Pernis
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Onherroepelijk op 28-03-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Pernis van de gemeente Rotterdam.
1.2 Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Achtertuin
Tuingedeelte gelegen achter de achtergevel bouwgrens en de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde hiervan tot aan de zijerfgrens.
1.6 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bouwperceel door gebouwen mag worden ingenomen.
1.8 Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.9 Beperkt kwetsbare objecten:
- a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.10 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0599.BP1009Pernis
1.12 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.14 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.
1.16 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek tenminste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.
1.17 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.19 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.22 Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.23 Bijzondere objecten
- a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria);
- b. scholen en winkelcentra;
- c. hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;
- d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;
- e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen.
- f. een recreatieterrein:
- 1. een terrein voor langdurig verblijf van personen gedurende een gedeelte van een jaar, zoals camping;
- 2. een terrein voor kortstondig verblijf van grote groepen personen gedurende een gedeelte van de dag, zoals een speeltuin, een volkstuin, een sportveld of een openluchtzwembad;
- g. andere, met de bovengenoemde vergelijkbare objecten.
1.24 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.25 Dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die tenminste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.
1.26 Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).
1.27 Gevaarlijke stoffen
Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.28 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.29 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan : woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen.
1.30 Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.
1.31 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.32 Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.33 Kantoren
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.34 Kleinschalige speeltoestellen
Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter
1.35 Kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.36 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.37 Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
1.38 Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.39 NAP
Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.
1.40 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel
De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.
1.41 Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.42 Peil (straat-)
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst : de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.43 Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
1.44 Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw, welke ruimte voor andere doeleinden dan wonen wordt gebruikt en zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
1.45 Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.46 Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.
1.47 Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.48 Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
1.49 Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.50 Zijtuin
Tuingedeelte gelegen tussen de denkbeeldige lijnen getrokken in het verlengde van de voor- en achtergevel bouwgrenzen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.4 de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.5 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
- b. het niet-bedrijfsmatig en op kleine schaal uitoefenen van landbouw, tuinbouw en veeteelt;
- c. ontsluitingswegen en -paden, groenvoorzieningen, waterlopen, alsmede voorzieningen ten dienste van waterhuishouding, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf en werkterrein;
- b. een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
- c. Waarde - Archeologie - 2 , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het gebruik afwijken van het bepaalde in lid 4.1 sub a terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de Milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen van openbaar nut;
- b. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
5.2 Bouwregels
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een museum met de daarbij behorende voorzieningen;
- b. Waarde - Archeologie - 2 , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Cultuur En Ontspanning - Kinderboerderij
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kinderboerderij, met de daarbij behorende voorzieningen, alsmede ontsluitingswegen en -paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- b. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
7.2 Bouwregels
Artikel 8 Cultuur En Ontspanning - Speeltuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Cultuur en ontspanning - Speeltuin'aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een speeltuin, met de daarbij behorende voorzieningen, alsmede ontsluitingswegen en -paden, parkeervoorzieningen, groen en water;
- b. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
8.2 Bouwregels
Artikel 9 Detailhandel - Tuincentrum
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel - Tuincentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een tuincentrum met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en -paden, parkeervoorzieningen, groen, water;
- b. Waarde - Archeologie - 1, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Gemengd - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- c. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- e. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- f. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden;
- g. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Gemengd - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- a. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
- b. bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
- c. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
- d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden;
- e. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 12 Gemengd - 3
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorend bij deze regels, met uitzondering van de bedrijven genoemd onder 501, 502, 503 en 504 (handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven), met het daarbij behorende erf en werkterrein;
- c. het gezamenlijk b.v.o. bedraag maximaal 3.500 m2;;
- d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden;
- e. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het gebruik afwijken van het bepaalde in lid 1 sub b terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke -gehoord de Milieudeskundige- daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 13 Groen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden, speeltoestellen en watergangen;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. een hertenkamp, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "cultuur en ontspanning";
- d. een kinderbos, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "cultuur en ontspanning";
- e. een crossterrein, zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "cultuur en ontspanning";
- f. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer;
- g. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'opslag' is opslag toegestaan, met dien verstande dat wanneer de opslag in zijn geheel niet meer aanwezig is, deze niet meer is toegestaan;
- h. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- k. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- l. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- m. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Horeca
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een horeca-inrichting;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
14.2 Bouwregels
Artikel 15 Kantoor
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. Kantoren, met de daarbij behorende voorzieningen zoals erf, parkeervoorzieningen, groen en water;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Maatschappelijk - 1
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
16.2 Bouwregels
Artikel 17 Maatschappelijk - 2
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf;
- b. Waarde - Archeologie - 1, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
De voor voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder).
Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. begraafplaats, met de daarbij behorende bouwwerken, paden, groenvoorzieningen en water;
- b. Waarde - Archeologie - 1, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Recreatie
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf, parkeerterrein en waterlopen;
- b. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Sport
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende voorzieningen zoals erf, parkeerterrein en waterlopen;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Sport - Manege
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een manege, met bijbehorende bebouwing en erf;
- b. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Sport - Zwembad
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een overdekt zwembad / openlucht zwembad, met bijbehorende voorzieningen zoals kleed-, douche- en sanitaire ruimten, een cafe-restaurant, kassagebouwtjes, erf, groen, parkeerterrein en waterlopen;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Tuin
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin;
- b. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- d. Waarde - Archeologie - 1, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
23.2 Bouwregels
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 sub e voor het bouwen van een bijgebouw van maximaal 50 m2, mits aan alle overige voorwaarden van lid 23.2.3 is voldaan.
Artikel 24 Verkeer - Erf
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
24.2 Bouwregels
Artikel 25 Verkeer - Garagebox
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
25.2 Bouwregels
25.3 Specifieke gebruiksregels
Garageboxen als bedoeld in lid 25.1 mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging.
Artikel 26 Verkeer - Parkeerterrein
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een onoverdekte parkeerterrein, ten behoeve van het parkeren en stallen van motorvoertuigen, met de daarbij behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen en -paden en groenvoorzieningen;
- b. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
26.2 Bouwregels
Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen;
- c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Waarde - Archeologie - 1, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- k. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- l. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- m. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
27.2 Bouwregels
Artikel 28 Verkeer - Wegverkeer
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
- b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
- c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. geluidswerende voorzieningen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. Leiding - Riool, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- k. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
28.2 Bouwregels
Artikel 29 Water
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- f. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
29.2 Bouwregels
Artikel 30 Wonen
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
- b. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
- c. horeca, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
- d. een sportcentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
- e. een parkeergarage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
- f. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- h. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. Waterstaat - Waterstaatkundige functie, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
30.2 Bouwregels
30.3 Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
- b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
Artikel 31 Wonen - 1
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen (met een minimum van 25 % van het bestemmingsvlak), water en ontsluitingswegen en -paden;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
31.2 Bouwregels
31.3 Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 50 % wordt gebruikt voor bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorend bij deze regels, met uitzondering van de bedrijven genoemd onder 501, 502, 503 en 504 (handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven), tot een maximum van 100 m2;
- b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
Artikel 32 Wonen - Berging
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden;
- b. Waarde - Archeologie - 2, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. Waarde - Archeologie - 4, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. Waterstaat - Waterkering, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
32.2 Bouwregels
Artikel 33 Wonen - Bijzonder Woongebouw
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, maximaal één kleine winkelruimte en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden;
- b. erf, behorende bij bovengenoemde functies;
- c. Waarde - Archeologie - 3, voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
33.2 Bouwregels
33.3 Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
- b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
Artikel 34 Leiding - Riool
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwater persleiding.
34.2 Bouwregels
34.3 Afwijken van de bouwregels
34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Archeologie - 1
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
35.2 Bouwregels
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Archeologie - 2
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
36.2 Bouwregels
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Waarde - Archeologie - 3
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
37.2 Bouwregels
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waarde - Archeologie - 4
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
38.2 Bouwregels
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 39 Waterstaat - Waterkering
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
39.2 Bouwregels
39.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 40 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.
40.2 Bouwregels
Op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' niet worden gebouwd.
40.3 Afwijken van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 41 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 42 Algemene Bouwregels
42.1 Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
42.2 Bouwvlak
Indien voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking.
42.3 Maximum bouwhoogte
Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding;
42.4 Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
42.5 Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
42.6 Dakkapellen
Dakkapellen op schuine dakvlakken zijn toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- a. ingeval zij geplaatst worden op het voordakvlak of een naar de weg of het openbaar groen gekeerd dakvlak, mogen zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak, waarbij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak aangehouden dient te worden. Niet meer dan één dakkapel mag in het voordakvlak worden gerealiseerd;
- b. ingeval zij geplaatst worden op een ander dakvlak dan de genoemde, geldt dat zij tenminste 0,5 meter afstand tot de zijkant van het dakvlak dienen aan te houden;
- c. op een aanbouw aan een niet-gestapelde woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
- d. in alle gevallen geldt dat de bovenzijde tenminste 0,5 meter onder de nok van het pand dient te blijven en de voorzijde tenminste 1 meter dient terug te liggen ten opzichte van de gevel.
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
43.1 Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.
43.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Artikel 44 Algemene Wijzigingsregels
44.1 wro-zone - wijzigingsgebied - 1
44.2 wro-zone - wijzigingsgebied - 2
44.3 wro-zone - wijzigingsgebied - 3
44.4 wro-zone - wijzigingsgebied - 4
44.5 wro-zone - wijzigingsgebied - 5
44.6 wro-zone - wijzigingsgebied - 6
44.7 wro-zone - wijzigingsgebied - 7
44.8 wro-zone - wijzigingsgebied - 8
44.9 wro-zone - wijzigingsgebied - 9
44.10 wro-zone - wijzigingsgebied - 10
44.11 wro-zone - wijzigingsgebied - 11
44.12 wro-zone - wijzigingsgebied - 12
Artikel 45 Algemene Procedureregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsrecht
46.1 Overgangsrecht bouwwerken
46.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 47 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Pernis", gemeente Rotterdam.
Bijlagen
Bijlage 1 Kaart Behorende Bij Artikel 44.1
Bijlage 2 Kaart Behorende Bij Artikel 44.9
Bijlage 3 Kaart Behorende Bij Artikel 44.6
Bijlage 4 Kaart Behorende Bij Artikel 44.8
Bijlage 5 Kaart Behorende Bij Artikel 44.7
Bijlage 6 Stap 3-besluit Pernis
Bijlage 7 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 2
Toelichting
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.
De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.
De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:
categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter
Plangebied
Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd:
sbi-code | Omschrijving | cat. | |||||
15 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||||
1552 | 2 | - consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | ||||
1581 | 0 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | |||||
1581 | 1 | - verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week | 2 | ||||
1584 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||||
1584 | 3 | - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | ||||
1584 | 6 | - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m² | 2 | ||||
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 2 | |||||
18 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||||
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 2 | |||||
20 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||||
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 2 | |||||
22 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||||
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 2 | |||||
2223 | A | Grafische afwerking | 1 | ||||
2223 | B | Binderijen | 2 | ||||
2224 | Grafische reproductie en zetten | 2 | |||||
2225 | Overige grafische activiteiten | 2 | |||||
223 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 1 | |||||
24 | - | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | |||||
2442 | 0 | Farmaceutische productenfabrieken: | |||||
2442 | 2 | - verbandmiddelenfabrieken | 2 | ||||
26 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | |||||
262, 263 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||||
262, 263 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 2 | ||||
30 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||||
30 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken | 2 | ||||
31 | - | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | |||||
316 | Elektrotechnische industrie niet elders genoemd | 2 | |||||
33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||||
33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. | 2 | ||||
36 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD | |||||
361 | 2 | Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m² | 1 | ||||
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 2 | |||||
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 2 | |||||
3661.1 | Sociale werkvoorziening | 2 | |||||
40 | - | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||||
40 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||||
40 | C1 | - < 10 MVA | 2 | ||||
40 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||||
40 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A | 1 | ||||
40 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 2 | ||||
40 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||||
40 | E2 | - blokverwarming | 2 | ||||
41 | - | ||||||
41 | - | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||||
41 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||||
41 | B1 | - < 1 MW | 2 | ||||
45 | - | BOUWNIJVERHEID | |||||
45 | 3 | - aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m² | 2 | ||||
50 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 2 | |||||
5020.4 | B | Autobeklederijen | 1 | ||||
5020.5 | Autowasserijen | 2 | |||||
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 2 | |||||
51 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||||
5122 | Groothandel in bloemen en planten | 2 | |||||
5134 | Groothandel in dranken | 2 | |||||
5135 | Groothandel in tabaksproducten | 2 | |||||
5136 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 2 | |||||
5137 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 2 | |||||
5138, 5139 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 2 | |||||
514 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 2 | |||||
5153 | 0 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | |||||
5153 | 2 | - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m² | 2 | ||||
5153.4 | 4 | zand en grind: | |||||
5153.4 | 6 | - algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m² | 2 | ||||
5154 | 0 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||||
5154 | 2 | - algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m² | 2 | ||||
5155.2 | Groothandel in kunstmeststoffen | 2 | |||||
5156 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 2 | |||||
517 | Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 2 | |||||
52 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 1 | |||||
55 | - | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||||
5551 | Kantines | 1 | |||||
5552 | Cateringbedrijven | 2 | |||||
60 | - | VERVOER OVER LAND | |||||
6022 | Taxibedrijven | 2 | |||||
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 2 | |||||
63 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||||
6321 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 2 | ||||
64 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||||
641 | Post- en koeriersdiensten | 2 | |||||
642 | A | Telecommunicatiebedrijven | 1 | ||||
642 | B0 | zendinstallaties: | |||||
642 | B2 | - FM en TV | 1 | ||||
642 | B3 | - GSM- en UMTS-steunzenders | 1 | ||||
70 | - | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | |||||
70 | A | Verhuur van en handel in onroerend goed | 1 | ||||
71 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 2 | |||||
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd | 2 | |||||
72 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||||
72 | A | Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d. | 1 | ||||
72 | B | Switchhouses | 2 | ||||
73 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 2 | |||||
74 | - | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | |||||
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 2 | |||||
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 1 | |||||
90 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||||
9001 | A0 | RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks: | |||||
9001 | B | rioolgemalen | 2 | ||||
9002.2 | A0 | Afvalverwerkingsbedrijven: | |||||
9002.2 | A7 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 2 | ||||
93 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||||
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 2 | |||||
9301.3 | A | Wasverzendinrichtingen | 2 | ||||
9301.3 | B | Wasserettes, wassalons | 1 | ||||
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 1 | |||||
9303 | 0 | Begrafenisondernemingen: | |||||
9303 | 1 | - uitvaartcentra | 1 | ||||
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 2 | |||||
9305 | B | Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd | 1 |
Bijlage 8 Besluit Hogere Waarden
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2005 is de Structuurvisie Pernis vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en door de wijkraad Pernis. Eén van de doelen uit deze structuurvisie is om de dalende bevolkingsomvang in Pernis tegen te gaan en de bestaande voorzieningenvoorraad te handhaven. Hierbij is geconstateerd dat een groei naar minimaal 5000 inwoners noodzakelijk is om het voorzieningenniveau op peil te kunnen houden. Om deze reden is een uitbreiding van de woningvoorraad een noodzaak.
Dit bestemmingsplan maakt deze uitbreiding van de woningvoorraad mogelijk, naast een aantal andere ontwikkelingen.
1.2 Gekozen Planopzet
De voor het bestemmingsplan gekozen planvorm is tweeledig. Het overgrote deel van het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Dit is het deel waar de komende jaren geen of kleine veranderingen zijn te verwachten. Het bestemmingsplan is globaal voor de gronden waar de komende jaren wel ontwikkelingen te verwachten zijn.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Nieuwe Maas. In het oosten wordt het begrensd door de industrieterreinen langs de Eemhaven, de Pastoriestraat en de Striendwaalseweg. De zuidelijke grens is de Vondelingenweg (aan de voet van de waterkering) en de westelijke grens wordt gevormd door de Butaanweg. Afbeelding 1 geeft de begrenzing van het plangebied weer.
Afbeelding 1 Begrenzing plangebied
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland:
Pernis en omgeving, ubp in onderdelen (321)
vastgesteld d.d. 17-08-1961
goedgekeurd d.d. 13-08-1962
Pernis (470)
vastgesteld d.d. 12-11-1987
goedgekeurd d.d. 05-07-1988 (gedeeltelijk)
Raad van State d.d. 10-05-1990
Afbeelding 2 geeft aan waar in het plangebied welk van de geldende bestemmingsplannen geldig is.
Afbeelding 2 Geldende bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.
2.1.2 Nota Ruimte
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 17 januari 2006 en 17 mei 2005
De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter) nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'.
In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal tenminste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het Rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn, het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut dat zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd.
Bij de Ruimtelijke hoofdstructuur, waar het Rijk een hogere ambitie heeft, gaat op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking met name om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de Kust, Vogel- en Habitatrichtlijn- gebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Krachtige voorbeelden waarin de hogere ambitie van het Rijk voor Rotterdam (deeluitmakend van de Ruimtelijke hoofdstructuur) tot uitdrukking komt zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en het Rotterdam Centraal.
2.1.3 Nota Mobiliteit
Vastgesteld door de Eerste Kamer en Tweede Kamer op respectievelijk 14 februari 2006 en 20 december 2005
De Nota Mobiliteit is een nationaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het huidige Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). De hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar zijn in de Nota Mobiliteit vastgelegd. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Het kabinet wil daarom de groei van mobiliteit, binnen de wettelijke kaders van onder meer veiligheid en leefomgeving, geen beperkingen opleggen en de bereikbaarheid verbeteren. De betrouwbaarheid, snelheid en veiligheid van een reis moeten toenemen. Deze kwaliteitssprong moet in ieder geval binnen de (inter)nationale wettelijke en beleidsmatige kaders van veiligheid en kwaliteit leefomgeving plaatsvinden.
2.1.4 Nota Belvedere
Vastgesteld in 1999
Het beleid in de Nota Belverdere (Ministeries van OCW, VROM, LNV, V&W, 1999) is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit meer van invloed te laten zijn op de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is tweeledig, enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Dit wordt onder andere bereikt door het herkenbaar houden van de cultuurhistorische identiteit van zowel het stedelijk als het landelijk gebied, en het erkennen van deze kwaliteit als uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'. In de Nota zijn zogeheten Belvedèregebieden aangewezen. Dit zijn in cultuurhistorisch opzicht de meest waardevolle gebieden van Nederland waarbij wordt gestreefd om te komen tot een consistente inbreng vanuit het cultuurbeleid in het ruimtelijk beleid.
Het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, Architectuur- en Belvederebeleid 2005-2008 geeft een vervolg aan de Architectuurnota Ontwerpen aan Nederland en actualiseert het Belvederebeleid, dat doorloopt tot en met 2009. Er is in deze nota niet ingezet op nieuwe ambities en beleidsdoelen, maar doorgepakt op basis van de successen en lessen uit de afgelopen jaren. Het accent in de acties ligt op de uitvoering van beleid en de aansluiting bij concrete ruimtelijke opgaven. Het belangrijkste doel van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur is de versterking van de ruimtelijke kwaliteit van gebouwen, dorpen, steden en landschappen. De nota Cultuur van Ontwerpen is voor wat betreft het architectuurbeleid de opvolger van het Actieprogramma Ruimte en Cultuur, Architectuur- en Belvederebeleid 2005-2008. Aan het Belvederebeleid als zodanig wordt in de nota kort aandacht besteed. Nadere concretisering ten aanzien van de toekomst van het Belvederebeleid zal plaatsvinden mede op basis van een evaluatie die momenteel wordt uitgevoerd.
2.1.5 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte
In de beleidsvisie “Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en ruimte’ van juni 2011 schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan en consistent met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M. Daarnaast gaat het rijk duidelijker prioriteiten stellen, en aangeven welke cultuurhistorische
gebieden en opgaven hij van (inter)nationaal belang vindt en waar het rijk voor zichzelf een rol
ziet. De vijf in de visie geschetste prioriteiten zijn:
1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.
Als gevolg hiervan is er per 1 januari 2012 in het Besluit Ruimtelijke Ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Een Cultuurhistorische Verkenning of quick scan kan inzicht geven in de cultuurhistorische waarden van een gebied en is de basis voor de verwerking van cultuurhistorie in het bestemmingsplan.
2.1.6 Randstad Urgent
Vastgesteld op 25 juni 2007
Het programma Randstad Urgent bouwt voort op het beleid dat het vorige kabinet in de grote
nota's heeft vastgelegd. In de Nota Ruimte is een nieuwe aanpak geïntroduceerd voor het ruimtelijke beleid in bepaalde gebieden. In de Randstad heeft die aanpak vorm gekregen in de programma's Noordvleugel, Zuidvleugel en Groene Hart. Het programma Randstad Urgent versterkt de aanpak van de drie ruimtelijke programma's in de Randstad door deze op te schalen tot één programma op het niveau van de Randstad. Uit een analyse van de ontwikkelingen volgen drie hoofdopgaven voor de lange termijn. De drie hoofdopgaven staan centraal in de visie Randstad 2040 en het programma Randstad Urgent. De aanpak die in deze kabinetsperiode wordt gevolgd, sluit op die manier aan bij het wensbeeld voor de lange termijn.
1. Klimaatbestendige delta (veiligheid)
De basisrandvoorwaarde voor de toekomstige ontwikkeling van de Randstad is een klimaatbestendige delta. Dat betekent adequate bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten bovendien klimaatbestendig worden vormgegeven.
2. Bereikbaarheid en economische dynamiek
Op termijn zijn op internationaal, Randstedelijk en metname stadsregionaal niveau structurele
verbeteringen nodig om de groei in mobiliteit van zowel personen als goederen op te kunnen vangen. Ruimtelijke voorwaarden voor een gezonde economie bestaan onder meer uit het ontwikkelen van aantrekkelijke woon- en werkmilieus (voor kenniswerkers, maatschappelijke organisaties), internationale toplocaties en het versterken van het logistieke netwerk (clustervorming rond zeehavens, Schiphol en greenports).
3. Kwaliteit van leven door een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat
Centrale elementen daarin zijn voldoende woningen, diversiteit van woningen, een
aantrekkelijke en veilige leefomgeving, bereikbare werklocaties, toegankelijke groene
gebieden nabij de steden, schone lucht en schoon water.
Het kabinet geeft in aansluiting op de hoofdopgaven zeven onderwerpen aan die een beeld
geven van de langetermijnagenda en de daarbij spelende dilemma's. Deze zeven onderwerpen
en de daarover te maken keuzen, markeren het speelveld voor de lange termijn en sluiten aan
op de langetermijnopgaven. In de startnotitie is verwoord welke dilemma's er zijn, en ook aan
welke aanpak het kabinet denkt om daarmee om te gaan. Het gaat om:
1. Klimaatbestendigheid van de laaggelegen delta, 2. Ruimtelijke investeringsstrategie, 3. Groenblauwe structuur als raamwerk voor verstedelijking, 4. Verstedelijkingsstrategie, 5. Bereikbaarheid in relatie met ruimtelijke ontwikkeling, 6. Ruimtelijk-economische typering en structuur, 7. Toekomst van Schiphol
2.1.7 Randstad 2040
Vastgesteld in de Ministerraad van 5 september 2008
Met de start van het Programma Randstad Urgent in 2007 heeft het kabinet de toekomst van
de Randstad al op de agenda gezet. Met deze integrale langetermijnvisie op de Randstad kijkt het kabinet vooruit naar 2040 en presenteert het een vervolgaanpak om lange en korte termijn met elkaar te verbinden. Deze integrale langetermijnvisie is een structuurvisie in het licht van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro), inclusief de daarbij horende realisatieparagraaf, en is gericht op de
periode tot 2040. Het is een rijksvisie die in samenwerking met de regio is opgesteld. Met deze
visie geeft het kabinet in hoofdlijnen richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de Randstad. De focus in deze visie ligt op de opgaven met een rijksrol. Het kabinet wil daarmee zichzelf binden en gelijktijdig ook anderen verleiden en committeren om aan de visie uitvoering te geven. De kabinetskeuzen in deze structuurvisie zijn een aanvulling op de Nota Ruimte. Het kabinet wil keuzes maken vanuit vier leidende principes voor de lange termijn: 1. Leven in een veilige, klimaatbestendige en groenblauwe delta, 2. Kwaliteit maken door een sterkere wisselwerking groen, blauw en rood, 3. Wat internationaal sterk is, sterker maken, 4. Krachtige, duurzame steden en regionale bereikbaarheid.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.
2.2.1 Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010
In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars.
Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt
van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben
invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van
delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de
provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de
bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, -
werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek,
creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.
De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid
was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.
2.2.2 Provinciale verordening "Ruimte"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010
De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau.
2.2.3 Overig
Overige relevante documenten zijn:
- Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan
Deel a vastgesteld op 21 januari 2004 en deel b vastgesteld op 23 maart 2005 door Provinciale Staten - Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 2003-2020.
Vastgesteld op 17 december 2003 door de Regioraad
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door de dienst Stedenbouw en Volkshuisvesting naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.
2.3.2 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad
De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.
Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.
Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
2.3.3 Woonvisie Wonen in Rotterdam
Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.
2.3.4 Visie Werklocaties 2030
Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad
Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de visie Werklocaties 2030 vastgesteld. Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).
De opgave van Rotterdam Zuid is vooral gericht op het behouden en versterken van de werkgelegenheid. Ruimte voor de dynamiek van de haven, versterken van het food-cluster Barendrecht en Ridderster en ontwikkeling van grootschalige voorzieningenclusters.
2.3.5 Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010
Vastgesteld op 22 maart 2001 door de Rotterdamse gemeenteraad.
Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010 geeft de gemeente Rotterdam tot 2010 het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. In het RPR2010 zijn drie centrale ambities geformuleerd. Ze komen voort uit de beleidsdoelstellingen van de gemeente en uit wensen van bewoners, organisaties en bedrijven die zich hebben uitgesproken over ontwikkeling van de stad. Daarnaast berusten de ambities op een historisch-ruimtelijke schets van Rotterdam en op prognoses omtrent economie, de bevolking, de mobiliteit en de recreatie.. De ambities zijn alsvolgt: 'Rotterdam als gevarieerde en aantrekkelijke stad', 'Rotterdam als centrum in de zuidvleugel', Rotterdam als Europese stad met een wereldhaven. Het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 is.De drie ambities zijn de toetsstenen voor vijf sectorale wensbeelden: de woonstad, 'de ondernemende stad', 'de recreatieve stad', 'de mobiele stad' en 'de blauwe stad'. Voor deze vijf sectoren is vastgesteld wat voor 2010 de gewenst hoofdstructuur is, wat de belangrijkste projecten zijn en welke ruimteclaims daarmee gemoeid zijn.
2.3.6 Havenplan 2020
Vastgesteld op 16 september 2004 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het Havenplan 2020 beschrijft de visie van de gemeente op de havenontwikkeling en het (ruimtelijk) beleid waarmee de gemeente op deze ontwikkeling wil inspelen. Daarin wordt de toekomst van de haven geschetst, zoals de gemeente die ziet, in relatie tot de verwachte internationale economische ontwikkelingen, de economische structuur van de regio Rotterdam en de ruimtelijke ontwikkeling van de haven.
Het Havenplan 2020 is een plan op hoofdlijnen en biedt een kader voor gewenste ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Een bloeiende Rotterdamse haven is goed voor West-Europa, goed voor Nederland en goed voor stad en regio. Maar 'bloei' behoeft volgens het Havenplan 2020 wel specificatie. Vooral om te waarborgen dat de directe omgeving van de haven deelt in de voordelen. Om die reden heeft de gemeente Rotterdam drie doelstellingen voor de toekomst van de Rotterdamse haven:
- versterken van de internationale concurrentiepositie vanuit het haven- en industriecomplex;
- bijdragen aan de versterking van de economische structuur van stad en regio;
- bijdragen aan een betere ruimtelijke kwaliteit en woon- en leefmilieu van de regio.
Aan de hand van streefbeelden zijn zes kwaliteiten voor de Rotterdamse haven uitgewerkt. Daarnaast zijn er vijf majeure opgaven:
- 1. De veelzijdige haven heeft ruimte en faciliteiten voor het overslaan, uitpakken, verwerken en vervoeren van meer goederen. De veelzijdige haven is de vestigingsplaats voor nieuwe bedrijvigheid in de logistiek, de chemie en in de zakelijke en maritieme dienstverlening
- 2. De duurzame haven levert faciliteiten en ruimte voor bedrijven die in clusters samenwerken, voorzieningen delen, elkaars restproducten gebruiken en nieuwe technieken ontwikkelen. In de duurzame haven wordt zo milieuvriendelijk en energie-efficiënt mogelijk gewerkt en wordt ruimte gereserveerd voor duurzame energie.
- 3. De kennishaven is een aantrekkelijke werkplek voor goed opgeleid personeel. In de kennishaven wordt samengewerkt met opleidingen, bedrijven, en onderzoeksinstituten. Zo biedt deze ideale vestigingsmogelijkheden voor dienstverlenende en innovatieve bedrijven.
- 4. In de snelle en veilige haven zijn knelpunten voor de bereikbaarheid via water, spoor, pijpleiding en weg opgelost. Duurzaam transport wordt binnen en buiten de haven zo veel mogelijk gestimuleerd en de snelle en veilige haven is een veilige afhandeling van transporten met gevaarlijke stoffen.
- 5. In de attractieve haven is meer natuur, een zuidelijk gelegen strand bij Maasvlakte 2, mooi uitzichtpunten, recreatiemogelijkheden in en rond het havengebied en een compleet netwerk van fietspaden.
- 6. De schone haven veroorzaakt minder overlast van stof en geluid en minder risico's rond gevaarlijke stoffen. In de havens dicht bij de stad ontstaat er milieuruimte voor een mix van haven- en stedelijke functies door het verschuiven van een aantal (intensive) activiteiten naar Maasvlakte 2. In de schone haven zijn woningbouw en bedrijvigheid op de noordelijke Maasoever per locatie afgestemd op de havenontwikkeling op de zuidelijke Maasoever
De vijf majeure opgaven voor de Rotterdamse haven:
- 1. Aanleggen van Maasvlakte 2 (een nieuw havengebied in zee), voor containers, chemie en mogelijk nieuwe vormen van bedrijvigheid.
- 2. De stadshavens (Waalhaven, Eemhaven, Merwehaven en Vierhavens) omvormen tot een gemengd gebied voor haven, wonen en werken.
- 3. Werken aan een creatieve invulling van werken, wonen en recreëren, op de rechter Maasoever in combinatie met verdere groei van de bedrijvigheid op de linker Maasoever.
- 4. Zo goed mogelijk (duurzaam) benutten van de bestaande (milieu)ruimte in het havengebied.
- 5. Opheffen van knelpunten in de capaciteit en kwaliteit van regionale en nationale infrastructuur, met name de A15. Dit in combinatie met het opstellen van beleid om de bestaande infrastructuur zo goed mogelijk te benutten en zoveel mogelijk via water en spoor te vervoeren.
Deze kwaliteitsverbeteringen voor milieu en leefomgeving, het combineren van wonen in de nabijheid van een groeiende haven en het beter benutten en waar nodig verbeteren van de infrastructuur, zijn opgaven voor verschillende partijen, zoals de gemeente Rotterdam, het Havenbedrijf, omliggende gemeenten, stadsregio Rotterdam, provincie Zuid-Holland, rijksoverheid en de bedrijven. Samen gaan zij aan de slag om van de haven van 2020 een kwaliteitshaven te maken.
2.3.7 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.
2.3.8 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie
Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad
Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.
2.3.9 Horecanota Rotterdam 2007-2011
Vastgesteld op 15 maart 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad
In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe horecabedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: 1) minder regels en strakker toezicht, 2) de markt bepaalt en de gemeente schept de condities, 3) concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: 1) stimuleren van de groei van de horecasector, 2) verlichten van de lasten van de ondernemers, 3) beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde en 4) creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.
2.3.10 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam
Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad
In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen, alsmede ten behoeve van omgevingsvergunningen, moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en daarmee rekening houden bij de ruimtelijke ordeningsprocessen.
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.
2.3.11 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2003
Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 januari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.
2.3.12 Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte
Vastgesteld op 28 oktober 2009 door Burgermeester en Wethouders
Op 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte als vaste gedragslijn vastgesteld. Deze norm omschrijft waar en hoe groot ruimtes voor buitenspelen in de woonomgeving dienen te zijn, zowel wat betreft locaties als stoepen, zodat kinderen en jongeren ruimte dichtbij huis hebben om te spelen en te sporten.
2.4 Beleid Deelgemeente
2.4.1 Algemeen
Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en Projectbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld. De deelraad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen.
2.4.2 Structuurvisie Pernis, een aantrekkelijk dorp aan de rivier
Op 14 juni 2005 is de 'Structuurvisie Pernis, een aantrekkelijk dorp aan de rivier' vastgesteld door het college van B&W.
De structuurvisie Pernis schetst de gewenste ontwikkelingsrichting van de woonkern, resulterend in een aantal projecten die een bijdrage zullen leveren aan zowel de vitaliteit als de leefbaarheid van Pernis. De structuurvisie speelt in op de verstrengeling tussen wonen en industrie en de daarmee gepaard gaande belangen. De belangrijkste thema's voor de toekomst van Pernis zijn hierin het handhaven van het bestaande voorzieningenniveau door het inwonertal op peil te houden, de kwaliteit van de buitenruimte, zowel binnen als rondom het dorp en het beter benutten van de kwaliteiten van de Nieuwe Maas, waardoor Pernis weer een dorp aan de rivier wordt.
2.4.3 Deelgemeentelijk Waterplan Pernis (DGWP)
Het deelgemeentelijk waterplan Pernis (DGWP) is een nadere uitwerking van het 'Waterplan Rotterdam 2000-2005' voor de woonkern Pernis. In het Waterplan Rotterdam is aan het watersysteem in Pernis het streefbeeld 'blauwe ring' toegekend. Dit betekent een watersysteem met zowel een goede belevings- als natuurwaarde. Dit streefbeeld is nader uitgewerkt in het DGWP.
2.4.4 Horecanota Pernis
De horecanota Pernis geeft een gebiedsinvulling binnen de kaders die de Rotterdamse horecanota 2007-2011 stelt. De Horecanota Pernis beoogt de volgende doelstellingen:
- 1. Het sturen naar een evenwicht tussen de bescherming van het woon- en leefklimaat en het zo goed mogelijk aanwenden van de sociaal-recreatieve en economische waarde van horeca;
- 2. Het geven van inzicht in de wet- en regelgeving ten aanzien van openbare inrichtingen;
- 3. Het vormen van een toetsingskader voor de beoordeling van aanvragen voor ontheffingen, exploitatievergunningen en andere vergunningen voor horecabedrijven.
In de horecanota Pernis is het beleid erop gericht op vermindering van de commerciële horeca op de Pastoriedijk en binnen de dijkring. Buiten de dijkring is het beleid gericht op beperkte ontwikkeling met terras. Hierbij wordt gedacht aan een terras aan de Pernisser Waterkant.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Ontstaangeschiedenis
Pernis is van oorsprong een agrarisch vissersdorp. De haven van Pernis was in het jaar 1250 al bekend. Het uiteindelijke ringdorp, een kerk in het midden en daar omheen de dorpskern, is van latere datum en bestaat uit de Pastoriedijk, Ring, Nieuwedijk en Uiterdijk. Het oudste nog bestaande bouwwerk is de 13e eeuwse toren van de Nederlands Hervormde kerk aan de Pastoriedijk. Verder heeft Pernis nog een aantal boerderijen uit de 17een 18e eeuw. Het van oorsprong open agrarisch gebied binnen het ringdorp is echter verdwenen. Nagenoeg alle open ruimtes zijn tussen 1945 en 1980 opgevuld. Het dorpsbeeld wordt desondanks nog steeds bepaald door vele monumentwaardige panden uit de ambachtelijke periode van voor 1850. Daarnaast zijn ook de panden uit de periode 1850-1920 sfeerbepalend voor Pernis.
Na 1980 was als gevolg van strengere milieueisen woningbouw nog in slechts zeer beperkte mate mogelijk. Hierdoor is het aantal inwoners gestaag afgenomen van 5.787 in 1981 tot 4.608 in 2000. De daling van het inwonertal heeft tot gevolg dat het voorzieningenniveau sterk onder druk is komen te staan. Als gevolg van de aanpassing van de Wet geluidhinder in 1993 (zeehavennorm) en het Geluidconvenant Rijnmond West (april 1992) is beperkte woningbouw aan de noord- en westzijde van Pernis mondjesmaat weer mogelijk geworden.
3.2 Archeologie En Cultuurhistorie
3.2.1 Beleidskader
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam heeft aan een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
3.2.2 Bewoningsgeschiedenis
Het plangebied maakte voorafgaand aan de industralisatie en de aanleg van de havens deel uit van het door bedijkingen gekenmerkte landschap van West-IJsselmonde (Afb. 1). De Oud-Pernisserpolder vormde na overstromingen aan het einde van de 12de eeuw de oudste kern in het gebied. Op twee plaatsen in het plangebied (Afb. 2: 7 en 8) is de oude ringdijk archeologisch onderzocht. In de 13de eeuw werd de polder Nieuw Pernis bedijkt. Het haventje van 'Pernesse' wordt al in 1249 genoemd. De bewoning concentreerde zich langs de dijken (Afb. 2: 1-5) en bij het haventje. De kerk van Pernis (waarvan alleen de toren nog oud is) kan uit circa 1400 dateren (Afb. 2: 6). Het bebouwde gebied in de omvang van circa 1850 bevat tevens de archeologisch waardevolle resten in de bodem van de oudere bebouwing vanaf de Late Middeleeuwen (Afb. 2: 1, 2 en 5).
Over de bewoningsgeschiedenis van het plangebied in de prehistorie, de Romeinse tijd (begin jaartelling-350 na Christus), de Vroege Middeleeuwen (350-1000) en Late Middeleeuwen (1000-1500) is weinig bekend. Van het aangrenzende gebied rondom Poortugaal is daarentegen wel het nodige bekend. Talrijke vindplaatsen met bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling), de Romeinse tijd en de Vroege en Late Middeleeuwen zijn hier onderzocht. Aangezien het bestemmingsplan een vergelijkbare bodemkundige gesteldheid heeft als het gebied rond Poortugaal mogen ook in het plangebied resten uit genoemde perioden verwacht worden.
3.2.3 Archeologische verwachtingen
In het terrein van de kerk en het kerkhof bevinden zich vermoedelijk funderingsresten en mogelijk oude begravingen. Het terrein maakt deel uit van de lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen, die bescherming genieten in het kader van de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Behoud van de archeologische waarden in situ staat voorop.
Op en langs de dijken en in de oude bewoningskern in de buurt van het haventje kunnen zich belangrijke bewoningssporen vanaf de Late Middeleeuwen bevinden.
In de rest van het plangebied kunnen zich bewoningssporen uit de Prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen (tot circa 1170) op verschillende niveaus in de bodem bevinden. Bovendien zijn delen van het plangebied sterk opgehoogd (vooral aan de oost- en noordzijde).
3.2.4 Aanbevelingen
Voor deelgebied 1 (kerk en direkte omgeving) geldt dat behoud van de archeologische waarden voorop staat. Er geldt een vereiste voor een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte van de bodemingreep. Deelgebied 1 is op de verbeelding en in de regels opgenomen als "Waarde - Archeologie - 1"
Voor deelgebied 2 (dijken en oude woonkern bij voormalige haven) geldt een vereiste voor een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 0,5 m beneden maaiveld. Deelgebied 2 is op de verbeelding en in de regels opgenomen als "Waarde - Archeologie - 2"
Voor deelgebied 3 geldt een vereiste voor een omgevingsvergunning voor bouw en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 1,0 m beneden maaiveld. Deelgebied 3 is op de verbeelding en in de regels opgenomen als "Waarde - Archeologie - 3"
Voor deelgebied 4 geldt een vereiste voor een omgevingsvergunning voor bouw en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 0 meter NAP. Deelgebied 4 is op de verbeelding en in de regels opgenomen als "Waarde - Archeologie - 4"
3.3 Stadsgezichten En Monumenten
3.3.1 Algemeen
De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen - behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:
- Beschermde stadsgezichten (BS)
Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wet RO). - Wederopbouwaandachtsgebieden
Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status. Wel heeft BenW in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan. - Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)
Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. - Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG)
In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde Beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad.
Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de regels.
3.3.2 Het plangebied
Binnen het bestemmingsplangebied is geen beschermd stadsgezicht gelegen.
Hieronder zijn, op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten, de gebouwen en gebieden genoemd die van cultuurhistorische waarde zijn binnen het plangebied.
Een overzicht van de monumenten en beeldbepalende objecten die in het plangebied liggen is opgenomen in tabel 1.
Tabel 1 Overzicht monumenten en beeldbepalende objecten Pernis: BO= Beeldbepalend Object, GM= Gemeentelijk Monument, RM= Rijksmonument
Straat | Type object | Bouwjaar | Naam Complex | |
Pastoriedijk 158 | BO | 1895 (ca) | --- | |
Burgemeester van Esstraat 51 | BO | 1874 | --- | |
Burgemeester van Esstraat 34 | BO | 1931 | Geref. Jeugdhuis Vox Humana | |
Hogedijk 4 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Hogedijk 3 | BO | 1885 (ca_ | --- | |
Hogedijk 2 | GM | 1860 (ca) | --- | |
Hogedijk 1 | GM | 1860 (ca) | --- | |
Lombardijseweg 30 | BO | 1857 | --- | |
Pastoriedijk 37 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 55 | BO | 1899 | Hulpsecretarie Pernis | |
Ring bij 1 | RM | 1450 (ca) | Toren der Ned. Hervormde Kerk | |
Pastoriedijk 128 | BO | 1900 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 340 | BO | 1862 | Gereformeerde Kerk | |
Pastoriedijk 203 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 2 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Ring 1 | BO | 1450 (ca) | Hervormde Kerk | |
Ring 21 | BO | 1882 | --- | |
Ring 88 | BO | 1909 | Huize Oud-Pernis | |
Pastoriedijk 309 | BO | BO | 1930 (ca) | café/hotel Het Wapen van Pernis |
Ring 604 | RM | 1750 (ca) | --- | |
Ring 210 | RM | 1750 (ca) | --- | |
Ring 16,20,24,28 | RM | 1800 (ca) | Boerderij 'Van Geslacht op Geslacht' | |
Pastoriedijk 114 | BO | 1895 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 162-164 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Nieuwedijk 9,11,12,13,14 | BO | 1860 (ca) | --- | |
Uiterdijk 25-39 | BO | 1881 | --- | |
Pastoriedijk 233-237 | BO | 1860 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 243,245,249 | BO | 1850 | --- | |
Pastoriedijk 280-282 | BO | 1880 | --- | |
Pastoriedijk 314-318 | BO | 1890 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 348,352 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Burgemeester van Esstraat 57,61,63,65,71 | BO | 1885 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 444-446 | BO | 1885 (ca) | --- | |
Burgemeester van Esstraat 46 | BO | 1930 | Prinses Margrietschool voor Chr. kleuteronderwijs | |
Pastoriedijk 104-106 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Burgemeester van Esstraat 40 | BO | 1900 (ca) | Doktershuis | |
Pastoriedijk 178,182 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 165-167 | BO | 1860 (ca) | --- | |
Ring 58,64 | BO | 1860 (ca) | --- | |
Ring 54-56 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 370 | BO | 1912 (ca) | --- | |
Pernisse Hoofd 15 | BO | 1935 (ca) | --- | |
Nieuwedijk 30 | BO | 1870 | --- | |
Pastoriedijk 292 | BO | 1850 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 301 | BO | 1650 (ca) | --- | |
Pastoriedijk 335 | BO | 1876 | --- | |
Pastoriedijk 399-401 | BO | 1884 | --- |
3.4 Huidige Situatie
3.4.1 Algemeen
Pernis kan worden gekarakteriseerd als een tuindorp. Het dorp wordt omgeven door een groengordel die fungeert als buffer tussen de woonkern, het omliggende haven- en industriegebied en de grootschalige infrastructuur. De woningvoorraad is gedifferentieerd en vooral binnen de oude ring verouderd.
Pernis is prima bereikbaar per openbaar vervoer. Verder is Pernis aangesloten op de regionale fietsroute die Schiedam met Hoogvliet verbindt. Met de auto wordt Pernis via ongelijkvloerse kruisingen, de Vondelingenweg en het Gaderingviaduct ontsloten met de A-4 en de A-15.
3.4.2 Wonen
Pernis is in te delen in een aantal verschillende buurtjes en linten, die tezamen zorgen voor een breed
aanbod van woonsferen. De oudste bebouwing is gelegen langs de Ring/Pastoriedijk, rondom het Pernisse Plein en langs de Burgemeester van Esstraat. In een later stadium is de ruimte tussen deze structuren opgevuld met een aantal woonbuurten. De bebouwing aan de Ring/Pastoriedijk en rondom het Pernisse plein (de oude vissershaven) is van grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde.
Deze linten bestaan uit een rijke variatie aan individuele woningen uit verschillende tijden. Er zijn met
name veel dijkwoningen met de entree aan de dijk en de tuin een niveau lager. Door de typische bouw en de historische groei is hier in de loop van de tijd een heel karakteristiek beeld ontstaan. De Burgemeester van Esstraat is een mooie, brede laan met statige 30er jaren woningen. Deze bestaan
uit een combinatie van losstaande herenhuizen, tweeonder-één-kappers en blokken van vier woningen. De mooie grote tuinen in combinatie met de bebouwing geven de straat een voornaam en groen karakter. Tussen de Burgemeester van Esstraat en de Ring is in de vooroorlogse periode een woonbuurt met kleine laagbouwwoningen gebouwd. De straten bestaan uit rijen particuliere eengezinswoningen, die een kleine voortuin hebben. De achterterreinen bestaan uit privétuinen. Het is een buurtje met een hoge dichtheid, waardoor het beeld op straat wordt gedomineerd door geparkeerde auto's. Na de oorlog zijn de overige gebieden binnen de ring ingevuld met laagbouwbuurten. De opzet is ruimer dan die van de vooroorlogse periode. Naast de kenmerkende eengezinswoningen zijn er hier ook gestapelde woningen te vinden.
3.4.3 Voorzieningen
Pernis kent een divers aanbod van voorzieningen. Binnen het dorp zijn er drie centra te onderscheiden; de Voorzieningen-as, rondom de oude vissershaven en bij het nieuwe metrostation. De voorzieningen-as loopt dwars door Pernis en verbindt het bestaande winkelcentrum aan de G.A. Soetemanweg met de
functies rond de Cornelis van Dijckstraat/ Boonstraat. Langs de as liggen onder andere het deelgemeentekantoor, het politiebureau, zorgcentrum Havenlicht en twee basisscholen. Het Pernisse plein, tussen Nieuwedijk en Uiterdijk, is ooit de vissershaven geweest. Na het dempen van de haven is de levendigheid verdwenen, maar het is een wens om op deze plek ruimte te bieden voor kleinschalige ontwikkelingen in de recreatieve sfeer. Door het plein opnieuw in te richten en in de onderbouw van vrijkomende gebouwen een recreatief programma te ontwikkelen, krijgt de plek meer allure. De omgeving van het metrostation moet nog ontwikkeld worden. Hierbij denken we aan kleinschalige kantoren direct aan het stationsplein en de Vermaetweg. Recreatieve voorzieningen
Op recreatief gebied kent Pernis een gevarieerd aanbod. Zo is er een ruim aanbod van sport- en recreatieve voorzieningen, waaronder twee voetbalclubs (Excelsior Pernis en VV DOTO), een tennisvereniging, een manege, een zwembad, een speeltuinvereniging, een kinderboerderij, een hertenkamp in het Pernisser Park
In Pernis zitten twee basisscholen, De Plataan (Openbaar Onderwijs) aan de Polluxstraat en het Waterschip (Christelijk Onderwijs) aan de Burgemeester Beyenstraat. De laatste heeft nog een
dependance aan de Cornelis van Dijckstraat.
De meeste medische voorzieningen in Pernis zijn geclusterd in het wijkservicepunt Pernis aan de G.A. Soetemanweg.
Buiten het wijkservicepunt is een apotheek gevestigd op de Burgemeester van Esstraat. Ook in deze straat zit een fysiotherapiepraktijk.
De meeste winkels van Pernis bevinden zich aan de Voorzieningen-as. Een klein deel zit verspreid door het dorp.
In Pernis bestaat slechts een klein aantal horecavestigingen. Een Chinees restaurant aan de G.A. Soetemanweg, twee hotel/restaurants aan het Pernisseplein en een herberg aan de Pastoriedijk.
Tenslotte is aan de Pastoriedijk de Oudheidkamer Pernis gevestigd.
3.4.4 Bedrijvigheid
In Pernis zelf is redelijk veel bedrijvigheid te vinden. De bedrijven, kantoren en winkels zitten veelal ingebouwd tussen de woningen. Deze vermenging van functies is wenselijk, maar geeft soms problemen ten aanzien van geluidsoverlast of beperking van de groeimogelijkheden van een bedrijf. De bedrijven hebben een sterke band met Pernis en daarom is het wenselijk om ze te behouden voor het dorp.
Er zijn twee concentraties van bedrijvigheid te onderscheiden; een strook met bedrijfsruimtes aan de
Deijfelbroekselaan, bedrijven aan de Madroelhaven en een concentratie van detailhandel en zakelijke
dienstverlening aan de Voorzieningen-as.
De volgende tabel geeft een overzicht weer van de bedrijven per sector.
Bedrijfssector | Aantal vestigingen |
Landbouw, Jacht, Bosbouw | 2 |
Bouwnijverheid | 29 |
Industrie | 9 |
Horeca | 6 |
Reparatie van consumentartikelen en handel | 29 |
Vervoer, opslag en communicatie | 4 |
Financiele instellingen | 6 |
Verhuur van en handel in onroerend goed, zakelijke dienstverlening | 26 |
Openbaar bestuur, overheidsdiensten, en verplichte sociale verzekeringen | 1 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 11 |
Milieudienstverlening, cultuur, recreatie en overige dienstverlening | 13 |
Totaal | 139 |
3.4.5 Verkeer en vervoer
De belangrijkste entree van Pernis is de Oud Pernisserweg. Deze weg vormt de navelstreng waarmee
het dorp is verbonden met de omliggende rijkswegen. De aansluiting van deze weg op de Burgemeester van Esstraat en de Ring is goed. De andere (secondaire) entrees zijn de Pastoriestraat en Bakkeroordseweg. Vanaf de entrees functioneert de Ring/Pastoriedijk als verdeelweg naar de woongebieden. De Pastoriedijk is vanwege haar profiel ongeschikt voor deze functie. Ten behoeve van de ontsluiting van de noordelijke woonbuurten is er in de loop der tijd een aantal bypasses ontstaan, zoals de Werfdijk en de Deijffelbroekselaan. Alle wegen in Pernis zijn vanuit het programma Duurzaam Veilig als verblijfsgebied aangemerkt. Dit houdt in dat op alle wegen het 30 km/uur regime is ingevoerd.
3.4.6 Buitenruimte
De buitenruimte van Pernis kan worden opgedeeld in twee zones; het gebied binnen de bebouwde kom en de groene gordel rondom het dorp. Binnen de bebouwde kom van Pernis is de openbare ruimte schaars. Het groene karakter wordt vooral bepaald door de vele tuinen in het dorp. Er is een beperkt aantal speelplekken en plantsoenen. Gezien de behoefte aan openbare (speel-)ruimte dicht bij de
woning is het belangrijk deze plekken te koesteren en goed te onderhouden. De singels in het zuiden van het dorp zijn eveneens zeer waardevol. Binnen het dorp bevinden zich een aantal belangrijke
pleinen, zoals de twee pleinen aan de Voorzieningenas en de gedempte vissershaven. Rondom deze pleinen bevinden zich de meeste voorzieningen van Pernis.
Buiten de bebouwde kom ligt de groengordel, die functioneert als buffer tussen het rustige dorp en het
drukke landschap er omheen. De groengordel waarborgt de leefbaarheid in het dorp en biedt tegelijkertijd een ruime mogelijkheid tot recreatief gebruik. De gordel heeft een gevarieerde samenstelling; westelijk het historische polderlandschap, zuidwestelijk het moderne, open Pernisserpark-west, georienteerd op havenindustrie en infrastructuur en zuidwestelijk het Pernisserpark-oost dat dichter begroeid en meer besloten is. De rest van de oostelijke rand is smaller
en meer versnipperd. Aan de noordzijde grenst de gordel aan de Nieuwe Maas. De waterkering
biedt hier spectaculaire uitzichten in de wijdse omgeving.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In de Structuurvisie Pernis is een aantal ontwikkelingen beschreven. De ontwikkelingen waarvan de realisering te verwachten is binnen 10 jaar, zoals de Madroelpark, bedrijventerrein Deijffelbroekselaan, woningbouw Velsenaerstraat, kantoren Lombardijseweg en Vermaetweg, zijn opgenomen in dit bestemmingsplan. Tevens maakt het bestemmingsplan een aantal andere ontwikkelingen mogelijk. Alle ontwikkelingen die nog niet concreet genoeg zijn, zijn via een wijzigingsbevoegheid mogelijk gemaakt. In geval van een wijzigingsbevoegdheid wordt via een wijzigingsplan de huidige bestemming gewijzigd naar de in het bestemmingsplanregels opgenomen nieuwe bestemming. Alle wijzigingsbevoegdheden in dit bestemmingsplan zijn opgenomen in artikel 44 van de planregels.
In paragraaf 4.4 worden de locaties en de planologische invulling daarvan nader omschreven. In bijlage 1 bij deze plantoelichting is een kaart opgenomen met alle ontwikkelingslocaties. Allereerst wordt in paragraaf 4.2 het LOGO-traject beschreven en vervolgens in paragraaf 4.3 de Stad- en milieubenadering.
4.2 Logo
Vanwege de hoge milieubelasting in Pernis is het van belang dat toekomstige ontwikkelingen zoveel mogelijk op een duurzame manier plaatsvinden. Om deze reden heeft in Pernis een duurzaamheidstraject plaatsgevonden. Tijdens dit traject hebben bewoners, professionals van verschillende overheidsdiensten, bedrijven en betrokken instanties gezamenlijk gekeken naar de kansen en mogelijkheden om Pernis nu en in de toekomst duurzaam te ontwikkelen. Het resultaat van alle ambities en mogelijke maatregelen zijn geformuleerd in het LOGO-rapport. Het LOGO-rapport is in 2007 afgerond. Voor dit bestemmingsplan is gekeken naar de bestemmingsplanambities die in het LOGO-traject naar voren zijn gekomen. Een aantal van deze ambities wordt mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De ambities waarvoor destijds toen nog de Wijkraad Pernis een negatief advies heeft gegeven, zijn verder niet opgenomen.Ook de ambities waarvan de realisering niet verwacht wordt binnen 10 jaar zijn niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Daarnaast is een aantal ambities inmiddels al gerealiseerd.
4.3 Stad- En Milieubenadering
Vanwege de hoge milieubelasting in Pernis kan op dit moment op een aantal locaties niet gebouwd worden. Het stap 3-besluit biedt hier een oplossing. Het stap 3-besluit is onderdeel van de Interimwet stad- en milieubenadering waarmee het Ministerie van I&M (voorheen VROM) gemeenten meer mogelijkheden biedt projecten te realiseren op plaatsen waar milieuregels dat belemmeren. In dit kader dienen de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden met een stap 3-besluit, te voldoen aan een aantal compenserende maatregelen. Deze compenserende maatregelen zijn opgenomen in het "Stap 3-besluit Pernis" en zijn voor zover ruimtelijk relevant mede mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. De ambities en maatregelen uit het LOGO-rapport zijn mede uitgangspunt geweest voor het bepalen van de compenserende maatregelen in het kader van het stap 3-besluit.In het kader van dit bestemmingsplan wordt een stap 3-besluit genomen voor de volgende locaties:
- deels voor de Madroelpark;
- Vermaetweg west;
- Ring 156;
- Binnenterrein Pastoriedijk-Ozingastraat;
- Gymnastieklokaal Velsenaerstraat;
- Pastoriedijk 55;
- Pastoriedijk 1.
Het "Stap 3-besluit Pernis" is opgenomen in bijlage 6 bij de planregels.
4.4 Ontwikkelingen
4.4.1 Madroelpark
Op de locatie Madroelpark is momenteel de voetbalvereniging Excelsior-Pernis gevestigd. De Madroelpark is de grootste locatie voor woningbouw. Voordat de ontwikkeling van woningbouw kan plaatsvinden zal voetbalvereniging Excelsior-Pernis verplaatst moeten worden naar het volkstuinencomplex in het Pernisserpark. Omdat deze ontwikkeling nog niet concreet is, is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Dit betekent dat ten tijde van een concreet plan de huidige bestemmingen via een wijzigingsplan gewijzigd kunnen worden in de bestemming "Wonen". Eén van de uitgangspunten voor deze locatie is dat het een tuindorpkarakter dient te krijgen. Dit betekent dat hier een woningdichtheid van maximaal 35 woningen per hectare gerealiseerd mag worden en dat de buurt in hoofdzaak is opgebouwd uit eengezinswoningen. Gelet hierop zijn maximaal 150 woningen toegestaan. Binnen dit maximum aantal zijn maximaal 2 accenten mogelijk gemaakt met een maximale hoogte van 18 meter die zich oriënteren op de Nieuwe Maas. Alle overige woningen mogen maximaal 9 meter hoog zijn. De woningen dienen met een kap afgedekt te worden. Dit betekent dat er maximaal 2 bouwlagen plus een kap mogelijk is. De kapgedeelte van de woningen is niet geschikt voor geluidgevoelige verblijfsruimten, zoals slaapkamers. het maximum bebouwingspercentage is 25 %. In bijlage 1 bij de planregels is een kaart opgenomen waarop de verschillende hoogten worden aangegeven.
Over de locatie is een waterkering gelegen. Bij ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met deze waterkering en de eisen van het Waterschap Hollandse Delta om te kunnen bouwen. Verder geldt op basis van de Verordening Ruimte van de Provincie Zuid-Holland de veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas. Dit betekent voor de Madroelpark dat een zone van 40 meter vanaf de kade vrijgehouden dient te worden van bebouwing. In het gebied tussen de 40 en 65 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang én is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. In de wijzigingsbevoegdheid is met het aangeven van een bouwvlak geregeld dat binnen een zone van 65 meter vanaf de kade geen nieuwe bebouwing mogelijk is. Deze bouwvlak is weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij de planregels.
De Madroelpark grenst aan het bedrijventerrein Madroelhaven. De hier gesitueerde bedrijven vormen in de huidige situatie geen belemmering voor de ontwikkeling van woningen op de Madroelpark. De Madroelhaven valt binnen het plangebied Botlek Vondelingenplaat waarvoor op dit moment ook een nieuw bestemmingsplan wordt opgesteld. Dit bestemmingsplan zit in de voorbereidingsfase. In het bestemmingsplan Botlek Vondelingenplaat zullen de bedrijven op de Madroelhaven conserverend bestemd worden.
Voor de Madroelpark wordt een stap 3-besluit genomen voor slechts een gedeelte. De onderbouwing hiervan is te vinden in het "Stap 3-besluit Pernis". Deze is opgenomen in bijlage 6 van de plantoelichting.
Ter compensatie van de te hoge geluidsbelasting dient een hoogwaardige buitenruimte onderdeel te zijn van het plan. Er zal minimaal 10% openbaar groen binnen de vlek moeten worden gerealiseerd. Tevens zal voldaan moeten worden aan de compenserende maatregelen zoals opgenomen in het "Stap 3- besluit Pernis".
Wat betreft het parkeren zal ten tijde van een concreet plan bij de bouwplantoetsing voldaan moeten worden aan de dan geldende parkeernormen.
De regels voor de wijzigingsbevoegdheid zijn opgenomen in artikel 44.1 (wro-zone - wijzigingsgebied - 1) van de planregels van dit bestemmingsplan.
4.4.2 Robbenoordterrein
Het Robbenoordterrein is een voormalige volkstuinenlocatie die niet meer als zodanig in gebruik is. Het is de bedoeling dat indien de Madroelparklocatie ontwikkeld wordt, de sportvelden van Excelsior-Pernis, verplaatst worden naar deze locatie. Deze ontwikkeling is in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Hiermee kan de huidige bestemming "volkstuinen" gewijzigd worden naar de bestemming "Sport". Binnen deze bestemming wordt ook de realisatie van een clubgebouw mogelijk gemaakt van maximaal 600 m2 in één bouwlaag. Het parkeren kan geheel op eigen terrein plaatsvinden. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.2 (wro-zone - wijzigingsgebied - 2) van de planregels.
4.4.3 Burgemeester Beyenstraat
Op locatie aan de Burgemeester Beyenstraat, waar nu de basisschool het Waterschip is gesitueerd kunnen maximaal 10 woningen worden gerealiseerd. Bij realisatie van het MFC zal deze school naar die locatie verplaatst worden. Wat betreft de verschijningsvorm is de locatie in twee zones in te delen. Aan de Burgemeester Beyenstraat dienen de woningen te passen in de buurt dat uitsluitend platte daken kent. Dit betekent dat de woningen plat afgedekt dienen te zijn.
Aan de noordzijde loopt de Ozingastraat, waar de woningen allemaal voorzien zijn van een kap, ligt het voor de hand woningen die hierop georiënteerd zijn van een kap te voorzien. Ten behoeve van de compensatie van de milieusituatie wordt op deze locatie extra (openbaar) groen gecreëerd ten behoeve van de omgeving. Dit dient minimaal 20% van de locatie te zijn.
Deze ontwikkeling wordt in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.3 (wro-zone - wijzigingsgebied - 3) van de planregels.
Voor deze locatie is geen stap 3-besluit nodig.
4.4.4 Cornelis van Dijckstraat/Vroomstraat
Deze locatie ligt prominent aan de voorzieningenas op de kop van het Arie den Arendplein en heeft een maatschappelijke bestemming. Na de verplaatsing van de huidige basisschool het Waterschip naar de locatie binnenterrein Rehoboth en ASVZ kan hier een vrijstaand volume gerealiseerd worden in drie lagen op een vierkant plot van 480m² met een gemengde bestemming. De begane grond kan worden ingevuld met detailhandel, maatschappelijke voorzieningen of dienstverlening. Daarboven kan 2 lagen met maximaal 8 appartementen gerealiseerd worden. De maximale bouwhoogte is 9 meter.
De realisering van genoemde gemengde bestemming op deze locatie is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.4 (wro-zone - wijzigingsgebied - 4) van de planregels. Voor deze locatie is geen stap 3-besluit nodig.
4.4.5 Velsenaerstraat/ Polluxstraat
Op deze locatie is het mogelijk gemaakt dat, indien de basisschool De Plataan wordt verplaatst naar het MFC, hier maximaal 10 woningen gerealiseerd kunnen worden. Ter compensatie van de te hoge geluidsbelasting dient op deze locatie minimaal 25% openbaar groen gecreëerd te worden. Aangezien de omgeving uitsluitend platte daken kent, dienen deze woningen ook platte daken te hebben. De bouwhoogte is maximaal 6 meter.
Deze locatie heeft nu de bestemming "Maatschappelijk - 1". De realisatie van woningen wordt mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.5 (wro-zone - wijzigingsgebied - 5) van de planregels. Voor deze locatie is geen stap 3-besluit nodig.
4.4.6 Gymnastieklokaal Velsenaerstraat
Na de realisatie van het MFC wordt de gymnastiekzaal gesloopt. De vrijkomende locatie ligt naast het complex van de stichting ouderenhuisvesting Rotterdam (SOR). De appartementengebouwen aan de oost- en zuidzijde beperken de ontwikkelingsruimte vanwege zicht en schaduw. Zowel ruimtelijk als programmatisch wordt een koppeling mogelijk gemaakt met het seniorencomplex waarbij de bestaande voorzieningen intern bereikbaar kunnen zijn en de appartementen met name bedoeld zijn voor senioren. Ruimtelijk wordt gedacht aan een gebouw met een maximale bouwhoogte van 18 meter, op een gedeeltelijk of geheel ondergrondse parkeergarage. Samen met het bestaande schijfvormige appartementengebouw aan de oostzijde wordt zo een ruimte afgebakend waarin het huidige vrijstaande appartementen gebouw staat. De groene ruimte vloeit dan tussen de gebouwen door als een gemeenschappelijke tuin. Het gebouw krijgt de entree aan de Velsenaerstraat met eventueel een interne ontsluiting naar het complex van de SOR. De ontsluiting van de parkeergarage vindt eveneens plaats aan de Velsenaerstraat. Deze ontwikkeling is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de huidige bestemmingen "Maatschappelijk - 2", "Wonen - bijzonder woongebouw" en "Groen" gewijzigd in de bestemmingen "Wonen" en/of "Wonen - Bijzonder woongebouw" en/of "Kantoor" en/of "Tuin" en/of "Gemengd - 1" en/of "Verkeer - Verblijfsgebied". Er mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak zoals vastgelegd op de kaart in bijlage 3 bij de planregels. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.6 (wro-zone - wijzigingsgebied - 6) van de planregels. Voor deze locatie wordt tevens een stap 3-besluit genomen.
4.4.7 G.A. Soetemanweg 2
Op het perceel van de Pastoriedijk 14, langs de G.A. Soetemanweg (voormalig tuincentrum) wordt de mogelijkheid gecreëerd een woning te realiseren. In het geldende bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming 'Tuincentrum'. In dit bestemmingsplan is het conserverend bestemd en heeft het de bestemming "Detailhandel - Tuincentrum".Tevens is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegheid waarbij genoemde bestemming gewijzigd kan worden in de bestemming "Wonen" en "Tuin". Hierbij is het mogelijk om maximaal 1 woning te realiseren van maximaal 1 laag met een kap (maximaal 6 meter). Het parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden. Bij de situering van de woning wordt met name gelet op het zicht op de kerk en de oude begraafplaats vanaf de G.A. Soetemanweg en de Polluxstraat. Dit waardevolle historische gebied is samen met het parkje rond de vogelkooi van grote waarde voor Pernis en dient zoveel mogelijk zichtbaar te blijven. De architectuur voegt zich in het beeld behorend bij historische kernen en linten.
Op de kaart in bijlage 5 bij de planregels is weergegeven op welke wijze deze locatie bebouwd dient te worden. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.7 (wro-zone - wijzigingsgebied - 7).
4.4.8 Binnenterrein Rehoboth en ASZV (MFC)
In 2005 is, op basis van een locatie onderzoek, door de toenmalige wijkraad deze locatie aangewezen voor de realisatie van het MFC (Multi Functioneel Centrum). Wanneer het MFC gerealiseerd wordt, worden de huidige twee basisscholen van Pernis, de Plataan en het Waterschip naar het MFC verplaatst. Ook de gymzaal aan de Velsenaerstraat wordt vervangen door een nieuwe multifunctionele sportzaal in dit complex. Verder wordt in het MFC complex een divers sociaal cultureel programma toegevoegd waaronder een buurthuis, een peuterspeelzaal, een BSO, een centrum voor jeugd en gezin en het lokaal cultuurcentrum. Het combineren van deze voorzieningen biedt synergetische voordelen zoals gezamenlijk gebruik van voorzieningen en stimulerende contacten tussen de diverse gebruikers. De concentratie van voorzieningen op een beperkt oppervlak in een woonomgeving vereisen een zorgvuldige inpassing, waarin overlast door geluid, parkeren en verkeer zoveel mogelijk wordt beperkt. Het MFC heeft de ambitie en de mogelijkheid het sociaal culturele hart van Pernis te worden. De locatie ligt centraal in Pernis en is ruimtelijk ingebed in de historische omgeving. De betekenis van dit complex voor Pernis is groot. Dit zal vertaald moeten worden in een hoogwaardige (architectonische) uitstraling en een aantrekkelijke buitenruimte met voldoende verblijfskwaliteit.
Op de locatie gelden nu de bestemmingen "Wonen", "Maatschappelijk - 2" en "Tuin". Omdat de plannen voor het MFC nog niet concreet genoeg zijn, is deze locatie conserverend bestemd, dus "Wonen", "Maatschappelijk - 2" en "Tuin". Echter, om de ontwikkeling toch in dit bestemmingsplan mogelijk te maken is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarbij ten tijde van een concreet plan genoemde bestemmingen gewijzigd kunnen worden in de bestemming "Maatschappelijk - 1". De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.8 (wro-zone - wijzigingsgebied - 8) van de planregels. Op de kaart in bijlage 4 bij de planregels is weergegeven op welke wijze gebouwd mag worden.
Voor deze locatie is geen stap 3-besluit nodig.
4.4.9 Uitbreiding bedrijventerrein Deijffelbroekselaan
Aan de oostzijde van de strook bedrijven aan de Deijffelbroekselaan wordt de ontwikkeling van een extra plot met een bedrijf van maximaal 500m² mogelijk gemaakt. Het totale plot is ongeveer 1160 m². Hierop zal, naast eventuele bedrijfsmatige activiteiten, ook de parkeereis moeten worden opgelost. De huidige openbare parkeerplaatsen worden dan ten oosten van dit kavel gesitueerd. In bijlage 2 bij de planregels is een kaart opgenomen die het bouwvlak weergeeft waarbinnen gebouwd mag worden. Deze uitbreiding is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.9 (wro-zone - wijzigingsgebied - 9) van de planregels.
4.4.10 Ring 156
Voor een nieuwe invulling van het huidige geheel verharde terrein dat voornamelijk uit bedrijfsloodsen bestaat wordt uitgegaan van het beeld aan weerszijden van de locatie: ruime vrijstaande of 2 onder 1 kap woningen met een voortuin van minimaal 4 meter. Vanwege de diepte van het perceel (±51meter) is er de mogelijkheid om aan de achterzijde een aantal vrijstaande woningen te situeren. In totaal zijn op deze locatie maximaal 8 woningen toegestaan met een maximale hoogte van 9 meter. De woningen dienen afgedekt te worden met een kap. Hierbij is het kapgedeelte van de woning niet geschikt voor geluidgevoelige verblijfsruimten, zoals slaapkamers. Deze locatie kent een hoge geluidbelasting vanuit de Waal-Eemhaven. Er dient binnen het wijzigingsgebied minimaal 7% openbaar groen te worden gerealiseerd. Het parkeren dient geheel op de locatie zelf te worden gesitueerd.
Deze locatie heeft een bedrijfsbestemming. Woningbouw op deze locatie is in dit bestemmingplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.10 (wro-zone - wijzigingsgebied - 10) van de planregels. Tevens wordt een stap 3-besluit genomen.
4.4.11 Vermaetweg west
De polder ten westen van de Vermaetweg is één van de laatste open plekken binnen de dorpsring van Pernis. De locatie ligt in de directe nabijheid van het metrostation en sluit goed aan op de voorzieningenas. In de structuurvisie was deze locatie benoemd als locatie voor bedrijven. Gelet op de marktsituatie en de behoefte aan woningen is deze doelstelling in het kader van het LOGO-traject gewijzigd naar een inbreidingslocatie voor woningen waarbij werken aan huis mogelijk wordt gemaakt. Vanuit de structuurvisie is aangegeven dat 40% van de oorspronkelijke locatie bebouwd mag worden en 60% groen moet blijven. Mede om deze reden is de omvang van de locatie in dit bestemmingsplan kleiner dan de omvang van de oorspronkelijke locatie uit de structuurvisie. Dat een groot gedeelte van de oorspronkelijke locatie groen moet blijven is van belang voor de handhaving en versterking van de bestaande groene gordel in Pernis. De Vermaetweg west is gelegen langs de Vermaetweg en beslaat met ± 10.500 m² ongeveer 1/3 van de totale locatie tussen de Ring en de Vermaetweg. De locatie kenmerkt zich op dit moment door polderkavels gevormd door watergangen en bomenrijen die in een scherpe hoek ten opzichte van de Vermaetweg staan. De ontwikkeling van dit gebied zal binnen de kaders van deze structuur moeten plaats vinden. Hierdoor wordt het authentieke karakter gehandhaafd en levert dit een bijzonder woonmilieu op. Het gewenste beeld wordt bereikt door het minimaliseren van ontsluitingstructuren en het aantal woningen beperkt te houden tot maximaal 15. Deze locatie heeft in het bestemmingsplan de bestemming "Wonen - 1". Per woning mag maximaal 100 m² bedrijf aan huis worden gevestigd tot milieucategorie 2. De hoogte van de woningen is maximaal 9 meter en dienen afgedekt te worden met een kap. De kapgedeelte van de woningen zijn niet geschikt voor geluidgevoelige verblijfsruimten zoals slaapkamers. De maximale bouwhoogte is opgenomen in de planregels. Bebouwing dient binnen het bouwvlak gesitueerd te worden, zoals weergegeven op de verbeelding.
Voor deze locatie wordt een stap 3-besluit genomen.
4.4.12 Pastoriedijk 1
Op deze locatie staat op dit moment de 'Herbergh', dat nog steeds functioneert als café en pension. Op termijn zal dit gebouw echter worden gesloopt. De staat van het gebouw is zodanig dat herstructurering naar woningbouw niet rendabel is. Voor de locatie is een voorlopig ontwerp gemaakt dat bestaat uit 10 dijkwoningen. Vanaf de dijk bestaat deze uit 1 laag en een kap. Vanaf de achterzijde (onderaan de dijk) 2 lagen met een kap. Het parkeren vindt geheel op eigen terrein plaats. Per woning kan 1 inpandige parkeerplaats en 1 tuinparkeerplaats worden gerealiseerd.
De hoge geluidsbelasting vanuit de Waal-Eemhaven wordt binnen het bouwplan gecompenseerd door onder andere een woningdiepte van 14 meter waardoor het mogelijk wordt geluidluwe binnenruimte te creëren.
De locatie heeft de bestemmingen "Horeca" en "Erf". Voorgenoemde woningbouw is in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. De regels waar bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid aan voldaan dient te worden zijn opgenomen in artikel 44.11 (wro-zone - wijzigingsgebied - 11) van de planregels.
Voor deze locatie wordt tevens een stap 3-besluit genomen.
4.4.13 Pastoriedijk 55
Op de Pastoriedijk is de voormalige secretarie gelegen. De voormalige secretarie is een monumentaal gebouw dat gehandhaafd zal blijven. De huidige maatschappelijke bestemming is in dit bestemmingsplan gewijzigd naar een woonbestemming. Hierbij is het mogelijk gemaakt dat er maximaal 6 appartementen binnen het pand kunnen worden gerealiseerd. De gevel blijft ongewijzigd.
Voor deze locatie wordt een stap 3-besluit genomen.
4.4.14 Woning Uiterdijk
De eigenaar van het terrein, behorende bij de panden Uiterdijk 109,113 en 115, heeft het voornemen de bestaande opslagloodsen te slopen en aldaar een nieuwe woning te situeren. Het betreft een vrijstaande woning aan de oostzijde van het terrein. De maximale hoogte bedraagt 7 meter en de woning dient afgedekt te worden met een kap. Dit is op de verbeelding weergegeven. De parkeereis kan eenvoudig op eigen terrein worden opgelost.
4.4.15 Kantoor metrohalte
Tegenover de metrohalte van Pernis is deze kleine locatie gesitueerd. Vanwege de goede ontsluiting met zowel de metro als de auto is de locatie geschikt voor de ontwikkeling van een kleinschalige kantoor. Op deze locatie, met de bestemming "Gemengd - 3", worden kantoren en/of bedrijven tot en met milieucategorie 2 mogelijk gemaakt met een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 3500 m2 met een bouwhoogte van maximaal 18 meter. De prominente ligging aan de Schalekampplein/Lombardijseweg en de metrohalte stelt eisen aan de verschijningsvorm en de beleving van de begane grond. Dit geldt met name voor de uitstraling van een eventueel te bouwen parkeergarage. Het gebouw dient een visitekaartje te worden voor Pernis. Daarnaast zal het gebouw ook vanaf de snelweg goed te zien zijn. Anderzijds is de locatie ook deel van de groene ring. De zuid- en oostzijde liggen grotendeels in het groen. De bomen aan deze zijde dienen zo veel mogelijk behouden te blijven. Het gebouw ligt van deze zijde daarom grotendeels verscholen.
De verordening Ruimte schrijft voor dat bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging, in overeenstemming moeten zijn met een regionaal afgestemd kantorenprogramma.
In de Rotterdamse kantorenmarkt vervult Pernis een functie voor havengerelateerde en locaal georiënteerde zakelijke dienstverlening. Voor dit type bedrijven is het aanbod tot 2020 beperkt. Vanwege de positieve ontwikkeling van de haven is vraag naar kantoorruimte nabij het havengebied te verwachten, terwijl toename van de voorraad kantoren zonder OV-ontsluiting niet gewenst is. Ook vanwege het belang van behoud van locale bedrijvigheid voor Pernis is de ontwikkeling van maximaal 3.500 m2 bvo op deze locatie gewenst. Aangezien binnen Rotterdam de kantoorontwikkeling van maximaal 3.500 m2 bvo in Pernis conform de verwachte marktontwikkeling is, past dit plan in de regionale kantorenprogrammering.
4.4.16 Oostzijde winkelstrip Soetemanweg
Het betreft hier een kleine uitbreiding van de winkelstrip aan de G.A. Soetemanweg op de hoek van G.A. Soetemanweg en de Van Byemontsingel. De huidige bestemming "verkeersweg" wordt hiermee gewijzigd naar de bestemming "Gemengd - 1". Binnen de bestemming "Gemengd - 1" zijn de functies wonen, en uitsluitend op de begane grond, dienstverlening, maatschappelijk en detailhandel toegestaan. De maximale bouwhoogte is 3 meter. zoals weergegeven op de verbeelding.
4.4.17 Binnenterrein Pastoriedijk-Ozingastraat
Voor het oostelijk deel van het binnenterrein van het blok Pastoriedijk/Burgemeester van Esstraat en Ozingastraat is via een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gecreëerd om maximaal 12 woningen te realiseren. Minimaal 50% van de locatie dient groen te blijven. Bovendien wordt aan de westzijde van het binnenterrein het MFC gerealiseerd. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad was in de wijzigingsbevoegdheid een bouwhoogte van maximaal 9 meter opgenomen. Echter, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State met betrekking tot het beroep van de ontwikkelaar tegen deze bouwhoogte, heeft de gemeenteraad voor de bouwhoogte een nieuw besluit genomen en is in de wijzigingsbevoegdheid een maximale bouwhoogte opgenomen van maximaal 11 meter, in maximaal 2 bouwlagen en een kap.
De ontsluitingstructuur en parkeerplaatsen mogen het terrein niet domineren. Daarnaast dienen de achtertuinen van de percelen aan de Pastoriedijk bereikbaar te blijven.
Deze locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming "Groen" met een aanduiding voor 'opslag'. Hiermee is de bestaande situatie bestemd. Voor de opslag is in de regels een uitsterfregeling opgenomen. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad was in de planregels opgenomen dat ter plaatse van de aanduiding 'opslag', opslag ten behoeve van bedrijven is toegestaan. Naar aanleiding van het beroep tegen dit onderdeel heeft de Raad van State geoordeeld dat het beroep gegrond was en de toevoeging 'ten behoeve van bedrijven' geschrapt.
Voor deze locatie wordt een stap 3-besluit genomen. De ontwikkeling is in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt met een wijzigingsbevoegdheid. De wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44.12 (wro-zone - wijzigingsgebied - 12) van de planregels.
4.5 Juridische Planbeschrijving
4.5.1 Agrarisch
In het plangebied zijn een aantal plekken die in het geldende bestemmingsplan een agrarische bestemming hebben. Deze bestemming is in dit bestemmingsplan overgenomen voor die plekken waar in de komende tien jaar geen nieuwe ontwikkelingen te verwachten is. Deze gronden mogen in principe niet bebouwd worden. In de planregels is wel een mogelijkheid opgenomen waarmee hiervan kan worden afgeweken via een omgevingsvergunning, voor de bouw van hulpgebouwen waarvan de gezamenlijke grondoppervlakte niet meer dan 100 m2 b.v.o. bedragen. Met hulpgebouwen wordt bedoeld, bebouwing behorende bij het agrarisch bedrijf, zoals schuurtjes, stallen e.d.
Binnen de bestemming "Agrarisch" komen ook de volgende dubbelbestemmingen voor:
- Waarde - Archeologie - 2
- Waarde - Archeologie - 3
- Waarde - Archeologie - 4
- Waterstaat - Waterkering
- Waterstaat - Waterstaatkundige functie
De dubbelbestemmingen zijn op de verbeelding als gebiedsaanduiding opgenomen. Hiervoor zijn aparte regels voor bouwen van toepassing. In deze afzonderlijke regels is aangegeven onder welke voorwaarden op deze gronden gebouwd mag worden. In geval van de dubbelbestemmingen "Waarde - Archeologie" is een vereiste voor omgevingsvergunning opgenomen. Voor de bestemmingen "Waterstaat" is de mogelijkheid opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels. Een advies van de dijkbeheerder is hierbij voorwaarde.
4.5.2 Bedrijf
Alle bedrijven binnen het plangebied hebben de bestemming "Bedrijf". Binnen deze bestemming zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2. Achter de Pastoriedijk 66 is een tankstation gevestigd van Avia. Deze is op de verbeelding weergegeven als "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg".
Alle voorzieningen van openbaar nut hebben de bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" gekregen, zoals bijvoorbeeld gebouwen ten behoeve van electriciteitsvoorziening (trafohuizen). Gebouwen binnen deze bestemming mogen maximaal 80 m3 en maximaal 4 meter hoog zijn.
Hiernaast maakt het bestemmingplan bedrijven mogelijk binnen de bestemmingen "Gemengd - 2" en "Gemengd - 3". Hier zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 2.
4.5.3 Cultuur en ontspanning
De Oudheidkamer Pernis fungeert als museum. Om deze reden heeft deze de bestemming "Cultuur en ontspanning" gekregen. Daarnaast hebben de kinderboerderij en de speeltuin een maatbestemming gekregen, respectievelijk "Cultuur en ontspanning - Kinderboerderij" en "Cultuur en ontspanning - Speeltuin". De hertenkamp in het Pernisserpark is gelegen op de bestemming "Groen" en is op de verbeelding opgenomen met de aanduiding "cultuur en ontspanning".
4.5.4 Detailhandel
Het geldende bestemmingsplan maakt op bepaalde plekken binnen het plangebied detailhandel mogelijk binnen een woonbestemming. Deze mogelijkheid is in dit bestemmingsplan voor die panden overgenomen, waar het feitelijk gebruik detailhandel is. Deze panden hebben de bestemming "Wonen", zoals in het geldende bestemmingsplan. Met een aanduiding "detailhandel" op de verbeelding is op deze locaties nog steeds detailhandel mogelijk.
Hiernaast maakt het bestemmingsplan detailhandel mogelijk binnen de bestemming "Gemengd - 1" en via een wijzigingsbevoegdheid binnen de bestemming "Gemengd - 4 (in beide gevallen uitsluitend op de begane grond).
4.5.5 Gemengd
Op verschillende plekken binnen het plangebied komt een bestemming "Gemengd" voor waarbij meerdere functies zijn toegestaan. Deze bestemming is verder gespecificeerd in "Gemengd - 1", "Gemengd - 2" en "Gemengd - 3". "Gemengd - 1" is toegekend aan de locaties waar de functies wonen, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. De functies detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan. Binnen deze bestemming is op één plek een horecavoorziening toegestaan. Dat is het chinese restaurant aan de G.A. Soetemanweg. Deze is met de aanduiding 'horeca' weergegeven op de verbeelding. Geluidgevoelige maatschappelijke functies zijn niet toegestaan. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding opgenomen.
De bestemming "Gemengd - 2" is toegekend aan de locaties waar de functies wonen, kantoren, bedrijven (tot milieucategorie 2), en niet geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan. Voor kantoren, bedrijven en maatschappelijke functies geldt dat deze uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. De maximale bouwhoogte is op de verbeelding aangeduid.
Nabij de metrohalte is een locatie gelegen die de bestemming "Gemengd - 3" heeft. Binnen deze bestemming is het mogelijk om kantoren en/of bedrijven tot milieucategorie 2 te realiseren met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 3.500 m2 b.v.o.
Tenslotte is het mogelijk gemaakt om via een wijzigingsbevoegdheid de bestemming "Gemengd - 4" te realiseren. Deze wijzigingsbevoegdheid is van toepassing op de locatie Cornelis van Dijckstraat/ Vroomstraat voor de realisatie van verschillende functies zoals wonen, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en dienstverlening.
4.5.6 Groen
Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden, auto-ontsluitingen en speeltoestellen toegestaan. Ook kleine watergangen zijn toegestaan.
De binnenterrein Pastoriedijk-Ozingastraat heeft ook de groenbestemming gekregen.
4.5.7 Horeca
In de "Horecanota Pernis" worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in de deelgemeente beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De bestaande horeca in de omgeving van het Pernisserplein heeft de bestemming "Horeca". Het chinees restaurant aan de G.A. Soetemanweg is op de verbeelding opgenomen met de aanduiding 'horeca'. Tenslotte is de horecabestemming bij de Uiterdijk uit het vigerende bestemmingsplan verplaatst naar een plek buiten de veiligheidszone van de Nieuwe Maas.
4.5.8 Kantoor
Het bestaande kantoorgebouw van de Rabobank heeft de bestemming "Kantoor". Daarnaast maakt dit bestemmingsplan de kantoorfunctie mogelijk binnen de bestemmingen "Gemengd - 2" en "Gemengd - 3".
4.5.9 Maatschappelijk
De bestemmingen "Maatschappelijk" omvatten de sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. De bestemming "Maatschappelijk" is in dit bestemmingsplan nader gespecificeerd. "Maatschappelijk - 1" is toegekend aan de locaties waar wel geluidgevoelige functies gerealiseerd mogen worden. De locaties waar geen geluidgevoelige functies gerealiseerd mogen worden hebben de bestemming "Maatschappelijk - 2".
In het plangebied zitten twee begraafplaatsen. Deze hebben de bestemming "Maatschappelijk - Begraafplaats".
4.5.10 Recreatie
De volkstuinenlocatie Robbenoordterrein heeft de bestemming "Recreatie". Indien woningbouw ontwikkeld wordt op de Madroelpark, zullen de voelbalvelden verplaatst moeten worden naar deze locatie. Om dit mogelijk te maken is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het mogelijk wordt gemaakt om de bestemming "Recreatie" te wijzigen naar de bestemming "Sport". Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen in artikel 44 van de planregels (wro-zone - wijzigingsgebied - 2).
4.5.11 Sport
In Pernis zitten diverse sportvoorzieningen. Deze hebben de bestemming "Sport" gekregen. Behalve de manege en het zwembad. Deze hebben de maatbestemmingen "Sport - Manege" en "Sport - Zwembad" gekregen. Tevens is in artikel 44 van de planregels de mogelijkheid opgenomen om de bestemming "Recreatie" te wijzigen in de bestemming "Sport" (wijzigingsbevoegdheid Robbenoordterrein). Deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om het mogelijk te maken dat de voetbalvelden op de Madroelpark verplaatst kunnen worden naar de volkstuinenlocatie ten tijde van woningbouwontwikkeling op de Madroelpark.
4.5.12 Tuin
Tuinen bij woningen hebben de bestemming "Tuin". Binnen deze bestemming zijn naast tuin, uitstekende delen van gebouwen krachtens een aangrenzende bestemming, aanbouwen en bijgebouwen en de verder bij deze bestemming passende bouwwerken geen gebouwen zijnde, toegestaan.
4.5.13 Verkeer
De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen met bovenleidingen en parkeerplaatsen. En daarnaast ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen deze bestemming zijn de 50-km wegen opgenomen die, gebaseerd op de wegcategorisering duurzaam veilig, ook in de toekomst 50-km wegen zullen blijven.
De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Alle 30-km wegen in Pernis hebben deze bestemming. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).
4.5.14 Water
Alle hoofdwatergangen binnen het plangebied hebben de bestemming "Water" gekregen.
4.5.15 Wonen
In het plangebied zitten drie woonbestemmingen, namelijk "Wonen", "Wonen - 1" en "Wonen - Bijzonder woongebouw". In de regels van de bestemmingen "Wonen" en "Wonen - 1" is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De aan huis gebonden beroep/bedrijf is toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden in "Wonen" zijn dat maximaal 30% tot een maximum van 70 m² van de woning voor een aan huis gebonden beroep/bedrijf mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
De nieuwbouwlocatie aan de Vermaetweg West heeft de bestemming "Wonen - 1". Binnen deze bestemming mag maximaal 50% van de woning tot een maximum van 100 m2 van de woning voor aan huis gebonden beroep/bedrijf worden gebruikt.
Binnen het plangebied zijn een groot aantal gebouwen in gebruik als berging, die zodanig groot van omvang zijn dat deze niet passen binnen de standaardregeling voor bijgebouwen binnen de bestemming "Wonen". Om deze reden zijn deze gebouwen bestemd als "Wonen - Berging".
4.5.16 Leidingen en straalpad
In het plangebied zijn 3 rioolwaterpersleidingen gelegen. De eerste heeft een diameter die varieert tussen 400 tot 450 mm, de tweede varieert tussen 532 en 560 mm en de laatste heeft een diameter die varieert tussen 508 en 568. Deze zijn met een zakelijke rechtsstrook van 5 meter aan weerszijden aangegeven op de verbeelding.
Er is geen straalverbinding of straalpad aanwezig.
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.1.1 Rijksbeleid
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationale Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op basis van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Het kabinet kiest in het Nationaal Waterplan voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken".
Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en vrijstellingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro.
Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning.
Het relevante Rijksbeleid voor buitendijkse gebieden is de "Beleidslijn grote Rivieren". deze beleidslijn is gebaseerd op de regelgeving in het Waterbesluit. De beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. Op het buitendijks gelegen deel van Pernis is artikel 6.16 van het Waterbesluit van toepassing. Op basis van dit artikel is in bijlage IV van het besluit een aantal gebieden aangewezen waarvoor de restricties uit paragraaf 6.6 niet van toepassing zijn aangezien die gebieden rivierkundig van minder belang zijn (de vroegere Wbr artikel 2a gebieden). In deze gebieden is het vergunningsregime dan ook niet van toepassing. Dit betekent dat er voor bouwen en aanleggen in Pernis geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist.
De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed (het buitendijks gebied). Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in openbaar gebied. Bij bestaande situaties kan de gemeente bijdragen aan een goede veiligheidssituatie door het opstellen van evacuatieplannen, bij nieuwe situaties kan dit ook door het opnemen van bepalingen in het ruimtelijk plan.
5.1.2 Provinciaal beleid
Het beleid van de provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.
In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven:
1. Waarborgen waterveiligheid
2. Zorgen voor mooi en schoon water
3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening
4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem
In het plan zijn deze opgaven verder uitgewerkt in 19 thema's én voor drie gebieden, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven.
5.1.3 Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:
Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
Uit het Waterplan 2 blijkt dat er voor de twee zuidelijke peilgebieden in Pernis een wateropgave voor 203 m3 en 1817m3 is. Om de wateropgave in deze peilgebieden op te lossen wordt vrijwel geheel ingezet op het vergroten van het open wateroppervlak.
5.1.4 Gemeentelijk beleid
In het Deelgemeentelijk Waterplan Pernis (2005) is voor het watersysteem in Pernis het volgende aangegeven: In het centrum van Pernis ligt een wateropgave die alleen in te vullen is in combinatie met de herinrichting van het centrum. In dit dichtbebouwde gedeelte van Pernis is een zeer slechte waterkwaliteit in de bestaande singels ten gevolge van riooloverstorten en beperkte doorstroming. Gezocht moet worden naar mogelijkheden de bestaande singels met elkaar te verbinden. In het zuiden van Pernis zal gezocht moeten worden naar mogelijkheden om extra water aan te leggen, mogelijk in combinatie met de nieuwe inrichting van het sportpark.
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente overleg gevoerd met de waterbeheerders.
De beheerder van het (binnendijks gelegen) oppervlaktewater in Pernis is het waterschap Hollandse Delta. Het waterschap wijst er op dat een toename van de verharding moet worden gecompenseerd met de aanleg van 10% van die hoeveelheid aan wateroppervlak. Deze wateropgave kan meegenomen worden bij aanpassingen van het oppervlaktewatersysteem. De gemeente onderschrijft dat de toevoeging van verharding moet worden gecompenseerd met 10% oppervlaktewater. Deze compensatie zal geborgd moeten worden in de bouwplanfase van de ontwikkelingsplannen.
De beheerder van het buitendijks gebied is Rijkswaterstaat. Door Rijkswaterstaat wordt gewezen op de voorkeursvolgorden voor waterkwantiteit (vasthouden-bergen-afvoeren) en voor waterkwaliteit (schoonhouden-scheiden-zuiveren) bij de ontwikkeling in het buitendijks gebied. Bij de ontwikkeling van de buitendijkse locatie binnen dit bestemmingsplan dient aan deze voorkeursvolgordes, in overleg met de waterbeheerder, een nadere invulling gegeven te worden. Rijkswaterstaat geeft aan dat ontwikkelingen in het buitendijks gelegen gebied van Pernis niet vergunningplichtig zijn. Ontwikkelingen in of boven rijkswater, zoals een aanlegsteiger voor de stadsferry, zijn echter wel vergunningplichtig.
Afdeling Watermanagement van Gemeentewerken Rotterdam is de rioolbeheerder in Pernis. Watermanagement wijst er op dat er sprake kan zijn vanhoge grondwaterstanden in het noorden van Pernis door de afwezigheid van watergangen. Bij ontwikkelingen in dit gebied dient hier rekening mee te worden gehouden.
5.3 Huidige Watersysteem
5.3.1 Oppervlaktewater
Het plangebied omvat een binnendijks en een buitendijks gedeelte. Het buitendijks gebied bestaat uit de gronden in de noordwest hoek van de Eemhaven. De Eemhaven maakt onderdeel uit van Nieuwe Maas waardoor het een rijkswater is met Rijkswaterstaat als beheerder.
Het binnendijks gedeelte ligt in peilgebied 47, in het beheersgebied van Waterschap Hollandse Delta. Het oppervlaktewater in dit bemalingsgebied is onderverdeeld in vier peilgebieden, die door stuwen van elkaar gescheiden zijn. Er is een grote variatie in dichtheid van watergangen in de openbare ruimte. In het westen, zuiden en oosten is water aanwezig. In het noorden is geen water aanwezig. In het centrum zijn twee watergangen aanwezig, de Willem Weysingel en de van Byemontsingel. In totaal bedraagt het wateroppervlak in Pernis 6,0 ha op een eigen oppervlakte van 157,7 ha.
Het watersysteem heeft een strak peilbeheer met vaste peilen. Door peilfluctuatie toe te staan in het Pernisserpark (+0,25 meter) wordt regenwater of inlaatwater gebufferd. Na natuurlijke zuivering door riet, biezen en onderwatervegetatie ontstaat hoogwaardig water dat gebruikt kan worden om de rest van het watersysteem aan te vullen of door te spoelen.
5.3.2 Grondwater
Het grondwaterpeil in het gebied varieert rond de 2 meter beneden NAP. Binnen het plangebied staan veel peilbuizen waar de grondwaterstanden regulier worden gemeten. De ontwateringsdiepten (het hoogteverschil tussen de grondwaterstand en het maaiveld) variëren gemiddeld van 0,8 tot 1,00 meter.
5.3.3 Waterkering en waterveiligheid
Het plangebied wordt volledig omringd door de kernzone en de beschermingszone van de primaire waterkering. Het talud van de A4 is eveneens onderdeel van de waterkering.
Voor de waterveiligheid wordt gekeken naar het risico op overstroming. Een van de aspecten die hierbij van belang is, is de afstand tot de waterkering . Als de afstand groot genoeg is kan tijdig worden geëvacueerd. Ook is van belang hoeveel water op straat komt. Een kleine waterlaag geeft overlast maar geeft niet direct een risico voor de bebouwing, de openbare ruimte of voor de aanwezig mensen en dieren. Is de waterlaag 0,9 meter of meer dan geeft dat meer schade en leidt dit ook tot risico voor de aanwezige mensen en dieren.
Het overstromingsrisico wordt bepaald door het product van kans en gevolg. De theoretische kans op overstroming hangt af van de veiligheidsnorm die voor een dijkring is vastgesteld. Voor het plangebied vormt dijkring 18 Pernis de primaire kering voor de Nieuwe Maas. De normfrequentie voor de overstroming van dijkring 18 Pernis is vastgesteld op 1 keer per 10.000 jaar. Het gevolg van een eventuele overstroming is vooral afhankelijk van de voorkomende overstromingsdiepte en bijbehorende schade in het gebied. De Provincie Zuid-Holland heeft voor de gehele provincie berekend hoe het gebied kan onderlopen en welke overstromingsdiepte op elke locatie bereikt kan worden. Uit deze berekeningen blijkt dat een groot deel van Pernis bij een doorbraak van de dijkring twee tot vijf meter onder water komt te staan. Voor een klein deel in het zuiden van de dijkring is de overstromingsdiepte zelfs meer dan vijf meter. Dit is echter ook het gebied waar vrijwel geen bebouwing staat (parkgedeelte). Door het hoge beschermingsniveau is het overstromingsrisico voor het totale gebied zeer klein, maar de gevolgen van een eventuele doorbraak kunnen groot zijn. Doordat het plangebied voor het grootste deel een relatief laag maaiveld heeft en het gebied geïsoleerd wordt doordat de waterkering geheel om Pernis heen loopt, zal er veel water in de diepe gebieden van het plangebied blijven staan. Ook is bij een eventuele doorbraak de kans op hoge stroomsnelheden in het plangebied groot, door de ligging nabij de primaire waterkering.
5.3.4 Riolering
Het plangebied valt binnen rioleringsdistrict Pernis (27) dat rioolwater vanuit hoofdgemaal Burgerhof (27) via de districten Oudeland (21) en Vondelingenplaat (32) naar RWZI Hoogvliet pompt. Het hoofdrioolgemaal is voorzien van een overstortbemaling, waarmee bij hevige neerslag rioolwater rechtstreeks naar de Nieuwe Maas gepompt kan worden. Hiermee wordt bereikt dat het aantal riooloverstorten op oppervlaktewater beperkt wordt.
In het plangebied is relatief weinig afgekoppeld verhard oppervlak (daken en straten). Het gemengde rioolstelsel is voorzien van overstorten om bij hevige neerslag water op straat te voorkomen. De overstorten zijn gelokaliseerd aan de twee singels en aan de Ring. Vanuit het gebied vind overstortbemaling plaats op de Nieuwe Maas. Alleen bij het bedrijventerrein Deijffelbroek is er een gescheiden rioolstelsel waarbij verhard oppervlak is aangesloten op een regenwaterstelsel dat rechtstreeks naar de singel afvoert.
5.4 De Wateropgave
5.4.1 Oppervlaktewater
Conform de keur van het Waterschap Hollandse Delta moet voor het uitbreiden van het verharde oppervlak met meer dan 250 m2 een vergunning worden aangevraagd. Een voorwaarde voor het verlenen van een vergunning is dat de versnelde afvoer bij voorkeur wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater. Zo kan ongewenste peilfluctuatie en wateroverlast door hevige neerslag beperkt worden. Waterschap Hollandse Delta hanteert hierbij de vuistregel dat de toename aan verharding gecompenseerd moet worden met de aanleg van 10% van die hoeveelheid aan wateroppervlak. Bij het realiseren van nieuw oppervlaktewater geldt als voorwaarde dat dit niet mag leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit.
Op basis van het bouwplan neemt het verharde oppervlak toe met maximaal 28.525 m2. Deze toename van de verharding moet met 2.853 m2 nieuw wateroppervlak gecompenseerd worden. Dit is een "worst-case" benadering waarbij ervan uit is gegaan dat de sportvelden op het Robbenoordterrein volledig als kunstgras wordt uitgevoerd en dat dit als verhard oppervlak moet worden gezien, het gaat dan om 15.700 m2 toegevoegde verharding. In de realisatiefase van de verschillende ontwikkelingen zal nog nader moeten worden bekeken hoeveel compensatie voor de toegevoegde verharding er werkelijk nodig is.
Daarnaast wordt een aantal te dempen watergangen volledig gecompenseerd. Het gaat in totaal om 1123 m2 watergang, hiervan komt 100 m2 voor ontwikkellocatie 12 (MFC) en 1023 m2 voor ontwikkellocatie 5 (Robbenoord terrein). In totaal moet er voor de verschillende ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Pernis maximaal 3.976 m2 aan extra wateroppervlak worden gecreëerd. Voorwaarden die aan dit nieuwe oppervlaktewater worden gesteld zijn:
- het dient binnen het desbetreffende peilgebied te worden aangelegd.
- het dient aangesloten te worden op het bestaande watersysteem.
In plaats van aanleg van nieuw oppervlaktewater kan ook bestaand oppervlaktewater (binnen het peilgebied) worden verruimd of verbreed. Als watercompensatie binnen hetzelfde peilgebied niet mogelijk blijkt dan kan in overleg worden gecompenseerd in een lager gelegen peilgebied.
Binnen het plangebied liggen twee peilgebieden met een NBW wateropgave van 2000 m3. Deze wateropgave betreft het voorkomen van inundatie. In het NBW is bepaald dat stedelijk gebied maximaal 1 maal per 100 jaar mag inunderen. Pernis voldoet daar niet aan. Het is aan te raden deze wateropgave ook mee te nemen bij aanpassingen van het oppervlaktewatersysteem. In het Deelgemeentelijk Waterplan Pernis (2005) wordt aanbevolen om extra wateroppervlak en natuurvriendelijke oevers te creëren op ontwikkellocatie 5, het Robbenoordterrein.
5.4.2 Grondwater
Door de afwezigheid van watergangen in het noordelijk deel van Pernis zijn hier de grondwaterstanden relatief hoog. Doordat de verharding in het gebied toeneemt, wordt de infiltratie van hemelwater beperkt. Hierdoor kan het grondwaterpeil nabij de nieuwe verharding lager worden. Door de huidige beperkte ontwateringsdiepte, is de kans op grondwateronderlast beperkt. Daarnaast kan er, indien er onder het gebouw kelders of kruipruimtes worden gebouwd kans zijn op barrièrewerking. Door constructies onder de grond die haaks staan op grondwaterstromingen (vanuit de Nieuwe Maas de polder in) kunnen lokaal pieken of dalen in het grondwaterpeil ontstaan. Indien er ondergrondse constructies worden gebouwd, kan nader onderzoek bepalen in hoeverre deze effecten te verwachten zijn.
5.4.3 Waterkering en waterveiligheid
Door de ontwikkeling van detailhandel en horeca zal de waarde van het gebied toenemen, waardoor het risico (kans x gevolg) toeneemt. De kans dat er grote hoeveelheden water in het gebied blijven staan is op basis van de gebiedseigenschappen relatief hoog. Een tweede aandachtspunt is de ligging van het plangebied ten opzichte van de waterkering. Doordat het plangebied dichtbij de kering ligt, is de waarschuwingstijd bij een doorbraak nabij het plangebied miniem en zal de stroomsnelheid bij de doorbraak hoog zijn.
Delen van de kern- en beschermingszone van de waterkering liggen in het bestemmingsplangebied. Indien er werkzaamheden uitgevoerd worden binnen de kern- of beschermingszone is een Keurvergunning vereist. Een deel van de ontwikkelingen op locatie 1 en 15 (Madroelpark en Deijffelbroekselaan) is voorzien binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. Binnen deze zone zijn ontwikkelingen alleen toegestaan met een vergunning van het waterschap. Belangrijke aspecten bij het verkrijgen van deze vergunning zijn:
- Wat wordt er ontwikkeld
- Raakt de ontwikkeling alleen de beschermingszone, of ook de kernzone
- Hoe diep gaat de ontwikkeling de bodem in
- Wanneer wordt er met de werkzaamheden aangevangen
- Wat zijn de fysieke eigenschappen van het gebied.
Geadviseerd wordt hierover vroegtijdig in overleg te treden met Waterschap Hollandse Delta. Het (buitendijks gelegen deel) van het plangebied valt onder artikel 6.16 van het Waterbesluit. Er is dus geen vergunning van Rijkswaterstaat nodig voor de ontwikkeling van de buitendijks gelegen locatie 1. Bij de aanleg van werken boven of in het rijkswater zelf is wel een vergunning noodzakelijk. Ook moet bij deze locatie gezien de ligging aandacht besteed worden aan de kans op wateroverlast vanuit de Nieuwe Maas. Om de kans op schade zoveel mogelijk te beperken, wordt geadviseerd het uitgiftepeil te baseren op de huidige maatgevende hoogwaterstanden en rekening te houden met de verwachte zeespiegelstijging in de toekomst. Het bouwen in buitendijks gebied is op eigen risico en het waterschap, noch het Rijk kan voor eventuele schade aansprakelijk worden gesteld.
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen.
De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Programma Milieu 2008-2012. De milieudoelen uit dit programma zijn:
- Een gezondere leefomgeving;
- Een schonere stad en haven;
- Een veilgere woon- en werkomgeving, op korte èn op lange termijn.
In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
6.2 Milieu Effectrapportage
6.2.1 Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven.
6.2.2 Plan
De vraag die bij elk bestemmingsplan moet worden beantwoord is of de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt zulke grote effecten op het milieu heeft dat er een milieueffectrapportage moet worden opgesteld. De activiteiten (ontwikkelingen) die voor Pernis een m.e.r.-(beoordelings)plicht zouden kunnen betekenen zijn de bouw van woningen en de uitvoering van een stadsproject. De richtomvang van een m.e.r.-beoordelingsplichtige woningbouwproject is 2.000 woningen, het bestemmingsplan Pernis maakt de realisatie van maximaal 239 woningen mogelijk. De richtomvang van een m.e.r.-beoordelingsplichtig stadsproject is 100 hectare of 200.000 m2 bedrijfsvloeroppervlak, in Pernis kan een uitbreiding plaatsvinden van in totaal circa 8.550 m2 aan bedrijven, kantoren, winkels en sportvoorzieningen. De ontwikkelingen in Pernis blijven dus ruim onder de richtomvangen voor een project dat aanzienlijke gevolgen voor het milieu kan hebben. Omdat Pernis niet in of nabij een gevoelig gebied zoals een Natura2000-gebied en er ook geen sprake is van andere omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn ligt is het bestemmingsplan Pernis niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.
6.3 Stad-en-milieubenadering
De Interimwet stad-en-milieubenadering is op 1 februari 2006 van kracht geworden. Dankzij de wet krijgen gemeenten de mogelijkheid af te wijken van wettelijke normen voor bodem, geluid, lucht, stank en ammoniak. Zij kunnen alleen een afwijkingsbesluit nemen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit. Om dit te bereiken is de Stad- milieubenadering opgebouwd uit drie opeenvolgende stappen. Stap 1 behelst het in een zo vroeg mogelijk stadium van de ruimtelijke planvorming op lokaal niveau integreren van milieubelangen, in combinatie met het zoveel mogelijk treffen van brongerichte maatregelen. Stap 2 is gericht op het maximaal benutten van de ruimte die de bestaande wetgeving reeds biedt. Voor deze twee stappen is geen specifieke wettelijke basis nodig omdat ze juist het beter benutten van het bestaande juridische instrumentarium behelzen. Ten slotte biedt de derde stap de mogelijkheid om, indien met de eerste en tweede stap zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefkwaliteit niet kunnen worden bereikt, onder bepaalde voorwaarden af te wijken van de wetgeving. Daarbij gaat het niet alleen om vastgelegde milieukwaliteitsnormen, maar kan ook worden afgeweken van procedurele en bevoegdheidsbepalingen. Omdat stap 3 het afwijken van wettelijke voorschriften behelst, is dat niet mogelijk zonder specifieke wettelijke basis.
Plangebied
Om in Pernis een aantrekkelijk woon- en werkmilieu te laten bestaan met een evenwichtige bevolkingsopbouw en voldoende draagvlak voor voorzieningen is het nodig om te verdichten met nieuwe woningen en andere funncties. In Pernis is echter sprake van een geluidbelasting vanaf de omliggende industrieterreinen en de rijksweg A4 die hoger is dan de wettelijke maximale geluidnorm. Het is niet mogelijk gebleken om met toepassing van stap 1 en stap 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering alsnog aan de geluidnormen te voldoen. Daarom is het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam voornemens om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 2 van de Interimwet stad-en-milieubenadering (een stap 3-besluit). Omdat in het bestemmingsplan Pernis wordt voorzien in de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige functies op locaties waar niet wordt voldaan aan de normen van de Wet geluidhinder dient het stap 3-besluit te zijn genomen voordat het bestemmingsplan kan worden vastgesteld.
6.4 Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld.
De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder.
De VNG-lijst is vertaald naar de Rotterdamse situatie. Hiervoor is de gemeente Rotterdam verdeeld in vijf gebiedstypen, te weten:
'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2;
'gemengde wijk'; het gaat hier om een bepaalde mate van functiemenging. Er is geen strikte scheiding tussen woon-, werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 3;
'industriegebied I'; dit zijn gebieden met overwegend lichte en middelzware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 4;
'industriegebied II'; gebieden met overwegend middelzware tot zware bedrijven. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 5;
'industriegebied III'; overwegend zware bedrijven voeren binnen deze gebieden de boventoon. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 6.
Naast de gebiedstypen die bepaald worden door de mate van menging van bedrijfsactiviteiten en wonen, zijn er ook gebieden waarin géén dan wel nagenoeg geen bedrijfs- en woonfuncties voorkomen. Deze gebieden worden aangeduid als overgangsgebieden en worden gelijk gesteld met 'gemengde wijk'. Dit houdt in dat ook hier activiteiten toegestaan zijn tot en met milieucategorie 3.
Bedrijfsactiviteiten in of nabij het plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als woongebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1 en 2 zijn toegestaan. De bedrijven in het plangebied vallen onder categorie 1 of 2 en voldoen aan de indicatieve afstanden van de VNG-lijst. Dit geldt eveneens voor de bedrijven aan de Madroelhaven waar categorie 2 is toegestaan dicht bij de woningen in Pernis en categorie 3 op de gewenste afstand. De indicatieve afstanden tot woningen vanaf de bedrijven op Vondelingenplaat en de Eemhaven worden niet gehaald. Bij de nieuwe woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt gaat het echter om bouwen in het bestaande woongebied, waarbij de afstand tussen de woningen en de bedrijven niet kleiner wordt.
Overige activiteiten in of nabij het plangebied
De overige activiteiten in of nabij het plangebied zijn niet belemmerend voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan, anders dan die reeds in het bestemmingsplan zijn genoemd, en/of waarmee reeds rekening is gehouden.
6.5 Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen.
Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.
De nummering van de locaties in dit hoofdstuk is overeenkomstig de nummering in de tabel "vast te stellen hogere grenswaarden" in paragraaf 6.5.4.
6.5.1 Wegverkeer
Zoneplichtige wegen
Als in een zone langs een weg nieuwe geluidsgevoelige situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. De zones zijn van toepassen op wegen met een maximumsnelheid van 50 km/uur of meer. Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur hoeven niet getoetst te worden aan de normen uit de Wet geluidhinder. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.
Breedte geluidszones langs wegen
Soort gebied | Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied | |||
Aantal rijstroken | 1 of 2 | 3 of meer | 1 of 2 | 3 of 4 | 5 of meer |
Zonebreedte | 200 meter | 350 meter | 250 meter | 400 meter | 600 meter |
In nieuwe situaties is de ten hoogste toelaatbare waarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn door Gemeentewerken Rotterdam geluidsberekeningen uitgevoerd, de resultaten hiervan zijn opgenomen in het rapport "Akoestisch onderzoek bestemmingsplan Pernis". De geprognosticeerde etmaalintensiteiten van de binnenstedelijke wegen voor het jaar2020 zijn verstrekt door Stadsontwikkeling (voorheen dS+V), afdeling Verkeer en Vervoer. De ligging van de 13 geluidgevoelige ontwikkellocaties is aangegeven in het akoestisch onderzoek.
Alle wegen in Pernis zelf zijn 30 km wegen, daarom zijn er maar twee zoneplichtige wegen relevant voor het akoestisch onderzoek: de A4 en de Oud Pernisseweg. De ontwikkellocaties 1, 4, 8, 10 en 11 liggen binnen de toetsingszones van de A4 en/of de Oud Pernisserweg, dit betekent dat voor deze locaties een hogere geluidbelasting moet worden vastgesteld als de berekende geluidbelasting tussen de ten hoogste toelaatbare waarde en de maximaal vast te stellen hogere waarde ligt.
De locaties 3, 5, 6,7 en 12, 13, 14 en 17 liggen buiten de toetsingszones, maar de geluidbelasting vanaf de A4 is voor deze locaties wel berekend t.b.v. het in beeld brengen van de gecumuleerde geluidbelasting.
Voor de nieuwe woningen die mogelijk worden gemaakt op locatie 11 geldt dat er geen hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld omdat de berekende geluidbelasting hoger is dan de maximaal vast te stellen hogere waarde (zie onderstaande tabel). Daarom kan deze ontwikkelingsmogelijkheid alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als er, op basis van de Interimwet stad-en-milieubenadering, een besluit wordt genomen om van de maximale grenswaarden van de Wet geluidhinder af te wijken. Dit zogenaamde stap-3 besluit is alleen mogelijk als duidelijk is dat het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen niet voldoende is om aan de maximaal vast te stellen hogere waarde te voldoen en als voldoende compensatie wordt geboden om te komen tot een optimale leefomgevingskwaliteit. In het ontwerp "Stap 3-besluit Pernis" dat als bijlage onderdeel uitmaakt van dit bestemmingsplan is uiteengezet waarom het nemen van een stap-3 besluit nodig en mogelijk is.
Voor de locaties 4, 8 en 10 geldt dat de hoogste berekende geluidbelasting vanaf de A4 als hogere waarde zal worden vastgesteld. Voor locatie 10 geldt eveneens dat de berekende geluidbelasting van 50 dB vanaf de Oud Pernisserweg als een hogere waarde zal worden vastgesteld.
Tabel: resultaten akoestisch onderzoek zoneplichtige wegen
Locatie | Zoneplichtige weg | Berekende geluidbelasting Lden [dB] | Maximale grenswaarde [dB] | ||
4: woningen | A4 | 52 | 53 | ||
5: woningen | A4 | 50 | 53 | ||
6: woningen | A4 | 49 | 53 | ||
17: woningen | A4 | 49 | 53 | ||
8: school | A4 | 52 | 58 | ||
8: overige gezondheidszorg | A4 | 52 | 53 | ||
10: woningen | A4 | 53 | 53 | ||
10: woningen | Oud Pernisseweg | 50 | 63 | ||
11: woningen | A4 | 54 | 53 |
30 km wegen
Conform het gemeentelijke ontheffingsbeleid en ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet ook de geluidbelasting vanwege niet zoneplichtige geluidsbronnen (in dit geval 30 km wegen) inzichtelijk worden gemaakt bij het opstellen van een bestemmingsplan. Uit indicatief onderzoek is gebleken dat de geluidbelastingen als gevolg van 30 km wegen met lage verkeersintensiteiten (600, 900 of 1.400 motorvoertuigen per etmaal, afhankelijk van het wegdektype) over het algemeen kleiner dan of gelijk aan 53 dB zijn. Deze wegen zijn in overleg met de DCMR niet inzichtelijk gemaakt. De geluidbelasting vanwege relevante 30 km wegen met etmaalintensiteiten boven de genoemde waarden zijn wel inzichtelijk gemaakt, de resultaten van deze berekening staan in de onderstaande tabel. De berekende geluidbelastingen kunnen niet als hogere waarden worden vastgesteld omdat 30 km wegen niet onder de werking van de Wet geluidhinder vallen. Het wordt wel aanbevolen om in de bouwplanfase met deze geluidbelastingen rekening te houden.
Tabel: relevante geluidbelasting van 30 km wegen
Locatie | 30 km weg | Berekende geluidbelasting Lden [dB] |
8. | Burgemeester van Esstraat | 55,2 |
10. | Ring | 53,6 |
11. | Vermaetweg | 54,6 |
12. | Pastoriedijk | 59,9 |
13. | Pastoriedijk | 58,8 |
6.5.2 Railverkeer
Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. Ten zuiden van het plangebied ligt de havenspoorlijn (traject 693) met een zonebreedte van 1000 meter en ten westen van het plangebied ligt de metrolijn (traject 622) met een zonebreedte van 100 meter. Ontwikkellocatie 11 van het plangebied ligt zowel binnen de geluidzone van de metro als van de havenspoorlijn. Ontwikkellocatie 10 ligt alleen binnen de geluidzone van de havenspoorlijn. Uit de berekeningen van de geluidbelasting van het railverkeer op de bovengenoemde ontwikkellocaties blijkt dat de ten hoogste toelaatbare waarde van 55 dB niet wordt overschreden. De hoogste belasting op locatie 11 vanwege de metro is 50 dB. De hoogste geluidsbelasting vanaf de havenspoorlijn is 48 dB op locatie 11 en 49 dB op locatie 10.
6.5.3 Scheepvaartlawaai
Voor het aspect scheepvaartlawaai bestaat geen wettelijk kader. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening wordt bij ontwikkeling van geluidgevoelige bestemmingen in de buurt van de rivier wel naar de geluidbelasting van scheepvaart gekeken. Daarbij wordt uitgegaan van een streefwaarde van 55 dB die overeen komt met de ten hoogste toelaatbare waarde van spoorweglawaai. Deze waarde wordt gehanteerd vanwege de overeenkomst in de dosis-effectrelatie zoals die tussen (spoor)wegverkeer en scheepvaart bestaat. In het Milieueffectrapport voor de 2e Maasvlakte is de 55 dB geluidscontour langs de Nieuwe Maas in 2033 berekend. Hieruit blijkt dat de 55 dB contour ongeveer op de noordelijke grens van de ontwikkellocatie Madroelpark ligt. Het blootstellen van nieuwe woningen aan een geluidbelasting van scheepvaart die rond de ten hoogste toelaatbare waarde ligt wordt niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening.
6.5.4 Industrielawaai
Pernis is gelegen binnen de geluidzones van vier industrieterreinen. Het industrieterrein Botlek-Pernis ligt ten westen van het plangebied. Het industriegebied Waal-Eemhaven ligt ten oosten van het plangebied. De industriegebieden Schiedam-Zuid en Vulcaanhaven/Koningin Wilhelminahaven/ Vettenoord/Scheur (Vlaardingen) liggen ten noorden van het plangebied. De maximale geluidbelastingen als gevolg van het industrieterrein Waal-Eemhaven zijn berekend met het nieuwe Bronnenmodel 2025 uit het Convenant Geluidruimte Waal-/ Eemhaven.
De geluidbelasting vanaf het industrieterrein Vlaardingen op de geluidsgevoelige ontwikkellocaties is nergens hoger dan de ten hoogste toelaatbare waarde van 50 dB(A). In de onderstaande tabel zijn de maximale berekende geluidbelastingen vanwege de drie andere relevante zoneplichtige industrieterreinen op de gevels van de ontwikkellocaties weergegeven. Geluidsbelastingen van minder dan 50 dB(A) zijn in de tabel niet aangegeven. Als er sprake is van een overschrijding van de op basis van de Wet geluidhinder maximaal toegestane geluidbelasting dan is de berekende geluidbelasting in de tabel 'vet' gemaakt. De maximale geluidbelasting van industrielawaai is voor nieuwe woningen 55 dB(A) (voor scholen is dit 60 dB(A)). Voor industriële activiteiten die 'zeehavengebonden' zijn, en dus in de open lucht plaatsvinden, maakt artikel 60 van de Wet geluidhinder het mogelijk om een maximale geluidbelasting van 60 dB(A) te hanteren. De (petro-)chemische bedrijven in Botlek/Pernis zijn niet (meer) zeehavengebonden, daarom mag artikel 60 van de Wet geluidhinder voor dit industrieterrein niet worden toegepast. Op de industrieterreinen Schiedam Zuid en Eem-/ Waalhaven bestaan de activiteiten voornamelijk uit respectievelijk het maken en repareren van zeeschepen en offshore materieel en uit containerterminals, dit zijn zeehavengebonden activiteiten. De zeehavennorm mag alleen worden toegepast als het gaat om inbreiding of om beperkte uitbreiding van bestaand stedelijk gebied. De ontwikkellocatie Madroelpark wordt gezien als een beperkte uitbreiding van bestaand stedelijk gebied, bij de andere locaties gaat het om inbreiding. Daarom is voor de geluidbelasting vanaf de industrieterreinen Schiedam Zuid en Waal-/ Eemhaven op de nieuwe woningen in Pernis 60 dB(A) de maximale geluidbelasting op basis van de Wet geluidhinder.
Tabel: geluidbelasting van industrie op geluidgevoelige locaties
Locatie | Locatienaam | Industrieterrein | Letmaal [dB(A)] |
Locatie 1: | Madroelpark | Botlek-Pernis | 56 |
Schiedam-Zuid | 57 | ||
Waal-Eemhaven | 58 | ||
Locatie 3: | Burg. Beyenstraat | Botlek-Pernis | 55 |
Schiedam-Zuid | 51 | ||
Waal-Eemhaven | 61 | ||
Locatie 4: | C. van Dijkstraat/ | Botlek-Pernis | 55 |
Vroomstraat | Schiedam-Zuid | 51 | |
Waal-Eemhaven | 61 | ||
Locatie 5: | Velsenaerstraat/ | Botlek-Pernis | 54 |
Polluxstraat | Schiedam-Zuid | 52 | |
Waal-Eemhaven | 61 | ||
Locatie 6: | Gymnastieklokaal | Botlek-Pernis | 54 |
Velsenaerstraat | Schiedam-Zuid | 52 | |
Waal-Eemhaven | 62 | ||
Locatie 7: | G.A. Soetemanweg 2 | Botlek-Pernis | 53 |
Schiedam-Zuid | 51 | ||
Waal-Eemhaven | 60 | ||
Locatie 8: | Binnenterrein | Botlek-Pernis | 55 |
Rehoboth en ASZV | Schiedam-Zuid | 52 | |
(MFC) | Waal-Eemhaven | 59 | |
Locatie 10: | Ring 156 | Botlek-Pernis | 54 |
Waal-Eemhaven | 63 | ||
Locatie 11: | Vermaetweg west | Botlek-Pernis | 58 |
Schiedam-Zuid | 51 | ||
Waal-Eemhaven | 59 | ||
Locatie 12: | Pastoriedijk 1 | Botlek-Pernis | 53 |
(Herberg) | Waal-Eemhaven | 64 | |
Locatie 13: | Pastoriedijk 55 | Waal-Eemhaven | 64 |
Locatie 14: | Woning Uiterdijk | Botlek-Pernis | 55 |
Schiedam-Zuid | 54 | ||
Waal-Eemhaven | 59 | ||
Locatie 17: | Binnenterrein | Botlek-Pernis | 54 |
Pastoriedijk - | Schiedam-Zuid | 52 | |
Ozingastraat | Waal-Eemhaven | 61 |
* Op locatie 8 zijn scholen voorzien. Voor scholen is de maximale grenswaarde vanwege Botlek-Pernis 60 dB.
Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de ten hoogste toelaatbare waarde van 50 dB(A) als gevolg van de industrieterreinen Botlek/Pernis, Schiedam Zuid en Waal-/ Eemhaven op alle ontwikkellocaties wordt overschreden. Tevens blijkt dat de maximale vast te stellen hogere waarden van 55 dB(A) voor woningen en overige 'gezondheidszorggebouwen', en 60 dB(A) voor scholen en woningen waarop de zeehavennorm mag worden toegepast, op meerdere locaties wordt overschreden.
6.5.5 Cumulatie geluidbronnen
Wanneer geluidsgevoelige locaties zijn gelegen in de geluidszones van verschillende bronsoorten (wegverkeer, railverkeer, industrie) en de ten hoogste toelaatbare waarde wordt overschreden, dient de geluidsbelasting conform artikel 110f van de Wet geluidhinder te worden gecumuleerd. De gecumuleerde geluidbelasting moet in beschouwing worden genomen bij het vaststellen van hogere waarden danwel het treffen van maatregelen.
De ontwikkellocaties bevinden zich in verschillende (wettelijke) geluidszones van wegen, spoorwegen en industrieterreinen. De geluidbelastingen overschrijden de voorkeurswaarde vanwege railverkeer niet, maar als gevolg van wegverkeer en industrielawaai wel. De geluidbronnen industrielawaai en wegverkeerslawaai zijn daarom gecumuleerd. De gecumuleerde geluidbelastingen zijn weergegeven in bijlage 10 van het akoestisch onderzoek dat bij dit bestemmingsplan ter inzage ligt. In de cumulatieberekening zijn eerst de verschillende relevante wegen en de verschillende industrieterreinen met elkaar gecumuleerd, daarna is de gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeer gecumuleerd met de gecumuleerde geluidbelasting van de industrieterreinen. Hieruit blijkt dat de gecumuleerde industriebelasting over het algemeen aanzienlijk hoger ligt dan de gecumuleerde wegverkeersbelasting. Op locaties waar de industriebelasting het hoogst is zorgt het wegverkeer nauwelijk voor een bijdrage aan de gecumuleerde geluidbelasting. Ook op de locaties 2 en 3, die het dichtst bij de A4 liggen, is de geluidbelasting van de industrie maatgeven, hier zorgt het wegverkeer voor 2 á 3 dB extra geluidbelasting. De gecumuleerde geluidbelasting op de nieuwbouwlocaties ligt maar weinig hoger dan de maximale geluidbelasting per geluidsbron. De gecumuleerde geluidbelasting wordt daarom niet als onwenselijk hoog gezien en geeft geen aanleiding tot een andere afweging dan die op basis van de wettelijke geluidbelasting.
6.5.6 Ontheffingsbeleid Rotterdam
De Wet geluidhinder draagt een gemeente op om het vaststellen van een hogere waarde met argumenten te motiveren. Hiertoe heeft de gemeente Rotterdam de nota ‘Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam’ vastgesteld. Het bestemmingsplan moet aan dit beleid voldoen. Het ontheffingsbeleid is alleen van toepassing op nieuwe woningen waarvoor hogere waarden moeten worden vastgesteld. Dit beleid heeft als doel het voorkomen en/of minimaliseren van het aantal geluidgehinderden in ruimtelijke plannen. Het ontheffingsbeleid schrijft voor dat elke woning waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld in principe voorzien moet zijn van tenminste één geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte. Bij het bepalen of hiervan sprake is moet ook worden gekeken naar niet wettelijke bronnen, zoals tramverkeer, scheepvaart, 30-km wegen en gecumuleerde geluidbelasting van meerdere bronnen. Er kan gemotiveerd van dit beleid worden afgeweken met als voorwaarde dat in het kader van het bestemmingsplan voldoende aandacht wordt besteed aan de leefomgevingskwaliteit. Gezien de hoogte van de cumulatieve geluidbelasting en het feit dat de geluidbelasting vanaf de industrieterreinen overal hoger is dan 50 dB(A) is het niet mogelijk bij de nieuwe woningen een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte te realiseren. Ook alternatieve oplossingen (zoals een dubbele gevel) zijn geen optie bij het ontwikkelen van woningen met een tuindorpkarakter. Gezien het maatschappelijk belang van woningbouw in Pernis wordt er derhalve voor gekozen om gebruik te maken van de uitzonderingsbepaling in het ontheffingsbeleid. In hoofdstuk 4 van dit bestemmingsplan en in het stap-3 besluit en de hogere waarden Wet geluidhinder is uiteengezet welke aanpak is gekozen voor het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
6.5.7 Conclusie
Wegverkeerslawaai
De geluidsbelasting vanwege de Oud Pernisseweg op locatie 10 is hoger dan de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB. Voor deze locatie wordt een hogere waarde van 50 dB vastgesteld.
De geluidbelasting van de rijksweg A4 is op de gevels van de, binnen de toetsingszone gelegen, ontwikkellocaties 4, 8, 10 en 11 hoger dan de ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB. Hiervoor zal de hoogste berekende geluidbelasting per locatie als hogere grenswaarde worden vastgesteld. Op locatie 11 is de geluidbelasting van de A4 zelfs hoger dan de maximaal vast te stellen hogere waarde van 53 dB, zodat de realisatie van woningen hier alleen na het nemen van het stap 3-besluit mogelijk is.
Industrielawaai
Op de meeste ontwikkellocaties is de geluidbelasting vanaf één of meerdere industrieterreinen hoger dan de maximaal te verlenen hogere waarde. Op alle locaties is er eveneens sprake van een geluidbelasting vanaf één of meerdere industrieterreinen die tussen de ten hoogste toelaatbare waarde en de maximaal te verlenen hogere waarde in ligt. Voor deze locaties worden de betreffende geluidbelastingen als hogere grenswaarden vastgesteld.
Hogere grenswaarden
In de onderstaande tabel staan per locatie de aangevraagde hogere waarden voor wegverkeerslawaai en industrielawaai aangegeven. Deze dienen te zijn vastgesteld voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.
Tabel: vast te stellen hogere grenswaarden
6.6 Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen.
In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Het NSL is op 31 juli 2009 in werking getreden.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Als het NSL in werking is getreden, ligt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Tot die tijd geldt dat ruimtelijke ontwikkelingen die niet meer dan 1% van de grenswaarde bijdragen aan de luchtvervuiling niet in betekenende mate bijdragen. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:
- 1. er door (de ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
- 2. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
- 3. er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
- 4. het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
- 5. de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
Plangebied
Wet luchtkwaliteit
Bij het bestemmingsplan Pernis is de relevante vraag voor luchtkwaliteit of de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling. Als eerste stap is, in het kader van de anti-cumulatieregeling, gekeken of er binnen 1 kilometer andere ontwikkelingen zijn die invloed kunnen hebben op de luchtkwaliteit. Dergelijke ontwikkelingen doen zich niet voor. Het bestemmingsplangebied Pernis heeft één ontsluitingsweg. Volgens de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen" ligt de grens tot waar een project niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM-grens) aan de luchtvervuiling bij 1.500 woningen danwel 100.000 m2 kantoren, of een combinatie hiervan zoals 750 woningen en 50.000 m2 kantoren. Het bestemmingsplan Pernis maakt een toename mogelijk van 239 woningen en 3.324 m2 kantoren, dit ligt ruim onder de NIBM-grens. In het plangebied wordt bovendien een toename van 5.057 m2 bedrijfsruimte voor kleinere bedrijven in milieucategorie 1 en 2, 600 m2 sportclubgebouw en 480 m2 winkelruimte mogelijk gemaakt. De hoeveelheid verkeersbewegingen die deze ontwikkelingen kunnen veroorzaken liggen ruim onder de hoeveelheid verkeersbewegingen die veroorzaakt wordt door 496 woningen en 46.676 m2 BVO kantoren. Hiermee is aannemelijk gemaakt dat het bestemmingsplan Pernis niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling.
Invloed van de snelweg A4
Op ontwikkellocatie 8 van dit bestemmingsplan wordt de vestiging van gevoelige bestemmingen, twee lagere scholen, mogelijk gemaakt. De afstand van deze deellocatie tot de snelweg is 465 meter. Deze afstand is groter dan de in het besluit Gevoelige Bestemmingen gestelde minimum afstand van 300 meter.
Ontwikkellocatie 11 ligt vrij dicht bij de snelweg A4. De concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10)op de rand van deze ontwikkellocaties is bepaald middels een berekening met TNO-PluimSnelweg versie 1.4. De concentraties zijn bepaald op de twee het dichtst bij A4 gelegen hoeken van deellocatie 11. Deze hoeken liggen op 124 en 110 meter van de rand van de snelweg. De concentraties zijn bepaald voor de jaren 2010 en 2020. Uit de berekening blijkt dat op de dichtst bij de snelweg A4 gelegen punten van locatie 11 de NO2 en PM10 concentraties in zowel 2010 als in 2020 onder de grenswaarde van 40 µg/m3 blijven. Hiermee wordt voldaan aan het beleid van de gemeente Rotterdam om geen nieuwe woningen te realiseren in gebieden waar de concentraties stikstofdioxide en fijnstof hoger zijn dan de grenswaarden van 40 µg/m3.
6.7 Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.
Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".
Plangebied
In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Uit historisch onderzoek blijkt dat in het gebied waarin de te ontwikkelen locatie zijn gepland, de contactzone (de bovenste 1 meter van de grond) licht is vervuild. Waarschijnlijk omdat er bouwrijp is gemaakt volgens de cunetmethode waarbij is opgehoogd/verhard met onder andere koolassen. De ondergrond in Pernis is schoon. Er is in Pernis een lage kans op puntbronnen (plaatselijke concentraties van vervuiling). In de zuidelijke punt van het plangebied, ten zuiden van de grote waterpartij, zijn zowel de contactzone als de ondergrond sterk vervuild. De ontwikkellocaties liggen niet in dit gebied.
6.8 Externe Veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied.
In artikel 1 'Begrippen' van de regels is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn.
In tegenstelling tot het plaatsgeboden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd.
Gemeentelijk groepsrisicobeleid
De gemeente Rotterdam heeft eind 2010 het (concept) Beleidskader Groepsrisico Rotterdam opgesteld. In dit beleidskader, waar bij dit bestemmingsplan op wordt geanticipeerd, is vastgelegd hoe de gemeente Rotterdam omgaat met de verantwoording van het groepsrisico. De kerngedachte bij de verantwoording is: hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording en daarmee ook de inhoudelijke betrokkenheid van het bestuur en de omvang van de te nemen maatregelen. Hierbij is een onderscheid gemaakt in drie categorieën: voor een groepsrisico lager dan 0,3 keer de oriënterende waarde geldt een 'lichte' verantwoording; voor een groepsrisico tussen 0,3 en 1 keer de oriënterende waarde wordt een middelzware verantwoording gegeven; voor een groepsrisico boven de oriënterende waarde geldt een zware verantwoording met een expliciet besluit door het bestuur.
Pernis ligt geheel of gedeeltelijk binnen het invloedsgebied groepsrisico van een groot aantal risicobronnen. Er is slechts één risicobron waarbij het groepsrisico boven de oriënterende waarde ligt, dit is Shell Pernis. Hiervoor is een zware verantwoording nodig. Voor de A15 geldt een middelzware verantwoording. Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas, over de havenspoorlijn en door buisleidingen en voor de drie relevante inrichtingen in de Eem-/ Waalhaven geldt een lichte verantwoordingsplicht van het groepsrisico.
6.8.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg
Over de A4 en de A15 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De A4 ligt direct ten westen van het dorp Pernis. De A15 ligt op 1250 meter afstand ten zuiden van de bebouwde kom. Het invloedsgebied voor het groepsrisico van de A15 ligt echter wel over het plangebied, zodat er een berekening en verantwoording van het groepsrisico nodig is.
Naast de snelwegen is er eveneens gekeken naar een eventueel risico van het transport van gevaarlijke stoffen over wegen in het havengebied. Over de hoofdwegen aan de westzijde van de Eemhaven vindt in geringe mate containertransport en bulktransport van gevaarlijke stoffen plaats. Dit transport veroorzaakt geen plaatsgebonden risico en ook geen groepsrisico.
A4
Op het deel van de A4 ter plaatse van het plangebied is de veiligheidsafstand 23 meter vanaf het midden van de weg (de 10-6 plaatsgebonden risicocontour moet binnen deze afstand blijven). Daarnaast geldt er een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanaf de rand van de rechter rijstrook. Binnen deze afstanden is geen bestaande bebouwing in Pernis aanwezig en is geen nieuwbouw mogelijk gemaakt, zodat deze afstanden geen belemmering vormen voor het bestemmingsplan Pernis. Aangezien er op dit stuk van de A4 geen LPG-transport is toegestaan iser geen groepsrisico.
A15
De Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat bij het opstellen van bestemmingsplannen langs wegen die deel uitmaken van het Basisnet Weg de berekening van het plaatsgebonden risico achterwege kan blijven. Er is voor deze wegen namelijk een veiligheidsafstand vastgesteld waarbuiten het plaatsgebonden risico niet hoger mag zijn dan een kans van 1 op een milioen (10-6) per jaar. Bij het deel van de A15 ten zuiden van het plangebied is de veiligheidsafstand 80 meter vanaf het midden van de weg. Er is eveneens sprake van een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter. Zowel de veiligheidsafstand als het plasbrandaandachtsgebied liggen buiten het plangebied.
Ten behoeve van het bestemmingsplan Pernis is een berekening uitgevoerd naar het groepsrisico langs het traject van de A15 ter plaatse van het plangebied. In 2006 bedroeg het groepsrisico (zowel met als zonder de in Pernis aanwezige personen) 0,342 keer de oriënterende waarde (oftewel 34% van de oriënterende waarde). De berekening voor het jaar 2020 laat een groepsrisico zien van 0,512 keer de oriënterende waarde. Deze toename van het groepsrisico wordt veroorzaakt door de verwachte toename van het transport van brandbare gassen. Deze berekeningen zijn uitgevoerd voor een situatie met de in Pernis na planontwikkeling aanwezige personen, en voor een situatie zonder Pernis. De uitkomst van deze berekeningen is gelijk. Hieruit blijkt dat de bebouwing in Pernis (inclusief de nieuwe bebouwing die het bestemmingsplan mogelijk maakt) zo ver van de A15 is gelegen (circa 1250 meter) dat de in Pernis aanwezige personen niet bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico.
Omdat ook bij de maximale intensiteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen, conform het concept Basisnet Weg, het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft vindt de gemeente Rotterdam de hoogte en de toename van dit groepsrisico in algemene zin verantwoord. Wel dient bij ruimtelijke planvorming gekeken te worden naar de mogelijkheden om de gevolgen van een calamiteit te beperken. Uit het gegeven dat Pernis niet bijdraagt aan het groepsrisico van de A15 volgt dat dit bestemmingsplan voor de beperking van de gevolgen van een calamiteit op de A15 geen mogelijkheden biedt.
6.8.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail
Over de spoorlijn ten zuiden van het plangebied (het baanvak Pernis-Waalhaven van de Betuwelijn) vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Voor dit transport is het plaatsgebonden risico en het groepsrisico berekend voor de huidige situatie (hiervoor zijn de realisatiecijfers 2007 van Prorail gebruikt) en voor de situatie aan het einde van de planperiode (hiervoor is de marktverwachting 2020 van Prorail gebruikt).
De 10-6 plaatsgebonden risicocontour is voor de huidige situatie berekend op 15 meter uit het hart van het spoor. Binnen deze contour zijn kwetsbare objecten niet toegestaan. In 2020 ligt deze contour volgens de berekening op 16 meter uit het hart van het spoor. Daarnaast schrijft het ontwerp basisnet spoor voor dat er binnen een plasbrandaandachtsgebied van 30 meter vanuit de rand van het spoor niet mag worden gebouwd. Deze afstanden liggen niet over het plangebied, zodat het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied voor het bestemmingsplan Pernis geen belemmering vormt.
Het groepsrisico is berekend voor de maatgevende kilometer (de kilometer spoor met het middelpunt ter hoogte van Pernis) en voor de totale route langs Pernis. Het groepsrisico is in de huidige situatie langs de maatgevende kilometer 0,026 keer de oriënterende waarde (2,6 % van de oriënterende waarde), en langs het hele traject ter hoogte van Pernis 0,064 keer de oriënterende waarde. Omdat is geprognosticeerd dat het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor aanzienlijk toeneemt is voor 2020 een flinke groei van het groepsrisico berekend, 0,107 keer de oriënterende waarde voor de maatgevende kilometer en 0,262 keer de oriënterende waarde voor het hele traject. De berekeningen zijn ook uitgevoerd met de in Pernis (na planrealisatie) en in de omgeving aanwezige personen en met een situatie waarin de in Pernis aanwezige personen niet zijn ingevoerd in het rekenmodel. Hieruit blijkt dat de personen in Pernis niet bijdragen aan de hoogte van het groepsrisico (de uitkomst van beiden berekingen is het zelfde). Dit komt door de grote afstand (circa 750 meter) tussen het spoor en de bebouwing in Pernis.
De hoogte van het groepsrisico is in 2020 naar verwachting aanzienlijk toegenomen, maar blijft onder de oriënterende waarde. De in Pernis aanwezige personen dragen niet bij aan het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. Er zijn in dit bestemmingsplan derhalve geen mogelijkheden om het groepsrisico te verminderen.
6.8.3 Transport gevaarlijke stoffen over water
De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader "Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas" vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oever te beschermen tegen de risico's van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden.
Indien zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen dan wel aanmeren moet een zone van 40 meter vanaf de kade vrij gehouden worden van kwetsbare bebouwing. In een zone tussen 40 en 65 meter vanaf de kade mogen alleen kwetsbare functies worden gebouwd als goed gemotiveerd kan worden waarom hier gebouwd moet worden en niet buiten de 65 meter-zone; dit is in Rotterdam vanaf raainummer 1034 (Hoek van Holland) tot en met raainummer 1004 (ingang Schiehaven). Voor binnenvaartschepen zijn deze veiligheidsafstanden 25 respectievelijk 40 meter; dit gebied loopt vanaf raainummer 1004 (ingang Schiehaven) tot raainummer 995 (splitsing Nieuwe Maas en Hollandse IJssel). Deze afstanden gelden niet voor bedrijfsbebouwing waarin minder dan 50 mensen verblijven.
Het bestemmingsplan Pernis ligt aan de Nieuwe Maas. Langs het gebied varen zeeschepen en binnenvaartschepen. Eventuele nieuwe bebouwing dient daarom ten minste 40 meter van de kade gesitueerd te worden. Voor nieuwbouw binnen 65 meter van de oever geldt een motivatieplicht. Bij de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op het Madroelpark geldt dat de woningen op minimaal 65 meter van de oever gesitueerd moeten worden, zodat aan de grootste veiligheidszone wordt voldaan en geen nadere motivering nodig is.
Plaatsgebonden risico
De Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft aan dat ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen langs binnenvaarwegen die deel uitmaken van Basisnet Water, lijnen zijn vastgesteld die vrijwel overeen komen met de rand van de vaarweg. Deze gelden als risicolijn waarbuiten het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen niet meer mag bedragen dan de grenswaarde van 10-6 (1 op 1 miljoen) per jaar. In het bestemmingsplan Pernis is geen bestaande bebouwing aanwezig binnen de risicolijn en wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt, zodat wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico.
Groepsrisico
Voor het transport over de Nieuwe Maas is door het adviesbureau AVIV een berekening uitgevoerd van het groepsrisico op basis van het transport van zeescheepvaart en binnenscheepvaart. De hoogte van het groepsrisico wordt bepaald door de intensiteit van het transport van gevaarlijke stoffen en de persoonsdichtheid langs de rivier. In het onderzoek is gekeken naar de kilometer rivier met het hoogste groepsrisico en naar de kilometer rivier met de hoogste toename van het groepsrisico door de ontwikkelingen in het bestemmingsplan Pernis (voornamelijk de Madroellocatie). Langs de kilometer met het hoogste groepsrisico is dit risico zonder en met de ontwikkelingen in Pernis 0,28 keer de oriënterende waarde (28% van de oriënterende waarde). Dit groepsrisico wordt voornamelijk veroorzaakt door de in Schiedam-Zuid aanwezige personen, dit verklaart waarom de ontwikkelingen in Pernis niet voor een verhoging van dit groepsrisico zorgen. Langs de kilometer rivier waar het groepsrisico door de ontwikkelingen in Pernis het meeste toeneemt is het huidige groepsrisico 0,07 keer de oriënterende waarde. Door de ontwikkeling van de buitendijks gelegen Madroellocatie neemt het groepsrisico toe naar 0,12 keer de oriënterende waarde (oftewel een toename van 7% naar 12% van de oriënterende waarde). Hoewel het groepsrisico door de ontwikkeling van de Madroellocatie fors toeneemt vindt de gemeente Rotterdam deze toename op grond van de onderstaande argumentatie desalniettemin verantwoord: Er is sprake van een zeer laag groepsrisico; Ten aanzien van het meest waarschijnlijke ongevallenscenario voor het transport van gevaarlijke stoffen over het water, het plasbrandscenario (dat niet bepalend is voor het groepsrisico), is in het bestemmingsplan de grootste veiligheidsafstand van 65 meter toegepast.
6.8.4 Transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Ten zuiden van Pernis ligt leidingenstraat en andere buisleidingen, waaronder een aardgas- transportleiding van de Gasunie. Deze buisleidingen (de ) lopen grotendeels ten zuiden van de A15 en deels tussen de A15 en de Betuwelijn (zuid-west hoek van het Merwehaven gebied). Door de grote afstand ligt er geen bestaande en te realiseren bebouwing binnen het invloedsgebied van deze buisleidingen. Een toename van het gebruik van bestaande leidingen (bijvoorbeeld door aansluitingen van nieuwe leidingen uit het plangebied) geeft geen toename van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van deze bestaande leidingen. Het plaatsgebonden risico van een buisleiding is gebaseerd op de diameter en de maximale druk van de leiding en kan dus niet toenemen. Binnen het plangebied komen geen buisleidingen met gevaarlijke stoffen voor.
Ten westen van de A4 ligt een 8 inch/120bar aardgastransportleiding van de NAM evenwijdig aan de A4. Er is onderzocht of deze leiding invloed heeft op het plangebied van het bestemmingsplan Pernis. Uit de berekening blijkt dat de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op circa 65 meter vanaf het hart van de leiding ligt, en daarmee buiten het plangebied van Pernis blijft. Het invloedsgebied van de NAM-leiding ligt tot aan de ontwikkellocaties Vermaetweg en kantoren metrostation. Deze ontwikkelingen vallen dus net buiten het invloedsgebied, een aantal bestaande woningen in Pernis liggen wel binnen het invloedsgebied. Het groepsrisico binnen dit invloedsgebied is berekend op 0,01 maal de oriënterende waarde (1% van de oriënterende waarde). Het groepsrisico wordt voornamelijk veroorzaakt door de dichtstbijzijnde aanwezigen, de circa 400 mensen die in de dagperiode aanwezig zijn op het terrein van Shell. De gemeente Rotterdam vindt het groepsrisico van de aardgastransportleiding van de NAM om de volgende redenen verantwoord: Het gaat om een zeer laag groepsrisico; De bestaande bebouwing in Pernis draagt nauwelijks bij aan het groepsrisico, en de nieuwe ontwikkelingen helemaal niet. Het effect van een explosie op Pernis wordt gereduceerd door de aanwezigheid van het talud en de geluidschermen van de A4.
6.8.5 Inrichtingen
Inrichtingen Botlek
De enige inrichtingen in het Botlekgebied waarvan het invloedsgebied van het groepsrisico zich uitstrekt over Pernis zijn Shell Chemie en Shell Raffinaderij. Shell heeft een groepsrisicoberekening uitgevoerd voor beide inrichtingen samen waarbinnen de locaties kantoren metrohalte en Vermaetweg zijn opgenomen.
Plaatsgebonden risico
De 10-6 plaatsgebonden risicocontouren van Shell in de vergunde situatie zijn aangeleverd door de DCMR. Een van de 10-6 plaatsgebonden risicocontouren ligt over het plangebied van Pernis. Er liggen geen bestaande woningen en andere kwetsbare objecten binnen de risicocontour, maar alleen één loods. Deze loods heeft echter in het bestemmingsplan Pernis uit 1987 een woonbestemming. In dit nieuwe bestemmingsplan Pernis is de loods bestemd als "Agrarisch", waardoor er geen sprake meer is van een saneringssituatie.
Groepsrisico
Voor het groepsrisico is het gegeven van belang dat Shell een vergunning heeft voor de opslag van butadieen waar sinds begin 2010 geen gebruik meer van wordt gemaakt. Door Shell zijn groepsrisicoberekeningen aangeleverd voor een situatie met opslag van butadieen (de vergunde situatie) en voor een situatie zonder opslag van butadieen (de feitelijke situatie). Uit de berekeningen blijkt dat een calamiteit met de opslag van butadieen het maatgevende scenario is voor het groepsrisico van Shell Pernis. In de situatie met opslag ligt het groepsrisico (in de nachtsituatie) ruim (circa negen maal) boven de oriënterende waarde. In de dagsituatie ligt het groepsrisico ook met opslag onder de oriënterende waarde. Omdat niet duidelijk is hoe hoog het gewogen gemiddelde van de dag- en de nachtsituatie is wordt bij de verantwoording uitgegaan van een 'worst-case' benadering, namelijk dat het groepsrisico 9 keer de oriënterende waarde is. Zonder de opslag van butadieen ligt het groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde. De twee nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied, de woningen aan de Vermaetweg en de kantoren bij het metrostation zorgen door het geringe aantal personen en de grote afstand niet voor een verhoging van het groepsrisico (er is geen sprake van een verhoging die zichtbaar is in de grafieklijn).
Bij de verantwoording van het groepsrisico moet van de vergunde situatie (een groepsrisico ongeveer op de oriënterende waarde) worden uitgegaan. Het gegeven dat er in de huidige situatie, zonder opslag van butadieen, sprake is van een groepsrisico ruim onder de oriënterende waarde wodt echter wel betrokken bij de verantwoording. Het laat namelijk zien dat het hogere groepsrisico niet wordt veroorzaakt door de bedrijfsactiviteiten van Shell Pernis als geheel, maar door een beperkt onderdeel daarvan. Waardoor er door het verwijderen of aanpassen van dit onderdeel sprake is van een significante reductie van het groepsrisico.
Voor het groepsrisico van Shell is zoals gezegd een zware verantwoording nodig. Daarom wordt hieronder voor dit groepsrisico de verantwoording nader onderbouwd aan de hand van de vijf zogenoemde CHAMP-plichten uit het CHAMP-besluit van de provincie Zuid-Holland. Een aantal aspecten die bij de CHAMP-plichten staan genoemd gelden in algemene zin, dus ook voor de andere lagere groepsrisico's.
Communicatie- en informatieplicht: Burgers en bedrijven hebben recht op informatie over risico's in hun omgeving nu en in de toekomst. Informatie over de risico's in Pernis is te vinden in dit bestemmingsplan, dat ter visie wordt gelegd en digitaal via internet raadpleegbaar blijft. Op de website (http://geo.zuid-holland.nl/risicokaart_publiek/) is informatie te vinden over externe veiligheid in de provincie Zuid-Holland.
Horizonplicht: Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt 10 jaar vooruit gekeken, de looptijd van een bestemmingsplan. In het bestemmingsplan Pernis zijn een aantal ontwikkelingen opgenomen die zorgen voor een beperkte toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. In de groepsrisicoberekeningen is voor de huidige situatie in Pernis uitgegaan van 4.497 personen overdag en 5.206 personen 's nachts. Voor de situatie nadat alle ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn gerealiseerd is uitgegaan van 5.149 personen overdag en 5.840 personen 's nachts. Voor het aantal personen binnen het invloedsgebied maar buiten Pernis is van de huidige situatie uitgegaan, er zijn in de komende 10 jaar in de omgeving van Pernis geen ontwikkelingen voorzien die voor een significante stijging van het aantal personen zorgen.
Anticipatieplicht: Dit zijn maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden (pro-actie) en de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van tien jaar). Het groepsrisico van Shell is berekend op basis van de vergunde situatie. In de huidige situatie ligt het groepsrisico onder de oriënterende waarde. Indien Shell tussen nu en 3 jaar geen nieuwe butadieenopslag installeert, zal de vergunning door het bevoegd gezag worden ingetrokken.
Motivatieplicht: Dit is de plicht om te motiveren waarom een toename van het groepsrisico door de overheid acceptabel wordt geacht. Het kan hierbij, naast planologische aspecten, gaan om financiële, economische, verkeerskundige of milieuaspecten. Door de ontwikkelingen in Pernis is er geen sprake van een toename van het groepsrisico van Shell. Zodat er geen toename is van de maatschappelijke kosten (het groepsrisico) en de maatschappelijke baten van de ontwikkelingen derhalve ook niet afgewogen hoeven te worden tegen deze toename in kosten.
Preparatieplicht: Deze plicht geldt voor zowel de bron als voor de gemeente waarin de bron zich bevindt. Het geeft situatiegericht invulling aan de formele taak om goed voorbereid te zijn op een incident of ramp. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied om zich in veiligheid te brengen indien zich een calamiteit voordoet. De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond geeft aan dat het plangebied in de huidige en toekomstige situatie voldoende bereikbaar is voor de hulpdiensten indien er sprake is van een reguliere brand of ongeluk, de bluswatervoorziening is voldoende. Bij de nieuwbouw is vastgelegd dat er een van de risicobron afgekeerde (nood)uitgang dient te zijn. Dit is vooral van belang bij de ontwikkelingslocatie Vermaetweg waarvoor het 'worst-case' effectscenario een explosie van de butadieenopslag van Shell is.
Bij de overige relevante risicobronnen is een toxisch scenario (gifwolk) zowel het 'worst-case' als het meest geloofwaardige effectscenario bij een calamiteit. Daarom dienen de nieuwbouw zo worden gerealiseerd dat ze bij een toxisch scenario als "safe haven" kunnen worden gebruikt, met goed afsluitbare deuren en ramen. Ook moet de mechanische ventilatie snel uitgeschakeld kunnen worden. Voor de nieuwbouw die alleen na een stap-3 besluit kan worden gerealiseerd zijn de afsluitbaarheid en het kunnen uitschakelen van de mechanische ventilatie als maatregelen voorgeschreven.
Gezien het bovenstaande en met name gelet op de onderstaande redenen vindt de gemeente Rotterdam het groepsrisico van Shell Pernis verantwoord, en ziet zij in de hoogte van het groepsrisico geen belemmering voor het bestemmingsplan Pernis:
- De ontwikkelingen in het bestemmingsplan Pernis dragen niet bij (de grafieklijnen zonder en met ontwikkelingen vallen samen) aan de hoogte van het groepsrisico;
- In de op dit moment feitelijk aanwezige situatie ligt het groepsrisico aanzienlijk lager dan de oriënterende waarde;
- Een groepsrisicoberekening kan geen rekening houden met afscherming. De aanwezige afscherming tussen Pernis en de Botlek, de A15 met geluidschermen en talud, zorgt echter wel voor een reductie van de effecten van een calamiteit bij Shell.
Inrichtingen Waal- en Eemhaven
In de Waal- en Eemhaven zijn drie bedrijven gelegen die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen en die vanwege het plaatsgebonden risico en/of het groepsrisico mogelijk relevant zijn voor Pernis: Uniport, Rotterdam Shortsea Terminals en ETC City Terminal.
Plaatsgebonden risico
Voor het bestemmingsplan Pernis is alleen de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van de ECT City Terminal van belang. Deze contour ligt over het zuid-oosten van het plangebied. Aan de gronden binnen de veiligheidscontour zijn alleen de bestemmingen "Groen" en Wegverkeer" toegekend, waarin geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Deze risicocontour vormt daarom geen belemmering voor het bestemingsplan Pernis.
Groepsrisico
Het groepsrisico binnen het invloedsgebied van de Rotterdam Shortsea Terminals is berekend voor de huidige situatie en met de persoonsdichtheid na realisatie van de ontwikkelingen die het bestemmingsplan Pernis mogelijk maakt. Voor beiden situaties is een groepsrisico van 0,19 keer de oriënterende waarde berekend. Dit lage groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam verantwoord, zeker gezien het feit dat planontwikkeling niet zorgt voor een stijging van het groepsrisico.
Het groepsrisico van de ECT City Terminal ligt zowel op basis van de huidige populatie binnen het invloedsgebied als bij de populatie na ontwikkeling in Pernis op een factor 20 onder de oriënterende waarde (0,05 keer de oriënterende waarde). Dit lage en gelijk blijvende groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam verantwoord.
Het groepsrisico binnen het invloedsgebied van Uniport ligt zowel bij een autonome ontwikkeling als bij een autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling op een factor 4 onder de oriënterende waarde (0,25 keer de oriënterende waarde). Dit lage en gelijk blijvende groepsrisico vindt de gemeente Rotterdam verantwoord.
6.8.6 Vuurwerkopslaglocaties
Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen. Bij consumentenvuurwerk tot 10.000 kg mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen gevoelige bestemmingen bevinden.
Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg moeten per bufferbewaarplaats (afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk) veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht worden genomen. Bij het plannen van nieuwe gevoelige bestemmingen dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen.
Binnen het plangebied is één opslagruimte met vergunning aanwezig, aan de Vrijlandtstraat 8. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de gevoelige bestemmingen niet dichter bij de opslagruimte komen te liggen dan in het voorgaande plan.
6.9 Flora En Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het 'Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen' in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen:
categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden;
categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.
Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort' (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de 'uitgebreide toets'. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan.
Plangebied
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam een ecologische onderzoek uitgevoerd (Quickscan Flora en Fauna Bestemmingsplan Pernis d.d. 01-06-10).
Indien er negatieve effecten optreden op gebieden die beschermd zijn in kader van de Natuurbeschermingswet (Natura 2000) of deel uitmaken van de EHS zijn mogelijk aanvullende voorwaarden van kracht. Het projectgebied ligt echter niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet of onderdeel uitmaakt van de EHS van Zuid-Holland. Aanvullende beschermingsmaatregelen zijn niet nodig.
Flora
Vanwege het karakter van het projectgebied (woonwijk, met daaromheen sportvelden en weiland) en daarmee de sterke menselijke beïnvloeding is het onwaarschijnlijk dat er hier geschikte groeiplaatsen voor strikt beschermde plantensoorten aanwezig zijn onwaarschijnlijk. Bij de uitvoering van de werkzaamheden hoeft hiermee geen rekening te worden gehouden.
Fauna
De meeste van de mogelijk voorkomende diersoorten, zijn beschermd onder de eerste beschermingscategorie van de Flora- en faunwet. Het betreft hier o.a. soorten als egel en mol, waarvoor een algemene vrijstelling geldt voor het vestoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.
Aanwezigheid van een aantal strikt beschermde soorten is voor het gebied Pernis niet op voorhand uit te sluiten. Het gaat dan om soorten uit de soortgroep vleermuizen, vogels en vissen. In een groot deel van de deelgebieden zijn oudere gebouwen aanwezig die potentieel geschikt zijn voor vleermuizen (aanwezigheid scheuren, kieren, spleten). De combinatie met kleine groenelementen als tuinen en boomgroepen maakt het gebied aantrekkelijk als leefgebied voor o.a. gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Bomenrijen binnen Pernis kunnen gebruikt worden als vliegroute en sportvelden en volkstuinen als groter foerageergebied.
Uit de soortgroep vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen zijn o.a. huismus en gierzwaluw in de woonkern te verwachten. In diverse deelgebieden zijn oudere gebouwen aanwezig waar deze soorten nesten in kunnen maken. De vele kleinschalige groenelementen (zoals tuinen, hagen, struweel) kunnen dienen als foerageergebied voor de huismus. Nesten van gierzwaluw kunnen aanwezig zijn onder dakpannen en daklijsten van bebouwing. Beide soorten zijn jaarrond beschermd. Andere vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen die in Pernis kunnen worden verwacht zijn roofvogels als sperwer, spechten en mogelijk uilen. Deze zullen zich echter voornamelijk ophouden in de grotere groengebieden rond de woonkern (zoals sportvelden, weiland en volkstuinen). Een beschermde vissoort die potentieel in watergangen in Pernis aanwezig kan zijn betreft de kleine modderkruiper. Vanuit de omgeving rond Pernis kan deze soort zich verspreiden naar watergangen binnen het bestemmingsplan. Aangezien de soort steeds meer wordt aangetroffen in variërende biotopen is de soort hier niet op voorhand uit te sluiten.
Conclusie
In de bouwplanfase is nader onderzoek nodig naar het voorkomen van beschermde soorten. Er zijn geen beschermde soorten aangetroffen in Pernis waarvoor op basis van de Flora- en faunawet een ontheffing moet worden aangevraagd. Omdat in Pernis wel geschikte leefgebieden voor een aantal beschermde soorten aanwezig zijn is het voorkomen van deze soorten niet uit te sluiten. De aanwezige natuurwaarden leveren geen beperkingen of randvoorwaarden op voor de ruimtelijke ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt.
6.10 Duurzaamheid En Energie
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.
Rotterdam heeft een ambitieus klimaatprogramma vastgesteld. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam moet bij het ontwerp van gebouwen rekening worden gehouden met duurzaam bouwenprincipes en de energieprestatie eisen.
6.10.1 Duurzaam bouwen
Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken.
Hieronder staan een aantal duurzaam bouwen maatregelen, die toegepast kunnen worden bij nieuwe ontwikkelingen in Pernis:
Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Zie hoofdstuk 5.
Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief zijn stalen dakgoten.
Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is.
Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet.
Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen.
Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
6.10.2 Energie
Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Om een belangrijke bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Een warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Door het toepassen van industriële restwarmte als warmtebron voor het collectieve warmtenet wordt een bijdrage geleverd aan het behalen van de doelstellingen van de gemeente Rotterdam. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).
Met de aanpassing van de bouwverordening op 12 juli 2007 stimuleert de gemeenteraad de aansluiting op het warmtedistributienet. Indien in een deel van de gemeente een warmtedistributienet aanwezig is, dan moet een aldaar te bouwen bouwwerk zijn aangesloten op die publieke voorziening. Dit geldt indien het bouwwerk niet verder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding is gelegen, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.
Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt in te dienen in het kader van het aanvragen van de bouwvergunning).
Hoofdstuk 7 Sociale Veiligheid En Leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte.
Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld.
Voor de overig deel wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996. Hierin zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan:
- het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren;
- differentiatie en flexibiliteit van woningen;
- veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.
Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.
Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening is het voorontwerp-bestemmingplan "Pernis" toegezonden aan:
- 1. Provincie Zuid Holland
- 2. VROM Inspectie
- 3. Waterschap Hollandse Delta
- 4. BOOR
- 5. Nederlandse Gasunie
- 6. DCMR
- 7. Deltalinqs
- 8. Kamer van Koophandel
- 9. Veiligheidsregio Rotterdam
- 10. Rijkswaterstaat
- 11. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- 12. Cultureel Erfgoed
- 13. Stadsregio Rotterdam
- 14. Tennet
- 15. Havenbedrijf Rotterdam
- 16. KPN
- 17. Stedin
Door de partijen vermeld onder 1 tot en met 9 (vetgedrukt) is schriftelijk gereageerd. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.
9.1 Provincie Zuid-holland
Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie (PSV) en de verordening Ruimte. Deze zijn op 2 juli 2010 door provinciale staten vastgesteld. Sinds december 2009 geldt het Waterplan 2010-2015. Ik verzoek u de toelichting van het plan hierop aan te passen.
Reactie
Het Waterplan 2010-2015 is thans vermeldt in paragraaf 5.1.2 van de toelichting.
Artikel 7, lid 3 van de verordening Ruimte schrijft voor dat bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging, in overeenstemming moeten zijn met een regionaal afgestemd kantorenprogramma. U wordt verzocht de toelichting hierop aan te vullen.
Reactie
In zijn algemeenheid vragen wij uw aandacht voor de gronden die op de functiekaart van de dS+V zijn aangeduid als stedelijk groen. Deze grote gebieden stedelijk groen maken onderdeel uit van de Zuidvleugelgroenstructuur. De hoofdfunctie van stedelijk groen is recreatie. Ruimtelijke ontwikkelingen, mits met behoud van de groene functies en kwaliteiten staat in deze gebieden voorop.
Reactie
Geconstateerd is dat enkele ontwikkellocaties waarvoor in het bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen (deels) in kern-/beschermingszone van de primaire waterkering liggen. Niet duidelijk is of de voorgestane ontwikkelingen significante belemmeringen kunnen hebben voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de waterkering en hoe het waterschap hierover heeft geadviseerd. Daarmee is niet duidelijk of wordt, of kan worden voldaan aan artikel 10, lid 3 van de verordening Ruimte.
Reactie
In de regels van het bestemmingsplan is vastgelegd dat binnen de bestemming "Waterstaat -Waterkering" (de primaire bestemming) niet ten behoeve van de op de verbeelding aangegeven onderliggende bestemmingen mag worden gebouwd. Burgemeester en wethouders kunnen hiervan bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid afwijken, mits de belangen van de waterkering hierbij niet worden geschaad. Hierbij dient een advies van de beheerder van de waterkering te worden verkregen. Er kan en hoeft pas in een later fase (als er een concreet nieuwbouwplan is) te worden aangetoond dat er geen significante belemmeringen zijn voor de waterkering. Er heeft in het recente verleden op verschillende locaties met instemming van de beheerder nieuwbouw plaatsgevonden binnen de zone van een primaire waterkering, zodat duidelijk is dat dit op een verantwoorde manier kan gebeuren mits dit goed wordt afgestemd met de beheerder.
In het waterplan 2010-2015 is aangegeven dat bij ruimtelijke ontwikkelingen in zowel buitendijks gebieden als kwetsbare binnendijks gebieden het uitgangspunt voor ontwerp is dat het risico van overstromingen (kansen en gevolgen) wordt geminimaliseerd. Ook is aangegeven dat op locaties met een hoog risico voor overstromingen expliciet aandacht wordt besteed aan (realisatie van) evacuatieroutes en vluchtplekken. Graag zouden wij naast een beschrijving van het risico nader toelichting zien hoe bij de voorgestane ontwikkelingen het risico wordt beperkt en hoe hier anderszins mee wordt omgegaan (evacuatie e.d.).
Reactie
De werkgroep Uitgiftepeilen van Gemeentewerken Rotterdam zal, wanneer gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid voor de ontwikkeling in buitendijks gebied (de Madroellocatie) een uitgiftepeil afgeven voor verantwoord bouwen in buitendijks gebied. Thans is er nog geen concreet beleidskader voor het beperken van overstromingsrisico in buitendijks gebied, dit is er bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk wel en zal dan worden toegepast. Voor de buitendijkse ontwikkeling geldt dat er bij een overstroming geen sprake zal zijn van een hoge waterstand. Bovendien ligt de ontwikkeling tegen de waterkering aan, zodat evacuatie goed mogelijk is. Nadere maatregelen zijn daarom niet nodig om tot een goede ruimtelijke ordening te komen. Wat betreft het binnendijks gebied kan niet worden gesteld dat Pernis een hoog risico op overstromingen heeft. Gezien de zeer kleine kans en de zeer grote en onvoorspelbare gevolgen van een dijkdoorbraak kan dit risico geen betrekking hebben op de wijze van bestemmen van de hoofdzakelijk bestaande en deels te ontwikkelen situatie in Pernis.
De ontwikkellocatie aan de Vermaetweg bevindt zich dichtbij Shell (Raffinarderij en Chemie), ten aanzien waarvan in de onderbouwing is aangegeven dat daar sprake is van een overschrijding van de orientatiewaarde. Geconstateerd is dat een verantwoording van het groepsrisico inclusief het advies van de VRR in het plan ontbreekt. Een verder toename van de overschrijding van de orientatiewaarde van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling, dient te worden voorkomen. In de ruimtelijke onderbouwing (verantwoording groepsrisico) dient aandacht te worden besteed aan de mogelijkheid van (bron-)maatregelen, die ertoe kunnen leiden dat ten aanzien van Shell op termijn voldaan kan worden aan de orientatiewaarde. Verder dient in de verantwoording groepsrisico, mede op basis van een advies van de VRR, beschreven te worden welke mogelijkheden er in het plangebied zijn met betrekking tot zelfredzaamheid en hulpverlening en dienen maatregelen ter verbetering daarvan te worden overwogen.
Reactie
Thans zijn de benodigde gegevens van Shell verkregen en heeft de VRR op basis daarvan een advies uitgebracht. Deze informatie en een verantwoording zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Op basis van de aan Shell vergunde situatie is er een overschrijding van de orientatiewaarde berekend. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan Pernis mogelijk maakt binnen het invloedsgebied zorgen niet voor een verhoging van het groepsrisico. In de feitelijke situatie (zonder opslag van butadieen) is er geen sprake van een overschrijding van de orientatiewaarde.
9.2 Vrom-inspectie
Nationaal belang 09: Milieukwaliteit en externe veiligheid
Voorliggend bestemmingsplan maakt uitbreiding van de woningvoorraad binnen Pernis mogelijk. De toename van het aantal woningen (kwetsbare objecten) in het plangebied is aanleiding om aandacht te besteden aan het groepsrisico. Uit voorliggend bestemmingsplan blijkt dat onvolledig invulling is gegeven aan het streven de risico's en effecten van een calamiteit zoveel mogelijk te beperken, zoals is vastgelegd in het nationaal risicobeleid. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
Buisleidingen
Het blijkt dat in de nabijheid van het plangebied enkele buisleidingen aanwezig zijn. Hiervan wordt geen melding gemaakt in dit bestemmingsplan. Er wordt verzocht een inventarisatie te maken van de voor het plangebied relevante leidingen en de uitkomst daarvan en eventuele consequenties op te nemen in het bestemmingsplan.
Reactie
Er blijkt één buisleiding te zijn waarvan het invloedsgebied voor het groepsrisico over het plangebied ligt. Dit is de NAM-leiding ten westen van de A4. Het groepsrisico binnen dit invloedsgebied is berekend en opgenomen in het bestemmingsplan.
Inrichtingen
De vuurwerkopslag aan de Vrijlandtstraat 8 valt onder het Vuurwerkbesluit. Krachtens dit besluit gelden strikte veiligheidsafstanden die door de overheid bij de vaststelling van bestemmingsplannen in acht genomen moeten worden. Voor inrichtingen met een opslag van minder dan 10.000 kilogram consumentenvuurwerk geldt een afstand van ten minste 8 meter tot kwetsbare objecten. Er wordt geadviseerd de consequenties van het Vuurwerkbesluit te beoordelen en deze juridisch-planologisch te verankeren in het bestemmingsplan.
Reactie
Bij het verlenen van de vergunning door de DCMR Milieudienst Rijnmond is de vuurwerkopslag getoetst aan het geldende bestemmingsplan (er wordt dus voldaan aan de veiligheidsafstand van 8 meter). In het voorliggende bestemmingsplan is de planologische situatie niet gewijzigd ten opzichte van het voorgaande plan. Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen wordt rekening gehouden met de veiligheidsafstanden van vergunde vuurwerkopslagplaatsen en vice versa. Vuurwerkopslagplaatsen worden door de gemeente Rotterdam niet juridisch-planologisch verankert in bestemmingsplannen omdat dit geen meerwaarde heeft en tot meer procedures leidt.
Groepsrisico algemeen
De verantwoording van het groepsrisico ontbreekt. Er wordt verzocht bij het ontwerp bestemmingsplan rekening te houden met een adequate invulling van het groepsrisico op de wijze zoals opgenomen in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Tevens wordt verzocht advies in te winnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam.
Reactie
Aan dit verzoek wordt thans voldaan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In verband met het aspect externe veiligheid wordt gewezen op het 'Besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gelet op de voorgenomen invoering van het Basisnet' (per 1 januari 2010 van kracht), waarin veiligheidszones en vervoershoeveelheden GF3 (voor het berekenen van het groepsrisico) zijn vastgesteld. Voor dit bestemmingsplan zijn de wegvakken op de A4 (Z11-2) en A 15 (Z71) relevant. Er wordt verzocht bij de nadere uitwerking van dit bestemmingsplan rekening te houden met de betreffende veiligheidszone en vervoershoeveelheid GF3. Tevens wordt verzocht te anticiperen op het voor dit wegvak in het kader van Basisnet te benoemen plasbrandaandachtsgebied (30 m vanaf rechterzijde rechterrijstrook).
Reactie
Er wordt thans in het bestemmingsplan geanticipeerd op de vervoershoeveelheden en het plasbrandaandachtsgebied uit het Basisnet.
Nationaal belang 10: Hoofdwatersysteem
In paragraaf 5.1.1 van de toelichting wordt aandacht besteed aan het rijksbeleid op het gebied van water. Er wordt op gewezen dat dit beleid ook is vastgesteld in het Nationaal Waterplan. Er wordt verzocht dit beleidsdocument toe te voegen aan het rijksbeleid.
Reactie
Aan dit verzoek wordt voldaan.
In paragraaf 5.1.1 wordt verwezen naar de Wet beheer rijswaterstaatswerken. Deze wet is echter per 22 december 2009 opgegaan in de Waterwet. De gebieden die vrijgesteld zijn van de vergunningplicht zijn aangegeven in het waterbesluit. Het plangebied valt binnen het vrijstellingsgebied voor het gebruik van het waterstaatwerk. Er wordt verzocht deze aanpassing in de toelichting op te nemen.
Reactie
Dit is thans conform het verzoek aangepast in de toelichting.
9.3 Waterschap Hollandse Delta
5.4.1 Oppervlaktewater
Voorwaarden aan nieuw oppervlaktewater is dat dit niet mag leiden tot verslechtering van de waterkwaliteit.
Reactie
Deze voorwaarde is toegevoegd aan paragraaf 5.4.1.
5.4.3 Waterkering en waterveiligheid
Het plangebied valt binnen het regime van de Waterwet.
Reactie
In paragraaf 5.4.3 is correct aangegeven dat het plangebied buiten het vergunningenregiem van de Waterwet valt, zodat voor buitendijkse ontwikkelingen geen vergunning van Rijkswaterstaat nodig is. Dit is thans in de toelichting duidelijker opgeschreven. Uiteraard valt het plangebied wel onder het algemene regiem danwel de werking van de Waterwet.
9.4 Boor
De plangrens is gewijzigd sind het BOOR in 2008 een archeologieparagraaf aanleverde (aan de zuidkant een stuk toegevoegd aan het plangebied). De kaart kan gebruikt worden om de grenzen van de gebieden met Waarde - Archeologie opnieuw in te lezen ten behoeve van de verbeelding. Deze zijn gewijzigd als gevolg van de gewijzigde plangrens.
Reactie
Op de meegestuurde verbeelding zijn de grenzen van de archeologische gebieden niet goed te onderscheiden. Wellicht komen er nog wijzigingen als de kaart op www.ruimtelijkeplannen.nl wel goed te zien zijn.
Reactie
De toelichting is verouderd, hierbij een nieuwe versie.
Reactie
De regels zijn verouderd. In drie van de vier artikelen Waarde - Archeologie stond NAP waar 'maaiveld' bedoeld was (alleen bij Waarde - Archeologie is de marge juist wel 0 meter NAP). Verzocht wordt de regels te vervangen, deze zijn meegestuurd.
Reactie
9.5 Nederlandse Gasunie
Het concept ontwerp is getoetst aan het toekomstig externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van VROM voor de aardgastransportleidingen van de Gasunie, zoals dat naar verwachting begin 2011 in werking zal treden middels het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing zijn wij tot de conclusie gekomen dat het plangebied binnen de 1% letaliteitsgrens ligt van de dichtsbij gelegen leiding van de Gasunie. De leiding zelf ligt op ongeveer 60 meter buiten het plangebied. De 1% letaliteitsgrens van de leiding ligt op 470 meter, vanuit de hartlijn, aan weerszijden van de leiding. Aangezien de gronden binnen de 1% letaliteitsgrens bestemd zijn als "Groen" wordt geen belemmering voorzien van het bestemmingsplan ten aanzien van genoemde leiding.
Reactie
Zoals de Gasunie terecht constateert ligt het zuidelijk deel van het plangebied binnen de 1% letaliteitscontour (het invloedsgebied voor groepsrisico) die deze aardgastransportleiding op basis van het Besluit externe veiligheid buisleidingen heeft. Aangezien de gronden binnen het invloedsgebied de bestemming "Groen" hebben draagt het bestemmingsplan Pernis niet bij aan het groepsrisico van de betreffende leiding, dit is thans vermeldt in de toelichting.
9.6 Dcmr
Geluidrapport
In het overleg met de dS+V is geconstateerd dat de berekening van de Madroellocatie nog is gebaseerd op de worst case variant met hoogteaccenten op de gehele locatie. In het concept ontwerp bestemmingsplan zijn de hoogteaccenten echter meer noordelijk gelegd. De DCMR heeft aangegeven dat de locaties qua omvang en hoogte overeen moeten komen met het uiteindelijke bestemmingsplan. Ondanks het feit dat het geluidrapport feitelijk voldoende informatie bevat, is er ook informatie in het rapport vermeld die tot verwarring leidt voor wat betreft het toe te passen ontheffingsinstrument. Het onderwerp geluid is het meest cruciale milieuonderwerp en dient dan ook duidelijk te zijn.
De DCMR stelt voor om voor de Madroellocatie pas bij het opstellen van een wijzigingsplan een hogere waardeprocedure te voeren omdat deze locatie geen stap 3-besluit nodig heeft.
Reactie
Op dit punt is overeenstemming met de DCMR bereikt. Voor een beperkt deel van de Madroellocatie is wel een stap 3-besluit nodig (hiermee wordt een besluit bedoeld om op basis van de Stad&Milieubenadering af te wijken van de wettelijke geluidnormen). Voor het grootste deel van de Madroellocatie (waar de geluidbelasting lager is dan de maximale belasting uit de Wet geluidhinder) zal pas bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid een hogere waardeprocedure worden gevoerd, omdat dan maatwerk kan worden geleverd.
Veiligheidsrapport
De DCMR vraagt aandacht voor de uitgangspunten voor de populatie in Pernis. In het concept rapport wordt uitgegaan van 6000 personen. Het huidige inwonertal is echter 4700 en door de toekomstige ontwikkellocaties streeft men naar 5000.
Gelet op het feit dat er in het rapport onvoldoende informatie van het bedrijf Shell is verkregen heeft de DCMR het bedrijf per e-mail op 13 juli 2010 verzocht aanvullende informatie te verstrekken voor het verantwoorden van het groepsrisico.
Reactie
Het klopt dat in het veiligheidsrapport van hogere aantallen personen wordt uitgegaan dan er thans aanwezig zijn en dan het streefaantal (in het veilighiedsrapport 5.206 in de huidige situatie en 5.840 na planrealisatie). Dit komt omdat er in het onderzoek, vanuit de worst-case benadering die het uitgangspunt moet zijn bij veiligheidsberekeningen, rekening is gehouden met een hoog aantal personen (2,4) per woning in zowel de huidige als de nieuwe situatie.
Inmiddels heeft Shell de benodigde informatie geleverd, en is deze opgenomen in het bestemmingsplan.
Op 25 mei 2010 is het concept luchtrapport ontvangen. Op 8 juni is de dS+V geïnformeerd over het feit dat in het rapport niet de meest recente achtergrondwaarden zijn gehanteerd. Het verschil is echter te groot om hieraan voorbij te gaan. De achtergrondwaarde voor 2010 ligt nu 7 ug hoger. Gelet op de discussie van de laatste jaren over NO2 in Pernis is het aan te bevelen om het rapport op dat onderdeel te herzien. De gehanteerde achtergrondwaarden geven een veel te optimistisch beeld. De conclusie met betrekking tot NIBM wordt overigens gedeeld.
Reactie
Het luchtrapport is op 9 augustus 2010 herzien op basis van de meest recente achtergrondwaarden. Ook met de recente achtergrondwaarden is er sprake van een optimistisch beeld ten opzichte van de meetresultaten. Gemeentewerken kan echter niet anders dan bij de berekeningen uitgaan van deze officiële achtergrondwaarden.
9.7 Deltalinqs
In het paragraaf 2.3. wordt het gemeentelijk ontheffingsbeleid in het kader van de Wet geluidhinder gemist, en de relatie met (de ontwikkelingen van) de Bestuursovereenkomst T+ ten aanzien van het Waal-/Eemhaven gebied en het benoemen van de Bestuursovereekomst Rijnmond-West (bijvoorbeeld de onderdelen 20 en 21 daaruit).
Reactie
Het ontheffingsbeleid en de Bestuursovereenkomst worden behandeld in paragraaf 6.5 Geluid.
Hoofdstuk 4 vermeldt in de inleiding dat er op dit moment vanwege milieuwetgeving op een aantal locaties niet gebouwd kan worden. Dit is niet juist. Het ligt niet aan de milieuwetgeving maar van oorsprong aan de economische haven- en industriele-activiteiten in de directe omgeving die zorgen voor een zekere milieubelasting (overigens getoetst en vergund door het bevoegd gezag Wet milieubeheer).
Reactie
Thans wordt gesproken van een hoge milieubelasting in plaats van milieuwetgeving.
In onderdeel 4.2.1 worden de ontwikkelingen Madroelpark genoemd. De combinatie van hetgeen hier als ontwikkelingen wordt genoemd in relatie tot hetgeen in artikel 41 ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid en de bijbehorende bouwregels (41.2) wordt genoemd, komt merkwaardig over. Een maximaal bebouwingspercentage van 25% en minimaal 10 % openbaar groen, maximaal twee hoogteaccenten (max. 18 meter) en maximaal 120 woningen (met 1 parkeerplaats per woning op eigen terreinen) met een maximale hoogte van 9 meter, maakt het niet inzichtelijk wat het nu echt moet gaan worden. Zoals het omschreven is lijkt hier 65% (100% -25% -10%) van het grondoppervlak 'onbestemd' gebied. De vraag doet zich dan ook voor of dit voldoende onderbouwing zal zijn om daar een Stap-3-besluit op te nemen. Zie tevens de opmerking hierna met betrekking tot onderdeel 6.8.2 over externe veiligheid.
Reactie
In onderdeel 6.3 wordt de Stad- en milieubenadering uiteengezet. De constatering dat gemeenten alleen een afwijkingsbesluit kunnen nemen als dit leidt tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en een optimale leefomgevingskwaliteit kan verkeerd worden uitgelegd. Er moet zuinig en doelmatig worden omgegaan met de beschikbare ruimte, zeker in stedelijk gebied. Daardoor lijkt het in sommige uitzonderlijke gevallen noodzakelijk af te wijken van een door onze democratie vastgestelde wetttelijke milieunorm. Dezelfde democratie heeft dat namelijk mogelijk gemaakt met de Interimwet stad-en milieubenadering. Het afwijken van een wettelijke norm mag echter niet zonder compensatie. Deze compensatie dient op hetzelfde gebied waarvoor de afwijking wordt toegestaan te worden gegeven (bijvoorbeeld extra geluidsisolatie als de norm voor de geluidbelasting op de gevel wordt overschreden) of op een ander gebied dat de leefomgevingskwaliteit positief beïnvloed.
Reactie
De uiteenzetting in paragraaf 6.3 volgt de tekst van de wet. Deltalinqs wijst er terecht op dat het afwijken van de wettelijke normen alleen mogelijk is als daarvoor compensatie wordt geboden. In het afwijkingsbesluit (het Stap-3 besluit) is thans vastgelegd welke maatregelen per locatie als compensatie worden voorgeschreven. Paragraaf 6.3 is daarom aangevuld met een tekst over de compensatie.
Paragraaf 6.5.3. "Industrielawaai" geeft aan dat op 13 locaties de berekende geluidbelasting vanwege het industrieterrein Waal-/Eemhaven boven de 60 dB(A) lig; op één locatie is dat 60 dB(A) (op geen enkel locatie dus minder dan 60dB(A)). Het is niet duidelijk of hier al rekening gehouden is met cumulatie van de geluidniveaus. (Dit omdat er sprake is van het in drie verschillende geluidszones liggen van het bestemmingsplan en dat dan rekening gehouden moet worden met de cumulatie van geluid.)
Reactie
In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting van de industrieterreinen ook cumulatief berekend, om hiermee in de besluitvorming rekening te kunnen houden. De in paragraaf 6.5.3. aangegeven geluidbelastingen zijn echter niet cumulatief omdat de toetsing aan de Wet geluidhinder per geluidsbron plaatsvindt.
In de tweede alinea van 6.8. staat "…… Verbroken kruisverwijzing……". Daar wordt kennelijk gedoeld op de begrippen genoemd in 1.9 resp. 1.35 van Hoofdstuk 1 van de Regels of moet hier een kruisverwijsing staan naar het BEVI?
Reactie
Dit is aangepast.
In onderdeel 6.8.2. wordt vermeld dat de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op het Madroelpark de bebouwingsafstand tot het vaarwater wordt aangehouden van 40 meter. Het niet aanhouden van de 65 meter uit het beleidskader van de provincie Zuid-Holland behoeft nadere motivering.
Reactie
De grenzen van de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op Madroelpark zijn zodanig aangepast dat er binnen 65 meter vanaf het vaarwater geen bebouwing wordt mogelijk gemaakt.
Onderdeel 6.8.3 is eigenlijk de blote constatering dat nu en in de toekomst de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden. Deltalinqs is het niet eens met de constatering dat door de realisatie van de nieuwe bestemmingen uit het bestemmingsplan de waarde van het groepsrisico niet wordt beinvloed en/of dat het groepsrisico niet toeneemt. Circa 272 nieuwbouwwoningen leveren met een bewoningsdichtheid van slechts 1,8 al zo'n 500 personen meer op. Er zal dan ook verantwoording afgelegd moeten worden voor deze verhoging en er moet rekenschap gegeven worden aan zaken als zelfredzaamheid van de bewoners, vluchtwegen e.d.
Reactie
Het onderzoek naar externe veiligheid is thans aangevuld met nieuwe berekeningen. Het groepsrisico is in beeld gebracht voor de A15, het spoor, de Nieuwe Maas, de NAM-leiding en de inrichtingen. Alleen bij Shell Pernis is er (in de vergunde situatie) sprake van een overschrijding van de oriënterende waarde. De nieuwbouw in Pernis zorgt echter door de beperkte toename op grote afstand van het aantal personen niet voor een berekende toename van het groepsrisico. Alleen bij het transport over de Nieuwe Maas is er sprake van een toename van het groepsrisico door de nieuwbouw, het groepsrisico langs de rivier is echter ruim onder de oriënterende waarde. Voor alle groepsrisico's is thans een verantwoording opgenomen, waarbij ook (op basis van het advies van de Veiligheidsregio) aandacht is besteedt aan effectbestrijding.
9.8 Kamer Van Koophandel
Lokale bedrijfsleven
Van de zijde van de lokale bedrijfsleven wordt de gewenste uitbreiding van het aantal woningen om het voorzieningenniveau te handhaven, zeer op prijs gesteld.
Reactie
Hiervan hebben wij kennis genomen.
Rotterdamse haven
De wijk Pernis is gelegen in de geluidzones van vier bedrijventerreinen. Deze industrieterreinen zijn van essentieel belang voor de Nederlandse economie en dragen in belangrijke mate bij aan de werkgelegenheid in Rotterdam e.o.
De bedrijvigheid op de bedrijventerreinen Botlek/Pernis, Waal-Eemhaven, Schiedam-Zuid en Vulcaan/Koningin Wilhelmina/Vettenoord/Scheur (Vlaardingen) en in het havengebied mag dan ook onder geen enkele voorwaarde worden beperkt door de komst van de woningen die het bestemmingsplan mogelijk maakt. Toekomstige bewoners moeten doordrongen zijn van het feit dat sprake is van een lawaaiige, industriele locatie.
Reactie
De geluidruimte van de industrieterreinen Botlek-Pernis en Schiedam-zuid is geregeld in de besluiten van de minister van VROM waarin de Maximale Toelaatbare Geluidwaarden zijn vastgesteld voor deze terreinen. Deze waarden zijn ook uitgangspunt voor het vaststellen van hogere waarden voor de locatie waar nieuwe woningen worden mogelijk gemaakt en vormen daardoor geen beperking voor de industrie. De industrieterreinen in Vlaardingen zijn niet relevant.
Voor het industrieterrein Waal- en Eemhaven is op 3 december 2010 het convenant geluidruimte Waal-/Eemhaven ondertekend door zowel de overheid als het bedrijfsleven vertegenwoordigd door Deltalinqs waarin is geregeld hoe om wordt gegaan met de geluidruimte van dat terrein. Met dit convenant is geregeld dat de toekomstige geplande ontwikkelingen niet worden beperkt.
De wijk Pernis kent vanwege haar ligging in de havengebied een zware geluidbelasting, mede door de nabijgelegen rijksweg A4 en de spoorlijn. Gevreesd wordt dat de bewoners van deze nieuwe woningen op termijn zullen klagen over geluid uit bovengenoemde vier bedrijventerreinen en het havengebied. De nieuwbouwlocaties die het bestemmingsplan mogelijk maakt zullen derhalve een slechte geluidkwaliteit hebben. De gemeente zal heldere voorlichting moeten geven aan de toekomstige bewoners omtrent de aanwezige geluid-, geurhinder en de slechte geluid- en luchtkwaliteit.
Reactie
Bij de nieuwbouwlocaties waar op basis van de Stad- en Milieubenadering een hogere geluidbelasting wordt toegestaan is in het afwijkingsbesluit vastgelegd dat middels een kettingbeding moet worden gegarandeerd dat nieuwe bewoners worden voorgelicht over de hoge milieubelasting in Pernis. Bij de overige locaties is een dergelijke constructie niet mogelijk. Daar zullen de informatieplicht van de verkoper en de eigen verantwoordelijkheid van de koper om zich te informeren moeten volstaan. Er is voldoende informatie over de milieukwaliteit in Pernis beschikbaar, waaronder dit bestemmingsplan.
9.9 Veiligheidsregio Rotterdam
De VRR kan op basis van het voorliggende concept ontwerpbestemmingsplan voorlopig geen volledig advies uitbrengen, dit door het ontbreken van het externe veiligheidsonderzoek wat ten grondslag ligt aan de ruimtelijke onderbouwing. Daarnaast heeft de VRR vernomen dat er nieuwe risicoberekeningen zijn uitgevoerd ten aanzien van Shell Chemie en Shell Raffinaderij.
Reactie
Het externe veiligheidsonderzoek is inmiddels afgerond. Het rapport met nieuwe risicoberekeningen is inmiddels voorgelegd aan de VRR, en deze heeft hierop geadviseerd.
De VRR vraagt wel aandacht voor onderstaande aandachtspunten.
In paragraaf 6.8.2 Transport gevaarlijke stoffen over water is opgenomen dat bij de wijzigingsbevoegdheid voor woningbouw op de Madroelpark de bebouwingsafstand van 40 meter is toegepast. Voor een gebied tussen 40 en 65 meter vanaf de kade mag alleen gebouwd worden als afdoende motivering wordt overlegd voor de noodzaak tot bouwen. De gemeente Rotterdam kiest ervoor om hier alleen de bebouwingsafstand toe te passen. De verantwoording om woningbouw op de Madroelpark toe te staan is onvolledig.
Reactie
Na een nadere beschouwing kiest de gemeente Rotterdam er thans voor om de grootste veiligheidsafstand van 65 meter te hanteren.
In paragraaf 6.8.3 Inrichtingen is gesteld dat ten gevolge van de activiteiten van Shell Chemie en Shell Raffinaderij de oriënterende waarde van het groepsrisico wordt overschreden. Door realisatie van nieuwe bestemmingen uit het bestemmingsplan wordt de waarde van het groepsrisico niet beinvloedt en neemt het groepsrisico niet toe. In paragraaf 6.8.5. Conclusie is opgenomen dat externe veiligheid geen belemmering is voor de nieuwe bestemmingen die dit plan mogelijk maakt. De conclusie zoals gesteld in de ruimtelijke onderbouwing is echter onjuist en onvolledig. Ook de huidige overschrijding van de oriënterende waarde, zonder de nieuwe bestemmingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, dient verantwoord te worden.
Reactie
Thans is een verantwoording opgenomen voor de overschrijding van het groepsrisico door Shell.
Hoofdstuk 10 Financiële Uitvoerbaarheid
De beoogde ontwikkelingen zijn voor het merendeel opgenomen als een wijzigingsbevoegdheid. Deze locaties zullen op termijn gedetailleerder uitgewerkt worden en invulling krijgen. De nieuwbouwlocatie tegenover de metrohalte waar nieuwe kantoorruimte kan worden gerealiseerd is opgenomen in de 'grondexploitatie in uitvoering'. Voor een aantal particuliere locaties is een anterieure overeenkomst afgesloten, waardoor kostenverhaal verzekerd is.
Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat door middel van (toekomstige) gronduitgiften het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is verzekerd. Het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder b, van de Wro is niet noodzakelijk en er zijn geen aanvullende eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder c van de Wro noodzakelijk.