Ridderkerk Centrum
Beheersverordening - gemeente Ridderkerk
Vastgesteld op 17-10-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 verordening
de beheersverordening 'Ridderkerk Centrum' van de gemeente Ridderkerk.
1.2 verordeningsgebied
het gebied waarop deze verordening van toepassing is, zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0597.BVCENTRUM2013-VG01 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 besluitvlak
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of bebouwen van deze gronden.
1.4 bestaand legale functies
functies die krachtens een omgevingsvergunning voor het gebruik kunnen worden uitgeoefend.
1.5 bestaande legale bouwwerken
bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening:
- a. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- b. nog kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
1.6 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels
In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:
- a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden geldt:
- b. in aanvulling op het bepaalde onder a geldt voor de in het gebied aanwezige archeologische waarden die zijn vastgelegd op de provinciale archeologische waardenkaart de regeling zoals opgenomen in Bijlage 5 van de regels;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de wijzigingsbevoegdheden zoals opgenomen in Bijlage1 en Bijlage 3 niet van toepassing;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a, zijn de bevoegdheden om nadere eisen te stellen zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 3 niet van toepassing;
- e. in afwijking van het bepaalde onder a, is de procedurele bepaling zoals opgenomen in artikel 24 lid b zoals opgenomen in Bijlage 1 en Bijlage 3 niet van toepassing;
- f. daar waar in Bijlage 1 en Bijlage 3 'aanlegvergunning' staat wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
- g. daar waar in Bijlage 1 en Bijlage 3 'vrijstelling' staat, wordt gelezen: 'afwijking'.
Artikel 3 Aanvullende Bouw- En Gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in artikel 2 geldt in het verordeningsgebied, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in artikel 2 is geregeld, het volgende:
- a. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
- b. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.
Artikel 4 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.
Artikel 5 Citeertitel
De beheersverordening wordt aangehaald als: 'Beheersverordening Ridderkerk Centrum'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 De Beheersverordening
Conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeente Ridderkerk bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor het gebied Ridderkerk-Centrum en Ridderkerk Centrum-noord zijn de vigerende bestemmingsplannen nog niet geactualiseerd.
Om aan de actualiseringsplicht te voldoen, bestaat als alternatief voor een nieuw bestemmingsplan de mogelijkheid een beheersverordening op te stellen. Dit instrument leent zich voor situaties waarbij redelijkerwijs geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien of waarbij onduidelijk is op welke termijn ruimtelijke ontwikkelingen verwacht (kunnen) worden. Voor die situaties legt een beheersverordening de ruimtelijke mogelijkheden uit de vigerende bestemmingsplannen vast en blijven ook alle legale situaties toegestaan die van die vigerende plannen afwijken. Aangezien de vigerende regelingen voor de komende jaren afdoende ruimte bieden voor kleinschalige ontwikkelingen, is een beheersverordening voor dit gebied een goed instrument om over een actueel planologisch kader te beschikken.
Een nadere toelichting op het instrument 'beheersverordening' en de keuze hiervoor is opgenomen in paragraaf 3.2. Hierin wordt tevens ingegaan op het type beheersverordening dat voor dit gebied is gekozen.
1.2 Ligging Verordeningsgebied
De exacte ligging en begrenzing van het verordeningsgebied is weergegeven in figuur 1.1.
1.3 Vigerende Plannen
In het verordeningsgebied zijn de volgende plannen van kracht:
- Bestemmingsplan Centrum (vastgesteld d.d. 30 maart 1992, goedgekeurd d.d. 18 augustus 1992);
- Bestemmingsplan Centrum-noord (vastgesteld op 27 januari 2003, goedgekeurd d.d. 12 mei 2003).
Deze plannen komen, zoals in de Wro is bepaald en voor zover in het verordeningsgebied gelegen, bij inwerkingtreding van de beheersverordening te vervallen.
1.4 Leeswijzer
De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:
- in hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het verordeningsgebied gegeven;
- in hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze verordening hoort;
- in hoofdstuk 4 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
- in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de relevante sectorale aspecten;
- in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van de verordening.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Centrum
Het verordeningsgebied bestaat uit het centrum van Ridderkerk. In het centrum is het hoofdwinkelgebied gevestigd rond het St. Jorisplein. Kenmerkend voor de ruimtelijke structuur is het buitengebeuren met het centrale plein, de straatgewijze uitlopers ervan en het daaromheen lopende circuit van overdekte winkelstraten welke de radiaalstructuur van het buitengebeuren snijdt. Ten noorden van het St. Jorisplein ligt het Koningsplein. Een groot deel van het gebied is inmiddels gerealiseerd. Het Koningsplein vormt een overgang van het meer stedelijke gedeelte van het centrum naar het daarachter gelegen kleinschalige woonmilieu dat aansluit op de omliggende wijk. Het kenmerkt zich door een dorpsachtige karakter met grondgebonden woningen en smalle straatjes. Voor het gebied ten oosten van het Koningsplein zijn de ontwikkelingen nog in volle gang. Hiertoe wordt een afzonderlijke bestemmingsplan opgesteld.
Ten oosten van het winkelcentrum ligt de historische kern, gelegen op de ontmoeting van de rivierdijk en de lagendijk, beide belangrijke bebouwingslinten, bij de voormalige haven. De historische kern, bestaande uit een zogenaamde kerkring, gelegen nabij de dijk en de haven is qua opbouw verwant aan de vorm van veel dorpskernen op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Rondom de kerk zijn een aantal horecagelegenheden gevestigd.
Aan de westkant van het winkelcentrum neemt de oude begraafplaats een belangrijke locatie in.
Hoofdstuk 3 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.
3.2 Keuze Voor Beheersverordening
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing).
De Wro heeft een bovengrens gesteld voor gebieden waarvoor de verordening kan worden toegepast. Een beheersverordening vormt namelijk een beheerregeling voor het bestaand gebruik voor een gebied waarin geen ruimtelijke ontwikkelingen zijn voorzien binnen de horizon van de verordening. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor planologische ruimte. Dit betekent dat de beheersverordening kan worden ingezet voor gebieden waar op korte en middellange termijn (circa de komende 10 jaar) geen ontwikkelingen worden verwacht die afbreuk doen aan het bestaande straat- en functiebeeld van het betreffende gebied. Naast de bestaande situatie, kan de beheersverordening ook voorzien in planologische ruimte, zolang hiermee geen ruimtelijke ontwikkeling ontstaat.
De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wro. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen. Actueel wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld.
De gemeente kiest er voor om voor het centrum een beheersverordening vast te stellen. Deze beheersverordening heeft tot doel de bestaande situatie te beheren.
Gebleken is dat het huidige planologische kader van onderhavig beheersgebied nog voldoende actueel is. Binnen deze regeling worden geen ongewenste ontwikkelingen en mogelijkheden geboden. Er is daarom voor gekozen uit te gaan van de planologische mogelijkheden zoals nu in de vigerende bestemmingsplannen zijn opgenomen.
3.3 Uitleg Van De Regeling
3.3.1 Uitgangspunten van de regeling
De beheersverordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
- beheer van de bestaande legale situatie (gebruik en bouwen);
- (in principe) het behoud van de planologische ruimte zoals deze in de geldende plannen is opgenomen en de in de tussentijd verleende ontheffingen/afwijkingen.
Zowel het behoud van de bestaande situatie als het behoud van de planologische ruimte vormen de onderlegger voor de beheersverordening. Om de planologische ruimte uit de vigerende plannen in deze verordening over te nemen, is de regeling uit de vigerende plannen in deze verordening overgenomen.
In de regeling is expliciet bepaald dat indien de bestaande legale situatie afwijkt van hetgeen op het kaartbeeld en/of in de regels is bepaald, de bestaande legale situatie alsnog is toegestaan.
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is een aantal termen die gebruikt werden in de voorgaande bestemmingsplannen niet meer actueel. In plaats van een 'aanlegvergunning', wordt nu gesproken van een 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden' en in plaats van een ontheffing of vrijstelling, is nu sprake van een afwijking. De inhoud en de bedoeling van de regels wijzigen echter niet, er is sprake van een nieuwe naam van de vergunningen. In deze verordening is aangegeven hoe deze vergunningen nu moeten worden gelezen.
3.3.2 Bestemmingsplan Centrum en Centrum-noord
De vigerende bestemmingsplannen 'Centrum' en 'Centrum-noord' dienen als basisplannen die binnen het verordeningsgebied vigeren. De regelingen en bijbehorende kaarten zijn om die reden in artikel 2 vastgelegd en opgenomen als bijlage bij de regels van deze verordening.
Wijzigingsbevoegdheden uit de vigerende plannen kunnen binnen een beheersverordening echter niet worden overgenomen. Voor wijzigingsbevoegdheden geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument. De wijzigingsbevoegdheden zijn daarom uitgesloten via artikel 2. Hetzelfde geldt voor nadere eisen. De wet staat niet toe dat de verordening een dergelijke regeling bevat.
Uitgewerkte wijzigingsplannen kunnen wel als zodanig opgenomen worden in de beheersverordening. Echter, binnen het verordeningsgebied zijn de afgelopen planperiode geen wijzigingsplannen opgesteld.
3.3.3 Overige legale situaties
Situaties die niet voldoen aan de ter plaatse geldende regeling, maar wel legaal tot stand gekomen zijn, blijven eveneens toegestaan. Dit is bepaald in artikel 3.
Het kan daarbij gaan om zowel bouw- als gebruiksmogelijkheden overeenkomstig een eerder doorlopen ruimtelijke procedure, zoals artikel 19 WRO procedures.
Voor de volgende ontwikkelingen is een ruimtelijke procedure doorlopen:
- Bouw van het gemeentehuis (art. 19 lid 1 WRO) (vervolgens opgenomen in bestemmingsplan Centrum-Noord);
- Bouwplan Sint Jorisplein 47-48 (art. 19 lid 2 WRO);
- Het, naast de maatschappelijke functie, toestaan van de functie 'kantoren' aan de Verlengde Kerkweg 25 (Wabo art. 2.12 lid 1 onder a);
- Uitbreiding winkel en bouwen bedrijfswoning Lagendijk 99 (art. 19 WRO).
Horeca
Na vaststelling van het bestemmingsplan Centrum en voor vaststelling van het bestemmingsplan Centrum-noord heeft de gemeente nieuw horecabeleid vastgesteld. De Nota Horecabeleid is opgesteld om de vestiging van horecagelegenheden op ongewenste locaties tegen te gaan en daar waar het gewenst is de horecafunctie te versterken. Om dit beleid te borgen heeft de gemeenteraad op 23 april 2001 het 'parapluplan horecabeleid' vastgesteld. Dit parapluplan blijft na vaststelling van deze beheersverordening onverminderd van kracht.
Archeologische waarden
Na vaststelling van het bestemmingsplan Centrum en Centrum-noord is nieuw archeologisch beleid opgesteld door de provincie Zuid-Holland.
De nadere onderbouwing van dit sectorale aspect is opgenomen in paragraaf 5.2, waaruit blijkt dat binnen het verordeningsgebied de volgende verwachtingszones voorkomen:
- zeer grote kans op archeologische sporen;
- redelijk tot grote kans op archeologische sporen.
De bijbehorende regels die op basis van deze verwachtingswaarde van toepassing zijn, zijn opgenomen in Bijlage 5 van de regels. Deze zijn verankerd in artikel 2 sub b. Deze regeling ter bescherming van de archeologische (verwachtings)waarden geldt ter aanvulling op de bovengenoemde regelingen.
Overgangsregels
Deze beheersverordening kent geen overgangsregels. Dit wordt niet nodig geacht omdat al het legale gebruik en alle legale bouwwerken expliciet zijn toegestaan in deze verordening via artikel 3.
3.4 Aanvullende Ruimtelijke Instrumenten
De beheersverordening is slechts één van de beschikbare instrumenten voor het ruimtelijke beheer van het verordeningsgebied en kan niet los worden gezien van de andere instrumenten die ook voor het beheer kunnen worden benut. Het gaat daarbij om het volgende:
- het welstandstoezicht;
- het vergunningvrij bouwen;
- de planologische kruimelgevallen;
- omgevingsvergunning voor afwijken van de beheersverordening te voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, ook wel de planologische omgevingsvergunning genoemd.
3.4.1 Welstandstoezicht
In het kader van het welstandstoezicht wordt het uiterlijk van een bouwwerk beoordeeld aan de hand van de zogenaamde redelijke eisen van welstand. Deze eisen zijn voor het verordeningsgebied vastgelegd in de gemeentelijke welstandsnota. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwactiviteiten wordt getoetst aan de welstandseisen. Daarmee is het welstandstoezicht een instrument voor het beheer van de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, net zoals de beheersverordening of een bestemmingsplan. Daarnaast is er een vastgesteld beeldkwaliteitplan voor het Koningsplein en omgeving van kracht.
3.4.2 Het vergunningvrij bouwen
In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) zijn bouw- en gebruiksactiviteiten opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen twee categorieën van vergunningvrije activiteiten:
- de geheel vergunningvrije activiteiten uit artikel 2 van Bijlage II, die niet binnen een bestemmingsplan of beheersverordening hoeven te passen, zoals aan- of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, zonnepanelen, vlaggenmasten, erfafscheidingen, nutsgebouwtjes, dakkapellen, antenne-installaties, straatmeubilair, containers voor huisvuil en installaties voor het regelen van het verkeer;
- de activiteiten uit artikel 3 van bijlage II, die alleen vergunningvrij zijn als zij passen binnen een bestemmingsplan of beheersverordening, zoals bouwwerken op het achtererf die niet hoger zijn dan 5.00 m, openbare speeltoestellen en onder omstandigheden veranderingen aan bouwwerken.
Voor beide categorieën gelden enkele uitzonderingen op het vergunningvrij bouwen.
Voor de vergunningvrije activiteiten uit bijlage II, artikel 2 is geen procedure van toepassing. Deze kunnen zonder meer worden uitgevoerd. Voor activiteiten uit bijlage II artikel 3, is een procedure voor het gebruik van toepassing.
3.4.3 Planologische kruimelgevallen
In bijlage II van het Bor zijn ook de zogenaamde planologische kruimelgevallen opgenomen. Het gaat om zogenaamde bijbehorende bouwwerken, die groter zijn dan de bouwvergunningvrije bouwwerken, infrastructurele en nutsvoorzieningen, antennes tot 40 m, duurzame energie-installaties, evenementen en gebruiksveranderingen tot maximaal 1.500 m2 binnen de bebouwde kom, inclusief inpandige bouwactiviteiten.
Voor de activiteiten die via kruimelgevallenregeling mogelijk kunnen worden gemaakt geldt de reguliere voorbereidingsprocedure van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betekent dat er een beslistermijn van 8 weken geldt na ontvangst van de aanvraag. Nadat de vergunning is verleend staat tegen de vergunning bezwaar en beroep open.
3.4.4 Planologische omgevingsvergunning
Voor - de op dit moment - onvoorziene ontwikkelingen, die niet met de voorgaande instrumenten zijn in te passen, biedt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de mogelijkheid van de beheersverordening af te wijken. Dit kan alleen als wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Mocht zich gedurende de looptijd van een plan zodoende een situatie voordoen die niet in de beheersverordening is in te passen, en ook niet met voorgaande instrumenten kan worden toegestaan, zal deze situatie worden beoordeeld in het kader van de gevolgen die de betreffende ontwikkeling voor de ruimtelijke kwaliteit heeft.
Voor het bouwen/gebruiken met een ruimtelijke onderbouwing geldt de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Deze procedure omvat een termijn waarin de ontwerpvergunning ter inzage wordt gelegd en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. De procedure heeft een beloop van 6 maanden. Nadat de vergunning is verleend staat hiertegen direct beroep open.
3.4.5 Toepassing van de instrumenten in aanvulling op de beheersverordening
Bij het opstellen van de Beheersverordening 'Centrum' is rekening gehouden met de mate waarin de bovengenoemde instrumenten kunnen worden ingezet in het verordeningsgebied. Gelet op de mogelijkheden die het vergunningvrij bouwen biedt en met name ook de planologische kruimelgevallen, is ervoor gekozen bepaalde bouw- en gebruiksmogelijkheden niet in de beheersverordening op te nemen.
Bij deze keuze heeft de strekking van het instrument de beheersverordening een belangrijke rol gespeeld. De beheersverordening is bedoeld om de bestaande situatie te beheren. Op het moment dat zich een geval voordoet die niet als passend binnen de 'bestaande situatie' kan worden beschouwd, kunnen de eerder genoemde alternatieve instrumenten worden ingezet. Voorbeelden van activiteiten waarvan wordt verwacht dat deze in het gebied zullen voorkomen zijn:
- vergunningvrij bouwen van algemene voorzieningen, zoals vuilcontainers, straatmeubilair, etc;
- gebruiksveranderingen via de kruimelgevallenregeling.
Het vergunningvrij bouwen is een wettelijk recht. De gemeente kan hier geen invloed op uitoefenen. Dit is anders voor de activiteiten uit de kruimelgevallenregeling. Deze activiteiten moet de gemeente eerst goedkeuren voordat deze kunnen worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 4 Beleidsaspecten
4.1 Inleiding
In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening - voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden - is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.
4.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (13 maart 2012)
Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor Ridderkerk relevante belangen zijn:
- een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
- een robuust hoofdnetwerk van weg en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
- het in stand houden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen;
- betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem van weg en vaarwegen;
- ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
- verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
- ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
- ruimte voor behoud en versterking van (inter-)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
- zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.
Deze belangen zijn vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Barro (voorheen AMvB Ruimte) bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart) en Erfgoed (Unesco).
Het Barro bevat geen bepalingen die een specifieke opdracht betekenen voor het Centrum.
4.3 Provinciaal Beleid
Provinciale Structuurvisie
In deze 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie. Daarnaast is er een doorkijk naar 2040.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
Visie op Zuid-Holland is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Verordening Ruimte
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Het volgende artikel is relevant voor deze beheersverordening:
Artikel 2 Contouren
Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen. Er is rekening gehouden met de vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.
Het verordeningsgebied is binnen de contour gelegen en maakt bovendien geen extra verstedelijking mogelijk. Deze beheersverordening is om die reden in overeenstemming met de provinciale verordening.
Actualisering Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (januari 2013)
De actualiseringen van de Provinciale structuurvisie en Verordening Ruimte (tot en met januari 2013) bevat geen relevante passages en artikelen waarmee in deze beheersverordening specifiek rekening dient te worden gehouden.
4.4 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Ridderkerk 2020
Als belangrijke kernkwaliteit van Ridderkerk wordt aangegeven dat de Ridderkerker in de gemeente zelf kan wonen en werken. Om dit te faciliteren heeft de gemeente een 8-tal uitdagingen geformuleerd:
- Woningen bouwen voor alle doelgroepen.
- Verouderde woningen renoveren of slopen;
- Zorgen dat er voldoende werkgelegenheid aanwezig blijft;
- Zorgen dat er voldoende personeel is;
- Goede fiets- en openbaar vervoervoorzieningen aanleggen;
- De sociale samenhang in de buurten en wijken versterken;
- Zorgen dat er voldoende voorzieningen blijven;
- Ridderkerk duurzamer maken en de milieuoverlast verminderen.
Het verordeningsgebied is op de visie kaart aangegeven als 'Een ondernemende kern'. Uitgangspunt is dat de Ridderkerkse economie wordt versterkt. De samenwerking tussen ondernemers, onderwijs en overheid wordt vergroot. Deze locaties bieden kansen voor aantrekkelijke woon- en werkmilieus. Ter hoogte van Bolnes en Slikkerveer wordt tussen De Noord en de Ringdijk ruimte geboden aan kleinschalige woon- en werkcomplexen. De afronding van het Koningsplein valt niet binnen het bereik van deze verordening. Voor de komende 10 jaar zijn er geen concrete voorstellen voor het centrum/verordeningsgebied geformuleerd.
Hoofdstuk 5 Sectorale Aspecten
5.1 Inleiding
In het kader van de beheersverordening heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie met de bestaande kwaliteit. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving.
5.2 Archeologie
Toetsingskader: Monumentenwet 1988
Onderzoek en conclusie
Op grond van de Monumentenwet 1988 dient rekening te worden gehouden met aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten. Voor het verordeningsgebied geldt op basis van de provinciale waardenkaart voor de historische stadskern een zeer grote kans op archeologische sporen. Voor het overige gedeelte van het verordeningsgebied geldt een redelijk tot grote kans op archeologische sporen. Om deze waarden te beschermen is in de verordening een beschermde regeling opgenomen die ertoe leidt dat bij bodemwerkzaamheden vanaf een bepaalde diepte en/of omvang eerst archeologisch onderzoek dient plaats te vinden, voordat die werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Momenteel werkt de gemeente aan gemeentelijk archeologiebeleid. Dit beleid is nog niet in een dusdanig stadium dat dit vertaald kan worden in deze verordening. Zodra het gemeentelijke archeologiebeleid gereed is, zal zit in de ruimtelijke plannen verwerkt worden.
5.3 Bodem
Toetsingskader: Wet bodembescherming
Onderzoek en conclusie
In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Deze beheersverordening is gericht op instandhouding van de bestaande planologische situatie. Er wordt in de beheersverordening geen functiewijziging mogelijk gemaakt waarbij rekening moet worden gehouden met de bodemkwaliteit ter plaatse. Hierdoor is geen nader bodemonderzoek noodzakelijk. Het aspect bodem staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
5.4 Ecologie
Toetsingskader: Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet 1998
Onderzoek en conclusie
Er dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, de uitvoering van het plan niet in de weg staan. De beheersverordening staat geen ontwikkelingen toe, die een negatieve invloed hebben op de omliggende natuurgebieden of voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving. Vanuit ecologisch oogpunt zijn er geen bezwaren voor vaststelling van de beheersverordening.
5.5 Externe Veiligheid
Toetsingskader: Besluit externe veiligheid inrichtingen, Besluit externe veiligheid buisleidingen en Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Onderzoek en conclusie
In het verordeningsgebied zijn geen risicovolle inrichtingen gelegen. In de directe omgeving zijn wel twee risicovolle inrichtingen aanwezig. Het gaat hierbij om De Haan minerale oliën BV aan de Donkerslootweg en het Esso tankstation aan de Rotterdamseweg. Voor beide inrichtingen bedraagt het invloedsgebied 150 m. De afstand tot het verordeningsgebied is voor beide inrichtingen ruim 180 m. De invloedsgebieden van deze inrichtingen reiken dan ook niet tot het verordeningsgebied. Deze aanwezige risicovolle inrichtingen zijn dan ook niet van invloed op de veiligheidssituatie in het gebied.
Figuur 5.1 Risicobronnen in de nabijheid van het verordeningsgebied
In de nabijheid van het verordeningsgebied vindt daarnaast vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de buisleiding W-530. De hogedruk aardgasleiding beschikt over een effectafstand van 140 m. Omdat het verordeningsgebied op ten minste 300 m van de leiding is gelegen, reikt de effectafstand niet tot binnen het verordeningsgebied. De aanwezigheid van de leiding vormt dan ook geen belemmering voor de vaststelling van voorliggende beheersverordening.
Tevens vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Rijkswegen A15/A16. De rijkswegen beschikken conform het basisnet weg over een veiligheidszone van 66 m en een plasbrandaandachtsgebied van 30 m vanaf de buitenste wegrand. Het verordeningsgebied ligt op een grotere afstand van de rijkswegen. Nieuwe ontwikkelingen binnen de veiligheidszone of binnen het plasbrandaandachtsgebied worden niet mogelijk gemaakt. Het groepsrisico is in de huidige situatie kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De beheersverordening zorgt niet voor een toename van het groepsrisico. Het groepsrisico zal derhalve na vaststelling van de beheersverordening nog steeds minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedragen.
Het aspect externe veiligheid staat de vaststelling van de beheersverordening niet in de weg.
5.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader: grenswaarden uit de Wet milieubeheer en Besluit niet in betekenende mate (nibm)
Onderzoek en conclusie
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
5.7 Bedrijven En Milieuhinder
Toetsingskader: Richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)
Onderzoek en conclusie
In het verordeningsgebied zijn onder andere woningen, detailhandeldoeleinden, bedrijven met categorie 1 en 2, horecadoeleinden en maatschappelijke doeleinden aanwezig. De functies zijn reeds in de bestaande situatie aanwezig en passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Voor het aspect horeca heeft de gemeenteraad op 23 april 2001 het 'parapluplan horecabeleid' vastgesteld. Na vaststelling van deze beheersverordening blijft het parapluplan van kracht. De verschillende functies vormen geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening. In het verordeningsgebied worden dan geen (nieuwe) hinder veroorzakende of hinder gevoelige functies mogelijk gemaakt. Een nader onderzoek naar milieuhinder van bedrijvigheid en horeca is niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat er ter plaatse van de woningen in en rondom het verordeningsgebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de vaststelling van de beheersverordening dan ook niet in de weg.
5.8 Water
Toetsingskader: Waterwet/watertoets/Besluit ruimtelijke ordening
Onderzoek en conclusie
Het verordeningsgebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, dat verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.
De beheersverordening maakt geen ontwikkelingen mogelijk die voor een grote toename in verharding van het oppervlak zorgen. Het gebied is in de huidige situatie al grotendeels verhard. Watercompensatie is voor deze beheersverordening dan ook niet noodzakelijk. De beheersverordening heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundig systeem ter plaatse.
5.9 Conclusie
Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast, terwijl kleinschalige ruimtelijke wijzigingen mogelijk blijven binnen het bestaande planologische toelaatbare gebruik. Gezien het feit dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt binnen het verordeningsgebied heeft er een scan plaats gevonden naar de omgevingsaspecten. Geconcludeerd wordt dat geen van de omgevingsaspecten het vaststellen van de beheersverordening in de weg staan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening, zullen er aan de uitvoerbaarheid daarvan (met uitzondering van de ambtelijke kosten voor het opstellen en vaststellen van de verordening) dan ook geen kosten verbonden zijn. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is om die reden verzekerd.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De voorliggende beheersverordening legt de bestaande situatie vast en continueert zoveel mogelijk de vigerende (bestemmings)planregeling. Zoals in hoofdstuk 2 al aan de orde is gekomen, zijn er geen ontwikkelingen voor het verordeningsgebied voorzien. Ook zijn er geen particuliere initiatieven bekend die tot een ander inzicht ten aanzien van de planologische ruimte zouden moeten leiden. De maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beheersverordening is, gezien het voorgaande, verzekerd.
Bijlage 1 Voorschriften Bestemmingsplan Centrum
Bijlage 1 Voorschriften bestemmingsplan Centrum
Bijlage 2 Plankaarten Bestemmingsplan Centrum
Bijlage 2 Plankaarten bestemmingsplan Centrum
Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Centrum-noord
Bijlage 3 Voorschriften Bestemmingsplan Centrum-noord
Bijlage 4 Plankaart Bestemmingsplan Centrum-noord
Bijlage 4 Plankaart bestemmingsplan Centrum-noord