Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop
Bestemmingsplan - Gemeente Nieuwkoop
Vastgesteld op 30-05-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Kern Nieuwkoop' van de gemeente Nieuwkoop
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.0569.bpNKPkernNieuwkoop-va01' met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen)
1.3 Verbeelding
- Analoge verbeelding: de van het plan deel uit makende kaart(en) genummer 02-245773-BP-VA-KRN-130522
- Digitale verbeelding: een verbeelding van het bestemmingsplan “Kern Nieuwkoop”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0569.NKPkernNieuwkoop-va01
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aaneengebouwde woningen.
1.7 Achtererfgebied
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.
1.8 Antennedrager
Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 Afhankelijke woonruimte
Een deel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest
1.10 Antenne-installatie
Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie
1.11 Ambulante handel
Markthandel, straathandel aan de openbare weg of het water, bijvoorbeeld in de vorm van een kiosk, vanaf een standplaats of een ligplaats, alsmede het venten.
1.12 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.13 Bedrijf
Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.14 Bedrijf aan huis
Het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
1.15 Bedrijfswoning
Eén woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.
1.16 Bedrijfsvloeroppervlakte
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.17 Beroep aan huis
Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.18 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.19 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming
1.20 Bevi-inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen
1.21 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.22 Botenhuis
Al dan niet drijvende overkapping ten behoeve van het stallen van een (plezier)vaartuig.
1.23 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.24 Bouwlaag
Een verdieping van zodanige afmetingen en vorm dat de daardoor ontstane ruimte zonder ingrijpende voorzieningen geschikt kan worden gemaakt voor woonfuncties en daarmee gelijke gebruiksmogelijkheden geeft als de daaronder gelegen bouwlagen.
1.25 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak
1.26 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.27 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel.
1.28 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.29 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en bestemd is om ter plaatse te functioneren.
1.30 Coffeeshop
Gelegenheid waar softdrugs wordt verkocht.
1.31 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (al of niet via het web), waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 Detailhandel perifeer
Detailhandel in branden explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in auto's, boten, caravans en daarmee gelijk te stellen goederen, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).
1.33 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.
1.34 Drijvende woning
Een drijvend object te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een (betonnen) casco met daarop een opbouw die in grote mate overeenstemt met een reguliere woning, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
1.35 Erfgebied
Erf aan de achterkant van het hoofdgebouw en op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.
1.36 Erker
Bijbehorend bouwwerk van ondergeschikte betekenis aan de begane grond van een gebouw, waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.
1.37 Erf
Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van het gebouw.
1.38 Evenement
Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak met een duur van ten hoogste 15 dagen per evenement, het opbouwen en afbouwen van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
1.39 Garage
Een bouwwerk dat primair dient ter stalling van (motor)voertuigen, alsook niet-bedrijfsmatige opslag van andere goederen.
1.40 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
1.42 Geluidzoneringsplichtige inrichting
Een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.
1.43 Geschakelde woning
Woningen waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijbehorende bouwwerken met elkaar zijn verbonden en waarbij minimaal 1 zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens staat
1.44 Gesloten oppervlakteverharding
Aaneengesloten bodembedekking ten behoeve van bijvoorbeeld (weg)verkeer, parkeren, de aanleg van tuinen, erven en dergelijke, door gebruikmaking van materialen als beton, steen, asfalt en/of metaal.
1.45 Gestapelde woning
Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
1.46 Hoofdgebouw
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is .
1.47 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, met uitzondering van een cateringbedrijf.
Horeca, categorie 1 ('lichte horeca')
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals:
- Automatiek;
- Broodjeszaak;
- Cafetaria;
- Croissanterie;
- Koffiebar;
- Lunchroom;
- Ijssalon;
- Snackbar;
- Tearoom;
- Traiteur
- Bistro;
- Restaurant;
- Hotel;
Horeca, categorie 2 ('middelzware horeca')
Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijk hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
- Bierhuis;
- Biljartcentrum;
- Café;
- Proeflokaal;
- Zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/ dansevenementen)
Horeca, categorie 3 ('zware horeca')
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
- Dancing;
- Discotheek;
- Nachtclub;
- Partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/ dansevenementen)
1.48 Huishouden
Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijk huishouden voeren.
1.49 Kamerbewoning
Het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door een of meer onzelfstandige huishoudens.
1.50 Kantoor
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate in persoon te woord wordt gestaan en geholpen.
1.51 Kunstwerken
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van wegen waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.52 Land- en tuinbouw op open grond
De teelt van gewassen, waaronder begrepen bosbouw, fruitteelt en tuinbouw, alsmede het houden van melken ander vee (nagenoeg) geheel op open grond.
1.53 Maatschappelijk
Het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, zoals:
- begraafplaatsen; en/of
- bibliotheken; en/of
- gezondheidszorg; en/of
- jeugdopvang; en/of
- naschoolse opvang; en/of
- onderwijs; en/of
- openbare dienstverlening; en/of
- praktijkruimten; en/of
- religie; en/of
- uitvaartcentra; en/of
- verenigingsleven; en/of
- welzijnsinstellingen; en/of
- zorginstellingen; en/of
- kulturhus.
1.54 Mantelzorg
Het bieden van niet afdwingbare zorg, die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (familie)relatie wordt gegeven.
1.55 Niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk in bedrijfsgebouwen plaatsvindt, en die als zodanig niet afhankelijk is van agrarische gronden als productiemiddel, zoals een intensief veehouderijbedrijf.
1.56 Ondergronds bouwwerk
Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,50 meter beneden peil.
1.57 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
1.58 Peil
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
- Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.59 Pensionstalling
Het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden.
1.60 Perceel
Een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en de openbare registers de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik en dat door zijn kadastrale aanduiding is gekenmerkt.
1.61 Pleziervaartuig
Een vaartuig, hoofdzakelijk gebruikt en bestemd voor niet-bedrijfsmatige varende recreatie.
1.62 Productiegebonden detailhandel
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.63 Prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.64 Recreatiewoning (verhuur)
Een gebouw, geen woonkeet, geen caravan, geen caravanbouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond, met dien verstande dat er sprake is van een wisselende bewoning.
1.65 Recreatiewoning (particulier)
Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, uitsluitend bestemd om te dienen als recreatief woonverblijf voor een persoon, gezin of andere groep mensen, die daar geen hoofdverblijf hebben; van hoofdverblijf is hier sprake, indien het gebruik als woning door een persoon, gezin of andere groep personen:
- a. Noopt tot inschrijving in het bevolkingsregister van de gemeente Nieuwkoop overeenkomstig de (geldende) wettelijke voorschriften (Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens), en/of
- b. Inhoudt dat inde woning, in een kalenderjaar, meer dan 182 maal, al dan niet achtereenvolgens door een zelfde persoon, gezin of andere groep mensen, nachtverblijf wordt gehouden.
1.66 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.67 Smartshop/growshop
Een bedrijf waar bedrijfsmatig psychoactieve middelen en/of benodigdheden voor de kweek van hennep en/of andere verdovende middelen te koop worden aangeboden, verstrekt of geleverd.
1.68 Steiger
een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor één of meer hierna genoemde doelen om:
- a. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen;
- b. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
- c. als terrasuitbreiding.
1.69 Twee aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen
1.70 Uitleverpunt
Een kleine ruimte, waar bedrijfsmatig goederen worden geleverd aan personen, die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.
1.71 Verblijfsrecreatie
Het nachtverblijf voor recreatieve doeleinden buiten de eerste woning, waarbij tenminste een nacht wordt doorgebracht, met uitzonderingen van overnachtingen bij familie en kennissen.
1.72 Voorgevel
Naar de weg (als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wegenverkeerswet 1994) gekeerde gevel of gevels.Niet als voorgevel worden aangemerkt de gevel(s) die gekeerd zijn naar wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer, tenzij de hoofdontsluiting van het gebouw via deze weg voor langzaam verkeer loopt.
1.73 Voorgevelrooilijn
De (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aanen uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.
1.74 voorzieningen van algemeen nut
Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegen waterverkeer.
1.75 Vrijstaande woning
Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan
1.76 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit
1.77 Waterlijn
Het grensvlak tussen water en lucht.
1.78 Webwinkel
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet verloopt. Opslag is niet toegestaan. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden.
1.79 Wet/wettelijke regelingen
Indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
1.80 Woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden
1.81 Woonark
Een drijvend object te water, dat in het algemeen niet is bestemd of ingericht om te varen, voorzien van een betonnen (of metalen) casco, met een vierkante of rechthoekige opbouw, dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf. Het is ook mogelijk dat het casco bestaat uit een van origine varend schip, waaronder begrepen een ponton of een dekschuit.
1.82 Woonboot
Een drijvend of varend object te water, dat herkenbaar is als schip (bijvoorbeeld door de romp, de opbouw of de aanwezigheid van originele onderdelen als een stuurhut, roer of mast), dat wordt gebruikt als of is bestemd voor woonverblijf.
1.83 Woonschip
Een woonboot, een woonark of een drijvende woning.
1.84 Woonwagen
Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
2.6 De oppervlakte van een woonschip
De neerwaartse projectie van het dakvlak, vermeerderd met steigers en plankieren boven de waterlijn.
2.7 Afstand tot de bouwperceelsgrens
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.8 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.9 Het bebouwingspercentage
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.10 Vloeroppervlakte
De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. landen tuinbouw op open grond, met uitzondering van bosbouw;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mostrekker' op de verbeelding, een mostrekbedrijf;
- c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, een bedrijfswoning, met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
met de daarbij behorende:
- d. wateren groenvoorzieningen;
- e. wegen en paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen), met uitzondering van mantelzorg;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' op de verbeelding, tevens een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' op de verbeelding, tevens een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kunststofen metaalverwerkend bedrijf' op de verbeelding, tevens een kunststofen metaalverwerkend bedrijf;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijden' op de verbeelding, uitsluitend een rietsnijdersbedrijf;
- g. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
- h. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- i. webwinkels, waarbij opslag en een uitleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een uitleverpunt bedraagt maximaal 30 m² bvo;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' op de verbeelding, tevens voor een verkooppunt motorbrandstoffen met lpg;
- k. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg' op de verbeelding, een vulpunt lpg;
- l. ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' tevens een kinderdagverblijf;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, tevens voor een bedrijfswoning, met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - baggerbedrijf' op de verbeelding uitsluitend een baggerbedrijf;
met de daarbij behorende:
- o. wateren groenvoorzieningen;
- p. wegen en paden;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. voorzieningen van algemeen nut;
- s. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- t. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen) met uitzondering van mantelzorg;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie.
- f. kantoren, behoudens het bepaalde in 4.1 sub g;
- g. detailhandel, behoudens het bepaalde in 4.1 sub h, i en j;
- h. een coffieshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- i. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- j. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
- k. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- l. bevi-inrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1, sub a t/m d ten behoeve van:
- a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 sub a t/m d indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, sub a t/m d,;
- b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 sub a t/m d niet in de Lijst van bedrijfsactiviteiten wordt genoemd;
Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels; ;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' op de verbeelding, een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- e. kantoor, tot maximaal 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf;
- f. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedingsen genotmiddelen;
- g. webwinkels, waarbij opslag en een uitleverpunt is toegestaan; de oppervlakte van een uitleverpunt bedraagt maximaal 30 m² bvo;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, tevens voor een bedrijfswoning, met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer' op de verbeelding, tevens voor perifere detailhandel met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 1000 m²;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietsportcentrum' op de verbeelding, tevens een schietsportcentrum met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - diervoedingsbedrijf' op de verbeelding, tevens een diervoedingsbedrijf;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - gemaal' op de verbeelding, tevens een afvalwaterpersgemaal
met de daarbij behorende:
- m. wateren groenvoorzieningen;
- n. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
- o. wegen en paden;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. voorzieningen van algemeen nut;
- r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- s. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
5.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken (anders dan bedrijfswoningen);
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie.
- f. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
- g. kantoren, behoudens het bepaalde in 5.1 sub e;
- h. wonen, behoudens in de woningen als bedoeld in 5.1 sub h;
- i. detailhandel, behoudens het bepaalde in 5.1 sub f, g, en i;
- j. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf
- k. bevi-inrichtingen.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijfswoning', als bedoeld in 5.1 sub i, te verwijderen, indien het gebruik van de bedrijfswoning als zodanig tenminste 2 jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat genoemd gebruik op korte termijn wordt voortgezet.
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijk;
- d. wonen op de verdieping dan wel op de begane grond indien dit gebruik aanwezig is ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- e. horeca tot en met horecacategorie 2, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven, uitsluitend op de begane grond met uitzondering van hotels, die ook op de verdieping mogelijk zijn;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' op de verbeelding, zijn alle vormen van horeca behorend tot horecategorie 1 en 2 ook op de verdieping toegestaan;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' op de verbeelding, is geen horeca toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' op de verbeelding, een ondergrondse parkeergarage;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, bevindt zich een rijksmonument;
- j. ter plaatste van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 3' op de verbeelding, zijn alle vormen van horeca tot en met horecacategorie 3, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven toegestaan, uitsluitend op de begane grond.
met de daarbij horende:
- k. wateren groenvoorzieningen;
- l. wegen en paden;
- m. (overige) parkeervoorzieningen;
- n. voorzieningen van algemeen nut;
- o. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- p. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- f. horeca, overeenkomstig de categorieën als genoemd in 6.1 onder g, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond, met uitzondering van hotels en het bepaalde in 6.1 onder h;
- g. detailhandel, voor zover deze niet is gevestigd op de begane grond;
- h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- i. coffeeshop en smartshop/growshop.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 onder d, ten behoeve van nieuwe woningen op de verdieping, met dien verstande dat:
- a. dit passend is binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
- b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) weten regelgeving;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- e. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in 6.1 onder j genoemde horecacategorie te verlagen indien en voorzover het gebruik als aangegeven voor de duur van ten minste 2 jaar aaneengesloten is onderbroken
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoor;
- b. dienstverlening;
- c. maatschappelijk;
- d. wonen op de verdieping dan wel op de begane grond indien dit gebruik aanwezig is ten tijde van tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan,met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' op de verbeelding, tevens detailhandel;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' op de verbeelding tevens een timmerbedrijf;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' op de verbeelding, tevens horeca van categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van hotels, die ook op de verdieping mogelijk zijn;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2' op de verbeelding, tevens horeca tot en met horecacategorie 2, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven, uitsluitend op de begane grond met uitzondering van hotels, die ook op de verdieping mogelijk zijn;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van 'horeca café' op de verbeelding, tevens een café;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' op de verbeelding, tevens bedrijf tot en met categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
- k. webwinkels zonder uitleverpunt;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, bevindt zich een rijksmonument;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - vissport bedrijf' op de verbeelding, een vissportbedrijf met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
met de daarbij behorende:
- n. wateren groenvoorzieningen;
- o. wegen en paden;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. voorzieningen van algemeen nut;
- r. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- s. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie;
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- g. coffeeshop en smartshop/growshop.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1 onder d, ten behoeve van nieuwe woningen op de verdieping dan wel op de begane grond, met dien verstande dat:
- a. dit passend is binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
- b. door middel van specifiek onderzoek dient te worden aangetoond, dat voldaan wordt aan de relevante (milieuhygiënische) weten regelgeving;
- c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- e. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- f. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
- b. dierenweiden, waaronder een hertenkamp;
- c. wandelen fietspaden;
- d. speelplaatsen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' op de verbeelding, geen parkeervoorzieningen zijn toegestaan;
- i. uitwegen voor aangrenzende bouwpercelen;
- j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
- k. onder andere ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - bergbezinkbassin' op de verbeelding, een bergbezinkbassin.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie.
- e. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca tot en met horecacategorie 2, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven, met dien verstande, dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' op de verbeelding, alleen horecabedrijven zijn toegestaan behorende tot horecacategorie 1;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' op de verbeelding tevens voor wonen met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
met de daarbij behorende:
- c. terrassen;
- d. wegen en paden;
- e. wateren groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
- j. voorzieningen van algemeen nut
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk
Artikel 10 Kantoor
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - showroom' een showroom zonder detailhandel;
- d. webwinkels zonder uitleverpunt;
met de daarbij behorende:
- e. wateren groenvoorzieningen;
- f. wegen en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
10.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.
- g. bewoning van bouwwerken.
Artikel 11 Maatschappelijk
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijk;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, een bedrijfswoning; met daarbij behorend:
- 1. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45m²;
- 2. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- c. ter plaatste van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding, tevens zelfstandige wooneenheden ;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' op de verbeelding, tevens horeca van categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - festiviteiten' op de verbeelding, tevens voor maximaal 12 festiviteiten per jaar;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' op de verbeelding, een begraafplaats;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kinderdagverblijf' op de verbeelding, een kinderdagverblijf;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, bevindt zich een rijksmonument;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' op de verbeelding, een zorgboerderij;
met de daarbij behorende:
- j. wateren groenvoorzieningen;
- k. wegen en paden;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. voorzieningen van algemeen nut;
- n. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- o. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
11.2 Bouwregels
11.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.2.4 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborg moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichtingen;
- d. prostitutie;
- e. coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- g. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. speelterreinen;
- b. dierenweiden;
- c. ligen zonneweiden;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' op de verbeelding, volkstuinen;
- e. voorzieningen ten behoeve van woonschepen in de vorm van bijbehorende bouwwerken en steigers;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' op de verbeelding, tevens een jachthaven met steigers, inclusief kantine/clubhuis;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenberging' op de verbeelding, tevens een botenberging;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - botenverhuur' op de verbeelding, tevens de verhuur van boten;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - werf', op de verbeelding, tevens een werf;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - heemtuin' op de verbeelding, een heemtuin;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' op de verbeelding, tevens een recreatiewoning;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' op de verbeelding, tevens een kampeerterrein;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' op de verbeelding, tevens een bedrijfswoning;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' op de verbeelding tevens horeca van horecacategorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2' op de verbeelding, tevens horeca van horeacategorie 2, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - vissport bedrijf' op de verbeelding, een vissportbedrijf met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- q. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal caravans' op de verbeelding tevens caravans tot het maximum aantal zoals is aangegeven op de verbeelding;
- r. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' op de verbeelding, tevens een evenemententerrein;
met daarbij behorende:
- s. wateren groenvoorzieningen;
- t. wegen en (loopvlonder)paden ;
- u. parkeervoorzieningen;
- v. voorzieningen van algemeen nut;
- w. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- x. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
12.2 Bouwregels
12.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.2.3 onder b, ten behoeve van een groter maximaal gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, tot 80 m², voor bouwpercelen met een oppervlakte tot en met 500 m², met dien verstande dat:
- a. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
- b. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd moet zijn;
- c. de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid gewaarborgd moet zijn;
- d. de sociale veiligheid gewaarborgd moet zijn;
- e. de brandveiligheid en rampenbestrijding gewaarborgd moet zijn.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichtingen;
- d. prostitutie;
- e. permanente bewoning van recreatiewoningen;
- f. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- g. coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding “Wro-zone – wijzigingsgebied 5” op de verbeelding geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Recreatie' met de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – kanoverhuur' onder de volgende voorwaarden:
- a. het maximale aantal te verhuren kano's bedraagt 6;
- b. er dient voldaan te worden aan de gemeentelijke parkeernormen;
- c. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
- d. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving moeten gewaarborgd zijn en blijven;
- e. er geen detailhandel plaatsvindt.
Artikel 13 Sport
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van sportactiviteiten, al dan niet in combinatie met ondersteunende horeca van ten hoogste categorie 1, conform bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'zwembad' op de verbeelding, een zwembad;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - festiviteiten' op de verbeelding, tevens voor maximaal 12 festiviteiten per jaar;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerkamp' op de verbeelding, tevens voor het houden van zomerkampen in de maanden juni, juli en augustus;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fysiotherapie' op de verbeelding, tevens een fysiotherapie;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' op de verbeelding, een zenden/of ontvangstinstallatie;
met daarbij behorende:
- g. wateren groenvoorzieningen;
- h. wegen en paden;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. voorzieningen van algemeen nut;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
13.2 Bouwregels
13.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichtingen;
- d. prostitutie;
- e. coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
Artikel 14 Tuin
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofgebouwen;
- b. parkeervoorzieningen;
- c. ontsluitingswegen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - caravan' op de verbeelding, voor maximaal 1 caravan.
- h. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - botenberging' op de verbeelding, tevens een botenberging;
14.2 Bouwregels
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie.
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie van hoofden buurtontsluiting;
- b. groenvoorzieningen;
- c. speelterreinen;
- d. kunstwerken;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterpartijen en watergangen;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' een tunnel voor langzaam verkeer;
- j. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
15.2 Bouwregels
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- f. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.
Artikel 16 Verkeer - Verblijfsgebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie voor verkeer en verblijf;
- b. groenvoorzieningen en langzaam verkeersroutes;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. waterpartijen en watergangen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. speelterreinen;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' op de verbeelding, tevens voor evenementen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'garage' op de verbeelding, garages;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onderdoorgang' op de verbeelding, een onderdoorgang ten behoeve van een aangrenzende ondergrondse parkeergarage;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' op de verbeelding, een tunnel voor langzaam verkeer;
- l. ambulante handel;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' op de verbeelding, een zend- en/of ontvangstinstallatie;
- n. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
16.2 Bouwregels
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
16.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bedrijfsmatige opslag van goederen in en detailhandel vanuit garages;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie;
- f. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.
Artikel 17 Water
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het ontvangen, bergen en/of afvoeren van water ten dienste van de waterhuishouding met de daarbij behorende werken en bouwwerken;
- b. landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden van het water zover de gronden grenzen aan de bestemming 'Water Plassengebied';
- c. ter plaatse van de aanduiding 'brug' op de verbeelding een brug ten behoeve van de ontsluiting van woon- en bedrijfskavels en openbaar gebied, tenzij de gronden direct grenzen aan de bestemming 'Water – Plassengebied';
- d. aanleg en instandhouding van kunstwerken;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'Laad- en losplaats' op de verbeelding, een laad- en losplaats ten behoeve van het naast gelegen bedrijf; hier is ook het afmeren van bedrijfsvaartuigen toegestaan;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'Ligplaats' op de verbeelding, een ligplaats voor rondvaartboten;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'Jachthaven' op de verbeelding, een jachthaven met steigers;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onderdoorgang' op de verbeelding, een onderdoorgang ten behoeve van een aangrenzende ondergrondse parkeergarage;
met daarbij behorende:
- i. groenvoorzieningen;
- j. wegen en paden;
- k. voorzieningen van algemeen nut;
- l. steigers en aanleggelegenheden voor pleziervaartuigen
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.1 sub c teneinde bruggen en duikers toe te staan op gronden, die direct grenzen aan de bestemming Water Plassengebied, met dien verstande dat:
- a. niet meer dan één duiker of brug per perceel mag worden toegestaan;
- b. de breedte van een brug of de kruinbreedte van een dam ten hoogste 3,5 meter bedragen;
- c. deze direct moet aansluiten op gronden met de bestemming Water, die deel uitmaken van een kadastraal perceel waarop een woning of bedrijfsgebouw is gebouwd;
- d. daardoor de landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden als bedoeld in 17.1 onder b niet onevenredig worden aangetast, een en ander met dien verstande dat het in ieder geval niet toelaatbaar is, dat:
- 1. het doorzicht vanaf de voorliggende weg op de plas niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. langs de oever riet, biezen of andere landschappelijke belangrijke vergetatie worden verwijderd dan wel onevenredig worden aangetast.
17.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
17.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. prostitutie.
- d. seksinrichting.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Water - Plassengebied
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - Plassengebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water ten behoeve van verkeer te water;
- b. de waterhuishouding;
- c. landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden van het water, landtongen, eilandjes en eilanden in samenhang met het petgatenlandschap vormend als onderdeel van het plassengebied;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' een laad en losplaats ten behoeve van het naastgelegen bedrijf; hier is ook het afmeren van bedrijfsvaartuigen toegestaan.
- e. tijdelijke opslag van riet gedurende een periode van 4 weken per jaar
met daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. wegen en paden;
- h. voorzieningen van algemeen nut;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'steiger' op de verbeelding, een steiger;
- k. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 teneinde duikers en bruggen toe te staan, met dien verstande dat:
- a. niet meer dan één duiker of brug per perceel mag worden toegestaan;
- b. de breedte van een brug of de kruinbreedte van een dam ten hoogste 2,5 meter bedragen;
- c. deze direct moet aansluiten op gronden met de bestemming 'Water - Plassengebied', die deel uitmaken van een kadastraal perceel waarop een woning of bedrijfsgebouw is gebouwd;
- d. daardoor de landschappelijke en aanwezige en potentiële natuurwaarden als bedoeld in 18.1 onder c niet onevenredig worden aangetast, een en ander met dien verstande dat het in ieder geval niet toelaatbaar is, dat:
- 1. het doorzicht vanaf de voorliggende weg op de plas niet onevenredig wordt aangetast;
- 2. langs de oever riet, biezen of andere landschappelijke belangrijke vergetatie worden verwijderd dan wel onevenredig worden aangetast.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. prostitutie.
18.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Water - Woonschepenligplaats
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water – Woonschepenligplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ligplaatsen voor woonschepen;
met de daarbij behorende:
- b. waterlopen en waterpartijen;
- c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- d. plankiers;
- e. steigers.
19.2 Bouwregels
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens anders dan woonschepen;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie;
- f. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf .
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenarts' op de verbeelding, een dierenartsenpraktijk;
- e. uitsluitend ter plaatse van de 'caravanstalling' op de verbeelding een caravanstalling;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument' op de verbeelding, bevindt zich een rijksmonument;
met de daarbij behorende:
- g. erven;
- h. tuinen;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. inen uitwegen
- k. groenvoorzieningen;
- l. waterlopen en waterpartijen;
- m. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- n. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
- o. installaties ten behoeve van de opwekking van duurzame energie;
- p. voorzieningen van algemeen nut
- q. steigers en plankieren
20.2 Bouwregels
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
- d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- e. seksinrichting;
- f. prostitutie;
- g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- i. bewoning als onzelfstandige woonruimte.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in woonwagens. Het aantal woonwagens mag niet meer bedragen dan is weergeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de verbeelding;
met de daarbij behorende:
- b. erven;
- c. tuinen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterpartijen;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
21.2 Bouwregels
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- d. seksinrichting;
- e. prostitutie;
- f. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- g. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.
Artikel 22 Woongebied
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- c. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1' op de verbeelding, bedrijven tot en met categorie 1 zoals genoemd in de Lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels;
met de daarbij behorende:
- e. erven;
- f. tuinen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. wegen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. waterlopen en waterpartijen;
- k. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- l. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
22.2 Bouwregels
22.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
22.4 Afwijken van de bouwregels
22.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
- d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- e. seksinrichting;
- f. prostitutie;
- g. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf;
- h. opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk;
- i. bewoning als onzelfstandige woonruimte .
22.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 23 Leiding - Riool (Dubbelbestemming)
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een rioolleiding.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 23.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie 1 (Dubbelbestemming)
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.
24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:
- a. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Artikel 25 Waarde - Archeologie 2 (Dubbelbestemming)
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.
25.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 2500 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:
- a. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 2' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Artikel 26 Waarde - Archeologie 3 (Dubbelbestemming)
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van archeologische waarden.
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk met een oppervlakte van meer dan 10.000 m2 en dieper dan 50 cm dient de aanvrager een rapport te overleggen dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld.
26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen:
- a. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. door de dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 3' alsnog toe te kennen aan gronden, die nu niet deze dubbelbestemming hebben, indien uit inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de huidige dubbelbestemming 'Waarde Archeologie 1' aanpassing behoeft gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
Artikel 27 Waterstaat - Waterkering (Dubbelbestemming)
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een waterkering.
27.2 Bouwregels
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:
- a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 28 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 29 Algemene Bouwregels
29.1 Goothoogte
Boven de 'maximale goothoogte' zijn platte daken niet toegestaan, tenzij op de verbeelding een gelijke maximale goot- en bouwhoogte staat aangegeven dan wel de aanduiding 'plat dak'. Daar is een plat dak wel toegestaan.
29.2 Algemene bepaling over het ondergronds bouwen
29.3 Dakkapellen
29.4 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevelen kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken voor de situering buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
29.5 Afwijking ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 29.2.2 onder d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarden dat:
- a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 30 Algemene Aanduidingsregels
30.1 Veiligheidszone - lpg
Artikel 31 Algemene Afwijkingsregels
31.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
- e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangen/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
- buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
- binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
- 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
- op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie;
- tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
- 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
Artikel 32 Algemene Wijzigingsregels
32.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
- a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
- c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, opgenomen als bijlage 1 bij deze regels, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
- d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de regels, waarbij verwezen wordt naar of welke ontleend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 33 Overgangsrecht
33.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
33.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop'
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van | ||||
30 mei 2013 | ||||
De voorzitter, | De griffier, | |||
………. | ……… | |||
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
De gemeente Nieuwkoop is bezig met de actualisering van de bestemmingsplannen. De herziening van het bestemmingsplan voor de kern Nieuwkoop vormt een onderdeel van deze actualisatieslag. De gemeente Nieuwkoop streeft naar een aanzienlijke vermindering van het aantal bestemmingsplannen. Op het ogenblik beschikt de gemeente over een groot aantal verouderde bestemmingsplannen, zowel wat betreft de looptijd als de systematiek van de bestemmingsplannen.
Om twee redenen heeft herziening van de geldende bestemmingsplannen prioriteit. De gemeente is op grond van de Wet ruimtelijke ordening verplicht verouderde bestemmingsplannen te herzien. Daarnaast moeten bestemmingsplannen conform de huidige regelgeving en systematiek worden opgesteld. Ook is door het huidige grote aantal bestemmingsplannen de samenhang tussen de diverse gebiedsonderdelen, met name qua regelgeving, verloren gegaan. Herziening van de geldende plannen moet leiden tot eenduidige en moderne plannen, die kwaliteiten waarborgen en ook voldoende ruimte bieden aan gewenste ontwikkelingen.
Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' zal uiteindelijk een geactualiseerd bestemmingsplan zijn. Er vinden geen MER-plichtige ontwikkelingen in plaats. Met het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen zijn elk verantwoord in een Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO). De GRO's zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan toegevoegd. Uit de GRO's blijkt de haalbaarheid van de ontwikkelingen.
1.2 Het Plangebied 'Kern Nieuwkoop'
Nieuwkoop is één van de grotere kernen binnen de gemeente Nieuwkoop. Het plangebied bestaat voornamelijk uit woonbebouwing, een aantal bedrijven plus een bedrijventerrein, enkele maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. De begrenzingen van het plangebied zijn als volgt:
- In westelijke, oostelijke en noordelijke richting grenst het gebied aan agrarische gronden.
- In zuidelijke richting grenst het gebied aan de Nieuwkoopse plassen.
De onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied globaal weer.
1.3 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het belangrijkste doel van onderhavig bestemmingsplan is beheer van de huidige situatie en het maken van een plan dat de huidige actuele situatie weergeeft. Dit betekent dat in hoofdzaak de bestaande situatie in het plan wordt vastgelegd.
Het bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en een verbeelding. De verbeelding en regels zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan. Daarin is vastgelegd welke bouw en gebruiksmogelijkheden de gemeente Nieuwkoop in het plangebied toestaat.
Vigerende bestemmingsplannen
In het plangebied gelden bij totstandkoming van dit bestemmingsplan verschillende bestemmingsplannen. De onderstaande tabel bevat een opsomming van de plannen met de data van vaststelling en goedkeuring.
Tabel 1. Vigerende bestemmingsplannen in het plangebied
Bestemmingsplan | Vaststelling raad | Goedkeuring GS |
1 Kern Nieuwkoop 2. Landelijk Gebied | 25-03-1999 Beroep ABRS 16-102002 29-09-2005 | 09-11-1999 16-05-2006 |
1.4 Leeswijzer
De toelichting op het bestemmingsplan bestaat uit twee delen:
Deel A Planopzet (Hoofstuk 2 en 3)
Dit plandeel beschrijft de ruimtelijke en functionele uitgangspunten voor het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop'. De ontwikkelingen die met het plan worden mogelijk gemaakt worden ook in dit deel beschreven. Daarnaast bevat het de juridische uitgangspunten voor de vertaling van de visie in het bestemmingsplan. Om een indruk te krijgen wat met het bestemmingsplan wordt beoogd en hoe het juridisch vertaald wordt, is het lezen van deel A voldoende.
Deel B Verantwoording (Hoofdstuk 4, 5, 6, 7, 8 en 9)
Deel B geeft de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit onderdeel wordt onder meer de bestaande situatie, het beleidskader, de milieuhygiënische aspecten, de economische uitvoerbaarheid en de procedures behandeld.
Hoofdstuk 2 Visie Op De Kern Nieuwkoop
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt strikt ingezoomd op het beoogde initiatief.
2.1 Inleiding
Op grond van het vigerende beleid, zoals verwoord in hoofdstuk 5 en de gesignaleerde kwaliteiten, knelpunten en ontwikkelingen, zoals verwoord in hoofdstuk 4 en hierna, wordt in dit hoofdstuk de visie op de kern Nieuwkoop beschreven. Deze visie dient als onderlegger voor het bestemmingsplan.
2.2 Ruimtelijke En Functionele Visie
Voor de visie op het bestemmingsplangebied is ingegaan op de kwaliteiten van de verschillende structuren en de knelpunten en kansen voor die structuren.
Kwaliteiten
Op basis van de analyse van de bestaande situatie is een aantal ruimtelijke kwaliteiten aan te wijzen. Uitgangspunt is het behouden en waar mogelijk versterken van de kwaliteiten van het dorp. Deze kwaliteiten houden verband met de ruimtelijke structuur, functionele structuur, verkeersstructuur en de wateren groenstructuur.
Ruimtelijke structuur
Op het schaalniveau van de kern zijn de volgende ruimtelijke structuren bepalend voor de kwaliteit en ruimtelijke inrichting van Nieuwkoop:
- het historische bebouwingslint, bestaande uit de lijn Dorpsstraat en het Zuideinde;
- de sterke relatie met het buitengebied, die benadrukt wordt door aanwezige wateren groenstructuur aan de zuidzijde van het plangebied.
Functionele structuur
De functionele structuur is van direct belang voor de leefbaarheid van de kleine kernen. De aanwezigheid van een bepaald voorzieningenniveau dat is afgestemd op de schaal van de kern wordt als een belangrijk gegeven ervaren. De volgende kwaliteiten vragen om behoud en waar mogelijk versterking:
- het voorzieningenniveau is kleinschalig en afgestemd op de schaal van Nieuwkoop;
- de historische linten zijn van oudsher multifunctionele gebieden waar wonen, bedrijvigheid en detailhandel elkaar afwisselen;
- detailhandel concentreert zich in het centrum van Nieuwkoop;
- bedrijvigheid concentreert zich op bedrijventerrein De Olm.
Verkeersstructuur
De verkeersstructuur en verkeerssituatie zijn van belang voor de bereikbaarheid en leefbaarheid van de kern:
- het historische lint Dorpsstraat Zuideinde is bepalend voor de verkeersstructuur en is voor zowel het lokale autoverkeer als fietsverkeer de doorgaande weg;
- Nieuwkoop heeft directe aansluiting op de provinciale weg N231. Het doorgaande verkeer op de weg wordt door de kern heen geleid;
- de belangrijkste kwaliteit van de verkeerssituatie is de aanwezigheid van 30 km/u zones in het plangebied. Deze snelheid geldt in de verschillende woonwijken.
Wateren groenstructuur
De aanwezige wateren groenstructuren versterken de aantrekkelijkheid en leefbaarheid van de woonmilieus. Water en groen bieden bovendien mogelijkheden voor recreatie en/of recreatieve verbindingen. Behoud en ontwikkelen van deze kwaliteiten staat voorop:
- de relatie met het open landschap;
- de blauw/groene overgang richting de Nieuwkoopse plassen is een karakteristiek landschappelijk element.
Recreatiestructuur
Door de ligging van de kern Nieuwkoop aan het open landschap aan de Nieuwkoopse plassen kent de gemeente verschillende recreatieve voorzieningen. Verschillende recreatieve voorzieningen liggen in de kern. Een aantal voorzieningen zoals volkstuinen en een jachthaven ligt aan de rand van het plangebied. Het behoud van deze voorzieningen staat voorop en waar mogelijk kunnen deze versterkt worden.
2.3 Toekomstige Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' is hoofdzakelijk conserverend van aard. Er vindt een aantal kleine ontwikkelingen en één grote ontwikkeling plaats (in Buytewech-Oost). De volgende ontwikkelingen vinden plaats binnen het plangebied. Deze worden door middel van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' juridisch planologisch al of niet via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt.
2.3.1 Rechtstreeks bestemd en Goede Ruimtelijke Onderbouwing
Onder meer naar aanleiding van verschillende inspraakreacties wordt er een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt met het voorliggende bestemmingsplan. Aan de verschillende initiatiefnemers is gevraagd een Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO) aan te leveren. In deze GRO moet worden ingegaan op de haalbaarheid van de ontwikkeling in relatie tot beleid, milieu en waardenaspecten. De verschillende GRO's zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Waar relevant wordt verwezen naar de bijlagen. De GRO's zijn door de verschillende vakafdelingen van de gemeente getoetst en akkoord bevonden. Alleen de GRO's, die akkoord bevonden zijn, zijn rechtstreeks mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop'. Voor de ontwikkelingen die hieronder worden opgesomd zijn de GRO's als bijlage toegevoegd. Per ontwikkeling staat aangegeven in welke bijlage de GRO is opgenomen.
Dorpsstraat 63
Op deze locatie worden 4 halfvrijstaande (twee-onder-één-kappers) of vier geschakelde woningen gerealiseerd. In beide gevallen komt er ook een gebouw met drie startersappartementen in het lint (zie bijlage 3). Ook deze ontwikkeling heeft de bestemming 'Woongebied' gekregen.
Nieuwveenseweg 29
De bestemming is gewijzigd, zodanig dat er een woonbestemming geldt. Ook is er een aanduiding 'caravanstalling' opgenomen (zie bijlage 4).
Nieuwveenseweg 39a
Aan de Nieuwveenseweg 39a bevindt zich een tennishal. De eigenaren hebben verzocht deze positief te bestemmen. Besloten is om de bestemming 'Sport' toe te kennen, omdat het hoofdgebruik van het perceel bestaat uit sportactiviteiten. Ook wordt een fysiotherapiepraktijk mogelijk gemaakt en het organiseren van festiviteiten. Verder mogen in de zomermaanden tennisen vakantiekampen op het perceel georganiseerd worden (zie bijlage 5).
2.3.2 Overig rechtstreeks bestemde ontwikkelingen
De onderstaande ontwikkelingen zijn eveneens rechtstreeks bestemd.
Nieuwveenseweg 7
Op de locatie naast de Nieuwveenseweg 7 wordt de mogelijkheid geboden een kantoorpand te realiseren. Ten behoeve van deze locatie is de bestemming 'Kantoor' in het bestemmingsplan opgenomen.
Buytewech-Oost
Op de locatie Buytewech-Oost wordt door de gemeente een nieuwe woningbouwlocatie ontwikkeld. De locatie is één van de laatste uitleggebieden binnen de kern Nieuwkoop. De ontwikkeling wordt juridisch planologisch vastgelegd in het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop'1 .
Het gebied ligt ten noorden van de provinciale weg N231 en sluit aan op de bestaande woonwijk Buytewech. Ten noorden sluit het projectgebied aan op het bestaande park Buytewech en aan de zuidzijde op de bestaande sportvelden. Aan de oostzijde sluit het gebied aan op de achterzijde van de lintbebouwing van de Nieuwveenseweg. Het bestaande Buytewech vormt de westelijke grens.
Figuur 2 geeft de mogelijke invulling van Buytewech-Oost weer. In het midden staat een al gerealiseerd scholencomplex. Rondom de school kunnen woningen worden gerealiseerd. De gronden hebben hier de globale bestemming 'Woongebied' gekregen, zodat de daadwerkelijke invulling (o.a. afhankelijk van de markt) in een later stadium kan worden bepaald.
Figuur 2. Stedenbouwkundig plan Buytewech Oost
Ashram college schoolgebouw Lindelaan 2
Het Ashram college is voornemens het schoolgebouw dat aan de Lindelaan ligt, uit te breiden met een extra bouwlaag. In het bestemmingsplan Kern Nieuwkoop 1999 zijn geen hoogtematen opgenomen, noch op de plankaart noch in de regels. In figuur 3 is de uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan Kern Nieuwkoop 1999 weergegeven.
De extra bouwlaag vindt plaats boven het bestaande bouwvolume waar nu de bibliotheek is gevestigd. Dit betekent dat de bouwhoogte op de plek van die locatie op 9 meter wordt vastgelegd.
Figuur 3. Ashram college
Nieuwveenseweg 25b
Het perceel Nieuwveenseweg 25b heeft een agrarische bestemming. Op dit perceel wil de eigenaar 2 woningen realiseren. Voor deze ontwikkeling is ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Onder voorwaarden kan de locatie worden gewijzigd zodat er 2 woningen kunnen worden gebouwd.
- 1. Voor de ontwikkeling is in 2007 een ruimtelijke onderbouwing opgesteld
2.3.3 Ontwikkelingen mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid
Een aantal ontwikkelingen wordt mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid.
Dorpsstraat 15/17
Deze ontwikkeling betreft de realisatie van één vrijstaande woning in het lint met daarachter twee vrijstaande woningen (zie bijlage 2). Voor deze ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan de locatie, onder voorwaarden, worden gewijzigd.
Dorpsstraat tussen 102 - 110
De eigenaren van het perceel willen hier woningen realiseren. Voor deze ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Hiermee kan de locatie, onder voorwaarden, worden gewijzigd. In dat geval kunnen er 4 woningen op het perceel worden gerealiseerd.
Zuideinde 123/139
Deze ontwikkeling gaat over het omzetten van een bedrijfsperceel naar een woonbestemming. Voor deze ontwikkeling is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Zuideinde 91/93
Op dit perceel is het voornemen twee woningen te realiseren. Door de perceelseigenaren is geen GRO aangeleverd, daarnaast zijn de plannen nog niet voldoende uitgekristalliseerd. Het mogelijk maken van de ontwikkeling kan plaats vinden door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid.
2.4 Webwinkels
Steeds vaker beginnen mensen een webshop/internetwinkel. Bestemmingsplannen regelen hier vaak niets over. Dit dient wel te gebeuren. Indien niets geregeld is in een bestemmingsplan laat recente jurisprudentie zien, dat een webwinkel niet zelden moet worden aangemerkt als een vorm van detailhandel. En vaak is detailhandel op bedrijventerreinen, maar ook binnen bijvoorbeeld een woonbestemming, niet toegestaan. Daarmee worden webwinkels dus uitgesloten op bedrijventerreinen en in woningen.
De gemeente wil de webwinkels goed regelen in het bestemmingsplan. Over het algemeen wenst de gemeente geen detailhandelsactiviteiten op bedrijventerreinen, in woongebieden en in kantoren, e.d. Men wil detailhandel zoveel mogelijk concentreren. Men wil overlast beperken (parkeren, extra verkeersbewegingen binnen woongebieden). Op bedrijventerreinen behoren bedrijven. Door daar detailhandel toe te staan beperk je de bedrijven in vestiging en uitbreiding. Aan de andere kant is opslag wel iets dat gebruikelijk is voor bedrijventerreinen. Daar is de benodigde ruimte voor aanwezig. En vaak zijn de bedrijventerreinen ook goed ontsloten. In het volgende schema zijn de activiteiten naar locatie voor webwinkels op genomen.
Tabel 2. Activiteiten naar locatie voor webwinkels
Activiteit Webwinkels | website | woonwijk | centrum | Bedrijfslocatie bedrijventerrein |
kantoor | x | x | x | |
opslag | x | x | ||
afleverpunt | x | 30m² | ||
showroom | x | x | ||
verkooppunt | x | x |
Bedrijventerrein De Olm
Gelet op het bovenstaande is er voor gekozen om alleen webwinkels toe te staan op het bedrijventerrein De Olm met slechts een klein uitleverpunt van maximaal 30 m² bvo. Opslag is toegestaan. Ook kunnen kopers hun spullen hier afhalen (uitleverpunt). Maar het uitstallen van goederen is niet toegestaan. Dan zou het een winkel worden en die horen niet thuis op het bedrijventerrein. Om te voorkomen dat een webwinkel op het bedrijventerrein een verkapte winkel wordt, mag een uitleverpunt niet groter zijn dan 30 m² bvo.
Voor gronden met de bestemming Bedrijf (deze liggen niet op het bedrijventerrein De Olm) geldt dezelfde regeling.
Woongebieden
In woongebieden zijn webwinkels met uitleverpunten niet toegestaan in verband met de verkeersaantrekkende werking daarvan. Opslag is beperkt mogelijk binnen de bouwmogelijkheden die de bestemming biedt. Het alleen verkopen van spullen via internet kan gezien worden als een beroep of bedrijf aan huis. Dat is onder voorwaarden altijd mogelijk.
Centrum- en overloopgebieden
In centrum en overloopgebieden, waar detailhandel is toegestaan, zijn natuurlijk ook winkels toegestaan, waar (o.a.) via het web wordt verkocht.
Daar waar geen nieuwe detailhandel mogelijk is, zijn webwinkels zonder uitleverpunt mogelijk binnen de bestemming Kantoor en Gemengd. Opslag is beperkt mogelijk binnen de bouwmogelijkheden die de bestemming biedt.
Hoofdstuk 3 Juridische Vormgeving
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en planregels. In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van de planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven.
3.2 Systematiek Van De Planregels
De opbouw van het bestemmingsplan is conform SVBP 2008. De planregels van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. In het onderstaande wordt allereerst de indeling van de regels toegelicht. Vervolgens komen de verschillende bestemmingen aan de orde.
3.2.1 Inleidende regels
Begripsbepalingen
In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsbepalingen zijn opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
De wijze van meten bevat technische regelingen met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, percentages, hoogtes, diepten, breedtes en dergelijke waarmee op een eenduidige manier uitleg wordt gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan.
3.2.2 Bestemmingsregels
Bestemmingen
Allereerst komen alle (enkel)bestemmingen aan de orde. Het betreft een indeling van bestemmingen in hoofdgroepen waarin de meest voorkomende functies kunnen worden ondergebracht. De indeling in hoofdgroepen maakt het raadplegen van een bestemmingsplan en het zoeken naar bepaalde functies eenvoudiger.
Dubbelbestemmingen
Daarna volgen de dubbelbestemmingen. Er is sprake van een dubbelbestemming, als een bestemming twee of meer onafhankelijk van elkaar op dezelfde plaats voorkomende doeleinden (functies) regelt, waarbij er sprake is van een rangorde tussen die doeleinden (functies). In de bij de dubbelbestemming behorende regels wordt de verhouding tussen deze bestemmingsomschrijvingen (functies) geregeld.
De opbouw van de (dubbel)bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit2 :
- bestemmingsomschrijving;
- bouwregels;
- nadere eisen;
- afwijken van de bouwregels;
- specifieke gebruiksregels;
- afwijken van de gebruiksregels;
- omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
- wijzigingsbevoegdheid.
Hieronder volgt per bestemmingsonderdeel een korte toelichting:
- Bestemmingsomschrijving: de bestemmingsomschrijving bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.
- Bouwregels: in de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebouwen (eventueel gesplitst in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken) en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- Nadere eisen: nadere eisen zijn gesteld voor bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen-regeling biedt de mogelijkheid om in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning sturend op te treden.
- Afwijken van de bouwregels: door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om door middel van een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregelingen. Deze worden niet opgenomen voor afwijkingen van de bouwregels waarvan de verwachting is dat ze in (bijna) alle gevallen worden verleend. Dan dienen de bouwregels hierin te voorzien. Voor elke afwijking van de bouwregels wordt aangegeven waarvan afgeweken wordt, de maximale afwijking die met de omgevingsvergunning kan worden toegestaan en eventueel de situaties of voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning wordt verleend. Het gaat hier om afwijkingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als afwijkingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben, worden ze geplaatst in hoofdstuk 3 van de planregels (de algemene regels).
- Specifieke gebruiksregels: in dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Hier worden niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de bestemmingsomschrijving.
- Afwijken van de gebruiksregels: het afwijken van een gebruiksregel mag niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Dat wil zeggen dat uitsluitend een omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregel kan worden verleend voor functies, die inherent zijn aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies. Met andere woorden: de afwijkingsregeling is opgenomen voor kleinere, planologisch minder ingrijpende onderwerpen. Echte bestemmingswijzigingen en grotere, ingrijpende ruimtelijke ingrepen worden geregeld via een wijzigingsbevoegdheid.
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: in het bestemmingsplan wordt bepaald dat het verboden is in of op de gronden bepaalde zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) voor bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren. Hiermee wordt voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisering van de desbetreffende bestemming of ter handhaving van die bestemming.
- Wijzigingsbevoegdheid: door de opgenomen wijzigingsbevoegdheden is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). In de meeste gevallen zal het gaan om het wijzigen van de op een perceel gelegde bestemming, maar deze wijziging kan eventueel ook gebruikt worden om de bouwmogelijkheden op een perceel te wijzigen. Het gaat hier om wijzigingsbevoegdheden voor specifieke bestemmingen. Als wijzigingsbevoegdheden gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben zijn ze opgenomen in hoofdstuk 3 van de planregels (de algemene regels).
- 2. Duidelijk mag zijn, dat een bestemmingsplanbepaling niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen
3.2.3 Algemene regels
Algemene regels zijn regels die gelden voor meerdere bestemmingen dan wel een algemene strekking hebben. Het betreft: de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouw-, gebruiks-, aanduidings-, afwijkings-, wijziging- en procedureregels en overige regels.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In deze regels zijn algemene regels voor het ondergronds bouwen opgenomen met bijbehorende maatvoering. Ook is hierin geregeld wanneer overschrijding van bouwen bestemmingsgrenzen door ondergeschikte bouwdelen is toegestaan.
Algemene aanduidingsregels
Dit betreft de aanduiding 'veiligheidszone lpg'. Deze zone is ook bestemd voor de bescherming van het woon en leefklimaat in verband met een nabijgelegen lpg installatie. Hier mogen geen gebouwen voor (beperkt) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) worden gebouwd.
Algemene afwijkingsregels
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om een omgevingsvergunning te verlenen voor niet-ingrijpende bouwactiviteiten. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.
Algemene wijzigingsregels
In deze bepaling wordt aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen voor kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven
3.2.4 Overgangs- en slotregels
De overgangs- en slotregels zijn algemeen van aard en gelden voor alle bestemmingen. De volgende slotbepalingen zijn opgenomen in dit laatste hoofdstuk.
Overgangsrecht
In deze bepaling wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Aangesloten is bij het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Slotregel
Als laatste wordt de slotregel opgenomen. Deze regel bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsbepaling.
3.3 Beschrijving Per Bestemming
3.3.1 Agrarisch (artikel 3)
Voor de aanwezige agrarische gronden en bedrijven is de bestemming Agrarisch opgenomen. Deze zijn bedoeld voor landen tuinbouw op open grond. Op de verbeelding is een aantal aanduidingen opgenomen. Op de plek van die aanduidingen zijn bepaalde afwijkende functies mogelijk.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag (onder voorwaarden) volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage is aangeduid. In dat geval geldt dat percentage als maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak.
Voor alle woningen gelden zoveel mogelijk dezelfde regels. Dus ook voor de bedrijfswoningen binnen deze bestemming.
Mocht een agrarisch bedrijf zijn deuren sluiten, dan hebben Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid de bestemming te wijzigen in 'Wonen' en 'Tuin'.
3.3.2 Bedrijf (artikel 4)
De bestaande bedrijven in de kern (dus niet die op het bedrijventerrein) op percelen zonder woning zijn bestemd als Bedrijf (tenzij een aanduiding bedrijfswoning op de verbeelding is opgenomen). Binnen de bestemming zijn bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijven, toegestaan. Hiernaast zijn op de plek van de aanduidingen op de verbeelding bedrijven uit de milieucategorieën 3.1 en 3.2 toegestaan. Verder zijn er ter plaatse van de aanduidingen op de verbeelding een verkooppunt voor motorbrandstoffen en een kunststof en metaalverwerkend bedrijf toegestaan. Tenslotte mag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijden' en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - baggerbedrijf' uitsluitend een rietsnijdersbedrijf c.q. een baggerbedrijf gevestigd zijn. Gelet op de specifieke ligging van deze terreinen zijn andere bedrijfsactiviteiten hier niet toegestaan. Wat betreft webwinkels wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2.
Om te voorkomen dat de bedrijvenlijst al te star gaat werken, is in de regels een afwijking van het bestemmingsplan opgenomen voor bedrijven uit naast hogere categorieën dan die direct zijn toegelaten. Voorwaarde is dat de bedrijven wat milieu-uitstraling betreft zijn gelijk te stellen met de direct toegelaten bedrijven. Bedrijven die vallen onder het Bevi worden binnen deze bestemming expliciet uitgesloten.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage is aangeduid. In dat geval geldt dat percentage als maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak.
Voor alle woningen gelden zoveel mogelijk dezelfde regels. Dus ook voor de bedrijfswoningen binnen deze bestemming.
3.3.3 Bedrijventerrein (artikel 5)
Het bestaande bedrijventerrein 'De Olm' aan de noordzijde van Nieuwkoop is bestemd als 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven, vermeld in de categorieën 1 tot en met 4.1 van de Lijst van bedrijven, toegestaan. Op de verbeelding wordt door middel van aanduidingen aangegeven welke categorieën van bedrijvigheid waar op het terrein mogen worden gerealiseerd. De toegestane categorieën zijn dusdanig op de verbeelding opgenomen dat in verband met de nabij gelegen woningen de milieuwetgeving voor bedrijfswoningen in acht is genomen. De bestaande bedrijfswoningen zijn met een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Op het terrein kunnen ook kantoren (geen zelfstandige kantoren) worden gerealiseerd met een maximum van 50% van het bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m² per bedrijf.
Om te voorkomen dat de bedrijvenlijst al te star gaat werken, is in de regels een afwijking van het bestemmingsplan opgenomen voor bedrijven uit naast hogere categorieën dan die direct zijn toegelaten. Voorwaarde is dat de bedrijven wat milieu-uitstraling betreft zijn gelijk te stellen met de direct toegelaten bedrijven en passen binnen het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid. Er is een aantal aanduidingen op de verbeelding opgenomen waar een bepaalde functie kan worden gerealiseerd welk normaliter niet op een bedrijventerrein thuis hoort.
Er is ook een aantal aanduidingen opgenomen die perifere detailhandel rechtstreeks toestaan (onder voorwaarden). Verder zijn enkele andere specifieke bedrijven en functies aangeduid. Wat betreft webwinkels wordt verwezen naar paragraaf 2.3.2.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over de afstanden tot perceelsgrenzen, het bebouwingspercentage, hoogten e.d.
3.3.4 Centrum (artikel 6)
De bestemming 'Centrum' omvat het winkelconcentratiegebied. Hier zijn de activiteiten detailhandel, dienstverlening, maatschappelijk, wonen, horecavoorzieningen categorie 1 en 2, maatschappelijke voorzieningen (op de plek van de aanduiding) mogelijk.
Wat betreft het wonen geldt het volgende. Bestaande grondgebonden woningen zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Deze zijn rechtstreeks mogelijk. Er zijn ook woningen op de verdieping dan wel op de begane grond gekoppeld aan een andere functie in hetzelfde gebouw. Deze woningen zijn toegestaan, voorzover ze aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Extra woningen op de begane grond zijn niet gewenst binnen de bestemming 'Centrum'. Hier dient de detailhandelsfunctie centraal te staan samen met andere bezoekersaantrekkende functies. Een aaneengesloten winkelfront is het meest optimaal voor het functioneren van het winkelapparaat. Wel zijn extra woningen via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk op de verdieping. Deze dienen o.a. te voldoen aan het gemeentelijke woningbouwprogramma.
Een uitzondering op het bovenstaande betreft de nieuwbouw aan het Reghthuysplein van appartementen op de verdieping en (voor een deel op de begane grond), die momenteel plaatsvindt conform het bouwplan. De regels maken hier maximaal 12 wooneenheden toe.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage is aangeduid. In dat geval geldt dat percentage als maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak.
3.3.5 Gemengd (artikel 7)
De bestemming 'Gemengd' is een gemengd gebied waarin de activiteiten detailhandel (op de plek van de aanduiding op de verbeelding), dienstverlening, kantoren, maatschappelijk (op de plek van de aanduiding op de verbeelding), bedrijven categorie 1 en 2 (op de plek van de aanduiding op de verbeelding), horecavoorzieningen categorie 1 en 2 (op de plek van de aanduiding op de verbeelding) mogelijk zijn.
Wat betreft het wonen geldt het volgende. Bestaande grondgebonden woningen zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Deze zijn rechtstreeks mogelijk. Er zijn ook woningen op de verdieping dan wel op de begane grond gekoppeld aan een andere functie in hetzelfde gebouw. Deze woningen zijn toegestaan, voorzover ze aanwezig zijn ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan. Extra woningen op de begane grond (het gaat hier immers niet om het winkelconcentratiegebied) en op de verdieping zijn via een afwijkingsbevoegdheid mogelijk. Wel moet o.a. voldaan worden aan het gemeentelijke woningbouwprogramma.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage is aangeduid. In dat geval geldt dat percentage als maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak.
3.3.6 Groen (artikel 8)
Ter bescherming en behoud van het openbaar groen wordt het aanwezige groen bestemd als 'Groen'. Binnen de bestemming is het mogelijk om zaken als speelplaatsen, waterlopen, parkeerplaatsen en dierenweides (waaronder een hertenkamp) en een openbaar parkje te realiseren.
Binnen de bestemming mag er niet worden gebouwd behoudens voorzieningen voor algemeen nut, voor dierenweides/hertenkamp en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.7 Horeca (artikel 9)
De in het plangebied aanwezige horeca t/m horecacategorie 2 wordt als zodanig bestemd, (tenzij deze in de bestemmingen 'Centrum' of 'Gemengd' vallen). Dit betekent dat er horeca kan worden gerealiseerd in de vorm van een automatiek, restaurant strekkend tot een café en zalenverhuur.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bouwvlak, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
3.3.8 Kantoor (artikel 10)
Binnen de bestemming 'Kantoor' zijn naast kantoren dienstverlenende activiteiten toegestaan. In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bouwvlak, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
3.3.9 Maatschappelijk (artikel 11)
De (veelal) grotere maatschappelijke voorzieningen zijn bestemd tot 'Maatschappelijk'. Het gaat hierbij onder andere om scholen en kerken.
Binnen de bestemming zijn activiteiten op het gebied van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Onder maatschappelijke voorzieningen worden verstaan functies als een begraafplaats, bibliotheken, verenigingsleven en zorginstellingen. In de begrippenlijst behorende bij de regels is een uitputtende lijst opgenomen. Ter plaatse van de desbetreffende aanduiding is een zorgboerderij toegestaan.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over het bebouwingspercentage, hoogten, e.d. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij er een bebouwingspercentage is aangeduid. In dat geval geldt dat percentage als maximaal te bebouwen oppervlak binnen het bouwvlak
3.3.10 Recreatie (artikel 12)
Binnen het plangebied ligt een aantal recreatieve functies. Deze betreffen onder andere speelterreinen, dierenweiden en lig- en zonneweiden. Aan deze gronden is de bestemming 'Recreatie' toegekend. Ook is er een aantal recreatieve functies gevestigd welke zijn aangeduid. Het gaat hier om een jachthaven, een botenberging, kampeerterrein, werf, volkstuinen, een heemtuin en recreatiewoningen.
Daarnaast zijn steigers toegestaan en ook bijbehorende bouwwerken bij woonschepen. De woonschepen zelf hebben de bestemming ' Wonen - Woonschepenligplaats'.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over hoogten en dergelijke. Het op de verbeelding opgenomen bouwvlak mag volledig worden bebouwd. Voor een aantal specifieke situaties zijn regels opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om gebouwen voor een kampeerterrein, volkstuinen en woonschepen.
3.3.11 Sport (artikel 13)
De in het plangebied aanwezige sportvoorzieningen hebben de bestemming 'Sport'. Binnen de bestemming kunnen gebouwen worden gerealiseerd voor het uitoefenen van sportactiviteiten. Andere voorzieningen die ten dienste staan van de bestemming zijn eveneens mogelijk. Op de verbeelding is een aanduiding opgenomen 'vis-sportbedrijf'. Op de plek van de aanduiding zijn de gronden bestemd voor een vissportbedrijf met ondersteunende horeca.
In de bouwregels zijn regels opgenomen over hoogten en dergelijke.
3.3.12 Tuin (artikel 14)
De gronden die de bestemming 'Tuin' hebben, behoren bij de aangrenzend gelegen hoofdgebouwen. Op of in de gronden mogen geen gebouwen worden gerealiseerd met uitzondering van bijbehorende bouwwerken binnen de aanduiding 'bijgebouwen'. Ook zijn er bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. In de regels behorende bij de bestemming zijn de maatvoeringen voor deze bouwwerken opgenomen.
3.3.13 Verkeer (artikel 15)
In de bestemmingsregeling wordt het onderscheid gemaakt tussen hoofdwegen (bestemming 'Verkeer') en verblijfsgebieden (bestemming 'Verkeer Verblijfsgebied'). Veelal zijn de wegen met een 50 km/h-regime of meer bestemd tot 'Verkeer'. De bestemming 'Verkeer' is ruim van opzet, zodat aanpassingen in de wegprofielen mogelijk zijn zonder aanpassing van het bestemmingsplan.
3.3.14 Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 16)
In de bestemmingsregeling wordt het onderscheid gemaakt tussen hoofdwegen (bestemming 'Verkeer') en verblijfsgebieden (bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'). Veelal zijn de wegen met een 30 km/h-regime bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is ruim van opzet, zodat aanpassingen in de wegprofielen mogelijk zijn zonder aanpassing van het bestemmingsplan.
Ook is er een aanduiding 'garage' op de verbeelding opgenomen. Op die plek zijn de gronden bestemd voor garages.
3.3.15 Water (artikel 17)
Het in het plangebied aanwezige water wordt als zodanig bestemd. Binnen de bestemming 'Water' is het niet toegestaan om te bouwen, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde en botenhuizen. Ter plaatse van de aanduiding 'Laad- en losplaats' mag geladen en gelost worden voor het naastgelegen rietsnijdersbedrijf en een baggerbedrijf.
De bouw van steigers en botenhuizen is begrensd. Zo zijn botenhuizen alleen toegestaan grenzend aan de bestemming Wonen of Tuin en mogen ze alleen worden gebouwd aan de achterzijde van het bouwperceel en niet in en boven sloten tussen de bouwpercelen in om zo het vrije uitzicht via deze sloten naar de plas veilig te stellen.
De bestemming 'Water' ligt ook aan de plaszijde tussen de bouwpercelen en de bestemming 'Water-Plassengebied'. Deze gronden maken deel uit van de ecologische hoofdstructuur zoals vastgelegd in de provinciale verordening. Hier staat de natuur en het landschap voorop. Dit is ook geregeld in artikel 17.1 sub b. Echter naar de mening van het gemeentebestuur zijn hier wel steigers en botenhuizen toegestaan van eigenaars van aangrenzende percelen. Daarom hebben deze gronden de bestemming 'Water' gekregen.
Het uitvoeren van werkzaamheden binnen de gronden met de bestemming 'Water' is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning. Onder dergelijke werkzaamheden vallen onder andere heiwerkzaamheden en het aanleggen van kabels en leidingen.
3.3.16 Water - Plassengebied (artikel 18)
De gronden met de bestemming 'Water - Plassengebied' zijn bestemd voor natuurwaarden. Om de gronden te beschermen zijn geen gebouwen toegestaan. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn regels in het bestemmingsplan opgenomen.
Op een aantal plaatsen liggen woonschepen die grenzen aan deze bestemming. Voor deze woonschepen is maximaal één bijbehorend bouwwerk toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter.
3.3.17 Water - Woonschepenligplaats (artikel 19)
In het plangebied liggen woonschepen. Deze hebben de bestemming 'Water - Woonschepenligplaats' gekregen. Aan de woonschepen is een maximale maatvoering toegekend: 5 meter breed, 20 meter lang en een maximale goot en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 4,5 meter gemeten vanaf de waterlijn. De bestemming zelf is in de meeste gevallen groter dan het woonschip. Dit betekent, dat er ruimte is het woonschip te verleggen of te vergroten. Dit laatste kan alleen als de maximale maatvoering niet overschreven wordt.
3.3.18 Wonen (artikel 20)
De grote woonwijken in Kern Nieuwkoop hebben de bestemming 'Wonen' gekregen. Naast wonen is het toegestaan om, onder voorwaarden, beroepsmatige activiteiten uit te oefenen. Ook mantelzorg is toegestaan binnen de bestemming Wonen.
Binnen de regels van de bestemming zijn diverse bouwregels voor het bouwen van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken. Ook voor overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen.
3.3.19 Wonen - Woonwagenstandplaats (artikel 21)
De woonwagens die in het plangebied liggen (nabij bedrijventerrein De Olm) hebben de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats'. Aan de woonwagens zijn bouwregels gekoppeld.
3.3.20 Woongebied (artikel 22)
Een deel van het ontwikkelingsgebied Buytewech-Oost heeft de bestemming 'Woongebied' gekregen. Hier is voor gekozen omdat de daadwerkelijke invulling van de wijk nog kan wijzigen. Deze bestemming geeft meer flexibiliteit om in te spelen op de ontwikkelingen in de markt.
Her en der binnen het plangebied zijn enkele locaties, waar de exacte verkaveling nog niet bekend is. Daarom hebben deze gronden ook de bestemming 'Woongebied' gekregen.
Binnen de regels van de bestemming zijn diverse bouwregels opgenomen voor het bouwen van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken. Ook voor overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn bouwregels opgenomen
3.3.21 Leiding - Riool (dubbelbestemming) (artikel 23)
Daar waar in het plangebied een rioolpersleiding ligt en welke een beschermingszone kent, is de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' toegekend. Deze dubbelbestemming heeft tot doel het beschermen van de rioolpersleiding. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen, en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.
Ten eerste mag binnen de dubbelbestemming niet worden gebouwd. Daarnaast is het niet mogelijk om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren. Onder werkzaamheden wordt onder andere verstaan: het aanleggen van paden, aanbrengen van bomen en het aanleggen van kabels en leidingen.
3.3.22 Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 (dubbelbestemming) (artikelen 24, 25 en 26)
Voor de gebieden met een archeologische (hoge of middelhoge) verwachtingswaarde, zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de te verwachten archeologische waarden te beschermen. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen, en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk moet de aanvrager een rapport overleggen dat voldoet aan de kwaliteitsnormen voor de Nederlandse archeologie, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld. Voor artikel 24 geldt dit bij elk bouwwerk groter dan 100 m², voor artikel 25 voor bouwwerken groter dan 2500 m² en voor artikel 26 voor bouwwerken groter dan 10.000 m².
3.3.23 Waterstaat - Waterkering (artikel 27)
Op de plek van waterstaatkundige werken die een functie als waterkering hebben is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen. Deze dubbelbestemming heeft tot doel de waterkering te beschermen. De dubbelbestemming heeft voorrang boven de andere geldende bestemmingen, en legt beperkingen op aan deze onderliggende bestemmingen.
Ten eerste mag binnen de dubbelbestemming niet worden gebouwd. Daarnaast is het niet mogelijk om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werkzaamheden uit te voeren. Onder werkzaamheden wordt onder andere verstaan: het aanleggen van paden, aanbrengen van bomen en het aanleggen van kabels en leidingen.
Hoofdstuk 4 Bestaande Situatie
4.1 Inleiding
Voor het formuleren van beleid en het opstellen van het bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving, goed in beeld worden gebracht. Dit hoofdstuk gaat achtereenvolgens in op de functionele en ruimtelijke opbouw van het plangebied en omgeving, verkeer en infrastructuur, water en groenstructuur, natuur, ecologie en landschap en tot slot cultuurhistorie en archeologie.
Het vigerende bestemmingsplan Kern Nieuwkoop is in 1999 vastgesteld en komt weer voort uit een aantal oudere bestemmingsplannen. Deze zijn opgesteld voor de verschillende uitbreidingen van Nieuwkoop.
4.2 Hoofdstructuur Nieuwkoop En Omgeving
4.2.1 Functionele hoofdstructuur
Deze paragraaf beschrijft en waardeert de functionele hoofdstructuur van Nieuwkoop en omgeving. In de analyse is onderscheid gemaakt in een aantal functies: wonen, werken, recreëren, hoofdwinkelvoorzieningen, overige voorzieningen en agrarisch landgebruik.
Wonen
Nieuwkoop wordt gekenmerkt door de woonfunctie al dan niet in combinatie met bedrijvigheid aan huis. Kenmerkend voor Nieuwkoop is het verschil in opzet van de woonomgeving. Enerzijds zijn er de relatief moderne uitbreidingswijken, tegelijkertijd is er sprake van (klassieke) lintbebouwing aan weerszijden van de Dorpsstraat en het Zuideinde.
Het wonen is één van de belangrijkste functies van de kern Nieuwkoop. De onderverdeling in verschillende woonconcentraties is van invloed op het ruimtelijke beeld. Het gebied ontleent een deel van haar karakter aan de verschillende woonconcentraties. Schaalvergroting of een te grote verandering van de woonconcentraties kan een negatieve invloed hebben op de karakteristiek van het gebied. Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' is om die reden overwegend conserverend van aard. Wel worden enkele kleinere ontwikkelingen via dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Werken
Behalve de werkfunctie die gekoppeld is aan de woonfunctie of gevestigd is aan het bebouwingslint van Nieuwkoop kent de kern bedrijventerrein 'De Olm'. Het bedrijventerrein is gesitueerd ten noorden van Nieuwkoop. Het terrein heeft het profiel van een gemengd bedrijventerrein (maximaal categorie 4.1) gelegen centraal in het Groene Hart. Het is goed bereikbaar en op korte afstand van de grote steden. De kwaliteit van het vestigingsklimaat wordt structureel op peil gehouden. Het type bedrijfsactiviteiten en bedrijven dat op het terrein gevestigd kan worden sluit veelal aan bij de lokale behoefte. Bedrijven zijn overwegend werkzaam in de sectoren: opslag en logistiek, groothandel, bouw en aannemerij, productie en metaal en maakindustrie. Het terrein is recentelijk uitgebreid. Een verdere uitbreiding van het terrein is niet voorzien.
Recreëren
Ten zuiden van de Nieuwkoop liggen de Nieuwkoopse plassen. Deze plassen bieden ruime gelegenheid tot verschillende vormen van (water)recreatie. Nieuwkoop ligt aan het open landschap. Het aanbod aan overige recreatieve voorzieningen op het niveau van de kern is goed te noemen. Fietsen en wandelen is goed mogelijk in het gebied, daarnaast grenst Nieuwkoop aan het open landschap. Daar zijn diverse fiets, ruiter- en wandelpaden aanwezig. Langs het Zuideinde en de Dorpsstraat liggen diverse horecagelegenheden en er zijn mogelijkheden om bootjes te huren of af te meren. Verder is er een zwembad in de kern aanwezig en zijn er sportvelden.
Hoofdwinkelvoorzieningen
Nieuwkoop heeft twee winkelgebieden. Aan het Regthuysplein ligt de hoofdwinkelvoorziening. De winkelvoorzieningen aan het Kennedyplein betreft een wijkwinkelcentrum. Op beide locaties zijn voldoende winkels aanwezig om te voorzien in de dagelijkse behoefte. Voor een uitgebreider aanbod liggen de centra van Uithoorn, Mijdrecht en Alphen aan den Rijn nabij.
Overige voorzieningen
In de kern Nieuwkoop ligt een aantal kerken. Ook kent de kern verschillende onderwijsinstellingen zoals een basisschool en een school voor voortgezet onderwijs. Ook zijn er mogelijkheden tot dagopvang en buitenschoolse opvang. Daarnaast is een overdekt zwembad aanwezig.
Het voorzieningenniveau in de kern Nieuwkoop is ten aanzien van de overige voorzieningen adequaat. Voor voorzieningen die niet in de kern aanwezig zijn, kan worden uitgeweken naar de omliggende kernen Uithoorn, Mijdrecht en Alphen aan den Rijn.
Conclusie
De kern Nieuwkoop kent hoofdzakelijk een woonfunctie. Deze functie kenmerkt de kern en de voorzieningen zijn afgestemd op de maat en schaal van de kern.
4.2.2 Ruimtelijke hoofdstructuur Nieuwkoop en omgeving
Het gebied waar de kern Nieuwkoop in ligt maakt onderdeel uit van het Groene Hart en kenmerkt zich door de karakteristieke veenpolders en droogmakerijen. Het gebied als totaal heeft een landelijk karakter met een met name van oudsher landen tuinbouwfunctie. Nieuwkoop ligt centraal ten opzichte van de grote steden Utrecht, Alphen aan den Rijn, Leiden, Amsterdam en Rotterdam. Karakteristiek voor de gemeente zijn de veenpolders en droogmakerijen. Binnen de gemeentegrenzen is veel natuur te vinden en er is volop gelegenheid tot (water)recreatie, wandelen en fietsen.
4.2.3 Ruimtelijke hoofdstructuur Kern Nieuwkoop
Deze paragraaf beschrijft en waardeert de ruimtelijke hoofdstructuur van de kern Nieuwkoop. Een heldere en samenhangende opbouw van een gebied draagt er toe bij dat men zich goed kan oriënteren en zich een ruimtelijke voorstelling van het gebied kan maken. Deze opbouw kan worden omschreven in een structuurbeeld. Dit beeld kan worden gedefinieerd als het geheel van te onderscheiden delen en elementen waartussen een waarneembare samenhang bestaat.
Aan een duidelijke ruimtelijke structuur dragen bij:
- herkenbare dragers;
- structurerende zones;
- accenten/oriëntatiepunten;
- randen.
Herkenbare dragers
De belangrijkste dragers van de huidige structuur zijn:
- De Dorpsstraat en het Zuideinde;
- De Churchilllaan en de Achterweg;
- De Provincialeweg/Nieuwveenseweg (N231).
Structurerende zones
In de kern Nieuwkoop zijn enkele gebieden te onderscheiden die zich ruimtelijk als afzonderlijke zone kenmerken. Door de omvang van de zones en de eenheid binnen een dergelijke zone zijn deze entiteiten bepalend voor de ruimtelijke structuur en karakteristiek. De kern Nieuwkoop onderscheidt zich in de volgende zones:
- een historisch bebouwingslint;
- woonbuurten;
- groengebieden (bufferzone);
- een sportcomplex;
- een bedrijventerrein;
- een woonwagengebied;
- een volkstuinencomplex
Het historische bebouwingslint is een karakteristiek bebouwingsbeeld voor de kern Nieuwkoop. De modernere woonbuurten zijn veelal achter het historische bebouwingslint ontstaan als gevolg van dorpsuitbreidingen.
Zichtlijnen
Vanaf het lint Dorpsstraat Zuideinde zijn diverse zichtlijnen richting de Nieuwkoopse plassen. Bij de opzet van de woonwijken is rekening gehouden met zichtlijnen richting het open landschap.
Randen
De bebouwde zone van de kern Nieuwkoop wordt grotendeels door water (sloten) en het open landschap begrensd
4.2.4 Verkeer- en infrastructuur
Gebiedsontsluitingsweg
De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt in eerste instantie bepaald door de verkeersader aan het bebouwingslint, te weten de lijn Dorpsstraat Zuideinde. Deze wegen vormen de basis van het oorspronkelijke dorp. De Dorpsstraat en het Zuideinde liggen in het verlengde van elkaar. Haaks op deze weg staan de Kennedylaan en de Nieuwveenseweg. Deze wegen vormen de doorgaande aders richting de N231. Deze laatste weg is ook een belangrijke ontsluitingsweg voor het gebied.
Wijkontsluitingswegen en erftoegangswegen
De woonbuurten achter het bebouwingslint en aan weerzijde van de N231 worden op wijkniveau ontsloten door verschillende 'kleinere' wegen met een smaller profiel. De externe bereikbaarheid van het bedrijventerrein is goed te noemen. Dit terrein wordt door middel van een tweetal rotondes (die aansluiten op de N231) ontsloten. De woonbuurten in het plangebied hebben vooral een woonfunctie met smalle straten die niet berekend zijn op grote hoeveelheden autoverkeer. Deze gebieden zijn dan ook ingericht als 30 km/uur zone.
Fietsstructuur en openbaar vervoer
In de kern Nieuwkoop is niet direct een heldere fietsstructuur te onderscheiden. Voor het openbaar vervoer in de kern Nieuwkoop en omgeving is men vooral aangewezen op regionale buslijnen. Deze verbindingen zijn redelijk tot goed te noemen gezien de beperkte omvang van Nieuwkoop.
4.2.5 Groenen waterstructuur
In de kern Nieuwkoop zijn veel groene gebieden te vinden. De wijken kennen veel openbaar groen. Tussen de modernere uitbreidingswijken en het lint Dorpsstraat Zuideinde ligt een groene buffer. Dit lint kan ook als groen gebied worden beschouwd, al gaat het in dit geval veelal om privé-groen (tuinen en dergelijke). Vanaf dit lint zijn er doorzichten naar het achterliggende water en natuurgebied Nieuwkoopse plassen. In de kern zelf is niet veel open water aanwezig. Water (de Nieuwkoopse plassen) is met name aan de zuidzijde van het lint Dorpsstraat Zuideinde te vinden.
Hoofdstuk 5 Planologisch Beleidskader
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de relevante beleidsstukken voor het grondgebied van de gemeente Nieuwkoop behandeld. Achtereenvolgens gaat dit hoofdstuk in op het rijksbeleid, het provinciale beleid en het regionale en lokale beleid. De gemeentelijke visie op het plangebied is in hoofdstuk 2 uiteengezet. Dat hoofdstuk kan gezien worden als het gemeentelijk beleidskader voor het plangebied.
5.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, vastgesteld op 13 maart 2012) staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Uit de SVIR blijkt dat het Rijk zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten gaat zitten en zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel richt. Verstedelijkings- en landschapsbeleid laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Om dit te bereiken, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. De ladder werkt met de volgende opeenvolgende stappen:
- Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen waarin nog niet elders is voorzien. Naast de kwantitatieve beoordeling gaat het ook om kwalitatieve vraag op regionale, intergemeentelijke schaal.
- Als de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
- Als herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld.
Figuur 4. Uitsnede SVIR kaart (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
In figuur 4 is een uitsnede van de structuurvisiekaart (ww.ruimtelijkeplannen.nl) opgenomen. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' spelen geen nationale belangen spelen.
Geluidscontour Schiphol
Binnen de 20 Ke geluidscontour van Schiphol mag buiten bebouwd gebied alleen nog worden bijgebouwd als het saldo van sloop en nieuwbouw niet positief is. Herstructurering en intensivering in bestaand gebouwd gebied zijn binnen de 20 Ke-contour wel mogelijk.
Schiphol Luchthavenindelingsbesluit 2003
Alle regels over de luchthaven Schiphol zijn vastgelegd in het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB) 2003. Het besluit bevat de ruimtelijke maatregelen op rijksniveau in verband met de luchthaven Schiphol. Op grond van het besluit zijn binnen het beperkingengebied verschillende regels gesteld aan de bestemming en het gebruik van gronden. Dit is noodzakelijk in verband met de geluidsoverlast en de externe veiligheid van het aanwezige vliegverkeer. Uit de overzichtskaart Beperking Bebouwing3 die hoort bij het LIB blijkt duidelijk dat er geen beperkingen zijn voor de kern Nieuwkoop en bedrijventerrein De Olm met betrekking tot het gebruik van gebouwen.
Er gelden wel hoogtebeperkingen (zie figuur 5). Deze houden in dat er binnen het blauwe vlak niet hoger mag worden gebouwd dan 150 meter. In de huidige situatie zijn er binnen het plangebied geen gebouwen aanwezig van 150 meter. Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' laat dergelijke hoge bebouwing niet toe. Deze zijn beperkt door het opnemen van bepalingen in de planregels en/of door hoogtesymbolen op de verbeelding.
Figuur 5. Hoogtebeperkingen (bron: luchthavenindelingsbesluit)
Locator Nieuwkoop
Net naast het plangebied bevind zich de locator Nieuwkoop. Deze locator is noodzaklijk om het vliegen op en om Schiphol zo veilig mogelijk te laten gebeuren. Voorkomen dient te worden dat door hoge gebouwen of installaties, de werking van de locator verstoord kan worden en daarmee de vliegveiligheid kan beïnvloeden. Binnen het plangebied bevinden zich geen gebouwen of installeties met een maatvoering zoals op de onderstaande figuur is weergegeven. Het bestemmingsplan maakt deze hoogte ook niet mogelijk, zodat afgezien is beschermende maatregelen als een aandachtspunt bij de planregels op te nemen.
- 3. http://english.verkeerenwaterstaat.nl/onderwerpen/luchtvaart/schiphol/luchthavenindelingbesluit/
5.3 Provinciaal Beleid
Structuurvisie Zuid-Holland
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de Actualisering 2011 van de Provinciale Structuurvisie Zuid-Holland vastgesteld. De hoofdlijn, hoofdopgaven en provinciale belangen van het ruimtelijke beleid, zoals zijn vastgelegd in de geconsolideerde versie van 23 februari 2011, zijn ongewijzigd gebleven. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen de provincie. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Daarnaast zijn duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid belangrijke pijlers. Door middel van het realiseren van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk wil de provincie dit bereiken. Kenmerkende kwaliteiten zijn daarbij: goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur. De provincie wil dit bereiken door samenwerking met gemeenten en andere partijen vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren en te agenderen.
Figuur 6. Uitsnede structuurvisiekaart
Voor een goede ruimtelijke ordening acht de provincie een integrale benadering nodig om een afweging tussen functies en belangen te maken. Deze integrale benadering ligt in het verlengde van het huidige ruimtelijk beleid, maar speelt ook in op actualiteit en maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Daarom is het provinciaal belang geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Het plangebied ligt is voor het overgrote deel binnen 'Bestaand stads- en dorpsgebied 2010'. Dit bevat de al bebouwde gebieden en de nog niet bebouwde gebieden waar al plannen in uitvoering zijn. Stedelijk groen wordt niet gerekend tot bestaand stads- en dorpsgebied 2010.
Het plangebied grenst aan een enkele zijde aan 'Belangrijk weidevogelgebied'. Dit gebied maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur, maar maakt geen deel uit van het plangebied 'Kern Nieuwkoop'. Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' werkt vanwege het hoofdzakelijk conserverende karakter niet belemmerend voor de ontwikkeling van de Ecologische Hoofdstructuur. Een deel van het Natura 2000 gebied 'Nieuwkoopse plassen & De Haeck' ligt binnen de plangrenzen. In paragraaf 6.10.2 wordt hier nader op ingegaan.
Het bedrijventerrein De Olm ligt binnen het gebied 'Bedrijventerrein' conform de structuurvisie. Dit gebied wordt omschreven als aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties.
In de structuurvisie zijn de Nieuwkoopse Plassen aangeduid als 'Stiltegebied', in afbeelding 7 is dit weergegeven. Deze gebieden worden omschreven als de (relatief) luwe gebieden met beperkte verstedelijking. In de stiltegebieden is alleen ruimte voor "gebiedseigen" geluid. De provinciale ambitie is om alle nu stille gebieden stil te houden als belevingskwaliteit van het buitengebied.
Afbeelding 7. Uitsnede kaart 17 Structuurvisie Zuid-Holland, Rust en Stilte
Verordening Ruimte, Visie op Zuid-Holland (2009)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland hebben op 29 februari 2012 de actualisatie van Verordening Ruimte vastgesteld. In deze verordening zijn regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen moet daarom ook rekening worden gehouden met ander provinciaal beleid. Het gaat daarbij vooral om het integrale ruimtelijke beleid dat is opgenomen in de provinciale structuurvisie en het bijbehorende uitvoeringsplan. Bovendien moet worden voldaan aan de overige weten regelgeving, bijvoorbeeld het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder en de Natuurbeschermingswet.
Het plangebied 'Kern Nieuwkoop' ligt voor het overgrote deel binnen de bebouwingscontour (zie figuur 6). Voor de gronden buiten de bebouwingscontouren wordt de nieuw vestiging of uitbreiding van stedelijke functies niet mogelijk gemaakt. Als er ontwikkelingen buiten de bebouwingscontouren plaats vinden moet de toelichting van het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsparagraaf bevatten. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de bebouwingscontour in figuur 8 een momentopname is. Bij de nieuwe herziening van de verordening zal de bebouwingscontour worden bijgesteld. De meest actuele afbeelding van de bebouwingscontour is in te zien op de website van de provincie Zuid-Holland.
In de verordening zijn regels opgenomen ten aanzien van de stiltegebieden (zie onder het kopje structuurvisie). De regels die worden gesteld hebben betrekking op het realiseren van nieuwe luchthavens en luchthavens waar geluidarme gemotoriseerde luchtsporten plaatsvinden. Dergelijke functies worden niet mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan Kern Nieuwkoop.
Figuur 8. Uitsnede kaart met bebouwingscontouren provincie Zuid-Holland en plangrens (indicatief)
Woonvisie 2011-2020
De Woonvisie geeft aan hoe vraag en aanbod van het woningbestand in Zuid-Holland zich de
komende jaren ontwikkelen en hoe de provincie daarover afspraken wil maken met de regio's en gemeenten. Provincies zijn eindverantwoordelijk voor de programmering van de woningbouw. De woonvisie is verankerd in de vastgestelde actualisering van de Provinciale Structuurvisie en verordening.
De provincie heeft een vijftal ambities geformuleerd:
- Regionale verscheidenheid behouden en benutten;
- Provincie stelt kaders voor de lange termijn; regionaal vindt uitwerking plaats;
- Voldoende goed woningaanbod voor iedereen;
- Niet meer woningen plannen dan nodig zijn;
- Toevoegingen en impulsen dragen bij aan een verbetering van de leefbaarheid.
Deze beleidsnota heeft voor de woningbouwopgave via de verordening invloed op het bestemmingsplan.
Voor heel Zuid-Holland wil de provincie komen tot de bouw van meer woningen voor alleenstaanden en eenouderhuishoudens, aangezien 90% van de groei uit dit type woningen bestaat.
In het Groene Hart, Goeree-Overflakkee en de Hoeksche Waard daalt de bevolking. Volgens de meest recente prognoses is er de komende 10 jaar slechts behoefte aan 8.600 woningen in deze regio's in tegenstelling tot de geplande 20.000.
Er zijn verschillende verzoeken voor het realiseren van nieuwe woningen binnen het bestemmingsplangebied. Recent hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de provinciale woonvisie vastgesteld. De woonvisie is doorvertaald in een verordening waaruit de verplichting voortvloeit voor het hebben van een actuele regionale woonvisie. Deze actuele woonvisie vormt één van de provinciale toetsingscriteria bij het beoordelen van de gemeentelijke bestemmingsplannen. Als een bestemmingsplan niet past binnen de regionale woonvisie, verkrijgt het niet de instemming van de provincie. De provincie kijkt daarbij naar aantallen, percentage woningbouw, woonmilieus en de toepassing van de SER ladder.
De regio Holland Rijnland beschikt niet over een actuele woonvisie. Deze visie zal dus nog moeten worden opgesteld. Het is de verwachting dat deze visie pas in de loop van 2013 zal kunnen worden vastgesteld. Tot die tijd zal de gemeente zeer zorgvuldig omgaan met het toestaan van woningbouw. Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' wordt afgestemd met de buurgemeenten (regio), de buurgemeenten worden zo in de gelegenheid gesteld te reageren.
5.4 Regionaal En Lokaal Beleid
Structuurvisie Nieuwkoop
De gemeente ziet zich in de nabije toekomst gesteld voor een aantal ruimtelijke opgaven. In de Structuurvisie Nieuwkoop wordt beschreven welke ambities de gemeente heeft voor de toekomst. Volgens de structuurvisie is de gemeente in 2040 een groene, ondernemende en op duurzaamheid gerichte gemeenschap met sterke contrasten tussen de kernen, het agrarisch landschap en het natuurgebied. Voor het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' zijn de volgende twee deelgebieden van belang:
- Deelgebied De Nieuwkoopse Plassen: in 2040 is dit gebied een natuurgebied van formaat waar ook sommige passende vormen van extensieve recreatie plaatsvinden. Nieuwkoop heeft zich helemaal gericht op het 'groenblauwe' thema.
- Kansen voor de kernen: het op peil houden van de leefbaarheid van de kernen in de gemeente is een speerpunt.
De doelen voor 2040 worden onderverdeel in zes thema's:
- 1. Duurzaamheid
- 2. Bereikbaarheid voor auto, fiets en over water
- 3. Toekomst voor agrarisch sector, kassen, natuur en landschap
- 4. Robuust en duurzaam watersysteem
- 5. Ontwikkeling recreatie en toerisme
- 6. Bouwen voor de toekomst
Gezien het in hoofdzaak conserverende karakter van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' vormt het bestemmingsplan geen belemmering voor de ambities voor de toekomst. Het bestemmingsplan beoogt de huidige situatie vast te leggen. Enkele ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop'. Deze geven wel invulling aan de ambitie van de structuurvisie.
Andere nieuwe ontwikkelingen kunnen via aparte procedures worden toegelaten. De structuurvisie geldt in dat geval als toetsingskader.
Woonvisie 2011
De gemeente Nieuwkoop vindt het belangrijk dat er op zijn minst voldoende woningen worden gebouwd voor de eigen behoefte. Tussen 2010 en 2020 neemt de eigen woningbehoefte toe met circa 570 woningen. In de woonvisie wordt rekening gehouden met een netto toevoeging van 1.491 woningen tot 2020. Het woningbouwprogramma is aan de ruime kant wanneer dit gerelateerd wordt aan de ambitie om te voorzien in de eigen woningbehoefte. De extra inspanning die de gemeente wil leveren met de netto toevoeging van 1.491 woningen is gericht op:
- Bouwen voor eigen behoeft: een inhaalslag van de beperkte woningbouw in de afgelopen jaren.
- Het mogelijk maken van de sanering van de glastuinbouw.
- Het versterken van de bevolkingsopbouw en vitaliteit van de kernen.
Voor de kern Nieuwkoop gaat het om in totaal 677 woningen tot 2020. Behalve de enkele ontwikkelingen die in het voorliggende bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' worden mogelijk gemaakt, zullen nieuwe woningen via aparte procedures en plannen worden gerealiseerd. Dit vanwege het hoofdzakelijk conserverende karakter van het voorliggende bestemmingsplan.
Detailhandelsnota 2020
In de detailhandelsnota beschrijft de gemeente het beleid over detailhandel voor de periode tot 2020. De nota sluit aan bij het beleid als geformuleerd in de Structuurvisie 2040. De doelstelling is het faciliteren van een evenwichtige detailhandelsstructuur die past bij het duurzame en ondernemende karakter van Nieuwkoop met perspectief voor ondernemerschap en borging van vitale winkelvoorzieningen. Voor Nieuwkoop geldt dat de gemeente de uitstraling en het functioneren van de winkelcentra wil versterken.
De doelstelling van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' is het vastleggen van de huidige situatie. Hiermee worden de bestaande winkelvoorzieningen geborgd. Nieuwe initiatieven zullen getoetst moeten worden aan (onder meer) de detailhandelsnota.
In de gemeentelijke detailhandelsnota wordt aangegeven dat er op bedrijventerrein De Olm een zone ligt waar perifere detailhandel is toegestaan. De zone betreft:
- a. Bernhardlaan, Energieweg, Industrieweg en Teddingtonweg;
- b. Teddingtonweg nr. 20.
In figuur 9 is de zone weergegeven.
Figuur 9. Zone op bedrijventerrein De Olm waar perifere detailhandel mogelijk is (bron: gemeente Nieuwkoop)
Volgens de detailhandelsnota is het uitgangspunt dat, behalve op de aangegeven zone, volumineuze perifere detailhandel elders in de gemeente wordt uitgesloten (op bedrijventerrein Bovenland ten noorden van Ter Aar ligt ook een dergelijke zone). Het uitgangspunt is dat een beperkt aantal formules en producten is toegestaan binnen de zone.
In het provinciale beleid is benoemd welke vormen van grootschalige en perifere detailhandel op bedrijventerreinen is toegestaan (in de gemeentelijke detailhandelsnota wordt hierop aangesloten), soms voorzien van minimum oppervlakte maten. Vestiging van grootschalige volumineuze detailhandelsvoorzieningen zijn toegestaan binnen de volgende branches:
- Bouwmarkten, meubelzaken (minimaal bruto vloeroppervlakte van 1.000 m²)
- Detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten;
- Tuincentra.
Volumineuze detailhandelsvoorzieningen trekken meer bezoekers dan bedrijvigheid. Voor het vestigen van dit soort voorzieningen worden de geldende CROW normen gehanteerd waarbij de parkeergelegenheid op eigen kavel moet worden gerealiseerd.
Detailhandelsfuncties die aansluiten bij het centrum van de kern Nieuwkoop worden uitgesloten binnen de perifere detailhandelzone. Feitelijk betekent dit dat binnen deze zone alleen perifere detailhandel is toegestaan.
Het beleid wordt als volgt in het bestemmingsplan opgenomen:
- Voor alle verspreid liggende en buiten de PDV-zone gevestigde PDV-activiteiten geldt een overgangsbepaling. Het beleid is gericht op clustering van deze activiteiten en versnippering tegengaan.
- Bestaande PDV's op bedrijventerrein De Olm mogen hun activiteiten voortzetten, maar worden wel op de verbeelding aangeduid. In de regels wordt opgenomen dat het college van Burgemeester en Wethouders bevoegd is de aanduiding te verwijderen van de verbeelding. Dit betekent dat er geen nieuwe perifere detailhandelsvestigingen kunnen worden gevestigd buiten de genoemde zone.
- Aan genoemde zone worden regels gekoppeld over de branches die zich daar mogen vestigen, alsmede de bepaling dat nieuwvestiging alleen mogelijk is als deze een minimale oppervlakte hebben van 1.000 m² en dat voorafgaand onderzoek wordt uitgevoerd naar de bovengemeentelijke effecten (deze eis komt uit de Detailhandelsnota van de provincie Zuid-Holland) van de nieuwvestiging en na instemming van Gedeputeerde Staten.
Toeristisch beleidsplan Nieuwkoop 2010 2020
De visie van het toeristisch beleidsplan is dat de gemeente Nieuwkoop nog een verstilde rust te bieden heeft die bijzonder aantrekkelijk is op en rond de Nieuwkoopse Plassen. Deze visie geeft vorm aan de uitdaging om de toeristische werkgelegenheid in de gemeente te laten stijgen van 6.6% naar 8% in 2020, met het behoud en versterking van de kernwaarden die de Nieuwkoopse Plassen zo bijzonder maken. Dit is ook nodig als de gemeente het economisch rendement van het toerisme wil verhogen. Het plan beschrijft verschillende processen en projecten om invulling te geven aan de visie.
Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' bestemd de Nieuwkoopse plassen als Water en 'Water-Plassengebied'. Hiermee worden de kernwaarden van de plassen bekrachtigd. Het in hoofdzaak conserverende karakter van het bestemmingsplan gaat ongewenste ontwikkelingen aan de Nieuwkoopse Plassen tegen waardoor de aantrekkelijkheid van de plassen bewaard blijft.
Masterplan wonen zorg en welzijn
Als gevolg van de vergrijzing zal de zorgvraag toenemen. De grote kernen van de gemeente Nieuwkoop vormen het middelpunt van de zorggebieden. De servicecentra zijn het middelpunt van de woonservicezones die in het hart van deze zorggebieden ontwikkeld zouden moeten worden. Vanuit deze centra kan zorg en welzijn in de wijk worden aangeboden. Een van de regionale prestatieafspraken op het terrein van wonen, welzijn en zorg is dat iedereen (ongeacht leeftijd of gezondheidskenmerken), comfortabel moet kunnen wonen en leven. Door de nieuwbouw en de bestaande voorraad zodanig in te richten dat zorgverlening aan huis mogelijk is, kunnen mensen zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Dit zou bijvoorbeeld kunnen door het realiseren van nultredenwoningen en levensloopbestendige woningen.
Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' is in hoofdzaak een conserverend plan dat de huidige feitelijke situatie vastlegt. Als er initiatieven ontstaan voor het realiseren van woningen in het kader van wonen, zorg en welzijn kan worden getoetst of deze binnen de kaders van het voorliggende bestemmingsplan kunnen worden gerealiseerd, of via een separate procedure.
Mantelzorg is bij recht toegestaan bij alle (bedrijfs)woningen. Dit betekent dat wanneer mantelzorg nodig is, dit gerealiseerd kan worden binnen de woning. Het oppervlak voor mantelzorg is maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning, inclusief de bijbehorende bouwwerken. Mantelzorg mag ook in een bijgebouw plaatsvinden. Er mag nieuw gebouwd worden voor mantelzorg. Daarbij moet voldaan worden aan de algemene bouwregels. Ook vergunningsvrije bouwwerken mogen gebruikt worden voor mantelzorg mits het maximale oppervlak van 75 m² niet wordt overschreden.
Duurzaamheidsagenda
Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Nieuwkoop wordt vastgelegd in de Duurzaamheidagenda "Samenwerken en Verbinden". Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing.
Erfgoedverordening 2010
In de erfgoedverordening 2010 van de gemeente Nieuwkoop is de aanwijzing van gemeentelijke monumenten en stads- en dorpsgezichten geregeld. Ook zijn er regels omtrent het in stand houden van deze monumenten en gezichten in de verordening opgenomen. Zo wordt bijvoorbeeld aangegeven dat een vergunning nodig is om werkzaamheden aan een gemeentelijk monument uit te voeren. Ook is de bescherming van archeologische terreinen in deze verordening geregeld.
Bouwen in het tweede lint
Diverse particulieren hebben te kennen gegeven dat zij extra woningen willen bouwen in het tweede lint. Met tweede lint wordt het gebied achter de woningen die aan de weg staan bedoeld. Vaak zijn dat achtertuinen of achterterreinen. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft op 19 juni 2012 besloten dat zij niet in alle gevallen wil meewerken aan het bouwen in het tweede lint.
Uitsluitend in de volgende situaties wordt wel medewerking verleend:
- het moet gaan om een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- er mag niet meer nieuwe bebouwing opgericht worden dan er aan oude bebouwing gesloopt wordt. Het gaat daarbij zowel om hoofdgebouwen als om (al dan niet vergunningsvrije) bijgebouwen;
- het dorpse aanzicht moet weer worden hersteld;
- de inrichting van het nieuwe woongebiedje moet voldoen aan het programma van eisen voor de inrichting van de openbare ruimte.
Hoofdstuk 6 Milieuaspecten
6.1 Inleiding
De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de afweging van het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling in het bestemmingsplan, moet onderzocht worden welke milieuaspecten daarbij een rol kunnen spelen.
Verschillende milieuaspecten komen in dit hoofdstuk aan bod. Het gaat onder meer om bedrijven en milieuzonering, bodem, waterhuishouding, flora en fauna, geluid en luchtkwaliteit.
Voorts moet aandacht besteedt worden aan overige aspecten, zoals kabels en leidingen, externe veiligheid en cultuurhistorie.
De meeste ontwikkelingen die met het bestemmingsplan Nieuwkoop mogelijk worden gemaakt (zie ook paragraaf 2.3), zijn uitgebreid gemotiveerd in een Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO). Om die reden worden de verschillende ontwikkelingen niet in dit hoofdstuk behandeld maar wordt direct verwezen naar de GRO's. De ontwikkelingen Buytewech-Oost en Nieuwveenseweg 7 worden waar relevant apart aan de orde gesteld.
6.2 Mer
6.2.1 Inleiding
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 20094 . Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt.
Gemeenten en provincies moeten daarom per 1 april van 2011 ook bij kleine bouwprojecten beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten en ook bij kleine projecten van geval tot geval moet worden beoordeeld of een MER nodig is.
Een m.e.r.-beoordeling is een toets van het bevoegd gezag om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig.
- 4. HvJ EG 15 oktober 2009, zaak C-255/08 (Commissie tegen Nederland)
6.2.2 Beoordeling noodzakelijkheid m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is, moet bepaald worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Lijst D
In het geval van een stedelijk ontwikkelingsproject is direct een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk als de activiteit gaat om de bouw van 2.000 woningen of meer in een aaneengesloten gebied of als de activiteit een omvang heeft van 100 hectare (activiteit D 11.2). Bijlage bij het Besluit m.e.r.). De ontwikkeling van Buytewech-Oost ligt ver beneden de drempelwaarde zoals opgenomen in het Besluit m.e.r.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebied en.
Het plangebied is behoudens het Natura 2000 gebied, niet gelegen in of nabij een gebied dat wordt beschermd vanuit de natuurwaarden. Het plan ligt daarnaast zodanig ver verwijderd van de Ecologische Hoofdstructuur, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied dat van externe werking geen sprake kan zijn. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied. Er is verder geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.
Milieugevolgen
In de volgende paragrafen van dit hoofdstuk 6 zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid en luchtkwaliteit voor wat betreft het conserverende deel van het bestemmingsplangebied. Voor de ontwikkelingen die het bestemmingsplan
'Kern Nieuwkoop' mogelijk maakt, is per ontwikkeling een Goede Ruimtelijke Onderbouwing opgesteld. Uit deze GRO's blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot 'belangrijke nadelige milieugevolgen'.
Conclusie
Uit de voorafgaande alinea's blijkt dat er geen 'belangrijke nadelige milieugevolgen' te verwachten zijn als gevolg van de ontwikkelingen die met het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' worden mogelijk gemaakt. Het is daarom niet noodzakelijk een m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
6.3 Bedrijven En Milieuzonering
Door het aanbrengen van een zone tussen bedrijvigheid en gevoelige bestemmingen (zoals woningbouw) kan de overlast ten gevolge van bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden worden. Zonering is met name van toepassing bij nieuwbouw van woningen en andere gevoelige functies in de directe omgeving van een bedrijf en bij vestiging van een nieuw bedrijf in de directe omgeving van gevoelige bestemmingen. Dit bestemmingsplan biedt geen nieuwe mogelijkheden voor de vestiging van milieubelastende bedrijven in de nabijheid van gevoelige bestemmingen.
Bedrijven en milieuzonering van de VNG
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige gebieden zoals woonwijken. Om het begrip hanteerbaar te maken is gebruik gemaakt van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De inhoud van de milieuzonering wordt bepaald aan de hand van drie bouwstenen, te weten richtafstanden lijst, omgevingstypen en functiemenging. In de richtafstanden lijst zijn bedrijven opgenomen, ingedeeld in milieucategorieën, waarbij per bedrijf is aangegeven wat de afstand tot een rustige woonwijk dan wel een gemengd gebied moet zijn. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief.
Plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' kan worden gezien als een gebied bestaande uit twee delen: enerzijds het bedrijventerrein en anderzijds de gemengde kern met de daarbij behorende woonwijken.
Bedrijventerrein
Bij het bedrijventerrein wordt uitgegaan van de richtafstanden zoals deze genoemd worden in de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. De bedrijvigheid in het plangebied strekt zich tot maximaal milieucategorie 4.1. In onderstaande tabel zijn de verschillende richtafstanden opgenomen.
Tabel 3. Richtafstanden
Richtafstand (meters) | Milieucategorie |
10 | 1 |
30 | 2 |
50 | 3.1 |
100 | 3.2 |
200 | 4.1 |
De gronden van het bedrijventerrein worden gezoneerd vormgegeven. Dit betekent dat bedrijven uit de hoogste milieucategorie zover mogelijk van gevoelige bestemmingen moeten worden gerealiseerd. Op de verbeelding van deze zonering tot uiting komen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Overige gebieden
Verspreid over het plangebied is bedrijvigheid aanwezig. Deze bedrijvigheid is qua milieubelasting afgestemd op de (directe) omgeving. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat in de overige gebieden (bestemd als 'Bedrijf') de maximale milieucategorie 2 geldt, tenzij anders aangeduid op de verbeelding.
Met behulp van het bedrijfsinformatiesysteem heeft de Omgevingsdienst WestHolland geïnventariseerd welke bedrijven, in de directe omgeving van het plangebied, van invloed kunnen zijn op de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Uit deze inventarisatie blijkt dat de volgende bedrijven aanwezig te zijn:
Nieuwveenseweg 7
Op dit adres is een garagebedrijf met LPG-tankstation gevestigd. Voor het LPG tankstation geldt, op basis van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) een invloedsgebied van 150 meter. De werkelijke afstand, tot de rand van het plangebied, bedraagt meer dan 200 meter.
Nieuwveenseweg 35
Op dit adres is een caravanstalling gevestigd. Op basis van de VNG-publicatie moet een dergelijke activiteit worden ingedeeld in milieucategorie 2 met een minimaal gewenste afstand van 30 meter in een rustige woonomgeving. De werkelijke afstand tot de rand van het plangebied bedraagt ongeveer 40 meter.
Industrieweg 1
Op dit adres is een kleine smederij met showroom gevestigd. Op basis van de VNG publicatie kan een smederij met een werkplaats, kleiner dan 200 m², worden ingedeeld in milieucategorie 3.1 met een minimaal gewenste afstand van 50 meter. De werkelijke afstand, tot de rand van het plangebied, is ongeveer 80 meter.
Industrieweg 5c
Op deze locatie is een elektronicareparatiebedrijf gevestigd. Volgens de VNG publicatie is hier sprake van een bedrijf dat ingedeeld kan worden in milieucategorie 1 met een minimaal gewenste afstand van 10 meter. De werkelijke afstand tot het plangebied bedraagt ongeveer 60 meter.
Opgemerkt wordt dat op de adressen Nieuwveenseweg 25 en 29, volgens het bedrijfsinformatiesysteem, geen bedrijven meer zijn gevestigd. Op deze locaties waren respectievelijk een manege en een melkrundveehouderij gevestigd.
6.3.1 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
In de directe omgeving liggen geen hinderlijke bedrijven (met milieuzonering). Zonering ten opzichte van bedrijven speelt bij de ontwikkeling Buytewech-Oost dan ook geen rol.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect bedrijven en milieuzonering ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
6.3.2 Conclusie
Ten aanzien van het aspect 'Bedrijven en Milieuzonering' zijn er geen belemmeringen
6.4 Bodemkwaliteit
De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen van woningen of bedrijven. Het bodemonderzoek maakt onderdeel uit van deze afweging. Als bodemverontreiniging aanwezig is, kan een sanering noodzakelijk zijn alvorens met de bouw kan worden gestart
6.4.1 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
In het kader van de ruimtelijke onderbouwing die in 2007 is opgesteld voor deze ontwikkeling, heeft bodemonderzoek plaats gevonden (Grondslag, kenmerk 10496, d.d. 12-12-2005). Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er slechts lichte verhogingen aanwezig waren die geen aanleiding vormden voor nader bodemonderzoek. Een bodemonderzoek is maximaal 5 jaar geldig. Het in 2005 uitgevoerd bodemonderzoek is verouderd en moet geactualiseerd worden.
Het gebruik van de gronden na 2005 is zodanig, dat het niet noodzakelijk wordt geacht dit nadere onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan uit te voeren. Dit kan gebeuren direct voorafgaand aan de realisatie in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
Nieuwveenseweg 7
Op deze locatie wordt de bouw van een kantoorpand mogelijk gemaakt. De plek maakt voor een gedeelte onderdeel uit van een groter terrein. Dit terrein is onderzocht en gesaneerd. De provincie Zuid Holland heeft op 12 januari 2011 ingestemd met de evaluatie van de sanering. Voor het overige deel van de locatie zijn bij de Omgevingsdienst West-Holland geen bodemkwaliteitsgegevens bekend. Dit betekent dat direct voorafgaand aan de realisatie in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect bodem ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
6.4.2 Conclusie
In het algemeen geldt dat een bodemonderzoek noodzakelijk is bij het wijzigen van de bestemming, de aanvraag van een (bouw of) omgevingsvergunning of graafwerkzaamheden. Dit geldt ook voor dit gebied. Als er grond wordt aanof afgevoerd op de locatie, moet dit plaats vinden volgens de door de overheid gestelde regels. In het bijzonder wordt gewezen op het Besluit bodemkwaliteit.
In het kader van het voorliggende bestemmingsplan zijn er geen belemmeringen vanuit het aspect bodem. Er zal voor de locaties Buytewech-Oost en Nieuwveenseweg 7 wel bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning.
6.5 Water
6.5.1 Europees- en Rijksbeleid
Europese Kaderrichtlijn Water
Sinds 2000 is de Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. De KRW is een Europese richtlijn en heeft tot doel de ecologische en chemische waterkwaliteit te verbeteren. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte en grondwater in 2015 op orde is.
Binnen de KRW worden twee soorten doelstellingen onderscheiden:
- ecologische doelstellingen. Dit betreft de levensvormen (planten, dieren) die men terug wil hebben in en rond het water.
- chemische doelstellingen. Deze geven aan welke chemische stoffen in het water mogen voorkomen en in welke hoeveelheid.
De KRW gaat uit van standstil: de ecologische en chemische toestand van het gronden oppervlaktewater mag vanaf 2000 niet verslechteren. Andere belangrijke uitgangspunten uit de KRW zijn een brongerichte aanpak en "de vervuiler betaalt".
Waterbeheer 21e eeuw
Om voldoende aandacht voor de waterkwantiteit, maar ook de waterkwaliteit in ruimtelijke plannen te garanderen is de watertoets in het leven geroepen. Doel van de watertoets is het eerder en explicieter in het planproces betrekken van water. Hiertoe hebben rijk, provincies, gemeenten en waterschappen een Bestuurlijke notitie Waterbeleid in de 21e eeuw en een Handreiking watertoets ondertekend. In het kort betekent dit dat voor de waterkwantiteit het principe: vasthouden, bergen en afvoeren moet worden gehanteerd, en voor de waterkwaliteit: scheiden, schoon houden en schoon maken.
Nationaal Waterplan 2009 2015
In het Nationaal Waterplan 2009 2015 wordt uitgegaan van de strategie die bestaat uit:
- meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten.
- met een adaptieve aanpak anticiperen op de toekomstige ontwikkelingen.
- betrokkenheid van alle relevante partijen, zowel publiek als privaat, bij zowel het definiëren van de opgaven als het vinden van oplossingen.
Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Belangrijke onderdelen van het Nationaal Waterplan zijn het nieuwe beleid op het gebied van waterveiligheid, het beleid voor het IJsselmeergebied, het Noordzeebeleid en de Stroomgebiedbeheerplannen op grond van de KRW.
Stroomgebiedbeheerplannen
De landen van de Europese Unie hebben in 2000 met de Kaderrichtlijn Water afgesproken dat grond en oppervlaktewater in 2015 (of onder strikte voorwaarden zo snel mogelijk daarna) van goede kwaliteit zal zijn. Daarvoor wordt per stroomgebied een beheerplan opgesteld, waarin is aangegeven welke doelen er gelden voor de grond en oppervlaktewateren, hoe de kwaliteit behouden kan blijven en waar nodig verder verbeterd gaat worden. Voor ieder Nederlands deel van de grensoverschrijdende stroomgebieden van de Eems, Maas, Rijn en Schelde is zo'n stroomgebiedbeheersplan opgesteld. Deze plannen zijn onderdeel van het Nationaal Waterplan.
Aanvullend daarop hebben de betrokken lidstaten in de internationale stroomgebieddistricten Eems, Maas, Rijn en Schelde gezamenlijk een overkoepelend beheerplan voor het gehele internationale stroomgebied opgesteld. De kern van het stroomgebiedbeheersplan bestaat uit een overzicht van de (milieu)doelen voor alle wateren en een samenvatting van de maatregelen die genomen worden om deze doelen te bereiken. Daarnaast bevat het stroomgebiedbeheersplan een algemene gebiedbeschrijving, een economische analyse, een overzicht van de belangrijkste bedreigingen voor het (grond)water en een overzicht van het monitoringprogramma. Ook zitten er kaarten in die de huidige toestand van het grond en oppervlaktewater aangeven op basis van het meetprogramma.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
De Waterwet vervangt de bestaande wetten voor het waterbeheer in Nederland:
- Wet op de waterhuishouding
- Wet op de waterkering
- Grondwaterwet
- Wet verontreiniging oppervlaktewateren
- Wet verontreiniging zeewater
- Wet droogmakerijen en indijkingen (Wet van 14 juli 1904)
- Wet beheer rijkswaterstaatswerken (het zogenaamde 'natte gedeelte')
- Waterstaatswet 1900
Naast de Waterwet blijft de Waterschapswet als organieke wet voor de waterschappen bestaan. Met de Waterwet kunnen Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten wateroverlast, waterschaarste en waterverontreiniging nog beter tegengaan. Ook voorziet de wet in het toekennen van functies voor het gebruik van water zoals scheepvaart, drinkwatervoorziening, landbouw, industrie en recreatie. Afhankelijk van de functie worden eisen gesteld aan de kwaliteit en de inrichting van het watersysteem.
Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de huidige vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld: zes vergunningen uit de bestaande 'waterbeheerwetten' gaan op in één watervergunning. Voor de gebruiker betekent dit vooral minder administratieve handelingen en voor het bevoegde gezag betekent het dat de vergunning aan álle aspecten van het waterbeheer moet worden getoetst.
6.5.2 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP)5 van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, met nieuwe Beleidsregels. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem.
De 'Keur en Beleidsregels'6 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (geboden verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde Waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
6.5.3 Huidige situatie
In het plangebied ligt een waterkering. Op grond van beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland geldt het volgende: constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Als activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc.) moet een keurvergunning aangevraagd worden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het hoogheemraadschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod.
6.5.4 Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' bestemt in hoofdzaak de huidige situatie. Dit betekent dat er aan de waterhuishoudkundige situatie geen verandering optreedt. Het bestemmingsplan maakt, behalve de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3 worden genoemd, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Mochten er andere nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden binnen het plangebied, dan zullen die mogelijk gemaakt worden via een postzegelbestemmingsplan. In een dergelijk bestemmingsplan zal dan moeten worden gekeken naar de gevolgen van die ontwikkeling voor de waterhuishoudkundige situatie ter plekke.
6.5.5 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
Er heeft voor Buytewech-Oost al overleg plaatsgevonden met het Hoogheemraadschap van Rijnland, in het kader van de ruimtelijke onderbouwing die in 2007 is opgesteld, en het Waterschap de Oude Rijnstromen. Dit overleg heeft geresulteerd in de goedkeuring en een keurvergunning van de genoemde overlegpartners ten opzichte van Buytewech-Oost. Watercompensatie heeft ook al plaatsgevonden.
Nieuwveenseweg 7
Op de locatie wordt de ontwikkeling van een nieuw kantoorgebouw mogelijk gemaakt. Deze vindt plaats deels op al verhard terrein. Watercompensatie heeft al plaats gevonden.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect water ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
6.6 Geluid
Verkeerslawaai
Ter bepaling van de geluidsbelasting moet op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing worden genomen, tenzij de weg binnen een woonerf ligt of dat voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De te beschouwen wegen kennen een geluidszone, een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek moet plaatsvinden.
De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de typering van het gebied (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Binnenstedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom en buitenstedelijk het gebied buiten de bebouwde kom.
Op grond van artikel 82 van de Wgh bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. Artikel 83 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een hogere waarde vast te stellen. Voor het Buitenstedelijk gebied geldt dat er maximaal een hogere waarde mag worden vastgesteld van 53 dB. Voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom is deze waarde wettelijk maximaal 63 dB.
Het vaststellen van een hogere waarde is alleen mogelijk als maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (artikel 110 a, lid 5 Wgh).
Voordat aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh, van de berekende geluidsbelasting 2 dB worden afgetrokken voor wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen. Een hogere waarde zal alleen worden verleend zodra duidelijk is dat er (bouwkundige) maatregelen zijn of worden getroffen om het binnenniveau te laten voldoen aan de grenswaarde zoals opgenomen in het Bouwbesluit.
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, in het kader van de decentralisatie van de procedure tot vaststelling van een hogere waarde, richtlijnen vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst WestHolland een maximale hogere waarde van 58 dB voor verkeerslawaai. Dit is 5 dB lager dan het wettelijk maximum. Een hogere waarde tot het wettelijk maximum zal alleen in uitzonderingsgevallen en bijzondere situaties aan de orde zijn.
Langs de oostzijde van het plangebied loopt op een afstand van ongeveer 28 meter (gerekend vanaf de wegas) de Provinciale weg N231. Volgens de Wgh geldt voor deze Provinciale weg, aan weerszijden van de weg, een zone van 200 meter. Binnen dit aandachtsgebied moet, bij planontwikkeling van gevoelige functies, zoals wonen, onderzoek worden gedaan naar de gevelbelasting op de plek van de ontwikkeling. Uit een onderzoek moet blijken in hoeverre de voorkeursgrenswaarde van 48 dB zal worden overschreden en/of de wettelijk maximaal mogelijke ontheffingswaarde van 63 dB.
Industrielawaai
Met betrekking tot industrielawaai geldt dat als op een bedrijventerrein grote lawaaimakers (bijlage 1 onderdeel D van het besluit omgevingsrecht (BOR) en artikel 41 Wet geluidhinder) mogen komen, moet voor dat terrein een geluidszone worden vastgesteld. Buiten die zone mag de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer bedragen dan 50 dB(A), de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. De geluidszone wordt weergegeven op de verbeelding van bestemmingsplannen die binnen de geluidszone vallen. Dit geldt dus ook als het plangebied buiten het industrieterrein ligt.
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een inrichting zoals bedoeld artikel 41 van de Wet geluidhinder. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd.
Railverkeerslawaai
Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een spoorweg ligt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone (Wgh artikel 77). Het plangebied ligt niet binnen de zone van een spoorlijn. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd
Luchtvaartlawaai
Door een goede ruimtelijke ordening wil het Rijk voorkomen dat er meer mensen komen te wonen op plaatsen waar veel vliegtuiggeluid is. In de Nota Ruimte (2004) is een gebied aangewezen waar geen nieuwe woningbouw mag plaatsvinden, de zgn. '20KE contour'. Uitgezonderd hiervan zijn bouwmogelijkheden die al bestonden volgens het in 2004 vigerende streekplan7. In Zuid-Holland gaat het om gebieden binnen de rode contouren en om woningen die onder de "ruimte-voor-ruimte" regeling vallen. In het geval dat binnen de 20KE contour gebouwd wordt, moet wel in het (steden)bouwkundig ontwerp rekening worden gehouden met de aanwezigheid van vliegtuiggeluid, teneinde de leefomgevingskwaliteit zo veel mogelijk overeind te houden. Dichter bij Schiphol is er een beperkingengebied8 op grond van het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB), waar helemaal geen woningbouw mag plaatsvinden, behalve met ontheffing van het Rijk.
6.6.1 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
Een gedeelte van de locatie ligt zowel binnen de 20 Ke-zone als de rode contour. In dit deelgebied is er sprake van een uitzondering voor het bouwen binnen de 20 Ke-zone. Voor dit plan is de rode contour ten opzichte van de rode contour van de provincie Zuid-Holland, aangepast. Een beperkt gedeelte van dit deelgebied ligt ook binnen de 20 Ke-zone. In dit deelgebied is woningbouw (het realiseren van gevoelige functies) niet mogelijk.
De Omgevingsdienst West-Holland heeft een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit is als bijlage 6 opgenomen. In de volgende alinea volgt de samenvatting en conclusie.
Uit het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied naar aanleiding van het verkeer op de N231 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden. Als geluidreducerende maatregelen (stil wegdek, verkeersmaatregelen, geluidschermen) onvoldoende effect hebben of dat dit tot bezwaren leidt vanuit landschappelijk, stedenbouwkundig of financieel oogpunt moeten voor de nieuw te bouwen woningen hogere waarden worden vastgesteld van maximaal 55 dB.
Een hogere waarde mag alleen worden toegestaan, als de geluidwering van de gevel voldoende hoog is om een geluidniveau in de nieuwe woningen te garanderen. De wettelijk vastgestelde waarde voor het binnenniveau bedraagt woningen 33 dB. Bij vormgeven van de gevelvoorzieningen moet worden uitgegaan van de geluidbelasting zonder de correctie voor art. 110g Wgh en wanneer van toepassing moet rekening worden gehouden met cumulatie van geluidbronnen. In dit geval moet worden uitgegaan van een geluidbelasting van maximaal 58 dB.
De Omgevingsdienst West-Holland heeft op grond van het uitgevoerde onderzoek aangegeven dat er hogere waarden moeten worden aangevraagd. De hogere waarde die moet worden aangevraagd bedraagt 58 dB. Het ontwerpbesluit voor het verlenen van hogere worden wordt gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegd, de procedures lopen vanaf dat moment parallel aan elkaar.
Nieuwveenseweg 7
Deze ontwikkeling betreft de realisatie van een kantoorgebouw. Een kantoorgebouw is geen geluidsgevoelige bestemming zoals bedoelt in de Wet geluidhinder. Het aspect verkeerslawaai wordt daarom voor deze locatie niet nader beschouwd.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect geluid ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
6.6.2 Conclusie
Voor wat betreft de conserverende delen van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' zijn er geen belemmeringen vanuit akoestisch oogpunt. Voor de ontwikkeling van de wijk Buytewech-Oost zullen hogere waarden moeten worden verleend. Het ontwerpbesluit voor het verlenen van hogere waarden wordt tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' ter visie gelegd
6.7 Luchtkwaliteit
Op basis van de Wet milieubeheer zijn kwaliteitsdoelstellingen geformuleerd voor het beperken en voorkomen van luchtverontreiniging. Deze kwaliteitsdoelstellingen zijn in Europees verband vastgesteld en gebaseerd op gezondheidskundige grondslag. In Nederland zijn de luchtkwaliteitseisen overgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) onder titel 5.2 "Luchtkwaliteitseisen". De kern van titel 5.2 "Luchtkwaliteitseisen" (Wm) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling van maatregelen (op regionaal, nationaal en internationaal niveau) die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van het NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor de stoffen koolmonoxide (CO), benzeen (C6H6), stikstofoxide (NO), lood (Pb) en zwaveldioxide (SO2) vormen in de praktijk geen belemmering.
6.7.1 NIBM projecten
De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AmvB) en ministeriële regelingen (mr), waaronder de AmvB en mr niet in betekenende mate (NIBM). Deze AmvB en mr leggen vast, wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Een project is NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 mg/m3 voor zowel fijn stof en NO2.
NIBM projecten kunnen, juridisch gezien, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan. De volgende projecten zijn in ieder geval NIBM conform de bijlage 3A en 3B:
Woningbouwlocaties
3% criterium (vanaf inwerkingtreding NSL):
- 1.500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg;
- 3.000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (voorschrift 3A.2).
Kantoorlocaties
3% criterium (vanaf inwerkingtreding NSL):
- 100.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal één ontsluitingsweg;
- 200.000 m² bruto vloeroppervlakte bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling (voorschrift 3A.1).
6.7.2 Conclusie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Er worden slechts enkele ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Per ontsluitingsweg worden minder dan 1500 woningen gerealiseerd. Volgens bijlage 3B van de Regeling draagt het plan hierdoor "niet in betekenende mate" bij. Er hoeft daarom niet getoetst te worden aan de grenswaarden.
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening moet wel afgewogen worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de ambities van het regionaal beleidskader voor duurzame stedenbouw.
Regionaal beleidskader voor Duurzame stedenbouw
In het Regionaal beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS) zijn voor luchtkwaliteit de volgende ambities opgenomen:
Basis ambitie
- gevoelige bestemmingen (volgens het besluit Gevoelige bestemmingen) op minstens 100 meter van de snelweg.
Extra ambitie
- handhaving van 5% tot 10% lagere waarden dan de grenswaarden N02 en PM10 voor verblijfsgebieden (36 tot 38 pg/m³);
- gevoelige bestemmingen op minstens 300 meter van de snelweg;
- geen gevoelige bestemmingen of woningen direct langs een drukke weg (>10.000 mvt/etm)
Aan deze ambities wordt getoetst om na te gaan of in het kader van een goede Ruimtelijke ordening realisatie van de ontwikkelingen op die locatie gewenst is. Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, beschikbaar gestelde digitale monitoringstool (www.nsl-monitoringstool.nl).
De hoogste concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied komen voor langs de provinciale weg N231. Uit deze monitoringstool blijkt dat in 2011 langs de N231 de concentraties stikstofdioxide en fijn stof beduidend lager zijn dan de grenswaarden (respectievelijk 25,4 µg/m³ en 18,1 µg/m³). Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is. Hiermee wordt voldaan aan de ambitie uit het Milieubeleidsplan 2003-2010 en de extra ambitie uit het regionaal beleidskader.
Ook wordt voldaan aan de extra ambitie uit het RBDS dat er geen gevoelige bestemmingen en woningen direct langs een drukke weg met meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal worden gerealiseerd.
6.7.3 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
De Omgevingsdienst West-Holland heeft het bestemmingsplan beoordeeld en geconcludeerd dat het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' voldoet aan regionaal/lokaal beleid en wetgeving. Daarnaast wordt opgemerkt dat een project dat uit 1.500 woningen bestaat bij minimaal één ontsluitingsweg als NIBM project kan worden beschouwd. Nu Buytewech-Oost veel kleinschaliger van aard is (ruim 200 woningen), wordt geconcludeerd dat het plan op basis van de regeling NIBM in 'niet betekende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
Nieuwveenseweg 7
De locatie Nieuwveenseweg 7 voldoet ook aan luchtkwaliteitseisen. Zo blijkt uit de beoordeling van de Omgevingsdienst West-Holland. Daarbij komt dat op deze locatie een kleinschalig kantoorpand wordt gerealiseerd. De oppervlakte zal ruimschoots minder zijn dan 100.000 m², een kantoorpand met een dergelijke oppervlakte wordt al als 'niet in betekenden mate' bijdragen aan de luchtkwaliteit beschouwd.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect luchtkwaliteit ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
6.7.4 Conclusie
Het plan voldoet aan de Wet milieubeheer, onderdeel luchtkwaliteitseisen. Verder wordt voldaan aan de ambitie uit het milieubeleidsplan 2003-2010 en de extra ambities uit het regionaal beleidskader duurzame stedenbouw. Hierdoor zijn er geen belemmeringen voor dit plan met betrekking tot de luchtkwaliteit
6.8 Kabels En Leidingen
Bij nieuwbouw of grote verbouwingen moet bekeken worden of kabels en leidingen (gas, elektriciteit, etc.) in of direct bij het plangebied liggen. In het plangebied ligt een rioolpersleiding. Deze wordt door middel van de regels van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' beschermd door een dubbelbestemming.
6.9 Externe Veiligheid
Voor externe veiligheid zijn een aantal bronnen van belang, namelijk het vervoer van gevaarlijke stoffen via de weg, het spoor of het water, het transport door ondergrondse buisleidingen en de opslag van gevaarlijke stoffen.
6.9.1 Wettelijk kader
Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico9 (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico10 (GR).
Landelijk beleid
Het Rijk heeft voor de verschillende risicobronnen beleid vastgesteld.
Inrichtingen
Het beleid voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt.
Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. In de Circulaire Rnvgs is een risicobenadering die vergelijkbaar is met de risicobenadering die voorgeschreven is in het Bevi. Verder geldt op grond van de Circulaire Rnvgs dat bij risicoberekeningen uitgegaan moet worden van de in bijlage 5 bij de Circulaire Rnvgs opgenomen vervoershoeveelheden voor GF3 (bijv. LPG).
Bij de berekening van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg moet uitgegaan worden van de in deze bijlage opgenomen vervoershoeveelheden GF3.
Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi gehanteerd wordt.
Begrippen externe veiligheid
Binnen externe veiligheid spelen een aantal begrippen een belangrijke rol, namelijk het plaatsgebonden risico, het groepsrisico, de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico en de belemmeringenstrook buisleidingen. Hieronder zijn deze begrippen nader uitgewerkt.
- Plaatsgebonden risico
Het PR kent een grenswaarde van 10-6 per jaar voor nieuwe en bestaande situaties. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Eventueel aanwezige kwetsbare bestemmingen moeten gesaneerd worden.
Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan.
- Verantwoordingsplicht groepsrisico
Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. In artikel 13 van het Bevi worden de verplichtingen voor de verantwoording van het groepsrisico voor Wro besluiten vermeld voor zover het inrichtingen betreft. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn de verplichtingen beschreven in onderdeel 4.3 van de Circulaire Rnvgs. Voor het transport door buisleidingen zijn de verplichtingen opgenomen in artikel 12 van het Bevb.
De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: met de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 10-5 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 10-7 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 10-9 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ligt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen een factor 10 lager dan voor inrichtingen.
In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen).
Provinciaal beleid
De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.
Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.
Lokaal beleid: Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Nieuwkoop
De Raad van de gemeente Nieuwkoop heeft in de vergadering van 31 maart 2011 de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. Toetsing van externe veiligheid vindt plaats aan de hand van deze omgevingsvisie.
- 9. PR: Risico op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onaf- gebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel p van het Bevi).
- 10. GR: De cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als recht- streeks gevolg hun aanwezigheid in het invloedsgebied in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaar- lijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel k van het Bevi).
6.9.2 Inventarisatie risicobronnen
In figuur 10 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Uit deze uitsnede blijkt dat de volgende risicobronnen relevant zijn voor het plangebied:
- 1. een LPG-tankstation aan de Nieuwveenseweg 7 in Nieuwkoop;
- 2. een vuurwerkverkooppunt aan de Dorpsstraat 103 in Nieuwkoop;
- 3. zwembad De Wel, Julianalaan 1 in Nieuwkoop;
- 4. een transportroute voor gevaarlijke stoffen, de provinciale weg N231.
Figuur 10. Uitsnede risicokaart
Andere risicobronnen zijn niet binnen of in de omgeving van het plangebied aanwezig.
6.9.3 Beoordeling externe veiligheid
Vuurwerkopslag
Binnen het plangebied ligt aan de Dorpsstraat 103 een vuurwerkverkooppunt. Het gaat hierbij alleen om de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk. De risico's van consumentenvuurwerk zijn beperkt. Voor dit verkooppunt gelden de eisen van het Vuurwerkbesluit. Als veiligheidsafstand is in dit besluit aangegeven dat, gezien vanuit de toegang tot de opslagplaats voor vuurwerk, 8 meter in voorwaartse richting vrijgehouden moet worden.
Desondanks moeten ook deze activiteiten met de nodige voorzichtigheid beschouwd worden. De vraag is, mede gelet op de maatschappelijke onrust die bij tijd en wijle rond vuurwerk ontstaat, of dergelijke verkooppunten in de woonomgeving bestemd moeten worden. Volgens het concept zijn in woongebieden bedrijven tot en met milieucategorie 2 toegestaan. Een vuurwerkverkooppunt valt onder milieucategorie 2 en is dus toelaatbaar.
De vestiging van nieuwe verkooppunten voor consumentenvuurwerk in woongebieden is in het bestemmingsplan uitgesloten.
Zwembad De Wel
In zwembad De Wel worden gevaarlijke stoffen opgeslagen, te weten: chloorbleekloog en zoutzuur. Bij een calamiteit met deze stoffen kan er een giftige wolk ontstaan in een straal van circa 500 meter rondom de inrichting. Het gevolg is dat er boven een flink deel van de Oranjebuurt een gifwolk hangt. Deze gifwolk bestaat uit chloor of zoutzuur of een combinatie ervan die wordt gevormd door een chemische reactie tussen chloor en zoutzuur. Dit geeft bij mensen enorme irritatie aan luchtwegen en ogen. In ernstige gevallen moeten mensen hiervoor in het ziekenhuis worden behandeld. Wanneer men buiten is of er staan ramen open is er dus gevaar voor de gezondheid.
Een dergelijke calamiteit wordt door middel van het standaardpakket aan maatregelen, dat de hulpdiensten inzetten, gemanaged. In dit geval is bij een dergelijke calamiteit de standaard maatregel dat de sirenes om de bevolking te waarschuwen in werking worden gezet. De boodschap die hoort bij het in werking stellen van de sirenes betekent ga naar binnen of blijf binnen en sluit de deuren en ramen. Dit biedt voldoende bescherming voor de mensen.
De hulpverlening in de wijk is voor een dergelijke calamiteit afdoende geregeld.
LPG-tankstation
Op de locatie Nieuwveenseweg 7 is een LPG-tankstation gevestigd. Volgens de geldende omgevingsvergunning voor milieu is de LPG-doorzet begrensd tot maximaal 1000 m³/jaar. Op grond van het Besluit externe veiligheid gelden voor LPG de volgende risicocontouren.
Plaatsgebonden risico
Tabel 4: Plaatsgebonden risico PR=10-6 voor nieuwe situaties.
Doorzet (m³) per jaar | Afstand (m) vanaf vulpunt | Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir | Afstand (m) vanaf afleverzuil |
< 1000 | 45 | 25 | 15 |
Tabel 5: Plaatsgebonden risico PR=10-6 voor bestaande situaties.
Doorzet (m³) per jaar | Afstand (m) vanaf vulpunt | Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir | Afstand (m) vanaf afleverzuil |
< 1000 | 25 | 25 | 15 |
Binnen de afstanden zoals opgenomen in de tabellen 4 en 5 zijn geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen aanwezig.
Volgens het bestemmingsplan kan op 45 meter van het vulpunt een nieuw kantoorgebouw gerealiseerd worden. Dit kantoorgebouw ligt buiten de risicocontouren van tabel 1. Andere nieuwe bestemmingen in de directe omgeving van het LPG tankstation worden niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
Voor het groepsrisico geldt een invloedsgebied van 150 meter, gerekend vanaf het LPG-vulpunt, de LPG-afleverinstallatie en het LPG-reservoir. Binnen dit gebied ligt een deel van de woonkern Nieuwkoop. Ook het nieuwe kantoorgebouw ligt binnen het invloedsgebied.
Uit een ten behoeve van de geldende omgevingsvergunning voor milieu uitgevoerde groepsrisicoberekening11 blijkt dat de hoogte van het groepsrisico 0,137 * de orientatiewaarde van het groepsrisico is. Het aantal berekende dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij het LPG-tankstation bedraagt ca. 200. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden. Het groepsrisico wordt nader uitgewerkt in de volgende paragraaf.
Transport van gevaarlijke stoffen over de weg
Uit de inventarisatie is gebleken dat over de provinciale weg N231 vervoer van gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden. Uit het feit dat deze weg niet opgenomen is op de risicokaart, kan geconcludeerd worden dat het aantal vervoersbewegingen van gevaarlijke stoffen beperkt is.
Gelet op het naar verwachting beperkte aantal transporten van gevaarlijke stoffen wordt ervan uitgegaan dat het groepsrisico kleiner is dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet nodig.
- 11. LPG groepsrisico berekeningsmodule, project Autobedrijf Maas Nieuwkoop B.V., d.d. 12 november 2010, opgesteld door LP Autogas
6.9.4 Uitwerking groepsrisicoverantwoording
Algemeen
In de hiernavolgende alinea's worden maatregelen besproken die de risico's van de risicobronnen kunnen beperken.
Maatgevend scenario
Het maatgevend scenario is het ongevalscenario dat bepalend is voor het aantal slachtoffers van een calamiteit. Het maatgevend scenario vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn het ontstaan van een Bleve12 en het bij een calamiteit vrijkomen van toxische stoffen. Een Bleve is ook maatgevend voor het LPG-tankstation. Bij een Bleve komt de in de tank aanwezige, onder druk tot vloeistof samengeperste LPG met veel kracht vrij; het effect is een explosie. Bij het vrijkomen kan de vloeistof ontbranden. De effecten van een Bleve met gevolgen voor personen zijn de druk- en de hittebelasting. Bij een Bleve is sprake van een snel scenario, waardoor vluchten niet mogelijk is. Binnen een straal van 150 meter zullen de in dat gebied aanwezige personen overlijden aan de gevolgen van een Bleve. Ook buiten dit gebied kunnen nog dodelijke slachtoffers vallen. Daarnaast zullen er gewonden zijn met o.a. brandwonden.
Bronmaatregelen
De belangrijkste bronmaatregel is het beperken van het transport van gevaarlijke stoffen. Over de N231 wordt weinig gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat hierbij vooral om de bevoorrading van lokale bedrijven en inwoners van de gemeente.
Hierbij kan gedacht worden aan vervoer bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Nieuwveenseweg en voor de bevoorrading van propaantanks in het buitengebied bij burgers en bedrijven.
LPG-tankwagens zijn recent voorzien van een coating. Hierdoor hebben de hulpdiensten tijd om de tankwagen te koelen en daarmee een warme Bleve te voorkomen. Vanwege de functie bij de lokale bevoorrading is een beperking van het transport van gevaarlijke stoffen niet mogelijk.
Ruimtelijke en bouwkundige maatregelen
Ruimtelijke maatregelen
Een ruimtelijke maatregel om de risico's te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemmingen. Voor al bestaande woningen is dit geen optie.
Het nieuwe te realiseren kantoorgebouw zou op een grotere afstand, dan wel op een andere locatie mogelijk gemaakt kunnen worden. De planvorming van een kantoorgebouw op deze locatie is een al enkele jaren lopend traject. In het kader van dit bestemmingsplan is het geen optie meer om een andere locatie voor dit kantoorgebouw te kiezen. Bij de planvorming in de afgelopen jaren is wel aandacht besteed aan de risico's vanwege het LPG-tankstation. De situering van de bestemming van het kantoorgebouw is zodanig gekozen dat voldaan wordt aan de afstanden als bedoeld in de tabel 4.
Verder kunnen de risico's van het LPG-tankstation mogelijk beperkt worden door een interne verplaatsing van de risicobronnen (LPG-tank, LPG-vulpunt en LPG-afleverzuilen). Een interne verplaatsing is echter redelijkerwijs niet mogelijk vanwege de beperkte ruimte op het terrein en de verder in de omgeving gelegen bebouwing en de aanwezige functies.
Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een Bleve. Ook een toxische wolk drijft over een aarden wal heen, waardoor ook voor een dergelijk ongeval een aarden wal geen afdoende maatregel is.
Bouwkundige maatregelen
Met bouwkundige maatregelen kan de veiligheidssituatie geoptimaliseerd worden. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in woningen en andere gebouwen te beperken. Tegen de gevolgen van een explosie als gevolg van een Bleve zijn bouwkundige maatregelen in de directe omgeving van de calamiteit weinig doeltreffend.
Gelet op het beperkte transport van gevaarlijke stoffen is de kans dat een transport met toxische stoffen bij een ongeval betrokken raakt gering. Tegen de gevolgen van een dergelijk ongeval is in een gebouw schuilen een goede bescherming. Het is daarbij van belang dat ramen en deuren en ventilatieopeningen gesloten gehouden worden. Ook een eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie dient, het liefst centraal, uitgeschakeld te worden. In die situatie kan gedurende enkele uren geschuild worden in een gebouw tegen een toxische wolk.
Rampenbestrijding
Voor een goede rampenbestrijding zijn zowel de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid belangrijke elementen.
Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
- het plangebied moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor hulpdiensten;
- de wegen waarover de hulpdiensten aan moeten rijden, moeten minimaal 3 meter breed zijn en moeten een gewicht kunnen dragen van 10.000 kg asdruk.
Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:
- de aanrijtijd van de hulpdiensten;
- de maximale afstand tussen een bluswatervoorziening en de inzetlocatie bedraagt 160 meter;
- brandkranen moeten op 15 meter benaderbaar zijn;
- om de 80 meter moeten brandkranen beschikbaar zijn (primaire bluswatervoorziening);
- eventueel open water, dat benut kan worden als secundaire bluswatervoorziening.
Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden.
Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen. De wijze en de snelheid van alarmering en de bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol.
Bij de kans op het ontstaan van een warme Bleve is het van belang dat de brandweer snel na het constateren van een calamiteit ter plaatse is en met blussen kan beginnen om een grote calamiteit af te wenden. Een warme Bleve zal 20 minuten na aanstraling plaats vinden. Om een warme Bleve te voorkomen is binnen 15 minuten een goede inzet van de brandweer nodig. Wanneer niet binnen 15 minuten voldoende gekoeld of afgeschermd kan worden, is het ongewenst om brandweer personeel binnen een straal van 300 meter te laten komen.
Om een calamiteit vervolgens daadwerkelijk te bestrijden en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat de brandweer over voldoende en geschikte blusmiddelen beschikt. Ter voorkoming van een warme Bleve is de beschikbaarheid van een onbeperkte voorraad bluswater van essentieel belang om de tankwagen te kunnen koelen. In de omgevingsvergunning voor milieu is bepaald dat een speciale bluswatervoorziening aangebracht ten behoeve van de brandweer moet worden die als secundaire bluswatervoorziening geldt.
Bereikbaarheid en bluswatervoorziening
Het LPG-tankstation is van meerdere zijden bereikbaar. Ook de overige potentiële risicobronnen zijn van meerdere zijden bereikbaar. De bereikbaarheid is hiermee voldoende gewaarborgd.
Zelfredzaamheid
Algemeen
Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.
Hieronder is de zelfredzaamheid bij 2 mogelijke calamiteitscenario's, het vrijkomen van een giftige gaswolk en het ontstaan van een Bleve beschreven.
Giftige gaswolk
Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen.
Bleve
Bij een ongeval met een transport met brandbaar gas als LPG kan een Bleve ontstaan. Hierbij kan warmtestraling en een drukgolf ontstaan. Tegen de warmtestraling en de overdrukeffecten als gevolg van een Bleve zijn moeilijk maatregelen te nemen. De effecten van een Bleve kunnen merkbaar zijn tot een afstand van ca. 500 meter en in dat gebied tot schade aan gebouwen en tot doden en/of gewonden leidingen.
Het gebied binnen een straal van 150 meter is het 100% letaliteitgebied; geen van de aanwezigen binnen dit gebied (in de buitenlucht of in een gebouw) zal het incident overleven. De 1%-letaliteitsgrens ligt op ca. 300 meter.
Buiten een straal van 150 meter neemt het effect van een Bleve dusdanig af, dat mensen binnenshuis voldoende beschermd zijn, mits ze zich niet direct achter glas bevinden.
Bij een incident met een LPG tankwagen waarbij een Bleve ontstaat, is de vooraankondiging van een ongeval kort (warme Bleve) of zelfs niet aanwezig (koude Bleve). Vanwege de gevolgen van een Bleve moeten personen bij een calamiteit op de N231 waarbij een warme Bleve kan ontstaan het invloedsgebied van 150 meter zo snel mogelijk ontvluchten. Hierbij zijn een snelle en adequate alarmering van belang, maar ook de aanwezigheid van voldoende goede en geschikte vluchtroutes, waarover de aanwezigen zo snel mogelijk op een afstand van ten minste 150 meter van de risicobron kunnen vluchten.
Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen het 100% letaliteitgebied van het LPG-tankstation aan de Nieuwveenseweg 7.
Bij het ontstaan van een warme Bleve geldt dat deze eerst als zodanig herkend moet worden. Hierbij kunnen vele belangrijke minuten verloren gaan. Veelal zal pas na het arriveren van het eerste blus voertuig een warme Bleve worden herkend. De tijd is dan mogelijk te kort om en de mensen in de omgeving te alarmeren en om vervolgens te vluchten naar een veiliger omgeving.
Om het totaal aantal slachtoffers zo klein mogelijk te houden is het van belang om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen, dan wel zoveel mogelijk te beperken. Een warme Bleve kan voorkomen worden door de tankwagen zodanig te koelen dat deze niet door de hitte van de externe bron bezwijkt. Hiervoor is een snelle en adequate alarmering essentieel, evenals een snelle inzetbaarheid van de brandweer die de beschikking heeft over de juiste hulpmiddelen (zie ook 5.4 Rampenbestrijding). Ook het aanbrengen van een coating op de tank, die nu op de meeste tankwagens aangebracht is, leidt er toe dat meer tijd beschikbaar is om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen.
Verder is het van belang dat de aanwezige personen regelmatig goed worden geïnformeerd wat te doen bij een eventuele calamiteit. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. Niet in alle gevallen zal alarmering tijdig kunnen plaatsvinden. Bij een koude Bleve is hier helemaal geen tijd voor.
Nieuw kantoorgebouw
Het nieuwe kantoorgebouw aan de Nieuwveenseweg, dat met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, staat op 45 meter van de risicorelevante onderdelen van het LPG-tankstation. Het kantoorgebouw bevindt zich geheel binnen het invloedsgebied van het tankstation. Bij het ontwerp van het kantoorgebouw moet rekening gehouden worden met vluchtwegen en ontsnappingsmogelijkheden voor de aanwezige personen van het LPG-tankstation af gericht. Toetsing of het gebouw voldoende ontsnappingsmogelijkheden biedt vindt plaats in de procedures voor de bouwvergunning en gebruiksvergunning.
Echter, bij een calamiteit waarbij een Bleve ontstaat, is de vooraankondiging van een ongeval kort (warme Bleve) of zelfs niet aanwezig (koude Bleve). Niet in alle gevallen zal alarmering tijdig kunnen plaatsvinden. Dus ondanks een goede inrichting van het terrein en het gebouw en noodprocedures bestaat het risico dat bij een calamiteit het kantoorgebouw geheel bezwijkt, de aanwezigen komen te overlijden en de ambulancepost dus niet meer beschikbaar is voor hulpverlening.
Overige aspecten van invloed op zelfredzaamheid
De fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en omgeving van invloed op de zelfredzaamheid. Van personen die verminderd zelfredzaam zijn wordt verondersteld dat zij het gebied niet zelfstandig kunnen verlaten.
Binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation bevinden zich geen specifieke bestemmingen voor verminderd zelfredzamen. Dit maakt dat er van uitgegaan kan worden dat aanwezigen binnen deze gebieden bij een eventuele calamiteit zelf het invloedsgebied kunnen verlaten.
Om het vluchten mogelijk te maken is het ook van belang dat er korte, goed begaanbare routes zonder obstakels zijn die van de risicobronnen af gericht zijn. Wel moet voorkomen worden dat deze routes gelijk zijn aan de aanrijroutes van de hulpdiensten, of deze kruisen. Dit om belemmeringen voor beide partijen te voorkomen. Deze routes zijn in voldoende mate in het gebied aanwezig.
Communicatie
Bij een eventuele calamiteit is van belang dat aanwezige personen weten wat hen te doen staat. Hierbij speelt een goede risicocommunicatie een belangrijke rol. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel.
De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit.
Conclusie
Met de hierboven beschreven maatregelen wordt voldaan aan de voorwaarden van de Omgevingsvisie externe veiligheid Holland Rijnland.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect externe veiligheid ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
- 12. Bleve: 'Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion' (kokende vloeistof-gasexpansie-explosie). Dit is een soort explosie die kan voorkomen als een houder (tank) met een vloeistof onder druk openscheurt. Een Bleve kan voorkomen bij een houder die gevuld is met een stof die onder atmosferische omstandigheden een gas is maar onder druk een vloeistof is zoals LPG. De houder bevat dan een laag vloeistof met een laag gas erboven. Er wordt onderscheid gemaakt in een koude en een warme Bleve. Een koude Bleve ontstaat door het ineens vrijkomen van de gehele inhoud, bijvoorbeeld door een aanrijding en daarop- volgende ontsteking van het uitstomende gas. Bij een warme Bleve bezwijkt de tankauto door opwar- ming door een externe bron.
6.9.5 Conclusie externe veiligheid
Algemeen
Binnen het plangebied is m.n. het LPG-tankstation aan de Nieuwveenseweg 7 van belang. De overige aanwezige risicobronnen leiden slechts tot geringe risico's. Buiten het plangebied zijn geen risicobronnen die relevant zijn voor dit bestemmingsplan.
Hieronder zijn in het kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Nieuwkoop haar verantwoording kunnen baseren.
Plaatsgebonden risico
Binnen de plaatsgebonden risico contour PR=10-6 van het LPG-tankstation liggen geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen.
Hoogte groepsrisico
Het berekende groepsrisico vanwege het LPG-tankstation ligt in de toekomstige situatie (incl. nieuw kantoorgebouw aan de Nieuwveenseweg) op 0,137 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers bedraagt ongeveer 200. Het groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N231 ligt lager dan 0,01 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico.
Toetsing provinciaal beleid
De aanwezige risicobronnen N231 en LPG-tankstation zijn bestaande risicobronnen. Nieuwe risicobronnen zijn niet toegestaan. Het groepsrisico van het LPG-tankstation neemt toe vanwege de mogelijkheid tot vestiging van een kantoorgebouw op 45 meter van de risicorelevante onderdelen van het LPG-tankstation. Hierdoor is sprake van een verhoging van het groepsrisico tot 0,137 maal de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het groepsrisico vanwege de aanwezige risicobronnen ligt lager dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde.
De veiligheidsregio wordt nog verzocht om te adviseren over dit plan. Dit advies zal in het definitieve bestemmingsplan verwerkt worden. Hiermee wordt voldaan aan het provinciaal beleid.
Toetsing gemeentelijk beleid
In paragraaf 4.2.1 van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid zijn de volgende relevante uitgangspunten opgenomen:
- 1. geen nieuwe risicobronnen in woongebieden;
- 2. het groepsrisico is gemaximaliseerd op de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico;
- 3. woon en verblijfsgebouwen voor beperkt zelfredzame personen worden in woongebieden geplaatst en buiten de invloedsgebieden van activiteiten met gevaarlijke stoffen.
Er worden geen nieuwe risicobronnen in woongebieden mogelijk gemaakt. Het groepsrisico van de relevante risicobronnen is lager dan de oriëntatiewaarde. Er bevinden zich geen woon en verblijfsgebouwen voor beperkt zelfredzame personen binnen een invloedsgebied voor activiteiten met gevaarlijke stoffen.
Om te voldoen aan de voorwaarden van de gemeentelijke beleidsvisie externe veiligheid zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:
- in de regels een verbod opnemen voor de vestiging van een nieuw vuurwerkverkooppunt in een woongebied;
- het realiseren van voldoende vluchtmogelijkheden voor het nieuw te bouwen kantoorgebouw aan de Nieuwveenseweg nabij 7;
- het aanbrengen van een secundaire bluswatervoorziening nabij het LPG-tankstation aan de Nieuwveenseweg;
- goede en regelmatige informatie en communicatie over wat te doen bij een calamiteit.
Er wordt voldaan aan de gemeentelijke beleidsvisie.
6.9.6 Conclusie
De risico's van de in het plangebied aanwezige risicobronnen zijn verantwoord.
6.10 Ecologie
6.10.1 Wettelijk kader
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden getoetst aan de natuurbeschermingswetgeving. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (o.a. Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet). Met deze wetten zijn de Europese Vogelrichtlijn en de Europese Habitatrichtlijn verankerd in de nationale wetgeving.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet). Deze wet beschermt Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en wetlands. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Daarnaast moeten activiteiten ook getoetst worden aan het EHS- (Ecologische Hoofdstructuur) en weidevogelbeleid.
Natura 2000
Voor het uitvoeren van projecten en handelingen die negatieve effecten kunnen hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van een Natura 2000-gebieden en die niet nodig zijn voor het beheer van het Natura 2000-gebied, is een vergunning nodig. Het bevoegd gezag hiervoor zijn Gedeputeerde Staten, tenzij de Nbwet-procedure aanhaakt bij de omgevingsvergunning. In dat geval zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag, maar is er een verklaring van geen bedenkingen van GS nodig.
Instandhoudingsdoelstellingen beschrijven de doelen voor natuurlijke habitats of populaties van de in het wild levende dier- en plantensoorten om een gunstige staat van instandhouding te waarborgen.
Bij besluiten om een plan (bijvoorbeeld een bestemmingsplan) vast te stellen moet op grond van artikel 19j van de Natuurbeschermingswet rekening worden gehouden met de effecten op Natura 2000-gebieden en het beheerplan. Ook activiteiten buiten het Natura 2000-gebied zelf kunnen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied hebben. Dit wordt 'externe werking' genoemd.
Van negatieve effecten is sprake als, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, een habitattype verslechtert of soorten significant worden verstoord. Deze bescherming geldt alleen voor de habitattypen en soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Projecten en handelingen die de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied aantasten zijn in ieder geval vergunningplichtig.
Beschermde Natuurmonumenten
Bij de aanwijzing van Natura 2000-gebieden is het mogelijk dat (delen van) Beschermde Natuurmonumenten binnen de grenzen van het Natura 2000-gebied vallen. Indien dit het geval is, worden over het algemeen de waarden, uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument, verwerkt in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied. Als niet alle waarden van een Beschermd Natuurmonument zijn opgenomen in de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied, dient er ook toetsing plaats te vinden aan de hand van de waarden uit het aanwijzingsbesluit van het Beschermde Natuurmonument.
Ecologische Hoofdstructuur
Het voormalige ministerie van LNV heeft in 1990 de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) geïntroduceerd. De EHS bestaat uit een netwerk van natuurgebieden. Het doel van de EHS is de instandhouding en ontwikkeling van deze natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. De EHS wordt beschermd via regelgeving onder de Wet ruimtelijke ordening.
Het in de Nota Ruimte vastgelegde rijksbeleid ten aanzien van de begrenzing en de bescherming van de EHS, is vertaald in regelgeving in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, dat per provincie is uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening.
Gemeenten dienen het in deze verordeningen vastgelegde beschermingsregime voor EHS te verankeren in bestemmingsplannen en ook de naleving daarvan te borgen bij het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken van ruimtelijke regels. De bescherming van EHS-gebieden is alleen van toepassing op projecten, plannen en handelingen binnen de EHS.
Een gebied kan tegelijk een Natura 2000-gebied zijn en onderdeel zijn van de EHS. Als er sprake zou zijn van tegenstrijdige vereisten, dan is het Natura 2000-beschermingsregime leidend. De specifieke waarden en kwaliteiten van een EHS bepalen of ruimtelijke initiatieven doorgang kunnen vinden. Iedere provincie heeft deze voorwaarden in een zogeheten compensatiebeginsel 'vastgelegd'. Over het algemeen geldt dat er geen bestemmingswijzigingen mogelijk zijn als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Om te kunnen bepalen of de wezenlijke kenmerken en waarden van een gebied significant worden aangetast, moet het bevoegd gezag (de gemeente) erop toezien dat hiernaar in het geval van een bestemmingsplanwijziging door de initiatiefnemer onderzoek wordt verricht.
Weidevogelgebied
In de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland is ook de bescherming van belangrijke provinciale weidevogelgebieden vastgelegd. Voor ruimtelijke ontwikkelingen in de weidevogelgebieden geldt (net zoals bij de EHS-gebieden) het 'nee, tenzij-principe': er zijn geen bestemmingswijzigingen mogelijk als daardoor de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang. Als dat het geval is en de ruimtelijke ontwikkeling mag plaatsvinden, dan geldt dat er compensatie toegepast moet worden. Voor weidevogelgebieden in Zuid-Holland geldt hiervoor het provinciale compensatiebeginsel van 1997.
Soortenbescherming
Soortenbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet (hierna: Ffw) beschermt alle in het wild levende soorten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. De beschermde diersoorten (vogels, vissen, zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten, ongewervelden, et cetera) en ongeveer 100 plantensoorten zijn te vinden in tabellen, die deel uitmaken van de Ffw. Daarnaast zijn alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen beschermd tijdens de broedperiode en zijn van een aantal soorten de vaste rust- en verblijfplaatsen en functionele omgeving jaarrond beschermd.
Het uitgangspunt van de Ffw is dat alles wat schadelijk is voor beschermde soorten verboden is, zoals bijvoorbeeld het verstoren, verontrusten, doden, vangen, plukken, vernielen, verwonden van soorten of het wegnemen, vernielen of verstoren van hun verblijfplaats. Van het verbod kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden afgeweken. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Ffw noodzakelijk. Activiteiten waarbij de verbodsbepalingen overtreden worden, dienen voorkomen te worden, bijvoorbeeld door het treffen van mitigerende maatregelen. Indien dit niet mogelijk is, dan is het uitvoeren van een dergelijke activiteit alléén toegestaan met een ontheffing van het Ministerie van EZ. Een mitigatieplan of ontheffing dient in het bezit te zijn voorafgaand aan de start van de uitvoeringsfase.
Naast de verbodsbepalingen staat in de Ffw dat voor alle in het wild levende planten- en diersoorten de zogenaamde zorgplicht geldt. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk voorkomen moeten worden. De zorgplicht geldt voor iedereen en voor alle planten en dieren, beschermd of niet. Bij beschermde planten of dieren geldt de zorgplicht ook als er een ontheffing of vrijstelling is verleend.
6.10.2 Plangebied
Ten zuiden van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck'. Enkele (water)percelen aan de zuidkant van het plangebied maken onderdeel uit van het plangebied en liggen in het Natura 2000-gebied. Dit gebied maakt tevens onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland. In figuur 11 is het plangebied omkaderd.
Figuur 11a. Ligging plangebied ten opzichte van Nieuwkoopse plassen & De Haeck (bron: Google ©, ministerie van LNV)
Het plangebied is niet gelegen in de het Natura 2000-gebied 'Nieuwkoopse Plassen & De Haeck', maar de zuidzijde van het plangebied grenst hier wel aan.
In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur weergegeven.
Figuur 11b Ligging plangebied ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur
Feitelijk grenst de gehele zuidzijde van het plangebied van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' dus aan de Ecologische Hoofdstructuur. Enkele (water)percelen aan de zuidkant van het plangebied maken onderdeel uit van het plangebied en liggen in de Ecologische Hoofdstructuur. De provinciale Verordening geeft aan dat de gronden behorende tot de Ecologische Hoofdstructuur een bestemming moeten krijgen die de natuurfunctie rechtstreeks mogelijk maakt en beschermt tegen aantastingen van de wezenlijke kenmerken en waarden. Om die reden is er gekozen voor de bestemming 'Water-Plassengebied', daar waar de Ecologische Hoofdstructuur binnen het bestemmingsplangebied van 'Kern Nieuwkoop' ligt.
Figuur 11c Ligging plangebied ten opzichte van belangrijk weidevogelgebied
Het gehele bestemmingsplangebied grenst op diverse locaties aan het weidevogelgebied, maar het plangebied ligt niet in het weidevogelgebied.
6.10.3 Ontwikkelingen
In dit bestemmingsplan zijn de onderstaande ontwikkelingen relevant voor ecologie. Geen van de ontwikkellocaties is gelegen in het provinciaal weidevogelgebied of de ecologische hoofdstructuur, zodat deze gebieden geen planologische belemmering vormen. Toetsing aan de natuurbeschermingswet is per initiatief hieronder beschreven. De toetsing aan de Flora- en faunawet wordt voor alle ontwikkelingen beschreven in paragraaf 6.10.4.
Dorpsstraat 63
In het bestemmingsplan wordt de bouw van 7 extra woning mogelijk gemaakt. Op het te bebouwen perceel zal één woning verdwijnen, alsmede een meubelbedrijf 'Garant meubel'. Uit de goede ruimtelijke onderbouwing van juni 2012, opgesteld door Buro, blijkt dat de verkeersintensiteit van dit initiatief licht zal afnemen door het verdwijnen van vervoerbewegingen als gevolg van het meubelbedrijf. De ontwikkeling heeft daarom geen invloed op het Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 29
De huidige agrarische bestemming zal in het nieuwe bestemmingsplan worden gewijzigd in de bestemming wonen en bedrijven categorie 1. Er wordt een caravanstalling gerealiseerd voor ongeveer 30 caravans. Omdat de agrarische activiteiten veranderen in lichte bedrijfsactiviteiten, heeft deze ontwikkeling geen invloed op het nabijgelegen Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 39a
Uit de ruimtelijke onderbouwing van februari 2012 behorend bij deze ontwikkeling blijkt dat op dit perceel diverse ontwikkelingen via de voormalige artikel 19-procedure zijn gereguleerd. De wijziging in dit bestemmingsplan betreft een verruiming van het gebruik van de sporthal. Het betreft het organiseren van sportlessen voor scholieren in de daluren van het sportcentrum, sportlessen voor basisschoolleerlingen na schooltijd, tenniskampen voor jeugdgroepen, en een verruiming van horecacategorie 1 naar 2, zodat de horecavoorziening kan worden geëxploiteerd als sportbar. Een partycentrum wordt niet toegestaan, omdat daarvoor horecacategorie 3 noodzakelijk is.
Omdat slechts incidenteel (maximaal 12 keer per jaar) sprake is van een evenement met enige verkeersaantrekkende werking, en vanwege een afstand van ruim 1 kilometer tot het Natura 2000-gebied, is deze ontwikkeling niet van invloed op het nabijgelegen Natura 2000-gebied.
Nieuwveenseweg 7
Op dit adres wordt de bestemming wonen en bedrijven categorie 3.1 gewijzigd in de bestemming kantoor/showroom. Aangezien de ontwikkeling op ongeveer 400 meter afstand ligt van de Nieuwkoopse Plassen & De Haeck, heeft deze geen significante invloed op het Natura 2000-gebied.
Buytewech-Oost
Op deze locatie wordt een nieuwe woninglocatie ontwikkeld voor maximaal 189 woningen. Het gebied ligt ten noorden van de provinciale weg N231 en de woningen worden geprojecteerd rondom een bestaand scholencomplex.
Voor deze locatie is een 'Beoordeling beschermde soorten Buytewech-Oost, Nieuwkoop' opgesteld. Uit dit rapport blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect zal hebben op beschermde natuurgebieden in de omgeving.
Lindelaan 2
Voor deze locatie worden hoogtematen voor het scholencomplex in het bestemmingsplan gewijzigd, zodat een extra bouwlaag gerealiseerd kan worden. Deze ontwikkeling is niet van invloed op het Natura 2000-gebied.
Overige ontwikkelingen
De ontwikkelingen aan de Dorpsstraat 15-17, Dorpsstraat tussen 102-110, Nieuwveenseweg 25b, Zuideinde 123-139, Zuideinde 91-93 worden mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft het omzetten van agrarische bestemmingen en bedrijfsbestemmingen categorie 2 naar de bestemming wonen. Deze plannen zijn op dit moment nog onvoldoende uitgekristalliseerd. Het mogelijk maken van de ontwikkeling kan plaatsvinden door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid. Ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid zullen nog separate ruimtelijke onderbouwingen worden opgesteld.
6.10.4 Flora en Fauna
Voor alle plant- en diersoorten geldt de algemene zorgplicht die is opgenomen in artikel 2 van de Flora en faunawet (Ffwet). Deze bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora en/of fauna kan hebben, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken.
Dorpsstraat 63
Er is in mei 2011 door Watersnip advies een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van Dorpsstraat 63, mits de maatregelen die in het onderzoek zijn vermeld uitgevoerd worden.
Nieuwveenseweg 7
Voor de ontwikkeling is een flora- en faunaonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 7). Op grond van het onderzoek en een verkregen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de ontwikkeling van Nieuwveenseweg 7.
Buytewech-Oost
Voor de ontwikkeling Buytewech-Oost is een flora- en fauna quickscan uitgevoerd in het kader van de ruimtelijke onderbouwing die in 2007 is opgesteld. Op grond van het onderzoek en een verkregen ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet wordt geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor Buytewech-Oost.
Overige ontwikkelingen
Bij de ontwikkelingen aan de Nieuwveenseweg 29 en 39a wijzigt alleen het gebruik. Omdat er geen fysieke ingrepen plaatsvinden, zijn effecten op de flora en fauna niet aanwezig.
Bij alle overige ontwikkelingen waarbij in een meer of mindere mate sloop-, rooi-, demp- en bouwactiviteiten plaatsvinden, moet - voor zover er nog geen onderzoek heeft plaatsgevonden - rekening worden gehouden de verplichtingen uit de Ffwet. Wanneer de onderstaande maatregelen getroffen worden, wordt overtreding van de Ffwet voorkomen.
Werkzaamheden algemeen
Bij de werkzaamheden kunnen broedende algemene vogelsoorten verstoord worden. Als buiten het broedseizoen gewerkt wordt, zijn er voor deze vogelsoorten geen negatieve gevolgen. Het broedseizoen verschilt per soort. Globaal moet rekening gehouden worden met de periode februari tot en met augustus. In gebruik zijnde nesten zijn altijd beschermd, ook buiten deze periode.
Geef amfibieën en grondgebonden zoogdieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, gelegenheid te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
Slopen
Nog niet alle plannen zijn volledig uitgekristalliseerd. Indien blijkt dat er toch sloopwerkzaamheden plaatsvinden, moet vooraf onderzoek gedaan worden door een deskundige naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vogels en vleermuizen.
Rooien
Indien vegetatie verwijderd wordt, dient dit bij voorkeur buiten het broedseizoen van vogels te gebeuren, zodat overtreding van de Ffwet wordt voorkomen. Daarbij is het van belang dat de Ffwet geen standaard periode hanteert voor het broedseizoen. Van belang is of een nest bewoond is. Indien een bewoond nest wordt aangetroffen, mogen er geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het nest verstoren. Voor aanvang van werkzaamheden tijdens het broedseizoen dient een terzake kundige een inspectie uit te voeren ten aanzien van eventuele broedende vogels.
Dempen van water
Demp de slootdelen als de watertemperatuur beneden de 25 graden is, de luchttemperatuur boven het vriespunt is en er geen ijs op het water aanwezig is. Werk naar een open einde toe zodat vissen de gelegenheid hebben te vluchten.
Bouwen
Het is echter mogelijk dat het plangebied bij de graaf- en grondwerkzaamheden wordt gekoloniseerd door de rugstreeppad, omdat kaal terrein, tijdelijke depots en/of ontwateringsgreppels een aantrekkende werking hebben op deze soort. Om te voorkomen dat rugstreeppadden het plangebied koloniseren tijdens de werkzaamheden zijn de onderstaande maatregelen nodig. Hiermee kan overtreding van verbodsbepalingen van de Ffwet worden voorkomen:
- Plaats voorafgaand aan de werkzaamheden schermen rondom het plangebied van glad landbouwplastic van 50 centimeter hoog en minimaal 10 centimeter ingegraven in de grond. Controleer dit regelmatig op kieren en op overhangende vegetatie. In de praktijk is een 100% afscherming moeilijk te realiseren omdat meestal toegangswegen voor bouwverkeer aanwezig zijn die nauwelijks af te schermen zijn. Daarom gelden daarnaast de volgende maatregelen:
- Voer de (grond)werkzaamheden zoveel mogelijk aansluitend uit. Het zoveel mogelijk aaneengesloten uitvoeren van grondwerkzaamheden helpt om kolonisatie te voorkomen;
- Vooral in de periode mei-juli is het van belang ervoor te zorgen dat geen geschikt voortplantingshabitat ontstaat (kuilen & bandensporen met water, ondiepe zonbeschenen plassen etc.);
- Gebruik rijplaten om bandensporen/kuilen te voorkomen.
6.10.5 Conclusie
Voor het overgrote deel is het bestemmingsplan conserverend van aard. Dit betekent dat voor die gronden die conserverend zijn bestemd er geen ingrepen te verwachten zijn die van invloed zijn op flora en fauna. Ook ten aanzien van de ontwikkelingen Buytewech-Oost en Nieuwveenseweg 7 zijn er geen belemmeringen.
Het Natura 2000-gebied wordt beschermd door daar waar nodig de bestemming 'Water-Plassengebied' te hanteren.
6.11 Duurzaamheid
Milieubeleidsplan 2003-2010 en Duurzaamheidsagenda 2010-2014
Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Nieuwkoop is vastgelegd in het Milieubeleidsplan en de Milieuagenda. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden-)bouw, alsook voor het klimaat en energiebesparing.
De werkingsduur van het Milieubeleidsplan liep in 2010 af. Voor de nieuwe collegeperiode 2010-2014 wordt per gemeente een duurzaamheidsagenda opgesteld.
Uitwerking regionaal beleid
Duurzame stedelijke ontwikkeling
De gemeente Nieuwkoop vindt het duurzaam ontwikkelen van het stedelijke gebied belangrijk. De gemeente Nieuwkoop streeft er naar bij elke ruimtelijke ontwikkeling de schade aan het milieu en de menselijke gezondheid op korte en lange termijn zoveel mogelijk te beperken. Zij wil daarmee de kwaliteit en duurzaamheid van de stedelijke ontwikkeling op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
Duurzame stedenbouw
Duurzame stedenbouw is vooral het inspelen op de kansen van de nieuwe bouwlocatie. Juist door in een vroegtijdig stadium aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie kan er voor gezorgd worden dat een aantrekkelijke woon- en voorzieningenomgeving ontstaat. De gemeente Nieuwkoop hanteert hiertoe het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). In het RBDS staat het beleid van de gemeente Nieuwkoop voor duurzame stedenbouw. Dit instrument is bedoeld om de milieuambities en andere duurzaamheidaspecten een volwaardige plaats te geven in de ontwikkeling van ruimtelijke plannen voor gebieden groter dan 1 hectare. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd als 'People, Planet, Profit' (PPP). Dit betekent dat naast ambities op het gebied van milieu ook maatschappelijke/sociale en economische ambities een plek hebben gekregen in het beleid. Een ambitietabel maakt deel uit van het RBDS. Voor (her) te ontwikkelen gebieden groter dan 1 hectare wordt een ambitietabel ingevuld. Zie ook www.odwh.nl/rbds.
DuBoPlus-Richtlijn
De gemeente Nieuwkoop hanteert als uitgangspunt bij bouwprojecten (woningbouw, utiliteitsbouw en de grond-, wegen waterbouw voor zowel nieuwbouw als renovatie) de Regionale DuBoPlus Richtlijn 2008 als duurzaam bouwen-maatlat. De nagestreefde kwaliteit en duurzaamheid van het project kunnen op basis van een overeenkomst tussen de gemeente en de ontwikkelaar geborgd te worden.
Voor de woningen utiliteitsbouw worden de duurzame prestaties berekend met het instrument de GPR-Gebouw13 en de resultaten gepresenteerd in een schoolcijfer (1 -10). Een 7 is de regionale norm. De ontwikkelaar informeert de gemeente met een GPR-Gebouw berekening (meest recente versie) of gelijkwaardig of aan de regionale ambitie wordt voldaan. Hiertoe ontvangt de ontwikkelaar van de gemeente een gratis sublicentie GPR-Gebouw.
Voor de grond-, wegen waterbouw geldt een maatregelenchecklist met vaste(altijd doen) en keuzemaatregelen. Aan de hand van deze maatregelenchecklist wordt de projectambitie samengesteld, geconcretiseerd en getoetst (zie ook www.odwh.nl/dubo).
Klimaatprogramma
In 2008 heeft de gemeente Nieuwkoop in samenwerking met de Omgevingsdienst West-Holland het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland en Rijnstreek vastgesteld.
Voor het Klimaatprogramma Holland Rijnland en Rijnstreek wordt de klimaatambitie van het kabinet als uitgangspunt genomen. In een CO2-kansenkaart is berekend dat de kabinetsambitie een concrete CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent.
Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de volgende doelgroepen: 'Woningen'; 'Bedrijven'; 'Duurzame energieproductie'; 'Bouwers en projectontwikkelaars' en 'Mobiliteit' (zie ook de website van de Omgevingsdienst voor meer informatie).
- 13. GPR Gebouw is een hulpmiddel bij het toetsen van dubo-ambities. Het is een praktisch programma om de plankwaliteit en milieubelasting van een project in samenhang te optimaliseren. Het programma GPR Gebouw zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit, toe- komstwaarde en de gebruikelijke aspecten van duurzaamheid
Hoofdstuk 7 Cultuurhistorie En Archeologie
7.1 Inleiding
In 1992 werd in Valetta door de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen het 'Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed', beter bekend onder de naam 'Verdrag van Malta', ondertekend. De wet tot goedkeuring van het verdrag is aangenomen door het Nederlandse parlement en op 9 april 1998 in het Staatsblad gepubliceerd. Na enkele malen uitstel is het wetsvoorstel in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. De nieuwe wet heeft zijn beslag gekregen via een wijziging van de Monumentenwet 1988, aanpassingen in de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en enkele andere wetten.
Met de nieuwe Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het nieuwe beleid is ook het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), moet onderzocht worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden (dat kan bijvoorbeeld door booronderzoek of sleuvenonderzoek beide na een gedegen bureauonderzoek).
Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan moet de initiatiefnemer van het werk de kosten die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats dragen. Met de introductie van de nieuwe wet zijn de kerntaken en bestuurlijke verantwoordelijkheden van gemeenten veranderd. Eén van de belangrijkste consequenties is dat gemeenten een centrale rol is toegekend in de bescherming van archeologisch erfgoed. In de wet is bepaald dat gemeenten door inzet van een planologisch instrumentarium het archeologisch belang moeten waarborgen. Bescherming van het archeologisch erfgoed kan onder meer vorm krijgen door in bestemmingsplannen regels ter bescherming van bekende en te verwachten archeologische waarden op te nemen.
Provinciaal beleid
Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het Rijksbeleid en de WAMZ, op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen. Bij het opstellen van een ruimtelijk plan moet onderzoek worden gedaan naar de aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied. Het provinciale beleid aangaande archeologie staat vermeld in het Streekplan Zuid-Holland West.
Gemeentelijk beleid
Gemeente Nieuwkoop heeft haar archeologisch beleid verwerkt in de "Erfgoedverordening 2010". Hierin wordt aangesloten bij de Provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS). Deze provinciale nota is ingesteld om inzicht te verschaffen in de cultuurhistorische waarden die in de regio kunnen worden aangetroffen. De waardering is opgebouwd uit archeologische, historisch landschappelijke en historisch (steden)bouwkundige elementen en structuur. Wat betreft de archeologische verwachtingswaarde is onderscheid gemaakt in een viertal gebieden, te weten:
- Gebieden met een zeer grote kans op archeologische sporen (stads- of dorpskern);
- Gebieden met een zeer grote kans op archeologische sporen;
- Gebieden met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen;
- Gebieden met een kleine kans op archeologische sporen.
Naast gebieden met een archeologische verwachtingswaarde, wordt er ook onder scheid gemaakt in archeologische monumenten van hoge waarde, zeer hoge waarde en beschermde monumenten. Deze laatste drie komen niet voor in het plangebied. Het vaststellen van de archeologische waarde vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Voor zover deze stappen gevolgd moeten worden, dienen deze in dat rapport opgenomen te worden met vermelding van de resultaten. Teneinde onnodige procedures te vermijden wordt initiatiefnemer verzocht vooraf contact op te nemen met de afdeling archeologie van Omgevingsdienst West-Holland. Uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek is in Nederland voorbehouden aan daarvoor vergunninghoudende bedrijven of instanties.
7.2 Plangebied
Archeologie in relatie tot het bestemmingsplan
Op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland is de archeologische verwachtingswaarde aangegeven. De onderstaande afbeelding op de pagina geeft de verwachtingswaarde weer ter plaatse van het plangebied.
Archeologie in relatie tot het bestemmingsplan
Uit de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er gebieden zijn in de kern Nieuwkoop waar in bepaalde mate kans is op archeologische sporen. Het lint Dorpsstraat is voor een deel aangemerkt als een gebied met een zeer grote kans op archeologische sporen. Verder zijn er delen waar een kleine kans is op archeologische sporen. Tot slot geldt op enkele locaties een redelijke tot grote kans op archeologische sporen.
Figuur 12 Cultuurhistorische waardenkaart provincie Zuid-Holland
7.2.1 Ontwikkelingen
Buytewech-Oost
In het kader van de ruimtelijke onderbouwing die in 2007 is opgesteld is advies gevraagd aan de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Deze instantie heeft laten weten dat er geen belemmeringen zijn voor Buytewech-Oost.
Nieuwveenseweg 7
De ontwikkeling van een nieuw kantoorpand staat voorzien op de locatie naast Nieuwveenseweg 7. Deze ontwikkeling ligt in een gebied met een redelijke tot grote kans op archeologische sporen. Voordat de ontwikkeling plaats gaat vinden zal er een archeologisch (bureau) onderzoek worden uitgevoerd om inzichtelijk te maken wat de archeologische waarden op de plek van de ontwikkeling zijn.
Overige ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect archeologie ingegaan. In de bijlagen 2 tot en met 5 zijn deze GRO's opgenomen.
7.2.2 Conclusie
Het overgrote deel van het plangebied is conserverend van aard. Voor die gronden hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.
Voor de bescherming van archeologische sporen is het beleid van de provincie Zuid-Holland dat er bij de voorbereiding van verstorende plannen (ontwikkelingen) verplicht verkennend archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd. Dit is nodig bij de gebieden (binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop') met een 'kleine kans', 'redelijke tot grote kans' en 'zeer grote kans' op archeologische sporen (zie figuur 11). Deze gebieden krijgen elk een dubbelbestemming archeologie. In totaal zijn er dus drie dubbelbestemmingen archeologie
7.3 Beeldkwaliteit
Vanwege de ligging van het plangebied 'Kern Nieuwkoop' in het Groene Hart moet het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsparagraaf omvatten. Deze paragraaf doet uitspraken over de kwaliteit van de gebouwde omgeving en openbare ruimte.
Er wordt onderscheid gemaakt naar het bovenland, waar een samenhang met de 'Cultuurwaarden-, potentie- en verstoringenkaart' bestaat, de naoorlogse woonwijken in het dorp Nieuwkoop, waar een licht regime heerst dat gericht is op de openbare ruimte, tenzij voor een bepaald deelgebied een apart beeldkwaliteitsplan is vastgesteld.
Voor de locatie Buytewech-Oost is een apart beeldkwaliteitsplan toegepast. Dit plan is integraal terug te vinden in de bijlage 1. Om de bereikte beeldkwaliteit te behouden zal het kader van toepassing blijven bij aanvragen tot verandering.
Het vastgestelde regionale Landschapsontwikkelingsplan stelt het volgende: 'De meeste woonwijken grenzen met een vrij strakke rand aan de polder. Wanneer zij in hun vormgeving bepaalde regelmaat vertonen, een terughoudend kleurgebruik hebben en met groen begeleid worden ontstaat er in het algemeen een prettige overgang van de bebouwing naar het buitengebied. De nieuwbouwwijken vallen het meest op door hun meer uitgesproken vormgeving en meer gebruik van witte kleuraccenten. Bovendien moet hier vaak de begeleidende beplanting nog groeien. Als overgang naar het landschap is meer groen gewenst en/of een soberder kleurgebruik'.
Aan de noordzijde van Nieuwkoop hebben de bedrijventerreinen en losse bedrijven zich ontwikkeld aan weerszijden van de Nieuwveenseweg. Zij vallen met hun lichte grote wanden zeer op in het open landschap. Een sober kleurgebruik met een brede beplanting van circa 20 meter breedte is hier wenselijk om vanuit het open landschap deze stedelijke ontwikkelingen in te passen in het landschapsbeeld.
Hoofdstuk 8 Economische Uitvoerbaarheid
8.1 Inleiding
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting waarin de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan staan. Er wordt eerst ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
8.2 Economische Uitvoerbaarheid
8.2.1 Financieel economische haalbaarheid
Conserverend deel van het bestemmingsplan
Het voorliggende bestemmingsplan heeft als gezegd voornamelijk een conserverend karakter. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van dit deel van het bestemmingsplan is gebleken dat er enkel kosten optreden verband houdende met het opstellen van het conserverende deel van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten voor het conserverende gedeelte en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt.
Bij recht toegestane ontwikkelingen
In de GRO's die zijn opgesteld voor de ontwikkelingen die in paragraaf 2.3.1. worden genoemd, wordt op het aspect financieel economische uitvoerbaarheid ingegaan. Dit betreffen de GRO's die als bijlage 2, 3, 4 en 5 zijn opgenomen. Hieruit blijkt dat de kosten geheel voor rekening komen van de desbetreffende initiatiefnemers.
Voor het project Buytwech-Oost geldt dat dit een gemeentelijk nieuwbouwproject is. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. De gemeente heeft een eigen grondexploitatie, waaruit blijkt dat de ontwikkeling economisch haalbaar is.
8.2.2 Kostenverhaal
Om gemaakte kosten te verhalen moet de gemeenteraad ingevolge artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vaststellen voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen dat als bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 van de Wro wordt aangewezen een bouwplan voor:
- a. de bouw van een of meer woningen;
- b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
- c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m² bruto-vloeroppervlakte of met een of meer woningen;
- d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m² bruto-vloeroppervlakte bedraagt;
- f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m² brutovloeroppervlakte.
Conserverend deel van het bestemmingsplan
Voor de gebieden van het voorliggende bestemmingsplan die niet voorzien in nieuwe ontwikkelingen geldt logischerwijs dat er geen nieuwe bouwplannen ontwikkeld worden als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Het vaststellen van een exploitatieplan voor die gebieden is daarom niet noodzakelijk.
Bij recht toegestane ontwikkelingen
Voor de particuliere initiatieven die met het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' mogelijk worden gemaakt (dit zijn alle ontwikkelingen behalve Buytewech-Oost) zal de gemeente met alle ontwikkelende partijen een (anterieure) exploitatieovereenkomst afsluiten. Hierin wordt het verhaal van kosten gewaarborgd. Hiermee is het verhaal van kosten anderszins verzekerd. Deze overeenkomsten zullen in ieder geval voor vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' zijn afgesloten. Dit houdt in dat het opstellen van een exploitatieplan dan niet meer noodzakelijk is.
Voor de ontwikkeling Buytewech-Oost geldt zoals gezegd dat de gronden in eigendom van de gemeente zijn. De kosten die de gemeente met dit plan heeft gemaakt (planvormingskosten, projectgebonden kosten) zullen middels de opbrengsten uit de uitgifteprijs van de gronden worden verhaald. Op grond van artikel 6.12, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening behoeft voor dit project geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De gemeentelijke kosten zijn anderszins verzekerd, middels de gronduitgifteprijs.
Hoofdstuk 9 Inspraak En Vooroverleg
9.1 Inleiding
Het voorontwerpbestemmingsplan is ter beoordeling naar verschillende instanties gestuurd (vooroverleg). Ook heeft het plan ter inzage gelegen. In de volgende paragrafen wordt hier verslag van gedaan.
9.2 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 Bro geeft aan dat Burgemeester en Wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg met de besturen van bij het plan betrokken waterschappen. Waar nodig, moet overleg worden gevoerd met besturen van andere gemeenten, provinciale diensten, de inspecteur van de ruimtelijke ordening en andere instanties die belast zijn met de behartiging van belangen die met het plan zijn gemoeid. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd en hebben 6 weken de tijd gekregen om hun reactie in te dienen.
Er hebben drie instanties gereageerd. Hun reacties en de beantwoording daarvan zijn in bijlage 8 'Nota van beantwoording vooroverleg en inspraak' opgenomen.
9.3 Inspraak
Het college van Burgemeester en Wethouders heeft het bestemmingsplan 'Kern Nieuwkoop' van 15 september 2011 tot 27 oktober 2011 als voorontwerp ter visie gelegd. Er zijn in die periode meerdere inspraakreacties binnengekomen. De samenvatting en beantwoording daarvan zijn opgenomen in bijlage 8 'Nota van beantwoording vooroverleg en inspraak'.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Horecabedrijven
Bijlage 2 Lijst van Horecabedrijven
Bijlage 3 Dakkapel En Dakopbouw
Bijlage 3 Dakkapel en dakopbouw
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Buytewech
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Buytewech
Bijlage 2 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Dorpsstraat 15-17
Bijlage 2 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Dorpsstraat 15-17
Bijlage 3 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Dorpsstraat 63
Bijlage 3 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Dorpsstraat 63
Bijlage 4 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 29
Bijlage 4 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 29
Bijlage 5 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 39a
Bijlage 5 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 39a
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai Buytewech
Bijlage 6 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Buytewech
Bijlage 7 Flora En Fauna Nieuwveenseweg 7
Bijlage 7 Flora en fauna Nieuwveenseweg 7
Bijlage 8 Verslag Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 8 Verslag inspraak en vooroverleg
Bijlage 9 Vormvrije M.e.r. Beoordeling Bp Kern Nieuwkoop
Bijlage 9 Vormvrije m.e.r. beoordeling bp Kern Nieuwkoop
Bijlage 10 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 25b
Bijlage 10 Goede Ruimtelijke Onderbouwing Nieuwveenseweg 25b