KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 2
Artikel 4 Bedrijf - 3
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen
Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg
Artikel 8 Centrum
Artikel 9 Gemengd - 1
Artikel 10 Gemengd - 3
Artikel 11 Gemengd - 4
Artikel 12 Gemengd - 5
Artikel 13 Gemengd - 6
Artikel 14 Gemengd - 7
Artikel 15 Gemengd - 8
Artikel 16 Gemengd - 9
Artikel 17 Gemengd - 10
Artikel 18 Groen
Artikel 19 Maatschappelijk - 1
Artikel 20 Maatschappelijk - 2
Artikel 21 Recreatie - 1
Artikel 22 Recreatie - 2
Artikel 23 Recreatie - Jacht- En Passantenhaven
Artikel 24 Recreatie - Nutstuin
Artikel 25 Recreatie - Volkstuin
Artikel 26 Sport - Sport- En Speelterrein
Artikel 27 Tuin - 1
Artikel 28 Tuin - 2
Artikel 29 Tuin - 3
Artikel 30 Tuin - 4
Artikel 31 Tuin - 5
Artikel 32 Verkeer - Erf
Artikel 33 Verkeer - Garagebox
Artikel 34 Verkeer - Metro/sneltram
Artikel 35 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 36 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 37 Water
Artikel 38 Wonen - 1
Artikel 39 Wonen - 2
Artikel 40 Wonen - 3
Artikel 41 Wonen - 4
Artikel 42 Wonen - 5
Artikel 43 Wonen - 6
Artikel 44 Wonen - 7
Artikel 45 Wonen - 8
Artikel 46 Wonen - 9
Artikel 47 Wonen - 10
Artikel 48 Wonen - 11
Artikel 49 Wonen - 12
Artikel 50 Wonen - 13
Artikel 51 Wonen - 14
Artikel 52 Wonen - 15
Artikel 53 Wonen - 17
Artikel 54 Wonen - Bijzonder Woongebouw
Artikel 55 Wonen - Woonwagenstandplaats
Artikel 56 Woongebied
Artikel 57 Leiding - Gas
Artikel 58 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 59 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 60 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 61 Waterstaat - Waterkering
Artikel 62 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 63 Antidubbeltelbepaling
Artikel 64 Algemene Bouwregels
Artikel 65 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 66 Overgangsrecht
Artikel 67 Slotregel
Bijlagen Behorend Bij De Regels
Bijlage 1 Behorend Bij Wonen - 3
Bijlage 2 Behorend Bij Wonen - 7
Bijlage 3 Behorend Bij Wonen - 10
Bijlage 4 Behorend Bij Wonen - 11
Bijlage 5 Behorend Bij Wonen - 13
Bijlage 6 Behorend Bij Wonen - 15
Bijlage 7 Bedrijvenlijst
Bijlage 8 Recreatielijst
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Gekozen Planopzet
1.3 Ligging En Begrenzing
1.4 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.4 Beleid Deelgemeente Prins Alexander
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Archeologie En Cultuurhistorie
3.3 Stadsgezichten En Monumenten
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Inleiding
4.2 Huidig Gebruik
4.3 Ontwikkelingen
4.4 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
5.3 Huidige Watersysteem
5.4 De Wateropgave
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Beleid
6.2 Milieu Effectrapportage
6.3 Milieuzonering
6.4 Geluid
6.5 Luchtkwaliteit
6.6 Bodem
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Flora En Fauna
6.9 Hoogspanningsleiding
6.10 Duurzaamheid En Energie
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid
8.1 Zevenkamp
8.2 Nesselande
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Participatie
9.2 Vooroverleg
Bijlagen
Bijlage 1 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 2 Vrr-advies
Bijlage 3 Vaststellingsbesluit
Bijlage 4 Uitspraak Raad Van State

Zevenkamp en Nesselande

Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam

Onherroepelijk op 19-11-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande van de gemeente Rotterdam.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes met de bijbehorende regels.

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.8 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988.

1.9 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen. Botenhuizen met een hoogte van maximaal 1,5 meter worden hierbij niet meegerekend.

1.11 Beperkt kwetsbare objecten

  1. a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  2. b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  3. c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  4. d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  5. e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.12 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.13 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.14 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.16 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 Bouwgrens

De grens van een Bouwvlak.

1.18 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt.

1.19 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten (de uitgegeven kavel met woning en tuin).

1.20 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.21 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.24 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.25 Bijzondere objecten

  1. a. bejaardentehuizen en verpleeginrichtingen (zoals ziekenhuizen en sanatoria);
  2. b. scholen en winkelcentra;
  3. c. hotels, kantoor- en bedrijfsgebouwen, bestemd voor meer dan 50 personen;
  4. d. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals computer- en telefooncentrales, gebouwen met vluchtleidingsapparatuur;
  5. e. objecten die door secundaire effecten een verhoogd risico met zich brengen, zoals bovengrondse installaties en opslagtanks voor brandbare, explosieve en/of giftige stoffen;
  6. f. een recreatieterrein:
    1. 1. een terrein voor langdurig verblijf van personen gedurende een gedeelte van een jaar, zoals camping;
    2. 2. een terrein voor kortstondig verblijf van grote groepen personen gedurende een gedeelte van de dag, zoals een speeltuin, een volkstuin, een sportveld of een openluchtzwembad;
  7. g. andere, met de bovengenoemde vergelijkbare objecten.

1.26 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit.

1.27 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.29 Dienstwoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.30 Dove gevel

  1. a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
  2. b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van tenminste 11 m2.

1.31 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen.

1.32 Gevaarlijke stoffen

Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.33 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)

Hieronder worden verstaan: woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen. Onder een andere geluidsgevoelig gebouw wordt verstaan: een onderwijsgebouw, een ziekenhuis, een verpleeghuis, een verzorgingstehuis, een psychiatrische inrichting,een kinderdagverblijf.

De aanwijzing als ander geluidsgevoelig gebouw geldt niet voor de delen van een gebouw die een andere bestemming hebben dan geluidsgevoelige verblijfsruimte. Onder geluidsgevoelige terreinen wordt verstaan: een standplaats voor woonwagens en een ligplaats in het water, bestemd om door een woonschip te worden ingenomen.

1.35 Hoofdgebouw

Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.

1.36 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.37 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.38 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.39 Kleinschalige speeltoestellen

Speeltoestellen niet hoger dan 4 meter

1.40 Kwetsbare objecten

  1. a. woningen, met uitzondering van:
    1. 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    2. 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.41 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.42 Maatschappelijk

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, sport, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.43 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.44 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.45 Ongebouwd terras

Een in het openbaar gebied en buiten de besloten ruimte liggend deel van een horecabedrijf waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt.

1.46 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.47 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.48 Peil (straat-)

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  2. b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.49 Perifere detailhandel

Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling waaronder een showroom (auto's, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels).

1.50 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.51 Rijbaan

Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

1.52 Rijstrook

Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

1.53 Souterrain

Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.

1.54 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.55 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.56 voorgevelzone

De lijn, tevens de grens van het bouwperceel en bestemmingsgrens, gemeten vanuit de as van de weg en gelegen aan de zijde van de dichtsbijzijnde en in het plan genoemde openbare weg.

1.57 Windturbine

Door de wind aangedreven bouwwerk, waarmee energie wordt opgewekt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het Peil (straat-) tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.6 de breedte van een gebouw

van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, met het daarbij behorende erf en opslag- werkterrein, ontsluitingswegen en -paden, groen en water;
  2. b. een bouwbedrijf terplaatse van Groeneweg 28;
  3. c. ter plaatse van de Groeneweg 34b zijn maatschappelijke functies (niet geluidgevoelig) toegestaan, met een maximum bvo van 300 m2;
  4. d. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan (Onderweg 1);
  5. e. een autowasstation ter plaatse van Brandingdijk 2;
  6. f. een groothandel in pluimvee, wild en gevogelte (geen levende dieren) ter plaatse van Wollefoppenweg 65B;
  7. g. een slachterij/poeliersbedrijf inclusief de daarbij behorende verkoopruimte ter plaatse van Wollefoppenweg 67;
  8. h. 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde over de bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding voor de gebouwen op de gronden gelegen aan de Onderweg, parallel aan de Benno Premselastraat tussen de Laan van Magisch Realisme en de A20 met dien verstande dat de hoogte met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden en dit strikt noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 voor de locaties grenzend aan de 'Laan van Avant-Garde' ten behoeve van vestigingen van perifere detailhandel tot een maximum van 30.000 m2, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en paden, parkeervoorzieningen, erf en groenvoorzieningen. Alvorens gebouwd mag worden ten behoeve van perifere detailhandel dient per vestiging een positief REO-advies te zijn verkregen, een verkeerskundig onderzoek en een distributieplanologisch onderzoek te zijn verricht.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de 'Milieudeskundige' - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 4 Bedrijf - 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven, met het daarbij behorende erf en opslag- werkterrein, ontsluitingswegen en -paden, groen en water;
  2. b. in het gebied gelegen tussen de A20, Nieuwemeer en de Schollevaartse Dreef zijn naast bedrijven ook sportvoorzieningen, en maatschappelijke voorzieningen toegestaan die niet gevoelig en/of kwetsbaar zijn voor geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit;
  3. c. voor het gebied gelegen tussen Roer en Swalm mag 10% van de gronden gebruikt worden voor indoorsportvoorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. terplaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding 'antenne-intstallatie' een antenne installatie toegestaan;
  6. f. een caravanbedrijf ter plaatse van Onderweg 1;
  7. g. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 terzake van het toelaten van bouwwerken binnen een zone van 50 meter, gemeten uit de kant van het wegdek van de Rijksweg A20, met dien verstande dat hierover overeenstemming is bereikt met de wegbeheerder.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 terzake van het bepaalde over de bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding, met dien verstande dat de hoogte met niet meer dan 9,5 meter wordt overschreden en dit strikt noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en Wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de 'Milieudeskundige' - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen van openbaar nut;
  2. b. een meet- en drukstation van de Gasunie met de bijbehorende bovengrondse en ondergrondse leidingen ter plaatse van de Middelweg;
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen zonder LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, een autowasinrichting, erf, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Bedrijf - Verkooppunt Motorbrandstoffen Met Lpg

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een inrichting voor de verkoop van motorbrandstoffen met LPG, met de daarbij behorende boven- en ondergrondse voorzieningen, erf, groenvoorzieningen, water, alsmede, uitsluitend in combinatie hiermee, voor detailhandel;
  2. b. 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 ten behoeve van het toestaan van een maximum hoogte van 8 meter, indien dit gewenst is in verband met een bijzondere architectonische vormgeving.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel;
  2. b. horeca;
  3. c. kantoor;
  4. d. maatschappelijk;
  5. e. voorzieningen van openbaar nut;
  6. f. parkeergarages (boven- en/of ondergronds);
  7. g. wonen;
  8. h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals berg- en stallingsruimten, erf, groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden;
  9. i. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  2. b. kantoren met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond, met een b.v.o. van tenhoogste 500 m2 per vestiging;
  3. c. kantoren ten behoeve van detailhandel, op de eerste verdieping;
  4. d. bedrijven (t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels), uitsluitend op de begane grond;
  5. e. detailhandelgerelateerde horeca, zoals een lunchroom, cafetaria of restaurant, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van de locatie gelegen aan de Zevenkampse Ring, waar 'horeca' is toegestaan;
  6. f. maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. sociaal culturele voorzieningen;
  8. h. wonen, uitsluitend op de verdieping(en) met uitzondering van de daarbij behorende voorzieningen zoals bergingen en garageboxen die ook op de begane grond zijn toegestaan;
  9. i. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  10. j. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 10 Gemengd - 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. sociaal culturele voorzieningen;
  3. c. kantoren met een gezamenlijk b.v.o. van maximaal 2000 m2;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuin, water, ontsluitingswegen en -paden;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Gemengd - 4

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren, uitsluitend op de begane grond , met een b.v.o. van maximaal 200 m2 per vestiging;
  2. b. bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van de locatie aan de hoek Brandingdijk / Reinier Rondhorstdijk waar géén bedrijven zijn toegestaan;
  3. c. wonen, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

11.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.1 en 11.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de 'Milieudeskundige' - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 12 Gemengd - 5

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvoorzieningen zoals een overdekt zwembad, sporthal;
  2. b. horeca met een oppervlakte van maximaal 300 m2;
  3. c. maatschappelijke voorzieningen;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

12.2 Bouwregels

Artikel 13 Gemengd - 6

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. sociaal culturele voorzieningen;
  3. c. kantoren met baliefunctie, uitsluitend op de begane grond, met een b.v.o. van tenhoogste 500 m2 per vestiging, met uitzondering van de locatie aan de Ommoordsetocht, alwaar geen kantoren zijn toegestaan;
  4. d. een fitnesscentrum, op de eerste verdieping;
  5. e. kantoren op de eerste verdieping;
  6. f. wonen;
  7. g. detailhandelgerelateerde horeca, zoals een lunchroom, cafetaria of restaurant uitsluitend op de begane grond, met uitzondering van de strook aan de noordzijde tussen de metrobaan en de Kooikerweg, waar géén horeca is toegestaan; en met uitzondering van de zuidwesthoek (het L-vormig bouwvlak aan de Zevenkampse Ring en de Imkerstraat), de Rietdekkerstraat en de Imkerstraat; alwaar 'horeca' is toegestaan;
  8. h. detailhandel, uitsluitend in de zuidwesthoek ( het L-vormig bouwvlak aan de Zevenkampse Ring en de Imkerstraat), de Rietdekkerstraat en de Imkerstraat;
  9. i. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  10. j. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.3.1 'Toegestane bedrijven' terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 14 Gemengd - 7

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 7aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in Maatschappelijk - 1 op de begande grond en de eerste verdieping ;
  2. b. wonen;
  3. c. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

14.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.3.1 en 14.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 15 Gemengd - 8

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met een b.v.o. van maximaal 500 m2 per vestiging en een gezamelijk b.v.o. van maximaal 2000 m2;
  2. b. kantoren met een b.v.o. van maximaal 500 m2 per kantoorvestiging een een gezamenlijk b.v.o. van maximaal 5000 m2;
  3. c. wonen;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 16 Gemengd - 9

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 9' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. wonen;
  3. c. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Gemengd - 10

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven;
  2. b. kantoren, met een b.v.o. van maximaal 1000 m2 per vestiging;
  3. c. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'horeca' is een horecavestiging toegestaan met een met een maximum b.v.o. van 300 m2;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 'Algemeen' en 17.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 18 Groen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, speelgelegenheden, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen, waterpartijen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, boothellingen, bruggen en beschoeiingen;
  2. b. strand;
  3. c. voorzieningen voor stadslandbouw;
  4. d. een horecavestiging in de vorm van een snackkiosk gelegen tussen de Zevenkampseweg en de Boorn;
  5. e. terplaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak in het Waterwijkpark in Nesselande zijn woningen toegestaan alsmede bestemmingsgerelateerde maatschappelijke voorzieningen met een maximum bvo van 1500m2 alsmede daaraan ondergeschikte horeca met een maximum bvo van 200m2;
  6. f. terplaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'speeltuin' is een speeltuin toegestaan;
  7. g. een geluidswal parallel aan de Rijksweg A20;
  8. h. ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak bij Wonen - 1 is bouwen in het groen toegestaan;
  9. i. terplaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'baggerspeciedepot' is een baggerspeciedepot toegestaan;
  10. j. terplaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'verkeer-viaduct' is een bovengrondse metro toegestaan;
  11. k. voorzieningen voor natuurlijke waterzuivering;
  12. l. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer;
  13. m. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  14. n. 'Waarde - Archeologie'' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

18.2 Bouwregels

Op de voor 'Groen' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:

Artikel 19 Maatschappelijk - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, sportvoorzieningen, sociaal, cultereel, maatschappelijke dienstverlening en Publieke dienstverlening;
  2. b. voorzieningen behorend bij bovengenoemde voorzieningen, zoals erf, groen, water, schoolpleinen, schoolwerktuinen, kleedkamers, kantines, parkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden;
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Maatschappelijk - 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, sportvoorzieningen, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf.
  2. b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds;
  3. c. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

20.2 Bouwregels

20.3 Specifieke gebruiksregels

De voor 'Maatschappelijk - 2' bestemde gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder.

Artikel 21 Recreatie - 1

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1"aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. onoverdekte recreatieve voorzieningen tot en met categorie 3.1 van de bijgevoegde recreatielijst of daarmee naar aard en omvang te vergelijken recreatieve voorzieningen, zoals een skatepark, een buitensportcentrum, een scoutingvereniging en een tennisbaan (zie Bijlage 8 Recreatielijst);
  2. b. ondersteunende detailhandel en/of horeca;
  3. c. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  4. d. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  5. e. groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers en gemalen;
  6. f. ontsluitingswegen -en paden en fiets- en voetpaden.
  7. g. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

21.2 Bouwregels

Artikel 22 Recreatie - 2

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2'aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. overdekte recreatieve voorzieningen tot en met categorie 3.1 van de bijgevoegde recreatielijst of daarmee naar aard en omvang te vergelijken recreatieve voorzieningen, zoals een speelparadijs, sauna, bowlingbaan, sporthal, beautyfarm (zie: Bijlage 8 Recreatielijst);
  2. b. een hotel/congrescentrum, alsmede hieraan ondersteunende horeca;
  3. c. horecavoorziening bij de "Johannahoeve";
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
  7. g. groenvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, beschoeiingen, duikers en gemalen;
  8. h. ontsluitingswegen en -paden en fiets- en voetpaden

22.2 Bouwregels

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. In afwijking van het bepaalde in 22.2.2 onder d. is een minimale afstand van 6 meter uit de bestemmingsgrens toegestaan is, mits het een deel van de gevel (maximaal 1/3 deel van de gevellengte) betreft en de bouwhoogte maximaal 2 bouwlagen bedraagt.
  2. b. In afwijking van het bepaalde in 22.2.2 onder d. is een maximale bouwhoogte toegestaan van 15 lagen in de vorm van een toren. Alsdan mag de oppervlakte per verdieping van laag 3 t/m 15 maximaal 450 m² bedragen.

Artikel 23 Recreatie - Jacht- En Passantenhaven

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jacht- en passantenhaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven ten dienste van de pleziervaart, met de daarbij behorende voorzieningen zoals kaden, dammen, glooiingen, en taluds;
  2. b. bij de jachthaven behorende bouwwerk, zijnde een watersportpaviljoen waarbinnen onder meer een botenloods, een botenhelling, horeca en voorzieningen voor beheer en onderhoud mogelijk zijn;
  3. c. bij de jachthaven behorende bedrijfswoningen;
  4. d. een gebouw ten behoeve van de watersport;
  5. e. watersportvoorzieningen;
  6. f. reparatie en opslag ten behoeve van de pleziervaart;
  7. g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van bijzondere aard ter ondersteuning van de watersport, als een wedstrijdtoren, een kraan;
  8. h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterkundige aard, als een brug, een duiker, een aanlegsteiger, een beschoeiing, een meerpaal;
  9. i. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  10. j. openbare nutsvoorzieningen;
  11. k. onoverdekte parkeervoorzieningen;
  12. l. Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

23.2 Bouwregels

Artikel 24 Recreatie - Nutstuin

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Nutstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf, parkeerterrein, waterlopen e.d.;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

24.2 Bouwregels

Artikel 25 Recreatie - Volkstuin

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. volkstuinen met bijbehorende voorzieningen, zoals erf, parkeerterrein en waterlopen;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

25.2 Bouwregels

Artikel 26 Sport - Sport- En Speelterrein

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sport- en speelterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sportvelden en speelterreinen;
  2. b. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, groen, tuinen, water, ontsluitingswegen en -paden;
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

26.2 Bouwregels

Artikel 27 Tuin - 1

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

27.2 Bouwregels

Artikel 28 Tuin - 2

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming alsmede een tot de conctructie behorend deel zijnde een staander/kolom;
  3. c. in de tuinen grenzend aan de bestemming"Wonen - 12" is per bouwperceel een (aanlanding van een) brug toegestaan, ten behoeve van de ontsluiting van de bouwpercelen aan de Wollefoppenweg, Bermweg en Onderweg, met dien verstande dat de breedte van de brug maximaal 3,5 meter bedraagt;
  4. d. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  5. e. 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

28.2 Bouwregels

28.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 28.2.1Algemeen ten behoeve van een bredere brug, indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van hulpvoertuigen.

Artikel 29 Tuin - 3

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

29.2 Bouwregels

Artikel 30 Tuin - 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

30.2 Bouwregels

Artikel 31 Tuin - 5

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. aan- en bijgebouwen;
  3. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

31.2 Bouwregels

Artikel 32 Verkeer - Erf

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, tuin en erf, openbare nutsvoorzieningen, speelgelegenheden en waterlopen;
  2. b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding 'overkraging' is een overkraging toegestaan;
  3. c. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en tenminste 2,2 meter boven maaiveld;
  4. d. 'Waarde - Archeologie'' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

32.2 Bouwregels

Artikel 33 Verkeer - Garagebox

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Garagebox' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voorberging van huishoudelijke doeleinden, alsmede voor tuin met bijbehorende voorzieningen; zoals paden, opritten, hagen, tuinmuren, terrassen en vijvers;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

33.2 Bouwregels

33.3 Specifieke gebruiksregels

  1. a. garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging;
  2. b. in aanvulling van bepaalde onder a is tevens toegestaan om de gebouwen te gebruiken voor werken aan huis met dien verstande dat in totaal 30% van het vloeroppervlak van de garage en bijbehorende woning hiervoor mag worden gebruikt.

Artikel 34 Verkeer - Metro/sneltram

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Metro/sneltram' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ondergrondse en bovengrondse spoorbanen ten dienste van de metro/sneltram, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden e.d.;
  2. b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'openbaar vervoerstation' is een openbaar vervoerstation toegestaan alsmede een horecavestiging met een b.v.o. van maximaal 50 m2 per OV-station alsmede een detailhandelvestiging met een b.v.o. van maximaal 100 m2 per OV-station;
  3. c. stallingsvoorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

34.2 Bouwregels

Artikel 35 Verkeer - Verblijfsgebied

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  2. b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen;
  3. c. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'openbaar vervoerstation' is een openbaar vervoerstation toegestaan alsmede een horecavestiging met een b.v.o. van maximaal 50 m2 per OV-station alsmede een detailhandelvestiging met een b.v.o. van maximaal 100 m2 per OV-station;
  4. d. stallingsvoorzieningen ten behoeve van langzaam verkeer;
  5. e. de gronden die tevens grenzen aan een bestemming waar horeca is toegestaan, laten ongebouwde terrassen toe, met uitzondering van de Corsicalaan, waar géén terrassen zijn toegestaan;
  6. f. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, boothellingen en beschoeiingen;
  7. g. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  8. h. geluidswerende voorzieningen;
  9. i. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  10. j. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

35.2 Bouwregels

Artikel 36 Verkeer - Wegverkeer

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  3. c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  7. g. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

36.2 Bouwregels

Artikel 37 Water

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, groenvoorzieningen, met bijbehorende voorzieningen, steigers en bruggen;
  2. b. ter plaatse van het op de verbeelding aangegeven bouwvlak bij Wonen - 1 is bouwen in het water toegestaan;
  3. c. terplaatse van op verbeelding aangegeven functieaanduiding 'recreatie' is een waterskibaan toegestaan;
  4. d. terplaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'verkeer-viaduct' is een bovengrondse metro toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven bouwaanduiding 'overkraging' is overhangende bebouwing toegestaan;
  6. f. 'Waarde - Archeologie'' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 1 en Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

37.2 Bouwregels

Artikel 38 Wonen - 1

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie'' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 2), voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

38.2 Bouwregels

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd, inclusief uitstekende delen zoals balkons en dakoverstekken, met uitzondering van de bouw van botenhuizen en garages, indien lid f van toepassing;
  2. b. met uitzondering van de woningen gelegen aan de Reinier Rondhorstdijk oostzijde gelden de volgende bepalingen met betrekking tot het bebouwingspercentage: het bebouwingspercentage voor bouwpercelen kleiner dan 600 m2 bedraagt 30%, het bebouwingspercentage voor bouwpercelen groter dan 600 m2 bedraagt 25%. Indien sprake is van een gezamenlijk toegangspad wordt de oppervlakte van het bouwperceel opgehoogd met een evenredig deel van de oppervlakte van dit gezamenlijke toegangspad. Indien sprake is van een garage buiten het bebouwingsveld, telt deze garage mee bij het maximale bebouwingspercentage. Indien sprake is van een boothuis buiten het bebouwingsveld telt deze oppervlakte niet mee met het bebouwingspercentage;
  3. c. voor bouwpercelen kleiner dan 600 m2 geldt een maximaal bouwvolume van 1,5 maal de oppervlakte van het bouwperceel. Indien sprake is van een gezamenlijk toegangspad wordt het oppervlakte van het bouwperceel opgehoogd met een evenredig deel van het oppervlakte vandit gezamenlijke toegangspad; voor bouwpercelen groter dan 600 m2 geldt een maximaal bouwvolume van 1,2 maal de oppervlakte van het bouwperceel, met een maximum van 1200 m3. Indien sprake is van een gezamenlijk toegangspad wordt het oppervlakte van het bouwperceel opgehoogd met een evenredig deel van het oppervlakte van dit gezamenlijke toegangspad;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder c. geldt voor de woningen gelegen aan de Reinier Rondhorstdijk oostzijde dat het maximale bouwvolume 1,5 maal de oppervlakte van het bouwperceel mag zijn, met een maximum van 1200 m3;
  5. e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter, met uitzondering van de op de verbeelding aangegeven bouwvlak met bouwhoogte van 3 meter, waar een bouwhoogte is toegestaan van maximaal 3 meter op de grens van het bouwvlak tot maximaal 9 meter (grenzend aan bouwvlak waar 9 meter is toegestaan), binnen een hellingshoek van kleiner dan of gelijk aan 60 graden;
  6. f. garages buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mogen uitsluitend worden gebouwd bij naast elkaar gelegen bouwpercelen. De garage, met een bouwhoogte van maximaal 2,5 meter, is toegestaan indien deze gebouwd wordt op de grens van het bouwperceel en gekoppeld wordt aan de garage van dat naburig bouwperceel;
  7. g. per bouwperceel is één botenhuis toegestaan, (met uitzondering van de woningen gelegen aan de Reinier Rondhorstdijk alwaar geen botenhuizen zijn toegestaan) met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, gemeten vanaf hoogste waterpeil (NAP –5,2), een en ander met dien verstande dat voor zover tevens een botenhuis is toegestaan op de gronden aangewezen voor 'Groen' en 'Water' het totaal niet meer dan één botenhuis bedraagt;
  8. h. per bouwperceel dienen minimaal twee parkeerplaatsen gerealiseerd te worden, garages worden hierbij niet meegerekend.
  9. i. bebouwing onder het maaiveld respectievelijk onder NAP -4,80 meter, zoals een kelder, mag buiten het bebouwingsveld worden gesitueerd met dien verstand dat de afstand tot de kavelgrens minimaal 0,5 meter bedraagt;
  10. j. voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.

38.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 39 Wonen - 2

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

39.2 Bouwregels

39.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 40 Wonen - 3

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. "Maatschappelijk - 1" op de begane grond tot een maximum van 1000 m2 gelegen aan de Cesar Domelastraat (en grenzend aan de bestemming Maatschappelijk - 1);
  3. c. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'parkeergarage' is een parkeergarage toegestaan;
  4. d. 'Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

40.2 Bouwregels

40.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, met uitzondering van de woningen aan de Nelly van Moorselhof 236, Jan Wilspad 42, Cesar Domelastraat 1, Brandingdijk 52, 66, 68, 86, 88, 106, 108, 124, 126, 148, 270, 300 en 152 t/m 204 (even nummers), 212 t/m 262 even nummers), waar een aan huis gebonden beroep/bedrijf is toegestaan met een maximum oppervlakte van 75 m2;
  2. b. Bij de woning aan de Nelly van Moorselhof 2d is een aan huis gebonden beroep/bedrijf is toegestaan met een maximum oppervlakte van 176 m2;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 41 Wonen - 4

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

41.2 Bouwregels

41.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, met uitzondering van de adressen Cypruslaan 31, 77, 100, 102 en 154 waar maximaal 50 % mag worden gebruikt voor werkactiviteiten;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 42 Wonen - 5

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen, aanbouwen, bijgebouwen, ondergrondse of halfverdiepte parkeervoorzieningen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. bij gestapelde woningen zijn tevens dakterrassen toegestaan;
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

42.2 Bouwregels

42.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, met dien verstande dat op de volgende adressen ten hoogste 50% van het brutovloeroppervlak mag worden gebruikt: Sicilieboulevard 124, 126, 220; Brandingdijk 460;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 43 Wonen - 6

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden; ;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

43.2 Bouwregels

43.3 Afwijken van de bouwregels

Van de bouwregels genoemd onder 43.2.3 kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken, indien er naar het oordeel van de commissie van Welstand en Monumenten een evenwichtiger gevelbeeld ontstaat, bv als plaats en breedte van dakkapellen in overeenstemming zijn met de onder gelegen gevels.

43.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 44 Wonen - 7

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

44.2 Bouwregels

44.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf, met dien verstande dat op de volgende adressen maximaal de gehele begane grond van de woning voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf gebruikt mag worden, Laan van Avant-Garde 300, 332, 334, 366, 368, Laan van Dada 91, 121, Francis Picabiastraat 73, 87;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 45 Wonen - 8

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 8' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

45.2 Bouwregels

45.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 46 Wonen - 9

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 9' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

46.2 Bouwregels

46.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 47 Wonen - 10

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

47.2 Bouwregels

47.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf, met uitzondering van de woningen aan de Laan van Avant-Garde 427, 444, 514 waar maximaal de gehele begane grond van de woning gebuikt mag worden voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf, tot een maximum van 70 m2.
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 48 Wonen - 11

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 11' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

48.2 Bouwregels

48.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  6. f. ter plaatse van de Laan van Avant-Garde 381 is op de gehele begane grond van de woning een aan huis gebonden beroep of bedrijf toegestaan.

Artikel 49 Wonen - 12

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 12' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 1' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

49.2 Bouwregels

49.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 50 Wonen - 13

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 13' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

50.2 Bouwregels

50.3 Afwijken van de bouwregels

Van de bouwregels kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken, indien er naar het oordeel van de commissie van Welstand en Monumenten een evenwichtiger gevelbeeld ontstaat, waarbij bijvoorbeeld plaats en breedte van dakkapellen in overeenstemming zijn met de ondergelegen gevels.

50.4 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 51 Wonen - 14

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 14' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2 voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

51.2 Bouwregels

51.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 52 Wonen - 15

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 15' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

52.2 Bouwregels

52.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

Artikel 53 Wonen - 17

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 17' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'horeca' is een horecavestiging toegestaan (Rietdekkerstraat 12);
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

53.2 Bouwregels

53.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  2. b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
  3. c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  4. d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  5. e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.

53.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 53.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 54 Wonen - Bijzonder Woongebouw

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Bijzonder woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, een kleine winkelruimte (maximaal 75 m2 per gebouw), sociale werkplaats en inpandige bergingen, alsmede een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden;
  2. b. maatschappelijke voorzieningen uitsluitend op de begane grond bij het woongebouw aan het Carry van Bruggenplein;
  3. c. parkeergarages, al dan niet ondergronds, uitsluitend ten behoeve van de functie genoemd onder a.;
  4. d. erf, behorende bij bovengenoemde functies;
  5. e. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

54.2 Bouwregels

54.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten;
  2. b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 55 Wonen - Woonwagenstandplaats

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een woonwagencentrum, met de daarbij behorende voorzieningen en erf;
  2. b. 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

55.2 Bouwregels

55.3 Specifieke gebruiksregels

Woonwagens mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woonwagen voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels;
  2. b. de gevel en dakrand van de woonwagen niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
  3. c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
  4. d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.

Artikel 56 Woongebied

56.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende aanbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden;
  3. c. 'Waarde - Archeologie - 2', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.

56.2 Bouwregels

56.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 57 Leiding - Gas

57.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk aardgastransportleidingen alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen.

57.2 Bouwregels

57.3 Afwijking van de bouwregels

57.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 58 Leiding - Hoogspanningsverbinding

58.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor een 380 Kv bovengrondse hoogspanningsverbinding.

58.2 Bouwregels

58.3 Afwijking van de bouwregels

58.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 59 Waarde - Archeologie - 1

59.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

59.2 Bouwregels

59.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 60 Waarde - Archeologie - 2

60.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

60.2 Bouwregels

60.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 61 Waterstaat - Waterkering

61.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

61.2 Bouwregels

61.3 Afwijking van de bouwregels

Artikel 62 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

62.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.

62.2 Bouwregels

Op de voor ''Waterstaat - Waterstaatkundige functie' bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere voorkomende bestemming(en) dan 'Waterstaat - Waterstaatkundigefunctie' niet worden gebouwd.

62.3 Afwijking van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 63 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 64 Algemene Bouwregels

64.1 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

64.2 Maximum bouwhoogte

  1. a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding;
  2. b. voor woningen mag de maximum bouwhoogte (nokhoogte) niet meer bedragen dan 7 meter boven de maximum goothoogte.

64.3 Maximum goothoogte

Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4,5 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden.

64.4 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

64.5 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (verbeelding) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

Artikel 65 Algemene Afwijkingsregels

65.1 Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak;

65.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 66 Overgangsrecht

66.1 Overgangsrecht bouwwerken

66.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 67 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Zevenkamp en Nesselande", gemeente Rotterdam.

Bijlagen Behorend Bij De Regels

Bijlage 1 Behorend Bij Wonen - 3

Straat huisnummer Type Huisnummer Type
Bart van der Leckstraat 1, 2, 29, 30 E 3 t/m 28 C
Bernard Canterstraat 4 t/m 30
even
I 3 t/m 25
oneven
H
Bernard Toon Gitsstraat 1 t/m 26 F
Bertus Meijerstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Brandingdijk Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Cesar Domelastraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Freek van Leeuwenstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Geert Adegeeststraat 2 t/m 42
even
J
Geert van Oorschotstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Georges van Tongerloohof Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Ger Ladagestraat 4 t/m 30
even
I 3 t/m 25
oneven
H
Gerrit Rietveldstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Henk Bruintjesstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Herman Beilingplein 18, 19 G
Jac. Jongertstraat 1, 2, 29, 30 E 3 t/m 28 C
Jan Sirkstraat 1, 3, 5, 7, 9, 11, 13, 15 F
Jan Wilspad 4 t/m 38
even nummers
B
Jef Laststraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Johannes Tielensstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Laan van Avant-Garde 238 A
Laurens van Kuikstraat 1 t/m 26 F
Marius Richterstraat 45, 47 tm 80 J 1 t/m 40, 42 F
Marlow Mosshof Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Nelly van Moorselhof 2d, 2e, 2f, 2g, 2h, 2j, 2k, 2l, 2m, 2n, 2p, 2q, 2r, 2s, 2t, 2u, 2v A
Paul Schuitemastraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Piet Begeerstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Piet Mondriaansingel 4, 6, 8, 10, 16, 18, 20, 22, 28, 30, 32, 38, 40, 42, 48, 50, 52, 54, 60, 62 D
Piet Zwartstraat 1, 2, 29, 30 E 3 t/m 28 C
Robert van 't Hoffstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Theo van Doesburgstraat 3 t/m 17 oneven C
Vilmos Huscarstraat 1, 2, 29, 30 E 3 t/m 28 C
Willem van der Kulkstraat Dakkapellen alleen toegestaan mits vergunningvrij
Wout van Heusdensingel 87, 93, 105, 111 K 89, 91, 107, 109 L

Voorzijde:

1. type C aan de voorzijde van de woning:

  • het hart van de dakkapel dient in het verlengde te liggen van de onderliggende grote ramen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 2.50 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdieping dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

2. type D, aan de voorzijde en type E, aan de straatzijde van de woning:

  • het hart van de dakkapel dient in het verlengde te liggen van de onderliggende grote ramen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 2.50 meter zijn;
  • direct rustend op de verdiepingsvloer, in het verlengde van de gevel, met een hoogte van maximaal 2.80 meter.

3. type F (met uitzondering van de woningen met een bijzondere kapvorm) aan de voorzijde van de

woning:

  • het hart van de dakkapel dient in het verlengde te liggen van het hart van het grote raam op de begane grond;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 1.90 meter zijn en de hoogte maximaal 1.70 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

4. type G, aan de voorzijde van de woning:

  • het hart van de dakkapel dient in het midden van het gevelvlak te liggen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 2.50 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdieping dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

5. type H aan de voorzijde:

  • het hart van de dakkapel dient, gecombineerd per twee woningen, op de woningscheidende muur te zijn gesitueerd;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 3.00 meter zijn en de hoogte maximaal 1.60 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

6. type I aan de voorzijde:

  • het hart van de dakkapel dient, gecombineerd per twee woningen, op de woningscheidende muur te zijn gesitueerd;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 3.30 meter zijn en de hoogte maximaal 1.60 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

Achterzijde/gevelzijde

Voor dakkapellen aan de achterzijde van de woning geldt:

1. type A aan de gevelzijde van de woning, gericht op het binnengebied:

  • de bovenzijde blijft ten minste 1.35 meter onder de nok;
  • de afstand tussen onderzijde dakkapel en vloer kaplaag dient minimaal 85 cm en maximaal 1meter te zijn (binnenwerks gemeten);
  • de hoogte van de dakkapel mag maximaal 1.70 zijn;
  • de zijkant blijft ten minste 1.70 meter uit het hart van de woningscheidende wand en 2.10 meter uit de kopgevel.

2. type B aan de gevelzijde van de woning, gericht op het binnengebied:

  • de bovenzijde blijft ten minste 90 cm meter onder de nok;
  • de afstand tussen onderzijde dakkapel en vloer kaplaag dient minimaal 85 cm en maximaal 1meter te zijn (binnenwerks gemeten);
  • de hoogte van de dakkapel mag maximaal 1.80 zijn;
  • de zijkant blijft ten minste 1.30 meter uit het hart van de woningscheidende wand en 1.50 meter uit de kopgevel.

3 type C en D aan de achterzijde van de woning:

  • het midden van de dakkapel dient in het verlengde te liggen van de penant tussen de twee grote ramen op de eerste verdieping;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 2.50 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

4 type F aan de achterzijde van de woning:

  • het midden van de dakkapel dient in het midden van het dakvlak te liggen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 2.50 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

5 type G aan de achterzijde van de woning:

  • het midden van de dakkapel dient in het verlengde te liggen van de penant tussen de twee grote ramen op de eerste verdieping;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 4.00 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

6 type H aan de achterzijde van de woning:

  • het midden van de dakkapel dient in het midden van het dakvlak te liggen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 4.20 meter zijn en de hoogte maximaal 1.60 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

7 type I aan de achterzijde:

  • het midden van de dakkapel dient in het midden van het dakvlak te liggen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 3.30 meter zijn en de hoogte maximaal 1.60 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.;

8. type J1 heeft geen voordakvlak, in het achterdakvlak is dakkapel toegestaan mits:

  • het hart van de dakkapel in het hart van het dakvlak is gesitueerd;
  • de maximale breedte 3,70 meter is;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer minimaal 0,80 en maximaal 0,90 meter is;
  • de maximale hoogte van de dakkapel 1,80 meter (inclusief dakrand) is.

9. type J2

Aan de voorzijde is een dakkapel toegestaan mits:

  • de afstand tot het hart van de woningscheidende muur minimaal 0,50 meter bedraagt;
  • de maximale breedte 3,30 meter is;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer minimaal 0,80 en maximaal 0,90 meter is;
  • de maximale hoogte van de dakkapel 1,80 (inclusief dakrand) is.

Aan de achterzijde is een dakkapel toegestaan mits:

  • het hart van de dakkapel in het hart van het dakvlak is gesitueerd;
  • de maximale breedte 3,70 meter is;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer minimaal 0,80 en maximaal 0,90 meter is;
  • de maximale hoogte van de dakkapel 1,80 meter(inclusief dakrand) is.

10. type J3

Aan de voorzijde is een dakkapel toegestaan mits:

  • de afstand tot het hart van de woningscheidende muur minimaal 0,50 meter bedraagt;
  • de maximale breedte 3,30 meter is;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer minimaal 0,80 en maximaal 0,90 meter is;
  • de maximale hoogte van de dakkapel 1,80 (inclusief dakrand) is.

Aan de achterzijde is een dakkapel toegestaan mits:

  • de dakkapel minimaal 0,43 meter uit de as van de westelijke woningscheidende muur is gesitueerd en minimaal 2,06 meter uit de as van de oostelijke woningscheidende muur;
  • de maximale breedte 3,50 meter is;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer minimaal 0,80 en maximaal 0,90 meter is;
  • de maximale hoogte van de dakkapel 1,80 meter (inclusief dakrand) is.

9 type K aan de achterzijde van de woning:

  • het midden van de dakkapel dient in het midden van het dakvlak te liggen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 3.60 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

10 type L aan de achterzijde van de woning:

  • de afstand tot de as van de woningscheidende muur dient minimaal 2.25 m te bedragen;
  • de breedte van de dakkapel mag maximaal 3.60 meter zijn en de hoogte maximaal 1.80 meter;
  • de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer dient minimaal 80 en maximaal 90 cm te zijn.

Algemene regeling voor dakkapellen voor het Georges Vantongerloohof

Aan de voorzijde is een dakkapel toegestaan mits:

- op het voor-dakvlak de afstand tot de zijgevel minmaal 1,5 mteter bedraagt;

- op het voorzij-dakvlak de afstand tot de zijgevel minmaal 1,00 meter bedraagt;

- de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingspvloer 1,10 meter is;

- de maximale hoogte van de dakkapel 1,50 meter (inclusief dakrand) is.

Aan de achterzijde is een dakkapel toegstaan mits:

- op het achter-dakvlak de afstand tot de zijgevel minmaal 1,5 meter bedraagt;

- op het achterzij-dakvlak de afstand tot de zijgevel mimimaal 1,00 meter bedraagt;

- de afstand onderzijde dakkapel tot bovenkant verdiepingsvloer 1,10 meter is;

- de maximale hoogte van de dakkapel 1,50 meter (inclusief dakrand) is.

Regeling voor dakkapellen aan de voorzijde van woningen waarvoor geen specifieke regeling geldt

Bij de overige woningen met kap, waar geen specifieke regeling geldt is eveneens een dakkapel aan de voorzijde toegestaan. Voor die gevallen gelden dezelfde criteria als die in de Nota Welstand voor dakkapellen aan de voorzijde worden gehanteerd. Bij zadeldaken met een hellingshoek van 30° en grotere gelden de volgende criteria ten aanzien van de afmetingen en verschijningsvorm:

Plaatsing

- Afstand tot de nok: minimaal 0,50 meter en de bovenzijde van de dakkapel dient op één lijn met naastgelegen dakkapellen te liggen;

- afstand tot de dakvoet: minimaal 0,50 meter en maximaal 1,00 meter;

- afstand tot de woningscheidende muur: minimaal 0,50 meter;

- afstand tot zijgevellijn: minimaal 0,50 meter indien zijerf niet grenst aan de openbare weg of openbaar groen en minimaal 2,00 meter indien zijerf grenst aan de openbare weg of openbaar groen;

- afstand tot de voorgevelrooilijn: (alleen bij dwarskap): minimaal zijerf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen;

- hoogte: maximaal 1,50 meter (inclusief dakrand);

- breedte: maximaal 1/3 van de woningbreedte (as bouwmuur).

Bijlage 2 Behorend Bij Wonen - 7

Straat Huisnummer woningtype
Arthur Cravanhof 1 t/m 8 B
Francis Picabiastraat 2 t/m 60 even
3 t/m 25 oneven
29 t/m 49 oneven
53 t/m 71 oneven
E
B
B
B
Laan van Avant-Garde 300 en 400
302 t/m 398 even
C
A
Laan van Dada 91 - 99 oneven
101 - 121 oneven
C
D
Raoul Hausmannhof 1 t/m 5 B

Bijlage 3 Behorend Bij Wonen - 10

Straat Huisnummer Blok Afwijkende kap toegestaan
Jan Sluijtersstraat 5 t/m 19 oneven
21 t/m 35 oneven
37 t/m 51 oneven
6 t/m 40 even
C
B
A
F
Henri Matissestraat 2 t/m 18 even
20 t/m 30 even
32 t/m 44 even
46 t/m 60 even
62 t/m 76 even
D
E
H
I
N




Huisnummer 70
Maurice de Vlaminckstraat 5 t/m 33 oneven
6 t/m 46 even
G
J
Leo Gestelstraat 1 t/m 29 oneven
2 t/m 14 even
16 t/m 48 even
K
M
L
Huisnummer 19
Huisnummer 14
Huisnummer 16, 26
Laan van Avant-Garde Huisnummer 429, 431, 437, 443 446, 451, 452, 457, 459, 460, 462, 474, 477, 475, 480, 483, 486, 489, 495, 494, 501, 502, 507, 510, 512, 517, 518, 524, 530

Bijlage 4 Behorend Bij Wonen - 11

Straat huisnummer woningtype
Frida Kahlopad 2 t/m 82 even E
Salvador Dalistraat 1 t/m 49 oneven
36 t/m 44 even
G
G
Laan van Surrealisme 20 t/m 46 even
6 t/m 18 even
C
D
Laan van Avant-Garde 381 t/m 425 oneven B
René Magrittestraat 12 t/m 20 even
22 t/m 32 even
21 t/m 33 oneven
35
A
G
F
H
Joop Moesmanpad 1 t/m 14 even en oneven
15 t/m 28 even en oneven
29, 30
A
F
H
Alberto Giacomettipad 1 t/m 14 even en oneven
15 t/m 28 even en oneven
29, 30
A
F
H

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0015.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0016.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0017.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0018.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0019.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0020.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0021.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0022.png"

Bijlage 5 Behorend Bij Wonen - 13

Straat huisnummer woningtype
Christiaan Diorstraat
5, 6, 7, 8, 9, 11
10
I
J
Gianni Versacestraat 1 t/m 15 oneven E
Laura Ashleystraat 9 t/m 25 oneven
29 t/m 43 oneven
26 t/m 42 even
H
G
G
Madame Gresstraat 1 t/m 7, 11 t/m17 oneven
27 t/m 35 oneven
39 t/m 49, 59 t/m 71 oneven
2 t/m 14 even
18 t/m 32 even
34 t/m 46 even
H
H
C
E
D
G
Max Heymansstraat 3 t/m 17, 27 t/m 43 oneven
47 t/m 61 oneven
65t /m 91 oneven
2 t/m 22, 64 t/m 70 even
32, 34, 36, 40 t/m 54 even
74 t/m 84 even
A
B
H
F
H
H
Mies Bossevainstraat 2 t/m 24 even I
Nina Riccistraat 2 t/m 20 even E
Pierre Cardinstraat 9 t/m 17 oneven G

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0023.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0024.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0025.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0026.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0027.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0028.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0029.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0030.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0031.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0032.png"

Bijlage 6 Behorend Bij Wonen - 15

Straat Huisnummer Woningblok
Marc Chagallstraat 1 t/m 17 oneven
2 t/m 28 even
A
C
Sonia Delaunaystraat 2 t/m 28 even B
Ossip Zadkinestraat 1 t/m 11 oneven
2 t/m 8 even
13 t/m 23 oneven
25 t/m 35 oneven
41 t/m 49 oneven
D
E
F
G
H
Pablo Picassostraat 8 t/m 20 even
22 t/m 26 even
28 t/m 46 even
3 t/m 19 oneven
21 t/m 31 oneven
33 t/m 81 oneven
M
L
I
N
K
J
Laan van Magisch Realisme 7a, 7b, 9a, 9b, 11a, 11b, 13a, 13b
15a, 15b, 17a, 17b, 19a, 19b, 21a, 21b, 23a, 23b, 25a, 25b, 27a, 27b, 29a, 29b, 31, 33
35 t/m 49 oneven
51 t/m 67 oneven
69 t/m 91 oneven
N
O


P
Q
R

Bijlage 7 Bedrijvenlijst

Bijlage 8 Recreatielijst

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Wet ruimtelijke ordening die op 1 juli 2008 in werking is getreden, verplicht gemeenten om verouderde bestemmingsplannen te actualiseren. De binnen het plangebied geldende bestemmingsplannen zijn sterk verouderd en dienen geactualiseerd te worden.

1.2 Gekozen Planopzet

Het accent in dit plan ligt op het planologisch bestendigen van de bestaande situatie en het vastleggen van enkele ontwikkelingen die niet binnen de vigerende bestemmingsplannen te realiseren zijn.

1.3 Ligging En Begrenzing

Bestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande ligt in de deelgemeente Prins Alexander.

De oostgrens van het bestemmingsplan is de gemeentegrens tussen Rotterdam en gemeente Zuidplas. Ter hoogte van de Groeneweg/Bostelweg ligt de bestemmingsplangrens op de gemeentegrens tussen de gemeente Rotterdam en de gemeente Zuidplas. De zuidgrens volgt globaal de A20 en is de gemeentegrens met Zuidplas en Capelle aan de IJssel. De westgrens ligt op de Capelseweg en het Schout Bontebalpad. Aan het einde van het Schout Bontebalpad volgt de bestemmingsplangrens de gemeentegrens met Zuidplas.

In 1994 is in een convenant afgesproken dat de gemeentegrens tussen Rotterdam en de gemeente Zevenhuizen-Moerkapelle (thans Zuidplas) ter hoogte van de Zevenhuizerplas wordt teruggelegd. In september 2011 hebben de gemeenteraden van Rotterdam en Zuidplas het herindelingsontwerp tot de grenscorrectie Zevenhuizerplas tussen beide gemeenten vastgesteld, de herindelingsregeling is in het najaar van 2012 door beide gemeenten vastgesteld. De gemeentegrens is op 1 januari 2013 aangepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0002.png"

Bestemmingsplangrens

1.4 Vigerende Bestemmingsplannen

De volgende vigerende bestemmingsplannen liggen binnen de bestemmingsplangrens en worden vervangen door het onderliggende bestemmingsplan 'Zevenkamp en Nesselande'.

Bestemmingsplan Zevenkamp, vastgesteld op 25-01-1079, onherroepelijk 16-09-1981(inclusief 5 uitwerkingen)

1e herziening Zevenkamp, vastgesteld op 23-04-1981

2e herziening Zevenkamp, vastgesteld op 10-03-1983

3e herziening Zevenkamp, vastgesteld op 31-10-1985

4e herziening Zevenkamp, vastgesteld op 22-02-2001

Bestemmingsplan Nesselande, vastgesteld op 14-01-1999, onherroepelijk 6-3-2002 (inclusief 39 uitwerkingen)

1e partiële herziening Nesselande, vastgesteld 28-01-2010, onherroepelijk 17-12-2010

2e partiële herziening Nesselande, vastgesteld 29-04-2010, onherroepelijk 05-01-2011

3e partiële herziening Nesselande, vastgesteld 16-12-2010, onherroepelijk 10-6-2011

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van het Rijk gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijk beleid aangeven en de nationale belangen die met dat beleid worden behartigd proberen veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft het Rijk de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden. Het Rijk kan een bestemmingsplan opstellen, een zogenaamd rijksinpassingsplan. Daarnaast zijn er instrumenten die uitvoering van het rijksbeleid kunnen verzekeren zoals de bevoegdheid tot het stellen van algemene regels in een algemene maatregel van bestuur (amvb) en het opleggen van aanwijzigingen.
De Rijksoverheid heeft naar aanleiding van de nieuwe Wro het document 'realisatie nationaal ruimtelijk beleid' opgesteld, waarmee zij voldoen aan de verplichting inzichtelijk te maken hoe de rijksbelangen zullen worden gerealiseerd. De rijksoverheid werkt daarnaast aan het opstellen van de Amvb ruimte.

2.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

Vastgesteld op 13 maart 2012

Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden en met een Europese en mondiale blik. Voor de middellange termijn (2028) kiest het Rijk drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden:
1) Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur;
2) Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
3) Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Daarnaast benoemt het Rijk 13 nationale belangen, waar het rijk verantwoordelijk voor is. Het betreft:
1) Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
2) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
3) Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
4) Efficiënt gebruik van de ondergrond;
5) Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
6) Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
7) Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
8) Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
9) Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening, en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
10) Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
11) Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
12) Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
13) Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

De nationale ruimtelijke hoofdstructuur geeft de nationale belangen, waarvoor het Rijk verantwoordelijk is, geografisch weer. Op deze kaart in de structuurvisie is op hoofdlijnen aangegeven welke gebieden en structuren van nationaal belang zijn bij de geformuleerde rijksdoelen rond concurrentiekracht, bereikbaarheid en leefbaarheid en veiligheid, zodat een samenhangende ruimtelijke hoofdstructuur zichtbaar wordt.

De structuurvisie infrastructuur en ruimte vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 zijn de juridische mogelijkheden van de provincie gewijzigd. Structuurvisies zullen voortaan de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijk beleid aangeven en de provinciale belangen die met dat beleid worden behartigd veilig stellen. Ter verwezenlijking daarvan heeft de provincie de beschikking over nieuwe juridisch mogelijkheden, te weten het provinciale bestemmingsplan ofwel inpassingsplan, de verordening en het opleggen van aanwijzingen. Met de inwerkingtreding van de Wro is de goedkeuringstaak van Gedeputeerde Staten ten aanzien van ruimtelijke plannen komen te vervallen. Dit betekent dat de provincie dient te handelen vanuit het provinciaal belang. Enkel op die basis kan de provincie gebruik maken van het instrumentarium dat op grond van de Wro beschikbaar is.

2.2.1 Provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010

In een provincie met 3,5 miljoen mensen en belangrijke economische clusters is de ruimte schaars.
Zuid-Holland is een intensief gebruikt gebied met een strategische ligging op het natuurlijke kruispunt
van internationale verbindingen. De lage ligging van Zuid-Holland en de ligging aan zee hebben
invloed op de mogelijkheden om de beschikbare ruimte te benutten. Een gevarieerd landschap van
delta, kust, rivieren en veenweiden in directe nabijheid van steden vormt een uniek decor. Dit biedt de
provincie kansen om haar internationale concurrentiepositie uit te bouwen. De mens is daarin de
bepalende factor. Zuid-Holland wil de inwoners nu en in de toekomst een goede en veilige woon, -
werk- en leefomgeving bieden. Leefbaarheid, vitaliteit en diversiteit staan centraal om de dynamiek,
creativiteit en innovatiekracht van de mensen in Zuid-Holland verder te laten bloeien.

De kern van Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

De provincie werkt daarvoor samen met gemeenten en andere partijen, Ze doet dit vanuit een proactieve houding. De provincie stuurt op kwaliteit en functies. Dat kan zijn door te ordenen, programma's en projecten te ontwikkelen, onderzoek uit te voeren of te agenderen. Kaarten zijn een ruimtelijke weergave van doelstellingen en ambities. Meer dan voorheen stuurt de provincie op hoofdlijnen en zet zij in op vroegtijdige samenwerking. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: 'Lokaal wat kan, provinciaal wat moet'. De provincie geeft het lokale bestuur ruimte bij de ruimtelijke inrichting en stelt daarvoor kaders. Hierbij zijn sturen op efficiënt ruimtegebruik, verbeteren van de verbindingen en samenhang tussen de gebieden naast versterken van de ruimtelijke kwaliteiten de uitgangspunten. Vandaar de titel "Ontwikkelen met schaarse ruimte". Dit vraagt om duidelijke keuzes. Deze zijn in de structuurvisie gemaakt op basis van de provinciale belangen. Het beleid geformuleerd in de structuurvisie is grotendeels consistent met het eerder geformuleerd beleid. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie.

De structuurvisie vervangt het interim-beleid voor de provinciale ruimtelijke ordening. Het interimbeleid
was gebaseerd op de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland - Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen daarvan, evenals de Nota Regels voor Ruimte (2006). De structuurvisie implementeert de beleidslijnen uit de Voorloper Groene Hart. Ook de gemaakte afspraken over de Zuidvleugel zijn nu in het ruimtelijk beleid verankerd.

2.2.2 Provinciale verordening "Ruimte"

Vastgesteld door Provinciale Staten op 2 juli 2010

De verordening Ruimte is een van de ruimtelijke instrumenten die de provincie Zuid-Holland heeft om het ruimtelijk beleid geformuleerd in de provinciale structuurvisie te realiseren. In de verordening is ook het deel van het ruimtelijk beleid opgenomen van het Rijk, dat middels de provinciale verordening doorwerkt op het gemeentelijk niveau.

2.2.3 Overig

Overige relevante documenten zijn:

  • Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan
    Deel a vastgesteld op 21 januari 2004 en deel b op 23 maart 2005 door Provinciale Staten
  • Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 2003-2020.
    Vastgesteld op 17 december 2003 door de Regioraad

2.3 Gemeentelijk Beleid

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door het cluster Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden of een omgevingsvergunningprocedure voor doorlopen worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030

Vastgesteld op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Stadsvisie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De Stadsvisie is een ontwikkelingsstrategie voor de stad Rotterdam, voor de periode tot 2030. De Stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad.

Deze missie is uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie en deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners.

2.3.2 Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020

Vastgesteld op 18 februari 2003 door de Rotterdamse gemeenteraad
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Het plan beschrijft de noodzakelijke ontwikkelingen in Rotterdam op het gebied van verkeer en vervoer voor de komende 15 a 20 jaar. Rotterdam is onderdeel van de stedelijke regio die grofweg wordt gevormd door het gebied tussen het stadsgewest Haaglanden, Gouda en de Drechtsteden. Deze Zuidvleugel van de Randstad functioneert steeds meer als een samenhangend gebied van wonen, werken, winkelen en recreëren. Rotterdam heeft de ambitie en potentie om zich te ontwikkelen tot centrum van deze Zuidvleugel. Als wereldhaven heeft Rotterdam Europese uitstraling en is de stad een belangrijke kern in de Randstad. In Europees perspectief is het voor de economische concurrentiepositie van levensbelang dat de Randstad zich de komende jaren ontwikkelt tot een samenhangende Europese deltametropool. De mate van bereikbaarheid bepaalt of deze deltametropool levensvatbaar is. Verkeer en vervoer zijn succesfactoren in het realiseren van onze ambities. Een paar uitgangspunten zijn:
- We plaatsen haven en stad in het grotere verband van de regio en Europa;
- Mobiliteit mag: burgers moeten kunnen kiezen binnen de grenzen die schaarste aan geld en ruimte stellen;
- We baseren de vervoersstructuur op de ontwikkeling van stadsleefgebieden;
- De vervoersstructuur verstekt de stad als geheel en de economische centra;
- De gewenste economische ontwikkeling leidt tot groei van het autoverkeer; dit accommoderen en concentreren we op een beperkt aantal hoofdroutes;
- We investeren in verkorting van de reistijden en garanderen de gewenste rijsnelheden;
- We verleiden mensen gebruik te maken van de fiets en het openbaar vervoer als ze op meerdere plekken in de stad moeten zijn;
- De parkeervoorzieningen en de parkeertarieven vergroten zowel de bereikbaarheid als de leefbaarheid.
Het RVVP sluit nauw aan op het in 2003 vastgestelde Regionale Verkeer- en vervoersplan 2002-2020. Rotterdam legt het accent op een stapsgewijze invulling van het streefbeeld voor de langere termijn. In uitvoeringsprogramma's zullen projecten op een rij worden gezet voor de huidige en de volgende college periodes die volgen.

2.3.3 Rotterdams beleid t.a.v. zendmasten mobiele telecommunicatie

Vastgesteld op 16 mei 2002 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op basis van de in de beleidsnota opgenomen wensen en aangeduide oplossingsrichtingen ten aanzien van de plaatsing van antennes, masten en apparatuurkasten en de verschillende gebieden die binnen de stad zijn te onderscheiden is dit beleid geformuleerd.

2.3.4 Horecanota Rotterdam

Vastgesteld op 3 juli 2012 door College van burgemeester en wethouders

Doel
Centraal in de horecanota 2012-2016 staat het stimuleren van goede initiatieven, het bij elkaar brengen van vraag en aanbod, het vooraf bieden van duidelijke richtlijnen, het beperkt sturen door vergunningverlening en gebiedsgerichte aanpak en het normeren door toezicht en handhaving.

Visie
Vanuit de markt- en leefbaarheidsanalyse op horeca, de uitkomsten van de evaluatie van de vorige horecanota en de stedelijke ambities is de visie op de horeca als volgt geformuleerd: 'bruisende, aantrekkelijke stad met ruimte voor initiatieven van ondernemers'. Deze visie is nader uitgewerkt in een drietal ambities:

  • kwaliteitshoreca: het creëren van een aantrekkelijk en bruisend horeca-aanbod dat aansluit op de zakelijke markt, de wensen van de bezoekers en de bewoners;
  • dynamisch ondernemerschap: het stimuleren van nieuwe initiatieven;
  • horeca en leefbaarheid in balans: de samenwerking tussen ondernemers en overheid versterken waardoor een veilig uitgaansklimaat gecreëerd wordt zonder overlast voor omwonenden. "High trust, High penalty" is een belangrijks uitgangspunt.

Stedelijke focusgebieden, algemene gebiedskaders en horecagebiedsplannen
Om (naast wat het bestemmingsplan nu toestaat) in de toekomst beter te kunnen sturen op welke horeca zich in een bepaald gebied kan vestigen, in het kader van het stimuleren van kwaliteitshoreca en waarborgen van leefbaarheid, worden gebiedsgerichte vestigingsvoorwaarden opgesteld. Om te kunnen komen tot gedegen vestigingsvoorwaarden in een gebied, die recht doen aan de ambities ten aanzien van de horecafunctie van de stad Rotterdam in zijn geheel, zijn een vijftiental stedelijke focusgebieden beschreven. De omschrijvingen van de focusgebieden geven de visie weer hoe deze gebieden zich afzonderlijk en in verhouding tot elkaar zouden moeten ontwikkelingen om recht te doen aan de bovenlokale horecafunctie die in de stad gewenst is. Naast de visie op bovenlokale horeca en de ontwikkelrichting hiervan, is ook in zijn algemeenheid ten aanzien van de hoofdfunctie van gebieden gekeken wat de gewenste ontwikkelrichting is, waarbij onderscheid is gemaakt in 'woongebieden', 'gemengde woongebieden', 'publieksintensieve recreatiegebieden', 'bedrijventerreinen/industriegebieden/havengebied'. Bij inwerkingtreding van de horecanota gelden deze gebiedskaders als toetsingskader voor de vergunningverlening totdat de horecagebiedsplannen zijn vastgesteld. Deelgemeenten maken integrale vierjaarlijkse gebiedsplannen, waar het gebiedsplan horeca nu deel van uit gaat maken. In deze horecagebiedsplannen wordt per deelgemeente de horeca-ontwikkelrichting per buurt/straat/pand weergegeven.
Een logische wijze om via vestigingsvoorwaarden te sturen op kwaliteit en waarborging van de leefbaarheid zijn de Rotterdamse bestemmingsplannen. Bestemmingsplannen bieden echter geen tot zeer weinig sturingsmogelijkheden voor kwalitatieve horeca. In bestemmingsplannen staan ruime omschrijvingen van de mogelijkheden om in bepaalde panden horeca te exploiteren. Tevens worden de plannen voor 10 jaar vastgesteld en is tussentijdse aanpassing niet gebruikelijk. Dit alles betekent dat gerichte planvorming, het stellen van vestigingsvoorwaarden ten aanzien van bepaalde exploitatie categorieën in bepaalde gebieden, op basis van het bestemmingsplan niet mogelijk is. Daarom worden horecagebiedsplannen opgesteld waarin de gewenste ontwikkelrichtingen voor horeca beschreven staat.

2.3.5 Evenementenbeleid

De regulering van evenementen vindt plaats via het evenementenbeleid (locatieprofiel) en de APV. Voor elk evenemententerrein van Rotterdam wordt een locatieprofiel opgesteld. Hierin staat informatie over fysieke kenmerken van de plek, over de omgeving en welke programmering past bij de locatie. Tevens kan daarin worden opgenomen hoeveel bezoekers men wenselijk vindt voor een locatie en of er draagvlak is bij omwonenden.

In het Rotterdams beleid ten aanzien van evenementen wordt onderscheid gemaakt tussen 0, A, B en C-evenementen. Afhankelijk van de activiteiten en de grootte van het evenement zijn risico's verbonden aan het organiseren ervan. Evenementen trekken vaak veel publiek of vereisen speciale maatregelen, zoals het afsluiten van een straat. Op basis hiervan wordt vooraf beoordeeld welke zaken en voorwaarden geregeld moeten worden om een evenement veilig en goed te laten verlopen.

Een 0-evenement is bijvoorbeeld een kleine straat- of buurtactiviteit. A-evenementen zijn ook kleinschalige activiteiten, waarbij de risico's iets groter zijn. Bijvoorbeeld door een groter bezoekersaantal of het afsluiten van een straat of waarbij de kans op overlast groter is. B-evenementen zijn bijvoorbeeld Culinesse en Leontien ladies ride en C-evenementen zijn hele grote stedelijke evenementen, zoals het Zomercarnaval of de Wereldhavendagen.

Voor het organiseren van evenementen is vervolgens een vergunning nodig op basis van de APV. Elke vergunning is maatwerk, per evenement wordt bekeken of deze past in het locatieprofiel, welke effecten te verwachten zijn op het gebied van het aantal bezoekers, geluid, verkeer, veiligheid etc. Op basis van deze gegevens worden voorwaarden gesteld aan de vergunning zodat de effecten aanvaardbaar blijven.

2.3.6 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:
- het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ);
- het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
- het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
- het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
- het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.
De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een vastgestelde Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), een vastgestelde Beleidsnota Archeologie 2008-2011 en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de eveneens vastgestelde Archeologieverordening Rotterdam. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen.

2.3.7 Beleidsnota 'Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008' en de Monumentenverordening Rotterdam 2010

Vastgesteld op 3 februari 2005 en vastgesteld op 30 januari 2010 door de Rotterdamse gemeenteraad.
In de beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is erop gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.

2.3.8 Duurzaamheid

  • Rotterdam Climate Initiative

Dit programma zet zich in voor de halvering van de CO2 uitstoot in 2025 ten opzichte van 1990 en gaat daarmee de klimaatverandering tegen

  • Rotterdamse Energie Aanpak en Planning (REAP)

REAP is een ontwerptool- en -leidraad voor het energiezuinig ruimtelijk ontwikkelen waarbij het komen tot een energie en CO2 neutraal ontwerp het doel is

  • Programma Duurzaam

In het Programma duurzaam is het uitgangspunt dat elke ruimtelijke verandering moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Dit gebeurt aan de hand van 10 opgaven

  • Convenanten met projectontwikkelaars en met woningcorporaties m.b.t. energiezuinig en duurzaam bouwen, ontwikkelen en renoveren: ‘Samenwerkingsovereenkomst duurzaam ontwikkelen 2010’
  • Aansluitplicht op warmtenet voor nieuwbouw (artikel 2.7.3a van de bouwverordening)

2.4 Beleid Deelgemeente Prins Alexander

2.4.1 Gebiedsvisie Prins Alexander 2010 - 2014

Zevenkamp

In 2009 is in opdracht van de deelgemeente, dS+V en de woningcorporaties een wijkanalyse voor Zevenkamp gemaakt. In het rapport staat dat de wijk goed functioneert en op de onderzochte indicatoren boven het Rotterdamse gemiddelde scoort. Wel geeft het onderzoeksrapport aan dat in Zevenkamp enkele ruimtelijke opgaven zijn. Het gaat om vraagstukken betreffende het snippergroen, parkeertekorten en de inrichting van de buitenruimte. Het rapport geeft aan dat in Zevenkamp ook enkele sociaaleconomisch kwetsbare buurten zijn. In het rapport staan oplossingsrichtingen, aanbevelingen voor nadere inventarisaties en bevat de aanbeveling aan de corporaties terughoudend te zijn met het verkopen van hun bezit.

Nesselande

De ontwikkeling van de wijk Nesselande is vergevorderd. Binnen de diverse woongebieden kunnen de komende jaren nog ca 500 woningen worden gebouwd en kan het centrumplan worden voltooid.

Daarnaast vindt de verdere ontwikkeling plaats van het bedrijventerrein Nesselande dat plaats biedt aan bedrijven, kantoren en iedere mix daartussen. Daarnaast is op het terrein ook ruimte voor een horecaondernemer en perifere detailhandel. De oppervlakte van het nieuwe bedrijvenpark bedraagt 15 hectare en krijgt een indeling met zes aparte hoven. Dit geeft een heldere structuur waarin bedrijven eenvoudig te vinden zullen zijn. De locatie is zowel via de snelweg als met het openbaar vervoer goed bereikbaar; de metro bevindt zich op vijf tot tien minuten loopafstand. Vanaf NS-station Rotterdam Alexander rijden diverse bussen langs het bedrijventerrein.

Door de ligging van de wijk aan de Zevenhuizerplas zijn er tal van mogelijkheden voor recreatieve ontwikkelingen. Het strand en de boulevard zijn reeds gerealiseerd. Overige recreatieve voorzieningen worden met name geconcentreerd in het Oeverpark. Het Oeverpark ligt aan de Zevenhuizerplas. Er wordt een combinatie van openbaar park, indoorrecreatie, een jachthaven en een teleskibaan gerealiseerd. De Kosboulevard verbindt de verschillende activiteiten in het Oeverpark. In het meest westelijke deel is ruimte gereserveerd voor outdoor recreatie en is een onderkomen voor de scouting gerealiseerd.

2.4.2 Horecagebiedsplan Prins Alexander 2012-2014

De belangrijkste doelstellingen uit het horecagebiedsplan zijn, concentratie van horecavoorzieningen in of nabij voorzieningenclusters, beschermen van het woon- en leefklimaat en het geven van een kwaliteitsimpuls.

Zevenkamp

Voor de wijk Zevenkamp bestaat de ambitie dat het Winkelcentrum Ambachtsplein wordt gemoderniseerd en dat wordt meegewerkt aan verbouwplannen en aan het verbeteren van de openbare ruimte. De aantrekkelijkheid en levendigheid van het Ambachtsplein is gebaat bij meer detailhandelgerelateerde horeca zoals een lunchroom, cafetaria of een restaurant. In de woongebieden van Zevenkamp is de gewenste ontwikkeling gericht op consolidatie.

Nesselande

Voor de badplaats Nesselande is de opgave om zowel bewoners een prettige leefomgeving te bieden, voor bezoekers een aantrekkelijk recreatiegebied te creëren en om (horeca)ondernemers de ruimte te geven hun onderneming zo succesvol mogelijk te maken.

Het is de ambitie om in Nesselande gericht te ontwikkelen. In het winkelcentrum Nesselande, op het bedrijventerrein, het Landgoed, de Zevenhuizerplas/Kosboulevard is horeca toegestaan. Hierbij moet worden opgemerkt dat in dit bestemmingsplan horeca op de Pier/Kretalaan (wel opgenomen in het horecagebiedsplan) niet langer wordt toegestaan.

In de woonwijken is geen horeca toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het van oorsprong moerassige veengebied is vanaf de vroege middeleeuwen langzamerhand door de mens in cultuur gebracht. Eerst ontstonden door ontginning en ontwatering landbouwperceeltjes, later werden door turfwinning en vervening grote plassen gevormd. Vanaf de 18e eeuw werden deze veenplassen bedijkt, drooggemalen en ontgonnen. Het gebied van Nesselande maakt deel uit van twee polders: de Eendragtspolder en de Prins Alexanderpolder, die respectievelijk in 1753 en 1874 werden drooggelegd. De polders vormen aparte waterstaatkundige eenheden. Met de inpoldering is in de Eendragtspolder het blokvorminge verkavelingspatroon voor de vervening hersteld. De Wollefoppenweg en de weg langs de Ringvaart zijn oude wegen, die in de loop der tijd verder bebouwd werden. In de Prins Alexanderpolder is een nieuwe ruimere verkaveling opgezet, die beter aansloot bij de gewenste perceelbreedtes van de boerenbedrijven in die tijd. Het plangebied bevindt zich op de overgang van het restveengebied in het zuiden en het oude zeekleilandschap in het noorden. In de 20ste eeuw verstedelijkt het gebied rond Nesselande, aan de westzijde van Nesselande groeit de stad Rotterdam door uitbreidingswijken in de Prins Alexanderpolder; Het Lage Land, Ommoord, Oosterflank en als voorlopige grens in de jaren tachtig Zevenkamp. Aan de zuidzijde groeiden Rotterdam en Capelle aan den IJssel aan elkaar. Het Rottemerengebied wordt vrijgehouden van stedelijking en in fasen ingericht als recreatiegebied. De Zevenhuizerplas, gegraven voor de ophoging van Schollevaar, Oosterflank en Zevenkamp, heeft een recreatieve bestemming. Oud Verlaat blijft een kleine kern ten zuidwesten van de Zevenhuizerplas.

3.2 Archeologie En Cultuurhistorie

3.2.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.2.2 Landschaps- en bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakte oorspronkelijk deel uit van een veengebied. Het veen werd gevormd vanaf ongeveer 5000 voor Christus tot in de Middeleeuwen. Vanaf de 10de-12de eeuw is het veen ontgonnen voor akkerbouw en veeteelt. Het gaat om een strookvormige verkaveling met boerderijen gegroepeerd in bewoningslinten. In het zuidwestelijk deel van het plangebied bevond zich in het veengebied al vroeg een ondiep meer, het IJsselmeer. Of dit een natuurlijk meer is of een door vroege turfwinning ontstane plas is niet duidelijk. Vooral in de 17de tot 19de eeuw werd in het gebied uitgebreid turf gestoken. Uiteindelijk veranderde vrijwel het hele plangebied in een plassengebied, met alleen nog enkele stroken veen ter plaatse van oude kades en bewoningslinten. Het plassengebied werd in stappen bedijkt en drooggemalen. Ten noorden van de Wollefoppenweg (de vroegere Huismanskade) maakte het plangebied deel uit van de Eendrachtspolder (1762 definitief drooggemaakt). Het gebied ten zuiden van de Wollefoppenweg werd opgenomen in de Alexanderpolder (circa 1874 gereedgekomen). De Ringvaart aan de oostzijde van het plangebied hoort oorspronkelijk bij de ten oosten van het plangebied gelegen Zuidplaspolder. De meeste stroken restveen werden na de droogmakingen alsnog grotendeels afgegraven voor turfwinning, uitgezonderd vermoedelijk de Huismanskade (het tracé van de huidige Wollefoppenweg) en de strook met de Ringvaart aan de oostkant. In de veenrestanten kunnen bewoningssporen en vondsten aanwezig zijn, vooral uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd.

Na de droogmaking van de plassen werd in het gebied weer landbouw uitgeoefend, tot het graven van de Zevenhuizerplassen voor zandwinning en de bouw van de wijken Zevenkamp en Nesselande. Door het verdwijnen van het veen liggen nu over het algemeen de oude prehistorische landschapselementen aan of dicht onder het oppervlak van de diep gelegen polders. Wel heeft ten behoeve van de nieuwbouw in grote delen van het gebied ophoging plaatsgevonden met een pakket zand van minimaal circa 1 meter dikte.

In het plangebied is onder de moderne ophogingen een dun pakket lagunaire klei-en zandafzettingen aanwezig, waar fijnvertakte geulpatronen in zijn gekarteerd. Het pakket werd afgezet in de periode direct voorafgaand aan de veenvorming. Het lagunaire landschap lijkt niet door de mens te zijn geëxploiteerd.

In de ondergrond zijn fossiele rivierlopen (stroomgordels, Afzettingen van Gorkum) van tenminste twee generaties gekarteerd, te dateren in de periode circa 7000 tot 5000 voor Christus. Op een diepte van circa 10 meter beneden NAP bevindt zich een brede stroomgordel, die van noordoost naar zuidwest door het plangebied loopt. In het uiterste noordoosten bevindt zich bovendien een wat jongere stroomgordel waarvan de bovenkant zich op circa 7 tot 8 m beneden NAP bevindt. De stroomgordels, die mogelijk fijne vertakkingen in het hele plangebied hadden, kunnen aantrekkelijke verblijfplaatsen hebben gevormd voor de mens in het Mesolithicum en het begin van het Neolithicum.

In het uiterste zuidwesten van het plangebied zijn in de diepere ondergrond rivierduinafzettingen aanwezig. De toppen van deze afzettingen (donken) kunnen in het Mesolithicum als woonplaats zijn benut.

3.2.3 Archeologische verwachting

Gelet op het voorgaande kunnen onder de moderne ophogingen in het plangebied archeologisch waardevolle bewoningssporen en vondsten worden aangetroffen uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het begin van het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Er is een kleine kans dat in de restveenstroken van onder meer de Wollefoppenweg en de Ringvaart relicten uit de IJzertijd, de Romeinse tijd, de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aanwezig zijn.

De archeologische verwachting geldt uitsluitend voor het bodemtraject dieper dan 1 meter beneden het maaiveld. De bovenlaag bestaat uit opgebrachte grond ofwel is al verstoord door activiteiten van de mens na het droogmaken van de polders.

3.2.4 Aanbevelingen

Waarde - Archeologie - 1

Voor de strook restveen langs de Ringvaart (Waarde - Archeologie - 1) geldt een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.

Waarde - Archeologie -2

Voor de rest van het plangebied (Waarde - Archeologie - 2) geldt een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 200 vierkante meter beslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0003.png"

Overzicht welk archeologieregime waar geldt

3.3 Stadsgezichten En Monumenten

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd zoals bijvoorbeeld beschermde stadsgezichten en monumenten.

Het plangebied

Binnen het bestemmingsplangebied liggen geen beschermde stadsgezichten, monumenten en/of beeldbepalende objecten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Inleiding

De wijken Zevenkamp en Nesselande liggen naast elkaar maar ze zijn in verschillende perioden gebouwd waardoor de inrichting van de wijken verschillend is. Hieronder wordt de huidige situatie beschreven. Buiten een paar kleine ontwikkelingen wordt voornamelijk de huidige situatie in de wijken in dit bestemmingsplan vastgelegd.

4.2 Huidig Gebruik

Zevenkamp

De locatie van Zevenkamp was één van de diepste polders van Nederland en werd in 1978 Rotterdams grondgebied. De Zevenhuizerplas werd uitgegraven en met de zo verkregen grond werd het polderlandschap opgespoten, waardoor het mogelijk werd om de slappe ondergrond te bebouwen. In 1979 werden de eerste woningen gebouwd.

Zevenkamp is een woonwijk uit 1970/1980. De woonwijk heeft een gevarieerd woningaanbod van ongeveer 7000 woningen waar veel verschillende bevolkingsgroepen wonen. Er zijn weinig beeldbepalende gebouwen. De helft van alle woningen zijn eengezinswoningen.

De opzet van de wijk is helder. Er zijn vier buurten die gescheiden worden door groen en water en verbonden door een ontsluitingsweg. De Ommoordse Tocht is als hoofdwatergang gehandhaafd. Midden in de wijk ligt het winkelcentrum Ambachtsland. Het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid van de wijk is goed.

Nesselande

In 1995 zijn de weidegronden waarop de Vinex-wijk Nesselande is gebouwd door de omliggende gemeenten overgedragen aan Rotterdam. Hierop is in 2000 gestart met het bouwen van de woonwijk Nesselande en het bouwen duurt nog voort. Ook in Nesselande is de bodem opgehoogd met zand uit de Zevenhuizerplas die daardoor in omvang verdubbelde.

Nesselande kent een paar belangrijke structuurbepalende elementen. De hoogspanningsleiding waaronder de metro is aangelegd en de lintbebouwing van de oorspronkelijke wegen in en om het gebied.

Nesselande is het eindpunt van de metro. In het verlengde van de laatste halte is ruimte gereserveerd in om in te toekomst de metro door te kunnen trekken richting Zuidplas en Zoetermeer. Deze ruimte is in het bestemmingsplan bestemd voor 'Groen' en 'Water' in de vorm van het Rietveldpark en het Waterwijkpark.

Nesselande beschikt momenteel over circa 4300 woningen, drie parken, een winkelcentrum, scholen en overige voorzieningen. In 2005 is de metro doorgetrokken en het nieuwe eindpunt bevindt zich vlakbij de boulevard, het winkelcentrum en het strand aan de Zevenhuizerplas.

Nesselande is hoofdzakelijk ingevuld met woningen waarvan het grootste deel eengezinswoningen zijn. Langs de belangrijkste verkeersroutes zijn voorzieningen als basisonderwijs, kinderopvang en combinaties van wonen en werken toegestaan. Aan de randen van de wijk is steeds zorgvuldig bekeken hoe de nieuwe wijk goed kan aansluiten met het omringende gebied. Hier en daar staat hoogbouw.

Waterwijk is het noordelijkst gelegen deel van Nesselande. De locatie maakt enerzijds deel uit van de nieuwe wijk maar is anderzijds onderdeel van het natuurlijke landschap rondom Nesselande. De dichtheid waarin wordt gebouwd ligt daarom lager dan elders in de wijk. De woningen beschikken over een eigen kavel omringd met water. De woningen zijn voornamelijk particulier ontwikkeld.

Het centrum is het hart van Nesselande en de schakel van het woongebied met de recreatieplas. Door deze functie en door de koppeling met de metro ontsluiting krijgt het centrum een intensief woon- en voorzieningen programma met een wijkoverstijgend, recreatief karakter. De centrum functies bevinden zich op de begane grond, met name in langs de boulevard. Daarboven wordt gewoond in hoogbouw tot zo'n 20 lagen.

Parallel aan de A20 ligt het bedrijventerrein dat een functie heeft voor lokaal en regionaal verzorgende bedrijvigheid. De zichtbaarheid vanaf de snelweg wordt gewaarborgd door integratie van bebouwing en de geluidswal.

In Nesselande liggen twee oude linten met veel oorspronkelijke bebouwing, de Wollenfoppenweg en de Ringvaart (Zuideinde, Groeneweg, Bermweg, Onderweg en de Bostelweg). De Ringvaart is de ontginningsbasis geweest van de omliggende polders, nadat het gebied in de tweede helft van de 19e eeuw is drooggemalen. De Wollefoppenweg loopt van Oud Verlaat tot aan de Ringvaart. Het is een zeer afwisselende weg, die langs het recreatiegebied rond de Zevenhuizerplas, het Wollefoppenpark en de aangrenzende bebouwing voert. De kavels worden voornamelijk in beslag genomen door woningen en bedrijven. Als langzaam verkeersroute is de Wollefoppenweg een belangrijke schakel tussen de stad en het buitengebied. Beide wegen hebben een aantal ruimtelijke en functionele kwaliteiten, die als waardevol worden beschouwd. Ze bevatten een aantal panden, die vanwege hun historie of verschijningsvorm behouden zouden moeten blijven. Dit betekent echter niet dat er geen veranderingen kunnen plaatsvinden. Om zoveel mogelijk aan te sluiten op het oorspronkelijke karakter geldt als uitgangspunt dat de ruimtelijke opbouw van dient te worden behouden, aangaande dichtheden, bouwhoogtes, rooilijnen en de verkavelingsrichting.

Het Oeverpark ligt centraal ten opzichte van het omringende woongebied en is goed bereikbaar met de auto en met de metro. Dit park aan de Zevenhuizerplas heeft een openbaar karakter en door de invulling zal het aantrekkelijk zijn voor de hele regio. Het is een combinatie van openbaar park, indoor- en outdoorrecreatie, een jachthaven en een teleskibaan. De Kosboulevard verbindt de verschillende activiteiten in het Oeverpark. Langs de boulevard ligt de skatebaan. In het meest westelijke deel is ruimte gereserveerd voor een hotel.

4.3 Ontwikkelingen

In het nieuwe bestemmingsplan wordt een aantal ontwikkelingen mogelijk gemaakt die op basis van de vigerende bestemmingsplannen niet toegestaan werden.

Zevenkamp

Sportcomplex Nieuwemeer

In de wijk Zevenkamp wordt de bestemming van locatie Sportcomplex aan de Nieuwemeer in het bestemmingsplan verruimd.

De zone langs de A20 is met de 3e herziening van het bestemmingsplan Zevenkamp (in 1985) gewijzigd van de bestemming 'Sport en bedrijvigheid' naar de bestemming 'Bedrijven, uit te werken'.

De bedrijfsbestemming is (nog) niet gerealiseerd. Om tegemoet te komen aan de wens om deze locatie flexibel te kunnen gebruiken, is in dit bestemmingsplan de bestemming verruimd, zodat naast 'bedrijven' ook 'sport' en 'maatschappelijke voorzieningen' mogelijk worden, wel met de beperking dat het geen maatschappelijk voorzieningen mogen zijn die gevoelig/kwetsbaar zijn voor geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit.

Locatie de Aar:

Aan de Aar, tussen de Ommoordse Tocht en de Lutter ligt een grasveld. In de eerste uitwerking van het bestemmingsplan "Zevenkamp" is het deel van de locatie dat dicht tegen het water van de Ommoordse Tocht ligt, bestemd voor bijzondere doeleinden en woningbouw tot een maximum hoogte van 15 meter. Omdat de locatie via de Ommoordse Tocht en Lutter, een voet- en fietspad, niet gemakkelijk ontsloten kan worden, is met dit bestemmingsplan besloten om de potentiële bouwlocatie dichter naar de Aar te verschuiven. De bestemming wordt 'wonen' tot maximaal 3 lagen zodat de bebouwing goed past bij de bestaande woningbouw aan de Aar.

Nesselande

Locatie Brandingdijk

Op de locatie op de hoek Brandingdijk en Zuideinde is een bestemming opgenomen waarin het realiseren van woningen en kantoren (uitsluitend op de begane grond, met een bvo van maximaal 200 m2 per vestiging) mogelijk gemaakt wordt. De maximale bouwhoogte is 11 meter, gemeten vanaf NAP -3,50 meter.
Deze locatie had eerder de bestemming 'water', maar doordat de risicozones van het naastgelegen benzinestation zijn versmald, is het mogelijk om op deze locatie boven genoemde bestemmingen te realiseren.

Locatie Noorderstrand

Op de locatie Noorderstrand worden rondom de Kretalaan woningen mogelijk gemaakt. Het beoogde woningtype is grondgebonden eengezinswoningen (maximaal 45), een kleinschalig appartementengebouw (maximaal 25) is ook mogelijk. De bestemmingsvlekken zijn gescheiden door open zones zodat bestaande woningen langs de Sicilieboulevard uitzicht blijven houden op de Zevenhuizerplas en het omringend groen. Tussen bebouwing en buitenruimten in de drie zuidelijkste bestemmingsvlekken dient de zichtlijn minimaal 25 meter breed te zijn. De ruimte tussen de verschillende bestemmingsvlakken is op de verbeelding 20 meter zodat er nog enige flexibiliteit mogelijk is waar de bebouwing precies in de bestemmingsvlek komt. In de regels van dit bestemmingsplan is de eis van een zichtlijn van minimaal 25 meter opgenomen. Naast het strand komt een wandelpromenade te liggen die aansluit op de bestaande promenade langs het winkelcentrum en het strand. De promenade eindigt aan de noordzijde van het Noorderstrand in een openbaar plein met zicht op de plas en de eilanden van Waterwijk. Voor de windsurfers wordt een voorziening gemaakt met parkeergelegenheid nabij het water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0004.png"

Indicatieve kaart ontwikkeling Noorderstrand uit de Randvoorwaardennota en welstandsparagraaf Noorderstrand van 27 mei 2013

De bouwvlekken 1, 2 en 3 zijn bedoeld voor strandwoningen. Het bebouwingspercentage per bouwvlek is maximaal 80%, de maximale bouwhoogte voor bouwvlek 3 is 11,5 meter vanaf peil NAP -3,45 meter. Voor de bouwvlekken 1 en 2 is de maximale bouwhoogte 9 meter, gemeten vanaf peil NAP -3,45 meter.

Bouwvlek 4 is bedoeld voor kadewoningen en/of een appartementengebouw. Het bebouwingspercentage is maximaal 60%, de maximale hoogte van eengezinswoningen is 10 meter, de maximale hoogte van een appartementengebouw is 16 meter, vanaf peil NAP -3,45 meter.

De bouwvlekken 5, 6 en 7 zijn bedoeld voor steigerwoningen, het bebouwingspercentage is maximaal 25% voor de bouwvlekken 5 en 7 en maximaal 30% voor vlek 6, de maximale hoogte is 8,5 meter vanaf peil NAP -5,20 meter.

Locatie Landgoed

In het Waterwijkpark in het noorden van Nesselande is een locatie aangewezen waar 'woningen', 'maatschappelijke voorzieningen' en, daaraan ondergeschikt, 'horeca' wordt toegestaan. Verder wordt mogelijk gemaakt dat een gedeelte van het Waterwijkpark kan worden gebruikt voor het uitoefenen van stadslandbouw.

Locatie Zuideinde Noord

Eerdere plannen om hier woningbouw mogelijk te maken zijn gestrand doordat er nog een agrarisch bedrijf aanwezig was. Op verzoek van dit bedrijf heeft een omzetting plaatsgevonden van agrarische bestemming naar woningbouw. Zodra dit bedrijf niet meer actief is kunnen de oorspronkelijke plannen, die aansluiten bij de rest van de beouwing langs het Zuideinde en de Reinier Rondhorstdijk worden gerealiseerd.Deze woningen kunnen alleen gebouwd worden indien het bouwplan voldoet aan de voorkeursgrenswaarden of het hogerewaardenbesluit van de Wet geluidhinder of wordt uitgevoerd met dove gevels.

Evenementen

Uitgangspunt bij de bouw van de wijk Nesselande was dat het een levendige wijk zou moeten worden, die ook mensen van buiten de wijk zou aantrekken door het winkelcentrum en het strand en de recreatieve voorzieningen in het Oeverpark. Door het organiseren van evenementen wordt de wijk nog bruisender en wordt het gebied nog aantrekkelijker voor veel verschillende doelgroepen recreanten.

Op dit moment (ten tijde van opstellen van dit bestemmingsplan) worden in Nesselande de evenementen georganiseerd op een tijdelijke locatie, het Noorderstrand. Het is altijd de bedoeling geweest om op deze plek langs de Kretalaan woningen mogelijk te maken. Inmiddels is besloten dat de locatie in het Oeverpark de meest geschikte plek is om evenementen te organiseren.

Voor het terrein in het Oeverpark wordt een locatieprofiel opgesteld. In ieder geval is al aangegeven dat er maximaal 6 B-evenementen en een aantal kleinschaligere evenementen mogen plaatsvinden per jaar. En tevens is aangegeven dat het aantal bezoekers per B-evenement is maximaal circa 6000 personen per dag. Het strand aan de Siciliëboulevard kan ook worden gebruikt voor evenementen, het locatieprofiel voor deze locatie wordt momenteel geactualiseerd.

4.4 Juridische Planbeschrijving

4.4.1 Werken aan huis

In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

4.4.2 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied

Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen.

De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht Bor).

Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist.

4.4.3 Verkeers- en verblijfsgebied

De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming 'verkeer - verkeersweg' gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen met bovenleidingen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming 'verkeer - verkeersweg' zijn de 50-km wegen opgenomen die, gebaseerd op de wegcategorisering duurzaam veilig, ook in de toekomst 50-km wegen zullen blijven.

De bestemming 'verkeer - verblijfsgebied' is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.4.4 Groen

Structurele groengebieden zijn bestemd als 'groen'. Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden, auto-ontsluitingen en speeltoestellen toegestaan. Ten aanzien van water geldt hetzelfde als voor de bestemmingen 'verkeer - verkeersweg' en 'verkeer - verblijfsgebied'.

4.4.5 Horeca

Horeca omvat een breed scala aan ondernemingen. De bekendste vormen zijn café, restaurant en hotel. Deze horeca is opgenomen binnen bestemmingen 'centrum', 'gemengd – 1', 'gemengd – 10', 'recreatie 1', 'recreatie 2' en 'recreatie – jacht en passantenhaven'. Binnen deze bestemmingen is in de regels aangegeven hoeveel vestigingen er zijn toegestaan en/of de maximum grootte .

In de bestemming 'groen' is een horecavestiging toegestaan in de vorm van een snackkiosk gesitueerd tussen de Zevenkampseweg en de Boorn.

Horeca is tevens toegestaan in panden die op de verbeelding zijn aangegeven met de functieaanduiding 'horeca'.

Naast deze 'klassieke' horecabedrijven ontstaan er steeds meer nieuwe ondernemingen waarbinnen horeca niet de hoofdactiviteit is. Detailhandel of dienstverlening wordt dan gecombineerd met horeca. Voorbeelden hiervan zijn de bakker met een koffiehoekje, of de kantine van een sportschool. Voor deze horecaacitviteiten is een bestemming 'horeca' niet nodig omdat de horeca ondergeschikt onderdeel is van een groter geheel zoals de winkel, bibliotheek of sportschool, op dezelfde tijden geopend is en wordt beschouwd als bv een 'koffiehoekje' in een winkel.

4.4.6 Gemengde bebouwing

Een aantal locaties hebben binnen het plangebied de bestemming 'gemengd' gekregen, waarin een menging van fucties mogelijk wordt gemaakt.

4.4.7 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen op gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, sport, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening verstaan.

Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. In de bestemming 'maatschappelijk - 2' zijn geluidgevoelige voorzieningen uitgesloten.

4.4.8 Leidingen

Gasleiding

In het plangebied liggen drie hogedruk gasleidingen. Deze hebben de dubbelbestemming gekregen 'leiding-gas', waarbij rekening is gehouden met een bebouwingsvrije zone van 5 meter gemeten vanuit het hart van de leiding.

Hoogspanningleiding

In het plangebied ligt een bovengrondse hoogspanningsleiding. Deze heeft de dubbelbestemming 'leiding-hoogspanningsverbinding' gekregen, waarbij rekening is gehouden met de zakelijk rechtzone van 38 meter aan weerszijde van de hoogspanningsleiding.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen, omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor ruimtelijke plannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro.

Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. Deze wet is het resultaat van het samenvoegen van een achttal waterbeheerwetten, zoals de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet Beheer Rijkswaterstaatswerken. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een gevolg van de Waterwet is dat de vergunningstelsels uit de afzonderlijke waterbeheerwetten worden gebundeld in één watervergunning.

5.1.2 Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

5.1.3 Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

5.1.4 Gemeentelijk beleid

In het Deelgemeentelijk Waterplan Prins Alexander 2009 – 2013 is voor de deelgemeente Prins Alexander een doorvertaling gemaakt van het Waterplan 2 van Rotterdam. Hierin zijn locatiespecifieke streefbeelden vastgesteld en is voor de watergangen in de deelgemeente de ambitie weergegeven voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit. Tevens zijn concrete maatregelen geformuleerd om te komen tot de gewenste streefbeelden.

In het waterplan zijn voor de wijk Zevenkamp meerdere maatregelen genoemd. De maatregelen bevinden zich niet in de directe nabijheid van de ontwikkellocaties.

Voor Nesselande is een oppervlaktewaterplan opgesteld.

In het deelgemeentelijk waterplan is aangegeven dat het watersysteem kwantitatief op orde is. Overal in het gebied is voldoende waterberging aanwezig en voldoet het watersysteem aan de bergingseisen van het NBW.

In de Nota Waterberging bij ruimtelijke ontwikkelingen (2007) van het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard is bepaald dat de ondergrens voor ontwikkelingen ligt op 500 m2 aan netto toename verhard oppervlak. Bij een toename kleiner dan deze hoeveelheid, worden geen eisen gesteld aan de waterberging. Als er wel water moet worden toegevoegd dan is het graven van oppervlaktewater in het algemeen de meest duurzame oplossing. De uitvoering vindt bij voorkeur plaats binnen het plangebied of anders binnen hetzelfde peilgebied. In dicht stedelijk gebied is het realiseren van oppervlaktewater veelal niet mogelijk. In overeenstemming met het HHSK kunnen in deze gevallen andere vormen van waterberging worden besproken.

5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. De beheerder van het oppervlaktewater in Zevenkamp en Nesselande is het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden. Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap. Het wateradvies is voorgelegd aan de waterbeheerders. De opmerkingen zijn waar relevant, verwerkt in de toelichting.

5.3 Huidige Watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

De deelgemeente Prins Alexander bestaat voor het grootste deel uit voormalig polderlandschap. Vanaf de jaren '60 tot op heden is het gebied ontwikkeld tot het huidige stedelijk gebied. Waterhuishoudkundig hoort het gebied grotendeels tot de Prins Alexanderpolder, die is ontstaan door de drooglegging van een groot plassengebied die het resultaat is van het eeuwenlang afgraven van veen. De deelgemeente vormt één van de diepst gelegen gebieden van Nederland.

In droge tijden of ten behoeve van verversing kan water ingelaten worden vanuit de Rotte (NAP -1,0 meter). Nesselande watert deels af via de Prins Alexanderpolder en deels via de Eendragtspolder. Vanuit Zevenkamp wordt het water afgevoerd via de Schollevaartse tocht. Het bestemmingsplangebied kent een grote verscheidenheid aan peilvakken, variërend van -5,2 m NAP tot -6,9 m NAP.

5.3.2 Grondwater

Voor grondwater liggen er veel peilbuizen in het plangebied. In de nabijheid van de ontwikkelingen liggen ongeveer 6 peilbuizen die de grondwaterstand meten. De ligging van de peilbuizen nabij de ontwikkelingen zijn omcirkeld weergegeven in de figuur. Op de boerderijlocatie (H) zijn geen peilbuizen aanwezig en is in dit stadium geen inzicht te geven in de grondwaterstand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0005.jpg"

Locatie peilbuizen

De meeste peilbuizen meten al gedurende minimaal 10 jaar, met uitzondering van peilbuis 137576-6 (meet sinds september 2011). De maximale, minimale en gemiddelde gemeten grondwaterstand is per peilbuis weergegeven in de volgende tabel. Tevens is de gemiddelde ontwateringsdiepte aangegeven (verschil tussen maaiveldhoogte en grondwaterstand).

Peilbuisnr. 136573-1 136575-92 136576-4 136576-2 137576-4 137576-6
Aantal metingen 110 5 30 30 30 5
Start meting 20-01-1993 01-09-2011 01-06-2006 01-06-2006 01-06-2004 01-09-2011
Grondwaterstand maximaal (m.boven NAP) -5,45 -6,39 -5,64 -4,44 -4,78 -5,65
Grondwaterstand minimaal
(m. boven NAP)
-6,14 -6,47 -5,82 -5,29 -5,62 -5,85
Grondwaterstand gemiddeld
(m. boven NAP)
-5,83 -6,43 -5,73 -4,94 -5,39 -5,73
Maaiveld bij peilbuis
(m. boven NAP)
-4,90 -5,28 -4,40 -3,55 -3,70 -4,99
Ontwateringsdiepte gemiddeld
(m. boven NAP)
0,93 1,15 1,33 1,39 1,69 0,74

Grondwaterstandgegevens

De tabel geeft weer dat bij peilbuis 137576-6 de ontwateringsdiepte beperkt is, namelijk 74 cm, zo'n 6 cm onder de wenselijke 80 cm. Bij de overige peilbuizen is de gemiddelde ontwateringsdiepte wel meer dan de wenselijke 80 cm. Wanneer de ontwateringsdiepte onvoldoende is, wordt gesproken van grondwateroverlast.

5.3.3 Waterkering en waterveiligheid

Waterkeringen
De boezemkade 'zuideinde', in beheer bij Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, volgt ter hoogte van de oostzijde van het plangebied de gemeentegrens Rotterdam-Zuidplas. Daarnaast liggen in het plangebied een tweetal polderkades: 'de Vlietkade' ten zuiden van de Zevenhuizerplas en de 'verlegde Huismanskade' ten noordoosten van het plangebied. Rondom de waterkeringen worden verschillende beschermingszones gehanteerd. In paragraaf 5.4 wordt nader ingegaan op deze zones in de buurt van de verwachte ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0006.png"
Ligging waterkeringen (bron: HHSK)

Waterveiligheid

Het bestemmingsplangebied ligt geheel binnen de primaire waterkering (dijkring 14 met een beschermingsniveau van 1 op de 10.000 per jaar).

De gevolgen van een overstroming binnendijks zijn afhankelijk van meerdere aspecten, zoals de locatie waar de overstroming plaatsvindt, de afstand tot de waterkering en de maaiveldhoogtes in het gebied. Om een indicatie van de risico's te krijgen heeft de provincie Zuid-Holland voor de gehele provincie berekend welke delen van de provincie in de huidige situatie bij een doorbraak van de primaire kering onder water lopen en welke overstromingsdiepte er op de kwetsbare locaties bereikt kan worden.In de onderstaande figuur is dit voor het plangebied weergegeven. I

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0007.png"

Potentiële waterdiepte bij doorbraak primaire kering

Uit de figuur blijkt dat bij een dijkdoorbraak het plangebied vrijwel volledig onder water komt te staan. Er zijn waterdieptes mogelijk tot 5 meter.

5.3.4 Riolering

Het bestemmingsplangebied valt binnen de rioleringsdistricten 19 (Zevenkamp) en 42 (Nesselande). In deze bemalingsgebieden liggen verschillende typen rioolstelsels. In Nesselande ligt voornamelijk een verbeterd gescheiden stelsel: uitgezonderd de first flush die naar de zuivering gepompt wordt, wordt het overige hemelwater afgevoerd naar het oppervlaktewater. Enkele delen zijn voorzien van een gescheiden stelsel (Waterwijk). In Zevenkamp ligt voornamelijk een gemengd stelsel.

Het rioleringsdistrict Zevenkamp (19) bestaat uit één hoofdbemalingsgebied en kent drie onderbemalingen. District Zevenkamp voert via het rioleringssysteem van de gemeente Capelle aan den IJssel af naar AWZI Groenedijk.

Het rioleringsdistrict Nesselande (42) bestaat eveneens uit één hoofdbemalingsgebied en kent vele onderbemalingen. Dit district voert via het rioleringssysteem van Zevenkamp en Capelle aan den IJssel af naar eveneens AWZI Groenedijk.

Er liggen in Zevenkamp meerdere vuilwateroverstorten die er bij hevige regen voor zorgen dat wateroverlast beperkt wordt.

5.4 De Wateropgave

Dit hoofdstuk beschrijft per wateraspect de effecten die de ontwikkellocaties hebben op de waterhuishouding.

De in het plangebied aanwezige watergangen en -partijen hebben de bestemming 'water' gekregen. De onderhoudstroken langs de hoofdwatergangen, waarop de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is, zijn met een aanduiding op de verbeelding aangegeven.

Op grond van de Keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (artikel 67 lid 11) is het verboden (behoudens ontheffing) bouwwerken op te richten of houtgewassen te planten binnen een strook van 5 meter (gemeten vanuit de insteek van het talud) langs hoofdwatergangen respectievelijk boezemwatergangen, ten behoeve van het onderhoud van genoemde watergangen.

Een belanghebbende met bouwvoornemens in een keurstrook (zoals aangegeven op de verbeelding) wordt geadviseerd om contact op te nemen met genoemd hoogheemraadschap over antwoord op de vraag of voor het bouwproject in kwestie ontheffing verleend kan worden van het bouwverbod in de Keur.

Voor de uitvoering van werken binnen de voor 'waterkering' bestemde zone zoals aangegeven op de verbeelding, is onverminderd de bepalingen van het bestemmingsplan terzake, vergunning vereist van het Hoogheemraadschap.

5.4.1 Oppervlaktewater

Het bestemmingsplangebied kent geen waterbergingsopgave. Wel zal een toename van de verharding in Zevenkamp als gevolg van de ontwikkelingen gecompenseerd moeten worden in extra open water. Het hemelwater dat op de extra verharding valt kan niet meer in de bodem zakken en moet nu ook geborgen of afgevoerd worden. In Nesselande is voldoende water gerealiseerd. Hier is compensatie niet vereist.

Op basis van de ontwikkelingen is verharding van oppervlakte te verwachten. Om hoeveel oppervlakte het gaat, is in dit stadium niet te zeggen. Compenseren door het aanleggen van open water in hetzelfde peilgebied heeft de voorkeur van het Hoogheemraadschap. Andere vormen van waterberging behoren ook tot de mogelijkheden, mits het niet mogelijk is om open water aan te leggen.

Een indicatie van de benodigde compensatie is berekend door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De tabel geeft de toename van het verhard oppervlak en de hoeveelheid compenserende waterberging per ontwikkeling weer in Zevenkamp. Waar nog niet bekend is om hoeveel extra verharding het gaat, is uitgegaan van 50%.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0008.png"Verwachting toename verhard oppervlak en inschatting watercompensatie

Bij de nadere uitwerking van de plannen zal in nauw overleg met Schieland bepaalt moeten worden hoe de toename van verhard oppervlak gecompenseerd wordt en om hoeveel compensatie het per ontwikkeling gaat.

5.4.2 Grondwater

De toename van verhard oppervlak heeft naar verwachting geen grote directe gevolgen op de grondwaterstand. Nesselande is een kwelrijk gebied, daarom wordt infiltratie van hemelwater afgeraden; mogelijk moeten er zelfs aanvullende ontwateringsmiddelen (watergangen, drains) worden aangelegd om grondwateroverlast te voorkomen.

Bij het aanleggen van ontwateringsmiddelen moet het volgende worden meegenomen: hoe groter de afstand tussen de ontwateringsmiddelen, des te kleiner de ontwateringsdiepte.

5.4.3 Waterkering en waterveiligheid

Waterkeringen

Rondom de locaties B en H ligt ten zuidwesten een polderkade en ten noordoosten een boezemkade. Ten zuiden van locatie E ligt een polderkade. In Figuur 9, Figuur 10 en Figuur 11 zijn de kades rondom de genoemde ontwikkelingen weergegeven. De overige ontwikkelingen bevinden zich niet in de directe nabijheid van een kering.

De exacte locaties waar mogelijk gewerkt gaat worden zijn voor de locaties B en E nog niet bekend, voor locatie H globaal. Binnen locatie H zijn 5 woningen gesitueerd in de beschermingszone van de boezemkade, zie ook de fFiguur. Bouwen is hier alleen toegestaan als voldaan wordt aan de eisen van het hoogheemraadschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0009.png"

Ligging ontwikkellocatie Brandingdijk in relatie tot Boezemkade en Polderkade.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0010.png"

Ligging ontwikkellocatie Zuideinde-Noord in relatie tot boezemkade en polderkade

Voor beide waterkeringen geldt dat het verboden is te werken binnen de kern en beschermingszone, zonder dat daarvoor vergunning is verleend. Indien de ontwikkelingen leiden tot werken in een van de zones van de waterkeringen, dan wordt geadviseerd vroegtijdig in contact te treden met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard.

Waterveiligheid

De ontwikkelingen in het gebied hebben geen significante invloed op het veiligheidsrisico binnendijks en dragen maar beperkt bij aan de totale waarde binnen dijkringgebied 14.

5.4.4 Riolering

Afvalwater

De ontwikkeling in het bestemmingsplan zal leiden tot een toename van het aantal woningen en een toename van het aantal vierkante meters aan voorzieningen. Dit houdt in dat er een toename is te verwachten van de hoeveelheid afvalwater die geproduceerd wordt. In dit stadium is nog niet van elke ontwikkeling bekend om hoeveel woningen en vierkante meters het gaat. Een overzicht van de bekende gegevens is weergegeven in de volgende tabel.

Ontwikkeling Aantal woningen BVO voorzieningen [m2]
Zevenkamp
Sportcomplex Nieuwemeer - Nog onbekend
Locatie de Aar 30 -
Nesselande
Locatie Brandingwijk 20 2.500
Locatie Landgoed 50 5.000
Locatie Zuideinde-noord 12

Op basis van het bekende oppervlak en het aantal woningen is een inschatting te maken van de toename van de afvalwaterbelasting als gevolg van de ontwikkelingen.

Zevenkamp

Woningen
- In een woning zijn gemiddeld 2,5 personen aanwezig;
- Per persoon wordt gemiddeld 12 liter afvalwater per uur geproduceerd.
30 woningen * 2,5 persoon per woning * 12 liter per uur = 0,9 m3/uur
De totale toename van de afvalwaterproductie in Zevenkamp wordt daarmee geschat op 0,9 m3 per uur.

Nesselande
Voorzieningen
- Gemiddelde belasting van 3 m3 per hectare
- 7.500 m2 / 10.000 m2 * 3 m3 = 2,3 m3/uur
Woningen
- In een woning zijn gemiddeld 2,5 personen aanwezig;
- Per persoon wordt gemiddeld 12 liter afvalwater per uur geproduceerd.
- 94 woningen * 2,5 persoon per woning * 12 liter per uur = 2,8 m3/uur

De totale toename van de afvalwaterproductie in Nesselande wordt daarmee geschat op 5,1 m3 per uur.

Hemelwater

Ten aanzien van hemelwater ligt de voorkeur in principe bij het gescheiden afvoeren van afval- en hemelwater. Dit leidt tot vermindering van vuilwateroverstorten en zorgt ervoor dat er minder water wordt afgevoerd naar de AWZI. In Nesselande gebeurt dit al, in Zevenkamp niet.
Het heeft de voorkeur het hemelwater zoveel mogelijk ter plaatse weer terug te brengen in het milieu. Wel moet per locatie bepaald worden of en hoe gescheiden afvoeren op een effectieve manier uitgevoerd kan worden, ook gezien de geohydrologische eigenschappen van het gebied.

Aanbevolen wordt ook om naar toepassing van groene daken te kijken Ze houden hemelwater tijdelijk vast en verminderen en vertragen de afvoer ervan. Ze worden echter niet meegeteld als compensatie voor de verharding.

Voor de materiaalkeuze van de bebouwing gelden randvoorwaarden, aangezien verontreiniging van afstromend hemelwater voorkomen moet worden. Aangezien uitloogbare materialen een belasting vormen voor de waterkwaliteit, is het wenselijk deze niet toe te passen.

Voor het bepalen van de afvoer van afval- en hemelwater dient een rioolplan te worden opgesteld. Geadviseerd wordt om hiervoor tijdig een overleg te organiseren tussen de ontwikkelende partij, de waterbeheerder en de rioolbeheerder

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Beleid

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren.

In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu Effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r.. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

Het bestemmingsplan maakt een aantal ontwikkelingen mogelijk die genoemd zijn in paragraaf 4.3. Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. In het bestemmingsplan zijn geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied, zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten beschreven zijn in hoofdstuk 6 van dit bestemmingsplan. .

Op grond van het bovenstaande is bestemmingsplan 'Zevenkamp en Nesselande' niet m.e.r.-beoordelingsplichtig en daarmee ook niet m.e.r.-plichtig.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. De gemeente Rotterdam gebruikt al sinds de jaren '50 instrumenten om bedrijven in te passen in de omgeving. Dit gebeurde eerst door middel van de Hinderwetverordening. Begin jaren '90 heeft Rotterdam beleid vastgesteld waarbij voor de milieuzonering gebruik wordt gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).

De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.

Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.

De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen.

6.3.1 Plangebied

Het woongebied van Zevenkamp en Nesselande kan worden getypeerd als 'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In het bestemmingsplan zijn de functies zoals bijvoorbeeld; kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig bestemd en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen niet opgenomen. Het inpassen van deze functies is maatwerk.

Op de bedrijventerreinen die liggen tussen de A20 en het woongebied worden bedrijven toegelaten tot en met milieucategorie 3.2. De lijst van bedrijfsactiviteiten is te vinden in Bijlage 7 van de regels.

Het bestemmingsplan maakt in het Oeverpark recreatieve voorzieningen mogelijk. Voor recreatie zijn er, evenals voor bedrijven, indicatieve afstanden tot woningen. Er zijn recreatieve voorzieningen toegestaan tot en met catagorie 3.1 van de recreatielijst, dan wel recreatie die daarmee naar aard en omvang te vergelijken is. De recreatielijst is opgenomen in Bijlage 8 van de regels. In het Oeverpark mogen maximaal 6 B-evenementen en een aantal kleinschaligere evenementen per jaar plaatsvinden. De regulering van evenementen vindt plaats via het evenementenbeleid (locatieprofiel) en de APV.

Volgens de indicatieve afstanden uit de 'Bedrijven en Milieuzonering' dient de afstand tussen een tankstation met LPG en de ontwikkelingslocatie op van de hoek Brandingdijk 50 meter te zijn. In het bestemmingsplan voldoet de afstand tussen beide functies hier aan.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidsniveau in beeld gebracht.

Rotterdams beleid

In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeursgrenswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.

6.4.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven.

Soort gebied Stedelijk- -gebied Buiten- -stedelijk- -gebied
Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer 1 of 2 3 of 4 5 of meer
Zonebreedte 200 meter 350 meter 250 meter 400 meter 600 meter

Breedte geluidszones langs verschillende wegen

6.4.2 Voorkeursgrenswaarde

Woningen en andere geluidgevoelige gebouwen als onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven hebben een voorkeurswaarde aan de gevel 48 dB en een maximaal toegestane waarde.

Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd.

Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op de 'nieuwe' situaties in het bestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande heeft akoestisch onderzoek plaats gevonden.

In de onderstaande tabel zijn de geluidsbelastingen op de ontwikkellocaties weergegeven.

Zoneplichtige weg Hoogte rekenpunt [m] Lden (incl.aftrek art. 110 Wgh
Locatie Zuideinde-Noord Zuideinde 7,5 52,80
Zuidplasweg (N219) 7,5 56,87
Locatie Brandingdijk Brandingdijk 7,50 58,76
Zuideinde 4,50 57,53
Groeneweg 10,50 49,89
Zuidelijke Dwarsweg 13,50 51,90
Zuidplasweg (N219) 13,50 53,44
Eerste Tochtweg 13,50 52,25
Locatie Landgoed Brandingdijk 13,50 49,82
Sportcomplex Nieuwemeer A20 10,50 68,43
Schollevaartse Dreef 7,50 60,71
Locatie de Aar A20 13,5 52,49
Zevenkampse Ring 13,5 52,74
Noorderstrand Siciliëboulevard 10,5 50,22

Geluidbelasting niet-zoneplichtige wegen

Uit de rekenresultaten blijkt de maximale geluidbelasting 52 dB op locatie Brandingdijk, 50 dB op locatie kavel Waterwijk en 50 dB op locatie Landgoed te zijn als gevolg van de voor die locatie relevante 30 km/u weg. Op deze waarden is, conform artikel 110g van de Wgh, een aftrek van 5 dB toegepast.

6.4.3 Conclusie wegverkeerslawaai

Locatie Zuideinde Noord: de maximaal toegestane waarde vanwege de Zuidplasweg wordt overschreden. Woningbouw is mogelijk als gevels als een dove gevel worden uitgevoerd of dat door middel van een nader akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat eventueel met maatregelen de aan te vragen hogere waarden niet worden overschreden.

Locatie Brandingdijk heeft een overschrijding van de voorkeurswaarde tot op 13,5 meter hoogte van maximaal 59 dB.

Locatie Landgoed kent een overschrijding van de voorkeurswaarde vanwege de Brandingdijk, de geluidbelasting is 50 dB.

Locatie Sportcomplex Nieuwemeer heeft een overschrijding van de maximaal toegestane waarde voor een geluidgevoelige maatschappelijke bestemming. Er is daarom besloten om op deze locatie alleen maatschappelijke bestemmingen toe te staan die niet geluidgevoelig zijn.

Locatie De Aar kent een overschrijding van de voorkeurswaarde tot op 13,5 meter hoogte van maximaal 53 dB vanwege de Zevenkampse Ring en maximaal 52 dB vanwege de A20.

Locatie Noorderstrand kent een overschrijding van de voorkeurswaarde vanwege de Siciliëboulevard, de geluidbelasting is 50 dB.

6.4.4 Industrielawaai

Aan de zuidwestzijde, net buiten het plangebied, ligt het gezoneerde bedrijf ROCA. De geluidszone raakt het bestemmingsplan. Er liggen echter geen ontwikkellocaties binnen deze zone. Geluidsonderzoek naar industrielawaai is niet nodig.

6.4.5 Railverkeer

De sneltram of bovengrondse metrolijn die Zevenkamp en Nesselande verbindt met het centrum van Rotterdam heeft een onderzoekszone van 100 meter aan weerszijden. Er zijn geen nieuwe situaties binnen deze zone zodat akoestische toetsing niet nodig is.

6.4.6 Conclusie akoestische onderzoeken

De geluidbelasting voor de in de tabel aangegeven ontwikkellocaties overschrijden de voorkeurswaarde maar niet de maximaal toegestane waarde. Uitzondering hierop zijn de woningen op locatie Zuideinde Noord. De maximaal aan te vragen hogere waarde bedraagt 53 dB vanwege de Zuidplasweg. Door middel van het toepassen van dove gevels kan woningbouw op deze locatie mogelijk worden gemaakt.

Bij besluit van 8 november 2013 zijn de hogere waarden vastgesteld (zie Bijlage 1 van de toelichting).

In de onderstaande tabel zijn de aan te vragen hogere waarden op de ontwikkellocaties weergegeven.

Locatie Bestemming Zoneplichtige weg Lden (incl.aftrek art. 110 Wgh
Locatie Zuideinde-Noord woning Zuideinde 53
Zuidplasweg (N219) 53
Locatie Brandingdijk woning Brandingdijk 59
Zuideinde 58
Groeneweg 50
Zuidelijke Dwarsweg 52
Zuidplasweg (N219) 53
Eerste Tochtweg 52
Locatie Landgoed woning Brandingdijk 50
Locatie De Aar woning A20 52
Zevenkampse Ring 53
Noorderstrand woning Siciliëboulevard 50

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen.

Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden.

De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.

Op 16 januari 2009 is het "Besluit gevoelige bestemmingen" in werking getreden. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn hierin aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare
functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.
In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de meeste ziekenhuizen is sprake van luchtbehandeling, waardoor binnen een goede luchtkwaliteit gehandhaafd kan worden. Ook hebben ziekenhuizen een flinke verkeersaantrekkende werking, met negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de directe omgeving, terwijl een goede bereikbaarheid cruciaal is.

Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo’n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een ‘gevoelige bestemming’ niet toenemen.

Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de "Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit" vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.

Het Rotterdams beleid schrijft voor dat er binnen de contouren van de grenswaarden geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd.

Rotterdam kent een "Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang". De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.

6.5.1 Plangebied

Luchtkwaliteitsonderzoek

Het plan maakt ontwikkelingen mogelijk, dit leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, De verslechtering komt overeen met het aantal verkeersbewegingen dat hoort bij 175 woningen. Dit aantal valt onder het criterium van 1500 woningen van de Regeling NIBM, dit betekent een niet in betekenende mate bijdrage aan de luchtkwaliteit.
Voldaan wordt aan het besluit NIBM. Het plan voldoet daarmee een de Wet Luchtkwaliteit.

De nieuwe woningen komen niet binnen de contouren van de grenswaarden (bron: monitoringstool-2011van NSL) en voldoen daarmee aan het Rotterdamse beleid.

Ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied

Cumulatie met andere plannen in de omgeving is niet aan de orde omdat dit plan geen verslechtering geeft van de luchtkwaliteit.

Gevoelige bestemmingen

Er worden geen gevoelige bestemmingen mogelijk worden gemaakt binnen de zone van de A20 waar zich overschrijdingen van de grenswaarden Luchktkwaliteit voordoen. Deze zone strekt zich uit tot 10 meter langs de rand van de A20. De N219 is een provinciale weg, langs deze weg komen binnen 50 meter van de rand van de weg geen nieuwe gevoelige bestemmingen. Het plan voldoet daarmee aan het "Besluit gevoelige bestemmingen".

De nieuwe woningen komen niet binnen de contouren van de grenswaarden (bron: monitoringstool-2011van NSL) en voldoen daarmee aan het Rotterdamse beleid.

De "Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang" is voor dit plan niet van toepassing. De reden hiervoor is dat scholen voor basisonderwijs c.q. voortgezet onderwijs en kinderopvang niet mogelijk gemaakt worden in dit plan.

6.5.2 Conclusie

In deze analyse is aangetoond dat het bestemmingsplan Zevenkamp-Nesselande leidt tot een niet in betekenende mate (NIBM) verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit plan voldoet daarmee aan de Wet Luchtkwaliteit. Het plan voldoet tevens aan het "Besluit gevoelige bestemmingen", aan het Rotterdamse beleid ten aanzien van nieuwe woningen en aan de "Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang".

6.6 Bodem

Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is.

Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad".

De indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd.

Zevenkamp

Het gebied is opgespoten met schoon zand uit de Zevenhuizerplas, de kans op bodemverontreiniging is klein. Er is een kleine kans op puntbronnen langs het oude bebouwingslint, de Wollenfoppenweg.

Nesselande

De gronden van Nesselande zijn opgehoogd met ontzilt zeezand van de Maasvlakte en met zand uit de Zevenhuizerplas. De bodemkwaliteit is over het algemeen goed. Ook hier is een kleine kans op puntbronnen nabij de oude bebouwingslinten.

6.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. De circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (cRnvgs) beschrijft het beleid van de overheid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. De zone is 40 meter bij zeeschepen en 25 meter voor binnenvaartschepen. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

In het rapport "Bestemmingsplan Zevenkamp - Nesselande, risicoanalyse externe veiligheid' van 6 augustus 2012 is het onderzoek beschreven.

6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over weg

Voor het transport van LPG over de rijksweg A20 ten zuiden van het bestemmingsplangebied is een risicoberekening uitgevoerd. De 10-6 /jr contour is voor de situatie 2013 berekend op 14m en voor 2023 berekend op 16m uit het hart van de weg. In het Basisnet weg is de veiligheidszone berekend op 32 meter uit het hart van de weg.De 10-6 /jr contour evenals het Plasbrand Aandacht Gebied van 30 meter uit de rand van de weg dat voor dit wegvak leveren, gelet de ligging van de ontwikkellocaties, geen ruimtelijke beperking op. De ontwikkelingslocatie Sportcomplex Nieuwemeer ligt op 42 meter afstand van de rand van de A20. De rekenresultaten laten zien dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde voor het groepsrisico blijft. De toename van het groepsrisico volgens Basisnet is vrijwel geheel het gevolg van de toename van het transport van brandbaar gas (GF3).

Er zijn drie LPG-stations binnen dit bestemmingsplan die via de weg moeten worden bevoorraad. De bevoorrading van Maatveld vindt geheel plaats over de A20, de bevoorrading van Capelseweg vindt plaats over de A20 en over de Capelseweg en de bevoorrading van Groeneweg vindt plaats over de A20, de provinciale weg N219, de Zuidelijke Dwarsweg en de Groeneweg in Nieuwerkerk a/d IJssel. Binnen de 1%-letaliteitscontour liggen nagenoeg geen kwetsbare bestemmingen. Daarom levert het transport van LPG naar de tankstations geen veiligheidsrisico op.

6.7.2 Leidingen

In of grenzend aan het bestemmingsplangebied liggen drie hogedruk aardgasleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0011.png"

Ligging gasleidingen

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0012.png"

Typering gasleidingen

De 10-6 plaatsgebonden risicocontour levert, gelet de ligging van de nieuwe ontwikkellocaties geen ruimtelijke beperking op. Het groepsrisico blijft in alle situaties onder de oriënterende waarde en de planbijdrage is minimaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0013.png"Rekenresultaten groepsrisico's aardgasleidingen

De ontwikkelingslocatie Sportcomplex Nieuwemeer die langs de rijksweg ligt, ligt voor een klein deel binnen het invloedsgebied van een leiding. Het groepsrisico is voor alle tracé’s kleiner dan 0,3 maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico.

6.7.3 LPG-tankstations

Er zijn in en in de omgeving van het plangebied diverse inrichtingen waarin gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. In de onderstaande afbeelding zijn de locaties van de betreffende inrichtingen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1043ZevenkmpNes-oh01_0014.png"

Locatie LPG tankstations

De capaciteit van het LPG-station is vastgelegd in de milieuvergunning van het LPG-station. In het REVI zijn de afstanden voor het plaatsgebonden risico vastgelegd en de normen voor de berekening van het groepsrisico gegeven.

Er zijn drie LPG-stations die relevant zijn voor de externe veiligheid in het bestemmingsplangebied:

• Tankstation Maatveld gelegen aan de A20;

Het plaatsgebonden risico 10-6/jr ligt buiten (beperkt) kwetsbare bestemmingen en vormt geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.

Het groepsrisico is kleiner dan 0,3 maal de oriënterende waarde en neemt niet toe door de ontwikkelingen.

• Tankstation Capelseweg gelegen aan de Capelseweg direct ten noorden van de afslag Prins Alexander;

De 10-6/jr plaatsgebonden risicocontour van het vulpunt loopt over een aantal huizen aan de Capelseweg en over een deel van het MNF-gebouw. Omdat mag worden geanticipeerd op de nieuwe regelgeving (veiligheidsafstand voor de bestaande situatie wordt beperkt tot 40 meter) vormt de contour geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.

Het groepsrisico voor de inrichting in de huidige en toekomstige situatie bedraagt 0,728 maal de oriënterende waarde. Het invloedsgebied voor het groepsrisico voor het LPG vulpunt bedraagt 150 meter De ontwikkelingen die het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maakt, beïnvloeden het groepsrisico niet.

• Tankstation Van der Knaap gelegen op de hoek van de Brandingdijk en de Groeneweg.

Tegenover tankstation Van der Knaap aan de andere kant van de Brandingdijk is ruimte gemaakt voor de ontwikkeling van 20 woningen en 2500 m2 BVO in 5 lagen. Het 10-6/jr plaatsgebonden risico ligt buiten (beperkt) kwetsbare bestemmingen en vormt geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.

Het groepsrisico voor de inrichting in de huidige situatie bedraagt 0,039 maal de oriënterende waarde; het groepsrisico voor de inrichting in de plansituatie bedraagt 0,454 maal de oriënterende waarde.

Conclusie

De 10-6/jr plaatsgebonden risicocontouren van de vulpunten liggen op voldoende afstand van kwetsbare bestemmingen en vormen daardoor geen belemmering voor het nieuwe bestemmingsplan.

6.7.4 Groepsrisicoverantwoording

B en W van Rotterdam vinden de waarde voor het groepsrisico voor de nieuwe situatie t.p.v. locatie A langs de A20 acceptabel vanwege de volgende redenen:

  • De locatie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour en het plasbrandaandachtgebied.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.
  • Omdat de afmetingen van het terrein verdere uitbreiding niet toelaten en in directe omgeving geen plaats is voor nieuwbouw, kan het groepsrisico niet verder toenemen.
  • Hoewel in het bestemde BVO in principe (tijdelijk) overdag een hoeveelheid mensen van ca. 800 mogelijk is, bevindt slechts een klein deel hiervan zich, gezien de uitgestrektheid van de locatie (300m evenwijdig aan de A20), ter plaatse van de locatie van een mogelijk ongeval.
  • De locatie is wat betreft toegelaten bestemmingen (geen woningen, geen scholen, geen ziekenhuizen), vergelijkbaar met andere bestemmingen in Nesselande die even ver van de A20 af zijn gelegen.
  • De locatie is van verschillende kanten bereikbaar voor hulpdiensten. De locatie moet zodanig zijn ingericht dat de nieuwbouw op de locatie bereikbaar is voor hulpdiensten en dat ontruiming aan de zijde van de bron af mogelijk is. De ontsluiting van de nieuwbouwlocatie is uitsluitend van de A20 af geprojecteerd.
  • In noodgevallen is het mogelijk de nieuwbouw aan de zijden die van de A20 zijn afgekeerd, te verlaten. De zelfredzaamheid is groot.
  • Bluswater voor de hulpdiensten is aan drie kanten rond de locatie aanwezig.

B en W van Rotterdam vinden de overschrijding van de oriënterende waarde voor het groepsrisico voor de bestaande situatie t.p.v. de Capelseweg (LPG-station Capelseweg) acceptabel vanwege de volgende redenen:

  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.
  • De maatregelen die zijn genomen door de LPG-branche en waardoor de veiligheidsafstanden in het Revi zijn verkleind, hebben een positieve invloed op het groepsrisico.
  • Er is sprake van een bestaande situatie die door het onderhavige bestemmingsplan niet wordt gewijzigd.
  • In noodgevallen is het mogelijk de woningen aan de Capelseweg aan de zijde die van het vulpunt is afgekeerd, te verlaten. De zelfredzaamheid is hier groot.
  • De voorzijden van de woningen aan het Christoffelkruid liggen van het vulpunt afgekeerd en buiten het invloedsgebied. De zelfredzaamheid is hier groot.

B en W van Rotterdam vinden de waarde voor het groepsrisico voor de nieuwe situatie t.p.v. de Groeneweg (LPG-station Van der Knaap) acceptabel vanwege de volgende redenen:

  • De locatie ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour.
  • De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt niet overschreden.
  • De maatregelen die zijn genomen door de LPG-branche en waardoor de veiligheidsafstanden in het Revi zijn verkleind, beperken de toename van het groepsrisico tot 0,45 maal de oriënterende waarde.
  • Omdat de afmetingen van het terrein verdere uitbreiding niet toelaten en in directe omgeving geen plaats is voor nieuwbouw, kan het groepsrisico niet verder toenemen.
  • Voor de bouw van de woningen bestaat binnen het bestemmingsplangebied geen alternatief.
  • De locatie is van verschillende kanten (Nesselande, Nieuwerkerk, Zevenhuizen) bereikbaar voor hulpdiensten. De locatie moet zodanig zijn ingericht dat de huizen bereikbaar zijn voor hulpdiensten en dat ontruiming aan de zijde van de bron af mogelijk is. De ontsluiting van de nieuwbouwlocatie moet derhalve niet uitsluitend aan de Brandingdijk worden geprojecteerd.
  • In noodgevallen is het mogelijk de woningen in de nieuwbouwwijk aan de zijden die van het vulpunt zijn afgekeerd, te verlaten. De zelfredzaamheid is groot.
  • Aangezien de kopse kanten van de woningen naar de bron zijn georiënteerd, zijn er weinig of geen open gevels richting de risicobron.
  • Bluswater voor de hulpdiensten is aan drie kanten rond de locatie aanwezig.

Advies VRR
In haar brief van 2 oktober 2012 heeft de VRR geadviseerd over de veilgheidssituatie in het plangebied. De aangedragen maatregelen kunnen niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening geborgd
worden en zijn dus niet afdwingbaar via het bestemmingsplan. De gemeente is op dit moment in goed overleg met de veiligheidsregio om te kijken waar en op welke wijze genoemde maatregelen wel geborgd kunnen worden. Het advies van de VRR is aan het bestemmingsplan toegevoegd als Bijlage 2 van de toelichting.

6.7.5 conclusie

Externe veiligheid vormt geen beperking voor de beperkte ontwikkelingen die middels dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

6.8 Flora En Fauna

De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75).

6.8.1 Quickscan Flora en fauna

Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied is een Quickscan Flora en fauna opgesteld op 27 juli 2012. Op basis van een gebiedsanalyse (ruimtelijk ecologisch), beschikbare soortverspreidingsgegevens en een korte veldverkenning worden uitspraken gedaan over de mogelijke aanwezigheid van beschermde planten en dieren in het projectgebied.

De wijk Nesselande is ruim opgezet, met veel groenelementen en waterpartijen. Er is veel nieuwbouw aanwezig. Dit lijkt echter niet ten koste te gaan van de ecologische kwaliteit, er is een redelijke diversiteit van soorten aanwezig. De Zevenhuizerplas biedt leefgebied aan diverse watervogels, waarbij de eilandjes en rustige gebieden gebruikt worden om te broeden en te rusten. Naast grote groenstructuren, in de vorm van watergangen en bomenrijen, zijn er ook veel kleine groene elementen in het gebied aanwezig in de vorm van gazon en perken, welke soms extensief beheerd worden. Op enkele plekken is duinzand aangebracht, wat een hiervoor kenmerkende vegetatie oplevert, met een bloemrijk beeld.

Vleermuizen

Uit de natuurdatabase Rotterdam blijkt dat er binnen het bestemmingsplangebied relatief veel waarnemingen zijn gedaan van vleermuizen. Deze zijn wel beperkt tot de grotere groenstructuren en gebieden, zoals omgeving Wollefoppenweg, maar ook in de nabijheid van het Rietveldpark en het Adriaan Huysmanpad. De belangrijkste route voor vleermuizen, de aanvliegroute parallel aan de Wollefoppenweg is gehandhaafd door op de verbeelding de bestemming 'groen' toe te kennen aan deze route. Hierdoor wordt voorkomen dat het gebied voor andere doeleinden wordt gebruikt en zodoende kan verstoring van de aanvliegroute worden voorkomen. Door met de inrichting van het omringende recreatiegebied rekening te houden, kan de omgeving voor vleermuizen nog aantrekkelijker worden gemaakt.

De ontwikkellocaties in dit bestemmingsplan leiden niet tot verstoring van het leef- en fourageergebied van de vleermuizen.

Vogels

Uit eerdere onderzoeken en inventarisaties blijkt dat binnen Nesselande een grote verscheidenheid van vogels voorkomt. Het betreft watervogels, stads- en tuinvogels, struweelvogels en bosvogels. Wat broedvogels betreft mag er vanuit worden gegaan dat in het broedseizoen verschillende soorten vogels de aanwezige bomen en grotere struwelen gebruiken om hun nest in te maken. Dit zal zeker het geval zijn in dichtere begroeiingen langs natuurvriendelijke oevers, verruigde terreinen en boomplantsoenen. Ook in de meer bebouwde delen van het gebied kunnen broedende vogels worden verwacht.

Een aantal vogelsoorten als uilen en andere roofvogels, maar sinds 2009 ook huismussen en gierzwaluwen hebben vaste rust- en/of verblijfplaatsen. Deze vogels en hun verblijfplaatsen zijn conform de Flora- en faunawet jaarrond beschermd. Uit de natuurdatabase Rotterdam blijkt dat er waarnemingen zijn gedaan van ransuil, buizerd, sperwer, huismus en gierzwaluw binnen Nesselande. De laatste twee zijn specifiek gebouwbewonende soorten, waarbij gebroed wordt onder dakpannen. Mogelijk zijn er binnen Nesselande locaties waar vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig zijn. Indien er sloop plaats gaat vinden dient hiermee rekening te worden gehouden, mogelijk is dan nader onderzoek noodzakelijk. Hetzelfde geldt voor huismus, waarbij de combinatie van tuinen met veel groen een geschikt leefgebied voor deze soort oplevert.

De voorgenomen ontwikkelingslocaties hebben naar verwachting, op basis van bestaande gegevens en veldbezoek, geen essentiële functie voor jaarrond beschermde vogels, zoals roofvogels, huismus en gierzwaluw. Meer algemene broedvogels zijn echter nooit uit te sluiten, zeker indien het onbebouwde terreinen betreft. Hiervoor geldt de zorgplicht, wat inhoudt dat vogels gedurende de broedperiode niet verstoord mogen worden.

Flora

Binnen het bestemmingsplangebied zijn groeiplaatsen aangetroffen van twee beschermde soorten, te weten Rietorchis en Wilde Marjolein. Rietorchis groeit langs de oever bij de Ommoordse tocht. De Wilde Marjolein is aangetroffen op een braak terrein bij Laan van Avant-Garde. Beide groeiplaatsen zijn niet in gebieden waar ontwikkelingen voorgenomen zijn binnen het bestemmingsplan. Groeiplaatsen van strikt beschermde plantensoorten worden niet verwacht. Algemeen beschermde soorten zijn echter niet op voorhand uit te sluiten, maar hiervoor geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Kleine zoogdieren

Soorten die regelmatig in bebouwde gebieden worden aangetroffen zijn mol en egel, mits er enige vorm van groen aanwezig is. Ook langs natuurvriendelijke oevers, met weelderige plantengroei, zijn kleine zoogdieren niet uit te sluiten. Alle bovengenoemde soorten vallen echter onder het lichte beschermingsregime van de Flora- en faunawet, waarvoor een algemene vrijstelling geldt voor het verstoren en/of aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.

Overige soorten

Strikt beschermde amfibieën, zoals bijvoorbeeld de rugstreeppad, worden niet verwacht binnen de ontwikkelingslocaties. Binnen Rotterdam komen geen vlinders voor die beschermd zijn onder de Flora- en faunawet. Algemene vlindersoorten en libellen zijn wel te verwachten, vooral op meer bloemrijke plekken, zoals grasbermen, natuurvriendelijke oevers en plantsoenen. Voor zowel beschermde als niet-beschermde vlinders en vissen geldt wel altijd de zorgplicht.

6.8.2 Conclusie

Voor bestemmingsplan 'Zevenkamp en Nesselande' is, met betrekking tot de voorgenomen ontwikkellocaties, geen aanvullend onderzoek noodzakelijk. Er is hier geen sprake van aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van strikt beschermde soorten. Hierbij is uitgegaan van de situatie dat aanwezige groenstructuren in de directe omgeving van de ontwikkellocaties wordt gespaard.

Voor het vaststellen van een bestemmingsplan is nader onderzoek en aanvragen van eventuele ontheffing niet nodig, maar wel voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering van de werkzaamheden.

6.9 Hoogspanningsleiding

Door Nesselande loopt een 380 KV hoogspanningslijn Krimpen-Bleiswijk, mast 19-mast 30.

Voor bebouwing rond hoogspanningsmasten geldt als wettelijk kader dat; ten aanzien van bouwen bij hoogspanningslijnen binnen de zakelijk rechtstrook (38 meter aan weerszijde van de mast) toestemming van de netbeheerder verkregen moet worden. Vanuit de Europese Unie is een referentiewaarde ten aanzien van de magneetveldsterkte bepaald voor bescherming van burgers. Aan deze referentiewaarde van 100 microTesla wordt in Nesselande op alle voor het publiek toegankelijke plaatsen voldaan.

In 1999 is bij de vaststelling van het bestemmingsplan Nesselande rekening gehouden met een benodigde bebouwingsvrije zone van 38 meter aan weerszijde van de hoogspanningslijn. In werkelijkheid is in Nesselande een bebouwingsvrije zone van 60 meter aan weerszijde van het hoogspanningslijn gerealiseerd. De locaties die zijn bestemd in het bestemmingsplan Nesselande 1999 maar nog niet bebouwd zijn, worden beschouwd als bestaande situatie. Ook deze locaties liggen op 60 meter afstand van de hoogspanningsleiding.

In 2005/2008 is door het ministerie van IenM een voorzorgsadvies ("Advies met betrekking tot Hoogspanningslijnen" en "verduidelijking advies met betrekking tot het advies hoogspanningslijnen") omtrent bouwen rond hoogspanningslijnen uitgezonden aan gemeenten. Dit advies luidt: "Op basis van het voorgaande adviseer ik u om bij de vaststelling van streek- en bestemmingsplannen en van de tracés van bovengrondse hoogspanningslijnen, dan wel bij wijzigingen in bestaande plannen of van bestaande hoogspanningslijnen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0.4 microtesla (de magneetveldzone) ".

Dit voorzorgsadvies gaat er vanuit dat binnen de magneetveldzone (= jaargemiddelde magneetveldzone van 0,4 microtesla) geen nieuwe gevoelige bestemming mogen worden toegevoegd, zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen. Tennet heeft bij de laatste meting in 2011 vastgesteld dat de jaargemiddelde 0,4 microteslazone op dat moment aan beide zijden van de hoogspanningsleiding 30 tot 35 meter breed was. Alle woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen in Nesselande liggen buiten deze zone.

In dit bestemmingsplan vindt geen toevoeging plaats van gevoelige bestemmingen in de magneetveldzone ten opzichte van de bestaande situatie. Meer informatie is te vinden op www.kennisplatform.nl (dossier hoogspanningslijnen en kinderleukemie) en www.rivm.nl/hoogspanningslijnen.

6.10 Duurzaamheid En Energie

Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.

Rotterdam heeft een ambitieuze klimaatprogramma's vastgesteld;

  • het Rotterdam Climate Initiative;
  • Rotterdamse Energie Aanpak en Planning (REAP) als ontwerptool- en -leidraad voor het energiezuinig ruimtelijk ontwikkelen;
  • Convenanten met projectontwikkelaars en met woningcorporaties m.b.t. energiezuinig en duurzaam bouwen, ontwikkelen en renoveren: ‘Samenwerkingsovereenkomst duurzaam ontwikkelen 2010’;
  • Aansluitplicht op warmtenet voor nieuwbouw (artikel 2.7.3a van de bouwverordening);
  • Programma Duurzaam.

Het Bouwbesluit vormt het minimaal te realiseren kwaliteitsniveau in Nederland. De gemeente Rotterdam heeft daar boven op het document 'De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) opgesteld (meest recente versie maart 2005). Het RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Het RWK is vrijblijvend te gebruiken.

6.10.1 Duurzaamheid

Rotterdam is de op-één-na grootste stad van Nederland en met deze omvang is duurzaamheid in Rotterdam dan ook een grote uitdaging. In 2007 is het samenwerkingsverband Rotterdam Climate Initiative (RCI) opgericht, waarbinnen vier partners samenwerken aan een duurzame stad: het Havenbedrijf Rotterdam, het bedrijfsleven verenigd in Deltalinqs, DCMR Milieudienst Rijnmond en de gemeente Rotterdam. Het RCI-programma richt zich op drie belangrijke gebieden: * voorkomen van klimaatverandering door CO2-uitstoot (mitigatie), * aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering (adaptatie), * verbeteren van milieuzaken als schone lucht en reductie van geluidshinder. Deze doelstellingen versterken de economie en maken de stad aantrekkelijker. Om de doelstellingen concreter te maken zijn in het Programma Duurzaam 10 opgaven geformuleerd.

In het Programma Duurzaam is vastgelegd dat het formuleren van een duurzaamheidsparagraaf een vast onderdeel is van ruimtelijke plannen. De nieuwe ontwikkelingen in Zevenkamp en Nesselande voldoen aan twee ascpecten uit het Programma Duurzaam om de duurzaamheid van bestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande te vergroten. In dit bestemmingsplan wordt ruimte gegeven aan het bevorderen van duurzame gebiedsontwikkeling en het vergroten van duurzame producten en diensten.

In bestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande worden enkele bouwlocaties ingevuld die nu nog braak liggen. Het invullen van locaties binnen de bestaande bebouwing is duurzamer dan bouwen in het buitengebied ten koste van het groen. De bebouwing helpt om de bestaande voorzieningen in stand te houden en de al aanwezige infrastructuur en OV krijgt een groter draagvlak.

Zowel in Zevenkamp als in Nesselande wordt ruimte gemaakt voor stadslandbouw. Stadslandbouw draagt bij aan een duurzame gebiedsontwikkeling omdat het kan zorgen voor een grotere sociale cohesie in de wijk, een hogere biodiversiteit en kwalitatief beter groen en daarbij heeft het een educatieve waarde voor stadskinderen; door middel van stadslandbouw kunnen zij leren hoe voedsel groeit van zaadje tot eetbaar eindresultaat.

Bij het ontwerp en de uitvoering van de wijk Nesselande is er reeds voor gekozen om het afvalwater op een duurzame manier af te voeren. In de wijk is een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd. Hierdoor wordt het regenwater, uitgezonderd de first flush die naar de waterzuivering wordt gepompt, afgevoerd naar het oppervlaktewater. Er zijn verschillende filtersystemen aangelegd om hemelwater dat op verhard oppervlak terecht komt, te filteren voordat het in het oppervlaktewater terecht komt. Op de Kosboulevard gekozen voor verlichting die gedimd wordt na een bepaald tijdstip, zodat er minder energie wordt gebruikt en in Nesselande zijn de nieuwe woningen aangesloten op stadsverwarming.

Bij het uitwerken en concreet maken van de nieuwe ontwikkelingen zal, buiten de gebruikelijke milieu- en natuuronderzoeken, aandacht zijn voor verschillende aspecten van duurzaamheid zoals de keuze voor duurzame materialen.

6.10.2 Energie

Het Rotterdam Climate Initiative is het nieuwe, ambitieuze klimaatprogramma waarbij de gemeente tracht de CO2-uitstoot van Rotterdam fors terug te brengen. Bij de uitwerking van de nieuwe ontwikkelingen is het aan te bevelen om te onderzoeken op welke wijze de CO2 uitstoot verminderd kan worden.

Sinds 1995 is het verplicht een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in te dienen in het kader van het aanvragen van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Alle nieuwbouw zal moeten voldoen aan de geldende EPC normen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat.

Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt.

Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.

Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid

Dit hoofdstuk is gebaseerd op ontwikkelingen voor het ontwerpbestemmingsplan Zevenkamp en Nesselande. Het bestemmingsplan heeft een relatief conserverend karakter. Het handhaven van de bestaande delen van het plangebied heeft geen financiële consequenties. Voor een aantal locaties in het plangebied zijn wel nieuwe ontwikkelingen voorzien. De grond waar deze nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is in gemeentelijk bezit. De ontwikkelingen mogen voor de gemeente niet financieel nadelig zijn en dienen minimaal budgettair neutraal te verlopen.

8.1 Zevenkamp

De twee nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden binnen de wijk Zevenkamp zijn individueel bekeken. Voor de twee mogelijk gemaakte ontwikkelingen heeft een onderzoek plaatsgevonden naar alle kosten en opbrengsten van de exploitatie. Hierbij zijn onder andere de kosten voor openbare werken, gemeentelijke plankosten en gronduitgifte aan bod gekomen. Uit dit onderzoek is gebleken dat de plannen als geheel minimaal budgettair neutraal ontwikkeld kan worden, waarmee de kosten voor het project gedekt zijn.

Locatie Sportcomplex Nieuwemeer

Het betreft hier een ontwikkeling op gemeentelijke grond. Het betreft een kleine uitbreiding van de functie ten behoeve van de bouwmogelijkheden die op basis van globale kosten- en opbrengstenanalyse financieel haalbaar wordt geacht.

Locatie de Aar

Het betreft hier een ontwikkeling op gemeentelijke grond. De woningbouwmogelijkheid is verplaatst van de noordkant van het park (aan de Ommoorde tocht) naar de zuidkant van de park (aan de Aar) die op basis van globale kosten- en opbrengstenanalyse haalbaar wordt geacht.

8.2 Nesselande

Alle projecten binnen de wijk Nesselande zijn opgenomen in een gemeentelijke grondexploitatie, en is onderdeel van het plan “Nesselande”. Deze grondexploitatie loopt vanaf 2000 en is financieel sluitend.

Locatie Brandingdijk, locatie Landgoed en locatie Noorderstrand

Voor alle drie de locaties betreft het een ontwikkeling op gemeentelijke grond. De projecten zijn onderdeel van de grondexploitatie Nesselande die financieel sluitend is. De ontwikkeling is financieel haalbaar.

Locatie Zuideinde Noord

Er is een anterieur contract gesloten waarmee de kosten kunnen worden verhaald.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Participatie

Tijdens de terinzageperiode van het ontwerpbestemmingsplan zijn een tweetal informatiebijeenkomsten georganiseerd voor bewoners en ondernemers.

9.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan

  1. 1. Gasunie
  2. 2. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
  3. 3. Tennet, beheerder hoogspanningsnet KPN Telecom
  4. 4. Luchtverkeersleiding Nederland
  5. 5. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit
  6. 6. BOOR, Bureau Oudheidskundig Onderzoek Rotterdam
  7. 7. Ministerie van Defensie
  8. 8. Ministerie van Economsiche Zaken, landbouw en innovatie
  9. 9. Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland
  10. 10. Stadsregio
  11. 11. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
  12. 12. Kamer van Koophandel

Door de partijen die vetgedruk zijn, is schriftelijk gereageerd. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop.

9.2.1 Gasunie

De Gasunie heeft het bestemmingsplan beoordeeld en dat heeft geleid tot de volgende opmerkingen:

  • het Meet- en regelstation aan de Middelweg is niet bestemd. Gelet op de veiligheidsaspecten die gelden voor dit Meet- en regelstation verzoeken wij u om het station en de daarbij behorende gronden afzonderlijk te bestemmen als “Bedrijf – Meet- en Regelstation”.

Reactie: In het bestemmingsplan heeft het meet- en regelstation de bestemming 'bedrijf - nutsvoorziening' gekregen. Aan de planregels is het volgende toegevoegd: aan de Middelweg is een meet- en regelstation toegestaan met de bijbehorende bovengrondse en ondergrondse leidingen.

  • Een gastransportleiding, gelegen aan de Middelweg/Zuideinde, is op de verbeelding niet weergegeven. Er wordt verzocht om de leiding, inclusief een belemmeringenstrook van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding, op te nemen.

Reactie: De gastransportleiding is opgenomen op de verbeelding.

  • Ter plaatse van de Middelweg/Zuideinde is een uitbreiding van het bestaande bouwvlak op een te geringe afstand van de leiding geprojecteerd. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding, is het niet toegestaan enig bouwwerk op te richten boven de leiding of binnen een afstand van 4 meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding (= belemmeringenstrook). De Gasunie verzoekt het betreffende bouwvlak zodanig aan te passen, dat de afstand tussen de leiding en de grens van het bouwblok minimaal 4 meter bedraagt.

Reactie: De afstand tussen de bestaande woning aan Zuideinde en de gasleiding is kleiner dan 4 meter. Dit is een bestaande situatie waar de woning binnen waar middels dit bestemmingsplan niets aan veranderd wordt. Het bouwvlak van het perceel aan de Reinier Rondhorstdijk ligt op minimaal 4 meter afstand van de leiding. Hiermee wordt voldaan aan de afstandseis.

  • de opgenomen passage in artikel 62 ‘Leiding-Gas’ lid 3 ‘Afwijken van de bouwregels’ is deels oud beleid. De Gasunie verzoekt gebruik te maken van een aangepast tekstvoorstel.

Reactie: De tekstvoorstellen zijn overgenomen.

9.2.2 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

  • Het Hoogheemraadschap stelt voor om daar waar de verharding van de ondergrond toeneemt met meer dan 500m2 de exacte cijfers op te nemen in het definitieve plan.

Reactie: Op 6 mei 2013 is een nieuwe wateradvies opgesteld dat door het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard is goedgekeurd. In dit wateradvies staan richtlijnen hoe moet worden omgegaan met het bergen van oppervlaktewater bij toenemende verharding. De definitieve oppervlakte van de verharding is nog niet duidelijk waardoor het niet mogelijk is om exacte cijfers op te nemen in dit bestemmingsplan. Bij het uitwerken van de ontwikkellocaties zal uiteindelijk een watervergunning aangevraagd moeten worden en dan kan op dat moment de exacte watercompensatie worden bepaald aan de hand van de richtlijnen van het Hoogheemraadschap.

9.2.3 Tennet

  • Tennet merkt op dat in Artikel 63 Leiding – Hoogspanningsverbinding nog enkele tekstuele onjuistheden zijn vermeld. Zij verzoeken om de teksten aan te passen met enkele tekstvoorstellen. de navolgende teksten met de aangegeven vermelde vetgedrukte teksten aan te passen.

Reactie: De tekstvoorstellen zijn overgenomen.

Bijlagen

Bijlage 1 Besluit Hogere Waarden

Bijlage 2 Vrr-advies

Bijlage 3 Vaststellingsbesluit

Bijlage 4 Uitspraak Raad Van State