KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Maatschappelijk
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Artikel 10 Water - Gemaal
Artikel 11 Water - Waterweg
Artikel 12 Wonen
Artikel 13 Leiding - Riool
Artikel 14 Leiding - Water
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 6
Artikel 16 Waterstaat - Waterkering
Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Antidubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 24 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleidingen, Doelen
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
1.4 Planvorm
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Huidige Situatie Plangebied
2.2 Ontwikkeling
2.3 Vigerende Planologische Situatie
2.4 Conclusie Ten Aanzien Van Planopzet
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Nationaal Beleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Aanmeldnotitie M.e.r.
4.1 Aanleiding
4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.3 Kenmerken Van Het Project
4.4 Plaats Van Het Project
4.5 Kenmerken Van Het Potentiële Effect
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Geluid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Water
4.11 Bodem
4.12 Ecologie
4.13 Archeologie En Monumenten
4.14 Conclusie
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Bedrijven En Milieuzonering
5.2 Geluid
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Externe Veiligheid
5.5 Water
5.6 Bodem
5.7 Ecologie
5.8 Archeologie En Monumenten
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.2 Uitleg Van De Planregels
6.3 Handhaving
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Maatschappelijke Voorzieningen
Bijlage 1 Actieplan Werklocaties Metropoolregio Rotterdam Den Haag
Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk
Bijlage 3 Quickscan Luchtkwaliteit
Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid
Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Onderzoek
Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Inspraak En Overleg

De Dijk

Bestemmingsplan - Gemeente Maassluis

Vastgesteld op 16-07-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'De Dijk', met identificatienummer NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01, van de gemeente Maassluis;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroepen

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

1.7 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;

1.13 bedrijf

een onderneming gericht op produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.14 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.15 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 Bevi - inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.19 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.24 bouwveld

een aaneengesloten (niet door een groene wig doorsneden) stuk grond dat door zijn vorm over het gehele oppervlakte reële – eventueel al gerealiseerde – mogelijkheden biedt voor de bouw van een complex van bedrijfsbebouwing en voor de aanleg van een bijbehorende interne verkeersontsluitingsstructuur;

1.25 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 bruto vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ter verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gevellijn

de als zodanig aangeduide lijn, waarop de voorgevel van een hoofdgebouw moet zijn georiënteerd;

1.31 groene wig

een binnen het bedrijventerrein gelegen onbebouwd vlak, (te) voorzien van een groene inrichting met verblijfskwaliteit, dat doorzicht biedt tussen de bebouwing door en ruimte biedt voor langzaam verkeer;

1.32 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 hoogteaccent

een rank gebouw (de hoogte ervan is groter dan de breedte) of onderdeel van een gebouw, met een in opwaartse zin afwijkende bouwhoogte ten opzichte van bouwhoogten in de directe omgeving, dat dient als markering van een bijzondere locatie en/of als oriëntatiepunt.

1.34 huishouden

één persoon dan wel twee of meer personen, die duurzaam met elkaar samenleven, dan wel een daarmee vergelijkbare samenstelling die gebruikmaken van gezamenlijke voorzieningen;

1.35 kantoor

een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit), en voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt en voor zover deze activiteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.37 maatschappelijke voorzieningen

culturele, educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.38 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.39 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.40 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.41 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.42 ondergeschikte detailhandel

niet-zelfstandige detailhandel, die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie, tot een maximum van 25% van het vloeroppervlakte van de hoofdfunctie tot maximaal 200 m²;

1.43 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.44 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.45 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;

1.46 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.47 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.48 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig waren, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.50 tuin

terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt;

1.51 voorgevel

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, tenzij deze in de verbeelding is weergegeven met een gevellijn;

1.52 voorzieningen voor de waterhuishouding

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.53 Waarde-Archeologie - 6

gronden met een onbekende archeologische verwachting, zoals bedoeld op de archeologische beleidskaart gemeente Maassluis;

1.54 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 zelfstandig kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van ter plaatse aanwezige bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt;

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie ne het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, bijgevoegd als Bijlage 1 bij deze regels;
  2. b. met daar bijbehorende (toegangs)paden, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad en losvoorzieningen, groen, water en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 meter op onbebouwde gronden is niet toegestaan;
  2. b. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. c. Wgh- inrichtingen en Bevi- inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. om:

  1. a. bedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  2. b. bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. paden, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. verkeerswegen en verkeersvoorzieningen aan de zeedijkzijde van het bedrijventerrein ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - Groene Wig';
  6. f. met daarbij behorende nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Maatschappelijk

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor een begraafplaats met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen voor de waterhuishouding.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - ontwikkeling begraafplaats fase 3' mogen niet eerder worden gebruikt ten behoeve van de begraafplaats dan nadat 90% van de overige in dit bestemmingsplan voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn ingericht en feitelijk worden gebruikt ten behoeve van een begraafplaats.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook (opstelstroken en busstroken daar niet onder begrepen);
  2. b. met de daarbij behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, reclame-uitingen en parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf als de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. water ten behoeve wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Water - Gemaal

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water - Gemaal aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterstaatsdoeleinden, waaronder begrepen een gemaal;
  2. b. met de daarbij behorende nutsvoorzieningen en erven.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Water - Waterweg

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water - Waterweg aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verkeer te water;
  2. b. water ten behoeve van de waterhuishouding.

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Wonen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. grondgebonden woningen;
  2. b. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. c. met de daarbij behorende erven, tuinen, nutsvoorzieningen, water en parkeervoorzieningen.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 13 Leiding - Riool

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse rioolpersleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn - riool';
  2. b. het beheer en het onderhoud van de leiding;
  3. c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 14 Leiding - Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een drinkwaterleiding van 600 mm of meer.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen binnen de bestemming Leiding - Water als bedoeld in lid 14.1 gelden de volgende regels:

  1. a. ten dienste van de bedoelde leiding(en) mogen op - of in - de in lid 14.1 bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen zijn, niettegenstaande het bepaalde in de bouwregels van de samenvallende bestemmingen, geen bouwwerken toegestaan.

14.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 14.2 onder b voor het bouwen overeenkomstig de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 6

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 6 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

15.2 Bouwregels

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

  1. a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  2. b. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 200 m2;
  3. c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 2 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. de aanvrager aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. b. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  3. c. de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoeld onder b, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden gericht op:
    1. 1. het treffen van maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. het doen van opgravingen;
    3. 3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  4. d. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij een archeologisch deskundige.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de aldaar geldende bestemmingen - tevens bestemd voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering en de bescherming van deze waterkerende functie.

16.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming, zoals in lid 16.1 bedoeld, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  2. b. ten behoeve van de onderliggende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 16.2 onder b, mits:

  1. a. omgevingsvergunning wordt verleend indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
  2. b. alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering. De adviesverplichting hoeft niet te worden aangevraagd wanneer er aantoonbaar een watervergunning overlegd kan worden.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 17 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken bepaalde in lid 17.2.1 sub a en lid 17.2.2 toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  1. a. er sprake is van:
    1. 1. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    2. 2. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    3. 3. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
    4. 4. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  2. b. er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende vaarweg.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Bestaande maten

  1. a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. c. ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

19.2 Overschrijding bouwgrenzen

Bouwvlakken mogen in afwijking van Hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, liftschachten, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

19.3 Parkeren

Ten behoeve van het parkeren of stallen van motorvoertuigen dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij gelden de parkeernormen, zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

19.4 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Hierbij wordt uitgegaan van de ASVV 2004 van het CROW (zoals vastgelegd in de 'Beleidsregels Parkeren Maassluis 2012'). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd dient rekening te worden gehouden met de wijziging.

19.5 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3 en lid 19.4:

  1. a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte, wordt voorzien.

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

21.2 Vrijwaringszone - dijk

21.3 Vrijwaringszone - vaarweg

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Vrijwaringszone - vaarweg' geldt dat:

  1. a. geen nieuwe gebouwen mogen worden gebouwd;
  2. b. het verbouwen of uitbreiden van bouwwerken niet is toegestaan met uitzondering van verkeersvoorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer op de Nieuwe Waterweg.

21.4 Overige zone - bluswatervoorziening

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bluswatervoorziening' zijn de gronden tevens bestemd voor voorzieningen om bluswater in te laten en bijbehorende activiteiten.

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijken

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 meter, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 meter.

22.2 Voorwaarden voor vergunningverlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 kan slechts worden verleend mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 meter worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 24 Overige Regels

24.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar wordt verwezen in de regels van dit plan, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 25 Overgangsrecht

25.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a. met maximaal 10%.
  3. c. Lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Dit bestemmingsplan kan worden aangehaald onder de titel bestemmingsplan ´De Dijk´ van de gemeente Maassluis.

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Maassluis, d.d. ...

griffier, voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat informatie over de aanleidingen voor en doelen van dit bestemmingsplan, over het plangebied, over het vigerende bestemmingsplan en over de gekozen planvorm, en biedt tot slot een leeswijzer voor de rest van de plantoelichting.

1.1 Aanleidingen, Doelen

1.1.1 Beperkingen opheffen, minder bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan kent primair het doel om bepaalde geconstateerde beperkingen die kleven aan het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' (vastgesteld op 17 januari 2012), op te heffen met het oog op gewenste ontwikkelingen op het gelijknamige bedrijventerrein. Deze beperkingen staan opgesomd in paragraaf 1.1.2. De gewenste ontwikkelingen zijn: verkoop van nog te koop staande bedrijfskavels, bouw van bedrijfspanden op die kavels, vestiging van bedrijven in die panden.

Daarnaast wordt ook bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' (vastgesteld op 21 januari 2014) opgenomen in dit bestemmingsplan. Daarmee wordt aan een ander gemeentelijke doel voldaan: het verminderen van het aantal bestemmingsplannen in Maassluis. Voor bestemmingsplan 'Gemaal De Zaayer' geldt niet dat er beperkingen aan kleven. En er worden geen ontwikkelingen verwacht die nopen tot verandering van het plan. Daarom wordt bestemmingsplan 'Gemaal De Zaayer' zoveel mogelijk onveranderd opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan 'De Dijk'.

1.1.2 Vijf beperkingen aan de bestaande bedrijventerreinregeling

De volgende - in het plan 'De Dijk' te ondervangen - beperkingen heeft 'BedrijventerreinDe Dijk':

  1. 1. Langs de Nieuwe Waterweg (ter plaatse ook geheten: het Scheur) ligt in het het bestemmingsplan 'BedrijventerreinDeDijk' een aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen', die bebouwing binnen van 40 meter van het water niet toestaat. De bouwvlakken in het bovengenoemde bestemmingsplan zijn vanwege deze veiligheidszone gesitueerd op 40 meter afstand van het water. Sinds 2014 is het echter op grond van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland (zie daarover paragraaf 3.2.4.1) mogelijk dat er tot op in principe 25 meter afstand vanaf het water gebouwd mag worden. Een deel van deze ruimte wordt in bestemmingsplan 'De Dijk' benut (dichter bij het water bouwen wordt toegestaan), zodat er een groter oppervlak aan uit te geven kavels ontstaat.
  2. 2. Op grond van het Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk zijn in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' 'gevellijnen' opgenomen. De wijze waarop deze functioneren in dat plan, roept zodanige vragen op dat de regeling rondom de gevellijnen (dat is: de regeling voor de belangrijkste gevelwanden in het gebied) wordt herzien in het bestemmingsplan 'De Dijk'.
  3. 3. In het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is de relatie met het BeeldkwaliteitsplanBedrijventerrein De Dijk strakker dan bij nader inzien wenselijk, waardoor bijvoorbeeld mogelijkheden ontbrak om bouwpercelen desgewenst groter te maken dan voorzien. In het bestemmingsplan 'De Dijk' werkt de inhoud van het beeldkwaliteitsplan minder dwingend door, en wordt aan de in het plan voorziene functies meer ruimte geboden.
  4. 4. In het bestemmingsplan 'BedrijventerreinDeDijk' is de maximaal toegestane bedrijfscategorie: 3.1. Met het verlenen van een omgevingsvergunning voor de realisatie van een touringcarbedrijf op Zomerdijk 10 (in 2014-2016) is al een bedrijf in de bedrijfscategorie 3.2 toegelaten tot bedrijventerrein De Dijk. Voor bestemmingsplan 'De Dijk' is nu besloten om voor het bedrijventerrein (binnen de bestemming 'Bedrijventerrein') als hoogst toegelaten bedrijfscategorie op nemen: 3.2. Voor het gebied rond 'Gemaal de Zaayer' (binnen de bestemming 'Bedrijf') blijft 3.1 de hoogste toegelaten bedrijfscategorie.
  5. 5. De praktijk heeft uitgewezen dat bestemmingsplan 'BedrijventerreinDeDijk' moeilijk leesbaar en moeilijk toepasbaar is. Gebleken is dat het vaak niet goed mogelijk is om tot een overtuigende, eenduidige uitleg van de regels te komen. In bestemmingsplan 'De Dijk' is veel aandacht besteed aan de leesbaarheid en de praktische toepasbaarheid van de regels.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt ten zuidoosten van het bebouwde gebied van Maassluis, tegen de westgrens van Vlaardingen aan. Zie afbeeldingen 1 en 2. Het ligt in wat in de provinciale Visie Ruimte en Mobiliteit heet: Bestaand stads- en dorpsgebied. Zie afbeelding 3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0001.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0003.jpg"

Het plangebied van 'De Dijk'wordt begrensd door:

  • de Vlaardingsedijk aan de noordoostzijde (zie paragraaf 1.2.1);
  • de Boonervliet aan de noordwestzijde (zie paragraaf 1.2.2);
  • de Nieuwe Waterweg (het Scheur) aan de zuidwestzijde (zie paragraaf 1.2.3;
  • het Oeverbos (in Vlaardingen) aan de zuidoostzijde (zie paragraaf 1.2.4).

Hieronder wordt ingegaan op bovengenoemde plangrenzen (zijden van het plangebied) en de daarbij behorende (of in de directe omgeving ervan aanwezige) elementen.

1.2.1 Vlaardingsedijk en Hoekse Lijn

De Vlaardingsedijk (zie afbeelding 4) is een oude rivierdijk tussen Maassluis en Vlaardingen. Hij maakt deel uit van een historische waterkering, tevens recreatieve route: Weverskade, Maasdijk, Noorddijk, Zuiddijk, Prinses Julianalaan en de Vlaardingsedijk. Deze route leidt van de westkant van Maassluis naar de recreatieve bestemming het Oeverbos in Vlaardingen. Voor meer over het Oeverbos, zie paragraaf 1.2.4.

De meest noordelijke punt van het plangebied 'De Dijk', ter plaatse van de spoorwegovergang (metro-overgang) Prinses Julianalaan / Vlaardingsedijk, raakt aan het bestemmingsplan 'Hoekse Lijn', dat is vastgesteld op 1 december 2015. De Hoekse Lijn is de nieuwe metroverbinding van Schiedam Centrum naar Hoek van Holland, over het tracé waarover tot 2017 een spoorlijn liep.

Zie afbeelding 4 voor de ligging van de Hoekse Lijn (het plangebied van het bestemmingsplan 'HoekseLijn') ten opzichte van het plangebied.

Zie afbeelding 5 voor het hele tracé van de Hoekse Lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0004.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0005.jpg"

Ook aan de Vlaardingsedijk, op ongeveer 50 meter van bovengenoemde metro-overgang, bevindt zich het gemaal De Zaayer. Dit gebouw is een rijksmonument. Zie afbeelding 6, en verder: de paragrafen 1.2.2 en 5.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0006.jpg"

1.2.2 Boonervliet, gemaal De Zaayer, Conline en woonwijk De Kade

De Boonervliet (zie afbeelding 4), aan de westkant van het plangebied, vervult een belangrijke functie als boezem in het Hoogheemraadschap van Delfland. De boezem heeft een vast peil van NAP -0,43 m. Het boezemwater wordt vanuit de Boonervliet aangevoerd, waarna het door gemaal De Zaayer (zie afbeelding 6) wordt geloosd op de Nieuwe Waterweg / het Scheur. Qua capaciteit is gemaal De Zaayer het grootste van de zes boezemgemalen van Delfland. De andere vijf boezemgemalen van Delfland zijn: gemaal Parksluizen in Rotterdam, het Schiegemaal in Schiedam, gemaal Westland in Hoek van Holland, gemaal Vlotwatering in Ter Heijde en gemaal Scheveningen in Scheveningen.

Zie afbeelding 7 voor een kaart van de boezemwateren van het Hoogheemraadschap van Delfland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0007.jpg"

De Boonervliet maakt ook deel uit van een ecologisch betekenisvol watersysteem. Zie afbeelding 8.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0008.jpg"

De Boonervliet is echter geen officiële ecologische verbindingszone. Zie afbeelding 9.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0009.jpg"

De Boonervliet wordt ook bevaren, door zeil- en motorboten, maar doorvaart naar de Nieuwe Waterweg is niet mogelijk.

Ten westen van de Boonervliet bevinden zich de bedrijfsgronden van Conline, waar wordt begonnen met de voorbereiding van een nieuwe woonwijk van maximaal 600 woningen, De Kade. Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte 'De Kade', vastgesteld op 20 februari 2018, maakt deze transformatie planologisch mogelijk. Zie voor de locatie van De Kade: afbeelding 10.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0010.jpg"

1.2.3 Nieuwe Waterweg / Scheur

De Nieuwe waterweg (het Scheur) vormt een brede, open structuur in de omgeving van het plangebied en in het grotere landschap. De nabijheid van havens komt hier tot uiting door de enorme schepen die hier varen. Tegelijkertijd heeft deze rivier een groen karakter, door alle groene zones langs het water.

Vanaf de oevers van het water zijn er brede zichten over de rivier.

Zowel vanuit een deel van de bedrijfspanden als vanaf het fietspad langs het water zijn deze zichten over de rivier goed te ervaren.

1.2.4 Oeverbos, Maasdeltatunnel, Nieuw Waterland

Het Oeverbos (zie afbeelding 4, in paragraaf 1.2.1) is een bestaand groengebied van 2 kilometer lang en 180 meter breed aan de noordoever van het Scheur tussen Maassluis en Vlaardingen. Het is gelegen in de gemeente Vlaardingen en wordt beheerd door Staatsbosbeheer namens Recreatieschap Midden-Delfland.

Eind jaren zeventig is het Oeverbos ingericht als recreatiegebied. Het Oeverbos heeft zich in bijna 40 jaar tijd ontwikkeld tot een volwassen groengebied dat intensief gebruikt wordt voor buitenstedelijke recreatie.

Een andere naam voor het Oeverbos is Lickebaertbos. Als protest tegen plannen om in de Lickebaertpolder een regionale puinstortplaats aan te leggen plantten protesterende Maassluisers en Vlaardingers hier in de jaren '90 honderden boompjes. Dat heeft bijgedragen aan het boskarakter van het gebied.

Het Oeververbos is vanaf najaar 2018 tijdelijk afgesloten voor de aanleg van de zogeheten Maasdeltatunnel (Blankenburgverbinding) onder het Scheur door, tussen grondgebied van Vlaardingen en grondgebied van Rotterdam (Rozenburg). Om deze tunnel , die net ten oosten van Maassluis wordt aangelegd, is veel te doen geweest. Op 2016 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu, Schultz, het tracébesluit genomen om de tunnel aan te leggen. Diverse natuur-, bewoners- en andere organisaties hebben hier beroep tegen ingesteld. Op 18 juli 2018 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan naar aanleiding van de beroepen tegen het tracébesluit Blankenburgverbinding. De beroepen zijn voor een deel niet ontvankelijk en voor het overige deel ongegrond verklaard .

Tegelijkertijd met de aanleg van de Maasdeltatunnel wordt het Oeverbos gesaneerd (afvoer van vuile grond) en heringericht. De aanpassingen in het gebied moeten leiden tot een toename van bezoekersaantallen en een hogere waardering door de bezoeker.

De herinrichting van het Oeverbos maakt deel uit van de ontwikkeling van NieuwWaterland, bestaande uit het groengebied rondom Rozenburg en de groene zone ten westen van Vlaardingen.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

1.3.1 Twee vigerende plannen

Het nieuwe plangebied omvat de plangebieden van de twee bestemmingsplannen die voorafgaan aan bestemmingsplan 'De Dijk':

  • bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer', vastgesteld op 21 januari 2014. Zie afbeelding 11.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0012.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0013.jpg"

Bovendien wordt het nieuwe plangebied 'De Dijk' ook - in zijn geheel - bestreken door het bestemmingsplan 'Parapluherziening Parkeernormen', vastgesteld op 6 februari 2018.

1.3.2 Verbeterpunten aan de regeling van het bedrijventerrein

Onder de vigeur van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' zijn de volgende zaken nog niet (goed) geregeld (aansluitend op de beperkingen 1 t/m 5 uit paragraaf 1.1) :

  1. 1. uitbreiding van het bouwvlak voor het bedrijventerrein overeenkomstig de provinciale Verordeningruimte 2014 (waarin de 'veiligheidszonering vervoer gevaarlijke stoffen' is verkleind); bovendien wordt tussen de meest noordelijke deelgebied (bouwveld) dat de bestemming 'Bedrijventerrein' heeft, en de Hooge Zeedijk (die in noordwestelijke richting van het bedrijventerrein naar de Vlaardingsedijk afbuigt) een geringe uitbreiding van de bestemming 'Bedrijventerrein' opgenomen in het bestemmingsplan;
  2. 2. duidelijkheid over wat precies wel en niet is vereist in verband met de verschillende gevelwanden op het bedrijventerrein;
  3. 3. schuifmogelijkheden voor de onderlinge grenzen van de drie deelgebieden (bouwvelden) van het bedrijventerrein (inclusief schuifmogelijkheden voor de tussen de deelgebieden gelegen 'groene wiggen'; zie afbeelding 14);
  4. 4. opnemen van een bedrijfscategorie op bedrijventerrein De Dijk die toelating mogelijk maakt van alle bedrijven die hier milieutechnisch zonder probleem passen;
  5. 5. duidelijkheid over alle in het bestemmingsplan opgenomen regelingen (duidelijk geformuleerde planregels).

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0014.jpg"

1.4 Planvorm

Dit bestemmingsplan bestaat uit de volgende onderdelen: een verbeelding (plankaart), met daarin opgenomen de bestemmingen in het plangebied, en de planregels, die betrekking hebben op de in de verbeelding vervatte bestemmingen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting. Daarin zijn de achtergronden van het bestemmingsplan beschreven. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt, nader gemotiveerd en verantwoord.

Het bestemmingsplan heeft een relatief gedetailleerd karakter. Wel is de nodige flexibiliteit ingebouwd, vooral wat betreft de schuifmogelijkheden die in bestemmingsplan in 'De Dijk' zijn opgenomen voor de onderlinge grenzen van de drie bouwvelden van het bedrijventerrein (waardoor voorzien kan worden in grotere dan de standaard bedrijfskavels, mocht daar vraag naar zijn).

1.5 Leeswijzer

De toelichting bestaat uit 7 hoofdstukken. In Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie wordt de gewenste ontwikkeling omschreven. Hoofdstuk 3 Beleidskader omvat het bovengemeentelijke en gemeentelijke beleidskader. In Hoofdstuk 4 Aanmeldnotitie m.e.r. wordt aan de hand van de verschillen milieuonderwerpen een antwoord gegeven op de vraag of er een m.e.r.-rapportage moet worden opgesteld voor dit bestemmingsplan. In Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten worden de verrichte milieutechnische en andere onderzoeken behandeld, alsmede milieutechnische en andere onderwerpen die geen onderzoek vergen. In Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving en Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid worden respectievelijk de juridische toelichting en de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan behandeld.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied 'De Dijk' omvat de plangebieden van de twee plannen die aan dit bestemmingsplan vooraf gingen: 'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein De Dijk'.

Ruimtelijk is er eigenlijk sprake van drie delen van het plan, die elk een sterk eigen karakter hebben (waarbij het water gemakshalve niet als een zelfstandig plandeel wordt beschouwd, hoewel daar wel argumenten voor zouden kunnen spreken):

  • een middendeel: bedrijventerrein De Dijk;
  • een noordwestelijk deel: het terrein rond gemaal De Zaayer;
  • een zuidoostelijk deel: begraafplaats.

2.1.1 Bedrijventerrein De Dijk

Het bedrijventerrein De Dijk, gelegen tussen de Vlaardingsedijk en de Nieuwe Waterweg (of Het Scheur), heeft sinds de herinrichting - in 2014 voltooid - een ruim en parkachtig uiterlijk. Werken in een landschappelijke setting is hier het doel. Daarvóór was het in gebruik als opslagterrein van stalen pijpen en buizen ten dienste van het bedrijf Conline (dat zijn eigen bedrijfsterrein heeft 100 meter ten westen van bedrijventerrein De Dijk; zie ook paragraaf 1.2.2). En eerder nog was het terrein in gebruik bij Rijkswaterstaat als baggerdepot.

In totaal is op het bedrijventerrein De Dijk voorzien in circa 6 hectare bouwgrond . Met de inwerkingtreding van bestemmingsplan 'De Dijk' komt daar bijna 0,6 hectare bij. Deze 0,6 hectare wordt aan het bouwvlak van het bedrijventerrein toegevoegd omdat de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' die vanaf het water van de Nieuwe Waterweg tot over het buitendijkse gebied / het bedrijventerrein reikt, is verkleind van 40 naar 25 meter (zie ook het als eerste genoemde punt in de paragrafen 1.1.2, 1.3.2; en zie ook 3.2.4.1);

Omdat op dit moment nog niet alle kavels vergeven zijn, is er de mogelijkheid tot flexibele verkaveling. Gegadigden hebben nog een ruime keuze met betrekking tot de invulling van deze kavels.

Om de ondernemers te ontzorgen in het proces van het eerste gesprek tot aan de daadwerkelijk bouw op het kavel heeft de gemeente het 'Dijkteam' geformeerd.

Op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan is bedrijventerrein 'De Dijk' gestaag in ontwikkeling . Zie afbeelding 15.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0015.jpg"

2.1.2 Het terrein rond gemaal De Zaayer

Ten noordwesten van het bedrijventerrein ligt het gemaalgebouw 'De Zaayer' van het Hoogheemraadschap van Delfland, met enkele bijgebouwen en drie voormalige dienstwoningen die zelfstandige woningen zijn geworden met het in werking treden (en onherroepelijk worden) van het bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' op 28 maart 2014.

In de paragrafen 1.1, 1.2.1, 1.2.2 en 5.8 is meer te vinden over gemaal De Zaayer.

2.1.3 Begraafplaats

Verder is op De Dijk een parkachtige begraafplaats aangelegd, die in 2015 in gebruik is genomen (Hooge Zeedijk 100). Bij de begraafplaats is sinds 2016 een aula met, geïntegreerd in hetzelfde gebouw, een crematorium gerealiseerd..

2.2 Ontwikkeling

Met het van kracht worden van het bestemmingsplan 'De Dijk' worden de volgende zaken mogelijk gemaakt of gerealiseerd (in het verlengde van de punten 1 t/m 5 in de paragrafen 1.1.2 en 1.3.2):

  1. 1. een vergroting van het bouwvlak behorend tot de bestemming 'Bedrijventerrein', in overeenstemming met de in de provinciale Verordening ruimte 2014 opgenomen verkleining van de 'veiligheidszonering vervoer gevaarlijke stoffen' (zie paragraaf 3.2.4.1); plus een kleine vergroting van het bouwvlak aan de zijde van de Hooge Zeedijk;
  2. 2. een herziene regeling omtrent de belangrijkste gevelwanden;
  3. 3. schuiven met de onderlinge grenzen van de drie bouwvelden van het bedrijventerrein (met daartussen de 'groene wiggen');
  4. 4. ook toelating van bedrijven die vallen onder de bedrijfscategorie 3.2;
  5. 5. begrijpelijk geformuleerde planregels.

In de Juridische planbeschrijving (Hoofdstuk 6) wordt toegelicht hoe bovenstaande verbeteringen concreet zijn doorgevoerd in dit bestemmingsplan.

2.3 Vigerende Planologische Situatie

'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein De Dijk' zijn de vigerende bestemmingsplannen voor het plangebied dat hier aan de orde is (getoond in afbeelding 1, paragraaf 1.2). Bestemmingsplan 'De Dijk' is de beoogde opvolger van die twee plannen.

Bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', vastgesteld op 17 januari 2012, heeft een uitgesproken ontwikkelingsgericht karakter. Dat ontwikkelingsgerichte karakter wordt met bestemmingsplan 'De Dijk' voortgezet, zij het dat in het voorafgaande bestemmingsplan dus al een groot deel van deze ontwikkeling planologisch mogelijk is gemaakt. Een groot deel van de ontwikkelingen die op grond van bestemmingsplan 'De Dijk' mogelijk zijn, zijn dus 'bestaand'.

In bestemmingsplan 'De Dijk' gaat er niet meer om, de ontwikkeling van het bedrijventerrein te starten, maar het de goede kant op te sturen, in de richting van een volgroeid, volwaardig bedrijventerrein..

Bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer', vastgesteld op 21 januari 2014, heeft als doel gehad: het tot woningen met een woonbestemming (in plaats van een bedrijfsbestemming) maken van de voormalige drie dienstwoningen (Vlaardingsedijk 6, 10 en 12) bij gemaal De Zaayer. Omdat de aandrijving van het gemaal was gewijzigd van diesel naar elektrisch, was de noodzaak van de dienstwoningen komen te vervallen. Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard wilde de woningen in de reguliere woningmarkt zetten. Het bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer' maakte dat planologisch mogelijk.

Bestemmingsplan 'De Dijk' voorziet in geen enkele ontwikkeling ter plaatse van het deelgebied 'Gemaal de Zaayer'.

2.4 Conclusie Ten Aanzien Van Planopzet

De stap van de bestemmingsplannen 'Gemaal de Zaayer' en 'Bedrijventerrein DeDijk' naar bestemmingsplan 'De Dijk' is qua ruimtelijke opzet van het plan niet groot.

De uitbreiding van het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' is weliswaar qua oppervlakte aanzienlijk (circa 6.000 m2 komt extra beschikbaar voor bedrijfskavels), maar verandert de ruimtelijke opzet van het plan niet wezenlijk.

Daarnaast zijn de herziene regeling omtrent de belangrijkste gevelwanden, de flexibilisering van de grenzen van de drie bouwvelden (met daartussen 'groene wiggen'), de verhoging van de maximale bedrijfscategorie voor het bedrijventerrein en de herziene formulering van de planregels middelen om het bestemmingsplan beter werkbaar te maken. Ook deze specifieke inhouden van bestemmingsplan 'De Dijk' zorgen niet voor een wezenlijke verandering in de ruimtelijke opzet van het plan, vergeleken met de ruimtelijke opzet van voorgaande plannen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In de keuze van het te voeren beleid dient een gemeente rekening te houden met het opgestelde beleid op diverse overheidsniveaus. In dit hoofdstuk wordt, voor zover het beleid van toepassing is op het plangebied of doorwerkt in het gemeentelijke beleid, hieraan de nodige aandacht besteed.

3.1 Nationaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden, ter vervanging van de Nota Ruimte. De structuurvisie geeft een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de structuurvisie schetst het rijk ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau.

In de structuurvisie zijn dertien nationale ruimtelijke belangen benoemd: een excellente ruimtelijk-economische structuur, het hoofdnetwerk energievoorziening en energietransitie, het hoofdnetwerk buisleidingen, een efficiënt gebruik van de ondergrond, het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen, een betere benutting van het bestaande mobiliteitssysteem, het instandhouden van het hoofdnetwerk van wegen, spoorwegen en vaarwegen, het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, behoud van cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten, het nationaal netwerk van natuur, ruimte voor militaire terreinen en activiteiten, en een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming.

Bestemmingsplan 'De Dijk' bevat het volgende onderdeel dat in een concrete relatie staat tot bovengenoemde nationale belangen. Het als vierde genoemde nationale belang, het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen, heeft ook betrekking op de Nieuwe Waterweg.

In paragraaf 3.1.2 wordt ingegaan op het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de juridische vertaling van het beleidsdocument SVIR. In het Barro staat vermeld welke ruimtelijke regels er gelden voor de rijksvaarweg Nieuwe Waterweg.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ als motiveringseis waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in genoemd artikel:

“De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

Op grond van de ladder moeten de volgende punten worden geadresseerd:

  1. 1. Er moet worden nagegaan of het bij de nieuwe ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan, gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
  2. 2. Als het gaat om een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet worden beschreven dat er daadwerkelijk voldoende vraag bestaat naar deze ontwikkeling.
  3. 3. Als er voldoende vraag naar de nieuwe stedelijke ontwikkeling bestaat, moet de vraag worden beantwoord of bestaand stedelijk gebied (of bestaande bebouwing) de ruimte voor deze ontwikkeling niet kan bieden.

Toepassing van de Ladder op bestemmingsplan ´De Dijk' levert het volgende op:

Ad 1.
Is er hier sprake van een stedelijke ontwikkeling?

Een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt omschreven als: een "ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen".

In dit bestemmingsplan gaat het om een ontwikkeling die grotendeels mogelijk is gemaakt in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', vastgesteld op 17 januari 2012, maar voor een deel nieuw is. Op grond van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is al circa 6 hectare bouwgrond beschikbaar voor bedrijfskavels. Met de inwerkingtreding van bestemmingsplan 'De Dijk´ komt daar een kleine 0,6 hectare bij, vanwege de verkleining van de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Daardoor kan het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' worden uitgebreid.

Er is dus sprake van een beperkte nieuwe stedelijke ontwikkeling die een uitbreiding (toevoeging van 10% kaveloppervlakte) vormt van een grotere bestaande stedelijke ontwikkeling.

Ad 2.
Is er voldoende vraag naar deze ontwikkeling?

In het 'Actieplan werklocaties Metropoolregio Rotterdam Den Haag' van de Directie Economisch Vestigingsklimaat van de MRDH d.d. 1 februari 2018 wordt gesteld dat er aan de Rechter Maasoever behoefte is aan klassieke, kleinschalige werklocaties. Door transformatie van gebouwen en gebieden met werkfuncties naar andere functies (zoals wonen of gemengd wonen en werken) ontstaat een extra vraag naar klassieke, kleinschalige bedrijventerreinen. Bedrijventerrein De Dijk voorziet daarin. Zie afbeelding 16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0016.jpg"

Ad 3.
Kan bestaand stedelijk gebied deze ontwikkeling geen ruimte bieden?

Dat is inderdaad het geval. Want bedrijventerrein de Dijk ligt in Bestaand stads- en dorpsgebied. Zie afbeelding 3 in paragraaf 1.2.

Conclusie
De conclusie met betrekking tot de Ladder voor duurzame verstedelijking luidt dat deze van toepassing is op de (bescheiden) nieuwe stedelijke ontwikkeling die wordt voorzien in bestemmingsplan 'De Dijk' (vergroting van het bedrijventerrein), dat er behoefte bestaat aan deze ontwikkeling en dat er in bestaand stedelijk gebied wordt voorzien in ruimte voor deze ontwikkeling. Er wordt dus voldaan aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.4 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Het landelijke ruimtelijke beleid, vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur enRuimte, heeft implicaties voor het bestemmingsplan ´De Dijk', namelijk waar het gaat om de rijksvaarweg die de Nieuwe Waterweg (het Scheur) is. In het Besluitalgemeneregels ruimtelijke ordening (Barro) is aangegeven waar het bestemmingsplan in dit verband aan moet voldoen: er moet een vrijwaringszone van 25 meter aan de zijkant van de rijksvaarweg worden aangehouden. Hieraan wordt voldaan in bestemmingsplan 'De Dijk'.

De toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluitruimtelijkeordening (Bro) leidt tot de conclusie dat bestemmingsplan ´De Dijk' voor een deel een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat, waaraan aantoonbaar behoefte bestaat en die in bestaand stedelijk gebied wordt geaccommodeerd. Dit voldoet aan de criteria van de Ladder.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit

De provinciale structuurvisie (voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening) van Zuid-Holland is genoemd: 'Visie Ruimte en Mobiliteit' (VRM). De Visie Ruimte en Mobiliteit biedt een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel, zonder een vastomlijnd eindbeeld te schetsen. De visie bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.

De volgende rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • beter benutten van bebouwde ruimte, maar ook nieuwe woon- en werklocaties daarbuiten;
  • behoud en versterking leefkwaliteit van de bebouwde ruimte;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving

Volgens de Visie Ruimte & Mobiliteit ligt het plangebied 'De Dijk' in 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Zie afbeelding 3 in paragraaf 1.2.

Volgens de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 3.1.3), zoals overgenomen door de provincie in haar ruimtelijke beleid, moet nieuwe stedelijke ontwikkelingen primair plaatsvinden in het bestaande stads- en dorpsgebied.

Hieraan voldoet de locatie 'De Dijk'. Deze ligt in bestaand stads- en dorpsgebied.

Windenergie
Voor de duurzame energievoorziening is het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie van groot belang. Locatie 'De Dijk' is aangewezen als een gebied waar in de toekomst windenerergie (Verordening Ruimte kaart 10). De locaties zijn het resultaat van een afweging tussen eisen vanuit windenergie en voorwaarden vanuit landschap en ruimtelijke kwaliteit. De locaties combineren windenergie met technische infrastructuur, grootschalige bedrijvigheid en grootschalige scheidslijnen tussen land en water. Binnen bestaand stads- en dorpsgebied zijn windturbines toegestaan met een ashoogte van 45 meter, voor zover dat past bij de lokale situatie. Dit is ter beoordeling van de gemeente.

Ten aanzien van de hoogte accenten op het bedrijventerrein is de gemeente van mening dat het geringe aantal van drie accenten en de grote afstanden tussen de hoogteaccenten meer dan voldoende ruimte laat voor de ontwikkeling van de windenergielocatie. Het bestemmingsplan bevat bepalingen om de afstand tot de verschillende accenten zo groot mogelijk te laten. Hiermee wordt voorkomen dat er een dichte wand ontstaat die een belemmering kan zijn voor de windturbines.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0017.jpg"Afbeelding 17. uitsnede kaart 10 windenergie Verordening Ruimte

Vooralsnog zijn er geen concrete initiatieven om de locatie als windenergiegebied te ontwikkelen.

3.2.2 Programma Ruimte

Het programma Ruimte is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid.

In het programma Ruimte is opgenomen dat de provincie de leefkwaliteit in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) wil behouden en versterken. De provincie wil meer gaan sturen op ruimtelijke kwaliteit. De zogeheten 'kwaliteitskaart' in de Visie Ruimte en Mobiliteit is hiervoor een middel.

De kwaliteitskaart toont in vier lagen de gebiedskenmerken en kwaliteiten die de provincie belangrijk vindt. Doel van de kaart is om nieuwe ontwikkelingen binnen de provincie op een logische en aantrekkelijke manier te verbinden aan een plek in Zuid-Holland.

In de afbeeldingen 18, 19 , 20 en 21 zijn de vier lagen van de kwaliteitskaart weergegeven, ingezoomd op het plangebied 'De Dijk' en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0018.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0019.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0020.jpg"

Vooral de richtpunten vermeld in de onderschriften bij afbeelding 19 (over de rivierdijk) en afbeelding 20 (over de stads- en dorpsranden) zijn volledig toegepast in de ruimtelijke opzet van het bedrijventerrein.

3.2.3 Programma Mobiliteit

Het Programma mobiliteit is een uitwerking van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het programma beschrijft de operationele doelen en concrete maatregelen.

Voor de ontwikkeling van het plangebied heeft het programma Mobiliteit geen implicaties.

3.2.4 Verordening ruimte 2014

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten. De provinciale ruimtelijke verordening (voorgeschreven door de Wet ruimtelijke ordening, net als de provinciale structuurvisie) is één van die instrumenten. De 'Verordening ruimte 2014' stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen.

Op het moment van het opstellen van deze plantoelichting, medio 2018, is deze verordening uit 2014 inmiddels vijf keer gewijzigd/geactualiseerd. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau.

Voor het bestemmingsplan 'De Dijk' zijn vooral van belang:

  • artikel 2.1.10: veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas;
  • artikel 2.2.1: ruimtelijke kwaliteit.
  • artikel 2.4.3: buitendijks bouwen

Hieronder worden deze drie artikelen besproken met het oog op hun consequenties voor dit bestemmingsplan.

3.2.5 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

De uitbreiding van de bedrijfskaveloppervlakte in bestemmingsplan 'De Dijk' voldoet aan het vereiste uit de Visie Ruimte en Mobiliteit dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten plaatsvinden in bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) en in aan enige wezenlijke onderdelen van de kwaliteitskaart van de provincie. De op grond van de Verordening ruimte 2014 verplicht gestelde beeldkwaliteitsparagraaf is inderdaad opgenomen in dit bestemmingsplan: in paragraaf 3.3.8.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Coalitieakkoord 2018-2022

Na de verkiezingen voor de gemeenteraad van maart 2018 hebben CDA, VVD, PvdA en D66 een bestuurscoalitie gevormd. Hun coalitieakkoord voor de periode 2018-2022 heet: 'Samen Maassluis. Investeren in een duurzame toekomst'. Hierin staan vier thema's centraal:

  • duurzaamheid;
  • jeugd en jongeren;
  • ouderen;
  • sociale cohesie.

Waar het gaat om onderdelen van het akkoord die relevant kunnen zijn voor het bestemmingsplan 'De Dijk':

  • over bedrijven wordt het volgende opgemerkt:
    "Bedrijven bieden werkgelegenheid en spelen ook een belangrijke sociale en maatschappelijke rol. Er wordt gestreefd naar behoud en waar mogelijk uitbreiding van werkgelegenheid. Dit betekent dat veel waarde wordt gehecht aan de vestiging van bedrijven die deze werkgelegenheid kunnen bieden. In dat kader biedt bijvoorbeeld het aantrekken van productiebedrijven, hightechbedrijven en bedrijven in de zorgsector kansen."

3.3.2 Structuurvisie 2012-2025

Om de kwaliteit van de stad vanuit een oogpunt van wonen en werken te behouden heeft de gemeenteraad op 17 april 2012 de Structuurvisie 2012-2025 vastgesteld.

De structuurvisie vormt het kader waarbinnen toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen worden aangestuurd en beoordeeld. Hierbij geeft de kaart van de structuurvisie het globale streefbeeld voor de toekomstige ontwikkeling van Maassluis weer. Van die kaart wordt een uitsnede getoond in afbeelding 21, in paragraaf 3.3.2.1.

3.3.3 Economische visie Maassluis 2015-2025

Op 1 december 2015 heeft de gemeenteraad de Economische visie Maassluis 2015-2025 vastgesteld. In deze visie wordt een beeld geschetst van de economische ontwikkelingen in de regionale economie, gekoppeld aan de lokale ambities van Maassluis. Dit wordt uitgewerkt in een activiteitenprogramma Economie 2015-2018. Hierbij worden ook (mogelijke) relaties gelegd met de ambities en activiteiten van de Agenda Economisch Vestigingsklimaat van de MetropoolregioRotterdam Den Haag (MRDH).

De visie heeft als doel om de economische aantrekkelijkheid van Maassluis te versterken, net als het functioneren van het bedrijfsleven. Hiertoe zijn in de visie drie ambities geschetst:

  • Maassluis blijft een interessante vestigingslocatie voor bedrijvigheid. Ondernemers kiezen voor Maassluis omdat ze er prettig wonen, de kwaliteit van de bedrijventerreinen waarderen, de bereikbaarheid op orde is en de gemeentelijke dienstverlening boven het gemiddelde ligt.
  • Maassluis biedt ruimte voor uitbreiding van de werkgelegenheid. Het aantal arbeidsplaatsen is toegenomen naar ongeveer 7500 en groeit tenminste evenredig met de werkgelegenheid in de MRDH. Onderwijs en bedrijfsleven hebben nauwe banden en slagen er daardoor goed in om vraag naar een aanbod van arbeid op elkaar af te stemmen.
  • De aantrekkelijkheid van Maassluis is verhoogd voor de eigen inwoners, toeristen en winkelend publiek uit de regio. Dit geeft een stimulans aan de economie en werkgelegenheid in Maassluis. Een grotere aantrekkelijkheid kan ook leiden tot nieuwe inwoners en nieuwe bedrijven.

Ten aanzien van het bedrijventerreinen in het algemeen zegt deze visie dat Maassluis graag ruimte wil bieden aan nieuwe en bestaande ondernemers om daarmee werkgelegenheid te creëren.

Specifiek ten aanzien van bedrijventerrein De Dijk wordt in deze visie gezegd:

"De Dijk is een nieuw aangelegd bedrijventerrein aan de Nieuwe Waterweg aan de oostkant van Maassluis. Deze locatie is in 2007 gekocht van de gemeente Rotterdam en Domeinen. Maassluis heeft vastgesteld dat voor de ontwikkeling van de gemeente een modern en duurzaam bedrijventerrein noodzakelijk is.

Vanaf 2012 is de feitelijke aanleg begonnen en inmiddels ligt het bedrijventerrein, met 6,4 ha aan beschikbare grond er volledig bouwrijp bij. De hoofdontsluiting, parkeerplaatsen, plantsoenen, verlichting, maar ook het glasvezel onder de grond zijn nu volledig door de gemeente Maassluis aangelegd.

Het terrein De Dijk zal geleidelijk over een tijdspanne van enkele jaren gevuld raken, maar heeft dus van meet af aan een hoogwaardig uiterlijk en functionaliteiten. In 2014 is het eerste bedrijf gevestigd. In de zomer van 2015 start de bouw van een tweede bedrijfsgebouw. Ondernemers kunnen zelf een kavel uitkiezen en vanaf 1.000 m2 is iedere kavelgrootte bespreekbaar."

Bestemmingsplan 'De Dijk' is met het oog op de ontwikkeling van het bedrijventerrein een instrument om het in de Economische visie Maassluis 2015-2025 geschetste beeld waar te maken. Het instrumentele karakter van dit bestemmingsplan wordt aangeduid in paragraaf 1.1.1.

3.3.4 Duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis

In de Duurzaamheidsvisie 2012-2015 (vastgesteld in 2012) werd ingezet op het geven van het goede voorbeeld, onderzoek naar duurzame opwekking, en het stimuleren van bewoners, bedrijven en organisaties bij het treffen van duurzaamheidsmaatregelen. In het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis, vastgesteld door de gemeenteraad op 31 oktober 2017, gaat de gemeente een stap verder en ligt de focus op de verbinding met de stad.

Het programma beslaat de drie p’s: people, planet, prosperity. In de duurzaamheidsvisie 2012-2015 stond de doelstelling CO2-neutraal in 2040 centraal. Deze doelstelling blijft ook in het nieuwe duurzaamheidsprogramma overeind. Het programma richt zich echter op de hele stad en niet enkel op de eigen organisatie, omdat CO2-neutraliteit een ambitieus doel is dat de gemeente slechts in samenwerking met alle stakeholders in de stad kan bereiken.

Het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis beslaat het hele gemeentelijke werkgebied: op sociale, milieu- en economische aspecten. Het is een kaderstellend programma met concrete acties daaraan gekoppeld, dat flexibel in kan gaan op de snelle ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid in de samenleving. Jaarlijks wordt een terugkoppeling wordt gegeven aan de gemeenteraad in de vorm van een evaluatie van de uitgevoerde acties en een vooruitblik op de acties voor het komende jaar.

Zonnepark

Zo is voor bedrijventerrein De Dijk voor de jaren 2017 en 2018 de volgende actie opgenomen in het duurzaamheidsprogramma: "Stimuleren aanleg zonnepark achter Bedrijventerrein De Dijk". Deze actie is inderdaad uitgevoerd. In januari 2018 heeft Maassluis aan een energieleverancier een omgevingsvergunning verleend om het perceel ten zuidoosten van het tot nog toe gerealiseerde deel van de begraafplaats in te richten en in gebruik te nemen als zonnepark voor de duur van 20 jaar.

Deze actie is - bewust , wegens de tijdelijkheid - via een ander spoor gelopen dan via het bestemmingsplan. De vergunning is verleend. Het bestemmingsplan doet daar niets meer aan af.

Aanleg van het bedrijventerrein

Bij de aanleg van het bedrijventerrein (groenstructuur, ontsluitingswegen, openbare parkeerplaatsen en bouwrijpe, uitgeefbare kavels, inclusief riolering, gas, elektra en glasvezel; in 2014 voltooid) is duurzaamheid een belangrijk punt geweest. Als voorbeelden van de gevolgde duurzame aanpak kunnen worden genoemd:

  • Voor de noodzakelijke ophogingen is gebruik gemaakt van de overtollige grond uit andere projecten binnen Maassluis.
  • Overtollige basaltblokken uit de Kapelpolder zijn op de Dijk gebroken tot bruikbaar verhardingsmateriaal.
  • Op De Dijk wordt regen- en rioolwater gescheiden afgevoerd.

Het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' (vastgesteld op 17 januari 2012) heeft de realisatie van het bedrijventerrein planologisch mogelijk gemaakt. Bestemmingsplan 'De Dijk' vervolgt dit spoor.

Bedrijven

De inmiddels op het bedrijventerrein gevestigde bedrijven letten op duurzaamheid.

Zo rijdt Nooteboom Tours, gevestigd op Zomerdijk 10, met nieuwe touringcars die beschikken over een motor met een grote CO2-reductie. Ook is het delen van één voertuig door een groot aantal mensen op zichzelf een duurzame wijze van personenvervoer. Bij het onderhouden van de bussen worden water en schoonmaakproducten zo zuinig mogelijk gebruikt.

De gebouwen van Storestudios zijn (worden) duurzaam gebouwd.

Wat betreft de duurzaamheid op het niveau van de bedrijven, moet erop worden gewezen dat in het bestemmingsplan geen maatregelen kunnen worden voorgeschreven ter bevordering van het duurzaam bouwen van de bedrijfspanden, noch voor de duurzaamheid van hun bedrijfsvoering. Daarvoor is het bestemmingsplan wettelijk gezien niet het juiste instrument. Uiteraard wordt hiervoor wel aandacht gevraagd door het 'Dijkteam', dat de bedrijven begeleidt bij de koop en de bebouwing van hun kavels (zie paragraaf 2.1.1).

3.3.5 Wegenstructuurvisie Maassluis 2010-2025

In de Wegenstructuurvisie Maassluis 2010-2025 zijn oplossingsrichtingen gegeven voor de toekomstige verkeersstructuur van Maassluis en is onderzocht of er knelpunten te verwachten zijn met de demografische en ruimtelijke ontwikkeling van Maassluis tot 2025.

Uit de structuurvisie blijkt dat het wegennet van Maassluis, zonder uitbreiding met nieuwe infrastructuur, maar wel met het toepassen van enkele benuttings- en aanpassingsmaatregelen, voldoende capaciteit biedt om de effecten op het verkeer van de nu bekende ontwikkelingen tot 2025 te kunnen verwerken. Hoewel er een stijging is van de verkeersbelasting van het wegennet, blijven de milieueffecten binnen de wettelijke normen en vragen deze geen extra maatregelen.

De Wegenstructuurvisie (vastgesteld in 2010) is ouder dan bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk', dat is vastgesteld in 2012. De verkeersbewegingen die het gevolg zijn van de ontwikkeling van bedrijventerrein De Dijk, zijn in de toelichting van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' verantwoord. Daarmee is de Wegenstructuurvisie voor het voorliggende plan geen direct relevant beleid meer.

Gezien de toeneming van de oppervlakte aan voor bedrijfskavels te gebruiken gronden van 6 hectare naar 6,6 hectare (zie paragraaf 2.1.1), een toeneming van 10%, moet ook rekening worden gehouden met een toeneming van de verkeersbewegingen die daaruit voort zullen vloeien. Dat zal echter een geen wezenlijke verandering van de haalbaarheid tot gevolg hebben. Die is al aangetoond in de toelichting van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk'.

3.3.6 Parkeren

3.3.7 Visie openbare ruimte 2030

Op 27 oktober 2015 heeft de gemeenteraad de Visie openbare ruimte 2030 vastgesteld. Deze visie definieert op basis van de identiteit van Maassluis het beeld- en de beheerkwaliteit in de openbare ruimte. Maassluis beschikt hiermee over een samenbindende, overkoepelende visie op de buitenruimte, die richtinggevend is op het niveau van de stad en op wijkniveau. Het bakent de ambitie van Maassluis af en geeft richting aan de toekomstige ontwikkelingen ten aanzien van de openbare ruimte. De visie biedt een kompas bij toekomstige afwegingen ten aanzien van de openbare ruimte. Zo zijn aan de hand van hoe de stad nu is opgebouwd voorstellen gedaan ter versterking van het raamwerk van de openbare ruimte. Tevens vormt deze visie een belangrijke bouwsteen voor de wijze waarop het beheer van de openbare ruimte in de toekomst wordt georganiseerd. Ook het uit 2001 stammende groenstructuurplan is geactualiseerd en geïntegreerd in de Visie op de openbare ruimte; dit geldt ook voor de op 6 november 2013 aangenomen motie 'Bomen in de Stad'.

De opgave is om de openbare ruimte van Maassluis door te ontwikkelen tot een aantrekkelijke openbare ruimte, met een sterk ‘eigen gezicht’, die aansluit op de actuele wensen van de samenleving. De openbare ruimte moet niet alleen attractief zijn om naar te kijken, maar deze moet ook bijdragen aan de ambitie van ‘de gezonde stad’, moet aanzetten tot bewegen en ruimte bieden voor ontmoeting. Bij de gezonde stad passen ook een ecologisch gezonde stad en een duurzame inrichting van de openbare ruimte. Daarnaast moet de inrichting van de openbare ruimte verbinden, zowel ruimtelijk als sociaal. Tot slot moeten inrichting en beheer van de openbare ruimte betaalbaar zijn.

Met betrekking tot het bedrijventerrein wordt opgemerkt dat dit een openbare ruimte heeft die grotendeels voldoet aan de ambities van de Visie openbare ruimte 2030 .

Wat betreft het beheer en de inrichting van bedrijventerrein De Dijk staat in de visie te lezen dat er geen ontwikkelingen worden verwacht. Dat is ook logisch, omdat de herinrichting van het bedrijventerrein juist was voltooid (namelijk in 2014) toen de Visie openbare ruimte 2030 werd aangenomen.

3.3.8 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk

Voor Bedrijventerrein De Dijk is op 17 januari 2012 een beeldkwaliteitplan vastgesteld: Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk. Zie Bijlage 2 bij deze plantoelichting.

Het beeldkwaliteitplan legt de stedenbouwkundige en architectonische kwaliteitsuitgangspunten vast die niet of niet voldoende in het bestemmingsplan geregeld kunnen worden. Het is enerzijds het toetsingskader voor de ruimtelijke uitwerking van De Dijk. Dit toetsingskader wordt gehanteerd door de gemeente Maassluis en door de welstandscommissie bij de beoordeling van de bouwplannen. Anderzijds geldt dit document als inspiratiedocument voor de architecten en gemeente voor de inrichting en uitstraling van het plangebied.

Bij de voorbereiding van het beeldkwaliteitsplan zijn belanghebbenden betrokken, conform het bepaalde in de gemeentelijke inspraakverordening. Het beeldkwaliteitplan is na vaststelling door de gemeenteraad onderdeel geworden van de gemeentelijke welstandsnota. De in het beeldkwaliteitsplan genoemde criteria gelden als toetsingskader voor de op het bedrijventerrein De Dijk te realiseren bouwwerken waarvoor een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

3.3.9 Archeologiebeleid

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn gemeenten verantwoordelijk voor het archeologisch beleid binnen de stadsgrenzen. Daarvoor heeft Maassluis informatie nodig over wat zich in de grond bevindt. Hiertoe heeft de gemeenteraad het Archeologiebeleid Maassluis 2013 vastgesteld. Onderdeel van dit beleid is de Archeologische waarden- en verwachtingenkaart. Op basis van deze kaart gelden voor het gemeentelijk grondgebied diverse archeologische verwachtingswaarden.

Op 19 mei 2015 is een geactualiseerde versie van het Archeologiebeleid Maassluis door de gemeenteraad vastgesteld. Deze actualisatieslag heeft tot enkele wijzigingen op de waarden- en verwachtingenkaart geleid.

Voor de toepassing van het archeologiebeleid op dit bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 5.8.

3.3.10 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'De Dijk' is grotendeels in lijn (en niet in strijd) met het Coalitieakkoord 2018-2022 (paragraaf 3.3.1), de Structuurvisie 2012-2025 (paragraaf 3.3.2), de Economische visie Maassluis2015-2025 (paragraaf 3.3.3), het duurzaamheidsprogramma gemeente Maassluis (paragraaf 3.3.4) en het beleid over Parkeren (paragraaf 3.3.6) .

De Wegenstructuurvisie Maassluis 2010-2025 (paragraaf 3.3.5) en de Visie openbare ruimte 2030 (paragraaf 3.3.7) zeggen welbeschouwd niet zo veel over bestemmingsplan 'De Dijk'. In de paragrafen 3.3.5 en af 3.3.7 wordt verklaard waarom.

Voor het passen van bestemmingsplan 'De Dijk' in het Archeologiebeleid (paragraaf 3.3.9) wordt verwezen naar paragraaf 5.8.

Hoofdstuk 4 Aanmeldnotitie M.e.r.

4.1 Aanleiding

Op grond van de Wet milieubeheer is het verplicht ten aanzien van plannen, gevallen, activiteiten en besluiten die (mogelijk) grote gevolgen kunnen hebben voor het milieu, een procedure voor milieueffectrapportage (m.e.r.) te doorlopen. De m.e.r. is bedoeld om milieubelangen meer expliciet af te wegen bij het opstellen van plannen en het uitvoeren van projecten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen "m.e.r.-plichtige activiteiten" waarvoor een volledig milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld en "m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten" waarbij moet worden afgewogen of sprake kan zijn van significante negatieve gevolgen voor het milieu.

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. Gemeenten zijn nu verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer). Het besluit behoeft niet separaat te worden gepubliceerd, maar moet wel worden opgenomen in het besluitvormingsproces van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is moet door de initiatiefnemer een aanmeldnotitie worden opgesteld.

Onderhavige notitie voorziet hierin voor het bestemmingsplan 'De Dijk'.

4.2 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije m.e.r.-beoordeling worden onderzocht?') moet aandacht worden besteed aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten', te weten:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van het potentiële effect.

4.3 Kenmerken Van Het Project

In dit bestemmingsplan worden de volgende zaken mogelijk gemaakt of gerealiseerd:

  1. 1. een vergroting van het bouwvlak bij de bestemming 'Bedrijventerrein' (een toevoeging van 0,6 hectare aan de bestaande 6 hectare aan bouwkavels), mogelijk geworden door de in de provinciale Verordening ruimte 2014 opgenomen verkleining van de 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' (zie paragraaf 3.2.4.1);
  2. 2. een herziene regeling omtrent de belangrijkste gevelwanden;
  3. 3. schuiven met de onderlinge grenzen van de drie bouwvelden van het bedrijventerrein (met daartussen de 'groene wiggen'), afhankelijk van de behoeften van de kopers van de bedrijfskavels;
  4. 4. ook toelating van bedrijven die vallen onder de bedrijfscategorie 3.2;
  5. 5. begrijpelijk geformuleerde planregels.

Alleen bij punt 1 wordt een uitbreiding van bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Punt 5 bevat een verhoging van de maximaal toegelaten bedrijfscategorie. De andere punten hebben geen milieu-implicaties.

Het gehele plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 56 hectare, waarvan ongeveer 25 hectare land en 31 hectare water.

4.4 Plaats Van Het Project

Het plangebied ligt ten zuidoosten van het bebouwde gebied van Maassluis, tegen de westgrens van Vlaardingen aan. Aan de randen van het plangebied zijn gelegen:

  • noordoostelijk: de Vlaardingsedijk;
  • noordwestelijk: de Boonervliet (een watergang);
  • zuidwestelijk: de Nieuwe waterweg (of: het Scheur);
  • zuidoostelijk: de grens met Vlaardingen (het Oeverbos).

4.5 Kenmerken Van Het Potentiële Effect

De voor het milieu relevante wijzigingen die in het bestemmingsplan zijn doorgevoerd, hebben betrekking op:

  • de in het plan opgenomen uitbreiding van de bouwmogelijkheden;
  • de in het plan opgenomen verhoging van de maximaal toegelaten bedrijfscategorie.

De uitbreiding van de bouwmogelijkheden zou effect kunnen hebben op de onderwerpen bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, water, bodem en ecologie doordat de toegevoegde bebouwingsmogelijkheden qua situering te dichtbij milieugevoelige functies komen en/of doordat de totale omvang van de verwachte milieueffecten te groot wordt door de toegevoegde bouwmogelijkheden.

De verhoging van de bedrijfscategorie zou het effect kunnen hebben dat de afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige functies die in het bestemmingsplan aanwezig zijn, niet meer voldoen als bedrijven in de 'nieuwe' categorie 3.2 zich vestigen in het plangebied.

In de volgende paragrafen (Bedrijven en milieuzonering tot en met Archeologie en monumenten) wordt nagegaan of dergelijke milieueffecten inderdaad optreden ten gevolge de in het bestemmingsplan doorgevoerde wijzigingen.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

In de directe omgeving van de nieuwe locatie komen geen bedrijven of instellingen voor waarvan de milieuzone tot in of nabij het plangebied reikt.

Om dit volledig zeker te stellen, ook voor de toekomst, is een verdergaande afbouw nodig (zie paragraaf 5.2.3). Hierdoor is op termijn een intrekking van de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein mogelijk.

De woningen bij gemaal De Zaayer (gevoelige functies) liggen op een afstand van circa 175 meter van het bouwvlak van het bedrijventerrein, waarin bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan. Bedrijven van deze categorie vereisen een afstand van minimaal 100 meter tot woningen. Hieraan wordt ruim voldaan.

Dus kan er vanuit worden gegaan dat in het plangebied 'De Dijk' sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

4.7 Geluid

De in bestemmingsplan 'De Dijk' doorgevoerde wijzigingen leiden niet tot extra bouwmogelijkheden voor geluidsgevoelige functies dan wel geluidsproducerende functies. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Verder is het plangebied is gelegen binnen de geluidszones behorende bij de gezoneerde industrieterreinen:

  • Botlek-Pernis, dat zich bevindt aan de andere kant van de Nieuwe Waterweg (het Scheur) tegenover Vlaardingen;
  • het Conline-terrein (De Kade). De activiteiten van Conline op dit terrein, dat nog een gezoneerd industrieterrein is, worden afgebouwd. Het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van een woonwijk van maximaal 600 woningen op deze locatie, bestemmingsplan 'De Kade', is vastgesteld op 20 februari 2018.

Vanwege de omvang van het industrieterrein Botlek-Pernis zijn zogenoemde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) als contour vastgesteld. De woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 (bij gemaal De Zaayer) zijn gelegen buiten de 55 dB(A)-contour. In verband met het Conline-terrein (inmiddels dus in afbouw) is een MTG van 55 dB(A) bij de woningen vastgesteld. Aan de MTG's wordt voldaan. Aangezien de bestemmingsregeling voor de woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 niet worden gewijzigd, is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk

Op termijn is te verwachten dat de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein kan worden ingetrokken.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening vormt geluid geen belemmering voor bestemmingsplan 'De Dijk'.

4.8 Luchtkwaliteit

Er is een Quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 3 bij deze plantoelichting.

Met behulp van de NIBM-rekentool is bepaald of onderhavige planologische ontwikkeling (verruiming bouwvlak bedrijventerrein) in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is hierbij worst-case uitgegaan van 1100 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) en een aandeel vrachtverkeer van 7%. De uitkomsten van de rekentool zijn in bijlage 1 opgenomen van de Quickscanluchtkwaliteit (Bijlage 3 bij deze plantoelichting).

De conclusie na toepassing van de NIBM-rekentool is dat onderhavige planologische ontwikkeling ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek met behulp van de NSL-rekentool is derhalve niet noodzakelijk.

Uit nader onderzoek met behulp van de NSLmonitoringstool (viewer) kan worden gesteld dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt daarom dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.9 Externe Veiligheid

Er is een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 4 bij deze plantoelichting.

Uit de uitgevoerde inventarisatie van risicobronnen is gebleken dat het plangebied enkel gelegen is binnen het invloedsgebied en het plasbrandaandachtsgebied van een vaarroute. Daarom is een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgenomen.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van toxische stoffen en brandbare gassen. De bijbehorende scenario’s zijn een BLEVE scenario en een toxisch scenario:

  • BLEVE (Boiled Liquid Expanding Vapour Explosion) als gevolg van een incident waarbij een tankschip met LPG is betrokken. Een BLEVE bestaat uit een vuurbal en een drukgolf. Slachtoffers vallen door de warmtestraling en de drukgolf, alsmede door rondvliegende brokstukken en glasscherven die zware schade kunnen aanbrengen aan gebouwen en personen. Een warme BLEVE treedt op bij een externe brand, een koude BLEVE treedt op wanneer de tank bezwijkt door mechanische oorzaak. Het optredende effect en het moment van exploderen is afhankelijk van de inhoud van de tank.
  • Incident met toxische stoffen. Door een incident met een tankschip met toxische vloeistof scheurt de tankwand. Een groot deel van de van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische vloeistof vormt een plas. De toxische damp wordt meegevoerd door de wind.

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Functie-indeling, infrastructuur, bebouwing, communicatie en alarmering kan op verschillende manieren op zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen, zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Of het wegenplan zodanig inrichten dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten.

De duur van de blootstelling is van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Bij dit soort ongelukken hebben de hulpverleningsdiensten meestal meer tijd dan bij bijvoorbeeld een BLEVE-scenario om de mensen te waarschuwen. Hierbij is wel belangrijk dat de gebruikers van de omgeving goed geïnformeerd zijn over het juiste zelfreddende gedrag.

4.10 Water

Dit bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die een negatieve invloed hebben op de waterhuishouding. Ten behoeve van bestemmingsplan 'BedrijventerreinDe Dijk' is dit uitgebreid onderzocht. Zie Bijlage 5 Waterhuishoudkundig onderzoek. Een volledige waterparagraaf is opgenomen in paragraaf 5.5.

Ten gevolge van de beperkte wijzigingen die in het bestemmingsplan 'De Dijk' zijn doorgevoerd, treden in de conclusies van dat onderzoek geen wezenlijke veranderingen op

Het aspect water staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.11 Bodem

De locatie De Dijk is in het verleden gebruikt als baggerspecieloswal en is derhalve licht tot sterk verontreinigd met diverse zware metalen, maar ook met minerale olie en bestrijdingsmiddelen. Ook het grondwater is sterk verontreinigd met bestrijdingsmiddelen en er is sprake van een verspreidingsrisico. In het verleden is het gehele gebied gesaneerd door middel van een leeflaag. Verder geldt een nazorgverplichting.

Bepaalde delen van de locatie zijn inmiddels ook bebouwd en in gebruik genomen. In 2013 zijn beschikkingen Wbb (Wet bodembescherming) verleend. Er ligt een integrale leeflaag. De kwalificaties daarvan zijn beschreven in de beschikkingen Wbb. Voor de herziening van het bestemmingsplan, waarbij de bestemming gelijk blijft, is derhalve een bodemonderzoek niet noodzakelijk. De locatie is ingericht met de begraafplaats aan de oostzijde en bedrijfsgebouwen aan de noordzijde. Activiteiten kunnen in de toekomst plaatsvinden op de leeflaag of in de leeflaag (wenselijk is dan een BUS-sanering). Dit is afgestemd met de DCMR MilieudienstRijnmond.

Het aspect bodem staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

4.12 Ecologie

Er is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 6 bij deze plantoelichting. Dit zijn de resultaten en eerste conclusies van het uitgevoerde veldbezoek (op 3 juli 2018) in relatie tot het planvoornemen.

  • Effecten beschermde gebieden:
    Het gebied waarbinnen zich wijzigingen voordoen - het bedrijventerrein De Dijk - ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).
  • Flora:
    Tijdens het veldbezoek zijn binnen het bedrijventerrein geen beschermde plantensoorten aangetroffen.
  • Vogels:
    Uit de bevindingen van het veldbezoek blijkt dat het bedrijventerrein slechts voor een aantal soorten vogels geschikt is als onderdeel van het leefgebied.
    De grasmus is een vogelsoort die geen gebruik maakt van een vaste verblijfplaats. Het nest van deze vogelsoort is enkel beschermd tijdens het broedseizoen (maart tot en met september). Een aantal vogelsoorten zal het bedrijventerrein met name benutten als foerageergebied. Dit vormt echter geen belemmering voor het planvoornemen. Het bedrijventerrein zal geen essentieel foerageergebied zijn voor deze soorten en het gebied kan bovendien als foerageergebied in gebruik blijven.
  • Grondgebonden zoogdieren:
    Tijdens het veldbezoek zijn geen exemplaren of voortplantings- en/of verblijfplaatsen van soorten aangetroffen die zijn beschermd volgens de Habitatrichtlijn of van soorten die niet zijn vrijgesteld door de provincie. Voor minder algemene soorten (nationaal beschermde soorten die niet zijn vrijgesteld in de Wnb), zoals de noordse woelmuis (Microtus oeconomus), is het bedrijventerrein ongeschikt.
    Er zijn geen negatieve effecten te verwachten met betrekking tot deze soortgroep.
  • Vleermuizen:
    Tijdens het veldbezoek zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De bebouwing die aanwezig is op het bedrijventerrein, zal blijven bestaan, zodat het verloren gaan van verblijfplaatsen voor gebouw bewonende vleermuizen valt uit te sluiten. In de bomen, aanwezig in het noorden van het bedrijventerrein, zijn geen geschikte holtes of scheuren aanwezig die dienst kunnen doen als vaste verblijfplaats voor vleermuizen.
    Er zijn geen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen aanwezig binnen het bedrijventerrein.
    Mogelijk wordt er door vleermuizen gefoerageerd binnen en in de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Foerageergebied is alleen beschermd wanneer dit gebied noodzakelijk is om de functionaliteit van een vaste verblijfplaats te behouden.
  • Amfibieën, reptielen en vissen:
    Op het bedrijventerrein is geen oppervlaktewater aanwezig. De aanwezigheid van beschermde vissen kan worden uitgesloten.
    Er komen noch vissen, noch beschermde soorten reptielen en amfibieën voor op het bedrijventerrein. De eventuele aanwezigheid van niet beschermde soorten reptielen en amfibieën, zoals de gewone pad en bruine kikker, vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
  • Ongewervelden/ overige soorten:
    Beschermde soorten ongewervelden en overige soorten zijn niet waargenomen en ook niet te verwachten binnen het bedrijventerrein.

De conclusie is dat:

  • de in Bijlage 6 Quickscan flora en fauna omschreven werkwijzen met betrekking tot de zorgplicht in acht moeten worden genomen;
  • in het rapport omschreven werkwijzen met betrekking tot vogels in acht moeten worden genomen;
  • bouwwerkzaamheden overdag moeten worden uitgevoerd om een effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten;
  • geen nader onderzoek naar soorten nodig is;
  • een ontheffing in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig is;
  • voor algemeen voorkomend soorten een algemene vrijstelling geldt als het om ruimtelijke ingrepen gaat;
  • met inachtneming van het bovenstaande, het aspect ecologie het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.13 Archeologie En Monumenten

Ten behoeve van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusies van dat onderzoek zijn nog steeds geldig. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en er geen bezwaar is ten aanzien van de voortgang van de ontwikkelingen in het plangebied De Dijk.

Gemaal De Zaayer, Vlaardingsedijk 8, is een Rijksmonument.

4.14 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de in het bestemmingsplan ‘De Dijk’ doorgevoerde wijzigingen niet te verwachten zijn. Op grond hiervan bestaat er geen aanleiding om een m.e.r.-beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 7.16 en verder van de Wet milieubeheer.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven En Milieuzonering

Bedrijven en milieuzonering

Milieuzonering betekent het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

In de brochure Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009) wordt een handreiking gegeven voor het verantwoord inpassen van bedrijfsactiviteiten in de omgeving. De handreiking geeft informatie over een aantal ruimtelijk relevante milieu-aspecten van een scala van bedrijfsactiviteiten.

Gelet op het bovenstaande kan worden geconstateerd dat in de directe omgeving van de nieuwe locatie geen bedrijven of instellingen voorkomen waarvan de milieuzone tot in of nabij het plangebied reikt.

Om dit volledig zeker te stellen, ook voor de toekomst, is een verdergaande afbouw nodig (zie paragraaf 5.2.3). Hierdoor wordt op termijn een intrekking van de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein mogelijk.

De woningen bij gemaal De Zaayer (gevoelige functies) liggen op een afstand van circa 175 meter van het bouwvlak van het bedrijventerrein, waarin bedrijven tot en met categorie 3.2 zijn toegestaan. Bedrijven van deze categorie vereisen een afstand van minimaal 100 meter tot woningen. Hieraan wordt ruim voldaan.

Dus kan er vanuit worden gegaan dat in het plangebied 'De Dijk' sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat.

5.2 Geluid

5.2.1 Wegverkeerslawaai

Op basis van artikel 77 van de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling van een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden ingesteld. Het akoestisch onderzoek bepaalt de geluidsbelasting aan de gevel van de geluidsgevoelige bestemming die vanwege de weg wordt ondervonden. Het onderzoek is alleen noodzakelijk als de geluidsgevoelige bestemming binnen de wettelijke geluidszone van de weg gesitueerd is. Artikel 74 Wgh bepaalt hoe groot de geluidszone van een weg is en in welke gevallen er sprake is van géén geluidszone. Wegen die zijn aangeduid als woonerf of wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt, hebben géén geluidszone.

De in bestemmingsplan 'De Dijk' doorgevoerde wijzigingen leiden niet tot extra bouwmogelijkheden voor geluidsgevoelige functies dan wel geluidsproducerende functies. Een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening vormt het wegverkeerslawaai geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling op de locatie De Dijk.

5.2.2 Industrielawaai

Het plangebied is gelegen binnen de geluidszones behorende bij de gezoneerde industrieterreinen:

  • Botlek-Pernis, dat zich bevindt aan de andere kant van de Nieuwe Waterweg (het Scheur) tegenover Vlaardingen;
  • het Conline-terrein (De Kade). De activiteiten van Conline op dit terrein, dat nog een gezoneerd industrieterrein is, worden afgebouwd. Het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van een woonwijk van maximaal 600 woningen op deze locatie, bestemmingsplan 'De Kade', is vastgesteld op 20 februari 2018.

Artikel 57 van de Wet geluidhinder van toepassing. In dit artikel wordt gesteld dat bij herziening van een bestemmingsplan de geluidsbelasting op de gevel van bestaande woningen niet meer mag bedragen dan 55 dB(A).

Vanwege de omvang van het industrieterrein Botlek-Pernis zijn zogenoemde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG's) als contour vastgesteld. De woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 (bij gemaal De Zaayer) zijn gelegen buiten de 55 dB(A)-contour. In verband met het Conline-terrein (inmiddels dus in afbouw) is een MTG van 55 dB(A) bij de woningen vastgesteld. Aan de MTG's wordt voldaan. Aangezien de bestemmingsregeling voor de woningen Vlaardingsedijk 6, 10 en 12 niet worden gewijzigd, is nader onderzoek naar dit aspect niet noodzakelijk. Op basis van bovenstaande wordt geconcludeerd dat het thema geluid geen belemmering vormt voor bestemmingsplan 'De Dijk'.

5.2.3 Afbouw activiteiten Conline ten westen van het plangebied

Ten westen van het plangebied bevindt zich ‘De Kade’, een gebied dat voor woningbouw wordt ontwikkeld, maar dat op grond van de Wet geluidhinder nog steeds een geluidgezoneerd industrieterrein is. Het pijpencoatingbedrijf Conline is in dit gebied gevestigd (aan de Adriaan van Heelstraat). Zie paragraaf 1.2.2.

Conline is bezig zijn activiteiten op deze locatie af te bouwen. Daarmee verdwijnt de hinder voor de omgeving die het gevolg was van Conline's bedrijvigheid. Het terrein komt hiermee braak te liggen en wordt gedurende de transformatie geleidelijk omgezet naar een woongebied en een gemengd woon- en werkgebied.

Op termijn is te verwachten dat de milieuvergunning voor het geluidgezoneerde industrieterrein kan worden ingetrokken..

5.3 Luchtkwaliteit

Er is een Quickscan luchtkwaliteit uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 3 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.

5.3.1 'In betekenende mate bijdragen'

In het kader van deze ruimtelijke procedure dient onder andere het aspect luchtkwaliteit te worden beschouwd. Er dient hierbij te worden aangetoond dat de heersende luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor het planvoornemen. Op plaatsen waar de blootstelling significant is, dient de luchtkwaliteit te worden getoetst aan de hiervoor gestelde grenswaarden. De woningen nabij / in het plangebied voldoen aan dit blootstellingscriterium.

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (Hoofdstuk 5, Titel 5.2 Wm). Omdat titel 5.2 handelt over luchtkwaliteit staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer kent een aantal begrippen zoals 'niet in betekenende mate' (NIBM) en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Voor nieuwe plannen betekent dit dat er nagegaan dient te worden of het plan past binnen het Besluit en/of de ministeriële regeling ‘niet in betekenende mate’.

Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een Algemene maatregel van bestuur (Amvb). In hoofdlijnen komt het erop neer dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijnstof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’ projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3000 woningen bij twee ontsluitingswegen, niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Voor kantoorlocaties met één ontsluitingsweg geldt een grens van 100.000 m2 bruto vloeroppervlak.

5.3.2 Beoordeling met behulp van NIBM-rekentool

De luchtkwaliteit wordt mede beïnvloed door het verkeer. Van de verruiming van het bouwvlak binnen een gelijkblijvend bestemmingsvlak 'bedrijventerrein' kan een verkeersaantrekkende werking uitgaan. In het vigerend bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' is reeds een onderzoek luchtkwaliteit uitgevoerd. De verkeerssituatie is echter gewijzigd en als gevolg van de verplaatsing van de veiligheidszone ontstaan meer bebouwingsmogelijkheden. In het luchtkwaliteitonderzoek van adviesbureau SAB (projectnummer 100198 d.d. 22 april 2010) is uitgegaan van een weekdaggemiddelde van 884 voertuigen met een aandeel vrachtverkeer van 7%.

Met behulp van de NIBM-rekentool is bepaald of onderhavige planologische ontwikkeling (verruiming bouwvlak bedrijventerrein) in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is hierbij worst-case uitgegaan van 1100 extra voertuigen (weekdaggemiddelde) en wederom een aandeel vrachtverkeer van 7%. De uitkomsten van de rekentool zijn in bijlage 1 opgenomen van de Quickscan luchtkwaliteit (Bijlage 3 bij deze plantoelichting).

De conclusie na toepassing van de NIBM-rekentool is dat onderhavige planologische ontwikkeling ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek met behulp van de NSL-rekentool is derhalve niet noodzakelijk.

5.3.3 Beoordeling met behulp van NSL-monitoringstool

Via de NSL-Monitoringstool zijn de concentraties ter plaatse van de locatie voor de jaren 2016, 2020 en 2030 afgelezen. De concentraties van het dichtstbijzijnde rekenpunt zijn opgenomen in tabel 1. Dit rekenpunt ligt ten noorden van het plangebied op de Vlaardingsedijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0023.jpg"

NO2:
Uit de resultaten blijkt dat de concentratie voor NO2 afneemt ten opzichte van 2016 en dat de jaargemiddelde grenswaarde ruimschoots wordt onderschreden.

PM10:
Uit de resultaten blijkt dat de concentraties voor PM10 in 2020 licht toeneemt ten opzichte van 2016. In 2030 neemt de concentratie echter weer af. Tevens wordt ruimschoots voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarde voor PM10 (40 Lg/m3).

De wereldgezondsheidsorganisatie (WHO) heeft een advieswaarde van een jaargemiddelde waarde van 20 Lg/m3. In 2020 en in 2030 is de concentratie onder de WHO-advieswaarde.

PM2,5:
Uit de resultaten blijkt dat dat de concentratie PM2,5 in 2020 licht toeneemt, maar in 2030 weer afneemt. De jaargemiddelde grenswaarde (25 µg/m3) wordt niet overschreden. Ook de jaargemiddelde richtwaarde voor 2020 (20 µg/m3) wordt niet overschreden en in 2030 wordt tevens voldaan aan de WHO-advieswaarde van 10 µg/m3.

5.3.4 Conclusie ten aanzien van het bestemmingsplan

Ten aanzien van het bestemmingsplan kan worden gesteld dat deze ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit nader onderzoek met behulp van de NSLmonitoringstool (viewer) kan worden gesteld dat de jaargemiddelde grenswaarden voor de jaren 2020 en 2030 niet worden overschreden. Voor het aspect luchtkwaliteit geldt daarom dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

5.4 Externe Veiligheid

Er is een Quickscan externe veiligheid uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 4 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.

5.4.1 Inventarisatie risicobronnen

Bij de inventarisatie van risicobronnen rondom het plangebied is gebruik gemaakt van de 'RisicokaartNederland'. Hierbij zijn de volgende risicobronnen aangetroffen:

  1. 1. Rijksweg A20, afrit 6 (Maasdijk) - knooppunt Kethelplein. Het plangebied is niet gelegen binnen de plaatsgebonden risicocontour en niet binnen een plasbrandaandachtsgebied. Tevens ligt het plangebied op meer dan 200 meter van de risicobron en is het berekenen van het groepsrisico derhalve niet aan de orde.
  2. 2. Vaarroute. Nabij Maassluis loopt de vaarroute Corridor Rotterdam - Moerdijk. Het plangebied ligt naast deze vaarroute.
    Plasbrandaandachtsgebied. Gemeenten langs zwarte en rode vaarwegen dienen rekening te houden met de effecten van een ongeluk met brandbare stoffen. De Corridor Rotterdam-Moerdijk betreft een rode vaarweg. Het plasbrandaandachtsgebied hiervoor bedraagt 40 meter vanaf de oeverlijn. Het plangebied is gelegen binnen het plasbrandaandachtsgebied. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toelaat is een beperkte verantwoording van het groepsrisico aan de orde. De Verordening ruimte 2014 van de provincie Zuid-Holland geeft aan dat voor gebieden waar zeeschepen aanmeren binnen 40 meter van de kade geen bebouwing is toegestaan (in verband met plasbrandrisico's). Afwijking is mogelijk voor bebouwing in het gebied tussen 25 en 40 meter vanaf de kade indien:

• sprake is van groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang; én

• de veiligheid voldoende wordt gegarandeerd;

• de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond advies heeft uitgebracht.

  1. 3. Buisleidingen. Nabij het plangebied is een drietal buisleidingen aanwezig. Dit is een NPM-leiding van Pipeline control en twee K1-buisleidingen (Shell en TEPM). De NPM-buisleiding ligt op circa 250 meter van het plangebied en de K1-buisleidingen liggen op circa 270 meter vanaf het plangebied. Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van voorgenoemde buisleidingen. Samen met het feit dat er geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden toegestaan in onderhavig bestemmingsplan vormen deze buisleidingen geen belemmering voor onderhavig bestemmingsplan.
  2. 4. Ondergrondse benzinetank, autobedrijf Lievaart Rozenburg VOF. De afstand van deze tank tot aan het plangebied bedraagt circa 720 meter en ligt hiermee buiten het invloedsgebied van deze opslagtank (PR 10-6 bedraagt 0 meter).
  3. 5. Vulpunt/opstelplaats tankwagen. Aan de Karel Doormanstraat 1 is een benzineservicestation gelegen. Dit servicestation heeft geen invloed op onderhavig plangebied.
  4. 6. Tankstation Shell Maasland, Laan 1940-1945, tankstation met LPG. Het LPG-tankstation valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De locatie bevindt zich buiten het plaatsgebonden risicocontour en buiten de effectafstand overeenkomstig de circulaire 'Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations.
  5. 7. Opslagtank Zwembad Dol-Fijn, chloorbleekloog. Aan de Sportlaan 8 in Maassluis bevindt zich een zwembad. Bij het zwembad wordt natriumhypochloriet (chloorbleekloog) opgeslagen. Er is geen PR 10-6 contour aanwezig. Het plangebied is op circa 1000 meter gelegen van het zwembad en valt hiermee buiten het invloedsgebied.

5.4.2 Conclusie inventarisatie

Uit de uitgevoerde inventarisatie is gebleken dat het plangebied enkel gelegen is binnen het invloedsgebied van een vaarroute. Daarom is hieronder een verantwoording voor het maatschappelijke en/of bedrijfseconomisch belang voor de ontwikkeling opgenomen evenals een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

5.4.3 Verantwoording maatschappelijk en/of bedrijfseconomisch belang

In het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade wordt nieuwe bebouwing of functiewijziging van bestaande bebouwing onder enkele voorwaarden toegelaten, zoals hierboven beschreven. Met name het bestaan van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang is essentieel.

Zoals in de Structuurvisie 2012-2025 is omschreven ligt De Dijk aan de buitenrand van Maassluis direct aan de oever van de Nieuwe Waterweg. De rivier biedt ook op deze locatie ruimte en uitzicht. Dit is een kwaliteit die potentie biedt bij herontwikkeling van De Dijk. De ambitie is het creëren van een unieke identiteit van de locatie in de regio en het benutten van het waterfront van de Nieuwe Waterweg als ruimtelijke kwaliteit. De Dijk is in beeld om plek te bieden aan bedrijvigheid-, werkgelegenheidsfuncties en een begraafplaats aan de oostkant. Het werkgelegenheidsprogramma kan ook een maatschappelijk en/of recreatief karakter hebben.

In het coalitieakkoord 2018-2022 streeft Maassluis naar het behouden en waar mogelijk uitbreiding van de werkgelegenheid. Dit betekent onder meer dat veel waarde wordt gehecht aan de vestiging van bedrijven die deze werkgelegenheid kunnen bieden. Naast hun rol als werkgevers, vervullen ondernemers een belangrijke maatschappelijke rol. Zij kunnen kansen bieden aan mensen met een arbeidsbeperking of investeren in duurzaamheid. Zij hebben mensen al jaren in dienst en kennen de gezinnen van hun werknemers. Ondernemers zijn de sponsors van onze verenigingen. Bedrijven zijn voor evenementen en kleinschalige activiteiten die de inwoners van Maassluis binden, van belang: soms financieel, soms in de organisatie.

Maassluis zet in op een groeiende werkgelegenheid en het terugdringen van de uitgaande pendelbalans in de gemeente. Daarbij loopt de gemeente tegen het feit aan dat het op korte termijn geen aanbod van bedrijventerreinen meer binnen de gemeentegrenzen beschikbaar heeft. De Dijk is een locatie in de gemeente waar nieuwe bedrijvigheid is beoogd, zodat in de behoefte aan nieuwe ruimte voor bedrijvigheid kan worden voorzien.

Door de gemeente Maassluis wordt onderhavig plangebied De Dijk geschikt geacht als lokaal bedrijventerrein. Dit komt enerzijds door de eigenschappen van het terrein, zoals een goede verbinding met de A20, en anderzijds doordat De Dijk geschikt wordt bevonden voor te verplaatsen bedrijvigheid vanaf Kapelpolder of elders uit de gemeente. Er zijn bovendien verschillende concrete verzoeken van bedrijven die zich op de Dijk willen vestigen. Echter blijkt dat de huidige bebouwingsmogelijkheden de geïnteresseerden beperken om zich definitief te vestigen op het bedrijventerrein. Van vele geïnteresseerden is de wens om dichter richting de Nieuwe Waterweg te kunnen bouwen. De uitbreiding van het bouwvlak is weliswaar qua oppervlakte aanzienlijk, maar zorgt niet voor een wezenlijke verandering in de ruimtelijke opzet van het plan.

De ontwikkeling heeft zowel een maatschappelijke als een bedrijfseconomische meerwaarde voor de gemeente Maassluis. Vanuit dit oogpunt kan het plan doorgang vinden.

5.4.4 Beperkte verantwoording groepsrisico vaarroute

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van toxische stoffen en brandbare gassen. De bijbehorende scenario’s zijn een BLEVE scenario en een toxisch scenario:

  • BLEVE (Boiled Liquid Expanding Vapour Explosion) als gevolg van een incident waarbij een tankschip met LPG is betrokken. Een BLEVE bestaat uit een vuurbal en een drukgolf. Slachtoffers vallen door de warmtestraling en de drukgolf, alsmede door rondvliegende brokstukken en glasscherven die zware schade kunnen aanbrengen aan gebouwen en personen. Een warme BLEVE treedt op bij een externe brand, een koude BLEVE treedt op wanneer de tank bezwijkt door mechanische oorzaak. Het optredende effect en het moment van exploderen is afhankelijk van de inhoud van de tank.
  • Incident met toxische stoffen. Door een incident met een tankschip met toxische vloeistof scheurt de tankwand. Een groot deel van de van de toxische vloeistof stroomt in korte tijd uit. De toxische vloeistof vormt een plas. De toxische damp wordt meegevoerd door de wind.

5.4.5 Zelfredzaamheid

De zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezigen in het plangebied in staat zijn zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. Functie-indeling, infrastructuur, bebouwing, communicatie en alarmering kan op verschillende manieren op zelfredzaamheid inspelen. Zoals door het toepassen van luchtdichte afsluiting in de gebouwen, zodat mensen bij het vrijkomen van een toxische wolk veilig binnen kunnen blijven. Of het wegenplan zodanig inrichten dat de mensen van de risicobron weg kunnen vluchten.

De duur van de blootstelling is van invloed op de ernst van het letsel. Snel reageren, naar binnen vluchten en ramen en deuren sluiten is bij dit scenario dus van belang. Bij dit soort ongelukken hebben de hulpverleningsdiensten meestal meer tijd dan bij bijvoorbeeld een BLEVE-scenario om de mensen te waarschuwen. Hierbij is wel belangrijk dat de gebruikers van de omgeving goed geïnformeerd zijn over het juiste zelfreddende gedrag. Het is van belang dat de gebruikers op de hoogte zijn van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website 'www.rijnmondveilig.nl' vind u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.

5.4.6 BLEVE scenario

Bij het scenario van een koude BLEVE zal er geen tijd beschikbaar zijn voor zelfredding. Bij een warme BLEVE is er mogelijk beperkte vluchttijd. Gezien deze korte tijd zijn er geen mogelijkheden tot evacuatie. Daarom zullen de personen op eigen kracht het gebied moeten ontvluchten in geval van een incident. De maatregelen ter bevordering van de zelfredzaamheid zullen daarom in de planologische, organisatorische en bouwkundige sfeer moeten worden gezocht. Maatregelen aan de bron liggen niet binnen het bereik van dit bestemmingsplan.

De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan uit schuilen en ontvluchten. Op een afstand groter dan 150 meter is bij een BLEVE het schuilen in een gebouw vaak de beste manier om de calamiteit te overleven. Met name de ruimten die buiten het bereik van rondvliegend glas liggen zijn als veilige plekken aan te merken. Voorts is het van belang dat gebouwen aan de risicoluwe zijde ontvlucht kunnen worden, waardoor men van de calamiteit af kan vluchten.

Geadviseerd wordt om rekening te houden met het aspect zelfredzaamheid en de (toekomstige) gebruikers over deze ongevalscenario’s te informeren hoe men dient te handelen.

5.4.7 Toxisch scenario

Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld.

Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden (safe-haven-principe). Bij voorkeur dient de bedrijfsbebouwing te zijn uitgerust met voorzieningen waarmee toxische stoffen kunnen worden buitengesloten, zoals uitschakelbare mechanische ventilatie en luchtdicht afsluitbare gevelelementen.

Indien dit niet mogelijk is, kan ervoor gekozen worden om te vluchten. Bij een toxische wolk dient gevlucht te worden haaks op de wolk. Voor het gehele plangebied geldt dat er voldoende vluchtwegen in noordoostelijke richting aanwezig zijn om het plangebied in geval van calamiteit zo snel mogelijk te ontvluchten. Voor hulpverleningsdiensten is het van belang dat aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Dit kan met behulp van het zogenaamde Waarschuwings- en Alarmeringssysteem (WAS), bekend van de test op de eerste maandag van de maand. Het WAS-netwerk is dekkend voor het plangebied. Het gebruik van WAS, eventueel aangevuld met het gebruik van NL-alert kan er aan bijdragen dat het aantal slachtoffers wordt beperkt.

5.4.8 resteffect van een BLEVE en toxische wolk

Het resteffect van een BLEVE en toxische wolk is moeilijk in te schatten. Bij een calamiteit kan er sprake zijn van dodelijke slachtoffers, aangezien het bedrijventerrein zich op dusdanige afstand bevindt dat de bedrijfsgebouwen zelf geen afdoende bescherming bieden tegen bijvoorbeeld een BLEVE. Vluchten van de calamiteit af is dan het enige juiste handelen.

5.4.9 Voorlichting en instructie

Zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet veiligheidsregio's bieden mogelijkheden om maatregelen ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid te borgen. Bij de Wet ruimtelijke ordening gaat het daarbij voornamelijk om voorwaarden die kunnen worden gesteld aan (het gebruik van) bestemmingen. Ook bouwkundige maatregelen kunnen in het bestemmingsplan geborgd worden. De Wet veiligheidsregio's biedt mogelijkheden op het gebied van organisatorische maatregelen en voorlichting. Voor dit plan geldt het volgende advies:

  • Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website 'www.rijnmondveilig.nl' vind u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.

5.5 Water

In deze paragraaf is het bestemmingsplan getoetst aan het waterbeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland op basis van de "Handreiking watertoets voor gemeenten" (2014).

5.5.1 Veiligheid en waterkeringen

Waterkering

In het plangebied van het bestemmingsplan is een dijk aanwezig als waterkering waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland van toepassing is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0024.jpg"

Afbeelding 23 - Primaire waterkering (rood), Polderdijk (groen), de beschermzone (lichgroen) en bijbehorende keurzone (roze)


Het ruimtebeslag van de dijk, alsmede de bijbehorende beschermingszone zijn opgenomen in de bestemmingsregeling. Voor de gronden van deze waterkering zelf is in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" opgenomen, welke overeenkomstig is met de binnendijkse beschermingszone. Voor de buitendijkse beschermingszone is een aparte gebiedsaanduiding opgenomen. Het ruimtebeslag is ook getoetst aan het Deltabesluit Waterveiligheid 2014 en geconcludeerd is dat de opgenomen zonering voldoende ruimte biedt voor een toekomstige dijkversterking en aldus de veiligheid en het functioneren van de dijk.

Buitendijks gebied als rijkswaterstaatswerk

Het plangebied betreft voor het deel gelegen tussen de Vlaardingsedijk en de Nieuwe Waterweg een buitendijks gebied. Dit gebied is een (nat) waterstaatswerk in de zin van artikel 1 van de Waterwet. Het plangebied is op grond van het waterbesluit artikel 6.16, eerste lid, in verbintenis met Bijlage IV (kaartblad 081: Nieuwe Maas), van het Waterbesluit vrijgesteld van de vergunningplicht op grond van artikel 6.12 van dat besluit. De betreffende belangen in het plangebied zijn geborgd door de verplichte watervergunning bij ruimtelijke ontwikkelingen, die wordt afgegeven door het waterschap op grond van de Waterwet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0025.png"

Afbeelding 24 - Rijkswaterstaatswerken die van vergunningplicht zijn vrijgesteld

De Nieuwe Waterweg zelf is niet vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit bestemmingplan laat echter geen gebruik van dit waterstaatswerk toe, anders dan waarvoor het is bedoeld.

Deltabeslissing Waterveiligheid

De Deltabeslissing Waterveiligheid heeft nieuwe normen voor de waterveiligheid geïntroduceerd. Vanaf 2017 worden de primaire waterkeringen in Nederland getoetst aan deze normen en vanaf 2023 vindt eventuele versterking plaats. Het is van belang dat de ontwikkelingen, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, een eventuele dijkversterking in de toekomst niet in de weg staat. Het bestemmingsplan maakt bedrijventerreinontwikkeling in de buitendijkse beschermingszone mogelijk. Het maaiveld van de buitendijkse beschermingszone ligt op een hoogte van circa 4,50 meter +NAP. Het waterstaatswerk ligt op een hoogte van circa 5,80 meter +NAP en wordt vrijgehouden van ontwikkelingen. Gezien de hoogteligging van het gebied en het feit dat het waterstaatswerk wordt vrijgehouden van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, creëert dit bestemmingsplan geen belemmering voor de veiligheid en/of mogelijkheden tot versterking van de primaire waterkering.

5.5.2 Voorkomen van wateroverlast

Waterberging

Gelet op het feit dat het plangebied buitendijks is gelegen, kan alle neerslag onvertraagd op de Nieuwe Waterweg worden geloosd. Voor het plangebied is aldus geen waterbergingsnorm van kracht.

Overstromingsrisico

Wonen en werken in buitendijks gebied kan risico's met zich meebrengen in geval van hoog water. Het Rijk bewaakt met haar beleid primair de stroomvoerende en bergende eigenschappen van de rivier en kijkt dus alleen naar de rivier zelf en of deze in staat is de toenemende waterhoeveelheden af te voeren. Het Rijk kijkt niet naar de waterveiligheidsaspecten van de buitendijkse ontwikkelingen. De verantwoordelijkheid voor buitendijkse waterveiligheid legt het Rijk nadrukkelijk neer bij de lokale en de regionale overheden. De provincie Zuid-Holland heeft om die reden vanuit het perspectief van waterveiligheid een beleidskader voor buitendijkse ontwikkelingen opgesteld. Dit beleidskader komt erop neer dat aan gemeenten wordt gevraagd bij het opstellen van bestemmingsplannen voor buitendijkse ontwikkelingen een inschatting te maken van het slachtofferrisico van een eventuele overstroming en aan te geven hoe daarmee is omgegaan. Met gebruikmaking van de door de provincie beschikbaar gestelde Risicoapplicatie Buitendijks (RAB) is voor wat betreft de ontwikkeling van De Dijk getoetst op de overstromingsrisico's. Bij de opstelling van de applicatie is uitgegaan van twee soorten veiligheidsrisico's: - het lokaal individueel slachtofferrisico (LIR); en - het risico op maatschappelijke ontwrichting van functies (MO).

Risico op slachtoffers Bij de slachtofferberekening wordt het Lokaal Individueel Risico (LIR) bepaald. Dit is het risico dat iemand die gedurende een jaar op een locatie verblijft, komt te overlijden als gevolg van een verhoogde waterstand ter plaatse, rekening houdend met de mogelijkheid van evacuatie. De LIR-score wordt vervolgens vergeleken met de vastgestelde oriëntatiewaarde. Via de RAB kan het effect van maatregelen op het slachtofferrisico worden beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0026.png"

Afbeelding 25 – Berekening LIR

Met verwijzing naar Afbeelding XX heeft het plangebied, waarin de ontwikkelingen plaatsvinden, een slachtofferrisico kleiner dan de oriëntatiewaarde van 10-5 per jaar.

Risico op maatschappelijke ontwrichting

Maatschappelijk ontwrichting (MO) is de mate waarin mensen als gevolg van hoogwater fysieke en sociale hinder ondervinden bij de uitval van een functie. De mate van ontwrichting hangt af van verschillende factoren: de omvang van het verzorgingsgebied (in aantallen mensen), de ernstfactor (afhankelijk van de functie), de duur van de ontwrichting en de waterdiepte. De RAB berekent maatschappelijke ontwrichting uitsluitend voor buitendijkse objecten. Getroffenen van de uitval van de functie kunnen zich zowel buitendijks als binnendijks bevinden. Via de RAB kan het effect van bepaalde maatregelen op maatschappelijke ontwrichting worden beoordeeld. Met behulp van het aantal gebruikers van het object wordt bepaald of de ontwrichtingsnorm wordt gehaald. Deze ontwrichtingsnorm is tien getroffenendagen per jaar per hectare. De Maatschappelijke Ontwrichting kan worden weergegeven per hectare of voor bereikbaarheid. De gevolgen van overstroming voor de bereikbaarheid van gebieden en de begaanbaarheid van wegen, kunnen in de RAB op twee manieren berekend worden:

- door het aantal getroffenen te bepalen dat hinder ondervindt als gevolg van de overstroming van een weg; en

- door de overstromingshoogte van de weg (hoeveel centimeters water op de weg) te bepalen

Het plangebied van De Dijk kent een aantal getroffenendagen van minder dan 10 per ha en een overstromingsdiepte van de inmiddels aangelegde wegen van minder dan 1 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0556.88BPDeDijk-VA01_0027.png"
Afbeelding 26 - Maatschappelijke Ontwrichting


Conclusie

De hoogteligging is samen met de invloed van de stormvloedkering, die zal aansluiten bij een waterhoogte van 3,20 meter +NAP, voldoende om de overstromingsrisico's voor toekomstige bewoners te beperken tot hetgeen algemeen aanvaardbaar wordt geacht. Dit wordt bevestigd door met de Risicoapplicatie Buitendijks (RAB) uitgevoerde berekeningen. Uit de berekeningen blijkt dat in het plangebied zowel het slachtofferrisico als het risico op maatschappelijke ontwrichting voldoen aan de oriëntatiewaarden.

5.5.3 Onderhoud en bagger

De bestemmingsplanwijziging heeft geen invloed op het onderhoud van de aanwezige sloten.

5.5.4 Watersysteemkwaliteit en ecologie

Het Hoogheemraadschap van Delfland acht het realiseren van buitendijks oppervlaktewater niet wenselijk, omdat er niet is aangetoond, dat een goede waterkwaliteit haalbaar is (er is geen verversing vanuit het binnendijks oppervlaktewater mogelijk). Daarnaast brengt het mogelijk risico’s voor de primaire waterkering met zich mee. In het bestemmingsplan wordt geen nieuw oppervlaktewater mogelijk gemaakt.

5.5.5 Afvalwaterketen

Voor de verwerking van hemelwater is de volgende voorkeursvolgorde gehanteerd:

  1. 1. hemelwater vasthouden voor benutting
  2. 2. water opvangen door toepassen van vegetatiedaken
  3. 3. (in-)filtratie van afstromend hemelwater
  4. 4. afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater
  5. 5. afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI


Het riool in het gebied wordt aangelegd als een gescheiden stelsel. In het plangebied wordt een gescheiden riolering aangelegd. Infiltratie van hemelwater wordt vanwege de aanwezige bodem- en grondwaterverontreinigingen als niet wensbaar beschouwd. Het hemelwater zal direct worden geloosd op de Nieuwe Waterweg. Bij lozing van het hemelwater direct op de Nieuwe Waterweg dient een vergunning aangevraagd te worden bij Rijkswaterstaat.

5.6 Bodem

De locatie De Dijk is in het verleden gebruikt als baggerspecieloswal en is derhalve licht tot sterk verontreinigd met diverse zware metalen, maar ook met minerale olie en bestrijdingsmiddelen. Ook het grondwater is sterk verontreinigd met bestrijdingsmiddelen en er is sprake van een verspreidingsrisico. In het verleden is het gehele gebied gesaneerd door middel van een leeflaag. Verder geldt een nazorgverplichting.

Bepaalde delen van de locatie zijn inmiddels ook bebouwd en in gebruik genomen. In 2013 zijn beschikkingen Wbb (Wet bodembescherming) verleend. Er ligt een integrale leeflaag. De kwalificaties daarvan zijn beschreven in de beschikkingen Wbb. Voor de herziening van het bestemmingsplan, waarbij de bestemming gelijk blijft, is derhalve een bodemonderzoek niet noodzakelijk. De locatie is ingericht met de begraafplaats aan de oostzijde en bedrijfsgebouwen aan de noordzijde. Activiteiten kunnen in de toekomst plaatsvinden op de leeflaag of in de leeflaag (wenselijk is dan een BUS-sanering). Dit is afgestemd met DCMR.

Het aspect bodem staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.7 Ecologie

Er is een Quickscan flora en fauna uitgevoerd. Zie daarvoor Bijlage 6 bij deze plantoelichting. Hieronder wordt een samenvatting gegeven van deze quickscan.

5.7.1 Effecten beschermde gebieden

Het gebied waarbinnen zich wijzigingen voordoen - het bedrijventerrein De Dijk - ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Zie ook afbeelding 9 in paragraaf 1.2.2. De provincie Zuid-Holland hanteert geen externe werking als het gaat om NNN. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is met circa 6 kilometer op relatief grote afstand gelegen. Gezien deze afstand en de beperkte aard van de ingreep (een paar kleine aanpassingen aan het vigerend planologisch regime) valt een significant negatief effect niet te verwachten. Op circa 1,2 kilometer afstand ten noordoosten van het bedrijventerrein zijn belangrijke weidevogelgebieden aanwezig. In verband met de relatief kleine planologische wijzigingen (met name een beperkte verruiming van de bebouwingsmogelijkheden) zullen er echter geen negatieve effecten optreden ten aanzien van deze weidevogelgebieden.

5.7.2 Soorten

Uit gegevens van de zoogdierenverspreidingsatlas blijkt dat de volgende zoogdieren of sporen van deze soorten (o.a. in braakballen) in de periode van 1989 tot 2012 zijn waargenomen in de directe omgeving van het bedrijventerrein : woelrat, rosse woelmuis, veldmuis, noordse woelmuis, muskusrat, dwergmuis, bosmuis, huismuis, haas, konijn, egel, mol, gewone bosspitsmuis, dwergspitsmuis, huisspitsmuis, watervleermuis, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, vos, hermelijn, wezel, bunzing en ree.

In de periode 2000-2018 blijkt uit de gegevens van de NDFF en Ravon dat de volgende soorten zijn waargenomen in de directe omgeving van het bedrijventerrein: bastaardkikker, bruine kikker, gewone pad en kleine watersalamander.

5.7.3 Resultaten en eerste conclusies veldbezoek

Onderstaand volgen de resultaten en eerste conclusies van het uitgevoerde veldbezoek (op 3 juli 2018) in relatie tot het planvoornemen.

5.7.4 Zorgplicht

Voor alle soorten geldt een zorgplicht. Deze zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan deze soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het niet verontrusten of verstoren in de kwetsbare perioden zoals de winterslaap, de voortplantingstijd en de periode van afhankelijkheid van de jongen.

De kwetsbare perioden zijn niet voor alle verschillende soortgroepen gelijk. Als 'veilige' periode voor alle groepen geldt in het algemeen de periode van half oktober tot eind november, de periode waarin de voortplantingstijd achter de rug is en dieren als de egel en amfibieën nog niet in winterslaap zijn. Bovendien zijn de houtduiven uit het laatste legsel dan ook uitgevlogen.

Indien vooraf bekend is dat werkzaamheden moeten worden uitgevoerd binnen de kwetsbare perioden van de betreffende soorten, is het zaak ervoor te zorgen dat het gebied tegen die tijd ongeschikt is als leefgebied voor die soorten. Zo kunnen bijvoorbeeld struiken gedurende het groeiseizoen kort gesnoeid worden, zodat er geen vogels gaan broeden.

Indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden beschermde soorten worden waargenomen dienen maatregelen te worden genomen om schade aan deze individuen zo veel mogelijk te beperken (bijvoorbeeld wegvangen en verplaatsen).

5.7.5 Eindconclusie

De conclusie van het onderzoeksrapport luidt dat in het rapport omschreven werkwijzen met betrekking tot de zorgplicht in acht moeten worden genomen; in het rapport omschreven werkwijzen met betrekking tot vogels in acht moeten worden genomen; bouwwerkzaamheden overdag moeten worden uitgevoerd om een effect op foeragerende vleermuizen uit te sluiten; geen nader onderzoek naar soorten nodig is; een ontheffing in het kader van de Natuurbeschermingswet niet nodig is; voor algemeen voorkomend soorten een algemene vrijstelling geldt als het om ruimtelijke ingrepen gaat.

Het aspect ecologie staat het vaststellen van onderhavig bestemmingsplan niet in de weg.

5.8 Archeologie En Monumenten

5.8.1 Archeologie

Ten behoeve van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Dijk' heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden.

De conclusies van dat onderzoek zijn nog steeds geldig:

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd dat nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is en er geen bezwaar is ten aanzien van de voortgang van de ontwikkelingen in het plangebied De Dijk. Gezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van dit grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Maassluis, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

Het aspect archeologie staat het vaststellen van dit bestemmingsplan niet in de weg.

5.8.2 Monumenten

Gemaal De Zaayer, aan de Vlaardingsedijk, is een rijksmonument, maar alleen het gedeelte dat huisnummer 6 draagt. Het gaat daarbij om: het machinegebouw voor dieselmotoren en pompen, centraal gesitueerd hoofdonderdeel van het boezemgemaalcomplex Mr.Dr.C.P. Zaayer.

Het onderdeel waardering (waardestelling) uit de redengevende omschrijving van de aanwijzing tot rijksmonument luidt:

"Waardering
Uit verschillende bouwvolumes samengesteld machinegebouw met goed bewaard gebleven interieur en mechaniek, gebouwd in Zakelijk-Expressionistische stijl, als centraal gelegen hoofdonderdeel van het boezemgemaalcomplex Mr. Dr. C.P. Zaayer van algemeen belang vanwege typologische- en cultuurhistorische waarde, alsook van belang wegens ensemblewaarde en door zijn markante situering aan de Vlaardingsedijk van beeldbepalende- en landschappelijke waarde."

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan

6.1.1 Toelichting van de gekozen planvorm

Voor het nog verder te ontwikkelen bedrijventerrein De Dijk is een relatief globale planvorm gehanteerd. De bestemming 'Bedrijventerrein' is enerzijds flexibel, maar anderzijds zijn wel de belangrijkste aspecten ten aanzien van beeldkwaliteit geborgd. De overige bestemmingen binnen dit deel van het plangebied zijn één op één overgenomen uit het voorgaande bestemmingsplan. Dit geldt tevens voor het deel bestemmingsplan 'Gemaal de Zaayer'. Ook hier zijn de bestemmingen grotendeels één op één overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Dit deel van het plan kent een meer gedetailleerde planvorm.

6.1.2 Standaard opbouw verbeelding en regels

In bestemmingsplan 'De Dijk' is gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en de presentatie van het bestemmingsplan.

Uitgangspunt is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. Omdat de bestemming 'Bedrijventerrein' een flexibele regeling kent ten behoeve van het nog invullen van de bedrijfspercelen, is het met betrekking tot deze bestemming niet raadzaam geacht om alles in de verbeelding op te nemen. Er is gebruik gemaakt van bijlagen bij de regels om duidelijkheid te verschaffen over de regelingen die gelden voor de zogeheten 'groene wiggen', 'bouwvelden' en 'hoogteaccenten' op het bedrijventerrein. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

6.1.3 Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Bij een aantal bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' geldt uitsluitend een bestemmingsvlak. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat binnen deze bestemmingen geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het bestemmingsvlak geeft namelijk aan waar een bepaald gebruik is toegestaan. Het bouwvlak is over het algemeen een gebied dat in de verbeelding is weergegeven en waarvoor in de regels de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen worden aangegeven.

6.1.4 Aanduidingen

In de verbeelding komen verschillende aanduidingen voor. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.

Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeeld hiervan is de aanduiding 'groen' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvormen van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bijvoorbeeld bouwaanduidingen opgenomen voor de bouwhoogtes.

Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of war nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een gebiedsaanduiding opgenomen voor de veiligheidszone als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Waterweg.

6.2 Uitleg Van De Planregels

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels

Deze worden hieronder toegelicht.

6.2.1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1)

De begrippen dien in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten (Artikel 2)

Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.

6.2.2 Bestemmingsregels

Het hoofdstuk bestemmingsregels bevat de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen in dit plan. Hieronder volgt per bestemming een korte toelichting.

Bedrijf (Artikel 3)

Deze bestemming is opgenomen voor de bedrijfspercelen nabij het gemaal De Zaayer. Binnen de bedrijfsbestemming zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten mogelijk. Bijbehorende functies zoals groen, water en parkeervoorzieningen zijn eveneens binnen deze bestemming toegestaan. Ten aanzien van het bouwen is in de verbeelding een aanduiding voor de maximale goot- en bouwhoogte en de maximaal toelaatbare bebouwingspercentages opgenomen.

Bedrijventerrein (Artikel 4)

De bestemming Bedrijventerrein is opgenomen voor de bedrijfspercelen op het bedrijventerrein De Dijk. Op dit bedrijventerrein zijn een aantal percelen bebouwd. De overige percelen moeten nog worden ingevuld. Dit is mogelijk met bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 3.2. Omdat bij de invulling van de percelen een bepaalde beeldkwaliteit (op basis van het beeldkwaliteitsplan) gewenst is, zijn er onder andere regels opgenomen ten aanzien van de bouwhoogten en situering van de voorgevels.

Vanuit het beeldkwaliteitsplan wordt onderscheid gemaakt in verschillende bouwvelden. Tussen deze bouwvelden dienen groene wiggen te worden gerealiseerd. Deze groene wiggen zijn op de verbeelding vastgelegd in de bestemming 'Groen'.

Aan de zijde van de Nieuwe Waterweg moeten hoogteaccenten worden gerealiseerd op de hoekpunten van de bouwvelden.

Groen (Artikel 5)

Ten noorden en ten zuiden van de bedrijfsbestemmingen en maatschappelijke bestemming is een groenbestemming opgenomen. Ter plaatse mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel zijn voet- en fietspaden toegestaan en ontsluitingswegen ten behoeve van de ontsluiting van het bedrijventerrein De Dijk aan de noordzijde. Ook de groene wiggen zijn opgenomen in de bestemming Groen.

Maatschappelijk (Artikel 6)

Ter plaatse van begraafplaats De Dijk (inclusief het gebouw met aula en crematorium) is een maatschappelijke bestemming opgenomen. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor een begraafplaats met bijbehorende gebouwen. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd conform de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte. Er geldt een bebouwingspercentage van 20%.

Verkeer (Artikel 7)

Daar waar een weg een belangrijke ontsluitende functie heeft, zijn de gronden bestemd als Verkeer. Binnen het plangebied betreft dit de Vlaardingsedijk. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, water, nutsvoorzieningen en dergelijke.

Verkeer - Verblijfsgebied (Artikel 8)

Behoudens de wegen die bestemd zijn als Verkeer, zijn de ontsluitingswegen bestemd als Verkeer – Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming zijn de gebieden opgenomen gericht op verblijf of afwikkeling van het doorgaande verkeer. Binnen deze bestemming zijn tevens parkeer-, groen en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

Water (Artikel 9)

Ter plaatse van de Boonervliet tussen het gemaal en de Nieuwe Waterweg is de bestemming Water opgenomen. De Boonervliet betreft een hoofdwatergang en is om die reden als Water bestemd. In deze bestemming zijn functies ten behoeve van de waterhuishouding, wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Water - Gemaal (Artikel 10)

Het gemaal De Zaayer is bestemd als Water - Gemaal. De gronden zijn bestemd voor waterstaatsdoeleinden (met inbegrip van een gemaal). Voor het bouwen geldt dat in de verbeelding voor het gemaal een bouwvlak is weergegeven. Het gehele bouwvlak mag worden bebouwd, met inachtneming van de maximale goot- en bouwhoogte die door middel van een aanduiding in de verbeelding zijn weergegeven. Voor bouwwerken, geen bouwwerken zijnde, zijn enkele bouwregels opgenomen.

Water - Waterweg (Artikel 11)

De Nieuwe Waterweg heeft een specifieke bestemming Water - Waterweg. In deze bestemming zijn verkeer te water en water ten behoeve van de waterhuishouding de hoofdfuncties. Binnen de bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

Wonen (Artikel 12)

De woningen bij gemaal De Zaayer zijn bestemd als Wonen. De hiervoor aangewezen gronden zijn bestemd voor grondgebonden woningen en voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. De bij wonen behorende voorzieningen als erven, tuinen en parkeervoorzieningen zijn eveneens binnen de bestemming mogelijk. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd. Het bouwvlak is om de bestaande woningen heengetrokken. Verder is een aanduiding opgenomen ten behoeve van de maximale goot- en bouwhoogte. Voor de twee-onder-een-kap woning is aangegeven dat in het bouwvlak twee wooneenheden zijn toegestaan. De bouwregels bevatten verder ook bepalingen omtrent bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. In de bouwregels staan hiervoor diverse (maximale) maten.
Tenslotte is in de specifieke gebruiksregels een aantal voorwaarden opgenomen waaraan aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten moeten voldoen.

Leiding - Riool (Artikel 13)

De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Riool zijn bestemd voor een rioolpersleiding en de bescherming van die leiding. Naast deze dubbelbestemmingen zijn ook andere bestemmingen van kracht. Ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken. Nieuwbouw is slechts mogelijk op basis van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning, waarbij wordt getoetst aan het belang van de leiding. Voor het uitvoeren van een aantal werkzaamheden en werken, geen gebouwen zijnde, is een omgevingsvergunningplicht opgenomen. De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar voor zover het leidingbelang niet onevenredig wordt geschaad.

Leiding - Water (Artikel 14)

De gronden met de dubbelbestemming Leiding - Riool zijn bestemd voor de aanleg en instandhouding van een drinkwaterleiding.

Waarde - Archeologie - 6 (Artikel 15)

Voor het hele plangebied geldt een archeologische dubbelbestemming. Op basis van de gemeentelijke verwachtingskaart dienen hier potentiële aanwezige archeologische waarden beschermd te worden. Bij verstoringen van de bodem met een terreinoppervlak van ten minste 200 m2 en die dieper reiken dan 2 meter beneden maaiveld dient een archeologisch rapport te worden opgesteld alvorens met de verstorende activiteit begonnen kan worden. Aan een te verlenen omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Waterstaat - Waterkering (Artikel 16)

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Het oprichten van bouwwerken binnen deze bestemmingen is in principe niet toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van deze bepaling. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering, tenzij aantoonbaar een watervergunning overgelegd kan worden.

6.2.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevat dit hoofdstuk algemene afwijkingsregels, aanduidingsregels, gebruiksregels, wijzigingsregels en overige regels.

6.2.4 Overgangs- en slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het plan voorgeschreven.

6.3 Handhaving

De handhaving van de regelgeving die is opgenomen in dit plan, is de bevoegdheid van burgemeester en wethouders. Het gaat bij de handhaving van het plan met name om de regels inzake het bouwen en het gebruik van gronden en bouwwerken. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) geldt een algemeen verbod om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.

Waar regels zijn, moet gehandhaafd worden. Zo ook bij regels op het gebied van de fysieke leefomgeving. Deze regels zijn erop gericht de kwaliteit van de bebouwde en de onbebouwde omgeving te beschermen en waar mogelijk te verbeteren.

Handhaving op dit gebied is de laatste tijd steeds meer in de belangstelling komen te staan. Waar handhaving voorheen een bevoegdheid was waar een bestuursorgaan binnen redelijke grenzen al dan niet gebruik van kon maken, is handhaving inmiddels geworden tot een beginselplicht waarvan slechts deugdelijk gemotiveerd afgeweken kan worden.

Omdat er teveel regels zijn om alles te kunnen handhaven, zal het bestuur onderbouwde keuzes moeten maken. In de uitwerkingsregels van de Wabo, het Besluit omgevingsrecht (Bor), is de plicht voor bestuursorganen om een handhavingsbeleid vast te stellen wettelijk verankerd. In het Bor wordt onder meer gesteld dat het handhavingsbeleid inzicht dient te geven in de prioriteitstelling, in de wijze waarop toezicht wordt uitgevoerd en de manier waarop sancties worden toegepast.

De gemeente Maassluis heeft haar handhavingsbeleid vastgelegd in het Handhavingsbeleidsplan Wabo (30 augustus 2011). In deze nota wordt een integrale visie gegeven op de wijze van handhaven van de gemeente. Daarnaast is er een handhavings-uitvoeringsprogramma vastgesteld. Hierin is de in het beleid aangegeven prioritering nader uitgewerkt.

Het denken in termen van individuele producten is niet meer uitgangspunt voor de inzet van toezicht en handhaving maar de kernbegrippen zijn cluster (of ketengericht) werken. De toezicht en handhavingstaken zijn in dat geval geclusterd naar de wijze waarop de toezicht en handhaving zal worden georganiseerd.

Om te kunnen toezien op de waarborging van een adequate en behoorlijke uitvoering van het beleid en uitvoeringsprogramma is een handhavingsregisseur aangesteld die daarnaast een aantal wettelijke taken op zich zal nemen. Daarnaast is er een duidelijke scheiding tussen de vergunning verlenende en de handhavende taken. De vergunning verlenende en toezichthoudende taken worden uitgevoerd door het team Bouw- en Woningtoezicht van het cluster Inwoners. De handhaving wordt uitgevoerd door de regisseur handhaving Wabo.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk dat voldoet aan de omschrijving van 'bouwplannen' in de zin van de Grondexploitatiewet (hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening) die wordt gegeven in artikel 6.2.1 van het Besluitruimtelijke ordening. Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet worden vastgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer. Een exploitatieplan hoeft niet vastgesteld te worden indien verhaal van kosten anderszins is verzekerd (op een andere manier geregeld is) en ook locatie-eisen en het vastleggen van een fasering niet nodig zijn dan wel anderszins zijn verzekerd.

Het plan is een initiatief van de gemeente Maassluis. De gemeente zal de gronden, die volledig in haar eigendom zijn, zelf uitgeven. De kosten worden verhaald via de gronduitgifte. Voor de planontwikkeling is door de gemeente Maassluis een grondexploitatie opgesteld. Deze berekening geeft inzicht in de kosten en opbrengsten met betrekking tot het bouwrijp maken, planontwikkeling, infrastructuur en de opbrengsten uit verkoop van bouwrijpe grond. Alle met het plan samenhangende kosten worden volledig gedekt door de uitgifte van de gronden.

Het verhaal van kosten is hiermee anderszins verzekerd. Aangezien de gronden in gemeentelijk eigendom zijn hoeven er bovendien geen locatie-eisen en/of een fasering te worden vastgelegd. Er is dan ook geen noodzaak tot het vaststellen van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is aangetoond.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Inspraak en vooroverleg

Gemeente Maassluis heeft een Inspraakverordening. Op grond daarvan hoeft geen inspraak te worden verleend op het voorontwerp van een bestemmingsplan.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt het voorontwerp toegezonden aan de overlegpartners, voor zover deze relevante belangen hebben bij de inhoud van dit bestemmingsplan.

De volgende overlegpartners zijn aangeschreven:

  • Provincie Zuid Holland;
  • Veiligheidsregio;
  • Hoogheemraadschap van Delfland;
  • Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  • Rijkswaterstaat Zuid Holland;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Stedin;
  • Pipeline Control;
  • Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed;
  • Nederlandse Aardolie Maatschappij b.v.;
  • Rijkshavenmeester;
  • Evides Waterbedrijf;
  • Gemeente Vlaardingen.

De ontvangen reacties zijn opgenomen in een nota van beantwoording (zie Bijlage 7). Het bestemmingsplan is naar aanleiding van een aantal reacties op onderdelen aangepast.

7.2.2 Terinzagelegging van het ontwerp

Het ontwerp van bestemmingsplan 'De Dijk' wordt overeenkomstig artikel 3.8 Wro gedurende zes weken ter inzage gelegd, zodat mensen kennis kunnen nemen van de inhoud ervan en om gelegenheid te bieden tot het indienen van zienswijzen. In deze periode wordt een ieder in de gelegenheid gesteld om

Er zijn geen zienswijzen op het plan ingediend.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Maatschappelijke Voorzieningen

Bijlage 2 Lijst van maatschappelijke voorzieningen

Bijlage 1 Actieplan Werklocaties Metropoolregio Rotterdam Den Haag

Bijlage 1 Actieplan werklocaties Metropoolregio Rotterdam Den Haag

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk

Bijlage 2 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein De Dijk

Bijlage 3 Quickscan Luchtkwaliteit

Bijlage 3 Quickscan luchtkwaliteit

Bijlage 4 Quickscan Externe Veiligheid

Bijlage 4 Quickscan externe veiligheid

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig Onderzoek

Bijlage 5 Waterhuishoudkundig onderzoek

Bijlage 6 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 6 Quickscan flora en fauna

Bijlage 7 Nota Van Beantwoording Inspraak En Overleg

Bijlage 7 Nota van beantwoording inspraak en overleg