KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Woongebied
Artikel 7 Leiding - Gas
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Doel
1.3 Globaal Uitwerkingsplan
1.4 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.5 Geldende Planologische Regelingen
1.6 De Bij Het Uitwerkingsplan Behorende Stukken
1.7 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
2.3 Beeldkwaliteit
2.4 Randvoorwaarden Uit Het Bestemmingsplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Algemeen
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal Beleid
3.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.2 Geluidhinder
4.3 Luchtkwaliteit
4.4 Bodemkwaliteit
4.5 Stikstof
4.6 Bedrijven En Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Natuur En Ecologie
4.9 Cultuurhistorie En Archeologie
4.10 Waterparagraaf
4.11 Geur
4.12 Parkeerbalans
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Bestemmingsregels
5.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Artikel 3.1.1 Bro Overleg
7.2 Ontwerp-uitwerkingsplan
7.3 Vaststelling Uitwerkingsplan
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Parkeernormen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 2 Besluit Hogere Grenswaarde
Bijlage 3 Milieuonderzoeken
Bijlage 4 Stikstofdepositie Onderzoek
Bijlage 5 Natuurtoets 2012
Bijlage 6 Addendum Natuurtoets
Bijlage 7 Nader Onderzoeken Flora En Fauna
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Waterparagraaf
Bijlage 10 Geuronderzoek
Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Offem-Zuid, eerste fase

Uitwerkingsplan - gemeente Noordwijk

Vastgesteld op 21-02-2017 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase van de gemeente Noordwijk;

1.2 uitwerkingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01 met de bijbehorende regels;

1.3 landschappelijke waarde:

belang in geomorfologisch (betrekking hebbende op de geologische ontstaanswijze) en landschappelijk-esthetisch opzicht, vooral gericht op de onderlinge samenhang (herkenbaarheid) van deze elementen;

1.4 natuurwaarde:

belang in botanisch, ornithologisch en algemeen zoölogisch opzicht en verder met geologische en bodemkundige waarde, waarbij met name de onderlinge samenhang (ecologie) van belang is;

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aan huis verbonden beroep en bedrijf:

een beroep of bedrijf dat in of bij de woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.8 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 acceptabel hinderniveau:

De resultante van het uitgebreide afwegingsproces uitgevoerd door het bevoegd bestuursorgaan ten aanzien van de geurhinder van een inrichting.

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk geen gebouw zijnde;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van gebouwen binnen het bouwvlak of, bij afwezigheid daarvan, het bestemmingsvlak, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak;

1.13 bed&breakfast:

een voorziening gericht op het - binnen een woning en door de bewoner - bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als ondergeschikte toeristisch recreatieve activiteit aan maximaal 4 personen;

1.14 bedrijfsgebouw:

niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van een bedrijf, instelling of andere voorziening;

1.15 bestaande bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie:

bouwwerk, object, afmeting, percentage, afstand, plaats, situatie, zoals dat of die rechtens bestaat of mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.16 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.17 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitzondering van kelder- en kapverdiepingen;

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 brutovloeroppervlakte:

de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.26 daknok:

hoogste punt van een schuin dak;

1.27 dakvoet:

laagste punt van een schuin dak;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.30 erker:

een uitbouw van een woning, meestal voorzien van een borstwering en aan meer zijden voorzien van een raamconstructie;

1.31 extensieve dagrecreatie:

niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie;

1.32 gastouderopvang:

een vorm van kinderopvang die met behoud van de woonfunctie door een bewoner van een woning wordt uitgeoefend en die voorziet in het verstrekken van kinderopvang voor maximaal zes kinderen tegelijk;

1.33 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.35 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.36 oorspronkelijke achtergevel:

de achtergevel waarbij moet uitgegaan worden van de situatie zoals die oorspronkelijk, dus ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw was.

1.37 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.38 peil:

  1. e. peil ten aanzien van maaiveld: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel niet direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende maaiveld ter plaatse van de voorgevel;
  2. f. peil ten aanzien van de weg: voor een bouwwerk, waarvan de voorgevel direct aan de openbare weg grenst: de gemiddelde hoogte van die weg ter plaatse van de voorgevel

1.39 seksinrichting:

een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een bordeel;

1.40 sociale woning:

Woningen als bedoeld in de artikelen 1.1.1 eerste lid sub d en e van het Besluit ruimtelijke ordening, zoals nader omschreven in de doelgroepenverordening sociale woningbouw.

1.41 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

1.42 voorgevel:

De naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw/het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel wordt aangemerkt;

1.43 voorgevelrooilijn:

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.44 woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van niet meer dan één huishouding.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de oppervlakte van een ondergronds bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren , verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bruggen en duikers;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. voet- en fietspaden;
  5. e. water;
  6. f. verhardingen;
  7. g. reclamevoorzieningen;
  8. h. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met maximaal twee rijstroken;
  2. b. in- en uitvoeg- en opstelstroken;
  3. c. fiets- en voetpaden;
  4. d. groen- en parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, waterpartijen;
  5. e. bruggen en duikers;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. voor instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden, en
  8. h. bij een en ander behorende andere voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. watergangen, waterpartijen en oeverstroken;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. voor instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden;
  4. d. extensieve dagrecreatie;
  5. e. bij een en ander behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. a. andere bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals duikers, bruggen, kademuren, beschoeiingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden) is van toepassing op het uitvoeren van in dat artikel aangegeven werken en werkzaamheden, op en in de daarbij aangegeven gronden, met de daarbij aangegeven voorwaarden en uitzonderingen.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen,
  2. b. beroep aan huis,
  3. c. tuinen en erven,
  4. d. verkeersvoorzieningen,
  5. e. groen- en speelvoorzieningen,
  6. f. water,
  7. g. geluidwerende voorzieningen,
  8. h. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Op en in de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. a. Binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
    1. 1. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd als bedoeld in categorie 1 van de bijlage 'Staat van bedrijfsactiviteiten', dan wel activiteiten die naar hun aard en omvang gelijk te stellen aan de genoemde categorieën;
    2. 2. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner;
    3. 3. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 1/3 deel van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 50 m²;
    4. 4. het plaatsen of gebruik van lichtreclame is niet toegestaan;
    5. 5. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
    6. 6. horeca en/of detailhandel is niet toegestaan, behoudens ondergeschikte detailhandel.
  2. b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, primair bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse aardgastransportleiding met de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  2. b. daarbij behorende voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1:

  1. a. mogen bouwwerken ten behoeve van de betreffende leiding worden gebouwd;
  2. b. mag ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. het betreft vervanging, vernieuwing of verandering van een bestaand bouwwerk;
    2. 2. de oppervlakte van het bouwwerk, gemeten onder, op en boven peil, niet wordt vergroot en
    3. 3. gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2, onder b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  1. a. de integriteit en werking van en de veiligheid met betrekking tot de leiding niet worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  2. b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingexploitant is ingewonnen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw- en bestemmingsgrenzen en bij de bepaling het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwdelen van bouwwerken, zoals plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, buiten beschouwing gelaten.

10.2 Bestaande bebouwing

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afmetingen en afstandsmaten afwijken van de in Hoofdstuk 2 opgenomen bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. indien de bestaande afmetingen groter zijn dan de genoemde afmetingen, de afmetingen van de bestaande bouwwerken de maximale afmetingen zijn;
    2. 2. indien de bestaande afstandsmaten kleiner zijn dan de genoemde afstandsmaten, de afstandsmaten van de bestaande bebouwing de minimale afmetingen zijn;
  2. b. in geval van herbouw is hetgeen vermeld in lid 10.2, onder a sub 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een automatenhal;
  5. e. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  6. f. een gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 milieuzone - geurzone

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen woningen en andere geurgevoelige objecten worden gebouwd.

12.2 veiligheidszone - leiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder in ieder geval zijn begrepen woningen, worden gebouwd.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:

  1. a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  2. b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 2 m bedragen;
  3. c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  4. d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 40 m;
  5. e. ten behoeve van het bouwen van balkons waarbij de bouwgrenzen worden overschreden met maximaal 1,5 m.

13.2 Randvoorwaarden

Burgemeester en wethouders verlenen slechts medewerking aan een omgevingsvergunning voor het afwijken mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de woonsituatie;
  3. c. de milieusituatie;
  4. d. de verkeersveiligheid;
  5. e. de sociale veiligheid;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Wijziging bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten als volgt te wijzigen:
het toevoegen en schrappen van soorten bedrijven en soorten opslag en installaties en het veranderen van de categorie-indeling van soorten bedrijven, opslagen en installaties, voorzover veranderingen in de bedrijfsvoering en de milieugevolgen van soorten bedrijven, opslagen en installaties hiertoe aanleiding geven.

14.2 Wijzigen aanduiding 'milieuzone - geurzone'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding 'milieuzone -geurzone', het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien vaststaat dat er minder respectievelijk geen sprake meer is van geurhinder.

14.3 Wijzigen aanduiding 'veiligheidszone - leiding'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, betreffende de aanduiding 'veiligheidszone -leiding', het plan te wijzigen zodanig dat de aanduiding geheel of gedeeltelijk van het plan wordt verwijderd, indien door maatregelen ter plaatse geen plaatsgevonden risico van 10-6 vanwege de gastransportleiding meer aanwezig is.

Artikel 15 Omgevingsvergunning Voor Het Uitvoeren Van Een Werk, Geen Bouwwerk Zijnde, Of Van Werkzaamheden

15.1 Omgevingsvergunningplicht

Behoudens het bepaalde in lid 15.2, is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op en in de hierna aangegeven gronden de daarbij aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

werken en werkzaamheden*
gronden met de bestemming: a b c d e f
art. 5 Water + + + + +
* de onderstaande letters worden hierna verklaard;
in de tabel is: + = omgevingsvergunning vereist
a Het aanleggen van ondergrondse transport- of communicatieleidingen.
b Het uitvoeren van grondwerkzaamheden.
c Het (ver)graven of dempen van sloten, watergangen en open water.
d Het aanleggen, verbreden of verharden van paden/wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
e Het vellen en rooien van houtopstanden.
f Het aanbrengen van diepwortelende beplantingen of bomen.

15.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht

Het in lid 15.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van de volgende werken en werkzaamheden:

  1. a. werken en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  2. b. werken en werkzaamheden waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    1. 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
    2. 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
  3. c. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten;
  4. d. verlagen van de bodem en afgraven van gronden, voor zover daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet;
  5. e. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, bij d, voor zover daarvoor een omgevingsvergunning is vereist;
  6. f. werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, bij e, voor zover daarop de Kapverordening van toepassing is.

15.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 15.1, zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer waarden of functies van de in die artikelen bedoelde gronden, welke het plan beoogt te beschermen,

  1. a. niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel
  2. b. de mogelijkheden voor het herstel van die waarden of functies niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het plangebied van het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase maakt deel uit van het nieuwe woongebied Offem-Zuid aan de zuidoostkant van Noordwijk. Voor het gebied is op 27 juni 2013 het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' door de raad vastgesteld. Op 4 februari 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de beroepsprocedure en is het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan is onder andere de bouw van maximaal 750 woningen, waarvan 30% in de sociale sector, met een 'uit te werken' woonbestemming vastgelegd. Dit houdt in dat door middel van één of meerdere uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen, al dan niet gefaseerd, mogelijk kunnen worden gemaakt.
Om te kunnen gaan bouwen dienen burgemeester en wethouders de bestemming 'Woongebied - uit te werken' eerst uit te werken naar bestemmingen met een directe bouwtitel.

Voor het eerste deel van de ontwikkellocatie is op verzoek van de bouwclaimhouder Offem BV/BPD een uitwerking gemaakt. Voor het betreffende gebied is een verkavelingsplan met (maximaal) 240 woningen opgesteld.
Dit verkavelingsplan dient als stedenbouwkundige onderlegger voor het uitwerkingsplan (zie paragraaf 2.2). Beide documenten hebben als uitgangspunt gediend voor het opstellen van het uitwerkingsplan. Nu er concrete bouwplannen zijn, is een uitwerkingsplan nodig om de geplande ontwikkelingen planologisch en juridisch mogelijk te maken. Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader om de gewenste ontwikkelingen op gronden van het eerste deel van de ontwikkellocatie te borgen.

1.2 Doel

Het doel van dit uitwerkingsplan is om op een deel van de gronden, de eerste fase, de ontwikkeling van de toekomstige bouwlocatie Offem-Zuid mogelijk te maken.
In dit uitwerkingsplan wordt aangetoond dat met de beoogde ontwikkeling van de eerste fase wordt voldaan aan de randvoorwaarden (uitwerkingsregels), zoals die in het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' zijn gesteld.

1.3 Globaal Uitwerkingsplan

Anders dan in het kader van de recent geactualiseerde bestemmingsplannen in de gemeente Noordwijk de gebruikelijke wijze van bestemmen is geweest, is in dit uitwerkingsplan gekozen om (qua woonbestemming) globaal te bestemmen in plaats van gedetailleerd. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om in te kunnen spelen op de gewijzigde (woon)behoefte en marktontwikkelingen. Een globaal uitwerkingsplan is daardoor langer actueel.

De mate van globaal bestemmen is vrij. Van de meeste vrije variant waarin alleen de bestemming woongebied is vastgelegd en waarbij alle functies die daarbinnen vallen, zoals woningen, wegen, groen, wegen en water vrij uitwisselbaar. Tot een variant waarin de gehele (hoofd)water-, (hoofd)groen- en (hoofd)wegenstructuur is vastgelegd en waar de bouwvlakken voor de woningen zijn aangegeven. Waar de verschillende typen (vrijstaand, twee-onder-een-kap en rijenwoningen) woningen precies komen, is in dat geval nog niet gedefinieerd.

In dit uitwerkingsplan is gekozen voor de laatste variant waarin ook een deel van het water en groen is aangegeven.

Globaal bestemmen biedt echter minder concreetheid over de locatie waar de woningen en bijbehorende bouwwerken exact worden gerealiseerd en vraagt zodoende meer zorgvuldigheid.

1.4 Ligging En Begrenzing Plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0001.png"

Afbeelding - ligging Offem-Zuid

In bovenstaande afbeelding is Offem-Zuid weergegeven. Het toekomstige woongebied Offem-Zuid ligt aan de zuidoostzijde van Noordwijk-Binnen. Ten oosten van het plangebied is de provinciale weg N206 gelegen. Ten zuiden van het gebied ligt de Beeklaan (N451) en ten westen de Herenweg. De noordelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Woensdagse Watering grenzend aan het landgoed Offem.

In de navolgende afbeelding zijn de contouren weergegeven van het uitwerkingsgebied, eerste fase. Het uitwerkingsgebied omvat ongeveer 6,66 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0002.jpg"

Afbeelding - globale begrenzing van het uitwerkingsgebied, eerste fase

1.5 Geldende Planologische Regelingen

1.5.1 Bestemmingsplan Offem-Zuid

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Offem-Zuid', zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 27 juni 2013. Het geldende bestemmingsplan kent een globaal karakter en dient nog nader door het college van burgemeester en wethouders uitgewerkt te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0003.jpg"

Afbeelding - verbeelding bestemmingsplan 'Offem-Zuid'

In de afbeelding is het voorliggende uitwerkingsgebied met een rode contour in het geldende bestemmingsplan weergegeven. Het uitwerkingsgebied is volledig bestemd als 'Woongebied - Uit te werken'. Een deel van het plangebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.

Aan de zuidzijde van het plangebied gelden lokaal een aantal gebiedsaanduidingen:

  • de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied',
  • de 'milieuzone - geurzone' (zie paragraaf 1.5.2) en
  • de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' .

Ten slotte ligt aan de zuidzijde van het gebied een gasleiding, waarvoor een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' geldt.

1.5.2 Wijzigingsplan (Verwijderen geurzone) Offem-Zuid

Voor het gedeelte van het plangebied waarvoor in het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013) de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' is opgenomen geldt een beperking ten aanzien van het mogelijk maken van woningen en andere geurgevoelige objecten (zie artikel 16.1 van de planregels). Voor wat betreft het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase, is deze beperking alleen van toepassing op een klein gedeelte van een appartementengebouw dat aan de zuidoostzijde van het plangebied zal worden gerealiseerd.

Op basis van artikel 18.2 van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' wordt een wijzigingsplan opgesteld om de geurzone geheel te verwijderen. Hierdoor wordt de bouw van het appartementengebouw in de zuidoostzijde van het plangebied (eerste fase) en verdere uitwerking van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' mogelijk gemaakt. Daarnaast is het de verwachting dat ten tijde van de geplande realisatie van het hierboven genoemde appartementengebouw, het wijzigingsplan is vastgesteld.

1.6 De Bij Het Uitwerkingsplan Behorende Stukken

Het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' bestaat, naast deze toelichting, uit de volgende stukken:

  • verbeelding, schaal 1:1.000 (tek. nr.NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01);
  • planregels.

De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het uitwerkingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het uitwerkingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het uitwerkingsplan ten grondslag liggen en doet verslag van het onderzoek dat aan het uitwerkingsplan vooraf is gegaan. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het uitwerkingsplan.

1.7 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 'Beschrijving van het plangebied' staat stil bij de huidige en toekomstige situatie van het plangebied;
  • in hoofdstuk 3 'Beleidskader' is een overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van overheden die relevant zijn voor het plangebied;
  • de gevolgen of effecten van de milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 'Onderzoek' beschreven;
  • in hoofdstuk 5 'Juridische planbeschrijving' wordt de opbouw van de regels behandeld. De gehanteerde bestemmingen met de bijbehorende regeling worden toegelicht;
  • hoofdstuk 6 'Economische uitvoerbaarheid' heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan;
  • hoofdstuk 7 'Maatschappelijke uitvoerbaarheid' behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde zienswijzeprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plangebied

2.1 Huidige Situatie

Momenteel ligt het terrein vrijwel braak. Het plangebied is in het verleden in gebruik geweest voor agrarische doeleinden en (glas)tuinbouw. Zo stonden er kassen en was op een deel van het plangebied een volkstuinencomplex. Deze bebouwing is inmiddels gesloopt en verwijderd, waardoor het plangebied hoofdzakelijk bestaat uit grasland.

Ten noorden van het plangebied, langs de Hogeweg, staan diverse, deels nieuwe woningen. Nog verder naar het noorden ligt het landgoed Offem. Aan de westzijde van het terrein, langs de Herenweg, staan verschillende woningen en een aantal bedrijven in de vorm van lintbebouwing.

In de onderstaande afbeelding is de huidige situatie in het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0004.jpg"

Afbeelding - Recente luchtfoto van het plangebied

2.1.1 Ruimtelijke structuur

De naam Offem-Zuid vindt haar oorsprong in de ligging ten zuiden van het landgoed Offem. De Woensdagse Watering ten noorden van het plangebied vormt een ruimtelijke overgang van het beboste landgoed naar het open landelijk gebied van Offem-Zuid.

Ten oosten van het plangebied ligt de provinciale weg N206. De provinciale weg N451 (verlengde Beeklaan) aan de zuidzijde scheidt het plangebied af van het omliggende landelijke gebied. Alleen via de Achterweg, ten oosten van het plangebied, heeft de onderhavige nieuwbouwwijk een ruimtelijke en functionele verbinding met het omliggende agrarische gebied ten zuidwesten van de verlengde Beeklaan. Nabij de kruising van de Hogeweg met de Achterweg ligt een brug over de Woensdagse Watering naar de Nachtegaalslaan. De Nachtegaalslaan is via deze brug alleen voor fietsers, voetgangers en bestemmingsverkeer voor het landgoed bereikbaar. Deze route zorgt voor een verbinding van het plangebied langs het landgoed Offem met de wijk Boechorst.

Aan de noordwestzijde van het plangebied ligt de Voorstraat, die richting de kern van Noordwijk-Binnen loopt. Deze straat zal worden doorgezet in de geplande nieuwbouwwijk (zie paragraaf 2.2).

2.1.2 Functionele structuur

Momenteel bevinden zich in het plangebied braakliggend terreinen. Ten oosten van het plangebied ligt de Achterweg, die middels een viaduct onder de Beeklaan doorloopt. Langs de Beeklaan en om de viaduct, aan de zuidzijde van het plangebied, ligt een ondergrondse gasleiding.

2.2 Toekomstige Situatie

In dit plan wordt ruimte geboden aan de bouw van maximaal 240 woningen, waarvan 60 in de sociale woningbouw.

Dit uitwerkingsplan is gebaseerd op een verkavelingsplan dat samen met de bouwclaimhouder tot stand is gekomen, hierna stedenbouwkundige onderlegger genoemd. Hierin komt een diversiteit aan woningtypen voor: herenhuizen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande woningen, grote appartementen, sociale huurappartementen en sociale koopwoningen.

Er worden woningen in verschillende prijsklassen gerealiseerd. Hierbij worden de richtlijnen in de Woonvisie 2011 als uitgangspunt genomen.

Echter kan de daadwerkelijke invulling bij realisatie wijzigen naar gelang de op dat moment actuele vraag uit de markt. De globale wijze van bestemmen, zoals beschreven in paragraaf 1.3, biedt hiertoe de mogelijkheid. Uiteraard binnen de grenzen van het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan.

In de navolgende afbeelding is het verkavelingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0005.jpg"

Afbeelding - Verkavelingsplan voor het plangebied (indicatief)

De hoofdontsluiting van het nieuwe woongebied wordt voor het autoverkeer gesitueerd aan de zuidzijde van het woongebied; vanaf N451, de (verlengde) Beeklaan. Voor deze ontsluiting wordt een nieuwe rotonde aangelegd.
De locatie Offem-Zuid ligt aan de zuidkant van de Herenweg/Nieuwe Offemweg. Dit is een doorgaande weg en veroorzaakt het gevoel voor Offem-Zuid nergens bij te horen. Door in het hart van Offem-Zuid een verlengde Voorstraat aan te leggen, wordt deze unieke kwaliteit van het dorp Noordwijk-Binnen op een hernieuwde wijze ingebracht in het plangebied. Langs deze 'Verlengde Voorstraat' worden herenhuizen gebouwd.

In paragraaf 4.12 is de parkeerbalans berekend op basis van de stedenbouwkundige onderlegger. Bij het indienen van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen zal wederom getoetst worden of wordt voldaan aan de Nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013.

In de stedenbouwkundige onderlegger voor de eerste fase is met de verkeersstructuur al rekening gehouden met voldoende aansluitingen naar de andere nog te ontwikkelen fasen binnen Offem-Zuid.

In de stedenbouwkundige onderlegger is voorzien in de ontwikkeling van water- en groenvoorzieningen. In het uitwerkingsgebied wordt open water aangelegd.

2.3 Beeldkwaliteit

Het fundament voor de visie op Offem-Zuid wordt gevormd door een vijftal pijlers. Hiermee wordt geanticipeerd op bestaande visies en bestaand beleid. De vijf pijlers wordt hieronder stuk voor stuk benoemd en toegelicht.

  1. 1. Verschil maken tussen strandwal en strandvlakte
    Dit is gedaan door op de strandwal meer een blokkenstructuur te introduceren en op de strandvlakte juist te kiezen voor stroken. Op de strandwal vooral waterpartijen die “gemaakt” zijn (landgoedallure) en op de strandvlakte meer en natuurlijker water qua karakter. In het stedenbouwkundig plan is nadrukkelijk verschil gemaakt door de Achterweg als grens te beschouwen.
  2. 2. Stevige landschappelijke inbedding
    Dit betreft een hoogte opbouw qua massa en typologie, laag bij landgoed Offem en hoger bij de verlengde Beeklaan, maar ook een markant gebouw aan de N206. Langs de verlengde Beeklaan komt een robuuste groenstructuur (waar kan) met bomen en een stevige onderlaag van heesters. Parallel aan de verlengde Beeklaan ligt een watergang die zorg draagt voor een goede waterhuishouding.
  3. 3. Hoofdverkavelingsrichting enten op oorspronkelijke verkaveling
    In de oude kaarten en tot op de dag van vandaag is er een markante verkaveling waar te nemen. Ten westen van de Achterweg ligt de verkaveling parallel aan de Achterweg en ten oosten juist dwars erop. In de stedenbouwkundige visie is deze kavelrichting gerespecteerd en gebruikt om richting te geven aan de verkaveling. Tevens versterkt dat het verschil tussen strandwal en strandvlakte. Daarnaast bieden lange lijnen tussen de Beeklaan en landgoed Offem zicht op het landgoed.
  4. 4. Koppeling Offem-Zuid aan Noordwijk door middel van doortrekken van de Voorstraat
    De locatie Offem-Zuid ligt aan de zuidkant van de Herenweg/Nieuwe Offemweg. Dit is een doorgaande weg en veroorzaakt dat Offem-Zuid het gevoel krijgt nergens bij te horen. Door in het hart van Offem-Zuid een verlengde Voorstraat aan te leggen wordt deze unieke kwaliteit van het dorp Noordwijk op een hernieuwde wijze ingebracht in het plangebied. Dit geeft identiteit en bedding in het gebied door een levendig straat- en gevelbeeld. Tevens biedt een verlengde Voorstraat een comfortabele rechtstreekse route voor de voetganger en fietser naar het centrum.
  5. 5. Ontsluiting vanaf de N451 (verlengde Beeklaan)
    In de stedenbouwkundige onderlegger is een rotonde getekend op de (verlengde) Beeklaan (N451) waarmee de wijk ontsloten wordt. Verder is het plangebied op een heldere manier ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0006.png"

Afbeelding - Hoofdopzet van de wijk

In de tekening en in de stedenbouwkundige onderlegger is goed te zien hoe deze pijlers de wijk vormen. De oorspronkelijke verkaveling is goed terug te zien in de hoofdopzet van de wijk. Twee lange slagen in het oorspronkelijk landschap zijn getransformeerd naar een ritme van groen waterrijke lijnen door de wijk. Elke lijn krijgt zijn eigen sfeer, profielbreedte, water, groen en voorzieningen (speelplek, zitje). In de lommerrijke straten wordt geparkeerd, maar er is altijd ruimte aanwezig voor een groene invulling. Een lange lijn (slag) is verbijzonderd als entree van de wijk en kenmerkt zich door een ruim opgezet groen en waterrijk profiel. Het water is een natuurlijk ogende singel met zicht op de beboste randen van het aangrenzende landgoed Offem.

Dwars op de lange slagen ligt de verlengde Voorstraat. Dit wordt een herinterpretatie van de bestaande Voorstraat. Een mooie dorpsstraat men een voornaam karakter. Een straat met groene plekken, waarin de auto aanwezig is maar een ondergeschikte rol speelt. Woningen met een sterk individueel karakter vormen tezamen een gemêleerd, maar genuanceerd beeld.
Een andere dwarslijn op de lange slagen is de “landgoedstraat”. Dit is een lommerrijke straat waarin de woningen met grote tuinen de sfeer bepalen.

In het plan zijn een tweetal appartementsgebouwen opgenomen. Dit zijn de specials aan de rand van de wijk en gericht op de groenzone.

De woningen in het plangebied worden gerealiseerd in verschillende typologieën en prijsklassen, zowel sociale huur en koop. Starterswoningen maken onderdeel uit van het sociale programma.

Aanzet tot beeldkwaliteit
Noordwijk is een bijzonder dorp. Een boekje dat de geschiedenis van Noordwijk beschrijft heeft de titel Noordwijk aan Zee en op de Geest. En die titel geeft mooi aan wat de unieke kwaliteit van Noordwijk is, een dorp aan zee en op de geestgronden (strandwallen). Hierdoor zijn twee verschillende woonmilieus ontstaan met ieder hun eigen identiteit namelijk het zeedorp met al haar karakteristieke eigenschappen en Noordwijk Binnen met haar voorname en toch dorpse sfeer en uitstraling. We streven er naar om deze dorpse sfeer vloeiend over te laten lopen in de beeldkwaliteit van Offem-Zuid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0007.png"

Afbeelding - Aanzet tot beeldkwaliteit

In deze aanzet tot beeldkwaliteit worden de hoofdthema's benoemd. Het creëren van deze sfeer van het dorpse wonen, gecombineerd met wonen aan landgoed Offem, mag voelbaar, zichtbaar en tastbaar zijn. Deze aanzet tot beeldkwaliteit zal verder uitgewerkt worden in een beeldkwaliteitsplan.

  1. 1. Heldere straten en eenheden maken
    Heldere straten en eenheden maken is voor de herkenbaarheid van een straat of buurtje van belang. Dit wordt bereikt door het maken van een robuuste grens tussen openbaar en privé en een in massa en korrel egale opbouw.
  2. 2. Gebruik van heldere (archaïsche) bouwvolumes
    Gebruik maken van heldere (archaïsche) bouwvolumes vergroot de herkenbaarheid van de straat en de buurt. Gebouwen met een heldere herkenbare vorm. Woningen met een dak, een tuitgevel, etc.
  3. 3. In stijl en vormgeving modern, robuust en eigentijds
    Hierin wordt de eigenheid van de wijk gemaakt. Wel herkenbare bouwvolumes maken maar in stijl en vormgeving een moderne en eigentijdse uitstraling zoeken, een nieuwe Noordwijkse stijl.
  4. 4. De wijk krijgt hoofdzakelijk kappen
    Door de meerderheid van de woningen te voorzien met een kap, krijgt de wijk een dorpse uitstaling.
  5. 5. Kleur en materiaaleenheid brengen de dorpssfeer
    Door veel met materialen en kleuren te werken die refereren naar het oude dorp en landgoederen. Denk hierbij aan lichte kleuren (wit, grijs) stucwerk, keimen, maar ook baksteen.
  6. 6. Woningen uitnodigend en integraal ontwerpen met de buitenruimte
    Juist die sfeer van dorp en landgoederen, maakt dat het buitenleven ontworpen kan worden. Denk hierbij aan veranda's, lounge-sets, bbq-s, etc. Maar ook mooie mee ontworpen privacy schermen en een hoogwaardige inrichting horen daarbij.

Deze thema's worden door de verschillende deelgebieden heen gerespecteerd en vormen zo het cement van de wijk.

2.4 Randvoorwaarden Uit Het Bestemmingsplan

2.4.1 De uitwerkingsregels

Op grond van artikel 10.2 van het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' werken burgemeester en wethouders het plan, voor zover het de gronden met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' betreft, in zijn geheel of in gedeelten uit volgens de volgende regels:

  1. a. op en in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de toegestane functies worden gebouwd. Deze staan beschreven in de bestemmingsomschrijving, te weten:
    1. 1. wonen inclusief beroep aan huis en ook tuinen en erven,
    2. 2. woonzorgvoorziening en medische voorzieningen, zoals artsen, tandartsen, fysiotherapeuten,
    3. 3. verkeers-, groen- en speelvoorzieningen, water evenals geluidwerende voorzieningen, en
    4. 4. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen;
  2. b. voor het bouwen ten aanzien van woningen en woonzorgvoorziening gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. het aantal woningen mag maximaal 750 bedragen waarvan minimaal 30% uit sociale woningbouw bestaat;
    2. 2. de bouwhoogte van grondgebonden woningen mag ten hoogste 10 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van gestapelde woningen mag ten hoogste 13 m bedragen;
    4. 4. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen;
    5. 5. de woonzorgvoorziening mag niet worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied'.
  3. c. voor het bouwen ten aanzien van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 60 m³ bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 4 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 2 m bedragen.
  4. d. voor het bouwen ten aanzien van verkeersvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
    1. 1. de inhoud van gebouwen mag niet meer dan 25 m³ bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
    3. 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 10 m bedragen.
  5. e. op de gronden moet 15% van de toename van verhard oppervlak worden gecompenseerd in de vorm van open water;
  6. f. bij uitwerking dient de ontsluiting van het gebied in ieder geval plaats te vinden op de verlengde Beeklaan;
  7. g. er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de normen als opgenomen in nota Parkeernormen van deze planregels;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' mag het uitwerken slechts zodanig geschieden dat daar geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waaronder in ieder geval zijn begrepen woningen, kunnen worden gerealiseerd.

2.4.2 Uitwerkingsplan

Aangetoond moet worden dat met het voorliggende uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase aan de uitwerkingsregels wordt voldaan:

  1. a. in het voorliggende uitwerkingsplan worden uitsluitende woningen en appartementen mogelijk gemaakt, met de bijbehorende tuinen en erven en openbaar gebied, zoals straten, groenvoorzieningen en water;
  2. b. ten aanzien van de woningen wordt eveneens voldaan aan de uitwerkingsregels:
    1. 1. op basis van het voorliggende uitwerkingsplan worden maximaal 240 woningen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat voor de resterende gronden van Offem-Zuid maximaal 510 woningen zijn gereserveerd. Uit voorlopige verkavelingsstudies blijkt dit meer dan voldoende te zijn;
    2. 2. binnen het uitwerkingsgebied eerste fase worden 60 sociale woningen gerealiseerd; een percentage van 25%. Dit houdt in dat voor de resterende uit te werken gronden meer sociale woningen dienen te worden gerealiseerd om in het totale uit te werken gebied van bestemmingsplan Offem-Zuid 30% sociale woningbouw te plegen. Op de nog uit te werken gronden, die in eigendom zijn van de gemeente maar geen deel uitmaken van het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase, wordt voorzien in sociale woningbouw in de vorm van appartementen. Op deze wijze wordt voorzien in het realiseren van 30% sociale woningbouw;
    3. 3. in de planregels worden de bouwmaten van grondgebonden, gestapelde woningen en andere bouwwerken vastgelegd;
    4. 4. in het onderhavige uitwerkingsplan worden geen woonzorgvoorzieningen mogelijk gemaakt. Daardoor komt de aanduiding 'veiligheidszone - invloedsgebied' voor dit uitwerkingsplan te vervallen.
  3. c. in de planregels worden voor nutsvoorzieningen de bouwmaten vastgelegd;
  4. d. in de planregels worden voor verkeersvoorzieningen de bouwmaten vastgelegd;
  5. e. in het uitwerkingsplan wordt open water gerealiseerd. Dit is minder dan 15% van de toename van het verhard oppervlakte binnen het uitwerkingsgebied. Voor het gehele plangebied is een waterstructuurplan opgesteld (zie paragraaf 4.10). Daaruit blijkt dat binnen het gehele plangebied in circa 13.000 m2 aan open water wordt gerealiseerd. Uit het waterstructuurplan blijkt dat voor het hele woongebied wél zal worden voldaan aan deze uitwerkingsregel. Uiteraard dient de compensatie in de vorm van open water te voldoen aan de beleidsregels van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
  6. f. uit de verkaveling en de verbeelding blijkt dat de hoofdontsluiting van het gehele woongebied aan de verlengde Beeklaan is voorzien;
  7. g. uit de parkeerbalans (zie paragraaf 4.12) blijkt dat wordt voldaan aan de toepasselijke parkeernormen;
  8. h. binnen de aanduiding 'veiligheidszone - leiding' worden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten zoals woningen gerealiseerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In het kader van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013) is al uitgebreid aandacht besteed aan het toenmalige beleidskader. Voor de volledigheid wordt daar naar verwezen. Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijke beleid voor het onderhavige uitwerkingsplan, voor zover dit niet al in het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' is opgenomen.

3.2 Rijksbeleid

In het onderhavige uitwerkingsplan kan voor toetsing aan het rijksbeleid worden aangesloten bij het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013). De beleidskaders van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening die in dit bestemmingsplan zijn beschreven, zijn nog steeds van kracht.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Visie Ruimte en mobiliteit

De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014, laatste wijziging op 4 februari 2016) is de provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Momenteel is een herziening van de Visie Ruimte en mobiliteit in procedure, die zal zijn vastgesteld als deze uitwerking in procedure komt.

De Visie Ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel.

In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:

  • beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • vergroten van de agglomeratiekracht;
  • verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.

Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale visie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”. In de provinciale visie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen.

Programma ruimte
Het 'Programma ruimte' (4 februari 2016) is een uitwerking van de Visie. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.

Het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) wordt omschreven als het bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Offem-Zuid is aangewezen als bouwlocatie buiten het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Om die reden is geen ontheffing van Provinciale Staten meer nodig.

Onderhavige ontwikkeling
Op de kaarten behorende bij de Visie Ruimte en mobiliteit is een aantal relevante informatie te zien voor het onderhavige plangebied. De ondergrond van het plangebied bestaat uit jonge zeeklei. Op de 'laag van de cultuur- en natuurlandschappen' is daarnaast te zien dat het gebied tot het bollenlandschap behoort. Dat betekent dat een ontwikkeling bijdraagt aan een samenhangende en herkenbare ruimtelijke structuur, op een logische plek in deze structuur ligt en toekomstbestendig is.

In de 'laag van de stedelijke occupatie' is de westzijde van het plangebied aangewezen als stads- of dorpsrand (zie onderstaande afbeelding).

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0008.jpg"

Afbeelding - Locatie plangebied in de 'Laag van de stedelijke occupatie'

Stads- en dorpsranden
De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Daarbij onderscheiden we drie typen ‘overgangskwaliteiten’. Het front, het contact en de overlap. Op kaart vinden we de hoogwaardige en bijzondere fronten terug. Daar waar recreatiegebieden voorkomen langs stads- of dorpsrand is veelal sprake van overlap. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand bijdragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).

De overgangskwaliteiten zijn verder uitgewerkt in de gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit. Het plangebied valt onder het gebiedsprofiel 'Duin- en Bollenstreek'. In de Duin- en Bollenstreek worden de volgende stads- en dorpsranden onderscheiden:

  • de heldere landschappelijke grens met de kwaliteit van een front (dorpsrand aan een kanaal of vaart of aan het duinlandschap);
  • het zeefront van de badplaats is een front met een onderscheidende eigen kwaliteit;
  • de rand aan een hoofdweg is een bijzondere vorm van een rand met de kwaliteit van het front, waar een weg op de grens van bebouwing en landschap ligt;
  • de rand verweven met het landschap kan een woon- of werkgebied zijn dat grenst aan het bollenlandschap of waardevolle graslanden;
  • de groenzone aan de dorpsrand is een dorpsrand die geleidelijk overgaat in een recreatie- of groengebied of grenst aan een landgoed. De kwaliteit van de groene rand zit in de overlap.

De onderhavige ontwikkeling
De gronden hadden ten tijde van de vaststelling van de Visie Ruimte en Mobiliteit al de uit te werken woonbestemming. Het plangebied vormt evenwel de overgangszone van het bebouwde dorpsgebied naar het landelijk gebied. In het verkavelingsplan krijgen 'groen' en 'water' veel ruimte. Hierdoor kan de belevingswaarde voor zowel het stedelijk als landelijk gebied worden behouden en ontstaat ter plaatse een goede nieuwe afronding van het (bestaand) stedelijk gebied.

3.3.2 Provinciale Verordening Ruimte

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen. De geconsolideerde versie is in werking getreden op 4 februari 2016.

Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.

Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van het Rijk (zie hoofdstuk 3.2.1 van het bestemmingsplan Offem-Zuid) van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 4.1 wordt daar specifiek aandacht aan besteed.

Overige onderwerpen verordening
In de verordening is de ecologische hoofdstructuur (EHS) opgenomen. Ten noorden van het plangebied ligt een EHS-gebied. In paragraaf 4.8 wordt nader ingegaan op natuurwaarden in het licht van de voorgenomen ontwikkeling.

Gezien het voorgaande vormt de verordening ruimte geen belemmering voor de haalbaarheid van dit bestemmingsplan.

3.4 Regionaal Beleid

In het onderhavige uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' kan voor toetsing aan het regionaal beleid worden aangesloten bij het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013). Het beleid van de Regionale Structuurvisie 2020 voor regio Holland Rijnland dat in dit bestemmingsplan is beschreven, is nog steeds van kracht.

3.4.1 Waterbeheerplan 2016 - 2021

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan (WBP5) vastgesteld. Hierin zijn de belangrijkste ambities van het hoogheemraadschap voor de periode 2016 - 2021 nader uitgewerkt. Uitgangspunt is om niet tegen het water te strijden, maar met het water mee te bewegen en het beheergebied met innovatieve en duurzame oplossingen dusdanig in te richten dat ook toekomstige generaties prettig kunnen wonen, werken en recreëren, tegen zo laag mogelijke kosten. Dit alles vraagt om zorgvuldige afwegingen tussen de belangen voor de mens, de natuur en de economie, waarbij het vinden van de juiste balans tussen deze drie de grote uitdaging is.

De belangrijkste ambities uit het Waterbeheerplan 2016-2021 zijn:

  • Waterveiligheid: Bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren. Binnen deze ambitie heeft het hoogheemraadschap de volgende doelstellingen geformuleerd:
    1. 1. Wij beschermen tegen overstromingen (preventie)
    2. 2. Wij adviseren over het beperken van de gevolgen van overstromingen (gevolgbeperking)
    3. 3. We bereiden ons goed voor op een calamiteit
  • Voldoende Water: Er is voldoende water. Niet te veel en niet te weinig, passend bij het gebruik. Binnen deze ambitie heeft het hoogheemraadschap de volgende doelstellingen geformuleerd:
    1. 1. Wij zorgen ervoor dat de waterpeilen kloppen;
    2. 2. Wij zorgen voor de instandhouding van het watersysteem;
    3. 3. Wij beperken de gevolgen van wateroverlast;
    4. 4. Wij zorgen voor voldoende zoetwater;
  • Schoon en gezond water: Rijnlands water is schoon, zodat de mens, de natuur en economie er optimaal gebruik van kunnen maken. Binnen deze ambitie heeft het hoogheemraadschap de volgende doelstellingen geformuleerd:
    1. 1. We verminderen de watervervuiling;
    2. 2. We beheren en onderhouden ons watersysteem ecologisch;
    3. 3. Wij realiseren schone meren, plassen en natuurgebieden;
    4. 4. Zwemwaterlocaties maken we schoon en veilig;
  • Waterketen: Het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt. Binnen deze ambitie heeft het hoogheemraadschap de volgende doelstellingen geformuleerd:
    1. 1. We verwerken het afvalwater op doelmatige wijze;
    2. 2. We verduurzamen de verwerking van afvalwater en hergebruiken het afvalwater optimaal.

Het onderhavige uitwerkingsplan
In paragraaf 4.10 is een waterparagraaf opgenomen. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en is de wijze waarop hier mee omgegaan wordt beschreven. Ook wordt daarin aangegeven op welke wijze wordt voldaan de betreffende 15%-uitwerkingsregel uit het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013), zie ook paragraaf 2.4.1 'De uitwerkingsregels'.

3.5 Gemeentelijk Beleid

3.5.1 Bestemmingsplan Offem-Zuid

Het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' is het belangrijkste beleidskader voor dit uitwerkingsplan. In paragraaf 2.4 wordt aangetoond dat met het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase wordt voldaan aan de randvoorwaarden c.q. uitwerkingsregels.

3.5.2 Woonvisie "Wonen op maat", periode 2006 - 2015

In de afspraken die met de bouwclaimhouder zijn gemaakt en onderhavig uitwerkingsplan wordt uitgegaan van vastgesteld beleid en dus de woonvisie “Wonen op maat”.
Omdat de Noordwijkse woonagenda 2016- 2020 ten tijde van het schrijven van dit uitwerkingsplan in voorbereiding is, is deze hieronder opgenomen en is gekeken of de gemaakte afspraken ook stroken met de uitgangspunten in de Noordwijkse woonagenda 2016 – 2020.

Noordwijkse Woonagenda 2016 - 2020
De Woonagenda 2016 - 2020 "De toekomst van het wonen in Noordwijk" is op 2 februari vastgesteld. De woonagenda is de opvolger van de woonvisie 'Wonen op maat', die betrekking had op de periode 2006 tot 2015. De nieuwe Woonagenda is nadrukkelijk een 'agenda' die betrekking heeft op een kortere periode en beoogt om, gegeven alle onzekerheden en de huidige knelpunten, het vizier te richten op de toekomst van het wonen in Noordwijk. De woonagenda schetst de belangrijkste dilemma's en opgaven en maakt een aantal beleidskeuzes. De woonagenda vormt voor de periode tot 2020 een overkoepelend beleidsdocument en biedt een basis voor gesprekken met verschillende stakeholders die in de realisatie van de ambities van wonen in Noordwijk een belangrijke rol spelen.

De Woonagenda stemt, voor wat betreft Offem-Zuid, overeen met de regionale woonvisie waarmee de provincie Zuid-Holland heeft ingestemd.

De woonagenda zet in op vier thema's die de komende jaren richtinggevend zijn voor keuzes omtrent het wonen in Noordwijk. Deze thema's zijn:

  1. 1. werken aan beschikbaarheid van woningen;
  2. 2. werken aan betaalbaarheid van woningen;
  3. 3. werken aan zorg en flexibiliteit;
  4. 4. werken aan duurzaamheid.

De onderhavige ontwikkeling
De onderhavige ontwikkeling stemt overeen met de uitgangspunten van de Noordwijkse Woonagenda 2016 - 2020, met name bij de doelstellingen 'beschikbaarheid van woningen' en 'betaalbaarheid van woningen'. De te realiseren woningen in Offem-Zuid bestaan voor 30% uit sociale woningbouw.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

Paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de plannen die middels onderhavig uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de vraag of de plannen voor Offem-Zuid gelet op de planologische en milieutechnische aspecten wel uitvoerbaar zijn.

Door middel van onderzoek wordt inzicht verkregen of bepaalde aspecten leiden tot belemmeringen/beperkingen voor de gewenste ontwikkeling. In de volgende paragrafen wordt bij thema's als geluid, lucht, bodem, zonering van bedrijvigheid, externe veiligheid, natuur en ecologie, archeologie en cultuurhistorie en water stilgestaan.

4.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van het Rijk en per eind 2012 als procesvereiste in het Bro. Overheden moeten op grond van artikel 3.1.6 Bro elke nieuwe stedelijke ontwikkeling motiveren aan de hand van de drie treden van de Ladder. De Ladder voor duurzame verstedelijking is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
De provincie Zuid-Holland heeft de ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie ook de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.

De duurzame verstedelijkingsladder houdt in dat, als de behoefte aan de voorgenomen verstedelijking is aangetoond, bij voorkeur de volgende volgorde wordt gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD); voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer. “Passende ontsluiting” van verstedelijkingslocaties betekent zo mogelijk ontsluiting per openbaar vervoer.

In lid 1 van artikel 2.1.1 (ladder voor duurzame verstedelijking) uit de Verordening is bepaald dat een bestemmingsplan waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. 1. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  2. 2. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  3. 3. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    1. a. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    2. b. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
    3. c. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Nieuwe stedelijke ontwikkeling (trede 0)
Allereerst dient te worden aangetoond of in het kader van het voorliggende uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat het plan daarmee feitelijk ladderplichtig is.

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Offem-Zuid', zoals dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 27 juni 2013. In dit bestemmingsplan hebben de betreffende gronden nu reeds de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' (zie ook paragraaf 1.5.1). Met de uitwerking wordt gevolg gegeven aan de uitwerkingsplicht zoals deze opgenomen is in dit bestemmingsplan. Er wordt op basis van het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase geen nieuw beslag gelegd op de betreffende gronden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de drie treden van de ladder doorlopen.

Trede 1: regionale behoefte
De voorgenomen ontwikkeling betreft een uitwerking van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid', dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2013. In dat bestemmingsplan is destijds de woningbehoefte bepaald.
In de 'Noordwijkse Woonagenda 2016 - 2020' (zie paragraaf 3.5.2) is de 'actuele behoefte' opnieuw bepaald. De woningen voor Offem-Zuid zijn als bestaande plancapaciteit opgenomen. Aangegeven wordt dat de gemeente in 2016 stappen wil ondernemen voor het bouwen van de geplande woningen.

Trede 2: bouwen binnen bestaand stads- en dorpsgebied (BSD)
Onderhavig plangebied maakt geen deel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD, zie paragraaf 3.3.1).

Trede 3: bouwen buiten bestaand stads- en dorpsgebied
Het uitwerkingsgebied is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' met de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' al geruime tijd bestemd voor een woongebied.
Met de uitwerking wordt dan ook gevolg gegeven aan de uitwerkingsplicht uit het geldende bestemmingsplan; er wordt een nieuw beslag gelegd op de betreffende gronden:

  1. a. het plangebied wordt met de beoogde verkeersstructuur goed ontsloten voor verschillende vervoersvormen. Het centrum van Noordwijk ligt op loop- en fietsafstand. De beoogde auto-ontsluiting zorgt voor een goede bereikbaarheid van de voorzieningen in de omgeving en de nabijgelegen N206.
    Aan de Herenweg halteren (Noordwijk ZH, Voorstraat) op loopafstand een aantal buslijnen (21, 221 en 385).
  2. b. Met de ontwikkeling van het woongebied wordt de kwaliteit van het gebied verbeterd. Zo zijn er nog een aantal restanten uit het verleden gesaneerd, zoals kassen en een aantal verouderde volkstuinen. Met de aanleg van Offem-Zuid wordt een nieuwe afronding van Noordwijk gerealiseerd.
    Voor het woongebied wordt naast het bestemmingsplan een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat met de nieuwe woonwijk een kwalitatief hoogwaardige afronding van Noordwijk wordt gerealiseerd.
  3. c. Tot slot wordt opgemerkt dat de locatie is opgenomen in het Programma ruimte. Hierin zijn de (harde) woningbouwlocaties weergegeven die gelegen zijn buiten het bestaande stads- en dorpsgezicht en die meer dan 3 hectare groot zijn.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat alle drie de treden van de Ladder voor duurzame verstedelijking succesvol doorlopen zijn. Daarmee is de nut en noodzaak van de voorgestane ontwikkeling aangetoond.

4.2 Geluidhinder

4.2.1 Algemeen

Sinds 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden de volgende geluidgevoelige objecten genoemd:

  1. a. woningen;
  2. b. onderwijsgebouwen;
  3. c. ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  4. d. bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) aan te wijzen andere gezondheidszorggebouwen dan bedoeld onder 2; een gymnastieklokaal maakt voor de toepassing van de wet geen deel uit van een onderwijsgebouw.

Op basis van de Wgh zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In het kader van Offem-Zuid is uitsluitend het aspect wegverkeerslawaai van toepassing.

4.2.2 Wegverkeerslawaai

In opdracht van de gemeente Noordwijk is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd door LievenseCSO Milieu B.V. voor het uitwerkingsplan ‘Offem-Zuid, eerste fase’. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 1. Navolgend is een samenvatting van het akoestisch onderzoek opgenomen.

Doel
Het doel van het onderzoek wegverkeerslawaai is het bepalen van de optredende geluidbelastingen vanwege de Achterweg, Beeklaan, Herenweg, Nieuwe Offemweg, Hogeweg en Voorstraat en het toetsen van de berekende waarden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en, voor zover van toepassing, aan het lokaal geluidbeleid.

Resultaten
De woningen in het plangebied zijn krachtens de Wet geluidhinder (Wgh) gelegen binnen de geluidzone van de Achterweg, Beeklaan, Herenweg en Nieuwe Offemweg:

  • Uit de berekeningsresultaten blijkt dat de geluidbelasting als gevolg van zowel de Achterweg als de Nieuwe Offemweg ten hoogste 37 dB Lden bedraagt exclusief aftrek conform art. 110g Wgh en 32 dB Lden inclusief aftrek.
    De geluidbelasting als gevolg van de Herenweg bedraagt ten hoogste 52 dB Lden exclusief aftrek conform art. 110g Wgh en 47 dB Lden inclusief aftrek conform art. 110g Wgh.
    Daarmee voldoen deze wegen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
  • De geluidbelasting als gevolg van de verlengde Beeklaan bedraagt ter plaatse van de geplande woningen ten hoogste 56 dB Lden inclusief aftrek conform art. 110g Wgh. Hiermee wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh, zijnde 48 dB.
    De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden.

De Hogeweg en de Voorstraat hebben op grond van de Wet geluidhinder geen geluidzone. In het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing zijn in het akoestisch onderzoek de (afzonderlijke) geluidbelastingen van beide wegen toch inzichtelijk gemaakt.
Uit de berekeningen blijkt dat, indien op deze wegen de normstelling uit de Wet geluidhinder van toepassing zou zijn, beide wegen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde.

Geluidsreducerende maatregelen
Voor de verlengde Beeklaan zijn maatregelen om de geluidbelasting te reduceren onderzocht. Het toepassen van een dunne deklaag is technisch niet mogelijk door de aanwezigheid van de rotonde enerzijds en de op- en afrit van de N206 anderzijds. Het optrekken en afremmen op deze locaties zou een onevenredige slijtage tot gevolg hebben.
Schermen zouden als doelmatig kunnen worden beschouwd. In verband met het aantal bouwlagen zijn echter schermen van 7 m hoogte noodzakelijk. Dergelijk hoge schermen worden in een stedelijke omgeving vanuit landschappelijk oogpunt niet inpasbaar geacht.

Conclusie: besluit hogere waarden
Op 29 oktober 2001 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor maximaal 245 nieuwe woningen aan de noordzijde van de Beeklaan een hogere grenswaarde van 58 dB (was 60 dB(A)) verleend vanwege het wegverkeer op de Beeklaan. Als voorwaarde is daarbij bepaald dat de geluidsbelasting van de gevel ter plaatse van ten minste één van de tot de woning behorende buitenruimten de waarde van 48 dB (was 50 dB(A)) niet mag overschrijden.
Het betreffende besluit is als bijlage 2 in de toelichting opgenomen.

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat voor de eerste fase van de uitwerking van Offem-Zuid, uitgaande van een maximale invulling, de voorkeursgrenswaarde voor 121 woningen wordt overschreden. De berekende geluidbelasting is ten hoogste 56 dB. Binnen het verleende Besluit hogere grenswaarde uit 2001 is daarmee voldoende ruimte om de betreffende woningen te realiseren. Bij de verdere uitwerking van Offem-Zuid (tweede fase) kunnen de resterende 124 reeds vastgestelde hogere waarden worden benut.

Vanuit het Bouwbesluit 2012 krijgen de betreffende woningen de verplichting om de gevelwering af te stemmen op de verleende hogere waarde. De karakteristieke gevelgeluidwering van de woningen moet dan minimaal voldoen aan 30 dB(A).

Vanwege het globale karakter van het voorliggende uitwerkingsplan ligt de stedenbouwkundige invulling op dit moment nog niet vast. Daarom is in de planregels de voorwaarde met betrekking tot een geluidluwe buitenruimte opgenomen. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient in een aanvullende akoestisch onderzoek te worden getoetst of aan deze voorwaarde wordt voldaan.

De voorgestane ontwikkeling is daarmee niet in strijd met de Wet geluidhinder.

4.3 Luchtkwaliteit

In opdracht van de gemeente Noordwijk is in augustus 2016 een onderzoek naar luchtkwaliteit uitgevoerd door LievenseCSO Milieu B.V. voor het uitwerkingsplan ‘Offem-Zuid, eerste fase’. Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Navolgend wordt ingegaan op het inhoud van dit onderzoek.

Niet in betekenende mate
In artikel 5.16 van de gewijzigde Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. De realisatie van maximaal 240 woningen wordt mogelijk gemaakt op basis van het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase'. De bevoegdheid tot het vaststellen van een bestemmingsplan is opgenomen in artikel 5.16 lid 2 als een bevoegdheid waarbij de luchtkwaliteit in de besluitvorming moet worden meegewogen.

Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt “niet in betekenende mate” bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, hetgeen inhoudt dat door het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

De 3%-grens van een project dat ‘niet in betekenende mate bijdraagt’, is ook omgezet in een getalsmatige grens. Als deze getalsmatige grens (hieronder) niet wordt overschreden, wordt er onder deze 3%-grens gebleven.

  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m2
  • bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen (voorschrift 3A.1);
  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen (voorschrift 3A.2).

In dit geval worden maximaal 240 woningen gerealiseerd. Dit valt ruim onder de hiervoor vermelde drempel, wat inhoudt dat het project de luchtkwaliteit met minder dan 3% verslechtert.
Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c. Wm jo. artikel 5.16 lid 4 Wm jo. artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate jo. bijlage 4a voorschrift 3A.2, draagt de bouw van circa 250 nieuwe woningen 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

Leefklimaat
Vanuit een goede ruimtelijke onderbouwing moet echter ook worden aangetoond dat het verantwoord is om te bouwen in deze omgeving van het projectgebied en dat de toekomstige bewoners een goed leefklimaat wordt geboden.

De luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied laat de ontwikkeling van woningen toe. Op basis van de NSL-monitoringstool (monitoringsronde 2015) blijkt dat de concentraties verontreinigde stoffen ruim lager zijn dan de van toepassing zijnde grenswaarden. De verkeersaantrekkende werking als gevolg van het plan is niet significant. De luchtkwaliteit in de omgeving van het projectgebied wordt dan ook niet significant beïnvloed door de ontwikkeling.

Conclusie
Het uitwerkingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 240 nieuwe woningen. Dit aantal blijft ruim onder de grenzen uit de ‘Regeling niet in betekenende mate bijdragen’.
Op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c. Wm jo. artikel 5.16 lid 4 Wm jo. artikel 4 lid 1 Besluit niet in betekenende mate jo. bijlage 4a voorschrift 3A.2, draagt de bouw van de woningen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgestane ontwikkeling is daarmee niet in strijd met het bepaalde in de Wet milieubeheer en de eisen omtrent een goed woon- en leefklimaat.

4.4 Bodemkwaliteit

In het verleden is de locatie in gebruik geweest voor onder andere glastuinbouw en als volkstuinencomplex. Alle opstallen zijn al van de locatie verwijderd en de locatie is momenteel grotendeels braakliggend.

In het kader van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' is een beoordeling van de bodemkwaliteit uitgevoerd (zie hoofdstuk 4.4. in 'Offem-Zuid'). In 2012 heeft op de locatie het 'Historisch onderzoek Offem-Zuid te Noordwijk (Tauw; kenmerk N002-1206217DAR-per-V02-NL; 2 augustus 2012)' plaatsgevonden.

In het historisch onderzoek uit 2012 werd geconcludeerd dat op de locatie licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK in de grond en licht verhoogde concentraties zware metalen in het grondwater voorkomen en dat de bovengrond verdacht is voor de aanwezigheid van asbest en bestrijdingsmiddelen (OCB/PCB). Aanbevolen werd voorafgaand aan de ontwikkeling van de locatie een bodemonderzoek uit te voeren.
Opgemerkt dient te worden dat in het historisch onderzoek uit 2012 ook terreindelen naar voren zijn gekomen, waar geen bodembedreigende activiteiten zouden hebben plaatsgevonden.

Recent hebben op de locatie enkele asbestinventarisaties (IDDS; projectnummer 14120384 volkstuinenperceel; 15 juni 2015 en projectnummer 14120384; 14 april 2016) en een archeologisch onderzoek plaatsgevonden, waarbij ter plaatse van het volkstuinencomplex asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. Om die reden is het volkstuinencomplex beschouwd als verdacht voor asbest in de bodem.
Onlangs zijn op de locatie twee paden gesaneerd, waaronder één pad op het voormalig volkstuinencomplex. Dit pad op het voormalig volkstuinencomplex zal niet worden meegenomen in het asbestonderzoek.

In het kader van de omgevingsvergunning om te bouwen is een volledig bodemonderzoek onderzoek uitgevoerd, inclusief een verkennend asbestonderzoek en een nader asbestonderzoek uitgevoerd evenals een onderzoek naar hergebruik van zand:

  • het bodemonderzoek beoogt de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vast te stellen;
  • het verkennend asbestonderzoek heeft tot doel om te verifiëren of de grond binnen het gebied, die in het vooronderzoek als asbestverdacht is aangemerkt, inderdaad asbestverdacht is;
  • het doel van het nader asbestonderzoek is om vast te stellen of en op welke plaatsen binnen het volkstuinencomplex de norm voor asbest in bodem wordt overschreden, waardoor een sanering op asbest aan de orde is;
  • ter plaatse van de toekomstige wegcunetten, rioolsleuven en dergelijke worden de hergebruiksmogelijkheden bepaald van het aanwezige zand.

Conclusie
Op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat op een aantal plaatsen bodemsanering zal moeten plaatsvinden om de locatie geschikt te maken voor woningbouw.

4.5 Stikstof

In opdracht van de gemeente Noordwijk is door LievenseCSO Milieu B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke toename van de stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van de onderhavige ontwikkeling.
Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Navolgend wordt een samenvatting van dit onderzoek beschreven.

Doel
Het doel van het stikstofdepositie-onderzoek is het beoordelen of het uitwerkingsplan mogelijk significante gevolgen heeft voor nabij gelegen Natura 2000-gebieden én of het op basis van de stikstofdepositie noodzakelijk is een passende beoordeling op te stellen. Andere aspecten die mogelijk significante effecten kunnen hebben en op basis waarvan een passende beoordeling noodzakelijk is, worden niet onderzocht.

Het onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de programmatische aanpak stikstofdepositie (PAS). Het plan wordt getoetst conform de aanbevelingen in de 'Handreiking passende beoordeling stikstofaspecten bestemmingsplannen' (Ministerie van Economische Zaken, Den Haag:2015 ).

De woningen worden gerealiseerd in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden Coepelduynen en Kennemerland-Zuid. Het plan heeft gevolgen voor het gebruik van het gebied en de verkeersintensiteiten op nabij gelegen wegen. Het voormalige agrarische gebruik van het gebied is reeds beëindigd. Op dit moment vinden in het gebied geen activiteiten plaats die relevant zijn voor de stikstofdepositie op de omgeving. In de toekomst wordt de stikstofdepositie veroorzaakt door stookinstallaties van de woningen en extra verkeersbewegingen.

Conclusie
Uit de berekeningen blijkt dat het plan een toename van de stikstofdepositie van ten hoogste 0,19 mol/ha/jaar veroorzaakt. De hoogste toename van de stikstofdepositie wordt bepaald voor het habitattype ‘Grijze duinen (kalkrijk)’ in het Natura 2000-gebied Coepelduynen. Voor het toekomstige project (de bouw van maximaal 750 woningen) geldt in het kader van de PAS geen vergunnings- of meldingsplicht (o.g.v. artikel 19 d, in combinatie met de artikelen 19 kh lid 7 en 19 koa lid 1 Natuurbeschermingswet 1998) omdat in de Passende beoordeling bij het programma is aangetoond dat een dergelijk project niet leidt tot significante gevolgen of een verslechtering van de aanwezige natuurwaarden.
Het uitwerkingsplan maakt niet meer mogelijk dan dit concrete project. Significante gevolgen van het plan (waarmee het project mogelijk wordt gemaakt) worden daarom ook op voorhand uitgesloten. Een aparte passende beoordeling voor dit plan is niet noodzakelijk en de uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan is op dit punt gegarandeerd.

4.6 Bedrijven En Milieuzonering

Door bij de realisatie van gevoelige functies (zoals woningen) voldoende afstand in acht te nemen tot milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) kan hinder en gevaar worden voorkomen. Daarnaast kan worden voorkomen dat bedrijfsbelangen worden geschaad.

Door middel van een onderzoek bedrijven- en milieuzonering is door LievenseCSO Milieu B.V. onderzocht of de toekomstige woningen mogelijk een belemmering vormen voor bestaande omringende bedrijven. Hierin is voor de meest nabijgelegen bedrijven aansluiting gezocht bij het stappenplan uit de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". In Bijlage 3 is het volledige onderzoek opgenomen. De belangrijkste resultaten uit het onderzoek worden in deze paragraaf beschreven.

Beoordelingssystematiek VNG-publicatie
De VNG-publicatie is een algemeen geaccepteerd instrument om na te gaan of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening in situaties waar woningen dicht bij bedrijven worden voorzien. In voorliggend onderzoek is gebruik gemaakt van de meest recente versie uit 2009.
De VNG-publicatie geeft richtafstanden per bedrijfscategorie. De afstanden worden gegeven voor een aantal milieuaspecten, met name geur, stof, geluid en gevaar. De afstanden gelden tussen de perceelsgrens van het bedrijf en de gevels van woningen. Indien deze afstanden worden gerespecteerd is er sprake van een milieuhygiënisch te verantwoorden situatie en een goede ruimtelijk ordening. Indien één van deze afstanden niet wordt gerespecteerd is nader onderzoek noodzakelijk om na te gaan of alsnog sprake kan zijn van een milieuhygiënisch verantwoorde situatie.

Het toetsingskader bestaat uit 4 stappen. In stap 1 wordt een afweging gemaakt aan de hand van de in de publicatie genoemde richtafstanden. Indien woningen op kleinere afstand zijn gelegen dan de richtafstanden kan voor het betreffende plandeel in stap 2, 3 of 4 gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden.

Richtafstanden inrichtingen (stap 1)
De richtafstanden voor verschillende bedrijfscategorieën worden vermeld in hoofdstuk 1 (lijst 1) van de VNG-publicatie. De richtafstanden die in de lijst zijn opgenomen gelden voor het gebiedstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. In de onderstaande tabel worden de richtafstanden weergegeven.

Milieucategorie Richtafstand [m]
1 10
2 30
3.1 50
3.2 100
4.1 200
4.2 300
5.1 500
5.2 700

Uit een overzicht van de Omgevingsdienst West Holland met alle bedrijven in en binnen een afstand van 500 m van het bestemmingsplan Offem-Zuid blijkt dat:

Binnen het bestemmingsplan Offem-Zuid twee bedrijven zijn gelegen, te weten:

  1. 1. Admiraal Schilders BV aan de Herenweg 35;
  2. 2. W.C.M. Lammers aan de Herenweg 47.

Buiten het bestemmingsplan Offem-Zuid zijn binnen een afstand van 500 m 88 bedrijven gelegen. Een groot aantal bedrijven behoort tot milieucategorie 1 of 2. Deze bedrijven zijn alleen relevant voor het uitwerkingsplan indien ze zijn gelegen aan een van de wegen die direct grenzen aan het plangebied (Herenweg, Hogeweg, Achterweg of verlengde Beeklaan). Voor de bedrijven met een hogere milieucategorie is de relevantie van het bedrijf bepaald op basis van de afstand. De volgende bedrijven worden als relevant beschouwd:

  1. 3. Gebroeders Van der Putten aan de Achterweg 11a.

De ligging van deze bedrijven ten opzichte van het plangebied wordt in de navolgende figuur weergegeven. Een overzicht van de richtafstanden op basis van de bedrijfsactiviteiten is opgenomen in de navolgende tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0009.png"

Afbeelding - Ligging van de bedrijven ten opzichte van het plangebied (blauwe cirkel)

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0010.jpg"

Tabel - Overzicht richtafstanden per bedrijf

  1. 1. Admiraal Schilders, Herenweg 35
    Er van uit gaande dat de grens van het plangebied gelijk is aan de grens van de inrichting, bedraagt de afstand tot de meest nabij gelegen woningen circa 70 m. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m. Ten oosten van de inrichting zijn momenteel nog geen woningen gelegen. Theoretisch is het daarom mogelijk dat de toekomstige woningen van invloed zijn op de bedrijfsvoering. Gezien de aard van de bedrijvigheid (kantoor van een schildersbedrijf met eventueel opslag van schildersbenodigdheden) wordt dit niet aannemelijk geacht.
  2. 2. W.C.M. Lammers, Herenweg 47
    Wanneer de grens van het plangebied gelijk is aan de grens van de inrichting, zijn de woningen gelegen op circa 22 m vanaf de grens van de inrichting. Er wordt voldaan aan de richtafstand van 10 m. Ten oosten van de inrichting zijn momenteel nog geen woningen gelegen. Theoretisch is het daarom mogelijk dat de toekomstige woningen van invloed zijn op de bedrijfsvoering. Gezien de aard van de bedrijvigheid (detailhandel) wordt dit niet aannemelijk geacht.
  3. 3. Gebroeders van der Putten, Achterweg 11A
    De inrichting is gelegen op circa 500 m van de toekomstige woningen. Daarmee wordt niet voldaan aan de richtafstand van 700 m. Deze richtafstand wordt veroorzaakt door het aspect geur. De richtafstanden voor alle overige aspecten worden wel gerespecteerd. Door Odournet is een geuronderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de gemeente Noordwijk en de Gebroeders van der Putten. Uit dit onderzoek blijkt dat het bedrijf zowel op basis van de huidige situatie als op basis van de vergunde situatie bij bestaande woningen niet voldoet aan het toetsingskader van de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht zoals van toepassing op groencomposteringen.
    Maatregelen om de geurbelasting op de omgeving te reduceren zijn mogelijk door het wijzigen van de methode van composteren. Bij toepassing van de twee meest kosteneffectieve maatregelpakketten wordt zowel bij de bestaande woningen als bij het plangebied voldaan aan het toetsingskader. Ook bij piekemissies als gevolg van het omzetten van groen is er geen sprake van overschrijding van de normen.

In paragraaf 4.11 wordt nader ingegaan op het aspect geur. De geurcirkel kan worden weggenomen door een gewijzigde wijze van composteren. Hiervoor wordt ook een wijzigingsplan vastgesteld (zie paragraaf 1.5.2). Een aanvraag composteringsmethode is inmiddels op 7 juli 2016 door de gebr. Van der Putten bij de Omgevingsdienst West-Holland ingediend.

Conclusie
Voor de aanwezige bedrijven geldt dat de maatgevende richtafstanden ten opzichte van de geplande woningen gerespecteerd worden. Voor het aspect 'geur' vanwege het composteerbedrijf is als gevolg van een nieuwe werkwijze sprake van een acceptabel geurhinderniveau (zie ook paragraaf 4.11).
Er is derhalve sprake van een milieu hygiënisch te verantwoorden situatie. De bestaande bedrijven worden niet gehinderd in de bedrijfsvoering. Ook zullen de nieuwe woningen geen hinder ondervinden van de omliggende bedrijven.

4.7 Externe Veiligheid

In opdracht van de gemeente Noordwijk is ten behoeve van dit uitwerkingsplan onderzoek uitgevoerd door LievenseCSO Milieu B.V. naar het aspect Externe Veiligheid. In Bijlage 3 is het onderzoek terug te vinden. Hieronder wordt ingegaan op de inhoud van dit onderzoek.

Externe veiligheidsrisicobronnen
In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn enkele externe veiligheidsrisicobronnen gesitueerd. Op basis van de publieke risicokaart zijn de aanwezige risicobronnen geïnventariseerd. In de navolgende figuur is de situering van het plangebied ten opzichte van deze risicobronnen grafisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0011.png"

Afbeelding - Ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied (blauwe cirkel) (bron: openbare risicokaart)


De dichtstbijzijnde risicobronnen (inrichtingen, buisleiding en transport over de weg) zijn nader beschouwd in relatie tot het realiseren van de woningen binnen het plan Offem-Zuid te Noordwijk. Het betreft (nummering conform weergave in de bovenstaande figuur):

  1. 1. Mts. Steenvoorden – de Groot – Herenweg 94;
  2. 2. Gasunie – Losplaatsweg 11;
  3. 3. Texaco Abswoude B.V. – Schiestraat 9;
  4. 4. Buisleiding Gasunie - Beeklaan;
  5. 5. Gevaarlijk transport over de weg: N206.

Analyse plaatsgebonden risico
Een risicocontour (ofwel plaatsgebonden risico) geeft aan hoe groot in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner.

Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtsreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft.

Onderstaand zijn per risicobron de plaatsgebonden risico’s geanalyseerd in relatie tot het realiseren van de nieuwbouw binnen het uitwerkingsplan Offem-Zuid.

  1. 1. Mts. Steenvoorden – de Groot – Herenweg 94
    De risicobron met de grootste afstand binnen deze inrichting is propaantank van 3.000 liter. Deze bron is gelegen op circa 450 m van de grens van het plangebied. Op basis van de gegevens van de openbare risicokaart geldt voor deze bron een risicocontour van 9 m. Deze bron levert daarmee geen belemmering op voor de nieuwbouw.
  2. 2. Gasunie – Losplaatsweg 11
    De risicobron is het gasdrukregel- en meetstation. Deze bron is gelegen op circa 450 m van de grens van het plangebied. Op basis van de gegevens van de openbare risicokaart geldt voor deze bron een risicocontour van 0 m. Deze bron levert daarmee geen belemmering op voor de nieuwbouw.
  3. 3. Texaco Abswoude B.V. – Schiestraat 9
    Deze inrichting is gelegen op circa 650 m van de grens van het plangebied. Op basis van de gegevens van de openbare risicokaart geldt voor deze bron, een LPG-installatie bestaande uit een vulpunt, reservoir en afleverinstallatie, een risicocontour van maximaal 40 m. Deze bron levert daarmee geen belemmering op voor de nieuwbouw.
  4. 4. Buisleiding Gasunie - Beeklaan
    De buisleiding is gelegen ter hoogte van de Beeklaan, direct naast het plangebied. Het betreft een aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie met kenmerk W-535- 03. De uitwendige diameter van de leiding bedraagt 168 mm en de werkdruk bedraagt 40 bar. Op basis van de gegevens van de openbare risicokaart wordt vastgesteld dat de kenmerken van de leiding niet zijn gewijzigd ten opzichte van het onderzoek dat door de Milieudienst West-Holland is uitgevoerd in het kader van het bestemmingsplan. In het onderzoek van de Milieudienst is de ligging van de PR=10-6 contour bepaald. Daar waar deze contour buiten de belemmeringsstrook van de buisleiding is gelegen, is een veiligheidszone opgenomen in het bestemmingsplan. Uit het uitwerkingsplan blijkt dat geen woningen worden gerealiseerd binnen de veiligheidszone.
  5. 5. Gevaarlijk transport over de weg: N206
    De N206 is geen Basisnetroute. Op basis van gegevens op de risicokaart blijkt dat over deze weg transport plaatsvindt van gevaarlijke stoffen. De weergegeven aantallen komen overeen met de aantallen in de quickscan van Tauw ten behoeve van het bestemmingsplan. De vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transportroutes (HART) zijn niet gewijzigd. De conclusie uit de quickscan van Tauw wordt ongewijzigd overgenomen. Deze bron vormt geen belemmering voor de nieuwbouw.

Analyse groepsrisico
Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

In de voorliggende situatie geldt voor de 3 inrichtingen (risicobronnen 1, 2 en 3) een afstand tot de grens van het invloedsgebied van 150 m of minder. De drie inrichtingen bevinden zich op 450 m of meer van het plangebied. Nader onderzoek met betrekking tot het groepsrisico is voor deze drie inrichtingen niet noodzakelijk.

De Milieudienst West-Holland heeft het groepsrisico als gevolg van de buisleiding bepaald waarbij tevens rekening is gehouden met de toekomstige woningen. Naar aanleiding van de berekeningen is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld en een advies uitgebracht door de Veiligheidsregio Hollands Midden. Aangezien de uitgangspunten van de onderzoeken niet zijn gewijzigd wordt een nieuwe berekening en verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk geacht.

Het aantal transportbewegingen op de N206 is niet gewijzigd ten opzichte van de quickscan van Tauw. Het aantal reeds aanwezige woningen én het totaal aantal toekomstige woningen is niet gewijzigd. De conclusies met betrekking tot het groepsrisico zijn daarom niet gewijzigd, zeker niet nu dit uitwerkingsplan betrekking heeft op maximaal 240 woningen. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is niet relevant voor het uitwerkingsplan.

Conclusie
Voor zover de aanwezige risicobronnen een belemmering kunnen vormen voor de invulling van het bestemmingsplan, is hiermee rekening gehouden in het uitwerkingsplan.

4.8 Natuur En Ecologie

In kader van het voorliggende uitwerkingsplan is door Tauw een Flora- en Faunaonderzoek uitgevoerd dat uit twee stappen ontstaat:

  1. 1. een actualisatie van de eerder uitgevoerde natuurtoets;
  2. 2. een nader onderzoek inzake boommarter, vleermuizen, jaarrond beschermde vogels, rugstreeppad en kleine modderkruiper.

4.8.1 Addendum Natuurtoets

In 2012 heeft Tauw in opdracht van de gemeente al een keer onderzoek uitgevoerd naar de consequenties van natuurwetgeving voor de beoogde actualisatie van het bestemmingsplan Offem-Zuid. Het betreffende rapport is opnieuw bijgevoegd als bijlage 5 bij deze toelichting.

Vanaf 2012 tot op heden hebben zich diverse ontwikkelingen voorgedaan die ertoe leiden dat het verstandig is om het oorspronkelijke onderzoek aan te vullen. Zo is per 1 januari 2017 de Flora- en Faunawet overgegaan in de nieuwe Wet natuurbescherming. De Wet natuurbescherming dient ter vervanging van de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet en heeft tot doel te komen tot één integrale en vereenvoudigde regeling van de natuurbescherming. Vooral in de soortenbescherming zijn er veranderingen doorgevoerd die voor dit project van belang zijn. De beschermde status voor bepaalde soorten is komen te vervallen, tegelijkertijd zijn er nieuwe soorten die op basis van de nieuwe wet wel beschermd gaan worden.

Door Tauw zijn de plannen voor Offem-Zuid in een aanvullend onderzoek getoetst aan de soortenbescherming van de nieuwe Wet natuurbescherming. Dit onderzoek 'Addendum Natuurtoets Offem-Zuid te Noordwijk' is als bijlage 6 in deze toelichting opgenomen. In dit addendum wordt het uitwerkingsplan van het Bestemmingsplan Offem-Zuid, de ontwikkelingen binnen het plangebied van 2012 tot 2016 uiteengezet en de huidige situatie besproken. Op basis hier van wordt bepaald of een (nieuwe) effectbeoordeling op de WnB, Flora- en faunawet, NNN en Natuurbeschermingswet nodig. Zo nodig wordt een toetsing uitgevoerd.

Flora en Fauna
Uit het addendum blijkt dat er in het gebied diverse soorten voorkomen die mogelijk geschaad kunnen worden door de beoogde uitwerking in het plangebied van het bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0012.png"

Tabel – overzicht flora en faunasoorten (bron: Addendum Natuurtoets)

Voor een aantal soorten wordt nader onderzoek voorgesteld.

Toetsing NNN
De locatie van de woonwijk bevindt zich niet binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het uitwerkingsplan van het bestemmingsplan veroorzaakt geen significante aantasting van de kernkwaliteiten van de NNN, indien de functie en omvang van de in het plangebied aanwezige ecologische verbindingszone behouden blijft. Uitgangspunt is dat de nadere inrichting en invulling van het gebied conform de ecologische eisen van de doelsoorten is. In dat geval is het niet noodzakelijk om, in het kader van het uitwerkingsplan van het bestemmingsplan, een alternatievenstudie uit te voeren en het groot openbaar belang aan te tonen.

Het beoogde plan kan, in het kader van het NNN-beleid, doorgang vinden.

Toetsing Natuurwetgeving
Gemeente Noordwijk heeft na aanleiding van de conclusies uit 2012 de mogelijke toename van de stipstofdepositie in Natura 2000-gebieden laten uitvoeren. Voor de conclusie van dit onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 4.5.

4.8.2 Nadere onderzoeken

Uit de oorspronkelijke Natuurtoets uit 2012 en het Addendum daarop uit 2016 is gebleken dat negatieve effecten op soorten als boommarter, vleermuizen, jaarrond beschermde vogels, rugstreeppad en kleine modderkruiper niet op voorhand kon worden uitgesloten, zodat door Tauw nader onderzoek is uitgevoerd. De rapportage 'Nader onderzoeken Offem-Zuid te Noordwijk' is als bijlage 7 in deze toelichting opgenomen.

Uit het nader onderzoek is gebleken dat het plangebied en de directe omgeving geen onderdeel van het leefgebied van de boommarter, jaarrond beschermde vogels, rugstreeppad of de kleine modderkruiper uitmaken.
Daarentegen is, aangrenzend aan de noordzijde van het plangebied (Woensdagse Watering), een belangrijke vliegroute van de gewone dwergvleermuis en watervleermuis aangetroffen. Aantasting van het leefgebied van dit essentiële onderdeel van het leefgebied van vleermuizen is krachtens de Flora- en faunawet/Wet natuurbeschermingverboden.

Op het moment dat de rapportage wordt opgesteld is nog onvoldoende bekend in hoeverre de bouw en in gebruik name van de beoogde woonwijk invloed heeft op de aangetroffen vleermuizen. Het aanbrengen van verlichting langs de Woensdagse Watering en eventuele verlichting uit de nieuwe woningen kan de vliegroute negatief beïnvloeden.
Het voornemen leidt daarom tot mogelijke negatieve effecten op essentiële gebruiksfuncties van het leefgebied van de vleermuizen. Echter, bij het treffen van afdoende mitigerende maatregelen, onderbouwd en vastgelegd in een mitigatieplan, is geen sprake van een overtreding van verbodsbepalingen. Maatregelen kunnen zijn:

  • gebruik maken van vleermuisvriendelijke verlichting of
  • afscherming van licht door groenstrook langs de watergang.

Maatregelen dienen te worden opgenomen in een mitigatieplan met bijbehorende toetsing.

Mocht dit niet mogelijk zijn dient volgens het nader onderzoek een ontheffingsaanvraag te worden aangevraagd.

4.9 Cultuurhistorie En Archeologie

Op grond van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden te worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

4.9.1 Cultuurhistorie

In de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' zijn de ontstaansgeschiedenis en de cultuurhistorische waarden van het gebied omschreven. In paragraaf 4.8.1 'Cultuurhistorie' van het bestemmingsplan 'Offem-Zuid' is over het aspect cultuurhistorie het volgende opgenomen:
"De Achterweg die het plangebied doorsnijdt, is een oude route met een cultuurhistorisch belang. Inclusief de dubbele haakse aansluiting op de Nachtegaalslaan betreft het een structuur die tenminste 400 jaar ongewijzigd is gebleven. Bij de toekomstige planontwikkeling wordt rekening gehouden met de ligging van Achterweg. De Achterweg heeft geen verkeersbestemming gekregen, omdat dit in het geldende bestemmingsplan ook niet het geval was."

De Achterweg maakt geen deel uit van het plangebied van het uitwerkingsplan. In het plangebied van het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.9.2 Archeologie

In kader van het geldende moederplan 'Offem-Zuid' is over het aspect archeologie reeds geconcludeerd dat voor delen van het plangebied een hoge verwachting is archeologische vindplaatsen aan te treffen. De betreffende gronden hebben in het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen.

Mede in het kader van het voorliggende uitwerkingsplan is door Archeologisch Onderzoek Leiden (Archol) een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd voor de gronden die de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' hebben. Op deze wijze kan de gemeente planologische afwegingen maken op het gebied van (mogelijk) behoud vindplaatsen, nader onderzoek of vrijgave van terreinen. De resultaten van het proefsleuvenonderzoek zijn door Archol vermeld in het Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven (IVO-p) Noordwijk Offem-Zuid'. Het volledige rapport is als bijlage 8 opgenomen in de toelichting.

Uit het rapport blijkt dat in het noordelijk deel van Offem-Zuid de duinafzettingen bijna volledig zijn geërodeerd waardoor hier geen intacte archeologische vindplaatsen meer te verwachten zijn. Vervolgonderzoek in dit terreindeel is niet nodig. Geadviseerd wordt om dit terreindeel, vooruitlopend op het selectieadvies in het eindrapport, vast voor verdere ontwikkeling vrij te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0013.png"

Afbeelding – Voorstel vrij te geven terreindeel

Conclusie
Het vrij te geven terrein ligt voor een groot deel binnen het plangebied van het voorliggende uitwerkingsplan. Dit betekent dat ter plaatse van het vrij te geven terreindeel de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' kan komen te vervallen.

Voor het resterende deel van het uitwerkingsplan wordt de bestemming 'Waarde -Archeologie 2' opnieuw overgenomen. Voor de betreffende gronden geldt dat, naar aanleiding van de in te dienen aanvragen om omgevingsvergunning voor de bouw van de nieuwe woningen, nader archeologisch onderzoek wordt uitgevoerd.

4.10 Waterparagraaf

In de waterparagraaf van het moederplan 'Offem-Zuid' is opgenomen dat het gedempte aantal vierkante meter oppervlaktewater volledig gecompenseerd dient te worden én dat een vast percentage van nieuw verhard oppervlakte gecompenseerd moet worden. Het waterstructuurplan, dat door Tauw is opgesteld in maart 2013, formuleert uitgangspunten voor de verdere uitwerking van Offem-Zuid. Het waterstructuurplan maakt deel uit van het bestemmingsplan en bevat de uitgangspunten waarin in de uitwerkingsplannen een invulling moet worden gegeven.

In de waterparagraaf van dit uitwerkingsplan zijn de randvoorwaarden uit het waterstructuurplan en de wijze waarop hieraan in dit uitwerkingsplan invulling gegeven wordt beschreven. De volledige waterparagraaf is opgenomen in Bijlage 9. Navolgend worden de randvoorwaarden beschreven.

Hemelwater
Voor het uitwerkingsgebied worden geen uitlogende materialen zoals zink, lood of koper gebruikt zodat schoon hemelwater rechtstreeks op het oppervlaktewater of in de bodem kan worden geïnfiltreerd.

Afvalwater
Voor het uitwerkingsgebied wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd. Afvalwater wordt richting de AWZI afgevoerd.

Dimensionering van watergangen
De aan te leggen watergangen voldoen (ruimschoots) aan de minimale eisen voor 'overige watergangen' uit de Keur.

Compensatie van gedempt oppervlaktewater en toename verharding
Door het dempen van watergangen en de toename van verharding dient oppervlaktewater al dan niet tijdelijk te worden aangelegd (gecompenseerd).

In overleg met het waterschap Hoogheemraadschap Rijnland zijn voor het uitwerkingsplan, eerste fase, tijdelijke compensatiemogelijkheden gevonden buiten het plangebied (maar binnen het peilvak en/of boezemgebied). Uiteindelijk zal worden voldaan aan de compensatienorm zoals die ook is opgenomen in het waterstructuurplan en in de uitwerkingsregels (zie paragraaf 2.4).

Robuust watersysteem
Er wordt een brede watergang gerealiseerd haaks op de Woensdagse Watering. Aan de zuidoostkant zal deze op termijn aansluiten op de volgende planfase. Doordat de bestaande watergang aan deze kant zal blijven functioneren ontstaat voldoende doorstroming.

De kleinere watergangen in het gebied dienen om voldoende doorstroming te krijgen en om hemelwater af te voeren. Aan de noordzijde zal een verbinding worden gerealiseerd met de smalle watergang langs de Hogeweg. Hier is wellicht ook een constructie (schot) nodig om droogvallen van de bestaande watergang te voorkomen.

Conclusie
In de waterparagraaf is aangetoond dat met de beoogde ontwikkeling wordt voldaan aan de randvoorwaarden (uitwerkingsregels) die in het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' zijn gesteld. De waterparagraaf wordt besproken met het waterschap Hoogheemraadschap Rijnland. Verwacht wordt dat het waterschap een positief advies zal geven ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling.

4.11 Geur

Zoals in paragraaf 1.5 is aangegeven, geldt voor de gronden waarvoor in het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' is opgenomen een beperking ten aanzien van het mogelijk maken van woningen en andere geurgevoelige objecten (zie artikel 16.1 van de planregels). De geurzone heeft betrekking op de invloedssfeer van het bedrijf Gebr. Van der Putten.
Voor wat betreft het uitwerkingsplan Offem-Zuid, eerste fase, is deze beperking alleen van toepassing op een klein gedeelte van een appartementengebouw dat aan de zuidoostzijde van het plangebied zal worden gerealiseerd.

In paragraaf 1.5.2 is al gemeld dat voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' een wijzigingsplan wordt opgesteld om de geurzone geheel te verwijderen. In het bestemmingsplan Offem-Zuid is namelijk een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waarmee de geurzone geheel of gedeeltelijke verwijderd mag worden indien vaststaat dat er geen respectievelijk minder sprake meer is van geurhinder.

In december 2014 heeft PRA Odournet B.V., in opdracht van gemeente Noordwijk en Gebr. van der Putten, een geuronderzoek uitgevoerd. Dit geuronderzoek had mede tot doel om inzicht te geven op welke wijze tot een acceptabel geurhinderniveau kan worden gekomen ter plaatse van de geplande woonvoorzieningen binnen het bestemmingsplan. In Bijlage 10 is voor de volledigheid de volledige rapportage van dit geuronderzoek opgenomen.
In dit onderzoek is een aantal maatregelen onderzocht.

Conclusie
Uit het geuronderzoek blijkt dat de meest optimale reductie van de geurcirkel een combinatie is van twee van de onderzochte maatregelen. Inmiddels is op 7 juli 2016 een aanvraag wijziging composteermethode door de gebr. Van der Putten ingediend bij de Omgevingsdienst West-Holland.

Hierdoor kan de bouw van het bovengenoemde appartementengebouw in de zuidoostzijde van het plangebied mogelijk worden gemaakt. Daarnaast is het de verwachting dat ten tijde van de geplande realisatie van het appartementengebouw, het wijzigingsplan is vastgesteld.

4.12 Parkeerbalans

In de onderstaande afbeelding is de parkeerbalans gevisualiseerd voor de verschillende deelgebieden van het plangebied van het onderhavige uitwerkingsplan. Voor de vrijstaande woningen en twee-onder-een-kapwoningen in het verkavelingsplan is uitgegaan van het parkeren van één auto op eigen terrein. De overige parkeerplaatsen worden gegroepeerd gerealiseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0575.UPOZOffemZuid-VA01_0014.jpg"

Afbeelding - Parkeerbalans voor het onderhavige uitwerkingsplan

Voor de parkeerbalans is op basis van de gemeentelijke Parkeernormen Noordwijk (zie bijlage 3 'Parkeernormen' in de planregels uitgegaan van:

  • 2,0 parkeerplaatsen voor twee-onder-een-kapwoningen en rijtjeswoningen van meer dan 120 m²;
  • 1,8 parkeerplaatsen voor rijtjeswoningen van minder dan 120 m² en grote appartementen;
  • 1,55 parkeerplaatsen voor kleine appartementen;
  • voor de 2 vrijstaande woningen worden in totaal 5 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Conclusie
De gebruikte parkeernormen en correctiefactoren voor parkeren op eigen terrein zijn in overeenstemming met de nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013. Bij de berekening van de parkeerbalans is uitgegaan van een voorlopige verkaveling. De parkeerbalans kan nog wijzigen, afhankelijk van het gebruik van de parkeerplaatsen onder het appartementencomplex aan de zuidoostzijde en de wijze van invulling van het noordwestelijke deelgebied bij de twee-onder-een-kapwoningen.

Omdat het een globaal uitwerkingsplan betreft zal bij de indiening van de aanvragen om een omgevingsvergunning bouwen opnieuw worden beoordeeld of de parkeerbalans passend is aan de hand van de feitelijke situatie. In de planregels is vastgelegd dat in voldoende parkeergelegenheid moeten worden voorzien en in stand gehouden. Daarbij wordt uitgegaan van de normen, zoals opgenomen in de nota Parkeren en Stallen Noordwijk 2013 (bijlage 3 van de planregels).

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit uitwerkingsplan juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan 'Offem-Zuid'. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Uit te werken Woongebied (UW)' in het 'moederplan' vervangen door de uitgewerkte bestemmingen, i.c. de bestemmingen 'Woongebied', 'Verkeer', 'Groen' en 'Water; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.

In principe zijn de regels van het bestemmingsplan Offem-Zuid, direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Hoofdstuk I Inleidende regels, Hoofdstuk III Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk IV van de regels van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Als hulp voor de lezer zijn de bepalingen van Hoofdstuk I en III van het moederplan integraal overgenomen. Daarmee wordt voorkomen dat voor een compleet overzicht van de regels voor het gebied gekeken moet worden in twee documenten. Zodoende kan tegen de bepalingen in Hoofdstuk I, III en IV in dit uitwerkingsplan geen beroep worden ingesteld. In de slotregel is bepaald met welke naam het onderhavige uitwerkingsplan moet worden aangehaald.

De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de systematiek in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:

  1. 1. Inleidende regels
    Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. In artikel 2 is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Toegevoegd is de wijze van meten van de breedte van een voorgevel, aangezien de regels in de bestemming 'Woongebied' ter zake doende bepalingen bevatten.
  2. 2. Bestemmingsregels
    In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.
    Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, bouwhoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
    In het geval van bijbehorende bouwwerken (voorheen: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan in bepaalde gevallen zonder omgevingsvergunning worden gebouwd (zie artikel 2 en 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).
  3. 3. Algemene regels
    Hier zijn onder andere bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.
  4. 4. Overgangs- en slotregels
    Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan, waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Offem-Zuid. Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
    In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.

5.2 Bestemmingsregels

In dit uitwerkingsplan is sprake van een viertal bestemmingen, de bestemmingen 'Woongebied', 'Verkeer', 'Groen' en 'Water'.

Woongebied
Deze bestemming regelt de invulling van het woongebied. Binnen deze bestemming mogen de woningen worden gebouwd en zijn onder andere water, verblijfsgebied en groen toegestaan.

De bestemmings- en bouwregels zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 10, Woongebied – Uit te werken, van het moederplan en de regels voor de bestemming Wonen (artikel 9) in het moederplan.

Zo is de maximale bouwhoogte voor grondgebonden en gestapelde woningen overgenomen uit de uitwerkingsregels. Verder is het maximaal aantal woningen voor dit uitwerkingsdeel aangeven en het percentage sociale woningen dat gerealiseerd moet worden. Voor de voorgevel mag in de bestemming Woongebied niet worden geparkeerd bij aaneengebouwde (rijtjes) woningen. Bij twee-onder-een-kap en vrijstaande woningen mag wel voor de voorgevel worden geparkeerd, mits er een garage of een oprit aanwezig is bij de woning.

Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Hier is aangesloten op de woonregeling in de bestemming Wonen in het moederplan.

Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten.

Voor de woningen waarvoor, vanwege de Wet geluidhinder, een hogere grenswaarde is vastgesteld (zie paragraaf 4.2), dient bij de aanvraag van de omgevingsvergunning te worden aangetoond dat wordt voldaan aan het vastgestelde hogere waarde besluit en de daaraan verbonden voorwaarden.

Verder zijn de bepalingen voor verkeersvoorzieningen en nutsvoorzieningen met betrekking tot inhoud en hoogte overgenomen uit de uitwerkingsregels.

Verkeer
De bestemming 'Verkeer' is gegeven aan de hoofdwegenstructuur ofwel woonstraten. Binnen deze bestemming zijn naast straten en paden, tevens groenvoorzieningen en water toegestaan.

Groen
De bestemming 'Groen' geeft aan waar de structurerende groenvoorzieningen worden aangelegd. Binnen deze bestemming zijn tevens water en paden toegestaan.

Water
De bestemming 'Water' is gegeven aan nieuw aan te leggen (hoofd)watergangen.

5.3 Dubbelbestemmingen En Gebiedsaanduidingen

De regeling voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Leiding - Gas' en de gebiedsaanduidingen 'milieuzone - geurzone' en 'veiligheidszone - leiding' zijn overgenomen uit het moederplan.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Algemeen
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het geldende bestemmingsplan 'Offem-Zuid' (2013) is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  • het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  • het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

De gronden in het gebied Offem-Zuid zijn in eigendom van meerdere eigenaren. De ontwikkeling van het gehele gebied wordt naar verwachting dan ook door meerdere partijen uitgevoerd. De gemeente wil op basis van anterieure overeenkomsten tot ontwikkeling van Offem-Zuid komen. Aangezien de kans aanwezig is dat sommige delen van de ontwikkeling niet in anterieure overeenkomsten vastgelegd kunnen worden, maar wel exploitatieplichtig zijn, heeft de gemeente een exploitatieplan opgesteld.

Het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase'
Het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid eerste fase' maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Offem-Zuid. De economische uitvoerbaarheid en het kostenverhaal zijn vastgelegd in het exploitatieplan Offem-Zuid. Het exploitatieplan Offem-Zuid geldt voor het gehele bestemmingsplan en zal ieder jaar herzien worden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Artikel 3.1.1 Bro Overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het ontwerp van het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' voorgelegd aan diverse vooroverlegpartners. De binnengekomen reacties zijn in de 'Nota van beantwoording zienswijzen' van een gemeentelijk antwoord voorzien (zie bijlage 11).

Naar aanleiding van het vooroverleg is het bestemmingsplan aangepast.

7.2 Ontwerp-uitwerkingsplan

Het ontwerp van het uitwerkingsplan 'Offem-Zuid, eerste fase' heeft, samen met het ontwerp van het exploitatieplan 'Offem-Zuid', met ingang van 5 oktober 2016 tot en met 15 november 2016 ter inzage gelegen, zowel op het gemeentehuis bij de gemeentebalie, als via de gemeentelijke website www.noordwijk.nl, als via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl.
Gedurende deze periode van zes weken heeft eenieder de mogelijkheid gehad een zienswijze over het ontwerp-uitwerkingsplan kenbaar te maken. Op 24 oktober 2016 is een inloopavond georganiseerd waarin de gelegenheid werd geboden om kennis te nemen van de bouwplannen en het ontwerp van het uitwerkingsplan.
Tijdens deze ter inzagelegging is er één zienswijze binnen gekomen. Deze zienswijze is in de 'Nota van beantwoording zienswijzen' van een gemeentelijk antwoord voorzien (zie bijlage 11).
Naar aanleiding van de terinzagelegging is het uitwerkingsplan niet aangepast.

Tevens zijn er diverse ambtelijke aanpassingen doorgevoerd naar aanleiding van voortschrijdend inzicht. De doorgevoerde wijzigingen worden behandeld in hoofdstuk 4 van de Nota van beantwoording zienswijzen'.

7.3 Vaststelling Uitwerkingsplan

Het uitwerkingsplan is op 21 februari 2017 gewijzigd vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Voor de inhoud van het besluit wordt verwezen naar het vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN
IN METERS
INDICES
SBI-
CODE
OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2120 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
35 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksproducten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V V 2 2
46499 - munitie 0 0 30 30 2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien omgevingsvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
11 INSTALLATIES
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan "Bedrijven en milieuzonering", Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan "normaal" zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van "risico" aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van "vuurwerk" opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 3 Parkeernormen

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek

Bijlage 2 Besluit Hogere Grenswaarde

Bijlage 2 Besluit hogere grenswaarde

Bijlage 3 Milieuonderzoeken

Bijlage 3 Milieuonderzoeken

Bijlage 4 Stikstofdepositie Onderzoek

Bijlage 4 Stikstofdepositie onderzoek

Bijlage 5 Natuurtoets 2012

Bijlage 5 Natuurtoets 2012

Bijlage 6 Addendum Natuurtoets

Bijlage 6 Addendum natuurtoets

Bijlage 7 Nader Onderzoeken Flora En Fauna

Bijlage 7 Nader onderzoeken flora en fauna

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Waterparagraaf

Bijlage 9 Waterparagraaf

Bijlage 10 Geuronderzoek

Bijlage 10 Geuronderzoek

Bijlage 11 Nota Van Beantwoording Zienswijzen

Bijlage 11 Nota van beantwoording zienswijzen