdens een thema-avond op het stadhuis. Daarnaast is er een informatiemiddag geweest op 8 september 2010, waar omwonenden en andere geïnteresseerden voor uitgenodigd waren. Tijdens deze bijeenkomst is door de gemeente ook een toelichting gegeven op het bestemmingsplanproces en de mogelijkheden voor het indienen van inspraakreacties c.q. zienswijzen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro verzonden aan de diverse overlegpartners. Daarnaast is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een inspraakreactie. In Hoofdstuk 7 wordt verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid en het overleg ex artikel 3.1.1 Bro. Bovendien is hier een overzicht opgenomen van de belangrijkste ambtshalve wijzigingen, die na de fase voorontwerp zijn doorgevoerd in het bestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in het kader van artikel 3.8 Wro met ingang van 22 april 2013 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn zienswijzen ingediend. Naar aanleiding van de zienswijze van de Provincie Zuid-Holland is in dit bestemmingsplan een kleiner aantal woningen bij recht mogelijk gemaakt. De overige woningen zullen met een latere procedure mogelijk gemaakt worden.
1.6 Leeswijzer
De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de gebiedsvisie, waarin de bestaande situatie en de beoogde ontwikkeling worden beschreven. In hoofdstuk 3, de juridische planbeschrijving, wordt de juridische regeling van het bestemmingsplan toegelicht.
In hoofdstuk 4 worden de diverse relevante beleidsstukken van het Rijk, de provincie en de gemeente besproken. Hoofdstuk 5 bevat een uiteenzetting van de gevoerde milieu- en andere sectorale onderzoeken. Hierin is een samenvatting opgenomen van de resultaten van de milieuonderzoeken en de mer-beoordelingsnotitie. De gehele notitie is opgenomen in de bijlage.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt verslag gedaan van de inspraak, het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro en de ambtshalve wijzigingen.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de bestaande situatie in en rond het plangebied en wordt de toekomstige situatie beschreven. Dit hoofdstuk is grotendeels geschreven op basis van het Masterplan Dijkpolder, zoals vastgesteld op 31 januari 2012 door de gemeenteraad van Maassluis.
2.2 Bestaande Situatie
2.2.1 Inleiding
De Dijkpolder, aan de noordoostzijde van Maassluis, ligt op het grondgebied van zowel de gemeenten Maassluis als Midden-Delfland. De polder wordt doorsneden door de snelweg A20, die tevens samenvalt met de gemeentegrens. Voor dit bestemmingsplan is alleen het deel van de Dijkpolder, dat is gelegen binnen de gemeente Maassluis, van belang. Dit gebied wordt aan de oostzijde begrensd door de A20. Aan de westzijde vormt de Westlandseweg/Maasdijk de grens. Aan de overzijde van deze weg ligt de woonbebouwing van Maassluis. Deze bestaat voor een groot deel uit galerijflats, die de huidige grens van stad en land markeren. De eveneens hoge bebouwing aan het Sparrendal begrenst het plangebied aan de zuidzijde. In het noorden vormt de Westgaag met daarachter het bedrijventerrein Transportcentrum A20 in de gemeente Westland de grens van het gebied.
Impressie plangebied (bron: Google maps)
De Dijkpolder bestaat grofweg uit drie delen: het lint Weverskade aan de westzijde, de werklocatie Lely aan de zuidzijde en het onbebouwde deel van de Dijkpolder. In dit bestemmingsplan worden verder de volkstuinen ten zuiden van de Dijkpolder meegenomen.
2.2.2 Lint Weverskade
De Weverskade is een smalle dijkweg op de kade van de boezem van de Dijkpolder, het Nieuwe Water. Aan de westzijde van het Nieuwe Water ligt de Maasdijk. Vanaf deze dijk, die circa 4 m hoger ligt, is de gehele Dijkpolder te overzien. Via zes opgangen kan het verkeer vanaf de Weverskade de Maasdijk bereiken. De Weverskade ligt op haar beurt wat hoger dan de Dijkpolder zelf. Kenmerkend zijn de doorzichten vanaf de Weverskade naar het agrarisch gebied in de Dijkpolder.
Impressie Weverskade (bron: Google maps)
Aan de oostzijde van de Weverskade, op het niveau van de polder, ligt een bebouwingslint die bestaat uit woningen en (voormalige) agrarische percelen. De bebouwing is veelal opgebouwd uit 1 bouwlaag, afgedekt met kap. Op de achterzijde van de percelen staan in de tweede linie in sommige situaties nog grootschalige kassen en andere agrarische bebouwing.
De unieke kleinschaligheid van de Weverskade en het bebouwingslint is karakteristiek. Het huidige beeld wordt gekenmerkt door het smalle wegprofiel langs het water, begeleidt door veel beplanting met onder meer (knot)wilgen. De bebouwing staat in veel gevallen wat verder op de percelen en op een lager peil dan de Weverskade. Dit alles zorgt voor een besloten karakter waardoor de bebouwing vaak aan het oog wordt onttrokken.
Hoofdkantoor Lely Industries (bron: Google maps)
In het bebouwingslint ligt ook het bestaande hoofdkantoor van Lely Industries (Weverskade 110). In dit complex zijn ook alle Research & Development activiteiten, het Octrooibureau en het Lely Center voor de regio ondergebracht. Dit complex heeft een grootschaliger karakter, hoewel het hoofdgebouw aan de Weverskade zich qua hoogte voegt in het bebouwingslint.
De Weverskade heeft een smal profiel. Verkeerstechnisch heeft de kade in de bestaande situatie met name een functie voor bestemmingsverkeer. Via de zes opgangen naar de Maasdijk kunnen de woon- en bedrijfspercelen worden bereikt. De Weverskade is maar voor een deel toegankelijk voor autoverkeer. Wel is de hele kade toegankelijk voor fiets- en voetgangers.
2.2.3 Werklocatie Lely
Lely Agri Groep is sinds haar oprichting in de jaren '40 van de vorige eeuw in de Dijkpolder in Maassluis gevestigd. Naast het hoofdkantoor aan de Weverskade 110 is in het zuidelijk deel, op Weverskade 60, de werklocatie gevestigd. Op dit complex vindt de productie van graslandmachines en spare parts plaats.
Werklocatie Lely (bron: Bing maps)
De werklocatie Lely bestaat uit grootschalige bedrijfsbebouwing, opgebouwd uit 1 tot 2 bouwlagen en al dan niet afgedekt met een kap. Het omliggende terrein is nagenoeg geheel verhard. Bij de werklocatie, buiten het terrein, staan enkele bedrijfswoningen.
Tot voor kort had Lely, naast de vestigingen in de Dijkpolder, een dependance in Rotterdam. Hier vond de productie van melkrobots en voer- en stalbenodigdheden plaats. Lely heeft ervoor gekozen al haar activiteiten te concentreren op één locatie in de Dijkpolder. Recent is hiervan fase 1 opgeleverd. Deze 1e fase bestaat uit een productiehal van 20.000 m² bvo en het nieuwe, internationale hoofdkantoor van circa 7.000 m² bvo. Voor deze uitbreiding is het bestemmingsplan Uitbreiding Lely Agri Groep op 20 maart 2012 vastgesteld. Dit bestemmingsplan is opgenomen in het voorliggend plan.
2.2.4 Onbebouwd deel Dijkpolder
Het overgrote deel van de Dijkpolder is onbebouwd. De oorspronkelijke verkaveling, bestaande uit langwerpige percelen met smalle watergangen, is nog aanwezig. Een groot deel van de gronden worden nu door de Lely Agri Groep gebruikt als testvelden. Ook zijn de gronden in gebruik voor akkerbouw door derden.
Impressie bestaande situatie Dijkpolder (bron: Google Maps)
2.2.5 Volkstuinencomplex
Ten zuiden van de werklocatie Lely en tegen het Sparrendal ligt het volkstuinencomplex De Vluchtheuvel. Dit complex bestaat uit een smalle strook tussen de Weverskade en de A20. De entree bevindt zich aan de Weverskade. Hier is een klein parkeerterrein en staat het clubhuis. Een smal pad richting de snelweg geeft toegang tot de volkstuinen. De gronden van het volkstuinencomplex zijn in eigendom van de gemeente. Voor het gebruik van de volkstuinen geldt een reglement, dat onderdeel is van de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en de volkstuinvereniging.
Entree volkstuinencomplex (bron: Google maps)
2.3 Woningbouwontwikkeling Dijkpolder
De Dijkpolder zal de komende jaren worden getransformeerd tot een woningbouwlocatie. In totaal zullen in het plangebied circa 1.750 woningen gerealiseerd worden. Ook zullen in het woongebied diverse functies gerealiseerd worden. In deze paragraaf wordt de ontwikkeling, waarvan de 1e fase met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, toegelicht.
Impressie woningbouwlocatie (bron: Masterplan)
2.3.1 Hoofdstructuur
Inleiding
Het masterplan, dat de basis is voor de ontwikkeling van het woongebied Dijkpolder, haalt de inspiratie voor de hoofdstructuur van het plan uit de ontginningsstructuur van de Hollandse polders. Het plan combineert de bestaande kwaliteiten, de ontstaansgeschiedenis en de woonkwaliteit. Ook in de beeldtaal is inspiratie gezocht in de polder. Elementen als onregelmatige kavels in een regelmatig patroon, knotwilgen, bomenlanen, bruggetjes, hekken, rietkragen en doorzichten worden toegepast in het nieuwe woongebied.
De Hollandse polderstructuur is ontstaan door de ontginning van woeste grond. Haaks op een opgeworpen dijk werden sloten gegraven die voor afwatering zorgden, maar die ook de percelen definieerden. De dijk fungeerde als ontwikkelingsas, waar in de loop van de tijd bebouwingslinten op ontstonden.
Dit principe is ook herkenbaar in de bestaande Dijkpolder en zal in de nieuwe ontwikkeling ook toegepast worden. Achter het bestaande lint van de Weverskade worden drie nieuwe linten gecreëerd, met elk hun eigen karakter. Dat betekent, dat de nieuwe wijk gestructureerd wordt aan de hand van 4 linten: de Weverskade, de 2e Weverskade, het Onderlint en het Bovenlint.
Linten (bron: Masterplan)
Weverskade
Dit bestaande lint is opgebouwd uit drie lagen, het voorhuis, de stallen en de bestaande schuren. De huidige bebouwing past in deze structuur. Gebaseerd op deze structuur zullen op verschillende plekken woningen worden toegevoegd, waardoor de structuur van de Weverskade wordt versterkt. Groen en water blijven de belangrijkste kwaliteiten.
2e Weverskade
Door het aanleggen van een nieuw lint achter de bestaande Weverskade, wordt getracht de kwaliteiten van het bestaande lint zo ver mogelijk het nieuwe woongebied in te trekken. Door de huidige opgangen door te trekken en doorsteken te maken naar het nieuwe lint ontstaat een dubbele structuur. Deze verbindingen zullen in de eindsituatie alleen toegankelijk zijn voor langzaam- en bestemmingsverkeer. Het nieuwe lint kenmerkt zich door ruime kavels, smalle wegen en een dichte begroeiing.
Onderlint
Het Onderlint loopt door een waterrijk deel van het woongebied. Het lint is op twee plaatsen verbonden met de hoger gelegen Maasdijk. Belangrijke kwaliteit van het Onderlint is de openheid. Het lint ligt op een dijk tussen twee sloten, waarbij vanaf het lint verschillende eilanden met woningen te bereiken zijn. In het gebied rondom het Onderlint liggen zoveel mogelijk woningen aan het water.
Bovenlint
Het Bovenlint ligt parallel aan de A20. In tegenstelling tot het Onderlint heeft de omgeving van dit lint een meer intiem en groen karakter. Hier zijn dan ook minder waterlopen. De beëindiging van het Bovenlint aan de noordzijde wordt gevormd door een geluidswal. In het Bovenlint liggen de woningen zo veel mogelijk direct aan het groen, waarbij de woonkwaliteit wordt bereikt door de aanleg van lanen, hoven en brinken.
Groen- en waterstructuur
De lintstructuren, met name het Onder- en Bovenlint, vormen belangrijke dragers van de groen- en waterstructuur in de wijk. Haaks op de linten komen lange doorlopende lanen. Deze lanen volgen de richting van de oude polderverkaveling. Tussen het Onder- en Bovenlint wordt de voornaamste waterstructuur aangelegd. Deze loopt vanaf de Westgaag naar een nieuw te bouwen uitslaggemaal aan de Weverskade, dat ter plaatse van de zuidelijke ontsluiting gerealiseerd wordt. Naast de technische noodzaak wordt het water ingezet om ruimtelijke kwaliteit te bieden binnen de woonwijk.
Belangrijk onderdeel van en randvoorwaarde voor de ontwikkeling van de Dijkpolder is de geluidswering van de A20. Deze wordt uitgevoerd in de vorm van een geluidswal met een hoogte van circa 10 m. Deze geluidswal maakt onderdeel uit van de groenstructuur en wordt als groen element onderdeel van het woongebied. Ook het gebied tussen het woongebied en het bedrijventerrein Transportcentrum A20 maakt onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur.
Groen- en waterstructuur (bron: Masterplan)
Perceelstructuur
Zoals hierboven beschreven zijn de groen- en waterstructuur belangrijke pijlers waarop de kwaliteit van het plangebied rust. Deze structuren vormen het raamwerk van de ontwikkeling van de Dijkpolder. Binnen deze structuren ontstaat een 'patchwork' van grote en kleine bouwvelden. Deze bouwvelden worden aangesloten op de ontsluitingsstructuur. Door het gebruik van deze structuur ontstaat flexibiliteit in de ontwikkeling van de percelen. De bouwvelden kunnen als zelfstandige gebieden worden ontwikkeld, waardoor een gefaseerde kleinschalige ontwikkeling plaatsvindt en kan worden gestuurd op de marktvraag.
Perceelsstructuur (bron: Masterplan)
2.4 Ontsluiting
Verkeersstructuur
Ontsluiting gemotoriseerd verkeer
Dijkpolder wordt voor het gemotoriseerd verkeer ontsloten vanaf twee ontsluitingswegen die aansluiten op het bestaande wegennet van Maassluis. De oostelijke toegang sluit aan op de bestaande aansluiting van de Uiverlaan met de Westlandseweg. Deze toegangsweg zal ook worden gebruikt voor de ontsluiting van de werklocatie. De westelijke toegang sluit aan op de bestaande rotonde van de Dr. J. Schoutenlaan en de Maasdijk. Door middel van twee nieuwe bruggen over de Weverskade wordt de woonwijk Dijkpolder bereikt.
De Westlandseweg/Maasdijk is een belangrijke gebiedsontsluitingsweg binnen Maassluis en geeft enerzijds verbinding met het centrum en anderzijds via de N220 met Maasdijk en Hoek van Holland. Ter hoogte van de aansluiting met de N220 wordt aangesloten op de A20 (N213, Westland - aansluiting A12).
De interne verkeersstructuur wordt bepaald door de linten. De woningen zijn geclusterd in een aantal bouwvelden die aansluiten op de linten. Het Boven- en Onderlint sluiten vervolgens aan op de twee ontsluitingswegen. Haaks op de linten komen ook enkele lange lanen. Deze hebben echter geen verbindende functie voor het gemotoriseerd verkeer.
Verkeersstructuur Dijkpolder (bron: Masterplan)
Binnen de bouwvelden en op de linten blijven de intensiteiten laag. Op basis van de intensiteiten kunnen de wegen gecategoriseerd worden als erftoegangswegen. In het plan is gekozen om de wegen in de woonwijk te categoriseren als erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h en de twee ontsluitingswegen als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/h.
Ontsluiting per openbaar vervoer
In de nabijheid van het plangebied zijn langs de Westlandseweg ter hoogte van de Uiverlaan bushaltes gelegen. Hier halteren diensten in de richtingen Schiedam, Maasland, Honselersdijk en Delft. De dienst in de richtingen Maasland en Honselersdijk halteert eveneens langs de Dr. J. Schoutenlaan.
Tevens wordt Maassluis ontsloten door de trein in de richtingen Rotterdam en Hoek van Holland. Het station Maassluis West is op circa 1 km afstand van het gebied gelegen.
In juli 2013 heeft de Stadsregio besloten de Hoekse lijn om te bouwen naar metro als onderdeel van Randstadrail. Door een hogere frequentie en het verhogen van het comfort verbetert de bereikbaarheid van Maassluis. In dit kader zal ook een nieuw station Maassluis Steendijkpolder gerealiseerd worden. Hiermee wordt de bereikbaarheid van Dijkpolder met openbaar vervoer verder verbeterd en naar de toekomst toe duurzaam gegarandeerd.
Kaart ombouw Hoekse Lijn (Bron: Stadsregio Rotterdam)
Ontsluiting langzaam verkeer
De Westlandseweg/Maasdijk, Weverskade en Westgaag langs het plangebied maken deel uit van het hoofdnet voor de fiets. Langs de Westlandseweg/Maasdijk zijn vrijliggende fietspaden gelegen.
De fietsers binnen Dijkpolder maken voor een groot deel gebruik van de wegen voor het gemotoriseerd verkeer. Om het Boven- en Onderlint met elkaar te verbinden zijn enkele lanen doorgetrokken. Het interne fietsnetwerk sluit op verschillende locaties aan op het fietsnetwerk van Maassluis. Eveneens is er vanuit het gebied een aansluiting op het recreatieve netwerk over de Weverskade en een directe fietsontsluiting richting de Westgaag.
Fietsstructuur (bron: Masterplan)
Ruimtereservering A20
In de Wegenstructuurvisie Maassluis 2012-2025 is geconcludeerd dat er tot 2025 geen nieuwe hoofdwegen(structuren) noodzakelijk zijn. Om een eventuele derde aansluiting op de A20 in de toekomst niet onmogelijk te maken, wordt er binnen de groenstructuur rekening gehouden met een ruimtereservering en wordt uitgesloten dat in deze zone bebouwing kan komen.
Reservering aansluiting A20 (bron: Masterplan)
2.5 Programma, Behoefte En Locatiekeuze
2.5.1 Inleiding
Deze paragraaf gaat in op de kaders, de behoefte en locatiekeuze van het woningbouwprogramma. Op basis hiervan is het woningbouwprogramma onderbouwd. Tot slot wordt ingegaan op de onderbouwing van de overige functies in het gebied.
2.5.2 Toetsing aan wettelijke en provinciale kaders
Voor de onderbouwing van het programma en de locatiekeuze zijn drie kaders van belang:
- de wettelijke ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 lid 2 Bro);
- regionale afstemming (artikel 2 lid1, Provinciale Verordening Ruimte);
- de provinciale Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 2 lid 2, Provinciale Verordening Ruimte).
Hierna volgt de toetsing aan deze kaders.
2.5.3 Onderbouwing woningbehoefte
Kort samengevat schept artikel 3.1.6 lid 2 sub a Bro te samen met artikel 2 lid 1 PVR een gemeentelijke verantwoordingsplicht met betrekking tot de aantoonbaarheid van de actuele regionale woningbehoefte, die is gebaseerd op een regionale visie op het programma of die ten minste regionaal is afgestemd. In paragraaf 2.5.7 wordt ingegaan op de onderbouwing van de overige functies.
Behoeftebepaling
Artikel 3.1.6 lid 2 sub a Bro en artikel 2 lid 1 PVR hebben betrekking op de kwantitatieve en de kwalitatieve actuele regionale behoefte aan i.c. woningen. In een kwantitatieve benadering staan aantallen woningen centraal. In een kwalitatieve benadering staan de kwaliteiten van de woonomgeving centraal, vertaald naar woonmilieus.
Kwantitatieve behoefte
Voor de bepaling van de regionale woonvraag staan diverse prognosemodellen ter beschikking. Maassluis ligt op de grens van de Stadsregio Rotterdam en Stadsgewest Haaglanden, (tezamen de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag). Om gerichter op basis van de prognosemodellen tot bepaling van de woonvraag te komen, is aangesloten bij de prognoses die gemaakt zijn voor het binnen deze twee regio's liggende gebied dat Maassluis, Schiedam, Vlaardingen, Midden-Delfland en Westland omvat. Dit zowel vanwege de fysieke ligging van Maassluis op de grens van twee regio's als de bereikbaarheid van het plangebied vanuit deze regio's. Er zijn dus twee deelgebieden binnen twee grote regio's bezien. Hieruit komt een reëler beeld van de woningbehoefte naar voren dan wanneer de twee gehele regio's betrokken worden. Hoek van Holland en Delfshaven, die ook onder de subregio Waterweg vallen, kunnen niet worden meegenomen omdat hun prognoses onderdeel uitmaken van de stad Rotterdam.
In het afgelopen jaar is een groot aantal onderzoeken en prognoses uitgevoerd. Uit de onderzoeken CBS/PBL prognose Pearl en Primos Prognose ABF blijkt dat zowel de huishoudensprognose als de bevolkingsprognose leidt tot een toename van huishoudens in de gehele Metropool regio Rotterdam- Den Haag. Uit onderstaande huishoudensprognoses blijkt dat dit ook geldt voor het onderzoeksgebied.
Tabel huishoudensprognoses
Resumerend op basis van bovenstaande tabellen:
In het gebied dat in ogenschouw is genomen (Maassluis, Schiedam, Vlaardingen, Midden-Delfland en Westland) zijn momenteel ruim 300.000 inwoners en ruim 132.600 huishoudens (CBS). Op basis van de provinciale prognose (WBR2010), Primos (2011) en CBS (2011), wordt in het gebied een toename verwacht van het aantal huishoudens van respectievelijk 8.732, 11.500 en 14.057 tot 2025 en respectievelijk 9.869, 14.000 en 18.118 tot 2030. Zoals hierboven onderbouwd is de groei van andere gemeenten in de regio Rotterdam en regio Haaglanden niet in bovenstaande tabellen opgenomen. De verwachting is dat de behoefte naar woningen in die andere gemeenten ook deels wordt ingevuld door de Dijkpolder, omdat huishoudens ook op grotere afstand naar het geschikte kwalitatieve woonmilieu zoeken ingeval het kwalitatieve aanbod in de naaste omgeving afwijkt van de kwantitatieve vraag.
De verwachte kwantitatieve behoefte loopt uiteen in de drie uitgevoerde onderzoeken. De voorspellingen van de regionale groei (exclusief Maassluis) kennen een bandbreedte van tussen de 7.744 huishoudens tot 12.937 huishoudens tot 2025. Het gemiddelde van de uitgevoerde onderzoeken komt op een groei van 9.993 huishoudens in de regio in de periode tot 2025.
Wat de lokale groei van huishoudens voor Maassluis betreft, lopen bovenstaande prognoses uiteen van 988 tot 2.200 huishoudens tot 2025. Het gemiddelde van de uitgevoerde onderzoeken komt uit op een groei van 1.436 lokale huishoudens in de periode tot 2025.
Kwalitatieve behoefte
Naast deze kwantitatieve onderzoeken en prognoses is er in de afgelopen jaren voortdurend geïnventariseerd wat de kwalitatieve vraag in de verschillende subregio's van de stadsregio Rotterdam is. Hierbij is gewerkt met woonmilieus conform de Rosetta-methode. In 'Op weg naar een gezonde woningmarkt, Verstedelijkingsscenario 2020 Regio Rotterdam' is weergegeven aan welke woonmilieus een overschot is en aan welke een tekort. Over de gehele regio, van Hoek van Holland naar Krimpen aan de IJssel, van Lansingerland tot Albrandswaard/Barendrecht wordt een tekort benoemd van het grondgebonden suburbane en exclusieve woonmilieu. Dit wordt bevestigd en ondersteund door de volgende verdiepende regionale rapporten:
- Woningmarktontwikkelingen Stadsregio Rotterdam (Explica, juli 2013);
- Woningmarktanalyse Stadsregio Rotterdam (Fakton, sept 2013);
- Kernpublicatie woON 2012 Maassluis (in vergelijking met Metropoolregio Rotterdam Den Haag en Stadsregio Rotterdam) (ABF research, juni 2013);
- Dijkpolder, Identiteit, consument en woonmilieu (Smart Agent, mei 2010);
Explica geeft in het onderzoek 'Woningmarktontwikkelingen Stadsregio Rotterdam' (juli 2013) aan dat de woningmarkt stagneert, dat de bevolking toeneemt en vergrijst en dat het aantal huishoudens sterker groeit dan het aantal inwoners. De bevolkingsgroei in de regio ligt met 3,7% hoger dan het gemiddelde in Nederland (3,2%)1.
Fakton concludeert dat de subregio Waterweg in absolute aantallen een overaanbod aan geplande woningen kent, maar dat de regio kansen laat liggen in het woonmilieu Suburbaan hoogwaardig grondgebonden. Binnen dat woonmilieu bestaat een zeer grote behoefte aan woningen, terwijl slechts 30% van het bestaande aanbod in dit woonmilieu is gepland2. Dit wordt ook ondersteund door de hiervoor genoemde publicaties.
De kernpublicatie WoON 2012 Maassluis is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Maassluis en Maasdelta Maassluis. De uitkomsten voor Maassluis zijn afgezet tegen de resultaten voor de metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Stadsregio Rotterdam. Een van de conclusies uit de rapportage is dat er in de hele metropoolregio waarbinnen ook het gebied valt zoals hiervoor omschreven (omvattende Maassluis, Schiedam, Vlaardingen, Midden-Delfland en Westland) een aanzienlijk tekort is aan dure eengezinswoningen3.
De ontwikkelaar heeft, alvorens het masterplan op te stellen, marktonderzoek laten verrichten naar woonmilieus teneinde tot een duurzame en economisch haalbare ontwikkeling van de Dijkpolder te komen. Dit onderzoek is in 2010 door Smart Agent uitgevoerd. Het onderzoek is één van de grondslagen voor de ontwikkelrichting als opgenomen in het Masterplan Dijkpolder (januari 2012). Smart Agent constateert in het onderzoek dat er een groot tekort aan aanbod is in de woonmilieus rustig-stedelijk (tekort 30.000 woningen), hoogwaardig (tekort 10.000) en landelijk (tekort 15.000). Dit zijn de woonmilieus die in de nieuwe indeling zijn te scharen onder suburbaan exclusief (waar een tekort aan is) en in welke behoefte de Dijkpolder voorziet.
Ook in beleidsdocumenten is aangegeven dat er een structureel onderaanbod (zowel kwantitatief als kwalitatief) is van het woonmilieu 'suburbaan-exclusief/groen stedelijk'4.
Regionale afstemming
De gemeente Maassluis heeft als deelnemende gemeente van de Stadsregio Rotterdam in de afgelopen jaren op zorgvuldige wijze gewerkt aan een verstedelijkingsambitie welke invulling geeft aan zowel de lokale als regionale woningbehoefte, ingegeven vanuit de woonmilieubenadering en rekening houdend met actuele marktomstandigheden. Deze ambitie is op gemeentelijk niveau vastgelegd in de gemeentelijke Structuurvisie 2012-2025.
Zoals hiervoor aangegeven, is in het Verstedelijkingsscenario 2020 van de Stadsregio Rotterdam geconstateerd dat er een structureel onderaanbod (zowel kwantitatief als kwalitatief) is van het woonmilieu 'suburbaan-exclusief'. Binnen de Stadsregio is afgesproken een aanzienlijk deel van deze behoefte in de Dijkpolder te realiseren, omdat dit een van de weinige geschikte locaties in de regio is waar invulling gegeven kan worden aan de behoefte aan dit woonmilieu. De Stadsregio geeft aan dat het programma zoals dat in het Masterplan Dijkpolder is verwoord, past in de (sub)regionale visie. Het woonmilieu als voorzien in de Dijkpolder is volgens de Stadsregio een wenselijke aanvulling op de bestaande woonmilieus en komt overeen met het Verstedelijkingsscenario 2020.
In oktober 2013 heeft de Stadsregio een actueel overzicht gemaakt van plannen die onder de huidige economische omstandigheden naar verwachting gerealiseerd kunnen worden (brief aan Provincie Zuid, Holland, zie bijlage 7). In de bijgaande tabel is regionaal afgestemd dat in Maassluis in de periode 2013 tm 2019 in totaal 1101 woningen gebouwd kunnen worden. Dijkpolder past in deze planning. Ook is aangekondigd dat de regionale woonvisie voor eind 2013 wordt opgeleverd.
Tegen de achtergrond van deze opgave heeft de gemeente in haar beleid actief gestuurd op een kader voor de ontwikkeling van de Dijkpolder, een gebied dat sinds de gemeentelijke herindeling uit 2004 door de provincie is aangewezen als woonlocatie.
De voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte en over die ontwikkeling heeft regionale afstemming plaatsgevonden, zowel voor wat betreft de kwantiteit als voor de kwaliteit.
Concluderend
Het bepalen van de woningbehoefte voor de Dijkpolder dient zowel vanuit kwantitatieve benadering als kwalitatieve benadering te worden bepaald. Uitgaande van de gemiddelden van alle uitgevoerde onderzoeken, is er een groei in de periode tot 2025 op subregionaal niveau van 9.993 huishoudens en op lokaal niveau van 1.436 huishoudens. Voorts volgt uit de genoemde kwalitatieve analyses van de woningmarkt dat er een groot tekort is aan woningen in het woonmilieu dat in de Dijkpolder wordt ontwikkeld. De Dijkpolder vult deze kwalitatieve lacune op subregionaal niveau in en trekt bewoners aan uit zowel Maassluis als uit een breder gebied binnen de Stadsregio Rotterdam en het Stadsgewest Haaglanden (te weten de gebieden Schiedam, Vlaardingen, Midden-Delfland en Westland). Door het ontbreken van vergelijkbare woonmilieus in de wijde omgeving is er nauwelijks sprake van concurrentie.
Op basis van voorgaande is er een aantoonbare actuele regionale woningbehoefte voor het woonmilieu zoals dat in de Dijkpolder wordt ontwikkeld. Die woonbehoefte is vanuit de kwantitatief gemiddelde groei aan huishoudens bepaald. Van belang daarbij is ook de kwalitatieve behoefte naar het binnen de Dijkpolder geplande woonmilieu. De kwantitatieve en de kwalitatieve behoefte leidt tot een prognose van de volgende bandbreedte:
- lokaal : 1.436 huishoudens (50% tot 75% in de Dijkpolder) : 718 - 1.077;
- subregionaal : 9.993 huishoudens (6 - 12% in de Dijkpolder) : 600 - 1.200
- totaal in de Dijkpolder: 1318-2277
Uit bovenstaande prognoses blijkt een totale behoefte tot 2025 (12 jaar) in een bandbreedte van 1.318-2.277 woningen. Gecorrigeerd naar de bestemmingsplanperiode (10 jaar) komt de behoefte neer op 1.098-1.890 woningen en een jaarlijkse bandbreedte van 110-189 woningen.
Daarbij is van belang dat de ontwikkeling van Dijkpolder, meer dan bij traditionele ontwikkelingen, 'vraaggericht' ingezet wordt. Het gebied wordt op een organische wijze ontwikkeld, waarbij het woonmilieu geleidelijk, in afgeronde eenheden, tot stand komt. Dit betekent dat binnen een dergelijke eenheid de groen-blauwe structuur en de inrichting van de openbare ruimte wordt afgerond. Binnen deze eenheden is veel ruimte voor diversiteit. Door op organische wijze te ontwikkelen kan aangesloten worden op de actuele marktvraag. De opzet van het onderhavige bestemmingsplan sluit hierop aan, door uit te gaan van een directe bestemming. De opzet van het onderhavige bestemmingsplan, waarbinnen de groenblauwe structuur als ruggengraat van het plan is opgenomen op de plankaart, sluit hierop aan.
- 1. Zie Woningmarktontwikkelingen Stadsregio Rotterdam (Explica, juli 2013), pagina 8.
- 2. Zie: Woningmarktanalyse Stadsregio Rotterdam (Fakton, sept 2013), paragraaf 2.4.3.
- 3. Zie: Kernpublicatie WoON 2012 Maassluis (ABF Research, juni 2013), pagina 1 en 73.
- 4. Zie Verstedelijkingsscenario 2020, Op weg naar een gezonde woningmarkt (Stadsregio Rotterdam, 2010), pagina 21 en Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020 (Zuidvleugel, mei 2010), pagina 23.
2.5.4 Toetsing aan artikel 3.1.6 lid 2 sub b Bro en artikel 2 lid 2 PVR
De locatie ligt tussen het bestaand bebouwd gebied van Maassluis en de snelweg A20. Het gebied is in de provinciale verordening aangeduid als bestaand stedelijk gebied (zie paragraaf 4.3). Het realiseren van een suburbaan exclusief woonmilieu is in Maassluis en de regio niet mogelijk door middel van herstructurering, intensivering of transformatie, omdat suburbane exclusieve woonmilieus een dusdanig ruimtebeslag vragen dat deze niet passen in de bestaande bebouwingsstructuur. Het gewenste milieu is verder alleen aan randen van stedelijke gebieden mogelijk: grenzend aan landelijk gebied, maar werk, voorzieningen en openbaar vervoer binnen handbereik. Er wordt daarmee voldaan aan de 'voorkeursvolgorde' (zoals opgenomen in artikel 2 lid 2 PVR en het Bro).
2.5.5 Toetsing aan artikel 3.1.6 lid 2 sub c Bro
Het gebied wordt multimodaal ontsloten (per auto, langzaam verkeer en met openbaar vervoer). Daarmee voldoet de ontwikkelingslocatie aan het vereiste van een passende ontsluiting. Op de ontsluiting is nader ingegaan in paragraaf 2.4.
2.5.6 Programma
Voor de Dijkpolder is rekening gehouden met de doelstelling die door de gemeente is neergelegd in de Structuurvisie Maassluis 2012-2025 (2012) (zie paragraaf 4.4.1). Voor Dijkpolder is hierin uitgegaan van een lage woningdichtheid van circa 20 tot 25 woningen per ha. Dit betekent voor Dijkpolder (circa 75 ha) tussen de 1.500 en 1.875 woningen5. Dit aantal past binnen de bandbreedte van de woningbehoefte zoals deze blijkt uit de in paragraaf 2.5.3 genoemde onderzoeken.
De woningen zullen grondgebonden zijn, zowel vrijstaand, als geschakeld/twee-onder-een kap en rijwoningen. Daarnaast zullen er ook appartementen worden gerealiseerd. In het masterplan is een indicatieve verdeling tussen de verschillende woningtypen aangegeven (zie onderstaande tabel).
woningtypologie | percentage |
vrijstaande woningen en kavels | 15-25% |
twee-onder-een-kapwoningen | 25-35% |
geschakelde en rijwoningen | 15-25% |
sociale huur- en bereikbare koopwoningen* | 25% |
appartementen | 5-10% |
Indicatief programma (bron: Masterplan)
*) Sociale huur tot € 652,52 (huurrealisatiegrens, prijspeil 2011) en bereikbare koopwoningen tot € 220.000,- (verordening startersleningen, prijspeil 2011) of het huurequivalent daarvan.
Kwalitatieve uitgangspunten woningbouw
De toekomstige woningbouw in de Dijkpolder is benoemd als 'suburbaan-exclusief'. Hierdoor kan een (regionale) onderscheidende en duurzame woonwijk worden gerealiseerd op basis van woonkwaliteit. De belangrijke uitgangspunten hiervoor zijn openbare ruimte, veiligheid, duurzaamheid en woongenot. Vanwege de veranderende woningmarkt is het belangrijk dat plannen robuust genoeg zijn om de gewijzigde marktomstandigheden op te kunnen vangen. Regio, gemeente en ontwikkelaar werken samen om tot realisatie te komen. Met name het woonmilieu, de ontspannen sfeer en de goede stedelijke inpassing zijn daarbij een goed voorbeeld van actuele gebiedsontwikkeling. Ook het private initiatief, de organische opzet en de goede privaatrechtelijke afhechting met de overheid zijn daarbij benoemde kwaliteiten.
Zoals reeds eerder aangegeven, zal de ontwikkeling van Dijkpolder meer 'vraaggericht' ingezet worden, waarbij de ontwikkeling bewuster op de wens van de toekomstige bewoner inspeelt. Dit komt tot uiting in zowel de stedenbouwkundige schaal als op kavelniveau. Hierbij wordt het gebied op een organische wijze ontwikkeld, waarbij het woonmilieu geleidelijk, in afgeronde eenheden, tot stand komt. Binnen deze eenheden is veel ruimte voor diversiteit. Door op organische wijze te ontwikkelen kan aangesloten worden op de actuele marktvraag.
Kwantitatieve uitgangspunten woningbouw
Het is de ambitie om de gehele Dijkpolder conform het masterplan als woongebied te ontwikkelen. Het bestemmingsplan kent een planperiode van 10 jaar. Hiervoor is de behoefte aangetoond van het voorgenomen woningbouwprogramma. Gezien de huidige onzekere marktomstandigheden, kan de totale ontwikkeling van de Dijkpolder mogelijk langer duren dan 10 jaar (de planperiode van dit bestemmingsplan).
Vertaling in het bestemmingsplan
Het bestemmingsplan moet rekening houden met de onzekerheden van de huidige markt. In bovenstaande prognoses is een bandbreedte aangegeven, waarbij het reëel is dat minimaal de onderste bandbreedte noodzakelijk is om in de behoefte te voldoen. Er zijn op basis van de bovenstaande analyse voldoende aanknopingspunten om ervan uit te gaan dat de woningmarkt in de planperiode aantrekt en de bovengrens noodzakelijk blijkt. Het plan moet dus voldoende flexibel zijn om in te kunnen spelen op behoefte in de markt en de wens voor een organische ontwikkeling. Bovendien moet het bestemmingsplan de integraliteit en de kwaliteit van het masterplan borgen.
In dit bestemmingsplan worden 1.150 woningen en een beperkt aantal toevoegingen in het lint van de Weverskade) van een directe bouwtitel voorzien. Hierbij wordt uitgegaan van een aantal woningen dat rond de ondergrens ligt van de geprognosticeerde bandbreedte woningbehoefte, zoals onderbouwd in paragraaf 2.5.3. Uitgangspunt daarbij blijft dat de hoofd(verkeers)structuur direct bestemd en uitvoerbaar is, maar ook dat een kwalitatieve afronding op ieder moment mogelijk is.
Op basis van de zienswijze van de Provincie Zuid-Holland is niet gekozen om met wijzigingsbevoegdheden, afhankelijk van de marktvraag, het aantal woningen uit te breiden. Als blijkt dat uitbreiding van het woningaantal noodzakelijk is, zal een nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. Uit de toelichting volgt dat er aanknopingspunten zijn die het aannemelijk maken dat van deze mogelijkheid binnen de planperiode van het onderhavige bestemmingsplan gebruik zal worden gemaakt.
- 5. Dit sluit aan bij het indicatieve programma in het RR2020 (uit 2005), waarin Dijkpolder is opgenomen als uitleggebied met 2000 woningen, te realiseren tussen 2010 en 2020 (zie pagina 95).
2.5.7 Overige functies
Behalve de woningbouwontwikkeling worden verspreid diverse andere functies gerealiseerd. Het masterplan gaat uit van een tweetal voorzieningenclusters: een zakelijk voorzieningencluster en een gemengd maatschappelijk voorzieningencluster.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt allereerst een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Vervolgens wordt de juridische regeling toegelicht.
3.2 Planvorm
Woningbouwlocatie Dijkpolder
Voor de ontwikkeling van de Dijkpolder is gekozen voor een globaal eindplan met een directe bouwtitel voor 1.150 nieuwe woningen, een beperkt aantal toevoegingen in het lint aan de Weverskade en bijbehorende voorzieningen. Er is gekozen voor globaliteit in dit publiekrechtelijk document, omdat sprake is van een ontwikkeling die circa 10 jaar in beslag neemt. Op dit moment is het nog niet gewenst om een eindbeeld vast te leggen, omdat niet uitgesloten kan worden, dat in de loop der tijd andere eisen en wensen gesteld worden. Op basis van het behoefteonderzoek (zie paragraaf 2.5) worden in het bestemmingsplan 1.150 woningen in het woongebied, 26 nieuwe woningen in het lint van de Weverskade mogelijk gemaakt.
Het is wel gewenst om een aantal kwalitatieve aspecten vast te leggen. Dat is enerzijds gedaan in dit bestemmingsplan, waar de ligging van de hoofdstructuur (binnen marges) is vastgelegd. De kwalitatieve borging zal verder plaatsvinden in een beeldkwaliteitplan, dat toegevoegd zal worden aan de gemeentelijke Welstandsnota, en in privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de gemeente Maassluis en de initiatiefnemer.
Naast de kwalitatieve aspecten kent het plangebied een aantal milieukundige belemmeringen die planologisch geborgd moeten worden. Dit betreft onder meer belemmeringen vanuit aanwezige infrastructuur of bedrijven. Deze zoneringen garanderen een goed woonklimaat voor toekomstige bewoners. Verder zijn de aansluitingen op de bestaande infrastructuur strak bestemd. Hiermee wordt zekerheid geboden aan de bestaande bewoners en de omwonenden van de Dijkpolder over de afwikkeling van het verkeer.
Weverskade
Voor de Weverskade is een specifieke regeling opgenomen, waarmee de bestaande karakteristieken en kwaliteiten worden behouden. De regeling voor de woningen aan de Weverskade is gebaseerd op de bestaande regeling uit het bestemmingsplan Buitengebied Maasland, zodat bestaande rechten gehandhaafd blijven. Voor het openbaar gebied is de feitelijke situatie bestemd, om het historisch karakter van het lint zoveel mogelijk te behouden.
Bedrijfslocatie Lely
Voor de bedrijfslocatie van Lely en het aangrenzende agrarisch gebied, voor het Nieuwe Water en voor het volkstuinencomplex heeft dit bestemmingsplan een consoliderend karakter. Dat betekent, dat dit bestemmingsplan niet voorziet in ontwikkelingen, anders dan mogelijkheden die op basis van het vigerende bestemmingsplan reeds kunnen. De regeling die voor deze gebieden geldt, is gebaseerd op de vigerende planologische regimes.
3.3 Juridische Regeling
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
3.3.1 Inleidende regels
Conform SVBP 2008 bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
3.3.2 Bestemmingsregeling
Agrarisch
Het agrarisch perceel tussen de nieuwe ontsluitingsweg en de werklocatie Lely is consoliderend bestemd met de bestemming Agrarisch. Daarnaast is het noordelijk deel van het plangebied, conform huidig gebruik, bestemd als Agrarisch.
Naast akkerbouw en grondgebonden veeteelt, is het gebruik als proefterrein ten behoeve van een landbouwmechanisatiebedrijf binnen deze bestemming toegestaan. Daarnaast zijn ook extensief dagrecreatief gebruik, voet- en fietspaden en waterstaatkundige doeleinden mogelijk.
De bestaande woningen in het agrarisch gebied zijn voorzien van de aanduiding 'wonen'. Hier zijn de aanwezige 3 rijwoningen mogelijk gemaakt met een maximale goothoogte van 4 m en een maximale bouwhoogte van 9 m. De maximale inhoud van de woningen bedraagt conform het vigerende bestemmingsplan ten hoogste 750 m³. Ten behoeve van de woningen mogen aan-, uit en bijgebouwen worden gebouwd, waarbij ten hoogste 50% van het zij- en achtererf worden bebouwd met een goothoogte van 2,5 m en een bouwhoogte van 4 m.
Voor de andere functies is het bouwen van gebouwen niet toegestaan. Wel zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
Bedrijf -1
De nieuwbouw op de werklocatie van Lely heeft de bestemming Bedrijf - 1. In deze bestemming geldt de regeling uit het bestemmingsplan Uitbreiding Lely Agri Groep Dijkpolder. In de bestemming zijn bedrijven uit ten hoogste categorie 2, 3.1 en 3.2 toegestaan. Daarnaast is een aanduiding opgenomen, waarmee een bedrijf met SBI-code 29 uit ten hoogste categorie 4.1 mogelijk wordt gemaakt. Hiermee is een specifieke regeling opgenomen voor de activiteiten van Lely.
Binnen deze bestemming mag gebouwd worden tot een maximale bouwhoogte van 15 m. De regels bieden de mogelijkheid om voor 5% van het bebouwd oppervlak een maximale bouwhoogte van 25 m toe te passen. Deze grotere bouwhoogte is nodig voor de realisatie van de nieuwe bedrijfshal en het hoofdkantoor. In totaal mag 75% bebouwd worden.
Binnen de bestemming Bedrijf is niet meer dan 7.000 m² kantoren toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de eis die volgt uit de in paragraaf 4.3 genoemde Provinciale ontheffing (zie Bijlage 1). Binnen de bestemming Bedrijf - 1 zijn tevens bijbehorende voorzieningen, zoals congresfaciliteiten, restauratieve voorzieningen, tentoonstellingsruimten toegestaan. Deze voorzieningen zijn wel gekoppeld aan een maximum oppervlak van 3.000 m².
Ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' zijn uitsluitend verkeersvoorzieningen toegestaan ten behoeve van de bedrijfsvoering. Dit om te voorkomen dat de bedrijfsactiviteiten te dicht op de bestaande woningen worden gerealiseerd.
Bedrijf - 2
Het bestaande deel van de werklocatie van Lely heeft de bestemming Bedrijf - 2. In de bestemming zijn bedrijven uit ten hoogste categorie 2, 3.1 en 3.2 toegestaan. Daarnaast is een aanduiding opgenomen, waarmee een bedrijf met SBI-code 29 uit ten hoogste categorie 4.1 mogelijk wordt gemaakt. Deze bestemming is een vertaling van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Maasland' voor deze gronden. Wel is op de verbeelding een bedrijfszonering ten behoeve van de woningen aan het Sparrendal opgenomen.
Op de gronden binnen deze bestemming ligt een bouwvlak. Binnen dit bouwvlak mag worden gebouwd met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding.
De aanwezige bedrijfswoningen binnen deze bestemming zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per aanduidingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gerealiseerd. Verder zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nuts-, verkeers- en parkeervoorzieningen, toegestaan.
Gemengd - 1
Het zakelijk voorzieningencluster heeft de bestemming Gemengd - 1. Binnen deze bestemming zijn een hotel (100 kamers), horeca uit ten hoogste categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten, vergaderfaciliteiten, wellness- en sportfaciliteiten en dienstverlening toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding 'woningen' mogen bovendien zorgwoningen worden gebouwd. Binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Woongebied zijn niet meer dan 1.150 woningen toegestaan. Verder zijn hier voorzieningen, zoals groen, water, nuts-, verkeers- en parkeervoorzieningen toegestaan binnen deze bestemming.
Binnen de gehele bestemming Gemengd - 1 mag worden gebouwd. Op de verbeelding staan een bouwhoogte en een bebouwingspercentage aangegeven.
Vanwege de geluidsbelasting als gevolg van de A20 en de gefaseerde aanleg van de geluidswal, zijn er nog specifieke regels opgenomen ten aanzien van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige objecten. Geluidsgevoelige objecten mogen niet worden gebouwd tenzij de geluidswal is gerealiseerd, of indien middels onderzoek kan worden aangetoond dat op de locatie wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in artikel 25.2.
Voor gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige objecten geldt tevens dat, indien hoger dan 10 m wordt gebouwd, deze moeten worden voorzien van een dove gevel aan de zijde van de A20. Dit is echter niet noodzakelijk indien door maatregelen de geluidsbelasting op de gevel lager is dan de grenswaarde.
Gemengd - 2
De locatie van het maatschappelijk voorzieningencluster heeft de bestemming Gemengd - 2. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke voorzieningen, woningen en zorgwoningen, bedrijven uit ten hoogste categorie B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiteen 'functiemenging' en kantoren toegestaan. Ten aanzien van kantoren geldt dat het bedrijfsoppervlak niet meer mag bedragen dan 1.000 m². Dit is het aantal kantoren dat nu ook aanwezig is. Binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Woongebied zijn niet meer dan 1.150 woningen toegestaan. Ten slotte zijn bij de bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nuts-, verkeers- en parkeervoorzieningen toegestaan.
Binnen deze bestemming mag worden gebouwd. Op de verbeelding staan de maximale bouwhoogte en het bebouwingspercentage aangegeven.
Daarnaast is een zone op de verbeelding aangegeven waarin de bouw van gezondheidszorggebouwen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder niet zijn toegestaan.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en binnen de bestemmingen 'Gemengd - 2' en 'Woongebied' detailhandel toestaan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verstoring van de voorzieningenstructuur of de verkeersstructuur. De gebruiks- en bouwmogelijkheden van de omliggende gronden mogen verder niet onevenredig worden aangetast en er mogen milieutechnisch geen belemmeringen zijn. In het hele plangebied mogen maximaal 7 vestigingen worden gerealiseerd met een bruto vloeroppervlak van ten hoogste 200 m2 per vestiging.
Groen
De geluidswal, de groenzone aan de noordzijde van het plangebied, en een strook tussen de oostelijke ontsluitingsweg hebben de bestemming Groen gekregen. Ook het bestaande openbare groen aan de Weverskade valt binnen deze bestemming, zodat de hier aanwezige kwaliteiten beschermd zijn. Binnen deze bestemming zijn groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Daarnaast zijn kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, horeca (cat. 1a) en nutsvoorzieningen toegestaan.
Op de locatie van de toekomstige geluidswal ligt de aanduiding 'geluidswal'. Binnen deze bestemming zijn een geluidswal en parkeervoorzieningen toegestaan. Ten behoeve van parkeervoorzieningen zijn ondergrondse bouwwerken toegestaan. Hiermee wordt het mogelijk om in de geluidswal parkeervoorzieningen te realiseren.
Om een eventuele derde aansluiting op de A20 in de toekomst niet onmogelijk te maken, is hiervoor binnen de bestemming Groen een reservering opgenomen. Deze is geborgd met de aanduiding verkeer. Binnen de gronden van deze aanduiding zijn gebouwen uitgesloten.
Ten aanzien van de recreatieve en horecavoorzieningen geldt dat binnen de bestemming ten hoogste 4 voorzieningen zijn toegestaan, waarvan 3 recreatieve voorzieningen op de geluidswal mogen worden gerealiseerd. Deze recreatieve voorzieningen mogen echter niet langs de Weverskade worden gerealiseerd.
Het gebruiksoppervlak van één voorziening bedraagt ten hoogste 300 m². Twee van deze voorzieningen mogen een gebruiksoppervlakte van 500 m² beslaan. Ten behoeve van deze voorzieningen mogen gebouwen worden gebouwd, met een maximum van 150 m² per voorziening. Omdat het denkbaar is dat bepaalde gebouwde voorzieningen niet in deze 150 m² passen, is het toegestaan om bij 2 voorzieningen 250 m² aan bebouwing te realiseren.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan en nog 4 extra voorzieningen toevoegen. Voor deze voorzieningen gelden dezelfde regels als voor de bij recht toegestane voorzieningen. Daarnaast mag de toevoeging van de voorzieningen niet leiden tot onevenredige hinder of verstoring van de voorzieningstructuur.
Maatschappelijk - Begraafplaats
De bestaande begraafplaats van de familie Lely aan de Weverskade is bestemd als Maatschappelijk - Begraafplaats. Binnen deze bestemming is een begraafplaats toegestaan met bijbehorende voorzieningen, zoals groen, parkeren, nutsvoorzieningen en water.
Recreatie - Volkstuin
Het volkstuinencomplex 'De Vluchtheuvel' heeft de bestemming Recreatie - Volkstuin. Hier mogen de gronden gebruikt worden ten behoeve van volkstuinen.
Ten aanzien van bouwen gelden de regels, zoals deze ook zijn opgenomen in de overeenkomst tussen de gemeente en de volkstuinvereniging. Per tuin mag ten hoogste 15% van het oppervlak worden bebouwd, waarbij de afstand tot perceelsgrenzen ten minste 3 m dient te bedragen. Per tuin mogen ten hoogste 1 plantenkas en 1 tuinhuis worden gebouwd.
Ten aanzien van het verenigingsgebouw geldt dat ten hoogste 1 verenigingsgebouw gebouwd mag worden met een maximum goot- en bouwhoogte van 3 m en 5 m. Het bebouwd oppervlak bedraagt ten hoogste 400 m².
Verkeer
De nieuwe ontsluitingswegen die een stroomfunctie hebben, hebben de bestemming Verkeer.
Binnen de bestemming Verkeer zijn naast wegen en voet- en fietspaden ook een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Verblijfsgebied
De Weverskade is vanwege zijn verblijfsfunctie bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Het uitgangspunt hierbij is het behoud van het karakter van de Weverskade. Daarnaast hebben ook de beoogde langzaamverkeersverbindingen tussen de Weverskade en het woongebied Dijkpolder deze bestemming. Binnen deze bestemming zijn zowel gebieden met een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelplaatsen, wegen, voet- en fietspaden en water toegestaan.
Water
De boezemwatergang 'Nieuwe Water' is bestemd als Water. Binnen deze bestemming is water, sierwater, verkeer te water, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, bruggen ten behoeve van langzaam verkeer en groenvoorzieningen toegestaan. Binnen de bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.
Wonen
Ter plaatse van de bestaande en de nieuwe woningen aan de Weverskade is de bestemming Wonen opgenomen. Op de verbeelding is per perceel aangegeven hoeveel woningen zijn toegestaan. In totaal zijn binnen de bestemming Wonen aan de Weverskade 64 woningen toegestaan. Op dit moment liggen aan de Weverskade 41 woningen. In het bestemmingsplan worden in het lint aan de Weverskade 26 woningen toegevoegd. In tegenstelling tot de bestemming Woongebied zijn hier alleen grondgebonden woningen toegestaan. Ten behoeve van de hoofdwaterstructuur is de aanduiding 'water' opgenomen binnen de bestemming. Daarnaast zijn voet- en fietspaden en andere bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, water, groen en toegangswegen.
Ten aanzien van het bouwen geldt dat de goothoogte niet meer bedraagt dan 4 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 9 m. De inhoud van de woning bedraagt inclusief aan- en uitbouwen niet meer dan 1.000 m³. De afstand van woningen tot de perceelsgrens bedraagt 0 of ten minste 2 m, waarbij de afstand tussen niet aaneengebouwde woningen ten minste 4 m bedraagt.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de maximale inhoudsmaat en grotere woningen toestaan. Hierbij mag het bouwperceel voor niet meer dan 65% worden bebouwd. De woning dient daarbij in het lint stedenbouwkundig inpasbaar te zijn.
Bij het hoofdgebouw mogen aan-, uit- en bijgebouwen worden gebouwd. De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, voor vrijstaande bijgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 3 m. Het gezamenlijk oppervlak van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m². Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning hier wel van afwijken en een oppervlak van 150 m² toestaan, mits niet meer dan 50% van het zij- en achtererf wordt bebouwd, vanuit landschappelijk oogpunt geen bezwaren bestaan en de cultuurhistorische waarden niet worden geschaad. Bij deze regeling is aangesloten bij de regeling uit het vigerend bestemmingsplan.
Naast het wonen zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is toegestaan voor zover het bedrijven uit type A van het Activiteitenbesluit betreffen en de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning (met een maximum van 50 m²), inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast moet in voldoende parkeergelegenheid voorzien zijn en mogen de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca of detailhandel.
Woongebied
Het nieuwe woongebied Dijkpolder heeft de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming zijn naast woningen ook zaken als wegen, groenvoorzieningen, water, parkeervoorzieningen, erven en verhardingen en nutsvoorzieningen mogelijk. Hierdoor is sprake van een flexibele bestemming, waarbinnen de woonwijk gerealiseerd kan worden. Wel zijn enkele duidelijke planologische kaders aangebracht.
Binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Woongebied zijn niet meer dan 1.150 woningen toegestaan. Daarnaast zijn op de verbeelding de aanduidingen 'ontsluiting', 'groen', en 'water' opgenomen. Binnen deze gebieden moet de hoofdstructuur van respectievelijk de ontsluiting, het groen en het water gerealiseerd worden. In onderstaande figuren is de ligging van deze aanduidingen weergegeven.
Ligging hoofdontsluitingsstructuur
Ligging hoofd groen- en waterstructuur
Voorwaardelijke verplichting
Vanwege de geluidsbelasting als gevolg van de A20 en de gefaseerde aanleg van de geluidswal, zijn er nog specifieke regels opgenomen ten aanzien van woningen. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' mogen woningen niet worden gebouwd tenzij de geluidswal is gerealiseerd, of indien middels onderzoek kan worden aangetoond dat op de locatie wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Deze voorwaardelijke verplichting is opgenomen in artikel 25.2. In onderstaande figuur is de geluidswal (rood) en het gebied waar deze voorwaardelijke verplichting betrekking op heeft (arcering), aangegeven.
Ligging geluidswal en voorwaardelijke verplichting
Voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' geldt tevens dat indien hoger dan 10 m wordt gebouwd, deze moeten worden voorzien van een dove gevel aan de zijde van de A20. Dit is echter niet noodzakelijk indien door maatregelen de geluidsbelasting op de gevel lager is dan de grenswaarde.
Bouwregels
Op de bestemming Woongebied is een bouwvlak van toepassing. Dat bestrijkt nagenoeg de gehele bestemming. Het perceel mag worden bebouwd met gebouwen (hoofdgebouwen en bijgebouwen) en overkappingen met inachtneming van het bebouwingspercentage dat is opgenomen op de verbeelding. Ten aanzien van de te realiseren bebouwing geldt dat de afstand van hoofdgebouwen tot zijdelingse perceelsgrenzen 0 m of ten minste 1 m bedraagt. Daarnaast bedraagt de afstand van hoofdgebouwen tot de bestemmingsgrens met Wonen ten minste 3 m.
Grondgebonden woningen hebben een maximale goothoogte van 6 m en een maximale bouwhoogte van 10 m.
Ten aanzien van gestapelde woningen is het plangebied is opgedeeld in vier deelgebieden. Ten aanzien van het onderste plandeel tussen de Weverskade en de Tweede Weverskade is bepaald dat gestapelde woningen niet zijn toegestaan, hiervoor is de aanduiding 'gestapeld uitgesloten' opgenomen. Hier zijn uitsluitend grondgebonden woningen toegestaan.
In de zone aan de bovenzijde tegen de geluidswal aan zijn de hoogste gestapelde woningen toegestaan. In deze zone zijn gestapelde woningen mogelijk met een goothoogte van 15 m en een bouwhoogte van 18 m. Voor deze zone is de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' opgenomen.
In de zone tussen het Bovenlint en de Weverskade zijn naast grondgebonden woningen ook gestapelde woningen toegestaan met een maximale goothoogte van 9 m en een maximale bouwhoogte van 12 m, deze zone is aangeduid door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Daarnaast bevindt zich binnen deze zone een tweede zone van 40 m aan weerszijden van de hoofdwaterstructuur met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2'. In deze zone zijn tevens gestapelde woningen toegestaan met een goothoogte van 12 m en een bouwhoogte van 15 m.
Bij het hoofdgebouw mogen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, voor vrijstaande bijgebouwen geldt een maximale goothoogte van 2,5 m en een maximale bouwhoogte van 4 m. Het gezamenlijk oppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 50 m² met inachtneming van het bebouwingspercentage zoals dat is opgenomen op de verbeelding.
Gebruiksregels
Naast het wonen zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning (met een maximum van 50 m²), inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast moet in voldoende parkeergelegenheid voorzien zijn en mogen de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca of detailhandel.
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan tevens afwijken van het bestemmingsplan en detailhandel, dienstverlening en horeca uit categorie 1b toestaan, mits niet meer dan 2.000 m²bedrijfsvloeroppervlak van deze functies wordt gerealiseerd, geen onevenredige verstoring ontstaat van de voorzieningen- en verkeersstructuur, geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- of gebruiksmogelijkheden van omliggende percelen en wordt aangetoond dat er geen milieutechnische belemmeringen aanwezig zijn. Daarnaast is opgenomen dat ten aanzien van detailhandel binnen het plangebied niet meer dan 7 vestigingen zijn toegestaan met een bruto vloeroppervlak van ten hoogte 200 m² per vestiging.
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en voor gestapelde woningen een hogere bouwhoogte toestaan, mits de goot- en bouwhoogte met niet meer dan 3 m wordt verhoogd. Ter plaatse dient wel te worden voorzien in een goed akoestisch klimaat en mogen de bouw- en gebruiksmogelijkheden van naastgelegen percelen niet onevenredig worden aangetast.
Leiding - Riool
De rioolpersleiding in het plangebied is planologisch beschermd middels de dubbelbestemming Leiding - Riool. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de aanwezige rioolleiding. In de bestemming is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee burgemeesters en wethouders de dubbelbestemming kunnen verwijderen indien de rioolpersleiding ter plaatse is verplaatst.
Waarde - Archeologie
Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is op de verbeelding een gebied aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden. Deze regels zijn niet van toepassing voor gebouwen die niet dieper reiken dan 40 cm onder maaiveld of een oppervlakte beslaan van minder dan 100 m².
Voor werken of werkzaamheden geldt dat een vergunning noodzakelijk is indien grondroerende werkzaamheden dieper gaan dan 40 cm, voor andere genoemde werkzaamheden, zoals het indrijven van voorwerpen of heien geldt dat deze geen groter oppervlak mogen beslaan dan 100 m².
Waterstaat - Waterkering
Binnen het plangebied ligt een waterkering met beschermingszones. Voor deze gronden is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering opgenomen. Binnen deze bestemming zijn beperkende bouwregels met een afwijkingsbevoegdheid met adviesplicht voor het bouwen ten behoeve van onderliggende bestemming(en) opgenomen ter bescherming van de waterkerende functie.
3.3.3 Algemene regels
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene bouwregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Overschrijding bouwgrenzen
In dit artikel is bepaald dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, zoals stoepen, trappen, balkons, veranda's, erkers en dergelijke.
Bestaande maten
In dit artikel wordt geregeld dat voor bouwwerken die aanwezig of in aanbouw zijn, ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar afwijken van de bepalingen in het bestemmingsplan, de op dat moment geldende maten van toepassing zijn. Deze gebouwen mogen op dezelfde locatie worden herbouwd en komen dergelijke bouwwerken niet onder het overgangsrecht te vallen.
Wro-zone - gemaal
Ten behoeve van het gemaal dat zal worden gerealiseerd aan de Weverskade is de 'Wro-zone - gemaal' opgenomen. Binnen deze zone is één gemaal ten behoeve van de waterhuishouding toegestaan. De bouwhoogte van het gemaal bedraagt ten hoogste 5 m en het bebouwd oppervlak bedraagt niet meer dan 100 m².
Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de Bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de Bouwverordening is geregeld, is de Bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt. De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de Bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de Bouwverordening.
Algemene gebruiksregels
Hierin zijn algemene regels gesteld aan het gebruik van de gronden van het bestemmingsplan. Deze regels gelden boven op de regels uit hoofdstuk 2. Per hectare dient ten minste 325 m³ aan water of waterhuishoudkundige voorzieningen te worden gerealiseerd, gedempte watergangen dienen voor 100% te worden gecompenseerd.
Omdat het bestemmingsplan voor een groot deel een globale regeling kent, waarbij naast woningen milieuhinderlijke activiteiten kunnen worden gerealiseerd, is hiervoor een Staat van overige functies opgenomen in de bijlagen. In deze bijlage is een overzicht opgenomen van mogelijke functies die gerealiseerd kunnen worden in het plangebied. Middels een regeling in de algemene gebruiksregels is opgenomen dat de afstand tussen milieuhinderlijke activiteiten en woningen en andere milieugevoelige activiteiten ten minste de richtafstand bedraagt die in de bijlage is opgenomen. Hiervan kan worden afgeweken, indien aangetoond kan worden dat een kortere afstand acceptabel is.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de vrijstelling ten behoeve van afwijking van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarmee door middel van een wijzigingsbevoegdheid ex artikel 3.6 Wro het mogelijk is enige flexibiliteit in het plan aan te brengen.
Wijzigingsbevoegdheid bestemmingsgrenzen
Dit betreft de bevoegdheid de bestemmingsgrenzen in geringe mate te wijzigen. Deze bevoegdheid mag nadrukkelijk niet worden gebruikt om zodanig aanzienlijke wijzigingen van bestemmingen te bewerkstelligen, dat daarmee de essentie van het plan wezenlijk wordt veranderd. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot.
Overige regels
Werking wettelijke regels
In de regels van een bestemmingsplan wordt in een (toenemend) aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de toepassing van de bestemmingsplanregels. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.
Voorwaardelijke verplichting
Vanwege de geluidsbelasting als gevolg van de A20 en de gefaseerde aanleg van de geluidswal, zijn er nog specifieke regels opgenomen ten aanzien van gebouwen ten behoeve van geluidsgevoelige objecten. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' mogen woningen niet worden gebouwd tenzij de geluidswal is gerealiseerd, of indien middels onderzoek kan worden aangetoond dat op de locatie wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden.
Hierbij is eveneens opgenomen dat het aantal woningen met een geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai hoger dan de wettelijke grenswaarden, maar binnen de verleende hogere grenswaarden, niet meer mag bedragen dan het aantal woningen waar hogere grenswaarden voor zijn verleend.
3.3.4 Overgangsrecht en slotregel
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
3.4 Handhaving
De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat bij de handhaving van dit plan met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Waar regels zijn, moet gehandhaafd worden. Zo ook bij regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn erop gericht de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren.
Handhaving op dit gebied is de laatste tijd steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken, is handhaving inmiddels geworden tot een beginselplicht waarvan slechts deugdelijk gemotiveerd afgeweken kan worden.
Omdat er teveel regels zijn om alles te kunnen handhaven zal het bestuur onderbouwde keuzes moeten maken. In de uitwerkingsregels van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor), is de plicht voor bestuursorganen om een handhavingsbeleid vast te stellen wettelijk verankerd. In het Bor wordt onder meer gesteld dat het handhavingsbeleid inzicht dient te geven in de prioriteitstelling, in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd, de manier waarop sancties worden toegepast.
De gemeente Maassluis heeft haar handhavingsbeleid vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Wabo (30 augustus 2011). In deze nota wordt een integrale visie gegeven op de wijze van handhaven van de gemeente.
Het denken in termen van individuele producten is niet meer uitgangspunt voor de inzet van toezicht en handhaving maar de kernbegrippen zijn cluster (of ketengericht) werken. De toezicht en handhavingstaken zijn in dat geval geclusterd naar de wijze waarop de toezicht en handhaving zal worden georganiseerd.
Om te kunnen toezien op de waarborging van een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma, wordt een handhavingsregisseur aangesteld die daarnaast een aantal wettelijke taken op zich zal nemen. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de vergunningverlenende en de handhavende taken. De vergunningverlenende taken worden uitgevoerd in de afdeling ROVM door het team Bouw- en Woningtoezicht. Toezicht en Handhaving wordt uitgevoerd door het team Handhaving en Toezicht.
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Inleiding
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, de provinciale, de regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en regionaal en gemeentelijk beleid beknopt samengevat.
De stedelijke ontwikkeling van de Dijkpolder is niet in strijd met het beleid van het Rijk, provincie en regio en past binnen het beleid van de gemeente. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met het beleid.
4.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
In de SVIR en het Barro kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Maassluis relevante belangen zijn:
- een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
- betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Rijksbelangen in of in de omgeving van Dijkpolder zijn de A20 als onderdeel van de hoofdwegenstructuur en een buisleidingenstrook aan de noordwestzijde van het plangebied. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze onderdelen. De ontwikkeling past daarmee binnen het rijksbeleid.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking (SER-ladder). De toetsing staat in paragraaf 2.5.
Structuurvisie buisleidingen
Het nationaal ruimtelijk beleid is gericht op verbetering van de basiskwaliteit van de gehele hoofdinfrastructuur. Daarbij is het van belang, dat het bestaande buisleidingennet goed wordt onderhouden en dat voldoende ruimte open blijft voor uitbreiding van het buisleidingentransport in de toekomst.
In de Structuurvisie buisleidingen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) wordt een hoofdstructuur vastgelegd van ruimtelijke reserveringen (buisleidingstroken) voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen in Nederland voor de komende 25 á 30 jaar. Uitgangspunt daarbij is een zo beperkt mogelijke aanspraak op de ruimte. In veel leidingstroken liggen nu al één of meerdere buisleidingen. Hierin is bovendien ruimte beschikbaar voor het leggen van nieuwe buisleidingen voor aardgas, olieproducten of chemicaliën. De ruimtelijke reservering zal te zijner tijd opgenomen worden in het Barro, waarmee gemeenten de plicht krijgen in hun bestemmingsplannen rekening te houden met deze leidingstroken.
De Structuurvisie buisleidingen heeft betrekking op dit bestemmingsplan, in die zin, dat het tracé van een beoogde buisleidingstrook door het plangebied loopt. In dit bestemmingsplan is ter plaatse van de leidingstrook geen woningbouw voorzien. Hiermee maakt dit bestemmingsplan de uitvoering van het beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie buisleidingen niet onmogelijk.
4.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2012)
De kern van de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het plangebied is aangeduid als stads- en stedelijk gebied. De ontwikkeling van de Dijkpolder past hiermee binnen de structuurvisie van de provincie.
Om doorwerking van provinciale belangen te borgen, is een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen in de Verordening Ruimte.
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken, kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren. De ontwikkeling van de Dijkpolder past hiermee binnen de verordening.
Uitsnede kaart actuele bebouwingscontouren
In artikel 2 zijn algemene regels ter zake van bestemmingsplannen opgenomen:
Regionale afstemming
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is ten minste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Op de behoefte en regionale afstemming wordt nader ingegaan in paragraaf 2.5. Regionale afstemming heeft plaatsgevonden in het kader van RR2020. De locatie is in diverse beleidskaders opgenomen als nieuwe woningbouwlocatie.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
- het benutten van locaties voor herstructurering, intensivering of transformatie binnen bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010;
- het benutten van locaties aansluitend aan bestaand stedelijk en dorpsgebied 2010.
De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
De locatie ligt binnen bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde.
Kantoren
Voor de werklocatie Lely Agri Groep is in 2012 een bestemmingsplan vastgesteld, waarin 7.000 m² kantooroppervlak mogelijk is gemaakt. Dit is in strijd met artikel 7 lid 1 van de Verordening Ruimte. Om de kantoren toch mogelijk te maken, heeft de gemeente Maassluis ontheffing van de Provinciale verordening aangevraagd. Deze ontheffing is op 31 januari 2012 verleend. In deze ontheffing (Bijlage 1) is opgenomen dat, in afwijking van de verordening, op de locatie Weverskade 60 een oppervlakte van 7.000 m²aankantoren mag worden gerealiseerd. Hierbij moet op de locaties Weverskade 60 en 110 in totaal samen 4.000 m² aan kantoren aan de voorraad worden onttrokken. Op de Weverskade 60 is in de huidige situatie 1.000 m² kantooroppervlak aanwezig, op de Weverskade 110 4.000 m². In dit bestemmingsplan wordt aan de Weverskade 60 (inclusief de nieuwe bedrijfslocatie) 7.000 m² kantoren toegestaan. Op de locatie aan de Weverskade 110 blijft de bestaande oppervlakte van 1.000 m² kantoren toegestaan.
Hiermee past dit bestemmingsplan binnen de provinciale verordening en de verleende ontheffing van de provincie.
Detailhandel
In de verordening is een mogelijkheid opgenomen voor kleinschalige datailhandel buiten de centra, zoals buurt- en gemakswinkels. Het bestemmingsplan voldoet hieraan, aangezien de oppervlakte van de vestigingen is gemaximaliseerd tot 200 m² bvo.
Ruimtelijke kwaliteit en beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan voor gronden gelegen buiten de bebouwingscontouren, of voor gronden binnen maar aansluitend aan de bebouwingscontouren, dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt waarvan ruimtelijke effecten zijn te verwachten in het buitengebied of met uitstraling naar het buitengebied, levert een bijdrage aan de ambities behorende bij de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie door de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording, vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf.
De locatie grenst aan de bebouwingscontour die langs de A20 ligt. Door de barrière van de snelweg en de aanleg van een geluidswal zijn geen ruimtelijke effecten naar het buitengebied te verwachten.
Voor de locatie is een separaat beeldkwaliteitsplan opgesteld.
Landschapsontwikkelingsperspectief Midden-Delfland
Als uitwerking van de kwaliteitskaart uit de Provinciale Structuurvisie, worden 16 gebiedsprofielen opgesteld. De topgebieden cultuurhistorie, zoals opgenomen in de Provinciale Structuurvisie, vervallen op het moment dat alle gebiedsprofielen zijn vastgesteld. De regioprofielen cultuurhistorie worden opgenomen in de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit. Daar waar een gebiedsprofiel is vastgesteld, vervalt het regioprofiel.
Het gebiedsprofiel Midden-Delfland is het eerste profiel in deze reeks. In dit profiel is een beschrijving van karakteristieken, uitgangspunten, kwaliteiten en ambities voor het open agrarisch landschap van Midden-Delfland opgenomen.
Een aantal aspecten vanuit het gebiedsprofiel Midden-Delfland zijn van toepassing op de Dijkpolder. Dit betreft allereerst het hoofdwegpanorama, dat geldt langs de A20. Dit panorama zal in de toekomst bepaald worden door de nieuwe geluidswal. Ten tweede geldt het aspect water als structuurdrager. Aan de west- en noordzijde van het plangebied loopt de boezem van de Dijkpolder. Deze zal enerzijds landschappelijk ingepast worden, onder meer door de aanleg van natuurvriendelijke oevers, anderzijds blijft de bestaande stad-landverbinding onder de rijksweg A20 behouden. Verder speelt het aspect Linten blijven linten. De Weverskade is aangeduid als Boezemlint en als cultuurhistorisch waardevol lint. Dit lint blijft in de toekomst een bijzondere rol vervullen.
De ontwikkeling past daarmee binnen het beleid zoals opgenomen in het landschapsontwikkelingsperspectief.
RR2020 (2005)
Het Ruimtelijk plan Regio Rotterdam (RR2020) heeft de volgende hoofddoelstellingen:
- 1. versterken van het groenblauwe raamwerk, ingebed in het omringende deltalandschap;
- 2. aansluiting op economische netwerken en gelijktijdige verbetering van de leefkwaliteit in de regio;
- 3. grotere diversiteit aan woon-, werk- en verblijfsgebieden en een verbeterde sociale diversiteit.
Het RR2020 heeft na vaststelling van de Provinciale Structuurvisie geen status meer als streekplan, maar blijft wel als regionaal beleidsstuk van kracht.
Met betrekking tot dit laatste zet de nota in op transformatie en herstructurering van bestaande woon- en werkmilieus. Ook een goed evenwicht tussen huur- en koopwoningen is daarbij van belang. Daarnaast moet er bij het ontwikkelen van woon- en werkmilieus meer ingespeeld worden op specifieke kwaliteiten (rivieren, dynamiek van de haven, historische plekken, etc.).
De locatie Dijkpolder is op de verbeelding van RR2020 aangegeven als te ontwikkelen stads- en dorpsgebied. De ontwikkeling past binnen het beoogd woonmilieu 'suburbaan exclusief'.
Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020 (2010)
In het verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020 is voor de regio Rijnmond een bouwprogramma van 65.000 woningen afgesproken met het Rijk. Ook is aangegeven dat Rijk en regio gezamenlijk op zoek gaan naar oplossingen voor knelpunten in diverse woningbouwprojecten.
Op weg naar een gezonde woningmarkt, Verstedelijkingsscenario 2020 Regio Rotterdam (2010)
De nadruk op de kwaliteit van de woonmilieus neemt niet weg, dat er een programma ligt van 65.000 nieuwbouwwoningen en 30.000 te slopen woningen tot 2020. De provincie Zuid-Holland en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel hanteren hetzelfde programma en een inventarisatie bij gemeenten naar hun verwachtingen over de bouwproductie komt uit op een vergelijkbaar aantal. De aantallen fungeren als richtsnoer in de te maken verstedelijkingsafspraken.
De prognoses die jaarlijks verschijnen vertonen hevige fluctuaties. Om corporaties, marktpartijen en gemeenten zekerheid te bieden, fluctueert het nieuwbouwprogramma niet mee. Het aantal van 65.000 blijft daarom overeind. Dat aantal doet ook recht aan de ambitie van een gezonde woningmarkt: het realiseren van een veelzijdiger en aantrekkelijker woningaanbod dat meer bewoners aan de regio bindt.
Dijkpolder is hierin opgenomen als enige grotere locatie met een suburbaan exclusief woonmilieu binnen de Stadsregio Rotterdam en daarmee ook binnen de subregio Maassluis, Vlaardingen en Schiedam.
Programma tot 2020, bron Verstedelijkingsscenario 2020
4.4 Gemeentelijk Beleid
4.4.1 Structuurvisie Maassluis 2012-2025 (2012)
Maassluis streeft ernaar een sociale en financieel gezonde stad te zijn. Bij de ontwikkelingen in de stad is duurzaamheid een belangrijk thema. De missie en centrale leidraad voor de structuurvisie is daarom: sociaal, solide en duurzaam. Keuzes maken voor een goede toekomst.
Een deel van de ruimtelijke visie krijgt zijn uitwerking in ruimtelijke ontwikkelingen die al in gang zijn gezet of in voorbereiding zijn (waaronder Dijkpolder en uitbreiding Lely). Deze ontwikkelingen worden hier kort benoemd en vervolgens verder toegelicht.
Ontwikkeling woongebied Dijkpolder
Het project Dijkpolder betreft de ontwikkeling van groot nieuw woongebied tussen Maasdijk en A20 met een groene afscherming van de A20.
De Dijkpolder biedt bij uitstek de kans om een woonmilieu toe te voegen dat tot nu toe in de stad sterk ondervertegenwoordigd is: een groen woonmilieu in een lage dichtheid. De bedrijfslocatie van Lely wordt afgezoomd met kleinschalige bedrijfsfuncties. In het zuidoostelijk deel (aan de Weverskade) wordt onderzocht of dit ook voor wonen geschikt is.
Benutten kansen duurzaam bouwen
De Dijkpolder biedt samen met de Burgemeesterswijk, De Dijk en De Kade kansen om toekomstgericht en duurzaam te bouwen en een bijdrage te leveren aan het streven om in 2050 CO2-neutraal te zijn.
Behoud en versterken poorten tussen stad en buitengebied
Een belangrijke opgave is het versterken van de verbindende structuren van de stad naar het omliggende buitengebied. Dat betekent versterking van de verwevenheid en verbindingen van de stad met het Midden-Delflandgebied.
Belangrijke verbindende elementen tussen stad en het Midden-Delflandgebied zijn:
- de Noordvliet en Zuidvliet en de ook in ecologisch opzicht interessante verbinding via de Boonervliet;
- de nog nader vorm te geven relatie Midden-Delflandgebied en Dijkpolder;
- de groenstructuur Sluispolder Oost en Aalkeetpolder (ter plaatse van Vermeerlaan).
Versterking van dijken en ruimtelijke groenstructuren
Het groen en de cultuurhistorie staan hoog op de agenda zowel regionaal als gemeentelijk.
Transformatie en verdichtingsopgaven worden benut om cultuurhistorische en/of groenstructuren te versterken en indicatief aangegeven ontbrekende schakels te realiseren, in het bijzonder:
- de centrale groenstructuur van Steendijkpolder naar Haven/Binnenstad;
- de Groene route gekoppeld aan Oleanderpark en Kastanjedal, die een voortzetting moet krijgen in het nieuwe woongebied Dijkpolder;
- de Maasdijk, Noorddijk, Zuiddijk, Vlaardingsedijk en Delflandsedijk;
- de Weverskade die als lange lijn een belangrijke recreatieve en groene verbinding is door de stad;
- water, waterberging en natuurvriendelijke oevers maken waar mogelijk onderdeel uit van de ontwerpopgave. Bestaande structuren zoals de groenstructuur moeten robuuster worden en zo gaan functioneren dat de stad als geheel er kwaliteit aan ontleent.
Herontwikkeling bedrijfslocatie Lely
In het oostelijk deel van Dijkpolder vindt herontwikkeling plaats van de fabriekslocatie van Lely. De ontwikkeling gaat uit van uitbreiding van het huidige bedrijf door de bouw van een nieuwe productiehal en bedrijfsgebonden kantoorruimte.
Toelichting Dijkpolder
De structuurvisie geeft op hoofdlijnen de beoogde ontwikkeling in de belangrijkste ontwikkelingsgebieden (waaronder Dijkpolder) weer en de uitgangspunten en randvoorwaarden die bij de verdere planvorming en uitwerking van belang zijn.
Programma
De ontwikkeling bestaat uit twee delen. In het oostelijk deel vindt herontwikkeling plaats van de fabriekslocatie van Lely. De planvorming hiervoor is in een vergevorderd stadium. De ontwikkeling gaat uit van uitbreiding van het huidige bedrijf door de bouw van een nieuwe productiehal en kantoorruimte. Het westelijk deel wordt ontwikkeld als woonlocatie. De omvang en ligging van de locatie maken het mogelijk om hier een geheel eigen woonmilieu te realiseren en daarmee een versterking van de woonmilieus die ondervertegenwoordigd zijn in Maassluis en de regio.
Voor de Dijkpolder zal overwegend sprake zijn van het woonmilieu 'suburbaan exclusief', met accenten van 'suburbaan grondgebonden' Dit sluit aan op de visie van de Stadsregio Rotterdam en de gemeente Maassluis. Er wordt uitgegaan van wonen in een relatief lage dichtheid.
De Dijkpolder zal een bijdrage leveren aan de vernieuwing van de sociale woningvoorraad.
Met de ontwikkeling van de werklocatie van Lely Industries in de Dijkpolder wordt een belangrijk aandeel geleverd aan het economisch- en werkgelegenheidsprofiel van Maassluis.
Dit gebied ten zuiden van de toekomstige nieuwbouw van Lely industries is door de herontwikkeling van Lely de komende jaren nog in gebruik als werklocatie. De keuze voor een ontwikkelingsscenario op termijn is afhankelijk van de ontwikkeling en groei van Lely Industries, die mogelijk verder wil en kan uitbreiden in dit gebied.
Door kleinschalige commerciële invullingen in de wijk en aan de randen, door werken en ondernemen vanuit huis en door wellicht in beperkte mate winkelvoorzieningen wordt het commercieel programma verder ingevuld en werkgelegenheid gecreëerd.
Uitgangspunten en randvoorwaarden
Het realiseren van een onderscheidende en duurzame woonwijk wordt beoogd, die bijdraagt aan de stad Maassluis en de regio. Hierbij wordt een onderscheidend woonmilieu met een dorps-landelijk en rustig-stedelijk karakter gecreëerd op basis van woonkwaliteit. De kwalitatieve pijlers hiervoor zijn openbare ruimte, veiligheid en woongenot.
Bij de planuitwerking is het zaak dat met de volgende ruimtelijke uitgangspunten rekening wordt gehouden.
- De (cultuurhistorisch) waardevolle lintbebouwing langs de Weverskade dient gerespecteerd te worden.
- Van belang is zorg te dragen voor een goede aansluiting/relatie met de bestaande woongebieden van Maassluis en voor in ruime mate inpassing van groen.
- Aandachtspunt is het vormgeven van de ruimtelijke relatie met het Midden-Delflandgebied bijvoorbeeld door de te kiezen verkavelingsstructuur en langzaamverkeersverbindingen.
- Een punt van bijzondere aandacht bij de planuitwerking voor de Dijkpolder vormen milieuaspecten in relatie tot de A20, met name verkeerslawaai c.q. geluidswerende voorzieningen en externe veiligheid. Daar wordt in de plannen rekening mee gehouden door onder meer een geluidswal langs de A20.
- Voor de hoofdontsluiting van de Dijkpolder, worden twee aantakkingen gemaakt op de bestaande hoofdwegenstructuur; een op het kruispunt Westlandseweg-Uiverlaan en een op de Maasdijk.
Een goede OV-bereikbaarheid van de Dijkpolder is een wens van de gemeente.
Samenvatting uitgangspunten en randvoorwaarden ontwikkelingslocatie Dijkpolder
- Groen en onderscheidend woonmilieu in lage dichtheid.
- Respecteren cultuurhistorisch waardevol lint Weverskade.
- Zorg dragen voor goede aansluiting op bestaande woongebieden en aandacht voor vormgeven relatie met het Midden-Delflandgebied.
- Klimaatbestendig ontwikkelen, voldoende waterberging inbouwen.
- Overige aandachtspunten: geluid en externe veiligheid A20.
Proces
Het grootste deel van het gebied is eigendom van Lely. De gemeente heeft in september 2010 een overeenkomst gesloten met Lely Vastgoed en Lely Industries voor de ontwikkeling van het gebied. De Lely-partijen zijn verantwoordelijk voor de planvorming. De gemeente toetst de plannen en is verantwoordelijk voor de juridisch-planologische procedures. Parallel aan de structuurvisie is het Masterplan Dijkpolder opgesteld. Deze documenten zijn tussentijds op elkaar afgestemd. De eerste fase is de uitbreiding van de fabriekslocatie. Later volgt de ontwikkeling van het woongebied en de herstructurering van de bestaande fabriekslocatie. De locatie zal volgens het principe van het organisch ontwikkelen worden ontwikkeld.
4.4.2 Welstandsnota
De gemeente Maassluis heeft in 2004 een welstandsnota vastgesteld. Hierin zijn beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. In de op 15 mei 2012 vastgestelde herziening van de Welstandsnota, wil de gemeente het welstandsbeleid vereenvoudigen.
Uitgangspunten voor welstand
Maassluis zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. Voor de woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft welstand terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief.
Gebieden
Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld met daarin een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. De welstandscriteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. Met de welstandscriteria kan de commissie zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel vormen. In aanvulling op de tekst zijn foto's opgenomen, die een impressie van het gebied geven en zowel goede als slechte voorbeelden tonen.
Niveaus
Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen.
![]() | ![]() |
Niveaukaart (bron: gemeentelijke welstandsnota |
Gebiedskaart (bron: gemeentelijke welstandsnota)
Voor de Dijkpolder als geheel geldt een gewoon welstandsniveau. De Dijkpolder is in twee gebieden opgenomen. De werklocatie is aangeduid als 'bedrijventerrein'. Het welstandsbeleid hier is gericht op behoud van de samenhang in de massa's. Variatie moet niet tot rommeligheid leiden. De woningbouwlocatie valt binnen deelgebied 'buitengebied'. Het beleid hier is gericht op het behoud van de oorspronkelijke structuurelementen, de cultuurhistorische bebouwing, het karakteristieke profiel van de lintwegen en het inperken van grote oppervlakken verharding.
Voor de ontwikkeling van de woningbouwlocatie worden aparte beeldkwaliteitseisen opgesteld, die zullen worden toegevoegd aan de Welstandsnota. De invulling van het gebied zal getoetst worden aan deze eisen.
4.4.3 Wegenstructuurvisie Maassluis (2010 - 2025)
In de wegenstructuurvisie Maassluis zijn oplossingsrichtingen gegeven voor de toekomstige verkeersstructuur van Maassluis en is onderzocht of er knelpunten te verwachten zijn met de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis tot 2025.
Uit de structuurvisie blijkt dat het wegennet van Maassluis, zonder uitbreiding met nieuwe infrastructuur, maar wel met het toepassen van enkele benuttings- en aanpassingsmaatregelen, voldoende capaciteit biedt om de effecten op het verkeer van de nu bekende ontwikkelingen tot 2025 te kunnen verwerken. Hoewel er een stijging is van de verkeersbelasting van het wegennet, blijven de milieueffecten binnen de wettelijke normen en vragen deze geen extra maatregelen.
Infrastructurele maatregelen
Het gebied Dijkpolder zal aangetakt worden op zowel de Westlandseweg als de Maasdijk. In de eerste ontwikkelingsfase zal op het kruispunt Westlandseweg-Uiverlaan aangetakt worden, hiertoe zijn extra opstelstroken nodig op dit kruispunt. Bij een verdere ontwikkeling van de Dijkpolder zal door middel van een extra aansluiting op de rotonde Westlandseweg/Dr. J. Schoutenlaan aangetakt worden.
Openbaar vervoer
De ontwikkeling van de Dijkpolder vraagt een goede bereikbaarheid met openbaar vervoer naar de verschillende voorzieningen binnen de stad en de Hoekse Lijn.
4.4.4 Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder
De gemeente Maassluis heeft eigen geluidsbeleid, dit is vastgelegd in 'Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder, handreiking en uitwerking beleid, achtergronddocument, d.d 16 november 2009'.
Het gemeentelijk beleid voor het vaststellen van hogere grenswaarden steunt op twee pijlers:
- Wettelijk vereiste afweging van mogelijke maatregelen
In de eerste plaats moet worden voldaan aan de wettelijke eisen voor onderzoek naar en afweging van mogelijke geluidsreducerende maatregelen. Doel hiervan is het aantal woningen waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld en de hoogte van de geluidsbelasting zo beperkt mogelijk te houden.
- Gemeentelijke eisen aan een aanvaardbaar akoestisch klimaat
Erkend moet worden dat, met name langs vele (spoor)wegen of in de omgeving van industrieterreinen, niet aan de voorkeursgrenswaarden kan worden voldaan. Op deze locaties wordt een aanvaardbaar akoestisch klimaat nagestreefd. De betreffende eisen zijn uitgewerkt in het beleid. Deze eisen vervangen de in het oude stelsel van de Wet geluidhinder opgenomen criteria.
4.4.5 Archeologisch beleid (2013)
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch beleid binnen de stadsgrenzen. Daarvoor heeft Maassluis informatie nodig over wat er zich in de grond bevindt. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Maassluis op 16 april 2013 het Archeologiebeleid Maassluis 2013 vastgesteld. Onderdeel van dit beleid is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart gelden voor het plangebied diverse archeologische verwachtingswaarden. Deze zijn in dit bestemmingsplan vertaald.
4.4.6 Duurzaamheidsvisie gemeente Maassluis (2012-2015)
Maassluis is een stad waar mensen wonen, werken en recreëren. Het is een stad waar veel gebeurd op lokaal niveau. De gemeente kiest er daarom voor om de duurzaamheid in de stad te bezien volgens de principes van People (mensen), Planet (milieu) en Prosperity (welvarendheid), of volgens het coalitie akkoord 'sociale, financiële en duurzame doelstellingen' die in een harmonieuze wijze gecombineerd gelijktijdig dienen te worden gehaald.
De gemeente heeft daarom een duurzaamheidsbeleid geformuleerd die moet leiden tot een CO2-neutrale stad in 2040. De gemeente wil hierbij inzetten op een lager energieverbruik en een meer gebruikmaken van duurzaam opgewekte energie. Hiervoor zet de gemeente in op haar eigen organisatie en op stimuleren van duurzaamheid bij bedrijven en burgers.
4.4.7 Landschapontwikkelingsperspectief (LOP, 2009)
Midden-Delfland is een prachtig open veenweidegebied tussen Rotterdam en Den Haag. Maassluis neemt in het Midden-Delflandgebied een bijzondere positie in aan de Nieuwe Waterweg. Het is een topgebied en dat willen Maassluis en de omringende gemeenten graag zo houden. Het LOP presenteert een streefbeeld en geen eindbeeld. Er wordt een gemeenschappelijke koers gegeven om nieuwe ontwikkelingen in de gewenste richting te sturen en werkt door in het ruimtelijk beleid.
Om de kernkwaliteiten van Midden-Delfland in stand te houden, te verrijken en te versterken, wordt gestreefd naar:
- versterken van het contrast land-stad;
- versterking van de relaties met de bredere omgeving;
- versterking van de relaties met de directe omgeving;
- versterking van de kwaliteit van de randen;
- zonering van het recreatief gebruik: stad-rand-land;
- versterking van het agrarisch kerngebied;
- versterking van het kerngebied weidevogels;
- benutting van de kwaliteiten van het land als recreatief uitloopgebied;
- benutting van de recreatieve potenties van het water.
Specifieke opgave in Dijkpolder is de realisatie van een langzaamverkeersverbinding tussen het station Maassluis West, Dijkpolder en het Midden-Delflandgebied. Hierbij dient de Weverskade als een poort van Midden-Delfland. Voor de bebouwing van de Dijkpolder worden de volgende richtlijnen aangegeven: Het huidige verkavelingspatroon is richtinggevend, de nieuwe wijk moet een gezicht bieden naar de open polder, er mogen enkel grondgebonden woningen worden gerealiseerd, de geluidswerende voorziening mag geen gebouwde voorzienig zijn en ten slotte moet het cultuurhistorische lint van de Weverskade worden versterkt.
Met de ontwikkeling van de Dijkpolder wordt aan deze voorwaarden voldaan. Echter worden er niet uitsluitend grondgebonden woningen gebouwd. Binnen de gemeente Maassluis is behoefte aan appartementen. In de vormgeving zullen de gestapelde woningen worden ingepast in de stedenbouwkundige structuur.
4.4.8 Groenstructuurplan (2001)
De bestaande groenstructuur in de bebouwde kom blijft behouden. De gemeente formuleert voor zichzelf de opgave om te blijven investeren in de groene route door Maassluis. De voorgestelde structuur is echter geen blauwdruk maar verbeeldt een ambitie. In de praktijk is de route herkenbaar als een aaneenschakeling van groene openbare ruimten verbonden door lanen. In 2004 heeft de gemeenteraad de bij het plan behorende kaart geactualiseerd.
Het gemeentelijk groenstructuurplan zal de komende tijd worden geactualiseerd, met het Landschapontwikkelingsperspectief als belangrijkste beleidskader voor het buitengebied.
4.4.9 Waterplan Maassluis 2008-2015 (2008)
Beleid waterkwantiteit en kwaliteit
Voor het benutten van kansen en het oplossen van de aanwezige knelpunten in het watersysteem van Maassluis is niet alleen rijksbeleid, maar ook Europees beleid van invloed. In het Waterplan Maassluis 2008-2015 is een doorvertaling gemaakt naar de specifieke situatie van Maassluis. De Europese Kaderrichtlijn Water richt zich vooral op verbetering van de waterkwaliteit. Hier dient ruimte voor te worden gereserveerd als dat mogelijk is. Daarnaast is aandacht nodig voor het waterbeleid voor de 21e eeuw. Hierin wordt bepaald dat bij (her)ontwikkelingen ruimte wordt gereserveerd voor water. Dit gebeurt aan de hand van de stappen vasthouden, bergen, afvoeren. Het controle-instrument voor dit beleid is de watertoets.
Watertoets bij ruimtelijke ontwikkeling
Bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen is het van belang om de waterhuishouding van het begin mee te nemen in de planvorming. Om dat te waarborgen is een verplichte watertoets in het leven geroepen. In de watertoets komen verschillende waterthema's aan de orde, zoals waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, afvalwaterketen en beheer en onderhoud van nieuw oppervlaktewater.
Opgaven en maatregelen
De belangrijkste opgaven vanuit het thema water zijn als volgt samen te vatten.
- In de planvorming voor de (her)ontwikkelingsgebieden voldoende waterberging realiseren en voor robuuste aan- en afvoermogelijkheden.
- Afkoppelen van schoon hemelwater.
- Gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen.
- Integreren ecologische verbindingszone langs Boonervliet en natuurvriendelijke oever Westgaag.
- Integreren van voorgenomen infiltratie-berging-transportstrook.
- Integreren van groenblauwe strook door het centrum van Maassluis.
De belangrijkste maatregelen zijn opgenomen op de waterstructuurkaart/maatregelenkaart 2008/2015 (Waterplan Maassluis, 2008).
Bij de ontwikkeling van het onbebouwde deel van de Dijkpolder moeten de nieuwe ontwikkelingen voorzien in de eigen waterbergingsopgave en afvoer conform richtlijnen van het Waterschap en het waterplan. Het waterplan is nader uitgewerkt in het Masterplan Dijkpolder.
4.4.10 Nota Horecabeleid (2012)
Het uitgangspunt van het gemeentelijke horecabeleid is een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat, waar het woon- en leefgenot gewaarborgd is en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.
Het doel van de Horecanota is het scheppen van kaders en hiermee een bijdrage leveren aan het bereiken van een goede balans tussen horeca, als belangrijke economische en recreatieve/ontspannende functie, en het bewaken van de woon- en leefsituatie en gezondheid. De positieve aspecten van horeca moeten zoveel mogelijk gestimuleerd worden en de negatieve aspecten moeten zoveel mogelijk voorkomen worden.
Beleidsuitgangspunten per gebied
Belangrijk is dat horeca in Maassluis aansluit bij de behoefte in de verschillende wijken/gebieden en dat dit ook wordt vastgelegd in de lokale bestemmingsplannen. Gekozen is om het beleid per wijk/gebied te beschrijven. Het bestemmingsplan in deze wijken is leidend en deze nota geeft dan ook de uitgangspunten weer van de mogelijkheden die zich in deze wijken voordoen.
Leidend hierbij is het uitgangspunt om horeca te centreren in de winkelgebieden, te weten het Stadshart, Koningshoek, Steendijkpolder en Palet. De reden hiervan ligt in het feit, dat uitgaan in horecabedrijven min of meer gerelateerd is aan winkelgebieden. De winkelgebieden zijn over de hele stad verdeeld; de schaalgrootte van Maassluis vraagt niet om (veel) extra horecagelegenheden in de overige wijken/gebieden, die voor het grote deel bestaat uit woongebieden of bedrijventerreinen. Ten slotte is uit ervaring gebleken dat de vestiging van horeca in niet-winkelgebieden kan leiden tot overlastsituaties in de betreffende (woon)wijken.
Categorisering
De volgende typering wordt gehanteerd:
- categorie 1: lichte horeca;
- categorie 2: horeca;
- categorie 3: middelzware horeca;
- categorie 4: zware horeca.
Een bijzondere categorie is de zogenaamde paracommerciële horeca. Het gaat hier om sportkantines, sociaal-culturele en educatieve instellingen en instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Voor deze bijzondere categorie zijn in de nota aparte beleidsregels opgesteld.
Beleidsuitgangspunten Dijkpolder
De vestiging van een horecabedrijf en hotel nabij de bedrijfslocatie behoort in het gemeentelijk horecabeleid expliciet tot de mogelijkheden. Dit bestemmingsplan maakt dit mogelijk. Verder wordt met dit bestemmingsplan alleen lichte horeca mogelijk gemaakt, die gekoppeld is aan de groenstructuur. Er wordt geen horeca mogelijk gemaakt die concurrerend werkt voor de bestaande winkelgebieden. Daarmee is dit bestemmingsplan in lijn met het horecabeleid.
4.4.11 Beleidsregels parkeren Maassluis 2012
In de bouwverordening van Maassluis is opgenomen dat bij gebouwen voldoende parkeergelegenheid dient te zijn aangebracht en dat dit primair op eigen terrein dient te geschieden. Ter bevordering van de rechtszekerheid heeft het college in de beleidsregels parkeren Maassluis 2012 vastgelegd welke parkeernormen van toepassing zijn bij bouwplannen. In de beleidsregels is tevens vastgelegd op welke voorwaarden afgeweken mag worden van de parkeernormen.
4.5 Conclusie
De ontwikkeling van de Dijkpolder is niet in strijd met het beleid van het Rijk en provincie en past binnen het beleid van de gemeente. In verschillende beleidsdocumenten zijn beleidsuitgangspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de Dijkpolder. In het bestemmingsplan wordt aan deze beleidsuitgangspunten voldaan.
Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek
5.1 Inleiding En Verhouding Met De Mer-beoordelingsnotitie
De wet en de jurisprudentie stellen eisen aan de inhoud van een bestemmingsplan. De uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet worden aangetoond en er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Daarom zijn onderzoeken noodzakelijk voor het bestemmingsplan, onder andere op het gebied van milieu.
De gemeente wil het milieuaspect volwaardig in de belangenafweging van het bestemmingsplan Dijkpolder betrekken. Daarom wordt voor het bestemmingsplan ook een mer-beoordelingsprocedure doorlopen, alhoewel dit formeel mogelijk niet eens aan de orde is. Voor deze procedure is een mer-beoordelingsnotitie opgesteld.
De gemeente wil zoveel mogelijk voorkomen dat milieu-informatie verspreid over verschillende documenten is te vinden. Dit is niet bevorderlijk voor de leesbaarheid. Voor het plan Dijkpolder is dan ook een mer-beoordelingsnotitie opgesteld die twee doelen heeft:
- 1. de notitie biedt een basis voor het mer-beoordelingsbesluit door de gemeenteraad;
- 2. de notitie biedt een belangrijke milieuonderbouwing van het bestemmingsplan.
Wat is te vinden in dit milieuhoofdstuk?
Dat betekent dat dit milieuhoofdstuk per milieuaspect alleen kort de resultaten van het milieuonderzoek/de mer-beoordeling weergeeft en de conclusie uit de mer-beoordelingsnotitie noemt. Tevens wordt aangegeven of en hoe elk milieuaspect is vertaald in verbeelding en regels van het bestemmingsplan.
Het gevolg hiervan is dat het milieuhoofdstuk in het bestemmingsplan redelijk kort is. Dat wil niet zeggen dat er geen goed en gedegen onderzoek is uitgevoerd: dit onderzoek is namelijk opgenomen in de mer-beoordelingsnotitie (zie bijlage). Wilt u meer weten over het milieuonderzoek, dan is de mer-beoordelingsnotitie en de bijbehorende bijlagen de bron waarin dit te vinden is.
Alleen daar waar noodzakelijk is ten behoeve van het bestemmingsplan een uitgebreidere milieuparagraaf opgenomen. Dit is het geval voor het aspect waterhuishouding (in verband met de verplichte watertoets en de wensen van het Hoogheemraadschap) en wegverkeerslawaai (in verband met een andere ligging van de geluidswal ten opzichte van de mer-beoordelingsnotitie). Voor wegverkeerslawaai is in de bijlagen van het bestemmingsplan nog een oplegnotitie opgenomen.
Wat is te vinden in de mer-beoordelingsnotitie?
De mer-beoordelingsnotitie geeft de effecten en onderbouwing op het gebied van milieu weer en dient rechtstreeks als onderbouwend onderzoeksrapport voor het bestemmingsplan. In de mer-beoordelingsnotitie zijn dan ook het toetsingskader, de milieuonderzoeken en de conclusies met betrekking tot het bestemmingsplan opgenomen.
Uit de mer-beoordelingsnotitie blijkt overigens dat als gevolg van de beoogde ontwikkeling geen belangrijke negatieve milieugevolgen op kunnen treden die het doorlopen van een volledige projectmer-procedure noodzakelijk maken.
Aanpassing programma
In de loop van het proces is het woningbouwprogramma bijgesteld. Dit heeft geleid tot een afname van het programma dat in dit bestemmingsplan direct mogelijk wordt gemaakt. In de milieuonderzoeken is uitgegaan van de realisatie van 1.750 woningen. Het bestemmingsplan voorziet in een regeling voor 1.150 woningen en enkele toevoegingen aan het lint aan de Weverskade. De afname in het programma zal niet leiden tot andere conclusies in de milieuonderzoeken. Wel is in het kader van het verleggen van de geluidswal een nieuw onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai.
5.2 Bodemkwaliteit
Dit bestemmingsplan maakt de realisatie van een woonwijk in de Dijkpolder mogelijk. Hiervoor is een bestemmingswijziging noodzakelijk. In dat kader moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de nieuwe functie.
De gemeente Maassluis heeft in het verleden een bodemkwaliteitskaart opgesteld en breidt deze momenteel uit door ook het gebied Dijkpolder hierin op te nemen. Uit de werkzaamheden ten behoeve van de bodemkwaliteitskaart (inclusief historisch bodemonderzoek) blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de nieuwe functie wonen en de beoogde ontwikkeling niet in de weg staat.
Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg. De realisatie van de geluidswal is op de verbeelding opgenomen.
5.3 Waterhuishouding
Toetsingskader
Sinds 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor alle nieuwe ruimtelijke plannen en besluiten. Met de watertoets wordt gestreefd naar een goede inpassing van water in ruimtelijke planvorming. Voorkomen moet worden dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen negatieve effecten hebben op het watersysteem. Waar mogelijk moeten kansen worden benut om het watersysteem te verbeteren.
In het kader van het bestemmingsplan (en de mer-beoordeling) voor de Dijkpolder (tussen de A20, de Weverskade, inclusief Lely Agri Groep) in de gemeente Maassluis is daarom deze waterparagraaf opgesteld. Bij het tot stand komen van het bestemmingsplan en de mer-beoordeling is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationale Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Regionaal:
- Deelstroomgebiedsvisie Zuid-Holland Zuid.
Beleid waterbeheerder
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Delfland gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
In het kader van de afstemming van het waterbeleid met ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening, heeft het Hoogheemraadschap van Delfland in 2007 een Waterkansenkaart opgesteld. Deze Waterkansenkaart kan gezien worden als de nadere, gebiedsspecifieke uitwerking van de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland.
In 2012 heeft het Hoogheemraadschap de Handreiking watertoets voor gemeenten vastgesteld.
Deze is specifiek geschreven voor ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. Met deze handreiking wordt inzicht gegeven in de wijze waarop het Hoogheemraadschap van Delfland procedureel en inhoudelijk omgaat met de watertoets.
Gemeentelijk waterbeleid
De gemeente Maassluis heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterplan opgesteld voor de periode 2008-2015. In het waterplan is opgenomen hoe de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland zich voorbereiden op de toekomstige klimaatveranderingen en hoe de chemische en ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater kan verbeteren. Daarmee geven de gemeente en het Hoogheemraadschap van Delfland, naast invulling aan de eigen wensen en plannen, tevens invulling aan de wensen en eisen onder andere uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorts wil de gemeente met het waterplan gestalte geven aan haar wens van meer beleving en versterking van de natuurlijke omgeving ondersteund door een robuust en goed functionerend watersysteem.
Op nationaal niveau (Nationaal Bestuursakkoord Water) zijn diverse afspraken gemaakt over het voorkomen van wateroverlast. Hiervoor zijn verschillende beschermingsniveaus gedefinieerd tegen wateroverlast, afhankelijk van de functie van het gebied. De uitgangspunten vanuit de NBW zijn door Delfland vertaald naar waterbergingsnormen. Voor stedelijk gebied geldt een waterbergingsnorm van 325 m³ p/ha (bij 50% verhard oppervlak).
In de Structuurvisie Maassluis 2011-2025 zijn de ambities van de gemeente ten aanzien van beleid en ontwikkelingen in die periode vastgelegd. In de structuurvisie worden uitgangspunten voor concrete projecten en maatregelen globaal beschreven, waaronder de Dijkpolder.
Bestaande situatie
Veiligheid en waterkeringen
De Maasdijk, die deels in het plangebied ligt, is een binnenwaterkering. Daarnaast liggen in het plangebied twee regionale waterkeringen. Dit betreft de boezemkades Weverskade en de kade langs de Westgaag/Spartelvaart op de noordgrens.
Bodemopbouw en geo(hydro)logie
Onder invloed van rivier en zee is de bodemopbouw in de Dijkpolder ruimtelijk zeer gevarieerd. Over het algemeen bestaat de bodem uit slappe, samendrukbare klei- en veenlagen tot een diepte van circa 19 m beneden maaiveld. Daaronder bevindt zich pleistoceen zand. Het plangebied betreft een kwelgebied. De hoeveelheid bedraagt circa 0,5 mm per dag. De gemiddelde stijghoogte in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa NAP -0,5 m en maximaal circa NAP 0 m. De weerstand van de deklaag bedraagt circa 5.000 dagen. De kwel zal zout bevatten aangezien het chloridegehalte in het eerste watervoerende pakket 2000-5000 mg/l bedraagt. Deze gegevens zijn bij benadering. Door de grote heterogeniteit van de holocene deklaag varieert ook de laagweerstand en kwelintensiteit.
Waterkwantiteit
Het huidige gebruik van het plangebied is agrarisch. De waterafvoer loopt van west naar oost. Door middel van verschillende duikers onder de A20 worden wateroverschotten afgevoerd naar het gemaal dat zich op de oostgrens van de polder bevindt. Bij wateren wordt water ingelaten vanuit de boezem aan de westzijde van het plangebied. Het deel van de Dijkpolder ten oosten van de A20 wordt via het plangebied van water voorzien. Dit is een aandachtpunt bij de uitwerking van het ontwerp voor de nieuwe waterhuishouding.
Het in het peilbesluit vastgelegde peilbeheer voor de Dijkpolder is zomerpeil NAP -2,3 m en winterpeil NAP -2,4 m. In de Dijkpolder is een groot aantal peilvakken met een afwijkend peil aanwezig. Dit zijn zowel onderbemalingen als gestuwde gebieden zoals bijvoorbeeld de lintbebouwing langs de boezem.
Landelijk gelden normen voor de bescherming die een watersysteem moet bieden tegen inundatie als gevolg van intense regenbuien. Delfland heeft deze normen vertaald in waterbergingsnormen. De landelijke normen en bergingsnormen zijn in de onderstaande tabel weergegeven voor de typen landgebruik die nu in de Dijkpolder voorkomen.
Tabel 5.1 Bergingsnorm voor verschillende soorten landgebruik
landgebruik | toegestane herhalingstijd wateroverlast | waterbergingsnorm |
grasland | 10 jaar | 170 m³/ha |
akkerbouw | 25 jaar | 275 m³/ha |
glastuinbouw | 50 jaar | 325 m³/ha |
stedelijk gebied | 100 jaar | 325 m³/ha |
bedrijventerrein | 100 jaar | 550 m³/ha |
Waterkwaliteit
Ten westen van het plangebied ligt de watergang Nieuwe Water en ten noorden van het plangebied de Westgaag/Spartelvaart. Deze watergangen maken deel uit van Delflands boezem. De Westgaag/Spartelvaart en de Weverskade zijn aangemerkt als KRW-waterlichaam.
Afvalwater en riolering
Alleen ter plaatse van de bestaande lintbebouwing is riolering aanwezig. Het betreft een drukriool dat uitkomt op het hoofdgemaal Weverskade Swieb. Dit gemaal sluit aan op de persleiding van het Hoogheemraadschap die het afvalwater naar de zuivering afvoert. De persleiding van het Hoogheemraadschap doorkruist het plangebied.
Toekomstige situatie
Veiligheid en waterkeringen
Voor de ontsluiting van het nieuwe woongebied zullen een aantal wegen en fietspaden naar de Weverskade leiden (boezemkade). Er worden twee interne ontsluitingswegen voor de nieuwe woonwijk aangelegd. Een daarvan takt aan op een bestaand kruispunt op de Westlandseweg (binnenwaterkering), de andere nieuwe aansluiting kruist de Maasdijk (binnenwaterkering) en takt vervolgens aan op het bestaande kruispunt aan de Westlandseweg. In overleg met het Hoogheemraadschap worden de verkeerskundige aanpassingen getoetst op de vigerende eisen, die van toepassing zijn voor bovengenoemde binnenwaterkeringen.
Door toedoen van de ontwikkeling neemt de economische waarde binnen de polder toe. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat er geen negatief effect is op de gehanteerde veiligheidsklasse van de omringende kades. Het Hoogheemraadschap doet hiernaar nader onderzoek.
Waterkwantiteit
Door wijziging van de bestemming van het gebied naar 'bebouwd gebied' neemt de waterbergingsnorm toe naar 325 m³ /ha. Deze Delflandse waterbergingsnorm heeft, net als de landelijke norm tot doel stedelijk gebied te beschermen tegen wateroverlast. Het beschermingsniveau voor stedelijk gebied bedraagt 1 x 100 jaar, wat betekent dat het watersysteem ter plaatse berekend dient te zijn op een neerslagsituatie die theoretisch 1 x 100 jaar voorkomt, zonder dat daarbij inundatie van maaiveld optreedt. Bij de uitwerking zal regelmatig op kritieke punten worden gecontroleerd of de Delflandse bergingsnorm van 325 m³/ha en de landelijke normen tot hetzelfde resultaat leiden.
Het plangebied heeft een oppervlakte van 86 ha. Dit betekent een minimale waterberging van circa 28.000 m³ en op basis van een maximale peilstijging van 0,4 m een benodigd wateroppervlak van circa 7 ha. In het eerste (concept) stedelijk ontwerp wordt uitgegaan van circa 9,5 ha water (8,2 ha nieuw en 1,3 ha bestaand water). Hiermee wordt ruimschoots aan de bergingsnorm van 325 m³/ha voldaan. Indien bij uitwerking in het waterhuishoudkundig plan blijkt dat de toetshoogte kan worden verhoogd naar 0,6 m omdat dit geen negatieve effecten heeft op het omringende gebied, kan het benodigde wateroppervlak afnemen naar circa 4,7 ha.
De Dijkpolder zal worden ontwikkeld als een waterrijke wijk, waarbij de beleving van het water een belangrijk kenmerk is. Dit zal ertoe leiden dat een aanzienlijk deel van percelen of woningen aan het water of een watergang zijn gelegen. Om het water meer zichtbaar en beleefbaar te maken zullen flauwe oevers worden aangelegd. Alhoewel de ontwikkelaar een robuust watersysteem ontwerpt waarbij het waterpeil in de eindsituatie gemiddeld eens per 100 jaar maximaal 0,6 m stijgt zonder negatieve effecten op de omgeving, zullen zich vaker kleinere peilstijgingen voordoen. Hierbij is het mogelijk dat een beperkt deel van de oever c.q. tuin gedurende een beperkte periode bij een peilstijging van het water onder water kan komen te staan of drassig is. Dit wordt gezien als een gevolg van het normaal functioneren van het watersysteem.
Peilgebieden
Binnen de woningbouwlocatie zijn vrij grote maaiveldhoogteverschillen aanwezig. Het maaiveld loopt vanaf de Westgaag af naar het zuiden. Daarom zullen twee peilgebieden worden gerealiseerd. Het zuidelijke deel van de twee peilgebieden heeft als streefpeil NAP -2,4 m. Het noordelijke peilgebied heeft als streefpeil NAP -1,7 m. Wellicht vindt nog aanpassing plaats naar huidig tussenpeil van -1,8 m. De ligging van de grens tussen beide peilgebieden is nog niet vastgesteld. De mogelijkheid voor flexibel peilbeheer is nader onderzocht en de mogelijkheden lijken beperkt, waarover nadere afstemming met Delfland plaats moet vinden. In het algemeen wordt uitgegaan wordtvan een drooglegging van circa 1,2 - 1,3 m.
Langs de Weverkade staat te handhaven, deels zettingsgevoelige, bebouwing. Rondom deze bebouwing zijn veelal watergangen aanwezig met waterpeilen die aanzienlijk hoger zijn dan de waterpeilen in het nieuw aan te leggen watersysteem. De bestaande waterhuishouding langs de Weverkade wordt zodanig ingepast, dat wijzigingen in het grondwaterpeil ter plaatse van de te handhaven bebouwing minimaal zijn. Dit om schade en overlast te voorkomen.
De sterk versnipperde waterhuishouding langs de A20 wordt gescheiden van het nieuw te realiseren watersysteem. Dit wordt afgestemd met Rijkswaterstaat.
Figuur 5.1 Indicatie waterstructuur (bron: Masterplan)
Doordat de functie van het plangebied verandert van grasland naar stedelijk gebied, krijgt het gebied een hogere afvoernorm. In de eerste periode van de ontwikkeling zal het overtollig water via het bestaande watersysteem afgevoerd worden. Hierbij geldt dat de toegestane peilstijging, met een kans op het zich voordoen van gemiddeld eens per 100 jaar, 0,4 m bedraagt. Tevens mag de afvoer en de stroomsnelheid van water uit het het plangebied niet stijgen ten opzichte van de huidige situatie. Door de aanleg van voldoende open water in het plangebied neemt de kans op wateroverlast in het agrarisch gebied ten oosten van de rijksweg en het nog niet ontwikkelde gebied niet toe en voldoet het ontwikkelde gebied aan bovengenoemde normen voor wateroverlast.
Een nieuw oppervlaktewatergemaal dient te zijn gerealiseerd op het moment dat 20 ha bruto woningbouwgebied is gerealiseerd of uiterlijk na verloop van tien jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan teneinde het water te kunnen afvoeren. Er komt ter plaatse van de Wilgenbrug (Lely Industries bij de Weverskade) een nieuw oppervlaktewatergemaal dat in eigendom, beheer en onderhoud zal worden overgedragen aan Delfland. Hierdoor is het mogelijk het grootste deel van de Dijkpolder ten westen van de A20 te scheiden van de rest van de polder en kan mogelijk een grotere peilstijging tot 0,6 m worden toegestaan.
Het bestaande stedelijke gebied van Maassluis blijft naar het bestaande gemaal afvoeren (zie het volgende figuur). In totaal zal 126 ha naar het nieuwe gemaal afvoeren.
Figuur 5.2 Afvoerende gebieden
(Gebied 1a blijft afvoeren naar het bestaande gemaal. De overige gebieden gaan eventueel afvoeren naar een nieuw gemaal)
Gedurende de gefaseerde ontwikkeling van plan Dijkpolder blijft waterafvoer plaatsvinden naar het bestaande gemaal. Deze afvoer zal lopen via de bestaande duikers onder de A20. Door de aanleg van voldoende open water in het plangebied neemt de kans op wateroverlast in het agrarisch gebied ten oosten van de rijksweg en het nog niet ontwikkelde gebied niet toe en voldoet het ontwikkelde gebied aan de normen voor wateroverlast.
Opbarstingsgevaar
Door kwel kan de bodem van watergangen opbarsten. Uit een onderzoek is gebleken dat in een deel van de polder de 'natte' aanleg van nieuwe watergangen en een beperking van de bodembreedte tot 1 m nodig is om opbarsting te voorkomen. Dit betreft de gebieden II in het volgende figuur. Hiermee wordt in de planvorming rekening gehouden.
Figuur 5.3 Ligging gebied II waar beperkingen aanwezig zijn om opbarsting te voorkomen
Waterkwaliteit
Een maatregel uit het waterplan Maassluis is het realiseren van een natuurvriendelijke oever (nvo) in de Westgaag/Spartelvaart. Deze maatregel zal binnen het kader van het plan Dijkpolder worden gerealiseerd wanneer voor dit gebied een bestemmingsplan is vastgesteld waarbij woningbouw mogelijk wordt gemaakt. .
Er wordt aanvullend onderzoek uitgevoerd naar verbetering waterkwaliteit, waarbij tevens aandacht is voor:
- aanleg van een gescheiden rioolstelsel , eventueel met zuiverende voorzieningen;
- flexibel peilbeheer of doorspoelen.
Beheer en onderhoud
Het beheer van het watersysteem is de verantwoordelijkheid van Delfland. Voor het onderhoud gelden de bepalingen in de Keur en Legger van Delfland. In afwijking hier op gelden de volgende afspraken.
Het profiel buiten het watervoerende deel van de primaire watergangen en de secundaire watergangen, met uitzondering van de watergangen tussen Weverskade en 2e Weverskade, worden tot aan de beschoeiing door de gemeente onderhouden. Daar waar mogelijk zullen natuurvriendelijke oevers in het woongebied gecreëerd worden. Deze worden door de gemeente onderhouden. Voor het overgrote deel zal het onderhoud en schouw per boot worden uitgevoerd.
Afvalwater en riolering
In het plangebied zal een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel worden aangelegd waarbij zoveel mogelijk verhard oppervlak zal worden afgekoppeld. Voor het afkoppelen van verharde oppervlakken wordt onder andere gebruikgemaakt van de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken' van de Werkgroep Riolering West Nederland (WRW), revisie 2003 en aanvullingen. Het afkoppelen van verhard oppervlak is een duurzaam middel voor het afvoeren van regenwater, mits dit onder juiste condities gebeurt. De beslisboom geeft aan welke oppervlakken geschikt zijn voor afkoppelen en of zuiverende voorzieningen noodzakelijk zijn. De laatste jaren hebben veel waterschappen en gemeenten eigen beleid opgesteld ten aanzien van afkoppelen, die af kan wijken van de beslisboom. In overleg met het Hoogheemraadschap en de gemeente Maassluis wordt bepaald wat de uitgangspunten zijn voor afkoppelen.
Het huidige aansluitpunt voor rioolgemaal Swieb zal waarschijnlijk benut worden om het afvalwater van de Dijkpolder af te voeren. Het huidige gemaal Swieb zal hiervoor gemoderniseerd worden en meer centraal worden gesitueerd in het plangebied. In overleg tussen Delfland, gemeente en ontwikkelaar wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn om een ander aansluitpunt te realiseren.
Mogelijk wordt de persleiding van het Hoogheemraadschap verlegd zodat deze beter inpasbaar is in het stedelijk ontwerp. Er wordt zowel bij de huidige ligging als bij verlegging een beheerzone gehanteerd van 5 m aan weerszijde van de leiding.
Conclusie en vertaling in plankaart en regels
Uit deze waterparagraaf blijkt dat de waterhuishouding de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Dit betreft onder andere de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, veiligheid en waterkeringen, waterkwantiteit, waterkwaliteit, onderhoud afvalwater en riolering.
De watergangen en de waterkeringen zijn in dit bestemmingsplan beschermd door het opnemen van de bestemming water cq. het opnemen van de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering.
Realisatie van de nieuwe waterstructuur is mogelijk binnen de bestemming 'Woongebied', Wonen en de bestemming 'Groen'. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen, waarin de hoofdwaterstructuur opgenomen wordt. Het gemaal is mogelijk binnen de woonbestemming en krijgt een aparte aanduiding.
De aanwezige rioolwaterpersleiding is planologisch beschermd met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Hierbij is tevens de verlegging van de rioolwaterpersleiding mogelijk gemaakt.
5.4 Ecologie
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden, zoals Natura 2000 of de Ecologische Hoofdstructuur. Ook hebben de ontwikkelingen geen invloed op dergelijke gebieden. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid ten aanzien van de EHS staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van een nieuwe woonwijk mogelijk. In dat kader worden onder andere sloten gedempt, beplanting gerooid en bebouwing gesloopt. In sloten komt de kleine modderkruiper voort. Het plangebied vormt foerageergebied voor vleermuizen en er zijn vaste verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw, kerkuil en buizerd aanwezig.
Ten aanzien van de Flora- en faunawet geldt dat:
- voor de kleine modderkruiper de Flora- en faunawet geen belemmering vormt, aangezien er voldoende geschikt leefgebied beschikbaar blijft en voor het verplaatsen van de soort een ontheffing zal worden verkregen of gewerkt zal worden met een goedgekeurde gedragscode;
- het bestaande foerageergebied van vleermuizen niet of nauwelijks wordt aangetast door de ontwikkeling. De nieuwe groene en waterrijke inrichting van het plangebied leidt bovendien tot een aanzienlijke toename van hoogwaardig foerageergebied. De (mogelijk) te slopen bebouwing en eventueel te kappen bomen langs de Weverskade herbergen geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen. Negatieve effecten op vleermuizen zijn niet aan de orde;
- met betrekking tot de vaste verblijfplaatsen van huismus, gierzwaluw, kerkuil en buizerd overtreding van de Flora- en faunawet wordt voorkomen. Voor huismus en gierzwaluw zal de nieuwe bebouwing voorzien worden van vogelvriendelijke eigenschappen, zoals speciale dakpannen en nestkasten. Voor de kerkuil en buizerd zullen in de directe omgeving van het plangebied nieuwe nestkasten resp. kunstnesten worden aangeboden. Daarnaast zal door een aangepast beheer van gronden het voedselaanbod voor beide soorten sterk worden verbeterd (zie Bijlage 4). Op deze manier wordt overtreding van de Flora- en faunawet voorkomen en zal de gunstige staat van instandhouding van de soorten niet in gevaar komen. De Flora- en faunawet staat derhalve de uitvoering van het plan niet in de weg.
Een vertaling naar verbeelding en regels is niet nodig voor dit aspect.
5.5 Cultuurhistorie En Landschap
Volgens de Provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur is het Nieuwe Water aangewezen als historisch landschappelijke lijn van redelijk hoge waarde. De Westgaag is een historisch landschappelijke lijn van hoge waarde. De Weverskade is een cultuurhistorisch lint van redelijk hoge waarde. In het plangebied is ook de relatie tussen de Weverskade en het achterliggende landschap van redelijk hoge waarde.
Het Nieuwe Water en de Weverskade zijn in dit bestemmingsplan van een gedetailleerde juridische regeling voorzien. In combinatie met andere beleidsdocumenten, zoals de Welstandsnota, zijn hiermee de bestaande kwaliteiten geborgd. Rondom de Westgaag wordt een ecologische zone gerealiseerd. Hiermee worden de aanwezige landschappelijke kwaliteiten behouden en versterkt.
De Dijkpolder zelf zal bebouwd worden. Hoewel de bestaande structuur zal worden vervangen, is het nieuwe ontwerp gebaseerd op historische ontginningsstructuren. Daarbij wordt aandacht besteed aan het aansluiten op het historische lint en de beleving van de doorzichten.
Het aanwezige rijksmonument in het plangebied blijft behouden. In het plangebied zijn geen (gemeentelijke) monumenten, die in het kader van de planvorming worden gesloopt.
Conclusie en vertaling in verbeelding en regels
De aspecten landschap en cultuurhistorie worden voldoende behouden en zijn geborgd in dit bestemmingsplan. Vertaling van deze aspecten naar verbeelding en regels is niet nodig.
5.6 Archeologie
In de gemeente Maassluis liggen unieke archeologische waarden. Samen vormen zij het bodemarchief. Dit bodemarchief is van groot maatschappelijk belang, omdat voor de geschiedschrijving de samenleving voor het merendeel afhankelijk is van archeologisch onderzoek. Pas voor de periode vanaf de late middeleeuwen kan nu ook in digitale archieven en bibliotheken worden gekeken. Tegelijkertijd faciliteert het bodemarchief als onderdeel van de ondergrond allerlei ruimtelijke functies die verband houden met wonen, werken en recreëren. Deze functies gaan niet altijd goed samen met het streven naar behoud en een goed beheer van het bodemarchief. Archeologische waarden zijn namelijk gevoelig voor bodemingrepen, zoals ploegen, heien, graven en veranderingen in het waterpeil. Daarom is het noodzakelijk dat de gemeente in het ruimtelijk beleid waarborgen inbouwt, zodat belangrijke archeologische waarden zoveel mogelijk worden ontzien dan wel, indien dit om redenen van zwaarder wegende maatschappelijke belangen niet mogelijk is, worden veiliggesteld door middel van professionele archeologische opgravingen.
De gemeente wil met het archeologiebeleid bereiken dat bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig wordt omgegaan met archeologische waarden, zodat deze waar mogelijk behouden blijven voor toekomstige generaties.
Samenvattend liggen in Maassluis op twee niveaus archeologische waarden, te weten:
- 1. nederzettingen en andere vindplaatsen uit de ijzertijd (vanaf circa 800 voor Chr.) tot en met de late middeleeuwen (tot circa 1500 na Chr.) op en in de nabijheid van de oudere geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren;
- 2. nederzettingen en andere vindplaatsen uit de periode vanaf de late middeleeuwen (vanaf circa 1200 na Chr.) tot en met de nieuwe tijd (tot circa 1900 na Chr.) langs de dijken en vlieten.
Gemeenten zijn op grond van artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen en het bestemmen van gronden, rekening te houden met het behoud van archeologische waarden. Ten behoeve hiervan heeft de gemeente een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het instrument vormt voor de uitvoering van het gemeentelijk archeologiebeleid in het kader van de besluitvorming bij ruimtelijke plannen. Het plangebied is op de gemeentelijke beleidskaart aangeduid als gebied met deels een hoge en deels een middelhoge verwachtingswaarde.
Bij de vertaling naar planregels is rekening gehouden met het archeologisch belang, met het verstorende effect van de verschillende soorten bodemingrepen op het bodemarchief en met de diepteligging van archeologische waarden. Op basis hiervan zijn afwijkingscriteria geformuleerd met betrekking tot omvang van het plangebied en de diepte van de te verrichten bodemingrepen.
De ontwikkeling van het woongebied Dijkpolder tast de mogelijk aanwezige archeologische waarden aan. Deze waarden kunnen niet altijd in de bodem behouden blijven. Opgraving betekent wel dat meer over het gebied geleerd kan worden en dat dit aan een groter publiek bekend kan worden gemaakt. Voor het aspect archeologie is vanwege de geldende verwachtingswaarden in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen. Deze dubbelbestemming houdt in dat voor het bouwen van bouwwerken of het uitvoeren van werkzaamheden groter dan 100 m² of dieper dan 40 cm voorafgaand aan de werkzaamheden door middel van een archeologisch onderzoek dient te worden aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden door de werkzaamheden worden geschaad. Daarmee staat archeologie de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
5.7 Verkeer
Uit de mer-beoordelingsnotitie blijkt dat de bereikbaarheid van Dijkpolder en de omgeving voor het gemotoriseerd verkeer voldoende gewaarborgd is. Om de verkeersafwikkeling voldoende te waarborgen dient het bestaande kruispunt Uiverlaan/Westlandseweg aangepast te worden. De bereikbaarheid voor het langzaam verkeer, verkeersveiligheid en parkeren zijn eveneens voldoende gewaarborgd.
De hoofdontsluiting is op de verbeelding opgenomen in de verkeersbestemming en de aanduiding binnen het woongebied. Binnen het overige deel van het woongebied is de aanleg van wegen eveneens mogelijk. De aanpassing van het kruispunt Uiverlaan/Westlandseweg wordt mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan.
5.8 Wegverkeerslawaai
Rondom het plangebied liggen diverse wegen, waarvoor een onderzoekszone geldt. Ook voor de nieuwe 50 km/h-ontsluitingswegen geldt deels een onderzoekszone. In het plangebied worden nieuwe geluidsgevoelige functies toegestaan. Er is onderzoek uitgevoerd voor de volgende 5 situaties:
- nieuwe gevoelige functies versus bestaande wegen;
- nieuwe wegen versus nieuwe woningen;
- nieuwe wegen versus bestaande woningen;
- reconstructie;
- uitstralingseffect reconstructie (= toename geluidsbelasting door toename verkeer).
Nieuwe gevoelige functies (versus bestaande en nieuwe wegen)
Algemeen
Ten gevolge van verkeer op A20, Westlandseweg/Maasdijk en nieuwe interne wegen wordt de voorkeursgrenswaarde (48 dB) overschreden. Door de realisatie van een geluidswal langs de A20 Dijkpolder wordt de geluidsbelasting fors teruggebracht. In het akoestisch onderzoek behorend bij de mer-beoordeling zijn berekeningen uitgevoerd met deze geluidswal. Aangezien de wal door het opnemen van een kleiner programma verlegd is, is nieuw onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5.
Op de nieuwe ontsluitingswegen zal geluidsreducerend asfalt/geluidsreducerende klinkers worden toegepast om de geluidsbelasting zoveel mogelijk terug te dringen.
Ondanks deze maatregelen zijn voor verschillende woningen en andere geluidsgevoelige functies hogere waarden vastgesteld:
- ten gevolge van het verkeer op de Westlandseweg/Maasdijk: voor de nieuwe grondgebonden en (voor een zeer klein deel) gestapelde woningen in het woongebied Dijkpolder en voor de nieuwe woningen en geluidsgevoelige functies binnen 'gemengde doeleinden' langs de Weverskade;
- ten gevolge van het verkeer op de A20: voor de grondgebonden en (incidenteel) gestapelde woningen in het woongebied Dijkpolder;
- ten gevolge van het verkeer op de nieuwe westelijke en oostelijke ontsluitingswegen: voor de nieuwe grondgebonden en incidenteel gestapelde woningen in het woongebied Dijkpolder en nieuwe woningen en gevoelige functies binnen 'gemengde doeleinden' langs de Weverskade.
Tijdelijke situatie
Voor Dijkpolder wordt zo snel mogelijk begonnen met de aanleg van de geluidswal. Vanwege de slappe ondergrond duurt het dan echter nog steeds 3 tot 5 jaar voordat de geluidswal er is. In de tussentijd wordt wel al gestart met de bouw van woningen. Dit kan tot gevolg hebben dat de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer op de A20 voor woningen die in de tussentijd gerealiseerd worden tijdelijk hoger is dan de voorkeursgrenswaarde waar in de eindsituatie (bij de geluidswal van 10 m) aan wordt voldaan. Dit geldt voor woningen in een zeer groot gebied van de Dijkpolder. Er is tijdelijk sprake van een hogere waarde, waarbij wel voldaan wordt aan de wettelijke normen. Gelet op de organische ontwikkeling is het niet mogelijk deze situatie in zijn geheel te voorkomen, zonder de beoogde ontwikkeling nodeloos in te perken. Daarom zijn ook voor deze tijdelijke situatie hogere waarden aangevraagd. Dit is verder onderbouwd bij het vaststellen van de hogere waarden.
Incidenteel gestapelde woningen
Voor de incidenteel gestapelde woningen in het woongebied Dijkpolder geldt dat hoe hoger boven de geluidswal wordt uitgebouwd, er voor meer woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ten gevolge van het verkeer op de A20. Tevens wordt de uiterste grenswaarde van 53 dB, afhankelijk van de hoogte van de uiteindelijke woonbebouwing, in een steeds groter wordend gebied overschreden. Bij overschrijding van de uiterste grenswaarde is woonbebouwing alleen mogelijk met een dove gevel.
Nieuwe interne 30 km/h-wegen
Voor nieuwe interne 30 km/h-wegen geldt volgens de Wet geluidhinder geen onderzoekszone. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel onderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat sprake is van een overschrijding van de richtwaarde van 48 dB. Door de voorgenomen aanleg van de betreffende wegen met geluidsreducerende klinkers vindt een geluidsreductie plaats, wat de leefbaarheid langs de 30 km/h-wegen ten goede komt.
Nieuwe wegen versus bestaande woningen
Ten gevolge van het verkeer op de nieuwe wegen wordt de voorkeursgrenswaarde bij bestaande woningen niet overschreden. Het akoestisch klimaat is aanvaardbaar.
Reconstructie
Voor de bestaande rotonde Dr. J Schoutenlaan/Westlandseweg is geen reconstructieonderzoek nodig (geen fysieke wijzigingen, alleen een nieuwe aansluiting).
Het kruispunt van de Westlandseweg met de Uiverlaan zal fysiek wijzigen door de beoogde plannen. De geluidsbelasting aan de gevels van de bestaande woningen rondom dit kruispunt zal met maximaal 0,8 dB toenemen. Hierbij is geen sprake van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder.
Uitstralingseffect reconstructie (= toename geluidsbelasting door toename verkeer)
Als gevolg van de verkeerstoename bedraagt de maximale toename aan de gevels van de bestaande woningen langs de Westlandseweg/Maasdijk 1,14 dB. Een dergelijke toename is voor het menselijk oor niet waarneembaar. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Toetsing aan gemeentelijk hogere grenswaardenbeleid
Het gemeentelijk beleid maakt onderscheid naar mate van de overschrijding voorkeursgrenswaarde. Hierdoor is het beleid afgestemd op de hoogte van de optredende geluidsbelasting. Voor het hogere grenswaardenbeleid is gekozen voor een indeling in drie geluidsklassen. In onderstaande tabel zijn de geluidsklassen en hun grenzen weergegeven.
Tabel 5.2 Geluidsklassen op basis van geluidsbelasting
geluidsklasse | verkeerslawaai [dB] | spoorweglawaai [dB] | industrielawaai [dB(A)] | ||||||
48 | 55 | 50 | |||||||
- 1 onrustig | |||||||||
53 | 58 | 52 | |||||||
- 2 zeer onrustig | |||||||||
58 | 63 | 55 | |||||||
- 3 lawaaiig | |||||||||
63 | 68 | 60 |
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de A20, na aanleg van een geluidswal van 10 m, een deel van het woongebied in de klasse onrustig valt (48-53 dB). Voor de incidentele gestapelde woningen geldt dat wanneer de geluidsbelasting boven de 53 dB uitkomt, een dove gevel gerealiseerd zal worden (dove gevels zijn uitgesloten van toetsing aan normen).
Ten gevolge van het verkeer op de Westlandseweg/Maasdijk blijkt dat een deel van het gebied in de klasse onrustig (48-53 dB) valt. Een klein deel van het gebied valt in de klasse zeer onrustig (> 53 dB). Dit is het gebied direct langs de Westlandseweg/Maasdijk.
Ten gevolge van het verkeer op de interne 50 km/h-wegen valt, na de aanleg van een geluidsreducerende wegdekverharding, het gebied direct langs deze wegen in de klasse onrustig (48-53 dB).
Zoals eerder gesteld zijn in het geluidsbeleid eisen vastgelegd om een aanvaardbaar akoestisch klimaat na te streven. De gemeentelijke eisen hebben betrekking op de volgende aspecten:
- geluidsluwe zijde;
- geluidsluwe buitenruimte;
- afschermende werking;
- woningindeling en gebruik van de woningen;
- cumulatie.
Onderstaand zijn deze eisen per aspect opgenomen.
Geluidsluwe zijde
Met betrekking tot een geluidsluwe zijde gelden de volgende eisen:
- woningen dienen in principe een geluidsluwe zijde te krijgen;
- ook andere geluidsgevoelige gebouwen krijgen in principe een geluidsluwe zijde;
- woningen met een dove gevel of vliesgevel dienen altijd over een geluidsluwe zijde te beschikken.
De meest voor de hand liggende aanpak om een geluidsluwe zijde tot stand te brengen, is de bebouwingsblokken parallel aan de bron te situeren; de bouwblokken schermen dan hun eigen achterzijde af (en het eventueel erachter gelegen woongebied).
De woningen welke hinder ondervinden van de A20 hebben aan de zijde van de Westlandseweg/Maasdijk een geluidsluwe gevel. Voor de woningen welke hinder ondervinden ten gevolge van de Westlandseweg/Maasdijk hebben aan de zijde van de A20 juist een geluidsluwe gevel.
Een zeer beperkt aantal woningen zal hinder ondervinden van een combinatie van bronnen, te weten van de Westlandseweg/Maasdijk en de interne 50 km/h-wegen.
Geluidsluwe buitenruimte
Met betrekking tot een geluidsluwe buitenruimte gelden de volgende eisen:
- indien een woning beschikt over een buitenruimte is deze in beginsel niet gelegen aan de hoogst belaste zijde;
- het geluidsniveau in de buitenruimte van de woning mag (bijvoorbeeld bij ligging aan de bronzijde) niet meer dan 5 dB hoger zijn dan de geluidsbelasting op de als geluidsluw aangemerkte gevel. Deze eis geldt voor maximaal één buitenruimte per woning;
- ook bij andere geluidsgevoelige gebouwen wordt naar een geluidsluwe buitenruimte gestreefd, dit is echter geen eis;
- indien geen geluidsluwe buitenruimte mogelijk is, worden bij voorkeur serres of afsluitbare balkons (loggia's) toegepast.
Aangezien de gebiedsontwikkeling van Dijkpolder nog niet is uitgewerkt op bouwplanniveau kan hier nog geen inzicht in worden geboden.
Afschermende werking
Met betrekking tot de afscherming van geluidsbronnen door bebouwing gelden de volgende eisen:
- indien sprake is van de hoogste of op een na hoogste geluidsklasse ('lawaaiig' of 'zeer onrustig', zie tabel 2.1 hoofdstuk 2), dan wordt de eerstelijnsbebouwing ten opzichte van de bron zodanig gesitueerd dat zij bijdraagt aan de afscherming van het erachter gelegen gebied;
- de afschermende werking voor de achterliggende bebouwing moet worden aangetoond. De geluidsbelasting in de '2e rij' woningen ligt waar mogelijk onder de voorkeursgrenswaarde;
- bij vervangende nieuwbouw in de eerste lijn (ten opzichte van de bron) mag de situatie in het achterliggende gebied akoestisch niet verslechteren;
- deze eisen gelden ook voor andere geluidsgevoelige gebouwen.
In het Masterplan Dijkpolder zijn de bouwblokken direct langs de A20 dusdanig gesitueerd dat deze voor afscherming naar het achterliggende gebied zorgen.
Woningindeling en gebruik van de woningen
Met betrekking tot de woningindeling en het gebruik van woningen gelden de volgende eisen:
- elke woning bevat ten minste 1 slaapkamer die niet aan de hoogst geluidsbelaste zijde is gesitueerd. Bij voorkeur wordt de helft van de geluidsgevoelige ruimtes of de helft van het oppervlak van alle geluidsgevoelige ruimtes samen niet aan de hoogst geluidsbelaste zijde gesitueerd;
- voor zover relevant, geldt dat op eenzelfde wijze voor andere geluidsgevoelige bebouwing: in scholen het merendeel van de leslokalen (in aantal) aan de luwe zijde etc.
Het plan kan hier nog geen inzicht in bieden, aangezien de gebiedsontwikkeling van Dijkpolder nog niet is uitgewerkt op bouwplanniveau.
Cumulatie
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt dat burgemeester en wethouders alleen hogere grenswaarden kunnen toekennen indien de gecumuleerde geluidsbelasting niet leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting. In onderhavige situatie is, gelet op het gemeentelijk hogere waardenbeleid, het volgende van belang:
- Indien geen van de geluidsbelastingen in de hoogste geluidsklasse vallen, maar ten minste één geluidsbelasting in de op een na hoogste klasse (de klasse 'zeer onrustig'), dan worden de geluidsbelastingen alleen per bronsoort gecumuleerd.
Conform artikel 110f lid 4 van de Wgh hoeven alleen de geluidsbelastingen van de bronnen waardoor de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden te worden gecumuleerd: daar waar voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde is cumulatie niet nodig.
Om die reden is de cumulatie van de geluidsbelasting als gevolg van de A20, Westlandseweg/Maasdijk en de interne wegen binnen het plangebied inzichtelijk gemaakt, zie figuur 5.4.
Conform de regels voor cumulatie zijn de volgens artikel 110g Wgh toegestane correcties niet toegepast. De weergegeven geluidswaarden liggen daardoor hoger dan de eerder gepresenteerde waarden.
Figuur 5.4 Gecumuleerde geluidsbelasting na toepassing van maatregelen
Geconcludeerd kan worden dat een groot deel van het gebied in de klasse 48-53 dB valt. Alleen in het gebied langs de Westlandseweg/Maasdijk en de interne wegen is de geluidsbelasting hoger dan 53 dB.
Ook de hoogst optredende geluidsbelasting van de afzonderlijke bronnen komt voor langs de Westlandseweg/Maasdijk. De gecumuleerde geluidsbelasting leidt dan ook niet tot een hogere geluidsbelasting dan de geluidsbelasting vanwege de maatgevende bron. Hiermee wordt aan de eisen van het gemeentelijk geluidsbeleid voldaan.
Conclusie en vertaling in verbeelding en regels
Het aspect wegverkeerslawaai staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Er wordt voldaan aan de Wet geluidhinder. Ter plaatse van de geluidsgevoelige functies is sprake van een aanvaardbaar geluidsklimaat. Er zijn waar nodig hogere waarden vastgesteld, waarbij toetsing aan het gemeentelijke hogere waardenbeleid plaatsvindt. Het aspect wegverkeerslawaai is als volgt vertaald in verbeelding en regels:
- de realisatie van de geluidswal van de A20 is met een aanduiding op de verbeelding opgenomen;
- er geldt een voorlopig bouwverbod voor de zone waarin de uiterste grenswaarde zonder realisatie van de geluidswal wordt overschreden: bouwen ter plaatse is pas mogelijk op het moment dat de geluidswal is gerealiseerd, dan wel als uit onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of vastgestelde hogere waarden;
- in de regels is opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' geluidsgevoelige gebouwen hoger dan 10 m dienen te worden voorzien van een dove gevel aan de zijde van de A20. Afwijking is mogelijk mits uit onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de uiterste grenswaarde.
5.9 Industrielawaai
Het plangebied ligt deels binnen de geluidszone van industrieterrein Europoort-Maasvlakte. De contouren na sanering die over het plangebied lopen betreffen de 48 dB(A)-contour na sanering en de 49 dB(A)-contour na sanering. Het plangebied ligt buiten de geluidszone van industrieterrein Botlek-Pernis. Voor het bestemmingsplan kan op basis van de uitgevoerde onderzoeken de volgende conclusie worden getrokken.
De ligging in de geluidszone van Europoort-Maasvlakte heeft geen invloed in de bouwmogelijkheden van reguliere (grondgebonden) woningen. Wel gelden er, afhankelijk van de locatie, beperkingen voor incidenteel hogere woonbebouwing. Hiermee is het bestemmingsplan (regels en verbeelding) rekening gehouden in de maximale bouwhoogte, waardoor geen hogere waarden nodig zijn. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde en daarmee eveneens aan de Wet geluidhinder.
Vertaling in verbeelding en regels
De geluidszone van industrieterrein Europoort-Maasvlakte is op de verbeelding en in de regels opgenomen. De maximale bouwhoogte van de incidenteel gestapelde bebouwing bedraagt 18 m, waarmee voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde vanwege industrielawaai.
5.10 Bedrijven En Milieuzonering
Transportcentrum A20
Ten noorden van het plangebied, in de gemeente Westland, ligt het bedrijventerrein Transportcentrum A20. Dit bedrijf is met name gericht op de logistieke sector. Op het bedrijventerrein zijn onder meer transportbedrijven aanwezig. Voor dit gebied heeft een ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Op basis van dit bestemmingsplan zijn in de directe omgeving van het plangebied bedrijven toegestaan uit maximaal categorie 3.2 van de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven hebben een richtafstand van 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen deze afstand is in het bestemmingsplan Dijkpolder geen woningbouw voorzien.
Omdat bekend is dat logistieke bedrijven hinder kunnen veroorzaken bij woningen in de omgeving en de gemeente zorgvuldig met de milieuruimte van de aanwezige bedrijven om wil gaan, is tevens akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dit onderzoek blijkt dat de bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de beoogde ontwikkeling van de Dijkpolder. De directe woonbestemming van Dijkpolder ligt buiten de 50 dB(A)-contour van de meeste bedrijven.
Werklocatie Lely Agri Groep
Het zuidelijk deel van het plangebied betreft de werklocatie van de Lely Agri Groep. De bedrijfsactiviteiten worden volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' ingeschaald in categorie 4.1. Met het akoestisch onderzoek is aangetoond dat het bedrijf Lely kan worden getypeerd als een categorie 3.2-bedrijf (verwezen wordt tevens naar de mer-beoordeling). Hiervoor geldt een richtafstand van 100 m. Bij de planvorming van de Dijkpolder is rekening gehouden met deze afstand, zodat voldoende afstand blijft tussen de bedrijven en de woningen.
Voor de werklocatie van Lely Agri Groep is een milieuzonering opgenomen, die rekening houdt met de bestaande en nieuwe gevoelige functies in de Dijkpolder en zijn omgeving. Afhankelijk van de locatie zijn bedrijven uit categorie 2, 3.1 en 3.2 toegestaan (met een richtafstand van 30/50/100 m ten opzichte van een rustige woonwijk). Voor Lely Agri Groep is eveneens een specifieke aanduiding opgenomen om ervoor zorg te dragen dat het bedrijf ter plaatse zijn bedrijfsactiviteiten kan uitvoeren, omdat het bedrijf volgens de VNG-uitgave (en de in de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten) formeel wordt ingeschaald in categorie 4.1. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar de mer-beoordeling.
Overige functies
In het plangebied wordt op een tweetal locaties een voorzieningencluster gerealiseerd. Ook worden in de groenzone kleinschalige andere recreatieve functies mogelijk gemaakt, zoals een kinderboerderij en kleinschalige horeca. Ook voor dergelijke activiteiten gelden richtafstanden ten opzichte van een rustige woonwijk, die in het bestemmingsplan geborgd moeten zijn. Tevens is binnen de gemengde bestemming een milieuzonering opgenomen om zorg te dragen voor een goede afstemming tussen inrichtingen en gevoelige functies.
Conclusie
Het aspect bedrijvigheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. De bestaande bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd door de beoogde ontwikkeling. Tevens wordt ter plaatse van de nieuwe woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd.
Vertaling in verbeelding en regels
- Binnen 100 m van Transportcentrum A20 en binnen 100 m van de werklocatie van Lely Agri Groep zijn in dit bestemmingsplan geen mogelijkheden tot woningbouwontwikkelingen gegeven.
- Voor de werklocatie van Lely Agri Groep is een milieuzonering opgenomen die rekening houdt met bestaande en nieuwe gevoelige functies in de Dijkpolder en zijn omgeving. Voor Lely Agri Groep is eveneens een specifieke aanduiding opgenomen om ervoor zorg te dragen dat het bedrijf ter plaatse zijn bedrijfsactiviteiten kan uitvoeren.
- Voor de voorzieningenclusters en de recreatieve functies gelden afstanden, die zijn opgenomen in Bijlage 4 van de regels. In Artikel 22 is een bepaling opgenomen, waarmee geborgd wordt, dat de afstand van milieuhinderlijke activiteiten tot woningen en andere milieugevoelige objecten voldoet aan de afstanden zoals genoemd in deze bijlage.
5.11 Externe Veiligheid
In het plangebied en de omgeving zijn geen risicorelevante bedrijven aanwezig. Langs het plangebied loopt de A20. Hierover vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Ten noorden van de A20 ligt een gasleiding. Deze twee bronnen zijn wel risicorelevant.
A20
Voor het deel van de A20 ter hoogte van Maassluis geldt geen relevante PR 10-6-contour buiten de weg. Er geldt geen veiligheidszone en er wordt ook geen plasbrandaandachtsgebied (PAG) voorgeschreven. Wel reikt het invloedsgebied tot over een deel van het plangebied. Er wordt ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico, ook na realisatie van de woonwijk Dijkpolder. Wel is een verantwoording van het groepsrisico nodig.
Gasleiding
De gasleiding A-613 ten noorden van de A20 is risicorelevant. De PR 10-6-contour en de belemmeringenzone van deze leiding raken het plangebied niet. Wel ligt het plangebied voor een deel binnen het invloedsgebied. De realisatie van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan heeft een beperkte invloed op de hoogte van het groepsrisico. Er wordt ook na realisatie van de woonwijk Dijkpolder ruimschoots voldaan aan de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Wel is een verantwoording van het groepsrisico nodig.
Verantwoording groepsrisico
De gemeente heeft het groepsrisico verantwoord in Bijlage 6.
Conclusie en vertaling in verbeelding en regels
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Wel heeft de gemeente het groepsrisico verantwoord. Vertaling naar verbeelding en regels is voor dit aspect niet nodig.
5.12 Luchtkwaliteit
In de bestaande situatie wordt in 2011 en 2015 voldaan aan de op dat moment geldende normen uit de luchtkwaliteitswetgeving. Op basis van de toekomstige verkeersintensiteiten is de invloed van de realisatie op de kwaliteit van de lucht in 2012 berekend (als worstcasesituatie met de verkeersintensiteiten uit 2020). Hieruit blijkt dat ook in de toekomstige situatie in het plangebied nog ruimschoots word voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. In de bestaande en toekomstige situatie wordt ook langs de A20 voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen die op dat moment gelden.
Conclusie en in verbeelding en regels
Het aspect luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Vertaling naar verbeelding en regels is voor dit aspect niet nodig.
5.13 Kabels En Leidingen
In het plangebied ligt een planologisch relevante leiding. Dit betreft een rioolwaterpersleiding (diameter 500 mm) met een belemmeringenzone van 2 x 5 + 0,6 m. Deze leiding zal waarschijnlijk worden verlegd.
In het bestemmingsplan worden zowel de bestaande als de mogelijk toekomstige leidingzone planologisch beschermd. Hiermee is het belang van de leiding opgenomen in het bestemmingsplan. Het aspect leidingen staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Exploitatieplan
In de Wro (artikel 6.12) staat dat de gemeente verplicht is om een exploitatieplan vast te stellen voor de gronden waar een aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het Bro staat wat wordt verstaan onder een aangewezen bouwplan. Het gaat daarbij om: de bouw van één of meer woningen, één of meer hoofdgebouwen, uitbreiding van het hoofdgebouw met ten minste 1.500 m², functieverandering naar woningen voor ten minste 10 woningen, of functieverandering naar horeca of kantoor voor ten minste 1.500 m². Daarbij geldt een verhaalbare kostendrempel van € 10.000,-, waarbij bij de verhaalbare kosten geen fysieke werken als kostenpost mogen worden opgevoerd.
In het kader van dit bestemmingsplan is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan op te stellen voor dit bestemmingsplan. Er is tussen de grondeigenaar/initiatiefnemer en de gemeente een anterieure overeenkomst opgesteld. In deze anterieure overeenkomst zijn onder meer afspraken gemaakt tussen de gemeente en de initiatiefnemer over de plankosten en de benodigde aanpassingen aan de infrastructuur. Hierin is opgenomen dat de kosten voor de ontwikkelingen in dit plan niet ten laste komen van de gemeente. Hiermee is het kostenverhaal verzekerd.
Voor de ontwikkeling is een exploitatie opgesteld. Uit deze exploitatie blijkt dat de ontwikkeling van woningbouw financieel haalbaar is. In de exploitatie zijn voldoende middelen gereserveerd voor de ontwikkeling.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inspraak
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 11 juni 2012 tot 23 juli 2012 ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Op 18 juni heeft bovendien een inspraakavond plaatsgevonden. Gedurende deze periode en tijdens de inspraakavond is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van inspraakreacties. In totaal zijn 14 inspraakreacties ingediend. Deze reacties zijn hieronder samengevat en beantwoord.
Inspraakreactie 1 - B. Postma, namens bewoner Weverskade 118
Samenvatting
Indiener heeft in januari zijn visie op de ontsluiting (die over het perceel Weverskade 118 is geprojecteerd) gegeven. De gemeente heeft hierop per brief van 1 februari 2012 gereageerd. In zijn inspraakreactie haalt indiener de volgende punten aan:
- 1. Indiener vraagt zich af of de gemeente hun belangen bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan heeft afgewogen.
- 2. Indiener betwijfelt of ter plaatse van de woonkavels in de buurt van de rotonde Jan Schoutenlaan/Westlandseweg/Westelijke ontsluiting, de grenswaarden voor luchtkwaliteit niet overschreden worden.
- 3. Indiener is van mening dat het landelijke karakter en het aanzicht van de Weverskade door de brug en het dijklichaam negatief zal worden beïnvloed, dan wel zal verdwijnen.
Reactie
- 1. Bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan, en specifiek de keuze voor de westelijke ontsluiting, heeft de gemeente Maassluis de belangen van indiener meegenomen. Het belang van een goede en verkeersveilige ontsluiting voor het nieuwe woongebied heeft echter de doorslag gegeven. Bij de aansluiting, zoals opgenomen in het masterplan, ligt aan de noordzijde nieuw te realiseren woongebied, aan de zuidzijde een voorzieningencluster. Dit zorgt, naast een betere bereikbaarheid van deze voorzieningen, naar verwachting ook voor minder geluidsbelaste woningen. Verder heeft de beoogde locatie als voordeel dat er geen extra kruising op de Westlandseweg hoeft te komen. Het is vanuit verkeersveiligheid (minder kruisingen) en verkeersafwikkeling (doorstroming) namelijk niet gewenst drie kruisingen op korte afstand te realiseren. Bovendien is de Dijkpolder, door de aansluiting op de Dr. Jan Schoutenlaan, beter aangesloten op bestaand stedelijk gebied van Maassluis.
- 2. Uit het uitgevoerde luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat langs de Westlandse weg voldaan wordt aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van een worstcasesituatie: uitgaande van de achtergrondconcentraties in 2012 (de achtergrondconcentratie verbetert namelijk in de loop van de tijd) en de verkeersintensiteiten van 2020 na ontwikkeling van geheel Dijkpolder. Ook direct langs de A20 wordt voldaan aan de grenswaarden. Het beeld dat uit het onderzoek naar voren komt, komt overigens overeen met het onderzoek naar luchtkwaliteit dat de gemeente vorig jaar in het kader van de gemeentelijke structuurvisie heeft uitgevoerd.
- 3. De gemeente onderkent dat het karakter van de Weverskade als gevolg van de bouw van de brug zal veranderen, maar is van mening dat de realisatie van een goede en verkeersveilige ontsluiting van belang is voor de hele ontwikkeling Dijkpolder en voor heel Maassluis. Zie ook de beantwoording onder 1. In het masterplan is aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van de nieuwe ontsluitingsweg. Hierdoor zal de impact op het karakter van de Weverskade zo beperkt mogelijk blijven.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 2 - E. van der Lely, Weverskade 116
Samenvatting
- 1. Indiener geeft aan dat zijn perceel in het voorontwerpbestemmingsplan niet de bestemming Wonen heeft gekregen. Hij verzoekt deze bestemming alsnog op te nemen.
- 2. Naast zijn perceel is de westelijke ontsluiting ingetekend. Indiener verzoekt deze naar het noorden op te schuiven.
- 3. Indiener vindt een nieuwe op- en afrit van de A20 een goed plan. Dit kan in de plaats komen van het geplande viaduct bij de Zaneveld-flat. Indiener stelt dat dit viaduct onnodig is, omdat er weinig verkeer tussen de Dijkpolder en de Steendijkpolder zal zijn.
- 4. Indiener stelt dat het beoogde versterken van het cultuurhistorisch lint van de Weverskade niet rijmt met het verdwijnen van Weverskade 116 (en 118).
Reactie
- 1. De bestaande woningen aan de Weverskade hebben de bestemming Wonen gekregen. In het voorontwerpbestemmingsplan Dijkpolder heeft de woning Weverskade 116 per abuis de bestemming 'Gemengd - 2' gekregen. Naar aanleiding van de inspraakreactie is de omissie hersteld, en is de bestemming van de woning gewijzigd naar Wonen.
- 2. Bij de keuze voor de westelijke ontsluiting heeft de gemeente Maassluis een groot aantal belangen zorgvuldig afgewogen. Bij de aansluiting, zoals opgenomen in het masterplan, ligt aan de noordzijde nieuw te realiseren woongebied, aan de zuidzijde een voorzieningencluster. Dit zorgt, naast een betere bereikbaarheid van deze voorzieningen, naar verwachting ook voor minder geluidsbelaste woningen. Verder heeft de beoogde locatie als voordeel dat er geen extra kruising op de Westlandseweg hoeft te komen. Het is vanuit verkeersveiligheid (minder kruisingen) en verkeersafwikkeling (doorstroming) namelijk niet gewenst drie kruisingen op korte afstand te realiseren. Bovendien is de Dijkpolder, door de aansluiting op de Dr. Jan Schoutenlaan, beter aangesloten op bestaand stedelijk gebied van Maassluis. Vanzelfsprekend zijn bij deze afweging ook de belangen van de individuele bewoners betrokken. Het belang van een goede en verkeersveilige ontsluiting voor het nieuwe woongebied heeft echter de doorslag gegeven.
- 3. In de Wegenstructuurvisie 2012-2025 is geconcludeerd, dat er tot 2025 geen nieuwe hoofdwegen(stucturen) noodzakelijk zijn. Vandaar dat de aansluiting naar A20 niet in dit bestemmingsplan als zodanig is bestemd. Uit verkeersonderzoek blijkt dat de westelijke ontsluiting zowel van belang is voor een goede ontsluiting van de woonwijk Dijkpolder. Met de geplande toekomstige ontsluiting wordt een goed verkeersafwikkeling van de woonwijk gerealiseerd.
- 4. Het Masterplan Dijkpolder beoogt de bestaande kwaliteiten van de Weverskade te behouden en te versterken. Daarbij zijn groen en water de belangrijkste kwaliteiten. Deze aspecten zijn uitgangspunt bij de uitwerking van het masterplan in deelplannen. Op perceelsniveau wordt daarbij een belangenafweging gemaakt, waarbij onder meer cultuurhistorische, verkeerskundige en volkshuisvestingtechnische belangen zijn gewogen. Zie hiervoor ook de beantwoording onder 2. Het bestemmingsplan heeft het pand Weverskade 116 als woning bestemd.
Conclusie
De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan: de woning aan de Weverskade 116 zal voorzien worden van een woonbestemming.
Inspraakreactie 3 - Combinatiebouw Kennemerland B.V.
Samenvatting
Indiener geeft aan dat zij een exploitatieparagraaf missen, en vraagt deze in het vervolgtraject op te nemen.
Reactie
In het voorontwerpbestemmingsplan is in paragraaf 6.1 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Hierin is onder meer opgenomen, dat geen exploitatieplan (conform Wro 6.12) vastgesteld hoeft te worden, omdat voor de vaststelling van het bestemmingsplan met de eigenaren in het gebied anterieure overeenkomsten zijn gesloten.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 4 - Arag namens de heer J.C. Van der Sar, Weverskade 83
Samenvatting
- 1. Indiener heeft in het verleden een kastuinbouwbedrijf gehad. Het bedrijf is inmiddels gestopt, maar er vindt hobbymatige kastuinbouw plaats. Hij wil weten of hij op basis van het nieuwe bestemmingsplan zijn hobbymatige activiteiten kan voortzetten.
- 2. Indiener wil duidelijkheid over de mate waarin zijn woon- en leefklimaat beïnvloed zal worden.
- 3. Indiener vraagt wie het voortouw neemt bij de uiteindelijke grondverwerving: de gemeente of de ontwikkelaar.
Reactie
- 1. In het bestemmingsplan is voor wat betreft het gebruik van de kas ten behoeve van glastuinbouwactiviteiten een persoonsgebonden overgangsrecht. Dit houdt in dat de huidige bewoner en gebruiker van de kas het gebruik ten behoeve van het gebruik van de kastuinbouw voort kan zetten.
- 2. In het kader van de planologische procedure is inzicht gegeven in de effecten van de ontwikkeling op de bestaande omgeving. Hiervoor zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Uit deze onderzoeken blijkt dat voor bestaande woonfuncties, ook na realisatie van de beoogde ontwikkelingen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zo wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen en is de toename van wegverkeerslawaai dermate gering (voor woningen langs de Maasdijk/Westlandseweg, waaronder de woning van de inspreker, bedraagt deze toename maximaal 1,16 dB, een toename die voor het menselijk oor niet waarneembaar is) dat ook na ontwikkeling nog steeds sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
- 3. De ontwikkeling van de Dijkpolder is een particuliere ontwikkeling, waarbij de ontwikkelende partij het voortouw neemt bij de grondverwerving.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 5 - de heer L. v.d. Ende, Weverskade 82
Samenvatting
Indiener geeft aan dat het wandelpad naast zijn pand te kort op de bestaande woning ligt. Hiermee is de privacy niet gewaarborgd.
Reactie
Noordoostelijk van het perceel Weverskade 82 is een inbreidingscluster voorzien. Dit is opgenomen in de bestemming Woongebied. Ter bescherming van de privacy is in de regels van deze bestemming opgenomen, dat de afstand van hoofdgebouwen tot de grens met de bestemming Wonen minimaal 3 m is. Om de afstand verder te borgen, zal de bestaande watergang, die nu in de bestemming Woongebied valt, bij de bestemming Wonen betrokken worden. Om de privacy verder te borgen, kunnen de bestaande eigenaren maatregelen (zoals afschermende beplanting) op eigen terrein toepassen. Het bestemmingsplan staat dit toe.
Conclusie
De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassing van de verbeelding van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 6 - J. Schipper, Grondzeiler 27
Samenvatting
Indiener maakt zich zorgen over de geluidsbelasting, die ontstaat als een extra rijbaan (bypass) aan de rotonde van de Maasdijk naar de Dr. Jan Schoutenlaan wordt gerealiseerd. Verder vraagt hij rapporten toe te zenden, waaruit blijkt dat het geluid binnen de normen blijft.
Reactie
Uit het Onderzoek wegverkeerslawaai (RBOI, mei 2012), waarvan de relevante delen inmiddels zijn toegestuurd naar indieners, blijkt dat het verkeer op de bypass dermate gering is, dat dit geen effect heeft op de geluidsbelasting.
Uit nadere bestudering is gebleken, dat deze extra rijbaan niet nodig is.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan. Wel is ambtshalve aan het college voorgesteld door het ontbreken van een verkeerskundige noodzaak de extra rijbaan niet langer in het bestemmingsplan op te nemen.
Inspraakreactie 7 - M. v.d. Akker, Westgaag 106a, Maasdijk
Samenvatting
- 1. Indiener vraagt hoe ze in spitsuren vanaf de Westgaag de dijk over of op moet.
- 2. Indiener wil inzicht in waardevermindering van haar woning.
Reactie
- 1. In de wegenstructuurvisie is gemodelleerd dat zich nabij de opgangen van de Westgaag geen overkomelijke problemen zullen voordoen.
- 2. Indien indiener van mening is, dat zij schade ondervindt van het plan, kan zij op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is, een verzoek tot tegemoetkoming in planschade indienen bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. Dit betreft een afzonderlijke procedure.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 8 - J.B.H. Maas, Kastanjedal 56
Samenvatting
Indiener roept op om na te denken over een fietspad om Maassluis. Dit pad bestaat al voor een groot deel, maar een goed pad aan de noordzijde ontbreekt. Indiener stelt voor ook aan de noordzijde van Maassluis een dergelijk pad te maken.
Reactie
In het Masterplan Dijkpolder is het recreatieve aspect nadrukkelijk meegenomen. Door en om de woonwijk worden diverse, vaak vrijliggende, fietspaden aangelegd, die aangesloten worden op het bestaande fietspadennetwerk. Ook de geluidswal wordt ingericht voor recreatief gebruik, hier zijn ook fietspaden mogelijk. Het bestemmingsplan sluit voor wat betreft de woonwijk en de geluidswal aan op de wens van de indiener. Een verbinding tussen het Kastanjedal en de Dijkpolder ten noorden van de werklocatie is niet mogelijk, omdat hier water wordt aangelegd.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 9 - C. Moerman, Weverskade 70
Samenvatting
Indiener heeft moeite met het feit dat zij hun woning en grond kwijt raken voor het woongenot van anderen, en maakt bezwaar tegen het plan. Ze spreekt de wens uit dat haar bezwaar in de besluitvorming meegenomen wordt.
Reactie
Bij een dergelijke gebiedsontwikkeling vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Bij deze afweging zijn ook de belangen van de individuele bewoners zorgvuldig meegenomen. Het belang van een goede en verkeersveilige ontsluiting voor het nieuwe woongebied heeft echter de doorslag gegeven. Het vaststellen van dit bestemmingsplan doet geen afbreuk aan de privaatrechtelijke belangen van de bewoners.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 10 - G.P. van Ruijven, F.A.J. Carstens, M.A. Carstens-van Ruijven, M.L. van Ruijven-Schonenberg, Weverskade 93
Samenvatting
- 1. Wat is de verwachte verkeersintensiteit in de tijdelijke situatie en de eindsituatie op het pad? Autoverkeer tussen de woning en de schuur door is niet wenselijk.
- 2. Het geplande fietspad tussen de woning en de schuur door is niet wenselijk.
- 3. Graag het woningaantal in het vlak met Weverskade 93 verhogen, zodat de mogelijkheid bestaat in de toekomst een woning te bouwen.
Reactie
- 1. Deze reactie heeft betrekking op een beoogd fiets-/voetpad naast de woning Weverskade 93. Naar aanleiding van deze reactie heeft een nadere afweging plaatsgevonden en is dit pad geschrapt.
- 2. Naar aanleiding van deze reactie heeft een nadere afweging plaatsgevonden, waarbij het belang van de bewoners met het fietspad tussen de woning en de schuur is afgewogen tegen het belang van de fietsontsluiting op deze locatie. Het belang van de bewoners weegt hier zwaarder, waardoor de fietsontsluiting op deze locatie is geschrapt.
- 3. In het bouwvlak worden geen nieuwe woningen mogelijk gemaakt.
Conclusie
De inspraakreactie heeft geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 11 - Belangenvereniging Kastanjedal
Samenvatting
De belangenvereniging geeft aan dat de woonwijk Kastanjedal grenst aan het plangebied, maar dat zij niet betrokken zijn bij de planvorming en hun belangen niet meegenomen zijn. Verder hebben de bewoners al veel overlast gehad. Onder meer doordat de beplanting langs de A20 verdwenen is, en een waterpartij gerealiseerd is, hebben de bewoners last van geluid. Bovendien is er geen filtering van de lucht. De inspraakreactie richt zich op de volgende onderwerpen:
- 1. de belangenvereniging verzoekt de gemeente Maassluis en/of Lely in overleg te kijken naar eventuele oplossingen om de Kastanjewijk te verlossen van geluidshinder en fijn stof en de vereniging te betrekken bij de verdere planvorming. Daarbij wordt concreet het dichten van het resterende gat in de geluidswering langs de A20 genoemd;
- 2. het Kastanjedal en andere bewoners van de Dijkpolder als goede buren op de hoogte te houden van de voortgang van het project.
De belangenvereniging verneemt graag welke concrete acties op welk tijdstip hieruit volgen.
Reactie
- 1. De ontwikkeling van de Dijkpolder is een private ontwikkeling. Conform de geldende wettelijke bepalingen is daarbij geen rekening gehouden met het treffen van maatregelen buiten het plangebied, anders dan voor noodzakelijke maatregelen die voortvloeien uit de ontwikkeling. Het oplossen van de bestaande geluidsoverlast, waar de vereniging over spreekt, kan dan ook niet binnen het project opgelost worden. Overigens blijkt uit onderzoek dat direct langs de A20 in 2011 en 2020 wordt voldaan aan de wettelijke normen voor luchtkwaliteit. De gemeente zal dan ook op dit punt geen verdere actie ondernemen.
- 2. In het vervolg zal in de communicatie voldoende rekening worden gehouden met de bewoners van het Kastanjedal.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 12 - Vreugdenhil/Voogt, Weverskade 119-120
Samenvatting
Indiener is eigenaar van percelen Weverskade 119 en 120. De inspraakreactie richt zich op de volgende punten:
- 1. Indieners zijn in gesprek met Lely over overdracht van gronden. Over de situatie, zoals die nu is opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan, is echter nog geen overeenstemming.
- 2. Indieners maken bezwaar tegen het fietspad naast Weverskade 119. Zij zijn van mening dat het geluid en de verkeersbewegingen leiden tot waardedaling van het pand Weverskade 119.
Reactie
- 1. Het bestemmingsplan vormt voor de komende tien jaar de juridische vertaling van het masterplan. Het eigendom is daarbij publiekrechtelijk niet relevant.
- 2. In het masterplan is onderzocht wat de beste locatie is voor de ontsluitingsstructuur. Daarbij bleek deze locatie, onder meer gezien de ligging aan de Weverskade en de grondposities, het meest geschikt. Wel is op de verbeelding van het voorontwerpbestemmingsplan de bestaande watergang ten zuiden van het perceel Weverskade 119 in de verkeersbestemming opgenomen. Om voldoende afstand tot de nieuwe verkeersstructuur te borgen, is deze watergang in het ontwerp bestemmingsplan binnen de woonbestemming opgenomen. Indien indieners van mening zijn dat sprake is van waardedaling, kan op het moment dat het bestemmingsplan onherroepelijk is, een verzoek tot tegemoetkoming in planschade ingediend worden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 13 - Damen/Vreugdenhil, Weverskade 119
Samenvatting
- 1. Indieners huren het pand Weverskade 119. Door de realisatie van de woonwijk verandert hun woonomgeving drastisch, waardoor hun groene uitzicht verdwijnt.
- 2. Indieners maken zich zorgen over de verkeerstoename rondom het huis. omdat de woonwijk toegankelijk wordt via de Weverskade, verwachten indieners dat meer auto's en fietsers gebruik zullen maken van de Weverskade.
Reactie
- 1. Bij een dergelijke gebiedsontwikkeling vindt een zorgvuldige afweging van belangen plaats. Bij deze afweging zijn ook de belangen van de individuele bewoners zorgvuldig meegenomen.
- 2. In de tijdelijke situatie zal de Weverskade gebruikt worden voor de ontsluiting van de inbreidingslocaties. In deze situatie zal sprake zijn van hogere verkeersintensiteiten dan in de bestaande situatie. In de definitieve situatie zal het verkeer via de hoofdontsluitingsstructuur afgewikkeld worden. Op dat moment wordt de Weverskade met name door fietsers gebruikt. Het huidige bestemmingsplan sluit overigens een intensiever gebruik van de Weverskade door fietsers ook niet uit.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Inspraakreactie 14 - Commissie Cultureel Erfgoed Maassluis
Samenvatting
De inspraakreactie richt zich op de volgende aspecten.
- 1. De commissie verzoekt de noordelijke ontsluiting van de Dijkpolder te verleggen en het ensemble van Weverskade 118 te handhaven.
- 2. De commissie verzoekt het bestemmingsplan zo in te richten, dat geen nieuwbouw op tussenliggende percelen aan de huidige Weverskade mogelijk wordt en nieuw te bouwen woningen achter de huidige woonerven en bijbehorende tuinen te bouwen.
- 3. De commissie verzoekt het bestemmingsplan aan te passen, zodat de huidige verschijningsvorm van wegen en kaden is gewaarborgd voor de toekomst.
Reactie
- 1. De gemeente onderkent dat het pand Weverskade 118 zal moeten verdwijnen ten behoeve van de westelijke ontsluitingsweg. Dit is bij de raadsbehandeling van het masterplan d.d. 31 januari 2012 aan de orde gekomen. Bij de keuze voor deze locatie heeft de gemeente Maassluis een groot aantal belangen zorgvuldig afgewogen. Bij de aansluiting, zoals opgenomen in het masterplan, ligt aan de noordzijde nieuw te realiseren woongebied, aan de zuidzijde een voorzieningencluster. Dit zorgt, naast een betere bereikbaarheid van deze voorzieningen, naar verwachting ook voor minder geluidsbelaste woningen. Verder heeft de beoogde locatie als voordeel dat er geen extra kruising op de Westlandseweg hoeft te komen. Het is vanuit verkeersveiligheid (minder kruisingen) en verkeersafwikkeling (doorstroming) namelijk niet gewenst drie kruisingen op korte afstand te realiseren. Bovendien is de Dijkpolder, door de aansluiting op de Dr. Jan Schoutenlaan, beter aangesloten op bestaand stedelijk gebied van Maassluis. Vanzelfsprekend zijn bij deze afweging ook de bestaande gebiedswaarden betrokken. Het belang van een goede en verkeersveilige ontsluiting voor het nieuwe woongebied heeft echter de doorslag gegeven.
- 2. Het Masterplan Dijkpolder beoogt de bestaande kwaliteiten van de Weverskade te behouden en te versterken, waarbij groen en water de belangrijkste kwaliteiten zijn. Deze kenmerken zijn uitgangspunt voor de ontwikkeling. Een bebouwingslint is in de tijd ontstaan en gegroeid. Het uitgangspunt van deze invulling is het huidige lint niet op slot te zetten, maar de organische ontwikkeling door te laten gaan. Om deze invulling kwalitatief plaats te laten vinden, is gelijktijdig met dit bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan opgesteld.
- 3. In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de gronden rondom de Weverskade bestemd tot Groen, Water en Verkeer. Dit is gedetailleerder bestemd dan in het vigerende bestemmingsplan. Hiermee is de bestaande verschijningsvorm geborgd.
Inspraakreactie 15 - P.J.L.J. Duijsens, namens dhr. K. Barendregt, Westgaag 102 te Maasland
Samenvatting
Indiener spreekt namens de eigenaar van de gronden tegen bedrijventerrein Transportcentrum A20. Hij maakt bezwaar tegen de bestemming 'Groen', die op een deel van de gronden van zijn cliënt ligt. Hij is van mening dat deze strook te breed is en verzoek het gehele perceel de bestemming Woongebied te geven.
Reactie
In het kader van het Masterplan zijn de milieubelemmeringen vanuit Transportcentrum A20 in beeld gebracht. Hierbij bleek dat in de strook waarop in het voorontwerpbestemmingsplan de bestemming Groen lag, geen woonbebouwing mogelijk gemaakt kan worden, omdat anders de bedrijven op Transportcentrum A20 in hun bedrijfsvoering beperkt worden. Deze reservering is verwerkt in het voorontwerpbestemmingsplan.
Conclusie
De inspraakreactie heeft niet geleid tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
Wel heeft een heroverweging plaatsgevonden ten aanzien van de marktbehoefte. Hieruit is naar voren gekomen, dat de bestemming Woongebied in het ontwerpbestemmingplan verkleind wordt. Daarmee hebben onder andere de gronden waar deze inspraakreactie betrekking op heeft, een bestemming die aansluit bij het huidige gebruik.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan Dijkpolder is op 8 juni 2012 verstuurd naar de volgende overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro):
- provincie Zuid-Holland;
- Stadsregio Rotterdam;
- gemeente Westland;
- gemeente Midden Delfland;
- Rijksdienst voor cultureel erfgoed;
- Rijkswaterstaat;
- Hoogheemraadschap;
- Gasunie;
- Stedin;
- Pipeline Control;
- CAIW;
- Kamer van Koophandel Rotterdam.
Van 5 overlegpartners is een reactie ontvangen.
Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
- 1. Voor woningen in het duurdere segment (vanaf € 600.000,- en maximaal 5 won/ha) zijn afspraken gemaakt over de voorkeurlocaties in Zuid-Holland. De Dijkpolder staat niet bij die locaties vermeld. Het voorontwerpbestemmingsplan maakt niet duidelijk of dit segment mogelijk wordt gemaakt.
- 2. De Dijkpolder valt buiten het gebiedsprofiel Midden-Delfland, maar grenst er wel aan. De provincie wil inzicht in hoeverre de ontwikkeling aansluit op dit gebiedsprofiel en de daarin opgenomen kwaliteiten en ambities, bijvoorbeeld hoe de stad-/landverbindingen met Midden-Delfland een rol kunnen spelen.
Reactie
- 1. Het woningbouwprogramma Dijkpolder is conform het beleid van de Stadsregio Rotterdam afgestemd op het woonmilieu 'suburbaan-exclusief', waar zowel locaal als regionaal behoefte naar is. Nader onderzoek vanuit het project Dijkpolder bevestigt deze behoefte. Het Masterplan Dijkpolder gaat overeenkomstig dit woonmilieu uit van een gedifferentieerd programma met een woningdichtheid van 20 tot 25 woningen per hectare bruto plangebied. Hiermee komt de Dijkpolder niet overeen met het profiel van de genoemde voorkeurslocaties voor het duurdere segment. Het voorontwerpbestemmingsplan is tevens toegezonden naar de buurgemeenten buiten de Stadsregio Rotterdam in het kader van vooroverleg.
- 2. Een aantal aspecten vanuit het gebiedsprofiel Midden-Delfland zijn van toepassing op de Dijkpolder. Dit betreft allereerst het hoofdwegpanorama, dat geldt langs de A20. Dit panorama zal in de toekomst bepaald worden door de nieuwe geluidswal. Ten tweede geldt het aspect water als structuurdrager. Aan de west- en noordzijde van het plangebied loopt de boezem van de Dijkpolder. Deze zal enerzijds landschappelijk ingepast worden, onder meer door de aanleg van natuurvriendelijke oevers, anderzijds blijft de bestaande stad-landverbinding onder de rijksweg A20 behouden. Verder speelt het aspect Linten blijven linten. De Weverskade is aangeduid als Boezemlint, en als cultuurhistorisch waardevol lint. Dit lint blijft in de toekomst een bijzondere rol vervullen.
Voor het Midden-Delfland grenzend aan de Maassluisse Dijkpolder is het Landschapsontwikkelingsplan (LOP 2025) opgesteld wat overeenkomsten kent met het gebiedsprofiel. De ontwikkeling van de Dijkpolder past hierbinnen en zal waar mogelijk de ambities uit dit plan versterken, waaronder de stad-landverbindingen.
Conclusie
Het bestemmingsplan is gewijzigd naar aanleiding van deze reactie. Aan paragraaf 4.3 (provinciaal beleid) is de het gebiedsprofiel Midden-Delfland toegevoegd.
Gemeente Midden-Delfland
Samenvatting
- 1. In paragraaf 6.5 van de mer-beoordeling is aangegeven, dat de bereikbaarheid per openbaar vervoer niet zal wijzigen. Het Algemeen Bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft echter besloten het lijndeel Maasland - Maassluis West voor lijn 38 te laten vervallen. Daarmee ontstaat een wijziging in de bediening door het openbaar vervoer.
- 2. In de mer-beoordeling is opgenomen, dat 'de bajonet' in Maasland aangepast moet worden. De mer-beoordeling en het bestemmingsplan geven niet aan op welke wijze de gemeente Maassluis de aanpassing heeft verankerd en hoe deze gefinancierd moet worden. De gemeente vraagt naar het concrete plan.
- 3. Uit de mer-beoordelingsnotitie wordt niet duidelijk of de huidige autoverbinding tussen de Weverskade 129/130 en de Maasdijk/Westgaag in stand blijft. Ook is onduidelijk hoe gewaarborgd wordt dat de Westgaag geen hoofdontsluiting wordt voor inwoners van de Dijkpolder.
- 4. Een toename van verkeer op de Maassluiseweg en de Oude Veiling zorgt voor een verslechtering van de luchtkwaliteit langs deze wegen. Er is niet duidelijk wat de toename van de intensiteiten is. Daarom is er geen inzicht of de toename leidt tot een overschrijding van de grenswaarden van maatgevende stoffen voor luchtkwaliteit.
- 5. Er is verder ook geen inzicht in de toename van geluidsbelasting op woningen ter hoogte van de Maassluiseweg en de Oude Veiling.
Reactie
- 1. De mer-beoordeling zal hierop aangepast worden.
- 2. De gemeente Maassluis is met de gemeente Midden-Delfland in gesprek over de effecten van en voor het Dijkpolderverkeer op de wegen van beide gemeenten. Als vertrekpunt vanuit de gemeente Maassluis is hiervoor de in 2010 vastgestelde Wegenstructuurvisie gehanteerd. In deze gesprekken zijn de verkeerssituatie rondom de Bajonet en afrit 7 van rijksweg A20 verkend, waaronder de autonome groei van het verkeer en de ontwikkeling van onder andere de Dijkpolder. De komende tijd willen wij onze inspanningen voortzetten en samen verder optrekken in de verkeerskundige verkenning en het uitwerken van een fysieke maatregel, met als doel de bereikbaarheid voor onze beide gemeenten te zijner tijd te waarborgen. Wij verwachten hiermee, voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan Dijkpolder, te kunnen komen tot een gezamenlijk beeld van de verkeersafwikkeling op de knoop en mogelijke maatregelen, alsmede de financiering daarvan, te kunnen verankeren.
- 3. De situatie op de Westgaag blijft voor gemotoriseerd verkeer ongewijzigd, wel is het de bedoeling om het fietsnetwerk van de Dijkpolder op de Westgaag aan te sluiten ter verbetering van de stad-landverbinding met het Midden-Delfland. De Westgaag is en blijft bedoeld voor bestemmingsverkeer. Het handhaven hiervan vindt plaats op basis van het genomen verkeersbesluit en niet op basis van het bestemmingsplan.
- 4. Uit gegevens van de Monitoringstool blijkt dat in 2011, 2012 en 2020 ruimschoots wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen langs de Oude Veiling (de weg met de hoogste verkeersintensiteiten). Hieraan zal de realisatie van de woonwijk Dijkpolder niets veranderen.
- 5. In het akoestisch onderzoek is bij de ontsluitende wegen direct langs het plangebied onderzocht wat de geluidstoename is als gevolg van de toegenomen verkeersintensiteiten vanwege de woonwijk Dijkpolder. Hieruit blijkt dat de toename van deze geluidsbelasting maximaal 1,14 dB bedraagt. Dit is ruimschoots onder de 2 dB die hier als toetsingskader wordt gehanteerd (aansluitend bij de normstelling uit de Wet geluidhinder, alhoewel voor deze situaties geen wettelijk kader geldt). Er is geen reden om aan te nemen dat dit akoestisch beeld anders is op de genoemde locaties.
Rijkswaterstaat Zuid-Holland
Samenvatting
- 1. Rijkswaterstaat stelt dat gerekend wordt met de huidige geluidsbelasting. Er moet vanwege nieuwe milieuwetgeving rekening worden gehouden met toekomstig verwachte geluidsbelasting als gevolg van toenemend verkeer (SWUNG-wetgeving). Rijkswaterstaat verzoekt het plan hierop aan te passen.
- 2. In het plan is een geluidswal dicht langs de A20 voorzien. Rijkswaterstaat verzoekt om voor het plaatsen van deze wal contact te hebben.
Reactie
- 1. Er is gerekend met de prognose voor 2012, conform het ontvangen (bestaande) rekenmodel van DCMR. De prognosecijfers zijn daartoe door Rijkswaterstaat aangeleverd aan DCMR. Op die manier is bij het opstellen van het geluidsonderzoek voor het bestemmingsplan wél voorzien in de mogelijke verwachtte toename van geluidsbelasting als gevolg van de verkeerstoename op de A20. De meest recente gegevens zullen worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Het ontwerpbestemmingsplan gaat in het voorjaar van 2013 ter inzage. Op basis van de overgangsrechtbepaling in artikel XI van de invoeringswet geluidsproductieplafonds, wordt de procedure afgerond volgens het oude recht. Gezien het feit dat in de berekeningen al rekening is gehouden met prognoses zoals aangeleverd door Rijkswaterstaat, wordt het plan niet aangepast op de nieuwe SWUNG-wetgeving. In de tekst van het plan zal dit worden toegelicht. - 2. Initiatiefnemer zal contact met Rijkswaterstaat opnemen over de technische uitvoering van de geluidswal. Dit maakt overigens geen onderdeel uit van de bestemmingsplanprocedure.
Conclusie
Als gevolg van punt 1 zal de toelichting van het bestemmingsplan aangepast worden.
Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
Het Hoogheemraadschap geeft een negatief wateradvies op het voorontwerpbestemmingsplan. Het Hoogheemraadschap maakt daarbij de volgende opmerkingen:
Regels
- 1. De bestemming 'Water' is incompleet. Het Hoogheemraadschap mist onder andere de natuurvriendelijke oevers en kunstwerken. Het Hoogheemraadschap heeft een voorbeeld bestemmingsregeling bijgevoegd. Ze verzoekt deze op te nemen en de toelichting hierop aan te passen.
Verbeelding
- 2. Het Hoogheemraadschap verzoekt een aanduiding 'gemaal' op de verbeelding op te nemen.
- 3. Het Hoogheemraadschap verzoekt het waterstaatswerk en de beschermingszone op de verbeelding weer te geven.
- 4. In de mer-beoordelingsnotitie is opgenomen, dat aan de Westgaag/Spartelvaart een natuurvriendelijke oever wordt gerealiseerd conform de afspraak uit het Waterplan Maassluis. Het Hoogheemraadschap verzoekt deze oever expliciet planologisch te verankeren door deze te bestemmen als 'Water'.
Toelichting
- 5. Omdat de waterparagraaf uit het voorontwerpbestemmingsplan niet voldoet aan de eisen, verzoekt het Hoogheemraadschap om de tekst uit de mer-beoordelingsnotitie op te nemen in het bestemmingsplan.
Mer-beoordelingsnotitie
- 6. Het Hoogheemraadschap geeft een aantal tekstuele voorstellen voor paragraaf 3.2, 3.3 en 3.4. Daarbij geeft het Hoogheemraadschap aan, dat zij pas een positief advies kan geven als er afspraken gemaakt zijn over een robuuste oplossing voor de afvoer van oppervlaktewater uit het gebied.
- 7. Het Hoogheemraadschap verzoekt als procesafspraak op te nemen dat tussen het Hoogheemraadschap, gemeente Maassluis en ontwikkelaar afspraken gemaakt worden over het onderhoud van de secundaire watergangen binnen het plangebied.
Overige opmerkingen
- 8. Het Hoogheemraadschap merkt op, dat zij momenteel onderzoekt of de toename van de economische waarde in de polder effect heeft op de veiligheidsklasse van de omringende boezemkades.
- 9. Het Hoogheemraadschap wil in gesprek over de financiële borging van de waterhuishoudkundige aspecten in een anterieure overeenkomst.
Reactie
- 1. Aan de hand van het voorstel zijn enkele tekstuele zaken aangepast aan de bestemming Water. Daarbij wordt opgemerkt, dat een aantal door het Hoogheemraadschap aangegeven aspecten, op basis van de huidige regeling, ook mogelijk zijn.
- 2. Het zoekgebied voor een eventueel gemaal is op de verbeelding opgenomen.
- 3. De verbeelding en de regels zullen hierop aangepast worden.
- 4. Om zoveel mogelijk flexibiliteit in het bestemmingsplan te behouden, wordt gewerkt met een groenbestemming. De natuurvriendelijke oever kan ook binnen de groenbestemming worden gerealiseerd.
- 5. De mer-beoordeling is bedoeld als bijlage bij het voorontwerpbestemmingsplan. De (beknopte) waterparagraaf in het voorontwerpbestemmingsplan verwijst naar de tekst in de mer-beoordeling, die is voorbesproken met het Hoogheemraadschap. In het ontwerpbestemmingsplan zal desondanks de uitgebreide tekst uit de mer-beoordeling opgenomen worden in het bestemmingsplan.
- 6. De tekstuele voorstellen worden aangepast, zowel in de toelichting van het bestemmingsplan als in de mer-beoordeling. De initiatiefnemer zal in gesprek treden met het Hoogheemraadschap over de robuuste oplossing.
- 7. Dit zal in de tekst van de mer-beoordeling aangepast worden.
- 8. Deze opmerking wordt voor kennisneming aangenomen.
- 9. De initiatiefnemer zal hierover in gesprek treden met het Hoogheemraadschap.
Conclusie
Deze vooroverlegreactie leidt tot tekstuele aanpassingen van het bestemmingsplan en de mer-beoordeling.
Kamer van Koophandel
Samenvatting
De Kamer van Koophandel geeft aan geen opmerkingen te hebben op het voorontwerpbestemmingsplan.
Reactie
De reactie wordt voor kennisneming aangenomen.
Conclusie
De overlegreactie leidt niet tot aanpassingen van het bestemmingsplan.
7.3 Ambtshalve Wijzigingen
Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan zijn in het ontwerpbestemmingsplan de volgende ambtelijke wijzigingen doorgevoerd:
Wijzigingsbevoegdheid plandeel Westgaag
Het voorontwerpbestemmingsplan gaat uit van 1.750 nieuwe woningen. Deze zijn bij recht mogelijk binnen de bestemming Woongebied, nu nagenoeg de gehele Dijkpolder. Gezien de aanhoudende tegenvallende marktperspectieven, is de onderbouwing dat deze woningen in de planperiode gerealiseerd worden, lastig, bij vaststelling kan dan ook niet worden onderbouwd dat het gehele plangebied gedurende de planperiode van het bestemmingsplan tot ontwikkeling kan worden gebracht. Daarom is gekozen om in het ontwerpbestemmingsplan een deel van het plangebied niet bij recht, maar via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken.
De ontwikkelingsstrategie van de Dijkpolder gaat uit van een start van de bouw in het zuiden. Vanuit de oostelijke ontsluiting, die ten behoeve van de werklocatie Lely gerealiseerd wordt, zal de Dijkpolder ingevuld worden. Er vindt dus een ontwikkeling plaats van zuid naar noord.
Daarom is er gekozen om de gronden om in het ontwerpbestemmingsplan het noordelijk deel van de Dijkpolder buiten de bestemming Woongebied te houden. De nieuwe grens van de bestemming Woongebied is zó gekozen, dat de beoogde ontsluitingsstructuur van de Dijkpolder, inclusief de aansluitingen op de Westlandseweg en de waterstructuur, binnen de bestemming vallen. Het maximum aantal nieuwe woningen binnen de bestemming Woongebied en Gemengd - 2 wordt ook verminderd (1.550 in plaats van 1.750).
De gronden in het plandeel Westgaag zullen de bestemming 'Agrarisch' krijgen. Dit is in lijn met het feitelijk gebruik van de gronden. Het bestaand gebruik wordt daarmee bestendigd. Dit gebied is groot genoeg voor een economisch rendabel agrarisch gebruik. Bovendien is het mogelijk deze gronden te bereiken.
Het is aannemelijk dat de woningvraag binnen de planperiode aantrekt en er wél behoefte is aan deze woningen. Voor die situatie ligt op het deelgebied Westgaag (op de bestemming Agrarisch) een wijzigingsbevoegdheid.
Bypass rotonde Westlandseweg - Kwartellaan
In de Meerstrooksrotondeverkenner wordt aangegeven dat bij rotondes een belastinggraad (ook wel verzadigingsgraad genoemd) van 80% als een bruikbare maatstaf gezien wordt voor het dimensioneren van infrastructuur. Daarnaast stelt de verkenner dat een wachttijd van 50 seconden per personenauto-equivalent als kritisch wordt beschouwd. In de beoordeling van rotondes worden beide criteria (verzadigingsgraad en wachttijd) gehanteerd. Uit de berekeningen volgt dat in de situatie 2025 de verzadigingsgraad op de rotonde niet boven de 80% uitkomt en de gemiddelde wachttijden ver onder de 50 seconden per pae liggen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de vormgeving van de rotonde als voldoende mag worden beschouwd en de bypass kan komen te vervallen.
Aanpassing bouwhoogten
Om het bestemmingsplan beter te laten aansluiten op de welstandsnota die voor de Dijkpolder wordt opgesteld, is in het bestemmingsplan een nadere onderverdeling gemaakt tussen de bouwhoogte van gestapelde woningen in het gebied tussen de tweede Weverskade en het Bovenlint. In de regels is opgenomen dat de bouwhoogte van gestapelde woningen in dit gebied niet hoger mag bedragen dan 12 m. Dit komt overeen met de maximale 4 bouwlagen die worden genoemd in de welstandsnota.
Kleine wijzigingen
- Groen: parkeren eis parkeergarage gebouwd eruit.
- Aanduiding 'gemaal'.
- Reservering A20.
- Ter verduidelijking zijn aan juridische planbeschrijving plaatjes toegevoegd.
- Actueel beleid (onder andere structuurvisie Buisleidingen).
- Beperking dichtheid nabij A20.
- Wonen bestaand en toekomstig.
- Aanpassing geluidswal (kleiner).
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Staat Van Overige Functies
Bijlage 4 Staat van overige functies
Bijlage 1 Provinciale Ontheffing
Bijlage 1 Provinciale ontheffing
Bijlage 2 Mer-beoordelingsnotitie Dijkpolder
Bijlage 2 Mer-beoordelingsnotitie Dijkpolder
Bijlage 3 Bijlagenrapport Mer-beoordelingsnotitie
Bijlage 3 Bijlagenrapport mer-beoordelingsnotitie
Bijlage 4 Activiteitenplan
Bijlage 5 Oplegnotitie Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 5 Oplegnotitie onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 6 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 6 Verantwoording groepsrisico
Bijlage 7 Voorgenomen Woningbouwplannen Stadsregio Rotterdam
Bijlage 7 Voorgenomen woningbouwplannen stadsregio Rotterdam