Wijzigingsplan Futura Nieuwveen
Wijzigingsplan - gemeente Nieuwkoop
Vastgesteld op 17-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Dit wijzigingsplan maakt de realisatie van een woning mogelijk. Binnen deze woning wordt een huishouden gevoerd, waarbij een aantal kamers worden gerealiseerd ten behoeve van niet-zelfstandige bewoning.
De ontwikkeling van deze woning vindt plaats binnen de locatie "De Verwondering" aan de westzijde van de kern Nieuwveen in de gemeente Nieuwkoop. Recent is ten behoeve van de ontwikkeling van de nieuwbouwlocatie "De Verwondering" een bestemmingsplan opgesteld. Ter plaatse van de beoogde locatie van het woon/zorggebouw is in het bestemmingsplan een wijzigingszone opgenomen, waarbinnen de realisatie van een woning mogelijk is gemaakt. Dit wijzigingsplan beoogt de realisatie van de woning juridisch-planologisch mogelijk te maken.
1.2 Ligging Van Het Plangebied
De nieuwbouw van de woningen van De Verwondering is nog niet gerealiseerd. In onderstaande figuur is dan ook als eerste het plangebied van "De Verwondering" opgenomen, ten opzichte van de omgeving (zie afbeelding 1.1).
Afbeelding 1.1. Begrenzing van de ontwikkeling "De Verwondering"
De planlocatie voor de woning ligt ongeveer middenin de ontwikkeling van De Verwondering (zie ook afbeelding 2.1).
De Verwondering ligt tussen eerdere dorpsuitbreidingen en de recent aangelegde golfbaan. In het noorden grenst het plangebied aan de Hogendijk. In het zuiden vormt de Schilkerweg en een agrarische bedrijf de grens van het plangebied. De westelijke grens wordt gevormd door de golfbaan en de oostelijke grens door de woonbebouwing van Nieuwveen, waaronder de meest recente nieuwbouwwijk Nieuw Venne I.
De ligging van het plangebied voor Futura is nader toegelicht in hoofdstuk 2.
1.3 Geldende Planologische Regeling
Voor de planlocatie is het bestemmingsplan "De Verwondering" vigerend. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 25 april 2013.
Het bouwen van de woning is in strijd met dit bestemmingsplan. Voor het perceel is echter een wijzigingsbevoegdheid (wro-wijzigingszone - 3) opgenomen die realisatie van de woonbestemming mogelijk maakt mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan.
1.4 Leeswijzer
In de navolgende hoofdstukken worden de volgende onderwerpen behandeld:
- Hoofdstuk 2: beschrijving van de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied;
- Hoofdstuk 3: toetsing van het project aan het beleid van rijk, provincie en gemeente;
- Hoofdstuk 4: beschrijving van uitgevoerde omgevingsonderzoeken op het vlak van onder andere natuur en milieu en archeologie;
- Hoofdstuk 5: toetsing van het plan aan de waterhuishouding;
- Hoofdstuk 6: toelichting op de planvorm en planregels;
- Hoofdstuk 7: beschrijving van de economische uitvoerbaarheid;
- Hoofdstuk 8: in dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Initiatief
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de ruimtelijke en functionele situatie in het plangebied. Eerst komt de beschrijving van de huidige situatie aan bod, daarna wordt ingegaan op de aanleiding voor de ontwikkeling, het programma en de inrichting.
2.1 Huidige Situatie
Het plangebied ligt ten westen van de bebouwde kom van Nieuwveen. Het gebied was in gebruik voor agrarische doeleinden. Met het vaststellen van het bestemmingsplan 'De Verwondering' op 25 april 2013 is het gebied als woongebied bestemd. De bouw van nieuwe woningen inclusief de stedenbouwkundige inpassing daarvan is mogelijk gemaakt. Inmiddels is het terrein bouwrijp gemaakt en zijn de eerste woningen in aanbouw.
Afbeelding 2.1 Luchtfoto bouwrijpmaken 2014 (Bron: Globespotter.cyclomedia.com/nl).
De precieze invulling van de percelen rondom de planlocatie is nog niet uitgewerkt. Wel is in het bestemmingsplan een grofmazige indeling van het gebied aangegeven door middel van de invulling van de bestemmingen. De locatie van dit plan ligt in de bestemming "Groen" en is aangeduid met de wijzigingsbevoegdheid "Wro-zone - wijzigingsgebied -3".
2.2 Toekomstige Situatie
Parkeiland De Verwondering
Het project De Verwondering komt voort uit sanering en transformatie van het glastuinbouwgebied de Noordse Buurt. De Verwondering wordt in 3 wooneilanden gerealiseerd: Noordereiland, Parkeiland en Zuidereiland. De woning is voorzien op het Parkeiland, het grootste van de drie wooneilanden. In de fasering is het uitgangspunt dat het Parkeiland ook als eerste ontwikkeld wordt. Dit deel van het plan ligt centraal tussen golfbaan en het bestaande dorp. De openbare ruimte wordt ingericht als park voor de bewoners van de Verwondering en van het dorp. In het plandeel buiten de oude rode contour (zie afbeelding 1.1.) mogen in totaal maximaal 100 woningen worden gebouwd.
Afbeelding 2.2 indicatieve verkaveling Parkeiland (binnen de rode cirkel de beoogde ligging van de nieuwe woning)
Wonen op het Parkeiland betekent wonen in een park. Vanuit de woning en de tuin hebben de bewoners direct toegang tot het landschap dat beplant is met fruit- en notenbomen. De woonclusters worden iets verhoogd aangelegd (ca. 80 cm t.o.v. het maaiveld van het park) zodat de overgang openbaar-privé beter vorm kan worden gegeven. Het Parkeiland krijgt een verbinding met het dorp die toegankelijk is voor auto's, deze sluit aan op de Hazeweg. Sluipverkeer wordt ontmoedigd door de omrijbeweging en een 30 km regime.
Futura, de woning
Voor de woning is een schetsontwerp gemaakt (zie afbeelding 2.3). Dit schetsontwerp wordt in de komende tijd nader uitgewerkt tot een definitief ontwerp en bijbehorende technische tekeningen. Het schetsontwerp is de basis voor dit wijzigingsplan.
Afbeelding 2.3 Schetsontwerp woning
Voor het perceel geldt in het vigerende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid. Hierin wordt een gehele of gedeeltelijke wijziging in de bestemmingen Woongebied - 2 en Maatschappelijk mogelijk gemaakt. Met dit wijzigingsplan wordt de wijziging van de bestemming in "Woongebied - 2" mogelijk gemaakt. Er geldt een aantal voorwaarden voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid:
Woongebied - 2
- het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
- het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan één;
- voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
- een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
- de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
- het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
- het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
met dien verstande dat:
- burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere eisen te stellen aan de beeldkwaliteit zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels.
Aan het einde van hoofdstuk 4 wordt expliciet gemaakt in hoeverre het plan aan deze voorwaarden voldoet.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt een samenvatting gegeven van het beleidskader van rijk, provincie en gemeente. Met betrekking tot provinciaal beleidskader geldt dat het in ontwikkeling is.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) betreft een actualisatie van het ruimtelijke en het mobiliteitsbeleid. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden. De SVIR zet twee zaken helder neer. Een scherp kader voor prioritering in het Infrafonds en een selectief ruimtelijk beleid dat meer overlaat aan provincies en gemeenten. Minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Het beleid ten aanzien van landschap is niet langer een rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies. Zo worden de Nationale Landschappen niet langer als rijksbelang behartigd. De (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Van belang voor het onderhavige plangebied is de 20 Ke-contouren van Schiphol. Het plangebied is gelegen binnen de 20 Ke contour van Schiphol (zie afbeelding 3.1), waarbinnen op grond van het Luchthavenindelingbesluit geen nieuwe woningbouw is toegestaan. Het Rijk en de provincie Zuid-Holland hebben voor De Verwondering echter een uitzondering gemaakt en staan toe dat buiten de oude rode contour 100 woningen worden gebouwd.
Figuur 3.1 20 Ke contour van Schiphol (paarse zones), met rood omcirkeld het plangebied.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 17 december 2011 in werking getreden. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het Rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven.
In het plangebied komen geen expliciet aangewezen nationale belangen voor.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het nationaal ruimtelijk beleid.
3.2 Provinciaal Beleid
Visie Ruimte en Mobiliteit
De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
- Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
- Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
- Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
Documenten
De VRM bestaat uit: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte 2014, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.
4 Thema's
In de VRM zijn vier thema's te onderscheiden
- Beter benutten en opwaarderen;
- Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht);
- Versterken ruimtelijke kwaliteit;
- Bevorderen van water- en energie-efficiënte samenleving.
Toets provinciaal beleid
Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'De Verwondering' d.d. 25 april 2013 is getoetst aan het provinciaal beleid en is de ontwikkeling van het gehele gebied passend geacht binnen de provinciale beleidskaders.
Gelet op het nieuwe vastgestelde provinciale beleid zijn er geen wijzigingen die een andere conclusie weergeven voor de beoogde ontwikkeling die door dit wijzigingsplan mogelijk worden gemaakt. Het plan voldoet aan de wijzigingsregels zoals die zijn opgenomen in het vastgestelde bestemmingsplan 'De Verwondering'.
Bovendiend voldoet de ontwikkeling aan het begrip 'bestaand stads- en dorpsgebied' (artikel 2.1.1 lid 2) nu het gehele plangebied al bouwrijp is gemaakt ten behoeve van wonen alsmede de daarbij behorende stedelijk groen en infrastructuur.
Provinciale woonvisie
Voor de provincie Zuid-Holland hebben Provinciale Staten in 2011 een herziening van de provinciale woonvisie vastgesteld. Deze actuele woonvisie vormt één van de provinciale toetsingscriteria bij het beoordelen van de gemeentelijke bestemmingsplannen. Als bovengrens van het aantal nieuw te bouwen woningen is 130 % vastgesteld. De plancapaciteit in Nieuwkoop is per 1 april 2012 bij een aantal van 1.389 woningen op 153 % vastgesteld, waarmee de door de Provincie geformuleerde bovengrens wordt overschreden. In overleg tussen de gemeente en de provincie is overeengekomen dat de 430 woningen voor de sleutelprojecten buiten beschouwing blijven. In totaal blijven daarmee 959 woningen die meegeteld worden in het totaal voor de woonvisie van de provincie (105 %).
De realisatie van 166 woningen past hiermee binnen de provinciale woonvisie. Met dit wijzigingsplan wordt één van de 166 woningen expliciet mogelijk gemaakt.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met het provinciale ruimtelijk beleid.
3.3 Beleid Hoogheemraadschap
3.3.1 Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website: www.rijnland.net.
3.3.2 Keur en beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur- en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
- Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
- Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keuren Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net.
Riolering afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd;
- ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater
Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Nieuwkoop 2040
Op 16 juli 2009 heeft de gemeenteraad de structuurvisie Nieuwkoop 2040 vastgesteld. In de structuurvisie wordt de kern Nieuwveen aangemerkt als een woonkern type A. De A kernen zijn de grotere dorpen van de gemeente. Ze beschikken over een voorzieningenaanbod met winkels, recreatieve attracties en sportaccommodaties. Nieuwveen ligt op de overgang van het deelgebied 'het dynamische noordwesten' en het middengebied, maar wordt gerekend tot het dynamische noordwesten. In de structuurvisie is aangegeven dat dit deel van de gemeente zich gaat ontwikkelen als het gedeelte met de meeste dynamiek. De woningbouw en bedrijvigheid krijgen hier voorrang. De rode contouren van Nieuwkoop, Nieuwveen en Noorden worden opgerekt ter bekostiging van de natuurontwikkeling en versterking van de leefbaarheid van deze dorpen.
Naast dynamiek in het noordwesten zal er zeker ook aandacht zijn voor landschappelijke inpassing van de diverse activiteiten. Dit betreft ook de overgangen van bebouwd naar open gebied. Het landschapsontwikkelingsplan (LOP) en het Groenbeheerplan zorgen voor de uitwerking van dit beleid.
Woonvisie
In 2010 is voor Nieuwkoop een Woonvisie opgesteld (vastgesteld 3 maart 2011). Deze gaat uit van de kracht van de gemeente als groen-blauwe oase in de Randstad met in de omgeving een dynamische Randstad en voldoende werkgelegenheid. De woonvisie kent het motto: Behoud de kracht, versterk waar mogelijk en anticipeer op ontwikkelingen. Deze drie onderdelen van het motto moeten samenhangend ontwikkeld worden. De gemeente kent hierin 13 kernen met ieder een eigen identiteit. Voor wat betreft de voorgestelde groei van het aantal woningen in Nieuwkoop zet de gemeente niet alleen in op aanwas voor de eigen bevolking, maar ook nadrukkelijk op woningen voor starters en ouderen. Het toevoegen van woningen wordt in de woonvisie voornamelijk toegedeeld aan de A-kernen, waarvan Nieuwveen er één is.
De woonvisie geeft aan welke soorten woningen gewenst zijn in de gemeente. In wezen gaat het hierbij om een heel divers aanbod. Met name betaalbare woningen, woningen voor starters en gericht op ouderen zijn gewenst. Daarnaast is het in het kader van differentiatie ook behoefte aan duurdere woningen.
De woonvisie bevat aanwijzingen over de hoeveelheden woningen die in de verschillende segmenten gebouwd moeten worden. Deze aanwijzingen mogen geen knellend keurslijf worden voor de ontwikkeling, maar dienen wel als handvat. De Verwondering maakt onderdeel uit van de 430 extra woningen die in de gemeente Nieuwkoop gerealiseerd mogen worden. De woning die in het voorliggende wijzigingsplan wordt mogelijk gemaakt, is een van de te realiseren woningen binnen De Verwondering.
Regionaal Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Vechtstreek (2009)
De gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag en Braassem, Nieuwkoop en Rijnwoude, hebben gezamenlijk een Regionaal Landschaps Ontwikkelings Plan (LOP) opgesteld. Het LOP is een beleidskader voor het behoud van bestaande landschappelijke kwaliteiten. Samengevat komt die neer op: “wees zuinig op de karakteristieke landschappen en waarborg de kwaliteit ervan voor de toekomst”. Het Landschaps Ontwikkelings Plan is een uitwerkingsplan van de gemeentelijke Structuurvisie Nieuwkoop 2040. De raad heeft het Visiedeel van het LOP vastgesteld op 25 juni 2009. Het Uitvoeringsprogramma van het LOP is op 17 december 2009 door de raad vastgesteld.
Landschappelijke kwaliteit
In het LOP is de kwaliteit en samenhang van het landschap in de Rijn- en Veenstreek onderzocht. Die kwaliteit en samenhang zit vooral in de grote landschappelijke eenheden. Droogmakerijen en aaneengesloten veenweidegebied vormen met elkaar een heldere hoofdstructuur. Openheid en vergezichten maken die hoofdstructuur zichtbaar. Akkerbouw en melkveehouderij kunnen in deze grote eenheden goed uit de voeten. Versnippering is niet gewenst, stelt het LOP. Zichtlijnen moeten zoveel mogelijk intact blijven. Dit betekent dat toevoegingen aan het landschap, bijvoorbeeld ten behoeve van recreatie en natuur, bij voorkeur aan de randen van deze landschappelijke eenheden plaatsvinden en zoveel mogelijk worden gebundeld.
In het LOP zijn inrichtingsprincipes en bijbehorende voorbeelden opgenomen voor de gewenste beeldkwaliteit van bebouwing. Zorgvuldige aandacht voor de beeldkwaliteit is noodzakelijk om de landschappelijke kwaliteit te waarborgen. De randen van nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen, boerderijen en kassen vallen in het open landschap van de Rijn- en Veenstreek extra op. Het LOP wil een streefbeeld en toetsingskader zijn voor het formuleren van beeldkwaliteit. In het bestemmingsplan de Verwondering wordt hiermee rekening gehouden door een groene overgang naar het landschap te maken en de richting van de verkaveling te laten passen bij het omliggende landschap. De planlocatie voor de woning ligt tussen de andere woningen van in.
Uitvoeringsprogramma
Het uitvoeringsprogramma bevat de projecten waarmee de visie gerealiseerd moet worden. Het programma maakt een onderscheid tussen projecten die vooral de instrumenten voor uitvoering betreffen, en projecten die daadwerkelijk in het landschap ingrijpen. Steeds is het doel om de landschappelijke kwaliteit te verbeteren tegelijk met verantwoord (mede)gebruik van het landelijk gebied.
In de eerste categorie vallen projecten als het verankeren van de visie in het gemeentelijk beleid, het aanstellen van een landschapscoördinator en het oprichten van een landschapsfonds. Ook het aangewezen worden als ‘prioritair gebied’ in het beleid van de provincie, en het door middel van educatieprojecten en promotie vergroten van de bewustwording en beleving van het landschap dragen bij aan de realisatie van de visie.
In de tweede categorie vallen projecten als het aanleggen van wandelpaden, het inpassen van dorpsranden en bedrijventerreinen en het aanleggen van wegbeplanting.
Voor het plangebied zijn geen specifieke kaders en uitgangspunten vermeld, hiervoor gelden de algemene beleidsuitgangspunten.
Met passie naar duurzaam groenbeheer, visie en beheerplan (maart 2009)
Het plan geeft inzicht in de huidige en de gewenste beeld- en onderhoudskwaliteit, de hierbij passende maatregelpakketten (regulier en cyclisch beheer), hoe te komen tot de gewenste onderhoudskwaliteit en de financiële onderbouwing. De groenvisie vormt de basis voor:
- Herstructurering
- Werkplannen
- Beleidskeuzen voor groen
De gemeente kan hiermee doelgericht en efficiënt beheer uitvoeren, dit is zichtbaar aan de kwaliteit van het groen(onderhoud) en aan het benodigde budget.
Vanuit dit beleid zijn randvoorwaarden meegegeven voor het Definitieve Ontwerp voor De Verwondering. Eisen ten aanzien van de groene inpassing zijn beschreven in het beeldkwaliteitplan. Deze voorwaarden zijn ook aan dit wijzigingsplan gekoppeld. (zie Bijlage 1 van de Regels)
Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan
Op 18 februari 2010 heeft de gemeenteraad het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) vastgesteld. In dit plan geeft de gemeente haar visie op het verkeer en vervoer in de gemeente Nieuwkoop voor de komende tien jaar met een doorkijk naar 2040.
De gemeente Nieuwkoop heeft enerzijds te maken met (economische) ontwikkelingen in de regio/Randstad en maakt anderzijds deel uit van Het Groene Hart. In de structuurvisie 2040 heeft de gemeente verwoord hoe zij de positie van de eigen gemeente ziet in die context. Een van de onderdelen die nu verder uitgewerkt is, is de visie op het verkeer en vervoer.
Het vastgestelde GVVP is de basis om vorm te geven aan de invulling van de concrete maatregelen. Deze zullen bestaan uit een aantal uitwerkingsplannen waarbij concrete (verkeers-) maatregelen worden voorgesteld ten gunste van de toekomstige bereikbaarheid en veiligheid en leefkwaliteit in de gemeente Nieuwkoop. Ook is aangegeven welke zaken hoge prioriteit hebben.
Voor de ontwikkeling van de Verwondering wordt een verkeersstructuur met 30 km/u wegen gerealiseerd, waarmee verkeersonveilige conflictpunten tussen verschillenden modaliteiten worden voorkomen. In het bestemmingsplan De Verwondering is aangetoond dat de ontwikkeling past in de doelstellingen van het GVVP. Dit wijzigingsplan maakt geen voegt zich voor wat betreft verkeer en vervoer naar het bestemmingsplan De Verwondering.
Notitie gemeentelijk parkeerbeleid
Op 8 mei 2008 is de notitie gemeentelijk parkeerbeleid door de gemeenteraad vastgesteld. In de notitie staan de belangrijkste uitgangspunten voor het gemeentelijk parkeerbeleid beschreven. In de notitie zijn er parkeernormen voor inbreid- en uitbreidingslocaties vastgesteld. Met dit laatste worden parkeerproblemen in de toekomst voorkomen. Bij de vaststelling zijn er zes uitgangspunten vastgelegd, namelijk:
- de mogelijkheden tot verbetering van de parkeersituatie in woonwijken te bekijken bij de uitvoering van reconstructies en waar mogelijk de verbetering in de reconstructie mee te nemen;
- de parkeernormen voor inbreidings- en uitbreidingslocaties volgens tabel I vast te stellen en deze normen ook strikt toe te passen; rekening houdend met de bezettingspercentages van tabel II;
- voor gebieden met gecombineerd gebruik de beschreven procedure vast te stellen om te bepalen of er sprake is van een tekort aan parkeerplaatsen;
- een nader onderzoek te starten naar de meest effectieve manier om de verplichting tot het parkeren op eigen terrein vast te leggen;
- een onderzoek op te staren naar het oprichten van een parkeerfonds voor de realisatie van gebouwde parkeervoorzieningen, waarbij ook de mogelijkheden voor het instellen van betaald parkeren worden onderzocht;
- de mogelijkheden tot handhaving op het parkeren betrekken bij nadere uitwerking van de totale gemeentelijke handhaving.
De uitgangspunten van het gemeentelijke parkeerbeleid zijn ook van toepassing op dit wijzigingsplan.
Duurzaamheidsagenda 2012-2014
De gemeente Nieuwkoop wil graag een duurzame gemeente zijn, waarin niet alleen aandacht is voor het ‘hier’ en ‘nu’, maar ook voor het ‘daar’ en ‘later’. Duurzaamheid houdt in dat bij alle ontwikkelingen, beleid, plannen en activiteiten gezocht wordt naar een optimale balans tussen leefbaarheid, ecologie en economie. Duurzaamheid houdt ook solidariteit in. Solidariteit tussen huidige en toekomstige generaties.
In de duurzaamheidsagenda geeft de gemeente aan welke maatregelen zij neemt op het gebied van duurzaamheid en welke resultaten zij behaalt. Voor de periode 2012-2014 kiest Nieuwkoop voor een realistische agenda met de volgende kernpunten:
- Kijken naar wat wel kan in plaats van kijken naar wat we idealiter allemaal zouden willen doen. Niet alles kan en zeker niet alles tegelijk.
- Kansen benutten met name in de vorm van no-regret maatregelen.
- De agenda toespitsen op wat we als gemeente zelf kunnen doen en vanuit die inzet burgers en bedrijven te bewegen ook maatregelen te nemen om duurzaamheid te bevorderen. Samen aan de slag, ook als het gaat om duurzaamheid.
De Verwondering komt in de duurzaamheidsagenda niet expliciet voor, maar duurzaam onderhoud en beheer behoort wel tot één van de doelen. Bij alle nieuwbouwprojecten wordt ingezet op zo veel mogelijk duurzame ontwikkeling en duurzaam bouwen en landschappelijke inpassing van de randen van de bebouwing. In het DO voor De Verwondering is hier expliciet rekening mee gehouden. De dragers in de duurzaamheidsvisie die voor het plan is opgesteld zijn groen en water.
3.5 Conclusie
De realisatie van de woning behoort binnen het kader van de ontwikkeling van de nieuwe locatie De Verwondering. Voor deze locatie is in het vigerende bestemmingsplan aangetoond dat de realisatie ervan past binnen het vigerende beleid. Voor de realisatie van de woning wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het bestemmingsplan vormt het bestaande beleid ook voor deze woning geen belemmering.
Hoofdstuk 4 Omgevingsonderzoeken
4.1 Bodem
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is onderzoek noodzakelijk naar de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Verkennend bodemonderzoek
In april 2012 is door Sigma Bouw & Milieu een verkennend bodemonderzoek (verkennend milieukundig bodemonderzoek Schilkerweg, percelen B nrs. 1498, 1640, 1689, 1773 en 1786, te Nieuwveen) uitgevoerd voor het gehele plangebied van De Verwondering. Het betreffende rapport is opgenomen in Bijlage 1. Aan de hand van het bodemgebruik in het verleden evenals de resultaten van voorgaande bodemonderzoeken is een onderzoekhypothese ''onverdacht'' opgesteld. Het verdere onderzoek is aan de hand van deze hypothese uitgevoerd.
Uit het onderzoek naar het voormalige bodemgebruik is naar voren gekomen dat de onderzoekslocatie in het verleden voor zover bekend als agrarische grond en weidegrond in gebruik is geweest. Tussen de percelen bevinden zich diverse dammen. In enkele van deze dammen is puinmateriaal aangetroffen. Op basis van oude topografische kaarten vanaf 1871 tot 1991 blijkt de onderzoekslocatie voor zover na te gaan niet bebouwd te zijn geweest. In het uitgevoerde onderzoek is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch "onverdacht" aangemerkt.
Op basis van de resultaten van het veldwerk van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet geheel vrij is van bodemverontreiniging. Ter plaatse van de geplande nieuwe woning is in een mengmonster van de bovengrond (MM11) een verhoogd gehalte aan zink aangetroffen. Dit verhoogde gehalte overschrijdt de tussenwaarde nniet en geeft daardoor geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Conclusie
Op basis van de onderzoeksresultaten zijn er uit milieuhygiënische overwegingen in relatie tot de bodemkwaliteit, op basis van het onderzoek, geen belemmeringen ten aanzien van de geplande nieuwbouw/ontwikkeling op de onderzoekslocatie.
4.2 Archeologie En Overige Cultuurhistorie
Wettelijk kader
Per 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. De Wamz is een wijzigingswet die geleid heeft tot wijzigingen in onder andere de Monumentenwet 1988 (Mw'88). Onder artikel 38a, lid 1, van de Mw'88 is opgenomen dat de gemeenteraad bij vaststelling van een bestemmingsplan of projectbesluit rekening dient te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Om dit goed te kunnen doen, moet men over kennis over het bodemarchief beschikken. De gemeente heeft in dat kader een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek laten uitvoeren ten behoeve van het bestemmingsplan De Verwondering. Dit onderzoek is uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud (ISSN: 1570-6273). De integrale rapportage is opgenomen in Bijlage 2. De conclusies uit het onderzoek zijn ook van toepassing op de planlocatie Futura.
Sinds 1 januari 2012 is het verplicht in bestemmingsplannen rekening te houden met cultuurhistorische waarden (art. 3.2.6, sub b, Bro). Hiertoe moet in de toelichting van het bestemmingsplan een afweging worden opgenomen over het voorkomen van cultuurhistorische waarden in het gebied en de wijze waarop deze cultuurhistorische waarden - indien noodzakelijk - in het bestemmingsplan worden geborgd.
Archeologisch onderzoek
Bureauonderzoek
Het plangebied ligt landschappelijk gezien in het westelijk veengebied, dat tot stand is gekomen in het holoceen. In de oosthoek van de gehele ontwikkeling van De Verwondering kunnen stroomgordels voorkomen, waar bewoning vanaf de bronstijd mogelijk was. Deze stroomgordels liggen niet ter plaatse van de projectlocatie voor de realisatie van Futura. Er wordt in het onderzoek dan ook voor dit gedeelte van het plangebied vrijgave geadviseerd. Voor het gedeelte van de stroomgordels is een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd dat bij het bestemmingsplan De Verwondering gevoegd is.
Overige cultuurhistorische waarden
In het plangebied zijn geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig in de zin van gemeentelijke of rijksmonumenten. Ook rond het plangebied komen geen beschermde monumenten voor.
Het plangebied is onderdeel van de droogmakerij rondom Nieuwveen. De polder ten zuiden van de Hogendijk is door molens drooggemalen. De oude ontginningsbasis Nieuwveen bleef hierdoor als hoog bovenland in de droogmakerij achter. Ter plaatse van de Hogendijk is dit door het aanwezige hoogteverschil nog goed zichtbaar in het landschap. In de droogmakerijen werden boerderijen gebouwd, maar geen nieuwe dorpen gesticht. Pas later in de 20e eeuw heeft hier de planmatige uitbreiding van het dorp Nieuwveen plaatsgevonden. In het Landschapsontwikkelingsplan Rijn- en Veenstreek is het plangebied ook opgenomen. Op de kaart met de Landschapsvisie op hoofdlijnen is het plangebied opgenomen als behouden en versterken natuur- en recreatieterrein aangrenzend aan de bebouwde kom van Nieuwveen. Het aangrenzende gedeelte is gemarkeerd als Grootschalig Droogmakerijen landschap.
De ontwikkeling van de woning vindt plaats binnen de contouren van de nieuw te bouwen wijk De Verwondering. De randen van deze ontwikkeling worden gevormd door andere bebouwing, die reeds in het bestemmingsplan De Verwondering mogelijk is gemaakt. Er komen geen specifieke waarden in de zin van paden of waterlopen voor in het plangebied die bescherming verdienen.
Conclusie
Vanuit de wetgeving omtrent archeologie gelden geen beperkingen voor het onderhavige project. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat eventuele archeologische resten ter plaatse van de locatie worden uitgesloten.
In het plangebied komen geen cultuurhistorische waarden voor. Specifieke bescherming van elementen of structuren door een cultuurhistorische dubbelbestemming zijn niet noodzakelijk.
4.3 Lucht
Wettelijk kader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet luchtkwaliteit (Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar en daggemiddelde) van belang. In Titel 5.2 van de Wet milieubeheer is bepaald dat bestuursorganen een besluit, dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, kunnen nemen indien:
- Wordt voldaan aan de in Bijlage 2 Wm opgenomen grenswaarden;
- Een besluit (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- Aannemelijk is gemaakt dat een besluit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de concentratie van een stof.
Niet in betekenende mate
Projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In het Besluit niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen (luchtkwaliteitseisen) is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling die minder dan 1% van de grenswaarde bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof(PM10) of stikstofdioxide (NO2) 'niet in betekenende mate' is. Dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 µg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. In de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn concrete situaties opgenomen die 'niet in betekenende mate' zijn. Blijft de ontwikkeling binnen de in deze regeling opgenomen grenzen, dan is het project per definitie 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Voor de ontwikkeling van woningen, geldt dat bij de realisatie van minder dan 500 woningen (met één ontsluitingsweg) het project per definitie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Onderzoek
In het bestemmingsplan De Verwondering is aangetoond dat de realisatie van de nieuwbouwwijk geen relevante gevolgen heeft voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen in de omgeving. Het maximale aantal van 166 woningen ligt namelijk ruim onder het in het besluit NIBM genoemde aantal van 500 woningen. De realisatie van de woning in dit wijzigingsplan is een van deze 166 woningen.
In het bestemmingsplan De Verwondering is tevens verwoord dat uit de saneringstool 3.1 die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat de achtergrondconcentraties voor stikstofdioxide en fijn stof ter plaatse langs de dichtst bijgelegen doorgaande weg, de Schilkerweg, respectievelijk 19,9 µg/m3 (2011) en 25,8 ug/m3 (2011 met zeezoutaftrek) bedragen. Dit is ruim onder de wettelijk toegestane normen van 40 ug/m3 (jaargemiddelde concentraties).
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
4.4 Geluid
Wettelijk kader
Met betrekking tot geluid is de Wet geluidhinder het belangrijkste toetsingskader. In de Wet geluidhinder zijn voorkeurswaarden en grenswaarden opgenomen waaraan geluidgevoelige bestemmingen mogen worden blootgesteld. Onder geluidgevoelige bestemmingen worden onder meer verstaan: woningen, maar ook scholen en ziekenhuizen. Voor het bestemmingsplan is dan ook een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek
In november 2012 is door Oranjewoud een akoestisch onderzoek uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan De Verwondering. Er zijn berekening gedaan voor de geluidbelasting. De uitgangspunten van het onderzoek zijn opgenomen in de rapportage van het onderzoek (zie Bijlage 3).
Het doel van het akoestisch onderzoek is het berekenen van de toekomstige geluidbelasting vanwege de omliggende wegen op de gevels van de nieuw te bouwen woningen. Hiertoe zijn geluidcontouren ten gevolge van wegverkeerslawaai vanwege de Schilkerweg en Oude Nieuweveenseweg bepaald. Tevens ligt het plangebied binnen de invloedsfeer van de Hazeweg/Roggeveldweg. In het onderzoek is gerekend met het richtjaar 2022.
De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh gestelde grenswaarden worden overschreden, dient beoordeeld te worden of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.
Rekenresultaten zoneplichtige wegen
Ten gevolge van het wegverkeer op de Schilkerweg bedraagt de geluidbelasting binnen het plangebied van bestemmingsplan De Verwondering ten hoogste 46 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overschreden.
Ten gevolge van het wegverkeer op de Oude Nieuweveenseweg bedraagt de geluidbelasting binnen het plangebied van bestemmingsplan De Verwondering ten hoogste 36 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee niet overschreden.
Rekenresultaten niet-zoneplichtige wegen
Ten gevolge van het wegverkeer op de Hazeweg / Roggeveldweg, waarvoor een 30 km/uur regime geldt, bedraagt de geluidbelasting binnen het plangebied van bestemmingsplan De Verwondering ten hoogste 38 dB inclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. In analogie met de Wet geluidhinder wordt de 48 dB voorkeursgrenswaarde niet overschreden en wordt het akoestisch klimaat als gevolg van deze weg aanvaardbaar geacht.
Toekomstige ontwikkelingen
Op grond van het in november 2012 verrichte akoestisch onderzoek blijkt dat er voor de periode tot 2022 een etmaalintensiteit voor de Schilkerweg is berekend van 9.171 motorvoertuigen per etmaal. Hierin is de uitbreiding van het bedrijventerrein aan de Schilkerweg niet meegenomen.
Uiteraard zal te zijner tijd, bij het voorbereiden van het bestemmingsplan ten behoeve van het bedrijventerrein Schoterhoek, rekening worden gehouden met de verkeersaantrekkende werking en milieubelasting op het plangebied (en andere gevoelige functies in de omgeving van het bedrijventerrein). Zo ver is het nu nog niet.
Met de ontwikkeling van Schoterhoek behoeft derhalve bij de voorbereiding van het bestemmingsplan de Verwondering geen rekening te worden gehouden. Ten overvloede wordt echter opgemerkt, dat uit het reeds verrichte onderzoek blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de woningen in het bestemmingsplan de Verwondering met 46 dB (incl. aftrek ex artikel 110g Wgh) onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft. Pas bij een verdubbeling van de intensiteit op de Schilkerweg is sprake van een geluidtoename van 3 dB (en dus een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde). Een verdubbeling van de intensiteit is geenszins aan de orde bij de geplande uitbreiding van Schoterhoek II.
Volgens de CROW-publicatie 256 genereert een gemengd bedrijventerrein, zoals het onderhavige, 214 motorvoertuigen per etmaal per hectare. De uitbreiding van het bedrijventerrein is maximaal 7 ha. Hierdoor is een toename van de intensiteit te verwachten van ca. 1.500 motorvoertuigen per etmaal. Dit houdt een toename in van circa 16% op de nu gehanteerde verkeersintensiteiten. Er is derhalve geen enkele reden om verricht onderzoek aan te vullen.
Conclusie
Voor de ontwikkeling van De Verwondering in het bestemmingsplan aangetoond dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB noch door de zoneplichtige noch door de niet-zoneplichtige wegen wordt overschreden. Deze conclusie is ook van toepassing op dit wijzigingsplan, omdat hiermee een van de woningen binnen De Verwondering gerealiseerd wordt.
Op grond van de rekenresultaten uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de maximale geluidbelasting op de locatie van het wijzigingsgebied als gevolg van onderstaande wegen als volgt is:
- Schilkerweg (inclusief aftrek ex artikel 110 g Wgh) 38 dB;
- Oude Nieuwveenseweg (inclusief aftrek ex artikel 110 g Wgh) 24 dB;
- Hazeweg / Roggeveldweg ((inclusief aftrek ex artikel 110 g Wgh) 24 dB.
Uit bijlage 5 van het akoestisch onderzoek blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting exclusief aftrek ex artikel 110g van de Wet geluidhinder op het plangebied ten hoogste 40 dB bedraagt.
Onderzoek naar maatregelen om de geluidbelasting ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen in dit wijzigingsplan terug te brengen is niet nodig, omdat daar ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden. Tevens hoeven er door het college van burgemeester en wethouders van Nieuwkoop geen hogere waarden verleend te worden. Het thema geluid vormt dat ook geen belemmering voor het plan.
4.5 Milieuhinder
Wettelijk kader
Bij het mogelijk maken van nieuwe functies (en bij de uitbreiding van bestaande functies) is met het oog op eventuele milieuhinder afstemming tussen nieuwe en bestaande functies van belang. Bestaande hindergevoelige en hinderveroorzakende functies mogen niet worden beperkt als gevolg van een nieuwe functie. Om milieuhinder te voorkomen zijn voor de meeste functies hinderzones vastgesteld. Een algemeen gehanteerde leidraad ter bepaling van de onderling afstand tussen functies is de VNG-publicatie 'bedrijven en milieuzonering'. De afstanden die hierin zijn opgenomen zijn gebaseerd op de hinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar.
Onderzoek
In opdracht van de gemeente heeft de Omgevingsdienst West-Holland in 2010 het milieuaspect bedrijven en milieuzonering onderzocht.
In relatie tot het onderhavige project spelen de hindercontouren van de volgende bedrijven:
Adres | Soort bedrijf | Minimaal gewenste afstand (tot grens De Verwondering) | Conclusie |
Hogedijk 3 | opslagbedrijf | 50 meter | woningen liggen op grotere afstand |
Schoterweg 3 | afvalwaterzuivering | geuronderzoek | 1 ge/m3 grens ligt buiten plangebied De Verwondering |
Schilkerweg 23 | akkerbouwbedrijf | 30 meter | woningen liggen op grotere afstand |
Oude Nieuwveensweg 43 | timmerwerkplaats (<200 m2) | 50 meter | woningen liggen op grotere afstand |
Golfpad 1 | golfbaan | 10 meter | woningen liggen op grotere afstand |
Conclusie
Het thema bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan De Verwondering. Daarmee vormt het tevens geen belemmering voor voorliggend wijzigingsplan. De nieuwe woning ligt ongeveer middenin de ontwikkeling en ligt daarmee op grotere afstand van de genoemde bedrijven dan andere woningen binnen De Verwondering.
4.6 Externe Veiligheid
Wettelijk kader
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRvgs).
Situatie plangebied
Uit bestudering van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat in de omgeving van de planlocatie een hoge druk aardgasleiding, eigendom van de N.V. Nederlandse Gasunie, is gelegen. De betreffende leiding heeft een invloedsgebied van 140 meter. De beoogde locatie van de woning ligt buiten deze zone van 140 meter.
In de nabijheid van het plangebied (van De Verwondering) bevinden zich geen andere transportassen voor gevaarlijke stoffen, noch planologisch andere relevante leidingen.
Figuur 4.2 Risicokaart met plangebied (bron: risicokaart.nl)
Conclusie
De planlocatie bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van de hoge druk aardgasleiding nabij de Schilkerweg. Nader onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het onderhavige project.
4.7 Flora En Fauna
Wettelijk kader
Voorafgaand aan ruimtelijke inrichting van gebieden moet door middel van een natuurtoets worden vastgesteld of beschermde natuurwaarden in het geding zijn. Indien er beschermde natuurwaarden worden geschaad is een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet voor aanvang van de werkzaamheden noodzakelijk. Het is daarbij van belang om te weten tot welke beschermingscategorie de aanwezige soorten behoren. De beschermde soorten zijn momenteel ingedeeld in drie categorieën:
- algemene soorten waarvoor geen ontheffingsplicht geldt wegens een algehele vrijstelling (licht beschermde soorten)
- strikt beschermde soorten waarvoor een ontheffingsplicht geldt voor werkzaamheden die leiden tot verstoring van deze soorten of vernietiging van het leefgebied
- overige soorten ('middengroep') waarvoor een vrijstelling geldt indien wordt gewerkt volgens een goedgekeurde Gedragscode. Deze zijn nog slechts ten dele vastgesteld en goedgekeurd.
Werkzaamheden kunnen in het algemeen soepel doorgang vinden indien er geen 'strikt beschermde soorten' worden aangetroffen.
Ten behoeve van het bestemmingsplan De Verwondering is een Natuurtoets uitgevoerd. Deze is opgenomen in Bijlage 4 bij de toelichting. Een samenvatting van de uitkomsten van de natuurtoets die relevant zijn voor dit wijzigingsplan is opgenomen in deze paragraaf.
Situatie plangebied
Het gebied bestaat momenteel uit akkerland. Ter plaatse van het plangebied ligt geen watergang.
Gebieden (Natura 2000 / Ecologische Hoofdstructuur)
In figuur 4.3 is de ligging van het plangebied (rood De Verwondering, blauw Futura) ten opzichte van natuurgebieden in de directe omgeving weergegeven. Ten noorden van Nieuwveen bevindt zich binnen een straal van 3 kilometer van de planlocatie het natuurgebied Geerpolder en de Ecologische Hoofdstructuur. Er zijn geen natuurgebieden of beschermde structuren aanwezig in de directe omgeving van het plangebied.
Figuur 4.3 Ecologische Hoofdstructuur nabij het plangebied (bron: Alterra).
Flora en fauna
Bronnenonderzoek
In de Nationale Dababank Flora en Fauna (NDFF) is een globale rapportage opgevraagd van de kilometerhokken 111-466 en 111-467. Uit deze rapportage blijkt dat vrijwel alle soortgroepen niet tot slecht zijn onderzocht, met uitzondering van de groep mossen in kilometerhok 111-467. De onderstaande conclusies hebben betrekking op het gehele plangebied van het bestemmingsplan van De Verwondering.
Zoogdieren
Volgens het NDFF zijn de zoogdieren in het gehele plangebied niet tot slecht onderzocht. Uit data van de website Telmee.nl blijkt dat de meervleermuis voorkomt in de omgeving van het plangebied. Ook de watervleermuis, de rosse vleermuis, de ruige dwergvleermuis en de gewone dwergvleermuis komen voor in of in de directe omgeving van het plangebied volgens Telmee.nl. In de wijdere omgeving komt tevens de waterspitsmuis voor (Peereboom, 2011).
Vogels
Volgens NDFF komen respectievelijk 69 en 71 vogelsoorten voor in de kilometerhokken 111-466 en 111 467. Deze database maakt geen onderscheid tussen vogelsoorten met een vaste rust- of verblijfplaats en overige soorten.
Uit de database van Waarneming.nl blijkt dat de volgende vogelsoorten zijn waargenomen in Nieuwveen: Ooievaar, Lepelaar, Purperreiger, Boomvalk, Kerkuil, Bosuil, Ransuil, IJsvogel, Groen Specht.
Van deze soorten heeft de IJsvogel in 2008 een territorium gehad ten noordoosten van het plangebied. Circa 500 meter ten zuiden van het plangebied van De Verwondering bevindt zich een territorium van de steenuil.
Reptielen
Er zijn geen waarnemingen uit de NDFF bekend van reptielen in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied zijn enkele populaties bekend van de ringslang. Deze komt voor rond Amstelveen, Uithoorn, de Nieuwkoopse plassen en rond de Zegerplas te Alphen aan den Rijn (Peereboom, 2011).
Amfibieën
Volgens het NDFF komt er een amfibieënsoort voor van tabel 2/3 van de Flora- en faunawet. Afgaand op verspreidingskaarten van amfibieën betreft dit de rugstreeppad. Deze soort komt ook voor in de aangrenzende polder ten zuiden van het plangebied van De Verwondering volgens waarneming.nl.
Vissen
Er zijn geen waarnemingen bekend in de NDFF database van beschermde vissoorten in de omgeving van het plangebied. Uit overige bronnen is het voorkomen bekend in de ruimere omgeving van het plangebied van de rivierdonderpad, de kleine modderkruiper en de bittervoorn (Peereboom, 2011).
Ongewervelden
Er zijn geen waarnemingen bekend van beschermde ongewervelden in de omgeving van het plangebied.
Flora
Volgens de NDFF komen er twee soorten voor van tabel 2 of 3 van de Flora- en faunawet in kilometerhok 111-467. Er zijn verder geen waarnemingen bekend van beschermde of bijzondere vaatplanten rond het plangebied.
Effecten
Effecten ten aanzien van de plannen
In het plangebied van De Verwondering kunnen effecten op zwaarder beschermde diersoorten optreden. Dit is in het bestemmingsplan De Verwondering nader toegelicht. Voor de ontwikkeling van De Verwondering worden de kleine modderkruiper en de rugstreeppad als soorten genoemd waarmee rekening gehouden moet worden bij de realisatie van het plan. Hiervan heeft de kleine modderkruiper geen leefgebied binnen de planlocatie voor Futura, omdat binnen de planlocatie geen watergangen voorkomen.
Ten aanzien van de rugstreeppad is voor de planlocatie Futura alleen van belang dat door het aanbrengen van zand een zeer geschikt leefgebied voor deze soort op het land ontstaat. De rugstreeppad is beschermd middels tabel 3 van de flora- en faunawet en bijlage IV van de Habitatrichtlijn. Dit houdt in dat er geen negatieve effecten op deze soort plaats mogen vinden. Er is geen ontheffingsmogelijkheid van de Flora- en faunawet voor de rugstreeppad in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Dit betekent dat de werkzaamheden zodanig dienen te worden uitgevoerd dat er geen schade aan individuen of populaties van deze soort mag ontstaan. Doordat momenteel niet bekend is of er in de huidige situatie rugstreeppadden van het plangebied gebruik maken, is niet duidelijk of er leefgebied van deze soort verloren gaat, en of dit dus gecompenseerd moet worden. Voor het bestemmingsplan De Verwondering is daarom aanbevolen een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden een inventarisatie van de rugstreeppad uit te voeren. Deze aanbeveling geldt eveneens voor de realisatie van Futura en kan mogelijk gezamenlijk met andere onderdelen van de realisatie van De Verwondering worden uitgevoerd.
Ten tijde van de werkzaamheden dient ook te worden voorkomen dat de rugstreeppad alsnog (of weer) het plangebied betrekt. Hiervoor dient een ecologisch werkprotocol te worden opgesteld.
Conclusie
Flora- en faunawet
In het plangebied komt mogelijk de rugstreeppad voor. Deze kan door de realisatie van de woning negatief worden beïnvloed. Ter voorkoming van overtredingen van de Flora- en faunawet dienen de volgende maatregelen te worden uitgevoerd:
- Werkzaamheden aan watergangen dienen conform een goedgekeurde gedragscode plaats te vinden;
- Het voorkomen van de rugstreeppad dient een jaar voorafgaand aan de werkzaamheden in kaart te worden gebracht;
- Afhankelijk van de resultaten van bovenstaande inventarisatie dienen mogelijk aanvullende mitigerende of compenserende maatregelen plaats te vinden;
- Ten tijde van de werkzaamheden dient te worden voorkomen dat de rugstreeppad het plangebied betrekt.
Bovenstaande punten dienen te worden verwerkt in een ecologisch werkprotocol conform een door het ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode.
4.8 Verkeer En Parkeren
Verkeersgeneratie
In het bestemmingsplan De Verwondering wordt de ontwikkeling van de 166 woningen mogelijk gemaakt, maar wordt ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de ontwikkeling van leisurevoorzieningen mogelijk te maken. Daarbij gaat het om een hotel in combinatie met wellnessvoorzieningen, een zalencentrum en restaurants.
Op basis van deze uitgangspunten voor de realisatie van De Verwondering is de verkeersgeneratie van het gehele plan bepaald. Hiervoor is gebruik gemaakt van de kentallen uit de volgende CROW publicaties:
- Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden, vuistregels en kengetallen gemotoriseerd verkeer, publicatie 256, september 2008;
- Verkeersgeneratie voorzieningen, kengetallen gemotoriseerd verkeer, publicatie 272, december 2008.
De conclusie ten aanzien van de verkeersgeneratie voor De Verwondering is dat het effect van het gehele plangebied op het omliggende wegennet acceptabel is. Aangezien de realisatie van Futura de ontwikkeling van een van de woningen in het plangebied betreft, wordt hiermee geen extra verkeersgeneratie verwacht.
Parkeren
In de Notitie Parkeerbeleid zijn parkeernormen opgenomen. Hieruit kan worden afgeleid dat voor de planlocatie de Verwondering een parkeernorm van 2,1 parkeerplaatsen voor grote woningen (> 450 m3) en 1,85 parkeerplaatsen per woning voor gemiddelde woningen (350 - 450 m3) moet worden aangehouden. Voor Futura geldt dat uitgegaan kan worden van een grote woning. In het schetsontwerp is rekening gehouden met twee parkeerplaatsen voor de woning (zie ook afbeelding 2.3). Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de uitgangspunten van het parkeernormen.
Conclusie
Het effect van de verkeersgeneratie van de woning op de direct omliggende wegen is verkeerskundig acceptabel. Verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het wijzigingsplan. Tevens wordt met het voldoen aan de parkeernorm voldaan aan een van de voorwaarden om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid.
4.9 Milieueffectrapportage
Wettelijk kader
Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Een belangrijk nieuw element in het Besluit m.e.r. is het (in feite) indicatief maken van de gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst). Dit betekent dat het bevoegd gezag meer moet doen dan onder de oude regelgeving. Vroeger kon worden volstaan met de mededeling in het besluit dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r. (beoordeling) noodzakelijk was. Onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven. Deze motivering moet op basis van dezelfde criteria als de m.e.r.-beoordeling. De diepgang kan echter anders zijn en er zijn geen vormvereisten. Door Infomil wordt dit de 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' genoemd.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan de m.e.r. Dit kan zijn in de vorm van een motivering dat belangrijk nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten (en er dus geen m.e.r. (beoordeling) is uitgevoerd) of in de vorm van een beschrijving van de resultaten van de m.e.r. (beoordeling) .
Concreet voor deze situatie betekent dit dat allereerst gekeken moet worden of sprake is van een of meerdere activiteiten, zoals genoemd in de D-lijst, die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
In casu is sprake van de bouw van woningen. Een dergelijke ontwikkeling wordt genoemd in de D-lijst 11.2 ('De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'). Nu wordt hier een minimum aantal van 2000 woningen genoemd, maar deze zijn, voor het beoordelen van de nadelige milieueffecten niet aan de orde. Een plan met maximaal 166 woningen moet ook op nadelige milieueffecten beoordeeld worden.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor het bestemmingsplan De Verwondering heeft toetsing plaatsgevonden aan Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn. Deze toetsing leidde tot de conclusie dat voor de meeste thema's belangrijke nadelige milieugevolgen ten gevolge van de beoogde ontwikkeling zijn uit te sluiten (zie Bijlage 7).
Negatieve effecten op de rugstreeppad zijn (nog) niet uit te sluiten omdat niet duidelijk is of deze soort van het plangebied gebruik maakt. Er dient een nadere inventarisatie plaats te vinden naar het voorkomen van de rugstreeppad (zie paragraaf 4.7), aangezien deze soort op grond van de Habitatrichtlijn is beschermd.
Belangrijke nuancering hierbij is echter dat op grond van Bijlage III van de EU richtlijn m.e.r., alleen de soort is beschermd en dat er in die zin geen sprake is van (mogelijke) belangrijke negatieve effecten op 'gebieden' die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd.
Aangezien dit wijzigingsplan betrekking heeft op een van de woningen die ook in het kader van het bestemmingsplan De Verwondering mogelijk gemaakt zijn, geldt ook voor dit wijzigingsplan dat significant negatieve effecten uitgesloten kunnen worden.
4.10 Randvoorwaarden Wijzigingsbevoegdheid
In hoofdstuk 2 is weergegeven aan welke voorwaarden de ontwikkeling moet voldoen om gebruik te kunnen maken van de wijzigingsbevoegdheid. Een aantal van deze aspecten is reeds in de bovenstaande paragrafen behandeld. In onderstaande paragraaf lopen wij de voorwaarden langs en concluderen wij in hoeverre het plan aan deze voorwaarden voldoet.
- het aantal woningen binnen de bestemming 'Woongebied - 2' mag niet meer bedragen dan 100;
Het stedenbouwkundige plan voor de overige ontwikkeling van Parkeiland (Woongebied - 2) is nog niet gereed. Met de realisatie van de woning wordt één van de 100 woningen mogelijk gemaakt. Voor het overige deel van het gebied kunnen daarmee 99 woningen gerealiseerd worden. Hiermee wordt in de verdere ontwikkeling van Woongebied - 2 rekening gehouden.
- het aantal woningen binnen het wijzigingsgebied mag niet meer bedragen dan één;
De beschrijving van de toekomstige situatie toont aan dat de ontwikkeling inderdaad betrekking heeft op de realisatie van één woning.
- voorzien wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein, waarbij wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in bijlage 2;
In paragraaf 4.8 is aangetoond dat wordt voldaan aan de parkeernomen.
- een positief advies van de waterbeheerder is ontvangen;
Aangezien de ontwikkeling betrekking heeft op de realisatie van één van de woningen waarvoor het bestemmingsplan De Verwondering is opgesteld, kan ervan uitgegaan worden dat het positieve advies van de waterbeheerder voor de gehele ontwikkeling ook van toepassing is voor deze ontwikkeling. Voor de gehele ontwikkeling wordt voldoende compenserend oppervlaktewater gerealiseerd en de eisen ten aanzien van een gescheiden rioleringssysteem zijn ook van toepassing op deze woning.
Het voorliggende bestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg ook nog aan de waterbeheerder aangeboden.
- de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing niet onevenredig worden belemmerd;
De woning die gerealiseerd wordt leidt niet tot onevenredige belemmering van omliggende gronden. De woning ligt grotendeels in het park en grenst aan de oostzijde aan een aantal woningen. De bouw- en goothoogte worden conform de bestaande regelingen voor Woongebied - 2 ingevuld.
- het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen inpasbaar is;
Op basis van de conclusies van dit hoofdstuk (hoofdstuk 4) kan gesteld worden dat het plan op milieuhygiënische eisen inpasbaar is
- het verhaal van kosten van grondexploitatie voor de gemeente over de in het wijzigingsplan begrepen gronden via een exploitatieplan of anderszins is verzekerd.
In het kader van de planvorming wordt door de gemeente een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. De gronden worden door de gemeente verkocht aan de initiatiefnemer. Daarmee is het verhaal van de kosten van grondexploitatie verzekerd.
Hoofdstuk 5 Waterparagraaf
5.1 Inleiding
In het kader van het bestemmingsplan de Verwondering te Nieuwveen, gemeente Nieuwkoop, is de watertoets doorlopen. De randvoorwaarden en uitgangspunten die in het kader van de watertoets zijn verzameld zijn vastgelegd in de waterparagraaf in dat bestemmingsplan.
Wettelijk kader
Sinds 1 november 2003 is de watertoets een verplicht onderdeel van een bestemmingsplan. Het doel van het watertoetsproces is om in een zo vroeg mogelijk stadium rekening te houden met water in ruimtelijke plannen en besluiten. In de startovereenkomst Waterbeleid voor de 21e eeuw en in het Nationaal Bestuursakkoord Water hebben de gezamenlijke overheden bepaald dat water een sturend principe moet zijn in de ruimtelijke ordening.
Verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Beschrijving huidige situatie
Figuur 5.1 geeft het plangebied weer van zowel het grotere geheel van De Verwondering als van de planlocatie van dit wijzigingsplan (Futura). Het bebouwde oppervlak van Futura beslaat circa 200 m2. De locatie ligt tussen andere te realiseren woningbouw in. Het plangebied bevindt zich binnen de polder Nieuwkoop. Het hoogheemraadschap hanteert een streefpeil van NAP -6,30m. Het gebied heeft momenteel een agrarische functie en watert af door middel van een stelsel van poldersloten in zuidelijke richting.
Figuur 5.1 situering plangebied (rood: De Verwondering, blauw: Futura)
Randvoorwaarden Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in het plangebied. Via vergunningverlening en handhaving stelt het hoogheemraadschap eisen aan activiteiten die het watersysteem in dit beheersgebied kunnen beïnvloeden. De basis hiervoor is de zogenoemde Keur: een set van gebods- en verbodsbepalingen. De bepalingen en uitgangspunten waaraan getoetst dient te worden staan beschreven in de "Handreiking Watertoets", d.d. december 2011.
Toekomstige situatie
De ontwikkeling van De Verwondering bestaat uit de realisatie van maximaal 166 woningen inclusief de bijbehorende infrastructuur. In onderstaand figuur is het Definitief Ontwerp van deze ontwikkeling met voorbeeldverkaveling weergegeven.
Figuur 5.2 Definitief Ontwerp de Verwondering met voorbeeldverkaveling (Bron: gemeente Nieuwkoop)
De realisatie van Futura maakt onderdeel uit van de ontwikkeling van De Verwondering. Het betreft een van de 166 woningen die voorzien zijn in het grotere geheel. Daarmee zijn de uitkomsten van de watertoets die voor het bestemmingsplan gedaan zijn ook van toepassing voor deze woning (zie Bijlage 6). Aangezien voor de gehele ontwikkeling een positief advies van de waterbeheerder ontvangen is, kan dit advies ook als positief voor de ontwikkeling van Futura beschouwd worden. Er wordt immers geen extra verhard oppervlak aangelegd ten opzichte van De Verwondering en de randvoorwaarden die gelden voor de gehele wijk zijn ook van toepassing op deze woning.
5.2 Waterkwantiteit
Berging
De voorgenomen ontwikkeling heeft een toename van circa 39.335m² verhard oppervlak tot gevolg. Uitgaande van het uitgangspunt van het waterschap dient er 15% compenserend water gerealiseerd te worden (5.900 m2). Het bestaande oppervlaktewater in het plangebied wordt uitgebreid van ca. 4.020m² naar 34.165m² (toename: 30.145m²) door middel van het verruimen van de bestaande waterlopen. Hiermee wordt ruim voldoende compenserend water gerealiseerd.
Afwatering
Het hoogheemraadschap heeft in het informele wateradvies de voorkeur aangegeven voor de afwatering van het plangebied naar het westen (richting het watersysteem van de golfbaan). Het water hoeft in dat geval niet eerst via een stuw naar beneden gestort te worden en vervolgens via het kleine gemaal langs de Nieuweveenseweg weer in het hoofdwatersysteem van de polder gepompt te worden. Dit gemaal en het aanvoerstelsel zijn nu niet ingericht op de afvoer van een woonwijk. Het realiseren van de afwatering in westelijke richting is een duurzamere oplossing dan aanpassen van het gemaal en het ontvangende watersysteem ten zuiden van het plangebied.
Daarnaast geeft het hoogheemraadschap aan dat de afwatering in het gebied veel zal verbeteren als het water in het plangebied op hetzelfde waterpeil wordt aangelegd als het hoofdwatersysteem van de polder (NAP -5,92m). Het voordeel daarvan is dat het waterbezwaar over een groter gebied gespreid kan worden, waardoor er kleinere peilstijgingen optreden. Het zou een nog grotere verbetering zijn als ook de bestaande watergangen in Nieuwveen met het plangebied gekoppeld kunnen worden en in westelijke richting kunnen gaan afwateren.
5.3 Waterkwaliteit
Om verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater te voorkomen is het van belang om zo min mogelijk uitlogende of anderszins uitspoelende bouwstoffen toe te passen waardoor het afstromende hemelwater wordt vervuild.
5.4 Waterkeringen
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig. Direct ten noorden van het plangebied, maar buiten het bestemmingsplan, is wel een waterkering (de Hogendijk) gelegen.
5.5 Afvalwaterketen
Hoogheemraadschap van Rijnland streeft naar het afkoppelen van afstromend regenwater van schoon verhard oppervlak. Binnen het plangebied van De Verwondering zal een gescheiden rioleringsstelsel worden aangelegd. Het regenwater kan geloosd worden op het omringende oppervlaktewater. Het rioleringsstelsel dient nader uitgewerkt te worden door de gemeente Nieuwkoop. Ook de woning die met dit wijzigingsplan wordt voorzien, zal gebruik maken van dit gescheiden rioleringsstelsel.
Het voorstel van de gemeente Nieuwkoop om het effluent van de zuivering van Nieuwveen in het watersysteem van de nieuwbouwwijk te brengen wordt vanwege de kwaliteit van het effluent niet als een mogelijkheid beschouwd door het hoogheemraadschap.
5.6 Beheer En Onderhoud Nieuw Oppervlaktewater
In de nieuwe situatie is sprake van nieuw oppervlaktewater. Het hoogheemraadschap en de gemeente zullen nadere afspraken maken over het beheer en onderhoud hiervan. Dit gedeelte is niet van toepassing op de ontwikkeling van Futura.
5.7 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan. Wel zal ten aanzien van een aantal thema's nog nader onderzoek, dan wel een verdiepingsslag worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
In dit hoofdstuk worden de van het wijzigingsplan deel uitmakende regels van een nadere toelichting voorzien.
De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Aangezien dit plan voorziet in een functiewijziging, die mogelijk wordt gemaakt in het bestemmingsplan 'De Verwondering', is zoveel mogelijk aangesloten bij de voorschriften van dat bestemmingsplan.
De planregels van het wijzigingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1
Dit hoofdstuk bevat de inleidende regels die bestaat uit de "begrippen" en de "wijze van meten". Deze regels beogen een eenduidige interpretatie en toepassing van de overige, meer inhoudelijke regels en van de verbeelding te waarborgen.
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 2 bevat de planregels in verband met de bestemmingsregels. Op de verbeelding is een bestemming aangegeven: de bestemming Woongebied - 2. Dit hoofdstuk van de regels bevat planregels, welke specifiek voor die bestemming gelden.
De bestemming 'Woongebied - 2' is opgenomen voor de gebieden binnen de nieuwe rode contour en 20ke zone waar binnen maximaal 100 woningen mogen worden gebouwd. Er zijn alleen bestemmingsvlakken aangewezen en geen bouwvlakken. Per bestemmingsvlak is het maximum aantal woningen benoemd, waarbij voor de bestemming als geheel tevens een plafond is benoemd. Alle typen woningen zijn binnen deze bestemming toegestaan, met uitzondering van gestapelde woningen. Binnen de bestemming is een specifieke functieaanduiding voor landschappelijke inpassing opgenomen, die erop gericht is de overgang van de privé kavels naar het openbaar gebied op een verantwoorde wijze te laten overlopen. Er wordt een verplichting opgenomen een haag als erfafscheiding op de perceelsgrens grenzend aan de bestemming groen te realiseren. Deze eisen zijn opgenomen in het beeldkwaliteitplan (Bijlage 1 van de regels) waarnaar in de regels van 'Woongebied - 2' wordt verwezen.
Beroepen aan huis worden toegestaan, mits ondergeschikt aan de woonfunctie en met voldoende parkeergelegenheid.
Hoofdstuk 3
Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels.
Hoofdstuk 4
Tenslotte bevat hoofdstuk 4 de overgangs- en slotregels. Deze planregels bevatten het overgangsrecht en de titel. De redactie hiervan is wettelijk voorgeschreven en dienovereenkomstige overgenomen.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Voorliggend plan dat de realisatie van Futura binnen de voorziene wijk De Verwondering mogelijk maakt is een particulier initiatief. Door de gemeente worden de gronden verkocht aan de initiatiefnemer. De kosten die verband houden met de bestemmingsplanprocedure, alsmede de uitvoering van het plan, komen voor rekening van de initiatiefnemer. Kostenverhaal door middel van een exploitatieplan of -overeenkomst zijn niet noodzakelijk. Er wordt een anterieure overeenkomst gesloten, waarin ook eventueel planschadeverhaal in geregeld is.
Gezien het bovenstaande wordt de beoogde ontwikkeling economisch uitvoerbaar geacht.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het maatschappelijke draagvlak van het bestemmingsplan wordt getoetst door middel van wettelijk vooroverleg en de terinzagelegging van het ontwerp wijzigingsplan voor zienswijzen.
Tijdens de ter inzagelegging zijn geen zienswijzen naar voren gebracht. De reacties vanuit het wettelijk vooroverleg vormen geen aanleiding voor het gewijzigd vaststellen van het plan of om alsnog af te zien van vaststelling van het plan. Op 17 maart 2015 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten het wijzigingsplan ongewijzigd vast te stellen.
Bijlage 1 Verkennend Bodemonderzoek
bijlage 1 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek
bijlage 2 Archeologisch bureauonderzoek
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek
bijlage 3 Akoestisch onderzoek
Bijlage 4 Natuuronderzoek De Verwondering
bijlage 4 Natuuronderzoek De Verwondering
Bijlage 5 Verkeersgeneratieonderzoek De Verwondering
bijlage 5 Verkeersgeneratieonderzoek de Verwondering
Bijlage 6 Watertoets
Bijlage 7 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
bijlage 7 Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Vooroverlegreacties
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Wijzigingsplan Futura Nieuwveen met identificatienummer NL.IMRO.0569.wpNWVfuturahuis- van de gemeente Nieuwkoop.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels, als vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.0569.wpNWVfuturahuis-va01".
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aanduidingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.
1.6 aaneengebouwde woning:
een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen, waaronder appartementen.
1.7 afhankelijke woonruimte
een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woningen en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bebouwingsgrens:
de op de kaart, blijkens de daarop voorkomende verklaring, als zodanig aangegeven lijn, die door gebouwen niet mag worden overschreden, behoudens overschrijdingen die krachtens deze regels zijn toegestaan.
1.10 bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.11 bedrijf aan huis:
het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten en webwinkels.
1.12 beeldkwaliteitplan:
geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld beeldkwaliteitplan en als onderdeel onlosmakelijk verbonden met dit bestemmingsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1.
1.13 beheerderswoonruimte:
Een beheerderswoonruimte is een woning ten behoeve van de huisvesting van de beheerder en diens huishouden van het woonzorggebouw.
1.14 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.15 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.25 dakkapel:
alle door wanden omsloten en voor mensen toegankelijke bouwwerken die op een dakschild worden gebouwd die voldoen aan de criteria benoemd in de bouwregels.
1.26 doeleinden van openbaar nut:
kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes, straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).
1.27 erf:
de grond deel uitmakende van een bouwperceel, behorende bij één woning, waarop geen hoofdgebouw is of mag worden gebouwd krachtens de vigerende woonbestemming.
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 gedeeltelijk vernieuwen:
het op onderdelen vernieuwen of aanpassen van een bouwwerk, zonder dat deze wordt vergroot of in fasen geheel wordt afgebroken en herbouwd.
1.30 gestapelde woning:
Een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.
1.31 geurgevoelig object:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.32 halfvrijstaande woning:
een woning die onderdeel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit twee hoofdgebouwen.
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.34 huishouden
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan
1.35 kamerbewoning:
het gebruik van een woning voor onzelfstandige woonruimte.
1.36 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan.
1.37 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en daarmee gelijk te stellen sectoren, met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.38 mantelzorg:
niet afdwingbare zorg die door niet professionele mensen in het kader van een sociale (familie)relatie wordt gegeven.
1.39 mantelzorgwoning:
een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.
1.40 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
1.41 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.
1.42 overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal een eigen wand, of omsloten door maximaal twee niet-eigen wanden, en voorzien van een dak, waaronder begrepen een carport.
1.43 peil:
- Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- Voor gebouwen langs een dijk; de gemiddelde hoogte van de bestaande weg op de dijk, ter plaatse van de naar de dijk gekeerde zijde van het gebouw.
- Voor oeverbeschoeiingen: de gemiddelde waterlijn.
- In andere gevallen: het door B&W vast te stellen peil.
1.44 perceelsgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.45 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.46 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.47 twee-aan-een gebouwde woning:
blokken van twee woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben.
1.48 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond.
1.49 voorgevel:
de naar de weg (eventueel voetpad) gekeerde gevel, vanwaar het gebouw hoofdzakelijk toegankelijk is; indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, geldt de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(-s).
1.50 voorgevelrooilijn:
De snijlijn van de voorgevel van een woning of het hoofdgebouw en het grondvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt alsmede het verlengde (denkbeeldige doorgetrokken lijn) ervan binnen het bouwperceel.
1.51 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
1.52 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.
1.53 woonzorggebouw:
Een woonzorggebouw is een complex, bestaand uit één of meer onzelfstandige zorgwoningen, gezamenlijke voorziening en een beheerderswoonruimte.
1.54 zelfstandige woonruimte:
woonruimte die door één huishouden wordt bewoond zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen, zoals keuken, douche en toilet, buiten de woonruimte en beschikt over een eigen afsluitbare toegang, al dan niet bereikbaar via een gemeenschappelijk trappenhuis of galerij.
1.55 zorgwonen:
De huisvesting van één of meerdere huishoudens van hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding al dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen, een kantoor, een beheerderswoning, dan wel een vorm van huisvesting waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorziening voor) verzorging en begeleiding (ook 24 uurs).
1.56 zorgwoning:
Een onzelfstandige zorgwoning is een woonruimte in een woonzorggebouw, bestaande uit een woonkamer, slaapkamer(s) en badkamer, bestemd voor zorgwonen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij een overkapping zonder gevelvlak(ken) de neerwaartse projectie van het dakvlak.
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.8 bebouwingspercentage:
Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak dan wel bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
2.9 vloeroppervlakte:
De (gebruiks)vloeroppervlakte volgens NEN2580.
2.10 de afstand tussen gebouwen:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.
2.11 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Woongebied - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het wonen in een woonzorggebouw in de vorm van onzelfstandige zorgwoningen en één beheerderswoning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen'.
- de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;
- mantelzorg, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van mantelzorg maximaal 75 m² van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt;
- tuinen en erven;
- nutsvoorzieningen;
- wegen, paden, verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen;
- groenvoorzieningen en water.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
- ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
- ter waarborging van de sociale veiligheid;
- ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de verplichting om te voldoen aan de regels van het beeldkwaliteitplan.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
- het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het splitsen van een onzelfstandige zorgwoning tot een zelfstandige woning;
- het gebruiken van de beheerderswoning anders dan voor de huisvesting van de beheerder (en diens huishouden) van het woonzorggebouw;
- bewoning als afhankelijke woonruimte, met uitzondering van mantelzorg;
- bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van mantelzorg;
- seksinrichting;
- prostitutie;
- growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene Bouwregels
5.1 Dakkapellen
Ten aanzien van het realiseren van dakkapellen gelden de volgende regels:
- de gezamenlijke oppervlakte van dakkapellen mag per dakschild niet meer ruimte in beslag nemen dan 50% van de oppervlakte van dat dakschild;
- het hoogst gelegen deel van iedere dakkapel moet lager liggen dan het noksnijpunt van de woning;
- de buitenzijde van de zijkant van de dakkapellen (zijwang) moet minstens 50 centimeter vanaf de rand van het dakschild (of de gemeenschappelijke erfgrens) van de betreffende woning zijn gelegen, tenzij de dakkapel zich over twee aaneengebouwde woningen uitstrekt. In dit laatste geval moet de afstand van de rand van het dakvlak tot de zijde die niet vast zit aan de dakkapel van de buren worden verdubbeld tot 100 centimeter. Als de afstand tot de rand van het dakschild 50 centimeter bedraagt, mag de dakkapel geen grotere overstekken hebben dan 15 centimeter;
- de bovenkant van de verticale voorzijde van de dakkapel mag niet hoger zijn gelegen dan 3 meter boven de vloer van de bouwlaag waarvoor de dakkapel is bedoeld;
- dakkapellen waarvan de kozijnen geheel of gedeeltelijk in het verlengde van het gevellijngebied worden gebouwd mogen geen grotere breedte hebben dan 50% van de (bruto) gevelbreedte waarin de dakkapel gelegen is.
5.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
6.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het gebruik van gronden ten behoeve van growshops en inrichtingen waar drugs wordt verhandeld;
- het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
6.2 Parkeren
De parkeerbehoefte behorende bij de functies in het plangebied dient binnen het plangebied gerealiseerd te worden conform de beleidsnota 'Parkeernormen' van de gemeente Nieuwkoop, zoals opgenomen in Bijlage 2.
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsbepalingen voor het bouwen teneinde een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen toe te staan indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie;
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden;
van de aangrenzende gronden.
Artikel 8 Algemene Wijzigingsregels
8.1 Overschrijding bestemmingsplangrenzen
Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten einde een overschrijding van bestemmingsgrenzen toe te staan, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10 % worden vergroot.
8.2 Parkeerbeleid
Het bevoegd gezag kan de uitgangspunten met betrekking tot parkeren, als opgenomen in Bijlage 2 bij de Regels, wijzigen indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven.
8.3 Wettelijke regelingen
Het bevoegd gezag kan in de regels opgenomen bepalingen, waarbij verwezen wordt naar of welke ontlend worden aan bepalingen in wettelijke regelingen, aanpassen indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan worden gewijzigd.
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Wijzigingsplan Futura Nieuwveen van de gemeente Nieuwkoop.
Aldus vastgesteld in de collegevergadering van XXXXX, nummer XXXX.
mr. G.G.G. Slooters F. Buijserd
secretaris burgemeester