Nieuw Crooswijk II
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Onherroepelijk op 03-10-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II" van de gemeente Rotterdam.
1.2 Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Achtertuin
Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan tot aan de zijerfgrens.
1.6 Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.7 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen.
1.9 Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.10 Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.
1.11 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.12 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1001NwCrooswijk- met de bijbehorende regels.
1.14 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.16 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.17 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.
1.18 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.
1.19 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.20 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.21 Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.22 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.23 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.24 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.25 Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.26 Bijzondere objecten
- a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria);
- b. scholen en winkelcentra;
- c. hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;
- d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;
- e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen;
- f. een recreatieterrein:
- 1. een terrein voor langdurig verblijf van personen gedurende een gedeelte van een jaar, zoals camping;
- 2. een terrein voor kortstondig verblijf van grote groepen personen gedurende een gedeelte van de dag, zoals een speeltuin, een volkstuin, een sportveld of een openluchtzwembad;
- g. andere, met de bovengenoemde vergelijkbare objecten.
1.27 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.28 Dakterras
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.
1.29 Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).
1.30 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.31 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
1.32 Gestapelde woningen
Woningen, gestapeld met woningen (soms ook gestapeld met andere functies, welke dan in de bestemmingsomschrijving vermeld dienen te zijn).
1.33 Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.
1.34 Horeca
Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken.
1.35 Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.36 Kantoren
Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.
1.37 Kleinschalige speeltoestellen
Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter
1.38 Maaiveld
De hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing.
1.39 Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
1.40 Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.41 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel
De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.
1.42 Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.43 Peil (straat-)
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.44 Praktijkruimte
Een werkruimte, welke geen onderdeel uitmaakt van een woning.
1.45 Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
1.46 Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.
1.47 Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.
1.48 Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw, welke ruimte voor andere doeleinden dan wonen wordt gebruikt en zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
1.49 Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.50 Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.
1.51 Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.52 Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
1.53 Werkwoning
Woningen die voor ten hoogste de helft van het vloeroppervlak (tot een maximum van 150 m2) mogen worden gebruikt voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden, medische doeleinden, kinderopvang, (kunst)atelier, alsmede voor bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.54 Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.55 Wet ruimtelijke ordening
De wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.56 Winkel
Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen.
1.57 Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.58 Zijtuin
Tuingedeelte gelegen tussen de denkbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de voor- en achtergevel bouwgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.
2.6 de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
2.8 de perceelbreedte
de breedte van een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
De breedte wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel, danwel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Cultuur En Ontspanning - Speeltuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Cultuur en ontspanning - Speeltuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een speeltuin met de daarbij behorende voorzieningen;
- b. "Waarde - Archeologie - 4" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen op alle verdiepingen;
- b. winkels, uitsluitend op de begane grond;
- c. praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoren, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- e. horeca, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- f. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- g. een natuursteenbewerkingsbedrijf aan de Nieuwe Crooswijkseweg 58 (SBI-code 267.2);
- h. groen en water, ontsluitingswegen en -paden;
- i. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen op alle verdiepingen;
- b. bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
- c. praktijkruimten, uitsluitend op de begane grond;
- d. kantoren, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- e. showrooms, uitsluitend op de begane grond;
- f. kantoren, showrooms, maatschappelijke voorzieningen, gebouwde parkeervoorzieningen, uitsluitend op de begane grond aan de Linker Rottekade / hoek Crooswijksestraat;
- g. een garagebedrijf met benzineservicestation (zonder lpg) aan de Nieuwe Crooswijkseweg 79;
- h. groen en water, ontsluitingswegen en -paden;
- i. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 6 Groen
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer;
- d. een ondergrondse gebouwde parkeervoorziening, uitsluitend aan het Paradijshof (de gronden grenzend aan blok H);
- e. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde -Archeologie - 4", "Waterstaat - Waterkering" en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Maatschappelijk
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf;
- b. horeca in de vorm van een zalencentrum ter plaatse van de op de plankaart gegeven aanduiding;
- c. "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregel
Binnen de functies bedoeld onder a, is tevens horeca toegestaan ten dienste van en ondergeschikt binnen deze functies.
Artikel 8 Maatschappelijk - Begraafplaats
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - Begraafplaats" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats, met de daarbij behorende bouwwerken - zoals een crematorium -, paden, groen en water;
- b. "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
- c. "Leiding - Hoogspanning" (als bedoeld in Artikel 17) voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport " aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwde sportaccomodaties;
- b. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf;
- c. "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Erf
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
- b. gebouwde parkeervoorzieningen (geheel of ten dele ondergronds), ter plaatse waar zulks op de plankaart is aangegeven;
- c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- d. "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen;
- c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. uitkragingen van gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde -Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Verkeer - Wegverkeer
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
- b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
- c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. "Waarde - Archeologie - 3" en 'Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
- b. ligplaatsen ten behoeve van woonboten, uitsluitend ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- c. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
- d. "Leiding - Hoogspanning" als bedoeld in Artikel 18), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Wonen
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met de daarbij behorende (inpandige) bergingen en garageboxen;
- b. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde -Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
Onder bedrijven, als bedoeld in het eerste lid, worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met uitzondering van het timmerbedrijf aan de Tamboerstraat 12 dat ingedeeld kan worden in categorie 3.
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
- b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1terzake van de toegestane bedrijven, ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven die, gehoord de milieudeskundige, daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 16 Woongebied
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Woongebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen / werkwoningen op alle verdiepingen;
- b. praktijkruimten, kantoren;
- c. bedrijven, winkels en maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- d. een parkeergarage ter plaatse van een zodanige aanduiding op de plankaart;
- e. groen, water, tuin, erf, ontsluitingswegen en -paden;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" en "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
16.2 Bouwregels
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.7 sub d voor gebouwde parkeervoorzieningen in die zin dat de maximum bouwdiepte vergroot mag worden tot 35 meter, indien zulks noodzakelijk is om te kunnen voldoen aan de parkeereis op grond van de bouwverordening.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 16.2.9 ten aanzien van de functie "maatschappelijke voorzieningen", indien uit nader akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op het begane grondniveau niet hoger is dan 58 dB.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4.1 voor functieverandering van een bepaald bouwperceel ingeval de oorspronkelijke functie geheel of ten dele is beëindigd, in één (of meerdere) van de functies woningen, werkwoningen, bedrijven, praktijkruimten, maatschappelijke voorzieningen of winkels, welke functies toegelaten dienen te zijn in het betreffende bouwblok, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- a. de maxima voor de toegelaten woonfunctie resp. niet-woonfuncties, zoals deze per blok zijn vastgelegd in de planregels, worden niet overschreden;
- b. elk van de niet-woonfuncties mag niet meer dan 60 % van de totale toegestane hoeveelheid vierkante meters aan niet-woonfuncties voor het betreffende bouwblok innemen.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4.6 ten aanzien van de aldaar genoemde maximum maat van 150 m2 tot een maximum van 200 m2, ingeval de woning ten minste 400 m2 bruto vloeroppervlak meet.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.4.6 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 17 Leiding - Hoogspanning
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor 3 stuks 150 kV ondergrondse hoogspanningsverbindingen.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 18 Waarde - Archeologie - 1
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
18.2 Bouwregels
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 19 Waarde - Archeologie - 2
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
19.2 Bouwregels
19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 20 Waarde - Archeologie - 3
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
20.2 Bouwregels
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 21 Waarde - Archeologie - 4
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 4" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
21.2 Bouwregels
21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
22.2 Bouwregels
22.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Geluidzone - Spoor
24.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - spoor" mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
Artikel 25 Geluidzone - Weg
25.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - weg" mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, ten hoogste 202 woningen en geen ander geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd.
Artikel 26 Wro-zone - Wijzigingsgebied - 1
26.1 Bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan conform het bepaalde in artikel 3.6 onder a van de Wro wijzigen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Voor de met "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" aangegeven gronden geldt dat de aan deze gronden gegeven bestemmingen uitsluitend gewijzigd mogen worden in de bestemmingen en op de wijze zoals deze vermeld zijn in Bijlage 1 Wijzigingsgebied - 1 Paradijshof behorende bij deze regels.
Hierop zijn van toepassing de regels zoals opgenomen in Artikel 6 Groen en Artikel 16 Woongebied.
26.2 Afwijken van de bouwregels
Van toepassing zijn de mogelijkheden tot afwijking die in de in lid 26.1 genoemde bestemmingen voorkomen.
Artikel 27 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene Bouwregels
28.1 Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de plankaart een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
28.2 Maximum bouwhoogte
Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de plankaart;
28.3 Maximum goothoogte
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, geldt voor het berekenen van de maximum goothoogte een hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie en een hoogte van 4,5 meter voor een niet-woonfunctie.
28.4 Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
28.5 Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de plankaart duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
28.6 Dakkapellen
Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- a. ingeval zij geplaatst worden op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak, mogen zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak, waarbij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak aangehouden dient te worden. Niet meer dan één dakkapel mag in het voordakvlak worden gerealiseerd;
- b. ingeval zij geplaatst worden op een ander dakvlak dan de genoemde, geldt dat zij ten minste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak dienen aan te houden;
- c. op een aanbouw aan een niet-gestapelde woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
- d. in alle gevallen geldt dat de bovenzijde ten minste 0,5 meter onder de nok van het pand dient te blijven en de voorzijde ten minste 1 meter dient terug te liggen ten opzichte van de gevel.
28.7 Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding "Onderdoorgang" mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Afwijking maximum bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak;
29.2 Afwijking maximum bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van de bouw van technische voorzieningen op het dak van een gebouw, welke voorzieningen noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van een bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 7 meter bedraagt.
Artikel 30 Overige Regels
30.1 Geluidhinder
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
31.1 Overgangsrecht bouwwerken
31.2 Overgangsrecht gebruik
31.3 Hardheidsclausule
Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Artikel 32 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II", gemeente Rotterdam
Bijlagen
Bijlage 1 Wijzigingsgebied - 1 Paradijshof
Bijlage 2 Wijzigingsgebied - 2 Crooswijksebocht
- Vervallen -
Bijlage 3 Wijzigingsgebied - 3 Schutterskwartier
- Vervallen -
Bijlage 4 Wijzigingsgebied - 4 Trapezium
- Vervallen -
Bijlage 5 Indeling In Blokken
Bijlage 6 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 2
Toelichting
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.
De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.
De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:
categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter
Plangebied
Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd:
sbi-code | Omschrijving | cat. | ||
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
1552 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | |
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||
1581 | 1 | - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week | 2 | |
1584 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
1584 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | |
1584 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 2 | ||
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | ||
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 2 | ||
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | ||
2223 | A | Grafische afwerking | 1 | |
2223 | B | Binderijen | 2 | |
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | ||
2225 | Overige grafische activiteiten | 2 | ||
223 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 1 | ||
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||
2442 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||
2442 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 2 | |
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | ||
262, 263 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 2 | |
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 2 | |
31 | - | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | ||
316 | Elektrotechnische industrie niet elders genoemd | 2 | ||
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 2 | |
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD | ||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² | 1 | |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | ||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | ||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | ||
40 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
40 | C1 | - < 10 MVA | 2 | |
40 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | ||
40 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A | 1 | |
40 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 2 | |
40 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
40 | E2 | - blokverwarming | 2 | |
41 | - | |||
41 | - | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||
41 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
41 | B1 | - < 1 MW | 2 | |
45 | - | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² | 2 | |
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | ||
5134 | Groothandel in dranken | 2 | ||
5135 | Groothandel in tabaksproducten | 2 | ||
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | ||
5137 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | ||
5138, 5139 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | ||
514 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 2 | ||
5153 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||
5153 | 2 | - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² | 2 | |
5153.4 | 4 | zand en grind: | ||
5153.4 | 6 | - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² | 2 | |
5154 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
5154 | 2 | - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² | 2 | |
5155.2 | Groothandel in kunstmeststoffen | 2 | ||
5156 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 2 | ||
517 | Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | ||
52 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | ||
55 | - | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5551 | Kantines | 1 | ||
5552 | Cateringbedrijven | 2 | ||
60 | - | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | 2 | ||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | ||
63 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6321 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 2 | |
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | 2 | ||
642 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 | |
642 | B0 | zendinstallaties: | ||
642 | B2 | - FM en TV | 1 | |
642 | B3 | - GSM- en UMTS-steunzenders | 1 | |
70 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | |
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | ||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd | 2 | ||
72 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | |
72 | B | Switchhouses | 2 | |
73 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | ||
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | ||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | ||
90 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | ||
9001 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: | ||
9001 | B | rioolgemalen | 2 | |
9002.2 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||
9002.2 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 | |
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | ||
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 | |
9301.3 | B | Wasserettes, wassalons | 1 | |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 1 | ||
9303 | 0 | Begrafenisondernemingen: | ||
9303 | 1 | - uitvaartcentra | 1 | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 2 | ||
9305 | B | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Nieuw Crooswijk is een wijk met veel potenties, maar staat in de huidige situatie te boek als een oude stadswijk met problemen op zowel fysiek als sociaal(economisch) vlak. De wijk is samen met Oud-Crooswijk één van de Vogelaarwijken. Sinds het ontstaan van de wijk is er relatief weinig vernieuwd, wel is een groot aantal woningen tijdens de stadsvernieuwing in de jaren '80 gerenoveerd. Nu is er aanleiding om op groter schaal in te grijpen in de wijk en woningen te slopen en nieuwe woningen te bouwen.
Het bestemmingsplangebied omvat de cbs-buurt Nieuw Crooswijk en een deel van de cbs-buurt Oud Crooswijk. De corporatie Woonstad Rotterdam, voorheen Stichting Woningbedrijf Rotterdam, is eigenaar/beheerder van circa 93% van de woningen in de buurt Nieuw Crooswijk. De corporatie PWS is eigenaar/beheerder van circa 88% van de woningen in de buurt Oud Crooswijk.
De corporatie Woonstad, de gemeente en de deelgemeente Kralingen-Crooswijk bereiden al enige jaren de herstructurering van Nieuw Crooswijk voor. In 1999 is het Strategisch Investeringsprogramma Nieuw Crooswijk/Veilingterrein opgesteld dat de basis vormde voor de aanwijzing van Nieuw Crooswijk tot Strategisch Wijkaanpakgebied. Samen met de bewonersvisie "de Crooswijkse mix" (1999) en het Woonwensenonderzoek (2000) vormde dit stuk het uitgangspunt voor de verdere visievorming rondom Nieuw Crooswijk. De visievorming heeft haar beslag gekregen in de Structuurvisie "Nieuwe kijk op Nieuw Crooswijk" die in juli 2003 door het College van B&W is vastgesteld. Deze visie is in 2004 vertaald in een Masterplan Nieuw Crooswijk dat de basis vormt voor dit bestemmingsplan. Het Masterplan Nieuw Crooswijk benoemt concreet de fysieke ingrepen in het plangebied.
1.2 Gekozen Planopzet
In het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Crooswijk" met plannummer 430.
Dit plan is vastgesteld op 28-1-1982 en (gedeeltelijk) door DB van Rijnmond goedgekeurd op 2-8-1983.
Bovenstaande ingrepen kunnen niet plaatsvinden op basis van het vigerende bestemmingsplan. Daarom dient er een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld te worden, dat de voorgenomen veranderingen in het gebied juridisch mogelijk maakt.
Om risico's tijdens de uitvoering te verminderen en eventueel te kunnen bijsturen, is gekozen voor een gefaseerde herontwikkeling van de wijk. Voorafgaand aan iedere fase zal gekeken worden in welke mate de oorspronkelijke (financiële en programmatische) uitgangspunten nog gelden en zal gekeken worden of planaanpassing noodzakelijk is. De gemeente zal bij deze fase-overgangen door de OCNC geraadpleegd worden. Dat is ook de reden waarom een aantal ontwikkelingen alleen door middel van een wijzigingsplan gerealiseerd kan worden.
De gemeente heeft een overeenkomst getekend, uitgebreid met een aanvullende overeenkomst met betrekking tot fase 1, met de OntwikkelingsCombinatie Nieuw Crooswijk. Hierin zijn afspraken gemaakt over prestaties en zijn verantwoordelijkheden vastgelegd. De verantwoordelijkheid en het risico van de grond- en vastgoedexploitatie ligt volledig bij de OntwikkelingsCombinatie Nieuw Crooswijk. De gemeente blijft verantwoordelijk voor haar reguliere publieke taak en heeft voor onderdelen van het plan een bijdrage vanuit het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing gedaan.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het plangebied omvat het noordelijk deel van Crooswijk. Het komt overeen met de begrenzing van het studiegebied van de structuurvisie Nieuw Crooswijk. Nieuw Crooswijk wordt omgeven door de woonwijken Oud Crooswijk, Oude Noorden en Kralingen. Ten noorden van Crooswijk ligt de ring (A20).
Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Boezem/Boezemlaan, in het oosten door de Boezemstraat/Nieuwe Boezemstraat, in het zuiden door de Crooswijksestraat/Pijperstraat en in het westen door de Rotte. Op de afbeelding is de begrenzing van het plangebied ingetekend.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.
2.1.1 Nota Ruimte
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005
De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter) nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal tenminste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het Rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn, het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd.
Bij de Ruimtelijke hoofdstructuur, waar het Rijk een hogere ambitie heeft, gaat op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking met name om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, Vogel- en Habitatrichtlijn- gebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Krachtige voorbeelden waarin de hogere ambitie van het Rijk voor Rotterdam (deeluitmakend van de Ruimtelijke hoofdstructuur) tot uitdrukking komt zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en het Rotterdam Centraal.
Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden.
2.1.2 VROM Actieprogramma Herstructurering
De wijk Nieuw Crooswijk was landelijk een van de 56 aandachtswijken van VROM in de zogenaamde '56 wijken aanpak'. Het Actieprogramma Herstructurering heeft als doel meer tempo te brengen in de aanpak en uitvoering van herstructurering van 56 wijken die liggen in de vier grote steden en 26 middelgrote gemeenten. Het gaat bij deze wijken samen om meer dan één miljoen mensen in bijna 540.000 woningen. De vaak eenzijdige woningvoorraad van kleine en goedkope huurwoningen heeft geleid tot een eenzijdige bevolkingsopbouw met een groot percentage kansarmen. Daardoor staat de leefbaarheid in de zin van gebrek aan sociale samenhang, overlast en onveiligheid onder druk.
Door middel van herstructurering komt er in deze wijken een meer gedifferentieerd woningaanbod en worden bijvoorbeeld de winkels, pleinen, straten en groenvoorzieningen vernieuwd of verbeterd.
De midden- en hogere inkomensgroepen blijven in de stad wonen en het leefklimaat wordt ook voor de lagere inkomensgroepen verbeterd. Op korte termijn moeten al aantoonbare resultaten zijn geboekt in de 56 wijken. Het Rijk draagt indirect bij aan de financiering van de herstructurering via het grotestedenbeleid en daarbinnen het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV).
Inmiddels is anno 2011 het beleid aangescherpt en gericht op 40 aandachtswijken.
2.1.3 Nota Mobiliteit
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op resp. 14 februari 2006 en 20 december 2005
De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het huidige Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Het kabinet wil daarom de groei van mobiliteit, binnen de wettelijke kaders van onder meer veiligheid en leefomgeving, geen beperkingen opleggen en de bereikbaarheid verbeteren. De betrouwbaarheid, snelheid en veiligheid van een reis moeten toenemen. Deze kwaliteitssprong moet in ieder geval binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van veiligheid en kwaliteit leefomgeving plaatsvinden.
2.1.4 Nota Belvedere
Vastgesteld in 1999
Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en -planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. In de Nota zijn zogeheten Belvederegebieden aangewezen. Dit zijn in cultuurhistorisch opzicht de meest waardevolle gebieden van Nederland, waarbij wordt gestreefd om te komen tot een consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is. De provincie Zuid-Holland zal in 2010 een Provinciale Structuurvisie vaststellen. Voor de periode tussen 1 juli 2008 en de vaststelling van de structuurvisie is interimbeleid geformuleerd. Het interimbeleid geldt enkel voor ruimtelijke plannen die onder de werking van de nieuwe wet (Wro) vallen en niet voor plannen die conform het overgangsrecht nog onder de huidige wet (WRO) vallen. In het zogenoemde Interimbeleid (vastgesteld door GS op 13 mei 2008) is het bestaande beleid zoals neergelegd in het Ruimtelijke Plan Regio Rotterdam 2020 en Nota Regels voor Ruimte bestendigd.
De WGR+ regio's hebben in de Wro geen eigen bevoegdheden ten aanzien van de ruimtelijke ordening gekregen. Sinds 2005 werken de provincie en stadsregio gezamenlijk aan de uitvoering van het RR2020. De provincie en stadsregio ervaren die samenwerking als zeer positief en zullen deze voortzetten onder de nieuwe Wro. Ook na 1 juli 2008 blijft de stadsregio zodoende voor de provincie aanspreekpunt en adviseur namens de regiogemeenten. De stadsregio blijft daardoor bij de ontwikkeling van bestemmingsplannen een belangrijke adviseur voor de gemeenten.
2.2.1 Nota Regels voor ruimte
Vastgesteld op 8 maart 2005 door Gedeputeerde Staten
De Nota Regels voor Ruimte vormt samen met het RR2020 het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor de Rotterdamse ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met het RR2020 het instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In het RR2020 is de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken.
De Nota Regels voor Ruimte bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. In deze nota zijn de regels aangegeven die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn. In het zogenoemde Interimbeleid (vastgesteld door GS op 13 mei 2008) is het bestaande beleid zoals neergelegd in de Nota Regels voor Ruimte bestendigd.
2.2.2 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Vastgesteld als streekplan op 12 oktober 2005 door Provinciale Staten
Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR 2020) bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. Het betreft een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode van 2005 tot 2020. Het RR 2020 is opgesteld door Provincie en de Stadsregio en is in oktober 2005 vastgesteld. Het behelst een herziening van het Streekplan Rijnmond van de provincie Zuid-Holland en een uitvoeringsgericht Regionaal Structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. De kern van het RR 2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven. In het RR 2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma's en projecten.
2.2.3 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven; zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad.
2.2.4 Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) 2002-2020 (vastgesteld) sluit aan bij de Nota Mobiliteit; een beheerste groei van de mobiliteit, waarbij de wensen van de mobilist het uitgangspunt zijn zonder afbreuk te doen aan leefbaarheid en verkeersveiligheid, gerealiseerd tegen aanvaardbare kosten. In het PVVP is het netwerk van weginfrastructuur opgebouwd uit schaalniveaus. De volgende schaalniveaus worden onderscheiden: (Inter)nationaal, randstedelijk, regionaal, agglomeratief en lokaal niveau.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.
2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad
De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.
Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.
Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
Voor 19 wijken in Rotterdam zijn met de corporaties en deelgemeenten gebiedsafspraken gemaakt. De hierop gebaseerde herstructureringsaanpak komt de komende tien jaar tot uitvoering. Nieuw Crooswijk is een van deze 19 herstructureringsgebieden. Bij de herstructurering gaat het niet alleen om de woningen, maar is de integrale aanpak met het sociale programma en de economie cruciaal.
2.3.2 Woonvisie Wonen in Rotterdam
Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.
2.3.3 Structuurvisie en Masterplan
De structuurvisie heeft als titel "Nieuwe Kijk op Nieuw Crooswijk", het masterplan wordt aangehaald als "Masterplan Nieuw Crooswijk".
De Structuurvisie geeft een ruimtelijke uitwerking van het Strategisch Investeringsprogramma en zet de koers uit voor de toekomst. Nieuw Crooswijk is in de Structuurvisie omschreven als een wijk aan de grens. Aan de grens van haar mogelijkheden binnen de huidige opzet. Maar ook aan de grens van afglijden naar een niveau waarbij de huidige sociale problemen ernstige vormen zullen aannemen. Eén van de belangrijkste redenen hiervan is een eenzijdige, verslechterde vooroorlogse woningvoorraad die niet meer voldoet aan de eisen van deze tijd.
Reeds in de Structuurvisie is daarom besloten tot een ingrijpende fysieke verbetering van de wijk, met sloop van een groot deel van de bestaande woningvoorraad. De doelstelling voor de herstructurering van Nieuw Crooswijk is in de Structuurvisie als volgt geformuleerd:
Het creëren van een groene, kindvriendelijke stadswijk tussen Bos en Rotte met:
- een rijkere variatie aan woonvormen;
- behoud van de bestaande hoofdstructuur;
- kindvriendelijke en veilige woonbuurten met duurzame inrichting;
- parkeren zo veel mogelijk in of onder de bebouwing;
- bedrijvigheid, voorzieningen en wonen aan de lanen;
- mogelijkheid voor bewoners om wooncarrière te kunnen maken.
Het Masterplan Nieuw Crooswijk was de vervolgstap in de planvorming, conform het Besluitvormingsmodel Projecten Rotterdam. Het Masterplan is een globale ruimtelijke vertaling van de structuurvisie en vormt de onderlegger voor dit bestemmingsplan. Het Masterplan is opgesteld door het stedenbouwkundig ontwerpbureau West8, in opdracht van de OntwikkelingsCombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC). De OCNC bestaat uit Woonstad Rotterdam (voorheen Stichting Woningbedrijf Rotterdam (WBR)), Proper Rotterdam en Era Bouw.
Bij de planvorming heeft de OCNC nauw samengewerkt met de gemeente en de deelgemeente Kralingen-Crooswijk. Het Masterplan vormt vervolgens de basis voor een uitwerking per deelgebied (buurt), met een bijpassend bouwprogramma.
Het Masterplan Nieuw Crooswijk is op 3 februari 2005 vastgesteld door de gemeenteraad. Bij de behandeling van het Masterplan Nieuw Crooswijk zijn twee moties aangenomen die bij de verdere uitwerking van het plan worden meegenomen. Een van de moties handelt over de terugkeergarantie, de ander over de leefbaarheid van de wijk tijdens de herstructurering.
Gemeente en OCNC hebben op 15 maart 2005 een samenwerkingsovereenkomst ondertekend voor de uitvoering van het Masterplan.
2.3.4 Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003-2020 (VVPR). Voor de Stadsregio Rotterdam is het verkeer- en vervoersbeleid beschreven in het Regionale Verkeer- en Vervoersplan 2002- 2020 (RVVP). Het VVPR en het RVVP zijn in 2003 bestuurlijk vastgesteld en sluiten inhoudelijk nauw op elkaar aan.
Het Rotterdamse verkeer- en vervoerbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economisch belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad).
De basis van het Rotterdamse verkeer- en vervoernetwerk wordt gevormd door een spinnenwebstructuur. De routes tussen de rand van de stad én de routes tussen de verschillende subcentra onderling dienen van voldoende kwaliteit te zijn. Tussen de rand van de stad en de binnenstad worden stedelijke vervoerscorridors gecreëerd. Elke vervoerscorridor heeft een stadspoort, waar wegen, openbaar vervoer en fiets samenkomen en waar de overstap kan worden gemaakt tussen verschillende modaliteiten. De vervoerscorridors aangevuld met de stedelijke hoofdwegen vormen de verkeersstructuur voor de stad.
Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, welke goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid. Om stadsleefgebieden te creëren, wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, verbeteren verkeersveiligheid en tegengaan parkeerproblematiek in woonwijken.
Doorvertaald naar het plangebied (inclusief randen) levert dit de volgende consequenties op. De Boezemlaan en Boezemstraat behoren tot de binnenstedelijke hoofdwegen. Op deze wegen staat de verkeersfunctie centraal. De vormgeving en inrichting is er op gericht het verkeer door te laten stromen. Het plangebied zelf vormt één stadsleefgebied waar de verblijfsfunctie centraal staat. Veiligheid, leefbaarheid en bereikbaarheid van Nieuw Crooswijk vormen drie belangrijke uitgangspunten. Het doorgaande autoverkeer (sluipverkeer) dient zoveel mogelijk geweerd te worden.
2.3.5 Horecanota Rotterdam 2007-2011
Vastgesteld op 15 maart 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad
In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe horecabedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: 1) minder regels en strakker toezicht, 2) de markt bepaalt en de gemeente schept de condities, 3) concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: 1) stimuleren van de groei van de horecasector, 2) verlichten van de lasten van de ondernemers, 3) beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde en 4) creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.
2.3.6 Horecanota 2008-2011
(vastgesteld op 25 september 2008 door de deelgemeenteraad)
De horecanota c.q. het horecabeleid van Kralingen - Crooswijk is vastgesteld door de deelgemeenteraad en op hoofdlijnen door de gemeenteraad. Na behandeling en vaststelling van deze horecanota, behoeft de nota de goedkeuring van de Burgemeester van Rotterdam.
Doelstellingen:
- Stimuleren van een gevarieerd en attractief aanbod
Een beperkte ontwikkeling van het horeca-aanbod in bepaalde delen van de deelgemeente wordt als wenselijk gezien om mede op die manier te komen tot een breder en gevarieerder aanbod aan voorzieningen voor de eigen bewoners en de bezoekers van de deelgemeente.
Naast uitbreiding van het aantal inrichtingen is ook de kwaliteit van het bestaande aanbod van belang. Horeca kan bijdragen aan de attractiviteit en aan de (sociale) veiligheid van de omgeving.
In de gemeentelijke horecanota worden de volgende targets genoemd ten aanzien van dit onderdeel.
-indien de gemeente zelf pandeigenaar is, gebruik maken van de mogelijkheid om te verhuren aan kwalitatief goede horeca;
-zo veel mogelijk stimuleren van andere pandeigenaren om ook voor kwaliteit te kiezen;
-waar mogelijk realiseren van horecabranchering in bestemmingsplannen van een aantal gebieden;
-op orde houden van de buitenruimte, samen met exploitanten. Het collegeprogramma geeft aan dat het gemiddelde schoonniveau in Rotterdam naar 4 of hoger moet (op een schaal van 1 t/m 5).
- Horecamix en spreiding dient in overeenstemming te zijn met het karakter van de straat. Dit betekent een behoud van het uitgaansgebied; er komt geen nieuwe horeca in woongebieden; een beperkte uitbreiding; ontwikkelen is slechts mogelijk op een beperkt aantal plekken die in alle gevallen wordt ingegeven door versterking van andere functies.
- Voorkomen en tegengaan van overlast in en rond de horeca
- Uitvoering van het beleid versterken
Voor het bestemmingsplan betekent dit het volgende:
De deelgemeentelijke horecanota hanteert een typering voor gebiedsaanduiding, met een onderscheid in Uitgaansgebied, Voorzieningencluster, Lange lijn, Werkgebied, Sport- en recreatiegebied, Rivieroever en Woongebied.
Het plangebied kent twee Voorzieningenclusters ("Kerkhoflaan en Kerkhofstraat" en "Paradijslaan, Rusthoflaan, Nieuw Crooswijkseweg, Tamboerstraat"), een Lange lijn ("Boezemweg. Boezemstraat, Nieuwe Boezemstraat"), een Rivieroever ("Rotte") en verder is er sprake van Woongebied.
- Voorzieningenclusters
Voor de Voorzieningenclusters geldt als beleidslijn: Enkele straten hebben voornamelijk een verkeersfunctie; de woonfunctie overheerst echter en daarmee de zorg voor het woon- en leefklimaat.
Daarom wordt hier als beleidslijn consolidatie toegepast. Uitzondering hierop vormt de Paradijslaan, hiervoor is het beleid verminderen. Binnen de gebieden Paradijslaan zijn horeca-inrichtingen exploitatievergunningplichtig. - Lange lijnen
Voor de Lange lijnen geldt dat vanwege de zorg voor het woon- en leefklimaat als beleidslijn consolidatie wordt toegepast en beperkt ontwikkelen met terrassen bij bestaande horeca/inrichtingen. - Rivieroever
De Rotte en de omgeving daarvan is momenteel nog een gebied waar duidelijk van is dat investeringen moeten worden gepleegd, onder meer in de openbare ruimte. Dat betekent dat ten aanzien van de horeca zeer zorgvuldig moet worden gekeken naar de invloed van horeca op de leefomgeving.
De horecanota noemt als voorbeelden het Heinekengebouw en de oevers tegenover het Noordplein. Voor het beleid betekent dit ontwikkelen met name ten aanzien van de hiervoor genoemde locaties. Dit is echter alleen mogelijk indien deze een versterking van de omgeving en de aldaar plaatsvindende activiteiten en ontwikkelingen betekenen. - Woongebieden
Doordat de inrichtingen in Woongebieden niet in een horecagebied zijn te vatten, zal per aanvraag de druk op het woon- en leefklimaat bekeken worden. Hierbij zal vanzelfsprekend de ligging in de nabijheid van een ander horecagebied in de besluitvorming mee moet spelen. Beleidslijn is consolidatie of in voorkomende gevallen vermindering.
2.3.7 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam
Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad
In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van aanlegvergunningen en bouwvergunningen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen.
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.
2.3.8 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2003
Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 januari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.
2.3.9 Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte
Vastgesteld op 28 oktober 2009 door Burgermeester en Wethouders
Op 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte als vaste gedragslijn vastgesteld. Deze norm omschrijft waar en hoe groot ruimtes voor buitenspelen in de woonomgeving dienen te zijn, zowel wat betreft locaties als stoepen, zodat kinderen en jongeren ruimte dichtbij huis hebben om te spelen en te sporten.
2.3.10 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie
Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad
Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.
2.4 Vaststelling Bestemmingsplan Nieuw Crooswijk
Het bestemmingsplan is op 2 maart 2006 door de gemeenteraad vastgesteld. Bij de behandeling heeft de gemeenteraad een amendement en een motie aangenomen.
Het amendement bepaalt dat aan de gemeenteraad zullen worden voorgelegd de deelprojecten zoals deze zijn genoemd in de overweging "F" van de Samenwerkingsovereenkomst (ondertekend op 15 maart 2005) tussen de gemeente Rotterdam en de OntwikkelingsCombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC), waarbij geldt dat er geen overeenstemming bereikt kan worden zoals bedoeld in die overweging indien de raad daar niet mee instemt, en met uitzondering van de al vastgelegde deelprojecten tot en met het Wandeloordgebied. Dit amendement zorgt ervoor dat de gemeenteraad betrokken blijft bij de deelprojecten en de volgende fasen en aldus zicht kan houden op nut en noodzaak van de voorgestelde bouw- en sloopactiviteiten binnen de contouren van het Masterplan Nieuw Crooswijk en zonodig een nieuwe afweging kan maken.
De aangenomen motie regelt dat door een onafhankelijke commissie een nader onderzoek gedaan dient te worden naar de sociaal historische waarde van het bouwblok Reserve Boezem III. Hierop zal in Reserveboezem III nader op in gegaan worden.
Het bestemmingsplan is op 7 november 2006 door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland goedgekeurd. Naar aanleiding van deze goedkeuring hebben enkele appelanten beroep aangetekend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. De Afdeling heeft bij uitspraak van 19 maart 2008 de stedenbouwkundige opzet van het plan en de keuze voor grootscheepse herstructurering geaccordeerd. Op het punt van luchtkwaliteit kon echter niet beoordeeld worden of de juiste gegevens waren gehanteerd en voor het gebied, dat is gesitueerd nabij de begraafplaats, ontbrak een belangenafweging met betrekking tot de in acht te nemen piëteit. Het goedkeuringsbesluit van Gedeputeerde Staten is daarop door de Afdeling vernietigd, met als argument, dat de Afdeling niet kon toetsen welke verkeersgegevens ten grondslag hadden moeten worden gelegd aan de rapportages inzake luchtkwaliteit en geluid, omdat de onderliggende verkeerscijfers, behorende bij het luchtkwaliteitsrapport niet overeenstemden met de verkeersgegevens, die waren gehanteerd bij het Besluit hogere grenswaarden.
De gemeente heeft het bestemmingsplan hierop aangepast en opnieuw in procedure gebracht. Voor het thans voorliggende bestemmingsplan blijft de door de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State geaccordeerde stedenbouwkundige opzet en de keuze voor herstructurering gelden als ruimtelijke onderbouwing en zijn de milieuonderzoeken voor lucht, geluid, externe veiligheid, water en natuur geactualiseerd, conform de thans vigerende regelgeving.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Archeologie
3.1.1 Beleidskader
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid.
Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden, indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese ‘Verdrag van Malta’ is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
3.1.2 Bewoningsgeschiedenis
Het plangebied maakte in de prehistorie lange tijd deel uit van een uitgestrekt veengebied ter weerszijden van de Rotte. Bewoningssporen zijn in dit veengebied bekend uit de Late IJzertijd, zoals stroomopwaarts langs de Rotte bij Terbregge. Oudere bewoningssporen uit de Steentijd en de Bronstijd kunnen in de diepere ondergrond aanwezig zijn. In de Romeinse tijd werd langs de oevers van de Rotte klei afgezet op het veen. Het plangebied vormt wat dat betreft een uitzondering. Niet alleen langs de Rotte, maar in een groot deel van het plangebied zijn (plaatselijk dikke) kleiafzettingen op het veen aanwezig, die vermoedelijk dateren uit de Romeinse tijd. De afzettingen behoren tot een inmiddels verland geulsysteem. Uit de directe omgeving zijn er aanwijzingen dat er in de Romeinse tijd op de kleiige zone langs de Rotte is gewoond.
Het veengebied werd in de Middeleeuwen vanaf de 10de eeuw ontgonnen, mogelijk vanuit iets oudere nederzettingen, die direct bij de Rotte op de oevers, vanaf de 8ste/9de eeuw waren gevestigd. Het gaat dan om de nederzetting "Rotta", die in de 11de eeuw voor het eerst in historische bronnen wordt vermeld. Juist ten zuiden van het plangebied zijn ondermeer tijdens het archeologisch onderzoek in de Willemsspoortunnel bewoningssporen en vondsten uit deze periode gedaan.
In de 12de eeuw gaan grote delen van de dan ontgonnen gebieden verloren door overstromingen. Vanaf circa 1200 wordt het gebied herontgonnen door middel van bedijkingen, waarbij de Rotte tot drie keer toe, steeds verder stroomafwaarts wordt afgedamd. Twee fragmenten van deze dijken doorkruisen het plangebied (Afbeelding, locaties 3a en 3b). Dijk nummer 3a zou hebben aangesloten op een dam uit circa 1200 in de Rotte, ongeveer op de plaats waar later Huis te Crooswijk, daterend uit de 13de eeuw, werd gebouwd (Afbeelding, locatie 1). Door de aanleg van de dam in de Rotte ter plaatse van de Hoogstraat (circa 1270-1280) verloren in het plangebied gelegen dijken en de dam hun functie. De dijkzates vormden ook later nog belangrijke structuurgevende elementen in het landschap. Huis te Rubroek (Afbeelding, locatie 2) is een voorbeeld van een versterkt middeleeuws huis op zo'n dijkzate, maar over het algemeen werden er boerderijen gebouwd. Ook de kades langs de Rotte vormden vanaf de 14de eeuw lijnen waarlangs de bebouwing zich ontwikkelde.
Grote delen van de veengebieden langs de Rotte zijn in de vroeg-moderne tijd afgegraven voor de winning van turf. Echter niet in het plangebied zelf. Mogelijk is de aanwezigheid van de klei één van de redenen dat in het gebied van Nieuw Crooswijk in de 19de eeuw nauwelijks turf is gewonnen. Uiteindelijk werd het plangebied vanaf het laatste kwart van de 19de eeuw bij de stad Rotterdam getrokken. Al eerder (1828) had de stad de buitenplaats "Het huis te Crooswijk" gekocht en gesloopt. Op het terrein werd het oudste gedeelte van de begraafplaats Crooswijk aangelegd.
Op de afbeelding is het plangebied Nieuw Crooswijk geprojecteerd op de oudste topografische kaart van circa 1850. Tevens zijn de oude dijktracés (3a) en (3b) en de locatie van de kastelen Crooswijk (1) en Rubroek (2) aangegeven.
3.1.3 Archeologische verwachting
In het plangebied zijn onder en op het veen sporen uit de prehistorie te verwachten. Daar waar rond de jaartelling klei op het veen is afgezet, kunnen resten uit de Romeinse tijd voorkomen. De oeverzone van de Rotte is kansrijk voor het aantreffen van sporen uit de (Vroege) Middeleeuwen (tot circa 1170). In het hele plangebied, met name ook langs de Rottekade, zijn resten uit de Late Middeleeuwen (1200-1500) en later te verwachten.
De tracés van de oude dijken, alsmede de dam in de Rotte bij Crooswijk, zijn als archeologische structuren van belang. Ook van de bewoning op en langs de dijkzates vanaf de 13de eeuw, zijn relicten te verwachten. Van twee van dergelijke locaties, Huis te Crooswijk en Huis te Rubroek, bevinden de funderingen zich nog in de ondergrond.
Het plangebied Nieuw Crooswijk II is sinds de 18e eeuw dichtbebouwd, naar verwachting zijn de oudere bewoningssporen daardoor in een nog onbekende mate aangetast. Gelet op de geplande ontwikkelingen en de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied vrijwel altijd groter zijn dan 200 vierkante meter.
Los van de twee kastelen (dijkzates) en de dijken zelf, zijn in het bestemmingsplangebied zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen) te verwachten als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie of de Romeinse tijd. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m2. Archeologische indicatoren aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m2) leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is sterk gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie als in dergelijke gevallen geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering.
Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van ‘toevalsvondsten’, zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij melding van dergelijke vondsten zal het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) indien nodig ter plekke komen documenteren.
3.1.4 Aanbevelingen
De locaties van Huis te Crooswijk en Huis te Rubroek (Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2) zijn opgenomen op de lijst van beschermde Archeologisch Belangrijke Plaatsen. Voor beide locaties geldt dat de archeologische waarden in de ondergrond behouden dienen te blijven. Bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld (ongeacht de oppervlakte) zijn conform de Archeologieverordening Rotterdam (2009) in principe verboden.
Voor de dijktracés (Waarde - Archeologie - 3 op de Plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 2,50 meter beneden NAP.
Voor het overige deel van het bestemmingsplangebied (Waarde - Archeologie - 4 op de Plankaart) geldt een bouwregeling en een aanlegvergunning voor alle bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 3 meter beneden NAP.
3.2 Historische Ontwikkeling
De ontginning van het plangebied is in delen gebeurd. Aanvankelijk wordt met de aanleg van een dijk in het verlengde van de Oudedijk in Kralingen alleen het noordelijk deel van Nieuw Crooswijk gewonnen. Tussen 1240 en 1280 wordt de derde dijkring (Hoogstraat-Oostzeedijk) aangelegd waardoor het gehele plangebied binnendijks is komen te liggen.
Bij de sluis in de Rotte, gebouwd in 1165 ten noorden van de Rottebocht (de "Zwaanshals") wordt aan het eind van de 13de eeuw het Huis te Crooswijk gebouwd waarvan later de naam van de wijk is afgeleid.
In 1864 wordt ten zuiden van het Huis te Crooswijk een exercitieveld (nu: Schuttersveld) aangelegd. Tussen 1884 en 1930 hebben hierop barakken gestaan voor het in quarantaine houden van mensen met besmettelijke ziekten. Het Schuttersveld bleef als open terrein bestaan tot aan de Tweede Wereldoorlog en werd ook door de mariniers gebruikt als oefenterrein. Na de oorlog wordt het Schuttersveld als wijkpark ingericht. Vanaf de jaren '60 worden er een sporthal en andere wijkvoorzieningen gebouwd.
De bouw van de woonwijk Nieuw Crooswijk start in 1905 vanaf het Schuttersveld en duurt tot ongeveer 1925. De wijk is dus relatief nieuw voor een oude stadswijk. Veel inwoners van de wijk werkten in de slachthuizen en de hieraan gerelateerde bedrijven als een huidlooierij, een lijmfabriek en de vleesverwerkende bedrijven die zich aan de oostzijde van de Boezemstraat bevonden. Bij de bouw van de wijk werd aanvankelijk de oude verkaveling van de onderliggende polderstructuur gevolgd. Daarvan is later afgeweken. Door de oprichting van de woningbouwverenigingen werden de woningen in grotere complexen gebouwd, en kon er ook meer aandacht gegeven worden aan de stedenbouwkundige structuur. Met name de monumentale Rusthoflaan die uitkomt op de entree van de Algemene Begraafplaats is hier een goed voorbeeld van. Sinds de bouw van de wijk is slechts incidenteel sprake geweest van nieuwbouw. Wel worden in de stadsvernieuwingsperiode in de jaren '80 de meeste woningen gerenoveerd.
In 1828 wordt de buitenplaats 'Het Huis te Crooswijk' aangekocht door de gemeente Rotterdam, om hier een nieuwe begraafplaats aan te leggen. Net hiervoor is een wet in werking getreden die het begraven binnen de stad verbood. Deze Algemene begraafplaats was in 1832 gereed, met een monumentaal entreegebouw aan de Crooswijkse Bocht. In 1913 werd de begraafplaats in oostelijke richting uitgebreid en is ook de entree verplaatst naar de Kerkhoflaan.
De Rooms Katholieke begraafplaats is rond 1870 aangelegd.
De in 1872 opgerichte Portugese gemeente (Beth Tefilla) stichtte een eigen begraafplaats aan de Kerkhoflaan (destijds Prinsenlaan geheten) te Crooswijk. Zeventien jaar later werd Beth Tefilla ontbonden en overgenomen door de Nederlands Israëlitische gemeente. De vier graven liggen in het grastalud van de singel aan de Kerkhoflaan, tegenover de Kerkhofstraat. Er is op maaiveld niets van te zien.
3.3 Ruimtelijke Opbouw Van De Wijk
Het plangebied omvat de wijk Nieuw Crooswijk en een gedeelte van de wijk Oud Crooswijk, de zogenaamde Tamboerbuurt. Het plangebied grenst aan de Rotte en het Kralingse Bos. In het gebied bevinden zich twee oude begraafplaatsen. De oostelijke begrenzing van de Nieuwe Boezemstraat is tevens de directe verbinding met het Oostplein en het centrum. De zuidelijke begrenzing, de Crooswijksestraat en de Pijperstraat, geven de verbinding met het Oude Noorden.
De hoofdstructuur van Nieuw Crooswijk is helder en vormt een belangrijke kwaliteit van de wijk. Langs de randen liggen de doorgaande verbindingen Boezemlaan en Nieuwe Crooswijksestraat. De interne structuur van de wijk wordt bepaald door twee kruisende lanen, de Paradijslaan en de Rusthoflaan, met op het kruispunt het Paradijsplein als de centrale plek in de wijk.
Op de afbeelding de namen van de deelgebieden.
De verschillende buurten zijn het Wandeloordgebied, Trapezium, Paradijshof, Schutterskwartier en Crooswijksebocht. De bebouwing in de verschillende buurten dateert voor bijna 90% uit de begintijd van de wijk en bestaat voornamelijk uit gestapelde meergezinswoningen in 3 of 4 bouwlagen. Het Schutterskwartier heeft met herenhuizen een afwijkende bebouwing.
De Tamboerbuurt maakt onderdeel uit van de wijk Oud-Crooswijk. Deze buurt ligt in de spits toelopende ruimte tussen de (Nieuwe) Crooswijkseweg en de Nieuwe Boezemstraat. De Tamboerbuurt bestaat uit vier afzonderlijke bouwblokken.
De ligging van de beide begraafplaatsen binnen het plangebied sluit aan op de stedenbouwkundige structuur van de wijk. In de noordwesthoek van de wijk ligt de Algemene begraafplaats. Deze begraafplaats is in omvang ongeveer vergelijkbaar met de woonwijk Nieuw Crooswijk en vormt ruimtelijk de beëindiging van de Rusthoflaan. De r.-k. begraafplaats ligt meer centraal in de wijk. Deze begraafplaats ligt aan het Paradijsplein, en heeft haar entree aan de Nieuwe Crooswijkseweg.
Een bijzonder deel van het plangebied is de grote open ruimte van het Schuttersveld, waar recreatieve functies als een trapveld en speeltuin zijn gesitueerd. Het Schuttersveld is deels bebouwd met een sporthal en nieuwbouw aan de Linker Rottekade.
Langs de Crooswijksebocht ligt een concentratie van woonboten.
3.4 Bewoners En Voorzieningen
3.4.1 Demografische gegevens
Het inwonertal van het gehele plangebied bedraagt begin 2003 circa 5200 personen. Begin 2008 is dat aantal door uitverhuizing en sloop gedaald tot circa 3300. De bewoners van de nieuwbouw op het Schuttersveld zijn hierin meegenomen.
Het aantal woningen staat in 2003 op 2251 stuks. In 2008 is het grootste gedeelte van het Wandeloordgebied gesloopt, waardoor het woningaantal intussen flink is gedaald.
3.4.2 Bedrijvigheid
Hoewel Nieuw Crooswijk vooral een woonwijk is, is er toch enige bedrijvigheid te vinden, vaak op de begane grondlaag onder de woningen. De aard van deze bedrijvigheid is divers.
Op het binnenterrein van het groot Trapezium is een basisschool en een school voor volwassenen onderwijs gevestigd. Verder bevindt zich langs de Rotte nog een aantal recreatieve voorzieningen. In de Crooswijksebocht is een haventje voor plezierschepen gesitueerd. Een eind verderop, nabij de Boezemlaan, is een roeivereniging gehuisvest.
In de Tamboerbuurt bevinden zich een wijkgebouw met bibliotheek, een basisschool, een zalencentrum en een voormalig schoolgebouw van de technische school dat nu gebruikt wordt door een groep kunstenaars. Ook zijn hier enkele cafés en bedrijfjes van diverse aard. Op het Schuttersveld zijn een zwembad, een sporthal, een speeltuinvereniging en een kinderdagverblijf gelegen.
3.4.3 Openbaar vervoer
Nieuw Crooswijk is met het openbaar vervoer het beste per bus bereikbaar. De wijk wordt in de huidige situatie aangedaan door een tweetal buslijnen. Te weten: buslijn 38 van Nieuw Crooswijk via het Centraal Station naar Schiedam en buslijn 46 van Nieuw Crooswijk via station Blaak naar Charlois Waalhaven N.Z.. Daarnaast bevindt zich aan de zuidzijde van het plangebied het tracé van tram 8. Het tramtracé volgt een route langs de zuidrand van het Schuttersveld over de Crooswijksestraat en Pijperstraat met als bestemming het Centraal Station .
3.5 Problemen En Kansen
Het masterplan typeert de ligging van de wijk binnen de stad als gunstig. De nabijheid van het vele groen is een belangrijke kwaliteit van het gebied. De stedenbouwkundige hoofdopzet van de wijk is helder door de aanwezige lanen en de ligging van de begraafplaatsen. Daarnaast is het plangebied te categoriseren als een oude stadswijk met de daarbij behorende problemen. Het masterplan stelt dat de technische kwaliteit van de woningen een negatief effect heeft op de leefbaarheid en de uitstraling. Op basis van het masterplan is besloten tot de integrale aanpak van Nieuw Crooswijk.
3.6 Stadsgezichten En Monumenten
3.6.1 Algemeen
De gemeente Rotterdam heeft een groot aantal objecten en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen - behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht en/of de Monumentenverordening Rotterdam 2003. De gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:
- Beschermde stadsgezichten (BS)
Rotterdam heeft alleen rijksbeschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wro).
- Wederopbouwaandachtsgebieden
Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten heeft Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status. Wel hebben B en W in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan.
- Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)
Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is (rijksmonument), of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om een bouwwerk of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een rijksmonument geldt dat het object ten minste vijftig jaar oud moet zijn. Deze leeftijdsgrens is niet van toepassing bij gemeentelijke monumenten. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.
- Beeldbepalende Objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG)
In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel karakteristiek zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale karakteristieke gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van een buurt of de stad.
Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de voorschriften.
3.6.2 Monumenten
Hieronder zullen, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden, indien aanwezig binnen het plangebied, besproken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde besproken worden:
Rijksmonumenten
Crooswijksebocht 30: Drenkelingenhuisje annex arbeiderswoning, 1895 Crooswijksebocht 31: Toegangspoort, Alg. Begraafplaats, 1832
Crooswijksebocht 31: Begraafplaats met parkaanleg en bijbehorende
vakindeling, beplanting en padenstelsels, hekwerk
1832
Crooswijksebocht 31: Grafheuvel met zerkenvierkant en grafcirkel, ca. 1930
Crooswijksebocht 31: Baarhuisje, 1899
Crooswijksebocht 31; Kerkhoflaan 5: Wachtlokaal annex opzichterwoning, 1899
Kerkhoflaan 5: Portiekwoningen en hek, 1913-1915
Kerkhoflaan 5: Aula, 1915
Gemeentelijke monumenten
Nieuwe Crooswijkseweg 123-125: Poortgebouw en R.K Begraafplaats, 1869-1936
Nieuwe Crooswijkseweg 123-125: Grafkapel, 1869-1936
Beeldbepalende objecten
Paradijslaan 141: Bedrijfspand, ca 1930
Los van de objecten met een monumentenstatus, is er in het Masterplan Nieuw Crooswijk een aantal waardevolle elementen van het bestaande Nieuw Crooswijk gehandhaafd. Markante gebouwen en gebouwen die cultuurhistorische waarde en collectief geheugen vertegenwoordigen (wasserij, kleuterschooltje, Paradijslaan noordzijde, gebouwen en ommuring begraafplaatsen).
3.6.3 Beschermde stadsgezichten
Een bescherming van Nieuw Crooswijk als beschermd stadsgezicht is niet aan de orde.
3.6.4 Reserveboezem III
Het wooncomplex Reserveboezem III, een driehoekig wooncomplex met twee rechte en een gebogen zijde wordt omsloten door Kerkhofstraat, Rusthofstraat en Kerkhoflaan. Het is in 1924 gebouwd door de Maatschappij voor Volkswoningen, bedoeld voor 'onvolledige' gezinnen. Op het binnenterrein is dan ook een 'kinderbewaarplaats' (kinderdagverblijf) gesitueerd. Dit grote binnenterrein is kenmerkend voor deze sociale woningbouw.
Tijdens de procedure tot vaststelling van het bestemmingsplan heeft de gemeenteraad naar aanleiding van de motie Çelik (raadsstuk 2006-275) om nader onderzoek gevraagd. Naar aanleiding daarvan kan het volgende opgemerkt worden:
Reserveboezem III heeft gezien haar bijzondere opzet met betrekking tot de combinatie van kinderloze echtparen en onvolledige gezinnen een unieke cultuurhistorische waarde. Daarbij moet wel geconstateerd worden dat het concept als zodanig nooit heeft gefunctioneerd. Bovendien is het ruimtelijk concept, vormgegeven in de woningplattegronden, in de jaren tachtig van vorige eeuw door renovatie-ingrepen volledig verloren gegaan. Het is van belang het theoretisch cultuurhistorisch verhaal vast te leggen in een gedegen documentatie. Hetgeen reeds gebeurd is door architectuurhistoricus drs. L.M.P. Van Meijel in het rapport 'Cultuurhistorische waardestelling Reserveboezem III' d.d. 23 maart 2007.
Betreft de ruimtelijke kwaliteiten hebben voorgaande trajecten, zoals het Monumenten Inventarisatie Project (MIP; gemeente Rotterdam en Rijksdienst voor Monumentenzorg) niet geleid tot opname in de MIP-lijst of tot aanwijzing als Rijksmonument. Ook in het daarna gehouden inventarisatieproject naar gemeentelijke monumenten is, na nadere bestudering, geen aanleiding gevonden om het blok alsnog te betrekken bij dit inventarisatieproject.
Het voorgaande in overweging genomen, aangevuld met stedenbouwkundige en financiële overwegingen, de grote beperkingen voor het realiseren van de nieuwe ruimtelijke structuur zoals vastgelegd in de structuurvisie en het masterplan respectievelijk het negatieve effect op de exploitatiebegroting, heeft de gemeenteraad besloten niet tot handhaving van het blok Reserveboezem III over te gaan.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Ontwikkelingen
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een onderscheid gemaakt naar twee deelgebieden binnen het plangebied die elk afzonderlijk beschreven dienen te worden. Het gaat dan om het te herstructureren woongebied Nieuw Crooswijk, dat grofweg het gebied ten westen van de Nieuwe Crooswijkseweg behelst, en de Tamboerbuurt die aan de oostkant van deze weg ligt. Deze laatste buurt valt buiten de plannen voor herstructurering. Wel loopt voor dit gebied een studie naar de inpassing van een nieuw wijkwinkelcentrum. In dit wijkwinkelcentrum zouden zowel de winkels uit Nieuw Crooswijk als uit Oud Crooswijk geconcentreerd moeten worden. De ideeën hiervoor zijn echter nog te pril om als nieuwe bestemming op te kunnen nemen.
In paragraaf 4.2 wordt een beschrijving gegeven van het plan voor herstructurering van Nieuw Crooswijk. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op de mogelijke ontwikkelingen in de Tamboerbuurt en wordt een beschrijving gegeven van de voor dit deelgebied op de plankaart gehanteerde bestemmingen.
In paragraaf 4.4 wordt een toelichting gegeven op de juridische beschrijving.
4.2 Herstructurering Nieuw Crooswijk
4.2.1 Hoofdstructuur
Meer dan in de huidige situatie zal de nieuwe stedenbouwkundige structuur van Nieuw Crooswijk zich richten op de doorgaande verbindingen in de wijk. Deze doorgaande verbindingen zijn de Nieuwe Boezemstraat, de (Nieuwe) Crooswijkseweg, de Crooswijksestraat/Pijperstraat en de Kerkhoflaan. Zij vormen de dragers van het plan en verbinden de wijk met haar omgeving.
De Paradijslaan en Rusthoflaan blijven ook in het nieuwe plan voor Nieuw Crooswijk de centrale assen binnen de wijk. Wel worden deze assen in de nieuwe situatie zwaarder aangezet door bebouwing en laanbeplanting, waardoor de hoofdstructuur van de wijk meer helder wordt. Dit geldt vooral voor de Rusthoflaan waar de laan ook een bebouwde rand krijgt aan de zijde van de r.-k. begraafplaats en waar tegelijkertijd meer breedte wordt verkregen door de bebouwing aan de andere zijde bijna 10 meter in noordelijke richting te verleggen. De breedte van het profiel van de Paradijslaan blijft ongewijzigd. Wel wordt de rooilijn van de bebouwing aan de Kerkhoflaan / Crooswijksebocht iets teruggelegd zodat de Paradijslaan op een meer vanzelfsprekende manier doorloopt in de Crooswijksebocht. Daarnaast krijgt de r.-k. begraafplaats ook aan de Paradijslaan een bebouwde rand.
Door de bebouwing aan de noordrand van de r.-k. begraafplaats krijgt ook het Paradijsplein een centrale positie in de wijk. De nieuwbouw leent zich op deze plek goed voor een centrale wijkvoorziening.
4.2.2 Buurten
De belangrijkste wijzigingen in de structuur van Nieuw Crooswijk doen zich voor binnen de buurten. Het overgrote deel van de bebouwing wordt gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. De buurten krijgen een geheel nieuwe verkaveling. De oriëntatie van het nieuwe stratenpatroon is zoals gezegd helder, doordat de straten georiënteerd worden op de doorgaande verbindingen Kerkhoflaan en Nieuwe Crooswijkseweg. Daarnaast krijgen ze bij voorkeur ook een breed profiel zodat een aangename buitenruimte kan worden gerealiseerd van een voldoende omvang.
Hieronder volgt een beschrijving van de nieuwe opzet van de buurten. Omdat de Paradijslaan en Rusthoflaan gehandhaafd blijven verandert er aan de begrenzing en ook de naamgeving van de buurten niets.
Wandeloordgebied
Het Wandeloordgebied krijgt een stevige wand aan de Boezemlaan. Het is mogelijk om duidelijke hoogteverschillen aan te brengen, waardoor een gevarieerde gevel ontstaat. In de plint van deze gebouwen is ruimte voor bedrijvigheid.
Aan de achterzijde van dit blok komt een brede straat die loopt van de kop van de Nieuwe Boezemstraat tot aan de Kerkhoflaan. De andere drie bouwblokken van het Wandeloordgebied zijn gegroepeerd rondom de "Nieuwe Avenue", een laan die zich verbreedt tot plantsoen en de buurt een bijzondere allure geeft. In dwarsrichting zijn twee korte straatjes gepland, die voor de verbindingen tussen de Nieuwe Avenue en woonstraat zorgen.
De woningen aan de Rusthoflaan blijven voor het grootste deel behouden. Dit zelfde geldt voor het woonblok op de hoek Kerkhoflaan-Boezemlaan.
Crooswijksebocht
De buurt Crooswijksebocht wordt omsloten door de Rotte en de Algemene begraafplaats. Het is mogelijk om de nieuwbouw hier ten opzichte van de huidige bebouwing steviger, dus onder andere hoger te realiseren.
Op de kop van het blok aan de Kerkhoflaan is hoogbouw mogelijk die de entree tot Nieuw Crooswijk kan markeren. Op de hoek van het bouwblok is naast appartementen ruimte voor een publieke voorziening. In de plint zijn mogelijkheden voor horeca aansluitend op de promenade aan het water.
Paradijshof
In de Paradijshof wordt de structuur van drie gesloten bouwblokken gewijzigd in een structuur van twee grotere bouwblokken. In het grootste bouwblok, aan de zijde van de Kerkhoflaan, bestaat de mogelijkheid van een hofje. Het hofje kan de plek een bijzonder woonmilieu geven en vormt in combinatie met de ertegenover gelegen woontoren een apart ensemble en een markante plek in de wijk.
Schutterskwartier
In plaats van de huidige verkaveling van drie ondiepe bouwblokken is gekozen voor een ruimere opzet met twee bouwblokken. De oriëntatie verandert van noord-zuid naar oost-west. Door de ruimere opzet krijgt deze tussenliggende straat een breed profiel, waarbinnen voldoende ruimte is voor een pleintje of plantsoen.
Om het profiel van de Kerkhoflaan aan te sluiten op dat van de Linker Rottekade wordt de rooilijn van de nieuwe bebouwing bij het Schutterskwartier ongeveer 8 meter naar achteren geplaatst.
Trapezium
In de bestaande situatie bestaat deze buurt uit twee grote bouwblokken, waarbinnen zich een aantal schoolgebouwen bevindt. In de nieuwe situatie bestaat de buurt uit drie ruime bouwblokken met tussenliggende straten die aansluiten op de straten in het Wandeloordgebied. De rooilijn van de bebouwing aan de Rusthoflaan wordt ten opzichte van de bestaande situatie circa 9 meter naar achteren gelegd om meer ruimte te maken voor een laanprofiel met een brede groenstrook in het midden.
De belangrijkste verbinding in het gebied is de Nieuwe Avenue die vanuit het Wandeloordgebied zal worden doorgetrokken naar het Trapezium, zodat deze aansluit op de Crooswijkseweg en in de toekomst bij voorkeur op de Nieuwe Boezemstraat.
De mogelijkheid bestaat om het kleuterschooltje in het Trapezium te behouden en renoveren.
4.2.3 Bouwblokken
Ook in de nieuwe situatie bestaat de verkaveling uit gesloten bouwblokken. Dit geeft de wijk de gewenste stedelijke uitstraling. Bij het positioneren van nieuwe straten is rekening gehouden met de maat van de bouwblokken. In de huidige situatie zijn de bouwblokken erg smal. Ze zijn daardoor niet alleen benauwd aan de binnenkant, maar bieden ook onvoldoende ruimte voor tuinen en binnenhoven. De blokmaat in de vernieuwde wijk biedt goede ruimte voor groen, privé-terrassen, privé-tuinen en collectieve binnenhoven waar kleine kinderen veilig kunnen spelen (zie 4.2.4). De blokmaat is ook zodanig dat diverse parkeeroplossingen opgenomen kunnen worden (zie 4.2.5).
In aansluiting op de bestaande opzet van de wijk worden de blokken niet ingevuld met maar één woningtype en door maar één architect, maar is ervoor gekozen om een pandsgewijze verkaveling te maken. Dat wil zeggen dat de gebouwen zich laten aflezen als individuele panden en niet als een groot blok. Verschillende architecten bouwen naast elkaar zodat een gedifferentieerd en kleinschalig beeld ontstaat.
Door de pandsgewijze benadering kunnen woningtypes gemakkelijker gecombineerd worden binnen een bouwblok.
Om deze pandsgewijze benadering in het bestemmingsplan mogelijk te maken, worden per bebouwingsstrook (komt overeen met één zijde van een bouwblok) maximale pandbreedten voorgeschreven en daaraan gekoppeld zowel minimale, maximale als gemiddelde bouwhoogten. De maximale pandbreedten in het plangebied varieren naar gelang de plek in het gebied. Langs doorgaande wegen is een grotere pandbreedte toegestaan. Voor de echte woonstraten geldt het omgekeerde. Om te voorkomen dat overal tot de maximum bouwhoogte wordt gebouwd, wordt per bebouwingsstrook ook een (maximale) gemiddelde bouwhoogte gegeven. Deze (maximale) gemiddelde bouwhoogte wordt berekend door van alle afzonderlijke panden in de strook het aantal bouwlagen bij elkaar op te tellen en deze som te delen door het aantal panden in de strook. Deze berekening wordt in de onderstaande figuur geïllustreerd.
Figuur boven: Theoretische berekening van de (maximale) gemiddelde bouwhoogte voor bebouwingsstrook VI op de plankaart (minimaal 3 bouwlagen, maximaal 6 bouwlagen). De 8 panden hebben bij elkaar opgeteld 35 bouwlagen. De gemiddelde bouwhoogte is 4.375 bouwlagen (35 gedeeld door 8). Dit aantal blijft onder de maximale gemiddelde bouwhoogte van 4.5 bouwlagen en voldoet daarmee aan het bouwvoorschrift voor bebouwingsstrook VI.
De verschillende bouwhoogtezones zijn weergegeven op de plankaart (of in de bijlagen behorend bij de wijzigingsbevoegdheden). In de praktijk komt het er op neer dat bouwhoogtes langs de lanen variëren van vier tot acht woonlagen (langs de Boezemlaan vier tot negen) en in de buurten drie tot zes bouwlagen. Het plan biedt ook ruimte voor één echt hoogteaccent, namelijk aan de Kerkhoflaan, op de kop van de Crooswijksebocht tegenover het hofje in de Paradijshof. Dit hoogteaccent heeft een bouwhoogte van maximaal 18 bouwlagen. Daarnaast zijn binnen dit plan op een aantal markante plaatsen in het nieuwe stedenbouwkundig weefsel ook 'specials' mogelijk gemaakt. Deze benaming wordt gegeven aan gebouwen die opvallen door hun bijzondere architectuur en/of afwijkende bouwhoogte. De maximale hoogte van een special bedraagt 2,5x de gemiddelde bouwhoogte van de bebouwingsstrook waarin deze is gesitueerd, maar mag niet hoger zijn dan 14 bouwlagen. Van hoge specials wordt verwacht dat ze een slanke verschijningsvorm hebben. Om dit te bereiken is bij een bouwhoogte van 9 bouwlagen en hoger de maximaal toegestane oppervlakte gelimiteerd tot 420 vierkante meter. De locaties van de specials zijn door middel van een aanduiding weergegeven op de plankaart. De specials staan los van de berekening van de (maximale) gemiddelde bouwhoogten van de bebouwingsstroken die op de plankaart worden aangegeven. In de regels zijn de hoogtematen niet in lagen, maar in meters gegeven.
Op de plankaart wordt een aantal gegevens per bouwblok nader gespecificeerd. Om te beginnen wordt per bouwblok het maximale aantal woningen vastgelegd. Dit is nodig in verband met de gebiedsafspraken over aantallen te slopen en nieuw te bouwen woningen en ook vanwege het milieuonderzoek dat voor het gebied is uitgevoerd. Daarnaast wordt per blok aangegeven of een parkeergarage mogelijk is en hoeveel lagen deze mag hebben, ondergronds en bovengronds. Ook de maximale hoogte van de specials wordt in de regels gegeven.
Tot slot worden in de regels ook maximale vloeroppervlakten genoemd voor het niet-wonen programma in de verschillende bouwblokken. Dit aspect zal nader aan de orde worden gesteld in hoofdstuk 5 van deze toelichting.
4.2.4 Groen
De openbare ruimte in de nieuwe wijk vormt de drager van het masterplan. De toon wordt gezet door klassieke straten met brede trottoirs en laanbomen die tot wasdom kunnen komen. Om reden van duurzaamheid en ambiance is ervoor gekozen te investeren in de kwaliteit van bestrating en meubilair. Het straatbeeld wordt schoon, overzichtelijk en verzorgd. Dat betekent dat elementen die nu doorgaans het straatbeeld vervuilen, zowel fysiek als visueel in de nieuwe opzet worden geïntegreerd. Zo zullen huisjes voor nutsvoorzieningen worden geïntegreerd in de bebouwing. De bestaande bovengrondse vuilcontainers verdwijnen uit het straatbeeld en worden vervangen door bijvoorbeeld ondergrondse oplossingen of indien mogelijk opgenomen in appartementengebouwen. Hogere stoepbanden moeten het wildparkeren tegen te gaan.
In de nieuwe wijk ontstaan diverse nieuwe ruimtes waar kinderen kunnen spelen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende leeftijdsgroepen en activiteiten. Door de diepte van de bouwblokken zijn er collectieve binnenterreinen waar de allerjongste kinderen in de leeftijdscategorie 1-6 jaar veilig kunnen spelen. Er is geen gevaar van autoverkeer. Door het gemeenschappelijke eigendom en beheer van deze ruimte, krijgt deze speelplek een besloten karakter.
Door brede trottoirs ontstaan speelstoepen, waar de wat oudere kinderen kunnen spelen. Deze stoepen zijn, mede door het veelal ontbreken van parkeerhavens, overzichtelijk en werken zeer ruimtelijk. Daarnaast zijn er diverse mogelijkheden voor speelplekken voor kinderen in de leeftijdscategorie van 7 tot 12 jaar. Dit varieert van kleine plekken waar gevoetbald kan worden tot plaatsen waar speeltoestellen staan. In principe zijn in alle buurten speelgelegenheden voorzien. Voorbeelden zijn het hofje in het Paradijshof, de Nieuwe Avenue in het Wandeloordgebied en het parkje aan de slingerende weg in het Schutterskwartier. Voor de groep van 13 tot 16 jaar zijn er naast het Schuttersveld, in het blok van het Trapezium en in de Crooswijkse Bocht twee speelvoorzieningen voorzien.
In het nieuwe profiel bij de Kerkhoflaan wordt een promenade langs het water gemaakt. Bij de Rooms-Katholieke Begraafplaats wordt aan de noordzijde bebouwing toegevoegd aan de rand. De bebouwing moet ingetogen en dusdanig ontworpen worden dat de rust op de begraafplaats bewaard blijft. In het midden van de strook, waar een tweetal bestaande bomen gespaard wordt, kan een extra toegangspoort gesitueerd worden.
4.2.5 Verkeer
De nieuwe wijk bestaat uit een fijnmazig weefsel van straten, lanen en plantsoenen. Om het gevoel van een geïsoleerde wijk te voorkomen wordt dit weefsel zo goed mogelijk aangetakt op het netwerk van de stad. De bereikbaarheid van het centrum, het Kralingse Bos, de nabijheid van de snelweg en het Oostplein zijn wezenlijk onderdeel van het woongenot. Dit geldt voor zowel het gemotoriseerd als het langzaam verkeer.
Het gehele plangebied wordt veilig ingericht om daadwerkelijk een kindvriendelijke wijk te maken. Het hele gebied wordt een 'dertig kilometergebied'. Alleen de Boezemlaan/ Boezembocht, de Nieuwe Boezemstraat/ Boezemstraat en de Crooswijksestraat/ Pijperstraat vormen hierop een uitzondering.
Door het fijnmazig weefsel in Nieuw Crooswijk zijn er goede fietsverbindingen. In Nieuw Crooswijk ligt één regionale fietsroute, die loopt langs de Rotte, de Linker Rottekade en de Crooswijksebocht. Langs de Rotte is ruimte voor een fietspad en een promenade.
Door de duurzaam veilige inrichting van Nieuw Crooswijk verbetert de beleving van de wandelroutes door de wijk. Door de toepassing van een aantal snelheidsremmende maatregelen kunnen voetgangers zich veiliger door de wijk begeven.
In het straatbeeld moet de auto niet domineren. In de toekomstige situatie wordt er in de meeste straten maar aan één zijde geparkeerd. Dat neemt niet weg dat, voor wat betreft de parkeerbalans, in het hele gebied voldaan wordt aan de parkeernorm uit de Rotterdamse bouwverordening. Voor elke nieuwbouwwoning (vrije sector koop en huur) wordt minimaal 1 parkeerplaats op eigen terrein gerealiseerd. Daarbij is ervoor gekozen om in de wijk een diversiteit aan parkeeroplossingen te hanteren. Iedere categorie en plek vraagt immers om een specifieke benadering. In de exploitatie is daarom rekening gehouden met verschillende principeoplossingen als ondergrondse parkeergarages, parkeren in het souterrain onder een woning, parkeren onder een dek met daarboven een collectieve tuin, losstaande parkeergebouwen en parkeren op het maaiveld. Alle genoemde parkeervoorzieningen gaan gepaard met een systeem van betaald parkeren dat in de toekomst in heel Rotterdam zal worden ingevoerd.
Parkeergarages (zowel ondergronds als bovengronds) zijn niet binnen alle bouwblokken gewenst. In een aantal bouwblokken is het gewenst het parkeren meer aan de woningen te koppelen en op het binnenterrein op het maaiveld ruimte te houden voor spelen en groen. Daar waar een parkeergarage toegestaan is, wordt dit door middel van een aanduiding PG op de plankaart weergegeven. In alle overige bouwblokken wordt met een aanduiding T gewaarborgd dat het binnenterrein als tuin wordt ingericht.
4.2.6 Bestemmingen
Voor de nieuwbouw in de wijk worden grofweg twee bestemmingen gehanteerd, namelijk de bestemmingen "Woongebied" en "Gemengd - 3".
De bestemming "Woongebied" is primair gericht op de woonfunctie. Slechts op zeer beperkte schaal worden binnen deze bestemming op de begane grond ook andere functies toegestaan, zoals bedrijven en maatschappelijke voorzieningen (zie hiervoor hoofdstuk 5).
Binnen de bestemmingen "Gemengd - 3" staat niet de woonfunctie centraal maar een combinatie van verschillende functies waar wonen er een van kan zijn.
Zaken als bouwhoogten, specials (hoogteaccenten), parkeergarages e.d. worden met nadere aanduidingen op de plankaart geregeld. De grotere stukken groen in de buurten (in de openbare ruimte) zijn vanwege het belang voor de leefbaarheid in de buurt als "Groen" bestemd.
4.2.7 Begraafplaatsranden
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in 2008 goedkeuring onthouden aan stroken grond welke grenzen aan de Algemene begraafplaats resp. de Rooms-katholieke begraafplaats in Crooswijk. De Afdeling stelt zich op het standpunt dat bij de bebouwingsmogelijkheden onvoldoende rekening is gehouden met de in acht te nemen piëteit bij grafbezorging.
In samenwerking met de OCNC is bezien op welke wijze hieraan tegemoet kan worden gekomen.
Zone langs de Rooms-katholieke begraafplaats
Met het oog op de in acht te nemen piëteit is nu in de regels voorgeschreven dat gebouwen op gronden in blok L (bestemming "Woongebied") geen buitenruimten mogen hebben aan de zijde van de begraafplaats. Evenmin mag vanuit gebouwen of vanaf een galerij direct zicht mogelijk zijn op de begraafplaats. Teneinde de afstand tot de begraafplaats te optimaliseren, is voorgeschreven dat woningen in blok L uitsluitend mogen worden opgericht in de voorgevel bouwgrens. Zij mogen een maximum diepte hebben van 14 meter; een extra bouwdiepte tot 18 meter is toegestaan, niet hoger dan 6m50 (2 bouwlagen).
Daarnaast is nog de gelegenheid geboden om op de verdiepingen een gemeenschappelijke ontsluiting in de vorm van een galerij te realiseren. Bij de keuze van laatstgenoemde bouwvorm, dienen de woningen op de begane grond een eigen entree op straatniveau te hebben.
Tot slot is van belang dat special nummer 9 (het hoogteaccent aan de begraafplaatsrand in blok L) is vervallen en dat bouwhoogtezone is aangepast in die zin dat de maximum bouwhoogte nu 16 m bedraagt en de maximum gemiddelde bouwhoogte 13 m. De maximum perceelsbreedte van 16 meter is gehandhaafd. Binnen genoemd bouwblok zijn derhalve diverse bebouwingsmogelijkheden denkbaar, variërend van een galerijwoning tot stadswoningen; ook patiowoningen kunnen worden toegepast.
Zone langs de Algemene begraafplaats
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State constateerde ten aanzien van het bestemmingplan "Nieuw Crooswijk 2006" dat tussen de geplande bebouwing op gronden met de bestemming "gemengde doeleinden II" en de begraafplaats voorzien is in een zekere zonering door de waterpartij van circa 10 meter breedte en de groenstrook op de begraafplaats die kennelijk niet voor grafbezorging wordt gebruikt. Hoewel niet gebleken is van voornemens om deze strook in gebruik te nemen voor graven, sluit de planregeling een dergelijk gebruik niet uit. Gelet hierop is een voldoende afstand tot de nieuwbouw niet gewaarborgd. Aldus de Afdeling.
Uit overleg met de beheerder van de begraafplaats is gebleken dat deze er geen bezwaar tegen heeft dat deze groenstrook over een diepte van 16 meter gevrijwaard blijft van graven. In de praktijk wordt een deel van de strook reeds gebruikt voor opslag- en werkdoeleinden.
In verband hiermede is nu geregeld dat op de begraafplaats een zone de bestemming "Groen" heeft gekregen, zodat daar geen graven mogen worden ingericht. Wel zijn hierin toegestaan bouwwerken voor (onder andere) opslag en onderhoud, mits voorzien van een gesloten wand aan de zijde van de Kerkhoflaan / Crooswijksebocht. Voor zover de gronden in bedoelde zone worden gebruikt voor opslag in de open lucht van grafruimingsmateriaal, is zulks slechts toegestaan, mits dit plaatsvindt achter schermen, zodat vanaf de (gebouwen aan de) Kerkhoflaan en Crooswijksebocht er geen zicht op mogelijk is.
Met een waterpartij van 10 meter diepte en daaraan grenzend een groenzone van 16 meter diepte, wordt een afstand van ten minste 26 meter in acht genomen tussen de nieuw geplande bebouwing en de begraafplaats. Hiermee wordt voldaan aan de Inspectierichtlijn Lijkbezorging, waarin gesproken wordt van een afstand van 20 à 30 meter.
Ten aanzien van de geplande bebouwing (in wijzigingsbevoegdheid 2) is bovendien voorgeschreven dat gebouwen op gronden met de nadere hoogteaanduiding 61 resp. 5 geen buitenruimte aan de gevel mogen hebben, aan de zijde van de begraafplaats. Tevens mag vanuit bedoelde gebouwen tot een hoogte van 5 meter geen direct zicht mogelijk zijn op de begraafplaats. Een dakterras is wel toegestaan, mits voorzien van een 2 meter hoge afscheiding.
Tot slot is nog voorgeschreven dat op de gronden van blok I de bouwhoogtegrenzen niet verschoven mogen worden. Dit is gedaan om zo veel mogelijk afstand te bewaren tussen de geplande bebouwing en de begraafplaats.
4.3 Tamboerbuurt
4.3.1 Ontwikkelingen
De Tamboerbuurt ten oosten van de Nieuwe Crooswijkse weg leent zich goed als toekomstige locatie voor een wijkwinkelcentrum voor heel Crooswijk. De buurt is centraal gelegen ten opzichte van de wijken Oud en Nieuw Crooswijk. Bovendien biedt deze locatie ook de ruimte voor nieuwbouw van het winkelcentrum en de bijbehorende parkeercapaciteit en heeft de gemeente hier ook al veel eigendom. Het winkelcentrum zou volgens onderzoek van het bureau Droogh, Trommelen, Broekhuis een omvang moeten hebben van circa 7.000 vierkante meter bruto vloeroppervlak. Bij de berekening is uitgegaan van 2 supermarkten en verder 4.000 vierkante meter aan overige detailhandel.
Na een eerder uitgesproken intentie om in de toekomst het winkelcentrum voor Oud en Nieuw Crooswijk in de Tamboerbuurt onder te brengen, heeft de deelgemeente in december 2003 concreet opdracht gegeven de maatschappelijke en financiële haalbaarheid ervan te onderzoeken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat de bestaande winkelcentra aan de Crooswijkseweg en de Rusthoflaan worden opgeheven conform de Ruimtelijk Economische Structuurvisie voor Kralingen-Crooswijk die in 2001 is vastgesteld (zie ook hoofdstuk 5). De winkelbebouwing aan de Rusthoflaan maakt onderdeel uit van de herstructurering van Nieuw Crooswijk en wordt gesloopt. Voor de winkelruimten aan de Crooswijkseweg zou een nieuwe functie gevonden moeten worden.
Voor het nieuwe winkelcentrum in de Tamboerbuurt bestaat nog geen uitgewerkt plan. Wel wordt ervan uitgegaan dat het nieuwe winkelcentrum in de twee meest zuidelijke bouwblokken wordt ondergebracht. Een deel van het winkelprogramma zou mogelijk zelfs ondergebracht kunnen worden in bestaande bebouwing, zoals bijvoorbeeld in (een deel van) de voormalige school aan de Tamboerstraat, die nu wordt gebruikt door een groep kunstenaars. Het wijkwinkelcentrum zou gecombineerd kunnen worden met andere wijkvoorzieningen.
In de bouwlagen boven het winkelcentrum zullen naar alle waarschijnlijkheid woningen worden gerealiseerd. De totale bouwhoogte zal maximaal 6 lagen worden, met als uitzondering een hoger gebouw als accent aan de zijde van het Schuttersveld en/of Nieuwe Boezemstraat.
Omdat het onderzoek naar de haalbaarheid van een winkelcentrum nog loopt en omdat ook de belangen groot zijn, is er voorlopig voor gekozen vooralsnog alleen de vigerende situatie te bestemmen.
4.3.2 Bestemmingen
De meeste woningen in het Tamboergebied hebben de bestemming "Wonen" of "Gemengd - 1 en - 2" gekregen.
De gemengde bestemming laat op de begane grond naast wonen, bedrijven (in de milieucategorieën 1 en 2), en praktijkruimten toe. Uitwisseling tussen deze functies is zonder meer mogelijk, mits het alleen de begane grond betreft. Voor de panden met de bestemming "Gemengd - 1" zijn, waar nader aangegeven, op de begane grond tevens winkels, kantoren, horeca of maatschappelijke voorzieningen toegestaan.
Onder de bestemming "Maatschappelijk - 1" worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen begrepen. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie, zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. Een kerk kan bijvoorbeeld een culturele ontmoetingsruimte worden en op de plek waar nu een school zit is ook een polikliniek mogelijk.
4.4 Juridische Planbeschrijving
4.4.1 Woningaantal
In de regels is opgenomen dat voor de blokken A tot en met N het totale woningaantal niet meer dan 2100 mag bedragen. Dit aantal is gebaseerd op het masterplan waarin 1753 nieuwe woningen na herstructurering zijn opgenomen en 347 woningen gehandhaafd blijven. Los daarvan zijn per bouwblok of bouwvlak maximale woningaantallen gegeven die gerespecteerd dienen te worden.
Deze aantallen hebben overigens geen betrekking op de circa 379 woningen in de Tamboerbuurt en de 49 woningen op het Schuttersveld.
4.4.2 Werken aan huis
In de regels is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
4.4.3 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.
De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.
4.4.4 Horeca
In de Horecanota 2008 - 2011 van deelgemeente Kralingen - Crooswijk worden de hoofdlijnen van het horecabeleid beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden bestemd met een aanduiding "Horeca toegestaan" op de plankaart. In de regels zijn de adressen vastgelegd waarvoor deze aanduiding geldt.
In de deelgemeente wordt ernaar gestreefd de overlastarme situatie zo veel mogelijk te handhaven. Inrichtingen worden uit woonstraten geweerd. Horecaondernemingen dienen te passen bij het karakter van vestigingsgebieden en de reeds gevestigde horeca. In de meeste straten in Kralingen - Crooswijk is de bestaande horecamix en spreiding al in overeenstemming met het karakter van de straat. De algemene gewenste ontwikkeling luidt dan ook: handhaving van het bestaande aantal en soort inrichtingen.
De horecafunctie is op zeer beperkte schaal toegestaan in het plangebied. In de bestemming "Gemengd - 3" aan de Crooswijksebocht is de vestiging van nieuwe horeca mogelijk tot een maximum van 800 m2. Verder hebben de bestaande cafés in de aanduiding 'horeca toegestaan' gekregen.
4.4.5 Detailhandel
Binnen het te reconstrueren deel van het plangebied is een tiental nieuwe kleinschalige winkels mogelijk met een omvang van maximaal 100 m² per vestiging. Deze kunnen verspreid over het gebied gerealiseerd worden. Enige concentratie rondom het Paradijsplein is gewenst. De winkels in de te handhaven bebouwing aan de Paradijslaan zijn ook in de toekomst mogelijk. Deze winkels zijn door middel van een aanduiding "detailhandel toegestaan" op de plankaart aangegeven.
Op de hoek Paradijslaan/Kerkhoflaan zijn bedrijven (in milieucategorie 1 en 2) en showrooms toegestaan. Winkels zijn hier niet toegestaan.
4.4.6 Belhuizen (bij detailhandel)
De aanwezigheid van belhuizen wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Weliswaar moeten belhuizen die tevens goederen te koop aanbieden zich net als winkels houden aan de Winkeltijdenwet, maar voor uitsluitend het bieden van de mogelijkheid om goedkoop te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels.
Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belhuizen aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belhuizen in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen dergelijke bestaande belhuizen niet meer voor. Belhuizen zijn doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die een winkel mogelijk maken. Omdat de bestemmingsplanregels expliciet bepalen dat een belhuis niet onder een winkelfunctie valt, is in het plangebied geen belhuis toegestaan.
Het opnemen van de regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening.
4.4.7 Leidingen en straalpad
In het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding gelegen. Deze is met een bebouwingsvrije zone van 5 meter aan weerszijden aangegeven op de plankaart.
Over het plangebied ligt een straalpad ten behoeve van de telecommunicatie. Om de onbelemmerde doorgang van de signalen te waarborgen geldt een hoogtebeperking voor bouwwerken van 96 meter binnen het straalpad. De onbelemmerde doorgang is vanwege de maximum bouwhoogte niet in het geding.
4.4.8 Toetsingsvlakken Rotterdam Airport
Over het plangebied zijn toetsingsvlakken gelegen t.b.v. communicatie- en navigatieapparatuur van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) om de kwaliteit hiervan te waarborgen. Enkele van de kegelvormige toetsingsvlakken liggen ter hoogte van het bestemmingsplan op circa 45 tot 65 meter NAP. De toetsingsvlakken worden als volgt uitgelegd: als de bebouwing lager is dan de hoogte van de toetsingvlakken, dan is er geen verdere toestemming van Luchtverkeersleiding Nederland (LNVL) of Rijkswaterstaat nodig. Zodra de bebouwing hoger is dan de toetsingvlakken dienen LVNL en Rijkswaterstaat te beoordelen of de bebouwing een belemmering is voor respectievelijk de apparatuur en de vliegbewegingen.
In het bestemmingsplan zijn enkele hoogteaccenten toegestaan die deze toetsingsvlakken doorkruisen.
Aandacht gaat uit naar het obstakelvrij houden van de aanvliegroutes. Door provincie en gemeenten wordt al gewerkt met de "obstakelvrije zones" (ook wel Runway-End Safety Areas (RESA) genoemd). Een wettelijke verplichting ontbreekt echter nog. Momenteel is echter een aanpassing van de Luchtvaartwet in voorbereiding, waardoor in de toekomst ook voor regionale en kleine luchthavens een Luchthavenindelingsbesluit zal worden opgesteld. Het plangebied ligt binnen de aanvliegroute van Rotterdam Airport. In verband met de vliegveiligheid geldt er binnen de aanvliegroute een hoogtebeperking voor gebouwen en andere bouwwerken. Ter plaatse van de Algemene Begraafplaats, tot aan Schutterskwartier en Wandeloordgebied geldt een hoogtebeperking tot circa 40 meter NAP. Daarbuiten loopt de hoogtebeperking op tot circa 60 meter boven NAP in het Tamboergebied.
Het straatpeil in het plangebied varieert tussen enkele decimeters boven NAP tot circa 1 meter beneden NAP.
In de regels zijn in meerdere locaties met de bestemming "Woongebied" en "Gemengd - 3" hoogteaccenten toegestaan die hoger zijn dan de 40 meter. In de regels is opgenomen dat wanneer hoger gebouwd wordt dan 40 meter, een advies van de Luchtverkeersleiding Nederland noodzakelijk is, om aan te tonen dat de voorgenomen bouwactiviteiten geen gevaar of hinder opleveren voor het luchtverkeer.
Hoofdstuk 5 Bouwprogramma Nieuw Crooswijk
5.1 Algemeen
Het plangebied Nieuw Crooswijk is ook in de toekomst primair een woonwijk. Wel krijgt de wijk naast woningen in diverse categorieën en groottes ook een mix van functies die goed passen bij het karakter van de nieuwe stadswijk. Het gaat daarbij om functies als een brede school, kleinschalige kantoren en bedrijvigheid, ateliers en niet commerciële voorzieningen. Dit overige programma wordt hoofdzakelijk in de plinten van de bebouwing langs de lanen gerealiseerd.
5.2 Wonen
In Nieuw Crooswijk wordt gestreefd naar het beeld van een typische middenklasse stadswijk. Dit betekent een gevarieerde samenstelling qua bewoning. Om dit te bereiken zal een breed spectrum aan woningtypes worden aangeboden in zowel de koop- als huursector. De gemiddelde grootte van de woningen is ruimschoots groter dan de huidige woningen in de wijk.
De variatie in bewoning zal verder worden onderstreept door de pandsgewijze opbouw van de woonblokken. Door de kleinschalige opbouw en de onderscheidende architectuur per bouwblokje zullen herkenbare wooneenheden ontstaan. Bewoners zullen zich daardoor snel identificeren met hun "eigen" woning.
5.3 Voorzieningen / Bedrijvigheid
Centraal in Nieuw Crooswijk op het Paradijsplein komt de brede school, een voorziening voor kinderen tot 12 jaar en hun ouders. De Brede School biedt onderdak aan een basisschool, kinderopvang voor kinderen tot 4 jaar, buitenschoolse opvang en een servicebalie. De Brede School heeft multifunctionele ruimtes gekregen die geschikt zijn voor naschoolse activiteiten zoals sport, handvaardigheid of muziek, voor diverse leeftijdsgroepen. De Brede School is inmiddels geopend.
Anno 2009 wordt getracht het schooltje in het Groot Trapezium in te passen in het nieuwe woonblok. In een latere fase zal bij de uitwerking moeten blijken of dat mogelijk is (afgebrand). In het Groot Trapezium heeft het Albeda College twee scholen in gebruik, middels een langlopende overeenkomst met DSO. Het ligt in de bedoeling op de locatie van deze schoolgebouwen woningen te ontwikkelen. De onderwijsfunctie is hier niet wegbestemd. In het Tamboergebied is eveneens een basisschool gevestigd, deze blijft gehandhaafd.
De locatie van de Brede School is heel concreet bestemd. Voor bedrijfjes e.d. liggen de locaties nog niet exact vast. Ook is nog niet duidelijk hoeveel ruimte hiervoor gerealiseerd wordt, omdat de ruimtevraag zeer onvoorspelbaar is en onderhevig aan conjuncturele schommelingen. Wel zijn binnen de wijk plekken aan te wijzen die zich goed lenen voor de vestiging van deze functies. Deze zijn vooral gelegen aan de hoofdlanen van het plan en op de hoeken van de bouwblokken. Naast woonwerk combinaties kan men hier denken aan kleinschalige solitair gevestigde bedrijven. Het zullen wel bedrijven zijn die voor geen of weinig (milieu-)overlast zullen zorgen in de woonblokken (in de bedrijfscategorieën 1 en 2). Te denken valt aan vrije beroepen, (kunst)ateliers, kantoren en niet-commerciële voorzieningen.
Deze functies moeten zich vestigen in de plint (begane grond) van een gebouw. In dit bestemmingsplan wordt per bouwblok een maximaal aantal vierkante meter aangegeven dat met bedrijvigheid mag worden ingevuld. Voor kantoren geldt daarnaast nog een maximale omvang van 750 vierkante meter per vestiging om het kleinschalig en wijkgebonden karakter te waarborgen.
Een winkelconcentratie zoals nu aan de Rusthoflaan, zal niet meer in het plan terugkeren. De deelgemeente heeft een studie laten verrichten naar de winkelsituatie in Crooswijk en Nieuw-Crooswijk. Het resultaat van deze studie is een Ruimtelijk Economische Visie voor Kralingen/Crooswijk. In de RES wordt ingezet op een sterkere bundeling van de winkels in Crooswijk om naar de toekomst voldoende perspectief te behouden.
Het Tamboergebied, direct buiten het exploitatiegebied van de OntwikkelCombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC) is de beoogde locatie voor dit wijkwinkelcentrum (zie paragraaf 4.3). Binnen het plangebied is een 10-tal nieuwe kleinschalige winkels mogelijk met een omvang van maximaal 100 m² per vestiging. Deze kunnen verspreid over het gebied gerealiseerd worden. Enige concentratie rondom het Paradijsplein is gewenst. De winkels in de te handhaven bebouwing aan de Paradijslaan zijn ook in de toekomst mogelijk. Deze winkels zijn door middel van een aanduiding op de plankaart aangegeven.
De horecafunctie is op zeer beperkte schaal toegestaan in het plangebied. In de bestemming "Gemengd - 3" aan de Crooswijksebocht is de vestiging van nieuwe horeca mogelijk tot een maximum van 800 m2. Verder hebben de bestaande cafés de aanduiding 'horeca toegestaan' gekregen.
Hoofdstuk 6 Water
6.1 Beleidskader
6.1.1 Rijksbeleid
Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd. Het NWB is op 13 augustus 2008 geactualiseerd.
Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en ontheffingen in het kader van de Wro. De wijziging op het Besluit Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg.
Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
6.1.2 Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.
Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota 'Regels voor Ruimte' het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven. Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden - zuiveren.
In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer.
6.1.3 Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:
-Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
-Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
-Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water.
De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
6.1.4 Gemeentelijk beleid
Het Dagelijks Bestuur van de deelgemeente Kralingen-Crooswijk heeft op 18 april 2006 de analyse voor het deelgemeentelijk waterplan vastgesteld. Op 25 juni 2009 is fase twee vastgesteld en het uitvoeringsprogramma is in december 2009 door het Dagelijks Bestuur vastgesteld.
Voor het gehele plangebied geldt het ambitieniveau "Compacte Stad", met uitzondering van de nieuwe tak van de Rotte waarvoor het streefbeeld "Groene Wig" geldt.
Het streefbeeld "Compacte stad" gaat uit van een watersysteem, waarbij de belevingswaarde centraal staat. Verder moet de waterkwaliteit voldoen aan een basiskwaliteit; het water heeft een doorzicht van minimaal 40 centimeter, waarbij incidenteel een kroosdek kan voorkomen. Minimaal 5 % van de oevers moet in dat streefbeeld natuurvriendelijk ingericht zijn en de waterpartijen zijn minimaal 0,8 meter diep met diepere overwinteringplaatsen.
Het streefbeeld "Groene Wig" heeft als uitgangspunt een watersysteem waarbij de natuur centraal staat. Het water moet een natuurlijke kleur hebben met een doorzicht van minstens 1 meter, waarbij de diepte passend is bij het watertype. Minimaal 50 % van de oevers moet natuurvriendelijk ingericht zijn.
6.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.
De beheerder van het oppervlaktewater in "Nieuw Crooswijk II" is het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Zij hebben zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer onder hun hoede. Er heeft een aantal keren in algemene zin overleg plaatsgevonden over de watertoets in bestemmingsplannen. Hierbij is de rol van de gemeente deels overgenomen door de gebiedsontwikkelaar, te weten de Ontwikkelingscombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC). Uit dit overleg is een randvoorwaardennotitie gedestilleerd. Deze zal verderop in dit hoofdstuk worden behandeld.
Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.
6.3 Huidige Watersysteem
6.3.1 Oppervlaktewater
De waterkwaliteit en -kwantiteit in het plangebied valt onder het beheer van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het gebied "Nieuw Crooswijk II" is omsloten door de Rotte en de boezem (peil 1,00 m -NAP), maar dit is een apart watersysteem, dat hoger ligt dan het maaiveld in de wijk (peil 2,30 m -NAP).
In het plangebied liggen 2 singels (peil 2,30 m -NAP); de Excercitiesingel en de singel rond de Algemene begraafplaats. In het plangebied liggen geen duikers; beide singels zijn niet met elkaar verbonden. Beide singels hebben wel een inlaat- en een uitlaatleiding (de laatste via een klein gemaal) van en naar de Rotte c.q. boezem.
Er liggen geen bemonsteringspunten in het plangebied. Voor de fysisch-chemische waterkwaliteit kunnen de Crooswijksesingel en Boezemsingel als referentiesituatie worden beschouwd. Het water bevat een te hoge concentratie stikstof en fosfaat (respectievelijk 1,2 en 3,9 keer het maximaal toelaatbaar risico). In de zomerperiode komt regelmatig overmatige algenbloei voor. De zware metalen koper en zink liggen ruim boven het maximaal toelaatbaar risico. Geconcludeerd kan worden dat de waterkwaliteit matig is. In het deelgemeentelijk Waterplan worden maatregelen voorgesteld om de waterkwaliteit van de singels in Nieuw Crooswijk te verbeteren. Zo zullen langs de singels natuurvriendelijke oevers worden ingericht ter bevordering van de waterkwaliteit.
De oppervlakte van het huidige oppervlaktewater is 2,3 ha. Het oppervlakte aan water is geheel voorzien van beschoeiing. Natuurvriendelijke oevers ontbreken.
6.3.2 Riolering
Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Beheerder van het riool is de Gemeente Rotterdam (Gemeentewerken). Het neerslagwater dat op verharde oppervlakten valt wordt afgevoerd via het riool. In het plangebied is één overstort op het oppervlaktewater aanwezig, namelijk nabij de noordelijke begraafplaats. Onder de Rusthoflaan loopt een onderheid collecteurriool uitmondend in de overstort.
6.4 De Wateropgave
Wateropgave in relatie tot de plankaart en regels
De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming Water gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen.
Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.
Plangebied
Zoals in paragraaf 6.2 al is aangegeven heeft er overleg plaatsgevonden tussen het Hoogheemraadschap en de gemeente/OCNC. Uit dit overleg is een randvoorwaardennotitie gedestilleerd. Hieronder worden de belangrijkste punten van deze notitie uiteengezet.
Bemalingsgebied
Momenteel bestaat het watersysteem in "Nieuw Crooswijk II" uit twee bemalingsgebieden. Het is wenselijk om in de toekomst hier één gebied van te maken, zodat al het water in "Nieuw Crooswijk II" afwatert op de watergangen rond de begraafplaats en de Exercitiesingel. Dit kan uitgevoerd worden door middel van het aanleggen van een oppervlakteduiker. Daarnaast is het verstandig om binnen een zo groot mogelijk aaneengesloten gebied eenzelfde waterpeil te hanteren.
Compensatie verhard oppervlak
Het wateroppervlak anno 2006 van 3,9% voldoet niet aan de norm uit het Nationaal Bestuursakkoord Water. Om aan deze norm te voldoen moet het percentage water in het plangebied 4,5% zijn. Dit betekent dat er ten minste 0,6% extra oppervlaktewater gerealiseerd moet worden. Door middel van de verbredingen van twee watergangen wordt 3000 m2 extra oppervlaktewater gerealiseerd en daarmee wordt aan de eis van 4,5% voldaan.
Verbreding Exercitiesingel
Met dit percentage wateroppervlak is in principe voldaan aan de wateropgaaf voor het plangebied. Wel wordt door zowel het Hoogheemraadschap als de gemeente het zeer wenselijk geacht meer water te realiseren. Hierbij wordt gedacht aan het water rond de Rooms-katholieke begraafplaats. Met 0,5% extra wateroppervlak wordt zowel voldaan aan de norm van 5% die het Hoogheemraadschap graag ziet alsook aan de norm voortkomende uit de Waterplanambitie. Mochten er binnen de planperiode van dit bestemmingsplan financiële middelen beschikbaar komen om deze uitbreiding te realiseren, dan staat het bestemmingsplan de verbetering van de waterhuishouding niet in de weg.
De mogelijkheid om de waterhuishouding te verbeteren is namelijk ruimtelijk-juridisch mogelijk gemaakt, doordat in de regels binnen de bestemmingen "Groen", "Verkeersweg" en "Verblijfsgebied" de gronden mede bestemd zijn voor water.
Compensatie aanleg dam met duiker
Als gevolg van de aanleg van een dam met duiker aan de Schuttersweg wordt een stuk water gedempt. Na overleg met de waterbeheerder is hiervoor afgesproken dat watercompensatie nodig is van 32,2 m2. De compensatie van dit extra wateroppervlak wordt gevonden bij Exercitiesingel. Zoals hierboven is aangegeven wordt deze singel verbreed i.v.m. de compensatie verhard oppervlak en gaat nu ook deze 32,2 m2 extra als compensatie bieden. Op de plankaart is een iets bredere singel opgenomen.
Natuurvriendelijke oevers
Het aanleggen van natuurvriendelijke oevers geeft een grote bijdrage aan het totale ecologisch functioneren. Tevens is dit belangrijk voor de belevingswaarde van het water. Bij het aanleggen van nieuwe oevers zal een deel als natuurvriendelijk worden ingericht. Het bestemmingsplan maakt dit mogelijk.
Rioolsysteem
Het is niet wenselijk om schoon regenwater te lozen op het gemengde rioolstelsel. Het is gemeentelijk beleid om in nieuwe c.q. herstructureringswijken afvalwater en regenwater gescheiden in te zamelen. De waterkwaliteit en daarmee de belevingswaarde van het water in de wijk verbetert (mede) hierdoor. De woningen zullen dan ook worden gerealiseerd met een interne gescheiden rioolstelsel. Daar waar het stratenplan wijzigt, zal ook een verbeterd gescheiden rioolstelsel worden aangelegd om te voorkomen dat het schone regenwater op het gemengde rioolstelsel wordt geloosd. Dit is in "Nieuw Crooswijk II" het geval voor het overgrote deel van het plangebied behalve de Paradijslaan/Rusthoflaan.
Hoofdstuk 7 Milieu
7.1 Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen.
De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 - 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken.
Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten:
- beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving;
- richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau;
- veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit;
- waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en hanhaving het bedrijvenbestand bij te houden;
- het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen;
- veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn;
- de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen.
In de Stadsvisie Rotterdam, de ruimtelijke ontwikkelingsvisie 2030, worden met betrekking tot milieu en gezondheid een Kanskaart milieu en Aandachtspunten milieu gegeven. Aangegeven is dat Rotterdam een aantrekkelijke stad wil zijn om in te wonen en te werken. Een goede milieukwaliteit, veiligheid en gezondheid zijn daarbij onontbeerlijk. Om kansen voor een betere milieukwaliteit te benutten moet milieu vroegtijdig en zorgvuldig worden meegenomen in de planvorming. Als Rotterdam dat voortvarend doet, zal dit eraan bijdragen dat het bestaande imago van een vieze, ongezonde stad weggepoetst wordt.
Rotterdam wil dit doen door de ingeslagen weg te volgen, zoals met de actieve aanpak van de luchtproblematiek die Rotterdam reeds kent. Door ervaring in te zetten voor ontwikkeling van de wet- en regelgeving, zoals de ervaring opgedaan met bouwen op milieubelaste locaties. En door een verdubbeling van de CO2-ambitie door in te zetten op een halvering van de CO2-uitstoot per 2025.
In de Stadsvisie is het noordelijk deel van het plangebied op de kaart Aandachtspunten milieu aangegeven als aandachtszone overschrijding grenswaarde op het gebied van lucht, externe veiligheid, of geluid.
In het RR 2020 is aangegeven dat de Stadsregio wil inzetten op een pro-actieve aanpak van de milieuproblematiek. De ontwikkeling van aantrekkelijke woon- en werkmilieus moet vaak gebeuren op locaties met een relatief zware milieubelasting, zoals rivierzones, knooppunten en andere locaties aan infrastructuur. Toch is een goede milieukwaliteit een essentieel onderdeel van de leefomgeving. Het RR2020 kent daarom een dubbele borging van de milieukwaliteit. Met behulp van een globale milieusignaalkaart zijn al in de regionale ontwikkelingsstrategie van het RR2020 de grootste knelpunten ondervangen. Plaatselijk leidde dat tot het terugbrengen van het RR2020 programma. De tweede borg is een milieustrategie op het niveau van de locatie-ontwikkeling. Hierin staan niet alleen milieunormen, maar ook de kwaliteit van het milieu en de doelen voor gezondheid en veiligheid centraal. De milieustrategie gaat uit van de volgende uitgangspunten:
-een efficiënt gebruik van de ruimte;
-het groenblauwe raamwerk vrijhouden van intensieve verstedelijking;
-natuur en water zoveel mogelijk integreren in het stedelijk gebied;
-hinder als gevolg van geluid, lucht en externe veiligheid voorkomen en minimaliseren;
-verdichting op locaties die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer;
-een open planproces met betrokkenheid van de meest relevante partijen: bewoners, bedrijven, overheden en ontwikkelaars.
7.2 Milieu Effectrapportage
7.2.1 Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.
7.2.2 Plan/besluit
Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. In het bestemmingsplan zijn geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in hoofdstuk 7 van dit bestemmingsplan.
Op grond van het bovenstaande is het bestemmingsplan niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.
7.3 Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld.
De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder.
De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten:
- 'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2;
- 'gemengd woongebied'; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3
- 'industriegebied I'; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4;
- 'industriegebied II'; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5;
- 'industriegebied III'; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6.
Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als rustige woonwijk. Dit houdt in dat binnen het plangebied bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 zijn toegestaan.
Dit komt overeen met de aangetroffen situatie. In het plangebied is een natuursteenverwerkingsbedrijf dat in een hogere milieucategorie valt. Dit bedrijf is met een maatbestemming op het specifieke adres bestemd.
7.4 Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen.
Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.
Gemeentelijk ontheffingsbeleid
In het ontheffingsbeleid geldt een stelsel van voorkeurswaarden en grenswaarden voor geluid. Vanaf 1 januari 2007 is niet de provincie, maar de gemeente Rotterdam verantwoordelijk voor het ontheffingsbeleid. In het Rotterdamse beleid staat een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners voorop.
Bij beperking van geluidhinder hanteert de gemeente een volgorde in prioriteit: eerst bronmaatregelen, daarna overdrachtsmaatregelen en dan ontvangersmaatregelen. Bij het beoordelen van ontheffingsaanvragen besteedt het gemeentebestuur aandacht aan de mate waarin het stedenbouwkundig ontwerp bijdraagt aan de beperking van geluidsoverlast. Zo wordt in ieder geval nagegaan of er minimaal één geluidluwe gevel mogelijk is. In een compacte stad blijven ontheffingen van de voorkeurswaarde geregeld nodig om nieuwbouw te kunnen realiseren. Door beperking van geluidsoverlast vanaf het begin mee te nemen bij gewenste stedelijke ontwikkelingen, gaat de gemeente ervan uit dat de aantrekkelijkheid van de stad gewaarborgd blijft.
7.4.1 Wegverkeer
Bij wegverkeerslawaai onderscheidt men tramlawaai en lawaai afkomstig van auto's en vrachtverkeer. Tramverkeer valt onder wegverkeerslawaai, aangezien tramlawaai wettelijk niet als spoorweglawaai aan te merken is.
Tramlawaai wordt volgens het Rotterdamse ontheffingsbeleid niet getoetst aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh, maar de bijdrage dient wel inzichtelijk te worden gemaakt in het kader van wegverkeerslawaai.
Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.
Breedte geluidszones langs wegen
Soort gebied | Stedelijk | gebied | Buiten | stedelijk | gebied |
Aantal rijstroken | 1 of 2 | 3 of meer | 1 of 2 | 3 of 4 | 5 of meer |
Zonebreedte | 200 meter | 350 meter | 250 meter | 400 meter | 600 meter |
In nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd.
Plangebied
In het kader van het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk (2006)" heeft de deelgemeente Kralingen-Crooswijk 16 mei 2008 besloten de meeste binnenstedelijke wegen tot 30 km wegen te benoemen (met ingang van de uitvoering van de herinrichting e.d. in het kader van de uitvoering van dit bestemmingsplan). De overige binnenstedelijke wegen zijn 50 km wegen: de Bosdreef, Boezemlaan, Nieuwe Boezemstraat en de Crooswijksestraat.
In de directe omgeving van de ontwikkellocaties liggen de Kerkhoflaan, Linker Rottekade, Crooswijkseweg, Nieuwe Crooswijkseweg, Crooswijksebocht, Paradijslaan en Rusthoflaan waar op een maximum snelheid van 30 km/u geldt. Deze wegen zijn conform artikel 74 lid 2 van de Wetgeluidhinder vrijgesteld van zoneringsplicht. Derhalve hoeft de geluidsbelasting vanwege deze wegen van rechtswege niet te worden onderzocht. Een toetsing van deze wegen aan de bepalingen van de Wet geluidhinder is niet aan de orde. Conform de nota "Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in gemeente Rotterdam", alsmede ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing van een bestemmingsplan, dient de geluidsbelasting vanwege niet zoneplichtige geluidsbronnen bij dat plan inzichtelijk te worden gemaakt. De geluidsbelasting vanwege de genoemde 30 km/uur-wegen is daarom in dit rapport berekend, maar niet getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele 'nieuwe' situaties in het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II" dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.
De verwachte etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar 2020 zijn verstrekt door dS+V, afdeling Verkeer en Vervoer. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). De verkeergegevens van de A20 zijn verstrekt door Rijkswaterstaat. In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de gehanteerde etmaalintensiteiten.
nr | Straatnaam | Tussen | En | Etmaal intensiteit 2020 | snelheid (km/h) | Weg dektype* | |||||
1 | Boezemlaan | Soetendaalsekade | Veilingbrug | 28.550 | 50 | DAB | |||||
2 | Boezemlaan | Veilingbrug | Boezembocht | 27.775 | 50 | DAB | |||||
3 | Boezemlaan | Boezembocht | Kerkhoflaan | 26.350 | 50 | DAB | |||||
4 | Boezemlaan | Kerkhoflaan | Nwe Boezemstraat / Bosdreef | 27.525 | 50 | DAB | |||||
5 | Boezemlaan | Nwe Boezemstraat | Karmelweg / Langepad | 15.300 | 50 | DAB | |||||
6 | Bosdreef | Boezemlaan | Ir. P. Kosterlaan | 29.350 | 50 | DAB | |||||
7 | Nwe Boezemstraat | Boezemlaan | Rusthoflaan | 26.550 | 50 | DAB | |||||
8 | Nwe Boezemstraat | Rusthoflaan | Pijperstraat | 20.425 | 50 | DAB | |||||
9 | Kerkhoflaan | Boezemlaan | Rusthoflaan | 2.600 | 30 | Klinkers | |||||
10 | Kerkhoflaan | Rusthoflaan | Paradijslaan | 2.775 | 30 | Klinkers | |||||
11 | Linker Rottekade | Paradijslaan | Zaagmolenburg / Crooswijksestraat | 5.550 | 30 | Klinkers | |||||
12 | Rusthoflaan | Kerkhoflaan | Paradijslaan | 1.400 | 30 | Klinkers | |||||
13 | Rusthoflaan | Paradijslaan | Nwe Crooswijkseweg | 4.550 | 30 | Klinkers | |||||
14 | Rusthoflaan | Nwe Crooswijkseweg | Nwe Boezemstraat | 4.775 | 30 | Klinkers | |||||
15 | Paradijslaan | linker Rottekade / Kerkhoflaan | Rusthoflaan | 3.325 | 30 | Klinkers | |||||
16 | Crooswijkseweg | Crooswijksestraat / Pijperstraat | Rusthoflaan | 3.775 | 30 | Klinkers | |||||
17 | Nwe Crooswijkseweg | Rusthoflaan | Kop Paradijslaan | 1.050 | 30 | Klinkers | |||||
18 | Crooswijksestraat | Linker Rottekade | Crooswijksedwarsstraat | 12.525 | 50 | DAB | |||||
19 | Crooswijksestraat | Crooswijksedwarsstraat | Crooswijkseweg | 10.125 | 50 | DAB | |||||
20** | Pijperstraat | Crooswijkseweg | Boezemstraat | nvt | nvt | nvt | |||||
21*** | Crooswijksebocht | Linker Rottekade / Kerkhoflaan | Zwaanshalspad | 525 | 30 | Klinkers | |||||
22*** | Paradijslaan | Rusthoflaan | Boezemlaan | 1.175 | 30 | Klinkers | |||||
23 | A20 | Crooswijk | Shieplein | 77.500 | 80 à 100 | ZOAB | |||||
24 | A20 | Schieplein | Crooswijk | 74.100 | 80 à 100 | ZOAB | |||||
25 | A20 | Crooswijk | Terbregseplein | 71.300 | 80 à 100 | ZOAB | |||||
26 | A20 | Terbregseplein | Crooswijk | 71.700 | 80 à 100 | ZOAB | |||||
27 | A20 | Oprit Crooswijk | 5.800 | 80 à 100 | ZOAB | ||||||
28 | A20 | Afrit Crooswijk | 2.800 | 80 à 100 | ZOAB |
*) DAB = Dicht Asfalt Beton,
ZOAB = Zeer Open Asfalt Beton ( in dit geval type 6/16 crow 200)
**) Pijperstraat: de ontwikkellocaties vallen buiten de geluidszone van de Pijperstraat.
***) De wegvakken 21 en 22 zijn nageleverd door dS+V, Verkeer en Vervoer, dd. september 2008.
Autosnelweg A20
De ontwikkellocaties B, D en F vallen gedeeltelijk binnen de geluidszone van de A20. De maximale snelheid is deels 80 km/uur en deels 100 km/uur. Waar de maximumsnelheid 100km/uur is, is in het onderzoek 100 km/uur voor lichte motorvoertuigen en 80 km/uur voor middelzwaar en zware voertuigen gehanteerd. In bovenstaande tabel zijn de gehanteerde etmaalintensiteiten van de diverse wegvakken opgenomen.
In het akoestisch rapport is een overzicht gegeven van het gehanteerde rekenmodel. Het model is gemaakt met behulp van het programma WinHavik (versie 7.79) van DirActivity software. Het programma maakt bij de berekeningen gebruik van het Royal Haskoning rekenhart voor wegverkeerslawaai (versie 12) en railverkeerslawaai (versie 8). De rekenharten rekenen volgens SRMII conform het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006.
Voor dit bestemmingsplan is het onderzoek uitgevoerd door Gemeentewerken.
Tabel: resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Locatie | Locatie binnen geluidzone van wegvak | Hoogte rekenpunt (meter) | Lden (incl aftrek art 110 Wgh) [dB] | ||
A | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 7,5 13,5 4,5 | 62,8 57,3 62,1 | ||
B | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat A20 | 7,5 25,5 13,5 22,5 | 62,1 46,1 40,0 54.6 | ||
C | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 7,5 22,5 / 25,5 25,5 | 63,2 52,6 47,6 | ||
D | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat A20 | 19,5 4,5 16,5 40,5 | 51,3 28,3 34,3 55,0 | ||
E | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 13,5 / 16,5 16,5 16,5 | 48,0 43,7 43,8 | ||
F | Boezemlaan Nieuwe Boezemstraat A20 | 22,5 19,5 22,5 | 46,3 36,2 54,1 | ||
G | Boezemlaan Nieuwe Boezemstraat | 22,5 22,5 | 42,3 34,1 | ||
K | Crooswijksestraat | 13,5 | 43,4 | ||
L | Boezemlaan Nieuwe Boezemstraat | 1,5 13,5 | 35,3 44,1 | ||
M | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 16,5 1,5 16,5 | 44,0 42,7 50,2 | ||
N | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 13,5 16,5 10,5 / 13,5 | 49,7 49,8 59,4 |
Uit de resultaten blijkt dat bij alle onderzochte locaties, met uitzondering van de locaties E, G, K en L de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Voor de locaties waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden, maar niet de maximaal te verlenen hogere grenswaarde (63dB), is een hogere waarde nodig.
Rijksweg A20
Uit de resultaten van het onderzoek naar de geluidbelasting is gebleken dat binnen de zone van de rijksweg bij locatie B, D en F de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal toegestane grenswaarde voor vervangende nieuwbouw binnen de zone van een rijksweg bedraagt 63 dB. In de zone waren in de oude situatie circa 202 woningen aanwezig. Dit aantal is inclusief de woningen die niet zijn gesloopt.
Locatie D is op de plankaart aangeduid met de bestemming 'Woongebied'. Binnen deze bestemming worden ook maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. Een gedeelte van deze locaties valt echter binnen de geluidzone van de A20. Binnen dit gedeelte zijn geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen uitgesloten. Wel is in de regels een vrijstelling opgenomen dat als uit nader akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting op de gevel 53 dB of minder is, geluidsgevoelige maatschappelijke objecten gerealiseerd kunnen worden binnen de geluidzone van de A20.
Reeds verleende hogere waarden
In het kader van het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk" (2006) zijn door de Provincie Zuid-Holland op 3 februari 2006 reeds hogere waarden vastgesteld. Deze verleende hogere waarden (tevens omgerekend naar Lden) zijn weergegeven in onderstaande tabel.
tabel: Reeds eerder verleende hogere waarden
Locatie | Zoneplichtige weg | Geluidbelasting boven de voorkeurswaarde lden [dB] | Verleende hogere waarde 3 februari 2006 Lden [dB] | ||
Locatie A | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 63 57 62 | 64,3 - 63,2 | ||
Locatie B | Boezemlaan A20 | 62 55 | 63,3 55,2 | ||
Locatie C | Boezemlaan Bosdreef | 63 53 | 64,3 - | ||
Locatie D | Boezemlaan A20 | 51 58 | - 56,2 | ||
Locatie F | A20 | 57 | 55,2 | ||
Locatie M | Nieuwe Boezemstraat | 52 | 51,3 | ||
Locatie N | Boezemlaan Bosdreef Nieuwe Boezemstraat | 50 50 61 | - - 60,2 |
NB Het besluit van de provincie is gebaseerd op de 'oude' locatie indeling. De verleende hogere waarden zijn omgezet naar de nieuwe naamgeving van de locatie indeling, zie plaatje met locaties.
Ten gevolge van de Bosdreef dienen voor de ontwikkellocaties A, C en N hogere waarden te worden aangevraagd van 57 dB, respectievelijk 53 dB en 50 dB en ten gevolge van de Boezemlaan voor de ontwikkellocaties D en N van 51 dB respectievelijk 50 dB.
Deze hogere waarden is een aanvulling van de reeds genomen besluit.
7.4.2 Railverkeer
Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het 'Besluit geluidhinder spoorwegen'. Voor de spoorverbinding 'Rotterdam - Gouda' (traject 601) ter hoogte van het plangebied bedraagt de geluidszone 600 meter.
Alleen de ontwikkellocaties B en D vallen binnen de geluidzone van de spoorweg.
Tabel: Maximale geluidsbelasting bij de ontwikkellocaties ten gevolge van railverkeer.
Locatie | Rekenpunt | Hoogte [m] | Lden [dB] | ||
Locatie B | B6 | 22,5 | 48,0 | ||
Locatie D | D5 | 40,5 | 48,0 |
Uit deze tabel blijkt dat de voorkeurswaarde van 55 dB ten gevolge van railverkeer niet wordt overschreden.
7.4.3 Luchtvaart
Het plan ligt niet binnen de 35 KE-zone, zoals vastgesteld door middel van het besluit "Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam Airport" op 17 oktober 2001, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Luchtvaartwet en de bij de Wet geluidhinder behorende besluiten nodig is.
7.4.4 Industrielawaai
Het plan ligt niet binnen een geluidscontour afkomstig van een gezoneerd industrieterrein, zodat voor dit aspect geen toetsing aan de Wet geluidhinder behorende besluiten nodig is.
7.5 Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.
Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".
Plangebied
In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd.
Tussen 1905 en 1915 begint vanaf de Schuttersweg de bouw van de noordrand van Crooswijk. Na de Tweede Wereldoorlog is het Schuttersveld gebruikt als opslag van brokken oorlogspuin en gebouwornamenten. Tussen 1979 en 1992 worden in het kader van de stadsvernieuwing de meeste woningen gerenoveerd. In dit kader worden veelal oppervlakkig aanwezige koolashoudende lagen gesaneerd/verwijderd.
De "Indicatieve Bodemkaart gemeente Rotterdam" bevat daarnaast drie kaarten met daarop respectievelijk aangegeven de contactzone, de ondergrond en de kans op puntbronnen. De contactzone is de grondlaag tussen het maaiveld tot 1m00 diepte. Op de kaart 'contactzone' is valt het plangebied binnen "Contactzone II" (concentraties beneden de tussenwaarde), waarbij de begraafplaats niet is geclassificeerd. Op de kaart 'ondergrond' (dieper dan 1m00 beneden maaiveld), valt het plangebied binnen zone I (beneden de streefwaarden) en is er dus sprake van een schone ondergrond. De begraafplaats is niet geclassificeerd. Op de kaart "kans op puntbronnen" is het plangebied gelegen binnen zone I. Dat betekent in dit geval dat er geringe kans is op het aantreffen van puntbronnen. Bij nieuwe ontwikkelingen in het plangebied geldt dat er een bodemgeschiktheidsverklaring moet worden overgelegd.
7.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen.
In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. De NSL is op 31 juli 2009 vastgesteld.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:
- 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
- 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
- 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
- 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
- 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
Plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit.
Overeenkomstig de bepalingen uit de RBL 2007 is bij het positioneren van de rekenpunten een afstand aangehouden van 10 meter tot de rand van de betreffende weg. Voor die locaties waar gebouwen binnen 10 meter van de rand van de weg gelegen zijn, zijn rekenafstanden aangehouden die overeenkomen met de afstand tot de gevel van het betreffende gebouw.
Voor het berekenen van de concentraties ter plaatse van de gevels van nieuwe woningen zijn rekenafstanden aangehouden die overeenkomen met de werkelijke afstand tussen hart van de weg en de gevel van de betreffende woning (plandeel met bestemming "Woongebied"). Wegvakken uit het studiegebied waarbij de rijbanen worden gescheiden door een middenberm breder dan 3 meter zijn overeenkomstig de RBL 2007 gemodelleerd als wegen met 'gescheiden rijbanen'. Deze situatie doet zich voor ter hoogte van de wegvakken 2a, 12 en 13 uit het studiegebied (zie bovenstaande figuur). Buiten de genoemde wegvakken komen in het studiegebied slechts zeer lokaal middenbermen voor waardoor het effect ervan op de concentratiebijdragen verwaarloosd kan worden.
De verkeersgegevens voor de onderzochte wegen zijn verstrekt door de afdeling Verkeer en Vervoer van dS+V. De verstrekte verkeersgegevens hebben betrekking op de zichtjaren 2010, 2011, 2015 en 2020 waarbij een onderscheid is gemaakt tussen een variant met autonome ontwikkeling en een variant met volledige ontwikkeling en oplevering alle functies uit het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II'.
De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II.
Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. Uit een analyse van de achtergrondconcentraties volgt dat de bijdragen fijn stof en NO2 van rijkswegen die generiek zijn verwerkt in de GCN, ter plaatse van onderzoekslocaties hoger zijn dan de te verwachten directe bijdrage van rijkswegen. Hierdoor vormen de berekende concentraties naar verwachting een lichte overschatting van de werkelijke concentraties fijn stof en NO2. In het luchtkwaliteit onderzoek is gerekend met de achtergrondconcentraties inclusief bijdragen van rijkswegen, die in maart 2009 door VROM zijn vrijgegeven.
Tabel Grenswaarden voor fijnstof en NO2
Stof | Norm | 2010 | 2011 | 2015 en later |
NO2 | Grenswaarde (jaargemiddelde in µg/m3) | 60 | 60 | --/40 |
Fijn stof | Grenswaarde (jaargemiddelde in µg/m3) | 40 | 40/-- | 40/-- |
Grenswaarde (aantal dagen per jaar dat de 24-uursgemiddelde concentratie boven de 75 µg/m3 mag liggen) | 35 | -- | -- | |
Grenswaarde (aantal dagen per jaar dat de 24-uursgemiddelde concentratie boven de 50 µg/m3 mag liggen) | -- | 35 | 35 |
De overige tabellen (verkeersgegevens, de resultaten NO2 en fijnstof) zie bijlage 3 van de toelichting.
Conclusie
In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II' inzichtelijk gemaakt. Het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II' voorziet niet in een netto toename van het aantal woningen ter plaatse. Overeenkomstig de bepalingen uit de AMvB -'Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de ministeriële Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' staat daarmee op voorhand vast dat:
- ontwikkeling van het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II' 'niet in betekenende mate bijdraagt als bedoeld in artikel 5.16' van de 'Wet luchtkwaliteit' en dat;
- de 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II'.
Uit het oogpunt van zorgvuldigheid zijn in het luchtkwaliteitsonderzoek desalniettemin de gevolgen voor de concentraties fijn stof en NO2 bepaald binnen in de directe omgeving van het bestemmingsplangebied. Daarbij is uitgegaan van de opleveringen en de ingebruikname van alle, thans voorziene, functies uit het bestemmingsplangebied 'Nieuw Crooswijk II' in 2010 hetgeen een absoluut veilige benadering is van de werkelijke situatie. De berekende (toenamen van) concentraties in het voorliggende onderzoek vormen daardoor naar verwachting een ruime overschatting van de werkelijk te verwachten concentraties in 2010 (worst case).
Voor het bepalen van de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn berekeningen uitgevoerd overeenkomstig Standaard Rekenmethode 1 uit de Ministeriële regeling 'Beoordeling Luchtkwaliteit 2007'. Uit de berekeningen volgt dat realisatie én volledige ingebruikname van alle voorziene functies binnen het bestemmingsplangebied 'Nieuw Crooswijk II':
- niet leidt tot een overschrijding van de tijdelijke grenswaarden voor grenswaarde voor fijn stof in en NO2;
- niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden voor grenswaarde voor fijn stof in en NO2 na het verstrijken van de 'derogatieperioden';
- niet leidt tot een in betekenende mate toename van de concentraties fijn stof en of NO2.
Uit de berekeningen volgt verder dat de concentraties fijn stof en NO2 ter plaats van de gevels van woningen in alle jaren ruim beneden de grenswaarden ligt voor de desbetreffende stoffen. Ook in de jaren waarin vanwege derogatie tijdelijk soepelere grenswaarden van kracht zijn, bedragen de concentraties op de gevels van woningen minder dan de definitieve (c.q. strengere) grenswaarden voor de betreffende stoffen.
Op grond van bovenstaande bevindingen vormt de 'Wet luchtkwaliteit', zelfs bij een worstcase invulling van diverse relevante uitgangspunten, geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan 'Nieuw Crooswijk II'.
7.7 Externe Veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.
In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.
7.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg
Over de rijksweg A20 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) bedraagt 32 meter. Dit levert zowel in de huidige als in de toekomstige transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan. De ontwikkelingen vallen buiten de plasbrandaandachtsgebied en veiligheidszone.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt zowel in de huidige (0,04 maal de oriënterende waarde) als in de toekomstige (0,06 maal de oriënterende waarde) transportsituatie niet overschreden. De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
7.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail
Op de spoorlijn Rotterdam - Gouda vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) bedraagt 0 meter. Dit levert voor de transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden (bedraagt 0,04 x de oriënterende waarde). In de toekomstige transportsituatie (basisnet) neemt het groepsrisico toe, maar blijft onder de oriënterende waarde (bedraagt 0,21 x de oriënterende waarde). De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
7.7.3 Transport gevaarlijke stoffen over water
De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader "Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas" vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden.
Het bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II" ligt niet in de directe nabijheid van de Nieuwe Waterweg of Nieuwe Maas. Transport van gevaarlijke stoffen over het water is dan ook niet nader onderzocht.
7.7.4 Leidingen
In het plangebied bevinden zich geen leidingen die getoetst moeten worden aan de circulaire "Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen" d.d. 26 november 1984 en het sectordocument externe veiligheid van de provincie Zuid-Holland van 1998.
7.7.5 Lpg-tankstations
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen van kracht geworden. Tegelijk met dit besluit is een ministeriële regeling van kracht geworden waarin afstandsnormen voor onder andere lpg-tankstations zijn vastgelegd. Deze afstandsnormen treden in de plaats van de 80-meter veiligheidscontour die is vastgelegd in het Besluit lpg-tankstations milieubeheer. Welke nieuwe afstandsnorm er gaat gelden rond een vulpunt, is afhankelijk van de doorzet (verkoop) van lpg in m3 per jaar.
In de buurt van het plangebied bevindt zich één lpg-vulpunt. Zowel de afstandnorm als het aandachtsgebied voor groepsrisico (150 meter) raken het plangebied niet. Het lpg-vulpunt is verder niet onderzocht. De aan- en afvoerroute van lpg over de Gordelweg/Boezembocht heeft geen invloed op het ruimtelijk plan. De plaatsgebonden risicocontour (10-6 per jaar) met betrekking tot vervoer bedraagt 0 meter. Dit levert zowel in de huidige als in de toekomstige transportsituatie geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt in de huidige situatie niet overschreden, de berekende waarde blijft ruim onder de oriënterende waarde. De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het groepsrisico.
7.7.6 Vuurwerkopslaglocaties
Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden.
Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats - afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen.
Binnen het plangebied zijn geen opslagruimten met vergunning aanwezig. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de gevoelige bestemmingen niet dichter bij de opslagruimten komen te liggen dan in het voorgaande plan.
7.7.7 Conclusie
De realisatie van de nieuwe bestemmingen uit dit plan hebben geen invloed op het risico. Externe veiligheid is geen belemmering voor de nieuwe bestemmingen die dit plan mogelijk maakt. Het groepsrisico als gevolg van het spoor, de autosnelweg, het binnenstedelijk lpg-transport en de bedrijven nemen door dit bestemmingsplan niet toe. Alle groepsrisico's blijven onder de oriënterende waarde.
7.8 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:
- categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
- categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;
- categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.
Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.
Plangebied
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied zijn drie ecologische onderzoeken gedaan, te weten:
- IGWR, december 2003. Quick scan flora- en fauna Nieuw Crooswijk;
- bSR, december 2004. Vleermuisonderzoek Nieuw Crooswijk;
- IGWR. juni 2006. Broedvogelinventarisatie Nieuw Crooswijk;
en een notitie stand van zaken
- IGWR, februari 2009. Acties flora en fauna.
7.8.1 Vleermuizen
Er zijn in 2004 vier vleermuissoorten in het plangebied aangetroffen: de Gewone dwergvleermuis, de Ruige dwergvleermuis, de Laatvlieger en de Watervleermuis.
Enkele objecten en locaties binnen het plangebied worden vrij tot zeer intensief door vleermuizen gebruikt. Het betreft de watergang met begeleidende parkplantsoen en bebouwing aan de Exercitiestraat, de toenmalige nieuwbouw aan de Eerste Wandeloorddwarsstraat en de sloot langs de westkant van de Algemene Begraafplaats Crooswijk. Deze locaties zijn voor vleermuizen van belang als foerageergebied en bieden mogelijkheden tot balts en paring. Aangezien vleermuizen, met name de Ruige dwergvleermuis, traditioneel zijn in het gebruik van baltsplaatsen, dient hier extra voorzichtig mee om te worden gesprongen. Hoewel er indirecte aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van verblijfplaatsen, konden exacte locaties niet worden bepaald. In ieder geval is er geen sprake van omvangrijke kolonies.
Ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of foerageer-/migratieroutes van vleermuizen moeten worden vermeden. Aantasting is slechts toegestaan, indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Vleermuizen maken onderdeel uit van de soortenlijst behorende bij categorie 3 van het hierboven genoemde besluit. Er is op 3 mei 2006 een ontheffing verleend door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor het ingrijpen in de verblijfplaatsen of foerageer-/migratieroutes van de vleermuizen, dit onder bepaalde voorwaarden. Een voorwaarde hierbij is dat voor de gunstige staat van instandhouding van de soort negatieve effecten moeten worden gecompenseerd.
7.8.2 Weidevogels
Ook bevinden zich in dit gebied verschillende soorten vogels. Het aantal en de diversiteit is gezien het ontbreken van bosplantsoen en struwelen beperkt. De Algemene begraafplaats Crooswijk is zeer vogelrijk. Tijdens het veldbezoek zijn de kleine bonte specht en verschillende struweelvogels, waaronder het roodborstje, waargenomen. Net als voor de vleermuizen, geldt ook voor vogels dat ruimtelijke ingrepen die leiden tot aantasting van verblijfplaatsen of foerageer-/migratieroutes moeten worden vermeden. Aantasting is slechts toegestaan, indien hiervoor dwingende redenen van groot openbaar belang gelden en er geen alternatieven en alternatieve locaties zijn. Vogels maken ook deel uit van de soortenlijst behorende bij categorie 3. Er dient dan ook ontheffing van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Een voorwaarde hierbij is dat voor de gunstige staat van instandhouding van de soort negatieve effecten moeten worden gecompenseerd. Ten aanzien van de gefaseerde sloopfasen en nieuwbouwfasen van de wijk Nieuw Crooswijk zijn er goede mogelijkheden om de Huismus en Gierzwaluw te behouden als broedvogel. Een totale sloop van een gebied heeft doorgaans grotere negatieve gevolgen voor kritische broedvogel(s) dan in een situatie zoals deze.
7.8.3 Flora
In het plangebied zijn geen beschermde plantensoorten aangetroffen. Gezien de aanwezige groenelementen wordt verwacht en kan worden aangenomen dat zich geen beschermde plantensoorten in het gebied bevinden.
7.8.4 Conclusie
Binnen het plangebied komen naar verwachting beschermde soorten dieren en planten voor. Voor enkele soorten zal een ontheffing moeten worden aangevraagd op basis van de Flora- en faunawet. Bij de herstructurering van "Nieuw Crooswijk II" zullen compenserende maatregelen worden getroffen voor het instandhouden van het leefgebied van deze soorten.
7.9 Duurzaamheid En Energie
Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven.
Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. Deze duurzaamheidsambitie is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaamheid, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse Aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI).
7.9.1 Duurzame energie
Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving.
Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruik gemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).
Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.
De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning.
7.9.2 Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen is de insteek om ervoor zorg te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast "De Rotterdamse Woningkwaliteit" (RWK). De RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Enkele van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in Lombardijen:
- Afkoppelen van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden.
- Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten.
- Hout gebruiken met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is.
- Toepassen van waterbesparende maatregelen, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet.
- Gebruikmaken van zonne-energie zoals een zonneboilers of zonnecellen.
- Bekijken of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
7.9.3 Groene daken
De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak.
Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit, waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.
Hoofdstuk 8 Participatie En Communicatie
De herstructurering van Nieuw Crooswijk is sinds 2000 in voorbereiding. Van het begin af aan zijn bewoners van Nieuw Crooswijk nauw bij de planvorming betrokken. Het eerste tastbare resultaat daarvan is de bewonersvisie "Zoeken naar de Crooswijkse mix" (1999). Hierin geven bewoners hun visie op de toekomst van de wijk. Rond die tijd zijn ook de woonwensen van de huidige bewoners en de marktpotenties van de wijk geïnventariseerd (beschreven in het rapport 'Woonwensenonderzoek en marktverkenning in Nieuw Crooswijk te Rotterdam', d.d. 2000).
De Crooswijkse mix en het woonwensenonderzoek hebben het uitgangspunt gevormd voor de verdere visievorming over Nieuw Crooswijk. Deze visievorming heeft haar beslag gekregen in de Structuurvisie "Nieuwe kijk op Nieuw Crooswijk" (juli 2003 vastgesteld door de gemeenteraad). De Structuurvisie is ook onder de bewoners van Nieuw Crooswijk breed gedragen.
De vervolgstap in het herstructureringsproces van de wijk was het opstellen van een stedenbouwkundig Masterplan dat de basis vormt voor dit bestemmingsplan. Het plan is in opdracht van de OntwikkelingsCombinatie Nieuw Crooswijk (OCNC) opgesteld door het stedenbouwkundig bureau West8, in samenwerking met de deelgemeente Kralingen Crooswijk, de gemeente Rotterdam en diverse bewonersorganen.
Het concept Masterplan is begin 2004 een uitgebreid traject ingegaan waarbij bewoners en andere belanghebbenden kennis konden nemen van het plan, vragen konden stellen en ook reacties konden geven. Voor deze participatie zijn in februari en maart 2004 bijeenkomsten georganiseerd voor huurders, eigenaren en (cultureel) ondernemers. Zij zijn meerdere keren met de makers van het Masterplan bij elkaar gekomen in kleinschalige inspraakbijeenkomsten. Parallel aan de bijeenkomsten konden belanghebbenden het informatiecentrum in de wijk bezoeken, waar een maquette van het plan staat en waar zij konden reageren op het Masterplan. Tot slot was het ook mogelijk om schriftelijk te reageren. Op al deze reacties is door de OCNC gereageerd in een huis-aan-huis verspreide brief.
Bij het opstellen van het Masterplan is dus veel ruimte geboden aan bewonersparticipatie en de reacties op het concept-Masterplan hebben geleid tot een aantal aanpassingen in het plan.
Veel van de bewonersreacties op het Masterplan hadden betrekking op de wijze van uitverhuizing van de zittende bewoners. Veel bewoners bleken niet goed op de hoogte van de afspraken die het WBR daarover met haar huurders heeft gemaakt. Deze afspraken zijn opgenomen in het Sociaal Statuut Nieuw Crooswijk. Om de informatieachterstand bij bewoners weg te werken heeft het WBR begin 2005 enkele informatieavonden georganiseerd over het Sociaal Statuut en is dit onderwerp uitgebreid belicht in een huis-aan-huis verspreide nieuwsbrief. Bovendien heeft het WBR samen met bewoners een werkgroep opgericht om te komen tot aanvullingen op het Sociaal Statuut. In dit kader is het belangrijk om te melden dat Nieuw Crooswijkers met een huurcontract bij het WBR dat dateert van voor 1 januari 2001 een terugkeergarantie voor een sociale huurwoning hebben, mits zij nog altijd een inkomen onder de ziekenfondsgrens hebben. Bewoners met een inkomen boven de ziekenfondsgrens of een huurcontract van na 1 januari 2001 kunnen zich inschrijven voor een duurdere huurwoning of een koopwoning in de nieuwe wijk.
Tot slot het Schutterskwartier. Een klein deel van de woningen in Nieuw Crooswijk is in particulier bezit. Dit bezit concentreert zich in het Schutterskwartier. Met de eigenaren uit het Schutterskwartier is uitgebreid overlegd. De OCNC heeft hen diverse alternatieven aangeboden om binnen of buiten de wijk tot vervangende huisvesting te komen. Naar aanleiding van het Masterplan hebben particuliere huiseigenaren uit het Schutterskwartier een alternatief stedenbouwkundig plan laten maken voor hun buurt en aangeboden aan de wethouder. Dat alternatieve plan is door de gemeente getoetst aan het bestuurlijke kader voor de herstructureringsplannen: de Structuurvisie. Daarin is voor het Schutterskwartier geconcludeerd dat het alternatieve plan voor het Schutterskwartier geen verbetering betekent ten opzichte van het Masterplan. Daarom heeft de gemeente het alternatieve plan afgewezen en vastgehouden aan het Masterplan.
Communicatie
Communicatie over de herstructureringsplannen vindt plaats op diverse manieren. Ten eerste zijn er regelmatig informatiebijeenkomsten, in enkele gevallen zelfs met aanwezigheid van Turkse en Arabische tolken. Ten tweede worden sinds 2000 enkele malen per jaar huis-aan-huis in de hele wijk nieuwsbrieven verspreid. Ten derde is er een informatiepunt in de wijk aan de Paradijslaan 93. Daarnaast wordt een actief communicatiebeleid gevoerd, waardoor alle lokale, regionale en ook landelijke media vanaf de aanvang van de herstructureringsplannen regelmatig aandacht besteden aan het herstructureringsproces. Naast een actief communicatietraject wordt ook veel gedaan aan participatie. Voor alle subbuurten zijn leefbaarheidsgroepen opgericht die ondersteund worden door het opbouwwerk en de wijkregisseurs van de deelgemeente. Eén keer in de zes weken vindt bovendien een algemene bewonersavond plaats onder de naam "de Koepel". Dit is een algemeen platform voor de wijk over alle zaken die bij de herstructurering aan de orde zijn. Ook de inrichting van de nieuwe wijk en het bouwproces komt hier aan bod.
Huidig traject
Zoals vermeld in paragraaf 2.7 slaagden enkele door appelante aangevoerde beroepsgronden. Hierop is het bestemmingsplan aangepast en zal het plan opnieuw voor vooroverleg aan de artikel 3.1.1. overlegpartners aangeboden worden. Daarna zal het op basis van het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder mogelijk zijn zienswijzen in te dienen. Volledigheidshalve moet worden opgemerkt dat er geen inspraak mogelijk is op basis van de Inspraakverordening Rotterdam 2005. Door de deelgemeente wordt wel een informatieavond gehouden. De datum, tijd en plaats zullen op een nader te bepalen tijdstip door de deelgemeente bekend gemaakt worden.
Hoofdstuk 9 Financiële Uitvoerbaarheid
In 2000 is op initiatief van Woonstad Rotterdam, voorheen Woningbedrijf Rotterdam (WBR) gestart met de planvorming voor de herstructurering van Nieuw Crooswijk. Woonstad Rotterdam heeft hierbij een ontwikkelaar en bouwer betrokken. Gezamenlijk hebben zij de Ontwikkel Combinatie Nieuw Crooswijk (OCNC) opgericht. De gemeente Rotterdam is hierbij door OCNC betrokken en heeft inzage gehad in de financiële haalbaarheid van de plannen. Op basis van die inzage is gekeken naar:
- Beschikbaarheid van gronden en terreinen (verwervingskosten, schadeloosstellingen, herhuisvesting zittende bewoners et cetera);
- Programmatische mogelijkheden en wensen (verhouding en aantal marktwoningen en huurwoningen, de bouwkosten en VON-prijzen, faseerbaarheid en mogelijke grondopbrengst);
- Civiel technische aspecten van de herontwikkeling (onderzoek naar de bodemgesteldheid, groen-, water- en infrastructuur en de kosten van noodzakelijke en gewenste ingrepen).
Uit deze studie is geconstateerd dat de herontwikkeling van Nieuw Crooswijk, conform de ruimtelijke en programmatische uitgangspunten zoals omschreven in het masterplan, financieel neutraal te realiseren is.
De afspraken over de uitvoering van de herontwikkeling zijn tussen de gemeente en de OCNC vastgelegd in een Samenwerkingsovereenkomst dd. 15 maart 2005.
Aanvullende afspraken over de financiële uitvoerbaarheid van Nieuw Trapezium (blok A) en het Wandeloordgebied (blokken B t/m F) zijn tussen Partijen gemaakt in een document genaamd "Allonge" ondertekend op 11 december 2009.
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp bestemmingsplan "Nieuw Crooswijk II" toegezonden aan:
- 1. Gedeputeerde Staten
- 2. DCMR
- 3. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
- 4. KPN Telecom
- 5. Kamer van Koophandel Rotterdam
- 6. ProRail Infraprojecten
- 7. Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)
- 8. Dagelijks bestuur deelgemeente Kralingen - Crooswijk
- 9. NV Nederlandse Spoorwegen
- 10. Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond
- 11. VROM-Inspectie Rotterdam
- 12. GGD
- 13. Milieufederatie Zuid-Holland
- 14. Ministerie van Defensie
- 15. Ministerie van Economische Zaken
- 16. Ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit
- 17. N.V. Nederlandse Gasunie
- 18. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
- 19. Rijksluchtvaartdienst Directie Luchthaven
- 20. Rijkswaterstaat
- 21. Rotterdams Milieucentrum
- 22. Stadsregio Rotterdam
- 23. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit
- 24. Tennet Zuid-Holland
Door de partijen vermeld onder 1 tot en met 11 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.
10.1.1 Gedeputeerde Staten
Het provinciale beoordelingskadder is per 1 juli 2008 vormgegeven in het interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de de nota Regels voor Ruimte. Het plan is conform dit beleid.
Reactie
Van deze opmerking wordt kennis genomen.
10.1.2 DCMR
De paragrafen over lucht en externe veiligheid dienen te worden aangepast. De gemaakte opmerkingen onder het kopje "Noodzakelijke wijzigingen" dienen in het ontwerp bestemmingsplan te worden verwerkt.
Lucht
De berekeningen zijn uitgevoerd met het model dat ten tijde van het opstellen van het rapport voorgeschreven was. Inmiddels is er een nieuwe versie van het model beschikbaar gekomen en dat
betekent dat er ook andere achtergrondconcentraties zijn voor de beschouwde zichtjaren. Dit betekent dat de beschrijving van de totale luchtkwaliteit in de beschouwde jaren anders zal zijn dan nu in het rapport is vermeld.
Gezien de gevoeligheid van het plan met betrekking tot luchtkwaliteit adviseren wij om de berekeningen aan te passen door middel van het meest recente rekenmodel en achtergrondcijfers. De verwachting is dat de conclusie nog steeds hetzelfde zal luiden: dat realisatie en volledige ingebruikname van alle voorziene functies binnen het bestemmingsplan Nieuw-Crooswijk II niet zal leiden tot een 'in betekenende mate' toename van de concentraties NO2 en fijnstof op locaties waar grenswaarden worden overschreden, omdat de achtergrondcijfers een dalende trend laten zien. Bij het aanpassen van de berekeningen is het van belang dat de verkeerscijfers voor lucht en geluid hetzelfde zijn.
Reactie
In het geactualiseerde onderzoek is tegemoet gekomen aan deze opmerking. Het onderzoek is aangepast aan het meest recente rekenmodel en de meest recente achtergrondcijfers. Met het onderzoek is inzichtelijk gemaakt dat de bijdrage van de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit boven de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit.
NSL
Het NSL is in werking getreden, de tekst in het ontwerpbestemmingsplan moet worden aangepast.
Reactie
De tekst in de toelichting is aangepast.
Externe veiligheid
Het voorontwerpbestemmingsplan is gebaseerd op de notitie Analyse risico externe veiligheid Masterplan Nieuw Crooswijk en is van 4 november 2004. De risicoberekeningen zijn verouderd. Voor het bestemmingsplan zal de analyse risico externe veiligheid Masterplan Nieuw Crooswijk opnieuw uitgevoerd moeten worden. Voor de risicoberekeningen met betrekking tot transport dient gerekend te worden met recente vervoersgegevens en -prognoses en met het huidige risicoberekeningsprogramma RBMII. Risicoberekeningen van inrichtingen worden uitgevoerd met Safeti.NL.
Reactie
Het externe veiligheidonderzoek is aangepast aan de meest recente vervoersgegevens en -prognoses en met het huidige programma RBMII.
10.1.3 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Groene daken
Het is de ambitie van de gemeente om van Nieuw Crooswijk een aantrekkelijk woongebied tussen het centrum en het Kralingse Bos te maken. Groene daken passen uitstekend binnen deze ambitie. Bovendien stimuleert de gemeente Rotterdam in samenwerking met de waterschappen de aanleg van groene daken door middel van een subsidieregeling. In het bestuurlijk overleg in het kader van het deelgemeentelijk waterplan hebben de bestuurders zich ook al positief uitgesproken over toepassing van groene daken in Nieuw Crooswijk.
Wij zijn van mening dat Nieuw Crooswijk zich bijzonder goed leent voor de aanleg van groene daken en een uitstekend promotieproject is om het groene daken programma op de kaart te zetten. Daarom roepen wij u op om de daken in Nieuw Crooswijk als vegetatiedak aan te laten leggen!
Reactie
Het bestemmingsplan laat het aanleggen van groene daken toe.
Plankaart
De gemalen Boezembocht en Exercitiestraat zijn van groot belang voor het functioneren van
het (hoofd)watersysteem. Om beide gemalen goed te beschermen tegen eventuele
toekomstige ontwikkelingen verzoeken wij u de gemalen als aanduiding "gemaal" op de
plankaart op te nemen.
Reactie
In de bestemming groen zijn (gemaal) gebouwen tot 80m3 toegestaan. Grotere gemalen zijn apart aangegeven op de plankaart. Tevens staan gemalen op de ondergrondkaart en zijn ze gelegen in de keurstrook van het HHSK.
Beleid
Op het beleidskader in paragraaf 6.1 hebben we twee opmerkingen. Ten eerste is in 2008 het Nationaal Bestuursakkoord Water geactualiseerd, het zogenoemde NBW Actueel. Ten tweede is de planning van het deelgemeentelijk waterplan aangepast. Het beleidsdeel is in juni 2009 vastgesteld en naar verwachting wordt het uitvoeringsprogramma in het najaar van 2009 vastgesteld.
Reactie
De toelichting is hierop aangepast.
Toekomstig wateroverlast
Om wateroverlast in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen dient een robuust, aaneengesloten peilgebied te worden gecreëerd. Dit kan bij de herstructurering relatief eenvoudig worden gerealiseerd door de watergang rondom de Algemene Begraafplaats en de Exercitiesingel te verbinden door middel van een watergang of een nieuwe duikerverbinding. Om deze kans niet te voorbij te laten gaan, vragen wij u deze opgave als voorwaarde op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie
In paragraaf 6.4 wordt onderschreven dat het hebben van een zo groot mogelijk peilgebied wenselijk is. Een watergang past niet in het masterplan, een duikerverbinding is mogelijk volgens het bestemmingsplan.
Natuurvriendelijke inrichting
De norm voor natuurvriendelijke inrichting is niet correct beschreven in paragraaf 6.3.1. In het voortraject is afgesproken dat 5% tot 10% van het wateroppervlak in plaats van de oever natuurvriendelijk wordt ingericht. Dit wateroppervlak komt ongeveer overeen met 50% van de oevers oftewel één van beide oevers. De afspraken over de inrichting van de watergangen passen bovendien beter in de volgende paragraaf: de wateropgave.
Reactie
Er wordt in paragraaf 6.3.1 gesproken over het algemene steefbeeld van de wateroever. Hier wordt niet specifiek gesproken over de in het voortraject gemaakte afspraken. De tekst over de streefbeelden hebben we opgenomen bij het gemeentelijk beleid.
Grondwater
In de toelichting wordt niet ingegaan op de grondwateraspecten. Wij verzoeken u te beschrijven welke maatregelen genomen worden om (grondwater)overlast in de toekomst te voorkomen. Te denken valt aan de aanleg van drainage, minimale aanlegniveaus om voldoende drooglegging te realiseren en technische voorzieningen bij kelders.
Reactie
Het bestemmingsplan is niet het middel om maatregelen voor te schrijven. Het bestemmingsplan maakt de maatregelen wel mogelijk.
10.1.4 KPN Telecom
Verzocht wordt bij de nadere uitwerking van dit plan rekening te houden met de belangen van KPN. In hoofdlijnen bestaan deze uit de volgende zaken:
- het creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en open verhardingen;
- het handhaven van de bestaande tracés;
- het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplanting;
- het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN;
- het tijdig betrekken van KPN bij overleg indien (grootschalige) wijzigingen van infrastructuur in de nabijheid van KPN voorzieningen aan de orde zijn;
Reactie
De belangen van KPN-Telecom zijn niet in het geding en zullen door het plan worden gerespecteerd.
10.1.5 Kamer van Koophandel Rotterdam
Bedrijvigheid aan huis
Het voorontwerp biedt mogelijkheden voor bedrijvigheid in de wijk, in het bijzonder in de gemengde gebieden. Daar staat tegenover dat het bestemmingsplan geen mogelijkheden biedt voor bedrijvigheid aan huis, terwijl dit in Rotterdamse bestemmingsplannen wel gebruikelijk is. De KvK verzoekt het plan aan te passen en lichte bedrijvigheid aan huis toe te staan.
Reactie
Aan dit verzoek wordt tegemoet gekomen. Conform het Rotterdamse gebruik wordt onder voorwaarden werken aan huis toegestaan. Dit is in de regels en de toelichting op het plan aangepast.
Natuursteenbewerking
In het gebied is van oudsher een beperkt aantal natuursteenbewerkers gevestigd. Op basis van het voorontwerp zouden deze moeten worden verplaatst, omdat slechts bedrijvigheid tot en met categorie 2 is toegestaan. KvK stelt voor om in het plan rekening met deze bedrijven te houden door middel van een maatbestemming.
Reactie
Aan deze opmerking wordt tegemoet gekomen. In de regels is opgenomen dat aan de Nieuwe Crooswijkseweg 58 tevens een natuursteenbewerkingsbedrijf is toegestaan (SBI-code 267.2).
10.1.6 Prorail Infraprojecten
Externe veiligheid
Om het plan goed te kunnen beoordelen vragen wij u daarom het aspect externe veiligheid uit te werken en daarbij de juiste uitgangspunten en de meest recente cijfers te hanteren. Tegenwoordig dient een toetsing plaats te vinden op basis van de "Marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor". Wij verzoeken u derhalve het aspect externe veiligheid te beoordelen aan de hand van voornoemde marktverwachting.
Reactie
Het onderzoek is aangepast, hierbij is gebruik gemaakt van de meest recente vervoersgegevens.
10.1.7 Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)
Het BOOR verzoekt om paragraaf 3.1 volledig te vervangen en levert hiervoor een tekstvoorstel. Het BOOR geeft aan dat de plankaart archeologie gehandhaafd kan blijven.
Reactie
Aan dit verzoek is tegemoet gekomen. De tekst in de toelichting en in de regels zijn vervangen.
10.1.8 Dagelijks bestuur deelgemeente Kralingen - Crooswijk
Het dagelijks bestuur stemt in met het voorontwerp bestemmingsplan. Echter, het dagelijks bestuur merkt op dat met betrekking tot de bebouwing van de begraafplaatsranden tijdens een informatieavond die is gehouden op 11 juni 2009 een aantal bewoners van Nieuw Crooswijk bezwaren kenbaar hebben gemaakt. De deelgemeente verzoekt om bovenstaande opmerking van het dagelijks bestuur te verwerken in een advies naar het college zodat bij de voortgang van de bestemmingsplanprocedure hiermee rekening kan worden gehouden.
Reactie
Van deze reactie wordt kennis genomen.
10.1.9 NV Nederlandse Spoorwegen
De NV Nederlandse Spoorwegen heeft geen inhoudelijke opmerkingen.
10.1.10 Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond
De Veiligheidsregio geeft aan dat met betrekking tot dit plan geen relevante externe veiligheidsaspecten zijn geconstateerd.
Wel vraagt de Veiligheidsregio aandacht voor het volgende. De Veiligheidsregio adviseert het college van B&W om in overleg met de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam - Rijnmond, District Oost bij de vervaardiging van inrichtingsplannen voor het plangebied te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening, zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR).
Reactie
Het advies wordt meegenomen, tijdens het ontwerpen van het inrichtingsplan zal er overleg plaatsvinden met de VRR over het gestelde.
10.1.11 VROM-Inspectie
In de brief van 26 mei 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethouders heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen uit de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr.1) gemeenten altijd vooroverleg moeten voeren met het Rijk. Het bovengenoemde plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRB.
Reactie
Van deze reactie wordt kennis genomen.