Ruimte voor Ruimte Pruimendijk 228-A
Bestemmingsplan - gemeente Ridderkerk
Vastgesteld op 19-09-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Ruimte voor ruimte Pruimendijk 228-A met identificatienummer NL.IMRO.0597.BPRvRPruimendk228A-VG02 van de gemeente Ridderkerk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden bedrijf
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
1.8 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
- a. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
- b. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
- c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
- d. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
- e. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
- f. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
- g. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen;
- h. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
- i. een paardenfokkerij: gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
1.10 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.11 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.12 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.
1.13 archeologische deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.15 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 Bevi-inrichting
bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.20 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.27 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.28 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.29 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
1.30 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen.
1.31 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.32 dienstverlening
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons en wasserettes.
1.33 erker
een uitbouw aan de voorzijde van de woning, met een maximale breedte van 75% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw, een maximale diepte van 2 m en een maximale hoogte gelijk aan de hoogte van de begane grondlaag van de desbetreffende woning vermeerderd met 0,35 m.
1.34 extensieve dagrecreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
1.35 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.36 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.37 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.38 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.
1.39 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.40 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.
1.41 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.42 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.43 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.
1.44 peil
- a. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van 5 m of minder uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied': de hoogte van die weg;
- b. voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen op een afstand van meer dan 5 m uit de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied': de gemiddelde hoogte van het aangrenzend terrein.
1.45 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.46 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang, passend bij ten minste een volledige arbeidskracht.
1.47 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.48 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.49 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn tussen de voorgevel- en de achtergevellijn van het gebouw.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte van een dakkapel
de maximaal toegestane breedte van een dakkapel ten opzichte van de breedte van daken wordt gemeten langs een horizontale lijn die de betreffende dakkapel in het verticale midden doorsnijdt.
2.4 breedte, lengte en diepte van een hoofdgebouw
de diepte en de breedte van een hoofdgebouw worden gemeten daar waar deze maten het grootst zijn, met dien verstande dat erkers en aan- en uitbouwen niet worden meegerekend.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in Artikel 1 lid 1.9 onder a, b en f;
met daaraan ondergeschikt:
- b. extensieve dagrecreatie en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
- c. kleinschalige natuur- en landschapsontwikkeling;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen en voet- en fietspaden, bruggen, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
- b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting': ontsluiting ten behoeve van de woningen en het achterliggende agrarische perceel.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen achter de voorgevel van bij de tuin behorende hoofdgebouwen maximaal 2 m mag bedragen;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
- d. in afwijking van het gestelde onder a mogen binnen deze bestemming (delen van) erkers worden gebouwd voor zover deze behoren bij naastgelegen hoofdgebouwen.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de wateraanvoer en -afvoer, alsmede voor de waterberging;
- b. oevers;
- c. verkeer te water.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. duikers, waterovergangen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor oeververbindingen, de veiligheid van het verkeer te water of voor een doelmatig kwaliteit- en kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 6 Wonen - 1
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven;
- b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijerfscheiding wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodige nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen en in de lichttoetreding van het naastgelegen hoofdgebouw, met dien verstande dat:
- a. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad;
- b. de goothoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m;
- c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in lid 6.2.2 onder e ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. de handel in en opslag van consumentenvuurwerk, softdrugs en hallucinogene middelen is niet toegestaan;
- b. onder strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik van gedeelten van woningen en/of bijgebouwen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en aan-huis-gebonden bedrijven, voor zover:
- 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd wordt;
- 2. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en erfbebouwing, met een maximum van 70 m²;
- 3. ten behoeve van de kantoor- en/of praktijkruimte wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
- 4. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
- 5. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van toegestane aan-huis-gebonden beroepen;
- 6. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden ter plaatse van terreinen met hoge archeologische verwachtingswaarde.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m2;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden in de vorm van dijken, kaden en dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 4 m;
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 onder c, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Het bevoegd gezag dient voorafgaande aan de vergunningverlening advies in te winnen bij het waterschap.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Overschrijding goothoogte
De goothoogte mag worden overschreden door:
- a. dakruimten, mits de breedte van enig deel van een gevelvlak van deze dakruimte, geen dakkapel zijnde, niet meer bedraagt dan 40% van de breedte van de onderliggende gevel dan wel in opwaartse richting geleidelijk afneemt tot deze maat;
- b. dakkapellen op woningen, voor zover gelegen aan de voor- of zijgevel, waarvan de gezamenlijke breedte per dakvlak niet meer bedraagt dan 50% van de breedte van de voor- en zijgevel en waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximumhoogte van 1,5 m;
- c. dakkapellen op woningen, voor zover niet gelegen aan de voor- of zijgevel van een pand, waarvan de afstand tot de zijgevel of de woningscheidende muur niet minder dan 0,5 m bedraagt met een maximumhoogte vanaf de onderzijde van de dakkapel van 1,5 m;
- d. (delen van) bouwwerken, waarvan de grootste horizontale doorsnede niet meer dan 1 m² bedraagt en door trappenhuizen, lichtstraten, koepels en liftkokers;
- e. technische ruimten voor klimaatregeling, koeling en dergelijke met een maximale oppervlakte van 4 m2.
10.2 Overschrijding bouwhoogte
De bouwhoogte mag worden overschreden door antennes met ten hoogste 6 m.
10.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
- b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
- c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
10.4 Bestaande maten
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
- a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- b. in geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
- c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
10.5 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Polder oud reijerwaard, rijsoord / geerlaan west, bolnes zuid, oostendam
11.2 vrijwaringszone - dijk
- a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
- b. ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' mag niet worden gebouwd;
- c. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van sub b met inachtneming van de volgende regels:
- 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
- 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
13.2 Waarde archeologie
Burgemeester en wethouders kunnen één of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Ruimte voor ruimte Pruimendijk 228-A'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
Aanleiding voor het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is het plan om de bestaande kassen op de locatie Pruimendijk 228A te Ridderkerk te slopen. In ruil voor het slopen van de kassen mag de eigenaar uitgaande van de ruimte voor ruimte(lijke kwaliteit) regeling twee nieuwe burgerwoningen realiseren.
Deze ontwikkeling is echter niet mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan. Op basis van de benodigde onderzoeken is met voorliggend bestemmingsplan een verantwoorde planologische regeling ontworpen waarbij de herontwikkeling van het gehele perceel mogelijk wordt gemaakt.
Het bestemmingsplan 'Ruimte voor ruimte Pruimendijk 228-A' is door de raad van de gemeente Ridderkerk vastgesteld op 26 maart 2018. Door één van de belanghebbenden is tegen dit besluit beroep ingesteld. Op 5 juni 2019 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een tussenuitspraak gedaan (nr. 201804331/1/R3) met de opdracht om het volgende gebrek in het bestreden besluit te herstellen:
- voorzien in een gewijzigde planregeling voor de bestemming 'Tuin' en voor de situering van de ontsluiting(sweg).
De Afdeling geeft aan dat de situering van de ontsluiting(sweg) niet is vastgelegd. De tuinbestemming kan in de huidige vorm niet worden aangewend ter ontsluiting van een daarachter gelegen en als zodanig bestemd agrarisch perceel. Hoewel de ontsluiting is aangeven in het kavelpaspoort heeft het kavelpaspoort geen regeling gevonden in de planregels en heeft dus geen bindende werking.
Voorliggend bestemmingsplan is hierop aangepast door het opnemen van de aanduiding 'ontsluiting' in de tuinbestemming en het opnemen van het kavelpaspoort in de planregels.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied is gelegen achter de lintbebouwing ter hoogte van Pruimendijk 228, net buiten de bebouwde kom van Oostendam (gemeente Ridderkerk). In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 de ruimtelijke analyse van het gebied aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. In hoofdstuk 5 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Ruimtelijk Beleidskader
2.1 Inleiding
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het voor het plangebied relevante ruimtelijke beleidskader. Het geldende bestemmingsplan houdt geen rekening met de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling is in overeenstemming met het rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Met de sanering van verspreid glas, financieel mogelijk gemaakt door het toestaan van ruimte voor ruimtekavels, wordt concreet en uitvoerbaar invulling gegeven aan de door de gemeente, regio en provincie gewenste kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied. Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
2.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (maart 2012)
Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)
Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling.
Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder moet de regionale behoefte aangetoond worden, of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden, en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten.
Toetsing
De mogelijkheden die het project biedt, passen binnen de beleidskeuzes en de leidende principes uit de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Barro.
Deze ontwikkeling maakt de realisatie van ruimte voor ruimtewoningen mogelijk in ruil voor de sloop van kassen. Gelet op het feit dat slechts twee woningen zijn beoogd en de hoeveelheid bebouwing afneemt, is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (recente jurisprudentie). Toetsing aan de ladder is niet noodzakelijk, maar het project voldoet wel aan de uitgangspunten. Het project geeft invulling aan de behoefte aan kwaliteitsverbetering in het Deltapoortgebied. Het toestaan van twee ruimte voor ruimtewoningen op de saneringslocatie maakt deze kwaliteitsverbetering financieel mogelijk. Ook is de locatie passend ontsloten.
2.3 Provinciaal, Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Visie Ruimte en Mobiliteit en verordening ruimte (geconsolideerd, in werking 12 januari 2017)
De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:
- Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
- Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
- Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
- Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.
In het VRM zijn vier thema's te onderscheiden;
- 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
- 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.
Op de kaart behorende bij de structuurvisie is het plangebied gelegen op de rand van de 'bebouwde ruimte'. Omdat de locatie is opgenomen in de 'stedelijke agglomeratie' is geen beschermingscategorie van toepassing. Het gebied direct ten noordwesten van het plangebied betreffen echter gronden met specifieke waarde (categorie 2). Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van de specifieke waarden naast de generieke bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Het beschermde ruimtelijk beleid richt zich met name op de 'groene buffer' binnen 'Het Zuid-Hollandse rivierdeltalandschap'.
Figuur 2.1 Uitsnede kaart VRM
In samenhang met de structuurvisie is de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend. De volgende artikelen zijn relevant voor dit project.
Artikel 2.1.1 lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
- b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
- c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
- 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
- 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
- 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.
Artikel 2.2.1 Lid 1 Ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
- c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
- 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
Lid 4 Beeldkwaliteitsparagraaf
Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
- a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of
- b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.
Toetsing
De ontwikkeling voldoet aan de uitgangspunten van artikel 2.2.1. Er is regionale behoefte aan kwaliteitsverbetering door sanering van glas. De bouw van ruimte voor ruimtewoningen maakt dit financieel mogelijk. De locatie betreft een transformatielocatie op de rand van bestaand stedelijk gebied. De hoeveelheid bebouwing/glas neemt per saldo af. De locatie is goed ontsloten ten behoeve van de beoogde woningen.
Het plangebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als 'rivierklei en veen' en 'oude stroomgordels en geulafzettingen' en ligt achter het 'dijklint' in de 'stads- of dorpsrand'. De 'groene buffer' grenst aan de noordwest- en noordoostzijde aan het plangebied. De openheid neemt toe door het saneren van glas. In dit geval is sprake van 'inpassen' vanwege de ligging binnen het bebouwde gebied.
Figuur 2.2 Uitsnede kwaliteitskaart
Lid 2 (Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën) en lid 3 (Aanvullende ruimtelijke maatregelen) van artikel 2.1.1 zijn niet van toepassing omdat het plangebied net buiten het gebied met een specifieke waarde valt. Op de beeldkwaliteit is nader ingegaan in het voor het plan opgestelde kavelpaspoort dat is opgenomen in bijlage 1.
Gebiedsprofiel IJsselmonde, Provincie Zuid Holland (2013)
Het landschap van Oost-IJsselmonde bestaat in de basis uit dijken en polders. Karakteristieke dijklinten met een meer kleinschalig, beschut en intiem karakter vormen een mooi contrast met het meer grootschalige, open en agrarische karakter van de achtergelegen polders, met de Waal als een bijzonder landschappelijk incident/element. Dit profiel is het uitgangspunt als het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van Oost-IJsselmonde. Een nadere uitwerking staat in de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (het project is aan deze handreiking getoetst).
Gebiedsvisie Deltapoort 2025 (2012)
De Gebiedsvisie Deltapoort 2025 is het ruimtelijk kader (op hoofdlijnen) waarbinnen verschillende ruimtelijke opgaven binnen Deltapoort, waaronder de sanering van (verspreid liggende) glastuinbouwbedrijven, worden uitgevoerd, met als doel het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. In dit kader hebben de gemeenten Barendrecht, Ridderkerk, Hendrik-Ido-Ambacht en Zwijndrecht de ambitie geformuleerd om in vier jaar tijd 35 hectare verspreid liggend glas te saneren.
In het Deltapoort-gebied worden vijf themagebieden met een groene hoofdtint onderscheiden. Deze themagebieden vormen tezamen het landschappelijk raamwerk; door thematisering worden de landschappelijke kwaliteiten van het betreffende gebied (en dus het raamwerk) versterkt. De locatie is in de gebiedsvisie niet gedefinieerd maar sluit aan bij de open landschapskamer ten noorden van de Pruimendijk en de Tarwestraat aan de noordzijde van Oostendam. Ook is het plangebied gelegen binnen de invloedssfeer van een regionaal/lokaal knooppunt van basisvoorzieningen en startpunt van (recreatieve) routes.
Figuur 2.3 Uitsnede ruimtelijk streefbeeld (plangebied rood omcirkeld)
Alle themagebieden kennen een bepaalde mate van ontwikkelingsdynamiek. In de open landschapskamer Pruimendijk is de openheid en het groene, agrarische karakter een bijzondere karakteristiek. De landschapskamer staat vooral in dienst van het historisch lint van de Pruimendijk. Bij ontwikkeling van het lint dient rekening te worden gehouden met het behouden van diverse zichtlijnen met het oog op de agrarische beleving. Ook bij de sanering van glas dient hier uitdrukkelijk rekening mee te worden gehouden. De sanering van het verspreide glas is een belangrijk speerpunt waardoor de ruimtelijke kwaliteit aanzienlijk kan toenemen. In het kader van de sanering te realiseren ruimte voor ruimte woningen dienen individueel, goed ingepast en aan het lint geplaatst te worden zonder het lint dicht te bouwen.
Figuur 2.4 Uitsnede uitwerkingskaart Pruimendijk
Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit (2014)
Eind mei 2014 is door de colleges van de samenwerkende gemeenten Barendrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Ridderkerk en Zwijndrecht de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit vastgesteld. Op basis van de eerder vastgestelde Gebiedsvisie Deltapoort wordt hiermee aangestuurd op een ruimtelijk kwalitatiever gebied.
In het sterk verstedelijkte polderlandschap van dit deel van de zuidelijke Randstad zijn altijd nog gebieden te vinden met een landelijk en agrarisch karakter. Deze gebieden vormen het buitengebied van Oost-IJsselmonde. De polders, die eeuwen geleden gewonnen zijn op het water, boden van oudsher ruimte aan de vruchtbare akkers, tuinen en boomgaarden die dit gebied van voedsel voorzagen en dat tot op de dag van vandaag ook nog altijd doen.
Ontwikkelingen en innovaties in de glastuinbouw hebben echter geleid tot schaalvergroting, en een verdere 'verglazing' van het buitengebied – door grote kassencomplexen oogt het buitengebied voller en minder groen. Door de schaalvergroting is het buitengebied van Oost-IJsselmonde te klein geworden voor toekomstbestendige glastuinbouw en zal op termijn het overgrote deel van de glastuinbouwbedrijven uit het gebied verdwijnen. Tegelijkertijd is door de enorme verstedelijking open ruimte schaars geworden. Er is behoefte aan een kwalitatief hoogwaardig buitengebied, waar niet alleen ons voedsel wordt verbouwd, maar dat ook ruimte biedt aan ontspanning, recreatie en natuur. Het verdwijnen van de kassen biedt goede kansen om in het buitengebied meer open ruimte met belevings- en gebruikskwaliteit te realiseren.
Eén van de beschikbare instrumenten om de sanering daadwerkelijk uit te kunnen voeren is de inzet van de (voormalige) provinciale regeling 'ruimte voor ruimte'. Deze regeling biedt mogelijkheden om in ruil voor het slopen van kassen een beperkt aantal woningen terug te bouwen. Het idee daarachter is dat de nieuw te bouwen woningen geld opleveren, waardoor het financieel haalbaar wordt de kassen te slopen en er ruimte voor terug te brengen.
Inspiratie
Het ruimte voor ruimte-traject is in volle gang. Op steeds meer plekken in het Deltapoortgebied worden kassen gesloopt en woningen teruggebouwd. Dit levert niet automatisch een hogere ruimtelijke kwaliteit op. Hoewel een meer open landschap ontstaat, worden ook woningen teruggebouwd. In de Handreiking Ruimte voor ruimtelijke kwaliteit staat onder meer welk type huizen en soorten beplanting het beste bij het landschap passen. De handreiking bevat ook veel foto's en afbeeldingen van streekeigen beplanting en er staan voorbeelden in van woningen die goed in het landschap van Deltapoort passen. De gemeenten willen op deze wijze de nieuwe bewoners van het gebied inspireren om de woningen en erven mooi in het landschap van Deltapoort in te passen.
Mogelijkheden voor en impact van de regeling
Niet voor alle bedrijven biedt de regeling reële mogelijkheden om op de eigen locatie terug te bouwen. Op een aantal plekken zijn er vanuit milieu en externe veiligheid locaties aan te wijzen die op het eerste gezicht niet geschikt zijn voor de ontwikkeling van woningen.
Voor deze locaties is in ieder geval eerst aanvullend onderzoek nodig. Daarnaast zijn er gebieden aan te wijzen waar de ruimtelijke situatie zo kwetsbaar is dat het terugbouwen van woningen niet zonder meer leidt tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Om die reden is de inpassing van woningen hier alleen onder strenge voorwaarden mogelijk. Het betreft hier locaties in de open polder en langs de Waal, waar gestreefd wordt naar meer zicht en openheid en het publiek toegankelijk maken van het landschap.
Daarnaast is de impact van de sanering van het glas op de ruimtelijke kwaliteit in onze ogen niet op iedere locatie even groot. Er zijn locaties waar de kassen de beleving van het landschap niet of nauwelijks in de weg staan, op andere plekken blokkeren ze het zicht en is het glas juist wel een doorn in het oog.
Figuur 2.5 Kaart impact regeling
Figuur 2.5 uit de handreiking laat de impact en mogelijkheden van de regeling ruimte voor ruimte zien. Voor het plangebied geldt dat de locatie geschikt is: 'grote impact, sanering urgent'. Ruimte voor ruimte is 'alleen mogelijk onder strenge voorwaarden vanwege kwetsbaar landschap'.
Regeling
In het kort komt de ruimte voor ruimte regeling op het volgende neer: in ruil voor de sloop van alle kassen en bijgebouwen krijgt een tuinder het bouwrecht voor een aantal woningen, onder de voorwaarde dat de ontwikkeling bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Het woningaantal is gerelateerd aan het oppervlak dat tuinders moeten slopen. Zowel voor elke 5000 m2 kas als voor elke 1000 m2 bijgebouw krijgt een tuinder het bouwrecht voor één woning. Deze 'ruimte voor ruimtewoning' moet voldoen aan een aantal kwantitatieve uitgangspunten (pagina 26 handreiking), waaronder de inhoud en oppervlakte van de bebouwing en de kavelmaat.
Gebruik regeling
Door de sloop van de kassen op het perceel aan de Pruimendijk 228A worden bouwrechten verworven voor de bouw van twee woningen. Deze woningen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt in de noordwesthoek van het plangebied, achter de lintbebouwing aan de Pruimendijk.
Gebruiksaanwijzing
- 1. Bereken op basis van het aantal m2 glas en bijgebouwen het aantal in te passen woningen.
- 2. Bepaal aan de hand van de beschrijving van het deelgebied (hoofdstuk 8) het landschapstype waarin de locatie zich bevindt.
- 3. Selecteer aan de hand van het landschapstype een of meer passende bebouwingsvormen en welke bouwstenen daarbij horen.
- 4. Selecteer de bouwstenen die het beste bij de locatie en bij de wensen en voorkeuren van de tuinder/nieuwe bewoners passen.
- 5. Maak een schetsontwerp: combineer de verschillende bouwstenen tot een totaalplan voor de verschijningsvorm van de bebouwing en de landschappelijke inpassing daarvan.
- 6. En illustreer dit met referentiebeelden van architectuur en beplanting.
De ruimte voor ruimte regeling biedt vier manieren om bij te dragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit:
- 1. Iets weghalen;
- 2. Iets toevoegen;
- 3. Iets opknappen;
- 4. De bijvangst.
Figuur 2.6 Uitsnede visiekaart met deelgebieden
Oeverzone Waal
De locatie maakt onderdeel uit van deelgebied 1: oeverzone Waal. De oeverzone langs de Waal, met boomgaarden en tuinen, ligt achter het dijklint van de Noldijk/ Pruimendijk. Gestreefd wordt het water en de oeverzone op meer plekken zichtbaar te maken vanaf de dijk. Om die reden kan er in de oeverzone maar een zeer beperkt aantal woningen worden ingepast. Dit moet zeer zorgvuldig gebeuren. Daar waar mogelijk kan de oever van de Waal publiek toegankelijk worden gemaakt en ingericht met een eenvoudige visvijver of picknickplek.
De Waal heeft een bijzonder goede waterkwaliteit. Deltapoort streeft naar het versterken van de waterrecreatie (zwemmen, zeilen (kano)varen, schaatsen). Ook kunnen de ecologische kwaliteiten van de Waal beter worden benut.
Landschapstypen: oeverzone Waal; dijklandschap
Toetsing
Uit het schetsontwerp blijkt dat invulling wordt gegeven aan de uitgangspunten van de handreiking (zie hoofdstuk 3 en bijlage 1.
Vigerend bestemmingsplan
Ter plaatse van het plangebied geldt momenteel het op 30 juni 2016 (gewijzigd) vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied'. Voor het perceel is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Het perceel is voorzien van een bouwvlak met de nadere aanduiding ten behoeve van glastuinbouw. Naast de archeologische dubbelbestemming is een klein deel in de zuidoosthoek van het plangebied tevens voorzien van de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk'. Het hele plangebied is voorzien van de gebiedsaanduiding 'overige zone - polder Oud Reyerwaard, Rijsoord/Geerlaan west, Bolnes zuid en Oostendam'. Deze laatste gebiedsaanduiding is opgenomen ten behoeve van het behoud, herstel en de ontwikkeling van de in het gebied aanwezige natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de vorm van de landschappelijke openheid, karakteristieke verkaveling en slotenpatroon en doorzichten. Ter plaatse van agrarische bouwvlakken geldt tevens een limitatieve lijst met nevenfuncties bij het agrarisch bedrijf en vervolgfuncties ingeval van bedrijfsbeëindiging welke specifiek zijn voor het gebied 'polder Oud Reyerwaard, Rijsoord/Geerlaan west, Bolnes zuid en Oostendam'. In figuur 2.7 is een uitsnede van de plankaart opgenomen.
Figuur 2.7 Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Buitengebied' (plangebied rood omkaderd)
Strijdigheid met het bestemmingsplan
De realisatie van burgerwoningen in het plangebied is niet mogelijk op basis van de agrarische bestemming.
2.4 Conclusie
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt concreet invulling gegeven aan de kwaliteitsverbeteringsambitie waarbij verspreid glas wordt opgeruimd door het mogelijk maken van ruimte voor ruimtewoningen.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
Omgeving plangebied
Het plangebied ligt aan de zuidzijde van de Pruimendijk, achter de lintbebouwing net buiten de bebouwde kom van Oostendam. De locatie grenst aan de noordoever van de Waal. Aan de noordzijde van de Pruimendijk is sprake van een relatief open bebouwingslint: akkers, graslanden, agrarische bebouwing en kassen wisselen elkaar af. Het bebouwingslint aan de zuidzijde is meer aaneengesloten, mede door de nabijheid van de kern Oostendam. Ter hoogte van het plangebied bevinden zich met name burgerwoningen en aan Pruimendijk 234 is timmerwerkfabriek A. Alderliesten gevestigd.
Het plangebied
Het plangebied bestaat in de huidige situatie bijna volledig uit kassen. Aan de zuidwestzijde bevindt zich een waterbassin dat niet meer in gebruik is. Rond de kassen is beperkt begroeiing aanwezig. De kassen zijn bereikbaar via een inrit tussen de woningen Pruimendijk 228 en Pruimendijk 230. In figuur 3.1 is een overzicht opgenomen van het perceel waarbij is aangegeven welke bebouwing dient te worden gesloopt. Tevens is globaal aangegeven waar de beoogde burgerwoningen zullen worden gerealiseerd.
Figuur 3.1 Overzicht te slopen kassen en te realiseren woningen
Toekomstige situatie
Ter compensatie van de te slopen kassen mogen in totaal twee burgerwoningen worden gebouwd. Aan de bouw van deze woningen zijn, in het kader van de 'Handreiking ruimte voor ruimtelijke kwaliteit', voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden zijn voor dit perceel uitgewerkt in een zogenoemde 'kavelpaspoort'. Het volledige kavelpaspoort is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. Figuur 3.2 geeft de beoogde inrichting weer volgens het kavelpaspoort. Om deze inrichting juridisch te borgen, is de kaart uit het kavelpaspoort als bijlage 1 bij de regels opgenomen.
Figuur 3.2 Beoogde situatie (bron: kavelpaspoort)
De woningen zijn op het noordelijke deel van het perceel geprojecteerd en hebben een gemeenschappelijke inrit: de huidige toegang vanaf de Pruimendijk. Via deze ontsluiting is ook het achterliggende agrarische perceel bereikbaar. De bebouwing bestaat per kavel uit één hoofdgebouw, in de vorm van een oeverschuur en één of meer bijgebouwen. De uitstraling en architectuur van de gebouwen op het erf is op elkaar afgestemd. Vanwege de gewenste representatieve uitstraling aan de Waal, heeft het erf aan de Waalzijde een zogenaamde 'tweede voorkant/-tuin' of nette achterkant. Tussen de beoogde woningen en de vrijkomende agrarische gronden aan de zuidzijde zal een nieuwe watergang worden aangelegd, evenwijdig aan de bestaande watergang ten noorden van de nieuwe woningen.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan te worden aangetoond en moet worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de sectorale aspecten beschreven die voor dit bestemmingsplan relevant zijn. De resultaten en conclusies van de onderzoeken zijn per aspect opgenomen in de betreffende paragraaf.
4.2 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusies
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De realisatie van twee woningen blijft ruim onder de drempelwaarde.
Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
4.3 Water
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan
- Provinciale Structuurvisie
- Verordening Ruimte
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.
Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:
- nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename;
- nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
- nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.
Huidige situatie
Het plangebied ligt ten noorden van de Waal en bestaat in de huidige situatie uit agrarische gronden met kassen. De bodem ter plaatse is niet gekarteerd in de bodemkaart van Nederland, de bodem in de omgeving van het plangebied bestaat uit lichte klei met homogeen profiel. Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zegen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand varieert tussen de 0,4 en 0,80 m beneden maaiveld en de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,20 m beneden maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Naast de ligging aan de Waal is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig. Ook is het plangebied niet gelegen in een boringsvrije zone van het milieubeschermingsgebied voor grondwater.
Figuur 4.1 Uitsnede kaart milieuverordening Zuid-Holland
Waterkwaliteit
Het plangebied grenst aan de zuidwestzijde aan KRW-waterlichaam de Waal. De Europese KRW-richtlijn moet ervoor zorgen dat het oppervlakte- en grondwater van een goede kwaliteit is en dat ecologische doelen behaald worden.
Veiligheid en waterkeringen
Ten noorden van het plangebied ligt een regionale waterkering. Het plangebied is deels binnen de beschermingszone van deze waterkering gelegen. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen.
Afvalwaterketen en riolering
In de huidige situatie is de locatie niet aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Toekomstige situatie
Algemeen
Ten behoeve van de realisatie van de twee woningen, zullen de bestaande kassen worden gesloopt. In vergelijking met de huidige situatie is er sprake van sterke afname in verharding. Watercompenserende maatregelen zijn derhalve niet noodzakelijk. Wel is in de aanleg van een watergang voorzien tussen de beoogde woningen en de agrarische gronden ten zuiden daarvan.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Er dient een vergunning worden aangevraagd voor de aanleg van een nieuwe watergang ten zuiden van de beoogde woningen en er dient een vergunning te worden aangevraagd voor werkzaamheden in de beschermingszone.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Het plan zorgt voor een forse afname in verharding en er wordt ook nieuw water gegraven. Hierdoor heeft het plan een positief effect op de waterbalans.
4.4 Ecologie
Toetsingskader
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Zuid-Holland de uitvoering van het plan niet in de weg staan.
Huidige situatie
In de huidige situatie bestaat het gebied uit agrarische gronden met kassen.
Toekomstige situatie
Ter plaatse van de agrarische gronden zullen de kassen worden gesloopt en worden twee nieuwe woningen gerealiseerd. Het gebied zal bouwrijp worden gemaakt en er zullen bouwwerkzaamheden plaatsvinden.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Boezems Kinderdijk op ruim 2 kilometer afstand. Het dichtstbijzijnde onderdeel van Natuurnetwerk Nederland ligt op circa 800 meter van het plangebied.
Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. De ontwikkeling van twee woningen leidt niet tot significante toename in verkeer. Effecten als vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie kunnen dan ook worden uitgesloten. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland ten aanzien van het NNN staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld gedurende een quickscan. Het onderzoek, uitgevoerd door Adviesbureau Mertens, is opgenomen in bijlage 2. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende bevindingen.
- Er is vastgesteld dat het voorkomen van internationaal beschermde soorten is uitgesloten. Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen om er te verblijven. Wel vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven foerageren. De vlieg- en foerageersituatie zal verbeteren.
- In verband met het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om eventuele rooiwerkzaamheden van groen buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken, vooraf rooien). Het broedseizoen is doorgaans van half maart tot half juli. Een deskundige kan bepalen of er daadwerkelijk broedvogels broeden.
- Er kunnen algemene nationaal beschermde amfibieën en zoogdieren aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De plannen aan de Pruimendijk 228a te Oostendam zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. De sanering van de kassen zal juist kunnen leiden tot een toename van geschikte verblijfplaatsen aangezien de omvang aan verhard en bebouwd terrein aanzienlijk afneemt. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
4.5 Wegverkeerslawaai
In het plangebied worden in het kader van de ruimte voor ruimte regeling kassen gesloopt. Ter plaatse kunnen twee nieuwe burgerwoningen worden gerealiseerd. Woningen zijn geluidsgevoelige functies waarvoor op grond van de Wet geluidhinder (Wgh), indien deze gelegen zijn binnen de geluidszone van een gezoneerde weg, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
De woning is gelegen binnen de geluidszones van de A15, de N915 (Rotterdamseweg) en de Pruimendijk. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh dan ook noodzakelijk. Op basis van jurisprudentie is in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook de niet-gezoneerde weg Tarwestraat meegenomen in het onderzoek.
Onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek (zie bijlage 3) blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB door het verkeer op de Pruimendijk niet wordt overschreden. Daarnaast wordt ook de richtwaarde van 48 dB niet overschreden door het verkeer op de Tarwestraat en Pruimendijk (30 km/u).
Op de bestemmingsgrenzen wordt de voorkeursgrenswaarde wel overschreden door het verkeer op de N915 en A15. De hoogst berekende geluidbelasting op het noordelijke bouwperceel bedraagt 50 dB. De hoogst berekende geluidbelasting op het zuidelijke bouwperceel bedraagt 51 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt niet overschreden.
Maatregelen om de geluidbelasting ten gevolge van de overschrijdende wegen te reduceren zijn in het kader van de Wgh onderzocht. Het toepassen van bron- of overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet doeltreffend of redelijkerwijs niet mogelijk vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, financiële of praktische aard.
Aangezien de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar niet de maximale ontheffingswaarde, dient het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk de hogere grenswaarde vast te stellen conform tabel 4.1.
Tabel 4.1 Ontheffingswaarde wegverkeerslawaai
Omschrijving locatie | Ontheffingswaarde | Bron | |
Pruimendijk 228a (noordelijke woning) | 50 dB | N915 / A15 | |
Pruimendijk 228a (zuidelijke woning) | 51 dB | N915 / A15 |
De hogere waarde wordt in het kadaster vastgelegd.
4.6 Luchtkwaliteit
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
Stikstofdioxide (NO2) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
Uurgemiddelde concentratie | Max. 18 keer p.j. Meer dan 200 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM10) | Jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | Max. 35 keer p.j. Meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | Jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van twee woningen. Dit valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2015 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Pruimendijk. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen in 2015: 24,1 µg/m³ voor NO2, 19,3 µg/m³ voor PM10 en 11,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 7 dagen. Hierdoor is er ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
4.7 Bedrijven En Milieuhinder
Beleid en Normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie. Gezien de ligging aan een doorgaande weg en de aanwezigheid van bedrijvigheid in de directe omgeving kan het gebied getypeerd worden als gemengd buitengebied.
In de directe omgeving van het plangebied op het perceel Pruimendijk 234 is timmerwerkfabriek A. Alderliesten is gevestigd. Het timmerwerkbedrijf kan geschaard worden onder "Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m" categorie B2 van de staat van functiemenging. Categorie B2 bedrijfsactiviteiten dienen bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies te worden uitgevoerd. Omdat de bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf niet passen binnen de categorieën A of B1 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging is in 2010 door Peutz akoestisch onderzoek uitgevoerd in het kader van het opstellen van bestemmingsplan 'Oostendam' (zie bijlage 4). Geconcludeerd is dat de inrichting van A. Alderliesten als gevolg van de beoogde woningbouw niet in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. Tevens is ter hoogte van de beoogde woningbouw vanuit het oogpunt van geluid sprake van een goed woon- en leefklimaat. Aangezien de afstand van de woningen tot de inrichting niet is verkleind, maar juist groter is geworden, kan deze conclusie worden overgenomen.
Verder zijn er in de directe omgeving geen bedrijven aanwezig die milieuhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van de beoogde woningen of in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Conclusie
De inrichting van A. Alderliesten wordt als gevolg van de woningbouw niet in haar bedrijfsvoering beperkt. Tevens is ter hoogte van de beoogde woningbouw vanuit het oogpunt van geluid sprake van een goed woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.8 Externe Veiligheid
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Ridderkerk beschikt over een beleidsvisie externe veiligheid. Deze beleidsvisie bevat het samenhangend beleid ten aanzien van externe veiligheid. In de visie is een bijlage opgenomen met een overzicht van alle risicobronnen met bijbehorende risico's. In de bijlagen is tevens een scenario-analyse opgenomen van de meest waarschijnlijke en worst-case ongevalscenario's. De beleidsvisie is kaderstellend voor het nemen van ruimtelijke besluiten en het verlenen van vergunningen waarbij externe veiligheid in het geding is.
Onderzoek
Uit de Externe veiligheidsvisie Ridderkerk blijkt dat in de omgeving van het plangebied drie relevante risicobronnen aanwezig zijn:
- vervoer gevaarlijke stoffen over de A15;
- vervoer gevaarlijke stoffen over de N915;
- risicovolle inrichting tankstation 'A15 Ridderkerk'.
LPG tankstation
Ten noorden van het plangebied op een afstand van 300 meter is een LPG tankstation gesitueerd (afstand gemeten van het vulpunt van het tankstation). Voor LPG tankstations geldt een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied valt niet binnen het invloedsgebied van deze Bevi inrichting en heeft derhalve geen invloed op de externe veiligheidssituatie ter plaatse.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A15 en N915
De A15 vormt een internationale verbinding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op circa 325 meter van het plangebied is de A15 aanwezig. Voor de A15 ter hoogte van het plangebied, afrit 21 (Hendrik-Ido-Ambacht) geldt een PR10-6 contour van 63 meter en een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Uit het basisnet blijkt dat het groepsrisico van de A15 ter hoogte van het wegvak Z75 kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde.
Het plangebied ligt niet binnen de PR10-6 risicocontouren van de A15 en de N915. Deze vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Voor de A15 (wegvak Z75) als de N915 geldt dat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriënterende waarde. In de toekomstige situatie is sprake van een beperkte toename van het aantal personen. Desondanks zal het groepsrisico van de A15 ook in de toekomstige situatie kleiner zijn dan de 0,1 maal de oriënterende waarde en is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Door het vervoer van toxische vloeistoffen over de A15/N915 bedraagt het invloedsgebied 880 meter. Vanwege de ligging van het projectgebied binnen het invloedsgebied is een verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Figuur 4.2 Groepsrisico A15 en A16 Gemeente Ridderkerk (Externe veiligheidsvisie Ridderkerk)
Figuur 4.3 Groepsrisico N915 omleidingsroute Noordtunnel (Externe veiligheidsvisie Ridderkerk)
Kwetsbaarheidszonemodel
Door de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is een kwetsbaarheidszonemodel opgesteld. De ontwikkeling is aan dit model getoetst om de mate van hulpverlening en zelfredzaamheid te bepalen. De ruimtelijke ontwikkeling maakt nieuwe kwetsbare objecten mogelijk. Bij kwetsbare objecten dient getoetst te worden aan het meest geloofwaardige scenario (MGS). Het plangebied ligt niet in de letaliteitzones. Hierdoor zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk.
Tabel 4.3 Kwetsbaarheidszonemodel
Beschouwd scenario | A (100%) | B (50%/10%) | C (1%) | D (aandachts- gebied) | Afstand tot plangebied (m) | |
Rijksweg A15 | hittescenario (mgs) | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | 320 m |
toxisch scenario (mgs) | 40 m | 55 m | 120 m | 150 m | 320 m | |
N915 | hittescenario (mgs) | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | 170 m |
toxisch scenario (mgs) | 40 m | 55 m | 120 m | 150 m | 170 m | |
LPG tankstation Shell | lekkage en brand tankwagen pentaan/diesolie (300 mm) | 20 m | 25 m | 35 m | 70 m | 300 m |
Verantwoording groepsrisico
Vanwege de ligging binnen het invloedsgebied van de A15 en de N915 dient op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes het groepsrisico te worden verantwoord. Omdat het groepsrisico kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde, kan er worden volstaan met een beknopte verantwoording. In deze verantwoording zal worden ingegaan op de aspecten zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten, in hoeverre zij in staat zijn hun taken goed uit te kunnen voeren en om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Ten aanzien van de aspecten bereikbaarheid en bluswatervoorziening hanteert de regionale brandweer de richtlijnen zoals beschreven in de NVBR publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid”.
Uit bovengenoemde handreiking volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvalswegen, waardoor in geval van werkzaamheden of calamiteiten het plangebied goed bereikbaar is. Het plangebied wordt zowel in noordwestelijke als zuidoostelijke richting ontsloten door de Pruimendijk. Gelet op bovenstaande zijn de bestrijdbaarheid en bereikbaarheid voor hulpdiensten goed te noemen.
Zelfredzaamheid
Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe functies mogelijk voor minder zelfredzame groepen. Bij een toxisch scenario is schuilen in het gebouw de beste manier van zelfredding, het wordt aanbevolen om in de beoogde woningen een handmatig uit te zetten ventilatiesysteem te installeren.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR). Voor voorliggend bestemmingsplan wordt door de VRR het volgende geadviseerd: 'Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website “www.rijnmondveilig.nl” vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.'
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat de aanwezigheid van de verschillende risicobronnen geen belemmeringen opleveren voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende plan.
4.9 Bodem
Beleid en Normstelling
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek en conclusie
In 2011 is door Dura Vermeer Milieu BV bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 5) ter plaatse van de percelen Pruimendijk 228, 254 en 270A. Uit het onderzoek blijkt dat op een aantal plekken verontreiniging is aangetroffen. Een gedeelte van de locatie Pruimendijk 228A (Hofland) is door puinbijmenging niet zondermeer geschikt voor de woonfunctie. Aanbevolen wordt de puinfundatie te ontgraven, te zeven en de puinhoudende grond te toetsen op hergebruiksmogelijkheden. Voor een strook grond langs de zuidoostgrens van het perceel wordt aanbevolen 20 m3 slib af te voeren naar een verwerkingslocatie. Voor het overige is de locatie geschikt voor grondgebonden woningen.
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
Beleid en normstelling
De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen met als uitgangspunt: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
De gemeente Ridderkerk heeft in september 2013 gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. Op de 'archeologische waarden- en advieskaart' van de gemeente heeft het plangebied een 'redelijke tot hoge archeologische verwachting'. Dit betekent dat ontwikkelingen die dieper reiken dan 0 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 m2 beslaan, getoetst moeten worden op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.
Archeologisch onderzoek
Door RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. is ten behoeve van de beoogde ontwikkeling een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de kans dat bij de realisatie van de plannen archeologische resten worden verstoord, zeer klein geacht. Vervolgstappen worden daarom niet noodzakelijk geacht. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Beoordeling Boor
Het archeologisch onderzoek is voorgelegd aan het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR). Het BOOR adviseert de gemeente Ridderkerk om het rapport van RAAP zonder voorbehoud goed te keuren (zie bijlage 7).
Conclusie
Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg. Voor de beoogde woningbouw zoals beschreven in voorliggend bestemmingsplan is geen verder onderzoek nodig. De verwachting is dat er geen archeologische resten zullen worden aangetroffen tijdens de werkzaamheden. Wel dient er altijd rekening te worden gehouden met zogenaamde toevalsvondsten. Hiervan dient men melding te maken bij het bevoegd gezag.
4.11 Eindconclusie
Op basis van de onderzochte informatie worden geen bijzondere belemmeringen verwacht voor de vaststelling van het bestemmingsplan ten aanzien van de milieu- en overige aspecten wanneer rekening wordt gehouden met de volgende aandachtspunten:
- een vergunning moet worden aangevraagd voor de aanleg van een nieuwe watergang ten zuiden van de beoogde woningen en voor werkzaamheden in de beschermingszone van de regionale waterkering.
- tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen om verstoring van broedvogels te voorkomen. Een deskundige kan bepalen of er daadwerkelijk broedvogels broeden;
- het college dient hogere grenswaarden vast te stellen vanwege overschrijding van de voorkeursgrenswaarde wegverkeerslawaai door verkeer op de N915 en A15;
- aanbevolen wordt de aangetroffen puinfundatie te ontgraven, te zeven en de puinhoudende grond te toetsen op hergebruiksmogelijkheden;
- van eventuele archeologische toevalsvondsten dient melding te worden gemaakt bij het bevoegd gezag.
Hoofdstuk 5 Juridische Plantoelichting
In dit hoofdstuk is uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe de juridische regeling is vormgegeven.
5.1 Algemeen
Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling.
De planopzet biedt enige flexibiliteit voor de beoogde herinrichting en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het plan vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd op de verbeelding en in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.
Ingevolge de Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening (Rsro) dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en gepresenteerd te worden en tevens digitaal uitwisselbaar gemaakt te worden. Er is een aantal standaarden door het Ministerie van VROM ontwikkeld, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan is van deze standaarden voor zover van toepassing gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De regeling is tevens afgestemd op het gemeentelijk handboek voor bestemmingsplannen en het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied'.
5.2 Opbouw Regels
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan (zie paragraaf 5.3). Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.
5.3 De Bestemmingen
Agrarisch
De bestaande agrarische gronden ten oosten van de nieuwe woning zijn conform het vigerende bestemmingsplan voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. De aanwezige bebouwing/kassen zijn hierbij wegbestemd. De nadere aanduiding 'glastuinbouw' die in het bestemmingsplan 'Buitengebied' is opgenomen zal hiervoor niet meer worden opgenomen in dit bestemmingsplan.
Tuin
Op de gronden waar erfbebouwing niet wenselijk is, om de openheid te behouden, is de bestemming 'Tuin' opgenomen. Erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan. Grenzend aan de voorgevels van aanliggende woningen zijn tevens (delen van) erkers binnen deze bestemming toegestaan. Alleen ter plaatse van de functieaanduiding 'ontsluiting' is een ontsluiting(sweg) toegestaan ten behoeve van de twee woningen en het achterliggende agrarische perceel.
Water
De beoogde watergang die als scheiding zal fungeren tussen het erf met de twee woningen en de agrarische gronden ten zuiden daarvan, is voorzien van de bestemming 'Water'. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen die ten dienste staan van de bestemming, zoals kademuren en duikers zijn toegestaan.
Wonen
De nieuwe vrijstaande woningen zijn voorzien van de passende bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak toegekend waarbinnen het hoofdgebouw is toegestaan. Voor de woning geldt een maximale inhoudsmaat van 650 m3. De bestemming biedt daarnaast ruimte tot het realiseren van bijbehorende gebouwen, tuinen en erven. Daarnaast zijn er in de regels bepalingen opgenomen ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de woningen. Naast de woonfunctie is beroepsuitoefening aan huis onder bepaalde voorwaarden toegestaan.
Om verder te borgen dat het plangebied wordt ingericht zoals dat met het kavelpaspoort is beoogd, is in de bouwregels een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Een omgevingsvergunning voor de bouw van de eerste woning kan alleen worden verleend wanneer het plangebied conform de kaart in het kavelpaspoort is ingericht. Deze kaart is opgenomen als bijlage 1 bij de regels.
Waarde - Archeologie 2
Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, is de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 2' opgenomen, afgestemd op het gemeentelijk archeologiebeleid. Voor deze gronden geldt dat bouwen en een aantal genoemde werken en werkzaamheden, waarbij archeologische waarden in het geding kunnen zijn, slechts mogelijk zijn na voorafgaande toetsing door het bevoegd gezag aan de archeologische waarden. Belangrijk hierbij is dat uitgegaan wordt van het huidige maaiveld, dus voor een eventueel noodzakelijke ophoging.
Waterstaat - Waterkering
In verband met de aanwezigheid van een waterkering in het plangebied (Pruimendijk) is op de tuinbestemming aan de noordoostzijde van het plangebied en op de agrarische bestemming aan de oostzijde van het plangebied de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gelegd. Het dijklichaam wordt door middel van deze dubbelbestemming beschermd terwijl de binnenste beschermingszone van de dijk beschermd wordt door de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels. Een aanvullende bescherming wordt geboden door het Keur van het waterschap Hollandse Delta.
5.4 Aanduidingen
'Polder oud reyerwaard, rijsoord/geerlaan west, bolnes zuid, oostendam'
In het bestemmingsplan is overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan de gebiedsaanduiding 'overige zone - polder oud reyerwaard, rijsoord/geerlaan west, bolnes zuid, oostendam' opgenomen. Gekozen is om deze gebiedsaanduiding ook in dit bestemmingsplan op te nemen, ten behoeve van de bescherming van het behoud, herstel en de ontwikkeling van de in het gebied aanwezige natuur, landschaps- en cultuurhistorische waarden. De in het vigerende bestemming opgenomen mogelijkheden voor nevenfuncties bij bouwvlakken van agrarische bedrijven zijn niet meer opgenomen aangezien de agrarische bebouwing wordt gesloopt en de bouwvlakken vervallen.
'vrijwaringszone - dijk'
De binnenste beschermingszone van de dijk wordt beschermd door de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’. De bescherming van de dijk en de binnenste beschermingszone is vormgegeven door een beperking van de ter plaatse geldende bouwregels.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De uitvoering en kosten van het voornemen berusten volledig bij de initiatiefnemer. Met de gemeente Ridderkerk is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is geregeld dat de eventuele uitgekeerde (tegemoetkomingen in) planschade door de initiatiefnemer aan de gemeente worden vergoed. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Vooroverleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan is op 8 augustus 2017 toegestuurd aan de volgende instanties in het kader van vooroverleg (artikel 3.1.1 Bro):
- 1. Waterschap Hollands Delta
- 2. Oasen
- 3. Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht
- 4. Milieudienst DCMR
- 5. Veiligheidsregio Rotterdam (VRR)
- 6. Provincie Zuid Holland
Reacties zijn ontvangen van Waterschap Hollands Delta (1), gemeente Hendrik-Ido-Ambacht (3) en de Veiligheidsregio (5). Waterschap Hollands Delta heeft telefonisch meegedeeld geen opmerkingen te hebben op het plan. De gemeente Hendrik-Ido-Ambacht heeft per email aangegeven geen formele reactie in te gaan dienen. De Veiligheidsregio heeft per brief gereageerd. Deze reactie is hieronder samengevat en beantwoord.
5. Veiligheidsregio Rotterdam (VRR)
De Veiligheidsregio heeft het volgende advies uitgebracht:
'Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website “www.rijnmondveilig.nl” vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.'
Reactie gemeente
Het advies wordt verwerkt in de paragraaf voor externe veiligheid.
6.2.2 Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan 'Ruimte voor ruimte Pruimendijk 228-A' heeft van 24 november 2017 tot en met 4 januari 2018 ter inzage gelegen. Tijdens de termijn is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is hieronder samengevat en beantwoord.
Samenvatting en beantwoording zienswijze 1 ingediend d.d. 3 januari 2018 door een inwoner van de gemeente Ridderkerk
- 1. Er worden problemen ervaren met het verkeer rondom het huis, het parkeren op de inritten en het platform. De auto is daardoor al verschillende malen aangereden. Bij de laatste aanrijding is deze total loss verklaard (hiervoor loopt nog een hoger beroep). De auto is weggesleept. Verderop in de zienswijze is opgemerkt dat er ook twee banden lek gestoken waren.
- 2. Er worden verschillende lichamelijke klachten genoemd. Een klacht is ontstaan door x-straling bij de tandarts. Een andere klacht zou zijn veroorzaakt door het spuiten van kalk en krijt op de kassen. Door de hogedrukspuit zou gehoorschade ontstaan zijn.
- 3. Op de zienswijze zijn ook verschillende opmerkingen geplaatst:
- a. Er is opgemerkt dat bij de reconstructie van de dijk door het waterschap de problemen zijn ontstaan. Het eerste bezwaarschrift is in 1995 ingediend.
- b. De oorspronkelijke inrit tot de school ligt bij huisnummer 214.
- c. De inrit naar de tuinderij (vroeger Van Kooten, nu Hofland) ligt bij Keukens Verveer.
- 4. In de zienswijze is ook een brief opgenomen, verstuurd aan het CBR afdeling rijsgeschiktheid. In deze brief worden de eerder genoemde gezondheidsklachten beschreven. In de brief wordt opgemerkt dat de woning een monument is. Deze is ingeschreven bij de monumentenwacht onder nummer 2615.
- 5. Daarnaast zijn verschillende foto's en krantenknipsels meegestuurd.
Beantwoording gemeente
- 1. In het verleden zijn door appellante al verschillende malen beroepszaken gevoerd tegen ruimtelijke plannen rondom haar woning, namelijk tegen de vaststelling van de 10e wijziging van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Oost (201100627/1/R4, datum uitspraak 30 mei 2012), de vaststelling van het bestemmingsplan Oostendam (201400801/1/R4, uitspraak 5 november 2014) en de vaststelling van het bestemmingsplan Buitengebied Ridderkerk (201505599/1/R4, tussenuitspraak 16 maart 2016).
Kern van de verschillende beroepen was dat het verkeer, en dan met name het (vracht)verkeer van het glastuinbouwbedrijf achter haar woning, schade zou veroorzaken aan de woning. Tijdens de verschillende beroepsprocedures is echter niet aannemelijk gemaakt dat de schade aan het huis daadwerkelijk ontstaat door het (vracht)verkeer van de bedrijven of het verkeer over de Pruimendijk. De verschillende beroepen zijn dan ook ongegrond verklaard.
De beëindiging van het glastuinbouwbedrijf zal echter zorgen voor een afname van het vrachtverkeer. Het glastuinbouwbedrijf achter de woning genereert namelijk circa 8 vrachtverkeersbewegingen per dag. Door het omzetten naar woningen zal dit vrachtverkeer worden beëindigd. Er zal enkel nog sprake zijn van woonverkeer.
Gelet hierop leidt de vaststelling van dit bestemmingsplan uiteindelijk tot een betere ruimtelijke kwaliteit.
- 2. De genoemde lichamelijke klachten hebben geen relatie met het voorliggende bestemmingsplan.
- 3. Een reactie op de genoemde opmerkingen volgt hieronder.
- a. De reconstructie van de dijk maakt geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
- b. De inrit naast huisnummer 214 is privé-eigendom, en inmiddels in gebruik als tuin. De inrit naast de woning Pruimendijk 228 wordt al gebruikt als inrit. Het is dan ook logisch om deze te blijven gebruiken als inrit voor de twee nieuw te bouwen woningen.
- c. De vroegere inrit bij Keukens Verveer (Pruimendijk 236) is inmiddels privé-eigendom, en in gebruik als tuin. Deze inrit is dan ook niet te gebruiken als toegang tot de nieuw te bouwen woningen.
- 4. De woning is niet aangemerkt als rijks- of gemeentelijk monument. Ook is het niet aangemerkt als beeldbepalend pand.
- 5. De overige meegestuurde krantenknipsels en foto's hebben geen directe relatie met het bestemmingsplan. Deze worden dan ook ter kennisgeving aangenomen.
Conclusie
De ingediende zienswijze leidt niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Overlegpartners
Het ontwerpbestemmingsplan is daarnaast toegestuurd aan de volgende overlegpartners:
- 1. Waterschap Hollands Delta
- 2. Oasen
- 3. Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht
- 4. Milieudienst DCMR
- 5. Veiligheidsregio Rotterdam (VRR)
- 6. Provincie Zuid-Holland
De organisaties onder 1, 3 en 5 hebben gereageerd op het plan. Hieronder staat hun reactie en de beantwoording van de gemeente.
1. Waterschap Holland Delta
Het Waterschap Hollands Delta heeft per e-mail (ontvangen op 15-12-2017) de volgende opmerkingen gestuurd op het plan:
- 1. Daar werkzaamheden in de nabijheid van een waterkering en verschillende oppervlaktewaterlichamen plaatsvindt dient er voor de werkzaamheden een watervergunning te worden aangevraagd.
- 2. Voor de twee woningen zal in verband met perceelontsluiting waarschijnlijk een oprit worden aangelegd. Daar de Pruimendijk een weg is in eigendom en in beheer bij het waterschap zal voor deze werkzaamheden een wegenvergunning moeten worden aangevraagd (deze is te combineren met de aanvraag watervergunning).
- 3. Een heel klein deel van het glastuinbouwobject bevindt zich binnen de beschermingszone van een boezemkering/compartimenteringskering. Tijdens het bouwen van de twee woningen dient rekening te worden gehouden met het profiel van vrije ruimte dat moet worden vrijgehouden voor eventuele dijkversterkingen in de toekomst.
- 4. Tijdens de inrichting van het perceel dient rekening te worden gehouden met het volgende: voor het Waaltje is in 2001 een specifieke beleidsregel in werking getreden ten behoeve van het behoud van deze voorraadboezem. Deze beleidsregel schrijft een aantal specifieke eisen voor waaronder:
- a. het behoud van de huidige oever (oever mag niet “rechtgetrokken” worden);
- b. bestaande rietoevers mogen niet zonder vergunning worden verwijderd;
- c. etc.
Deze zaken staan grotendeels omschreven in het aangeboden ontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft hier verder geen aanvullingen op.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de reactie van het Waterschap ter kennisgeving aan.
3. Gemeente Hendrik-Ido-Ambacht
De gemeente Hendrick-Ido-Ambacht geeft aan geen reden te zien om een formele reactie te geven als zienswijze.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de reactie van de gemeente Hendrik-Ido-Ambacht ter kennisgeving aan.
5. Veiligheidsregio VRR
De Veiligheidsregio heeft per brief (kenmerk 1299422) de gemeente laten weten dat zij akkoord is met de wijze waarop haar vooroverlegreactie is verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Reactie gemeente
De gemeente neemt de reactie van de VRR ter kennisgeving aan.
Ambtshalve wijziging
Artikel 6 'Wonen - 1' is op één punt aangepast. Dit is gedaan om het plan in overeenstemming te krijgen met het kavelpaspoort. De volgende wijziging is doorgevoerd:
- Artikel 6.2.2 lid b: de goothoogte van aan- en uitbouwen is verlaagd van 4 naar 3,5 meter. De goothoogte van aan- en uitbouwen is nu gelijk aan die van het hoofdgebouw.
Bijlage 1 Kaart Kavelpaspoort Hofland
Bijlage 1 Kaart kavelpaspoort Hofland
Bijlage 1 Kavelpaspoort Pruimendijk 228a
Bijlage 1 Kavelpaspoort Pruimendijk 228A
Bijlage 2 Quickscan Beschermde Planten- En Diersoorten
Bijlage 2 Quickscan beschermde planten- en diersoorten
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Timmerbedrijf Alderliesten
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek timmerbedrijf Alderliesten
Bijlage 5 Bodem- En Asbestonderzoek Pruimendijk
Bijlage 5 Bodem- en asbestonderzoek Pruimendijk
Bijlage 6 Archeologisch Vooronderzoek
Bijlage 6 Archeologisch vooronderzoek