KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 7 Detailhandel
Artikel 8 Gemengd - 1
Artikel 9 Gemengd - 2
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Gemengd - 4
Artikel 12 Gemengd - 5
Artikel 13 Gemengd - 6
Artikel 14 Groen
Artikel 15 Kantoor
Artikel 16 Maatschappelijk - 1
Artikel 17 Maatschappelijk - 2
Artikel 18 Sport
Artikel 19 Sport - Sport- En Speelterrein
Artikel 20 Sport - Zwembad
Artikel 21 Tuin - 1
Artikel 22 Tuin - 2
Artikel 23 Verkeer - Erf
Artikel 24 Verkeer - Garagebox
Artikel 25 Verkeer - Openbaar Vervoerstation
Artikel 26 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 28 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 29 Water
Artikel 30 Wonen
Artikel 31 Wonen - Berging
Artikel 32 Wonen - Bijzonder Woongebouw
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 34 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 35 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 36 Waterstaat - Waterkering
Artikel 37 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 38 Vrijwaringszone - Spoor
Artikel 39 Antidubbeltelbepaling
Artikel 40 Algemene Bouwregels
Artikel 41 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 42 Algemene Procedureregels
Artikel 43 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 44 Overgangsrecht
Artikel 45 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Toelichting Op Lijst Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kralingen-west Categorie 1 T/m 3.2 (A)
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Beleid Deelgemeente
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Archeologie
3.2 Cultuurhistorie
3.3 Huidig Gebruik
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Ontwerpkader (Ontwerpuitgangspunten, Ambities)
4.3 Ontwikkellocaties
4.4 Ontwikkelingen Met Reeds Doorlopen Procedures
4.5 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
5.3 Huidige Watersysteem
5.4 De Wateropgave
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
6.2 Milieu Effectrapportage
6.3 Milieuzonering
6.4 Geluid
6.5 Luchtkwaliteit
6.6 Bodem
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Natuur
6.9 Duurzaamheid En Energie
Hoofdstuk 7 Sociale Veiligheid En Leefbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Hoofdstuk 9 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
10.1 Gs, Gedeputeerde Staten Van Zuid-holland, Directie Drm
10.2 Deelgemeente Kralingen-crooswijk
10.3 Dcmr, Milieudienst Rijnmond
10.4 Vrr, Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond
10.5 Hhsk, Hoogheemraadschap Van Schieland En De Krimpenerwaard
10.6 Kvk, Kamer Van Koophandel Rotterdam
10.7 K.p.n. Telecom
10.8 N.v. Nederlandse Gasunie
10.9 Participatie
Bijlagen
Bijlage 1 Archeologiekaart Kralingen-west
Bijlage 2 Lijst Van Monumenten

Kralingen-West

Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam

Onherroepelijk op 22-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Regels

Bijlage Bij Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Kralingen-West van de gemeente Rotterdam.

1.2 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.6 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.

1.7 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.

1.9 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.10 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.11 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest, met de bijbehorende regels.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.

1.17 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.19 Bouwverordening

Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.20 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.21 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.22 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.23 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.24 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.

1.25 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen).

1.27 Dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.28 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.29 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en kinderdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen (delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, vallen niet onder de Wet geluidhinder).

1.31 Hoofdgebouw

Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.

1.32 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.33 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen, zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.34 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.35 Kantoren

Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard.

1.36 Kleinschalige speelvoorzieningen

Speelvoorzieningen niet hoger dan 4 meter

1.37 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.38 Maatschappelijk

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.39 Milieudeskundige

De Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.40 Monumentenwet

De Monumentenwet 1988, zoals deze luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.41 Omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.42 Ongebouwd (gevel) terras

Een buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf, waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.

1.43 Oorspronkelijke zijgevel / achtergevel

De zijgevel / achtergevel zoals op het tijdstip van eerste oplevering van een gebouw.

1.44 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.45 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.46 Peil (straat-)

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  2. b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.47 Praktijkruimte

Werkruimte, welke dient voor de uitoefening van administratieve c.q (para)medische werkzaamheden, dan wel als atelier ten behoeve van een kunstenaar. Sexinrichtingen worden niet hiertoe gerekend.

1.48 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.49 Rijbaan

Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

1.50 Rijstrook

Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

1.51 Souterrain

Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.

1.52 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.53 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.54 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.55 Verbeelding

De papieren c.q.digitale plankaart.

1.56 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.57 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.58 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.59 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten

De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.60 Wet ruimtelijke ordening

De wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.61 Winkel

Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen.

1.62 Woningwet

De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.

2.6 de breedte van een gebouw

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf en werkterrein;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een bedrijf in categorie 3.1, als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat na beëindiging van bedoeld gebruik, slechts een bedrijf in een lagere categorie is toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoor, met dien verstande dat aan de Taxusstraat 20, ook galeries zijn toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
  5. e. "Waarde - Archeologie - 2" en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3000 m2.
  2. b. Zelfstandige kantoren mogen per vestiging niet groter zijn dan 1000 m2 b.v.o, met dien verstande dat kantoren die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan groter zijn, bedoelde grotere maat als maximum mogen hebben.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3 sub b. in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging met 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsbedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bouwwerken ten behoeve van gas- / elektriciteitsbeheer en -transport, met het bijbehorende erf.
  2. b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen van openbaar nut, al dan niet ondergronds;
  2. b. uitsluitend aan het Oostplein tevens voor twee dienstwoningen;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens horeca op de begane grond tot maximaal 200 b.v.o;
  4. d. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen - zonder LPG -, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, luifels, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Detailhandel" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en 1e verdieping, met de bijbehorende opslag- en administratieruimten;
  2. b. sportvoorzieningen, uitsluitend op de 2e verdieping;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een ondergrondse parkeergarage;
  4. d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

7.2 Bouwregels

Artikel 8 Gemengd - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, op de begane grond en op de verdiepingen;

uitsluitend op de begane grond

  1. b. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
  2. c. detailhandel;
  3. d. dienstverlening;
  4. e. kantoren;
  5. f. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels, uitsluitend op de begane grond;
  6. g. stallingsgarage, aan de Marinus van der Stoepstraat 33-41 en Oudedijk 137;
  7. h. een traforuimte aan de Marinus van der Stoepstraat 31;
  8. i. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat aan de Oudedijk 152, 222a en 222b horeca tevens is toegestaan op de 1e verdieping;
  9. j. horeca, elk ter grootte van maximaal 200m2 b.v.o per vestiging in de volgende twee straten: Lusthofstraat (maximaal twee vestigingen) en Oudedijk (maximaal twee vestigingen);
  10. k. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een bedrijf in categorie 3.1, als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat na beëindiging van bedoeld gebruik, slechts een bedrijf in een lagere categorie is toegestaan;
  11. l. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf van categorie 3.2", tevens voor een bedrijf in categorie 3.2, als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat na beëindiging van bedoeld gebruik, slechts een bedrijf in een lagere categorie is toegestaan;
  12. m. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", tevens voor belwinkel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als belwinkel is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a t/m f ter plaatse een belwinkel niet langer is toegestaan;
  13. n. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding “maatschappelijk” tevens voor maatschappelijke voorzieningen die vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels, dit betreft de adressen Oudedijk 199 t/m 207, 222b en Bethlehemstraat 29;
  14. o. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
  15. p. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  16. q. ter plaatse van de functieaanduiding "wonen uitgesloten", zijn geen woningen toegestaan;
  17. r. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel uitgesloten", is geen detailhandel toegestaan;
  18. s. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2" , "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterkering" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1 resp. 8.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.3 en 8.3.4, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging van ten hoogste 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 9 Gemengd - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. stallingsgarages en bergingen, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. woningen, uitsluitend op de verdiepingen;
  3. c. "Waarde - Archeologie - 2" en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd -3 " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, uitsluitend op de verdiepingen;

uitsluitend op de begane grond

  1. b. ter plaatse van de functieaanduiding “wonen”, tevens voor wonen op de begane grond, dit betreft het adres Wollefoppenstraat 75;
  2. c. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
  3. d. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
  4. e. uitsluitend op het adres Schinkelstraat 158 en Bethlehemstraat 23 t/m 27 tevens voor maatschappelijke voorzieningen die vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
  5. f. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
  6. g. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

10.2 Bouwregels

10.3 Specifieke gebruiksregels

10.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en 10.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 11 Gemengd - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 4 " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, uitsluitend op de verdiepingen;
  2. b. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. horeca, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. parkeren, uitsluitend in het souterrain;
  5. e. bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
  6. f. dienstverlening;
  7. g. kantoren;
  8. h. hotel;
  9. i. maatschappelijk;
  10. j. cultuur en ontspanning, zoals musea en verenigingsgebouwen, galeries, recreatieve voorzieningen, enz;
  11. k. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten, hellingbanen, (brand)trappen, liften en erf;
  12. l. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 en 11.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.3.2 in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging van ten hoogste 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 12 Gemengd - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 5 " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. woningen, op de verdiepingen;
  3. c. gebouwde parkeervoorzieningen, in het souterrain en op de 1e verdieping;
  4. d. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten, hellingbanen, liften, (rol)trappen en erf;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  7. g. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid en 12.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 12.3.3, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging van ten hoogste 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 13 Gemengd - 6

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Gemengd - 6 " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. woningen, op de verdiepingen;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat aan de Vlietlaan 52-56 horeca tevens is toegestaan op de 1e verdieping;
  4. d. maximaal twee horecavestigingen uitsluitend op de begane grond aan de Vlietlaan, Goudse Rijweg, Weteringstraat (enkel het deel tussen de Goudse Rijweg en Frits Ruystraat) of Frits Ruystraat, elk ter grootte van maximaal 200 m2 b.v.o;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", tevens voor een belwinkel op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als belwinkel is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a of b een belwinkel niet langer is toegestaan;
  6. f. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
  7. g. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3" , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.3.2 , in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging van ten hoogste 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 14 Groen

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  3. c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, alsmede voor kleinschalige speelvoorzieningen/ speelterreinen;
  4. d. ongebouwde (gevel) terrassen aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  7. g. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterstaatkundige functie", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Kantoor

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;
  2. b. stallingsgarages en bergingen, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "wonen", tevens voor wonen;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage in het souterrain en/of begane grond;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond tot maximaal 200 m2;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  9. i. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Maatschappelijk - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  4. d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Maatschappelijk - 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Maatschappelijk - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf, die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond;
  3. c. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Sport

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een sporthal / gymnastiekzaal;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

18.2 Bouwregels

Artikel 19 Sport - Sport- En Speelterrein

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Sport - Sport- en speelterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf;
  2. b. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden;
  3. c. "Waarde - Archeologie - 2" en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Sport - Zwembad

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een overdekt zwembad, met bijbehorende bebouwing en erf;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Tuin - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin, met de daarbij behorende verharding in de vorm van paden, terrassen e.d.;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  3. c. aanbouwen en bijgebouwen bij grondgebonden woningen;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  5. e. buiten(speel)ruimte behorende bij een kinderdagverblijf bij als "maatschappelijk" aangeduide gronden;
  6. f. ter plaatse van de voortuinen van Mecklenburglaan 51 t/m 61 is tevens maximaal één bijgebouwtje per woning toegestaan voor de stalling van fietsen en dergelijke;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een ondergronds openbaar vervoerstation;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  10. j. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

21.2 Bouwregels

21.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. Voortuinen mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
  2. b. Tuinen behorende bij als "maatschappelijk" aangeduide gronden, mogen mede worden gebruikt als buiten(speel)ruimte ten behoeve van een kinderdagverblijf.

Artikel 22 Tuin - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gemeenschappelijke tuinen, met de daarbij behorende verharding in de vorm van paden, terrassen e.d.;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  4. d. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

22.2 Bouwregels

Artikel 23 Verkeer - Erf

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  3. c. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

23.2 Bouwregels

Artikel 24 Verkeer - Garagebox

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Garagebox" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;

24.2 Bouwregels

24.3 Specifieke gebruiksregels

Garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging.

Artikel 25 Verkeer - Openbaar Vervoerstation

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Openbaar vervoerstation" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een openbaar vervoerstation (al dan niet ondergronds);
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "tuin", tevens voor een tuin op het dak van het metrostation;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  5. e. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

25.2 Bouwregels

Artikel 26 Verkeer - Parkeergarage

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Parkeergarage" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds) en parkeerdek;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  4. d. "Waarde - Archeologie - 1"en "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

26.2 Bouwregels

26.3 Specifieke gebruiksregels

Het dak van de parkeergarage van het woongebouw aan de Kralingse Plaslaan mag worden gebruikt als daktuin c.q. dakterras.

Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  2. b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals bruggen en duikers;
  3. c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. ongebouwde (gevel) terrassen aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten;
  7. g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een ondergronds openbaar vervoerstation;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  11. k. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterkering" en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

27.2 Bouwregels

27.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteitseisen voor terrassen".

27.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 28 Verkeer - Wegverkeer

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  3. c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. ongebouwde (gevel) terrassen aangrenzend aan een bestemming waar horeca is toegelaten;
  7. g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een ondergronds openbaar vervoerstation;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  11. k. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterkering" en "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1,60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteitseisen voor terrassen".

28.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 29 Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;

29.2 Bouwregels

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf", tevens voor bedrijven t/m categorie 2, als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf van categorie 3.1", tevens voor een bedrijf in categorie 3.1 , als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat na beëindiging van bedoeld gebruik, slechts een bedrijf in een lagere categorie is toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoor en dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf, die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat deze tevens zijn toegestaan op de 1e verdieping van de Jericholaan 61 en 85;
  8. h. ter plaatse van de functieaanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een openbaar vervoerstation, zowel op de begane grond als ondergronds;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage (in souterrain en/of begane grond);
  10. j. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een metro- / sneltramtunnel;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor een vrijwaringszone ten behoeve van het metro- /sneltramverkeer;
  12. l. een geluidsgevoelige maatschappelijke voorziening op de adressen Jeruzalemstraat 56, Adamshofstraat 82, Palestinastraat 113 en Vlinderstraat 15c ;
  13. m. "Waarde - Archeologie - 1","Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat -Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

30.2 Bouwregels

30.3 Specifieke gebruiksregels

30.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 30.3.2, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging van ten hoogste 10 % van het bestaande bruto vloeroppervlak mogen toestaan.

Artikel 31 Wonen - Berging

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Berging" aangewezen gronden zijn bestemd voor :

  1. a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden;
  2. b. "Waarde - Archeologie - 1" en "Waarde - Archeologie - 3" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Wonen - Bijzonder Woongebouw

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Bijzonder woongebouw" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening (gedurende het gehele etmaal), met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, detailhandel (ondergeschikt aan en ten dienste van de hoofdfunctie) en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden;
  2. b. tuin en erf, behorende bij bovengenoemde functies;
  3. c. "Waarde - Archeologie - 2", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

32.2 Bouwregels

32.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor aan huis gebonden beroep / bedrijf ; bedrijven zijn toegestaan t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

32.4 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 32.3 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 33 Waarde - Archeologie - 1

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie - 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

33.2 Bouwregels

33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 34 Waarde - Archeologie - 2

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

34.2 Bouwregels

34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 35 Waarde - Archeologie - 3

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie - 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

35.2 Bouwregels

35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 36 Waterstaat - Waterkering

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

36.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregeling voor de andere toegelaten bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterkering", mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor "Waterstaat - Waterkering" zijn bestemd niet worden gebouwd, behoudens ten behoeve van de functie waterkering.

36.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 36.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.

Artikel 37 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.

37.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregeling voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mag op de voor "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" bestemde gronden niet worden gebouwd.

37.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 38 Vrijwaringszone - Spoor

38.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor" (spoorwegen) mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, bedoelde gronden uitsluitend worden gebruikt ten dienste van gelijkvloerse kruisingen van spoorbanen met wegen, ondergrondse spoorbanen, resp. spoorbanen op viaduct ten dienste van het spoorwegverkeer.

38.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 38.1 voor het bouwen en gebruik overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en), mits het belang van het spoorwegverkeer niet wordt geschaad.

38.3 Advies

Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de spoorwegbeheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vergunning voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het spoorverkeer.

Artikel 39 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 40 Algemene Bouwregels

40.1 Toegestane bebouwing op een bestemmingsvlak

Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaald bestemmingsvlak, gelden de bebouwingsnormen (incl. de bestemmings- en bouwgrenzen) vermeld op de verbeelding, tenzij in de regels anders is bepaald.

40.2 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

40.3 Maximum goothoogte

Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden.

40.4 Maximum bouwhoogte / nokhoogte

  1. a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen ter zake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen ter zake op de verbeelding;
  2. b. ingeval op de verbeelding een maximum aantal bouwlagen is vermeld en tevens een kap / schuin dakvlak is toegestaan, bedraagt de maximum toegestane nokhoogte niet meer dan 9 meter boven de maximum goothoogte.

40.5 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

40.6 Dakkapellen

Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
  2. b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan;
  3. c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  4. d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
    1. 1. voorzien van een plat dak;
    2. 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
    3. 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
    4. 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    5. 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.

40.7 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

40.8 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.

Artikel 41 Algemene Afwijkingsregels

41.1 Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.

41.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

Artikel 42 Algemene Procedureregels

42.1 Bevoegdheid tot vaststellen exploitatieplan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.

Artikel 43 Overige Regels

43.1 Geluidhinder

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 44 Overgangsrecht

44.1 Overgangsrecht bouwwerken

44.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 45 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Kralingen-West", gemeente Rotterdam.

Bijlagen

Bijlage 1 Toelichting Op Lijst Bedrijfsactiviteiten

Toelichting

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.

De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:

categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter

Plangebied

Voor dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 3.2, deze zijn dan ook niet in de lijst opgenomen.

Strategische milieubeoordeling

Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER-(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma's tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig.

Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 3.2 is in die gevallen voor het plan een plan m.e.r. nodig. De lijst van categorie 3.2 is voor dit plan geschoond van activiteiten die MER-(beoordelings)plichtig zijn. Daarnaast is van een aantal activiteiten uit de standaard VNG-lijst de hoeveelheid of productiecapaciteit beperkt, deze aanpassing is aangegeven met een "a" in de vierde kolom. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planm.e.r. noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.

Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd:

Bijlage 2 Bedrijvenlijst Kralingen-west Categorie 1 T/m 3.2 (A)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden verplicht gemeenten om in het kader van behoorlijk bestuur bestemmingsplannen die ouder zijn dan tien jaar te actualiseren. In dit deel van deelgemeente Kralingen Crooswijk is een aantal sterk verouderde bestemmingsplannen van kracht. Daarnaast is voor een groot deel helemaal geen bestemmingsplan van toepassing. In dat laatste geval worden plannen getoetst aan de Rotterdamse bouwverordening. Doelstelling van de actualisatie is een vastgesteld bestemmingsplan, waarin de planologische en juridische kaders voor de ruimtelijke ordening in het gebied zijn verankerd.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied is gelegen in de deelgemeente Kralingen-Crooswijk en omvat de buurt Kralingen – West, met uitzondering van een deel van subbuurt Jaffa. Globaal volgt de begrenzing afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0002.jpg"

aan de Noordzijde de Kralingse Plaslaan, aan de oostzijde de Tiberiaslaan, Mecklenburglaan, Vredehofstraat en Lambertusstraat, aan de zuidzijde de Oostzeedijk-Beneden, en aan de westzijde de Hoge Boezem, Goudse Rijweg, Vlietlaan, Jaffa, Libanonweg en Karmelweg

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

Op de onderstaande kaart zijn de bestemmingsplannen weergegeven die geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0003.jpg"

In het onderstaande overzicht is voor elk plan aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland:

113 Bebouwingsverordening Park Rozenburg

Vastgesteld 06-12-1934 Goedgekeurd 02-04-1935

127A Bebouwingsverordening "Kralingen"

Vastgesteld 28-05-1936 Goedgekeurd 18-08-1936

159 Bebouwingsverordening "Kralingen A"

Vastgesteld 17-11-1942 Goedgekeurd 18-09-1943

400 Gerdesiaweg e.o.

Vastgesteld 05-04-1979 Ged. goedgekeurd 01-07-1980

415 Kralingseplaslaan gelegen tussen Wildeveenstraat en Mecklenburglaan

Vastgesteld 11-01-1979 Ged goedgekeurd 15-04-1980 Onherroepelijk 03-01-1984

1e herziening:

Vastgesteld 02-07-1992 Ged. goedgekeurd 09-02-1993 Onherroepelijk 20-09-1994

430 Crooswijk

Vastgesteld 28-01-1982 Ged. goedgekeurd 02-08-1983 Onherroepelijk

448 Jaffa

Vastgesteld 16-10-1986 Ged. goedgekeurd 19-05-1987 Onherroepelijk 25-08-1988

479 Struisenburg

Vastgesteld 26-10-1989 Goedgekeurd 03-06-1990 Onherroepelijk 12-09-1991

536 Jericho

Vastgesteld 28-02-2002 Goedgekeurd 25-06-2002 Onherroepelijk 30-08-2002

563 Crooswijk /zuid - Jaffa

Vastgesteld28-09-2006 Goedgekeurd 04-01-2007 Onherroepelijk 02-03-2007

Bouwverordening Rotterdam 1993, vijfde gewijzigde druk, raadsbesluit d.d. 07-09-2006.

Bouwgebied A 1e zone

Bouwgebied C

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Vastgesteld op 13 maart 2012

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
2) Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:
1) Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4) Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5) Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6) Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7) Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
8) Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9) Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
10) Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11) Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12) Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13) Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt. De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

Het bestemmingsplan Kralingen-West past in het bovengenoemde beleid van de Rijksoverheid omdat het (hoewel op de schaal van Nederland beperkt van invloed) bijdraagt aan een goed juridisch verankerd woon- en werkmilieu.

2.1.2 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte

Vastgesteld op 15 juni 2011

In de beleidsvisie “Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en ruimte' van juni 2011 schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M.

Daarnaast gaat het Rijk duidelijke prioriteiten stellen en aangeven welke cultuurhistorische gebieden en opgaven voor het Rijk van (inter)nationaal belang zijn en waar het Rijk voor zichzelf een rol ziet.” De vijf in de visie geschetste prioriteiten zijn:

1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten.

2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren.

3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp.

4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie.

5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.

2.2.1 Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010

In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars.
Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt
van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben
invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van
delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de
provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de
bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, -
werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek,
creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.

De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid
was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.

2.2.2 Provinciale verordening "Ruimte"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 29 februari 2012

De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau.

2.3 Gemeentelijk Beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn er een viertal structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).

2.3.2 Woonvisie Wonen in Rotterdam

Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.3.3 Visie Werklocaties 2030

Vastgesteld op 2 april 2009 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op 2 april 2009 heeft de gemeenteraad van Rotterdam de visie Werklocaties 2030 vastgesteld. Deze visie is de ruimtelijk-economische uitwerking van de Stadsvisie Rotterdam 2030 en tevens een vertaling naar de werklocaties in de regio Rotterdam. Werklocaties zijn gebieden waarin de economische functie(s) dominant aanwezig zijn. Het doel van de Visie Werklocaties 2030 is de bijdrage van de verschillende deelgebieden aan de gewenste economische ontwikkeling van Rotterdam en regio in kaart te brengen. De visie Werklocaties 2030 geeft inzicht in de vraag naar welke ontwikkelingen waar mogelijk zijn en in de match tussen publieke en private belangen. Het gaat hier om het vaststellen van de hoofdlijnen voor de ruimtelijk - economische ontwikkeling. Hierdoor ontstaat een kader voor de toetsing van projecten op hun bijdrage aan de doelen van de Stadsvisie Rotterdam 2030. Vanuit dit perspectief wordt Rotterdam gekenmerkt door drie ontwikkelingszones met belangrijke werklocaties: de haven- en industriële zone (Maasvlakte 2, Stadshavens en Ridderster), de kennis- en dienstenzone (Rotterdam Airpark/Schieveen, Alexander en Spaanse Polder/Noordwest) en het kerngebied (Binnenstad, Hart van Zuid, Stadionpark en Kralingse Zoom).

Het kerngebied is gelegen in de overlap van 2 zones, namelijk de "kennis- en dienstenzone" en de "haven en industriële zone". De belangrijkste opgave in dit gebied is het verder uitbouwen van de binnenstad als een top voorzieningencentrum in de Zuidvleugel van de Randstad. Tot 2030 is het aanbod aan kantorenlocaties in de binnenstad voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Door middel van transformatie van de Kralingse Zoom naar een campusformule in aansluiting op de Erasmus Universiteit kan het overaanbod aan kantorenlocaties buiten het centrum worden bestreden.
De ontwikkeling van de detailhandel- en leisureprojecten op en rond de Coolsingel is belangrijk om de stad aantrekkelijk(er) te maken voor bezoekers en bedrijven. De realisatie van het Hoboken complex van het Erasmus Medisch Centrum geeft nieuw elan aan de ontwikkeling van de medische sector op internationaal niveau. In het gedeelte van Stadshavens dat zich in het kerngebied bevindt kan ingezet worden op de gewenste functiemenging.

2.3.4 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020

Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad

Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 à 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.

2.3.5 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.

2.3.6 Horecanota Rotterdam 2012-2016

Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders.

Doel

Centraal in de horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving.

Visie

Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad mPet ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities:

kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners;

dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven;

horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. “High trust, High penalty” is een belangrijks uitgangspunt.

Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen

Om (naast wat het bestemmingsplan nu toestaat) in de toekomst beter te kunnen sturen op welke horeca zich in een bepaald gebied kan vestigen, in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en waarborgen van leefbaarheid, worden gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld. Om te kunnen komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied, die recht doen aan de ambities ten aanzien van de horecafunctie van de stad Rotterdam in zijn geheel, zijn een vijftiental stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is, waarbij onderscheid is gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/industriegebieden/havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven.

Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat.

Ontwikkelrichtingen horeca

De volgende ontwikkelrichtingen kunnen aan een gebied (buurt/straat/pand) worden toegekend in de horecagebiedsplannen:

  • Ontwikkelen: Uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, uitbreiding van het aantal m² vloeroppervlakte en uitbreiding van het aantal (m²) terrassen is mogelijk. Alle soorten exploitatie categorieen mogen zich vestigen in het gebied (mits voldaan wordt aan overige eisen van vergunningverlening).
  • Gericht ontwikkelen: Uitbreiding van het aantal horecagelegenheden, en/of uitbreiding van het aantal m² vloeroppervlakte en/of uitbreiding van het aantal (m²) terrassen is mogelijk ten aanzien van een of meerdere exploitatie categorieen en /of een beschrijving van een bepaalde gewenste mix aan activiteiten (mits voldaan wordt aan de overige eisen van vergunningverlening).
  • Consolideren: Er zijn geen nieuwe horecagelegenheden toegestaan. Het aantal horeca-inrichtingen, het aantal m² vloeroppervlakte en het aantal (m²) terrassen kan voor geen enkele exploitatie categorie verruimd woren. Tenzij eisen worden gesteld in landelijke wetgeving waardoor ondernemers gedwongen worden aanpassingen aan het pand te maken.
  • Gericht verminderen: Terugdringen van het aantal horecagelegenheden, het aantal m2 vloeoppervlakte en het aantal (m²) terrassen ten aanzien van een of meerdere exploitatie categorieen en/of een beschrijving van een bepaalde niet meer gewenste mix aan activiteiten. Bestaande inrichtingen worden gestimuleerd zich elders te vestigen indien zij vallen onder de te verminderen exploitatiecategorie. Overdracht van een horeca-inrichting aan een andere exploitant is mogelijk, bij voorkeur aan een ondernemer die een exploitatie categorie gaat exploiteren die wel in het gebied toegelaten is.
  • Verminderen: Terugdringen van het aantal horecagelegenheden, het aantal m² vloeroppervlakte en het aantal (m²) terrassen. Alle exploitatiecategorieen worden teruggedrongen in het gebied. Bestaande inrichtingen worden gestimuleerd zich elders te vestigen. Overdracht van een horeca-inrichting aan een andere exploitant is mogelijk, maar alleen in dezelfde exploitatie categorie en onder dezelfde voorwaarden als de huidige exploitatie. Indien in een pand met een horecabestemming al geruimte tijd geen horecabedrijf meer is gevestigd, wijzigd de gemeente de bestemming van het pand.

Voor de beschrijving van de exploitatie categorieen verwijzen we naar de horecanota. Deze zijn voor het bestemmingsplan niet relevant. De ontwikkelrichting is wel relevant voor het bestemmingsplan.

Kralingen West

Binnen het bestemmingsplan Kralingen-West is een deel van het focusgebied "Oostzeedijk en Oostplein" gelegen. Het Oostplein fungeert als knooppunt van deze delen van de stad. Met de ontwikkeling van de campus en delen van sportpark Toepad als woonbestemming, wordt de rol van het Oostplein en de Oostzeedijk ( en de straten in het verlengde daarvan) als verbindende elementen groter. De Oostzeedijk/Oostplein is een studentengebied met veel studentenwoningen en studentensocieteiten. Het horeca-aanbod is hierop deels aangepast. Het Oostplein heeft vanwege de vele drukke verkeersstromen een magere verblijfskwaliteit. Het aantrekkelijker maken van het plein is daarom vooral een fysieke opgave. Maar ook programmatisch kan de kwaliteit van het plein verbeteren door het mogelijk maken van horecavoorzieningen met een aantrekkelijke uitstraling in de plinten van de bebouwing.

Voor het verdere horecabeleid binnen Kralingen-West wordt verwezen naar paragraaf 2.4.2Horecagebiedsplan Kralingen-Crooswijk.

2.3.7 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.8 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 september 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.

2.4 Beleid Deelgemeente

Algemeen

Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen, zodat zij hun beleidsdoelen ook kunnen realiseren. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld.

2.4.1 Gebiedsvisie deelgemeente Kralingen-Crooswijk 2010-2014 / Kralingen-West

Kralingen-West is een heel gevarieerd gebied met een stedelijk karakter, gelegen tussen Kralingen-Oost en Crooswijk. Binnen Kralingen-West zijn zowel het rustig stedelijk woonmilieu als het levendig stedelijk woonmilieu te vinden. Nabij het Oostplein is de invloed van het centrum merkbaar, er is een concentratie van horeca en op studenten gerichte dienstverlening. Kralingen-West grenst aan het aantrekkelijk en populaire Kralingse Bos, de Kralingse Plas en de Maas.

Voor Kralingen-West is het belangrijk om de aanwezige kwaliteiten beter te benutten: de groene randen, de aantrekkelijke buurten Jericho en het naastgelegen Kralingen-Oost. Daarvoor is het vooral nodig de structuur van het raamwerk openbare ruimte te versterken en waar nodig te herstellen zoals de verbinding tussen de Kralingse Plan en de Nieuwe Maas, de verbinding met het centrum en de verbinding tussen de buurten.

Rondom het metrostation Gerdesiaweg is de ruimtelijke structuur onduidelijk. De duidelijke noord-zuid en west-oost patroon wordt doorbroken. Er is sprake van straten die niet goed begeleid worden door bebouwing, doodlopende straten en een versnipperde groenstructuur.

Op het gebied van wijkeconomie is er een duidelijke keuze voor twee winkelcentra, t.w. wijkwinkelcentrum aan de Lusthofstraat (in het plangebied) en het buurtwinkelcentrum aan de Vlietlaan 'Middelpunt' (deels binnen het plangebied). In beide centra wordt een supermarkt gerealiseerd. De Oudedijk en Oostzeedijk zullen veel minder winkels hebben in de toekomst. Hiervoor komt in de plaats ruimte voor wijkgerichte voorzieningen, bedrijfjes en rond het Oostplein horeca.

Korte termijn ontwikkelingen:

Het bouwplan voor winkels, woningen en een supermarkt op de kop van de Lusthofstraat is in voorbereiding. Aan de Aegidiusstraat en Palestinastraat zullen nieuwe woningen worden gerealiseerd. De ontwikkeling van de Slaakdriehoek is afhankelijk van de plannen met aanwezige scholen en de sporthal. Een nieuwe invulling van het gebied zal in samenhang met een plan voor inrichting van de Slaak en de kade langs de Boezem ontwikkeld worden.

Lange termijn ontwikkelingen:

De ontwikkeling knoop Gerdesiaweg/WillemRuyslaan zal op lange termijn plaatsvinden. Rond het metrostation moet meer helderheid in het stratenpatroon komen. Het herstellen van oude verbindingen zoals de Weteringstraat-Lusthofstraat. In de omgeving van het metrostation liggen verschillende toekomstige ontwikkellocaties, zoals de driehoek van de Leckestraat, de Speelmanstraat en de Dijkstraat.

2.4.2 Horecagebiedsplan Kralingen-Crooswijk

Het horecagebiedsplan Kralingen-Crooswijk 2012-2016 geeft de ontwikkelrichting van horeca binnen het bestemmingsplan gebied weer. In het horecagebiedsplan worden de volgende gebieden beschreven:

Middelpunt (Goudserijweg, Vlietlaan, Weteringstraat (deel tussen Vlietlaan en Frits Ruysstraat), Frits Ruysstraat)

Gericht ontwikkelen

Kwalitatief goede daghoreca is gewenst, geen uitbreiding van overlast gevende voorzieningen (aleen categorieeen A, B,C, module openingstijden aleen 6 en 7, activiteit 13 (achtergrondmuziek) wel toegestaan). De gemeentelijke doelstelling 'horeca en leefbaarheid in balans' en de deelgemeentelijke doelstelling 'terugdringen van overlast' betekent hier dat de leefbaarheid een aandachtspunt is.

Vanwege de omstandigheid dat het Middelpunt als gevolg van groeps- en drugsoverlast, vervuiling in de buitenruimte, leegstand en branchering nog een aandachtsgebied vormt, continueren de aanwijzing voor de Goudse Rijweg en Vlietlaan dat hier geen vergunningvrije inrichting gevestigd mogen worden.

In het bestemmingsplan worden reeds 2 nieuwe horeca vestigingen in de genoemde straten toegestaan. Extra gewenste uitbreiding kan gerealiseerd worden met een omgevingsvergunningprocedure (zie Artikel13 Gemengd - 6).

Lusthofstraat

Gericht ontwikkelen

Dit gebied heeft naast de winkelfunctie voornamelijk een woonfunctie. Uitbreiding met functies die bijdragen aan het aantrekkelijk houden van de bestaande winkelstraat in perspectief van het nieuwe gedeelte (bijvoorbeeld kwalitatieve daghoreca) en/of ondersteunend aan deze woonfunctie is mogelijk. Uitbreiding met overlast gevende functies nadrukkelijk niet (aleen categorieen A, B, C, module openingstijden aleen 6 en 7, activiteit 13 (achtergrondmuziek) wel toegestaan).

De postieve ontwikkeling van de Lusthofstraat op het gebied van schoon, heel en veilig, zoals die in 2007 tot stand is gekomen, heeft zich in achterliggende jaren bestendigd. Inmiddels is voor de Lusthofstraat een KVO-tracect opgestart. In context van deze ontwikkeling is het niet zinvol de aanwijzing dat hier geen vergunningvrije inrichtingen gevestigd moen worden te continueren. Het beeindigen van deze uitzondering draagt bij aan de positieve doorontwikkeling van deze winkelstraat.

In het bestemmingsplan worden reeds 2 nieuwe horeca vestigingen in de genoemde straat toegestaan (zie Artikel 8 Gemengd - 1) . Extra gewenste uitbreiding kan gerealiseerd worden met een omgevingsvergunningprocedure.

Willem Ruyslaan - Robert Baeldestraat - Chris Bennerkerslaan

Consolideren

Vanwege de overlast van metname dronken mensen op straat, geen verdere uitbreiding van nachthoreca. De situatie is niet zo ernstig dat vermindering noodzakelijk is. Met bewoners, studentenverenigingen en ketenpartners wordt overleg aangegaan of er maatregelen genomen moeten worden, en zo ja welke naar aanleiding van de beleving bij in ieder geval een deel van de bewoners.

Oudedijk

Gericht ontwikkelen

Het gebied is vooruitgegaan, daarom wordt ontwikkeling gefaciliteerd. Ook beperkte uitbreiding van nachthoreca is mogelijk (categorie A, B, C, D, module openingstijden 6 t/m8).

In het bestemmingsplan worden reeds 2 nieuwe horeca vestigingen in de genoemde straat toegestaan (zie Artikel 8 Gemengd - 1). Extra gewenste uitbreiding kan gerealiseerd worden met een omgevingsvergunningprocedure

Botanische tuin

Gericht ontwikkelen. Ontwikkeling van horeca is mogelijk binnen de oorspronkelijke functie, openingstijden en bebouwing van de Botanische Tuin Kralingen (categorie C).

2.4.3 Plan van aanpak winkelgebied Oudedijk en Middelpunt

In december 2007 heeft de Gemeenteraad van Rotterdam het Actieprogramma Winkelgebieden Rotterdam vastgesteld.

Winkelgebied het Middelpunt

Het winkelgebied het Middelpunt (Kralingen-Crooswijk) is één van de locaties die aangepakt worden. Winkelgebied het Middelpunt kent momenteel een gebrekkige samenhang, veel kleine winkels en heeft te kampen met leegstand. In het 'Actieprogramma Winkelgebieden' is het Middelpunt getypeerd als een buurtwinkelcentrum waarvan de branchering dient te worden verbeterd. Het gewenste branche patroon van winkelgebied het Middelpunt is meer gericht op de basis-voorzieningen voor het doen van boodschappen. De basis van een goed buurtwinkelcentrum wordt gevormd door een grote supermarkt. Aanvullend aan de supermarkt zijn enkele versspeciaalzaken gewenst, zoals een bakker, groentewinkel en enkele exotische speciaalzaken. Daarnaast is de aanwezigheid van een drogist van belang. Overige winkels zoals een tabak/lectuurzaak, huishoudelijke artikelen, optiek, rijwielen en slijter kunnen de functie van het buurtwinkelcentrum verder versterken, maar zijn hiervoor niet essentieel.

Het toekomstig winkelconcentratiegebied bestaat in deze visie uit de westzijde van de Vlletlaan en Weteringstraat. Voor de overige delen van het Middelpunt wordt op termijn gestreefd naar een functiewijziging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0004.png"

Het bestemmingsplan Kralingen-West staat de uitvoering van de plannen in dit gebied niet in de weg. Het noordelijke deel van de Goudse Rijweg en Vlietlaan vallen niet in dit bestemmingsplan. Het zuidelijk deel van de Goudse Rijweg en de Vlietlaan, en het deel van de Weteringstraat dat binnen het concentratiegebied valt, kennen een bestemming die tal van functies mogelijk maken. Het bestemmingsplan staat daarmee de uitvoering van het 'plan van aanpak Oudedijk' niet in de weg. Met name zullen via privaatrechtelijke weg afspraken gemaakt moeten worden over hoe diverse panden functioneel ingevuld zullen worden.

Winkelgebied Oudedijk

Voor het winkelgebied Oudedijk is een analyse gemaakt van sterke en zwakke punten. Daarin is ook gekeken naar de branchering. Het plan van aanpak geeft sturing aan de ontwikkeling van het winkelgebied.

De oudedijk kan in 3 deelgebieden worden onderverdeeld

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0005.png"

Gebied 1: Op dit moment vooral een mix van wonen met horeca en detailhandel. In de toekomst zou dit woongebied moeten worden, eventueel aangevuld met een huisartsenpost of kinderdagverblijf. Dit gebied is dan privé van karakter met gesloten plinten.

Gebied 2: Op dit moment vooral een mix van wonen, detailhandel en dienstverlening. In de toekomst zou dit een gebied moeten worden met een concentratie van winkels en detailhandel, aangevuld met horeca. Specialistische winkels met verse waren rondom de supermarkt (AH), aangevuld met niche winkels. Of bij een vertrek van Albert Heijn, een concentraat van specialistische niche winkels met een eigen trekkracht die de Oudedijk overstijgt en een stedelijke dekking hebben. Dit gebied is dan open van aard met openbare plinten.

Gebied 3: Op dit moment een mix van dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca. In de toekomst zou dit gebied een mix van dienstverlening, bedrijvigheid en horeca moeten omvatten. Dit gebied is dan semi openbaar met plinten die een passend karakter hebben.

Het bestemmingsplan Kralingen-West omvat de deelgebieden 1 en 2 en een klein deel van deelgebied 3 uit het plan van aanpak Oudedijk. Gebleken is dat het bestemmingsplan de ontwikkelingsrichting uit het plan van aanpak niet in de weg staat. Gekeken is hoe tegemoet gekomen kan worden aan een toename van horeca in deelgebied 2. Met name zullen via privaatrechtelijke weg afspraken gemaakt moeten worden over hoe diverse panden functioneel ingevuld zullen worden.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied

3.1 Archeologie

Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waar in principe bewoning vanaf de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) mogelijk was. In de ondergrond, onder het veen, bevinden zich oudere afzettingen waarop bewoningssporen uit de steentijd aanwezig kunnen zijn. In het zuidelijk deel van het gebied werd vanaf het begin van de jaartelling en de eeuwen daarna klei op het veen afgezet (Afzettingen van Duinkerke I-III). Op de Afzettingen van Duinkerke I kunnen bewoningssporen uit de Romeinse tijd en (Vroege) Middeleeuwen voorkomen. Bij de sanering van de terreinen van de gasfabriek Kralingen is een vindplaats uit het begin van de Romeinse tijd gedocumenteerd, in het gebied tussen de Libellenstraat en de Dijkstraat.

In de 10de/11de eeuw werd het (klei-op-)veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken werd noodzakelijk. De dijken en de directe omgeving ervan zijn vanaf de aanleg vaak als woonplaats benut; er vormden zich bewoningslinten langs. In het bestemmingsplangebied liggen delen van de Oudedijk en de Oostzeedijk, aangelegd aan het einde van de 12de eeuw of in de 13de eeuw. In het uiterste zuidwesten van het plangebied ligt een klein stukje van het middeleeuwse stadsgebied van Rotterdam. Het gaat om de omgeving van het Oostplein, waar de stadsgracht (verschillende fases) vanuit het noordwesten op de rivierdijk aansloot en waar tot in de 19de eeuw de Oostpoort stond.

Archeologische potentie

In het gehele bestemmingsplangebied zijn vindplaatsen uit de Steentijd, IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De tracés van de middeleeuwse Oudedijk en de Oostzeedijk en de omgeving ervan, evenals het middeleeuwse stadsgebied in het zuidwesten, zijn extra kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. In het gebied van de 'sanering gasfabriek Kralingen' is tot zeer wisselende dieptes de vervuilde bodem afgegraven, soms wel tot 10 meter beneden NAP. Plaatselijk kan daarom de archeologische verwachting sterk wisselen, zowel wat betreft de aard als de diepte van de verwachte bewoingssporen en vondsten.

Aanbevelingen

Voor de dijken en stroken terrein ter weerszijden daarvan en voor het middeleeuwse stadsgebied in het zuidwesten van het plangebied (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 100 m2 beslaan.

Voor het gebied van de 'sanering gasfabriek Kralingen' (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 3,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Voor de rest van het gebied (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden dieper dan 1,0 meter beneden het maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 200 m2 beslaan.

Bijlage 1 Archeologiekaart Kralingen-West

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Ontwikkelingsgeschiedenis

Het gebied bestond ooit uit polderland met een veenachtige bodem, oorspronkelijk doorsneden met sloten in voornamelijk noord-zuid-richting. De Oudedijk en de 's-Gravenweg waren de waterkeringen in het gebied, tot aan de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk eind dertiende eeuw, waarvan de huidige Honingerdijk, Oostzeedijk, Schaardijk en IJsseldijk onderdeel waren. Zowel de oude als de nieuwe dijk waren ook de verkeerswegen van Schiedam naar Gouda.

Ontwikkelingen tot 1850

Sinds de 13de eeuw was Kralingen een ambachtsheerlijkheid. De eerste heren van “Cralinghen” woonden op slot Honingen, gelegen tussen de 's-Gravenweg en de Hoge Zeedijk (Oostzeedijk. In de zeventiende eeuw werd Kralingen een gebied, waar welgestelde Rotterdammers een buitenplaats aan lieten leggen. Het Rotterdamse stadsbestuur bijvoorbeeld kocht de terreinen rond het inmiddels ruïne geworden slot Honingen om er buitenhuizen voor de burgemeester te laten bouwen.

In de loop van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw nam het aantal buitenplaatsen in dit gebied verder toe. In het van oorsprong Rotterdamse gedeelte van het deelgebied, het uiterste zuidwesten, was ook al in de zeventiende eeuw enige bebouwing ontstaan. Er waren tuinen en blekerijen aangelegd en er was een bebouwing (waarschijnlijk woonhuizen met bedrijfjes) ontstaan langs de Slaakvaart (huidige Slaak). Dit gebied raakte in het begin van de 19de eeuw sterk vervuild.

De ontwikkeling van het gebied van 1850 tot 1900

Het landelijke karakter verdween langzamerhand door een aantal ingrepen in de tweede helft van de negentiende eeuw. Kralingen zou een geliefd woonoord voor welgestelden blijven, maar daarnaast vonden enkele ontwikkelingen plaats, die soms met het karakter van lustoord in strijd waren. Zo werd in 1852 aan de noordzijde van de Oostzeedijk een gasfabriek in werking gesteld. Het terrein met de bebouwing, die in de loop van de eeuw verder uitgebreid werd, liep tot aan de Oudedijk. In 1926 is deze fabriek gesloten, nadat de woonbebouwing hier aanzienlijk uitgebreid was en de gasproductie overlast bezorgde voor de omwonenden.

Op het buitendijks gebied, direct ten zuiden van de Oude Plantage, werd in de jaren zeventig van de twintigste eeuw het Drinkwaterleidingbedrijf van Rotterdam aangelegd, resultaat van de jarenlange strijd van onder andere de stadsarchitecten W.N. Rose en G.J. de Jongh tegen de choleraverwekkende vervuiling van de oude stad. Het D.W.L.- complex werd verschillende malen uitgebreid, onder andere toen Kralingen na de annexatie in 1895 op het Rotterdamse drinkwaterleidingnet aangesloten werd.

Ook het spoor deed in dit deel van Rotterdam zijn intrede. In 1855 kwam de verbinding met Duitsland tot stand door de aanleg van een nieuwe lijn Rotterdam-Utrecht, die even ten noorden van Kralingseveer kwam te liggen en een voorlopig eindstation bij de Oude Plantage had. In 1876 werd de lijn doorgetrokken over Struisenburg naar het nieuwe Rijnstation (later Maasstation). Rond 1900 werd van deze lijn een aftakking gemaakt, die rond de Kralingse Plas liep als onderdeel van de ceintuurspoorbaan.

Op Struisenburg (net ten zuiden van het bestemmingsplangebied) waar vanouds al vele bedrijven gevestigd waren, vond aan het eind van de eeuw een uitbreiding van het aantal fabrieken, meestal op stoomkracht, plaats. In 1894 werd hier de Admiraliteitskade aangelegd, waaraan in 1899 een stoomgemaal gebouwd werd. Meer naar het oosten, aan het begin van de Honingerdijk kwam rond 1883 een groot nieuw gebouw van de Kralingse Katoenmaatschappij. Dit gebied, vooral de zuidzijde van de Oostzeedijk, werd aan het eind van de eeuw ook woongebied voor diegenen, die in de nabijgelegen havens en industrieën werkten.

Door de groei van de Rotterdamse activiteiten op Struisenburg en de gestage uitbouw van de stad aan de oostelijke grens ontstaan ook op Kralings grondgebied de eerste initiatieven voor arbeiderswoningbouw op grote schaal. Particulieren leggen verspreid en zonder verbindend plan straten aan, zoals overal elders ook gebeurde, en bouwen er arbeiderswoningen, aanvankelijk voornamelijk vrije boven- en benedenhuizen, tegen het eind van de eeuw meestal in drie lagen.

De Waterloostraat (net buiten het bestemmingsplangebied) was één van de eerste straten, die zo midden in het land aangelegd werden in 1865, even ten westen van de toenmalige buitenplaats Honingen. Even ten oosten van de gasfabriek werden in de jaren '70 de Dijkstraat (1871), Oostmaasstraat (1878) en de Paulus Potterstraat (1880) aangelegd.

De straten geheel in het westen van Kralingen zijn aan het eind van de eeuw aangelegd, ongeveer volgens de richtlijnen van De Jongh's uitbreidingsplan (1883). Evenals bij de particuliere stratenplannen volgt De Jongh's plan in dit deel van de richting van de kavelsloten. De Slaak en de Vliet werden in 1900 volgens dit plan gedempt.

Na de annexatie werd de bouw van arbeiderswoningen uitgebreid. De Oudedijk, die nog het karakter van een buitenweg had, werd in de laatste paar jaar voor de eeuwwisseling getransformeerd tot een stadsstraat en na 1900 werden de beide sloten aan weerskanten in etappes grotendeels gedempt, nadat er voor de praamvaart andere vaarwegen waren geopend. In 1900 verdwijnt de buitenplaats Jericho aan de noordzijde van de Oudedijk. Hier werd de Jericholaan aangelegd, een met bomen beplante laan, die een wat betere bebouwing kreeg in vergelijking met de – later gebouwde – omgeving. Sommige woonhuizen zijn gebouwd met Jugendstil decoraties. Tot de eeuwwisseling was dit het enige stratenplan ten noorden van de Oudedijk. De overige bouwactiviteit vond geheel plaats in het gebied ten zuiden van de Oudedijk en s'-Gravenweg. Hiervan moet nog genoemd worden de Lusthofstraat, die de heer De Jongh als voornaamste nieuwe oost-westverbinding gedacht had, maar door de inbreng van anderswillende particulieren een andere straat werd.

Het gebied in de twintigste eeuw

In het begin van de twintigste eeuw nam de gemeenteraad het plan aan voor de aanleg van een groot bos en park rond de Kralingse Plas, de enige veenplas, die niet drooggelegd was. Indirect was met dit plan het havenbelang gediend: men moest de grond kwijt, die door het graven van de Waalhaven vrij was gekomen. Het heeft enige tijd geduurd, voordat er een definitief plan vastgesteld kon worden. Wel werd al in 1911 de Kralingse Plaslaan aangelegd, zoals al was aangegeven in het algemene uitbreidingsplan van De Jongh uit 1903.

In de jaren dertig werden er in dit gebied rond de plas verschillende voorbeelden van de architectuur van het Nieuwe Bouwen gerealiseerd. De strokenbouw ten noorden van de Libanonweg en de Plaslaanflat van Van Tijen zijn voorbeelden van nieuwe ontwikkelingen in woning- en stedenbouw. Inmiddels waren er ook voor andere delen van Kralingen uitbreidingsplannen opgesteld, die echter door de raad afgewezen werden. Uit de kritiek op de plannen blijkt eens te meer, dat het gemeentebestuur in meerderheid voor het behoud van het groene en luxe karakter van Kralingen was. In de Tweede Wereldoorlog werd de oudere bebouwing grotendeels vernietigd en vervangen. Oorspronkelijk stonden er overwegend arbeiderswoningen, waarvan nog een enkel rijtje resteert. De bebouwing uit de tijd van het Nieuwe Bouwen langs de Kralingse Plaslaan bleef behouden.

3.2.2 Monumentale gebieden en gebouwen

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen - behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) die dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:

Beschermde stadsgezichten (BS)

Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wro).

Wederopbouwaandachtsgebieden

Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische of formele status.

Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)

Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.

Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG)

In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Deze wanden versterken de ruimtelijke kwaliteit en instandhouding wordt dan ook gestimuleerd.

Cultuurhistorische objecten in Kralingen-West

Uit deze verschillende fases van de ontwikkelingsgeschiedenis zijn in het bestemmingsplangebied Kralingen-West bouwwerken te vinden met de status rijksmonument of gemeentelijk monument. Zij vertegenwoordigen de cultuurhistorische waarden in het gebied die dusdanig hoog zijn dat ze de status van monument hebben. In de selectie bevinden zich diverse typen gebouwen zoals woningen, bedrijfsgebouwen, een schoolgebouw en een sportaccommodatie die belangwekkende cultuurhistorische en architectuurhistorische momenten in de geschiedenis van het gebied weerspiegelen. Op dit moment is er geen aanleiding om gebouwen in het bestemmingsplan op te nemen als "beeldbepalend object".

Bijlage 2 Lijst van monumenten

3.3 Huidig Gebruik

Wonen

Kralingen West bestaat uit verschillende wijken:

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0006.png"

De Vlinderbuurt is een ruime en groene buurt met een gemengd woonmilieu en een gemêleerde bewonerssamenstelling. In de wijk heeft na een bodemsanering nieuwbouw plaats gevonden van middeldure woningen. De wijk telt veel gezinnen, kinderen, maar ook senioren.

Vredenoord is te typeren als een stadsvernieuwingsbuurt. In de jaren tachtig is veel van de vooroorlogse bebouwing en structuur verdwenen en is er nieuwbouw voor in de plaats gekomen. Er is weinig differentiatie aan bewoners en woningen in de buurt. De uitstraling van de wijk is stenig, met smalle lange straten. In Vredenoord is relatief veel sprake van eigen woningbezit. De Slaakdriehoek ligt wat geïsoleerd ten opzichte van de rest van Vredenoord en vormt door de fysieke onderbreking van de Slaak, een eigen gebied, met een beperkte identiteit.

Jaffa (deels buiten het plangebied) is net als de Vlinderbuurt en Vredenoord strategisch gelegen aan de rand van Kralingen en centrum. Binnen Jaffa onderscheiden zich twee hele verschillende woonmilieus. Het deel te noorden van de Libanonweg en ten oosten van de Ramlehweg heeft veel eigenwoningbezit en een leuke uitstraling. Het andere deel, ten zuiden van de Libanonweg, heeft een gesloten karakter dat niet aanhaakt op het stedelijk weefsel en kenmerkt zich door stenige en smalle straten. In Jaffa-West (buiten het bestemmingsplangebied) is sprake van een herstructureringsopgave.

Jericho is voor Kralingen-West de chique buurt die direct grenst aan de Kralingse Plas. Dit is een gewilde buurt om te wonen, omdat het een rustige, groene en statige buurt is. Er is veel eigen woningbezit in Jericho, maar er is ook versnipperd bezit van een woningbouwcorporatie.

De Gashouderbuurt is een gedifferentieerde buurt die fysiek wordt gesplitst door het park De Nieuwe Plantage. Aan de westelijke kant staan voornamelijk woningen uit de wederopbouw en stadsvernieuwing uit de jaren tachtig. Aan de oostkant van De Nieuwe Plantage staan twee grote seniorencomplexen en woningen uit 1900 rond de Sionstraat. De stedenbouwkundige situatie rondom het het metrostation Gerdesiaweg is diffuus. De ligging van het metrostation, de slinger in de Gerdesiaweg en de ligging van bebouwing, met name het poortgebouw, dragen niet bij aan overzichtelijke openbare ruimte.

Lusthof is een wijk met veel verschillende typen bebouwing. Het westelijk deel van de wijk betreft wederopbouwbebouwing, het noordelijk deel betreft woningen uit de jaren tachtig en het oostelijk en zuidoostelijk deel betreft negentiende-eeuwse bebouwing. Doordat de meeste straten smal zijn of een woonerfachtige inrichting hebben, doet de buurt benauwd en druk aan. In de wijk wonen veel studenten die een positieve invloed hebben op de buurt. Ook de ligging tegen Kralingen-Oost heeft positieve invloed op de buurt. Het woningbezit is gemêleerd.

Detailhandel en bedrijvigheid

Kralingen-West heeft een groot aantal bedrijfsvestigingen, waarvan ruim de helft winkels is. De winkels en overige bedrijvigheden zoals horeca en dienstverlenende bedrijvigheid liggen verspreid over de wijk. Er zijn vier winkelgebieden te onderscheiden in Kralingen-West: Lusthof, het Middelpunt aan de Goudse Rijweg /Vlietlaan / Weteringstraat, de Oudedijk en de Oostzeedijk Beneden. Het huidige winkelaanbod in Kralingen-West heeft deels een onduidelijke functie. De winkelgebieden bieden een zwak winkelaanbod. Uitzondering hierop is echter het winkelgebied Lusthof, waar het huidige winkelgebied in combinatie met de in aanbouw zijnde uitbreiding op de hoek met de Willem Ruyslaan tot een solide/sterk wijkwinkelgebied leidt.

Horeca

Binnen het plangebied zijn er verschillende type gebieden:

A uitgaansgebied: Het betreft hier de omgeving Boerengat: gebied binnen Oostzeedijk kop, Oostplein (en buiten het bestemmingsplan gelegen Admiraliteitskade, Admiraliteitsstraat);

B voorzieningencluster: Het betreft hier de Oudedijk-Winkelcentrum, Lusthofstraat Winkelcentrum en Willem Ruyslaan-Robert Baeldestraat, Chris Bennekerslaan;

C langelijn: Het betreft hier: de Oudedijk (onderdeel uitmakend van de lijn Admiraal de Ruyterweg-Goudse Rijweg-Vlietlaan-Oudedijk) en Oostzeedijk (onderdeel van de lijn Oostzeedijk-Honingerdijk);

G Woongebied, het betreft hier incidentele horeca in de overige gebieden binnen het bestemmingsplangebied.

Onderwijs

Binnen het plangebied zijn verschillende basisscholen gelegen: Kleine Wereld, Bavokring, Nieuwe Park Rozenburg (en de Arentschool net buiten het plangebied). Daarnaast is er het Libanon Lyceum en het Cosmicus College voor het voortgezet onderwijs (en het Melanchton lyceum buiten het plangebied). Het Johannes-Martinus is een school voor speciaal basisonderwijs (net buiten het plangebied) en het Schreuder College is er voor speciaal voortgezet onderwijs.

Sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen

Het aanbod aan sportmogelijkheden is groot binnen en rond Kralingen-West. Naast de gemeentelijke sporthal (Sporthal Kralingen) en het Oostelijk Zwembad zijn er tal van verenigingen. Het Kralingse Bos en de Kralingse Plas bieden daarbij ook vele mogelijkheden voor het beoefenen van water- en andere buitensporten. In de directe omgeving van het plangebied zijn ook de tennisvelden op het terrein IJsclub Kralingen gelegen. Aan de Oudedijk ligt speeltuin Oudedijk en een speelveld voor recreatief gebruik.

Groenvoorziening

Ten opzichte van de omliggende wijken, heeft Kralingen-West relatief weinig groen in de wijk. Kralingen-West heeft in ieder geval weinig beschikbare openbare ruimte per inwoner: de bevolkingsdichtheid is Kralingen-West is hoger dan in de rest van deelgemeente. Het beperkte groen wordt voor een deel gecompenseerd door het nabije Kralingse Bos en de Kralingse Plas, waardoor bewoners wel snel in het groen kunnen zijn. Belangrijke groenvoorzieningen in en nabij de wijk zijn de Nieuwe Plantage, Willem Ruyslaan, de Botanische Tuin, Park Rozenburg, de Boezem, Kralingse Bos en Kralingse Plas.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

Het nieuwe bestemmingsplan Kralingen-West voorziet in een nieuw planologisch-juridisch kader voor de komende tien jaar. In de eerste plaats betreft dit plan een actualisatie van verouderde bestemmingsplannen in het gebied. Op enkele locaties is enkel de Rotterdamse bouwverordening van kracht. Daarnaast speelt het bestemmingsplan in op nieuw beleid dat de afgelopen jaren is vastgesteld en worden nieuwe concrete bouwplannen die in het bestemmingsplangebied spelen meegenomen.

4.2 Ontwerpkader (Ontwerpuitgangspunten, Ambities)

4.2.1 Oude bestemmingsplannen

De bestemmingsplannen in het plangebied zijn sterk verouderd (zie paragraaf 1.3). Deze bestemmingsplannen worden in dit nieuwe bestemmingsplan vertaald en geactualiseerd conform de wettelijke bestemmingsplan (SVBP2008) standaarden. Daarnaast wordt bij de actualisatie gekeken naar afgegeven vrijstellingen (artikel 19 WRO), naar de feitelijke bestaande situatie en handhavingszaken.

4.2.2 Beleid

In hoofdstuk 2 is het actuele beleid van de gemeente Rotterdam beschreven. Op basis van dit beleid kunnen ruimtelijke afwegingen in het bestemmingsplan gemaakt worden.

4.3 Ontwikkellocaties

4.3.1 Palestinastraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0007.jpg"

Aan de Palestinastraat zijn oude woningen gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen. Zowel aan de west- als aan de oostzijde van de straat wordt woningbouw mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Het betreft hier vervangende nieuwbouw.

4.3.2 Aegidiusstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0008.png"

Aan de Aegidiusstraat zijn oude woningen gesloopt om plaats te maken voor nieuwe woningen. Het betreft hier vervangende nieuwbouw.

4.3.3 Slaakhuys

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0009.jpg"

Het Slaakhuys is het voormalige kantoor van het dagblad 'het Vrije Volk' in Rotterdam. Het gebouw, ontworpen door Jo Vegter, is in 2007 aangewezen als Rijksmonument. Voor de herontwikkeling is een haalbaarheidsonderzoek gedaan door Lingotto, WSA en Havensteder. Voor deze locatie is een ruime bestemming (Gemengd - 4) opgenomen, omdat het toekomstig gebruik nog in onderzoek is. Op dit moment geldt er enkel de Rotterdamse bouwverordening. In het bestemmingsplan worden op deze locatie toegelaten:

  • bedrijven t/m categorie 2, dienstverlening, kantoren, hotel, maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning;
  • horeca, detailhandel op de begane grond (begane grond betreft 450m² b.v.o.);
  • parkeergarage in het soutterain;
  • woningen alleen op de verdiepingen.

Voor de detailhandel in het Slaakhuys wordt alle langere tijd met een specifieke partij gepraat die goed aansluit bij de winkels en dienstverlening die al in de omgeving aanwezig zijn. Het Slaakhuys richt zich met betrekking tot de kantoorfunctie op kleinere ondernemers en startende afgestudeerden. De horeca op de begane grond wordt gezocht in de sfeer van daghoreca/restaurant/grandcafe etc, een discotheek of partycentrum zijn niet gewenst.

4.3.4 Horeca Oostplein

Nieuwe horeca wordt, conform het beleid voor het focusgebied 'Oostzeedijk en Oostplein' uit de horecanota, mogelijk gemaakt aan het Oostplein (het deel dat binnen de bestemmingsplangrenzen valt). Het Oostplein heeft vanwege de vele drukke verkeersstromen een magere verblijfskwaliteit. Het aantrekkelijker maken van het plein is vooral een fysieke opgave. Maar ook programmatisch kan de kwaliteit van het plein verbeteren door het mogelijk maken van horecavoorzieningen met een aantrekkelijke uitstraling in de plinten van de bebouwing.

Het betreft de begane grond van de adressen:

Gemaal mr. U.G. Schilthuis - Oostplein 491

Kantoorgebouw - Oostplein 410

Woongebouw Oostmolensteyn - Oostplein 250

Per locatie is maximaal een horecavestiging van 200m² toegestaan.

4.4 Ontwikkelingen Met Reeds Doorlopen Procedures

4.4.1 Kop Lusthofstraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1016KralngnWest-oh01_0010.jpg"

Op de hoek van de Lusthofstraat en Chris Bennekerslaan worden appartementen, winkels en parkeerplaatsen gerealiseerd. Het project 'Van Kralingen' zal conform de doorlopen procedure bestemd worden in het bestemmingsplan.

4.5 Juridische Planbeschrijving

4.5.1 Bedrijven en nutsvoorzieningen

De bestemming "Bedrijf" is gelegd op enige locaties in het plangebied alwaar zich bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit bestemming bevinden.

Tevens zijn bedrijven t/m categorie 2 toegestaan binnen de bestemmingen "Gemengd - 1", "Gemengd -3" en "Gemengd - 4".

Tevens zijn bedrijven t/m categorie 2 toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf". Het betreft hier de adressen:

Taborstraat 17-23

Weteringstraat 104-108

Aegidiusstraat 197

Tevens zijn bedrijven t/m categorie 3 toegestaan ter plaatse van de functie aanduiding "bedrijf van categorie 3.1 of 3.2" Het betreft hier de adressen:

Aannemingsbedrijf T. de Waele B.V. Jeruzalemstraat 58 3.1
Chemisch Reinigen W.H. van der Gaag Oudedijk 191 3.1
B. Stuifzand Robert Baeldestraat 62 3.1
Vof Autoserv R.L. En A.C. Schuiten Taborstraat 6 3.1
KPN Telecom Vredenoordplein 6 3.1
Kralingsche Glashandel B.V. Weteringstraat 245 3.1
Lindquist Drukkerij Oosteinde 85 3.2

Voor bedrijven in de categorie 3.1 respectievelijk de categorie 3.2 is een zogenaamde uitsterfregeling toegepast; d.w.z dat na beëindiging van deze bedrijven ter plaatse slechts een bedrijf in een lagere categorie mag terugkomen.

De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is toegekend aan voorzieningen zoals grote trafohuizen en gemalen.

De bestemming "Bedrijf - Nutsbedrijf" is gegeven aan een bedrijf ten behoeve van gas / elektriciteitsbeheer en -transport aan de Dr. Zamenhofstraat.

Het benzinestation (zonder LPG) aan de Goudse Rijweg heeft de bestemming "Bedrijf - Verkooppuntmotorbrandstoffen" gekregen.

4.5.2 Belwinkels

De aanwezigheid van belwinkels wordt in Rotterdam in menig deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Voor belwinkels die alleen de mogelijkheid bieden om (goedkoop) te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels.

Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belwinkels aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.

Het bestemmingsplan bestemt hiertoe dergelijke bestaande belwinkels positief. Op de verbeelding en in de planregels wordt hiertoe op adres de nadere aanduiding 'belwinkel' opgenomen. In het overige plangebied is verder geen belwinkel toegestaan.

Het plangebied kent momenteel een belwinkel aan de Aegidiusstraat 93c, Goudse Rijweg 28 en Goudse Rijweg 44b. Voor deze locaties is de functieaanduiding "belwinkel" op de plankaart opgenomen. Wanneer het gebruik van de locatie als belwinkel beeindigd is en vervangen door een andere functie, is een belwinkel niet meer opnieuw toegestaan.

4.5.3 Detailhandel

De supermarkt gelegen op het binnenterrein tussen Oudedijk en 1e Jerichostraat heeft de bestemming "Detailhandel" gekregen.

Tevens is detailhandel toegestaan binnen de bestemmingen gemengd-1, gemengd-4, gemengd-5 en gemengd 6. De grootte van detailhandelvestigingen is binnen gemengd-1, gemengd-5 en gemengd-6 beperkt tot 200 m2 b.v.o. Deze maat vloeit enerzijds voort uit de provinciale Verordening Ruimte, doch heeft met name ten doel de kleinschaligheid van de bestaande detailhandelvoorzieningen in Kralingen-West te handhaven. Een uitzondering is gemaakt voor detailhandelvestigingen die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan groter zijn; zij mogen bedoelde grotere maat als maximum hebben. Een tweede uitzondering betreft supermarkten, waarvan algemeen bekend is dat zij groter moeten zijn dan de gestelde maximum maat, willen zij levensvatbaar zijn.

Tevens is detailhandel toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", het betreft hier de adressen:

Lambertusstraat 170

Jericholaan 44, 46, 84

Jericholaan 65

Ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel uitgesloten" is geen detailhandel toegestaan, het betreft hier de adressen:

Chris Bennekerslaan 47 en 48

Oudedijk 307

Oudedijk 88 / 110/ 112/ 114/ 116 /130

Oudedijk 498 en Jaffa 54 t/m 58

Vredenoordplein 41 t/m 57

Vredenoordlaan 10-20 en Dr Zamehofstraat 2 en 4 en Vlinderstraat 1 en 3

4.5.4 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen (een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen), zoals kappersbedrijven, assurantiebedrijfjes etc.

Deze functie is mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen "Gemengd - 1", "Gemengd - 4", "Gemengd- 5", ."Gemengd - 6".

4.5.5 Gemengde bebouwing

Er is een onderscheid gemaakt in Gemengd - 1, 2, 3, 4, 5 en 6 . Een gemengde bestemming duidt hier op een combinatie van de woonfunctie met (een) andere functie(s).

De bestemming "Gemengd - 1" laat op de begane grond de functies detailhandel, dienstverlening, bedrijven (tot en met milieucategorie 2), kantoren en maatschappelijke voorzieningen toe. Woningen zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan.

De bestemming "Gemengd - 2" laat op de begane grond de functies garages / bergingen toe. Woningen zijn toegestaan op de verdiepingen.

De bestemming "Gemengd - 3" laat op de begane grond de functies bedrijven (t/m categorie 2) en maatschappelijke voorzieningen toe. Woningen zijn toegestaan op de verdiepingen.

De bestemming "Gemengd - 4" is voorbehouden voor het zogenaamde Slaakhuys (hoek Slaak / Willem Kloosstraat). Op de begane grond zijn detailhandel en horeca toegestaan. Een parkeergarage is in het soutterain toegestaan. Kantoren, bedrijven (t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels), dienstverlening, hotel, maatschappelijk en cultuur en ontspanning, zijn zowel op de begane grond als op de verdiepingen toegestaan, terwijl woningen uitsluitend op de verdiepingen zijn toegestaan.

De bestemming "Gemengd - 5" is voorbehouden voor het nieuwe winkel- en woonproject "Van Kralingen" aan de Lusthofstraat / Chris Bennekerslaan. Op de begane grond zijn winkels en dienstverlening toegestaan, op de verdiepingen woningen en gebouwde parkeervoorzieningen in het souterrain en op de 1e verdieping.

De bestemming "Gemengd - 6" laat op de begane grond detailhandel en dienstverlening toe en woningen op de verdiepingen.

4.5.6 Groen

Plantsoenen en groenstroken zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden en kleinschalige speeltoestellen toegestaan, alsmede (ondergeschikte) watergangen.

4.5.7 Horeca

Horeca definitie en afbakening

Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement.

Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol en drugsgebruik en uitgaansgeweld.

Vergunningvrij exploiteren

Rotterdam biedt een groot aantal bedrijven, waarbij horeca ondergeschikt is aan de primaire detailhandelfunctie en bedrijven waar het exploiteren van horeca een minimale weerslag heeft op de omgeving, de mogelijkheid om vergunningvrije horeca te exploiteren. Dit betreft bijvoorbeeld het koffiehoekje in de supermarkt, de bakkerij waar ook een gebakje gegeten kan worden en het restaurant in ouderenhuisvesting. Vergunningsvrij betekent dat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd en derhalve ook geen leges verplicht zijn. De exploitatie van de volgende inrichtingen kan zonder vergunning plaatsvinden:

  1. 1. inrichtingen die

a. geopend zijn tussen 07.00 en 22.00 uur;

b. geen (zwak of sterk) alcoholische drank schenken;

c. geen versterkt geluid ten gehore brengen;

d. geen vergunningplichting terras exploiteren (gevelzitplaats wel mogelijk);

e. geen speelautomaten hebben.

  1. 2. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn;
  2. 3. inrichtingen in musea, crematoria, begraafplaatsen en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering;
  3. 4. inrichtingen in ziekenhuizen, ouderenhuisvesting en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
  4. 5. horeca in tuincentra en congrescentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering en uitsluitend gericht zijn op hun bezoekers.

Exploitatievergunning nodig

Voor alle overige inrichtingen, waar horeca de primaire bedrijfsfunctie betreft, is een exploitatievergunning vereist. De horeca-exploitatievergunning wordt afgegeven voor de inpandige m² alsmede voor de eventuele m² terras en heeft een looptijd van vijf jaar. Voor de beoordeling van de aanvraag van de exploitatievergunning geldt dan het bestemmingsplan van de betreffende locatie leidend is. Of een vergunning wordt toegewezen, hangt daarnaast onder andere af van afwegingen die ten aanzien van het beleid worden gemaakt (horecagebiedsplannen). Daarnaast wordt beoordeeld of het pand bouwtechnisch en geluidstechnisch geschikt is voor de door de ondernemer aangevraagde activiteiten. Voor het proces en vereisten van de vergunningverlening wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de horecanota 2012-2016.

Horeca bestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de horecabestemmingen uit het vorige bestemmingsplan en de horecanota 2012-2016 als uitgangspunt genomen. Tevens zijn in Kralingen-West de afgelopen jaren vrijstellingsprocedures doorlopen waarmee horecavestigingen zijn mogelijk gemaakt. Deze vestigingen worden in dit bestemmingsplan positief bestemd. Horeca is toegestaan ter plaatse van de functie aanduiding "horeca" op de plankaart. Het betreft hier de adressen:

Coffeeshop Tuda Fruta Chris Bennekerslaan 47

Cafe Gerdesia Gerdesiaweg 347

Horeca theehuis Damascus Goudserijweg 44a

Horeca eethuis Mac Elaviv Goudserijweg 48

Cafe Ger's Jericholaan 82

Restaurant Marco Polo Lambertusstraat 100

Cafe Lusthof Lusthofstraat 68

Sfeer, puur & eerlijk Lusthofstraat 45a

Cafe De Dijk Oostzeedijk 245/Slaak 168

Cafe De hemel op aarde Oostzeedijk beneden 205

Cafe de Pui Oostzeedijk beneden 221

Eetcafe Van Stralen Oudedijk 110

Curry's Oudedijk 152

Chili Time Oudedijk 154

Restaurant Hua Hin Oudedijk 158

Surinaamse gerechten Oudedijk 164a / Oudedijk 166

Mme Masette Oudedijk 217

Brasserie De Fabriek Oudedijk 235

Bar Het Rijk van Kralingen Oudedijk 239a

Cafe 't hof van Jericho Oudedijk 261

The Winebar Oudedijk 273

Dunky's Corner Frits Ruysstraat 51

Super Snack Frits Ruysstraat 36

Slaakhuys Slaak 34

Restaurant Portofino Vlietlaan 34

Nieuwe Horeca Vlietlaan 52/56

Eetcafe Napoleon Weteringstraat 322- 326

Bikini studentendisco Willem Ruyslaan 129

Nieuwe horeca wordt, conform het beleid voor het focusgebied 'Oostzeedijk en Oostplein' uit de horecanota, mogelijk gemaakt aan het Oostplein (het deel dat binnen de bestemmingsplangrenzen valt). Het oostplein heeft vanwege de vele drukke verkeersstromen een magere verblijfskwaliteit. Het aantrekkelijker maken van het plein is vooral een fysieke opgave. Maar ook programmatisch kan de kwaliteit van het plein verbeteren door het mogelijk make nvan horecavoorzieningen met een aantrekkelijke uitstraling in de plinten van de bebouwing.

Het betreft de adressen:

Gemaal mr. U.G. Schilthuis - Oostplein 491

Kantoorgebouw - Oostplein 410

Woongebouw Oostmolensteyn - Oostplein 250

Tevens worden op basis van het horecagebiedsplan van de deelgemeente op de Oudedijk, op de Lusthofstraat en in het cluster Vlietlaan, Goudse Rijweg, Weteringstraat (deel tussen Vlietlaan en Frits Ruysstraat), Frits Ruysstraat 2 nieuwe horecavestigingen mogelijk gemaakt.

Terrassen

Binnen de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied", "Verkeer - Wegverkeer", "Groen" zijn tevens ongebouwde (gevel)terrassen toegestaan aangrenzend aan bestemmingen die horeca toelaten.

4.5.8 Hotel

Een hotel is toegestaan binnen de bestemming "Gemengd - 4". Het betreft hier het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen, zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

4.5.9 Kantoren

De zelfstandige in het plangebied voorkomende kantoren hebben de bestemming "Kantoor" gekregen.

Tevens zijn kantoren toegestaan ter plaatse van een functieaanduiding "kantoor". Het betreft hier de adressen:

Heer Hugostraat 2

Heer Hugostraat 1, 3 en 5

Hoek Heer Gillisstraat/Brouwersstraat

Jericholaan 65

Jeruzalemstraat 12

Kralingse Plaslaan 118

Kralingse Plaslaan 98 en 99

Noordeinde 36

Plantagestraat 23

Sionstraat 45

Taxusstraat 20

Vredenoordplein 4 en 6

Weteringstraat 341

IJsclubstraat 37

Tevens zijn kantoren toegestaan binnen de bestemming gemengd-4, het betreft hier het Slaakhuys.

4.5.10 Leidingen

In het plangebied zijn geen leidingen bestemd voor het transport van aardgas of gevaarlijke stoffen als bedoeld in de Regeling externe veiligheid buisleidingen.

4.5.11 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijken voorzieningen, alsmede voorzieningen ten behoeve van maatschappelijke en publieke dienstverlening verstaan. Deze ruime, flexibele formulering maakt dat een functie die past in deze omschrijving zonder planwijziging vervangenkan worden door een andere passende functie.

Op de plankaart zijn voorzieningen met "Maatschappelijk - 1" bestemd, waarbij geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kinderdagverblijven (sinds Wgh 1-7-2012), ziekenhuizen en niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals een buurthuis of kerkgebouw toegestaan zijn. Tevens zijn deze functies zijn tevens toegestaan binnen de bestemming Gemengd-4.

De bestemming "Maatschappelijk - 2" houdt in dat er alleen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan die niet geluidsgevoelig zijn, zoals een buurthuis of consultatiebureau. Deze functies zijn tevens toegestaan binnen de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 3".

Tevens zijn geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan ter plaatse van een functieaanduiding "maatschappelijk" op de adressen:

De Dikke Deur Bethlehemstraat 23 t/m 29/ Oudedijk 199-207 / Jeruzalemstraat 56

De Vlinder Vlinderstraat 15C

Gastouder Femmie Adamshofstraat 82

KDV Schinkelstraat 158

Stichting kinderopvang Lief Palestinastraat 113

BSO WeZijn Oudedijk 222b

Tevens zijn niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan ter plaatse van een functieaanduiding "maatschappelijk" op de adressen:

Dagverzorging Avicen Hoge Boezem 11 t/m 17

Bavo Europoort Pshychiatrie Oudedijk 76/Vredenhofstraat 2/4a/4b

Fysiothereapie Jericholaan 61

Fysiotherapie/kinderacupunctuur Jericholaan 71

Jeugdopvoedhulp Jericholaan 81

Huisartsenpraktijk Jericholaan 85

Pedicurepraktijk Plantagestraat 11

Fysiotherapie Ramlehweg 24

Galerie Gashouderstraat 9

Kinderdagopvang/BSO

Een kinderdagverblijf is een geluidsgevoelige functie. Het betreft een gelegenheid waar kinderen onder toezicht kunnen verblijven voor een groot deel van de dag. Deze functie mag zich vestigen op locaties waar geluidsgevoelige maatschappelijke functies zijn toegestaan. Door middel van een specifieke gebruiksregel is vastgelegd dat tuinen behorende bij een als "maatschappelijk" aangeduid gebouw mede gebruikt mogen worden als buitenspeelruimte ten behoeve van een kinderdagverblijf.

Een buitenschoolse opvang (BSO) is geen geluidsgevoelige functie. Het betreft een gelegenheid waar kinderen onder toezicht kunnen verblijven voor een kort deel van de dag. Deze functies mogen zich vestigen op locaties waar maatschappelijke functies zijn toegestaan. De tuin mag enkel gebruikt worden voor een buitenschoolse opvang als de tuin binnen de bestemming Maatschappelijk-1 of Maatschappelijk -2 valt.

4.5.12 Sportvoorzieningen

De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor een sporthal / gymnastiekzaal (Gerdesiaweg ; Gashouderstraat) .

De bestemming "Sport - Sport- en speelterrein" is gelegd op terreinen voor de beoefening van sport en spel aan de Taxusstraat, Libellenstraat, Assendelftstraat, Robert Baeldestraat, Hermonlaan en Speelmanstraat.

De tennisvelden van het zogenaamde IJsclubterrein aan de Hermonlaan hebben eveneens deze bestemming gekregen.

Het zwembad aan de Gerdesiaweg heeft de bestemming "Sport - Zwembad" gekregen.

4.5.13 Seksinrichtingen

Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de nota "Het Rotterdams prostitutiebeleid" (juni 2000) staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van uitbreiding van het aantal seksinrichtingen.

Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting aan wordt getoetst is het bestemmingsplan. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan als dit niet past in het bestemmingsplan. Voor de bestaande vestigingen, seksinrichtingen die bestonden vóór 1-2-2000, geldt dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan (overgangsrecht). Deze vestigingen worden als zij ook aan de andere criteria voldoen positief bestemd in nieuwe bestemmingsplannen.

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen seksinrichtingen voor.

4.5.14 Straalverbinding

In het plangebied is geen straalverbinding aanwezig.

4.5.15 Tuin

De bestemming "Tuin - 1" is gelegd op de tuinen behorende bij woningen. Hierin is tevens geregeld wat er aan bijgebouwen en aanbouwen in de tuin toegestaan is. Door middel van een specifieke gebruiksregel is vastgelegd dat tuinen behorende bij een als "maatschappelijk" aangeduid gebouw en waar tevens geluidsgevoelige functies zijn toegestaan, mede gebruikt mogen worden als buitenspeelruimte ten behoeve van een kinderdagverblijf.

De bestemming "Tuin - 2" is gebruikt voor de gemeenschappelijke tuinen, waarin niet gebouwd mag worden, behoudens voorzieningen zoals erfafscheidingen, pergola's en zitbanken.

4.5.16 Vergunningvrij bouwen

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.

De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor).

Een bouwwerk genoemd in artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die genoemd zijn in artikel 3 van het Bor is bij strijdig gebruik op grond van een bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.

4.5.17 Verkeersbestemmingen

De bestemming "Verkeer - Erf" is gelegd op terreinen ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing; deze terreinen mogen mede gebruikt worden voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen.

De bestemming "Verkeer - Garagebox" is gelegd op de garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen.

De bestemming "Verkeer - Parkeergarage" is gelegd op de parkeergarages behorende bij woongebouwen aan de Kralingse Plaslaan en kantoorgebouwen aan Oostplein en Oudedijk.

De bestemming "Verkeer - Openbaar vervoerstation" is gelegd op de metrostations in het plangebied.

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de buurtontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen met bovenleidingen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" zijn veelal de 50-km wegen opgenomen.

4.5.18 Waarde - Archeologie

De bestemming Waarde - Archeologie is gelegd op de gronden die, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd zijn voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

In dit plan is een onderscheid gemaakt in "Waarde - Archeologie - 1" (de gronden gelegen langs de Oudedijk en Oostzeedijk Beneden), "Waarde - Archeologie - 2" (een strook noord-zuid lopende gronden tussen Oudedijk en Oostzeedijk Beneden) en "Waarde - Archeologie - 3" (de rest van het plangebied).

4.5.19 Water

De bestemming "Water" is gelegd op de waterlopen, singels en waterpartijen in het plangebied.

4.5.20 Wonen / werken aan huis

De bestemming "Wonen" is gelegd op de (bestaande) woningen is het plangebied;

Bergruimten behorende bij woningen hebben de bestemming "Wonen - Berging" gekregen.

De bestemming "Wonen - Bijzonder Woongebouw" is gelegd op de gebouwen voor bewoning en zorgverlening gedurende het gehele etmaal, met voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven en een kleine winkel, alsmede een dienstencentrum voor sociale en/of medische doeleinden.

Werken aan huis

In de regels bij een woonbestemming is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Krachtens deze regeling zijn in een woning kleine kantoren en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen toegestaan, alsmede de meest lichte vorm van bedrijvigheid (bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels). De belangrijkste randvoorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

Ter plaatse van de functie aanduiding "wonen uitgesloten" is wonen niet toegestaan. Het betreft hier de adressen:

Frits Ruysstraat 54

Marinus van der Stoepstraat 31 t/m 41

Marinus van der Stoepstraat 18 t/m 26

Van de Leckestraat 19 t/m 25

Van de Leckestraat 16 en 18

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro.

Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

5.1.4 Deelgemeentelijk beleid

In het deelgemeentelijk Waterplan Kralingen-Crooswijk is voor het grondgebied van de deelgemeente een uitwerking gemaakt van het Waterplan 2 Rotterdam. Hierin zijn locatiespecifieke streefbeelden vastgesteld en is voor de watergangen in de deelgemeente de ambitie weergegeven voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit. Tevens zijn er concrete maatregelen in aangegeven om te komen tot de gewenste streefbeelden.

5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.

De beheerder van het oppervlaktewater in Kralingen-West is het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

De rioolbeheerder in Kralingen-West is de afdeling Watermanagement van Gemeentewerken Rotterdam.

Conform de Watertoets dient de gemeente in overleg te treden met de waterbeheerders. Omdat het bestemmingsplan Kralingen-West niet voorziet in ontwikkelingen die een effect op de waterhuishouding hebben, vindt dit overleg plaats als onderdeel van het vooroverleg.

5.3 Huidige Watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

In het plangebied is een aantal watergangen en waterpartijen gelegen, die de bestemming "Water" hebben gekregen. De Boezem, die aan de westkant voor een deel in het plangebied ligt, is de enige hoofdwatergang in Kralingen-West. In het park Nieuwe Plantage en ten zuiden van de Gerdesiaweg zijn twee grote vijvers gelegen. Ten noorden van de Oudedijk ligt een aantal watergangen van bescheiden omvang.

Het peilgebied waarin het plangebied is gelegen heeft een oppervlaktewaterpeil van 2,3 meter beneden NAP. Voor dit gebied geldt geen historische wateropgave. Dit wil zeggen dat er in de huidige situatie voldoende oppervlaktewater dan wel onverhard oppervlak aanwezig is om bij hevige neerslag wateroverlast te voorkomen. Er ligt derhalve geen opgave om de hoeveelheid oppervlaktewater te vergroten.

5.3.2 Grondwater

Het grondwaterpeil ligt rond de 2,5 meter beneden NAP, dit kan lokaal variëren. Aangezien het maaiveld rond de 1 meter beneden NAP ligt, is de ontwateringsdiepte dus circa 1,5 meter. Dit betekent dat het grondwater in het plangebied zo laag staat dat er geen sprake is grondwateroverlast. Er is wel kans op 'grondwateronderlast'. In een groot deel van het plangebied bestaat er een risico dat houten paalfunderingen gedeeltelijk droogvallen, waardoor deze worden aangetast.

De grondwaterstand is echter geen aspect dat in een bestemmingsplan kan worden geregeld. Ook maakt dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk die invloed kunnen hebben op de grondwaterstand.

5.3.3 Waterkering

Het plangebied ligt geheel binnendijks, binnen de waterkeringen van dijkring 14. Deze dijkring heeft een beschermingsniveau dat bescherming biedt tegen een extreem hoogwaterpeil (met een kans op voorkomen van 1 op 10.000 per jaar). Naast de primaire waterkering wordt het plangebied ook beschermd door de secundaire waterkering ter plaatse van de Oostzeedijk, die deels in het plangebied is gelegen. Ook de kade langs de Boezem is een secundaire waterkering die voor een deel binnen het plangebied ligt.

5.3.4 Riolering

Het plangebied ligt in het rioleringsdistrict Oosten. Afvalwater wordt, via het districtsgemaal Oosten, afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Kralingse Veer. In Kralingen-West ligt een gemengd rioolstelsel, zowel afvalwater als regenwater wordt via het riool afgevoerd. Aan de Oudedijk/ Libanonsingel is een overstort aanwezig. Als het rioolstelsel door hevige regenval overbelast raakt, wordt hier met regenwater verdund afvalwater op het oppervlaktewater overgestort.

5.4 De Wateropgave

5.4.1 De wateropgave

Zoals gezegd is er voor Kralingen-West geen historische wateropgave. Het bestemmingsplan voorziet niet in een toename van bebouwing/verharding. Zodat er geen opgave wordt gecreëerd om de toename van verhard oppervlak te compenseren door de toevoeging van extra waterberging.

5.4.2 Water in relatie tot de plankaart en de regels

Het water in het plangebied heeft de bestemming "Water gekregen. De hoofdfunctie van dit water is waterhuishoudkundig, waaronder waterberging. Bruggen zijn binnen deze bestemming toegestaan. In de bestemmingen "Groen", "Verblijfsgebied" en "Wegverkeer" zijn waterlopen toegestaan. De enige hoofdwatergang in het plangebied is de Boezem. Ter bescherming van de hoofdwatergang heeft een strook op de oever van de Boezem de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" gekregen. De waterkeringen in het plangebied hebben de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" gekregen. De belangen van de waterkering gaan binnen deze dubbelbestemming voor op de belangen van de andere bestemmingen. Burgemeester en wethouders beslissen pas over een omgevingsvergunning voor het bouwen, ten behoeve van de onderliggende bestemmingen, na een advies van de dijkbeheerder.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren.

In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu Effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

De herbestemming van het Slaakhuys is de enige ontwikkeling in het bestemmingsplan waarbij programma wordt toegevoegd. Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is dit programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. Hieruit blijkt dat het programma van het Slaakhuys ruim onder de ondergrens van de C- en D-lijst ligt. Er liggen geen ontwikkelingen in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien blijkt uit de milieuonderzoeken (zie hieronder) dat er vanwege de beperkte omvang van het programma dat nieuw mogelijk wordt gemaakt, geen grote negatieve effecten op het milieu zijn.

Op grond van het bovenstaande is bestemmingsplan Kralingen-West niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf begin jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).

De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar afstandswaarden gegeven. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met indicatieve afstanden bij het omgevingstype rustige woonwijk en een tabel voor het omgevingstype gebied met functiemenging. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand in de regel aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.

Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.

In het bestemmingsplan vallen functies zoals kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie niet onder de bestemming bedrijven. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel op dezelfde wijze gebruik gemaakt van de VNG-uitgave. In de VNG-uitgave wordt uitgegaan van gemiddelden. Voor het inpassen van functies is daarom vaak maatwerk nodig.

6.3.1 Plangebied

Bedrijfsactiviteiten in of nabij het plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als gemengd woongebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied activiteiten in de milieucategorieën 1 tot en met 3zijn toegestaan. In de regels van dit bestemmingsplan worden bedrijven mogelijk gemaakt in de milieucategorieën 1 en 2. De aanwezige bedrijven in categorie 3 worden positief bestemd. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen de indicatieve milieuzones van deze bedrijven en van bedrijven buiten het plangebied..

Aannemingsbedrijf T. de Waele B.V. Jeruzalemstraat 58 3.1
Chemisch Reinigen W.H. van der Gaag Oudedijk 191 3.1
B. Stuifzand Robert Baeldestraat 62 3.1
Vof Autoserv R.L. En A.C. Schuiten Taborstraat 6 3.1
KPN Telecom Vredenoordplein 6 3.1
Kralingsche Glashandel B.V. Weteringstraat 245 3.1
Lindquist Drukkerij Oosteinde 85 3.2

Overige activiteiten in of nabij het plangebied

In het plangebied is aan de Goudse Rijweg een benzinestation zonder verkoop van LPG gelegen. Hiervoor geldt een indicatieve milieuzone van 30 meter. Voor het zwembad aan de Gerdesiaweg geldt een milieuzone van 50 meter. Binnen deze afstanden worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Nabij het plangebied zijn er geen overige activiteiten die van invloed zijn op het plangebied. Zodat er geen sprake is van milieuzones die belemmerend zijn voor (nieuwe ontwikkelingen binnen) dit bestemmingsplan.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht.

In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidhinder niet als geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.

Rotterdams beleid

Bij de nieuwe geluidsgevoelige situaties die het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt onderzocht of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) wordt overschreden. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zo veel mogelijk terug te dringen.

6.4.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe geluidsgevoelige situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/uur geldt buiten beschouwing blijven. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.

Tabel Breedte geluidszones langs wegen

Soort gebied Stedelijk gebied Buitenstedelijk gebied
Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer 1 of 2 3 of 4 5 of meer
Zonebreedte 200 meter 350 meter 250 meter 400 meter 600 meter

Plangebied

Het Slaakhuys krijgt in het bestemmingsplan Kralingen-West een nieuwe bestemming, waarin vanaf de tweede bouwlaag ook woningen zijn toegestaan. Dit is de enige nieuwe geluidsgevoelige situatie die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Hiervoor is het benodigde akoestisch onderzoek uitgevoerd.

Het Slaakhuys ligt in de toetsingszones van drie zoneplichtige (50-km/uur) wegen, de Oostzeedijk, het Oostplein en de Gerdesiaweg. Uit de akoestische berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting van de Oostzeedijk op het Slaakhuys 48 dB is. De geluidsbelasting vanaf het Oostplein en de Gerdesiaweg is lager, respectievelijk 45 en 41 dB.

De Slaak, die langs het Slaakhuys loopt, is een 30 km/uur-weg. Dit betekent dat de geluidsbelasting vanaf deze weg op de gevels van het Slaakhuys niet hoeft te worden getoetst aan de normen uit de Wet geluidhinder. Drukke 30 km/uur-wegen kunnen echter wel voor een hoge geluidsbelasting op de naastgelegen bebouwing zorgen. Om te bekijken of bij het mogelijk maken van woningen in het Slaakhuys sprake is van een goede ruimtelijke ordening (cq een goede leefomgevingskwaliteit) is de Slaak wel in het akoestisch onderzoek meegenomen. Met een hoogste berekende geluidsbelasting van 53 dB is de Slaak de maatgevende geluidsbron voor het Slaakhuys. Voor een binnenstedelijk gebied is 53 dB echter een redelijk bescheiden geluidsbelasting. De maximale waarde die voor binnenstedelijke 50 km/uur-wegen kan worden vastgesteld is 63 dB. Bovendien is de Slaak met 3.400 geprognosticeerde motorvoertuigen per etmaal in 2023 geen drukke weg, en zijn de andere wegen rond het Slaakhuys aanmerkelijk minder druk. De Jacques Kloosstraat en de Willem Perkstraat hebben beide verkeersintensiteiten die lager zijn dan 900 motorvoertuigen per etmaal. Van 30 km/uur-wegen met deze lage verkeersintensiteit is bekend dat ze niet of nauwelijks een relevante geluidsbelasting veroorzaken. Doordat de hoogbouw van het Slaakhuys evenwijdig aan de Slaak ligt, heeft de achterkant hiervan een geluidluwe gevel en wordt de rest van het Slaakhuys afgeschermd van de Slaak. Daarom is de geluidskwaliteit voor woningen ter plaatse van het Slaakhuys, voor een binnenstedelijk gebied, ruim voldoende.

Over de Oostzeedijk en het Oostplein rijdt tramlijn 21. Evenals voor 30 km/uur-wegen zijn er voor tramlijnen geen wettelijke normen. Maar om dezelfde redenen die hierboven voor 30 km/uur-wegen zijn gegeven is de geluidsbelasting van tramlijn 21 op het Slaakhuys wel berekend. De geluidsbelasting van tram 21 is maximaal 44 dB. Deze lage geluidsbelasting is niet relevant voor de herbestemming van het Slaakhuys.

6.4.2 Railverkeer

Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook (bovengrondse) spoorwegen een toetsingszone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het 'Besluit geluidhinder spoorwegen'. Door Kralingen-West loopt een metro-tracé, deze is op de plankaart aangegeven met de gebiedsaanduiding vrijwaringszone-spoor en de functieaanduiding tunnel. Omdat het om een ondergrondse spoorweg gaat is er geen toetsingszone en geen onderzoeksverplichting. Het plangebied valt niet binnen toetsingszones van andere spoorwegen.

Op basis van jurisprudentie is het raadzaam om bij ontwikkelingen in de buurt van ondergrondse spoorwegen (binnen 25 meter vanaf de buitenste spoorstaaf) in de bouwplanfase aandacht te besteden aan trillingshinder. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk waarbij trillingshinder relevant is.

6.4.3 Conclusie

Het plangebied ligt niet binnen de toetsingszones voor geluid dat afkomstig is van industrie en luchtvaartverkeer. Vanwege de ondergrondse ligging van de metro is geluid van spoorwegverkeer voor dit bestemmingsplan eveneens niet relevant. In het kader van het bestemmingsplan Kralingen-West zijn de enige wettelijke geluidsbronnen de wegen Oostzeedijk, Oostplein en Gerdesiaweg. Dit omdat de enige nieuwe geluidsgevoelige situatie die het bestemmingsplan mogelijk maakt, het Slaakhuys, binnen de toetsingszones van deze wegen ligt. De hoogste geluidsbelasting van deze wegen op het Slaakhuys bedraagt 48 dB, dit is even hoog als de wettelijke voorkeurswaarde. Omdat de voorkeurswaarde niet wordt overschreden hoeft er, ten behoeve van de geluidsgevoelige ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, géén hogere waarde procedure te worden gevolgd. En is dus het ontheffingsbeleid van de gemeente Rotterdam eveneens niet van toepassing.

Vanuit het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, en het streven naar een goede leefomgevingskwaliteit, bestaat er eveneens geen bezwaar tegen het mogelijk maken van woningen in het Slaakhuys.

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen.

Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteits- eisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.


Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.

6.5.1 Plangebied

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend, wat betekent dat er maar beperkt wijzigingen plaatsvinden. De enige ontwikkeling in het plangebied is de ontwikkellocatie 'Slaakhuys', dit voormalig kantoor van het dagblad 'Het Vrije Volk' zal worden herontwikkeld tot een complex met mogelijk bedrijven, kantoren en woningen. Momenteel geldt alleen de bouwverordening.

Volgens de afdeling Verkeer & Vervoer van het Cluster SO leidt het plan niet tot extra vervoersbewegingen in en rondom het plangebied. Daarmee geeft het plan geen bijdrage aan de luchtkwaliteit.

6.5.2 Wet- en regelgeving

De Wet Luchtkwaliteit maakt nieuwbouw en een beperkte omvang van een ruimtelijk programma mogelijk zonder onderzoek en zonder toetsing aan grenswaarden (luchtkwaliteitseisen). Dit geldt voor de zogenaamde niet in betekenende mate (NIBM) projecten. Thans is de 3% regeling van kracht. Dit houdt in dat er sprake is van een NIBM project als de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) ten gevolge van het plan met maximaal 1,2 µg/m3 toenemen ten opzichte van de autonome ontwikkeling. NIBM projecten voldoen aan de Wet luchtkwaliteit en kunnen worden gerealiseerd zonder toets aan de grenswaarden uit de Wet Luchtkwaliteit.

Aan de hand van de anti-cumulatieregeling wordt beoordeeld of het project afzonderlijk kan worden bekeken of dat ook andere ontwikkelingen binnen een straal van 1.000 m dienen te worden meegenomen bij de bepaling of het project NIBM is. Hierbij is het van belang om te bepalen of de ontwikkellocaties gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg. Bij deze analyse wordt een ontsluitingsweg gedefinieerd als een weg waar minimaal 50 procent van het verkeer vanuit de nieuwe ontwikkeling overheen gaat. Indien plannen gebruik maken van dezelfde ontsluitingsweg dienen ze te worden gecumuleerd.

In de Regeling NIBM zijn categorieën van gevallen aangewezen die worden aangemerkt als NIBM projecten. Voor pure woningbouw betekent dit dat bij een eenzijdige verkeersontsluiting niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen worden gebouwd onder het NIBM regime en bij een tweezijdige ontsluiting 3.000 woningen. Voor alleen kantoren geldt een 3% criterium van maximaal 100.000 m2 BVO (bruto vloeroppervlakte) bij een eenzijdige verkeersontsluiting en maximaal 200.000 m2 BVO bij een tweezijdige ontsluiting. Voor plannen die niet bestaan uit louter kantoren en/of woningen, de zgn. gemengde programma's met bijv. winkels en bedrijven, biedt de wet de mogelijkheid om het aannemelijk te maken dat die plannen in niet-betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit.

Op 16 januari 2009 is het Besluit Gevoelige Bestemmingen in werking getreden. Met deze AmvB wordt de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' - zoals een school - in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Nieuwe gevoelige bestemmingen moeten op meer dan 300 meter van een snelweg en op meer dan 50 meter van een provinciale weg gebouwd worden.

Het Rotterdams beleid schrijft voor dat er binnen de contouren van de grenswaarden geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd.

6.5.3 Grenswaarden en actuele waarden luchtkwaliteit

Volgens de monitoringstool-2011 wordt in het plangebied vanaf 2015 aan de grenswaarde voor NO2 in het plangebied voldaan. Ook wordt in 2011 en later aan de grenswaarden (daggemiddelde en jaargemiddelde) voor fijnstof voldaan.

De concentraties van de overige stoffen die ingevolge de Wet luchtkwaliteit moeten worden getoetst zijn zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen, lood en de uurgemiddelde grenswaarde van stikstofdioxide (NO2). De waarden van deze stoffen liggen in Rotterdam en omgeving ruim onder de grenswaarden en worden daarom buiten beschouwing gelaten.

6.5.4 Ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied

Cumulatie van andere plannen in de omgeving met de bijdrage van dit plan is niet aan de orde omdat dit plan geen (nul) bijdrage aan de luchtkwaliteit geeft.

6.5.5 Gevoelige bestemmingen

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook is er binnen 300 meter geen snelweg en ook binnen 50 meter geen provinciale weg.

Het plan voldoet daarmee aan het Besluit gevoelige bestemmingen.

De nieuwe woningen komen niet binnen de contouren van de grenswaarden (bron: monitoringstool NSL)

6.5.6 Conclusie

In het luchtonderzoek, dat voor het bestemmingsplan Kralingen-West is opgesteld, wordt aangetoond dat het bestemmingsplan niet (en dus ook niet in betekenende mate) bijdraagt aan de concentraties van schadelijke stoffen in de lucht. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet luchtkwaliteit. Het plan voldoet tevens aan het Rotterdamse beleid.

6.6 Bodem

De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal.

Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

6.6.1 Plangebied

In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Het betreft een gebied met veel ernstige diffuse verontreiniging. Er is een sterke verhoogde kans op puntbronnen. Daarnaast is er al veel gesaneerd, in 1995 is begonnen met een grootschalige sanering van het voormalige gasfabriekterrein, dit is in 2000 afgerond.

De bodemkwaliteit vormt een aandachtpunt bij de herontwikkeling van de functies in de wijk. Bij de herinrichting worden woningen met tuin en woningen zonder tuin gerealiseerd. Er dient rekening te worden gehouden met de huidige bodemkwaliteit.

6.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

6.7.1 Conclusie

Er zijn geen risicovolle inrichtingen in of nabij Kralingen-West. Er zijn geen plaatsgebonden risicocontouren binnen het plangebied. Het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor, het water en door buisleidingen vindt plaats op dusdanige afstand dat er geen invloedsgebieden voor het groepsrisico over het plangebied liggen. Het milieuaspect externe veiligheid speelt daarom geen rol bij dit bestemmingsplan.

6.8 Natuur

De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn.
De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets).
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.

6.8.1 Plangebied

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is door het Ingenieursbureau van Gemeente Rotterdam een Flora & Faunatoets gedaan. (Projectcode MR12002 / BP1016), d.d. 26 maart 2012.

Binnen het plangebied leven twee soorten vogels met vaste broed of verblijfplaats; de Gierzwaluwen en de Huismus. Verder zijn er binnen het plangebied verblijfplaatsen van drie soorten vleermuizen. Over het voorkomen van vissen zijn geen gegevens bekend. Het plangebied grenst aan de Kralingse Plas en het Kralingse Bos. Het plangebied heeft voldoende groenstructuren. Het is daarom aannemelijk delen van het plangebied als verplaatsingsroutes door verschillende dieren worden gebruikt.

Op vier locaties wordt nieuwbouw mogelijk gemaakt. Op drie van deze locaties is de oude bebouwing al gesloopt. Op de vierde locatie was geen bebouwing aanwezig. Een gebouw wordt herbestemd. Bij een goede invulling en uitvoering van de nieuwbouw of de herbestemming zijn er goede mogelijkheden de in het gebied aanwezige ecologische waarden te versterken. Het bestemmingsplan is overwegend conserverend. De term ‘conserverend’ heeft betrekking op de bestemmingen die niet wijzigen. De sloop en vervolgens nieuwbouw van gebouwen, het rooien van bomen of het vergraven van watergangen kunnen echter wel degelijk leiden tot effecten op beschermde natuurwaarden. Hetzelfde geldt voor kap van bomen en vergraven van watergangen. Voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering dient dan ook altijd aandacht te worden besteedt aan de mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten. Het betreft dan de soorten die eerder genoemd zijn: huismus (aanwezig), gierzwaluw (potentie) en soorten uit de soortgroepen vleermuizen en vissen (potentie). Daarnaast zijn meer algemene, en minder strikt beschermde soorten als kleine zoogdieren (bv. egel, mol) ook zeker niet uit te sluiten. Hiervoor geldt echter de zorgplicht.

6.8.2 Aanbevelingen vanuit wetgevend kader

Het is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer om na te gaan in hoeverre nader onderzoek en/of een ontheffing noodzakelijk is bij nieuwe ontwikkelingen, zoals sloop en ingrijpende renovaties, maar ook bij wijzigingen in watergangen/partijen en kap van bomen. Dit dient voorafgaand aan de uitvoering te gebeuren en geldt bij alle ruimtelijke ontwikkelingen, ongeacht of deze binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Mogelijk worden n.a.v. de voorgenomen ontwikkeling eisen gesteld aan de uitvoering en geldt een compensatieplicht. Het is aan te bevelen hier in een vroeg stadium rekening mee te houden.

Daarnaast geldt bij werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen altijd de zorgplicht conform artikel 2 van de Flora- en Faunawet.

6.8.3 Kansen door de geplande ontwikkelingen

Het bestemmingsplan voorziet in vervangende nieuwbouw in de Palestinastraat. Bij de Aegidiusstraat en bij Van Kralingen is al een procedure doorlopen voor de geplande ontwikkelingen.

Het plangebied is een geschikte leefomgeving voor de Huismus, de Gierzwaluw en voor de soortgroep vleermuizen. Juist voor deze soorten is het vrij eenvoudig en goedkoop om bij nieuwbouw voorzieningen te treffen. Bij nieuwbouw met platte daken kan bovendien overwogen worden groene daken toe te passen. Deze kunnen bijdragen om de soortenrijkdom in de wijk te vergroten. Naar verwachting wordt het Slaakhuys gerenoveerd. Dit gebouw heeft een redelijk bouwvolume en kan daardoor geschikt zijn als winterverblijfplaats voor vleermuizen. Bij de renovatie kan deze geschiktheid met weinig kosten verbeterd worden.

Bij werkzaamheden aan de waterlopen kan gekozen worden voor het plaatselijk toepassen van natuurvriendelijke oevers. Behalve gunstig voor de waterkwaliteit en voor de kindveiligheid leveren natuurvriendelijke oevers een positieve bijdrage aan de biologische diversiteit.

6.8.4 Conclusies en aanbevelingen

Concluderend kan worden gesteld dat ecologische aspecten binnen het plangebied, vanwege het overwegend conserverende karakter van het bestemmingsplan, de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg staan.

6.9 Duurzaamheid En Energie

Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven.

Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. De Rotterdamse aanpak voor duurzaamheid is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaamheid, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI).

6.9.1 Duurzaam bouwen

Bij duurzaam bouwen is de insteek om er zorg voor te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Een aantal van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in Kralingen-West:

  • Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden.
  • Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten.
  • Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is.
  • Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet.
  • Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen.
  • Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.

6.9.2 Duurzame energie

Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving.

Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam er op gericht zoveel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruik gemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).
Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.

De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning.

6.9.3 Groene daken

De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak.

Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.

Hoofdstuk 7 Sociale Veiligheid En Leefbaarheid

Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor het bestemmingsplan Kralingen-West dat grotendeels conserverend van aard is en waarin dus geen grote functionele wijzigingen worden voorgesteld bestaan er weinig mogelijkheden om bovenstaande aspecten door middel van fysiekruimtelijke ingrepen te verbeteren.

Het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid in het plangebied zal daarom vooral uitgevoerd moeten worden via beheersmaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het wel mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving door het cluster Stadsontwikkeling (voormalig dS+V) zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.

Hoofdstuk 9 Financiële Uitvoerbaarheid

Er spelen enkele ontwikkelingen binnen het plangebied Kralingen-west:

Palestinastraat

Aan de Palestinastraat is sprake van vervangende nieuwbouw. Aangezien er geen sprake is van een functiewijziging speelt er hier geen kostenverhaal.

Slaakhuys

Aan het monument Slaakhuys zal op termijn een nieuwe invulling worden gegeven, waarbij het verwaarloosde pand wordt opgekapt. De kosten zullen gedragen worden door een ontwikkelende partij.

Aegidiusstraat

Aan de Aegidiusstraat is sprake van vervangende nieuwbouw. Aangezien er geen sprake is van een functiewijziging speelt er hier geen kostenverhaal.

Horeca Oostplein

Kosten voor het realiseren van een horecavoorziening zullen worden gedragen door een ontwikkelende partij.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:

  1. 1. GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
  2. 2. DCMR, Milieudienst Rijnmond;
  3. 3. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  4. 4. BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam;
  5. 5. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  6. 6. Dagelijks Bestuur deelgemeente Kralingen-Crooswijk;
  7. 7. SRR, StadsRegio Rotterdam;
  8. 8. KvK, Kamer van Koophandel Rotterdam;
  9. 9. Tennet, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
  10. 10. Stedin,regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  11. 11. K.P.N. Telecom;
  12. 12. N.V. Nederlandse Gasunie;
  13. 13. Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  14. 14. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  15. 15. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland;
  16. 16. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

10.1 Gs, Gedeputeerde Staten Van Zuid-holland, Directie Drm

GS hebben kennis genomen van het conceptontwerp bestemmingsplan. Het plan geeft aanleiding tot de volgende reactie. De reactie is een gecoördineerde reactie van alle brtrokken directies van de provincie.

Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.

Commentaar

Van deze reactie wordt kennis genomen.

10.2 Deelgemeente Kralingen-crooswijk

10.2.1 Verouderde benamingen

Op verschillende plaatsen in de toelichting van het bestemmingsplan worden nog de oude benamingen van de diensten gebruikt, zoals dS+V.

Commentaar

Op enkele locaties is de oude benaming nog functioneel (naam van documenten). Verder wordt nu in het bestemmingsplan over Stadsontwikkeling gesproken.

10.2.2 Aanpak winkelgebieden

In het bestemmen van de panden aan de Oudedijk wordt niet voldoende zichtbaar hoe het bestemmingsplan meestuurt op de realisatie van de zonering uit het plan van aanpak winkelgebieden. Hier ligt het in de rede in de zone rond AH Oudedijk meer horeca en detailhandel mogelijk te maken dan in de huidige situatie aanwezig is, omdat daar op grond van het PvA sprak is van een gewenste concentratie. Op andere plekken zou je juist stringenter willen zijn dan de bestemming gemengd-1 toestaat, om daar in de toekomst (bijv. Oostkant Oudedijk) meer zakelijke dienstverlening/kantoren, en minder/geen detailhandel te krijgen. Aan de westkant van de Oudedijk is op grond van het PvA juist een bestemming die in ruime mate maatschappelijke voorzieningen toestaat gewenst.

Commentaar

Naar aanleiding van bovenstaande reactie is in paragraaf 2.4.3 meer aandacht besteed aan de gewenste zonering uit het plan van aanpak Oudedijk.

Een bestemmingsplan kan slechts een beperkte rol spelen bij de branchering van een straat. Voor stadstraten wordt in Rotterdam meestal een bestemming opgenomen waarbinnen tal van ruimtelijke functies mogelijk zijn. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan worden de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen. Dit geldt ook voor het bestemmingsplan Kralingen-West. Een daadwerkelijke branchering van de straat zal vooral voort moeten komen uit publiek-private samenwerking en brancheringsafspraken die privaatrechtelijk vastgelegd worden.

Het bestemmingsplan Kralingen-West omvat de deelgebieden 1 en 2 en een klein deel van deelgebied 3 uit het plan van aanpak Oudedijk

Gebied 1: De bestaande rechten uit het bestemmingsplan Crooswijk Zuid-Jaffa zijn overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Dit betekent dat een groot deel van het gebied de bestemming gemengd-1 heeft gekregen waarbinnen detailhandel nog mogelijk is. Het bestemmingsplan staat een transformatie naar wonen, aangevuld met een huisartsenpost of kinderdagverblijf niet in de weg. De adressen Oudedijk 428 tot en met 476 hebben een woonbestemming gekregen i.p.v. een gemengde bestemming. Een wijziging van wonen naar een andere functie zal hier niet plaatsvinden.

Gebied 2: Voor het noordelijk deel van de Oudedijk zijn de bestaande rechten overgenomen uit het bestemmingsplan Jericho. Dit betekent dat dit deel geheel de bestemming gemengd-1 heeft gekregen. Het bestemmingsplan staat een transformatie naar detailhandel niet in de weg. Voor het zuidelijk deel van de Oudedijk is de Rotterdamse bouwverordening van toepassing. Gekozen is voor dit deel aan te sluiten bij de bestemming van de noordzijde, namelijk gemengd-1, gelet op de grote mix aan functies in dit deel. Ook hier staat het bestemmingsplan een transformatie naar detailhandel niet in de weg. Op de bestaande locaties is tevens horeca toegestaan. Op dit moment is niet duidelijk hoeveel extra horeca onder welke voorwaarden moet worden toegestaan in dit deel, daarom is dit nu niet opgenomen in het bestemmingsplan.

Gebied 3: Voor het derde deel (waarvan enkel een deel van de zuidzijde in het bestemmingsplan valt) is de Rotterdamse bouwverordening van toepassing. In dit deel hebben de woonpanden de bestemming wonen gekregen. De overige panden de bestemming gemengd-1, waarbij op de locaties waar geen detailhandel aanwezig is, detailhandel is uitgesloten met de functieaanduiding 'detailhandel uitgesloten'. Het bestemmingsplan staat een transformatie van winkels naar dienstverlening, bedrijvigheid niet in de weg. Op de bestaande locaties is tevens horeca toegestaan. Op dit moment is niet duidelijk hoeveel extra horeca onder welke voorwaarden moet worden toegestaan in dit deel, daarom is dit nu niet opgenomen in het bestemmingsplan.

10.2.3 Horeca in speeltuin Oudedijk en in de Botanische tuin

De deelgemeente heeft de wens ter plekke van de speeltuin Oudedijk en de Botanische tuin aan de Cederstraat in de toekomst horeca niet uit te sluiten, vanuit de optiek dat maatschappelijke instellingen in toenemende mate een eigen “verdienmodel” moeten ontwikkelen. Dit dient planologisch mogelijk gemaakt te worden in het nieuwe bestemmingsplan.

Commentaar

Uit overleg met de deelgemeente is gebleken dat het in de bovenstaande reactie om ondergeschikte horeca gaat. Ondergeschikte horeca is toegestaan bij deze functies, hiervoor hoeft geen horeca aanduiding op de plankaart te worden opgenomen. Aangezien de Botanische tuin een bestemming 'Groen' heeft waarbinnen enkele gebouwen zijn toegestaan, is het hier nog expliciet vermeld.

10.2.4 Maatschappelijke functie hoek Palestinastraat en Oudedijk

Op de hoek Palestinastraat/Oudedijk is momenteel een maatschapelijke functie op het gebied van religie aanwezig. Is bestemming als “Gemengd-2” (in plaats van Gemengd 1) dan niet meer voor de hand liggend?

Commentaar

Het pand op de hoek van de Palestinastraat/Oudedijk heeft een maatschappelijke bestemming (Maatschappelijk-2) in het bestemmingsplan. De bestemming past daarmee bij de maatschappelijke functie religie.

10.2.5 Bestemming Taxusstraat 20

Op de Taxusstraat 20 ligt volgens de kaart een bedrijfsbestemming. Feitelijk wordt dit als kantoor en galerie gebruikt. Tegen dat gebruik bestaat geen planologisch of maatschappelijk bezwaar, het verdient te aanbeveling het huidige gebruik planologisch te verankeren in het bestemmingsplan.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is in de regels opgenomen dat ter plaatse van de Taxusstraat 20 kantoren zijn toegestaan. Tevens is opgenomen dat galeries zijn toegestaan.

10.2.6 Levinas Noordeinde

Het nieuwe medisch centrum met daarboven wonen (Levinas, Noordeinde) staat nu als wonen-bijz. woongebouw bestemd. De voorzieningen op de begane grond zijn echter maatschappelijk. Ligt een wat preciezere bestemming waarbij ook de maatschappelijke functie van dit gebouw verankerd wordt niet meer voor de hand?

Commentaar

Het gebouw van Levina's aan Noordeinde 97 heeft de bestemming wonen, met een aanduiding maatschappelijk. De huidige functies in het gebouw zijn daarmee goed bestemd.

10.2.7 Verschillende bedrijfsfuncties niet bestemd

Op diverse plekken (vooral maar niet uitsluitend in de hoekpanden in Jericho zijn al sinds lang bedrijfsfuncties gevestigd die nog altijd als zodanig worden gebruikt, enkele voorbeelden:

Jericholaan 61 praktijk voor Fysiotherapie;

Jericholaan 65b vergunningverlener horeca (Italiaans restaurant/afhaal);

IJsclubstraat 37 de redactie van weekblad De Ster van Kralingen;

Jericholaan 85 huisartsenpraktijk;

Jericholaan 65 architectenbureau;

Jericholaan 82 café Gers (met exploitatievergunning horeca).

Al deze panden hebben nu alleen een woonbestemming gekregen is dit wel correct?

Commentaar

Naar aanleiding van bovenstaande reactie zijn de volgende wijzigingen in het bestemmingsplan doorgevoerd:

Jericholaan 61: een aanduiding maatschappelijk is voor deze locatie opgenomen.

Jericholaan 65b: de deelgemeente heeft aangegeven dat hier toch geen sprake is van een volwaardige horeca. De huidige bestemming kan dus worden gehandhaafd.

IJsclubstraat 37: een aanduiding kantoor is voor deze locatie opgenomen.

Jericholaan 85: een aanduiding maatschappelijk is voor deze locatie opgenomen.

Jericholaan 65: een aanduiding kantoor is voor deze locatie opgenomen.

Jericholaan 82: dit café is goed opgenomen op de plankaart met een horeca-aanduiding.

10.2.8 Galerie Kralingen

Op Gashouderstraat 9 zit galerie Kralingen: dat wordt nu bestemd als "kantoor", maar het vigerende gebruik is tevens als tentoonstellings-en debatruimte en hiermee samenhangende horeca (met vergunning). Het huidig gebruik dient hier voldoende planologisch verankerd te worden, dus ruimer dan de bestemming kantoor alleen.

Commentaar

De locatie is op dit moment als bedrijf bestemd, met een aanduiding maatschappelijk. De aanwezige functies passen hier binnen.

10.2.9 Adressen horecalocaties

Graag alle horeca locaties met adres opnemen in het bestemmingsplan.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie zijn de horecalocaties met adressen opgenomen in de toelichting.

10.2.10 Horecalocaties Oudedijk niet bestemd

Er zitten verschillende horecalocaties op de Oudedijk bestemd met gemengd 1, deze staan echter niet aangegeven met een aanduiding horeca toegestaan.

Commentaar

Enkel horecalocaties krijgen een aanduiding horeca op de plankaart. Afhaalzaken zijn mogelijk op locaties waar detailhandel is mogelijk gemaakt.

10.2.11 Horecabestemming pand Vlietlaan 52-56

Horecabestemming op begane grond van het pand Vlietlaan 52-56 in verband afgeronde procedure horecawijziging in dit pand.
Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is een horeca-aanduiding opgenomen voor deze locatie. In de regels is opgenomen dat horeca tevens is toegestaan op de eerste verdieping, aangezien uit de vergunning blijkt dat dit ook vergund is.

10.2.12 Paragraaf 2.4 algemeen

Het is onjuist dat de deelgemeente een adviesrol vervult bij het vaststellen van projectbestemmingsplannen. Die bevoegdheid is door de gemeenteraad van Rotterdam namelijk gedelegeerd aan de deelraden.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is de tekst aangepast.

10.2.13 Paragraaf 2.3.6 en 2.4.2

De aangehaalde horecanota Rotterdam 2007-2011 is inmiddels opgevolgd door een nieuwe horecanota. Hierdoor verandert deze hele paragraaf. Ook de deelgemeentelijke horecanota is inmiddels opgevolgd door het Horecagebiedsplan Kralingen-Crooswijk 2012-2013 (besluitvorming deelraad september 2012).

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is de toelichting van het bestemmingsplan aangepast.

10.2.14 Winkelgebieden Oudedijk en Middelpunt

Uit het Plan van Aanpak Oudedijk volgt een functionele zonering van de Oudedijk in een maatschappelijke, detailhandel/horeca en een dienstenzone. De wijze van bestemmen dient bij te dragen in de realisatie van die zonering. In de nu voorliggende bestemmingsplankaart komt dit nog niet voldoende uit de verf.

Commentaar

Zie beantwoording onder 10.2.2

10.2.15 Huidig gebruik winkelgebieden

Er wordt geconstateerd dat de vier winkelgebieden een niet sterk of sterk gedifferentieerd aanbod leveren. Dit is te kort door de bocht, want het geldt nadrukkelijk niet voor winkelgebied Lusthof, waar het huidige winkelgebied in combinatie met de in aanbouw zijnde uitbreiding op de hoek met de Willem Ruyslaan tot een solide/sterk wijkwinkelgebied leidt.

Commentaar

Naar aanleiding van deze opmerking is de toelichting aangepast.

10.2.16 Palestinastraat

Op p. 23 bovenaan wordt geconstateerd dat er voor de beide pocaties aan de Palestinastraat stedenbouwkundige randvoorwaarden zouden zijn. Dat is niet correct: er zijn alleen voor de Oostzijde randvoorwaarden op-en vastgesteld. De bestemmingsplankaart is vervolgens niet in lijn met de tekst in de planbeschrijving. Op de kaart staat nu een globale woonbestemming “woongebied” aan de oostzijde, terwijl die aan de westzijde moet liggen. Aan de westzijde is op de kaart nog bestemd volgens de oude, reeds gesloopte woonbebouwing. Dat is achterhaald.

Commentaar

De tekst over de stedenbouwkundige randvoorwaarden is naar aanleiding van bovenstaande reactie verwijderd. De plankaart is in overeenstemming met de tekst in het bestemmingsplan. De bestemmingen die opgenomen zijn bieden voldoende mogelijkheden voor heronwikkeling.

10.2.17 Slaakhuys

In de beschrijving staat aangegeven dat bij de bestemming van het Slaakhuys gekozen is voor gemengd 4 en dat daar ook horeca mogelijk is. In art 11 van de voorschriften komt in de bestemmingsomschrijving van gemengd 4 geen Horeca voor. Horeca daar dus alsnog toevoegen aan de bestemmingsomschrijving

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is binnen de bestemming gemengd 4 een horecavestiging mogelijk gemaakt.

10.2.18 IJsclubterrein

Inmiddels heeft de deelraad Kralingen-Crooswijk unaniem besloten geen projectbestemmingsplanprocedure te willen doorlopen en vast te houden aan de huidige functie. De tekst dient op dit vlak dus geactualiseerd te worden en het IJsclubterrein conserverend bestemd in het nieuwe bestemmingsplan.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is de paragraaf toekomstige ontwikkelingen verwijderd.

10.2.19 Horeca en artikel 27

De hier verwoorde tekst is gebaseerd op de inmiddels vervallen horecanota en dient integraal herzien te worden op basis van de nieuwe stedelijke horecanota en het nieuwe horecagebiedsplan.

Op grond van recente jurisprudentie (beroep inzake Vicini Kortekade) is het verder noodzakelijk in dit bestemmingsplan (artikel 27) expliciet op te nemen dat de voor verkeer-verblijfsgebied aangewezen gronden ook bestemd zijn voor terassen. Het louter in de horecanota regelen van terrassen biedt onvoldoende planologische basis.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie zijn de toelichting en regels van het bestemmingsplan aangepast.

10.2.20 Tuinen in relatie tot buitenschoolseopvang (BSO)

In de gebruiksregel vastleggen dat tuinen behorende bij maatschappelijke voorzieningen niet alleen t.b.v. kdv maar ook t.b.v. BSO als speelruimte mogen worden gebruikt

In de begripsomschrijvingen opnemen wat onder de benaming kinderdagverblijf valt.

Commentaar

Een buitenschoolse opvang is niet per definitie vergelijkbaar met een kinderdagopvang. Onduidelijk is wat de consequenties zijn van het standaard toestaan van speelruimte ten behoeve van buitenschoolse opvang in de bestemming Tuin-1. Daarom wordt dit nu niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Mocht een dergelijke ontwikkeling wenselijk zijn dan kan hier een ruimtelijke procedure voor doorlopen worden. Tuinen die vallen binnen de bestemming Maatschappelijk-1 of Maatschappelijk-2 mogen wel gebruikt worden als speelruimte voor een buitschoolse opvang.

In de toelichting is het verschil tussen een kinderdagopvang en een buitenschoolse opvang beschreven.

10.2.21 Speeltoestellen

4.6.15 en artikel 14.1c en 14.2.1d

De bestemming “Groen” zo definiëren dat ook de aanleg van openbare spelvoorzieningen die groter zijn dan een speeltoestel (zoals trapveldje) toegestaan zijn.

Hiertoe dient in artikel 14.1c het woord “kleinschalige” voor speelvoorzieningen te worden geschrapt en in 14.2d het woord “kleinschalige” en de passage “niet hoger dan 4 meter”. Reden hiervoor is dat het dikwijls wenselijk is om een speelvoorziening die op zich niet hoog is (zoals een trapveldje) te omheinen en afsluitbaar te maken om daarmee gebruik te reguleren. Als je een voorziening waarin balsporten beoefend worden omheint, dan is 4 meter ook niet hoog genoeg om ballen voldoende af te vangen.

NB: mocht bovenstaande verruiming niet worden doorgevoerd in de voorschriften, dan dient het noordelijke deel van het grondperceel tussen de Speelmanstraat en de Willem Ruyslaan als sport-en speelterrein te worden bestemd.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is ter plaatse van het grondperceel tussen de Speelmanstraat en de Willem Ruyslaan een bestemming Sport-Sport- en speelterrein opgenomen.

10.2.22 Bestemming Oudedijk 222a en 222b

4.6.19 en artikel 31.1b

Oudedijk 222a en b bestemmen als gemengd 1 met een aanduiding horeca, om hier in de toekomst horeca (al dan niet met terras) mogelijk te maken (p.31). Dit zijn 2 objecten in eigendom van de gemeente die een centrale ligging aan de Oudedijk en in het Park Nieuwe Plantage hebben.

Commentaar

Naar aanleiding van deze reactie is de bestemming van deze locatie gewijzigd in gemengd-1. Tevens is een horeca-aanduiding opgenomen.

10.3 Dcmr, Milieudienst Rijnmond

De DCMR gaat akkoord met het conceptontwerp bestemmingsplan.

Commentaar

Van deze reactie wordt kennis genomen.

10.4 Vrr, Veiligheidsregio Rotterdam - Rijnmond

De VRR brengt in het kader van de externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. VRR doet dit door middel van een analyse van de omgeving waarbij risicobronnen, mogelijke scenarios's en hun effecten worden beschouwd.

Voor het beoordelen van het bestemmingsplan plan dient de gemeente Rotterdam een gemotiveerde afweging te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het plan.

Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de contextr van de Wro. Deze maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de contextr van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex art. 3 Wet Veiligheidsregio's:

  • Draag zorg voor de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening binnen het plangebied conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR) en leg dit ter goedkeuring voor aan de afdeling Brandveiligheidi van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Oost.
  • Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit, door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".

De beschouwde risicobron (Transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas) kan in de voorziene plannen tot een incident leiden dat valt in maatrampklasse I (toxisch scenario). De VRR is voldoende toegerust om dit scenario op een effectieve manier te kunnen bestrijden.

Commentaar

Van deze reactie wordt kennis genomen.

10.5 Hhsk, Hoogheemraadschap Van Schieland En De Krimpenerwaard

HHSK geeft aan dat opmerkingen en inbreng gegeven op het voorontwerp bestemmingsplan naar wens zijn verwerkt. Er is vanuit waterhuishoudkundig oogpunt geen bezwaar tegen de uitvoering van het plan.

HHSK verzoekt op de hoogte te worden gehouden van en te worden betrokken bij de uitwerking van het plan.

Commentaar

Het betreft geen plan dat moet worden uitgewerkt. De normen zijn na inwerkingtreding van het plan direct toepasbaar.

10.6 Kvk, Kamer Van Koophandel Rotterdam

10.6.1 Toekomst Oudedijk en Oostzeedijk

KvK merkt op dat het concept ontwerpbestemmingsplan uitvoering geeft aan het beleid van de (deel)gemeente. Dit beleid houdt onder andere in dat er in de toekomst aan de Oudedijk en Oostzeedijk veel minder winkelruimte beschikbaar is. Hiervoor komt in de plaats ruimte voor wijkgerichte voorzieningen, bedrijfjes en rond het Oostplein horeca.' Uit het bestemmingsplan blijkt echter niet hoe uitwerking aan dit voornemen wordt gegeven. KvK vraagt dit duidelijker te verwoorden en te refereren aan de plankaart.

Commentaar

Een bestemmingsplan speelt slechts een beperkte rol bij de branchering van een straat. Voor stadstraten wordt in Rotterdam meestal een bestemming opgenomen waarbinnen tal van ruimtelijke functies mogelijk zijn. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan worden de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen. Dit geldt ook voor het bestemmingsplan Kralingen-West. Een daadwerkelijke branchering van de straat zal vooral voort moeten komen uit publiek-private samenwerking en brancheringsafspraken die privaatrechtelijk vastgelegd worden.

Het Oostplein en de Oostzeedijk vallen grotendeels buiten de grenzen van het bestemmingsplangebied. Aan het Oostplein is voor het deel dat binnen de bestemmingsplangrenzen valt, horeca mogelijk gemaakt.

10.6.2 Plan van aanpak winkelgebied Middelpunt

Inzake het Plan van aanpak winkelgebied Middelpunt. Dit plan stelt onder andere een concentratie van het winkelgebied voor. Het voorliggende bestemmingsplan is de uitgelezen kans hier formeel op te sturen met ruimtelijke ordeningsinstrumenten. KvK vraat expliciet aandacht voor dit gebied en de ontwikkeling ervan. Economische medewerkers van Rotterdam zoeken momenteel met diverse externe partijen naar de beste manier om het plan van aanpak ook daadwerkelijk uit te voeren. KvK vraagt om dit proces af te stemmen met het nieuwe bestemmingsplan KvK valt het op dat het plangebied niet overeenkomt met de ingetekende plankaart Er lijkt een deel, waaronder Het Middelpunt, te ontbreken op de plankaart. De reden daarvan is KvK onduidelijk. KvK vraagt dit te corrigeren.

Commentaar

Een deel van het winkelgebied Middelpunt valt in het bestemmingsplan Jaffa West. Dit plan is op 13 juni 2012 onherroepelijk geworden. Gelet hierop wordt dit deel niet meegenomen in het bestemmingsplan Kralingen-West

Een bestemmingsplan kan slechts een beperkte rol spelen bij de branchering van een straat. Voor stadstraten wordt in Rotterdam meestal een bestemming opgenomen waarbinnen tal van ruimtelijke functies mogelijk zijn. Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan worden de bestaande rechten uit de vigerende bestemmingsplannen als uitgangspunt genomen. Dit geldt ook voor het bestemmingsplan Kralingen-West. Een daadwerkelijke branchering van de straat zal vooral voort moeten komen uit publiek-private samenwerking en brancheringsafspraken die privaatrechtelijk vastgelegd worden.

Binnen het winkelgebied Middelpunt is de bestemming gemengd-6 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn winkels op de begane grond toegestaan met daarboven woningen. Zolang nog niet duidelijk is wat met de delen van het winkelgebied gaat gebeuren waar geen winkels meer gewenst zijn, is het niet mogelijk een andere bestemming op te nemen. Op de eerste plaats is er sprake van bestaande rechten en is er op diverse locaties nog detailhandel aanwezig. Daarnaast zal wanneer duidelijk is welke functies er moeten komen, milieu onderzoek plaats moeten vinden.

10.6.3 Nieuw horecabeleid

KvK geeft aan dat het horecabeleid richting geeft aan toekomstige economische ontwikkeling. De nieuwe Horecanota is recent in werking getreden. De deelgemeenten hebben nu de opdracht dit in korte tijd uit te werken tot lokaal gebeidsgericht beleid. KvK raadt aan deze nieuwe nota's als uitgangspunt te nemen voor het voorliggende bestemmingsplan, in plaats van de deelgemeentellijke nota 2008-2011. Zeker omdat er in de nieuwe nota meer ruimte is voor vergunningvrij exploiteren, tijdelijke horeca en gevelterrassen, kan dit de winkelgebieden in de deelgemeente versterken.

Commentaar

De deelgemeentelijke horecanota is met de vaststelling van de nieuwe gemeentelijke horecanota 2012-2016 van de gemeente komen te vervallen. Het deelgemeentelijke horecagebiedsplan is tevens meegenomen in dit bestemmingsplan.

10.6.4 Meer flexibiliteit bij maatbestemmingen

KvK constateert dat Rotterdam kiest voor het gebruik van maatbestemmingen op een aantal percelen (uitsterfregeling). KvK begrijpt dat Rotterdam de huidige ondernemeningen positief bestemt, maar dat Rotterdam geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt om zo de maximale mielieucategorie in het hele plangebied terug te brengen naar 1 of 2. Toch vraagt KvK de ondernemenrs in kwestie zo min mogelijk te beperken in hun mogelijkheden. KvK ontraadt het gebruik van maatbestemmingen om de volgende redenen:

  • Het gebruik van maatbestemmingen beperkt de ontwikkelmogelijkheden van de bedrijven. Een maatbestemming of specifieke gebruiksaanduiding maakt het voor bedrijven erg moeilijk, zo niet onmogelijk, aanvullende activiteiten te ondernemen. Deze aanvullende activiteiten dragen bij aan en zijn soms zelfs noodzakelijk voor het voortbestaan van het bedrijf. Flexibiliteit is nodig om in te kunen spelen op economische veranderingen;
  • Maatbestemmingen leiden tot een daling van vastgoedwaarde en bijbehorende WOZ-waarde. Na een bedrijfsbeëindigign is het moeilijk om een nieuwe gebruiker te vinden voor het bedrijfspand of de bedrijfsgrond. Hier treedt een vergroot risico op leegstand op;
  • Maatbestemmingen leiden bovendien tot administratieve lastendruk en onnodige ambtelijke beslasting. Voor elke kleine aanpassing is een nieuwe ruimtelijke procedure nodig. Dit levert onnodige kosten en vertraging op voor de initiatiefnemer, maar ook extra ambtelijke belasting.

Rotterdam kan dit voorkomen door meer flexibele bouwblokken, bouwhoogtes en milieuregels. KvK adviseert in overleg te gaan met de bedrijven waarvoor de maatbestemming is opgenomen. Omdat Rotterdam het bestemmingsplan slechts eens per tien jaar vernieuwt, is het verstandig om de wensen van de bedrijven in kaart te brengen en mee te nemen binnen de maatbestemming. Zo kan binnen de geldende milieuregels flexibiliteit worden ingebouwd.

Commentaar

Met deze uitsterfregeling wordt beoogt de milieubelasting in de woonomgeving terug te brengen tot aanvaardbaar niveau. De ervaring leert namelijk dat de aanwezigheid van bedrijven in milieucategorie 1 t/m 2 in principe niet leiden tot onaanvaardbare hinder voor de woonomgeving. Van een maatbestemming is hier - in tegenstelling tot wat de K.v.K meent - geen sprake. De uitsterfregeling voor bedrijven in milieucategrie 3 beperkt deze bedrijven niet in hun fysieke uitbreidingsmogelijkheden, een maatbestemming wel. Het is vooral de milieuwetgeving die ook beperkingen stelt aan de toename van de milieubelasting en als gevolg hiervan aan de fysieke uitbreiding. De bedrijven die vallen binnen de uitsterfregeling mogen hun bedrijvigheid dus gewoon voortzetten, maar bij beeindiging enz. keert krachtens het bestemmingsplan op dezelfde plek geen bedrijf uit diezelfde milieucategorie terug. De flexibiliteit moet worden gezocht in de bestemmingsfuncties. Er is bij voorbeeld binnen de bestemming "gemengd 1", op de plek waar zich thans nog een categorie 3 bedrijf bevindt ook detailhandel, dienstverlening, kantoren of een maatschappelijke voorziening mogelijk; derhalve voldoende andere gebruiksmogelijkheden.

10.6.5 Geen detailhandel in Slaakhuys

De herontwikkeling van het Slaakhuys loopt nog. Rotterdam neemt terecht een ruime bestemming op om alle mogelijkheid te bieden voor een succesvolle ontwikkeling. KvK raadt echter af om hier ook detailhandel toe te staan en vraagt dit op voorhand uit te sluiten. Hier detailhandel toestaan is strijdig met de wens van Rotterdam om in andere winkelgebieden de detailhandelsfunctie te concentreren, om zo onder andere leegstand tegen te gaan. Een toename van concurrentie als gevolg van nog een nieuwe locatie met detailhandel is ongewenst voor de levenstvatbaarheid voor de huidige centra in Kralingen-West. Bovendien is de vraag naar ruimte voor detailhandel dalende en komt er ook nog nieuwe ruimte voor winkels beschikbaar op de kop van de Lusthofstraat. KvK vraagt daarom de voorkeur te geven aan een andere invulling.

Commentaar

De Nota "WNKLN n RTTRDM" is vastgesteld nadat de deelgemeente het besluit genomen heeft om detailhandel (een specifieke partij) toe te staan binnen de herontwikkeling van het Slaakhuys. Dit besluit is destijds gecommuniceerd aan Havensteder en heeft ten grondslag gelegen aan de investeringsbeslissing van Havensteder. Vestiging van detailhandel past formeel niet in het Roterdamse Detailhandelsbeleid omdat het Slaakhuys niet in een voorzieningengeibed ligt, in feite zijn op de Slaak echter meerdere winkels en andersoortige dienstverlening gesitueerd, en is te beargumenteren dat er aldus geen sprake is van een solitaire winkelvoorziening. De vestiging van detailhandel zal een positef en verlevendigend effect hebben op de Slaak en de directe omgeving.

10.6.6 Grootte van detailhandelsvestigingen

KvK leest dat Rotterdam een maximumgrootte van 200 m2 voorstelt voor de meeste detailhandelsvestigingen. Dit doet Rotterdam om de kleinschaligheid van de detailhandelsvestigingen te handhaven. KvK vraagt om deze beperking los te laten voor gebieden die met een transformatieopgave kampen, zoals Het Middelpunt. Een van de oorzaken voor de hoge leegstand is immers de grootte van de panden: deze zijn vaak te klein voor winkelketens en nieuwe ondernemers. Dit maakt de panden moeilijk te verhuren. Daarnaast mist het winkelgebied hierdoor enkele trekkers, waar ook de andere winkels van profiteren. Het samenvoegen van kleine winkelpanden tot grotere vestigingen kan uitkomst bieden. Vastgoedeigenaren staan steeds meer open voor het zetten van deze stap, ondanks de inspanning en investering die dit vergt. Het opnemen van een maximale grootte van 200 m2 in het bestemmingsplan is echter in strijd met deze gedachte.

Commentaar

Het is niet wenselijk om een dergelijke schaalvergroting standaard in het bestemmingsplan voor de transformatiegebieden mogelijk te maken, aangezien deze transformatie gebieden behoorlijk omvangrijk zijn. Een dergelijke schaalvergroting zal waarschijnlijk enkele spelers betreffen waarbij maatwerk in het gebied belangrijk is. Per geval kan een omgevingsvergunningprocedure doorlopen worden om de ontwikkeling mogelijk te maken.

10.6.7 Moment inloopavond

KvK merkt op dat het plangebied een behoorlijk aantal ondernemers huisvest. KvK vraagt deze zo goed mogelijk en tijdig op de hoogte te brengen van de bestemmingsplanprocedure. Rotterdam geeft aan hier een inloopavond voor te organiseren en zoals gebruikelijk te publiceren in de Echo en op de website. Vooral voor de winkeliers is het belangrijk dat Rotterdam hiervoor een moment kiest waarop zij in de gelegenheid zijn de avond bij te wonen.

Commentaar

De deelgemeente zal een inloopavond organiseren ten tijde van de terinzagelegging van dit bestemmingsplan. Bij het te kiezen tijdstip zal rekening gehouden worden met de winkeliers in het gebied. De inloopavond wordt op de gebruikelijke manier bekend gemaakt. Een publicatie in de Havenloods (niet de Echo) en vermelding op de (deel)gemeentelijke website.

10.7 K.p.n. Telecom

De bijlagen in het conceptontwerp geven voor KPN geen gedetailleerd inzicht in de werkzaamheden die mogelijk uitgevoerd gaan worden. Of er consequenties zijn voor het kabelnet van KPN kan niet beoordeeld worden. KPN wil met gemeente Rotterdam de nadere uitwerking van dit plan bespreken, waarbij onder ander het volgende aan de orde kan komen:

  • het creëren van tracés aan beide zijden van straten in openbare grond, in bermen en open verhardingen;
  • het handhaven van de bestaande tracés;
  • het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplanting;
  • het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN.

KPN verzoekt om voor het begin van planontwikkelingen gegevens op te vragen bij de KLIC, om de aanwezige kabels en leidingen in de ondergrond in beeld te brengen.

Commentaar

Op het schaalniveau van een bestemmingsplan is geen sprake van werkzaamheden die direct van invloed zijn op het kabelnet van KPN. Wel geeft het bestemmingsplan inzicht, bijvoorbeeld in paragraaf 4.3 ontwikkellocaties, welke locaties op termijn ontwikkeld kunnen worden. Hierbij kunnen op termijn belangen van KPN geraakt worden. Bij grondwerkzaamheden wordt rekening gehouden met de aanwezige kabels en leidingen. Wij adviseren KPN vooral op te letten en te adviseren bij bijzondere situaties en deze in de bestemmingsplanfase te melden.

10.8 N.v. Nederlandse Gasunie

Het concept ontwerpbestemmingsplan geeft voor de Gasunie geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen.

Commentaar

Van deze reactie wordt kennis genomen.

10.9 Participatie

Voor het bestemmingsplan "Kralingen-West " is geen inspraak verleend. Dit is conform de algemene beleidslijn om voor bestemmingsplannen geen inspraak te verlenen, tenzij er een bijzondere reden is om dat wel te doen. Van bijzondere redenen is niet gebleken. Bewoners en geïnteresseerden zijn in de bestemmingsplanprocedure geïnformeerd via huis-aan-huisblad de Havenloods en de website van de (deel)gemeente Rotterdam. Zij hebben zienswijzen kunnen indienen gedurende de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Archeologiekaart Kralingen-west

Bijlage 2 Lijst Van Monumenten