KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 1
Artikel 4 Bedrijf - 3
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Verkeer
Artikel 9 Water
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Gebruiksregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Wat Is De Aanleiding Voor Deze Herziening?
1.2 Wat Is Een Omgevingsplan?
1.3 Hoe Is Het Plangebied Begrensd?
1.4 Welk Bestemmingsplan Geldt Er Nu?
1.5 Hoe Moet Deze Toelichting Worden Gelezen?
Hoofdstuk 2 Wat Is Het Plangebied?
Hoofdstuk 3 Wat Gaan We Aanpassen?
3.1 Algemeen
3.2 Afstand Tussen (Gen-)laboratoria En Gevoelige Functies
3.3 Wijzigingen Op De Verbeelding
3.4 Aanpassingen In De Regels
Hoofdstuk 4 Welk Beleid Geldt Er?
4.1 Algemeen
4.2 Nationaal Beleid
4.3 Provinciaal/regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Waar Hebben We Rekening Mee Te Houden?
5.1 Algemeen
5.2 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 6 Hoe Wordt Dit Vertaald In Het Bestemmingsplan?
6.1 Algemeen
6.2 Hoe Gaan We Het Regelen?
6.3 Leeswijzer Regels
6.4 Welke Regels Gaan We Herzien?
Hoofdstuk 7 Is Dit Bestemmingsplan Uitvoerbaar?
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijven 1
Bijlage 3 Staat Van Bedrijven 3
Bijlage 1 Bio-science Park Leiden, Herziening Milieuzonering Bij Het Gebruik Van Ggo's
Bijlage 2 Beoordeling Rapport Herziening Milieuzonering Bij Het Gebruik Van Ggo's
Bijlage 3 Evaluatie Milieuzonering Ggo's
Bijlage 4 Evaluatierapport Definitieve Opgraving
Bijlage 5 Toelichting Bestemmingsplan 'Nieuw-rhijngeest Zuid (Bedrijven)'

Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven) geconsolideerd

Bestemmingsplan - gemeente Oegstgeest

Geconsolideerd op 18-01-2021 - geconsolideerd

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven) geconsolideerd' met identificatienummer NL.IMRO.0579.BPNRGZcon-GC01 van de gemeente Oegstgeest;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan- en uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwd pand of deel van een hoofdgebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt dan wel in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologisch deskundige:

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag te stellen kwalificaties;

1.7 archeologische (verwachtings)waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied (verwachte) voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken;

1.9 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, verhandelen, installeren en/of herstellen van goederen;

1.10 bedrijfsactiviteit:

een van de vele activiteiten in het functioneren van het bedrijf;

1.11 bedrijfsgebouw:

een pand dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een pand of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het pand of het terrein noodzakelijk is;

1.13 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

het totale vloeroppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.14 bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het in werking treden van het plan aanwezige gebruik van grond en opstallen;

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die op het tijdstip van het inwerking treden van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.16 bestaande bouwwerken:

bouwwerken die op het tijdstip van het in werking treden van het plan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht danwel de Woningwet;

1.17 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw:

een vrijstaand pand dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

1.20 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.22 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond inclusief tuin, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde panden en overige bouwwerken zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.26 Brancheringsbeleid:

het beleid dat gehanteerd wordt bij toelating van nieuwe bedrijven die zich willen vestigen op het Leiden Bio Science Park en de wijze waarop deze toelaatbaarheid wordt getoetst door de gemeenten Leiden en Oegstgeest;

1.27 brancheringscommissie:

de externe commissie die is ingesteld bij besluit van 13 september 2013 om advies te geven aan de Stuurgroep LBSP. De commissie adviseert over de wenselijkheid van de vestiging van een bedrijf binnen het Leiden Bio Science Park, in het geval deze niet past binnen het vigerende bestemmingsplan en de Stuurgroep geen unaniem standpunt terzake inneemt. Tevens kan de commissie op verzoek van de Provincie Zuid-Holland het door de universiteit en gemeenten Leiden en Oegstgeest uitgevoerde vestigingsbeleid evalueren;

1.28 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, en bankfilialen;

1.30 erfafscheiding:

een bouwwerk geplaatst om de grens met de naburige percelen aan te geven en niet zijnde een natuurlijk gewas zoals een haag;

1.31 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;

1.32 gen- laboratoria

gespecialiseerde laboratoria waarin gewerkt wordt aan of met genetisch gemodificeerde micro-organismen danwel natuurlijke micro-organismen.

1.33 grootschalige detailhandel:

detailhandel te onderscheiden in:

  1. d. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. e. detailhandel in zeer volumineuze goederen, auto's, keukens, badkamers, jacuzzi's, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen;
  3. f. tuincentra;
  4. g. grootschalige meubelbedrijven met een oppervlakte van minimaal 1.000 m² inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering;
  5. h. bouwmarkten;

1.34 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is;

1.35 horecabedrijf:

een bedrijf gericht op één of meer van de navolgende activiteiten:

  1. a. het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken;
  2. b. het exploiteren van zaalaccommodatie;
  3. c. het verstrekken van nachtverblijf;

1.36 hotel:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.37 kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.38 kelder:

een gedeelte van een pand, dat wordt afgedekt door een vloer- of dakconstructie waarvan de bovenkant, voorzover de kelder tenminste niet onder het hoofdgebouw gesitueerd is, minimaal 10 cm onder het peil ligt;

1.39 Life Science & Health:

Life Science & Health is een innovatieve en technologie intensieve sector gericht op de gezondheid van mens en dier. De sector bestaat uit bedrijven en kennisinstellingen in onder meer medische technologie, (bio)farmacie en regeneratieve geneeskunde;

1.40 Life Science & Health bedrijven

bedrijven behorende tot de sector Life Science & Health, namelijk de volle breedte van farma, biotech, materialen tot diagnostiek en medische technologie;

Life Science & Health bedrijven kunnen (deels) beschikken over (gen-) laboratoria en kunnen bestaan uit hoogwaardige distributie en -productie;

Life Science & Health bedrijven beschikken over maximaal 50% bedrijfsgebonden kantoorruimte per bedrijf, het overige deel van het bedrijf bestaat uit laboratoria, R&D-ruimten, productie- en distributiefaciliteiten;

1.41 Life Science & Health kenniscluster:

een fysieke concentratie en interactie van bedrijven, kantoren en kennisinstellingen met onderzoek, ondersteuning en opleidingen in de Life Science & Health sector of een andere sector die een relatie heeft met de Life Science & Health sector;

1.42 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen (met uitzondering van kinderopvang) en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.43 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalpandjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse-) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.44 onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, zoals arken, woonwagens, kampeerauto's en caravans, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;

1.45 ondergeschikte detailhandel:

beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.46 ondergeschikte horeca:

beperkt verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse vanuit een bedrijf, waarbij het gaat om horeca dat niet zelfstandig functioneert, maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient;

1.47 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde en geen overkapping zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.48 overkapping:

een bouwwerk, geen pand zijnde, dat minimaal aan 1 zijde open is en voorzien is van een gesloten dak;

1.49 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.50 peil:

Hieronder wordt verstaan:

  1. a. bij ligging aan een weg: de kruin van de weg;
  2. b. bij ligging aan een anderszins verhard terrein: de bovenkant van dat terrein;
  3. c. bij ligging anders dan aan een weg of verhard terrein: het maaiveld.

1.51 perceel:

afgedeeld stuk land of water, kavel;

1.52 perceelsgrens:

een grens tussen twee percelen;

1.53 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.54 prostitutiebedrijf:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van personen op zich te vestigen;

1.55 raamprostitutie:

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van personen op zich te vestigen;

1.56 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijk pand of overig bouwwerk, dan wel onderkomens, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotisch massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar;

1.57 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.58 Staat van Bedrijven:

de Staat van Bedrijven die van deze regels deel uitmaakt;

1.59 standplaats:

een op een openbare en in de open lucht gelegen plaats om goederen en/of diensten te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren, gebruik makend van mobiele middelen, zoals een kraam, een wagen, of een tafel;

1.60 verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie;

1.61 wellness-centre:

op gezondheid en actieve leefstijl gerichte ruimte zoals een fitness studio, een sauna en massagesalon;

1.62 Wet:

de Wet ruimtelijke ordening;

1.63 wetenschappelijke instellingen en onderwijs:

wetenschappelijke instellingen en onderwijs op MBO, HBO en/of WO niveau met de daarbij behorende voorzieningen in de vorm van collegezalen, lesruimten, praktijkruimten, bibliotheken, functiegebonden kantoren, ondersteunende horeca en (gen-)laboratoria.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden:

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

binnenwerks, op de vloer van alle ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten conform NEN 2580;

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een pand of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 breedte en lengte of diepte van een bouwerk:

tussen de buitenwerkse zijgevelvlakken en/of de harten der gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.5 bruto vloeroppervlakte van een bouwlaag:

binnenwerks, op de vloer van de bouwlaag conform NEN 2580;

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 1 (bijlage 2);
  2. b. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  3. c. voorzieningen voor laden en lossen;
  4. d. al dan niet ondergrondse voorzieningen voor het inzamelen van afval;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'centrale as' een langzaam verkeersverbinding;
  6. f. tuinen, in- en uitritten en ontsluitingswegen, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf, verhardingen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1:

  1. a. onder c en toestaan dat de naar de verkeersbestemming gekeerde gevel van het hoofdgebouw minder dan 60% in de grens van het bouwvlak wordt gebouwd indien dit in verband met het ontwerp van het pand in relatie met zijn omgeving wenselijk is;
  2. b. onder h en een grotere bouwhoogte toestaan van maximaal 21,6 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in 3.5.1 onder a, b, en c en de vestiging van bedrijven op het gebied van Life Science & Health toestaan, mits de hinder naar aard en karakter overeenkomt met een bedrijf dat is opgenomen in bijlage 1, de Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën respectievelijk 2, 3.1 en 3.2;
  2. b. het bepaalde in 3.5.4 en toestaan dat wordt voldaan aan de daarin gestelde parkeernorm door het gebruik van parkeervoorzieningen elders binnen het plangebied waarbij het bepaalde in 3.5.4 onder b van toepassing blijft.

Artikel 4 Bedrijf - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Life Science & Health bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3 (bijlage 3);
  2. b. wetenschappelijke instellingen en onderwijs zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3 (bijlage 3);
  3. c. aan het Life Science & Health kenniscluster gerelateerde overige bedrijven, (onderwijs-)instellingen en/of kantoren zoals opgenomen in de Staat van Bedrijven 3 (bijlage 3);
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - research en IT', een bedrijf dat, behalve op productie van Life Science & Health gerelateerde producten, mede gericht is op ontwikkeling van kantoorartikelen en op ITserviceverlening;
  5. e. een detailhandelsvestiging met een maximum oppervlakte van 200 m² bvo ten dienste van de aanwezige bedrijven;
  6. f. (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen;
  7. g. voorzieningen voor laden en lossen;
  8. h. al dan niet ondergrondse voorzieningen voor het inzamelen van afval;
  9. i. tuinen, in- en uitritten en ontsluitingswegen, voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf, verhardingen; nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder c en toestaan dat de naar de verkeersbestemming gekeerde gevel van het hoofdgebouw minder dan 60% in de grens van het bouwvlak wordt gebouwd indien dit in verband met het ontwerp van het pand in relatie met zijn omgeving wenselijk is.

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in 4.1 onder d en een extra detailhandelsvestiging van maximaal 200 m² bvo toestaan welke is gerelateerd aan een terplaatse aanwezige onderwijsinstelling;
  2. b. het bepaalde in 4.5.1 onder a, b en c en de vestiging van bedrijven op het gebied van Life Science & Health toestaan, mits de hinder naar aard en karakter overeenkomt met een bedrijf dat is opgenomen in bijlage 1, de Staat van Bedrijfsactiviteiten, onder de categorieën respectievelijk 2, 3.1 en 3.2;
  3. c. het bepaalde in 4.5.3 en toestaan dat wordt voldaan aan de daarin gestelde parkeernorm door het gebruik van parkeervoorzieningen elders binnen het plangebied waarbij het bepaalde in 4.5.3 onder b van toepassing blijft.
    het bepaalde in 4.5.4 en de vestiging van overige bedrijven, (onderwijs-)instellingen en/of kantoren die niet voorkomen in de Staat van Bedrijven 3 (bijlage 3) toestaan, mits deze wel passen binnen het Life Science & Health kenniscluster. Alvorens af te wijken laat het bevoegd gezag zich adviseren door een deskundigencommissie in de vorm van een brancheringscommissie;

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een museum en/of tentoonstellingsruimten;
  2. b. conferenties en exposities;
  3. c. exploitatie van zaalaccomodaties;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen;
  5. e. recreatieve voorzieningen;
  6. f. ondergeschikte horeca;
  7. g. ondergeschikte detailhandel met een maximale oppervlakte van 200 m² bvo met een assortiment dat aansluit op de aard van de culturele, danwel recreatieve voorziening;
  8. h. de bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals in- en uitritten, ontsluitingswegen, groen, water, nuts- en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

5.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarvoor de parkeernorm geldt van minimaal 1 parkeerplaats per 60 m² b.v.o;
  2. b. de afstand van de parkeervoorzieningen tot de entree van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 200 m.

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (openbaar) groen, water, voet- en fietspaden;
  2. b. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals waterhuishoudkundige-, speel- en nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor een hotel:


met hieraan ondergeschikt:

  1. a. een café, restaurant en bar met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 700 m² b.v.o.;
  2. b. business center/vergaderzalen met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 800 m² b.v.o.;
  3. c. detailhandel tot maximaal 25 m² b.v.o. met een assortiment dat aansluit op de aard van de hotelfunctie;
  4. d. fitness en wellness centre met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 700 m² b.v.o.;
  5. e. bij deze bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals in- en uitritten, ontsluitingswegen, groen, water, nuts-, speel- en (ondergrondse-) parkeervoorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

7.4 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, waarvoor de parkeernorm geldt van minimaal 1 parkeerplaats per 60 m² b.v.o;
  2. b. de afstand van de parkeervoorzieningen tot de entree van het hoofdgebouw bedraagt niet meer dan 200 m.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (hoofdontsluitings-)wegen, fiets- en voetgangerspaden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een gebouwde parkeervoorziening;
  3. c. maximaal één standplaats;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'centrale as' tevens een langzaam verkeersverbinding;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals geluidwerende voorzieningen, groen, water, bermstroken en parkeer-, speel- en nutsvoorzieningen;
  6. f. reclameuitingen.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in 8.2.1 en een grotere bouwhoogte toestaan mits de maximum bouwhoogte met niet meer dan 20% wordt vergroot;
  2. b. het bepaalde in 8.2.2 en een grotere bouwhoogte toestaan van maximaal 6 m.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het innemen van de standplaats voor detailhandel gelden de volgende regels:

  1. a. voor de standplaats geldt een maximale oppervlakte van 25 m2;
  2. b. de opstelling van de standplaats mag het wegverkeer niet belemmeren;
  3. c. bij de opstelling van de standplaats dient de toegang op het trottoir ongehinderd te blijven;
  4. d. indien de opstelling van de standplaats leidt tot opheffing van parkeerplaatsen, dan mag deze opheffing geen onevenredige afbreuk doen aan het voorzieningenniveau van de openbare parkeerplaatsen;
  5. e. et assortiment van de standplaats mag niet leiden tot geuroverlast voor omliggende bedrijven, of andere bestemmingen;
  6. f. het gebruik moet qua aard, milieubelasting en uitstraling passen in de directe omgeving van de standplaats.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. waterhuishouding;
  3. c. waterberging;
  4. d. bij de bestemming behorende bouwwerken en voorzieningen zoals groenvoorzieningen, oeverbeschoeiingen, bruggen.

9.2 Bouwregels

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

10.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 10.1 bedoelde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van 10.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden panden/overige bouwwerken worden opgericht voor de primaire bestemming (-en) mits de bepalingen van 10.3 vooraf in acht zijn genomen.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden.

Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen.

11.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in 11.1 bedoelde bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek (opgraven) noodzakelijk zijn, mits de bepalingen van 11.3 vooraf in acht zijn genomen.
  2. b. Tevens mogen op deze gronden panden/overige bouwwerken worden opgericht voor de primaire bestemming (-en) mits de bepalingen van 11.3 vooraf in acht zijn genomen.

11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Gebruiksregels

Het is verboden de gronden, bouwwerken en onderkomens te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met aan die gronden gegeven bestemming, waaronder in elk geval wordt gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting, escortbedrijf, raamprostitutie of straatprostitutie;
  2. b. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en dranken;
  3. c. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  4. d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor, menselijk of dierlijk verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  5. e. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden, dan wel indien in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald.

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag mag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de bepalingen in het plan en toestaan dat bouwwerken, zoals fietsenstallingen, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalpandjes, wachthuisjes voor verkeersdiensten worden gebouwd, mits deze geen grotere inhoud hebben dan 50 m3;
  2. b. de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit uit het oogpunt van een doelmatig gebruik van de gronden en/of bebouwing gewenst is, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de afwijkingen bedragen niet meer dan 2 m;
    2. 2. het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. de op de verbeelding of in de regels gegeven bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen indien dit in geringe mate noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  4. d. de op de verbeelding of in de regels gegeven bouwhoogten en deze vergroten voor:
    1. 1. overige bouwwerken tot maximaal 2 m;
    2. 2. beeldende kunstwerken tot maximaal 7 m;
  5. e. de op de verbeelding of in de regels toegestane maximum bouwhoogten, anders dan bedoeld in a, b en c en toestaan dat deze met ten hoogste 5 meter worden overschreden ten behoeve van antennemasten voor telecommunicatie, mits het grondoppervlakte ten hoogste 15% van het dakvlak bedraagt;
  6. f. voor geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing daaraan van de ligging en de vorm van de bestemmingsgrenzen, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;
  7. g. het overschrijden van de in het plan aangegeven bebouwing- en bestemmingsgrenzen voor het realiseren van balkons tot een maximum van 2 meter;
  8. h. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het vestigen van ten hoogste één seksinrichting op het grondgebied van de gemeente Oegstgeest, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het betreft niet raam- of straatprostitutie;
  2. b. de bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt maximaal 500 m²;
  3. c. de afstand van de seksinrichting tot de dichtstbijzijnde kerk, school, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf, verblijf voor naschoolse opvang of soortgelijke voorzieningen bedraagt minimaal 500 m;
  4. d. de afstand van de seksinrichting tot de dichtstbijzijnde woning van een derde bedraagt minimaal 50 m;
  5. e. voor bezoekers is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting, uitgaand van de parkeernorm voor café/bar/discotheek/cafetaria uit het Handboek Aanbevelingen voor Stedelijke Voorzieningen (ASSV), met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
  6. f. wat het bouwen betreft, moet worden aangesloten bij de regels van de onderliggende bestemming, met dien verstande dat burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de maximum oppervlakte van de activiteit;
  7. g. de activiteit, gelet op de aard en invloed ervan, leidt niet tot een onevenredige aantasting van het karakter van de omgeving, van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, en van de verkeers-, sociale en brandveiligheid.

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen van paragraaf 5 van de Bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de ruimte tussen bouwwerken;
  2. b. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in panden.

16.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van inwerkingtreding van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwen

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven) geconsolideerd.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Wat Is De Aanleiding Voor Deze Herziening?

Nieuw-Rhijngeest Zuid is onderdeel van het Leiden Bio Science Park (LBSP), de locatie in de gemeenten Leiden en Oegstgeest voor kennisintensieve bedrijven op het terrein van Life Science & Health. Nieuw-Rhijngeest Zuid is het Oegstgeestse deel hiervan.

De Life Science & Health sector ontwikkelt zich in de Leidse regio in samenspel met de Universiteit Leiden (UL). De UL is ook de stuwende kracht achter de vestiging van veel van de bedrijven en is eigenaar van de gronden. In 2008 hebben de gemeente Oegstgeest en de UL een samenwerkingsovereenkomst ondertekend met als doel samen het genoemde hoogwaardige bedrijventerrein op de locatie Nieuw-Rhijngeest Zuid te ontwikkelen. In 2015 heeft de gemeenteraad van Oegstgeest het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' vastgesteld.

Aanleiding voor de voorliggende herziening is dat Life Science & Health bedrijven zich binnen de mogelijkheden in het vigerende bestemmingsplan zeer beperkt kunnen vestigen. Uit recente omgevingsvergunningaanvragen blijkt dat de bedrijven door de minimaal vereiste afstand (100 m) tussen laboratoria waarin met genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) wordt gewerkt en gevoelige functies zoals wonen, een uitgebreide procedure moeten doorlopen. Recent onderzoek wijst uit dat een kortere afstand tot gevoelige functies niet tot grotere risico's leidt. Op basis van dit onderzoek zijn reeds twee omgevingsvergunningen voor het bouwen afgegeven. Om te voorkomen dat voor alle omgevingsvergunningaanvragen een uitgebreide procedure moet worden doorlopen, is besloten om het bestemmingsplan op dit punt te herzien.

Daarnaast wordt deze herziening aangegrepen om nog enkele verbeteringen in het bestemmingsplan aan te brengen. Voor zover mogelijk is dit herzieningsplan in de geest van de Omgevingswet opgesteld. Het plan is niet aangemeld als bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor de Crisis- en herstelwet (Chw). Hierdoor kunnen nog niet alle mogelijkheden van het omgevingsplan worden benut. Maar we willen al wel in de geest van de Omgevingswet werken. Er blijft hier dus sprake van een bestemmingsplan, maar dit wordt geschreven op de wijze van een toekomstig omgevingsplan.

1.2 Wat Is Een Omgevingsplan?

1.2.1 Achtergrond

De 4 doelen van de Omgevingswet zijn:

  • het vergroten van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van het omgevingsrecht;
  • het bewerkstelligen van een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving in beleid, besluitvorming en regelgeving;
  • het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte door een actieve en flexibele aanpak mogelijk te maken voor het bereiken van doelen voor de fysieke leefomgeving;
  • het versnellen en verbeteren van besluitvorming over projecten in de fysieke leefomgeving.

Met de Omgevingswet wordt een belangrijk nieuw instrument geïntroduceerd waarmee regels worden gesteld: het omgevingsplan. De gemeenteraad is verplicht hierin de regels op te nemen voor de 'fysieke leefomgeving'.

Met het oog op de doelen van de wet kunnen in het omgevingsplan regels komen over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor de fysieke leefomgeving.

In een omgevingsplan moet ook aandacht worden besteed aan het aspect gezondheid. Daarnaast gaat het omgevingsplan straks ook over allerlei (algemene) gemeentelijke regels als die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving. Dit betekent ook dat regels die nu in verordeningen zitten, straks in het omgevingsplan terecht komen.

Voorbeelden hiervan zijn (algemene) regels rond monumenten, terrassen, markt-, stand-, lig- en parkeerplaatsen, evenemententerreinen, het inzamelen en aanbieden van afvalstoffen en de afvoer van hemel- en grondwater. En ook het aanwijzen van bepaalde gebieden waar bepaalde activiteiten wel of juist niet zijn toegestaan, bijvoorbeeld het uitlaten van honden, het gebruiken van alcoholhoudende drank of het verspreiden van drukwerk.

De omgevingswet geeft verder aan dat participatie bij het opstellen van omgevingsplannen moet worden gestimuleerd.

Het omgevingsplan wordt dus veel breder dan nu, er moet integraler worden gewerkt, participatie is belangrijk en het moet voor iedereen begrijpelijk zijn.

1.2.2 Wat doen we daarmee in dit bestemmingsplan?

Omdat het plangebied niet is aangemeld als bestemmingsplan verbrede reikwijdte voor de Chw, kunnen we niet afwijken van wettelijke bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening. Daardoor kunnen we nog geen bestemmingsplan met een verbrede reikwijdte maken en in die zin vooruitlopen op de Omgevingswet. Dus kunnen we ook geen andere regels (die niet ruimtelijk relevant zijn) in het bestemmingsplan opnemen, wat straks onder de Omgevingswet wel de bedoeling is.
Bovendien worden de regels maar op een paar onderdelen aangepast. Uit het gedachtengoed van de toekomstige Omgevingswet kunnen daarom niet veel onderdelen worden verwerkt in dit herzieningsplan. We hebben heldere taal toegepast in het bestemmingsplan, zodat het voor iedereen te begrijpen is. Dit ziet u vooral terug in deze toelichting.

1.3 Hoe Is Het Plangebied Begrensd?

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de gronden met de bestemmingen 'Bedijf - 1, 'Bedrijf - 3' en 'Verkeer' (voorzover deze dienen ter ontsluiting van de aangrenzende percelen) uit het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' (zie afbeelding 1.1). De grenzen van het plangebied zijn de A44 aan de oostzijde, de N206 aan de zuidzijde, de Verlengde Wassenaarseweg aan de noordzijde en het bestaande en nieuwe woongebied aan de Rijn aan de westzijde.

Voor de gronden met de bestemmingen 'Cultuur en ontspanning', 'Horeca', 'Groen', 'Verkeer' (voor de afrit van de A44 en het daaraan parallel liggende fietspad) en 'Water' blijft het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.0579.BPNRGZcon-GC01_0001.png"

Afbeelding 1.2. Grens van het plangebied

1.4 Welk Bestemmingsplan Geldt Er Nu?

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'. 'Dit bestemmingsplan is op 24 september 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest vastgesteld. Met dit bestemmingsplan heeft de gemeenteraad de kaders vastgesteld om de vestiging van nieuwe hoogwaardige Life Science & Health bedrijven mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0579.BPNRGZcon-GC01_0002.png"

Afbeelding 1.2. Verbeelding geldend bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'

Omdat vanaf 1 juli 2018 de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening zijn komen te vervallen, heeft de gemeenteraad van de gemeente Oegstgeest op 21 juni 2018 het Parapluplan Parkeren vastgesteld. De gemeente Oegstgeest beschikt daarnaast over de Parkeernotitie Oegstgeest (vastgesteld 22 april 2002, gewijzigd 28 oktober 2004), die samen met het parapluplan van toepassing is voor alle bestemmingsplannen in de gemeente Oegstgeest, die ten tijde van de terinzage legging van dit ontwerp parapluplan in werking waren, dus ook het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'.
Omdat de parkeernormen zoals opgenomen in de gebruiksregels van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' zijn gebaseerd op het gemeentelijk parkeerbeleid, en duidelijkheid bieden over de exacte parkeernorm waar binnen het plangebied aan wordt getoetst, leidt deze dubbele regeling niet tot onduidelijkheid.

1.5 Hoe Moet Deze Toelichting Worden Gelezen?

In hoofdstuk 2 staat wat de huidige situatie is in het plangebied. Daarna beschrijven wij in hoofdstuk 3 de aanpassing. Hoofdstuk 4 vervolgt door kort en bondig op te sommen welk beleid er relevant is voor dit plan, van nationaal tot aan gemeentelijk niveau. Hoofdstuk 5 gaat over (milieu)aspecten waar we rekening mee moeten houden. In hoofdstuk 6 lichten we toe welke vertrekpunten we hebben aangehouden voor het maken van de regels en de verbeelding. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is te vinden in hoofdstuk 7.

De toelichting bevat een aantal bijlagen met onderzoeksrapporten, waar in deze toelichting naar wordt verwezen.

Hoofdstuk 2 Wat Is Het Plangebied?

Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit de gronden met de bestemmingen 'Bedrijf - 1, 'Bedrijf - 3' en 'Verkeer' (voorzover deze dienen ter ontsluiting van de aangrenzende percelen) uit het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'. De verbeelding is op onderdelen herzien. In paragraaf 3.3 worden de aanpassingen toegelicht.

Het bestemmingsplangebied wordt gekenmerkt door braakliggend terrein waar op dit moment het Corpus en het Hilton Garden Inn Hotel (net buiten het plangebied) staan en de verkeersinfrastructuur is aangelegd. Ten zuiden van het hotel is ook het Europese hoofdkantoor van Avery Dennison gerealiseerd.
Verder zijn de bedrijfsgebouwen van DuPont en Biopartners in het middengebied in aanbouw en wordt binnenkort een start gemaakt met de nieuwbouw van Galapagos.

Hoofdstuk 3 Wat Gaan We Aanpassen?

3.1 Algemeen

Zoals in hoofdstuk 1 al is aangegeven, vindt een aanpassing plaats van de minimaal vereiste afstand tussen laboratoria waarin met genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) wordt gewerkt en gevoelige functies zoals wonen. In paragraaf 3.2 wordt deze aanpassing toegelicht.

Daarnaast worden de verbeelding en de regels op onderdelen gewijzigd. De wijzigingen op de verbeelding worden toegelicht in paragraaf 3.3, de wijzigingen in de regels in paragraaf 3.4.

3.2 Afstand Tussen (Gen-)laboratoria En Gevoelige Functies

Voor het bepalen van de milieuzoneringsafstand wordt gebruik gemaakt van de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering. In afwijking van deze handreiking hebben de gemeenten Leiden en Oegstgeest bij het opstellen van de bestemmingsplannen voor het LBSP bepaald dat voor laboratoria en bedrijven/instellingen waar onderzoeksactiviteiten plaatsvinden met biologische agentia: genetisch gemodificeerde organismen (ggo's) en pathogenen, een veel grotere afstand moet worden aangehouden (100 meter) dan voor een biochemisch laboratorium. De afstand van 100 meter wordt als belemmerend ervaren voor de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen.

Aan onderzoeksbureau RoyalHaskoningDHV (RHDHV) en de Omgevingsdienst West-Holland is in 2015 gevraagd of deze afstand nog steeds moet worden gehanteerd. Door RHDHV is als antwoord op deze vraag het rapport 'Herziening milieuzonering bij het gebruik van ggo's' (zie Bijlage 1) opgesteld. De omgevingsdienst heeft het rapport beoordeeld (zie Bijlage 2, rapport 'Beoordeling rapport "Bio-Science Park Leiden, Herziening milieuzonering bij het gebruik van ggo's" door Royal HaskoningDHV en Advies bedrijven en milieuzonering in het LBSP') en trekt hieruit de volgende conclusies. Uit het onderzoek van RHDHV blijkt dat er geen reden is om voor laboratoria waarin ggo-onderzoek wordt gedaan voor het aspect gevaar een grotere afstand te hanteren dan de in de VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering opgenomen afstand van 10 meter voor biochemische laboratoria. In het rapport van RHDHV wordt vanuit risicoperceptie aanbevolen om meer ruimte aan te houden tussen bedrijven en gevoelige functies dan de richtafstand van 10 meter uit de VNG-handreiking. Dit betreft dan echter geen milieu- of veiligheidszone, maar een zogenaamde "leefbaarheidszone". Deze aanbeveling wordt overgenomen. Als wordt aangesloten bij richtafstanden die voor de milieuaspecten geur en geluid voor biochemische laboratoria zijn geformuleerd, kan een afstand van 30 meter worden aangehouden. Dit komt overeen met een milieucategorie 2 waarbij de werkzaamheden vergelijkbaar zijn met biochemische laboratoria. Dit geldt ook voor onderzoek aan pathogenen, want dat vindt plaats in laboratoria met identieke veiligheidsvoorzieningen.

Dit standpunt wordt in de praktijk al toegepast in het LBSP. Zo is de afstand van 30 meter tussen ggo-laboratoria en gevoelige functies al opgenomen in het bestemmingsplan 'LBSP-Gorlaeus', zoals vastgesteld door de gemeente Leiden op 16 december 2017. Ook in de verklaring van geen bedenkingen met betrekking tot het gebruiken van gronden in strijd met het bestemmingsplan voor de vestiging van DuPont, die door de gemeenteraad van Oegstgeest op 21 juni 2018 is afgegeven, is deze kleinere afstand gehanteerd.

Omdat de hiervoor genoemde onderzoeken ten tijde van de vaststelling van voorliggende partiële herziening zo'n 5 jaar oud zijn, heeft RHDHV deze geëvalueerd op basis van de huidige wet- en regelgeving (zie notitie in bijlage 3). Hieruit blijkt dat zowel in het Besluit genetisch gemodificeerde organismen als in de Regeling genetisch gemodificeerde organismen ten opzichte van 2015 aanvullende definities en eisen zijn opgenomen ten aanzien van het omgaan met ggo’s. Deze leiden tot een verbetering van en aanvulling van de barrières om het vrijkomen van organismen te voorkomen en te beheersen. Het risico wordt daarmee (nog) beter beheerst. De overige geanalyseerde wet- en regelgeving is niet gewijzigd. Er is geen reden om een grotere afstand te hanteren dan in 2015 gekozen.

Als gevolg van de bovengenoemde onderzoeken en de evaluatie daarvan, en in lijn met recente besluiten, is de vestiging van Life Science & Health bedrijven die over (gen-)laboratoria beschikken, niet langer beperkt tot die delen van de bedrijvenbestemming waarvoor de functieaanduiding 'Bedrijf tot en met categorie 3.2' is opgenomen. Ook de gronden met de functieaanduidingen 'Bedrijf tot en met categorie 2' en 'Bedrijf tot en met categorie 3.1' liggen op minimaal 30 meter van (bestaande en toekomstige) gevoelige functies, zoals woningen en komen gelet op het voorgaande in aanmerking voor de vestiging van dit soort bedrijven. De specifieke gebruiksregels van de bestemmingen 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 3' zijn hierop aangepast.

3.3 Wijzigingen Op De Verbeelding

Zoals in hoofdstuk 2 is aangegeven, wordt de verbeelding voor de gronden binnen het plangebied van deze herziening op de volgende onderdelen herzien:

  1. 1. 'Waarde - Archeologie 1' binnen de bestemming 'Bedrijf - 1'.
  2. 2. Aanpassingen bedrijfsbestemmingen.
  3. 3. Aanpassing terreininrichting door de aanleg van de RijnlandRoute.

3.3.1 'Waarde - Archeologie 1' binnen de bestemming 'Bedrijf - 1'

Volgens de archeologische waardenkaart heeft het plangebied een behoorlijk hoge archeologische waarde variërend van middelhoge trefkans van archeologische sporen tot archeologische waarde. In het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' zijn voor die gebieden de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 1, 2 en 3 opgenomen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' werd in het midden van het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd. Omdat dit onderzoek toen nog niet geheel was afgerond, heeft dit gebied de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' gekregen.

Het onderzoek is inmiddels afgerond en de resultaten van het archeologisch onderzoek zijn opgenomen in het evaluatierapport van de definitieve opgraving, dat als Bijlage 4 is opgenomen. Uit het evaluatierapport blijkt dat het hele gebied is ontgraven en dat geen andere archeologische sporen te verwachten zijn. Het gebied werd op 26 september 2017 bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oegstgeest vrijgesteld van toekomstig archeologisch onderzoek. Op basis van dit besluit is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' uit het bestemmingsplan verwijderd.
Wel blijft de verplichting conform paragaaf 5.4 Erfgoedwet bestaan om archeologische toevalsvondsten in dit gebied te melden.

De verbeelding is gewijzigd, zodanig dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' niet meer van toepassing is voor de gronden in het midden van het plangebied. De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' zijn gebieden met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Deze bestemming wordt behouden en de beschermende regeling daarvoor blijft van toepassing.

3.3.2 Aanpassingen bedrijfsbestemmingen

Als gevolg van aanpassingen in het inrichtingsplan en onjuiste of onvoldoende juridische verankering van enkele essentiële planonderdelen is het centrale vlak met de bestemming 'Bedrijf - 1' aangepast en aangevuld.

Verbreden profielen

Bij de nadere uitwerking van het openbare gebied is het profiel van de Christian Dopplerstraat (in in het westen van het plangebied, ten oosten van het vlak met de bestemming 'Bedrijf - 1') verbreed met circa 3 meter. De bestemming 'Bedrijf - 1' is voor deze strook aangepast naar de bestemming 'Verkeer'.

Langzaam verkeersverbinding

Het is gewenst dat er tussen de Christian Dopplerstraat (ten westen van het bedrijventerrein) en de Willem Einthovenstraat (oostelijke ontsluitingsweg van het bedrijventerrein) een langzaam verkeersverbinding wordt aangelegd over het bedrijventerrein. Hiervoor is op de verbeelding een zoekgebied aangeduid.

Milieuzonering

Ten noorden van de Johann Keplerstraat (ten noorden van het bedrijventerrein) worden (op termijn) op kortere afstand van het bedrijventerrein nieuwe woningen gerealiseerd. De aanduidingen voor de milieucategorieën 3.1 en 3.2 zijn hiervoor binnen het vlak met de bestemming 'Bedrijf -1' aangepast zodat bedrijven uit deze categorieën pas kunnen worden gebouwd op een afstand van respectievelijk 50 en 100 meter.

Bebouwingsgrenzen

Door de verbreding van de verkeersbestemming, zoals hiervoor genoemd onder het kopje 'verbreden profielen' komt de grens van het bouwvlak op minder dan 5 meter uit de voorste perceelsgrens te liggen. In overeenstemming met het beeldkwaliteitplan is de grens van het bouwvlak ingetekend op 5 meter uit de voorste perceelsgrens. Daarbij is geconstateerd dat de zuidelijke grens van het bouwvlak binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' niet juist is ingetekend (aan de François Aragostraat) op de verbeelding van het geldende bestemmingsplan. Ook deze grens is aangepast en ingetekend op 5 meter uit de voorste perceelsgrens.

In de bouwregels van beide bedrijfsbestemmingen is opgenomen dat de naar de weg gekeerde gevels van panden in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak moeten worden gebouwd. Deze voorwaarde geldt ingevolge het beeldkwaliteitplan alleen voor gebouwen binnen de bestemming 'Bedrijf- 1' die zijn georiënteerd op de centrale ontsluitingsweg en de bedrijfspercelen tussen de François Aragostraat (zuidelijke ontsluitingsweg van het bedrijventerrein) en de N206. Omdat dit niet geldt voor bedrijfsgebouwen die worden gebouwd aan interne ontsluitingswegen is de bouwregel niet juist geformuleerd. In de herziening wordt de volgende bouwregel opgenomen: de naar de verkeersbestemming gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 60% te worden gebouwd in de grens van het bouwvlak.
Om die reden is opnieuw gekeken naar de bouwvlakgrenzen binnen de bestemmingsvlakken met de bestemming 'Bedrijf - 3' tussen de François Aragostraat en de N206. Op de verbeelding zijn de bouwvlakken aangepast. In paragraaf 3.4.3 wordt de aanpassing in de regels nader toegelicht.

Parkeren

Tot slot is geconstateerd dat de opgenomen specifieke gebruiksregel voor bedrijven om gebruik te maken van een centrale parkeervoorziening niet is afgestemd op de beoogde situatie, omdat in de regels staat dat op eigen terrein in de parkeerbehoefte moet worden voorzien. Bovendien is het gewenst de locatie van deze centrale (al dan niet gebouwde) parkeervoorziening vast te leggen in het bestemmingsplan. Binnen het vlak met de bestemming 'Bedrijf - 1' zijn de volgende aanpassingen doorgevoerd:

  1. a. Centraal is de aanduiding 'parkeerterrein' toegevoegd binnen de oorspronkelijke bestemming 'Bedrijf - 1'. Binnen deze aanduiding zijn tevens zelfstandig gebouwde parkeervoorzieningen toegestaan.
  2. b. Voor het noordelijk deel van de centrale parkeervoorziening is vervolgens de bestemming 'Bedrijf - 1' gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' met de aanduiding 'parkeerterrein'. Binnen deze verkeersbestemming is een bouwvlak opgenomen met een maximale bouwhoogte van 15 meter.
  3. c. In het zuidelijke deel is de maximale bouwhoogte voor zelfstandig gebouwde parkeervoorzieningen beperkt tot 18 meter.


Daarnaast wordt voorzien in een afwijkingsbevoegdheid om de maximale bouwhoogte voor zelfstandig gebouwde parkeervoorzieningen te overschrijden met maximaal 20% van de genoemde maximale bouwhoogtes.

In paragraaf 3.4.4 wordt de aanpassing in de regels nader toegelicht.

Gebruik bedrijfsgebouwen aan straatzijde

Een belangrijke voorwaarde bij de bouw van bedrijfsgebouwen aan de zijde van het toekomstige woongebied ten westen en noorden van het bedrijventerrein Nieuw-Rhijngeest Zuid is dat wanneer parkeer- en bergingsvoorzieningen zijn opgenomen in het bedrijfsgebouw deze op de begane grond vanaf de straat niet zichtbaar mogen zijn. Dit is niet juridisch verankerd in het bestemmingsplan. In de herziening wordt daarom in de regels en verbeelding een specifieke bouwregel/-aanduiding opgenomen om deze aan de juiste locatie te verbinden. In paragraaf 3.4.3 wordt de aanpassing in de regels nader toegelicht.

3.3.3 Aanpassing terreininrichting door de aanleg van de RijnlandRoute

Tijdens de voorbereiding van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is op 10 december 2014 het inpassingsplan 'RijnlandRoute' door de provincie vastgesteld. Voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is de grens van het plangebied afgestemd op dit inpassingsplan.

De terreininrichting rondom de aansluitingen van het plangebied op de N206 is daarbij niet aangepast. Dit heeft als gevolg dat de uitgiftegrenzen van bedrijfsgronden niet zijn afgestemd op de nieuwe gebiedsontsluiting. Voor de aansluitingen op de N206 grenzend aan de vlakken met de bestemming 'Bedrijf - 3' wordt gekozen voor een kavelgrens evenwijdig aan de rand van de beide nieuwe ontsluitingswegen. Voor de gronden buiten het bedrijfskavel wordt een verkeersbestemming opgenomen (zie afbeelding 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0579.BPNRGZcon-GC01_0003.png"

Afbeelding 3.1. Aanpassing van de vlakken met de bestemming ' Bedrijf - 3' tussen François Aragostraat en N206

afbeelding "i_NL.IMRO.0579.BPNRGZcon-GC01_0004.png"

Afbeelding 3.2. Uitsnede van de verbeelding met de uiterste (rode) grens van de toekomstige woningbouw

Om ervoor te zorgen dat de afstand tussen de functies bedrijven en wonen zijn afgestemd op de toekomstige situatie, zijn de aanduidingen op het gewijzigde vlak met de bestemming ' Bedrijf - 3' aangepast op de toekomstige woningbouw aan de overzijde van de ontsluitingsweg. Dit houdt in dat bedrijven in milieucategorie 2 zijn toegestaan op een afstand van minimaal 30 meter uit de rode lijn op afbeelding 3.2. De functieaanduidingen op de verbeelding zijn hierop aangepast, zoals reeds toegelicht in paragraaf 3.3.2.

3.4 Aanpassingen In De Regels

Ook de regels worden op een aantal onderdelen aangepast. Het betreft de volgende onderdelen:

  1. 1. Beperkingen op grond van inperkingsniveau / gevarenklassen.
  2. 2. Vervallen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'.
  3. 3. Aanpassen bouwregels.
  4. 4. Aanpassen parkeerregels.
  5. 5. Gebruiksregels in relatie tot het overstromingsrisico.
  6. 6. Herstellen van omissies.


Hierna worden deze aanpassingen beschreven.

3.4.1 Beperkingen op grond van inperkingsniveau / gevarenklassen

De Omgevingsdienst West-Holland heeft in het kader van de uitgebreide procedure voor de vergunningverlening van DuPont geadviseerd om geen onderscheid meer te maken in inperkingsniveaus en gevarenklassen. De indeling van een laboratorium in een bepaalde gevarenklasse stelt eisen aan de inpandige inrichting hiervan en wellicht aan het uiterlijk van het gebouw. Aangezien dit planologisch niet relevant is, kunnen deze beperkingen in de planregels worden geschrapt: het betreft immers aspecten die met de inrichting van bedrijven te maken hebben. Vanwege het vervallen van deze beperkingen komen ook de afwijkingsmogelijkheden die daarop betrekking hebben, te vervallen.

De Universiteit Leiden zal bedrijven bij de uitgifte van de bedrijfsgronden informatie verstrekken waarin nadrukkelijk wordt geadviseerd over de indeling van het gebouw in relatie tot de aanwezigheid van (gen-)laboratoria in overleg te gaan met de omgevingsdienst alvorens aan de slag te gaan met het ontwerp van de bedrijfsgebouwen.

Over de verschijningsvorm van het gebouw zijn voorwaarden opgenomen in het beeldkwaliteitplan, dat als bijlage is opgenomen bij het geldende bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'.

3.4.2 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'

Omdat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is verwijderd van de verbeelding, kan ook de daarvoor opgenomen beschermende regeling worden verwijderd uit de regels.

3.4.3 Bouwregels

Bouwvlakken

De bouwregels die betrekking hebben op de situering van panden is aangepast. Nu is de volgende bouwregel opgenomen: de naar de verkeersbestemming gekeerde gevel van het hoofdgebouw dient voor minimaal 60% te worden gebouwd in de grens van het bouwvlak. Net als in het geldende bestemmingsplan blijft het mogelijkheid om hiervan af te wijken indien dit in verband met het ontwerp van het pand in relatie met zijn omgeving wenselijk is.

Gebouwde parkeervoorziening

Binnen de bedrijfsbestemmingen is opgenomen dat gebouwde parkeervoorzieningen zijn toegestaan als onderdeel van de bedrijfsgebouwen. Zelfstandig gebouwde parkeervoorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak in de bestemming 'Verkeer' en ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' binnen de bestemming 'Bedrijf - 1'.

De bouwhoogte van zelfstandige parkeervoorzieningen is binnen de bestemming 'Verkeer' voor het noordelijke deel van het parkeerterrein beperkt tot maximaal 15 meter en maximaal 18 meter voor het zuidelijke deel. Via afwijking is het mogelijk om deze maximummaat te vergroten met maximaal 20%.

Specifieke bouwaanduiding - 1

Voor bedrijfsgebouwen die worden gebouwd op percelen aan de rand van het Bio Science Park en in de toekomst tegenover woongebieden zullen staan, is in de regels opgenomen dat wanneer parkeer- en bergingsvoorzieningen zijn opgenomen in het bedrijfsgebouw, deze op de begane grond vanaf de straat niet zichtbaar mogen zijn. Toegangen tot deze voorzieningen (of zicht op de toegangen) zijn wel toegestaan.

3.4.4 Parkeerregels

De parkeervoorzieningen maken integraal onderdeel uit van het stedenbouwkundig plan en de beeldkwaliteit. Doel is te voorkomen dat in Nieuw-Rhijngeest Zuid de geparkeerde auto's het straatbeeld domineren. Volgens de geldende planregels dient parkeren op eigen terrein plaats te vinden.

In overeenstemming met de planregels en het geldende beeldkwaliteitplan zijn er plannen om midden in het plangebied een parkeervoorziening aan te leggen en/of te bouwen voor de bedrijven binnen het plangebied en voor de woningen en overige functies op de aangrenzende gronden in het westen en noorden. Deze parkeervoorziening is gesitueerd op gronden waaraan momenteel de bestemming 'Bedrijf - 1' is toegekend. Binnen deze bestemming zijn (eventueel gebouwde) parkeervoorzieningen toegestaan. Er zijn in het geldende bestemmingsplan specifieke gebruiksregels opgenomen die voorschrijven dat parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden en dat de afstand van de parkeervoorzieningen tot de entree van het hoofdgebouw ten hoogste 200 meter bedraagt. Aan de eerste voorwaarde wordt niet voldaan als met eigen terrein het bouwperceel wordt bedoeld en bedrijven gebruik willen maken van parkeerplaatsen in of op een centrale parkeervoorziening.

De specifieke gebruiksregels worden met deze herziening zodanig aangepast dat op het bouwperceel dan wel op gronden met de aanduiding 'parkeerterrein' (binnen de bestemming 'Verkeer' en of 'Bedrijf - 1') wordt voldaan aan de geldende parkeernorm van minimaal 1 parkeerplaats per 60 dan wel 80 m² bedrijfsvloeroppervlak. De Universiteit Leiden zal in een privaatrechtelijke overeenkomst met de bedrijven regelen dat de bedrijven ook in de toekomst gebruik blijven maken van de centrale parkeervoorziening om te kunnen voldoen aan de gestelde parkeernorm.

Via een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk gebruik te maken van parkeervoorzieningen elders binnen het plangebied, waarbij de maximale afstand van de parkeervoorzieningen tot de entree van het hoofdgebouw van 200 meter nog steeds als voorwaarde geldt.

3.4.5 Overstromingsrisico

Het plangebied ligt in het overstromingsgebied van de zee. Bij overstroming kan het waterpeil stijgen tot 2 meter boven het maaiveld. Om risico's voor de volksgezondheid te voorkomen, is een specifieke gebruiksregel opgenomen. Hierin is opgenomen dat het gebruik van panden voor (gen-)laboratoria met een inperkingsniveau ML-III en/of BSL-3 en hoger is pas toegestaan vanaf een hoogte van 2,5 m boven peil.

3.4.6 Herstel omissies

Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is geconstateerd dat in de regels een aantal omissies staat. Eén van deze omissies betreft het strijdig gebruik dat is opgenomen in beide bedrijvenbestemmingen. De wijze waarop het strijdig gebruik is geformuleerd, zijn uitsluitend bedrijven toegestaan die in de bestemmingsomschrijving zijn beschreven als functies die juist wel zijn toegestaan. Daarmee is het onnodig het strijdig gebruik op te nemen. Door de wijze waarop het soort bedrijven, gekoppeld aan staten van bedrijven, is beschreven in de bestemmingsomschrijving kan geen onduidelijkheid bestaan over de bedrijven die binnen de twee bedrijvenbestemmingen zijn toegestaan.

Het strijdig gebruik is in beide bestemmingen verwijderd uit de regels.

Hoofdstuk 4 Welk Beleid Geldt Er?

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke plannen moet rekening worden gehouden met het ruimtelijk relevante beleid op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. In het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is de ontwikkeling van het bedrijventerrein getoetst aan dit beleid. Aangezien het voorliggende bestemmingsplan geen aanvullende nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt, is een uitgebreide toetsing aan dit beleid niet nodig. In de volgende paragrafen worden de beleidskaders, waaraan is getoetst, benoemd en wordt ingegaan op het beleid dat is vastgesteld na 24 september 2015, de vaststellingsdatum van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'.

4.2 Nationaal Beleid

In het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is de ontwikkeling getoetst aan het volgende nationale beleid:

  • Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
  • Structuurvisie Randstad 2040
  • Adaptieve Agenda Zuidelijke Randstad 2040

4.3 Provinciaal/regionaal Beleid

In het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is de ontwikkeling getoetst aan het volgende provinciale en regionale beleid:

  • Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’
  • Verordening ruimte
  • Ladder voor duurzame verstedelijking
  • Visie Ruimte en Mobiliteit, programma ruimte
  • Inpassingsplan RijnlandRoute
  • Regionale Structuurvisie Holland Rijnland 2020
  • Strategisch Masterplan (SMP) Knoop Leiden West (KLW)
  • Nota Werklandschappen


Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland hebben op 14 december 2016 de actualisering 2016 van de Visie Ruimte en Mobiliteit vastgesteld, die sinds 12 januari 2017 in werking is. Deze actualisering is niet van invloed op deze herziening.

Ook zijn tussen de Provincie Zuid-Holland, de Universiteit Leiden, de gemeente Leiden en de gemeente Oegstgeest afspraken gemaakt over het brancheringsbeleid voor het Bio Science Park. Deze afspraken zijn neergelegd in de Overeenkomst brancheringsbeleid Leiden Bio Science Park, die op 4 september 2013 werd ondertekend. Het brancheringsbeleid is vastgelegd in de gebruiksregels van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' en blijven onverkort van toepassing.

4.4 Gemeentelijk Beleid

In het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is de ontwikkeling getoetst aan het volgende gemeentelijke beleid:

  • Structuurvisie Oegstgeest
  • Groenbeleidsplan
  • Milieubeleidsplan Oegstgeest
  • Welstandnota


Ook is bij het gemeentelijk beleid aangegeven dat voor het plangebied een stedenbouwkundig supervisor is aangesteld. De supervisor heeft als taak om de ontwikkelende partijen in het plangebied te begeleiden en te sturen op ruimtelijke kwaliteit. Ook hier verandert niets aan met de voorliggende herziening.

Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is het welstandsbeleid herzien en de kadernota mobiliteit vastgesteld. Hierna wordt kort ingegaan op dit beleid.

4.4.1 Welstandsnota

In 2015 is een nieuwe welstandnota vastgesteld. Met de herziening van het welstandsbeleid heeft de gemeente het welstandsbeleid geactualiseerd naar aanleiding van nieuwe ontwikkelingen, veranderingen in de wetgeving en ervaring met de uitvoering van het welstandstoezicht. Doel van de welstandstoets is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde.

Een bouwplan moet voldoen aan redelijke eisen van welstand. Deze eisen betreffen het bouwwerk op zichzelf en in zijn omgeving. De gemeente heeft in het welstandsbeleid met name het algemeen belang op het oog. Het beleid is opgesteld vanuit de gedachte, dat welstand een bijdrage levert aan de totstandkoming en het beheer van een aantrekkelijke bebouwde omgeving. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden te benoemen en een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Met de gebiedsgerichte benadering wil de gemeente in principe de waardevolle eigenschappen van de kern behouden.

Oegstgeest is onderverdeeld in 15 welstandsgebieden. Het plangebied is onderdeel van het welstandsgebied Bedrijventerreinen. In de welstandsnota staat specifiek over Nieuw-Rhijngeest Zuid het volgende.

Het stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan Nieuw-Rhijngeest Zuid gelden als aanvullend beleid. Nieuw-Rhijngeest Zuid moet een gebied met stedelijke allure worden, waarin gebouwen als vrijstaande volumes door plaatsing in de rooilijn de groene openbare ruimte scherp begrenzen. Aanbouwen zijn ongewenst. Alles wat niet in de buitenruimte hoeft te zijn, zoals stallingen en containers, moet achter de rooilijn in de gebouwen worden opgenomen.

Van belang is een uitgesproken kwaliteit. De gebouwen zijn gedacht als enkelvoudige rechthoekig volumes, die elk een eigen architectuur krijgen met duidelijke verticale of horizontale geleding en steeds één hoofdmateriaal. De gebouwen zijn gericht op de straat met bijvoorbeeld een representatieve entree. Eventuele naamsaanduidingen in de architectuur integreren.

Er is mede in verband met de individuele herkenbaarheid veel vrijheid in architectuur, maar daarbij worden wel een expressieve vormgeving en hoogwaardige materialen gevraagd. De gebouwen moeten kleur krijgen in de detaillering, het materiaalgebruik en de kleurstelling. Te denken aan onder meer metselwerk, natuursteen, koper, glas, aluminium en andere materialen die mooier worden bij verouderen.

De welstandsnota bevat nog enkele criteria die toezien op de ligging, massa, architectonische uitwerking en materiaal en kleur van de gebouwen. Alle bouwplannen die worden ingediend, worden getoetst aan dit herzieningsplan en worden eveneens getoetst aan de omschrijvingen en richtlijnen in het beeldkwaliteitplan Nieuw-Rhijngeest Zuid en de welstandscriteria uit de gemeentelijke welstandsnota.

4.4.2 Kadernota Mobiliteitsplan

In 2016 is de Kadernota Mobiliteitsplan Oegstgeest vastgesteld. Aanleiding is de ambitie in de coalitieagenda 2014-2018 om het dorp aantrekkelijk te houden om te wonen, werken en recreëren. Een goede verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid zijn hierbij van belang. Het mobiliteitsplan Oegstgeest beschrijft de ambitie en de (gewenste) ontwikkelingen van Oegstgeest op het gebied van mobiliteit.

De doelstelling van Oegstgeest is veilig, bereikbaar en leefbaar te zijn. De mobiliteit en de mobiliteitsmaatregelen moeten bijdragen aan deze doelstellingen. Enkele kaders en uitgangspunten zijn in de kadernota opgenomen:

  1. 1. De bestaande hoofdstructuur behouden en kruispunten op de hoofdstructuur zo inrichten dat de verkeersveiligheid verbetert.
  2. 2. Vormgeving van wegen aanpassen aan hun functie conform het principe 'Duurzaam veilig' en het fietsnetwerk optimaliseren.
  3. 3. Openbaar vervoer afstemmen op twee hoofddoelgroepen: verbindend OV via de snelle routes op hoofdwegen laten rijden en een systeem faciliteren voor mensen met een mobiliteitsbeperking.
  4. 4. In bestaande woonbuurten met een parkeerdruk tot 95% een afstand van 100 m van de parkeerplek tot de woning accepteren. Bij een parkeerdruk gelijk aan of hoger dan 95% een afstand van 150 m accepteren. Een stelsel van parkeernormen opstellen voor nieuwe ontwikkelingen en geen parkeermaatregelen nemen met uitzondering van blauwe zones bij winkelcentra.


In het kader van het geldende bestemmingsplan is de verkeersstructuur voor Nieuw-Rhijngeest Zuid ontworpen. Naast een goede ontsluiting op de omringende wegen zijn/worden de wegen ingericht conform het principe 'Duurzaam veilig'. Zo wordt het verkeer op ontsluitingswegen binnen het plangebied gescheiden afgewikkeld. In paragraaf 3.3 is al aangegeven dat enkele profielen ruimer zijn opgezet, waardoor meer ruimte ontstaat voor groen.

Hoofdstuk 5 Waar Hebben We Rekening Mee Te Houden?

5.1 Algemeen

In een bestemmingsplan vindt afstemming plaats tussen de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu enerzijds en de beperkingen die milieuaspecten opleggen anderzijds. Hiervoor zijn in het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' de volgende thema’s belicht:

  • bedrijven en milieuzonering
  • geluid
  • bodem
  • luchtkwaliteit
  • effectenbeoordeling stikstofdepositie
  • flora en fauna
  • milieubeschermingsgebieden
  • externe veiligheid


De onderdelen die met voorliggende herziening worden aangepast, zijn van ondergeschikt belang en hebben geen gevolgen voor de onderzoeken die zijn verricht in het kader van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'. De ondergeschikte wijzigingen in de milieuzonering zijn al aan bod geweest in paragraaf 3.3.3.

Naast bovengenoemde thema's is in het geldende plan ook aandacht besteed aan de onderdelen archeologie en water. In paragraaf 3.3.1 is uitgebreid ingegaan op het thema archeologie en is toegelicht waarom de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' uit het plan is verwijderd. Voor het thema water geldt ook dat de wijzigingen als gevolg van de voorliggende herziening niet van invloed zijn op de watertoets die voor de ontwikkelingen in het gebied Nieuw-Rhijngeest Zuid in het kader van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' is opgesteld. In paragraaf 3.4.5 is ingegaan op het overstromingsrisico.

5.2 (Vormvrije) M.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:

  • het plan of besluit is direct m.e.r.- plichtig;
  • het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.- beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  • het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  • de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.- (beoordelings)plicht.

Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen.

Omdat met voorliggende herziening alleen een bestaand bestemmingsplan op onderdelen wordt herzien, is een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet aan de orde. Er wordt (planologisch) geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt.

Hoofdstuk 6 Hoe Wordt Dit Vertaald In Het Bestemmingsplan?

6.1 Algemeen

De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen kunnen niet los van elkaar worden gezien. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van het plan.

6.2 Hoe Gaan We Het Regelen?

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op een herziening van de verbeelding en regels van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'. De verbeelding wordt herzien voor het plangebied zoals omschreven in paragraaf 1.3. De aangebrachte wijzigingen op de verbeelding zijn toegelicht in paragraaf 3.3. Op de aanpassingen in de regels is ingegaan in paragraaf 3.4.

6.3 Leeswijzer Regels

De regels van dit bestemmingsplan zijn beperkt tot enkele artikelen. In artikel 1 is aangegeven wat de naam en de IMRO-code van het herzieningsplan zijn. Artikel 2 bevat het toepassingsbereik. In dat artikel is aangegeven dat de regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' worden herzien zoals aangegeven op de verbeelding en in de regels van voorliggend herzieningsplan. Voor het overige blijven de regels en verbeelding van het bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)' ongewijzigd van toepassing.

In artikel 3 zijn de aanpassingen van de planregels opgenomen.

Artikel 4 bevat het overgangsrecht, zoals dat is voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. In artikel 5 is de slotregel opgenomen.

Overgangsrecht

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

Slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

6.4 Welke Regels Gaan We Herzien?

In artikel 3 zijn de aanpassingen van de planregels opgenomen. In de bestemmingen 'Bedrijf - 1', en 'Bedrijf - 3' en 'Verkeer' worden wijzigingen aangebracht. In paragraaf 3.4 is hier uitvoerig op ingegaan.

Hoofdstuk 7 Is Dit Bestemmingsplan Uitvoerbaar?

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Onderhavige herziening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk, maar vervangt een aantal regels als gevolg van nieuwe inzichten en herstelt een aantal omissies in het vastgestelde bestemmingsplan ‘Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'. Kostenverhaal is daarom niet aan de orde, zodat er geen sprake is van de noodzaak van het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van anterieure overeenkomsten met ontwikkelende partijen. Het bestemmingsplan is economisch uitvoerbaar.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Algemeen

Aangezien met de onderhavige partiële herziening een bestaand ontwikkelingsgericht bestemmingsplan op onderdelen wordt herzien en er geen provinciale of waterschapsbelangen spelen, is er geen vooroverleg gevoerd.

7.2.2 Vaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven) geconsolideerd' heeft van 9 april 2020 tot en met 20 mei 2020 voor zienswijzen ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Het voorliggende bestemmingsplan is ongewijzigd vastgesteld.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijven 1

Bijlage 2 Staat van Bedrijven 1

Bijlage 3 Staat Van Bedrijven 3

Bijlage 3 Staat van Bedrijven 3

Bijlage 1 Bio-science Park Leiden, Herziening Milieuzonering Bij Het Gebruik Van Ggo's

Bijlage 1 Bio-Science Park Leiden, Herziening milieuzonering bij het gebruik van ggo's

Bijlage 2 Beoordeling Rapport Herziening Milieuzonering Bij Het Gebruik Van Ggo's

Bijlage 2 Beoordeling rapport Herziening milieuzonering bij het gebruik van ggo's

Bijlage 3 Evaluatie Milieuzonering Ggo's

Bijlage 3 Evaluatie Milieuzonering GGO's

Bijlage 4 Evaluatierapport Definitieve Opgraving

Bijlage 4 Evaluatierapport definitieve opgraving

Bijlage 5 Toelichting Bestemmingsplan 'Nieuw-rhijngeest Zuid (Bedrijven)'

Bijlage 5 Toelichting bestemmingsplan 'Nieuw-Rhijngeest Zuid (bedrijven)'