Spangen
Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam
Onherroepelijk op 03-05-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan "Spangen" van de gemeente Rotterdam.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1035Spangen-, met de bijbehorende regels.
1.3 Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.7 Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.
1.8 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.
1.10 Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
1.11 Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.
1.12 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.15 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden.
1.17 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.
1.18 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.20 Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.21 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.22 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.23 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.24 Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.25 Dakterras
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.
1.26 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.27 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten en/of verrichten van werkzaamheden waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan of geholpen (een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen).
1.28 Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).
1.29 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.30 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen (delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, vallen niet onder de Wet geluidhinder).
1.31 Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.
1.32 Horeca
Inrichtingen welke bedrijfsmatig logies verschaffen, dranken en spijzen voor gebruik ter plaatse verstrekken.
1.33 Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.34 Kantoren
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 Kleinschalige speelvoorzieningen
Speelvoorzieningen niet hoger dan 4 meter.
1.36 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.37 Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.
1.38 Milieudeskundige
De Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR) of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.39 Monumentenwet
De Monumentenwet 1988, zoals deze luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.40 Omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.41 Oorspronkelijke zijgevel / achtergevel
De zijgevel / achtergevel zoals op het tijdstip van eerste oplevering van een gebouw.
1.42 Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingennet aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.43 Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.
1.44 Peil (straat-)
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.45 Praktijkruimte
Werkruimte, welke dient voor de uitoefening van administratieve, medische, paramedische werkzaamheden of daarmee gelijk te stellen beroepen of werkzaamheden, dan wel werkruimte ten behoeve van een kunstenaar. Seksinrichtingen worden niet hiertoe gerekend.
1.46 Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.
1.47 Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.
1.48 Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.
1.49 Seksinrichting
De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.
1.50 Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
1.51 Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.52 Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.
1.53 Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.54 Verbeelding
De papieren c.q. digitale plankaart.
1.55 Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
1.56 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.57 Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.58 Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.59 Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
1.60 Winkel
Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen.
1.61 Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil (straat) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.6 de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen van openbaar nut, al dan niet ondergronds;
- b. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3" voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Cultuur en ontspanning" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. functies ten behoeve van cultuur en ontspanning, zoals een creativiteitscentrum, kinderboerderij, speeltuin, met bijbehorende bebouwing en erf;
- b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel op de begane grond;
- b. dienstverlening op de begane grond;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond, dit betreft Mathenesserweg 15 en 211-213;
- d. wonen op de verdiepingen;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "seksinrichting", tevens voor een seksinrichting, dit betreft Mathenesserweg 15;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "wonen", tevens voor wonen op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als wonen is vervangen door een gebruik als detailhandel of dienstverlening, het gebruik als wonen niet langer is toegestaan, dit betreft Mathenesserweg 17, 23 en 25;
- g. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoor uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als kantoor is vervangen door een gebruik als detailhandel of dienstverlening, het gebruik als kantooor niet langer is toegestaan, dit betreft Mathenesserweg 197 en 201;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als maatschappelijk is vervangen door een gebruik als detailhandel of dienstverlening, het gebruik als maatschappelijk niet langer is toegestaan, dit betreft Mathenesserweg 13 en 19;
- i. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
- j. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", voor een overkraging;
- k. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- l. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Cultuurhistorie - 2", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van andere activiteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 5.3.2, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging kunnen toestaan van maximaal 10% van het bestaande vloeroppervlak.
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. dienstverlening op de begane grond;
- b. wonen op de begane grond en verdiepingen;
- c. kantoren op de begane grond;
- d. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels, uitsluitend op de begane grond;
- e. tevens voor maatschappelijke voorzieningen die wél vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels, uitsluitend op de begane grond van de adressen Mathenesserweg 59-61 en 87 en uitsluitend op de begane grond en eerste verdieping van de adressen Taandersplein 1, 2 en 3;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijf", tevens voor een bedrijf tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, op de begane grond, dit betreft Bilderdijkstraat 225;
- g. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond, dit betreft Mathenesserweg 75, 151, Willem Beukelszstraat 43;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als horeca is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a t/m d, ter plaatse horeca niet langer is toegestaan, dit betreft de adressen Mathenesserweg 113, 125-129 en 139;
- i. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de begane grond, dit betreft Mathenesserweg 33, 35, 73, 75, 77, 79, 147, 149, 151, 153, 177, 179, 181, Willem Beukelszstraat 36, 43, Dirk Danestraat 16, 18, Van Lennepstraat 28, 30, 49, 51;
- j. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als detailhandel is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a t/m d, ter plaatse detailhandel niet langer is toegestaan, dit betreft Mathenesserweg 43, 45, 49, 51, 65, 67, 69, 83, 85, 131, 135, 137, 141, Taandersstraat 61;
- k. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", tevens voor een belwinkel op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als belwinkel is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a t/m d ter plaatse een belwinkel niet langer is toegestaan, dit betreft het adres Mathenesserweg 131;
- l. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
- m. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- n. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Cultuurhistorie - 2", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 en 6.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 6.3.2 en eenmalig een vergroting per vestiging toestaan van maximaal 10% van het bestaande vloeroppervlak.
Artikel 7 Gemengd - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, op de begane grond;
- b. praktijkruimten op de begane grond;
- c. wonen op de begane grond en verdiepingen;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 247 en Spangesekade 115;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "dienstverlening", tevens voor dienstverlening op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 245 en 259;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoren op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 193;
- g. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 251;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding "belwinkel", tevens voor een belwinkel op de begane grond, met dien verstande dat zodra het in dit sublid bedoelde gebruik als belwinkel is vervangen door gebruik als bedoeld in sublid a t/m c, ter plaatse een belwinkel niet langer is toegestaan, dit betreft het adres Mathenesserdijk 239;
- i. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
- j. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- k. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 en 7.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 7.3.2, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging kunnen toestaan van maximaal 10% van het bestaande vloeroppervlak.
Artikel 8 Gemengd - 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 4" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende opslag- en administratieve ruimten op de begane grond en 1e verdieping;
- b. wonen op de verdiepingen;
- c. kantoren op de begane grond van Da Costastraat 77;
- d. de bij bovengenoemde functies behorende berg- /stallingsruimten en erf;
- e. ter plaatse van de bouwaanduiding "bouwvlak", een bouwvlak;
- f. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging" voor een overkraging;
- g. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 9 Groen
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenaanleg en plantsoen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, alsmede voor kleinschalige speelvoorzieningen/ speelterreinen;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "kas", tevens voor kassen niet hoger dan 3 meter;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor een tunnel;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- g. ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor een vrijwaringszone - spoor;
- h. "Waterstaat - Waterkering", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- i. "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanning", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- j. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde -Cultuurhistorie - 1", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Maatschappelijk - 1
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoor, dit betreft Laanslootseweg 1;
- c. "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
- d. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", "Waarde - Cultuurhistorie - 2", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Maatschappelijk - 2
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen met het daarbij behorende erf, die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor een kantoor. Dit betreft Spaanseweg 12-16;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding "bedrijfswoning", tevens voor een bedrijfswoning. Dit betreft Spaanseweg 12-16;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- e. "Waterstaat - Waterkering", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
11.2 Bouwregels
Artikel 12 Recreatie - Nutstuin
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Nutstuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf, waterlopen e.d.;
- b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Recreatie - Volkstuin
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie - Volkstuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf en waterlopen;
- b. "Leiding - Gas", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- c. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
13.2 Bouwregels
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen voor sportieve of recreatieve doeleinden met bijbehorende bebouwing en erf;
- b. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf;
- c. een doorgaande route voor langzaam verkeer;
- d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
14.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Op de voor "Sport" bestemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals een (overdekt) zwembad, kleedgebouwtjes/bergingen, een clubgebouw/kantine, lichtmasten, vlaggenmasten e.d..
15.2.2 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde ter zake in genoemde bestemming mede van toepassing.
15.2.3 Bebouwingsnormen
- a. Gebouwen mogen niet hoger zijn dan 8 meter.
- b. Het maximum bebouwingspercentage bedraagt 45%.
Artikel 15 Sport - Sport- En Speelterrein
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport - Sport- en speelterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sportvelden en speelterreinen, met bijbehorende bebouwing en erf;
- b. een doorgaande route voor langzaam verkeer ter plaatse van sportpark Vreelust;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- d. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- e. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
15.2 Bouwregels
Artikel 16 Sport - Stadion
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport - StadionSport - Stadion" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een voetbalstadion, met bijbehorende voorzieningen (zoals een fanclub winkel, een museum, horeca, administratieve ruimten, lichtmasten) en erf;
- b. zaalaccommodatie;
- c. bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
- d. kantoren;
- e. 'Waarde - Archeologie - 3', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.1 ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 16.3.1, in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging kunnen toestaan van maximaal 10% van het bestaande vloeroppervlak.
Artikel 17 Tuin - 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuin, met de daarbij behorende verharding in de vorm van paden, terrassen e.d.;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. aanbouwen en bijgebouwen bij grondgebonden woningen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage;
- f. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- g. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
- a. Voortuinen mogen niet worden gebruikt voor het parkeren of stallen van motorvoertuigen.
- b. Tuinen behorende bij locaties waar kinderdagverblijven zijn toegestaan, mogen tevens gebruikt worden als buiten(speel)ruimte ten behoeve van een kinderdagverblijf. Dit betreft Mathenesserweg 59-61 en 87.
Artikel 18 Tuin - 2
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gemeenschappelijke tuinen, met de daarbij behorende verharding in de vorm van paden, terrassen e.d.;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage;
- c. "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
18.2 Bouwregels
Artikel 19 Verkeer - Erf
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
- b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- c. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
19.2 Bouwregels
Artikel 20 Verkeer - Metro/sneltram
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Metro/sneltram" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorbanen ten dienste van de metro/sneltram, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d.;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- c. ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor een vrijwaringszone - spoor;
- d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
20.2 Bouwregels
Artikel 21 Verkeer - Parkeergarage
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Parkeergarage" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds);
- b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
21.2 Bouwregels
Artikel 22 Verkeer - Spoorverkeer
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Spoorverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden, geluidswerende voorzieningen e.d.;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- c. "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanning", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
22.2 Bouwregels
Artikel 23 Verkeer - Verblijfsgebied
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
- c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. nabij het stadion zijn lichtmasten toegestaan ten behoeve van de veldverlichting;
- f. ongebouwde terrassen, grenzend aan een bestemming waar horeca is toegestaan;
- g. geluidswerende voorzieningen;
- h. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- i. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- j. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeerterrein uitgesloten", zijn parkeerplaatsen uitgesloten;
- k. "Leiding - Hoogspanning", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- l. "Waterstaat - Waterkering", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- m. "Waarde - Archeologie - 1","Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
23.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1.60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
Artikel 24 Verkeer - Wegverkeer
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
- b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
- c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. ongebouwde terrassen, grenzend aan een bestemming waar horeca is toegestaan;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- h. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", tevens voor tunnel;
- i. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct", tevens voor viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- j. ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor", tevens voor een vrijwaringszone - spoor;
- k. "Waterstaat - Waterkering', "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- l. "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Gas", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- m. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
24.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels van de ter plaatse geldende bestemming, door terrasschermen met een maximale hoogte van maximaal 1.60 meter toe te staan. De terrasschermen dienen in overeenstemming te zijn met de door het college vastgestelde nota "Kwaliteiteisen voor terrassen".
Artikel 25 Water - 1
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer viaduct", tevens voor een viaduct ten behoeve van het railverkeer;
- c. "Leiding - Hoogspanning", "Waarde - Cultuurhistorie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
25.2 Bouwregels
Artikel 26 Water - 2
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Water - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water, met bijbehorende voorzieningen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "brug", tevens voor een brug;
- c. "Leiding - Hoogspanning", "Waarde - Archeologie - 4", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
26.2 Bouwregels
Artikel 27 Wonen
27.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen;
- b. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de begane grond; dit betreft Bilderdijkstraat 149, Van Lennepstraat 54, Mathenesserdijk 126, 128;
- c. ter plaatse van de functieaanduiding "dienstverlening", tevens voor dienstverlening op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 149;
- d. ter plaatse van de functieaanduiding "kantoor", tevens voor kantoren op de begane grond, dit betreft Mathenesserstraat 2, 56, Taanderstraat 26, 55;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca", tevens voor horeca op de begane grond, dit betreft Mathenesserdijk 42, 209, PC Hooftplein 13-20, Van Lennepstraat 280 en Bilderdijkstraat 125;
- f. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen op de begane grond, dit betreft Schaepmanstraat 21, PC Hooftplein 8, Bellamystraat 2, Spangesekade 31, Brederodestraat 201, Mathenesserdijk 16, 40, Potgieterstraat 14, Van Harenstraat 7, Dirk Danestraat 7. Op PC Hooftplein 8 ook op de eerste verdieping;
- g. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage;
- h. ter plaatse van de bouwaanduiding "onderdoorgang", voor een onderdoorgang;
- i. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", voor een "overkraging";
- j. "Leiding - Hoogspanning", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd;
- k. "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
27.2 Bouwregels
27.3 Specifieke gebruiksregels
27.4 Afwijken van de gebruiksregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.3.1 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in 27.3.2 in die zin dat zij eenmalig een vergroting per vestiging kunnen toestaan van maximaal 10% van het bestaande vloeroppervlak.
Artikel 28 Woongebied - 1
28.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Woongebied - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. een toegangspad naar het binnenterrein naast Vosmaerstraat 11;
- c. nutsbedrijf (voorzieningen van openbaar nut);
- d. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden;
- e. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeerterrein uitgesloten", zijn parkeerplaatsen uitgesloten;
- f. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
28.2 Bouwregels
28.3 Specifieke gebruiksregels
28.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 29 Woongebied - 2
Schieoevers west 1
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Woongebied - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. nutsbedrijf (voorzieningen van openbaar nut);
- c. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden;
- d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
29.2 Bouwregels
29.3 Specifieke gebruiksregels
29.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 30 Woongebied - 3
30.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Woongebied - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. nutsbedrijf (voorzieningen van openbaar nut);
- c. tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden;
- d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
30.2 Bouwregels
30.3 Specifieke gebruiksregels
30.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 31 Leiding - Gas
31.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk gastransportleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen en de bijbehorende belemmerde stroken van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn "Leiding - Gas".
31.2 Bouwregels
31.3 Afwijken van de bouwregels
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ter plaatse van de bestemming "Leiding - Gas" is het verboden zonder schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren:
- a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden);
- c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen;
- d. het aanbrengen van gesloten verhardingen;
- e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
- f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- g. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
Artikel 32 Leiding - Hoogspanning
32.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanning" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor 3 stuks 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen.
32.2 Bouwregels
32.3 Afwijken van de bouwregels
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 33 Waarde - Archeologie - 1
33.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
33.2 Bouwregels
33.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 34 Waarde - Archeologie - 2
34.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
34.2 Bouwregels
34.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 35 Waarde - Archeologie - 3
35.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
35.2 Bouwregels
35.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 36 Waarde - Archeologie - 4
36.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 4" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
36.2 Bouwregels
36.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 37 Waarde - Cultuurhistorie - 1
37.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de volgende aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden: de groenstructuur in de wijk, de voortuinen van de Huygensstraat en de tuinen van het Justus van Effenblok.
37.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 38 Waarde - Cultuurhistorie - 2
38.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de volgende aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden:
- a. de beeldbepalende objecten zoals opgenomen in paragraaf 3.4 Cultuurhistorische Verkenning van de toelichting;
- b. bestaande scholen op binnenterreinen;
- c. de straatwanden.
38.2 Bouwregels
In aanvulling op de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemmingen, geldt:
voor de als 'Waarde - Cultuurhistorie - 2' bestemde gronden, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan afgedekt zijn met een kap, voor zover deze kap vanaf de straatzijde zichtbaar is, bij herbouw afgedekt dienen te worden met een kap in de oorspronkelijke vorm (d.w.z. de kapvorm zoals die was ten tijde van de eerste oplevering van het gebouw).
38.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
Artikel 39 Waterstaat - Waterkering
39.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterkering" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
39.2 Bouwregels
In afwijking van de bouwregeling voor de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor "Waterstaat - Waterkering" zijn bestemd niet worden gebouwd, behoudens ten behoeve van de functie waterkering.
39.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 39.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad.
Artikel 40 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
40.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.
40.2 Bouwregels
Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie" bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterstaatkundigefunctie" niet worden gebouwd.
40.3 Afwijking van de bouwregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 41 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 42 Algemene Bouwregels
42.1 Toegestane bebouwing op een bestemmingsvlak
Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaald bestemmingsvlak, gelden de bebouwingsnormen (incl. de bestemmings- en bouwgrenzen) vermeld op de verbeelding, tenzij in de regels anders is bepaald.
42.2 Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
42.3 Maximum goothoogte
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden.
42.4 Maximum bouwhoogte / nokhoogte
- a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen ter zake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen ter zake op de verbeelding;
- b. ingeval op de verbeelding een maximum aantal bouwlagen is vermeld en tevens een kap / schuin dakvlak is toegestaan, bedraagt de maximum toegestane nokhoogte niet meer dan 7 meter boven de maximum goothoogte.
42.5 Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
42.6 Dakkapellen
Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:
- a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
- b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan;
- c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
- d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
- 1. voorzien van een plat dak;
- 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter;
- 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
- 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
- 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.
42.7 Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
Artikel 43 Algemene Afwijkingsregels
43.1 Afwijken toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.
43.2 Afwijken toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Artikel 44 Overige Regels
44.1 Geluidhinder
Artikel 45 Vrijwaringszone - Spoor
45.1 Bouwregels
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - spoor" mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, niet worden gebouwd, behoudens voor ondergrondse spoorbanen met bijbehorende voorzieningen, zoals metrotunnels / metrostations e.d. ten dienste van het metro/sneltram verkeer.
45.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 45.1 voor het bouwen overeenkomstig de in de vrijwaringszone gelegde bestemming(en) voor andere functies dan metro/sneltram, mits het belang van het metro/sneltramverkeer niet wordt geschaad.
45.3 Advies
Alvorens ontheffing te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de metro/sneltram beheerder. Burgemeester en wethouders kunnen aan de ontheffing voorwaarden verbinden ter bescherming van het belang van het metro/sneltramverkeer.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 46 Overgangsrecht
46.1 Overgangsrecht bouwwerken
46.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 47 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Spangen", gemeente Rotterdam.
Bijlagen
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 2
Toelichting
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.
De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.
De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:
categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter
Bijlage 2 Tabel Bedrijvenlijst Spangen Categorie 1-2
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (afgekort Wro) van kracht geworden. In de Wro is bepaald dat bestemmingsplannen niet ouder dan tien jaar mogen zijn. Indien dit na 2013 toch het geval is, kan de gemeente geen leges heffen voor vergunningen in het kader van het verouderde plan.
Het plangebied Spangen is hoofdzakelijk gelegen in de deelgemeente Delfshaven. Het gebied van de volkstuinvereniging Vreelust aan de Tjalklaan is gelegen in de Spaanse Polder en wordt derhalve centraal bestuurd. De nu geldende bestemmingsplannen zijn verouderd.
Het opstellen van het bestemmingsplan gebeurt in het kader van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen 2008 - 2013.
1.2 Gekozen Planopzet
Er is sprake van een gedetailleerd bestemmingsplan. Het bestemmingsplan neemt de bestemmingen uit het vorige plan over en is waar nodig aangepast aan het huidige legale gebruik. Tevens zijn drie nieuwe woningbouwlocaties opgenomen. Deze zijn met een flexibele bestemming opgenomen, omdat de ontwikkelingen nog niet geheel definitief zijn, en dus in de loop van de tijd kunnen veranderen.
1.3 Ligging En Begrenzing
Het plangebied is grotendeels gelegen in de deelgemeente Delfshaven en voor het overige deel in het gebied Spaanse Polder. Het plangebied omvat naast de wijk Spangen, tevens het gebied met volkstuinvereniging Vreelust aan de Tjalklaan en het gebied met sportpark Nieuw Vreelust.
Aan de noordzijde grenst het plan aan de Spaanse Polder. Het spoor en de Horváthweg liggen binnen het plangebied. De Delfshavense Schie en de Mathenesserweg vormen de grens aan respectievelijk oost- en zuidzijde. De gemeentegrens en het metroviaduct vormen de grens aan de westzijde.
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
De volgende vijf bestemmingsplannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland:
471 Spangen
Vastgesteld d.d. 26-11-1987 Goedgekeurd d.d. 05-07-1988 Onherroepelijk d.d. 02-10-1989
508 Vreelust-Horváhweg
Vastgesteld d.d. 22-08-1996 Goedgekeurd d.d. 23-12-1996 Onherroepelijk d.d. 24-02-1997
467 Horváthweg
Vastgesteld d.d. 15-10-1987 Goedgekeurd d.d. 31-05-1988 Onherroepelijk
286 Uitbreidingsplan-in-onderdelen Spaansepolder
Vastgesteld d.d. 19-06-1958 Goedgekeurd d.d. 27-10-1958 Onherroepelijk
466 Het Nieuwe Westen
Vastgesteld d.d. 20-12-1984 Goedgekeurd d.d. 08-04-1986 Onherroepelijk d.d. 25-03-1988
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Vastgesteld op 13 maart 2012
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
2) Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:
1) een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4) Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5) Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6) Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7) Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
8) Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9) Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
10) Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11) Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12) Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13) Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.
De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt. De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Het bestemmingsplan Spangen past in het bovengenoemde beleid van de Rijksoverheid omdat het (hoewel op de schaal van Nederland beperkt van invloed) bijdraagt aan een goed juridisch verankerd woon- en werkmilieu. Cultuurhistorische waarden zullen worden verankerd in het bestemmingsplan.
2.1.2 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte
Vastgesteld door Kabinet, juni 2011
In de beleidsvisie 'Kiezen voor Karakter, Visie Erfgoed en ruimte' van juni 2011 schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan en consistent met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M.
Daarnaast geeft het rijk in 'Kiezen voor Karakter' aan welke cultuurhistorische gebieden en opgaven van (inter)nationaal belang zijn en waar het rijk voor zichzelf een rol ziet. De vijf in de visie geschetste prioriteiten zijn:
- 1. Werelderfgoed: samenhang borgen, uitstraling vergroten;
- 2. Eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
- 3. Herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: focus op groei en krimp;
- 4. Levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie, ecologie;
- 5. Wederopbouw: tonen van een tijdperk.
Als gevolg van de koers om cultureel erfgoed te verankeren in de ruimtelijke ordening is per 1 januari 2012 in het besluit Ruimtelijke Ordening opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Een Cultuurhistorische Verkenning of quick scan kan inzicht geven in de cultuurhistorische waarden van een gebied en is de basis voor de verwerking van cultuurhistorie in het bestemmingsplan.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.
2.2.1 Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010
In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars. Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, - werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek, creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.
De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.
De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid
was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.
2.2.2 Provinciale verordening "Ruimte"
Vastgesteld door Provinciale Staten op 29 februari 2012
De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau.
2.2.3 Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
Vastgesteld door Provinciale Staten Zuid-Holland, 2002 ??
De CHS (provincie Zuid Holland, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de Cultuurhistorische Hoofdstructuur een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht erfgoed- en monumentenbeleid. Deze Cultuurhistorische Hoofdstructuur legt een basis voor lokaal ruimtelijk beleid en vormt een toetsingsinstrument voor de provincie voor de gemeentelijke plannen.
Regioprofielen
Op basis van deze CHS zijn in 2005 vervolgens 15 topgebieden voor cultureel erfgoed aangewezen. In deze gebieden zijn de belangrijkste landschappen van de provincie te vinden en komen belangrijke archeologische, historisch landschappelijke en historisch bouwkundige waarden voor. Het is een provinciaal belang om zorgvuldig om te gaan met de topgebieden en cultuurhistorische thema's. Dit betekent allerminst dat grote gebieden 'op slot' zouden moeten, maar dat dynamiek en verandering zich verhouden tot de aanwezige cultuurhistorische kwaliteiten en essenties. Voor deze topgebieden zijn zogenaamde Regioprofielen Cultuurhistorie gemaakt, een algemene sturingsstrategie voor behoud en inpassing van de cultuurhistorische waarden in de betreffende gebieden. Daarmee wordt voor gemeenten, rijk en andere partijen duidelijk wat de provincie onder het provinciaal belang cultuurhistorie verstaat en wat daarvan de consequenties voor ruimtelijke ontwikkelingen zijn.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Algemeen
Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. In Rotterdam zijn vier structuurvisies in ontwikkeling: structuurvisie "Stadshavens", "Central District", "Hart van Zuid" en "Stadionpark". Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplan en het projectbestemmingsplan. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden, door een initiatiefnemer.
2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030
Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad
De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.
Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.
Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', zogenoemde VIP-gebieden. Deze dertien grote gebiedsontwikkelingen krijgen prioriteit in de nabije toekomst (de komende 10 jaar).
2.3.2 Woonvisie Wonen in Rotterdam
Vastgesteld op 19 juni 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. Op 11 oktober 2007 is de geactualiseerde visie "wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010" vastgesteld. Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.
2.3.3 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- het plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen
- het baseren van de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- de vervoersstructuur versterkt de stad als geheel en de economische centra;
- de gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- het investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- mensen verleiden gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- de parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het VVPR sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.
2.3.4 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie
Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad
In de beleidsnota uit 2002 zijn wensen en oplossingsrichtingen opgenomen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten. De nota sluit aan op nationaal antennebeleid waarin ook onderscheid gemaakt wordt in vergunningsvrije en vergunningsplichtige bouwwerken.
2.3.5 Horecanota Rotterdam 2012-2016
Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders
Doel
Centraal in de Horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving.
Visie
Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad met ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities:
- kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners;
- dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven;
- horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. “High trust, High penalty” is een belangrijks uitgangspunt.
Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen
Om (naast wat het bestemmingsplan nu toestaat) in de toekomst beter te kunnen sturen op welke horeca zich in een bepaald gebied kan vestigen, in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en waarborgen van leefbaarheid, worden gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld. Om te kunnen komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied, die recht doen aan de ambities ten aanzien van de horecafunctie van de stad Rotterdam in zijn geheel, zijn vijftien stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is, waarbij onderscheid is gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/ industriegebieden/ havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven.
Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat.
2.3.6 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam
Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad
In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.
2.3.7 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010
Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 september 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.
Cultuurhistorie in Stadsvisie Rotterdam 2030
De inzet van cultuurhistorisch erfgoed en architectuur bij ontwikkelingen van de stad is één van de kernbeslissingen uit de Stadsvisie Rotterdam 2030. De Stadsvisie is vastgesteld door de gemeenteraad in 2007. Het gaat uit van het versterken van de bestaande kwaliteiten van de stad bij nieuwe ontwikkelingen.
Besluit Cultuurhistorie in gebiedsontwikkelingen
Sinds eind 2007 is het besluit van Burgemeester en Wethouders (B&W) van toepassing dat bij gebiedsontwikkeling een Cultuurhistorische Verkenning (CV) wordt opgesteld door de gemeente en/of corporaties & ontwikkelaars als blijkt dat er cultuurhistorische waarden in een gebied aanwezig zijn. In een CV worden de cultuurhistorische waarden van een gebied benoemd, geanalyseerd en gewaardeerd. De CV is een bouwsteen voor een visie, masterplan, stedenbouwkundig plan en/of bestemmingsplan. Door deze manier van werken wordt in het begin van een ontwikkelingsproces inzichtelijk gemaakt of er cultuurhistorische waarden in een gebied zijn; zo ja, welke dat zijn; en wat de plek is van deze waarden in de planontwikkeling.
2.3.8 Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte
Vastgesteld op 28 oktober 2009 door Burgermeester en Wethouders
Op 28 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders de Rotterdamse norm voor buitenspeelruimte als vaste gedragslijn vastgesteld. Deze norm omschrijft waar en hoe groot ruimtes voor buitenspelen in de woonomgeving dienen te zijn, zowel wat betreft locaties als stoepen, zodat kinderen en jongeren ruimte dichtbij huis hebben om te spelen en te sporten.
2.4 Beleid Deelgemeente
Algemeen
Het deelgemeentelijk beleid geeft de belangen weer van een specieke deelgemeente. Deelgemeenten hebben een adviesrol bij het tot stand komen van Rotterdamse gebiedsbestemmingsplannen en Projectbestemmingsplannen, zodat ook binnen de specifieke deelgemeente de beleidsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Gebiedsbestemmingsplannen worden door de Raad van Rotterdam vastgesteld. De deelraad van een deelgemeente is bevoegd om wijzigingsplannen vast te stellen.
2.4.1 Masterplan Spangen
In het masterplan Spangen 2009 constateert de deelgemeente Delfshaven dat de wijk Spangen een aantrekkelijke woonwijk is, een wijk om rustig te wonen binnen de stad, dat wil zeggen: in de luwte van de stad, maar toch met de voorzieningen van de stad in de nabijheid. Het is een wijk waar mensen met zowel midden- als lagere inkomens wonen. De deelgemeente zet in op een geleidelijke geleidelijke differentiatie van de woningvoorraad, waarbij wordt aangesloten bij de cultuurhistorische waarde van de wijk in relatie tot de stedenbouwkundige hoofdstructuur, versterkt door de buitenruimte. Het rustig stedelijke woonmilieu wordt verder uitgebouwd waarbij wordt ingespeeld op de wens om meer middeninkomens aan te trekken en vast te houden. Hierbij wordt de amibitie geformuleerd een woningvoorraad in 2020 te realiseren met maximaal 75% goedkope en minimaal 25% (middel)dure woningen. Passend bij deze ambities nadert de renovatie van het Justus van Effencomplex de afronding en worden twee nieuwe woningbouwlocaties gerealiseerd: de Staringbuurt en het project Schieoevers west 1.
2.4.2 Kansen Verzilveren, Gebiedsvisie Delfshaven 2010-2022
Vastgesteld in 2010 door de deelgemeente Delfshaven
Het doel is zowel het vergroten van de kansen voor de bewoners en de ondernemers van Delfshaven, als het versterken van de positie van de deelgemeente Delfshaven in het stedelijk en regionaal systeem, zowel op het gebied van de woningmarkt, als op het gebied van onderwijs, economie en cultuur. Met daarbij als achterliggende uitdaging het realiseren van een evenwichtiger balans in 2022 dan nu tussen kansrijke en kansarme inwoners in een deel van de stad, dat door de centrale ligging vooral interessant is voor mensen die centraal-stedelijk in Rotterdam willen wonen met de dynamiek die daarbij hoort.
Op basis van het doel zijn er drie grote opgaven:
- Benutten van de economische kansen die door de ontwikkelingen in Rotterdam-West nú mogelijk zijn.
- Benutten van de woningmarkt als scharnier tussen fysiek en sociaal en het zodoende bewerkstelligen van stijging van het gebied en het vergroten van de mogelijkheden van de bevolking.
- Benutten van het onderwijs en taal als cruciale sleutels voor sociale stijging en sociale participatie van de bewoners.
Naast inzet op drie 'ontwikkelknoppen' voor de lange termijn zal de komende bestuursperioden in de wijken gewerkt moet worden aan de klassieke beheeropgaven: veilig, sociale cohesie, schoon en heel. Dat zijn immers de basisvoorwaarden. Zowel in de dagelijkse praktijk van het samenleven in de wijken, als voor versterking van de deelgemeente op termijn, zodat mensen hier graag willen wonen, leren, ondernemen en uitgaan. Beheer is in de praktijk van de uitvoering even belangrijk als ontwikkeling. Deze meerjarenvisie richt zich vooral op de ontwikkelopgaven.
2.4.3 Staringbuurt - stedenbouwkundige randvoorwaarden
4 april 2013 vastgesteld Deelraad Deelgemeente Delfshaven
In het Masterplan Spangen en de gebiedsvisie Kansen Verzilveren wordt de Staringbuurt als ontwikkellocatie voor sloop-nieuwbouw aangeduid. In de uitwerking van de plannen is door Woonstad een uitgebreide analyse gemaakt voor de 330 woningen in de Staringbuurt, om zo te komen tot een gewenste en haalbare aanpak. Verschillende scenario's zijn bekeken en met bewoners is gesproken over verwachtingen en toekomstplannen in de buurt en Spangen.
Op basis van de analyse is geconcludeerd dat herstructurering noodzakelijk is, maar dat om financiële, markttechnische en sociale redenen volledige sloop-nieuwbouw niet gewenst is. Er is gekozen voor een gemengde aanpak waarbij 118 woningen tussen 2011 en 2013 een onderhoudsingreep krijgen die de levensduur verlengt (tot circa 2027). De andere 212 woningen zullen tussen 2013 en 2017 gefaseerd worden gesloopt, om plaats te maken voor maximaal 115 nieuwe woningen.
De nieuwbouwwoningen zullen overwegend eengezinskoopwoningen zijn. Naast ruimte voor de tuinen van de woningen, zal het binnenterrein ook gebruikt worden voor parkeren op eigen terrein.
Met de herstructurering krijgt een deel van de Staringbuurt een nieuwe structuur. De drie bouwblokken tussen de Nicolaas Beetsstraat en Alberdingk Thijmstraat gaan plaatsmaken voor twee ruimer opgezette bouwblokken. Het Staringplein verschuift naar de Alberdingk Thijmstraat en gaat dienst doen als buurtpleintje.
2.4.4 Visie en actieplan Mathenesserkwartier
Vastgesteld 23 augustus 2011 door de deelraad van de deelgemeente Delfshaven
Dit betreft de visie van de deelgemeente en de grootste beheerder in het gebied Mathenesserkwartier (Havensteder) over de bedrijfs- en winkelstructuur van het gebied. De visie en het actieplan zijn gericht op het versterken van het commerciële aanbod, zowel functioneel, ruimtelijk als organisatorisch. Het Mathenesserkwartier is hoofdzakelijk gelegen in de naastliggende wijk Bospolder-Tussendijken, maar slaat ook op de Mathenesserweg, gelegen in het gebied van bestemmingsplan Spangen.
Het actieplan is gericht op het terugdringen van de leegstand, waarbij aanbevolen wordt om winkel- of bedrijfspanden meer flexibel te bestemmen door bijvoorbeeld ook woon-werkpanden toe te staan, in combinatie met het concentreren van winkel- of bedrijfspanden in een kleiner gebied.
2.4.5 Beleidslijn plintbestemmingen Mathenesserweg noordzijde
Vastgesteld 18 januari 2013 door db van de deelgemeente Delfshaven
In de gebiedsvisie Bospolder-Tussendijken (uit 2009) is geconstateerd dat het niet goed gaat met de winkelfuncties in het gebied tussen de Schiedamseweg en de Mathenesserweg. Om daar iets aan te doen is in opdracht van deelgemeente Delfshaven het rapport Ruimtelijk-functionele visie en actieplan Mathenesserkwartier “Snoeien doet bloeien” opgesteld. Dat rapport behandelt weliswaar de Mathenesserweg, maar alleen de zuidzijde daarvan.
De beleidslijn plintbestemmingen gaat over de Spangense kant van de Mathenesserweg. De beleidslijn is een onderbouwing van de wijze waarop de begane grondlaag (waar ook de winkelfuncties zich bevinden) binnen het projectgebied bestemd kan worden. De aanbevelingen dienen als beleidslijn en krijgen een vertaling in het bestemmingsplan Spangen.
Specifiek voor de noordzijde van de Mathenesserweg betekent dit dat aanbevolen wordt om de detailhandelsfunctie en horeca aan de Mathenesserweg te concentreren op de begane grond van de blokken aan het begin en eind van de Mathenesserweg. Functies als maatschappelijke dienstverlening, kantoor- en praktijkruimte zullen door middel van uitsterfbeleid geleidelijk plaatsmaken voor detailhandel.
Detailhandel en horeca worden in het tussengelegen stuk alleen op de begane grond rond de diverse hoekpanden toegestaan. In deze panden zijn nog veel meer functies toegestaan, zoals kantoor- en praktijkruimte en ook wonen. Op deze manier kan leegstand van commerciële panden worden voorkomen, maar blijft detailhandel geconcentreerd op aangewezen locaties mogelijk.
2.4.6 Horecagebiedsplan Delfshaven 2012-2014 en Terrasnotitie
Voor behandeling aangeboden aan commissies deelraad Delfshaven d.d. 12 maart 2013
In aanvulling op de Horecanota Rotterdam 2012-2016 dient elke deelgemeente het nieuwe Rotterdamse horecabeleid in de format “horecagebiedsplannen” te verwerken. In de gebiedsplannen wordt op per wijk/buurt/straat aangegeven wat de ontwikkelrichting is van horeca. Dit horecagebiedsplan vormt dan ook het toetsingskader ten behoeve van onder andere de advisering aan de burgemeester in het kader van aanvragen exploitatievergunningen en ontheffingen, dan wel overige horecagerelateerde vergunningen. Het horecagebiedsplan is twee jaar van kracht, op deze manier wordt aangesloten bij de zittingsperiode van het huidige deelgemeente bestuur.
Het “horecagebiedsplan Delfshaven” tracht enerzijds potentieel conflicterende functies zoals uitgaan, wonen en bedrijvigheid te reguleren en heeft als doel het creëren van een goede balans tussen wonen en alle overige functies in een gebied en het beschermen van het woon- en leefklimaat en het handhaven van de openbare orde en veiligheid. Anderszijds tracht het ook te sturen op een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit.
Per gebied is een beleidslijn opgesteld die duidelijk maakt hoe de deelgemeente wil omgaan met de betreffende horeca in dat gebied. Voor het bestemmingsplangebied Spangen worden de volgende gebieden onderscheiden en zijn de gebieden ingedeeld naar de categorieën consolideren, gericht verminderen en gericht ontwikkelen. Met deze indeling wordt een balans gevonden tussen aan de ene kant het verminderen van overlast en aan de andere kant het mogelijk maken van ontwikkelingen.
Mathenesserweg
Jarenlang is, mede door inzet op alle fronten van onder andere bewoners, ondernemers, woningcorporaties, politie en deelgemeentebestuur, de aanwezigheid van overlastgevende horeca verminderd en de woonfunctie in de Mathenesserweg versterkt. Hoewel het veel beter gaat in de buurt, is de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de straat nog steeds erg broos. Er is nog steeds sprake van drugsoverlast, drugshandel en er lopen nog steeds drugsgebruikers rond in dit gebied. Het deelgemeentebestuur, ondernemers, bewoners en andere partijen moeten alle zeilen bij zetten om de situatie te houden zoals deze is en te proberen deze situatie te verbeteren.
Het aantal horecabedrijven (heden 8, in 1995 23) is nu na jarenlang inzet, in goed evenwicht met de overige voorzieningen in de straat. Daarentegen zijn de vergunningvrije inrichtingen (verenigingen, stichtingen en afhaalbedrijven) enorm toegenomen. Met als gevolg dat de straat opnieuw uit balans raakt. Rekening houdend met het feit dat de Mathenesserweg hoofdzakelijk een woonfunctie heeft en het woon- en leefklimaat beschermd dient te worden, is de komst van nieuwe horecabedrijven, dan wel zwaardere exploitatiecategorieën niet wenselijk. Er moet rekening worden gehouden met de gebiedsontwikkeling die op het moment van schrijven wordt ontwikkeld.
Terrassen aan de achterzijde worden niet toegestaan.
Ontwikkelrichting: Consolideren
Er zijn geen nieuwe horecagelegenheden toegestaan. Exploitatie in geen enkele categorie dan ook, mogen in aantallen, in m2 oppervlakten, in aantallen terrassen en in activiteiten binnen de modules wijzigen.
Spartastadion
Spartastadion/Het Kasteel als economische trekpleister is niet meer aan de orde. Uitbreiding van het stadion waardoor er meer bedrijvigheid zou kunnen ontstaan is voorlopig van de baan. De aanwezige horeca is slechts voor leden van Sparta (supportershome en een Sparta herenclub).
Ontwikkelrichting: Consolideren
Alvorens duidelijk is wat de ontwikkelingen zijn voor het Spartastadion, wordt de komst van nieuwe horecagelegenheden niet toegestaan. Exploitatie in geen enkele categorie dan ook, mogen in aantallen, in m2 oppervlakten, in aantallen terrassen en in activiteiten binnen de modules wijzigen.
Vreelust
Vreelust wordt ook wel ‘het laatste groene gebied van Delfshaven’ genoemd en is gelegen tussen de wijk Spangen, het Witte Dorp en Oud Mathenesse en wordt omsloten door de drukste spoorlijn van Nederland, de Tjalklaan en de ‘spoorboog’, het voormalige goederenspoor voor het Merwe- en Vierhavengebied. Voor een belangrijk gedeelte bestaat het gebied uit sportcomplex Vreelust waar veel bewoners van Delfshaven sporten.
In het beleidsplan “Vrije tijd in Delfshaven” uit 2004 is de locatie reeds aangewezen voor ontwikkeling van een feestzaal. Aan deze ontwikkeling is door de deelgemeente verbonden dat het gebied een nadrukkelijke meerwaarde moet hebben voor de bewoners uit de omliggende wijken.
De overige ontwikkelingen zijn nog niet concreet, door middel van de vaststelling van de Visie Vreelust 2012 en een daaruit te kiezen ontwikkelscenario, zal daar een duidelijke invulling aan gegeven moeten worden ook aan de gewenste ontwikkelrichting ten behoeve van horeca. Vooralsnog is slechts duidelijk dat er sprake is ontwikkelingsmogelijkheid ten aanzien van een feestzaal.
Ontwikkelrichting: Gericht ontwikkelen
Met één inrichting in de categorie D
Woonstraten Spangen
Voor alle straten van het plangebied die niet specifiek benoemd zijn, geldt dat wonen de dominante functie is. Indien zich horeca vestigt in deze straten leidt dit in bijna altijd tot verstoring van de woonfunctie. Verandering van exploitatiecategorie die tot extra druk zal kunnen leiden, wordt niet getolereerd.
Terrassen aan de achterzijde worden niet toegestaan.
Ontwikkelrichting: Verminderen
Er zijn geen nieuwe horecagelegenheden toegestaan. Exploitatie in geen enkele categorie dan ook, mogen in aantallen, in m2 oppervlakten, in aantallen terrassen en in activiteiten binnen de modules wijzigen.
Terrasbeleid:
Deelgemeenten kunnen door middel van een aanvulling op de horecanota terrasbeleid opstellen. In dat beleid wordt aangegeven waar welke soorten terrassen (overterras/gevelterras) zijn toegestaan. Daarnaast geeft de deelgemeente het kwaliteitsniveau aan voor de specifieke gebieden.
Het door de Burgemeester vastgestelde beleid “Kwaliteitseisen voor terrassen” en het opgestelde deelgemeentelijk terrassenbeleid dient een onjuist gebruik van de buitenruimte en verrommeling tegen te gaan.
In het deelgemeentelijk terrassen beleid is per locatie aangeven welk beleidskader van toepassing is, en wordt aangesloten bij de omgeving en de inrichting van de buitenruimte. Voorts wordt aangesloten bij de begrippen: ontwikkelen, consolideren, gericht ontwikkelen en verminderen en gericht verminderen.
Nieuwe terrassen op binnenterreinen en in achtertuinen van horecabedrijven zullen in Delfshaven niet worden toegestaan. Bij achterterrassen zal naar achter c.q. naastgelegen woningen waar doorgaans de slaapruimtes zich bevinden snel overlast ontstaan. De bescherming van het woongenot van bewoners staat hier voor op. Een terras aan de achterzijde is voor toezichthouders slecht te controleren op naleving van regelgeving en terrassen aan de achterzijde van een horecabedrijf passen nagenoeg nimmer in het bestemmingsplan.
In woonstraten zullen terrassen worden geweerd. De mogelijke overlast van een aantal mensen op een terras vormt een te grote inbreuk voor de kwaliteit van het wonen. In de uitgaansgebieden en in Historisch Delfshaven zijn terrassen welkom.
Gebied | Horecabeleid | Terrasbeleid | Gevel/overterras | Kwaliteitsniveau |
Vreelust (Horváthweg) | Gericht ontwikkelen | Ontwikkelen | Gevelterras | Basiskwaliteit |
Mathenesserweg | Consolideren | Consolideren | Gevel | Basiskwaliteit |
Alle overige gebieden | Verminderen | Verminderen | Gevel | Basiskwaliteit |
2.4.7 Visie Vreelust inclusief spoorboog
De deelraad van deelgemeente Delfshaven heeft op 6 december 2012 de Visie Vreelust vastgesteld, waarin 3 ontwikkelscenario’s zijn beschreven. De deelraad heeft gekozen voor het maximale ontwikkelscenario, waarbij een marktpartij de ontwikkelaar is. Er is echter nog geen sprake van een sluitende businesscase. Derhalve is voor dit gebied de huidige situatie bestemd en zal t.z.t. als dat binnen 10 jaar aan de orde is, een projectbestemmingsplan moeten worden opgesteld om de beoogde nieuwe ontwikkelingen af te wegen en mogelijk te maken.
2.4.8 Kindvriendelijke wijken
Deelgemeenten en diensten kunnen samen met wooncorporaties en ontwikkelaars gericht sturen op kindvriendelijkheid in een gebied. In Rotterdam hebben pilots in 11 wijken laten zien dat inzet op meer kindvriendelijkheid, gezinnen daadwerkelijk in de stad houdt. De doelen van de Bouwstenen voor een Kindvriendelijk Rotterdam zijn:
- Versterken van de woonstad
- Vasthouden van gezinnen
- Versterken van de economie
- Verbeteren van het woon- en leefklimaat voor kinderen van 0-18 jaar
Rotterdam bouwt aan een duurzame stad waar kinderen letterlijk en figuurlijk de ruimte krijgen. 'Bouwstenen voor een Kindvriendelijk Rotterdam' bestaat uit het basispakket met vier bouwstenen die de opgaven en kansen voor een gebied in kaart brengen: wonen, openbare ruimte, voorzieningen en routes.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Gebied
3.1 Ontstaansgeschiedenis En Huidig Gebruik
3.1.1 Ruimtelijke structuur van het gebied
Het stedenbouwkundig plan voor de wijk is sterk hiërarchisch opgezet met een hoofdas, secundaire dwarsstraten en een tertiair ringwegsysteem. Het openbaar groen was eveneens onderdeel van deze hiërarchie.Ter ondersteuning van de voorname hoofdas, de Huygensstraat werden voortuinen geprojecteerd, alsmede bij de twee kopgebouwen aan het P.C. Hooftplein. De andere hoofdas binnen het plangebied is de Mathenesserdijk. Om de secundiare straten (Bilderdijkstraat en Da Costastraat en het tertiaire ringwegsysteem herkenbaar te maken werden deze routen voorzien van dubbele bomenrijen. Voor het Kasteel, de thuishaven van voetbalclub Sparta, werd een enkele bomenrij aangelegd. Het westelijk en oostelijk deel van de wijk kreeg een eigen buurtplantsoen: het Staringplein en de Bellamystraat.
De belangrijkste ontsluitingsrouten van het plan worden gevormd door de Mathenesserweg met de Mathenesserbrug in aansluiting op de wijken Middeland / Het Nieuwe Westen in oostelijke richting en het Marconiplein en de Tjalklaan in westelijke richting. In het noordelijke deel van het plangebied vormt de Horváthweg de belangrijkste ontsluitingsroute van het plangebied in de richting van NS station Schieveste en het centrum van Rotterdam.
3.1.2 Voorzieningen
Spangen werd aangelegd in de polder, geïsoleerd van de stad. De wijk moest dus in eerste instantie zelfvoorzienend zijn. Bij de opzet van Spangen werden veel (buurt)winkels gerealiseerd op de hoeken van straten. Door het proces van schaalvergroting binnen de detailhandelssector zijn onder druk van onder meer de vestiging van een grote supermarktketen op het PC Hooftplein de individuele winkels binnen het plangebied verdwenen of vervangen door een ander type detailhandelsbedrijf.
In de eerste opzet van het plangebied zijn naar verhouding vrij veel scholen opgenomen. Opvallend verschijnsel is dat diverse scholen afgeschermd binnen een bouwblok werden gerealiseerd. Voorbeelden hiervan zijn te vinden in de scholen aan de Bilderdijkstraat ter hoogte van de Spaanse Bocht of het schoolgebouw aan de Borgerstraat.
Naar Nederlandse maatstaven is het vrij uniek om heden ten dagen een voetbalstadion als het Kasteel, de thuishaven van de voetbalclub Sparta, binnen een woonwijk te huisvesten. Het stadion biedt naast de sportaccommodatie ruimte aan diverse kantoren en horecavestigingen. In dit bestemmingsplangebied is verder het sportpark Vreelust betrokken alsmede volkstuinvereniging 'Volkslust' en de 'Educatieve tuin Vreelust'. Beide gesitueerd in het noorden van het plangebied, langs de spoorlijn Rotterdam Den Haag.
Naast een goede autobereikbaarheid voor een stadswijk kent de wijk Spangen een goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer. Diverse tramijnlijnen verbinden Spangen met het centrum van Rotterdam en station Rotterdam CS. Ook is station Schiedam Centrum uitstekend te bereiken met het openbaar vervoer vanuit Spangen. Daarnaast ligt het metrostation Marconiplein en busplatform voor een groot deel van de bewoners weliswaar net buiten het plangebied, maar toch op loopafstand .
3.2 Archeologie
3.2.1 Beleidskader
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
3.2.2 Geologie en bewoningsgeschiedenis
Prehistorie tot en met Romeinse tijd
Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een (klei-op)veengebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas, tussen de Schiedamse Schie en de Delfshavense Schie. Uit de geologische en archeologische gegevens met betrekking tot de wijdere omgeving, blijkt dat de Schiedamse Schie al vanaf de late prehistorie één of meerdere voorlopers heeft gekend (Afzettingen van Duinkerke 0, I en III), van waaruit sedimentatie plaatsvond. De gegraven Delfshavense Schie gaat mogelijk geheel of gedeeltelijk terug op een natuurlijk water (Afzettingen van Duinkerke 0 en III).
In de directe omgeving van het plangebied, vooral westwaarts in Schiedam en noordwaarts in de Noord-Kethelpolder zijn bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) op het veen vastgesteld. Op de boven genoemde afzettingen van Duinkerke 0 kunnen in theorie eveneens bewoningssporen uit de IJzertijd worden aangetroffen.
Vindplaatsen uit de Romeinse tijd (begin jaartelling-350 na Christus) bevinden zich in en op de op het veen afgezette Afzettingen van Duinkerken I. De bewoningssporen uit die tijd lijken samen te hangen met de oeverzones van de (voormalige) waterlopen, zoals de Schiedamse Schie. De geologische opbouw van het plangebied is echter niet in detail bekend, zodat niet goed is aan te geven waar vindplaatsen kunnen worden verwacht. Er zijn bijvoorbeeld zeker andere fossiele stroomgordels met nog onbekende bewoningssporen uit de Romeinse tijd of later te verwachten.
Oudere bewoningssporen, uit de Steentijd, de periode voorafgaand aan het ontstaan van het klei-op-veen gebied, kunnen eveneens in het gebied aanwezig zijn. Ook hiervoor geldt, dat veel nauwkeuriger inzicht in de opbouw van de dieper gelegen bodemlagen noodzakelijk is om kansrijke zones aan te wijzen.
Middeleeuwen en Nieuwe tijd
Na de intensieve bewoning in de Romeinse tijd, zijn er in het plangebied en omgeving pas weer indicaties voor bewoning vanaf de 10e eeuw. Er zijn namelijk aanwijzingen dat het gebied natter is geworden en dat er opnieuw veenvorming heeft plaatsgevonden in de periode tussen de Romeinse tijd en de 10e eeuw. De middeleeuwse ontginning van het veen- en klei-op-veengebied begint in de 10e eeuw, vanuit het oudere bewoningscentrum Vlaardingen. De ontginning heeft voor een groot deel de structuur van het plangebied bepaald, zoals die bestond tot de overbouwing in de moderne tijd. Door middel van het graven van parallelle sloten is het gebied ontwaterd en in cultuur gebracht. Over de woonplaatsen in deze periode binnen het onderzoeksgebied is weinig bekend. Mogelijk liggen ze langs de oevers van de Schie, maar ze kunnen ook heel goed meer verspreid in het plangebied liggen. Tengevolge van de ontwatering kwam het maaiveld lager te liggen, waardoor de overstromingskans toenam. Rond het midden van de 12e eeuw overstroomde het gebied en werd een kleipakket afgezet, vermoedelijk vanuit de Nieuwe Maas, de Schie en de voorloper van de Delfshavense Schie. In de 13e eeuw vond vanuit het noorden, in stapjes, de bedijking van het gebied plaats. Er lagen 13e-eeuwse dijken in de omgeving Tjalklaan (onderdeel van de oostelijke dijk van de polder Oud Mathenesse) en in het noordoosten van het gebied in het verlengde van de Beukelsdijk (de zuidelijke dijk van de Blijdorpsepolder). Het sluitstuk van de bedijkingen wordt gevormd door Schielands Hoge Zeedijk (circa 1270), waarvan de nog steeds aanwezige Mathenesserdijk deel uitmaakte. De oostelijke flank van de dijk van de polder Oud Mathenesse werd in 1998 aangetroffen in het kader van de aanleg van de Beneluxlijn (Tjalklaan).
Op en langs de genoemde dijkfragmenten en langs de kade van de Delfshavense Schie concentreerde zich vanaf de Late Middeleeuwen de bewoning. Direct ten westen van in 1998 onderzochte dijklichaam werden de resten van de in 1941 gesloopte 17e-eeuwse boerderij Vreelust onderzocht. Ter plaatse werden voorts een sloot en aardewerk uit een aan de boerderij voorafgaande periode aangetroffen. Het aardewerk geeft een datering in de tweede helft van de 14e eeuw. Een ander voorbeeld is een boerderijcomplex langs de Spangesekade, dat al aangegeven is op een van de oudst bekende kaarten van het gebied uit 1540. De vermoede locatie van de boerderij werd recentelijk door middel van proefsleuven onderzocht, op een bouwlocatie tussen Spangesekade en Nicolaas Beetsstraat. Er zijn slechts ophogingspakketten en een houten paaltje aangetroffen uit de Nieuwe tijd. De resten van de boerderij liggen mogelijk wat verder oostwaarts, onder de moderne Spangesekade. De oude kade is bij de verbreding van de Delfshavense Schie in de vorige eeuw namelijk vermoedelijk westwaarts verplaatst.
3.2.3 Archeologische waarden en verwachtingen
Uit bovenstaande blijkt dat voor het hele bestemmingsplangebied Spangen geldt dat bewoningssporen en vondsten kunnen worden aangetroffen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en de Middeleeuwen. Op en langs de dijkfragmenten zijn bewoningssporen en vondsten te verwachten vanaf de Late Middeleeuwen. In de diepere ondergrond, onder het veen, kunnen bewoningssporen en vondsten uit de Steentijd aanwezig zijn. Voorafgaand aan de 20ste-eeuwse ophogingen lag het maaiveld in het plangebied vermoedelijk tussen circa 1 en 2 m beneden NAP, momenteel tussen circa 4,5 m boven NAP en 1m beneden NAP. Ten zuiden van de Mathenesserdijk zijn de moderne ophogingspakketten het dikst. Bij het sportpark Nieuw Vreelust is vermoedelijk nauwelijks sprake van moderne ophogingen. De diepteligging van eventueel aanwezige vindplaatsen in het plangebied varieert sterk. Enerzijds heeft het te maken met de geologische wordingsgeschiedenis, anderzijds met verschillen in de dikte van de moderne ophogingen.
3.2.4 Betekenis voor bestemmingsplanregels
Binnen het plangebied Spangen zijn vier gebieden aanwijsbaar van bijzondere archeologische waarde, zie Afbeelding Archeologie.
Waarde - Archeologie - 1
Voor de Mathenesserdijk en het gebied ten zuiden ervan (Waarde - Archeologie - 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².
Waarde - Archeologie - 2
Voor het Sportpark Nieuw Vreelust (Waarde - Archeologie - 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,5 meter beneden maaiveld en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².
Waarde - Archeologie - 3
Voor de rest van het landgedeelte van het bestemmingsplangebied (Waarde - Archeologie - 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor alle bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².
Waarde - Archeologie - 4
Voor het binnen de bestemmingsplangrenzen gelegen water (Waarde - Archeologie - 4) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.
3.3 Monumenten En Cultuurhistorie
3.3.1 Algemeen
De gemeente Rotterdam heeft een groot aantal objecten en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd volgens de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. De gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen:
3.3.2 Beschermde stadsgezichten
De gemeente Rotterdam heeft alleen rijksbeschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar. Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten van het rijksbeschermd gezicht en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wro). De status van een beschermd stadsgezicht betekent voor toekomstige ontwikkelingen dat er in dit gebied niet gesloopt mag worden zonder een sloopvergunning op grond van artikel 37 van de Monumentenwet 1988 (vanaf 1 oktober 2010 onderdeel van de omgevingsvergunning, werkzaamheid monumenten). Voor alle bouwwerkzaamheden in een beschermd stadsgezicht is een bouwvergunning vereist.
3.3.3 Wederopbouwaandachtsgebieden
Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent de gemeente Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status op grond van de Monumentenwet 1988 of de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Wel heeft B&W in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan. Hiervoor kan het nodig zijn een Cultuurhistorische Verkenning (CV) te maken om de historische kwaliteiten in kaart te brengen.
3.3.4 Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke Monumenten (GM)
Rotterdam heeft zowel rijks- als gemeentelijke monumenten. Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is (rijksmonument), of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om een bouwwerk of complex, zowel buiten als van binnen. Als vanzelfsprekend is het verboden zonder vergunning wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument.
3.3.5 Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG)
In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van cultuurhistorische waarde zijn omdat deze objecten karakteristiek voor de stad of een wijk zijn: de zogenaamde Beeldbepalende Objecten. Ook heeft Rotterdam cultuurhistorisch waardevolle gevelwanden. Beeldbepalende objecten en gevelwanden hebben geen juridische status op grond van de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010.
3.3.6 Plangebied Spangen
In dit bestemmingsplan zijn Rijks- en Gemeentelijke monumenten aanwezig en is sprake van Beeldbepalende objecten die bescherrmd worden.
3.4 Cultuurhistorische Verkenning
3.4.1 Wijk voor nieuwe bewoners
Spangen is een wijk met een hoge cultuurhistorische waarde. Het was in Rotterdam de eerste planmatige woningbouw die op grote schaal werd gerealiseerd.
De stadswijk, een monumentale wijk opgebouwd uit bouwblokken, ligt ingeklemd tussen de Delfshavense Schie, de Mathenesserweg, de Spaanse bocht en de Horváthweg/Spoorweg. Dit gebied, de Spangensche polder van 18 ha groot, werd in 1914 door de stad Rotterdam gekocht, met de bedoeling er arbeiders- en middenstandswoningen te realiseren voor de grote groepen nieuwe bewoners die de stad binnenstroomden als gevolg van de expansie van de Rotterdamse haven. Omdat niet alle gronden ten westen van Rotterdam in eigendom van de gemeente was (zoals het grondgebied wat nu het Nieuwe Westen is), maar de Spangense polder wel, werd hier een nieuwe wijk aangelegd die in eerste instantie niet direct aansloot op de bestaande stad. De ligging tussen de Schie in het westen, de verhoogde Mathenesserdijk in het zuiden, de op een dijk gelegen spoorweg in het oosten die afboog naar het noorden, maakte dat de wijk enigszins besloten kwam te liggen.
3.4.2 Stedenbouwkundig plan en bouwvoorschriften
De stedenbouwkundige P. Verhagen (van 1913 tot 1916 in gemeentelijke dienst) maakt het stedenbouwkundig plan voor Spangen. Verhagens aanpak kenmerkt zich door een planmatige aanpak en zeer zorgvuldige uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp: een helder stratenpatroon in een omsloten gebied met een duidelijke symmetrie en hiërarchie.
Het bouwblok is ingezet om de ruimte te maken en om eenheid in het architectonisch beeld tot stand te brengen. De grond werd bloksgewijs uitgegeven, vergezeld van bouwvoorschriften over rooilijnen, nokhoogte, lengte van de bouwblokken en dergelijke. Daarmee ontwierp Verhagen niet de bouwblokken zelf, maar de ruimte. Het stedenbouwkundig plan en de bebouwing zijn dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
3.4.3 Proeftuin van woningbouw
De uitvoering van het plan van Verhagen liet eigenlijk tot 1918 op zich wachten. Pas met de oprichting van de gemeentelijke Woningdienst was er genoeg slagkracht om tot realisatie van het plan over te gaan.
Door ir. A. Plate, directeur van de Gemeentelijke Woningdienst, werd een architectenkeuze gemaakt voor de invulling van de bouwblokken. J.J.P. Oud, Granpré Molière en Verhagen, P.G. Buskens, Meischke en Schmidt, M. Brinkman en Van Wijngaarden - inmiddels de grote namen in de boeken over architectuurgeschiedenis - werden geselecteerd om de meeste bouwblokken te ontwerpen. Zo werd Spangen een 'proeftuin' voor woningbouw. De architecten experimenteerden met verschillende typen bouwblok, varieerden met de inrichting van de openbare ruimte en het thema collectiviteit binnen en rond het bouwblok, en speelden met vorm en detaillering in de architectuur.
3.4.4 Waarde cultuurhistorie
Sleutelbegrippen in Spangen zijn hiërarchie, oriëntatie en monumentaliteit. Het stelsel van openbare ruimtes is hiërarchisch georganiseerd: aan de voet van de dijk ligt een centrale ruimte, de foyer van het P.C. Hooftplein met monumentale kopgebouwen; van hieruit loopt in de vorm van de Huygensstraat de hoofdas, die aansluit op de secundaire route Bilderijk- en Da Costastraat, welke aansluit op de tertiaire ringweg bestaande uit de Van Lennepstraat-Spartastraat-Nicolaas Beetsstraat.
Spangen wordt gekenmerkt door monumentale bouwblokken en straatwanden. Deze bouwblokken en straatwanden werken als modules waaruit de wijk is opgebouwd. Daarbij werd bijzondere aandacht besteed aan de geleding van gevels, de detaillering van toegangspartijen en hoeken, als ook voortuinen.
Groen is een integraal deel van het stedenbouwkundig ontwerp. De voortuinen, maar ook pleintjes en boombeplanting maken een belangrijk onderdeel uit van het stedenbouwkundig plan. Ook de Mathenesserdijk, beplant met monumentale bomen en heesters, en de Poldersloot langs de Spaansebocht, beplant met treurwilgen, en het plein aan het eind van de Bilderdijkstraat ter hoogte van de Spaansebocht beplant met platanen, zijn belangrijke groene structuren in het gebied.
In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van cultuurhistorische waarde zijn omdat deze objecten karakteristiek voor de stad of een wijk zijn: de zogenaamde Beeldbepalende Objecten. Ook heeft Rotterdam cultuurhistorisch waardevolle gevelwanden. Beeldbepalende objecten en gevelwanden hebben geen juridische status op grond van de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2010.
Door middel van de Cultuurhistorische Verkenning zijn beeldbepalende objecten en waardevolle ensembles in kaart gebracht voor het gebied Spangen. Het bestemmingsplan regelt niet de bescherming van rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) krijgen bescherming door het bestemmingsplan.
Openbare ruimte en groenstructuur
Gezien de ruimtelijke kwaliteit zal voor de openbare ruimten aan de Mathenesserdijk, de Spaansebocht, de tuinen in het Justus van Effenblok (gebaseerd op de status van Rijksmonument), het PC Hooftplein, de voortuinen aan de de Huygensstraat een aanlegvergunning gelden.
In het belang van de waardevolle structuur van de gebieden aangeduid met "Waarde - Cultuurhistorie - 1" is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders werken of werkzaamheden uit te voeren: als het verharden, of terrein meer dan 0,5 meter op te hogen of af te graven binnen de bestemming: 'Groen' en 'Tuin', wegwerkzaamheden uit te voeren die het bestaande wegprofiel kunnen aantasten op voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemde gronden, het op de mede voor 'Water' bestemde gronden, waterlopen te dempen of waterlopen om te leggen, voortuinen van gebouwen te verharden of terrein meer dan 0,5 meter op te hogen of te ontgraven.
Afbeelding waarop aangegeven dat voor de tuinen aan de Huygensstraat de Spartastraat de Brederodestraat en het P.C. Hooftplein een aanlegvergunning geldt.
De zogenaamde ensembles, een samenhang van meerdere bouwblokken die in een vergelijkbare architectuur werden ontworpen, vormen samen buurtjes. Spangen is opgebouwd uit vijftien van deze ensembles. Deze ensembles vormen buurtjes of straatwanden die in onderlinge samenhang de ruimte maken.
Beeldbepalende objecten
Binnen de verschillende ensembles zijn nog beeldbepalende objecten te benoemen. Deze bouwblokken representeren samen met de rijks- en gemeentelijke monumenten de Spangense architectuur. De waardering van de beeldbepalende objecten voegt zich daarnaast binnen de kaart met de ensembles. Dat wil zeggen dat de gewaardeerde beeldbepalende objecten altijd recht doen aan de begrenzing van de 15 verschillende ensembles.
nr. | complex | adres | status | ||||
1. | woongebouw de Vlinder | Huygensstraat 3-31 en 4-32 Spartastraat 102-120 en 78-96 Spiegelstraat 3-31 Coornhertstraat 4-32 Brederostraat 101-113 en 77-97 | GM | ||||
2. | woongebouw Justus van Effen | Justus van Effenstraat 1-171 | RM | ||||
3. | woningen met bedrijfsruimten | Mathenesserdijk 108-132 | RM | ||||
4. | woningbouw | Mathenesserhof 1-32 | GM | ||||
.5 | Mariaschool | Schaepmanstraat 76 Mathenesserstraat 73 Taandersplein 143 | BO | ||||
6. | Spartastadion | Spartastraat 5, 7 | RM | ||||
7. | woningbouw en woningbouw met winkels | Mathenesserdijk 17 Mathenesserdijk 259-267 Mathenesserweg 1-181 Mathenesserweg 197-217 Marconiplein 1-6 | BO | ||||
8. | woningbouw en woningbouw met winkels | Mathenesserdijk 6-40 Bellamystraat 2-6 Betje Wolfstraat 20-180 Van Lennepstraat 254-280 | BO | ||||
9. | woningbouw | Aagje Dekenstraat 1-39 Bellamystraat 12-64 | BO | ||||
10. | woningbouw | Bellamystraat 15-165 | BO | ||||
11. | woningbouw | Vosmaerstraat 54-66 Multatulistraat 68 PC Hooftplein 210 en 13-20 Mathenesserdijk 42-90 | BO | ||||
12. | woningbouw | PC Hooftplein 10, 11, 12 Multatulistraat 41-51 Da Costastraat 110-240 | BO | ||||
13. | woningbouw | Da Costastraat 153-251 | BO | ||||
14. | woningbouw | Bilderdijkstraat 235-323 Spaansebocht 49, 50 Van Lennepstraat 49 | BO | ||||
15. | woningbouw | Bilderdijkstraat 242-328 Spaansebocht 51, 52 Van Lennepstraat 51-57 | BO | ||||
16. | schoolgebouw | Van Lennepstraat 17 Roemer Visscherstraat 32 | BO | ||||
17. | schoolgebouw | Bilderdijkstraat 322 | BO | ||||
18. | schoolgebouw | Potgieterstraat 37 Van Lennepstraat 59 | BO | ||||
19. | schoolgebouw | Borgerstraat 8 | BO | ||||
20. | schoolgebouw | Busken Huetstraat 17 | BO |
- RM = Rijksmonument
- GM = Gemeentelijk Monument
- BO = Beeldbepalend Object
In het bestemmingsplan zijn de beeldbepalende objecten (BO) bestemd met een dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie - 2". Daarin is aangegeven dat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van B&W bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen. Er zijn uitzonderingen op het verbod. Zo kan toch vergunning worden verleend als er sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, technische, dan wel economische overwegingen. Dan nog dient bij nieuwbouw rekening te worden gehouden met de cultuurhistorische waarden. En alvorens B&W beslist op de vergunningaanvraag winnen zij het advies in van de commissie voor Welstand en Monumenten.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
In de planbeschrijving is een beschrijving gegeven van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Tevens is aangegeven op welke manier het bestemmingsplan de bestemmingen uit het vorige plan overneemt en hoe het is aangepast aan het huidige legale gebruik.
4.2 Ontwikkelingen
4.2.1 Project Staringbuurt
De herstructurering van Staringbuurt kent een gemengde aanpak. Voor de 118 te renoveren woningen wordt de bestemming uit het vorige bestemmingsplan aangehouden. De andere 212 woningen zullen tussen 2013 en 2017 gefaseerd worden gesloopt, om plaats te maken voor maximaal 115 nieuwe woningen. De drie bouwblokken tussen de Nicolaas Beetsstraat en Alberdingk Thijmstraat gaan plaatsmaken voor twee nieuwe blokken, en aan de zuidzijde van de Vosmaerstraat is sprake van nieuwbouw binnen de huidige rooilijn.
Het Staringplein verschuift naar de Alberdingk Thijmstraat. In de regels is het gebied als "Woongebied - 1" flexibel bestemd. Bij de ontwikkeling en realisatie van de bouwplannen moet voldaan worden aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden die daarvoor zijn opgesteld. Binnen het gebied is aangegeven welk vlak bebouwd mag worden, hoe hoog en waar de rooilijnen maximaal komen te liggen. Ook is aangegeven dat het binnenterrein als tuin en voor parkeren gebruikt mag worden.
Afbeelding Rooilijnen Staringbuurt
De nieuwbouwwoningen zullen overwegend eengezinskoopwoningen zijn met een maximum bouwhoogte van vier bouwlagen, waarbij enkele hoogteaccenten zijn toegestaan van vijf bouwlagen. In de regels is aangegeven voor bepaalde straten welke rooilijn gehanteerd dient te worden. Naast ruimte voor de tuinen van de woningen, zal het binnenterrein gebruikt worden voor het op eigen terrein parkeren bij de nieuwbouwwoningen.
Ook voor de Vosmaerstraat 32-52 geldt parkeren op eigen terrein en hier is mogelijk sprake van een inpandig parkeergarage. Het gebied is flexibel bestemd als "Woongebied - 3", waarbij de maximale bouwhoogte en bouwdiepte gerekend vanaf de rooilijn zijn gegeven. Bij de ontwikkeling en realisatie van de bouwplannen moet voldaan worden aan de stedenbouwkundige randvoorwaarden die daarvoor zijn opgesteld. Voor de Vosmaerstraat is daarin expliciet aangegeven dat het gebouw aan de straatzijde altijd een uitstraling moet hebben die bij de woonfunctie past.
4.2.2 Project Schieoevers West I
De locatie voor dit bouwplan wordt begrensd door de Spangesekade, de Da Costastraat, de Busken Huetstraat en de Spaansebocht. Het is de laatste bouwfase van het grotere stedenbouwkundig plan Schieoevers West, naar het concept van Mecanoo uit 1990.
De bebouwing is aan het eind van de vorige eeuw gesloopt. Woningcorporatie Woonstad is de beoogde ontwikkelaar. De stedenbouwkundige randvoorwaarden zijn in 2011 vastgesteld. Er is een ontwikkelingsovereenkomst getekend voor de bouw van 42 woningen. (Overigens is voor de milieuonderzoeken voor het bestemmingsplan rekening gehouden met een hoger woningaantal en laat het bestemmingsplan maximaal 50 woningen toe.) De grond is eigendom van de gemeente.
Het gebied is globaal bestemd als "Woongebied - 2", waarbij een maximale bouwhoogte van 20 meter geldt. De nieuwbouw krijgt een parkeerterrein of parkeergebouw aan de kant van de Busken Huetstraat, de Spangesekade wordt verlegd, zodat het één doorlopende straat wordt en zodat het groene deel langs de Schie wordt verbreed.
Met de nieuwbouw wordt ook de omgeving aangepakt. Binnen de projectgrenzen zal de buitenruimtekwaliteit toenemen, zal een passende speelvoorziening worden gerealiseerd, zal de groenstrook aan de Spangesekade afgemaakt worden, zal de onderdoorgang naar de Spaanse Polder verbeteren door bijvoorbeeld verlichting en zal een goede en veilige verbinding gemaakt worden met de Horváthweg, door aanpassing van de huidige trap.
4.3 Juridische Planbeschrijving
4.3.1 Belwinkels
De aanwezigheid van belwinkels wordt in Rotterdam in menige deelgemeente in toenemende mate als problematisch ervaren. Voor belwinkels die alleen de mogelijkheid bieden om (goedkoop) te telefoneren geldt de Winkeltijdenwet niet en dat betekent dat die dienst 24 uur per dag, 7 dagen in de week, mag worden aangeboden. Dit kan leiden tot overlast door het komen en gaan van klanten op late uren in straten waar wonen en detailhandel van oudsher worden gecombineerd. Het voorkomen van overlast in verband met de bescherming van de leefbaarheid van een gebied, wordt in dit bestemmingsplan vertaald in direct werkende beperkende gebruiksregels.
Overeenkomstig Rotterdams beleid in de 'leefmilieuverordening belhuizen' (van kracht geworden op 22 december 2006) legt dit bestemmingsplan de realisatie van belwinkels aan banden. Het beleid is gericht op het beperken van het aantal belwinkels in Rotterdam tot het aantal dat aanwezig was ten tijde van het van kracht worden van de genoemde leefmilieuverordening.
Het bestemmingsplan bestemt hiertoe dergelijke bestaande belwinkels positief. Op de plankaart en in de planregels wordt hiertoe op adres de nadere aanduiding 'belwinkel' opgenomen. In het overige plangebied is verder geen belwinkel toegestaan. In gebieden waar een bestemmingsplan geldt, zijn belhuizen/belwinkels doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die een winkelfunctie of dienstverleningsfunctie mogelijk maken. Nu het bestemmingsplan in de omschrijving van de begrippen een "belwinkel" expliciet uitsluit, is op een locatie zonder de aanduiding "belwinkel toegestaan" geen belwinkel toegestaan.
Het opnemen van regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening.
Binnen dit bestemmingsplan zijn belwinkels bestemd, met een op de plankaart aangegeven functieaanduiding [b], "belwinkel". Daarbij is ook een uitsterfconstructie van toepassing, die regelt dat wanneer de exploitatie van een belwinkel definitief is beëindigd, het verboden is deze exploitatie te hervatten. In dit plan zijn 2 belwinkels bestemd:
- Mathenesserdijk 239;
- Mathenesserweg 131.
4.3.2 Cultuurhistorie
De in het plangebied voorkomende waardevolle groenstructuur wordt beschermd met "Waarde -Cultuurhistorie - 1". De beeldbepalende panden worden beschermd door middel van de bestemming "Waarde - Cultuurhistorie - 2". Sloop van dergelijke panden is mogelijk op basis van een omgevingsvergunning voor het slopen, welke slechts verleend kan worden als aan bepaalde stringente voorwaarden wordt voldaan. Zie verder de uitgebreide toelichting in hoofdstuk 3.
Even buiten het plangebied ligt het rijksmonument de Van Nellefabriek. Het complex zal worden genomineerd voor opname in de wereld erfgoedlijst van UNESCO. Dat betekent dat Van Nelle na toekenning van de werelderfgoedstatus niet alleen zal worden beschermd op basis van de Monumentenwet, maar ook met een bufferzone rondom het complex. Binnen deze bufferzone, die wordt geëist door UNESCO, zal erop moeten worden toegezien dat de cultuurhistorische en monumentale kwaliteit van de Van Nellefabriek niet zal worden aangetast. Dit betreft onder andere de zichtbaarheid van het werelderfgoed. De strook tussen de spoorlijn en de Horváthweg, onderdeel van Vreelust, ligt binnen die bufferzone.
De geprojecteerde nieuwbouw aan de Spangesekade is al mogelijk op basis van het vigerende bestemmingsplan en ligt buiten deze bufferzone. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor het monument.
4.3.3 Detailhandel en dienstverlening
De functie detailhandel komt in de bestemmingen "Gemengd - 1" en "Gemengd - 2" in concentraties voor aan de Mathenesserweg en aan de Mathenesserdijk op de kop van het PC Hooftplein. Incidenteel komt detailhandel ook nog steeds voor bij de traditionele winkeltjes op de hoek in de bestemming "Gemengd - 2" en "Wonen". De functie dienstverlening is in de bestemmingen met detailhandel toegestaan, maar tevens ook in "Gemengd - 3"
Aan de Mathenesserweg wordt met het actieplan Mathenesserkwartier (zie 2.4.4) ingezet op een concentratie van detailhandel, dienstverlening en horeca op de begane grond in "Gemengd - 1" en eventueel ook op de hoeken in "Gemengd - 2". Om dit te kunnen bereiken is in "Gemengd - 1" een uitsterfregeling opgenomen, zodat voor de overige aanwezige functies op de begane grond, wonen en maatschappelijke voorzieningen geleidelijk verdwijnen.
4.3.4 Gemengde bebouwing
Diverse gronden binnen het plangebied hebben de bestemming "Gemengd" gekregen. Er is een onderscheid gemaakt in "Gemengd - 1, - 2 , - 3 en - 4". Een gemengde bestemming duidt op een situatie waarbij de woonfunctie gecombineerd wordt met een of meer andere functies.
De bestemming "Gemengd - 1" is de gemengde bestemming met hoofdzakelijk detailhandel, dienstverlening en horeca op de begane grond. Overigens is horeca alleen ter plaatse van de aanduidingen toegestaan. Op de verdiepingen is alleen wonen toegestaan. Deze bestemming komt voor bij de buitenste twee blokken aan de Mathenesserweg, maar ook bovendijks aan het P.C. Hooftplein / Mathenesserdijk is deze bestemming te vinden.
Aan de Mathenesserweg wordt ingezet op een concentratie van detailhandel, dienstverlening en horeca op de begane grond in "Gemengd - 1" en eventueel ook op de hoeken in "Gemengd - 2". Om dit te kunnen bereiken is in "Gemengd - 1" een uitsterfregeling opgenomen, zodat voor de overige aanwezige functies, wonen en maatschappelijke voorzieningen geleidelijk verdwijnen.
De bestemming "Gemengd - 2" laat op de begane grond juist wel wonen, maatschappelijke voorzieningen, praktijkruimte, kantoorruimte en dienstverlening toe. Meer incidenteel komen ook horeca en detailhandel voor. Waar deze twee functies zijn toegestaan is dit met een functieaanduiding aangegeven. Op de verdiepingen is alleen wonen toegelaten. De bestemming "Gemengd - 2" komt voor aan de Mathenesserweg in de blokken gelegen tussen die met de detailhandel. Op de hoeken van de bouwblokken is met een functieaanduiding aangegeven dat op de begane grond detailhandel is toegestaan, ook als dit er momenteel niet zit.
Verder is "Gemengd - 2" de algemeen gebruikte flexibele gemengde bestemming die verspreid in de wijk voor komt.
De bestemming "Gemengd - 3" is de gemengde bestemming met hoofdzakelijk bedrijvigheid op de begane grond. Naast bedrijven in de milieucategorie 1 en 2 en praktijkruimten is op de begane grond ook wonen toegestaan. Op de verdiepingen is alleen wonen toegestaan. Deze bestemming is gebruikt voor panden aan de Spangesekade en aan de Mathenesserdijk.
De bestemming "Gemengd - 4" laat op de begane grond en eerste verdieping maatschappelijke voorzieningen toe. Op de verdiepingen is alleen wonen toegelaten. Deze bestemming is alleen gebruikt voor het bouwblok met de openbare basisschool DUO2002 en peuterspeelzalen aan de Nicolaas Beetsstraat.
Naast de bestemming van Gemengde Bebouwing is gemengd gebruik in het bestemmingsplan ook toegestaan met behulp van functieaanduidingen bij enkelbestemmingen. Op die manier zijn bijvoorbeeld incidentele winkeltjes of bedrijfjes in woonblokken bestemd.
4.3.5 Groene bestemmingen
Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden, auto-ontsluitingen, speeltoestellen en watergangen toegestaan.
De spoorboog, de voormalige havenspoorlijn die nu buiten gebruik is, heeft een bestemming "Groen" en zal op termijn na afspraken over inrichting en beheer als recreatief groen in gebruik worden genomen.
Het volkstuincomplex van VTV-Vreelust is bestemd als "Recreatie - Volkstuin". Het is op het terrein toegestaan om in de periode van april tot oktober semi-permanent te verblijven. De tuinen hebben een oppervlak van circa 250 m2. Regels voor bebouwing zijn in overleg met de vereniging bepaald.
De educatieve tuin Vreelustweg (voorheen Horváthweg) is een van de 16 educatieve tuinen die de afdeling Sport & Recreatie van de gemeente Rotterdam beheert. De educatieve tuinen zijn opgezet om kinderen te laten zien en beleven hoe je groente verbouwt. Ook worden er publieksactiviteiten georganiseerd zoals "Wereldtuinen". Het educatieve gedeelte gaat verhuizen naar kinderboerderij de Bokkesprong en nabije omgeving. Het gebied blijft bestemd als "Recreatie - Nutstuin".
4.3.6 Horeca
Horeca definitie en afbakening
Het bedrijfschap Horeca en Catering deelt horeca in vier bedrijfsgroepen in, te weten de drankensector, fastfoodsector, restaurantsector en hotelsector. Voor de definitie van een horecabedrijf zoals in de Horecanota bedoeld wordt, is aangesloten bij het begrip 'openbare horeca-inrichting' uit de Rotterdamse APV. Binnen een openbare horeca-inrichting kan een ondernemer verschillende activiteiten ontplooien op het gebied van etenswarenverstrekking, het schenken van (alcoholhoudende) drank en het aanbieden van amusement.
Beleidsonderwerpen die wel voor de horecabranche gelden of sterke raakvlakken hebben maar niet binnen de Horecanota expliciet beschreven worden, zijn de hotelsector, de kwaliteitseisen ten aanzien van terrassen (nota kwaliteitseisen voor terrassen) en het programma gericht op het tegengaan van (overmatig) alcohol en drugsgebruik en uitgaansgeweld.
Vergunningvrij exploiteren
Rotterdam biedt een groot aantal bedrijven, waarbij horeca ondergeschikt is aan de primaire detailhandelfunctie en bedrijven waar het exploiteren van horeca een minimale weerslag heeft op de omgeving, de mogelijkheid om vergunningvrije horeca te exploiteren. Dit betreft bijvoorbeeld het koffiehoekje in de supermarkt, de bakkerij waar ook een gebakje gegeten kan worden en het restaurant in ouderenhuisvesting. Vergunningvrij betekent dat geen vergunning hoeft te worden aangevraagd en derhalve ook geen leges verplicht zijn. De exploitatie van de volgende inrichtingen kan zonder vergunning plaatsvinden:
- 1. inrichtingen die
a. geopend zijn tussen 07.00 en 22.00 uur;
b. geen (zwak of sterk) alcoholische drank schenken;
c. geen versterkt geluid ten gehore brengen;
d. geen vergunningplichting terras exploiteren (gevelzitplaats wel mogelijk);
e. geen speelautomaten hebben.
- 2. bedrijfskantines, voor zover deze uitsluitend als zodanig in gebruik zijn;
- 3. inrichtingen in musea, crematoria, begraafplaatsen en rouwcentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering;
- 4. inrichtingen in ziekenhuizen, ouderenhuisvesting en verpleegtehuizen, voor zover deze uitsluitend gericht zijn op de bewoners/patiënten en hun bezoekers;
- 5. horeca in tuincentra en congrescentra voor zover deze worden gebruikt als ondersteuning van de bedrijfsvoering en uitsluitend gericht zijn op hun bezoekers.
Exploitatievergunning nodig
Voor alle overige inrichtingen, waar horeca de primaire bedrijfsfunctie betreft, is een exploitatievergunning vereist. De horeca-exploitatievergunning wordt afgegeven voor de inpandige m² alsmede voor de eventuele m² terras en heeft een looptijd van vijf jaar. Voor de beoordeling van de aanvraag van de exploitatievergunning geldt dan het bestemmingsplan van de betreffende locatie leidend is. Of een vergunning wordt toegewezen, hangt daarnaast onder andere af van afwegingen die ten aanzien van het beleid worden gemaakt (horecagebiedsplannen). Daarnaast wordt beoordeeld of het pand bouwtechnisch en geluidstechnisch geschikt is voor de door de ondernemer aangevraagde activiteiten. Voor het proces en vereisten van de vergunningverlening wordt verwezen naar paragraaf 4.3 van de Horecanota 2012-2016.
Deelgemeentelijk beleid
Aanvullend op de stedelijke horecanota worden in de deelgemeentelijke nota de hoofdlijnen van het horecabeleid beschreven. Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden aangegeven met een functieaanduiding [h] "horeca toegestaan" op de plankaart. In de voorschriften zijn de adressen vastgelegd waarvoor deze aanduiding geldt.
Voor afhaalzaken wordt geen functieaanduiding voor horeca gebruikt. Afhaalzaken vallen buiten de definitie van horeca en zijn toegestaan in detailhandel.
In de regels is opgenomen dat in het verblijfsgebied aangrenzend aan daar waar horeca is toegestaan, tevens eventueel terrassen zijn toegestaan.
4.3.7 Kantoren
In het plangebied komt de enkelbestemming kantoren niet voor, maar in verschillende bestemmingen zijn kantoren wel toegelaten. In de bestemming "Gemengd - 2" betreft het kleinschalige kantoorruimte of eventueel bedrijfsgebonden kantoorruimte. Het hoofdgebouw van het Sparta-stadion aan de Horváthweg bevat naast een spelershome en een restaurant ook vergaderfaciliteiten en kantoorruimte, deze locatie is bestemd als "Sport - Stadion". De voormalige aula en directievleugel van de middelbare school aan de Laanslootseweg is herontwikkeld en wordt nu als kantoorruimte gebruikt door Ector Hoogstad Architecten. Op de locatie is met een functieaanduing aangegeven dat het kantoor is toegestaan in de bestemming "Maatschappelijk - 1". Kleine kantoren zijn ook toegestaan bij incidenteel aangegeven adressen in de bestemmingen "Wonen" en "Gemengd - 4" en bij de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf in de bestemmingen met de functie wonen.
4.3.8 Leidingen
Langs de Tjalklaan ligt een hogedruk aardgastransportleiding. In verband met externe veiligheid wordt aan deze leiding aandacht besteed in hoofdstuk 6.
In het plangebied zijn twee ondergrondse hoogspanningsverbindigen gelegen (3 x 150 kV). Deze verbindingen zijn met een belemmeringszone van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding aangegeven op de verbeelding.
Het bestemmingsplan gebruikt ter bescherming van deze leidingen een aanlegvergunningstelsel.
4.3.9 Maatschappelijke voorzieningen
Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve, levensbeschouwelijken en publieke voorzieningen, zoals de brandweer verstaan. Het betekent dat een voorziening die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende voorziening.
Op de verbeelding/plankaart zijn voorzieningen met "Maatschappelijk - 1" bestemd, waarbij geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen en niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen, zoals een buurthuis of kerkgebouw toegestaan zijn.
De bestemming "Maatschappelijk - 2" houdt in dat er alleen maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan die niet geluidsgevoelig zijn, zoals een buurthuis of consultatiebureau.
Maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan op de begane grond in de bestemmingen "Gemengd -2" en "Gemengd - 4". In die laatste ook op de 1e verdieping.
Maatschappelijke voorzieningen zijn ook toegestaan op incidenteel aangegeven adressen in de bestemmingen "Wonen" en "Gemengd - 1". Het gaat hierbij veelal om kleinere voorzieningen. Ter versterking van de detailhandelsfunctie aan de Mathenesserweg is voor de maatschappelijke voorzieningen, in dit geval twee praktijkruimten, in de bestemming "Gemengd - 1" een uitsterfregeling opgenomen. Als het gebruik van deze locaties eenmaal verandert in detailhandel of dienstverlening, dan kunnen deze locaties daarna niet meer gebruikt worden voor maatschappelijke voorzieningen.
Kinderdagopvang/BSO
Een kinderdagverblijf is een geluidsgevoelige functie. Het betreft een gelegenheid waar kinderen onder toezicht kunnen verblijven voor een groot deel van de dag. Deze functie mag zich vestigen op locaties waar geluidsgevoelige maatschappelijke functies zijn toegestaan. Door middel van een specifieke gebruiksregel is vastgelegd dat tuinen behorende bij een als "maatschappelijk" aangeduid gebouw mede gebruikt mogen worden als buitenspeelruimte ten behoeve van een kinderdagverblijf.
Een buitenschoolse opvang (BSO) is geen geluidsgevoelige functie. Het betreft een gelegenheid waar kinderen onder toezicht kunnen verblijven voor een kort deel van de dag. Deze functies mogen zich vestigen op locaties waar maatschappelijke functies zijn toegestaan. De tuin mag enkel gebruikt worden voor een buitenschoolse opvang als de tuin binnen de bestemming "Maatschappelijk - 1" of "Maatschappelijk - 2" valt.
4.3.10 Metro- en bovengrondse railverbinding
Tussen het Marconiplein en Schiedam ligt de ov-verbinding van de Calandlijn. Bij het Marconiplein ligt de verbinding nog ondergronds in een tunnel. Bovengronds gelden verschillende bestemmingen. De tunnel is op de verbeelding aangeduid met een functieaanduiding. Tevens is een vrijwaringszone spoor opgenomen, die aan beide zijden 5 meter breder is dan de tunnel. Met deze algemene regel van de vrijwaringszone is geregeld dat er niet zo maar gebouwd kan worden in de zone, maar dat er wel ontheffing mogelijk is, en dat voor de ontheffing advies van de railbeheerder nodig is.
Waar de metro uit de grond komt geldt een enkelbestemming "Verkeer - Metro/sneltram". Even verderop ligt de ov-verbinding op een viaduct en ligt dan over diverse bestemmingen. In die bestemmingen is geregeld dat ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct" een viaduct ten behoeve van het railverkeer is toegestaan.
4.3.11 Seksinrichtingen
Het schrappen van het algemene bordeelverbod uit het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk de exploitatie van seksinrichtingen aan gemeentelijke regelgeving te onderwerpen. In de nota "Het Rotterdams prostitutiebeleid" (juni 2000) staat hoe dit in de gemeente Rotterdam is geregeld. Het beleid is gericht op het tegengaan van uitbreiding van het aantal seksinrichtingen.
Eén van de criteria waar de vergunningaanvraag voor een seksinrichting aan wordt getoetst is het bestemmingsplan. Nieuwe vestigingen zijn niet toegestaan als dit niet past in het bestemmingsplan. Voor de bestaande vestigingen, seksinrichtingen die bestonden vóór 1-2-2000, geldt dat zij gevestigd mogen zijn in strijd met het bestemmingsplan (overgangsrecht). Deze vestigingen worden als zij ook aan de andere criteria voldoen positief bestemd in nieuwe bestemmingsplannen.
Binnen dit bestemmingsplangebied is één seksinrichting bestemd, met een op de plankaart aangegeven functieaanduiding (s) "seksinrichting", op het adres:
- Mathenesserweg 15.
4.3.12 Sport- en speelterrein, Cultuur en ontspanning
De sportvelden op sportpark "Nieuw Vreelust" zijn als "Sport - Sport- en speelterrein" bestemd. Deze bestemming is ook gebruikt voor de wat grotere speelterreinen aan de Bellamystraat, Borgerstraat, Rhijnvis Feithstraat, Nicolaas Beetsstraat en het Taandersplein.
Het Sparta stadion, met bijbehorende voorzieningen zoals een fanclub winkel, een museum en horeca, heeft de bestemming "Sport - Stadion" gekregen. Daarnaast zijn ter plaatse aanwezige bedrijven en kantoren mede onder deze bestemming gebracht.
Het overdekte zwembad aan de Spaanseweg is bestemd als "Sport".
Speeltuin "Het Westen" ligt ingeklemd tussen het tracé van de boven de grond komende metro en de voormalige spoorboog. De speeltuin is bestemd als "Cultuur en ontspanning".
4.3.13 Straalverbinding
Over het plangebied ligt een straalpad ten behoeve van de telecommunicatie (de straalverbinding tussen de telecomtoren aan de Waalhaven en die in Alphen aan de Rijn). Het straalpad ligt op ruime hoogte boven het plangebied, waardoor een onbelemmerde doorgang van de signalen is gewaarborgd. Er is geen noodzaak om een nadere hoogtebeperking voor bouwwerken op te nemen.
4.3.14 Tuinbestemming
De bestemming "Tuin - 1" betreft de standaard Rotterdamse tuinbestemming. De bestemming "Tuin - 2" is gebruikt voor de gemeenschappelijke tuinen met minder bouwmogelijkheden. In de bestemming "Tuin- 2" mag alleen gebouwd worden ten behoeve van een pergola, erfafscheiding of zitbank.
4.3.15 Vergunningvrij bouwen
Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.
De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor).
Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.
4.3.16 Verkeers- en verblijfsgebied
Terreinen voor de ontsluiting van aanliggende bebouwing zijn bestemd als "Verkeer - Erf".
De metro/sneltrambaan, voorzover deze op maaiveld loopt, is bestemd als "Verkeer - Metro/sneltram"; het ondergrondse trajectgedeelte is met de aanduidingen "tunnel" en "vrijwaringszone - spoor" op de plankaart aangegeven. Het trajectgedeelte op viaduct heeft de functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct" gekregen.
De spoorlijn aan de noordgrens van het plangebied is bestemd als "Verkeer - Spoorverkeer". Waar het spoor andere verkeersbestemmingen kruist is met een functieaanduiding "specifieke vorm van verkeer - viaduct" aangegeven dat daar een viaduct ten behoeve van railverkeer is toegestaan.
De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).
De hoofdwegen Horváthweg, Tjalklaan, Spaanseweg en Vreelustweg hebben de bestemming "Verkeer -Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen met bovenleidingen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" zijn die overwegend als 50-km weg zijn ingericht.
4.3.17 Voorzieningen van openbaar nut
De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is toegekend aan de wat grotere gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, zoals het gemaal aan de Spaansebocht. De kleinere bouwwerken van openbaar nut zijn niet als zodanig bestemd en zijn toegestaan in meerdere bestemmingen. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.
4.3.18 Water / Waterkering
De in het plangebied voorkomende watergangen hebben de bestemming "Water - 1", terwijl de Delfshavense Schie als waterweg voor scheepvaartverkeer de bestemming "Water - 2" kreeg.
De in het plangebied voorkomende waterkering heeft de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" gekregen.
4.3.19 Wonen / werken aan huis
De woningen in het plangebied zijn bestemd als "Wonen"; bestaande functies in woongebouwen zijn voorzien van een aanduiding op de plankaart, bijvoorbeeld de functieaanduiding "horeca". Daarnaast bestaat de gemengde bebouwing voor een groot deel uit woningen.
De ontwikkellocaties zijn bestemd als "Woongebied - 1, - 2 en - 3" voor respectievelijk de twee blokken in de Staringbuurt, Schieoevers West 1 en voor de Vosmaerstraat zuidzuide. De laatste is feitelijk ook onderdeel van Staringbuurt. In de regels zijn nadere bebouwingsnormen opgenomen.
In de regels bij een woonbestemming is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Krachtens deze regeling zijn in een woning kleine kantoren en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen toegestaan, alsmede de meest lichte vorm van bedrijvigheid (bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels). De belangrijkste randvoorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.1.1 Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, zie paragraaf 2.1.1.
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.
Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro.
Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning.
5.1.2 Provinciaal beleid
Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.
5.1.3 Regionaal beleid
De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:
- Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
- Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
- Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.
Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
5.1.4 Gemeentelijk beleid
In het deelgemeentelijk waterplan is voor de deelgemeente een doorvertaling gemaakt van het Waterplan 2 van Rotterdam. Daarbij zijn locatiespecifieke streefbeelden vastgesteld en is voor de watergangen in de deelgemeente de ambitie weergegeven voor de waterkwantiteit en waterkwaliteit. Tevens zijn concrete maatregelen geformuleerd om te komen tot de gewenste streefbeelden.
In het deelgemeentelijk waterplan zijn meerdere maatregelen genoemd die in de wijk Spangen vallen. De Staringbuurt (een ontwikkellocatie) is aangemerkt als kansrijke locatie voor alternatieve waterberging.
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.
Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders. De beheerder van het oppervlaktewater in Spangen is het hoogheemraadschap van Delfland. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.
De afdeling Watermanagement van de gemeente Rotterdam is de rioolbeheerder in het plangebied.
5.3 Huidige Watersysteem
5.3.1 Oppervlaktewater
Er is weinig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig. Een deel van de Schie ligt binnen het plangebied. Dit is boezemwater, dat met 0,43 meter beneden NAP een stuk hoger ligt dan de polderwatergangen. De polderwatergangen in het plangebied zijn de Spaansebocht en het water langs de Tjalklaan (deels binnen het plangebied gelegen). Het watersysteem in het plangebied is eenvoudig. Vanuit de Schie kan water worden ingelaten op de Spaansebocht. Vanuit de Spaansebocht wordt het water via de kinderboerderij naar de Tjalklaanvijver gepompt, waarna het wordt teruggepompt naar de Schie.
5.3.2 Grondwater
Zowel een te hoge als een te lage grondwaterstand kan schade aan gebouwen opleveren. Idealiter ligt het grondwaterpeil 80 centimeter onder het maaiveld. In bijna de hele woonwijk Spangen is de ontwateringsdiepte ruim groter dan de gewenste 80 centimeter. Er is dus geen sprake van grondwateroverlast. Grondwateronderlast (waarvan hier spake is) kan leiden tot het droogvallen van de paalkoppen, waarbij schade kan ontstaan aan houten funderingspalen. In het plangebied heeft minder dan 1% van de houten funderingen hiermee te maken, zodat er slechts een licht risico op funderingsproblemen is.
5.3.3 Waterkering en waterveiligheid
Waterkeringen
Het hele plangebied ligt binnendijks, binnen de waterkeringen van dijkring 14 (Zuid-Holland). Deze dijkring heeft een beschermingsniveau van 1/10.000 jaar. Dit betekent dat de waterkeringen bescherming bieden tegen het extreme hoogwaterpeil dat gemiddeld genomen eens in de 10.000 jaar voorkomt. Over de zuidpunt van het plangebied ligt een stuk van de beschermingszone van de primaire waterkering. De Mathenesserdijk is een secundaire waterkering.
Waterveiligheid
De gevolgen van een overstroming binnendijks zijn afhankelijk van meerdere aspecten; zoals de locatie van de overstroming, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes ter plaatse. Om een indicatie van de risico's te krijgen heeft de provincie Zuid-Holland berekend welke delen van de provincie overstromen bij de doorbraak van een primaire kering. Daaruit blijkt dat er in het deel van het plangebied ten noorden van de Mathenesserdijk bij een dijkdoorbraak 0,5 à 0,8 meter water op het maaiveld zal staan.
5.3.4 Riolering
Het rioolwater in het plangebied wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven. Binnen het plangebied ligt een gemengd stelsel, wat betekent dat afvalwater en hemelwater gezamenlijk worden afgevoerd. Rondom het Spartastadion ligt een regenwaterstelsel dat het hemelwater afvoert naar het oppervlaktewater van de Spaansebocht. Er is een overstort aanwezig ter hoogte van de Roemer Visscherstraat. Bij hevige regenval en een rioolstelsel dat volledig is gevuld, stort met regenwater verdund afvalwater op deze locatie over op het oppervlaktewater.
5.4 De Wateropgave
5.4.1 Oppervlaktewater
Bij de ontwikkeling Staringbuurt wordt geen verhard oppervlakt toegevoegd. Ook de ontwikkeling Schieoevers West leidt niet tot een significante toename van verhard oppervlak. Voor de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen is daarom geen compensatie op het gebied van waterberging nodig.
Het plangebied heeft in de huidige situatie onvoldoende waterberging. Er is een historische opgave om in Spangen 4.300 m3 waterberging te realiseren. Een groot deel van de opgave kan worden gerealiseerd door de Spaansebocht te verbreden en te verlengen. Omdat deze plannen nog niet bestuurlijk zijn vastgesteld zijn ze niet opgenomen in dit bestemmingsplan. Op het Bellamyplein wordt een waterplein vmet een bergingscapaciteit van 750 m3 gerealiseerd. Een waterplein, dat alleen bij hevige neerslag onder water staat, past binnen de verkeersbestemmingen en groen. Voor de Staringbuurt wordt nagedacht over de realisatie van eenzelfde waterplein als bij het Bellamyplein.
5.4.2 Riolering
De herontwikkeling van de Staringbuurt leidt tot een afname van tenminste 102 woningen, en bij Schieoevers West worden (maximaal) 60 woningen toegevoegd. Het bestemmingsplan leidt dus per saldo tot een geringe afname in de hoeveelheid afvalwater. Idealiter worden het afvalwater en het hemelwater gescheiden afgevoerd. Omdat er dan minder vuilwateroverstorten nodig zijn en de afvalwaterzuiveringsinstallatie minder wordt belast. Bij beide ontwikkellocaties zijn er goede mogelijkheden om het hemelwater gescheiden af te voeren van het afvalwater. De nieuwbouwlocatie Schieoevers West zou via een hemelwaterriool aangesloten kunnen worden op de Spaansebocht, via het regenwaterstelsel dat al rond het Spartastadion ligt. De Staringbuurt kan worden aangesloten op het regenwaterstelsel dat in de toekomst in de Bilderdijkstraat wordt aangelegd.
5.4.3 Grondwater
De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, leiden niet tot een grootschalige verharding of ontharding van het grondoppervlak. Daarom is er geen significante wijziging van de grondwaterstand te verwachten.
5.4.4 Waterkering en waterveiligheid
De ontwikkelingen bevinden zich niet in de directe nabijheid van de waterkeringen en hebben geen invloed op de waterveiligheid.
5.4.5 Wateropgave in relatie tot de plankaart en voorschriften
De Spaansebocht en de Tjalklaanvijver hebben de bestemming "Water - 1" gekregen. Bestemd voor waterberging en de aan- en afvoer van oppervlaktewater. De Schie heeft de bestemming "Water - 2" gekregen, naast de bovengenoemde functies mede bestemd voor vervoer te water. De onderhoudsstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de plankaart aangegeven. De Mathenesserdijk en een klein stuk van de primaire waterkering (bij het metrostation) zijn op de plankaart aangegeven met een dubbelbestemming "Waterkering".
Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Delfland is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen, respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen.
Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de plankaart) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.
Voor de uitvoering van werken binnen de voor "waterkering" bestemde zone zoals aangegeven op de plankaart, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan ter zake, vergunning vereist van het Hoogheemraadschap.
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren.
In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.
6.2 Milieu Effectrapportage
Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.
6.2.1 Plangebied
Het bestemmingsplan maakt de volgende ontwikkelingen mogelijk: sloop van 212 woningen en nieuwbouw van maximaal 115 woningen in de Staringbuurt, en nieuwbouw van maximaal 60 woningen bij Schieoevers West. Per saldo is er een beperkte afname van het aantal woningen. Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De enige ontwikkelingen in het plangebied hebben betrekking op woningbouw, waarbij het aantal afneemt. Daarom zijn in het bestemmingsplan geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in hoofdstuk 6 van dit bestemmingsplan.
Op grond van het bovenstaande is het bestemmingsplan Spangen niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.
6.3 Milieuzonering
Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen die zijn opgenomen in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Begin jaren '90 heeft Rotterdam beleid vastgesteld waarbij voor de milieuzonering gebruik wordt gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).
De (huidige) VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.
Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.
De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.
6.3.1 Plangebied
Bedrijfsactiviteiten in of nabij het plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als gemengd woongebied. Dit houdt in dat binnen het plangebied in principe activiteiten in de milieucategorieën 1 tot en met 3 zijn toegestaan. Behalve de specifieke bestemming "Bedrijf - Nutsvoorzieningen" komt de bestemming "Bedrijf" in Spangen niet voor. In de bestemming "Gemengd - 3" zijn op de begane grond bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 toegestaan. Bedrijven in milieucategorie 3 zijn onder of aangrenzend aan woningen niet gewenst.
Ten noorden van het plangebied ligt het Industrieterrein Spaanse Polder. De hier gevestigde bedrijven liggen op een dusdanige afstand van de woningen in Spangen dat dit geen knelpunten oplevert qua milieuzonering.
Overige activiteiten in of nabij het plangebied
In het plangebied zijn enkele activiteiten die niet onder de bedrijfsbestemming vallen en die een indicatieve milieuafstand tot woningen hebben. Voor de meeste van deze activiteiten is geluid de bepalende afstand, behalve voor de kinderboerderij waar geurhinder bepalend is voor de afstand. De geurcontour van 30 meter rond de kinderboerderij levert geen knelpunten op. Voor scholen geldt een indicatieve afstand van 30 meter. In een gemengd gebied als Spangen ziet de gemeente scholen nabij of naast woningen echter als passend, zodat de bestaande scholen niet als knelpunt worden gezien.
Voor de sportvoorzieningen in Vreelust geldt een afstand van 50 meter, er liggen geen woningen binnen deze afstand. Voor het Sparta-stadion geldt een indicatieve afstand tot woningen van 300 meter. Omdat Spangen een gemengd gebied is, in plaats van een rustige woonwijk, wordt hier een afstand van 100 meter tot woningen als acceptabel gezien. Bij de nabij het stadion gelegen woningen wordt ook aan deze afstand niet voldaan. Dit is een historisch gegroeide situatie, waarbij het bestemmingsplan geen mogelijkheid biedt om hier verandering in aan te brengen. De twee nieuwbouwlocaties met woningen liggen verder dan 100 meter van het stadion en worden door de tussenliggende bebouwing afgeschermd. Voor deze twee nieuwe ontwikkelingen vormt de geluidsafstand rond het stadion daarom geen belemmering.
6.4 Geluid
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht.
In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden. Maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen die in de Wet geluidhinder niet als geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.
Rotterdams beleid
In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zo veel mogelijk terug te dringen.
6.4.1 Wegverkeer
Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. Wegen waarvoor een snelheid van maximaal 30 km/uur geldt hebben geen toetsingszone. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven.
Tabel Breedte geluidszones langs wegen
Soort gebied | Stedelijk- | -gebied | Buiten- | -stedelijk- | -gebied | ||||
Aantal rijstroken | 1 of 2 | 3 of meer | 1 of 2 | 3 of 4 | 5 of meer | ||||
Zonebreedte | 200 meter | 350 meter | 250 meter | 400 meter | 600 meter |
In nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn voor de twee nieuwe geluidsgevoelige situaties die het bestemmingsplan Spangen mogelijk maakt, Staringbuurt en Schieoevers West I, geluidsberekeningen uitgevoerd. Hierbij is per geluidsbron (een weg- of spoortracé) de geluidbelasting op de rand van de bestemming "Woongebied" berekend. Dit is de dichtst bij de geluidsbron gelegen plek waar de gevels van de nieuwe woningen gerealiseerd kunnen worden. De ontwikkellocatie Staringbuurt is in het akoestisch onderzoek onderverdeeld in 1a en 1b (de twee bestemmingsvlakken op de verbeelding). Schieoevers West I is in het onderzoek locatie 2. In de onderstaande tabel is de hoogste berekende geluidsbelasting van zoneplichtige wegen (50 km/uur of harder) op de ontwikkellocaties aangegeven. Als de geluidsbelasting lager is dan de wettelijke voorkeurswaarde van 48 dB dan is dit aangegeven met <= 48.
Tabel Maximale geluidsbelasting per zoneplichtige weg op de ontwikklelocaties
Locatie | weg | geluidsbelasting | overschrijding | ||||
LDEN (dB) | voorkeur (48 dB) | maximaal (63 dB) | |||||
1a | alle wegen | <= 48 | nee | nee | |||
1b | alle wegen | <= 48 | nee | nee | |||
2 | Da Costastraat | 58,1 | ja | nee | |||
2 | Spangensekade | 58,4 | ja | nee | |||
2 | Beukelsweg | 57,8 | ja | nee | |||
2 | Horváthweg | 55,0 | ja | nee |
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat bij de Staringbuurt de geluidsbelasting van alle zoneplichtige wegen onder de voorkeurswaarde van 48 dB blijft. Bij Schieoevers West I is de geluidsbelasting van de vier relevante zoneplichtige wegen hoger dan de voorkeurswaarde, maar lager dan de maximale geluidsbelasting waarvoor een hogere waarde kan worden vastgesteld.
30 km/uur wegen en tramverkeer
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is, conform het gemeentelijke ontheffingsbeleid, ook de geluidsbelasting van relevante niet zoneplichtige geluidbronnen berekend. Het college van burgemeester en wethouders zal de geluidbelasting afkomstig van de niet-zoneplichtige geluidbronnen in overweging nemen bij het vaststellen van een hogere waarde.
Een 30 km/uur weg is relevant indien de weg direct langs een ontwikkellocatie ligt. Een trambaan is relevant indien de trambaan op de weg ligt, of naast de weg mits er geen gebouwen tussen de trambaan en de onderzochte weg staan. Op de berekende geluidsbelasting vanwege een trambaan wordt, conform het ontheffingsbeleid Rotterdam, de aftrek conform artikel 110g van de Wgh niet toegepast.
Voor de ontwikkellocaties in Spangen zijn er geen relevante trambanen, omdat er afschermende bebouwing tussen de wegen met trambanen en de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen staat. Door deze afschermende bebouwing ligt geluidsbelasting afkomstig van trambanen onder de voorkeurswaarde (48 dB).
Tabel Maximale geluidsbelasting per 30 km/uur weg op de ontwikkellocaties
30 km/uur weg | locatie 1a | locatie 1b | locatie 2 | ||
Vosmaerstraat | 55,9 | ||||
Alberdingk Thijmstraat | 56,4 | 57,1 | |||
Multatulistraat | 55,8 | ||||
Nicolaas Beetsstraat | 57,0 | 56,7 | |||
Busken Huetstraat | 52,2 | ||||
Spaansebocht | 51,9 |
In de bovenstaande tabel is de hoogste geluidsbelasting van de relevante niet zoneplichtige wegen ter plaatse van de ontwikkellocaties aangegeven. Geluidsbelastingen die onder de voorkeurswaarde van 48 dB liggen zijn niet opgenomen.
6.4.2 Railverkeer
Overeenkomstig de systematiek van verkeerswegen hebben ook spoorwegen een toetsingzone voor geluidhinder. De omvang van deze zone is per traject opgenomen in het 'Besluit geluidhinder spoorwegen'. Ten noorden van het plangebied ligt de spoorlijn Rotterdam–Schiedam (trajecten 570 en 571). De zonebreedte van de spoortrajecten 570 en 571 bedraagt 700 meter respectievelijk 800 meter. Beide ontwikkellocaties liggen binnen de geluidzones van de genoemde spoortrajecten, daarom is de geluidsbelasting van het railverkeer op deze locaties berekend. In de onderstaande tabel is per locatie de hoogste berekende geluidsbelasting opgenomen.
Tabel Maximale geluidsbelasting vanwege de spoorlijn Rotterdam-Schiedam
Locatie | LDEN | Overschrijding | |||
(dB) | voorkeur (55 dB) | maximaal (68 dB) | |||
1a | 59,2 | ja | nee | ||
1b | 56,2 | ja | nee | ||
2 | 67,9 | ja | nee |
Uit het onderzoek blijkt dat de voorkeurswaarde zowel bij de Staringbuurt als bij Schieoevers West I wordt overschreden.
De metrolijn tussen Marconiplein en Schiedam heeft, waar deze bovengronds ligt, een toetsingszone van 100 meter. De nieuwe geluidsgevoelige situaties die het bestemmingsplan Spangen mogelijk maakt liggen niet binnen deze toetsingszone, zodat hiervoor geen onderzoek en toetsing nodig is.
6.4.3 Industrielawaai
Rondom industrieterreinen waar zich bedrijven met een hoge geluidsproductie mogen vestigen (zogenaamde grote lawaaimakers, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder) ligt een toetsingszone voor industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige situaties die binnen deze zones mogelijk worden gemaakt moeten worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. Drie van deze toetsingszones liggen binnen de plangrenzen van het bestemmingsplan Spangen. In het noorden van Spangen ligt de toetsingszone van het industrieterrein 's -Gravelandsepolder/Spaansepolder. Over het zuidwesten van het plangebied liggen de toetsingszones van de industrieterreinen Waal-/Eemhaven en HavensNoordwest/ Oost-Frankenland (waaronder de Vierhavens/Merwehaven), die elkaar gedeeltelijk overlappen. De nieuwe geluidsgevoelige situaties die het bestemmingsplan Spangen mogelijk maakt liggen niet binnen deze toetsingszones, zodat voor industrielawaai geen akoestisch onderzoek nodig is.
6.4.4 Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige situaties die het plan mogelijk maakt, Staringbuurt (1a en 1b) en Schieoevers West I (2), de geluidsbelasting vanwege de spoorlijn Rotterdam-Schiedam hoger is dan de voorkeurswaarde. Bij Schieoevers West I zorgen vier zoneplichtige wegen eveneens voor een overschrijding van de voorkeurswaarde. De voorkeurswaarde is de geluidsbelasting die op basis van de Wet geluidhinder in ieder geval toelaatbaar wordt geacht.
Als de voorkeurswaarde wordt overschreden, dan kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen als toelaatbare geluidsbelasting op de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige situaties. Omdat het in Spangen om nieuwe woningen gaat, kan voor de geluidsbelasting door railverkeer een hogere waarde van maximaal 68 dB worden vastgesteld, voor wegverkeer is dit 63 dB. Deze waarden worden nergens overschreden.
De gemeente moet het vaststellen van een hogere waarde met argumenten motiveren. Hiertoe heeft de gemeente Rotterdam de nota 'Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam' vastgesteld. Voordat wordt gekozen voor het vaststellen van hogere waarden wordt eerst gekeken naar mogelijkheden om met bron- en overdrachtsmaatregelen de geluidsbelasting te beperken. Het spoor gaat ter plaatse van Schieoevers West I met een brug over de Schie, daardoor is een geluidsscherm stedenbouwkundig niet wenselijk en technisch lastig. Geluidbeperkende maatregelen worden voor het spoor niet als realistisch gezien. Bij Schieoevers West I zorgen de Horváthweg en de Beukelsweg voor een overschrijding van de voorkeurswaarde. Dit zijn drukke wegen ten noorden van het plangebied, aan weerszijden van de Schie. Vanwege de verhoogde ligging van deze wegen, en aangezien de Beukelsweg onderdeel is van een verkeersplein, zijn geluidsschermen stedenbouwkundig niet gewenst en (verkeers)technisch lastig. De Spangesekade en de Da Costastraat zorgen eveneens voor een overschrijding van de voorkeurswaarde op Schieoevers West I. Dit zijn buurtwegen die langs de locatie liggen, zodat geluidsschermen niet aan de orde zijn. Het toepassen van stille wegdekken is met name bij de twee laatstgenoemde wegen wel een reële mogelijkheid. Om twee redenen wordt niet voor het toepassen van stille wegdekken gekozen: ook bij toepassing van stil asfalt is er sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde en ook zonder stil asfalt is er sprake van een voldoende geluidskwaliteit.
De geluidskwaliteit wordt als voldoende beschouwd voor woningen in stedelijk gebied, mits alle woningen op de ontwikkellocaties zijn voorzien van minimaal één geluidluwe gevel, en indien van toepassing een geluidluwe buitenruimte. Bij een geluidluwe gevel is de gecumuleerde geluidsbelasting per bronsoort (wegen, spoorwegen, industrie) niet hoger dan 53 dB voor wegen en 55 dB voor spoorwegen. Het gaat dus om de totale geluidsbelasing van alle relevante wegen samen en om de totale geluidsbelasting van alle relevante spoorwegen samen. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat op de van de geluidsbronnen (de spoorlijn en de wegen) afgekeerde gevels van de Staringbuurt wordt voldaan aan de Rotterdamse norm voor geluidluwe gevels. De beoogde ontwikkeling Schieoevers West I licht bijna haaks op het spoor. De berekende geluidsbelastingen op de bestemmingsgrenzen van deze ontwikkeling zijn ook aan de minst geluidsbelaste kant hoger dan de norm voor een geluidluwe gevel. De realisatie van een geluidluwe gevel is echter bouwtechnisch wel mogelijk, bijvoorbeeld door een zaagtandgevel of een vliesgevel. Omdat het realiseren van een geluidluwe gevel mogelijk is, en er geen reden is om af te wijken van de belangrijke kwaliteitseis dat een woning beschikt over een geluidluwe gevel, zijn de hogere waarden voor Schieoevers West I vastgesteld onder voorwaarde dat er aan de minst geluidsbelaste kant een geluidluwe gevel aanwezig is. In de regels van dit bestemmingsplan is bij de bebouwingsnormen van "Woongebied - 2" bepaald dat de woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe gevel, zoals bedoeld in het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder.
De hoogste geluidsbelastingen van het wegverkeer liggen niet hoger dan de plandrempel van 58 dB die voor rustig stedelijk gebied in het 'Rotterdams actieplan geluid' is opgenomen.
De geluidsbelasting van de zoneplichtige geluidsbronnen op basis van de Wet geluidhinder vormt geen belemmering voor woningbouw op de in het bestemmingsplan Spangen opgenomen ontwikkellocaties. Als de geluidsbelasting van niet-wettelijke geluidsbronnen (30 km/uur wegen en tramlijnen) ter plaatse van de ontwikkellocaties onevenredig hoog is, kan er echter toch sprake zijn van een planologisch onwenselijke situatie, ook al wordt voldaan aan de wettelijke normen. Daar is echter bij de ontwikkellocaties in Spangen geen sprake van. Tramlawaai speelt hier geen rol en de geluidsbelastig van 30 km/uur wegen is op de Staringbuurt maximaal 57 dB en op Schieoevers West I maximaal 52 dB, voor stedelijk gebied acceptabele geluidsbelastingen.
Om de hierboven genoemde redenen hebben burgemeester en wethouders de onderstaande geluidsbelastingen als hogere waarden 29 augustus 2013 vastgesteld. Het besluit hogere waarden is als Bijlage 2 in de toelichting opgenomen.
Tabel vastgestelde hogere waarden
Locatie | Bestemming | Zoneplichtige bron | LDEN Railverkeer (dB) | LDEN Wegverkeer (incl. aftrek art. 110 Wgh) (dB) | |||
1a | woningen | spoorlijn Rotterdam-Schiedam | 59 | - | |||
1b | woningen | spoorlijn Rotterdam-Schiedam | 56 | - | |||
2 | woningen | Da Costastraat Spangensekade Beukelsweg Horváthweg spoorlijn Rotterdam-Schiedam | - - - - 68 | 58 58 58 55 |
6.5 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen.
Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen: zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren, als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:
- er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
- er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
- het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
- de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
Op 16 januari 2009 is het Besluit Gevoelige Bestemmingen in werking getreden. Met deze AMvB kan de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' (zoals een school) in de nabijheid van provinciale en rijkswegen worden beperkt. Nieuwe gevoelige bestemmingen moeten op meer dan 300 meter van een snelweg en op meer dan 50 meter van een provinciale weg gebouwd worden, indien binnen deze afstanden grenswaarden worden overschreden. In dit besluit zijn woningen niet als gevoelige bestemming gekwalificeerd.
Rotterdams beleid
Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken, is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld en uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.
6.5.1 Plangebied
Voor het bestemmingsplan Spangen is getoetst of wordt voldaan aan de Wet luchtkwaliteit en het gemeentelijke luchtbeleid. Spangen ligt niet binnen de zones van rijkswegen en provinciale wegen, en het plan maakt geen nieuwe gevoelige bestemmingen mogelijk. Het bestemmingsplan voldoet daarom aan het Besluit gevoelige bestemmingen.
Na realisatie van de in het plan opgenomen ontwikkelingen zijn er per saldo minder woningen dan in de huidige situatie. Het bestemmingsplan draagt daardoor geheel niet, en dus ook niet in betekenende mate, bij aan de luchtvervuiling. De wetgeving voor luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering om het bestemmingsplan vast te stellen.
Ter plaatse van de nieuwe woningen is geen sprake van een overschrijding van de grenswaarden. Het bestemmingsplan Spangen voldoet daarmee aan het gemeentelijke beleid voor luchtkwaliteit.
6.6 Bodem
De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal.
Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.
6.6.1 Plangebied
De Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam, die in 2010 is bijgewerkt, geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. In het hele plangebied is de contactzone, de bovenste 1 meter vanaf het maaiveld, licht verontreinigd. Ook de ondergrond (vanaf 1 meter onder maaiveld) in het plangebied is licht verontreinigd. Plaatselijk kunnen er altijd puntbronnen (incidenteel sterkere verontreiniging) aanwezig zijn. Daarom moet er voordat er nieuwbouw plaatsvindt worden nagegaan of de bodem schoon genoeg is voor de beoogde functies.
Ter plaatse van de nieuwbouwlocatie Schieoevers West I is in 2005 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek wordt de locatie geschikt geacht voor het huidige gebruik als speelplaats. Voordat de bodem geschikt kan worden geacht voor de woonbestemming zal (in het kader van de bouwvergunning) een onderzoek moeten worden verricht naar de dieper gelegen verontreinigingen met minerale olie en naftaleen. Ook zal dan een onderzoek moeten worden verricht naar de lokaal in het grondwater aangetroffen benzeenverontreiniging.
Voor een deel van de ontwikkelingslocatie Staringbuurt (Nicolaas Beetsstraat 29-45 / Vosmaerstraat 1-9) is in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Een deel van de onderzochte locatie blijkt sterk te zijn verontreinigd met zware metalen (het gaat naar schatting om 25 m3 grond). Voor deze bodemverontreiniging geldt een saneringsplicht. Omdat er geen sprake is van gezondheidsrisico's, en ook niet van ecologische- en verspreidingsrisico's, kan de sanering worden uitgesteld totdat er activiteiten in de grond plaatsvinden. Als er bij de sloop en nieuwbouw van de Staringbuurt handelingen met de verontreinigde grond plaatsvinden, moet een saneringsplan worden opgesteld.
6.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.
Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatie- waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.
Rotterdams beleid
De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).
6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg
Over de A20 ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Ten behoeve van het bestemmingsplan Spaanse polder is een risicoberekening uitgevoerd om het plaatsgebonden risico en het groepsrisico te bepalen. Het plaatsgebonden risico en het plasbrandaandachtsgebied van de A20 spelen bij het bestemmingsplan Spangen geen rol.
De volkstuinen ten noorden van het spoor liggen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van de A20. Uit de berekeningen voor Spaanse Polder blijkt dat het groepsrisico binnen het invloedsgebied aan weerszijden van de snelweg na planrealisatie van Spaanse polder 0,09 maal de oriëntatiewaarde bedraagt.
6.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over rail
Over het spoortraject Rotterdam-Schiedam, aan de noordkant van het plangebied, vindt geen transport van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens de prognoses zal ook in de toekomst geen transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden over deze route.
6.7.3 LPG-tankstation
Aan de oostkant van de Tjalklaan, ten noorden van het spoor, is een tankstation met verkoop van LPG gelegen. Dit tankstation ligt buiten het plangebied van Spangen, maar de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 110 meter vanaf het LPG-vulpunt bij dit tankstation ligt over een deel van het volkstuinencomplex dat onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan Spangen. Kwetsbare bestemmingen zijn binnen een 10-6 plaatsgebonden risicocontour niet toegestaan en voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare bestemmingen binnen een risicocontour bestaat een motiveringsplicht. Bij het volkstuinencomplex gaat het om een bestaande beperkt kwetsbare bestemming, zodat de ligging van een deel van het complex binnen de risicocontour geen gevolgen heeft voor het bestemmingsplan Spangen.
Het tankstation heeft een invloedsgebied groepsrisico van 150 meter vanaf het LPG-vulpunt. Uit de groepsrisicoberekening blijkt dat het groepsrisico binnen dit invloedsgebied 0,14 maal de oriëntatiewaarde bedraagt.
6.7.4 Leidingen
Langs de Tjalklaan is een hogedruk aardgastransportleiding gelegen. Deze leiding, die onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen valt, heeft geen 10-6 plaatsgebonden risicocontour.
Het huidige groepsrisico is berekend en weergegeven in onderstaande figuur. Het groepsrisico bedraagt maximaal 0,0018 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico wordt dus niet overschreden.
6.7.5 Vuurwerkopslaglocaties
Om in aanmerking te komen voor een vergunning voor het opslaan en verkopen (in de laatste dagen van het jaar) van consumentenvuurwerk dient men te beschikken over een opslagruimte (bewaarplaats / kluis) die voldoet aan een aantal veiligheidseisen.
Bij vuurwerkopslagen tot 10.000 kg consumentenvuurwerk mogen zich binnen een zone van 8 meter vanaf de deur van de kluis (veiligheidszone) geen kwetsbare objecten bevinden.
Bij vuurwerkopslagen boven 10.000 kg consumentenvuurwerk moeten per bufferbewaarplaats - afhankelijk van de hoeveelheid opgeslagen vuurwerk - veiligheidsafstanden variërend van 20 tot 48 meter in acht genomen worden. Bij het plannen van nieuwe kwetsbare objecten dient deze veiligheidsafstand in acht te worden genomen.
Bij vuurwerkopslagen waarin professioneel vuurwerk aanwezig mag zijn, dienen andere veiligheidsafstanden in acht te worden genomen. De afstanden worden gemeten vanaf de bewaarplaats en van de eventuele bewerkingsruimte tot een kwetsbaar of een geprojecteerd kwetsbaar object. Er wordt geen onderscheid gemaakt in verpakt of onverpakt vuurwerk. Tot 750 kg vuurwerk geldt een veiligheidsafstand van 400 meter, vanaf 750 tot 6000 kg geldt een veiligheidsafstand van 800 meter.
Plangebied
Binnen het plangebied is een vuurwerkverkooppunt met bijbehorende opslag aanwezig is. Het betreft het adres Mathenesserweg 1. Het bedrijf heeft een melding gedaan voor de opslag van maximaal 1000 kg consumentenvuurwerk. Hiervoor gelden de effectafstanden zoals genoemd in het Vuurwerkbesluit. Conform bijlage 3, voorschrift 1.2 onder a van dit besluit moet, gemeten van de bewaarplaats en bufferbewaarplaats, in voorwaartse richting tot een (geprojecteerd) kwetsbaar object een veiligheidsafstand van ten minste 8 meter in acht worden genomen. Bij het plannen van nieuwe kwetsbare objecten dient eveneens met deze afstand rekening te worden gehouden. Het bestemmingsplan Spangen maakt geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk in de buurt van het vuurwerkverkooppunt.
6.7.6 Conclusie
Plaatsgebonden risico
Over een deel van het volkstuinencomplex is de 10-6 plaatsgebonden risicocontour van het LPG-tankstation Tjalklaan gelegen. Omdat binnen de risicocontour sprake is van een bestaand beperkt kwetsbaar object vormt plaatsgebonden risico geen belemmering voor het bestemmingsplan Spangen.
Groepsrisico
De invloedsgebieden groepsrisico van de A20, het LPG-tankstation aan de Tjalklaan en de aardgastransportleiding langs de Tjalklaan liggen over een deel van het plangebied. Het groepsrisico binnen deze invloedsgebieden bedraagt respectievelijk 0,09, 0,14 en 0,0018 maal de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan Spangen zorgt niet voor een verandering van het groepsrisico. Het beleidskader groepsrisico Rotterdam gaat bij een groepsrisico van maximaal 0,3 maal de oriëntatiewaarde uit van een lichte verantwoording. Aangezien de groepsrisico's ruim onder de oriëntatiewaarde liggen en het bestemmingsplan Spangen niet voor een toename van dit groepsrisico zorgt, wordt dit groepsrisico (zonder dat er maatregelen worden getroffen om de kans op of de gevolgen van een calamiteit te beperken) als verantwoord gezien.
Externe veiligheid levert geen belemmering op voor het bestemmingsplan Spangen.
6.8 Natuur
De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Natuurbeschermingswet, die vooral gericht is op het beschermen van gebieden en de Flora- en faunawet die vooral gericht is op de bescherming van soorten.
De Natuurbeschermingswet beschermt specifieke gebieden (Natura 2000) op basis van Europese richtlijnen: Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, Wetlands en Beschermde Natuurmonumenten. Voor deze juridisch beschermde gebieden gelden per gebied specifieke instandhoudingsdoelen voor de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Daarnaast kan hier ook het beschermen van soorten op basis van de Flora- en faunawet van toepassing zijn. De Flora- en faunawet regelt de soortbescherming en geldt voor heel Nederland. Voor alle in het wild levende planten en dieren geldt een algemene zorgplicht. Tevens is een lijst van kracht met beschermde soorten. De bescherming van deze soorten is nader uitgewerkt in verbodsbepalingen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan dient rekening te worden houden met de gevolgen van het plan voor de natuur. Gekeken dient te worden of ten gevolge van het plan, of bij de uitvoering van het plan geen blijvende schadelijke effecten zullen optreden aan gebieden en soorten. Dit moet 'op voorhand in redelijkheid' worden ingeschat via een deskundigenrapport (zgn. natuurtoets, of ecologische toets).
Als er mogelijk effecten zijn, moet aannemelijk worden gemaakt dat daarvoor een ontheffing Flora- en faunawet kan worden verkregen en/of dat met zorgvuldig handelen schade kan worden voorkomen. Op grond van de Natuurbeschermingswet geldt een vergunningplicht. Als een vergunning nodig is, dan moet, om de uitvoerbaarheid voor het bestemmingsplan aan te tonen, aannemelijk worden gemaakt dat een vergunning kan worden verleend, zo nodig met mitigerende maatregelen, of door middel van compensatie.
6.8.1 Plangebied
Ten behoeve van het bestemmingsplan Spangen is een flora- en faunatoets uitgevoerd. Hieronder wordt eerst de huidige natuurwaarde in het plangebied beschreven, zoals dat uit het onderzoek naar voren komt. Vervolgens worden de ontwikkellocaties nader beschouwd.
Beschermde natuurwaarden
Het is onwaarschijnlijk dat de wijk Spangen gebruikt wordt door overwinterende vleermuizen. Ook de aanwezigheid van een kraamkolonie in de wijk is onwaarschijnlijk. Door de stadsvernieuwing zijn er waarschijnlijk ook weinig voor vleermuizen geschikte gebouwen meer over. Wel zijn fouragerende Gewone dwergvleermuizen waargenomen langs de doorgaande groenstructuren Mathenesserdijk en voormalige spoorbaan. Naar verwachting zullen ook het sportpark en het volkstuinencomplex door vleermuizen gebruikt worden als fourageergebied.
De Huismus is onder de Flora- en faunawet aangemerkt als jaarrond beschermde soort, broedlocaties zijn daarmee ook buiten het broedseizoen beschermd. Populaties van de huismus zijn op een aantal plaatsen in het plangebied waargenomen. Veel waarnemingen liggen in de Staringbuurt. Tuinen met veel groen zijn een geschikt foerageergebied voor huismus. De Gierzwaluw is eveneens een soort die vaak in oudere stadswijken wordt aangetroffen. Waarnemingen zijn bekend net buiten het plangebied. Gierzwaluwen gebruiken vergelijkbare broedlocaties als huismussen maar hebben een sterkere voorkeur voor relatief steile daken. Ook de nesten van Gierzwaluwen zijn jaarrond beschermd. Voor de eveneens jaarrond beschermde Slechtvalk, die ook in het plangebied is waargenomen, zal het gebied vooral fungeren als foerageergebied.
Er zijn geen gegevens voorhanden over het voorkomen van beschermde vissen binnen het plangebied. In het plangebied is ook betrekkelijk weinig oppervlaktewater voorhanden. Direct buiten het plangebied is het Vetje (rode lijst soort ) aangetroffen. Op basis van ervaringen elders in Rotterdam kan het voorkomen van de beschermde soorten (Bittervoorn en Grote Modderkruiper) niet uitgesloten worden.
In 2008 is de oever van de Delfhavense Schie (Spangese kade) onderzocht. De beschoeiing bestaat uit gemetselde stukken kade en gedeelten van stortsteen en kent een zeer waardevolle muurflora. De middels de Flora- en Faunawet beschermde soorten die er voorkomen zijn de Steenbreekvaren en de Tongvaren. Indien werkzaamheden aan de kademuur uitgevoerd gaan worden, is voorafgaand altijd een onderzoek in het kader van de Flora- en Faunawet nodig. In de rest van het plangebied zijn geen gegevens over het voorkomen van beschermde plantensoorten bekend.
Rond de bescheiden hoeveelheid oppervlaktewater kunnen algemene soorten amfibieën voorkomen. Voor het voorkomen van beschermde soorten amfibieën ontbreekt echter het specifieke biotoop. Ook voor beschermde soorten reptielen, libellen en dagvlinders ontbreekt het juiste biotoop in het plangebied.
Ontwikkellocaties
Bij de Staringbuurt gaat sloop en vervangende nieuwbouw plaats vinden. Het voornemen tot sloop is waarschijnlijk in strijd met artikel 11 van de Flora- en Faunawet. In de Staringbuurt is een groot aantal waarnemingen van Huismussen bekend. Hoogstwaarschijnlijk bevindt zich in de te slopen gebouwen aan de Alberdingk Thijmstraat, 2e Staringstraat en Vosmaerstraat een broedlocatie van de Huismussen. Voor de sloop is dan ontheffing van de Flora- en Faunawet nodig. Om deze te verkrijgen zullen maatregelen nodig zijn. Een ontheffing wordt voor ruimtelijke ingrepen doorgaans wel verstrekt, zodat het voorkomen van de Huismussen geen beletsel is voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het noodzakelijke onderzoek- en ontheffingstraject moet minimaal anderhalf jaar voor de geplande sloopdatum worden ingezet om vertragingen in de uitvoering te voorkomen.
Er zijn geen belemmeringen vanuit de Flora- en Faunawet voor het nieuwbouwplan Schieoevers West I.
6.9 Duurzaamheid En Energie
Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven.
Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. Deze duurzaamheidsambitie is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaamheid, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI).
Plangebied
De mogelijkheden voor verduurzaming liggen voor Spangen voornamelijk bij de ontwikkellocaties. Bij nieuwbouw en renovatie kan winst geboekt worden op het gebied van energie-efficiency (opgave 2 Programma Duurzaam), vanwege de strengere eisen met betrekking tot energieverbruik en isolatie (EPV-norm). Daarnaast liggen er bij deze ontwikkelingen ook kansen voor flexibel bouwen en duurzaam materiaalgebruik.
Door de ontwikkelingen Staringbuurt en Schieoevers West I worden de structuur en de kwaliteit van de buitenruimte versterkt. Door de realisatie van stedelijke grondgebonden woningen worden nieuwe bewonersgroepen aangetrokken, waardoor de voorzieningenstructuur wordt versterkt. Het bestemmingsplan Spangen biedt de mogelijkheid voor een combinatie van wonen en kleinschalige bedrijvigheid (werken aan huis). Hierdoor wordt bijgedragen aan een van de uitgangspunten van het Programma Duurzaam: waardecreatie en toekomstbestendigheid.
De kwaliteit van de buitenruimte wordt versterkt door de herinrichting van de groenstructuur langs de Schie en de bescherming van de hoofdgroenstructuur in Spangen. Hierdoor wordt bijgedragen aan de duurzaamheidsopgave om de stad groener te maken.
6.9.1 Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen is de insteek om er zorg voor te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Een aantal van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in Spangen:
- Afkoppeling van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden.
- Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten.
- Gebruik hout met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is.
- Pas waterbesparende maatregelen toe, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet.
- Maak gebruik van zonne-energie zoals een zonneboiler of zonnecellen.
- Bekijk of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak.
6.9.2 Duurzame energie
Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving.
Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruikgemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx).
Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter.
De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning.
6.9.3 Groene daken
De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak.
Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.
Hoofdstuk 7 Sociale Veiligheid En Leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte.
Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zonodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld.
Voor de overig deel wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996. Hierin zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan:
- het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren;
- differentiatie en flexibiliteit van woningen;
- veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot het buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.
Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.
Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van Stadsontwikkeling zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
Hoofdstuk 9 Financiële Uitvoerbaarheid
In de planbeschrijving is een beschrijving gegeven van de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt. Het betreft hier de herstructurering van de Staringbuurt en het bouwplan Schieoevers West I.
9.1 Staringbuurt
De herstructurering van de Staringbuurt is een particuliere ontwikkeling. Het betreft hier deels renovatie- en deels nieuwbouwwoningen, inclusief aanpak van de buitenruimte. De ontwikkeling zal mede door een bijdrage vanuit ISV-3 voor eigen rekening en risico door Woonstad worden verwezenlijkt.
9.2 Schieoevers West I
Het bouwplan Schieoevers West I is de laatste bouwlocatie vanuit de gemeentelijke grondexploitatie Schieoevers. In de gemeentelijke grondexploitatie zijn alle kosten en opbrengsten opgenomen. Schieoevers West I zal door middel van deze gemeentelijke grondexploitatie minimaal budgettair neutraal worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 10 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
- 1. GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
- 2. DCMR, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond;
- 3. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 4. BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam;
- 5. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
- 6. Dagelijks Bestuur deelgemeente Delfshaven;
- 7. SRR, StadsRegio Rotterdam;
- 8. KvK, Kamer van Koophandel Rotterdam;
- 9. Tennet Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
- 10. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
- 11. K.P.N. Telecom;
- 12. N.V. Nederlandse Gasunie;
- 13. Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
- 14. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
- 15. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland;
- 16. Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed;
10.1 Gs, Gedeputeerde Staten Van Zuid-holland, Directie Drm
De provincie heeft kennisgenomen van het concept ontwerpbestemmingsplan en geeft naar aanleiding daarvan de volgende gecoördineerde reactie van alle betrokken directies van de provincie.
Het provinciale beoordelingskader is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie en de verordening Ruimte. Het plan is conform dit beleid.
Reactie:
Vaarvan akte.
10.2 Dcmr, Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
De DCMR geeft geen formele reactie in het vooroverleg. Wel gaat de DCMR akkoord met de ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. In de milieuparagraaf van het concept ontwerp zijn de aspecten uit de Quick Scan Milieu van 30 maart 2012 verwerkt. In het concept ontwerp is aandacht besteed aan het thema duurzaam.
Reactie:
Waarvan akte.
10.3 Hoogheemraadschap Van Delfland
Als reactie op het toesturen van het concept ontwerpbestemmingsplan kan het hoogheemraadschap een positief advies geven. Aan alle aspecten van een goede waterhuishouding is invulling gegeven.
Reactie:
Waarvan akte.
10.4 Vrr, Veiligheidsregio Rotterdam-rijnmond
De afdeling Risicobeheersing van de VRR brengt in het kader van externe veiligheid advies uit over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. De VRR doet dit door middel van een analyse van de omgeving waarbij risicobronnen, mogelijke scenario's en hun effecten worden beschouwd.
Voor het beoordelen van het ruimtelijk plan hoort het college van B en W een gemotiveerde afweging te maken tussen de overwegingen met betrekking tot externe veiligheid en de toegevoegde waarde van het ruimtelijke plan.
Advies VRR:
Ten behoeve van de verbetering van de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid kunnen geen maatregelen geborgd worden die vallen binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening. Deze maatregelen kunnen echter wel gerealiseerd worden binnen de context van de gemeentelijke verantwoordelijkheid ex art. 3 Wet Veiligheidsregio's:
10.4.1 Vluchtroute volkstuinencomplex
Vanwege de ligging van de hogedruk aardgastransportleiding en het LPG-tankstation (beide gelegen ten oosten van het volkstuinencomplex) adviseerd de VRR een ontvluchtingsroute aan de westzijde van het volkstuinencomplex te realiseren.
Reactie:
De gemeente onderschrijft de wenselijkheid van deze ontvluchtingsroute. Omdat het om een bestaand volkstuinencomplex gaat, kan realisatie hiervan echter niet door middel van het bestemmingsplan worden geregeld. Bovendien zijn de groepsrisico's ter plaatse van de volkstuinen zeer laag, zodat de veiligheidssituatie ook zonder een ontvluchtingsroute als verantwoord wordt gezien.
10.4.2 Voorleggen aan regionale brandweer
Het plangebied laten voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Noord.
Reactie:
De Regionale Brandweer heeft niet gemeld dat er in de huidige situatie knelpunten zijn met betrekking tot bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening. In het kader van (vervangende) nieuwbouw en eventuele herinrichting van het openbaar gebied dient te worden voldaan aan de richtlijnen. Het bestemmingsplan kan hierin geen rol spelen.
10.4.3 Voorlichtingscampagne
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand".
Reactie:
Dit wordt gezien als een algemeen advies aan de gemeente. Omdat het advies geen directe relatie heeft met het bestemmingsplan wordt het in dit kader voor kennisgeving aangenomen.
10.4.4 VRR is voldoende toegerust
De beschouwde risicobranden kunnen in de voorziene plannen tot incidenten leiden die vallen in de maatrampklasse I (toxisch scenario op de rijksweg A20) en maatrampklasse III (fakkelbrand hogedruk aardgastransportleiding W-521-03-KR en BLEVE-scenario LPG-tankstation Tjalklaan). De VRR is voldoende toegerust om deze scenario's op een effectieve manier te kunnen bestrijden.
Reactie:
Waarvan akte.
10.5 Dagelijks Bestuur Deelgemeente Delfshaven
De deelgemeente geeft enkele tekstuele aanvullingen. Inhoudelijk geeft de deelgemeente aan dat Delfshaven werkt aan een geactualiseerde Horecanota. Rond het Spartastadion is sprake van consolidatie. Daarom stimuleert deelgemeente daar niet méér horeca. Ontwikkelingen aan de Horváthweg zijn opgenomen in de visie Vreelust. Onderdeel daarvan is een stedelijk benoemde locatie voor een feestzaal, maar daarvoor is nog geen projectontwikkelaar gevonden.
Reactie:
In de toelichting paragraaf Horecagebiedsplan Delfshaven 2012-2014 en Terrasnotitie aangegeven dat gewerkt wordt aan een geactualiseerde nota.
10.6 Tennet Zuid-holland, Beheerder Hoogspanningsnet
Aan het toegestuurde concept-ontwerp ontleent de netbeheerder dat Rotterdam rekening houdt met de betrokken elektriciteitswerken en dat belangen van de netbeheerder zijn gewaarborgd.
10.6.1 Twee verbindingen
Voor de volledigheid merkt netbeheerder op dat er niet 1 maar 2 ondergrondse 150.000 Volt transportverbindingen zijn betrokken, te weten de 150 kV-verbinding Rotterdam/Marconistraat – Delft (RTM-DE150) en Rotterdam/Marconistraat – Rotterdam/Ommoord (RTM-OM150). Deze beide kabelverbindingen zijn met een bestemmingstrook Leiding-Hoogspanning op de Verbeelding bestemd.
Reactie:
Dit is alsnog verduidelijkt in de tekst van de toelichting paragraaf 4.3.8 Leidingen.
10.6.2 Gebouwtje oliedrukstation
Verder merkt de netbeheerder op dat het oliedrukstation, dat staat ten noordwesten van het Sparta-stadion, niet afzonderlijk is bestemd als "Bedrijf - Nutsvoorziening". Dit is voor de netbeheerder in principe geen bezwaar, omdat de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanning" het hebben, houden en vervangen van dit gebouwtje mogelijk maakt. De netbeheerder vraagt of dit niet conflicteert met andere bestemmingsplannen van de gemeente, waarin dit soort gebouwtjes wel afzonderlijk zijn bestemd.
Reactie:
De bouwregels van bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" staan niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut toe, welke gebouwen elk niet groter mogen zijn 80 m3. Derhalve is er geen conflict met andere bestemmingsplannen van de gemeente.
10.7 N.v. Nederlandse Gasunie
Het concept ontwerpbestemmingsplan is door de Gasunie beoordeeld. Het plan geeft de Gasunie geen aanleiding tot het plaatsen van opmerkingen. De belangen van de Gasunie zijn voldoende meegenomen in het plan.
Reactie:
Waarvan akte.
10.8 Ministerie Van Infrastructuur En Milieu
Het ministerie gaat ervan uit dat de gemeente Rotterdam in zijn algemeenheid conform de Wro bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening houdt met het beleid en de regels van het Rijk zoals o.a. vastgelegd in de aanwijzing van de luchthaven Rotterdam The Hague Airport uit 2001, laatstelijk gewijzigd met het wijzigingsbesluit van 22 september 2011. Toezicht op de navolging hiervan vindt niet plaats vanuit de directie Luchtvaart.
In aanvulling hierop wijst het ministerie op de brief die op 25 mei 2011 o.a. aan de gemeente Rotterdam is gestuurd met als onderwerp ‘RBML en beperkingengebieden rondom luchthavens’, kenmerk VENW/BSK-2011/47946.
Reactie:
Het uitgangspunt van het ministerie klopt. De toegestane bouwhoogten in het plangebied zijn nergens in conflict met de meegegeven hoogten in de beperkingsgebieden rondom luchthavens. Een nadere toelichting of aanduiding op de Verbeelding van het (ontwerp)bestemmingsplan wordt niet nodig geacht.
10.9 Participatie
Voor het bestemmingsplan "Spangen" is door B&W in de startfase besloten om geen inspraak te verlenen. Dit is conform de algemene beleidslijn om voor bestemmingsplannen geen inspraak te verlenen, tenzij er een bijzondere reden is om dat wel te doen. Van bijzondere redenen is dezerzijds niet gebleken.
Wel zal de mogelijkheid van een informatiebijeenkomst worden aangegrepen. Aanwezigen zal de mogelijkheid geboden worden hun eventuele mening het karakter van een zienswijze te geven, waarna deze als zodanig zal worden behandeld in de bestemmingsplanprocedure.
Vooruitlopend op de twee grotere ontwikkelingen, Schieoevers West 1 en Staringbuurt, zijn specifiek voor die ontwikkelingen eigen participatietrajecten in gang gezet.
Voor Schieoevers West 1 is een inloopavond georganiseerd en zijn gesprekken met bewoners en belanghebbenden gevoerd, alvorens het programma van eisen door dagelijks bestuur aan de deelraad ter vaststelling werd aangeboden. Daarna is nog een consultatieronde over het voorlopige ontwerp gehouden.
Voor de herstructureringsopgave in de Staringbuurt is in het kader van het Masterplan door woningcorporatie Woonstad uitvoerig met bewoners gesproken. Diverse varianten van herstructurering zijn besproken en geanalyseerd. De gemeente heeft met Woonstad een ontwikkelingsovereenkomst gesloten op basis van de voorkeursvariant met een gedeeltelijke sloop/nieuwbouw van het gebied, renovatie en doorexploiteren van enkele gedeelten.
Bewonerscollectief Blauwe Vos is met Woonstad en gemeente in gesprek over doelgroepen, typologiën, maar ook beheer binnenterreinen. De Blauwe Vos is een renovatieproject met een hoog collectief karakter. De realisatie is door bewoners zelf gedaan of georganiseerd en bewoners stellen voor om het initiatief en een vorm van collectiviteit in de nieuwbouw door te zetten.