Kapelpolder
Bestemmingsplan - Gemeente Maassluis
Vastgesteld op 15-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Kapelpolder van de gemeente Maassluis.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0556.73BPKapelpolder-0002 met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.10 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.12 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
1.14 bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.15 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.18 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.19 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.21 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwmarkt
een al dan niet overdekt detailhandelsbedrijf, waarin een volledig of nagenoeg volledig assortiment aan bouwmaterialen en doe-het-zelfproducten uit voorraad wordt aangeboden.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.29 dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
1.30 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.
1.31 detailhandel in volumineuze goederen
detailhandel in de volgende categorieën:
- a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- b. b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, boten, motoren, caravans, scooters, zwembaden, buitenspelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken en tenten, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
- c. tuincentra;
- d. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1000 m2 en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jaccuzi's
- e. bouwmarkten.
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.
1.33 educatief centrum
centrum ten behoeve van educatie, zoals naschoolse opvang en cursussen, niet zijnde een 'ander geluidsgevoelig gebouw' als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder waar mensen langdurig verblijven.
1.34 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.35 geluidzone - industrie
de met de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' aangegeven zone, zoals bedoeld in artikel 40 van de Wet geluidhinder.
1.36 gezoneerd industrieterrein
terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.37 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.38 horecabedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.39 huishouden
Één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel daarmee vergelijkbare samenstelling die gebruik maken van gezamenlijke voorzieningen.
1.40 kantoor
voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.41 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.42 NEN
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.43 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.44 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.45 peil
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.46 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'
de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.
1.47 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.48 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.49 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.50 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting uitsluitend bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
- a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de bij deze planregels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat:
- 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 2 zijn toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.1 zijn toegestaan;
- 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten behorende tot en met bedrijfscategorie 3.2 zijn toegestaan;
- 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot 11', bedrijfsactiviteiten met SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie zijn toegestaan:
aanduiding | SBI-code 1993 | uit ten hoogste milieucategorie |
specifieke vorm van bedrijf - 1 | 351 | 5.1 |
specifieke vorm van bedrijf - 2 | 2663 | 4.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 3 | 281 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 4 | 2852 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 5 | 45 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 6 | 5153 | 3.1 |
specifieke vorm van bedrijf - 7 | 29 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 8 | 5123 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 9 | 2466 5155.1 2851 | 4.1 3.2 4.1 |
specifieke vorm van bedrijf - 10 | 284 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 11 | 205 | 3.2 |
specifieke vorm van bedrijf - 12 | 9002.1 | 3.1 |
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens bedrijfswoningen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens detailhandel in volumineuze goederen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens dienstverlening;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', tevens detailhandel in volumineuze goederen, dienstverlening en kantoren;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', tevens horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', tevens wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, verkeersvoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. Bevi-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 9';
- b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- c. Wgh-inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein';
- d. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
- e. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen of ter plaatse van de aanduidingen 'gemengd' en 'detailhandel volumineus';
- f. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
- g. in afwijking van het bepaalde onder f is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4' opslag met een hoogte van 8 m toegestaan;
- h. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Detailhandel
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel in volumineuze goederen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1', tevens detailhandel in niet-dagelijkse goederen;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
- b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - 1' verwijderen of verkleinen, indien de beëindiging van het aangeduide gebruik, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
- b. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
1. | van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied | 1 m; |
2. | van erf- en terreinafscheidingen elders | 2,5 m; |
3. | van lichtmasten en vlaggenmasten | 6 m; |
4. | van vrijstaande antenne-installaties anders dan ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast | 15 m; |
5. | van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes | 5 m; |
6. | van antenne-installaties ten behoeve van mobiele telecommunicatie, niet zijnde schotelantenne-installaties, die op of aan bouwwerken worden gebouwd | 5 m; |
7. | van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd | 3 m; |
8. | van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 2,5 m. |
Artikel 6 Horeca
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 1a', tevens horeca uit ten hoogste categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2', tevens horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 7 Kantoor
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijfsmatige activiteiten en opslag;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 8 Maatschappelijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne', een brandweerkazerne;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', een educatief centrum voor naschoolse opvang, begeleiding, trainingen en cursussen, met bijbehorende voorzieningen zoals administratie- en vergaderruimten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'openbare dienstverlening, een politiebureau;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'religie', voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven': voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
- f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
Artikel 9 Tuin
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
1. | van erf- en terreinafscheidingen grenzend aan openbaar gebied | 1 m; |
2. | van erf- en terreinafscheidingen elders | 2,5 m; |
3. | van lichtmasten en vlaggenmasten | 6 m; |
4. | van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geen overkapping zijnde | 2,5 m. |
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 onder c voor het bouwen van overkappingen met een maximale oppervlakte van 4 m² en een maximale bouwhoogte van 2,5 m.
Artikel 10 Verkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daaronder niet begrepen);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein', tevens een vrachtwagenparkeerterrein;
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegen en de daarbij behorende bermen, taluds en spoorwegovergangen;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, (ontsluitings)wegen en water.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding, bovenleidingen of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf'; tevens bedrijfsactiviteiten ten behoeve van het aangrenzend bedrijf:
- c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, parkeervoorzieningen en speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van industriële installaties ten hoogste 20 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 13 Wonen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. grondgebonden woningen;
- b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel, tevens detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd', uitsluitend op de eerste twee bouwlagen, tevens:
- 1. grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bruto vloeroppervlak van minimaal 1000 m2 en detailhandel in keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en jaccuzi's
- 2. dienstverlening;
- 3. kantoren met een vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2 per vestiging;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1', uitsluitend op de eerste twee bouwlagen, tevens detailhandel in niet-dagelijkse goederen met een brutovloeroppervlak van ten minste 500 m2;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 2', uitsluitend op de eerste twee bouwlagen, tevens showrooms en bijbehorende en ondergeschikte detailhandel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 1a', categorie tot en met categorie 1a, uitsluitend op de begane grond;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven', tevens voorzieningen ten behoeve van verenigingsleven;
- i. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
13.3 Specifieke gebruiksregels
Op de gronden met de bestemming Wonen is – in samenhang daarmee – ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 25% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 50 m²;
- 2. ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;
- 3. de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
13.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel - 1' of 'specifieke vorm van detailhandel - 2' verwijderen of verkleinen, indien de beëindiging van het aangeduide gebruik, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 14 Leiding - Riool
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar geldende bestemmingen - tevens bestemd voor een afvalwatertransportleiding, inclusief de zakelijk rechtstrook van 5 m aan beide zijden.
14.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 14.1 bedoeld, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
14.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.2 onder b van dit artikel.
- b. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de aldaar geldende bestemmingen – tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar geldende bestemmingen - tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.
16.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 16.1 bedoeld, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2, onder b.
- a. Omgevingsvergunning wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
- b. Alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een keurvergunning overlegd kan worden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 17 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Bestaande maten
- a. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
18.2 Overschrijding bouwgrenzen
Bouwvlakken mogen in afwijking van hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
Bestaande meubelbedrijven met een brutovloeroppervlak kleiner dan 1.000 m2 op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan mogen worden voortgezet, met dien verstande dat deze bedrijven ook mogen worden vergroot tot een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2.
Artikel 20 Uitsluiting Aanvullende Werking Bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 geluidzone - industrie
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' en 'geluidszone - industrie 3' gelden de volgende regels:
- a. geluidsgevoelige objecten ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie 1', 'geluidszone - industrie 2' en 'geluidszone - industrie 3' zijn uitsluitend toegestaan indien voldaan kan worden aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen;
- b. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn geluidsgevoelige objecten toegestaan voor zover de geluidsbelasting beneden de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai is gelegen;
- c. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het toestaan van geluidsgevoelige objecten met een geluidbelasting hoger dan 55 dB(A) mits voldaan wordt aan de Wet geluidhinder.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
23.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de overschrijdingen niet meer mogen bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak met niet meer dan 10% mag worden vergroot.
23.2 Archeologische waarden
Het college van burgemeester en wethouders kan het bestemmingsplan wijzigen door voor een of meer bestemmingsvlakken de dubbelbestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 24 Werking Wettelijke Regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Kapelpolder'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het plangebied van dit bestemmingsplan omvat het gemengde bedrijventerrein Kapelpolder, dat ten westen van de binnenstad van Maassluis ligt. Dit bedrijventerrein bestaat zowel uit zwaardere industrieën, die aan het water van de Noordgeer en Hellinggat zijn gelegen, als andere bedrijven, twee woonbuurten, winkels en een aantal (maatschappelijke) voorzieningen.
Voor het plangebied vigeert thans een aantal verouderde bestemmingsplannen. Om te voldoen aan de actualisatie- en digitalisatieplicht uit de Wet ruimtelijke ordening, is de gemeente Maassluis bezig haar bestemmingsplannen te herzien. Daarbij zullen alle bestemmingsplannen worden voorzien van een eenduidige en samenhangende juridisch-planologische regeling. Dit bestemmingsplan heeft een voornamelijk consoliderend karakter. Het richt zich daarbij op het beheer van de bestaande situatie en door het vastleggen van de ruimtelijke en functionele structuur.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het bedrijventerrein Kapelpolder. De begrenzing van het plangebied is zodanig gekozen dat een samenhangend geheel ontstaat, zowel ruimtelijk als functioneel. Daarnaast is de begrenzing dusdanig gekozen dat deze aansluit op de omliggende bestemmingsplannen.
Het plangebied ligt centraal binnen de kern Maassluis en wordt begrensd door de Westlandseweg en het water van de Noordgeer aan de noordzijde, door het Hellinggat en de achterzijde van de percelen aan de Govert van Wijnkade aan de oostzijde, door de spoorlijn Rotterdam - Hoek van Holland aan de zuidzijde en door de Mozartlaan aan de westzijde.
In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergeven.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen het plangebied vigeren (delen) van de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | gemeenteraad | Gedeputeerde Staten |
Uitbreidingsplan Kapelpolder | 30 juni 1949 | 8 november 1949 |
Herziening bestemmingsplan Kapelpolder | 4 augustus 1970 | 18 augustus 1971 |
Herziening van het Wederopbouwplan | 28 oktober 1963 | 26 oktober 1964 |
UPIO Maassluis West | 16 april 1962 | 25 mei 1963 |
1.4 Planvorm
Dit bestemmingsplan heeft een grotendeels consoliderend karakter. Er worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het plan vervult in de eerste plaats een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied, is gekozen voor een bestemmingsregeling waarin iedere functie van een eigen toegesneden bestemming en bouwregels is voorzien. Een beperkte functieverandering is mogelijk op basis van nieuwe beleidsontwikkelingen, waarbij voldoende rechtszekerheid voor de belanghebbenden in en om het plangebied wordt geboden. Hiertoe wordt onder meer gebruikgemaakt van wijzigings- en afwijkingsmogelijkheden, waarbij is geborgd dat geen ongewenste milieusituaties ontstaan.
1.5 Planproces
In het kader van de voorbereiding van dit bestemmingsplan zijn alle betrokkenen en andere belanghebbenden in het gebied per brief geïnformeerd over de planvorming. Daarbij is iedereen die plannen of wensen in het gebied heeft, uitgenodigd deze plannen voor te leggen aan de gemeente. Ook heeft in het voortraject overleg plaatsgevonden met diverse stakeholders in het gebied. De input hiervan is in dit bestemmingsplan verwerkt.
Het voorontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de diverse overlegpartners in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. Bro. Een beschrijving van dit overleg is opgenomen in Hoofdstuk 8. Daarnaast heeft het voorontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage gelegen. Hierbij is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het indienen van een inspraakreactie. Tijdens deze terinzagelegging is een informatiebijeenkomst georganiseerd, waarvoor belanghebbenden per brief zijn uitgenodigd. Een verslag van de inspraak zal in Hoofdstuk 7 worden opgenomen.
Na het vooroverleg en de terinzagelegging heeft het bestemmingsplan gedurende zes weken als ontwerp ter visie gelegen. Daarbij is eenieder in de gelegenheid gesteld tot het naar voren brengen van zienswijzen. De eventueel ingekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in hoofdstuk 7.
1.6 Leeswijzer
In het eerste gedeelte van deze toelichting bij het bestemmingsplan, hoofdstuk 2 en 3, is de gebiedsvisie van het plangebied beschreven met de juridische regeling. Dit betekent dat de gebruikers (burgers en plantoetsers) kunnen volstaan met het lezen van deze hoofdstukken. De hoofdstukken 4 tot en met 6 bevatten de onderzoeken en analyses, op basis waarvan de uiteindelijke belangenafweging heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 2 bevat de gebiedsvisie waarin een korte beschrijving van het plangebied is opgenomen en de uitgangspunten voor de regeling in het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 3 wordt in aansluiting op de gebiedsvisie een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling, zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.
In hoofdstuk 4 is een samenvatting opgenomen van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, de regio en provincie en gemeente. De gemeentelijke beleidsdocumenten komen hier beknopt aan bod. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de ruimtelijke analyse en op de functionele analyse van het plangebied. Bij de functionele analyse wordt een duidelijke relatie gelegd met het provinciaal en gemeentelijk beleid.
In hoofdstuk 6 wordt inzicht gegeven in de relevante milieuaspecten. Hoofdstuk 7 gaat in op de uitvoerbaarheid van het plan. Ten slotte wordt in hoofdstuk 8 een beschrijving gegeven van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de gebiedsvisie op het plangebied beschreven. Eerst wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied zelf en de directe omgeving en vervolgens worden de ontwikkelingen in de Kapelpolder beschreven.
2.2 Bestaande Situatie En Uitgangspunten
Op basis van de uitgangspunten die zijn geformuleerd aan de hand van het beleidskader en de ruimtelijke en functionele analyse, is hieronder de gebiedsvisie voor de Kapelpolder verwoord.
2.2.1 Ruimtelijke hoofdstructuur
De Kapelpolder heeft binnen de stad Maassluis een prominente plaats vanwege de ligging aan de belangrijkste doorgaande wegen en de ligging aan het water. Hierdoor draagt het gebied sterk bij aan de beeldvorming van Maassluis.
Door de mix van functies en verschillende vormen van bedrijvigheid zijn verschillende stedenbouwkundige structuren en massa's ontstaan, waarbij het plangebied duidelijk is op te delen in een aantal verschillende deelgebieden.
De randen van het plangebied kenmerken zich door grote bouwmassa's en een grote verkaveling. Het binnengebied met de woonbebouwing is kleiner verkaveld.
Uitgangspunten voor de juridische regeling
Het beleid is dat de stedenbouwkundige structuur van het gebied zoveel mogelijk wordt gehandhaafd. Hierbij wordt voor de woonbebouwing gekozen voor een gedetailleerde regeling om de ruimtelijke structuur te behouden. De grote bedrijfspercelen hebben een meer globale regeling waarbij de randen worden vastgelegd waar een meer flexibelere indeling van de percelen toegestaan is. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten op de planologische regeling uit de (geactualiseerde) bestemmingsplannen die elders in Maassluis vigeren.
2.2.2 Functionele structuur
Het plangebied kenmerkt zich door een grote menging van functies. Zowel woningbouw als (zware) bedrijvigheid hebben zich in de loop van de jaren gevestigd in het plangebied. Daarnaast is verspreid door het gebied nog een aantal andere functies gelegen, zoals horeca, detailhandel en maatschappelijke functies.
De randen van het plangebied kenmerken zich door de grote bedrijvigheid. Aan de haven zitten van oudsher bedrijven die met hun bedrijfsvoering gebonden zijn aan het water. Daarnaast bevindt zich in het plangebied veel consumentgerichte bedrijvigheid, zoals garagebedrijven.
Aan de Nijverheidsstraat en de Keucheniusstraat bevindt zich daarnaast een aantal bedrijfsverzamelgebouwen. Hierin zijn diverse bedrijven gevestigd, van aannemers tot dienstverlenende adviesbureaus.
In het plangebied bevindt zich ook een aantal detailhandelsbedrijven, voornamelijk grootschalige detailhandel, zoals bouwmarkten, woon- en sanitairwinkels en winkels in consumentengoederen. Ook bevindt zich een aantal maatschappelijke functies, waaronder een moskee en diverse verenigingsgebouwen, en een aantal openbare functies, zoals de brandweerkazerne en het politiebureau, in het plangebied.
Naast al deze functies staan in het plangebied ook woningen. Deze woningen concentreren zich op twee locaties. De woonwijk 't Stort ligt in het midden van het plangebied. Ten zuiden van de P.J. Troelstraweg ligt de woonwijk Elysium. Hierdoor wordt het middengebied van het plangebied gekenmerkt door de woonfunctie.
Uitgangspunten voor de juridische regeling
Het plangebied kent een mix aan diverse functies. Uitgangspunt is om deze menging van functies te behouden voor het gebied. Dat betekent enerzijds dat ruimte moet worden geboden voor flexibiliteit, maar anderzijds dat overlast voor gevoelige bestemmingen voorkomen moet worden.
2.3 Ontwikkelingen
In het plangebied speelt één ontwikkeling, die in dit bestemmingsplan meegenomen wordt. In deze paragraaf wordt deze ontwikkeling kort besproken en wordt uiteengezet hoe deze opgenomen is in het bestemmingsplan.
Islamitisch Centrum Maassluis
De Stichting Islamitisch Centrum Maassluis heeft een verzoek bij de gemeente ingediend om in een gedeelte van de voormalige garage aan de P.J. Troelstraweg 6a een educatief centrum te realiseren.
De stichting zal gebruikmaken van het bestaande pand en zal dit alleen intern verbouwen. Het gebruik van het pand als educatief centrum is echter niet mogelijk binnen het vigerend bestemmingsplan. Om deze reden wordt in dit bestemmingsplan de functie van het pand aan de P.J. Troelstraweg 6a gewijzigd. Er komen geen nieuwe bouwmogelijkheden.
Hoofdstuk 3 Juridische Planbeschrijving
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.
Vervolgens wordt ingegaan op de juridische regeling en worden de gekozen bestemmingen besproken.
3.2 Juridische Regeling
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn. In dit eerste hoofdstuk is ook een regel opgenomen over de wijze van meten. In het tweede hoofdstuk wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals een algemene regel voor het gebruik van de gronden die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. De overgangs- en slotregels maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
Om de bestaande ruimtelijke kwaliteit te borgen is gekozen voor een gedetailleerd bestemmingsplan, waarin voor elke aanwezige functie een toegesneden bestemming met regels is voorzien.
3.2.1 Inleidende regels
Conform SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008) bevatten de inleidende regels artikelen met de begripsbepalingen en de wijze van meten.
3.2.2 Bestemmingsregeling
De verschillende bestaande functies in het plangebied zijn overeenkomstig hun huidig gebruik bestemd. De bestemmingsregelingen worden hieronder nader toegelicht.
Bedrijf
De bedrijfspercelen in het plangebied zijn bestemd als Bedrijf. Binnen deze bestemming zijn, met inachtneming van de milieuzonering op de verbeelding, bedrijven toegestaan tot en met categorie 4.1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid zijn middels een specifieke bedrijfsaanduiding mogelijk gemaakt (specifieke vorm van bedrijf - 1 t/m - 14). Bij bedrijfsbeëindiging kan zich hier alleen een gelijksoortig bedrijf vestigen of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbaarheid.
Binnen de bestemming Bedrijf is detailhandel niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen of ter plaatse van de aanduidingen 'gemengd' en 'detailhandel volumineus'. Daarnaast zijn bij de bedrijfsvoering behorende kantoren toegestaan tot 50% van het bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 2.000 m².
Een deel van het bedrijventerrein Kapelpolder maakt deel uit van een geluidsgezoneerd industrieterrein. Op dit terrein zijn Wgh-inrichtingen ('grote lawaaimakers') toegestaan.
Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan, de bestaande bedrijfswoningen aan de Keucheniusstraat zijn aangeduid op de verbeelding.
Daarnaast is in het plangebied nog een aantal andere functies toegestaan die voorzien zijn van een specifieke aanduiding. Deze functies passen niet in de algemene toelaatbaarheid van de bestemming bedrijven, door deze functies door middel van een aanduiding specifiek mogelijk te maken wordt tevens voorkomen dat dergelijke functies elders in de bedrijfsbestemming kunnen worden gerealiseerd. Dit betreft de volgende situaties:
Ter plaatse van de bouwmarkt op de hoek van de Electraweg en Mozartlaan is de aanduiding 'detailhandel volumineus' opgenomen. Binnen deze aanduiding is detailhandel in volumineuze goederen toegestaan. In het plangebied bevinden zich op een aantal locaties dienstverlenende bedrijven. Deze bedrijven zijn aangeduid met de aanduiding 'dienstverlening'. De bedrijfsverzamelgebouwen aan de Nijverheidsstraat en de Keucheniusstraat hebben de aanduiding 'gemengd', hier zijn naast bedrijven ook detailhandel in volumineuze goederen, dienstverlening en kantoren toegestaan. Ter plaatse van het Poolcafé aan de P.J. Troelstraweg is de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' opgenomen. Het verenigingsgebouw is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'verenigingsleven'. De woning aan de Keucheniusstraat is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'wonen'.
Bouwregels
Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van 3 m.
Specifieke gebruiksregels
In de specifieke gebruiksregels worden regels gesteld aan het gebruik van de gronden. Hierin is geregeld dat Bevi-inrichtingen, bedrijven met een externe veiligheidscontour, uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bevi'. De opslag van meer dan 10.000 kg vuurwerk is niet toegestaan.
Detailhandel
Het detailhandelscluster aan de Electraweg is bestemd als Detailhandel. Binnen deze bestemming is detailhandel in volumineuze goederen en detailhandel in niet-dagelijkse goederen mogelijk. Onder volumineuze goederen wordt onder andere verstaan: detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen; detailhandel in volumineuze goederen, auto's, boten, motoren, caravans, scooters, zwembaden, buitenspelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's, surfplanken en tenten, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen; tuincentra; grootschalige detailhandelsbedrijven (> 1.000 m2 bvo) in meubels, keukens en badkamers, al dan niet – in ondergeschikte mate – in combinatie met woninginrichting en stoffering en bouwmarkten.
Detailhandel in dagelijkse goederen is niet toegestaan. Onder dagelijkse goederen vallen alle goederen die noodzakelijk zijn voor dagelijks gebruik, zoals kruidenierswaren en vers-producten.
Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m.
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' te kunnen verwijderen, mocht een wijziging in functie hiervoor aanleiding geven.
Groen
Belangrijke groenstructuren en permanente groenvoorzieningen zijn bestemd als Groen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, nutsvoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater mogelijk. Hierdoor biedt de bestemming enige flexibiliteit.
In tegenstelling tot de tot Verkeer - Verblijfsgebied bestemde gronden, zijn verkeersfuncties, zoals wegen en parkeerplaatsen ten behoeve van gemotoriseerd verkeer, uitgesloten. Binnen de bestemming Groen is geen bouwvlak opgenomen.
Horeca
In het plangebied komen aan de Industrieweg en het Mackayplein een aantal horecavestigingen voor. Deze zijn voorzien van een Horecabestemming. Per horeca-bedrijf is een aanduiding opgenomen, waarbij de bedrijven zijn ingeschaald in een horeca-categorie. Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m.
Kantoor
Het kantoor op de hoek van de P.J. Troelstraweg en de Hendringstraat is bestemd als Kantoor. Binnen deze bestemming zijn kantoren toegestaan. In een deel van het kantoor vinden bedrijfsactiviteiten plaats, deze zijn mogelijk gemaakt door middel van de aanduiding 'bedrijf'.
Daarnaast zijn bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.
Binnen de bestemming zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m.
Maatschappelijk
De verschillende maatschappelijke voorzieningen in het plangebied zijn voorzien van de bestemming Maatschappelijk. Om te voorkomen dat er binnen de bestemming ongewenste maatschappelijke voorzieningen kunnen worden gerealiseerd, hebben de verschillende maatschappelijke voorzieningen elk een toegesneden aanduiding, waarmee de betreffende voorziening mogelijk is gemaakt. De brandweerkazerne aan de Elektraweg is aangeduid door middel van de aanduiding 'brandweerkazerne', het politiebureau is mogelijk gemaakt door middel van de aanduiding 'openbare dienstverlening'. Ter plaatse van de aanduiding 'religie' zijn voorzieningen ten behoeve van levensbeschouwelijke en religieuze doeleinden toegestaan. Het muziekgebouw op de hoek van de Nijverheidsstraat en de A.E. Maasstraat is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'verenigingsleven' en hier zijn voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven toegestaan.
Ten slotte is voor het Islamitisch Centrum dat gerealiseerd wordt aan de P.J. Troelstraweg de aanduiding 'maatschappelijk' opgenomen. Binnen deze aanduiding is een educatief centrum toegestaan dat bedoeld is voor naschoolse opvang, begeleiding, training en cursussen met bijbehorende voorzieningen. In de begripsbepaling is opgenomen dat onder een educatief centrum niet wordt verstaan een 'ander geluidsgevoelig gebouw' zoals bedoeld in het kader van het Besluit geluidhinder, waar mensen langdurig verblijven. Het is niet toegestaan te overnachten in het centrum. Ook detailhandel is niet toegestaan.
In alle maatschappelijke bestemmingen zijn bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals groen, laad- en losruimte, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en toegangswegen.
Binnen de bestemming Maatschappelijk zijn uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwen toegestaan met inachtneming van de aanduidingen op de verbeelding. Buiten het bouwvlak zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. Terrein- en erfafscheidingen mogen worden gebouwd tot een hoogte van 2,5 m.
Tuin
Op de tuinen, behorende bij woningen, is de bestemming Tuin gelegd. Ten behoeve van de stalling van scooters en (brom)fietsen kan het bevoegd gezag afwijken van de bouwregels voor het bouwen van een overkapping met een maximaal oppervlak van 4 m².
Verkeer
Daar waar een weg een stroomfunctie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de Industrieweg, de Mozartlaan en een deel van de Westlandseweg. Ook het vrachtwagenparkeerterrein aan de Industrieweg behoort binnen deze bestemming, deze heeft binnen de bestemming de nadere aanduiding 'parkeerterrein'. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en dergelijke.
Verkeer - Railverkeer
De spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland heeft de bestemming Verkeer - Railverkeer. Binnen de bestemming zijn bouwwerken geen gebouwen toegestaan tot een hoogte van 3 m.
Verkeer - Verblijfsgebied
Behoudens de wegen die bestemd zijn als Verkeer, is het openbaar gebied bestemd tot Verkeer -Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn zowel gebieden met een verblijfsfunctie, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speeltoestellen en speelplaatsen, wegen, voet- en fietspaden en water toegestaan, waardoor een zekere mate van flexibiliteit wordt geboden.
Wonen
Het wonen is naast bedrijven een belangrijke functie binnen het plangebied. Deze hebben de bestemming Wonen. Binnen deze bestemming vallen zowel grondgebonden woningen met tuinen als gestapelde woningen.
Bebouwing ten dienste van de bestemming mag alleen worden gerealiseerd binnen de op de plankaart aangegeven bestemmings- en bouwvlakken. Voor de grondgebonden woningen is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen, voor de appartementengebouwen is een maximale bouwhoogte opgenomen. Op garageboxen c.q. bergruimten is de aanduiding 'garage' (ga) gelegd. De diepte van een aan- of uitbouw mag, gemeten vanuit de oorspronkelijke gevel van het hoofdgebouw, ten hoogste 3 m bedragen.
Naast het wonen zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Het uitoefenen van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is direct mogelijk gemaakt, mits de woonfunctie blijft prevaleren. Om te garanderen dat de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft, mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning (met een maximum van 50 m²), inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, worden benut ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. Daarnaast moet in voldoende parkeergelegenheid voorzien zijn en mogen de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en niet gepaard gaan met horeca of detailhandel.
Functieaanduidingen
Binnen de woonbestemming zijn op de begane grond nog diverse andere functies aanwezig. Omdat het gebied hoofdzakelijk een woonfunctie heeft, zijn deze functies binnen de bestemming Wonen mogelijk gemaakt middels functieaanduidingen 'detailhandel', 'horeca tot en met categorie - 1a' of 'verenigingsleven'. Deze functies zijn alleen toegestaan op de eerste bouwlaag.
De winkelstrip bij het Elysium is mogelijk gemaakt middels de aanduiding 'gemengd'. Binnen deze aanduiding zijn kantoren, dienstverlening en grootschalige detailhandelsbedrijven in meubels, keukens, badkamers, woninginrichting en stoffering toegestaan. Omdat het hierbij gaat om grootschalige detailhandelsbedrijven dienen deze winkels een bruto vloeroppervlak te hebben van ten minste 1.000 m2. In de algemene regels is opgenomen dat bestaamde meubelbedrijven kleiner dan 1.000 m2 mogen worden voortgezet. Daarnaast zijn in de strip nog een aantal specifieke winkels en bedrijven deze hebben de aanduidingen 'specifieke vorm van detailhandel -1' en '- 2'. Binnen deze aanduidingen zijn respectievelijk showrooms met bijbehorende en ondergeschikte detailhandel en detailhandel in niet-dagelijkse goederen toegestaan.
In de bestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - 1' of '- 2' te kunnen verwijderen, mocht een wijziging in functie hiervoor aanleiding geven.
Waarde - Archeologie
Op basis van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart is op de plankaart een gebied aangeduid met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie. Op deze gronden worden extra regels gesteld aan het bouwen en uitvoeren van werken ter bescherming van de eventueel aanwezige archeologische waarden.
Geluidszone - industrie
Binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding 'geluidszone-industrie' geldt dat geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk zijn in het kader van de Wet geluidhinder.
3.2.3 Algemene regels
In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene gebruiksregels, afwijkingsregels en wijzigingsregels. In de algemene regels is onder meer opgenomen dat bestaande meubelbedrijven kleiner dan 1.000 m2 mogen worden voortgezet en vergroot, bij vergroting van het bedrijf hoeft deze niet meer dan 1.000 m2 te bedragen, maar mag ook kleiner dan 1.000 m2 blijven.
3.2.4 Overgangsrecht en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
3.3 Handhaving
De handhaving van de regelgeving vervat in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat bij de handhaving van dit plan met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Waar regels zijn, moet gehandhaafd worden. Zo ook bij regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn erop gericht de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren.
Handhaving op dit gebied is de laatste tijd steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken, is handhaving inmiddels geworden tot een beginselplicht waarvan slechts deugdelijk gemotiveerd afgeweken kan worden.
Omdat er teveel regels zijn om alles te kunnen handhaven zal het bestuur onderbouwde keuzes moeten maken. In de uitwerkingsregels van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor), is de plicht voor bestuursorganen om een handhavingsbeleid vast te stellen wettelijk verankerd. In het Bor wordt onder meer gesteld dat het handhavingsbeleid inzicht dient te geven in de prioriteitstelling, in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd, de manier waarop sancties worden toegepast.
De gemeente Maassluis heeft haar handhavingsbeleid vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Wabo (30 augustus 2011). In deze nota wordt een integrale visie gegeven op de wijze van handhaven van de gemeente.
Het denken in termen van individuele producten is niet meer uitgangspunt voor de inzet van toezicht en handhaving maar de kernbegrippen zijn cluster (of ketengericht) werken. De toezicht en handhavingstaken zijn in dat geval geclusterd naar de wijze waarop de toezicht en handhaving zal worden georganiseerd.
Om te kunnen toezien op de waarborging van een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid en het uitvoeringsprogramma wordt een handhavingsregisseur aangesteld die daarnaast een aantal wettelijke taken op zich zal nemen. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de vergunningverlenende en de handhavende taken. De vergunningverlenende taken worden uitgevoerd in de afdeling ROVM door het team Bouw- en Woningtoezicht. Toezicht en Handhaving wordt uitgevoerd door het team Handhaving en Toezicht.
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Inleiding
De beleidscontext voor de visie op de ontwikkeling van het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en regionaal en gemeentelijk beleid beknopt samengevat.
4.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
In de SVIR en het Barro kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Maassluis relevante belangen zijn:
- Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren.
- Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
- Het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
- Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg, spoor en vaarwegen.
- Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen.
- Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
- Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
- Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
- Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Rijksbelang in de omgeving van het plangebied zijn de A20 als onderdeel van de hoofdwegenstructuur, de spoorlijn (hoofdspoorwegennet), de Nieuwe Waterweg (hoofdvaarwegennet) en de hoofdwaterkering. Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze onderdelen. De ontwikkeling past daarmee binnen het rijksbeleid.
4.3 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2011)
De kern van de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het plangebied is aangeduid als stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer.
Om doorwerking van provinciale belangen te borgen, zijn een aantal beleidsuitgangspunten opgenomen in de verordening Ruimte.
Gedeputeerde Staten hebben inmiddels op 27 november 2012 de actualisatie 2012 structuurvisie en Verordening Ruimte vastgesteld. Provinciale Staten zullen dit naar verwachting doen op 30 januari 2013.
Provinciale verordening (2011)
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren. De ambities voor Kapelpolder passen hiermee binnen de verordening.
Kapelpolder is daarnaast ook aangewezen als opvanglocatie voor perifere detailhandel. In het bestemmingsplan zijn de in het plangebied aanwezige detailhandels locaties positief bestemd. Voor niet-perifere detailhandel is in het bestemmingsplan een aparte regeling opgenomen, hiermee past het bestemmingsplan binnen de verordening.
4.4 Regionaal Beleid
Landschapontwikkelingsperspectief (LOP, 2009)
Midden-Delfland is een prachtig open veenweidegebied tussen Rotterdam en Den Haag. Maassluis neemt in het Midden-Delflandgebied een bijzondere positie in aan de Nieuwe Waterweg. Het is een topgebied en dat willen Maassluis en de omringende gemeenten graag zo houden. Het LOP presenteert een streefbeeld en geen eindbeeld. Er wordt een gemeenschappelijke koers gegeven om nieuwe ontwikkelingen in de gewenste richting te sturen en werkt door in het ruimtelijk beleid.
Specifieke opgave vanuit het LOP voor het plangebied zijn de waterverbindingen tussen stad en land. In dit bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd tot water, waarmee deze verbindingen zijn gegarandeerd.
4.5 Gemeentelijk Beleid
4.5.1 Structuurvisie Maassluis 2012-2025 (2012)
Maassluis streeft ernaar een sociale en financieel gezonde stad te zijn. Bij de ontwikkelingen in de stad is duurzaamheid een belangrijk thema. Dit wordt verder uitgewerkt in een duurzaamheidsvisie. De missie en centrale leidraad voor de structuurvisie is daarom: Sociaal, solide en duurzaam. Keuzes maken voor een goede toekomst.
Een deel van de ruimtelijke visie krijgt zijn uitwerking in ruimtelijke ontwikkelingen die al in gang zijn gezet of in voorbereiding zijn (Binnenstad, Sluispolder-West, Balkon, Burgemeesterswijk, Dijkpolder, ''kleinere locaties'', Woonservicezones, De Dijk, Uitbreiding Lely, De Kade en Kapelpolder). De ontwikkelingen met betrekking op Kapelpolder worden hier kort toegelicht.
Uitwerking herstructureringsopgave Kapelpolder
Uitgangspunt voor Kapelpolder is uitgifte van de beschikbare gronden met het oog op versterking van de werkgelegenheid in combinatie met afrondende woningbouw.
Het gebied Kapelpolder wordt begrensd door Mozartlaan - Elektraweg - Noordgeer - Govert van Wijnkade en Industrieweg. Dit gebied is een interessant woon- en werkgebied, gunstig gelegen ten opzichte van Binnenstad, station en Nieuwe Waterweg met circa 600 woningen en tal van bedrijven met ongeveer 900 arbeidsplaatsen.
Het uitgangspunt voor Kapelpolder is het versterken van de werkgelegenheid. Er wordt daarbij ingezet op een ontwikkeling van de beschikbare gronden voor bedrijven en afrondende woonbebouwing. De planvorming hiervoor moet nog plaatsvinden. Dit gebied is in de structuurvisie daarom opgenomen als uitwerkingsgebied.
Aandachtspunten bij toekomstige planvorming/uitwerking Kapelpolder
Voor de toekomstige uitwerking van de locatie worden de volgende ambities en aandachtspunten vanuit de structuurvisie meegegeven:
- versneld uitgeven braakliggende gronden ten behoeve van werkgelegenheid;
- wandvorming langs Heldringstraat;
- behoud bestaand groen. In samenhang met nieuwe ontwikkelingen bezien of de groenstructuur versterkt kan worden;
- locatiegewijze herontwikkeling/revitalisering bedrijvigheid en waar mogelijk woningbouw.
In dit bestemmingsplan wordt de uitvoering van de Structuurvisie voor de Kapelpolder planologisch mogelijk gemaakt. Zo wordt in het bestemmingsplan onder meer (beperkt) woningbouw mogelijk gemaakt.
4.5.2 Wegenstructuurvisie Maassluis (2010 - 2025)
In de wegenstructuurvisie Maassluis zijn oplossingsrichtingen gegeven voor de toekomstige verkeersstructuur van Maassluis en is onderzocht of er knelpunten te verwachten zijn met de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis tot 2025.
Uit de structuurvisie blijkt dat het wegennet van Maassluis, zonder uitbreiding met nieuwe infrastructuur, maar wel met het toepassen van enkele benuttings- en aanpassingsmaatregelen, voldoende capaciteit biedt om de effecten op het verkeer van de nu bekende ontwikkelingen tot 2025 te kunnen verwerken. Hoewel er een stijging is van de verkeersbelasting van het wegennet, blijven de milieu-effecten binnen de wettelijke normen en vragen deze geen extra maatregelen.
De ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt hebben geen invloed op het wegennet en passen daarmee binnen de kaders die gesteld worden in de Wegenstructuurvisie.
4.5.3 Archeologisch beleid (2013)
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch beleid binnen de stadsgrenzen. Daarvoor heeft Maassluis informatie nodig over wat er zich in de grond bevindt. Hiertoe heeft de gemeenteraad van Maassluis op 16 april 2013 het Archeologiebeleid Maassluis 2013 vastgesteld. Onderdeel van dit beleid is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart gelden voor het plangebied diverse archeologische verwachtingswaarden. Deze zijn in dit bestemmingsplan vertaald.
Op het aspect archeologie wordt nader ingegaan in hoofdstuk 6.
4.5.4 Duurzaamheidsvisie gemeente Maassluis (2012-2015)
Maassluis is een stad waar mensen wonen, werken en recreëren. Het is een stad waar veel gebeurd op lokaal niveau. De gemeente kiest er daarom voor om de duurzaamheid in de stad te bezien volgens de principes van People (mensen), Planet (milieu) en Prosperity (welvarendheid), of volgens het coalitie akkoord 'sociale, financiële en duurzame doelstellingen' die in een harmonieuze wijze gecombineerd gelijktijdig dienen te worden gehaald.
De gemeente heeft een daarom duurzaamheidsbeleid geformuleerd die moet leiden tot een CO2-neutrale stad in 2040. De gemeente wil hierbij inzetten op een lager energieverbruik en een meer gebruik maken van duurzaam opgewekte energie. Hiervoor zet de gemeente in op haar eigen organisatie en op stimuleren van duurzaamheid bij bedrijven en burgers.
4.5.5 Groenstructuurplan (2001)
De bestaande groenstructuur in de bebouwde kom blijft behouden. De gemeente formuleert voor zichzelf de opgave om te blijven investeren in de groene route door Maassluis. De voorgestelde structuur is echter geen blauwdruk maar verbeeldt een ambitie. In de praktijk is de route herkenbaar als een aaneenschakeling van groene openbare ruimten verbonden door lanen. Het gemeentelijk groenstructuurplan zal de komende tijd worden geactualiseerd.
In dit bestemmingsplan is het bestaande groen als zodanig bestemd. Binnen de andere bestemmingen zijn groenvoorzieningen mogelijk gemaakt.
4.5.6 Welstandsbeleid (2012)
Uitgangspunten voor welstand
Maassluis zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. Voor de woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat betreft welstand terughoudend opstellen en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief.
Gebieden
Per gebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld met daarin een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering. De welstandscriteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouwmassa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur. Met de welstandscriteria kan de commissie zich binnen de grenzen van het bestemmingsplan een gewogen oordeel vormen. In aanvulling op de tekst zijn foto's opgenomen, die een impressie van het gebied geven en zowel goede als slechte voorbeelden tonen.
Niveaus
Voor elk welstandsgebied is het gewenste welstandsniveau aangegeven. Het welstandsniveau sluit zoveel mogelijk aan bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen.
De bedrijventerreinen, waaronder de Kapelpolder, zijn soepel welstandsgebied. Hier wil de gemeente zich terughoudend opstellen en zich met name richten op het voorkomen van negatieve gevolgen voor de omgeving. Om deze reden ligt hier de nadruk op de randen en de hoofdwegen door het gebied.
4.5.7 Nota Horecabeleid (2012)
Het doel is een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat en waar het woon- en leefgenot gewaarborgd is en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.
Beleidsuitgangspunten per gebied
Belangrijk is dat horeca in Maassluis aansluit bij de behoefte in de verschillende wijken/gebieden en dat dit ook wordt vastgelegd in de lokale bestemmingsplannen. Gekozen is om het beleid per wijk/gebied te beschrijven.
Leidend hierbij is het uitgangspunt om horeca te centreren in de winkelgebieden, te weten het Stadshart, Koningshoek, Steendijkpolder en Palet. De reden hiervan ligt in het feit, dat uitgaan in horecabedrijven min of meer gerelateerd is aan winkelgebieden. De winkelgebieden zijn over de hele stad verdeeld; de schaalgrootte van Maassluis vraagt niet om extra horecagelegenheden in de overige wijken/gebieden.
Categorisering
De volgende typering wordt gehanteerd:
- categorie 1 lichte horeca;
- categorie 2 horeca;
- categorie 3 middelzware horeca;
- categorie 4 zware horeca.
Kapelpolder
Het gebied Kapelpolder kenmerkt zich als een woonwijk in combinatie met bedrijvigheid. In het gebied is een aantal horecabedrijven gevestigd, waaronder een snackbar, café, en een snooker-/biljartcentrum. Deze bedrijven zijn geïntegreerd in de wijk en voorzien in een (lokale) behoefte. Uitbreiding van horeca in dit gebied is niet wenselijk. Er is geen ruimte voor de vestiging van nieuwe horecabedrijven. Voor het gebied Kapelpolder wordt een consoliderend beleid voorgestaan.
De aanwezige horecavoorzieningen worden in het bestemmingsplan op maat bestemd. Er wordt geen nieuwe horeca mogelijk gemaakt. Hiermee sluit het bestemmingsplan aan bij het horecabeleid.
4.5.8 Detailhandelsvisie Maassluis 2012
Aanleiding voor een nieuwe detailhandelsvisie voor de gemeente zijn landelijke ontwikkelingen in de detailhandel en diverse ontwikkelingen binnen Maassluis. Om te kunnen inspelen op deze ontwikkelingen is het noodzakelijk om een heldere visie te hebben die inspeelt op deze ontwikkelingen. De visie gaat in hoofdlijnen uit van een versterking van de functie en positie van Koningshoek als hoofdwinkelcentrum van Maassluis en omgeving. De gemeentelijke ambitie gaat uit van de volgende punten:
- Concentratie van dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod in een modern hoofdwinkelgebied.
- Behoud van spreiding van dagelijks aanbod over de inwoners in eigentijdse boodschappencentra.
- Benutten van de potenties van het historische centrum voor het behoud van bijzonder winkelaanbod.
In het plangebied zijn twee winkelconcentraties, aan de Elektraweg en het Elysium aan de Industrieweg, gelegen. Voor deze twee perifere clusters geldt dat deze worden ingezet als doelgerichte aankooplocatie voor volumineus aanbod in de branches wooninrichting, doe-het-zelf en tuinartikelen. Uitbreiding van het niet-perifere detailhandels aanbod is op deze locatie niet wenselijk. De bestaande winkels worden op termijn bij voorkeur verplaatst naar het winkelcentrum Koningshoek. De bestaande rechten voor deze locaties zijn in het bestemmingsplan gerespecteerd. Wel is voor deze locaties een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee, indien de niet-perifere detailhandel niet langer ter plaatse is gevestigd, de specifieke aanduidingen in het bestemmingsplan kunnen worden verwijderd.
4.5.9 Beleidsregels parkeren Maassluis 2012
In de bouwverordening van Maassluis is opgenomen dat bij gebouwen voldoende parkeergelegenheid dient te zijn aangebracht en dat dit primair op eigen terrein dient te geschieden. Ter bevordering van de rechtszekerheid heeft het college in de beleidsregels parkeren Maassluis 2012 vastgelegd welke parkeernormen van toepassing zijn bij bouwplannen. In de beleidsregels is tevens vastgelegd op welke voorwaarden afgeweken mag worden van de parkeernormen.
4.6 Conclusie
De ambities voor Kapelpolder zijn niet in strijd met het beleid van het Rijk en provincie en passen binnen het beleid van de gemeente. In verschillende beleidsdocumenten zijn beleidsuitgangspunten opgesteld voor de ontwikkeling van Kapelpolder. In het bestemmingsplan wordt aan deze beleidsuitgangspunten voldaan.
Hoofdstuk 5 Ruimtelijke En Functionele Analyse
5.1 Inleiding
Dit hoofdstuk bestaat uit een beknopte ruimtelijke analyse van het plangebied. Er wordt ingegaan op de bestaande situatie van het plangebied, waarbij eerst de hoofdstructuur wordt beschreven. Daarna wordt ingegaan op de ruimtelijke aspecten van de verschillende deelgebieden binnen het plangebied. Uit deze onderdelen en het relevante beleid worden vervolgens de uitgangspunten voor de gebiedsvisie geformuleerd.
5.2 Ontstaansgeschiedenis
De Kapelpolder in Maassluis is ontstaan door het storten van baggerspecie uit de Nieuwe Waterweg. Vanaf 1872 is hiermee begonnen, om op deze manier een snellere verlanding van de polder mogelijk te maken. Na de realisatie van de spoorlijn Rotterdam - Hoek van Holland werd de polder in 1916 tot aan de Spoordijk opgehoogd, om de polder hiermee geschikt te maken voor gebruik.
Kapelpolder 1906 (bron: www.watwaswaar.nl)
Rondom de haven ontstaat dan langzaam aan al wat kleine bedrijvigheid. Vanwege het gebrek aan bouwterrein binnen de stad wordt in 1918 gestart met de bouw van bijna 300 arbeiderswoningen in de Kapelpolder: de woonwijk 't Stort. Deze wijk werd in eerste instantie opgezet naar het tuindorp-concept, waarbij meer aandacht werd besteed aan de buitenruimte en diverse voorzieningen voor de bewoners. Dit concept kwam niet helemaal uit de verf. Door de afgezonderde ligging van de woonwijk kwamen er nauwelijks voorzieningen naar de nieuwe wijk.
Na de Tweede Wereldoorlog vestigen zich steeds meer grotere bedrijven rondom de woonwijk. Hierdoor kreeg de Kapelpolder meer het karakter van een bedrijventerrein. Door het vertrek van de betonelementenfabriek ontstaat er, eind 20e eeuw, met de wijk Elysium bij de P.J. Troelstraweg ruimte voor nieuwe woningbouwontwikkeling. Hierdoor is de woonfunctie in het gebied weer versterkt.
5.3 Ruimtelijke Structuur
Het plangebied ligt centraal binnen de kern Maassluis en wordt aan diverse zijden begrensd door belangrijke doorgaande wegen. De doorgaande weg Industrieweg - Mozartlaan is een belangrijke ontsluitingsweg. Deze vormt samen met de Laan 1940-1945 en de Westlandseweg de doorgaande verbinding tussen de verschillende wijken van Maassluis. Door de ligging aan deze belangrijke verbindingen heeft het plangebied een prominente plaats binnen Maassluis en draagt het gebied sterk bij aan de beeldvorming van Maassluis.
Aan de noordoost en de oostzijde wordt het plangebied begrensd door het water van de Noordgeer en het Hellinggat. Deze watergangen zijn een vertakking van de Binnenhaven. Het water vormt de overgang naar de binnenstad van Maassluis. Vanaf de binnenstad is de rand van het bedrijventerrein dan ook goed zichtbaar.
Bebouwingsstructuur
De bebouwingsstructuur van het plangebied is zeer divers. Als gevolg van de mix van functies en de verschillende vormen van bedrijvigheid is er een lappendeken ontstaan van verschillende vormen en massa's. Het plangebied is op te delen in de volgende ruimtelijke deelgebieden, met elk hun eigen karakter en structuur:
- 1. zone langs de Industrieweg;
- 2. zone langs de Westlandseweg;
- 3. zone langs de Mozartlaan;
- 4. zone langs het Noordgeer en Hellinggat;
- 5. het binnengebied;
- 6. woongebied 't Stort (inclusief Keucheniusstraat en Mackayplein);
- 7. woongebied Elysium.
1. Zone langs de Industrieweg
De zone langs de Industrieweg bestaat uit de strip bedrijven die zijn gelegen tussen de Industrieweg en de P.J. Troelstraweg/Keucheniusstraat. De strip bestaat uit een dubbele verkaveling. Hierdoor zijn de bedrijven met voorkanten op zowel de Industrieweg als de P.J. Troelstraweg/Keucheniusstraat georiënteerd.
zone 1 (bron: Bingmaps.nl)
De maatvoering van de bebouwing binnen de strip is divers. Kleine en grote gebouwen wisselen elkaar af. Veel gebouwen zijn tegen elkaar aangebouwd. Hierdoor ontstaat een hoge bebouwingsdichtheid. Omdat het gebied niet lineair verkaveld is en in de loop van de tijd de eigendomssituatie verrommeld is, zijn afzonderlijke gebouwen op de achterpercelen vaak niet meer herkenbaar. De bouwhoogte in dit deelgebied varieert van 3 tot circa 10 m waarbij zowel platte afdekkingen als kappen zijn gebruikt.
De wanden langs de hoofdroutes kennen een grote diversiteit in architectuur, bouwhoogten, vorm en materiaalgebruik. Daarnaast zijn er nog enkele plekken onbebouwd die onder andere worden gebruikt voor opslag van materialen, caravans en auto's.
2. Zone langs de Westlandseweg
De zone langs de Westlandseweg is een gemengde strip met bedrijven, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en detailhandelsondernemingen. De bedrijven en detailhandel hebben hun adres aan de Electraweg en staan in principe met de achterkant richting de Westlandseweg. De maatschappelijke voorzieningen in de vorm van het politiebureau en de moskee hebben daarentegen een duidelijke oriëntatie op de Westlandseweg.
zone 2 (bron: Bingmaps.nl)
Het grootste deel van de gebouwen is aan elkaar gebouwd. Alleen het politiebureau en de moskee zijn losse gebouwde elementen. De moskee en het politiebureau wijken ook af in bouwhoogte. Het aaneengebouwde blok heeft een hoogte van 8 m. Het politiebureau heeft een hoogte van circa 16 m. De hoofdmassa van de moskee is 8 m hoog, maar de minaret is circa 18 m hoog. De aaneengebouwde gebouwen hebben, ondanks eenzelfde goothoogte en eenvoudige bouwstijl, door afwijkend materiaalgebruik en gevelarchitectuur een individuele uitstraling.
Tussen de Westlandseweg en de gebouwen is een brede groene zone aanwezig die de weg begeleidt. Door de relatief grote afstand tussen de gebouwen en de Westlandseweg is er geen directe oriëntatie op deze hoofdroute.
3. Zone tussen de Mozartlaan en Nijverheidsstraat
De zone tussen de Mozartlaan en Nijverheidsstraat is dubbel georiënteerd. Enkele grote bedrijven hebben hun ingang aan de Mozartlaan. Langs de Mozartlaan met zijn brede profiel manifesteren de industriële gebouwen zich redelijk eenduidig. De bouwhoogten van de gebouwen varieert tussen de 8 en 12 m. De losse eenvoudige vierkante kantoorgebouwen en expeditieloodsen in lichte kleuren staan achter een groene bufferstrook langs de Mozartlaan. Een bomenrij onttrekt zelfs een deel van de gebouwen aan het zicht.
zone 3 (bron: Bingmaps.nl)
Langs de Nijverheidsstraat is het beeld diverser. Langs deze bedrijvenstraat met een beduidend smaller profiel zijn de bouwhoogten minder hoog en variëren van 4 tot 8 m. Duidelijke voorkanten worden afgewisseld met open terreinen die dienstdoen als opslagplaats. Verschillende vormen en massa's wisselen elkaar af. Oudere bedrijfspanden met een kap staan naast nieuw opgerichte moderne bedrijfspanden. Deze gemengde strook vernieuwt zichzelf steeds waardoor een afwisseling van bedrijven, bouwstijlen, vormen en massa's ontstaat.
4. Zone langs Noordgeer en Hellinggat
De rand langs het water van de Noordgeer en Hellinggat is vanouds een strook waar watergebonden bedrijvigheid zich heeft gevestigd. Deze bedrijven waren vaak ook grotere bedrijven die de waterweg als aan- en afvoerroute gebruikten voor bulkgoederen, grote hoeveelheden grondstoffen of omvangrijke producten.
zone 4 (bron: Bingmaps.nl)
Tegenwoordig is het grootste deel van de watergebonden bedrijvigheid in deze strook vertrokken. Momenteel zijn er nog twee bedrijven aanwezig met een directe binding met en de afhankelijkheid van het water. Het betreft enerzijds de betonfabriek die voor de aanvoer van grondstoffen deels afhankelijk is van het vervoer over water. Daarnaast is een scheepswerf aanwezig aan het Hellinggat. Tussen deze twee bedrijven ligt een aantal uiteenlopende bedrijven die geen binding hebben met het water. In deze strook is tevens de gemeentewerf gevestigd. Deze bebouwing in deze strook is relatief grootschalig.
5. Het binnengebied
Het binnengebied met bedrijven rond de woonbuurt 't Stort kent een erg diffuse structuur met een relatief lage bebouwingsdichtheid. Her en der zijn in de loop der tijd verschillende bedrijven opgericht. Het voormalige Pot-Palletterrein aan de Heldringstraat ligt sinds de sloop van de bedrijfsbebouwing braak. Langs de Industrieweg zijn kleine geschakelde bedrijfseenheden opgericht voor startende ondernemingen.
In de groenzone langs de Troelstraweg zijn enkele jaren geleden losse gebouwen neergezet zoals een kantoor van de woningbouwvereniging en een bedrijfsruimte voor een autodealer. De bouwhoogten variëren van 4 tot 12 m (kantoorgebouw woningbouwvereniging). Hierdoor zijn het continue groene karakter en de groene verbinding tussen de Binnenhaven en het woongebied van de Componistenbuurt-Zuid minimaal.
zone 5 en 6 (bron: Bingmaps.nl)
6. Woongebied 't Stort, Mackayplein en Keucheniusstraat
Midden in het plangebied ligt woongebied 't Stort, aan de oostkant overlopend in de bebouwing aan het Mackayplein en de Keucheniusstraat. Dit woongebied dateert uit de jaren '30 en is aangelegd voordat het omliggende bedrijventerrein is gerealiseerd. Aan de zuidzijde, aan de Talmastraat, het Mackayplein en de Keucheniusstraat, heeft de buurt een duidelijk afgerond karakter. Echter aan de west- en noordzijde grenzen de achtertuinen van de woningen aan braakliggende gronden of direct aan de Nijverheidsstraat.
't Stort is een typische arbeiderswijk uit de jaren '30. Hoewel de wijk op het eerste gezicht sober en doelmatig oogt, heeft deze toch een duidelijke stedenbouwkundige en architectonische opzet met verschillende type woningen binnen een herkenbaar stramien. De bouwstijl is herkenbaar met woningen die zijn opgebouwd uit rode baksteen en bestaan uit een begane grond met een kapverdieping. Daarbij is bijzondere aandacht besteed aan de stedenbouwkundige opzet. Op strategische plekken, zoals hoeken en onderdoorgangen en aan pleinen, zijn verbijzonderingen aangebracht zoals een andere nokrichting, hogere kappen of een iets naar voren geschoven gevel. Maar ook in de woonstraten is met een verspringende gootlijn een afwisselend beeld gemaakt.
De goothoogte van de woningen varieert naar type en bedraagt tussen de 4 en 6 m. Door de eenduidige en ononderbroken wanden en de consistente vormgeving langs de Talmastraat/Mackayplein en de Keucheniusstraat vormt 't Stort een duidelijk geheel binnen zijn omgeving en als zodanig dient het beschermd te worden.
7. Woongebied Elysium
Op de plek van de voormalige betonelementenfabriek zijn woningen en een winkelstrip ontwikkeld. De woningen zijn georiënteerd naar de binnenkant van het bedrijventerrein. De lange wand met winkels (Elysium) en daarboven de terraswoningen is georiënteerd op de buitenzijde van het plangebied, richting de Industrieweg.
zone 7 (bron: Bingmaps.nl)
Het woongebiedje met grondgebonden rijwoningen en appartementen is eenduidig vormgegeven. De rijen staan haaks op het langgerekte appartementenblok. De koppen van de rijen grondgebonden woningen zijn afgerond door korte rijtjes. De grondgebonden woningen bestaan uit 2 bouwlagen met een mansardekap. De appartementen zijn ondergebracht in een langgerekt blok (samen met de winkels) met een bouwhoogte van circa 12 m en een hoger appartementengebouw (samen met een kantoorgebouw) met een bouwhoogte van circa 27 m.
5.4 Functionele Structuur
De Kapelpolder kenmerkt zich door een duidelijke menging van functies, waarin zowel woningen, bedrijven en maatschappelijke functies een plaats hebben.
5.4.1 Bedrijven
In de Kapelpolder bevinden zich meerdere bedrijven die een zeer uiteenlopende bedrijfsvoering hebben. Een deel van de bedrijven betreft zware bedrijvigheid, zoals de betoncentrale en de scheepswerf. De zwaardere bedrijvigheid is voornamelijk aan de zijde van het water gelegen. Verder zijn er kleine bedrijven met kantoortjes gevestigd. Een deel van de bedrijven is (ook) op consumenten gericht, bijvoorbeeld de aanwezige autodealers. Deze bedrijven liggen voornamelijk aan de Nijverheidsstraat - Mozartlaan en de Keucheniusstraat - Industrieweg. Daarnaast zijn aan de Keucheniusstraat en de Nijverheidsstraat ook twee bedrijfsverzamelgebouwen met diverse kleine bedrijven gevestigd, variërend van aannemers tot dienstverlenende adviesbureaus. Hier ligt ook het kantoor van corporatie MaasDelta.
5.4.2 Wonen
In de Kapelpolder liggen twee woongebieden. De woningen liggen verscholen achter de bedrijvigheid en daarmee geïsoleerd van de rest van de woongebieden van Maassluis: voorbijgangers die over een van de hoofdroutes langs het gebied rijden zien de woningen eigenlijk alleen boven de winkels in het Elysium, dat eind vorige eeuw is opgeleverd. De woningen boven het Elysium zijn appartementen over meerdere lagen. Achter de appartementen en ten zuiden van de P.J. Troelstraweg, zijn (grondgebonden) rijwoningen gerealiseerd in de koopsector.
In 't Stort staan grondgebonden huurwoningen die eigendom zijn van de corporatie MaasDelta.
5.4.3 Detailhandel en horeca
Maassluis kent twee clusters met volumineuze en grootschalige detailhandel, die beide in de Kapelpolder zijn gelegen. Het ene cluster is gelegen aan de Industrieweg, de andere cluster is gevestigd aan de Elektraweg. Deze beide locaties hebben een functie voor alle inwoners van Maassluis.
Verder zijn in het gebied op meerdere plaatsen solitaire winkels en horecavestigingen gevestigd. Dit betreft onder andere een supermarkt en een winkel in tweedehands goederen aan de Heldringstraat. In de supermarkt is tevens een klein horecabedrijf gevestigd. Aan de Industrieweg is een cafetaria en aan het Mackayplein is horeca gevestigd. In een van de fabriekshallen aan de P.J. Troelstraweg is daarnaast een poolcafé gesitueerd.
Het gemeentelijk beleid is erop gericht om te stimuleren dat verspreid winkelaanbod verplaatst naar één van de bestaande winkelconcentraties, waarbij de vrijgekomen locaties door andere functies kunnen worden ingevuld. Ten aanzien van horeca zullen bestaande horeca-vestigingen blijven gehandhaafd en worden nieuwe horeca-bedrijven niet toegestaan.
5.4.4 Maatschappelijk
In het plangebied ligt een aantal belangrijke maatschappelijke voorzieningen. Aan de Electraweg liggen de Brandweerkazerne en het politiebureau. Daarnaast staat op de hoek van de Electraweg en de Mozartlaan een moskee. Aan de Nijverheidsstraat en de P.J. Troelstraweg zijn verenigingsgebouwen.
5.4.5 Groen en water
Het groen langs de Mozartlaan maakt onderdeel uit van de stedelijke groenstructuur. In het Groenstructuurplan Maassluis (2001) is behoud en versterking van deze stedelijke groenstructuur als kernpunt van het beleid vastgelegd. Functieverandering en uitgifte van het groen is in beginsel niet mogelijk. Groen dat in eigendom is van derden wordt door middel van het bestemmingsplan beschermd.
In het plangebied is geen water gelegen, wel is ten noordoosten van het plangebied de haven van Maassluis gelegen. De bedrijfspercelen aan het water zijn deels ook nog watergebonden, waardoor het water een belangrijke functie heeft voor een deel van het bedrijventerrein. Het water heeft echter vanuit de rest van het gebied geen relatie met het plangebied.
5.5 Verkeersstructuur
Bestaande situatie
Ontsluiting
De Kapelpolder wordt voor het autoverkeer via de Industrieweg (of de route Wagenstraat - P.C. Hooftlaan), via de Laan 1940-1945 ontsloten op de A20 (Rotterdam-Hoek van Holland). Daarnaast is ook een route via de Westlandseweg, Rozenlaan, Maassluiseweg en Oude Veiling naar de A20 aanwezig. De Industrieweg, de Mozartlaan en de Westlandseweg zijn de belangrijkste wegen voor het plangebied en gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Op deze wegen met een recht en overzichtelijk tracé zijn vrijliggende fietspaden aanwezig. De doorgaande wegen aan de randen van het plangebied hebben een belangrijke functie voor de aansluiting van (west) Maassluis op de autosnelweg.
De overige wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.
Langzaam verkeer
Op de gebiedsontsluitingswegen bevinden zich fietsstroken en fietspaden. Op de erftoegangswegen wordt het fietsverkeer en het autoverkeer gemengd afgewikkeld; er zijn hier geen aparte fietspaden.
Openbaar vervoer
Het plangebied bevindt zich tussen twee NS-stations (Maassluis en Maassluis West), zodat de afstand tot een treinstation nergens meer dan circa 900 m bedraagt. Op dit station halteren treinen in de richting Hoek van Holland en Rotterdam. Ter hoogte van de kruising van de Mozartlaan en de Westlandseweg wordt gehalteerd door busverbindingen tussen Maassluis West en Schiedam, Westland en Den Haag.
Parkeren
Bestaande situatie
In het plangebied wordt zowel op eigen terrein als in de het openbaar gebied langs de wegen en straten geparkeerd. Een aantal woningen heeft de beschikking over een eigen garage. Echter wordt bij de meeste woningen in het openbaar gebied geparkeerd.
De bedrijven maken zowel gebruik van parkeerplaatsen op eigen terrein als de parkeerplaatsen in het openbaar gebied. In 2008 is een onderzoek uitgevoerd naar de parkeerdruk in de gemeente (Delft Infra Advies, parkeeronderzoek Maassluis Deel A:
vooronderzoek, 2008). Uit dit onderzoek blijkt dat de parkeerdruk in het gebied op werkdagen tussen de 50% en 60% lag.
Nieuwe ontwikkelingen
Bij nieuwe ontwikkelingen (functiewijzigingen, nieuwbouw, vervangende bouw) waar de Bouwverordening op van toepassing is zal de benodigde parkeercapaciteit moeten worden bepaald aan de hand van c.q. voldoen aan de, op het moment van de toetsing van de hiervoor benodigde omgevingsvergunning, vigerende Beleidsregels Parkeren van de gemeente Maassluis.
Ook ten behoeve van de realisatie van het Islamitisch Centrum Maassluis (functiewijziging) aan de P.J. Troelstraweg dienen parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Hoewel formele toetsing dient plaats te vinden aan de hand van de hiervoor benodigde omgevingsvergunning is ten behoeve van deze functiewijziging in het bestemmingsplan de parkeerbehoefte van het centrum bepaald aan de hand van de Beleidsregels parkeren van de gemeente Maassluis. Voor deze ontwikkeling valt onder de overgangsregeling van artikel 3.1 van de Beleidsregels parkeren 2012, omdat het verzoek voor inwerkingtreding van deze beleidsregels is ingediend. Derhalve zijn de beleidsregels 2006 van toepassing.
Daarbij is uitgegaan van een cultureel centrum/wijkgebouw. De beleidsregels parkeren van de gemeente kennen de functie educatief centrum niet als zodanig, daarom is voor deze functie aangesloten bij de functie cultureel centrum/wijkgebouw, omdat deze functie qua parkeren het beste aansluit bij de functie van het educatief centrum. De hiervoor geldende parkeernorm bedraagt 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Uitgaande van een oppervlakte van 650 m2 zijn dan 20 parkeerplaatsen nodig. Deze parkeerplaatsen kunnen op eigen terrein worden gerealiseerd. Omdat een deel van het pand gebruikt wordt voor bedrijven is ook voor dit gedeelte van het perceel de parkeervraag berekend. Voor de bedrijfslocatie is uitgegaan van arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven, waarbij het kencijfer 2,5 parkeerplaats per 100 m2 bvo bedraagt.
Uitgaande van 670 m2 zijn dan 17 parkeerplaatsen nodig. Dit betekent dat op het perceel in totaal 37 parkeerplaatsen nodig zijn om in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Op dit terrein kunnen ruim voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.
5.6 Beoogde Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan Kapelpolder is voornamelijk consoliderend van aard. Er speelt wel de ontwikkeling van een educatief centrum aan de P.J. Troelstraweg.
5.6.1 Islamitisch Centrum Maassluis P.J. Troelstraweg
Stichting Islamitisch Centrum Maassluis (SICM) is momenteel gevestigd in een pand aan de Fenacoliuslaan 49. Dit pand is echter ongeschikt voor de activiteiten die de stichting uitvoert. Daarom heeft de stichting de gemeente verzocht mee te werken aan een bestemmingswijziging, waardoor de voormalige autogarage aan de P.J. Troelstraweg 6a verbouwd kan worden ten behoeve van de vestiging van SICM.
De SICM richt zich op de naschoolse begeleiding van Turkse bewoners van Maassluis met als doel de participatie en de integratie te bevorderen. Het centrum biedt naschoolse opvang voor jongeren. Daarbij worden jongeren geholpen met hun huiswerk en studiekeuze. Verder worden in het centrum trainingen en cursussen gegeven. Het is op de bestaande en op de toekomstige locatie niet de bedoeling dat in het centrum overnacht wordt. Het is niet toegestaan te overnachten in het centrum. Ook mag geen detailhandel plaatsvinden.
Om deze activiteiten mogelijk te maken, voorzien de plannen van de SICM in een interne verbouwing van de voormalige showroom. Dit betekent, dat het noordelijk deel als de garage kan blijven functioneren. Bij de interne verbouwing wordt het pand opgedeeld in kleinere ruimten die gebruikt worden als multifunctionele ruimten, klaslokalen, kantoren, vergaderruimten en een bestuurskamer. Verder komen in het pand algemene ruimten, zoals toiletten, een keuken, een archiefkamer en een magazijn. Het betreft hierbij een beperkte functieverandering (circa 650 m²). Het parkeren voor deze voorziening kan op eigen terrein opgelost worden. In Hoofdstuk 6 van dit bestemmingsplan wordt dan ook kort bij de gevolgen van deze functieverandering stilgestaan.
Overweging
Het onmoetingscentrum van de SICM is een maatschappelijke behoefte, die ruimtelijk uitstekend past in een gemengd- of woongebied. Het is ook geen nieuwe functie, maar een functie die op dit moment al aanwezig is in Maassluis en waarvan de behoefte derhalve aangetoond is.
5.6.2 Overige ontwikkelingen
Pot-palletterrein
De gemeente Maassluis is voornemens om het Pot-Palletterrein, dat al geruime tijd braak ligt, te herontwikkelingen. Hiervoor is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat uitgaat van wonen en werken. In dit plan is aan de Heldringstraat bedrijvigheid voorzien, ten noorden van de woningen aan de Esserstraat zijn als afronding van de wijk 't Stort nieuwe woningen beoogd. Deze ontwikkeling was opgenomen in het voorontwerp bestemmingsplan, met dien verstande, dat de milieutechnische onderbouwing nog niet volledig was.
Gezien de doelstelling van dit bestemmingsplan, actualiseren voor 1 juli 2013, en de stand van zaken van de onderzoeken, is ervoor gekozen de nieuwe woningen niet meer op te nemen in het bestemmingsplan. Indien blijkt uit milieutechnische onderzoeken dat woningbouw op deze locatie mogelijk is, zal hiervoor een aparte planologische procedure worden gevoerd.
Gronden P.J. Troelstraweg
De gemeente heeft initiatieven ontvangen van een aantal eigenaren van gronden in het blok tussen de woonwijk Elysium, de Industrieweg, het Mackayplein en de P.J. Troelstraweg die een andere invulling van deze gronden overwegen. De gemeente staat in principe niet onwelwillend tegenover een transformatie van dit gebied. Bij een concreet initiatief, waarbij is aangetoond dat sprake is van een haalbaar plan dat tot een kwalitatieve verbetering van het gebied leidt, zal een aparte overweging plaatsvinden. Bij een positieve beoordeling zal een aparte procedure opgestart worden.
5.7 Conclusie
De Kapelpolder kenmerkt zich door een mix van functies. Hierdoor ontstaat er zowel ruimtelijk als functioneel een aantal aparte deelgebieden, met elk hun eigen functies en uitstraling. Om deze functies te behouden voor de Kapelpolder worden deze functies zoveel mogelijk voorzien van een consoliderende regeling.
In de Kapelpolder speelt één ontwikkelingen, die inspeelt op een maatschappelijke behoefte. Deze ontwikkelingen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Andere ontwikkelingen, anders dan reguliere, worden met een aparte procedure geregeld.
Hoofdstuk 6 Milieuonderzoek
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de sectorale aspecten. Hierbij wordt enerzijds een beeld gegeven van de situatie in het plangebied, anderzijds wordt onderbouwd dat de voorgestane ontwikkelingen niet leiden tot milieuknelpunten.
6.2 Luchtkwaliteit
6.2.1 Toetsingskader
Wetgeving
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang, zie kader.
Maatgevende stoffen langs wegen Voor luchtkwaliteit als gevolg van wegverkeer is stikstofdioxide (NO2, jaargemiddelde) het meest maatgevend, aangezien deze stof door de invloed van het wegverkeer het snelst een overschrijding van de grenswaarde uit de Wlk veroorzaakt. Uit ervaring blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide in Nederland pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied en uit onderstaande berekeningen blijkt dat de concentraties aanzienlijk lager zijn. Daarnaast zijn ook de concentraties van fijn stof (PM10) van belang. Andere stoffen uit de Wlk hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. |
De grenswaarden van stikstofdioxide en fijn stof zijn in tabel 6.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 6.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 |
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |
fijn stof (PM10)1 | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
In het Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³), of indien een project in een specifiek aangeduide categorie valt (zoals woningbouw met 1 ontsluitingsweg en minder dan 1.500 woningen).
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
6.2.2 Onderzoek
De luchtkwaliteit langs de drukste wegen in Maassluis is voor de jaren 2011 en 2015 in beeld gebracht met behulp van de zogenoemde Monitoringstool (MT). Dit instrument is opgesteld in het kader van de monitoring van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL). Uit de Monitoringstool blijkt dat langs de ontsluitende wegen in Maassluis in de directe omgeving van het plangebied de NO2-concentraties onder de grenswaarde van 40 µg/m³ liggen (< 37 µg/m³). Dit geldt eveneens voor de concentratie fijn stof (< 30 µg/m³).
Hieruit blijkt dat ruimschoots wordt voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit.
Het educatief centrum als ontwikkeling zal niet dermate veel verkeer aantrekken dat dit de luchtkwaliteit zeer negatief beinvloedt en er sprake is van een overschrijding of nadering van de grenswaarden. Kapelpolder betreft een bestaand industrieterrein. Eventuele bedrijfsmatige ontwikkelingen zullen eveneens in het algemeen, gelet op de aard van de bedrijvigheid in het plangebied, geen noemenswaardige effecten op de luchtkwaliteit.
6.2.3 Conclusie
De beoogde ontwikkelingen zorgen voor een beperkte toename van de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Ook na realisatie van deze ontwikkelingen wordt overigens ruimschoots voldaan aan de normen die gelden voor luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
6.3 Wegverkeers- En Spoorweglawaai
6.3.1 Toetsingskader
Langs alle wegen en spoorwegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van Wgh geluidszones waarbinnen de geluidshinder aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. Voor nieuwe woningen die worden gerealiseerd geldt voor binnenstedelijke wegen een voorkeursgrenswaarde van 48 dB en een uiterste grenswaarde van 63 dB.
6.3.2 Onderzoek
In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Het educatief centrum dat mogelijk wordt gemaakt en dat bedoeld is voor naschoolse opvang, begeleiding, training en cursussen met bijbehorende voorzieningen, is geen geluidsgevoelige functie. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is dan ook niet noodzakelijk.
6.3.3 Conclusie
De Wet geluidhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
6.4 Bedrijven En Milieuhinder
6.4.1 Toetsingskader
Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Beleid
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruikgemaakt van een milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB). Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De SvB is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009).
In dit bestemmingsplan wordt gebruikgemaakt van de SvB 'bedrijventerrein'. Deze SvB gaat uit van het aanhouden van richtafstanden tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'; voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd (zoals ook in de VNG-publicatie is aangegeven en in vaste jurisprudentie is bevestigd).
6.4.2 Onderzoek
Uitgangspunten milieuzonering
In het plangebied en de omgeving komen de volgende omgevingstypen voor waar in de
milieuzonering rekening mee is gehouden:
- Gemenegd gebied: de bestaande wijken die het gezoneerde industrieterrein omringen (zoals de binnenstad en de woonwijken ten westen en noorden van het plangebied) en de woningen die ingeklemd liggen door het gezoneerde industrieterrein (onder andere langs de Esserstraat, Talmastraat en Keucheniusstraat) behoren tot het omgevingstype 'gemengd gebied'. Deze bebouwing ligt binnen de invloedssfeer van het industrieterrein (binnen de geluidszone), waarbij voor delen sprake is van een menging van functies (zoals in de binnenstad) en ligging langs hoofdontsluiting (zoals Mozartlaan en Westlandseweg). Voor de milieuzonering van deze gebieden/wijken worden dan ook de richtafstanden volgens het omgevingstype 'gemengd gebied ' gehanteerd;
- Bedrijfswoningen: in het plangebied ligt eveneens een bedrijfswoning. Het gaat hierbij om een specifiek type woning waar andere eisen aan het woon- en leefklimaat mogen worden gesteld, dan bij reguliere woningen. Bedrijfswoningen zijn immers per definitie aan bedrijvigheid gelieerd en liggen daarmee in het algemeen op bedrijventerreinen. Bovendien betreft het een historisch gegroeide situatie, waarbij eveneens reeds rekening moet worden gehouden met nabij gelegen burgerwoningen. In de directe omgeving van de bestaande bedrijfswoning zijn bedrijven uit categorie 3.1 van de SvB toegestaan.
Uitwerking milieuzonering
Op grond van de eerdergenoemde uitgangspunten is de milieuzonering op de verbeelding opgenomen. Afhankelijk van de locatie op het industrieterrein zijn, vanwege de aanwezigheid van bestaande woningen bedrijven uit maximaal categorie 2 tot en met 3.2 toegestaan. Voor deze bedrijven geldt, afhankelijk van de categorie, een richtafstand van 30 tot 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Ten opzichte van een gemengd gebied bedragen deze richtafstanden 10 tot 50 m.
Inventarisatie toegelaten bedrijven
De in het plangebied aanwezige bedrijven zijn geïnventariseerd en ingeschaald in de categorieën van de SvB. Enkele bedrijven vallen in een hogere categorie dan algemeen toelaatbaar wordt geacht. Deze bedrijven krijgen een specifieke aanduiding, zie Bijlage 1. Hierdoor zijn deze specifieke bedrijfsactiviteiten volgens het bestemmingsplan toegestaan. Gelet op de ligging van deze bedrijven (op het bestaande industrieterrein) en het huidige functioneren van deze bedrijven, acht de gemeente het niet wenselijk de betreffende bedrijven weg te bestemmen/te verplaatsen.
6.4.3 Conclusie
In dit bestemmingsplan wordt door de milieuzonering, die in de bestemmingsplanregeling is opgenomen, zorg gedragen voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de (bedrijfs)woningen en worden de bedrijven niet in hun functioneren belemmerd.
6.5 Industrielawaai
6.5.1 Toetsingskader
Normstelling
Een geluidszone wordt vastgesteld rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken' zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Dergelijke bedrijven worden in de volksmond ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. In dat kader is in het verleden voor het plangebied (industrieterrein 'Kapelpolder') een geluidszone vastgesteld. Dit is eveneens gebeurd voor het industrieterrein 'Botlek-Pernis' en het industrieterrein 'Europoort-Maasvlakte'.
Op grond van de wet behoort tot de geluidszone het gebied tussen het industrieterrein zelf en de buitengrens van de zone. Het industrieterrein zelf maakt dus geen deel uit van de geluidszone. Buiten een geluidszone mag de cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van alle bedrijven op het betreffende industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Voor het gezoneerde industrieterrein zelf en daarop aanwezige bedrijfswoningen gelden geen geluidsnormen.
Contouren na sanering leidend voor Botlek-Pernis en Europoort-Maasvlakte Voor beide industrieterreinen is een saneringsprogramma vastgesteld en goedgekeurd. Op basis daarvan zijn MTG's (maximale toelaatbare geluidsbelasting) voor aanwezige geluidsgevoelige objecten vastgesteld. De MTG-contour/contouren na sanering vormen het toetsingskader voor ruimtelijke plannen. |
6.5.2 Onderzoek
Kapelpolder
Het plangebied maakt grotendeels onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein Kapelpolder. Hiervoor vigeert een geluidszone. Deze is gedeeltelijk over het plangebied gelegen. Op de verbeelding worden het gezoneerde industrieterrein en de geluidszone opgenomen.
Botlek-Pernis en Europoort-Maasvlakte
Het plangebied ligt geheel binnen de invloedssfeer van het industrieterrein 'Botlek-Pernis' en gedeeltelijk binnen het industrieterrein 'Europoort-Maasvlakte' (zie volgend figuur). De geluidszones worden op de verbeelding opgenomen.
Figuur 6.1 Geluidscontouren industrielawaai Kapelpolder (Botlek/Pernis en Europoort/Maasvlakte, bron: structuurvisie Maassluis)
Nieuwe functie in het plangebied
Het educatief centrum dat mogelijk wordt gemaakt en dat bedoeld is voor naschoolse opvang, begeleiding, training en cursussen met bijbehorende voorzieningen, is geen geluidsgevoelige functie. Onderzoek naar industrielawaai is dan ook niet noodzakelijk.
6.5.3 Conclusie
In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die de vestiging van nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk maakt. In het bestemmingsplan wordt het bestaande gezoneerd industrieterrein conserverend bestemd. Het aspect industrielawaai heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
6.6 Horeca
6.6.1 Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van horeca in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
6.6.2 Onderzoek
Op een drie locaties in het plangebied vinden horeca-activiteiten plaats, te weten een snackbar langs de Industrieweg in de zuidoostpunt van het plangebied, een poolcafé op de hoek van de P.J. Troelstraweg en het Mackayplein en een café aan het Mackayplein (die laatste omringd door bedrijvigheid). Ter plaatse zijn horeca-activiteiten uit respectievelijk categorie 1a en categorie 2 volgens de Staat van Horeca-activiteiten toegestaan.
6.6.3 Conclusie
Het aspect milieuzonering horeca staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. De beoogde ontwikkelingen hebben geen relevante gevolgen voor het aspect milieuzonering horeca.
6.7 Externe Veiligheid
6.7.1 Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
- bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang (minstens 10, 100 etc.) overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Inrichtingen
Op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten op een niveau van 10-6 per jaar1 . Binnen de PR 10-6-contour mogen dan ook geen nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. Uitsluitend om gewichtige redenen mogen nieuwe beperkt kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contour worden gerealiseerd. Daarnaast bevat het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR rondom deze inrichtingen.
Wegen en spoorwegen
Vigerende circulaire
In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2012) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en wegen opgenomen.
Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar . In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken.
Basisnet en Besluit Transportroutes Externe Veiligheid
In 2013 zal naar verwachting het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) worden vastgesteld. In dat Besluit en het bijbehorende basisnet (voor wegen, spoorwegen en vaarwegen) worden veiligheidszones aangegeven waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd (en beperkte kwetsbare objecten slechts onder voorwaarden). Daarnaast worden in de omgeving van deze transportroutes beperkingen opgelegd in verband met de mogelijke effecten van een optredende plasbrand (plasbrand aandachtsgebieden). De huidige risiconormering ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen volgt uit de circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen.
Leidingen
Voor het aspect externe veiligheid rondom leidingen wordt verwezen naar paragraaf 6.9.
- 1. Grenswaarden moeten in acht worden genomen, van richtwaarden kan uitsluitend om gewichtige worden afgeweken. Voorbeelden van kwetsbare objecten zijn in het algemeen woningen, ziekenhuizen en gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig te zijn (zoals kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m² per object). Voorbeelden van beperkt kwetsbare objecten zijn kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.500 m² per object en win-kels/winkelcomplexen die niet als kwetsbaar object zijn aangemerkt.
- 2. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bij het vervoer van gevaarlijke stoffen is per transportsegment gemeten per kilometer en per jaar: - 10-4 voor een ongeval met tenminste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met tenminste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met tenminste 1.000 dodelijke slachtoffers; - enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de oriëntatiewaarde). Voor bedrijvigheid ligt deze waarde een factor 10 lager.
6.7.2 Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
In het plangebied ligt het risicovolle bedrijf VECOM. Uit informatie van de openbare risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat dit bedrijf een PR 10-6-contour heeft die voor een deel buiten de inrichting ligt (zie figuur). Binnen deze contour zijn geen kwetsbare objecten aanwezig of geprojecteerd. Wel ligt binnen deze contour een enkel bedrijfsgebouw van derden, dat als beperkt kwetsbaar wordt aangemerkt. Gelet op de volgende redenen is hier sprake van gewichtige redenen om deze bestaande functies conform gebruik te bestemmen:
- de functie van het betreffende gebied (bedrijventerrein/gezoneerd industrieterrein);
- de bestemming en aard van het gebruik van de betreffende functies;
- de adequate naleving van de vergunningvoorschriften en brandweerorganisatie (check gemeente);
- de wens tot optimaal ruimtegebruik.
Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 87 m. Er wordt (ruimschoots) voldaan aan de oriënterende waarde voor het GR. De ontwikkelingslocatie van het educatief centrum ligt buiten het invloedsgebied. De ontwikkeling heeft dan ook geen invloed op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Figuur 6.2 PR 10-6-contour van VECOM (bron: www.risicokaart.nl)
Buiten het plangebied
Aan de overzijde van de Nieuwe Waterweg liggen verschillende risicorelevante inrichtingen. Uit de inventarisatie ten behoeve van de gemeentebrede structuurvisie (en planMER) blijkt dat het invloedsgebied van deze bedrijven niet in het plangebied liggen (zie figuur). Deze bedrijven hebben dan ook geen gevolgen voor de externe veiligheidssituatie in het plangebied.
Figuur 6.3 Geïnventariseerde risicovolle bedrijven nabij Maassluis (bron: planMER structuurvisie Maassluis)
Spoorwegen
Op basis van realisatiecijfers van de afgelopen jaren en op basis van marktprognoses van Prorail (waaronder de marktprognose 2007 ten behoeve van het Basisnet) blijkt dat er over de spoorlijn Hoek van Holland-Schiedam Centraal geen gevaarlijke stoffen (zullen) worden vervoerd. De spoorlijn langs Maassluis is niet relevant voor de externe veiligheid.
Vaarwegen
Het plangebied ligt op een afstand van circa 400 m vanaf de oever van de Nieuwe Waterweg. Deze vaarweg is getypeerd als zeevaartweg en wordt gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op grond van het Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen is het beleid en de situatie ter hoogte van Maassluis weergegeven in de volgende tabel.
Tabel 6.2 Basisnet gevaarlijk transport waterwegen
categorie route | gebruiksruimte voor vervoer | maatregelen voor RO nieuw | maatregelen voor RO bestaand |
belangrijke toegangen naar zeehavens (rood) | PR: geen plafond; PR 10-6 komt naar verwachting niet verder dan de oever; indien PR 10-6 oever nadert, grijpt Rijk in. GR: geen plafond. | geen nieuwe bestemmingen binnen waterlijn. PAG van 40 m3; afweging wel/niet bouwen en wel/niet specifieke bescherming; GR-verantwoording met berekening. | in het water: uitsterf-eleid woonboten; in het pba: geen sanering. |
In het verleden is een tweetal onderzoeken uitgevoerd naar de externe veiligheidssituatie in de omgeving van de Nieuwe Waterweg nabij Maassluis. In beide onderzoeken bleek dat er geen sprake is van een 10-6-contour op de oever en bleek het totale groepsrisico ver onder de oriëntatiewaarde te liggen (factor 55).
Gelet op de grote afstand tot aan de Nieuwe Waterweg brengt het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarweg geen gevolgen met zich mee voor het bestemmingsplan Kapelpolder.
Verantwoording GR
De verantwoording van het GR vindt plaats in Bijlage 2.
- 3. PAG = plasbrandaandachtsgebied. In dat gebied wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met een plasbrand overeenkomstig het beleidskader. Hierdoor worden mensen in ieder geval beschermd tegen de effecten van een plasbrand. Als in de aandachtsgebieden een standstill gerealiseerd wordt, wordt tevens het groepsrisico effectief beperkt.
6.7.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Er wordt voldaan aan de wetgeving en het beleidskader en de gemeente heeft de hoogte van het GR verantwoord.
6.8 Bodemkwaliteit
6.8.1 Toetsingskader
Bij de beoordeling van bestemmingsplannen wordt de richtlijn gehanteerd dat voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend onderzoek wordt verricht op nieuwe bestemmingen.
Onderzoek
Uit informatie van het bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat voor een deel van het plangebied in het verleden onderzoek is uitgevoerd en geen vervolgonderzoek nodig is. Een groot deel van het plangebied is onderzocht, maar is momenteel nog in procedure. Bij de financiële uitvoerbaarheid van plannen dient eventueel noodzakelijke bodemsanering te zijn meegewogen.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bij de financiële uitvoerbaarheid rekening te worden gehouden met eventueel noodzakelijke bodemsanering.
6.9 Planologisch Relevante Leidingen
6.9.1 Toetsingskader
Leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) relevant. Met deze AMvB wordt aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi (PR). Ook geldt een oriënterende waarde voor het GR. Daarbij worden de huidige toetsings- en bebouwingsafstand vervangen door een afstand voor het PR en een afstand voor het invloedsgebied van het GR.
Overige planologisch relevante leidingen
Voor overige planologisch relevante leidingen gelden, afhankelijk van de aard van de leiding, belemmeringenzones.
6.9.2 Onderzoek
Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen vindt niet plaats in het plangebied en de directe omgeving. Aan de zuidzijde van het plangebied, parallel aan de Industrieweg, ligt een rioolwaterpersleiding met een diameter van 600 mm. Voor deze leiding geldt een belemmeringenzone van 5 m aan weerszijden van de leiding.
6.9.3 Conclusie
Het aspect kabels en leidingen levert geen belemmering op voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
6.10 Waterhuishouding
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf. (PM reactie)
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, alle met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW).
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW);
- Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21);
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
- Waterwet.
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan;
- Provinciale Structuurvisie;
- Verordening Ruimte.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap van Delfland de strategische keuzes, de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. De complexiteit van het gebied en de omvang van de noodzakelijke investeringen dwingen tot het stellen van prioriteiten. Het Hoogheemraadschap gaat het beheer en onderhoud van het watersysteem optimaliseren en zal daarbij flink investeren in waterkwaliteit, waterkeringen en het voorkomen van wateroverlast en watertekort. Voor de zuiveringstechnische infrastructuur ligt de nadruk op beheren, onderhouden en optimaliseren.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Maassluis heeft in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland een waterplan opgesteld voor het gehele grondgebied van Maassluis voor de periode 2008-2015. In het waterplan is opgenomen hoe de gemeente en het Hoogheemraadschap zich voorbereiden op de toekomstige klimaatveranderingen en hoe de chemische en ecologische waterkwaliteit van het oppervlaktewater kan verbeteren. Daarmee geven gemeente en het hoogheemraadschap naast invulling aan de eigen wensen en plannen tevens invulling aan de wensen en eisen onder andere uit het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Voorts wil de gemeente met het waterplan gestalte geven aan haar wens van meer beleving en versterking van de natuurlijke omgeving ondersteund door een robuust en goed functionerend watersysteem.
Huidige situatie
Algemeen
Het plangebied omvat het bedrijventerrein Kapelpolder, dat ten westen van de binnenstad van Maassluis ligt.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit zeekleigrond. Er is sprake van grondwatertrap IV. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 0,4 m beneden maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden maaiveld.
De maaiveldhoogte in het plangebied bedraagt circa 4,2 m.
Waterkwantiteit
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Direct aan de noordelijke en westelijke grens van het plangebied zijn wel watergangen gelegen, waaronder de haven van Maassluis en een aftakking van de Nieuwe Waterweg.
Het gemiddelde waterpeil in de haven is circa NAP +0,6 m.
Veiligheid en waterkeringen
Ten zuiden van het plangebied is de Delflandsedijk gelegen en ten noorden de Maasdijk. Delen van het plangebied liggen in de beschermingszone van deze dijken.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. In het grootste deel van het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Vanwege de consoliderende aard biedt het bestemmingsplan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.
In een deel van het plangebied wordt echter wel een ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij op de voormalige locatie van een garage aan de P.J. Troelstraweg 6a een Islamitisch Centrum te realiseren.
Waterkwantiteit
Door de hoogteligging van het gebied kan het gebied onder vrijverval afwateren op de haven. Het water uit de haven stroomt onvertraagd af naar de Nieuwe Waterweg. Hierdoor is het niet nodig om het water langer in het gebied vast te houden. Het is echter wel van belang dat er een goede afvoervoorziening wordt gerealiseerd, die ervoor zorgt dat de neerslag in de haven terecht komt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting;
- (in)filtratie van afstromend hemelwater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
- afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' toebedeeld gekregen.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
6.11 Ecologie
In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding, park, plantsoen en watergangen.
Beoogde ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Wel wordt de realisatie van een Islamitisch Centrum mogelijk gemaakt. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen.
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
- Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) (voorheen Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
- er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
- er geen alternatief is;
- geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert EL&I de volgende interpretatie van artikel 11:
'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.
- 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
- 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
- 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
- 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
- 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
- door de minister van EL&I aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
- door de minister van EL&I aangewezen beschermde natuurmonumenten;
- door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Deze natuurgebieden liggen op grote afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de ontwikkeling van het Islamitisch Centrum. De bestaande bebouwing en wegen vormen namelijk een (reeds verstorende) buffer.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend.
Het bestemmingsplan voorziet in de functiewijziging van een bedrijfspand naar een maatschappelijke functie in de vorm van een Islamitisch centrum. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
- Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
- Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
- Verblijfplaatsen van vogels die hun verblijfplaats het hele jaar gebruiken, zijn jaarrond beschermd. Slechts een beperkt aantal soorten bewoont het nest permanent of keert elk jaar terug naar hetzelfde nest. Deze soorten staan vermeld in categorie 1 t/m 4 van de 'Aangepaste lijst van jaarrond beschermde vogelnesten' (Ministerie van LNV, 2009). Indien de werkzaamheden effect hebben op deze soorten is een ontheffing nodig. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Deze vogelnesten voor eenmalig gebruik zijn alleen tijdens het broedseizoen beschermd. Voor deze soorten is geen ontheffing nodig, indien werkzaamheden buiten het broedseizoen plaatsvinden of maatregelen zijn getroffen om te voorkomen dat deze soorten zich vestigen tijdens het broedseizoen. Buiten het broedseizoen mag van deze soorten het nest worden verplaatst of verwijderd.
- Indien werkzaamheden aan spouwmuren worden voorzien, dient voorafgaand hieraan onderzocht te worden of vleermuizen aanwezig zijn en dienen eventueel maatregelen te worden getroffen. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van deze soorten aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
Het bestemmingsplan maakt ook indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. In geval er bij een ontwikkeling sprake is van potentieel leefgebied voor de tabel 2 en 3 soorten en broedvogels met vaste nesten dan is nader veldonderzoek noodzakelijk.
6.12 Cultuurhistorie En Archeologie
Regelgeving en beleid
Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van het Verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedère, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie van OC&W (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap).
Analyse
Op dit moment is nieuw archeologisch beleid in voorbereiding bij de gemeente. In afwachting van dit beleid is het hele plangebied voorzien van een algemene archeologisch beschermingsregime. Hiermee worden eventueel aanwezige archeologische verwachtingswaarde ter plaatse beschermd. In de regels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, dat het college deze dubbelbestemming kan aanpassen mits uit onderzoek blijkt dat nadere bescherming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard. Het bestemmingsplan voorziet wel in de ontwikkeling van een educatief centrum aan de P.J. Troelstraweg.
De ontwikkeling van het educatief centrum betreft een functieverandering van circa 650 m². Omdat dit minder is dan 1.500 m² is hier geen sprake van een aangewezen bouwplan in het kader van artikel 6.2.1 Bro. De SICM heeft voldoende middelen om deze functiewijziging uit te voeren.
In de rest van het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe aangewezen bouwplannen mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.2.1 Inspraak
De inspraakverordening van de gemeente Maassluis bepaalt in artikel 2, lid 2, dat inspraak altijd wordt verleend indien de wet daartoe verplicht. De wettelijke plicht om bij ruimtelijke plannen inspraak te verlenen is komen te vervallen. Wel kan elk bestuursorgaan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige bestemmingsplan wordt er geen nieuw gemeentelijk beleid voorbereid. Omdat in het bestemmingsplan een ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, wordt voor dit bestemmingsplan wel een inspraakprocedure doorlopen.
De ingekomen inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in Bijlage 3.
7.2.2 Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 4 december 2012 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn zijn belanghebbende in de gelegenheid gesteld tot het indienen van zienswijzen. Gedurende deze termijn zijn 9 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in Bijlage 4.
Hoofdstuk 8 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 26 juni 2012 verstuurd aan de overlegpartners in het kader van het vooroverleg ex art 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In het kader van het vooroverleg zijn in ieder geval de volgende diensten c.q. instellingen gevraagd te reageren op het voorontwerpbestemmingsplan:
- 1. provincie Zuid-Holland;
- 2. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 3. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
- 4. Kamer van Koophandel;
- 5. Stedin;
- 6. Havenbedrijf Rotterdam;
- 7. Shell;
- 8. Gasunie.
De reacties van de verschillende rijksdiensten zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg, welke is opgenomen in Bijlage 3.
Bijlage 1 Svb 'Bedrijventerrein'
Bijlage 1 SvB 'bedrijventerrein'
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 1 Bedrijfsinventarisatie
Bijlage 2 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 2 Verantwoording Groepsrisico
Bijlage 3 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 3 Nota inspraak en overleg