De Verwondering
Bestemmingsplan - Gemeente Nieuwkoop
Vastgesteld op 25-04-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan De Verwondering met identificatienummer NL.IMRO.0569.bpNWVverwondering- van de gemeente Nieuwkoop.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels, als vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0569.bpNWVverwondering-va01".
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, waaronder appartementen.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.9 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
1.11 beeldkwaliteitplan:
geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1.
1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.13 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.14 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.15 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.16 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.19 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 congrescentrum:
en gebouw, bestaande uit congres-, conferentie- en/of vergaderruimten, dan wel daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen voorzieningen, bedoeld voor het houden van bijeenkomsten en/of evenementen.
1.24 dakkapel:
alle door wanden omsloten en voor mensen toegankelijke bouwwerken die op een dakschild worden gebouwd die voldoen aan de criteria benoemd in de bouwregels.
1.25 doeleinden van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).
1.26 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 gedeeltelijk vernieuwen:
het op onderdelen vernieuwen of aanpassen van een bouwwerk, zonder dat deze wordt vergroot of in fasen geheel wordt afgebroken en herbouwd.
1.29 gestapelde woning:
Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
1.30 geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.31 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.
1.32 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.33 kamerbewoning:
het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte.
1.34 kunstwerken:
Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.
1.35 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
1.36 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.37 mantelzorg:
niet afdwingbare zorg die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (familie)relatie wordt gegeven.
1.38 mantelzorgwoning:
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
1.39 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.40 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.41 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal een eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
1.42 peil:
- a. Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b. Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
- c. Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
- d. In andere gevallen: het door B&W vast te stellen peil.
1.43 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.44 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.45 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.46 steiger:
Een bouwwerk, staande op eigen fundatie of gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt boven land dan wel boven water en dat gaat dienen voor een of meer hierna genoemde doelen om:
- a. een pleziervaartuig of woonschip aan te leggen
- b. als opstapplaats voor een (plezier)vaartuig of woonschip;
- c. als terrasuitbreiding.
1.47 twee-aan-een gebouwde woning:
blokken van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben.
1.48 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.49 voorgevel:
de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
1.50 voorgevelrooilijn:
De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel.
1.51 webwinkel:
Detailhandel zonder showroom, waarvan de handel via internet verloopt. Opslag is niet toegestaan. Er is hier geen sprake van het ter plaatse afhalen van een product dat via internet is besteld (en betaald). Het product wordt via de post aan de koper verzonden.
1.52 welness:
bedrijven en instellingen die zich richten op het aanbieden van diensten op het gebied van beauty, voeding en verzorging, massage, sauna en thermen.
1.53 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
1.54 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.55 zelfstandige woonruimte:
woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.9 vloeroppervlakte:
De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.
2.10 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. land- en tuinbouw op open grond;
met de daarbij behorende:
- b. water- en groenvoorzieningen;
- c. wegen en paden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
Op de gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting
- d. prostitutie;
- e. growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van groenvoorzieningen;
- b. wandel- en fietspaden;
- c. speelplaatsen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. voorzieningen van algemeen nut;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie van hoofd- en buurtontsluiting;
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. waterpartijen en watergangen;
- f. voorzieningen van algemeen nut;
- g. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. growshops en inrichingen waar drugs worden verhandeld.
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een functie van erf- en buurtontsluiting en verkeer en verblijf;
- b. groenvoorzieningen en langzaam verkeersroutes;
- c. speelterreinen;
- d. kunstwerken;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. waterpartijen en watergangen;
- g. voorzieningen van algemeen nut;
- h. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. seksinrichting;
- d. prostitutie;
- e. growshops en inrichingen waar drugs worden verhandeld.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water;
- b. bruggen;
- c. recreatief medegebruik;
- d. groenvoorzieningen;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en/of waterkering;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'steiger', per bouwperceel een particuliere steiger;
- g. per eiland maximaal twee steigers voor openbaar gebruik.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en de parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. sexinrichting;
- d. prostitutie;
- e. growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
Artikel 8 Woongebied - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. landschappelijke inpassing in de vorm van hagen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - landschappelijke inpassing';
- c. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- d. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- e. tuinen en erven;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wegen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen en water;
- i. andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de verplichting om te voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitplan.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
- d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- e. seksinrichting;
- f. prostitutie;
- g. growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Woongebied - 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. landschappelijke inpassing in de vorm van hagen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - landschappelijke inpassing';
- c. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- d. mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- e. tuinen en erven;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. wegen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen en water.
9.2 Bouwregels
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:
- a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
- d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
- e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de verplichting om te voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitplan.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
- d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- e. seksinrichting;
- f. prostitutie;
- g. growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Leiding - Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolleiding met de daarbij behorende bouwwerken en andere werken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 ten einde het bouwen van bouwwerken ten dienste van andere voorkomende bestemmingen dan bedoeld in lid 10.1 toe te staan, mits:
- a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
- b. advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend;
- c. geen kwetsbare objecten worden toegelaten
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene Bouwregels
12.1 Dakkapellen
Ten aanzien van het realiseren van dakkapellen gelden de volgende regels:
- a. de gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan 50% van de oppervlakte van dat dakschild;
- b. het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
- c. de buitenzijde van de zijkant van de dakkapellen (zijwang) moet minstens 50 centimeter vanaf de rand van het dakschild (of de gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen, tenzij de dakkapel zich over twee aaneengebouwde woningen uitstrekt. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 centimeter. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 centimeter bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 centimeter;
- d. de bovenkant van de verticale voorzijde van de dakkapel mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
- e. dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel gelegen is.
12.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
13.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- d. het gebruik van gronden ten behoeve van growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
13.2 Parkeren
De parkeerbehoefte behorende bij de functies in het plangebied dient binnen het plangebied gerealiseerd te worden conform de beleidsnota 'Parkeernormen' van de gemeente Nieuwkoop, zoals opgenomen in bijlage 2.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 1' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen 'Woongebied - 2' en Maatschappelijk, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Woongebied - 2
- a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- b. het aantal woningenbinnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan 10;
- c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- d. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Maatschappelijk
- a. toegestaan zijn maatschappelijke voorzieningen,
- b. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- d. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan het bebouwingspercentage en de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
14.2 Wro-zone - wijzigingsgebied - 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 2' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 2', Recreatie en/of Sport, mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Woongebied - 2
- a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- b. het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan 26;
- c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- d. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Maatschappelijk
- a. toegestaan zijn maatschappelijke voorzieningen;
- b. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- c. de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de bestemming Maatschappelijk mag niet meer dan 2 hectare bedragen;
- d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- e. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- f. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- g. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- h. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
met dien verstande dat:
- i. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan het bebouwingspercentage en de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Recreatie
- a. verblijfsrecreatie voorzieningen zijn toegestaan in de vorm van een hotel en/of een congrescentrum, met daaraan ondergeschikt een restaurant;
- b. dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van een sauna en/of wellness;
- c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- d. de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de onder a en b genoemde functies mag niet meer dan 1,5 hectare bedragen;
- e. de afstand van bebouwing ten opzichte van bestaande bebouwing dient ten minste xx meter te bedragen;
- f. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- g. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- h. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- i. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- j. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
met dien verstande dat:
- k. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan het bebouwingspercentage en de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Sport
- a. toegestaan zijn sportvoorzieningen in de open lucht en in gebouwen;
- b. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- c. de oppervlakte van het bestemmingsvlak ten behoeve van de bestemming Sport mag niet meer dan 2 hectare bedragen;
- d. ten minste een afstand van 50 meter ten opzichte van woningen wordt aangehouden;
- e. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- f. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- g. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- h. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- i. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
met dien verstande dat:
- j. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan het bebouwingspercentage en de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
14.3 Wro-zone - wijzigingsgebied - 3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 3' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemmingen 'Woongebied - 2' en 'Maatschappelijk', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
Woongebied - 2
- a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- b. het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan één;
- c. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- d. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Maatschappelijk
- a. het oppervlakte BVO mag niet meer dan 1.400 m2 bedragen;
- b. de maximale goothoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;
- c. de maximale bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- d. de afstand van de bebouwing tot de grens van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 3' bedraagt minimaal 3 meter;
- e. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- f. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- g. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- h. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- i. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- j. de regels uit het beeldkwaliteitplan (zie Bijlage 1) voor vrije kavels op Parkeiland van toepassing zijn op de bebouwing.
14.4 Wro-zone - wijzigingsgebied - 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 4' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 2', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- b. het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan drie;
- c. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- d. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlagebijlage 2;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd;
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan het bebouwingspercentage en de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
14.5 Wro-zone - wijzigingsgebied - 5
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 5' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Groen', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- b. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- c. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
14.6 Wro-zone - wijzigingsgebied - 6
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 6' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Woongebied - 2', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- b. het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan vier;
- c. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- d. voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- g. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- h. burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
14.7 Wro-zone - wijzigingsgebied - 7
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone -wijzigingsgebied - 5' de aldaar voorkomende bestemming(en), geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende regels:
- a. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- b. een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- c. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- d. het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie;
- d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden;
van de aangrenzende gronden.
Artikel 16 Algemene Wijzigingsregels
16.1 Overschrijding bestemmingsplangrenzen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde een overschrijding van bestemmingsgrenzen toe te staan, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.
16.2 Parkeerbeleid
Het bevoegd gezag kan de uitgangspunten met betrekking tot parkeren, als opgenomen in Bijlage 2 bij de Regels, wijzigen indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
16.3 Wettelijke regelingen
Het bevoegd gezag kan in de regels opgenomen bepalingen, waarbij verwezen wordt naar of welke ontlend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, aanpassen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan worden gewijzigd.
Artikel 17 Algemene Procedureregels
17.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
18.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Verwondering van de gemeente Nieuwkoop.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 25 april 2013, nummer 2012-034.
E.R. van Holthe, F. Buijserd
griffier burgemeester
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Nieuwkoop is voornemens om een uitbreiding met woningen aan de westzijde van de kern Nieuwveen te realiseren. De gewenste ontwikkeling op deze locatie heeft als doelen de transformatie van de Noordse Buurt mogelijk te maken en versterking van de kern Nieuwveen. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden voor de ontwikkeling van leisure/ maatschappelijke- en sportvoorzieningen.
De vigerende bestemmingsplannen laten het beoogde gebruik en de bouw van woningen niet toe. Het gemeentebestuur heeft besloten onderhavig bestemmingsplan in procedure te brengen om de beoogde functies, bouwwerken en aanleg hier mogelijk te maken en te kunnen beheren.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
Het plangebied is gelegen tussen eerdere dorpsuitbreidingen en de recent aangelegde golfbaan. In het noorden grenst het plangebied aan de Hogendijk. In het zuiden vormt de Schilkerweg en een agrarische bedrijf de grens van het plangebied. De westelijke grens wordt gevormd door de golfbaan en de oostelijke grens door de woonbebouwing van Nieuwveen, waaronder de meest recente nieuwbouwwijk Nieuw Venne I. De locatie is samengesteld uit een gebied dat valt binnen de oude rode contour en een deel dat valt binnen de nieuwe rode contour.
De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 26 hectare en is geheel in eigendom van de gemeente. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1.1. Begrenzing van het plangebied
1.3 Geldende Planologische Regeling
Binnen het plangebied zijn twee bestemmingsplannen van toepassing:
- 1. Bestemmingsplan 'Kern Nieuwveen' (3 oktober 2006). Dit bestemmingsplan is van toepassing op de gronden gelegen binnen de oude provinciale rode contour. Deze gronden hebben de bestemming 'Agrarisch'.
- 2. Bestemmingsplan 'Landelijk gebied Liemeer' (12 december 2006). Dit bestemmingsplan is van toepassing op het gebied dat is gelegen binnen de nieuwe provinciale rode contour. De gronden hebben de bestemming 'Agrarisch - landschapswaarde'.
Het bouwen van woningen is in strijd met deze bestemmingsplannen. Met onderhavig bestemmingsplan wordt, na inwerkingtreding, voor de beoogde functies een directe gebruiks- en bouwtitel geboden. Voor een aantal functies wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid geboden om bestemmingen te realiseren mits voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden.
1.4 Leeswijzer
In de navolgende hoofdstukken worden de volgende onderwerpen behandeld:
- Hoofdstuk 2: beschrijving van de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied;
- Hoofdstuk 3: toetsing van het project aan het beleid van rijk, provincie en gemeente;
- Hoofdstuk 4: beschrijving van uitgevoerde omgevingsonderzoeken op het vlak van onder andere natuur en milieu en archeologie;
- Hoofdstuk 5: toetsing van het plan aan de waterhuishouding;
- Hoofdstuk 6: toelichting op de planvorm en planregels;
- Hoofdstuk 7: beschrijving van de economische uitvoerbaarheid;
- Hoofdstuk 8: in dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Initiatief
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied. Eerst komt de beschrijving van de huidige situatie aan bod, daarna wordt ingegaan op de aanleiding voor de ontwikkeling, het programma en de inrichting.
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Nieuwveen. Het volledige gebied is in gebruik voor agrarische doeleinden en maakt onderdeel uit van het landelijk gebied rondom Nieuwveen. Het heeft een groot en open karakter. De relatie met het droogmakerij landschap is door de recent aanlegde golfbaan beperkt tot de zuidgrens.
Afbeelding 2.1 Foto's van agrarische percelen (Bron: Globespotter.cyclomedia.com/nl).
Ten oosten van het plangebied bevinden zich woningen langs de Roggeveldweg en het Rugstreeppad. Ten noorden van het plangebied bevindt zich de lintbebouwing langs de Oud Nieuwveenseweg. Aan de zuid(oost) zijde, aan de overzijde van de Schilkerweg, bevindt zich een afvalwaterzuiveringsinstallatie.
2.2 Toekomstige Situatie
2.2.1 Aanleiding
De ontwikkeling van het project de Verwondering komt voort uit sanering en transformatie van het glastuinbouwgebied de Noordse Buurt. In samenspraak met de provincie Zuid-Holland en het Rijk zijn in 2009 ten behoeve van de financiële uitvoerbaarheid afspraken gemaakt over de realisatie van 430 woningen binnen de gemeentegrenzen van Nieuwkoop. Hiervoor zijn in de Structuurvisie Nieuwkoop 2040 zogenaamde sleutelprojecten vastgelegd, waarin de realisatie van de woningen zijn opgenomen. Het Rijk heeft voor het sleutelproject De Verwondering toegestaan dat binnen de nieuwe rode contour vanwege de 20ke contour van Schiphol maximaal 100 woningen worden gerealiseerd. De provincie Zuid-Holland heeft de rode contour op verschillende locaties bij de kernen aangepast om de woningbouw mogelijk te maken.
Op de planlocatie mogen maximaal 100 woningen aansluitend aan de kern Nieuwveen worden gebouwd binnen de nieuwe plangrenzen van de provinciale rode contour. Binnen de oude provinciale rode contour bestond reeds een mogelijkheid om nieuwbouw te laten plaatsvinden. De planlocatie is reeds in 2007 aangekocht door de gemeente.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een Definitief Ontwerp (DO) opgesteld. Op 10 juli 2012 heeft het college van B&W het DO vastgesteld, op 13 september 2012 heeft de gemeenteraad het DO vastgesteld. Voorafgaande aan het DO is een Voorlopig Ontwerp gepresenteerd aan de bewoners door middel van een nieuwsbrief en een informatiebijeenkomst op 29 februari 2012. Op 23 april 2012 is een speciale avond georganiseerd voor starters. Aan de hand van de reacties uit de genoemde bijeenkomsten is het plan aangescherpt en teruggekoppeld op 11 juni 2012. In een laatste slag is het plan op details aangepast tot het DO zoals dat er nu ligt. Het Do vormt de basis van het voorliggende bestemmingsplan.
2.2.2 Planconcept
Om onderscheidend te zijn in de regio en tevens een waardevolle toevoeging te vormen voor de bestaande kern van Nieuwveen, is ervoor gekozen de elementen groen en water een prominente plaats te geven in het ontwerp. Het centrale idee achter het project de Verwondering is arcadisch wonen in het landschap. Dit houdt in dat er een plek gecreëerd wordt die refereert aan het wonen in een landelijk gebied, waar de natuur overal aanwezig is.
Raamwerk
Water en natuur
Het plan bestaat uit drie eilanden die omgeven worden door vaarten van ongeveer 10 tot 17 meter breed. De natuur is alom aanwezig in de wijk, in de vorm van bomen, hagen, kruiden en dieren die hier op afkomen.
Infrastructuur
De eilanden worden voor auto's ontsloten door een geknikte weg. Deze toegangsroute wordt op twee plekken aangesloten op de omgeving: in het zuiden via de Schilkerweg en in het oosten via de Hazeweg. Daarnaast wordt het gebied voor fietsers en voetgangers vervlochten met de omgeving. Er komen verschillende recreatieve routes die aantakken bij bestaande wegen en paden.
Wooneilanden
In het plangebied worden drie wooneilanden onderscheiden, te weten:
- het Noordereiland;
- het Parkeiland;
- het Zuidereiland.
De wooneilanden krijgen alle drie een andere landschappelijke inrichting. Het Noordereiland wordt omgegeven door een krans van fruitbomen, het Parkeiland is voorzien van een brede rietkraag en het Zuidereiland is omgeven door bosschages.
Op de onderstaande afbeelding is uit het stedenbouwkundig plan het streefbeeld voor de ontwikkeling aangegeven.
Afbeelding 2.2 Plankaart Definitief Ontwerp, voorbeeldverkaveling (bron: gemeente Nieuwkoop, 2012)
Hoofdstructuur
Op structuurniveau sluit het plan aan bij de structuur van het dorp Nieuwveen. Allereerst wordt het huidige slotenpatroon van de polder overgenomen in het plan. Dit zorgt voor continuïteit in de geschiedenis van het landschap.
Ten tweede worden de 'doorgaande oost-west en noord-zuid lijnen' in het plan doorgezet. Het gaat hier om het verlengen van de lijnen:
- Hazeweg/Schoterpark (1)
- Jan van Blankenpad groenzone (2)
- de uitloopzone aan de zuidzijde van het dorp (3)
- de westrand van het dorp: Hazeweg met sloot (4)
- blauwe Reigerpad (5), buiten het plangebied gelegen.
Afbeelding 2.3 Continuering lange lijnen (bron: gemeente Nieuwkoop, 2012)
De toegangswegen van de Verwondering worden zo vormgegeven dat ze een gevarieerd beeld van de wijk biedt. Komende vanaf de Schilkerweg heeft het eerste deel van de entreeroute het karakter van een lommerijke laan. Tussen de laanbomen door heb je zicht op open landschap en een boerderij. Het vervolgtraject leidt over de drie eilanden, waarbij steeds water gepasseerd wordt als overgang tussen de eilanden. De weg bestaat uit rechtstanden van maximaal 100 meter. De maximale snelheid in de Verwondering bedraagt 30 km/uur. De woonbuurtjes liggen allemaal aan de zijwegen van de hoofdweg. De Schilkerweg vormt de hoofdontsluiting van het plangebied. Parkeren vindt plaats op het eigen erf, behalve in het oostelijk deel van het Parkeiland. Voor de parkeerbalans wordt aangesloten op de vigerende gemeentelijk norm.
Recreatief medegebruik: routes en plekken
Het streven is om een woonlandschap te maken dat gebruikt kan worden door alle inwoners van Nieuwveen. Om dit te bereiken worden op diverse plaatsen verbindingen tussen het plangebied en het bestaande dorp aangelegd, waarbij de Schilkerweg de functie heeft van gebiedsontsluitingsweg. De verbindingen zijn van noord naar zuid de volgende:
- een verbinding voor auto's en wandel- en fietspad tussen Parkeiland en Hazeweg/Schoterpark;
- een wandel- en fietspad tussen het pad aan de oostzijde van de golfbaan, via het Parkeiland, en het Maisveld:
- een wandel- en fietspad tussen het pad aan de oostzijde van de golfbaan, via het Zuidereiland, en de Roggeveld;
- afhankelijk van de bestemming van het weiland gelegen aan de westzijde van het gemeentehuis, zou hier een wandel- en fietspad kunnen worden gemaakt via Akkermunt en Teylersplein.
Deze routes maken het voor de inwoners van Nieuwveen aantrekkelijk om gebruik te maken van het nieuwe recreatieve landschap. Met name de centraal gelegen parkzone op het Parkeiland leent zich daar goed voor. Hier kan gewandeld, gepicknickt en in de nazomer fruit geplukt worden. Ook op het Zuidereiland is in het stedenbouwkundig plan een aantrekkelijke, meer natuurlijk ingerichte parkzone gepland.
Water en groen
Het groenblauwe raamwerk vormt de basis voor de duurzame dorpsuitbreiding van Nieuwveen, draagt de locatiekwaliteit en is een belangrijke schakel in de lokale groenstructuur. Door het aanplanten van eetbare bomen en struiken (bijvoorbeeld appels en bramen) en de aanleg van natuurlijke oevers krijgen de eilanden ieder een eigen beeld, geur- en smaaksensatie, met een sterke beleving van de seizoenen. Dat geeft het gebied een onderscheidende kwaliteit en versterkt de betrokkenheid van de bewoners bij hun eigen leefomgeving.
In dit bestemmingsplan worden de groenzone en het water expliciet bestemd, zodat de doelstellingen van de gemeente ook daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt.
Architectuur en ontwikkeling
Er worden drie wooneilanden gemaakt die elke een andere landschappelijke kwaliteit en sfeer krijgen, waarbij het Zuidereiland is opgesplitst in twee kleinere eilanden. Hoe gewoond wordt, wordt niet alleen bepaald door de uitstraling van het hele gebied, maar ook door de inrichting van het betreffende eiland.
Toekomstige bewoners kunnen kiezen voor drie verschillende woonomgevingen met elk hun eigen landschap en geborgenheid. Vanuit de gemeente is een ontwikkelrichting en ambitie voor de eilanden gekarakteriseerd maar dit concept is daarmee niet definitief vastgelegd. Dit is vooral afhankelijk van de markt. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat collectief particulier opdrachtgeverschap ook op andere eilanden mogelijk is.
Per eiland zal op een andere manier met architectuur worden opgegaan. De regels voor het bouwen worden vastgelegd in het voorliggende bestemmingsplan.Globaal wordt gestreefd naar de volgende inzet:
- het Noordereiland is individueel van karakter. Eventuele regels zijn bedoeld om de kwaliteit onderling te waarborgen;
- voor het Parkeiland zullen wat meer regels gaan gelden. Vanwege de ligging in het zicht vanuit het park en omdat samenhang hier meer nadrukkelijk gewenst is;
- op het Zuidereiland zal gestreefd worden naar één architectonisch beeld per cluster. De cluster onderling kunnen wel van elkaar verschillen. Tevens zal hier een gevarieerd beeld ontstaan doordat ook andere functies met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn toegestaan.
Daarnaast wordt onder andere een relatie tussen het kaveloppervlak en maximaal bouwvvolume beschreven. Het oppervlak van de kavel is daarmee bepalend voor de bouwmogelijkheden. Door het opnemen van een regel in het bestemmingsplan die deze relatie in een formule beschrijft, wordt flexibiliteit behouden maar wordt tegelijkertijd voorkomen dat kavels te dicht bebouwd worden en/of dat het beoogde karakter van het plangebied verloren gaat.
Aan het bestemmingsplan is voorts een beeldkwaliteitplan gekoppeld (zie Bijlage 1 van de regels). Dit beeldkwaliteitplan heeft betrekking op beeldkwaliteit, architectuur (kapvorm, materiaal en kleur) en erfinrichting en beschrijft regels die zich minder goed juridisch laten vastleggen in het bestemmingsplan. Het beeldkwaliteitplan is opgenomen als bijlage 1 bij de Regels van dit bestemmingsplan en wordt aangehaald in de Regels, waarmee de juridische koppeling tussen beeldkwaliteitplan en bestemmingsplan ontstaat. Daarmee is het beeldkwaliteitplan geborgd in het bestemmingsplan.
2.2.3 Programma: flexibiliteit
Het plan voorziet in de bouw van maximaal 166 woningen. Vooralsnog wordt uitgegaan van de programmatische mix, die in de onderstaande tabel (2.1) is weergegeven. Hiervan zal een deel projectmatig ontwikkeld worden en een ander deel gerealiseerd worden op uitgegeven kavels. Met het oog op de situatie in de woningmarkt is het moeilijk om op voorhand vast te stellen hoe lang het duurt voordat dit woningbouwprogramma volledig gerealiseerd is. Wel is het waarschijnlijk dat het een flink aantal jaren duurt. Daarom is het belangrijk dat het gebied ook tijdens de bouw kwaliteit heeft.
Programma oude rode contour | |
Categorie | Aantal |
appartementen | 16 |
rijwoningen | 38 |
Tweekappers | 12 |
Subtotaal | 66 |
Programma nieuwe rode contour | |
tweekappers/vrijstaand/rijwoningen | 100 |
Totaal | 166 |
Tabel 2.1 Indicatief woningbouwprogramma De Verwondering.
De onzekerheid vanuit de markt en de ontwikkelingstermijn maken dat er in de planvorming rekening moet worden gehouden met veranderde wensen van bewoners en de markt. Flexibiliteit is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Er is gekozen voor een strategie waarbij het landschappelijk raamwerk vastligt, terwijl keuze voor de precieze invulling van de woonvelden gemaakt kunnen worden op het moment van de feitelijke ontwikkeling. Deze flexibiliteit zal tevens opgenomen worden in het bestemmingsplan. In het voorliggende bestemmingsplan wordt vastgelegd waar de woonvelden zich bevinden en waar de openbare ruimte. Woningtypes en aantallen zullen vastgelegd worden met behulp van bandbreedtes, zodat de genoemde flexibiliteit blijft bestaan.
Vast: landschappelijk raamwerk Flexibel: invulling met kavels
Afbeelding 2.4 Landschappelijk raamwerk en invulling met kavels (Bron: gemeente Nieuwkoop)
Flexibele invulling Zuidereiland: leisure en maatschappelijke voorzieningen
Vanwege de disbalans in geprognostiseerde kosten en opbrengsten heeft een heroriëntatie plaatsgevonden op de uitvoering van de sleutelprojecten. In dat kader is de vraag onderzocht welke alternatieve verdiencapaciteit leisure heeft voor de sleutelprojecten. Op 26 juli 2012 is hiervoor een quick scan naar de potenties in de leisuresector gedaan en vertaald naar een mogelijk programma in deze sector. Zie bijlage 1 voor het volledige onderzoek.
Als uitkomst van het onderzoek is naar voren gekomen dat de Verwondering geschikt is vanwege de kwaliteiten (open, groen en de kleinschaligheid), de goede bereikbaarheid, de nabijheid van de plassen en golfclub en de aanwezigheid van de (semi-)zakelijke markt in de stedenband rondom de gemeente Nieuwkoop. Het concept dat de meeste potentie heeft is een hotel gecombineerd met zalen, restaurant/bars en uitgebreide sauna- en wellnessfaciliteiten. Uit het onderzoek komt naar voren dat het totale ruimtebeslag uit komt op 3 tot 4 hectare, waarmee het plangebied van De Verwondering slechts gedeeltelijk ingevuld zou worden en er dus ruimte over blijft voor een andere invulling. Leisurevoorzieningen worden, evenals andere niet-woonfuncties, alleen mogelijk gemaakt op het Zuidereiland.
Naast de mogelijke invulling van het plangebied met leisure-functies, wenst de gemeente het Zuidereiland mogelijk ook aan te wenden voor maatschappelijke functies. Hierbij kan gedacht worden aan een brede school en/of sportvoorzieningen. Door de gemeente is ook gedacht aan maatschappelijke invulling van het plangebied. Het ruimtebeslag van een brede school bedraagt maximaal 1,5 hectare en voor de sportvelden maximaal 2 hectare. De bouwhoogte van bebouwing is begrensd op 10 m. Omdat de plannen voor genoemde functies nog niet volledig uitgewerkt zijn, worden ze niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, maar wordt hiervoor een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit geldt ook voor het woningbouwprogramma dat op het Zuidereiland is voorzien.
2.2.4 Fasering
Begonnen zal worden met de aanleg van het raamwerk. In een eerste stap zullen de watergangen gegraven worden en met de vrijkomende aarde zullen de woonvelden op het Parkeiland worden opgehoogd. Ook worden de belangrijkste wegen aangelegd. De bomen rondom de hoofdstructuur van water en wegen zullen worden geplant. Het centrale gedeelte van het Parkeiland wordt ingericht als park. Voor de toekomstige woonvelden wordt een tijdelijke vorm van gebruik en inrichting bedacht. Daarmee heeft de plek van meet af aan kwaliteit voor de nieuwe bewoners en voor de omgeving.
Met de woningbouw zal gestart worden op het Parkeiland. Hier vinden we een diversiteit aan types en soorten, zodat er voldoende keus bestaat voor de bewoners van Nieuwveen en daarbuiten. Met ontwikkeling van het Parkeiland krijgt het hart van de nieuwe buurt als eerst vorm. Als de ontwikkeling van het Parkeiland haar voltooiing nadert, kan, afhankelijk van de marktomstandigheden begonnen worden met de bouw van woningen op het Noordereiland. Het exacte aantal woningen dat hier gebouwd wordt is afhankelijk van de ontwikkelingen in de vraag naar woningen. Als laatste zal het Zuidereiland ontwikkeld worden. Het aantal woningen dat hier gebouwd wordt zal afhankelijk zijn van de ontwikkelingsrichting van de beide andere eilanden. Dit vanwege het maximum van 100 woningen dat gerealiseerd mag worden in de nieuwe rode contour.
Alvorens met de bouw van de woningen kan worden gestart dienen voorbereidende werkzaamheden uitgevoerd te worden. Deze werkzaamheden maken ook onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Gedacht moet worden aan het voorbelasten van het terrein en het aanbrengen van riolering, kabels en leidingen.
2.2.5 De wooneilanden
Het Parkeiland: wonen in een openbaar park
Het Parkeiland is het grootste van de drie eilanden. Dit deel van het plan ligt centraal tussen golfbaan en het bestaande dorp. De openbare ruimte wordt ingericht als park voor de bewoners van de Verwondering en van het dorp. In dit deel zullen in totaal maximaal 96 woningen worden gebouwd. Aan de dorpse zijde van het Parkeiland ligt de nadruk op projectmatige woningbouw. Daar is ruimte voor starters en doorstromers op de woningmarkt. Richting de golfbaan is ruimte gereserveerd voor grotere kavels en woningen.
Wonen op het Parkeiland betekent wonen in een park. Vanuit de woning en de tuin hebben de bewoners direct toegang tot het landschap dat beplant is met fruit- en notenbomen. De woonclusters worden iets verhoogd aangelegd (ca. 80 cm t.o.v. het maaiveld van het park) zodat de overgang openbaar-privé beter vorm kan worden gegeven. Op afbeelding 2.5 is een mogelijke verkaveling aangegeven.
Het Parkeiland krijgt een verbinding met het dorp die toegankelijk is voor auto's, deze sluit aan op de Hazeweg. Sluipverkeer wordt ontmoedigd door de omrijbeweging en een 30 km regime.
Afbeelding 2.5 Voorbeeldverkaveling Parkeiland (bron: gemeente Nieuwkoop)
Voor een gedeelte van het centrale park is een wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van een maatschappelijk functie opgenomen.
Het Noordereiland: individueel wonen
Het noordelijk gelegen eiland ligt het meest in de luwte, aan het einde van de wijkontsluitingsweg. Dit creëert ideale omstandigheden voor een besloten woonmilieu, waar privacy een belangrijke kwaliteit is. Wonen op het Noordereiland betekent ontspannen wonen. Rondom het eiland wordt een landschappelijke rand met fruitbomen aangelegd. Deze fungeert als overgangszone tussen de kavels en het water. De rand zal niet openbaar toegankelijk zijn, maar onder voorwaarden in gebruik worden gegeven aan de bewoners van de aanliggende kavels. Vanuit de achtertuin hebben zij toegang tot deze zone. De kavels in de binnenring kijken uit op een intiem parkje in het hart van het eiland. Op afbeelding 2.6 is een mogelijke verkaveling aangegeven.
Afbeelding 2.6 Voorbeeldverkaveling Noordereiland (bron: gemeente Nieuwkoop)
Het Zuidereiland: eiland van collectieven
Wonen op het Zuidereiland betekent wonen in een besloten gemeenschap. Samen met andere bewoners kun je hier je gedroomde woonomgeving realiseren op een eiland dat omzoomd wordt door een natuurlijk ingerichte elzenhaag. Tussen de bomen door heb je toegang tot het water.
Het Zuidereiland bestaat uit drie clusters van woningen en enkele grotere kavels langs de entreeweg. De clusters kunnen door één collectief ontwikkeld en bewoond worden.
Een collectief bestaat uit een groep bewoners die samen iets delen. Voorbeelden hiervan zijn:
- een aantal gezinnen die samen een veilige, besloten speel- en leefomgeving delen (collectieve tuin);
- een groep mensen die in een collectief landschap wonen, zoals een privé-bos of een boomgaard;
- een senioren-wooncluster (individuele woningen of zorgwoningen) met een gezamenlijk onderhouden tuin.
Het voordeel van het wonen in een collectief is dat je programma's en wensen kunt realiseren waar je als individu te weinig ruimte voor hebt. De openbare ruimte van het Zuidereiland bestaat uit een langgerekte parkzone waar overheen een pad loopt (tussen Maisveld en golfbaan). De parkzone loopt parallel aan het water. De randen van de woonclusters bestaan uit bomen met onderbegroeiing. Hierdoor wordt de privacy gegarandeerd en daarnaast een mooie landschappelijke rand gecreëerd. Bovendien draagt dit bij aan de flexibiliteit van de bestemmingen. Op afbeelding 2.7 is een mogelijke verkaveling weergegeven.
Voor het Zuidereiland geldt dat hier diverse wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen ten behoeve van de functies wonen, maatschappelijk, recreatie en sport. De huidige agrarische bestemming blijft behouden tot er een concrete invulling voor het plangebied voor ogen is. Derhalve is enige flexibiliteit gewenst.
Afbeelding 2.7 Voorbeeldverkaveling Zuidereiland (bron: gemeente Nieuwkoop)
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het beleidskader van rijk, provincie en gemeente. Met betrekking tot provinciaal beleidskader geldt dat het in ontwikkeling is.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) betreft een actualisatie van het ruimtelijke en het mobiliteitsbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR zet twee zaken helder neer. Een scherp kader voor prioritering in het Infrafonds en een selectief ruimtelijk beleid dat meer overlaat aan provincies en gemeenten. Minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Het beleid ten aanzien van landschap is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies. Zo worden de Nationale Landschappen niet langer als rijksbelang behartigd. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Van belang voor het onderhavige plangebied is de 20 Ke-contouren van Schiphol. Het plangebied is gelegen binnen de 20 Ke contour van Schiphol (zie afbeelding 3.1), waarbinnen op grond van het Luchthavenindelingbesluit geen nieuwe woningbouw is toegestaan. Het Rijk en de provincie Zuid-Holland hebben voor De Verwondering echter een uitzondering gemaakt en staan toe dat buiten de oude rode contour 100 woningen worden gebouwd.
Figuur 3.1 20 Ke contour van Schiphol (paarse zones), met rood omcirkeld het plangebied.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 17 december 2011 in werking getreden. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het Rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven.
In het plangebied komen geen expliciet aangewezen nationale belangen voor.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het nationaal ruimtelijk beleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie, Visie op Zuid-Holland
Op 2 juli 2010 stelde Provinciale Staten de Provinciale Structuurvisie, Visie op Zuid-Holland (PSV) vast evenals de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vast (de Uitvoeringsagenda is op 29 februari 2012 geactualiseerd). In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Structuurvisie geeft een doorkijk naar 2040 en de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie.
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.
Inhoud structuurvisie
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Het beleid gaat in op verschillende provinciale belangen die geordend zijn volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- “aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel”;
- “duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie”;
- “divers en samenhangend stedelijk netwerk”;
- “vitaal, divers en aantrekkelijk landschap”;
- “stad en land verbonden".
Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten (een functiekaart en een kwaliteitskaart), ontwikkelt programma's en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting.
De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. In de kwaliteitskaart zijn zowel de bestaande als de gewenste kwaliteiten verbeeld op een globale, regionale schaal. De kwaliteitskaart toont de diversiteit van Zuid-Holland en brengt de ruimtelijke kwaliteiten van provinciaal belang in beeld.
Afbeelding 3.2 Functiekaart 2020, structuurvisie Zuid-Holland (Bron: ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl)
Afbeelding 3.3 Kwaliteitskaart 2020, structuurvisie Zuid-Holland (Bron: ruimtelijkeplannen.zuid-holland.nl)
Het plangebied maakt volgens de structuurvisie onderdeel uit van het stads- en dorpsgebied. Hiermee passen de beoogde ontwikkelingen binnen het provinciaal beleid.
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte
Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in de AMvB Ruimte ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen.
De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid, zoals beleid op diverse milieuthema's.
In de Verordening Ruimte wordt een beeldkwaliteitparagraaf gevraagd bij aanpassingen van het bestemmingsplan voor het gebied net binnen de bebouwingscontour indien er ruimtelijke effecten te verwachten zijn die uitstralen naar het buitengebied. De ontwikkeling moet een bijdrage leveren aan de ambities die zijn aangeduid op de kwaliteitskaart van de Provinciale Structuurvisie.
Het plangebied is op de kwaliteitskaart van de Provincie Structuurvisie aangewezen als dorpskern. Dorpskern wordt geformuleerd als 'kleinschalig stads- en dorpsgebied, omgeven door landelijk gebied en niet gekoppeld aan het Zuidvleugelnet'.
Het maximum van 100 woningen in het grootste deel van De Verwondering zorgt voor een ruim opgezet plan met een groot park in het midden van het plangebied. In het stedenbouwkundig plan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de aard van het gebied. Om deze reden is de maximale bouwhoogte op 10 meter gesteld en wordt om het gehele plangebied een brede watergang aangelegd van ten minste 10 meter breed.
Door bovenstaand in het bestemmingsplan vast te leggen wordt de kwaliteit van kleinschalig dorpsgebied behouden.
Provinciale woonvisie
Voor de provincie Zuid-Holland hebben Provinciale Staten in 2011 een herziening van de provinciale woonvisie vastgesteld. Deze actuele woonvisie vormt één van de provinciale toetsingscriteria bij het beoordelen van de gemeentelijke bestemmingsplannen. Als bovengrens van het aantal nieuw te bouwen woningen is 130 % vastgesteld. De plancapaciteit in Nieuwkoop is per 1 april 2012 bij een aantal van 1.389 woningen op 153 % vastgesteld, waarmee de door de Provincie geformuleerde bovengrens wordt overschreden. In overleg tussen de gemeente en de provincie is overeengekomen dat de 430 woningen voor de sleutelprojecten buiten beschouwing blijven. In totaal blijven daarmee 959 woningen die meegeteld worden in het totaal voor de woonvisie van de provincie (105 %).
De realisatie van 166 woningen past hiermee binnen de provinciale woonvisie.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijk beleid.
3.3 Beleid Hoogheemraadschap
3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net.
3.3.2 Keur en beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur- en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keuren Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net.
Riolering afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nieuwkoop 2040
Op 16 juli 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Nieuwkoop 2040 vastgesteld. In de structuurvisie wordt de kern Nieuwveen aangemerkt als een woonkern type A. De A kernen zijn de grotere dorpen van de gemeente. Ze beschikken over een voorzieningenaanbod met winkels, recreatieve attracties en sportaccommodaties. Nieuwveen ligt op de overgang van het deelgebied 'het dynamische noordwesten' en het middengebied, maar wordt gerekend tot het dynamische noordwesten. In de structuurvisie is aangegeven dat dit deel van de gemeente zich gaat ontwikkelen als het gedeelte met de meeste dynamiek. De woningbouw en bedrijvigheid krijgen hier voorrang. De rode contouren van Nieuwkoop, Nieuwveen en Noorden worden opgerekt ter bekostiging van de natuurontwikkeling en versterking van de leefbaarheid van deze dorpen.
Naast dynamiek in het noordwesten zal er zeker ook aandacht zijn voor landschappelijke inpassing van de diverse activiteiten. Dit betreft ook de overgangen van bebouwd naar open gebied. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) en het Groenbeheerplan zorgen voor de uitwerking van dit beleid.
Woonvisie
In 2010 is voor Nieuwkoop een Woonvisie opgesteld (vastgesteld 3 maart 2011). Deze gaat uit van de kracht van de gemeente als groen-blauwe oase in de Randstad met in de omgeving een dynamische Randstad en voldoende werkgelegenheid. De woonvisie kent het motto: Behoud de kracht, versterk waar mogelijk en anticipeer op ontwikkelingen. Deze drie onderdelen van het motto moeten samenhangend ontwikkeld worden. De gemeente kent hierin 13 kernen met ieder een eigen identiteit. Voor wat betreft de voorgestelde groei van het aantal woningen in Nieuwkoop zet de gemeente niet alleen in op aanwas voor de eigen bevolking, maar ook nadrukkelijk op woningen voor starters en ouderen. Het toevoegen van woningen wordt in de woonvisie voornamelijk toegedeeld aan de A-kernen, waarvan Nieuwveen er één is.
De woonvisie geeft aan welke soorten woningen gewenst zijn in de gemeente. In wezen gaat het hierbij om een heel divers aanbod. Met name betaalbare woningen, woningen voor starters en gericht op ouderen zijn gewenst. Daarnaast is het in het kader van differentiatie ook behoefte aan duurdere woningen.
De woonvisie bevat aanwijzingen over de hoeveelheden woningen die in de verschillende segmenten gebouwd moeten worden. Deze aanwijzingen mogen geen knellend keurslijf worden voor de ontwikkeling, maar dienen wel als handvat. De Verwondering maakt onderdeel uit van de 430 extra woningen die in de gemeente Nieuwkoop gerealiseerd mogen worden. Naar aanleiding van de consultatie met de bevolking over het Voorlopig Ontwerp, en de speciale startersavond die in dit kader is gehouden, wordt in de eerste fase speciaal voor starters en doorstarters gebouwd.
Regionaal Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Vechtstreek (2009)
De gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben gezamenlijk een Regionaal Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) opgesteld. Het LOP is een beleidskader voor het behoud van bestaande landschappelijke kwaliteiten. Samengevat komt die neer op: “wees zuinig op de karakteristieke landschappen en waarborg de kwaliteit ervan voor de toekomst”. Het Landschaps Ontwikkelings Plan is een uitwerkingsplan van de gemeentelijke Structuurvisie Nieuwkoop 2040. De raad heeft het Visiedeel van het LOP vastgesteld op 25 juni 2009. Het Uitvoeringsprogramma van het LOP is op 17 december 2009 door de raad vastgesteld.
Landschappelijke kwaliteit
In het LOP is de kwaliteit en samenhang van het landschap in de Rijn- en Veenstreek onderzocht. Die kwaliteit en samenhang zit vooral in de grote landschappelijke eenheden. Droogmakerijen en aaneengesloten veenweidegebied vormen met elkaar een heldere hoofdstructuur. Openheid en vergezichten maken die hoofdstructuur zichtbaar. Akkerbouw en melkveehouderij kunnen in deze grote eenheden goed uit de voeten. Versnippering is niet gewenst, stelt het LOP. Zichtlijnen moeten zoveel mogelijk intact blijven. Dit betekent dat toevoegingen aan het landschap, bijvoorbeeld ten behoeve van recreatie en natuur, bij voorkeur aan de randen van deze landschappelijke eenheden plaatsvinden en zoveel mogelijk worden gebundeld.
In het LOP zijn inrichtingsprincipes en bijbehorende voorbeelden opgenomen voor de gewenste beeldkwaliteit van bebouwing. Zorgvuldige aandacht voor de beeldkwaliteit is noodzakelijk om de landschappelijke kwaliteit te waarborgen. De randen van nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen, boerderijen en kassen vallen in het open landschap van de Rijn- en Veenstreek extra op. In het verleden is vaak geen rekening gehouden met het verkavelingspatroon of met de richting van het landschap. Ook de aankleding laat te wensen over. Harde overgangen zijn het gevolg. Het LOP benoemt deze gevallen en laat zien dat een betere landschappelijke inpassing mogelijk is. (Streekeigen) beplanting speelt daarbij vaak een rol. De inrichtingsprincipes zijn ook toepasbaar op nieuwe bebouwing. Een beter aanzien van het gebied vergroot op zijn beurt weer de aantrekkelijkheid voor inwoners en recreanten. Het LOP wil een streefbeeld en toetsingskader zijn voor het formuleren van beeldkwaliteit. In het bestemmingsplan de Verwondering wordt hiermee rekening gehouden door een groene overgang naar het landschap te maken en de richting van de verkaveling te laten passen bij het omliggende landschap.
Uitvoeringsprogramma
Het uitvoeringsprogramma bevat de projecten waarmee de visie gerealiseerd moet worden. Het programma maakt een onderscheid tussen projecten die vooral de instrumenten voor uitvoering betreffen, en projecten die daadwerkelijk in het landschap ingrijpen. Steeds is het doel om de landschappelijke kwaliteit te verbeteren tegelijk met verantwoord (mede)gebruik van het landelijk gebied.
In de eerste categorie vallen projecten als het verankeren van de visie in het gemeentelijk beleid, het aanstellen van een landschapscoördinator en het oprichten van een landschapsfonds. Ook het aangewezen worden als ‘prioritair gebied’ in het beleid van de provincie, en het door middel van educatieprojecten en promotie vergroten van de bewustwording en beleving van het landschap dragen bij aan de realisatie van de visie.
In de tweede categorie vallen projecten als het aanleggen van wandelpaden, het inpassen van dorpsranden en bedrijventerreinen en het aanleggen van wegbeplanting.
Voor het plangebied zijn geen specifieke kaders en uitgangspunten vermeld, hiervoor gelden de algemene beleidsuitgangspunten.
Met passie naar duurzaam groenbeheer, visie en beheerplan (maart 2009)
Het plan geeft inzicht in de huidige en de gewenste beeld- en onderhoudskwaliteit, de hierbij passende maatregelpakketten (regulier en cyclisch beheer), hoe te komen tot de gewenste onderhoudskwaliteit en de financiële onderbouwing. De groenvisie vormt de basis voor:
- Herstructurering
- Werkplannen
- Beleidskeuzen voor groen
De gemeente kan hiermee doelgericht en efficiënt beheer uitvoeren, dit is zichtbaar aan de kwaliteit van het groen(onderhoud) en aan het benodigde budget.
Groenidentiteit Nieuwkoop
- Een natuurgericht groenbeheer dat past bij het karakter van een Groene Hart gemeente;
- Het bevorderen van een meer gevarieerd en aantrekkelijker beeld van het openbaar groen;
- De relatie tussen de diverse kernen en de buitengebieden versterken;
- Bestaande en toekomstige bebouwing landschappelijk inpassen;
- Bevorderen van de samenhang met het cultuurhistorische landschap;
- De landschappelijke kwaliteit en de natuurwaarden binnen het gemeentelijke grondgebied verbeteren;
- Natuur en landschap erkennen en uitdragen als unieke kwaliteitskenmerken van de gemeente Nieuwkoop;
- Karakteristieke beeldkwaliteit bevorderen.
De gemeente Nieuwkoop kan dit realiseren door:
- Omgeving en natuur in de directe woonomgeving aanwezig te laten zijn, ofwel buiten naar binnen halen;
- Zo min mogelijk harde overgangen tussen buitengebied en bebouwde kom te creëren, maar juist zachte overgangen waarbij landschappelijke inpassing een rol speelt;
- Keuze voor typen groen dat belevingswaarde heeft en past bij het karakter van het landschap en de locatie. Hierdoor wordt de omgeving bewuster ervaren.
Aanbevelingen Nieuwveen:
- Boomstructuurplan voor de bebouwde kom maken;
- Groenstructuur ontwikkelen voor Schoterhoek, zowel voor het terrein zelf als voor de landschappelijke inpassing ;
- Beplantingskeuze van bomen afstemmen op boven- en ondergrondse situatie ;
- Kandelaberen niet meer toepassen als beheermaatregel;
- Omvormingsplannen maken voor sierplantsoen en bosplantsoen;
- Langs oevers minimaal 1 meter brede strook ruw gras laten staan: oevers met accent "landschap" in hun geheel als ruw gras inrichten;
- Parkeerplaats Hogendijk herinrichten.
Voor het plangebied is van belang dat de overgang van het buitengebied naar de bebouwde kom zacht wordt vormgegeven, waarbij landschappelijke inpassing plaatsvindt met groen dat belevingswaarde heeft en past bij het karakter van landschap en locatie. In het Definitief Ontwerp wordt met deze aspecten expliciet rekening gehouden.
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan geeft de gemeente haar visie op het verkeer en vervoer in de gemeente Nieuwkoop voor de komende tien jaar met een doorkijk naar 2040.
De gemeente Nieuwkoop heeft enerzijds te maken met (economische) ontwikkelingen in de regio/Randstad en maakt anderzijds deel uit van Het Groene Hart. In de structuurvisie 2040 heeft de gemeente verwoord hoe zij de positie van de eigen gemeente ziet in die context. Een van de onderdelen die nu verder uitgewerkt is, is de visie op het verkeer en vervoer.
Het vastgestelde GVVP is de basis om vorm te geven aan de invulling van de concrete maatregelen. Deze zullen bestaan uit een aantal uitwerkingsplannen waarbij concrete (verkeers-) maatregelen worden voorgesteld ten gunste van de toekomstige bereikbaarheid en veiligheid en leefkwaliteit in de gemeente Nieuwkoop. Ook is aangegeven welke zaken hoge prioriteit hebben. Deze zijn terug te vinden en benoemd als prioriteitsgebied I, II, III en IV in het GVVP. De Schilkerweg is opgenomen als prioriteitsgebied II. De belangrijkste inzet tot 2020 in deze zone ligt op het opwaarderen van de route Aardamseweg – Ringdijk – Hertog van Beijerenstraat om Ter Aar heen als route met een regionale functie. Ter voorbereiding op toename van het verkeer in deze zone, de ontwikkeling van de glastuinbouw bij Nieuwveen en het eventueel op termijn afwaarderen van de N231 tussen de kernen Nieuwkoop en Nieuwveen.
De voor dit plangebied relevante aandachtspunten voor de gewenste situatie van de verkeersstructuur uit het GVVP zijn:
- Prioriteit ligt in de periode tot 2020 vooral op de dynamische zone;
- Er is sprake van een duidelijk hiërarchische opbouw en inrichting van het wegennet;
- Aanleg en opwaarderen van gemeentelijke infrastructuur alleen op locaties waar dit strikt noodzakelijk is;
- Bereikbaarheid voor hulpdiensten dient gewaarborgd te worden;
- Het aantal (verkeersonveilige) conflictpunten tussen verschillende modaliteiten wordt geminimaliseerd;
- Toepassen van hoogwaardige en veilige routes voor langzaam verkeer, met name van en naar scholen en sportvoorzieningen;
- In lijn met de landelijke doelstellingen wordt gestreefd naar reductie van het aantal verkeersdoden met 33% en het aantal gewonden met 28%.
Voor de ontwikkeling van de Verwondering wordt een verkeersstructuur met 30 km/u wegen gerealiseerd, waarmee verkeersonveilige conflictpunten tussen verschillenden modaliteiten worden voorkomen. De ontwikkeling heeft invloed op de dynamische zone. De aan te leggen wegen in het plangebied behoren tot de laagste klassen van het wegennet (erftoegangswegen en langzaam verkeer route). Het gebied wordt op 2 manieren voor auto's ontsloten, deze wegen zijn ook oor de hulpdiensten in geval van calamiteiten bruikbaar. Daarmee past het plan in de doelstellingen van het GVVP.
Notitie gemeentelijk parkeerbeleid
Op 8 mei 2008 is de notitie gemeentelijk parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld. In de notitie staan de belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk parkeerbeleid beschreven. In de notitie zijn er parkeernormen voor inbreid- en uitbreidingslocaties vastgesteld. Met dit laatste worden parkeerproblemen in de toekomst voorkomen. Bij de vaststelling zijn er zes uitgangspunten vastgelegd, namelijk:
- 1. de mogelijkheden tot verbetering van de parkeersituatie in woonwijken te bekijken bij de uitvoering van reconstructies en waar mogelijk de verbetering in de reconstructie mee te nemen;
- 2. de parkeernormen voor inbreidings- en uitbreidingslocaties volgens tabel I vast te stellen en deze normen ook strikt toe te passen; rekening houdend met de bezettingspercentages van tabel II;
- 3. voor gebieden met gecombineerd gebruik de beschreven procedure vast te stellen om te bepalen of er sprake is van een tekort aan parkeerplaatsen;
- 4. een nader onderzoek te starten naar de meest effectieve manier om de verplichting tot het parkeren op eigen terrein vast te leggen;
- 5. een onderzoek op te staren naar het oprichten van een parkeerfonds voor de realisatie van gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij ook de mogelijkheden voor het instellen van betaald parkeren worden onderzocht;
- 6. de mogelijkheden tot handhaving op het parkeren betrekken bij nadere uitwerking van de totale gemeentelijke handhaving.
Duurzaamheidsagenda 2012-2014
De gemeente Nieuwkoop wil graag een duurzame gemeente zijn, waarin niet alleen aandacht is voor het ‘hier’ en ‘nu’, maar ook voor het ‘daar’ en ‘later’. Duurzaamheid houdt in dat bij alle ontwikkelingen, beleid, plannen en activiteiten gezocht wordt naar een optimale balans tussen leefbaarheid, ecologie en economie. Duurzaamheid houdt ook solidariteit in. Solidariteit tussen huidige en toekomstige generaties.
In de duurzaamheidsagenda geeft de gemeente aan welke maatregelen zij neemt op het gebied van duurzaamheid en welke resultaten zij behaalt. Voor de periode 2012-2014 kiest Nieuwkoop voor een realistische agenda met de volgende kernpunten:
- Kijken naar wat wel kan in plaats van kijken naar wat we idealiter allemaal zouden willen doen. Niet alles kan en zeker niet alles tegelijk.
- Kansen benutten met name in de vorm van no-regret maatregelen.
- De agenda toespitsen op wat we als gemeente zelf kunnen doen en vanuit die inzet burgers en bedrijven te bewegen ook maatregelen te nemen om duurzaamheid te bevorderen. Samen aan de slag, ook als het gaat om duurzaamheid.
De Verwondering komt in de duurzaamheidsagenda niet expliciet voor, maar duurzaam onderhoud en beheer behoort wel tot één van de doelen. Bij alle nieuwbouwprojecten wordt ingezet op zo veel mogelijk duurzame ontwikkeling en duurzaam bouwen en landschappelijke inpassing van de randen van de bebouwing. In het DO voor De Verwondering is hier expliciet rekening mee gehouden. De dragers in de duurzaamheidsvisie die voor het plan is opgesteld zijn groen en water.
3.5 Conclusie
Het beleid van zowel rijk als provincie is gericht op creëren van ruimtelijke condities voor het behoud en de versterking van krachtige steden en dorpen. De ligging van het plangebied binnen de rode contour van Nieuwveen en de aansluiting ervan op het oude dorp en de wens voor uitbreiding maakt dat de locatie past in het beleid.
Hoofdstuk 4 Omgevingsonderzoeken
4.1 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Verkennend bodemonderzoek
In april 2012 is door Sigma Bouw & Milieu een verkennend bodemonderzoek (verkennend milieukundig bodemonderzoek Schilkerweg, percelen B nrs. 1498,1640,1689. 1773 en 1786, te Nieuwveen) uitgevoerd voor het plangebied. Het betreffende rapport is opgenomen in bijlage 2. Aan de hand van het bodemgebruik in het verleden evenals de resultaten van voorgaande bodemonderzoeken is een onderzoekhypothese ''onverdacht'' opgesteld. Het verdere onderzoek is aan de hand van deze hypothese uitgevoerd.
Uit het onderzoek naar het voormalige bodemgebruik is naar voren gekomen dat de onderzoekslocatie in het verleden voor zover bekend als agrarische grond en weidegrond in gebruik is geweest. Tussen de percelen bevinden zich diverse dammen. In enkele van deze dammen is puinmateriaal aangetroffen. Op basis van oude topografische kaarten vanaf 1871 tot 1991 blijkt de onderzoekslocatie voor zover na te gaan niet bebouwd te zijn geweest. In het uitgevoerde onderzoek is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch "onverdacht" aangemerkt.
Op basis van de resultaten van het veldwerk van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. De bovengrond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie bevat plaatselijk verontreinigingen ten opzichte van de achtergrondwaarde respectievelijk de streefwaarde. De plaatselijk verhoogd gemeten verontreinigingen overschrijden de tussenwaarde niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek.
De onderzoeksresultaten stemmen niet geheel overeen met de gestelde hypothese, de vooraf gestelde hypothese "onverdacht" dient formeel verworpen te worden. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat er beïnvloeding van de bodemkwaliteit heeft plaatsgevonden. De vooraf gehanteerde hypothese is gezien de doelstelling van het onderzoek alsmede de bekende onderzoeksresultaten voldoende om conclusies te verbinden betreffende de kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, op basis van het onderzoek, geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw/ontwikkeling op de onderzoekslocatie.
4.2 Archeologie En Overige Cultuurhistorie
Wettelijk kader
Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wamz is een wijzigingswet die geleid heeft tot wijzigingen in onder andere de Monumentenwet 1988 (Mw'88). Onder artikel 38a, lid 1, van de Mw'88 is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit rekening dient te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Om dit goed te kunnen doen, moet men over kennis over het bodemarchief beschikken. De gemeente heeft in dat kader een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek laten uitvoeren. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud (ISSN: 1570-6273). De integrale rapportage is opgenomen in Bijlage 3.
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden (art. 3.2.6, sub b, Bro). Hiertoe moet in de toelichting van het bestemmingsplan een afweging worden opgenomen over het voorkomen van cultuurhistorische waarden in het gebied en de wijze waarop deze cultuurhistorische waarden - indien noodzakelijk - in het bestemmingsplan worden geborgd.
Archeologisch onderzoek
Bureauonderzoek
Het plangebied ligt landschappelijk gezien in het westelijk veengebied, dat tot stand is gekomen in het holoceen. In de oosthoek van het plangebied kunnen stroomgordels voorkomen, waar bewoning vanaf de bronstijd mogelijk was. Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek kunnen eventuele archeologische resten ter plaatse van de stroomgordels niet worden uitgesloten. Voor het overige deel van het plangebied wordt vrijgave geadviseerd.
Inventariserend veldonderzoek
Naar aanleiding van de uitkomsten van het bureauonderzoek is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd door middel van karterende boringen ter plaatse van de gekarteerde stroomrug. Dit onderzoek is uitgevoerd conform de eisen van de provincie Zuid-Holland voor een karterend booronderzoek: circa 10 boringen per hectare tot een diepte van maximaal 2 m -mv, elke tiende boring tot 4,0 m -mv. Er is geboord in een grid van 20x25 meter, waarbij ruim 50 boringen zijn gezet.
Tijdens het veldwerk is de vermoedelijke stroomgordel niet aangetroffen waardoor een Archeologische vindplaats ouder dan de middeleeuwen niet wordt verwacht. De lokale verhoging blijkt een oeverwal te zijn, oeverwallen van riviertjes en veenstromen zijn vaak gebruikt als ontginningsbasis voor cope-ontginningen. Tijdens het inventariserend veldonderzoek, karterende fase zijn echter geen archeologische indicatoren aangetroffen die duiden op een archeologische vindplaats. Op basis hiervan is de archeologische verwachting bijgesteld naar laag en zijn de gebieden vrijgegeven voor toekomstige ontwikkelingen.
In bijlage 3 bij de toelichting is het definitive rapport van het archeologische bureauonderzoek opgenomen. Bijlage 4 bevat het definitieve rapport van het inventariserende veldonderzoek.
Overige cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig in de zin van gemeentelijke of rijksmonumenten. Ook rond het plangebied komen geen beschermde monumenten voor.
Het plangebied is onderdeel van de droogmakerij rondom Nieuwveen. De polder ten zuiden van de Hogendijk is door molens drooggemalen. De oude ontginningsbasis Nieuwveen bleef hierdoor als hoog bovenland in de droogmakerij achter. Ter plaatse van de Hogendijk is dit door het aanwezige hoogteverschil nog goed zichtbaar in het landschap. In de droogmakerijen werden boerderijen gebouwd, maar geen nieuwe dorpen gesticht. Pas later in de 20e eeuw heeft hier de planmatige uitbreiding van het dorp Nieuwveen plaatsgevonden. In het Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek is het plangebied ook opgenomen. Op de kaart met de Landschapsvisie op hoofdlijnen is het plangebied opgenomen als behouden en versterken natuur- en recreatieterrein aangrenzend aan de bebouwde kom van Nieuwveen. Het aangrenzende gedeelte is gemarkeerd als Grootschalig Droogmakerijen landschap.
De ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie vindt plaats binnen de rode contouren van het dorp Nieuwveen en ligt ten westen van de bestaande bebouwing. De relatie met de droogmakerij aan de west- en zuidzijde van het plangebied is beperkt door de recente realisatie van de golfbaan en bosschages rondom de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Er komen geen specifieke waarden in de zin van paden of waterlopen voor in het plangebied die bescherming verdienen. In het plan wordt rekening gehouden met de bestaande landschappelijke lijnen. De wijk sluit hierop aan.
Conclusie
Vanuit de wetgeving omtrent archeologie gelden geen beperkingen voor het onderhavige project. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat eventuele archeologische resten in de oosthoek van het plangebied niet worden uitgesloten. Het inventariserend veldonderzoek heeft uitgewezen dat geen resten te verwachten zijn. Bescherming van eventuele archeologische waarden is dan ook niet noodzakelijk.
In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor. Specifieke bescherming van elementen of structuren door een cultuurhistorische dubbelbestemming zijn niet noodzakelijk.
4.3 Lucht
Wettelijk kader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar en daggemiddelde) van belang. In Titel 5.2 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen indien:
- Wordt voldaan aan de in Bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
- Een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- Aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof.
Niet in betekenende mate
Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling die minder dan 1% van de grenswaarde bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof(PM10) of stikstofdioxide (NO2) 'niet in betekenende mate' is. Dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 µg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn concrete situaties opgenomen die 'niet in betekenende mate' zijn. Blijft de ontwikkeling binnen de in deze regeling opgenomen grenzen, dan is het project per definitie 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Voor de ontwikkeling van woningen, geldt dat bij de realisatie van minder dan 500 woningen (met één ontsluitingsweg) het project per definitie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderzoek
Het onderhavige project zal geen relevante gevolgen hebben voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving, aangezien slechts maximaal 166 woningen worden gerealiseerd. Dit aantal ligt ruim onder het in het besluit NIBM genoemde aantal van 500 woningen.
Uit de saneringstool 3.1 die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse langs de dichtst bijgelegen doorgaande weg, de Schilkerweg, respectievelijk 19,9 µg/m3 (2011) en 25,8 ug/m3 (2011 met zeezoutaftrek) bedragen. Dit is ruim onder de wettelijk toegestane normen van 40 ug/m3 (jaargemiddelde concentraties).
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Geluid
Wettelijk kader
Met betrekking tot geluid is de Wet geluidhinder het belangrijkste toetsingskader. In de Wet geluidhinder zijn voorkeurswaarden en grenswaarden opgenomen waaraan geluidgevoelige bestemmingen mogen worden blootgesteld. Onder geluidgevoelige bestemmingen worden onder meer verstaan: woningen, maar ook scholen en ziekenhuizen. Voor het bestemmingsplan is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek
In november 2012 is door Oranjewoud een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor de voorgenomen ontwikkeling. Er zijn berekening gedaan voor de geluidbelasting. De uitgangspunten van het onderzoek zijn opgenomen in de rapportage van het onderzoek (zie bijlage 5).
Het doel van het onderzoek is inzichtelijk te maken waar geluidgevoelige bestemmingen vanuit akoestisch oogpunt gerealiseerd kunnen worden zonder ontheffing, met ontheffing en waar niet gebouwd mag worden. Dit wordt middels geluidcontouren ten gevolge van wegverkeerslawaai vanwege de Schilkerweg en Oude Nieuweveenseweg inzichtelijk gemaakt. Tevens ligt het plangebied binnen de invloedsfeer van de Hazeweg/Roggeveldweg.
In onderhavig onderzoek is gerekend met het richtjaar 2022. Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de toekomstige geluidbelasting vanwege de omliggende wegen op de gevels van de nieuw te bouwen woningen.
De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.
Rekenresultaten zoneplichtige wegen
Ten gevolge van het wegverkeer op de Schilkerweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 46 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overschreden.
Ten gevolge van het wegverkeer op de Oude Nieuweveenseweg bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 36 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overschreden.
Rekenresultaten niet-zoneplichtige wegen
Ten gevolge van het wegverkeer op de Hazeweg / Roggeveldweg, waarvoor een 30 km/uur regime geldt, bedraagt de geluidbelasting ten hoogste 38 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. In analogie met de Wet geluidhinder wordt de 48 dB voorkeursgrenswaarde niet overschreden en wordt het akoestisch klimaat als gevolg van deze weg aanvaardbaar geacht.
Conclusie
De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt noch door de zoneplichtige noch door de niet-zoneplichtige wegen overschreden. Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen terug te brengen is niet nodig, omdat daar voldaan wordt aan de grenswaarden. Tevens hoeven er door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop geen hogere waarden verleend te worden. Het thema geluid vormt dat ook geen belemmering voor het plan.
4.5 Milieuhinder
Wettelijk kader
Bij het mogelijk maken van nieuwe functies (en bij de uitbreiding van bestaande functies) is met het oog op eventuele milieuhinder afstemming tussen nieuwe en bestaande functies van belang. Bestaande hindergevoelige en hinderveroorzakende functies mogen niet worden beperkt als gevolg van een nieuwe functie. Om milieuhinder te voorkomen zijn voor de meeste functies hinderzones vastgesteld. Een algemeen gehanteerde leidraad ter bepaling van de onderling afstand tussen functies is de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering'. De afstanden die hierin zijn opgenomen zijn gebaseerd op de hinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderzoek
In opdracht van de gemeente heeft de Omgevingsdienst West-Holland in 2010 het milieuaspect bedrijven en milieuzonering onderzocht.
In relatie tot het onderhavige project spelen de hindercontouren van de volgende bedrijven:
1. Hogedijk 3
Op dit adres is een opslagbedrijf gevestigd. Conform de VNG publicatie dient dit bedrijf te worden ingedeeld in milieucategorie 3.1 met een minimaal gewenste afstand van 50 meter, gerekend vanaf de grens van het perceel. De woningen in het plangebied vallen buiten deze contour.
2. Schoterweg 3
Op deze locatie is de Afvalwaterzuivering Nieuwveen (AWZI) gesitueerd. De provincie Zuid-Holland heeft in 2006 voor deze AWZI milieuvergunning verleend. Ten behoeve van deze milieuvergunning is een geuronderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat de 1 ge/m³ contour, de geurnorm bij het realiseren van nieuwe woningen, buiten het plangebied ligt. Zie hiervoor ook figuur 4.1.
3. Schilkerweg 23
Op deze locatie is een akkerbouwbedrijf gevestigd. Conform de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering is hier sprake van een onderneming in milieucategorie 2 met een minimale gewenste afstand van 30 meter, gerekend vanaf de grens van het bouwvlak. De woningen in het plangebied vallen buiten deze contour.
4. Oude Nieuwveensweg 43
Op dit adres is een timmerwerkplaats gevestigd. Conform de VNG publicatie dient een timmerwerkplaats (< 200 m²) te worden ingedeeld in milieucategorie 3.1 met een minimale gewenste afstand van 50 meter, gerekend vanaf de grens van het perceel.
5. Golfpad 1
Op dit adres is een golfbaan gevestigd. De golfbaan grenst direct aan het plangebied. Conform de VNG publicatie dient voor een golfbaan, gerekend, vanaf de grens van het perceel, een minimale afstand van 10 meter te worden aangehouden. Hier is rekening mee gehouden.
Figuur 4.1 Geurcontour rond AWZI Nieuwveen (bron: Omgevgingsdienst West-Holland)
Conclusie
Het thema bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het plan. Het DO is zodanig aangepast dat er geen woningen binnen de hindercontouren van de verschillende inrichtingen zijn gelegen.
4.6 Externe Veiligheid
Wettelijk kader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs).
Situatie plangebied
Uit bestudering van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat in de omgeving van het plangebied een hoge druk aardgasleiding, eigendom van de N.V. Nederlandse Gasunie, is gelegen. De betreffende leiding heeft een invloedsgebied van 140 meter. Binnen deze zone van 140 meter worden geen kwetsbare objecten gerealiseerd.
In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen andere transportassen voor gevaarlijke stoffen, noch planologisch andere relevante leidingen.
Figuur 4.2 Risicokaart met plangebied (bron: risicokaart.nl)
Conclusie
In de nabijheid van het plangebied bevindt zich een hoge druk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie. Binnen het invloedsgebied van de leiding worden echter geen kwestbare objecten mogelijk gemaakt. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavige project.
4.7 Flora En Fauna
Wettelijk kader
Voorafgaand aan ruimtelijke inrichting van gebieden moet door middel van een natuurtoets worden vastgesteld of beschermde natuurwaarden in het geding zijn. Indien er beschermde natuurwaarden worden geschaad is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor aanvang van de werkzaamheden noodzakelijk. Het is daarbij van belang om te weten tot welke beschermingscategorie de aanwezige soorten behoren. De beschermde soorten zijn momenteel ingedeeld in drie categorieën:
- algemene soorten waarvoor geen ontheffingsplicht geldt wegens een algehele vrijstelling (licht beschermde soorten)
- strikt beschermde soorten waarvoor een ontheffingsplicht geldt voor werkzaamheden die leiden tot verstoring van deze soorten of vernietiging van het leefgebied
- overige soorten ('middengroep') waarvoor een vrijstelling geldt indien wordt gewerkt volgens een goedgekeurde Gedragscode. Deze zijn nog slechts ten dele vastgesteld en goedgekeurd.
Werkzaamheden kunnen in het algemeen soepel doorgang vinden indien er geen 'strikt beschermde soorten' worden aangetroffen.
Ten behoeve van het plan is een Natuurtoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 6 bij de toelichting. Een samenvatting van de uitkomsten van de natuurtoets is opgenomen in deze paragraaf.
Situatie plangebied
Het gebied bestaat momenteel uit akkerland. Rond en door het plangebied liggen enkele smalle watergangen met steile oevers.
Gebieden (Natura 2000 / Ecologische Hoofdstructuur)
In figuur 4.3 is de ligging van het plangebied (rood) ten opzichte van natuurgebieden in de directe omgeving weergegeven. Ten noorden van Nieuwveen bevindt zich binnen een straal van 3 kilometer van het plangebied het natuurgebied Geerpolder en de Ecologische Hoofdstructuur. Er zijn geen natuurgebieden of beschermde structuren aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.
Figuur 4.3 Ecologische Hoofdstructuur nabij het plangebied (bron: Alterra).
Flora en fauna
Bronnenonderzoek
In de Nationale Dababank Flora en Fauna (NDFF) is een globale rapportage opgevraagd van de kilometerhokken 111-466 en 111-467. Uit deze rapportage blijkt dat vrijwel alle soortgroepen niet tot slecht zijn onderzocht, met uitzondering van de groep mossen in kilometerhok 111-467.
Zoogdieren
Volgens het NDFF zijn de zoogdieren in het gehele plangebied niet tot slecht onderzocht. Uit data van de website Telmee.nl blijkt dat de meervleermuis voorkomt in de omgeving van het plangebied. Ook de watervleermuis, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis en de gewone dwergvleermuis komen voor in of in de directe omgeving van het plangebied volgens Telmee.nl. In de wijdere omgeving komt tevens de waterspitsmuis voor (Peereboom, 2011).
Vogels
Volgens NDFF komen respectievelijk 69 en 71 vogelsoorten voor in de kilometerhokken 111-466 en 111 467. Deze database maakt geen onderscheid tussen vogelsoorten met een vaste rust- of verblijfplaats en overige soorten.
Uit de database van Waarneming.nl blijkt dat de volgende vogelsoorten zijn waargenomen in Nieuwveen: Ooievaar, Lepelaar, Purperreiger, Boomvalk, Kerkuil, Bosuil, Ransuil, Ijsvogel, Groen Specht.
Van deze soorten heeft de ijsvogel in 2008 een territorium gehad ten noordoosten van het plangebied. Circa 500 meter ten zuiden van het plangebied bevindt zich een territorium van de steenuil.
Reptielen
Er zijn geen waarnemingen uit de NDFF bekend van reptielen in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied zijn enkele populaties bekend van de ringslang. Deze komt voor rond Amstelveen, uithoorn, de Nieuwkoopse plassen en rond de Zegerplas te Alphen aan den Rijn (Peereboom, 2011).
Amfibieën
Volgens het NDFF komt er een amfibieënsoort voor van tabel 2/3 van de Flora- en faunawet. Afgaand op verspreidingskaarten van amfibieën betreft dit de rugstreeppad. Deze soort komt ook voor in de aangrenzende polder ten zuiden van het plangebied volgens waarneming.nl.
Vissen
Er zijn geen waarnemingen bekend in de NDFF database van beschermde vissoorten in de omgeving van het plangebied. Uit overige bronnen is het voorkomen bekend in de ruimere omgeving van het plangebied van de rivierdonderpad, de kleine modderkruiper en de bittervoorn (Peereboom, 2011).
Ongewervelden
Er zijn geen waarnemingen bekend van beschermde ongewervelden in de omgeving van het plangebied.
Flora
Volgens de NDFF komen er twee soorten voor van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet in kilometerhok 111-467. Er zijn verder geen waarnemingen bekend van beschermde of bijzondere vaatplanten rond het plangebied.
Effecten
Effectenten aanzien van de plannen
De voorgenomen plannen kunnen effect hebben op zwaarder beschermde diersoorten.
Ten aanzien van vleermuizen zijn geen significante effecten te verwachten. Langs de oostzijde is mogelijk foerageergebied aanwezig boven de tuinen en langs begroeiing. Door de aanleg van de nieuwe woonwijken zal dit foerageergebied in oppervlak toenemen. Aanwezige foerageergebieden en vliegroutes worden niet aangetast. Er bevinden zich geen beschermde elementen voor vleermuizen in het plangebied.
Ten aanzien van de kleine modderkruiper is een toename van het leefgebied te verwachten als gevolg van de aanleg van bredere waterpartijen met natuurvriendelijke oevers. Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op de kleine modderkruiper. Ten tijde van de werkzaamheden van het vergraven van de watergangen kunnen individuen van de kleine modderkruiper echter wel worden verstoord of worden gedood. Door te werken conform enkele eenvoudig toe te passen maatregelen kunnen deze negatieve effecten echter goed worden voorkomen. Deze maatregelen omvatten bijvoorbeeld bij het verbreden van watergangen; altijd werken in één richting en richting open water. Bij het dempen van watergangen; Watergang droogpompen en de achtergebleven vis handmatig overzetten naar nabijgelegen wateren. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. Zodra er meer details zijn over de methode van werken dient hiervoor een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld conform de gedragscode voor de Bouw- en Ontwikkelingssector onder begeleiding van een ter zake kundige.
Ten aanzien van de rugstreeppad zijn negatieve effecten te verwachten door de verbreding van watergangen. Door deze verbreding worden de watergangen beter geschikt voor (roof)vis, waardoor de mogelijke functie als voortplantingswater van de rugstreeppad verloren gaat. Op de landhabitat en overwinterhabitat langs de randen en de Hogendijk zijn geen effecten te verwachten. Door de aanleg van tuinen zal deze habitat aanwezig blijven. Ook vinden er geen werkzaamheden plaats aan de Hogendijk.
Ten tijde van de werkzaamheden zal er door het aanbrengen van zand echter ook zeer geschikt leefgebied voor de rugstreeppad ontstaan. Vanwege de hoge verspreidingscapaciteit kan deze soort tijdens de werkzaamheden het plangebied betrekken en vervolgens door de werkzaamheden worden vernietigd.
Effecten ten aanzien van Flora- en faunawet
Er zijn geen negatieve effecten te verwachten op vogels, vleermuizen of andere zoogdieren. Voor deze soortgroepen is zijn geen maatregelen ten aanzien van de Flora- en faunawet vereist.
De kleine modderkruiper is beschermd middels tabel 2 van de flora- en faunawet. Door te werken conform een goedgekeurde gedragscode van het Ministerie van EL&I voldoet men aan de eisen voor een vrijstelling van de Flora- en faunawet voor deze soort. Deze gedragscode eist de implementatie van een locatie- en soortspecifiek ecologisch werkprotocol.
De rugstreeppad is beschermd middels tabel 3 van de flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit houdt in dat er geen negatieve effecten op deze soort plaats mogen vinden. Er is geen ontheffingsmogelijkheid van de Flora- en faunawet voor de rugstreeppad in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat de werkzaamheden zodanig dienen te worden uitgevoerd dat er geen schade aan individuen of populaties van deze soort mag ontstaan. Doordat momenteel niet bekend is of er in de huidige situatie rugstreeppadden van het plangebied gebruik maken, is niet duidelijk of er leefgebied van deze soort verloren gaat, en of dit dus gecompenseerd moet worden. Het is aan te bevelen een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden een inventarisatie van de rugstreeppad uit te voeren.
Ten tijde van de werkzaamheden dient ook te worden voorkomen dat de rugstreeppad alsnog (of weer) het plangebied betrekt. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.
Conclusie
Flora- en faunawet
De volgende streng beschermde soorten komen (mogelijk) voor in het plangebied en kunnen door de plannen negatief worden beïnvloed:
- Kleine modderkruiper;
- Rugstreeppad.
Ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet dienen de volgende maatregelen te worden uitgevoerd:
- Werkzaamheden aan watergangen dienen conform een goedgekeurde gedragscode plaats te vinden;
- Het voorkomen van de rugstreeppad dient een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart te worden gebracht;
- Afhankelijk van de resultaten van bovenstaande inventarisatie dienen mogelijk aanvullende mitigerende of compenserende maatregelen plaats te vinden;
- Ten tijde van de werkzaamheden dient te worden voorkomen dat de rugstreeppad het plangebied betrekt.
Bovenstaande punten dienen te worden verwerkt in een ecologisch werkprotocol conform een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode.
Aanbevelingen ter bevordering van natuur in de stad
Met behulp van enkele eenvoudige maatregelen kan de natuur in de stad versterkt worden en krijgen planten en dieren ook in nieuwe ontwikkelingslocaties de ruimte. Hiervoor worden voor dit plan de volgende aanbevelingen gedaan;
- Verbreden wateren rondom het perceel en de aanleg van natuurvriendelijke oevers;
- Plaatsing vleermuiskasten of geschikt maken van spouwmuren van nieuwbouw voor vleermuizen, huismussen en zwaluwen;
- Plaatsing (steen)uilen kasten aan de randen van het plangebied;
- Behouden en aanleggen van inheemse groenstructuren.
Dergelijke maatregelen bevorderen de leefbaarheid van een woonwijk aanzienlijk. Ook dragen deze maatregelen sterk bij aan een versnelling van het natuurlijk evenwicht in een nieuwbouwwijk. Dit kan typische problemen als spinnenoverlast of muizenplagen van nieuwbouwwijken voorkomen.
4.8 Verkeer En Parkeren
Verkeersgeneratie
In het bestemmingsplan wordt de ontwikkeling van de 166 woningen mogelijk gemaakt, maar wordt ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de ontwikkeling van leisurevoorzieningen mogelijk te maken. Daarbij gaat het om een hotel in combinatie met wellnessvoorzieningen, een zalencentrum en restaurants.
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkelingen is gebruik gemaakt van de kencijfers van het CROW. Daarbij zijn de volgende publicaties geraadpleegd:
- Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer, publicatie 256, september 2008;
- Verkeersgeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer, publicatie 272, december 2008.
In de door de gemeente Nieuwkoop aangeleverde prognose van de intensiteiten voor 2020 is al rekening gehouden met de realisatie van 100 woningen in De Verwondering. Dit betekent dat bij de bepaling van de verkeersgeneratie van het plangebied niet moet worden uitgegaan van 166 woningen, maar van 66. Op grond van de kencijfers van het CROW bedraagt de verkeersgeneratie van deze 66 woningen, afgerond op tientallen ongeveer 510 tot 540 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. In Bijlage 7 is de rapportage van de verkeersgeneratie inclusief de berekening van de verkeersgeneratie opgenomen.
In het bestemmingsplan wordt voor een deel van het plangebied een wijzigingsbevoegdheid opgenomen van een agrarische bestemming naar een bestemming waarbij leisure mogelijk wordt gemaakt. Indien van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zal de verkeersgeneratie van het plangebied toenemen. De berekening van de verkeersgeneratie van de leisurevoorzieningen is eveneens in Bijlage 7 opgenomen. Hieronder zijn de resultaten van deze berekeningen (afgerond op tienatallen) weergegeven:
- hotel (70 à 80 kamers): circa 160 tot 180 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag;
- wellnesscentrum: circa 200 tot 250 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag;
- zalencentrum: circa 40 tot 80 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag;
- restaurant: circa 500 tot 600 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag.
De afzonderlijke leisurefuncties genereren in totaal ongeveer 900 tot 1.110 motorvoertuigbewegingen per gemiddelde weekdag. In de praktijk zal dit aantal wat lager uitvallen, omdat bezoekers in één bezoek mogelijk meerdere voorzieningen bezoeken. Zo zal het voorkomen dat er bezoekers aan het wellnesscentrum zijn die ook van het restaurant gebruik maken en in het hotel overnachten. Het totaal aantal motorvoertuigbewegingen van de leisurevoorzieningen kan dan ook als een worst-casescenario worden gezien.
Parkeren
In de Notitie Parkeerbeleid zijn parkeernormen opgenomen. Hieruit kan worden afgeleid dat voor de planlocatie de Verwondering een parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen voor grote woningen (> 450 m3) en 1,85 parkeerplaatsen per woning voor gemiddelde woningen (350 - 450 m3) moet worden aangehouden. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van de Verwondering is de realisatie van parkeren op eigen erf voor vrijstaande woningen en tweekappers. Hierbij dient rekening gehouden te worden met het theoretisch aantal parkeerplaatsen en de werkelijke situatie. Hiervoor is in de parkeernotitie een berekeningsaantal benoemd. Bij de uitwerking van de plannen voor de woonwijk zal hier nader invulling aangegeven worden. In het voorliggende bestemmingsplan wordt binnen de bestemming Woongebied - 1, Woongebied - 2 en Verkeer-Verblijfsgebied de mogelijkheid geboden om parkeerplaatsen te realiseren.
Conclusie
Het effect van de verkeersgeneratie van De Verwondering op de direct omliggende wegen is verkeerskundig acceptabel. Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.9 Milieueffectrapportage
Wettelijk kader
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Door Infomil wordt dit de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan de m.e.r. Dit kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijk nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r. (beoordeling) is uitgevoerd) of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van de m.e.r. (beoordeling) .
Concreet voor deze situatie betekent dit dat allereerst gekeken moet worden of sprake is van een of meerdere activiteiten, zoals genoemd in de D-lijst, die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
In casu is sprake van de bouw van woningen. Een dergelijke ontwikkeling wordt genoemd in de D-lijst 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Nu wordt hier een minimum aantal van 2000 woningen genoemd, maar deze zijn, voor het beoordelen van de nadelige milieueffecten niet aan de orde. Een plan met maximaal 166 woningen moet ook op nadelige milieueffecten beoordeeld worden.
Wat is een vormvrije m.e.r.-beoordeling
De milieueffectrapportage (m.e.r.) is bedoeld om het milieubelang vroegtijdig en volwaardig in de plan- en besluitvorming in te brengen. De m.e.r. is altijd gekoppeld aan een besluit, bijvoorbeeld een structuurvisie of een bestemmingsplan.
Een m.e.r. is een uitgebreide procedure, waarbij een uitgebreid onderzoek (MER) naar de milieueffecten (verkeer, geluid, natuur, water, etc.) wordt uitgevoerd. Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden, waardoor een m.e.r. nodig is.
In de Besluit m.e.r., die op 1 april 2011 is gewijzigd (zie kader), zijn in de bijlage, onderdeel C en D activiteiten opgenomen, waarbij op grond van artikel 7.8b van de Wet milieubeheer besloten moet worden of bij de voorbereiding van het plan of besluit voor die activiteiten een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. De voorgenomen activiteit, de ontwikkeling van Achter de Hove, is niet opgenomen in onderdeel C, wel in onderdeel D onder categorie D 11.2.
Activiteiten | Gevallen | Besluit | |
D 11.2 | De aanleg, wijziging of ontwikkeling van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. | In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1: een oppervlakte van 100 hectare of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. | De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening à het bestemmingsplan |
Zou sprake zijn van een "overschrijding" van bovengenoemde drempelwaarden dan is sprake van een m.e.r.-beoordeling
De ontwikkeling valt echter onder de drempelwaarden (zie kolom 'gevallen'):
- De oppervlakte bedraagt minder dan 100 ha;
- Het project is wel een aaneengesloten gebied, maar bevat geen 2.000 of meer woningen;
- De bedrijfsvloeroppervlakte van de ontwikkeling bedraagt minder dan 200.000.
Conform de gewijzigde Besluit m.e.r. dient, voor activiteiten die wel in de D-lijst zijn opgenomen, maar niet aan de drempelwaarden voldoen, een toets aan 'Bijlage III Europese richtlijn milieubeoordeling projecten' te worden uitgevoerd (zie kader) en dient beoordeeld te worden of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Dit wordt een vormvrije m.e.r.-beoordeling genoemd.
Conclusie
Toetsing van onderhavig plan aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat voor de meeste thema's belangrijke nadelige milieugevolgen ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zijn uit te sluiten (zie Bijlage 10).
Negatieve effecten op de rugstreeppad zijn (nog) niet uit te sluiten omdat niet duidelijk is of deze soort van het plangebied gebruik maakt. Er dient een nadere inventarisatie plaats te vinden naar het voorkomen van de rugstreeppad (zie paragraaf 4.7), aangezien deze soort op grond van de Habitatrichtlijn is beschermd.
Belangrijke nuancering hierbij is echter dat op grond van Bijlage III van de EU richtlijn m.e.r., alleen de soort is beschermd en dat er in die zin geen sprake is van (mogelijke) belangrijke negatieve effecten op 'gebieden' die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
In het kader van het bestemmingsplan de Verwondering te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, moet de watertoets worden doorlopen. De randvoorwaarden en uitgangspunten die in het kader van de watertoets zijn verzameld worden vastgelegd in deze waterparagraaf.
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is de watertoets een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het doel van het watertoetsproces is om in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening.
Verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Beschrijving huidige situatie
Figuur 5.1 geeft het plangebied weer. Het oppervlak beslaat circa 20 hectare. De locatie is gelegen tussen eerdere dorpsuitbreidingen (oostelijk) en de recent aangelegde golfbaan (westelijk). Het plangebied bevindt zich binnen de polder Nieuwkoop. Het hoogheemraadschap hanteert een streefpeil van NAP -6,30m. Het gebied heeft momenteel een agrarische functie en watert af door middel van een stelsel van poldersloten in zuidelijke richting.
Figuur 5.1 situering plangebied
Randvoorwaarden Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied. Via vergunningverlening en handhaving stelt het hoogheemraadschap eisen aan activiteiten die het watersysteem in dit beheersgebied kunnen beïnvloeden. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van gebods- en verbodsbepalingen. De bepalingen en uitgangspunten waaraan getoetst dient te worden staan beschreven in de "Handreiking Watertoets", d.d. december 2011.
Toekomstige situatie
De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 166 woningen inclusief de bijbehorende infrastructuur. In onderstaand figuur is het Definitief Ontwerp met voorbeeldverkaveling weergegeven.
Figuur 5.2 Definitief Ontwerp de Verwondering met voorbeeldverkaveling (Bron: gemeente Nieuwkoop)
5.2 Waterkwantiteit
Berging
De voorgenomen ontwikkeling heeft een toename van circa 39.335m² verhard oppervlak tot gevolg. Uitgaande van het uitgangspunt van het waterschap dient er 15% compenserend water gerealiseerd te worden (5.900 m2). Het bestaande oppervlaktewater in het plangebied wordt uitgebreid van ca. 4.020m² naar 34.165m² (toename: 30.145m²) door middel van het verruimen van de bestaande waterlopen. Hiermee wordt ruim voldoende compenserend water gerealiseerd.
Afwatering
Het hoogheemraadschap heeft in het informele wateradvies de voorkeur aangegeven voor de afwatering van het plangebied naar het westen (richting het watersysteem van de golfbaan). Het water hoeft in dat geval niet eerst via een stuw naar beneden gestort te worden en vervolgens via het kleine gemaal langs de Nieuweveenseweg weer in het hoofdwatersysteem van de polder gepompt te worden. Dit gemaal en het aanvoerstelsel zijn nu niet ingericht op de afvoer van een woonwijk. Het realiseren van de afwatering in westelijke richting is een duurzamere oplossing dan aanpassen van het gemaal en het ontvangende watersysteem ten zuiden van het plangebied.
Daarnaast geeft het hoogheemraadschap aan dat de afwatering in het gebied veel zal verbeteren als het water in het plangebied op hetzelfde waterpeil wordt aangelegd als het hoofdwatersysteem van de polder (NAP -5,92m). Het voordeel daarvan is dat het waterbezwaar over een groter gebied gespreid kan worden, waardoor er kleinere peilstijgingen optreden. Het zou een nog grotere verbetering zijn als ook de bestaande watergangen in Nieuwveen met het plangebied gekoppeld kunnen worden en in westelijke richting kunnen gaan afwateren.
5.3 Waterkwaliteit
Om verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen is het van belang om zo min mogelijk uitlogende of anderszins uitspoelende bouwstoffen toe te passen waardoor het afstromende hemelwater wordt vervuild.
5.4 Waterkeringen
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Direct ten noorden van het plangebied, maar buiten het bestemmingsplan, is wel een waterkering (de Hogendijk) gelegen.
5.5 Afvalwaterketen
Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar het afkoppelen van afstromend regenwater van schoon verhard oppervlak. Binnen het plangebied zal een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd. Het regenwater kan geloosd worden op het omringende oppervlaktewater. Het rioleringsstelsel dient nader uitgewerkt te worden door de gemeente Nieuwkoop.
Het voorstel van de gemeente Nieuwkoop om het effluent van de zuivering van Nieuwveen in het watersysteem van de nieuwbouwwijk te brengen wordt vanwege de kwaliteit van het effluent niet als een mogelijkheid beschouwd door het hoogheemraadschap.
5.6 Beheer En Onderhoud Nieuw Oppervlaktewater
In de nieuwe situatie is sprake van nieuw oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap en de gemeente zullen nadere afspraken maken over het beheer en onderhoud hiervan.
5.7 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan. Wel zal ten aanzien van een aantal thema's nog nader onderzoek, dan wel een verdiepingsslag worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Inleiding
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening worden de in het plan begrepen gronden voor bepaalde doeleinden aangewezen. Op de verbeelding zijn bestemmingen aangegeven, waarop de bijbehorende regels van toepassing zijn. Daarbij worden regels gegeven voor het bouwen van bouwwerken en voor het gebruik van de bouwwerken en onbebouwde gronden.
6.2 Opzet Van De Planregels
Dit bestemmingsplan "de Verwondering" en wijzigingsbevoegdheden maakt de bouw van woningen, de realisatie van extra water, wegen en groen mogelijk in het plangebied. Tevens wordt door het opnemen van wijzigingsbevoegdheden de realisatie van maatschappelijke, recreatieve en sport voorzieningen indirect mogelijk gemaakt. De bestemmingswijze is gedetailleerd voor wat betreft de functieverdeling. Binnen de bestemmingen kan de fysieke inrichting in principe variëren.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken waarop in de volgende paragrafen wordt ingegaan:
- 1. Inleidende regels;
- 2. Bestemmingsregels;
- 3. Algemene regels;
- 4. Overgangs- en slotregels.
6.3 Verantwoording Van De Planregels
Inleidende regels:
Begrippen
In dit eerste artikel zijn noodzakelijke begripsbepalingen opgenomen die worden gebruikt in de regels. Het bevat definities om misverstanden te voorkomen.
Wijze van meten
Het tweede artikel regelt hoe er gemeten moet worden.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden de bestemmingen beschreven.
Agrarisch
De bestemming Agrarisch is toegekend aan het zuidelijk deel van het plangebied (Zuidereiland). De bestemming laat een agrarisch grondgebruik toe in de vorm van land- en tuinbouw op de open grond. Ten behoeve van de bestemming mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Binnen de bestemming Agrarisch zijn een drietal wijzigingsbevoedgheden opgenomen. Deze bieden de mogelijkheid de bestemming om te zetten naar:
- 1. Wonen (maximaal 4 woningen):
- 2. Wonen, Recreatie, Sport en Maatschappelijk.
Van belang om op te merken is dat in de wijzigingsregels niet de bestemming Agrarisch is opgenomen, maar in hoofdstuk 3 van de regels, in Artikel 14 Algemene aanduidingsregels.
Groen
De bestemming Groen is toegekend aan de gronden die ingericht worden als groenzone inclusief speelvoorzieningen. De bestemming is toegekend aan de groene rand met fruitbomen rondom het Noordereiland, het centrale park op het Parkeiland en de groenvoorzieningen die de toegangsweg begeleiden. Tevens worden paden voor langzaamverkeer mogelijk gemaakt binnen deze bestemming en zijn (ondergeschikte) waterpartijen mogelijk.
Verkeer - Verblijfsgebied
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is toegekend aan dat deel van het plangebied dat ingericht wordt en in gebruik genomen wordt voor ontsluitingswegen, parkeerplaatsen, kleine gedeelten groen rond de verkeersbestemming en paden. Ook water is binnen deze bestemming mogelijk.
Water
Voor de delen van het plangebied waar water een cruciaal onderdeel uitmaakt van het stedenbouwkundige plan is de bestemming Water opgenomen. Dit betreft de grote watergangen die de indeling van het gebied medebepalen. Binnen deze bestemming is ook de aanleg en instandhouding van rietkragen toegestaan (Parkeiland).
Woongebied - 1
De bestemming 'Woongebied - 1' is toegekend aan het deel van het plangebied dat binnen de oude rode contour is gelegen. Er zijn alleen bestemmingsvlakken aangewezen en geen bouwvlakken. Per bestemmingsvlak is het maximum aantal woningen benoemd, waarbij voor de bestemming als geheel tevens een plafond is benoemd. Alle typen woningen zijn binnen deze bestemming toegestaan, van appartementengebouwen tot vrijstaande woningen. Binnen de bestemming is een specifieke functieaanduiding voor landschappelijke inpassing opgenomen, die erop gericht is de overgang van de privé kavels naar het openbaar gebied op een verantwoorde wijze te laten overlopen. Er wordt een verplichting opgenomen een haag als erfafscheiding op de perceelsgrens grenzend aan de bestemming groen te realiseren. Deze eisen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan (Bijlage 1 van de regels) waarnaar in de regels van 'Woongebied - 1' wordt verwezen.
Beroepen aan huis worden toegestaan, mits ondergeschikt aan de woonfunctie en met voldoende parkeergelegenheid.
Woongebied - 2
De bestemming 'Woongebied - 2' is opgenomen voor de gebieden binnen de nieuwe rode contour en 20ke zone waar binnen maximaal 100 woningen mogen worden gebouwd. De opzet van de bestemming is identiek aan de bestemming 'Woongebied - 1', met dien verstanden dat geen gestapelde bebouwing is toegestaan.
Leiding - Gas
Langs de Schilkerweg (N462) ligt aan de noordzijde van deze weg een gasleiding. De leiding ligt in het meest zuidelijk deel van het bestemmingsplan. De belangen van de leiding worden gewaarborgd door de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' op te nemen met bijbehorende beschermingszone en omgevingsvergunningstelsel.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich voordoen indien een deel van het bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximum bebouwingspercentage was betrokken, wederom nu ten behoeve van de berekening van het maximum bebouwingspercentage van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene bouwregels
Onder de algemene bouwregels zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van ondergronds bouwen, dakkapellen en ondergeschikte bouwdelen. Het gaat om algemene regels die van toepassing zijn op het gehele bestemmingsplan.
Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels gaan in op algemeen strijdig gebruik. Dit gaat om strijdig gebruik dat de verschillende bestemmingen overstijgt. Daarnaast is een regeling omtrent parkeren opgenomen, welke voorschrijft dat bestemmingen alleen mogen worden gerealiseerd indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels
In deze bestemming zijn zeven wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hiervan kan slechts gebruik worden gemaakt indien wordt voldaan aan de regels die in de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen. Er worden eisen gesteld aan het aantal woningen, de oppervlakte van functies, de bouwhoogte en de wijze waarop rekening moet worden gehouden met bestaande functies.
Algemene afwijkingsregels
Hierin is specifiek vermeld welke afwijkingen van het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Algemene wijzigingsregels
Dit artikel vermeldt welke algemene wijzigingen ten opzichte van het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Algemene procedureregels
Dit artikel vermeldt welke procedure moet worden doorlopen als er gebruik wordt gemaakt van de nadere eisen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 (bestemmingsregels) van de regels.
Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk bevat de volgende twee artikelen:
Overgangsrecht
Het overgangsrecht bevat een regeling voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerking treden van het plan, maar dat strijdig is met de regels van dit bestemmingsplan. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
Slotregel
In de slotregel wordt aangegeven hoe het bestemmingsplan aangehaald kan worden (titel van het bestemmingsplan). De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.
6.4 Handhaving
Een bestemmingsplan is een bindend beleidsdocument en geldt voor iedereen, dus zowel voor burgers als voor de overheid. Een ieder kan hieruit aflezen welke bouw- en gebruiksmogelijkheden voor de gronden gelden en wat er juridisch-planologisch gezien binnen de omgeving aan mogelijkheden zijn voor de geldingsperiode van 10 jaar van het bestemmingsplan. De gemeente kan naleving van het bestemmingsplan afdwingen en optreden tegen strijdig gebruik van gronden en vanwege de bouwregels.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven. Omdat het bestemmingsplan 'de Verwondering' voorziet in de realisatie van een 'bouwplan', moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond.
In artikel 6.12 lid 1 Wro wordt gesteld dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening wordt de definitie gegeven van een bouwplan. In artikel 6.12 lid 2 van de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening wordt vermeld dat "in afwijking van het eerste lid de gemeenteraad, bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:
- a. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
- b. het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, niet noodzakelijk is, en;
- c. het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid niet noodzakelijk is".
De gronden binnen het bestemmingsplan 'de Verwondering' zijn eigendom van de gemeente. De gemeente bepaalt de fasering en verdere uitwerking van het bouwplan, maakt de gronden bouw- en woonrijp en geeft de gronden uit voor realisatie van woningbouw. De dekking van de kosten vindt plaats door de uitgifte van gronden. Voor eventuele tekorten op haar grondexploitaties treft de gemeente een voorziening.
Het vaststellen van een exploitatieplan is daarmee overbodig. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan voor zienswijzen.
8.1 Vooroverleg
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn met de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het bestemmingsplan in het geding zijn. Het concept ontwerp bestemmingsplan wordt t.b.v. het wettelijke vooroverleg verzonden aan de volgende overlegpartners: provincie Zuid-Holland, het Hoogheemraadschap van Rijnland, Veiligheidsregio Midden-Holland en de (buur)gemeente Kaag en Braassem en Alphen aan den Rijn. De ontvangen reacties zijn als Bijlage 9 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen.
De volgende instanties hebben een reactie gegeven:
- 1. Gemeente Alphen aan den Rijn;
- 2. Hoogheemraadschap van Rijnland;
- 3. Provincie Zuid-Holland (e-formulier);
- 4. Veiligheidsregio Hollands Midden.
1. Gemeente Alphen aan den Rijn
Het voorontwerpbestemmingsplan geeft geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Er zijn geen belangen van gemeente Alphen aan den Rijn die met dit bestemmingsplan in het geding komen.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
2. Hoogheemraadschap van Rijnland
U stelt ons in de gelegenheid te reageren op het voorontwerp bestemmingsplan De Verwondering in het kader van het wettelijk vooroverleg. Het plan geeft ons aanleiding tot de volgende opmerkingen.
- a. Hoogheemraadschap en gemeente hebben uitgebreid contact gehad over de wijziging van het waterpeil in het plangebied. Wij zijn blij dat deze wijziging doorgevoerd zal worden met de realisering van het bestemmingsplan. Dit betekent een verbetering van de waterhuishouding. Rijnland is voornemens om in 2013 het peilbesluit voor Polder Nieuwkoop in procedure te brengen en de peilwijziging hierin te verwerken.
- b. Vanzelfsprekend zijn wij tevreden met de grote hoeveelheid water die in het plan is opgenomen, meer dan voldoende om de voorgenomen dempingen en toename verhard oppervlak te compenseren. Wel merken wij op dat bij een gefaseerde ontwikkeling van het plan de toename van verhard oppervlak gelijke tred moet houden met het graven van het water.
- c. Het plangebied ligt in een diepe droogmakerij en is gevoelig voor kwel en opbarsting van waterbodems. Berekeningen zullen inzicht moeten geven in deze risico's. Het zou noodzakelijk kunnen blijken om de breedte van te graven watergangen te beperken.
- d. In het plangebied liggen geen waterkeringen, zoals u in de plantoelichting schrijft. Direct ten noorden van het plangebied is wél een waterkering aanwezig. Het is goed om dit te vermelden in paragraaf 5.4.
- e. Binnen de bestemming Woongebied 1 staat u steigers met een oppervlak van 5 m2 toe. Wij merken op dat volgens ons beleid de betreffende watergang minimaal 10 nieter breed moet zijn.
- f. Wij waarderen het dat er in par. 5.1 van de plantoelichting duidelijk wordt verwezen naar de randvoorwaarden van Rijnland. De vermelde opsomming van regels is echter selectief, onvolledig en deels inhoudelijk onjuist. Daarom adviseren wij u deze opsomming achterwege te laten.
Beantwoording
- a. de reactie wordt voor kennisgeving aangenomen;
- b. bij een gefaseerde ontwikkeling zal er contact zijn met het Hoogheemraadschap om de uitwerking van de deelprojecten te bespreken, de reactie wordt voor kennisgeving aangenomen;
- c. bij realisatie van de watergangen zal uiteraard overleg met het Hoogheemraadschap plaatsvinden. Gelet op de gevoeligheid van het gebied ondersteund door geotechnisch onderzoek. De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen;
- d. in paragraaf 5.4 van de toelichting wordt de Hogendijk als waterkering opgenomen;
- e. in artikel 6 'Water' is de mogelijkheid opgenomen voor de realisatie van één steiger per perceel met een maximum oppervlak van 5 m2. De aanleg van een steiger zal mede worden getoetst aan het beleid van het Hoogheemraadschap. De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen;
- f. de selectieve opsomming in paragraaf 5.1 van de toelichting zal worden verwijderd.
3. Provincie Zuid-Holland
Voor het aanbieden van ruimtelijke plannen zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en ontheffingsverzoeken provinciale verordening ruimte hanteert de provincie Zuid-Holland een E-formulier. Uit dit E-formulier komt naar voren dat het plan niet strijdig is met provinciale belangen en het plan niet hoeft te worden opgestuurd naar de provincie Zuid-Holland voor een beoordeling.
Beantwoording
De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
4. Veiligheidsregio Hollands Midden
Per brief van 7 november 2012 heeft de gemeente Nieuwkoop de Veiligheidsregio Hollands Midden verzocht om advies uit te brengen in het kader van het bestemmingsplan De Verwondering. Het gemeentebestuur is als bevoegd gezag verantwoordelijk voor het ruimtelijk beleid en beleid met betrekking tot rampenbestrijding. Het advies van de veiligheidsregio kan het bevoegd gezag ondersteunen bij de afweging rondom veiligheid. Het advies geeft inzicht in de voorbereiding op en de bestrijding van zware ongevallen en rampen, alsmede de beperking van het ontstaan en de effecten daarvan. Vanuit de diverse belangen maakt het gemeentebestuur uiteindelijk een eigen afweging omtrent veiligheid.
- a. Naar aanleiding van het bestemmingsplan De Verwondering geeft de Veiligheidsregio aan dat voornoemd bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het geven van een reactie in het kader van externe veiligheid;
- b. Ten behoeve van een adequate hulpverlening wil de Veiligheidsregio ten aanzien van de bereikbaarheid en bluswatervoorziening het volgende meegeven. Het plangebied moet bereikbaar zijn via minstens twee, bij voorkeur drie toegangswegen. De wegen binnen het plangebied moeten minimaal 4,5 meter breed zijn (minimale verharding breed 3,25 meter) met een vrije hoogte van 4,2 meter. Voor de gebouwen geldt dat primaire bluswatervoorziening binnen 40 meter vanaf de brandweeringang aanwezig dient te zijn. De maximale afstand tussen de inzetlocatie en de dichtstbijzijnde secundaire bluswatervoorziening mag maximaal 160 meter zijn. Specifiek voor dit plangebied betekent dit dat de definitieve beoordeling bereikbaarheid en bluswatervoorziening pas kan plaatsvinden na de definitieve verkaveling.
Beantwoording
- a. de reactie wordt voor kennisgeving aangenomen;
- b. de definitieve verkaveling van het plangebied zal, indien deze is opgesteld, worden voorgelegd aan de Veiligheidsregio Hollands Midden voor een beoordeling op bereikbaarheid en bluswatervoorziening.
Conclusie
De ontvangen overlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan 'De Verwondering' geven aanleiding om tekstueel de paragrafen 5.1 en 5.4 van het bestemmingsplan aan te passen.
8.2 Ontwerpbestemmingsplan
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Het ontwerpbestemmingsplan 'De Verwondering' heeft met ingang van 29 november 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De bekendmaking van de terinzagelegging is op 28 november 2012 gepubliceerd in het Elektronisch Gemeenteblad (nr. 51, week 48) en de Staatscourant (24397).
Bijlage 1 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 2 Parkeernormen Gemeente Nieuwkoop
Bijlage 2 Parkeernormen gemeente Nieuwkoop
Bijlage 1 Quick Scan Leisuremogelijkheden De Verwondering
Bijlage 1 Quick scan Leisuremogelijkheden De Verwondering
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Bureauonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 4 Inventariserend Archeologisch Onderzoek
Bijlage 4 Inventariserend archeologisch onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Natuuronderzoek De Verwondering
Bijlage 6 Natuuronderzoek De Verwondering
Bijlage 7 Verkeersgeneratieonderzoek De Verwondering
Bijlage 7 Verkeersgeneratieonderzoek de Verwondering
Bijlage 8 Watertoets
Bijlage 9 Ontvangen Overlegreacties
Bijlage 9 Ontvangen overlegreacties