KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Cultuur En Ontspanning
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Gemengd - 3
Artikel 8 Gemengd - 4
Artikel 9 Gemengd - 5
Artikel 10 Groen
Artikel 11 Horeca
Artikel 12 Maatschappelijk - 1
Artikel 13 Maatschappelijk - 2
Artikel 14 Recreatie
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer - Erf
Artikel 17 Verkeer - Parkeergarage
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 19 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 20 Water
Artikel 21 Wonen
Artikel 22 Wonen - Berging
Artikel 23 Leiding - Warmte
Artikel 24 Leiding - Water
Artikel 25 Waarde - Archeologie 1
Artikel 26 Waarde - Archeologie 2
Artikel 27 Waarde - Archeologie 3
Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 30 Anti-dubbeltelregel
Artikel 31 Algemene Bouwregels
Artikel 32 Algemene Gebruiksregels
Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 35 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 36 Overgangsrecht
Artikel 37 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.2
Bijlage 3 Beleidskader Hoog-risico Biologische Laboratoria
Bijlage 4 Besluit Hogere Waarden Geluidhinder
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Archeologie
3.2 Cultuurhistorie
3.3 Stadsgezichten En Monumenten
3.4 Huidig Gebruik
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Algemeen
4.2 Ontwikkelingen / Projecten
4.3 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
5.3 Huidige Watersysteem
5.4 De Wateropgave
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
6.2 Milieu Effectrapportage
6.3 Milieuzonering
6.4 Geluid
6.5 Luchtkwaliteit
6.6 Bodem
6.7 Externe Veiligheid
6.8 Natuur
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Participatie
9.2 Vooroverleg
Bijlagen
Bijlage 1 Afbeelding Archeologie
Bijlage 2 Onderzoek Geluid
Bijlage 3 Onderzoek Nestgeluid Schepen
Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid

Katendrecht

Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam

Vastgesteld op 09-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Katendrecht met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht- van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanbouw (uitbouw)

Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant van het oorspronkelijke hoofdgebouw en aan de zijkant(en) ervan, op meer dan 1 meter van de erfgrens aan de zijde van het openbaar toegankelijke gebied, alsmede op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw.

1.7 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.8 Archeologisch monument

Monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet.

1.9 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.

1.11 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.12 Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond

Het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" dat als bijlage 3 is gevoegd bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader.

1.13 Belwinkel

Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen.

1.14 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.17 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.18 Bouwgrens

De grens van een Bouwvlak.

1.19 Bouwlaag

Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

1.20 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.22 Bouwverordening

Bouwverordening Rotterdam 2010, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.23 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.24 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.26 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.27 Bijgebouw

Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.

1.28 Cultuur

Voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals kleinschalige filmhuizen, musea, muziekcentra en theaters, met uitzonderingen van bioscopen en casino's.

1.29 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt.

1.30 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.32 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.

1.33 Effectgebied externe veiligheid

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij een risicobron plaatsvindt.

1.34 Erf

Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.).

1.35 Erfgoedwet

De Erfgoedwet (2016), zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.36 Evenement

  1. a. Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een feest of muziekvoorstelling, in de buitenruimte van het openbaar toegankelijk gebied met uitzondering van:
  1. a. kleinschalige evenementen onder de voorwaarden dat:
    1. 1. het aantal bezoekers niet meer bedraagt dan 250 personen;
    2. 2. het een evenement is dat plaatsvindt tussen 8.00 en 23.00 uur of op een zon- of feestdag tussen 13.00 uur en 23.00 uur;
    3. 3. het geluidsniveau op een afstand van 10 meter van enige geluidsbron niet meer bedraagt dan 80 dB(A) en 90 dB(C) waarbij de geluidbelasting maximaal 65 dB(A) en 75 dB(C) ter plaatse van de gevel van de dichtstbijzijnde geluidgevoelige objecten mag zijn;
    4. 4. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van maximaal 25 m² per object;
    5. 5. er geen ander evenement in de nabijheid plaatsvindt;
  2. b. verrichtingen van vermaak die plaatsvinden in de buitenruimte van een openbare inrichting waarbij:

1. een vergunning krachtens artikel 2:28 APV geldt;

2. de buitenruimte in het onderliggende bestemmingsplan bestemd of aangeduid is als behorend bij de openbare inrichting;

  1. c. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en markten die vallen onder de “Beleidsregel Evenementenmarkten: Braderieën, Rommelmarkten en Themamarkten Rotterdam 2018”;
  2. d. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
  3. e. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 (straatartiest) van de APV;

Bij optochten (niet zijnde een betoging als bedoeld in sub d), sportwedstrijden en wandeltochten op openbare wegen en paden worden uitsluitend parcoursafzettingen waaronder start, finish en eventuele locaties langs de weg met podiumopstelling of versterkt muziek of tribunes meegerekend als evenement. Indien de gehele route het parcours is afgezet, telt het ook mee als evenement. Optochten (niet zijnde een betoging als bedoeld in sub d) sportwedstrijden of wandeltochten zonder parcourafzettingen of tribunes of versterkt geluid worden niet meegerekend als evenement.

1.37 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 Geluidniveau in dB(A)

LAeq (3 minuten): het equivalent geluidniveau in dB(A), zijnde het energetisch gemiddeld geluidniveau gedurende een beoordelingstijd van 3 minuten, uitgedrukt in dB(A).

1.39 Geluidniveau in dB(C)

LCeq (3 minuten): het equivalent geluidniveau in dB(C), zijnde het energetisch gemiddeld geluidniveau gedurende een beoordelingstijd van 3 minuten, uitgedrukt in dB(C).

1.40 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd.

1.41 GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond.

1.42 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 Hoog-risico biologisch laboratorium

Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

1.44 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.45 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.46 Kap

Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.

1.47 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.48 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.49 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening.

1.50 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.51 NAP

Het Normaal Amsterdams Peil is de referentiehoogte waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd.

1.52 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium

Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.

1.53 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.54 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.

1.55 Peil (straat-)

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
  2. b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.

Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.

1.56 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.57 Rijbaan

Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden.

1.58 Rijstrook

Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken.

1.59 Seksinrichting

De voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht.

1.60 Souterrain

Een gedeeltelijk onder het maaiveld gelegen gebruiksruimte van een gebouw.

1.61 Straatmeubilair

Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.

1.62 Supermarkt

Een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.

1.63 Tuin

Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt.

1.64 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.65 VRR

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

1.66 Water

Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.

1.67 Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.68 Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.69 Woningwet

De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.6 de breedte van een gebouw

Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

2.7 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven t/m categorie 3.2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels, met het daarbij behorende erf en werkterrein;
  2. b. een mengvoederbedrijf in categorie 5.1 aan de Veerlaan 17-23 (Provimi).

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Cultuur En Ontspanning

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. cultuur en ontspanning;
  2. b. horeca;
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een (ondergrondse) parkeergarage;
  4. d. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals berg- en stallingsruimten, groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  2. b. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels, uitsluitend op de begane grond. In uitzondering hierop zijn op de adressen Maashaven Noordzijde 39 en 41 wel geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan;
  6. f. ter plaatse van de functieaanduiding "maatschappelijk" tevens voor geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. in het gebouw "Musa" op de hoek van de Hillelaan en Maashaven Noordzijde zijn de (geluidsgevoelige) maatschappelijke voorzieningen op de onderste drie verdiepingen toegestaan, en is tevens een sporthal toegestaan;
  8. h. ter plaatse van het adres Donarpad 9 zijn maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld onder e op alle verdiepingen toegestaan;
  9. i. ter plaatse van de functieaanduiding "horeca" tevens voor horeca, uitsluitend op de begane grond;
  10. j. ter plaatse van Veerlaan 7 t/m 11 (Fenixloods I) zijn de onder b t/m e genoemde functies en horeca (maximaal 1.100 m2 b.v.o.) en detailhandel (maximaal 200 m2 b.v.o.) naast op de begane grond eveneens op de eerste verdieping toegestaan;
  11. k. ter plaatse van de functieaanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  12. l. ter plaatse van de functieaanduiding "sport", tevens voor een sportschool (Veerlaan 12/Brede Hilledijk 149);
  13. m. ter plaatse van de functieaanduiding "parkeergarage", tevens voor een (ondergrondse) parkeergarage;
  14. n. ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang", tevens voor een onderdoorgang;
  15. o. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  16. p. openbare nutsvoorzieningen;
  17. q. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, zowel op de begane grond als de verdiepingen;
  2. b. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. detailhandel met een maximum oppervlak van 2.000 m2 b.v.o., op de begane grond en de eerste verdieping, met uitzondering van supermarkten;
  4. d. horeca met een maximum oppervlak van 2.800 m2 b.v.o. binnen de bestemmingen 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 5' gezamenlijk, op de begane grond en de eerste verdieping;
  5. e. een hotel met maximaal 200 kamers, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  6. f. kantoren, uitsluitend op de begane grond;
  7. g. dienstverlening, op de begane grond en de eerste verdieping;
  8. h. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige functies genoemd in artikel 1 van deze regels, op de begane grond en de eerste verdieping;
  9. i. een (ondergrondse) parkeergarage ten behoeve van bovengenoemde functies;
  10. j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  11. k. openbare nutsvoorzieningen;
  12. l. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  2. b. horeca met een maximum oppervlak van 400 m2 b.v.o. , zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  3. c. kantoren, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  4. d. dienstverlening, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  6. f. een uitzichtpunt;
  7. g. een (ondergrondse) parkeergarage ten behoeve van bovengenoemde functies;
  8. h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen;
  10. j. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Gemengd - 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  2. b. detailhandel, met een maximum oppervlak van 4.200 m2 b.v.o., zowel op de begane grond als op de verdiepingen, met uitzondering van supermarkten;
  3. c. horeca, met een maximum oppervlak van 1.000 m2 b.v.o., zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  4. d. kantoren, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  5. e. dienstverlening, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  6. f. short-stay wooneenheden , uitsluitend op de bovenste 2 verdiepingen;
  7. g. een (ondergrondse) parkeergarage ten behoeve van bovengenoemde functies;
  8. h. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  9. i. openbare nutsvoorzieningen;
  10. j. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

8.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Gemengd - 5

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, zowel op de begane grond als op de verdiepingen;
  2. b. bedrijven t/m categorie 2 als bedoeld in de lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 bij deze regels is gevoegd, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ;
  3. c. detailhandel, met een maximum oppervlak van 4.100 m2 b.v.o., op de begane grond en de eerste verdieping, met uitzondering van supermarkten;
  4. d. horeca met een maximum oppervlak van 2.800 m2 b.v.o. binnen de bestemmingen 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 5' gezamenlijk, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping;
  5. e. kantoren, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ;
  6. f. dienstverlening, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidsgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels, zowel op de begane grond als op de eerste verdieping ;
  8. h. een (ondergrondse) parkeergarage ten behoeve van bovengenoemde functies;
  9. i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  10. j. openbare nutsvoorzieningen;
  11. k. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden.

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 10 Groen

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden en watergangen;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  3. c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Horeca

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een horeca-inrichting;

11.2 Bouwregels

Artikel 12 Maatschappelijk - 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met het daarbij behorende erf

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

12.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.3.2; alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

Artikel 13 Maatschappelijk - 2

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met het daarbij behorende erf, die niet vallen onder de geluidsgevoelige objecten zoals genoemd in artikel 1.40 van deze regels;
  2. b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds, ter plaatse van het adres Maashaven Noordzijde 5.

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

13.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.3.1; alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

Artikel 14 Recreatie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport- en speelvelden met de daarbij behorende ontsluitingswegen en-paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  2. b. bouwwerken ten behoeve van bovengenoemde functies.

14.2 Bouwregels

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuin;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  3. c. aanbouwen ten behoeve van een woning die krachtens een aangrenzende woonbestemming is toegelaten;
  4. d. bijgebouwen.

15.2 Bouwregels

Artikel 16 Verkeer - Erf

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen;
  2. b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.

16.2 Bouwregels

Artikel 17 Verkeer - Parkeergarage

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds).

17.2 Bouwregels

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
  2. b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
  3. c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  7. g. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'ligplaats', zijn de gronden tevens bestemd voor bebouwing en voorzieningen ten behoeve van Stoomschip De Rotterdam, zoals technische installaties welke noodzakelijk zijn voor verwarming, ventilatie en warm water, entreegebouwen en aanlegsteigers;
  9. i. op het 3e Katendrechtse Hoofd zijn de gronden tevens bestemd voor een kassagebouw ten behoeve van Stoomschip De Rotterdam met een hoogte van maximaal 8 meter en een grondoppervlakte van maximaal 50 m²;
  10. j. gebouwde parkeervoorzieningen al dan niet (geheel of ten dele) ondergronds, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage".

18.2 Bouwregels

18.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2.1 sub a, voor de bouw van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van terrassen, tot een maximum hoogte van 1,50 meter. Bij de afweging betrekken burgemeester en wethouders de op dat moment van toepassing zijnde en door hen vastgestelde kwaliteitseisen voor terrassen.

Artikel 19 Verkeer - Wegverkeer

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  2. b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  3. c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. geluidswerende voorzieningen;
  6. f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.

19.2 Bouwregels

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, alsmede voor verkeer te water, met bijbehorende voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de functieaanduiding "ligplaats", zijn de gronden tevens bestemd voor het innemen van een ligplaats door Stoomschip De Rotterdam met de daarbij behorende voorzieningen, zoals pontons, afmeerpalen en aanlegsteigers. Met dien verstande dat dit schip slechts gebruikt mag worden ten behoeve van de functies: horeca; hotel; kantoren; maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde geluidsgevoelige objecten in de zin van artikel 1.40 van deze planregels.
  3. c. ter plaatse van de functieaanduiding "tunnel", zijn de gronden tevens bestemd voor een geheel ondergrondse weg met de daarbij behorende bouwwerken.

20.2 Bouwregels

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", voor maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
  3. c. gebouwde parkeervoorzieningen al dan niet (geheel of ten dele) ondergronds, ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage".

21.2 Bouwregels

21.3 Specifieke gebruiksregels

21.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 22 Wonen - Berging

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  1. a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden.

22.2 Bouwregels

Artikel 23 Leiding - Warmte

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Warmte' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse warmtetransportleidingen, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken.

23.2 Bouwregels

23.3 Afwijken van de bouwregels

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Leiding - Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse drinkwater transportleiding, inclusief de bijbehorende voorzieningen, alsmede de bijbehorende belemmeringenstroken.

24.2 Bouwregels

24.3 Afwijken van de bouwregels

24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 25 Waarde - Archeologie 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

25.2 Bouwregels

25.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 26 Waarde - Archeologie 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

26.2 Bouwregels

26.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 27 Waarde - Archeologie 3

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

27.2 Bouwregels

27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 28 Waarde - Cultuurhistorie

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.

28.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 29 Waterstaat - Waterkering

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.

29.2 Bouwregels

29.3 Afwijken van de bouwregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 30 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 31 Algemene Bouwregels

31.1 Afdekking van gebouwen

Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (plankaart) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.

31.2 Bouwvlak

Indien voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

31.3 Dakkapellen

Tenzij in de regels in hoofdstuk 2 anders is bepaald, is op een kap/schuin dakvlak een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden:

  1. a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd;
  2. b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan, waarbij de dakkapellen in totaal niet breder mogen zijn dan 2/3 deel van het bedoeld dakvlak;
  3. c. op een aanbouw aan een hoofdgebouw is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak;
  4. d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen:
    1. 1. voorzien van een plat dak;
    2. 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,50 meter;
    3. 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
    4. 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok;
    5. 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak.

31.4 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

31.5 Maximum bouwhoogte

  1. a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding;
  2. b. voor woningen mag de maximum bouwhoogte (nokhoogte) niet meer bedragen dan 7 meter boven de maximum goothoogte.

31.6 Maximum goothoogte

Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3,5 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4,5 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden.

31.7 Onderdoorgang

Ter plaatse van de aanduiding "Onderdoorgang" moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn.

31.8 Souterrain

Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.

Artikel 32 Algemene Gebruiksregels

32.1 Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:

Artikel 33 Algemene Aanduidingsregels

33.1 evenementen

33.2 geluidzone - industrie 1

Geluidzone vanwege het gezoneerd industrieterrein Waal- en Eemhaven

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie 1" zijn geen geluidsgevoelige objecten toegestaan, tenzij:

  1. a. de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van geluidsgevoelige objecten niet meer bedraagt dan de in de Wet geluidhinder aangegeven voorkeurswaarde of,
  2. b. op grond van de Wet geluidhinder voor die hoogst toelaatbare geluidsbelasting hogere waarden kunnen worden vastgesteld of,
  3. c. anderszins aan de Wet geluidhinder kan worden voldaan.

33.3 geluidzone - industrie 2

Geluidzone vanwege het gezoneerd industrieterrein Maas- Rijnhaven

Ter plaatse van de aanduiding "geluidzone - industrie 2" zijn geen geluidsgevoelige objecten toegestaan, tenzij:

  1. a. de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van geluidsgevoelige objecten niet meer bedraagt dan de in de Wet geluidhinder aangegeven voorkeurswaarde of,
  2. b. op grond van de Wet geluidhinder voor die hoogst toelaatbare geluidsbelasting hogere waarden kunnen worden vastgesteld of,
  3. c. anderszins aan de Wet geluidhinder kan worden voldaan.

33.4 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

33.5 vrijwaringszone - dijk

Artikel 34 Algemene Afwijkingsregels

34.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.

34.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 35 Overige Regels

35.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen of een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig de 'Beleidsregeling parkeernormen voor auto en fiets gemeente Rotterdam 2022'. Indien dit beleid wordt gewijzigd of herzien, wordt een aanvraag voor een omgevingsvergunning getoetst aan het op dat moment geldende beleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 36 Overgangsrecht

36.1 Overgangsrecht bouwwerken

36.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 37 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Katendrecht'.

Bijlagen

Bijlage 1 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Toelichting

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.

De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:

categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.2

Bijlage 3 Beleidskader Hoog-risico Biologische Laboratoria

Bijlage 4 Besluit Hogere Waarden Geluidhinder

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De drie nu geldende bestemmingsplannen voor Katendrecht (Katendrecht - Kern, Katendrecht Zuid en Katendrecht-Pols) zijn niet meer actueel. Het opstellen van het nieuwe bestemmingsplan gebeurt in het kader van het Meerjarenprogramma actualisering bestemmingsplannen. Katendrecht Zuid en Katendrecht-Pols zijn hoofdzakelijk globale bestemmingsplannen bedoeld om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Deze ontwikkelingen zijn in Katendrecht Zuid grotendeels, en in Katendrecht-Pols voor een deel gerealiseerd. Omdat er verschillende grote ontwikkelingen in Katendrecht spelen is bij de start van het bestemmingsplan de inzet geweest om één bestemmingsplan te maken voor zowel het bestaande gebied als alle ontwikkelingen. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is het vooroverleg ingegaan als actualisering van de bestemmingsplannen voor het bestaande gebied én als planologisch kader voor nieuwe ontwikkelingen. Daarna is gebleken dat de procedures van de verschillende ontwikkelingen en van het bestemmingsplan te ver uiteen gingen lopen om nog één bestemmingsplan voor zowel het bestaande gebied en de nieuwe ontwikkelingen te kunnen maken. Voor deze ontwikkelingen worden afzonderlijke ruimtelijke procedures per ontwikkeling gevoerd. De locaties van de meeste ontwikkelingen zijn buiten het bestemmingsplan Katendrecht gelaten in plaats van deze locaties met de huidige bestemming in het bestemmingsplan op te nemen. Dit aangezien deze ontwikkelingen sterk verschillen van hoe deze locaties in de geldende bestemmingsplannen zijn bestemd, en de geldende bestemming daardoor geen juist beeld meer geeft van wat de gemeente de juiste invulling van deze locaties vindt. Het ontwerpbestemmingsplan Katendrecht is zo een conserverend bestemmingsplan geworden in plaats van een bestemmingsplan dat ook ontwikkelingen mogelijk maakt. In het bestemmingsplan worden de gerealiseerde ontwikkelingen bestemd conform de huidige situatie, en worden de vergunde ontwikkelingen meegenomen conform de verleende vergunning.

1.2 Ligging En Begrenzing

Het plangebied betreft het grootste deel van het schiereiland Katendrecht. Het plangebied wordt in het oosten begrensd door de Hillelaan en de Maashaven Oostzijde. In het zuiden en westen loopt de plangrens door de Maashaven, en in het noorden ligt de plangrens in de Nieuwe Maas en ten zuiden van de Rijnhaven. Door de plangrens van het nieuwe bestemmingsplan Katendrecht op de oever van de Rijnhaven te leggen vallen zowel de Rijnhavenbrug als de ontwikkelingen die in beeld zijn voor de oostkant van de Rijnhaven geheel binnen het nieuwe bestemmingsplan Rijnhaven. Het deel van de Maashaven waar het Nelson Mandelapark is voorzien wordt buiten het bestemmingsplan gelaten. Dit geldt eveneens voor het terrein van het bedrijf Codrico en de andere ontwikkellocaties in het gebied Pols-noord, en voor de Scharnierlocatie in het westen van Katendrecht. Voor de ontwikkelingen die niet in het bestemmingsplan worden meegenomen worden eigen ruimtelijke procedures (een projectbestemmingsplan of een omgevingsvergunning) gevoerd. Het kleine bestemmingsplan Woningbouw Kaappark uit 2016 wordt eveneens niet meegenomen. Het bestemmingsplan Katendrecht heeft zodoende 'binnenplangrenzen' rondom het bestemmingsplan Woningbouw Kaappark, in het gebied Pols-noord en bij de Scharnierlocatie.

1.3 Vigerende Bestemmingsplannen

De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het onherroepelijk is geworden:

De huidige bestemmingsplannen voor het plangebied zijn:

569 Katendrecht - Kern

Vastgesteld 29-11-2007 Onherroepelijk 01-05-2008;

586 Katendrecht Zuid

Vastgesteld 14-05-2009 Onherroepelijk 23-10-2009;

631 Tarwewijk

Vastgesteld 09-09-2010 Onherroepelijk 10-12-2010;

1007 Katendrecht-Pols

Vastgesteld 29-09-2011 Onherroepelijk 18-04-2012;

6008 Bananenstraat, Katendrecht (wijzigingsplan van Katendrecht-Pols)

Vastgesteld 21-03-2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0002.png"

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Vastgesteld op 11 september 2020

Nederland staat voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Het betreffen opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen en door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn de opgaven als volgt ingedeeld:

  • ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • verduurzamen van de economie en behouden van groeipotentieel;
  • sterker en leefbaarder maken van steden en regio's;
  • toekomstbestendig ontwikkelen van landelijk gebied.

2.1.2 Beleidsvisie Erfgoed en Ruimte

Vastgesteld op 15 juni 2011

In de jaren 2012-2016 heeft de Rijksdienst in vijf programmalijnen uitvoering gegeven aan de beleidsnota Visie Erfgoed en Ruimte, Kiezen voor Karakter. In de beleidsnota schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. De beleidsvisie is complementair aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het ministerie van I&M. Het programma Erfgoed en Ruimte wordt met een paar jaar verlengd, tot aan de invoering van de Omgevingswet in (naar verwachting) 2019.

De komende jaren werkt de Rijksdienst aan drie programmalijnen:

  • Water en erfgoed;
  • Landschap: transformatie van het landelijk gebied;
  • Transformatie in de stad en in krimpgebieden.

2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Vastgesteld op 22 augustus 2011, geconsolideerde versie 5 juni 2014

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de juridische vertaling van nationaal ruimtelijk beleid. Het besluit bevat regels die doorwerken op gemeentelijk niveau, en dus relevant zijn voor bestemmingsplannen. Voorbeelden van zaken die geregeld zijn in het Barro zijn rijksvaarwegen, hoofdwegen, het 380 kV-netwerk en buisleidingen van nationaal belang.

Relevant beleid voor het plangebied

Net als de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte kenmerkt het Barro zich tot een hoog abstractieniveau en is het beleid alleen aan de orde op specifieke locaties (bijvoorbeeld in de mainports of nabij de kust) of bij specifieke projecten (zoals het project 'Randstad 380 kV'). Het plangebied ligt niet in een dergelijk gebied en bevat ook geen grootschalige ontwikkelingen die opgenomen zijn in het Barro. Om die reden bevat het Barro geen concreet beleid voor het plangebied.

2.1.4 Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking)

In werking getreden op 1 oktober 2012, gewijzigd per 1 juli 2017

Het doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder.

Concreet betekent dit dat het bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt, moet gemotiveerd worden waarom er niet binnen het stedelijk gebied voorzien kan worden in de behoefte. Een stedelijke ontwikkeling is in het Bro gedefinieerd als de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Katendrecht is een conserverend bestemmingsplan dat geen nieuwbouw van woningen mogelijk maakt. Wel kent het bestemmingsplan een aantal gemengde bestemmingen waarin op de begane grond zowel woningen als andere functies zoals bedrijven, kantoren en horeca mogelijk zijn. Hierbij gaat het bijna altijd om een situatie waar nu geen woningen aanwezig zijn. Dit kan niet worden gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder moet worden doorlopen. Het bestemmingsplan maakt nieuwe kantoorruimte mogelijk in plaats van andere functies (voornamelijk) op de begane grond van de gemengde bestemmingen. Het gaat hierbij echter om een beperkte toevoeging van kleine kantoren. Er is bij kantoren geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder moet worden doorlopen. Detailhandel wordt in het bestemmingsplan Katendrecht alleen mogelijk gemaakt waar dit aanwezig of vergund is. Omdat er geen nieuwe detailhandel mogelijk wordt gemaakt is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling waarvoor de ladder moet worden doorlopen.

Conclusie

Aangezien het bestemmingsplan Katendrecht geen stedelijke ontwikkelingen mogelijk maak hoeft het bestemmingsplan niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Omgevingsbeleid, omgevingsvisie en omgevingsverordening

Het provinciale omgevingsbeleid voor de fysieke leefomgeving bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Deze kaders zijn vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 20 februari 2019 en zijn op 1 april 2019 in werking getreden.

Naast de kaders maken uitvoeringsprogramma's en plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit, onderdeel uit van het provinciale omgevingsbeleid. In de uitvoeringsprogramma's en plannen staan operationele doelstellingen opgenomen om zichtbaar te maken op welke wijze het beleid wordt gerealiseerd.

De provincie zet in op een groenblauwe structuur als samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes met land- en waterroutes die stad en land met elkaar verbinden. Opgave daarbij is om de groene kwaliteiten zowel binnen als buiten de stad te versterken en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.

Zes richtingsgevende ambities zijn daarbij relevant:

  1. 1. klimaatbestendige delta;
  2. 2. een nieuwe, circulaire economie;
  3. 3. een levendige meerkernige metropool;
  4. 4. energievernieuwing, geen fossiele brandstoffen meer;
  5. 5. bereikbare provincie, geen files;
  6. 6. gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Het Omgevingsbeleid krijgt vorm via een opgave gerichte aanpak. Vanuit maatschappelijke opgaven wordt er, samen met belanghebbenden, bepaald welke onderdelen van het omgevingsbeleid worden toegepast. Op deze wijze wordt er een uitnodigend perspectief geboden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050, maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.

De ambities geven vorm aan de volgende provinciale 'Opgaven Omgevingskwaliteit':

  1. 1. Landschap en cultuurhistorie,
    Beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving.
  2. 2. Gezondheid en veiligheid,
    Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder
  3. 3. Natuur en recreatie.
    Behouden en versterken van natuurwaarden en het ontwikkelen van voldoende, aantrekkelijk en beleefbaar groen en water, waar mensen met plezier recreëren.
  4. 4. Ruimte en verstedelijking,
    Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied.
  5. 5. Wonen,
    Bevorderen van de beschikbaarheid van voldoende passende woningen in een aantrekkelijke leefomgeving, aansluitend op de behoeften van verschillende doelgroepen.
  6. 6. Bodem en ondergrond,
    Zorgen voor een duurzaam, veilig en efficiënt gebruik van bodem en ondergrond.
  7. 7. Cultuurparticipatie en bibliotheken,
    Ondersteunen van cultuurparticipatie en bibliotheken.
  8. 8. Klimaatadaptatie,
    Bevorderen van een leefomgeving die de gevolgen van klimaatverandering en weersextremen kan opvangen.
  9. 9. Zoetwater en drinkwater,
    Duurzaam voorzien in de behoefte aan zoetwater en waarborgen van de beschikbaarheid van voldoende drinkwater.
  10. 10. Bereikbaarheid,
    Bevorderen van een goede en veilige bereikbaarheid, met een mobiliteitsnetwerk dat keuzevrijheid biedt en aansluit op de behoeften van reizigers en vervoerders.
  11. 11. Regionale economie,
    Versterken van een vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie.
  12. 12. Energievoorziening,
    Bevorderen van een betrouwbare, duurzame en efficiënte energievoorziening met een minimale uitstoot van broeikasgassen.

2.2.2 Omgevingsverordening

De provinciale belangen zijn verankerd in de Omgevingsverordening. Op basis hiervan zijn in het kader van dit bestemmingsplan de volgende artikelen relevant:

Ruimtelijke kwaliteit (art. 6.9 O.V)

Indien een bestemmingsplan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt, is er sprake van een aantal toetsingscriteria. Op basis van de begripsbepalingen uit de VR kan een ruimtelijke ontwikkeling omschreven worden als 'nieuwe bebouwing of nieuw gebruik van bebouwing en grond'. Wanneer hier sprake van is, dient de ruimtelijke ontwikkeling binnen de aard en schaal van het gebied te passen en te voldoen aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.

Toetsing

Het bestemmingsplan Katendrecht maakt de afronding mogelijk van een lopende transformatie van haven-/industriegebied naar stedelijk gebied met woningen en voorzieningen. Zowel het bouwvollume, de persoonsdichtheid als de ruimtelijke kwaliteit nemen hierdoor toe.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

Voor de ladder voor duurzame verstedelijking wordt verwezen naar paragraaf 2.1.4 Besluit ruimtelijkeordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Voor het onderhavige bestemmingsplan is van belang dat het plangebied binnen het bestaande stads- en dorpsgebied ligt.

Artikel 6.11 Kantoren

Een bestemmingsplan mag alleen voorzien in nieuwe kantoren: binnen de grootstedelijke top- en centrumlocaties, binnen de OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties (mits is aangetoond dat de behoefte aan kantoren groter is dan de nog onbenutte plancapaciteit voor kantoren op de desbetreffende locatie), en op een aantal bijzondere locaties die zijn aangegeven op kaart 10 van de Omgevingsverordening. Er gelden een aantal uitzonderingen op deze regel. Onder anderen kleinschalige zelfstandige kantoren (tot 1.000 m2 per vestiging), en kantoren met een lokaal verzorgingsgebied, zijn wel toegestaan buiten de aangewezen gebieden.

Toetsing

Het bestemmingsplan Katendrecht voorziet niet in grootschalige nieuwbouw van kantoren, en maakt geen kantoren mogelijk groter dan 1.000 m2.

Artikel 6.12 Bedrijven

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe. Als een aangewezen bedrijventerrein transformeerd naar andere bestemmingen dan moet in het bestemmingsplan worden aangegeven op welke wijze in de regio compensatie hiervoor zal plaatsvinden.

Toetsing

Binnen het plangebied is het grote bedrijf Provimi gelegen. Ook zijn aan de noordkant van de Brede Hilledijk een aantal kleine bedrijven gelegen. Het bestemmingsplan Katendrecht neemt deze bedrijven op met dezelfde milieucategorie die deze bedrijven in de geldende bestemmingsplannen hebben.

Artikel 6.13 Detailhandel

Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel indien deze binnen een bestaande winkelconcentratie ligt of daar direct aan grenst. Verder is detailhandel uitsluitend toegestaan binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk of binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie met detailhandel die is verplaatst van andere locaties. In het tweede lid is bepaald dat eventuele nieuwe detailhandel daarnaast in overeenstemming moet zijn met het ontwikkelingsperspectief dat is beschreven in het Programma ruimte en de Omgevingsvisie. Bij nieuwe detailhandel met een oppervlak van 2.000 m² b.v.o. of groter dient te worden aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet wordt aangetast en is een advies nodig van de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.

Toetsing

De gemeente wil in het Rijnhavenkwartier (de buurten rondom de Rijnhaven, te weten Katendrecht, Zuidkade, Rijnhaven, en Wilhelminapier) in totaal maximaal 21.000 m2 bvo detailhandel toevoegen in een nieuw te realiseren detailhandelsconcentratie rond een aantal reeds vergunde, in realisatie zijnde projecten in Pols Noord: 18.000 m2 in Pols Noord en 3.000 m2 in de Rijnhaven. Een groot deel van de detailhandelsmeters in deze concentratie zal in het dagelijkse segment zitten en is reeds vergund/planologisch mogelijk gemaakt (circa 13.000 m2 vergund, incl. 3.000 m2 voor de Rijnhaven). De resterende circa 8.000 m2 worden gebrancheerd (non-food), op unitgrootte gemaximaliseerd in afstemming met marktpartijen en zullen gefaseerd worden gerealiseerd met afzonderlijke RO-procedures. Hierdoor kan de gemeente blijven sturen op een marktconforme invulling.

Artikel 6.21 Veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas

In verband met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water moet, langs de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas, een zone van 25 meter worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing. In het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang én is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.

Toetsing

Tussen de Rijnhaven en de Maashaven ligt Katendrecht aan de Nieuwe Maas, en zijn veiligheidszones van 25 meter en 40 meter vanaf de oever van toepassing. Het bestemmingsplan Katendrecht voorziet niet in nieuwbouw binnen deze zones.

Artikel 6.23 Buitendijks bouwen

Een bestemmingsplan voor gronden binnen het buitendijks gebied dat nieuwe bebouwing mogelijk maakt, een toelichting bevat op het slachtofferrisico bij een eventuele overstroming. Ook dient een afweging gemaakt te worden voor het toelaten van nieuwe bebouwing op deze gronden.

Toetsing

Het hele plangebied van bestemmingsplan Katendrecht is buitendijks gelegen. Om inzicht te krijgen in de toekomstbestendigheid van dit buitendijkse gebied ten aanzien van de waterveiligheid zijn de maaiveldhoogtes in Katendrecht vergeleken met zeer hoge waterstanden die volgens prognoses voor kunnen komen in het jaar 2100. Daaruit blijkt dat Katendrecht met de huidige maaiveldhoogtes op de lange termijn kwetsbaar is voor hoog water. Bij nieuwe ontwikkelingen is het daarom zaak deze op een hoger peil te realiseren dan het huidige maaiveld. Om aan de provinciale veiligheidsnorm voor lokaal individueel risico te voldoen geldt voor ontwikkelingen een uitgiftepeil van ten minste 3,30 meter boven NAP. De gemeente adviseert om buitendijks een uitgiftepeil te hanteren van 3,60 meter boven NAP (voor kwetsbare functies 3,90 meter boven NAP).

2.3 Gemeentelijk Beleid

Algemeen

Met de komst van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 kunnen ook gemeenten hun gemeentelijk beleid vastleggen in structuurvisies. Ter verwezenlijking van de doelen in het ruimtelijk beleid stelt de gemeente bestemmingsplannen op. In Rotterdam zijn er twee typen bestemmingsplannen te onderscheiden het zogenoemde gebiedsbestemmingsplannen en projectbestemmingsplannen. Gebiedsbestemmingsplannen worden opgesteld door het cluster Stadsontwikkeling naar aanleiding van een meerjarenplanning. Wanneer een bepaalde ontwikkeling buiten het opstellen van een gebiedbestemmingsplan valt, kan daar een projectbestemmingsplan voor opgesteld worden of een omgevingsvergunningprocedure voor doorlopen worden, door een initiatiefnemer.

2.3.1 Omgevingsvisie 'De Veranderstad, werken aan een wereldstad voor iedereen'

Vastgesteld door gemeenteraad op 2 december 2021

De omgevingsvisie beschrijft de stedelijke koers voor de ontwikkeling van Rotterdam. Het is een nieuwe stadsvisie die richting geeft aan de verdere ontwikkeling van Rotterdam. Deze Omgevingsvisie vervangt de in 2007 vastgestelde Stadsvisie Rotterdam 2030. Tot de datum van invoering van de Omgevingswet krijgt de Omgevingsvisie de status van structuurvisie onder het huidige regime van de Wet ruimtelijke ordening. Hoofdlijn van de Omgevingsvisie is dat Rotterdam kiest voor goede groei. Groei die bijdraagt aan het welzijn van de inwoners, aan een duurzame samenleving en aan economische vooruitgang. Groei die het Rotterdamse rijke erfgoed en de identiteit ondersteunt en versterkt.

De omgevingsvisie gaat uit van 5 langetermijndoelen (perspectieven): compact, inclusief, duurzaam, gezond, productief. Mede aan de hand daarvan worden in de omgevingsvisie vijf hoofdkeuzes benoemd waarmee invulling wordt gegeven aan de koers voor Rotterdam voor goede groei:

Rotterdam zet in op prettig leven in de delta: Rotterdam wordt een gezonde, groene en aantrekkelijke stad in de grotere metropoolregio om te wonen, werken, recreëren, sporten en bewegen;

Rotterdam gaat verstedelijken & verbinden. Er wordt verstedelijkt binnen de bestaande stad om de stad te versterken. Verstedelijking gebeurt vooral bij en rondom bestaand of nieuw hoogwaardig openbaar vervoer;

Rotterdam zet in op vitale wijken met een divers aanbod aan woon- en werkruimte en passende maatschappelijke voorzieningen. Het moet niet uitmaken waar je opgroeit om dezelfde kans te hebben op goed onderwijs, een goede woning en passend werk. In de wijken komen een heleboel opgaven samen: deze worden in samenhang aangepakt om de wijken toekomstbestendig te maken;

Rotterdam zet de schouders onder de energie- en grondstoffentransitie: Er wordt gewerkt aan een stad die klimaatneutraal is en waar w grondstoffen hergebruikt worden. Zo wordt een duurzaam Rotterdam gecreeërd met een bloeiende en innovatieve economie. Voor nu en toekomstige generaties;

Rotterdam vernieuwt het verdienvermogen: Rotterdam heeft een sterke economische uitgangspositie. Tegelijkertijd is Rotterdam, onder meer door zijn uitstekende (internationale) bereikbaarheid, een middelpunt van innovatie en van kennisintensieve dienstverlening.

2.3.2 Woonvisie Rotterdam, koers naar 2030, agenda tot 2020

Vastgesteld op 15 december 2016 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Woonvisie verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Centraal in de opgave staat het beantwoorden van de groeiende vraag naar wonen in Rotterdam. Onlosmakelijk daaraan verbonden is de noodzaak om een betere balans in de woningvoorraad te creëren, de kwaliteit van woningen en woonmilieus te versterken en te borgen dat het voor iedereen en op een dagelijkse basis goed wonen is in de stad. In de Woonvisie zijn drie hoofddoelen en daarbij horende prioriteiten gesteld.

Meer aantrekkelijke woonmilieus realiseren door:

  • de toenemende woningvraag van huishoudens met een modaal of hoger inkomen, sociale stijgers en young potentials te accommoderen;
  • te zorgen voor een meer gedifferentieerd woningbestand in gebieden waar dit nu nog eenzijdig is en waar de kwaliteit van het wonen onder druk staat; en
  • woonmilieus versterken, met een duidelijke profilering en aandacht voor kindvriendelijkheid.

Zorgen voor een woningvoorraad met toekomstwaarde door:

  • een goede woningkwaliteit te realiseren in de nieuwbouw en bestaande voorraad;
  • ruimte voor tijdelijkheid, flexibiliteit, innovatie en experiment te bieden; en
  • energiezuinig en milieuvriendelijk wonen te bevorderen.

De basis op orde houden door:

  • het borgen van voldoende aanbod van goedkope huurwoningen;
  • betaalbaarheidproblemen aan te pakken bij de bron en met toepassing van maatwerk;
  • goed zelfstandig wonen voor iedereen mogelijk te maken;
  • toe te zien op goed verhuurschap en een transparante woningmarkt; en
  • woningeigenaren en bewoners aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een ongestoord woongenot in en om de woning.

De Woonvisie is een visie op hoofdlijnen en doet geen gebiedsgerichte uitspraken. De Woonvisie is een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De Woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren.

2.3.3 Hoogbouwvisie 2019

Vastgesteld door de gemeenteraad op 12 december 2019

In de Hoogbouwvisie 2019 is de hoogbouwzone aangegeven die loopt van het Centraal Station tot aan de Wilhelminapier. Pompenburg en de omgeving van de Rijnhaven (waaronder Katendrecht-Pols) horen er ook bij. Binnen de hoogbouwzone is hoogbouw mogelijk tot maximaal 250 meter hoog. Er zijn ook drie andere gebieden waar hoogbouw is toegestaan (tot maximaal 150 meter): Feyenoord City, Hart van Zuid en de Alexanderknoop.

Hoogte
De benedenverdieping en daarmee de Rotterdamse laag van de hoogbouw is essentieel. De programmering van de Rotterdamse laag moet een bijdrage leveren aan de stedelijke dynamiek en de continuïteit van het stadsbeeld. Denk hierbij aan lobby's voor kantoren, entrees voor woningen, commerciële en maatschappelijke functies.

De hoogte van de Rotterdamse laag verschilt per plek in de stad. Door de Rotterdamse laag onderdeel te maken van het gebouw, is er een goede aansluiting op de aangrenzende gebouwen en stimuleert dit de continuïteit van wanden, straten en pleinen.

De omvang van de bovenbouw wordt door twee invalshoeken bepaald:een percentage voor de maximale oppervlakte van hoogbouw en een absolute maat, gebaseerd op het programma (wonen of kantoren). Naar boven toe zal de hoeveelheid oppervlakte afnemen. Door beperkingen op te leggen aan hoogbouw, gerelateerd aan de maximale omvang van de bouwkavel, is er meer ruimte in de onderbouw om de utilitaire zaken een goede plek te geven in het gebouw. Hierdoor is er meer ruimte om de ambitie van de stad op ooghoogte goed vorm te geven.

Boven de Rotterdamse laag (onderbouw grofweg tussen 15 tot 25 meter) mag maximaal 50 procent van de totale onderbouw als toren bebouwd worden. Boven de Rotterdamse laag mag de diagonaal van de toren niet groter zijn dan 56 meter. Door een diagonaal te gebruiken, wordt gestimuleerd dat er daadwerkelijk torens worden gemaakt in plaats van andere gebouwvormen. Bij gebouwen tussen de 70 en 150 meter heeft de toren vanaf 70 meter een diagonaal van 42 meter. De diagonaal wordt berekend over de verst van elkaar afliggende hoeken. Balkons ingesloten door ten minste drie geveldelen worden meegerekend.

Wind
Om ervoor te zorgen dat het windklimaat binnen de grenzen blijft, zijn aan de voorkant van het ontwerpproces oriënterende windonderzoeken verplicht. Deze metingen worden op basis van volumestudies gedaan en geven een eerste beeld waar zich mogelijke knelpunten bevinden. Vorm, materiaal en hoogte kunnen op deze manier in een vroegtijdig stadium onderzocht worden en de uitkomsten kunnen worden meegenomen in het ontwerpproces.

De finale check gebeurt door middel van een windonderzoek op basis van het definitief ontwerp. Voor het windonderzoek moet de norm NEN-8100 worden gebruikt.

Zon
Bij het toevoegen van hoogbouw moet er in ieder geval duidelijk zijn in hoeverre het nieuwe volume extra schaduw in de stad geeft. Per plek kan de invloed van extra schaduw anders beoordeeld worden.

Om onderscheid te maken in de eisen die worden gesteld aan plekken in de stad en hoeveel vermindering er mag optreden in zonuren, zijn twee typen ruimtes gedefinieerd. Op plekken die zijn aangewezen als zogenaamde sunspot, mag géén vermindering van zonuren optreden binnen de aangewezen tijden. Daarnaast zijn er representatieve ruimtes waar zon belangrijk is, maar waar wel enige vermindering in zonuren mag optreden.

2.3.4 Stedelijk Verkeersplan Rotterdam 2017 - 2030+

Vastgesteld op 11 mei 2017 door de Rotterdamse Gemeenteraad

Het Stedelijk Verkeersplan is een plan waarbij bereikbaarheid in dienst van een economisch sterk en gezond Rotterdam staat. Het Stedelijk Verkeersplan zet de lange termijnvisie neer, waarbij het uitgangspunt is dat mobiliteit geen doel op zich is, maar een belangrijke randvoorwaarde voor een economische sterk, gezond en aantrekkelijk Rotterdam. De Rotterdamse Mobiliteitsagenda kent een drietal vertrekpunten:

  • de groei en stedelijke verdichting van Rotterdam naar 690.000 inwoners in 2035;
  • de economische vernieuwing (Next Economy) en de daarbij horende energietransitie;
  • de stedelijke mobiliteitstransitie naar meer fiets en ov-gebruik.

Bovengenoemde ontwikkelingen zijn vertaald in een verschillend aantal kansen en bereikbaarheidsmaatregelen die bijdragen aan Rotterdam als levendige en sterke economische stad. Een goede balans in modaliteiten, oftewel een nieuw evenwicht tussen fietsers, voetgangers, auto’s en het openbaar vervoer is daarbij vertrekpunt. Dit betekent dat de verdichting met woningen binnen het stedelijk gebied prioriteit krijgt en de transitie naar de Next Economy het regionaal en stedelijk vervoersnetwerk vorm geeft. Hierbij staat de gezondheid van de Rotterdammer voorop en wordt geïnvesteerd in slimme mobiliteit, waarbij de stad functioneert als proeftuin. De structuuringrepen binnen het Stedelijk Verkeersplan bieden de meeste kansen om een stedelijk en regionaal infrastructuur netwerk te vormen dat voldoende flexibel en genoeg adaptief is om de stad van de toekomst (Next City) vorm te geven. De mobiliteitsstrategie ontstaat vanuit de gewenste ruimtelijke en economische ontwikkeling van stad en regio en wordt -wanneer de bereikbaarheidsopgave in de toekomst verandert- steeds opnieuw aan de tijdgeest aangepast, omdat het geen volgordelijkheid kent. Dit leidt tot de volgende beleidskeuzen:

  1. 1. City Lounge versterkt: stimuleren van fiets en ov;
  2. 2. een samenhangend regionaal en stedelijk netwerk: wegen en ov in evenwicht;
  3. 3. regionale en stedelijke oeververbindingen: nieuwe en transformatie van bestaande;
  4. 4. aantrekkelijke en levendige (Binnen)stad: de City Lounge versterkt;
  5. 5. versterken nieuwe vervoerswijzen: vervoer over water en Last Mile;
  6. 6. geen vervoersarmoede: sociale en maatschappelijke participatie versterkt;
  7. 7. gezonde leefomgeving: versterken ruimtelijke kwaliteit, luchtkwaliteit en Zero Emissie;
  8. 8. slimme mobiliteit: technologische innovatie en ict;
  9. 9. gebieden Buiten de Ring: duurzaam verbinden.

Een verdere uitwerking van dit beleid is beschreven in de Rotterdamse MobiliteitsAanpak (RMA) dat de gemeenteraad begin 2020 heeft vastgesteld. De RMA is een aanpak om te werken aan een betere bereikbaarheid van onze groeiende stad. Een aanpak die vanuit mobiliteit een aantal uitdagingen in Rotterdam ondersteunt. Want de stad groeit, de ruimte wordt schaarser, de economie verandert, het klimaat vraagt om andere keuzes én we willen de stad gezonder en inclusiever maken.

De RMA faciliteert de groei van de stad door met verschonen en verbeteren van de mobiliteit bij te dragen aan de bereikbaarheid van 18.000 nieuwe woningen tot 2022 en 50.000 nieuwe woningen tot 2040. Ook biedt de RMA kansen voor het accommoderen van een vitale economie met efficiënte schone en nieuwe vervoerswijzen, inclusief nieuwe arbeidsplaatsen en maatschappelijke voorzieningen. Daarnaast draagt de RMA bij aan het vergroenen van de buitenruimte, onder andere met de vijf grote buitenruimte projecten.

2.3.5 Nota Detailhandel 2017

Vastgesteld op 22 en 29 juni 2017 door de Rotterdamse gemeenteraad

De Nota Detailhandel uit 2013 is in 2017 geactualiseerd. De nota bestaat uit een algemeen deel dat de stedelijke ambities ten aanzien van dit onderwerp bevat en 13 separate gebiedsgerichte uitwerkingen, die het detailhandelsbeleid per gebied beschrijven. De nota en de gebiedskoersen doen geen uitspraken over het centrum, hiervoor blijft de nota 'WNKLN N RTTRDM' het relevant beleidskader.

Stedelijke ambities en spelregels ten aanzien van detailhandel

Het detailhandelsbeleid bestaat in de basis uit een beleidskader, waarin op grond van de trends en ontwikkelingen de visie en ambitie van Rotterdam op de detailhandelsstructuur wordt uitgesproken. Met dit kader zet Rotterdam in op een krachtige, toekomstbestendige winkelstructuur, waarbij de consument centraal staat en sprake is van complete, compacte comfortabele en levensvatbare centra.

Om deze ambities te realiseren, is een aantal spelregels onontbeerlijk en zijn vier stedelijke ambities geformuleerd:

  • Een evenwichtige detailhandelsstructuur (aantrekkelijk, levensvatbaar, complementair)
  • Meer flexibiliteit en dynamiek ter versterking van de detailhandelsstructuur
  • Detailhandelsbeleid als kader voor ruimtelijke ontwikkelingen
  • Een bruisende Binnenstad!


De spelregels die nodig zijn om de ambities te behalen zijn:

  • Nieuwe ontwikkelingen zijn alleen mogelijk in de winkelconcentratiegebieden zoals in de Gebiedskoersen Detailhandel zijn vastgesteld.
  • Creëren van nieuwe winkelgebieden is enkel onder strikte voorwaarden mogelijk.
  • Geen nieuwe solitaire vestiging van winkels buiten de detailhandelsstructuur van winkelgebieden.
  • In kleine kernen kan maatwerk vereist zijn, om de kwaliteit van de leefomgeving te behouden.
  • Vestiging van grootschalige detailhandel bekijken we kritisch.
  • Geen nieuwe perifere concentratiegebieden.
  • Tuincentra en bouwmarkten buiten de aangewezen winkelgebieden zijn onder voorwaarden bespreekbaar.
  • Geen detailhandel op bedrijventerreinen.
  • Winkels in tweedehandsgoederen vestigen we in winkelgebieden; uitzondering voor kringloopwinkels.
  • Internetwinkels en -afhaalpunten met een (beperkte) bezoekersfunctie worden enkel toegestaan in de winkelgebieden en op trafficlocaties.
  • Voor winkels geldt in de horecanota Rotterdam 2017-2021 de basisvrijstelling.

2.3.6 Gebiedskoers Detailhandel 2022-2025: Feijenoord

Vastgesteld door het college van B&W op 25 januari 2022

Voor detailhandel in Rotterdam is de stedelijke 'Nota Detailhandel 2017' het geldende beleidskader. De ambities en spelregels zijn per stadsdeel voor alle winkelgebieden verder uitgewerkt in gebiedskoersen. voor 2017-2020. De bestaande gebiedskoersen zijn in 2021 tegen het licht gehouden en opnieuw geformuleerd. Na vaststelling door de gemeenteraad zijn deze onderdeel van het detailhandelsbeleid.

In vergelijking met de rest van Rotterdam en andere stadsdelen is het dagelijks en niet-dagelijks winkelaanbod per 1.000 inwoners in Feijenoord ondergemiddeld. De leegstand is relatief gemiddeld, al is er nauwelijks structurele leegstand. Uit koopstroomgegevens blijkt dat het dagelijks winkelaanbod in Feijenoord ruim onder het landelijk gemiddelde functioneert. Ook het niet-dagelijks winkelaanbod functioneert ondergemiddeld.

De komende jaren laat de bevolkingsprognose voor Feijenoord een sterke groei zien. In de periode 2020-2030 is de verwachting dat het aantal inwoners toeneemt met 14,3%.

Feijenoord is een dynamisch gebied met een grote diversiteit aan woon- en werkmilieus. Het is een omvangrijk gebied met veel eigenheid en historische vestigingen. De centrumgebieden in Feijenoord voorzien in zijn algemeenheid grotendeels in de eigen behoefte en zijn daarmee complementair aan elkaar.

De structuur van Feijenoord wordt grotendeels bepaald door het grootste centrumgebied, Boulevard Zuid. Dit gebied voorziet in dagelijkse artikelen en in een breed aanbod aan niet-dagelijks assortiment. Naast dit gebied wordt de structuur bepaald door de boodschappencentra en verschillende gebieden met een gemixte functie, waar naast winkels ook andere voorzieningen een plek hebben.

Door de ontwikkeling van de Kop van Zuid en in het bijzonder het Rijnhavenkwartier (eerst met kantoren, diverse culturele voorzieningen later met hotels en bijvoorbeeld de cruiseterminal, Fenixloodsen en Deliplein) is het centrum van de stad Rotterdam steeds meer op twee oevers komen te liggen. Het Rijnhavenkwartier wordt gevormd door de Wilhelminapier, de zone aan de Posthumalaan en Katendrecht, met de Rijnhaven als het centrale element. Met de verdere invulling van het Rijnhavenkwartier als onderdeel van de binnenstad op twee oevers is aanleiding, momentum en noodzaak ontstaan voor een complementair binnenstadsmilieu met winkelprogramma.

Rijnhavenkwartier

In de huidige structuur vormt de Wilhelminapier en Katendrecht een relatief (geografisch) groot gebied met beperkte winkelvoorzieningen. Er zijn een paar verspreide winkels in de kern van Katendrecht, een vestiging van Jumbo in de Pols van Katendrecht, Boon's minimarket aan de Brede Hilledijk en een mini Albert Heijn op de Wilhelminapier. Richting het westen ligt een voor Rotterdam redelijk uniek foodaanbod (Fenix Food Factory) in combinatie met het Deliplein, waar overwegend horeca is gevestigd. Het detailhandelsaanbod op vooral de Wilhelminapier is zeer beperkt, mede door de beleidsmatige keuze om solitaire winkels te ontmoedigen en in te zetten op concentratie in toekomstbestendige centrumgebieden.

In het Rijnhavenkwartier worden in de toekomst ruim 6.000 woningen toegevoegd plus overige centrumstedelijke functies. Het aanbod detailhandel voor de dagelijkse boodschappen is in de huidige situatie onvoldoende om te voorzien in de behoeften van de toekomstige bewoners in het Rijnhavenkwartier. Ook is ontwikkeling onderdeel van de beleidsmatig beoogde sprong van de binnenstad over de rivier naar Zuid, inclusief bijbehorend gemengd programma. In de Omgevingsvisie behoort Rijnhaven tot de binnenstad. De ontwikkeling van het Rijnhavenkwartier tot binnenstadsgebied vraagt om een stedelijke mix van programma en voorzieningen. Deels is dit bestemd, vergund en in realisatie.

Belangrijke uitgangspunten zijn:

  • Een nieuw te ontwikkelen winkelconcentratie in de Pols van Katendrecht beantwoordt minimaal de vraag vanuit het primaire verzorgingsgebied ten aanzien van dagelijkse boodschappen. Het primaire verzorgingsgebied daarvoor is Katendrecht, de Wilhelminapier en een deel van de Afrikaanderwijk. Opgave is daarom een goede ruimtelijke verbinding te maken met deze gebieden;
  • Een tweede grote supermarkt naast de reeds gevestigde supermarkt, kan een complementaire werking hebben met positief effect voor consumenten;
  • Vanuit de ambities voor Katendrecht en de Kop van Zuid is aanvullend niet-dagelijks aanbod een mogelijkheid. Belangrijk is dat een helder profiel wordt ontwikkeld voor deze winkelconcentratie;
  • Als nieuw centrumgebied is aanhaking op en complementariteit met de binnenstad essentieel.

Het Rijnhavenkwartier wordt gekenmerkt als een binnenstadsrandgebied. De ontwikkelingen die Katendrecht, de Wilhelminapier en de Rijnhaven doormaken, in combinatie met het veranderend profiel van de winkelconcentratie Afrikaanderplein, zijn aanleiding voor een nieuwe moderne winkelconcentratie in de Pols van Katendrecht en in aansluiting hierop in het zuidoostelijke bouwblok van de gebiedsontwikkeling Rijnhaven. Uitgangspunt is dat in het Rijnhavenkwartier een geconcentreerd en goed geprofileerd gebied ontwikkeld wordt dat de locale en Rotterdamse detailhandelsstructuur versterkt. Aanvullend op de dagelijkse behoefte is de ambitie om de overige retail in Pols Noord (kansgebied) te ontwikkelen als onderdeel van een mixed-used gebied (met niet-dagelijks aanbod, aanvullend op de binnenstad). Het binnenstadsmilieu met retail in het Rijnhavenkwartier moet complementair zijn aan het kernwinkelgebied en de andere binnenstadsmilieus, zoals Meent, Witte de With en Nieuwe Binnenweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0003.png"

Uitsnede Overzichtskaart Gebiedskoers Detailhandel 2022-2025 Feijenoord

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0004.png"

Uitsnede Gebiedskoers Detailhandel 2022-2025 Feijenoord

Overig Katendrecht

Het Deliplein wordt gezien als 'gemengde stadsstraat - speciaal'. Het Deliplein blijft (samen met de Fenix Food Factory) een ontmoetingsplek en smaakmaker in het gebied, gericht op met name horeca aangevuld met maatschappelijke en commerciële voorzieningen/bedrijfsruimten en in beperkte mate detailhandel passend bij het karakter van het gebied. Er is hier wel ruimte voor toevoeging van horeca, maar nieuwe winkels zijn hier niet gewenst kijkend naar de ontwikkelingen in de omgeving.

2.3.7 Werklocaties 2030: kantoren en bedrijfsruimte

Vastgesteld op 12 maart 2020 door de Rotterdamse gemeenteraad

Op 12 maart 2020 heeft de gemeenteraad de nota kantoren en de nota bedrijfsruimte vastgesteld.

Kantoren

Doel van het beleid is om richting te geven aan de ontwikkeling van de Rotterdamse kantorenmarkt, door:

het versterken van de nieuwe economie door concentratie van kantoren op zes locaties met de beste bereikbaarheid en verblijfskwaliteit, en ontwikkeling van specifieke clusters op vijf andere locaties;

een goede balans tussen vraag en aanbod door introductie van een Rotterdamse ladder (zodat snel duidelijk is of er een markttechnische onderbouwing is voor nieuwbouw);

het stimuleren van verduurzaming van de kantorenvoorraad en -omgeving (minimaal energielabel C).

Op Katendrecht zijn geen kantorenconcentratiegebieden aanwezig. Dit betekent dat het plangebied van dit bestemmingsplan in het Rotterdamse kantorenbeleid als overig gebied is aangemerkt. Buiten de concentratiegebieden is de kantoorontwikkeling gericht op lokaal georiënteerde dienstverlening en kleinschalige bedrijvigheid, bijvoorbeeld in de vorm van een bedrijfsverzamelgebouw. Voor bedrijven die doorgroeien is het ondernemingsklimaat van de concentratiegebieden meer geschikt.

Bedrijfsruimte

Doel van het beleid is om voldoende bedrijfsruimte in Rotterdam te waarborgen - en richting te geven aan de ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfslocaties:

1. Behouden en zo goed mogelijk benutten van bedrijfsruimte:

a. De totale omvang van de voorraad bedrijfsruimte wordt behouden en zo efficiënt mogelijk benut;

b. Bedrijfsruimte in de wijken wordt zoveel mogelijk behouden;

c. Nieuwe bedrijventerreinen krijgen een plek in de regio;

2. Functiemenging waar het kan, functiescheiding waar het moet:

a. Ruimte-extensieve en zware bedrijvigheid wordt ingepast aan de rand van de stad of in de regio, arbeidsintensieve en lichte bedrijvigheid behoudt een plek in de stad;

b. Op bedrijventerreinen met een transformatieopgave wordt ingezet op woonwerkgebieden met behoud van (vervangende) werkgelegenheid.

3. Stadsgebonden bedrijvigheid:

a. Focus op vestiging van bedrijven die vanwege hun klanten- en werknemerskring een directe relatie hebben met de stad, en op:

b. Kleinschalige datacenters (digitalisering), city hubs en XS-warehouses (ecommerce), incubators en bedrijfsverzamelgebouwen ('de nieuwe economie').

4. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen:

a. Focus op verduurzaming (energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie), en op: b. Verbetering van de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde en van de multimodale bereikbaarheid.

Het nieuwe Rotterdamse beleid sluit aan op de Strategie Werklocaties van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), waarin de regiogemeenten afspraken hebben gemaakt over de programmering van kantoren, bedrijfsruimte en detailhandel.

De Nota Bedrijfsruimte vormt samen met de Nota Kantoren 2020 en de Nota Detailhandel 2017 een totaalbeleid voor werklocaties in Rotterdam. Dit samenhangende beleid dient onder meer als basis voor gemeentelijke investeringen in de lokale economie.

2.3.8 Horecanota Rotterdam 2017-2021

Vastgesteld door B&W op 1 november 2016

In de Horecanota 2017-2021 staat de balans tussen levendigheid en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat centraal. De nota beschrijft het instrumentarium dat hieraan invulling geeft. Gebiedsgericht werken, een verdere vereenvoudiging van het vergunningstelsel, verfijning van het handhavingskader en stimulering van eigen initiatief door experimenten zijn hiervan de elementen.

Belang voor de stad

Rotterdam is een levendige stad met een aantrekkelijke binnenstad, een groot cultureel aanbod en een gevarieerde samenstelling van bewoners, ondernemers en bezoekers. Horeca speelt een cruciale rol: een goede mix van kwaliteit en kwantiteit, een balans met andere stedelijke functies en openbare orde en veiligheid, bevordert de populariteit van Rotterdam. Bovendien levert de horecasector werkgelegenheid op en stimuleert het de lokale economie. De aantrekkingskracht van de stad is de afgelopen jaren toegenomen. Er wordt weer geld uitgegeven door bezoekers, Rotterdam voert de goede lijstjes aan en is in 2015 uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijkertijd verdicht de bewoning en is ruimte schaars. Het is dus van belang alles in goede banen te leiden en deze schaarse ruimte optimaal te benutten. De positieve ontwikkelingen van Rotterdam weten sommige delen van de stad onvoldoende te bereiken vanwege de aanwezigheid van malafide ondernemingen, georganiseerde criminaliteit en overlast. Dit vraagt om extra aandacht en stevig optreden.

Visie en ambities

Met dit horecabeleid borduurt Rotterdam voort op de goede ontwikkelingen in onze stad. Met oog voor ondernemerschap en aandacht voor een prettig woon- en leefklimaat voor onze bewoners zijn aan de hand van een aantal uitgangspunten vier ambities bepaald waarmee Rotterdam invulling geeft aan de visie op horeca voor de komende jaren.

De Horecanota 2017-2021 geeft invulling aan de visie van Rotterdam ten aanzien van de horeca voor de komende vijf jaar. De horecanota staat niet op zichzelf. Het is een kader dat samen met andere gemeentelijke kaders en visies moet zorgen voor het behoud en de verdere ontwikkeling van Rotterdam als aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te verblijven. Op basis van de visie en aan de hand van onderstaande uitgangspunten realiseert Rotterdam de ambities van balans in de wijk, een veerkrachtige binnenstad, verantwoord ondernemerschap en de stad als laboratorium.

  • Rotterdam bruist!;
  • de wijk is het uitgangspunt bij het bepalen van de mogelijkheden en onmogelijkheden;
  • bewoners en ondernemers hebben inspraak en nemen gezamenlijk verantwoordelijkheid;
  • ruimte voor innovatie en experimenten ter bevordering van het ondernemerschap en woon- en leefgenot;
  • minder regels, minder lasten en een vereenvoudigd vergunningenstelsel;
  • uitgaan van vertrouwen en sturen op naleving (high trust);
  • wanneer regels en afspraken worden geschonden, dan wordt stevig opgetreden (high penalty).

Uiteenzetting horecastelsel (vergunningen)

In deze paragraaf is aangegeven wat in Rotterdam verstaan wordt onder horeca en voor welke vormen een exploitatievergunning noodzakelijk. Ook wordt een toelichting gegeven op bijzondere vormen van (tijdelijke) horeca en de andere zaken die bij het starten en/of overnemen van een horeca-inrichting komen kijken.

Wat is horeca?

Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam verstaan we onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.

De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel natuurlijk wel.

Exploitatievergunning of niet?

In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.

Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Drank- en Horecawet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0005.png"

Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0006.png"

Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten (limitatief): muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0007.png"

Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. Dit gebeurt door middel van een aanwijzingsbesluit dat voor bepaalde of onbepaalde tijd van kracht is. De aanwijzing wordt genomen op basis van het Horecagebiedsplan (zie ook paragraaf 2.3.9) dat ter plaatse van kracht is, waarin ook gemotiveerd is waarom het gebied wordt aangewezen. In die gevallen is altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren, ook al is er sprake van één van de hierboven beschreven situaties.

Exploitatievergunning

Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.

Exploitatiecategorieën

De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).

Gebiedsgericht werken

Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z’n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd. Het horecagebiedsplan biedt het kader hiervoor.

2.3.9 Horecagebiedsplan Feijenoord 2022-2024

In het horecagebiedsplan wordt er meer ingezoomd op het gebied zelf. Op deze manier wordt invulling gegeven aan het uitgangspunt dat een wijk bepalend is voor wat mogelijk is qua horeca-ontwikkeling. Meer concreet, in dit plan wordt de gewenste ontwikkeling van horeca in het gebied Feijenoord van de gemeente Rotterdam beschreven en op hoofdlijnen uitgewerkt. Over de wijk Katendrecht staat in het Horecagebiedsplan Feijenoord 2022-2024 het volgende:

Het Schiereiland Katendrecht heeft zich in een paar jaar tijd ontpopt tot een van de meest bruisende zones van de stad. De (horeca)voorzieningen passen bij de behoefte van de bewoners, ondernemers en werkenden waardoor zij elkaar versterken. De ambitie is om de wijk verder te ontwikkelen tot een aantrekkelijk (groot)stedelijk gebied, waar wonen en bedrijvigheid hand in hand gaan. Om die ambitie te bereiken, wordt onder meer ingezet om het imago van Katendrecht, in de vorm van cultuur, culinair en creatie, te versterken met de herontwikkeling. Door de nieuwbouw op Katendrecht zal het inwonersaantal verder toenemen. Hierdoor zal de horeca ook mee moeten groeien. Het doel is de levendigheid, maar ook de leefbaarheid in balans te brengen met de nieuwe bewoners van het gebied. De ontwikkeling van horeca is van invloed op het woon- en leefklimaat, zowel positief als negatief. Om een nadelige invloed op het woon- en leefklimaat te voorkomen is in het algemeen voor Katendrecht de ontwikkelrichting consolideren van toepassing en is het niet toegestaan om vrijgesteld van de vergunningplicht te exploiteren. Locaties op Katendrecht die afwijken van deze algemene ontwikkelrichting worden hieronder specifiek beschreven. NB: In het bestemmingsplan Katendrecht wordt horeca alleen mogelijk gemaakt waar dit aanwezig of vergund is.

Horeca rond het Deliplein

Het grootste deel van de horeca-inrichtingen op Katendrecht zijn geconcentreerd aan het Deliplein. Het Deliplein wordt omringd door de Delistraat, de Sumatraweg en de Veerlaan (Theater Walhalla en Fenix II). Het pand Fenix II wordt momenteel ontwikkeld. In het pand zal onder andere het Landverhuizersmuseum zich vestigen en zal er ruimte zijn voor culturele voorzieningen en horeca. In het pand van Theater Walhalla bevindt zich een kelderruimte die op dit moment nog niet wordt gebruikt. Om dit deel bij de exploitatie te trekken, is het voor Theater Walhalla toegestaan uit te breiden binnen de huidige vergunning met inpandige vierkante meters. Momenteel is er voldoende horeca aanbod op het Deliplein. Om die reden is de vestiging van nieuwe horecazaken niet wenselijk. Wel hebben de bestaande horeca inrichtingen aan het plein de mogelijkheid te ontwikkelen tot en met categorie 2, mits de bestemming van het pand dit toelaat. Om grip te houden op het horeca aanbod is vrijgesteld van de vergunningplicht niet toegestaan.

Havenkwartier en Scharnierlocatie

Het Havenkwartier ligt aan de zuidkant van Katendrecht. Het gebied wordt begrensd door de Maashavenkade, Wodanstraat, Brede Hilledijk en Sumatraweg. Het bestemmingsplan staat in de zuidoosthoek horeca toe, waar de ontwikkeling van daghoreca mogelijk is. Op de Scharnierlocatie tussen het Rivierkwartier en het Parkkwartier (begrensd door de Walhallalaan en Maashavenkade) is de ontwikkeling vanwoningen, een school en kinderdagopvang voorzien (NB: deze ontwikkeling wordt niet mogelijk gemaakt met dit bestemmingsplan). In de plint van de Scharnierlocatie zal ruimte komen voor daghoreca.

Katendrecht Polsgebied Noord

Dit gebied wordt begrensd door de Hillelaan, Brede Hilledijk, tot gebouw Fenix 1 en de Rijnhavenkade. Op dit moment zijn er nog geen horecagelegenheden in het gebied gevestigd. De ontwikkeling van het gebied is echter in volle gang, waarbij het ook mogelijk is om horeca te ontwikkelen. Het gebied maakt tevens onderdeel uit van de focusgebiedsbeschrijving Rondje Rijnhaven. Deze ontwikkelrichting is tevens van toepassing op de Rijnhavenontwikkeling.

Katendrecht Polsgebied Zuid

Dit gebied wordt begrensd door de Hillelaan, Maashaven Noordzijde, Maashavenstraat en de Brede Hilledijk. In dit gedeelte zijn alle projecten gerealiseerd met uitzondering van het Wigblok. In de woongebouwen De Groene Kaap, Cobaba en Musa zijn horeca ontwikkelingen (uitsluitend op de begane grond) een mogelijkheid. In het bestemmingsplan Katendrecht is horeca alleen mogelijk gemaakt waar dit nu aanwezig of voorzien is (op de verbeelding aangegeven met de functieaanduiding 'horeca' op vijf plekken binnen De Groene Kaap). Om de overlast voor de bovengelegen woningen te beperken, is enkel daghoreca toegestaan. Om grip te houden op de horeca ontwikkeling is vrijgesteld van de vergunningplicht niet toegestaan.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied

3.1 Archeologie

3.1.1 Beleidskader

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam heeft een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die deel uitmaakt van de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

3.1.2 Bewoningsgeschiedenis

De bodem van het landgedeelte van het plangebied bestaat uit veen en/of klei-op-veen, waarop in de IJzertijd, Romeinse tijd en (Vroege) middeleeuwen gewoond werd. In de 12e eeuw wordt de invloed van de Nieuwe Maas groter en wordt het mogelijk al bewoonde gebied bedekt met klei en zand. Het gebied lag vanaf de 13e eeuw buiten de oude ringdijk van de Riederwaard, een rondom bedijkt gebied midden op het eiland IJsselmonde, dat bij de grote overstroming van 1373 ten onder ging. Na de overstroming werden de Riederwaard en andere delen van IJsselmonde in fasen herbedijkt. Op deze wijze ontstond vóór 1425 de Katendrechtse polder.

De noordelijke en oostelijke dijk van de Katendrechtse polder ligt voor een deel in het plangebied. Aan de dijk was ook een haventje met het Katendrechtse Veer, en er ontstond een kleine bewoningskern langs de genoemde dijk en bij het haventje. Een groot deel van de Katendrechtse polder is vergraven bij de aanleg van de Maashaven. Tot de aanleg van deze haven en de Rijnhaven aan het einde van de 19e eeuw vormde de noordelijke dijk van de Hillepolder, de Hilledijk, de eigenlijke rivierdijk (hoogte 3,5 meter boven NAP, kruinbreedte 6 meter). Ervoor lag al vanaf de 17e eeuw bekaad buitenland, dat voor 1887 werd opgehoogd in verband met de aanleg van de Rijnhaven. De Hilledijk is momenteel opgenomen in de Brede Hilledijk, het gebied tussen de Rijnhaven en de Maashaven.

3.1.3 Archeologische verwachting

Op de top van het veen zijn bewoningsresten te verwachten uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen (tot de 12e eeuw). In en langs het tracé van de voormalige dijken zijn bewoningssporen te verwachten vanaf de 15e eeuw. De meeste van deze bewoningssporen zullen zich ter plaatse van de bebouwing bevinden, zoals die voor het eerst exact is weergegeven op de oudste kadastrale kaart van 1811-1832.

3.1.4 Regeling in bestemmingsplan

Om de archeologische waarden die in de bodem aanwezig kunnen zijn te beschermen zijn in de regel en op de verbeelding vier dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie opgenomen. Op de kaart, die als Bijlage 1 Afbeelding Archeologie in de toelichting is opgenomen, is een overzicht van deze drie gebieden gegeven.

Waarde - Archeologie 1

Voor de locaties met de bebouwing die op de kadastrale kaart van 1811-1832 zijn weergegeven (Waarde - Archeologie 1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,5 meter beneden maaiveld, ongeacht het verstoringsoppervlak van de ingreep.

Waarde - Archeologie 2

Voor de rest van het landgedeelte van het plangebied (Waarde - Archeologie 2) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan 2 meter beneden maaiveld.

Waarde - Archeologie 3

Voor het binnen het plangebied gelegen water (Waarde - Archeologie 3) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 200 vierkante meter en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.

3.2 Cultuurhistorie

3.2.1 Cultuurhistorische verkenning

Voor het gebied Katendrecht is in 2019 een Cultuurhistorische Verkenning (CV) opgesteld. In deze CV wordt onderbouwd waarom bepaalde gebouwen op Katendrecht een cultuurhistorische waarde hebben die het beschermen waard is.

Katendrecht is een unieke wijk, niet alleen voor Rotterdam. Het is in ieder geval in Noordwest Europa het enige historische havendistrict dat is gelegen op een schiereiland midden in binnenstedelijk havengebied, waar vanaf de aanleg een woonbuurt en havenbedrijvigheid gecombineerd zijn geweest. Dit niet als in de pre-industriële stad (zoals de Rotterdamse Waterstad), met een mix tussen havens, wonen en bedrijvigheid op alle schaalniveaus, maar keurig gescheiden naast elkaar. Katendrecht is een voorbeeld van de eerste scheiding tussen havenfuncties en havenwijk. Waarbij de woonbuurt (tegelijk met de haven ontwikkeld) niet geheel buiten de haven geplaatst werd, maar er midden in werd gesitueerd. Deze eenheid van woonwijk en omringende haven-faciliteiten en havenbedrijven, in langgerekte stroken tegen de Kern aangeschoven is het belangrijkste ruimtelijke kenmerk van Katendrecht. Tegenwoordig is nog een van de twee historische havenstroken overgebleven, de Rijnhaven Zuidzijde ten noorden van Katendrecht Kern. Deze twee gebieden, de Kern en Rijnhaven Zuidzijde, zijn de enige delen van Katendrecht waar nog cultuurhistorisch waardevolle panden te vinden zijn.

Per deelgebied is een analyse en waardering gemaakt. Deze waardering en met name de aanwijzing van de beeldbepalende panden en ensembles heeft geleid tot het toekennen van een dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' aan een flink aantal waardevolle panden in het plangebied. De cultuurhistorische waarden worden beschermd doordat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de betreffende bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen. Hieronder volgt per deelgebied een korte beschrijving en overzicht van de beeldbepalende panden.

3.2.2 Kern van Katendrecht

De Kern van Katendrecht representeert als weinig andere gebieden in Rotterdam-Zuid de 'Tweede Gouden Eeuw' van Rotterdam (1870-1914), die voortkwam uit de stormachtige groei van de haven. In deze periode ontstonden de Rijn- en Maashaven als de eerste moderne overslaghavens op Zuid, en tegelijkertijd de daartussen geklemde havenwijk Katendrecht. Het waren de gloriejaren van de Rijn- en Maas-haven en de jaren waarin Katendrecht zijn (internationale) naam en faam vestigde. Hoewel de historische stedenbouw en architectuur van de kern van Katendrecht niet specifiek zijn voor een havenbuurt, vertegenwoordigt dit deel van Katendrecht wel deze periode en is van grote waarde voor de identiteit van Katendrecht en de geschiedenis van de stad Rotterdam. De Kern van Katendrecht is een laat-19e- vroeg-20e eeuwse woonbuurt, gebouwd in twee fases ter weerszijden van het historische, van oorsprong middeleeuwse dijkdorp Katend-recht, dat vóór de uitbreiding op basis van de plannen van Directeur Gemeentewerken De Jongh nog dorps en landelijk was. De laat-19e vroeg-20e eeuwse aanlegfase domineert nog steeds sterk, zij het aangetast door stadsver-nieuwing uit de jaren '70 en '80 van de 20e eeuw. Vroegere fasen zijn vrijwel niet meer aanwezig, hooguit in enkele sporen. Een groot deel van de bebouwing in de Kern van Katendrecht is aangemerkt als beeldbepalend, en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. Hieronder worden de beeldbepalende panden per bouwblok beschreven.

Bouwblok tussen Brede Hilledijk en Veerlaan/Atjehstraat

Stedenbouw en architectuur van het pand Brede Hilledijk 141 en de meeste andere panden in dit bouwblok zijn typisch voor de 'Tweede Gouden Eeuw' van Rotterdam. Daarmee zijn deze panden van grote waarde voor de identiteit van dit stadsdeel, en de geschiedenis van Rotterdam als geheel. Brede Hilledijk 141 staat op en V-vormige kavel op de kop van een taps toelopend bouwblok. Dit is een bijzonder karakteristieke verkaveling, typisch voor de stedenbouw van eind 19e/begin 20e eeuw. Dergelijke panden werden vaak als café-locatie gebruikt, en dat is hier nog steeds het geval. De panden Brede Hilledijk 147-149 en Veerlaan 10-12 zijn vroeg-naoorlogs wederopbouwpanden binnen de 19e eeuwse bebouwing van Katendrecht. Omdat de gevels met extra kwaliteit zijn vormgegeven, en representatief zijn voor de genomende periode, hebben deze gevels een cultuurhistorische waarde. Dit hele bouwblok heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen.

Bouwblok tussen de Delistraat en de Atjehstraat

Evenals bij het bovengenoemde bouwblok zijn de panden aan de Delistraat kenmerkend voor de periode eind 19e/begin 20e eeuw. De architectuur van deze panden is een essentieel onderdeel van het historische ensemble van het Deliplein. De historische detaillering en ornamentiek is nog voor een groot deel intact of hersteld, wat bijdraagt aan de grote cultuurhistorische waarde van deze panden. De panden aan de noordkant van de Atjehstraat zijn om dezelfde redenen beeldbepalend als de panden aan de Delistraat. Maar in tegenstelling tot de panden aan de Delistraat zijn de waarden van deze panden zwaar aangetast. Desondanks hebben deze panden nog een cultuurhistorische waarde die het beschermen waard is. Daarom hebben alle panden in dit bouwblok de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen, behalve de panden Atjehstraat 49-51 en 63-65 waar de oorspronkelijke panden zijn vervangen.

Bouwblok tussen de Atjehstraat en de Brede Hilledijk

Voor de panden aan de zuidkant van de Atjehstraat geldt hetzelfde als voor de panden aan de noordkant. Behalve voor het hoekpand nr. 56, waar de gevels en het dak redelijk gaaf zijn gebleven. Brede Hilledijk 219 heeft een van de weinige topgevels in Katendrecht. Dit pand is bovengemiddeld rijk vormgegeven, met aandacht voor bijzondere architectonische expressie. De panden Brede Hilledijk 221 t/m 229 hebben kleinstedelijke volumes, en gevels die met zorg voor extra kwaliteit zijn vormgegeven. Voor de meeste beeldbepalende panden aan de Brede Hilledijk geldt dat de cultuurhistorische waarden niet zijn aangetast. Voor alle panden in dit bouwblok geldt dat de stedenbouw en architectuur typisch zijn voor de 'Tweede Gouden Eeuw' van Rotterdam. Dit hele bouwblok heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen.

Bouwblok tussen de Sumatraweg en de Tolhuisstraat

Binnen dit bouwblok is op drie plekken nog de oorspronkelijke beeldbepalende bebouwing bewaard gebleven: Tolhuisstraat 2 t/m 12 / Veerlaan 58 t/m 70 / Sumatrastraat 1 t/m 27 (De cultuurhistorische waarden van deze panden zijn in het algemeen niet aangetast), Brede Hilledijk 269-273 (de waarden van deze panden zijn aangetast) en Tolhuisstraat 134 t/m 172 (de waarden van deze panden zijn in grote mate aangetast). Voor deze panden geldt qua stedenbouw en architectuur hoofdzakelijk hetzelfde als bij de panden in de andere bouwblokken. Bij Tolhuisstraat 10-12 is de rijke historische pui zeer beeldbepalend. Bij Tolhuisstraat 34 t/m 44 gaat het om wederopbouwpanden van vlak na WOII, cultuurhistorisch hebben deze panden een waarde omdat ze de stedenbouwkundige en architectonische signatuur van het centrum van Katendrecht ondersteunen. Ter plaatse van de panden Sumatrastraat 9 t/m 17 was op de begane grond een danslokaal gevestigd dat al aan het begin van de 20e eeuw Walhalla heette. Dit danslokaal heeft een belangrijke rol in het sociale leven en daarmee de geschiedenis van Katendrecht vervuld. Met name de puien van deze blikvanger aan het Deliplein zijn zeer monumentaal en op Rotterdamse schaal uitzonderlijk. Behalve nr. 9 staan deze panden op de nominatie om gemeentelijk monument te worden.

Bouwblok tussen de Tolhuisstraat en de Rechthuislaan

De oorspronkelijke beeldbepalende bebouwing in dit bouwblok heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. Deze panden zijn om dezelfde redenen cultuurhistorisch waardevol als hierboven bij de andere bouwblokken is aangegeven. De cultuurhistorische waarden van deze panden zijn aan de Katendrechtsestraat niet aangetast. Bij de andere beeldbepalende panden in het bouwblok zijn de waarden in het algemeen in belangrijke mate aangetast.

Bouwblok tussen de Rechthuislaan en de Rechthuisstraat

Dit hele bouwblok heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen. Deze panden zijn om dezelfde redenen cultuurhistorisch waardevol als hierboven bij de andere bouwblokken is aangegeven. De mate van aantasting van de cultuurhistorische waarden wisselt. Aan de Rechthuislaan zijn de waarden hoofdzakelijk zwaar aangetast, en aan de Rechthuisstraat zijn de waarden hoofdzakelijk niet aangetast.

Bouwblok hoek Tolhuislaan en Katendrechtsestraat

In dit bouwblok is langs bijna de hele Tolhuislaan en het zuidelijk deel van de Rechthuisstraat de oorsprokelijke bebouwing bewaard gebleven. De panden hebben de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen, om dezelfde redenen als hierboven bij de andere bouwblokken is aangegeven. Bij de panden aan de oostkant van de Tolhuislaan zijn de cultuurhistorische waarden goed bewaard gebleven. De gevels van deze panden zijn met extra kwaliteit vormgegeven, en de historische puien zijn zeer beeldbepalend.

Verhalenhuis Belvédère

In het pand Rechthuislaan 1 is het Verhalenhuis Belvédère de Kaap gevestigd. Dit pand, en het pand Rechthuislaan 5, waren al gebouwd voordat de stedenbouwkundige plannen van De Jongh voor Katendrecht waren gerealiseerd. De panden zijn typerend voor 19e eeuwse grootstedelijke architectuur, met rijke en kwalitatief hoogstaande gevels. In het verhallenhuis heeft in het interbellum en tijdens WOII een jazzclub gezeten, waarmee een belangrijke plek in het culturele leven van Katendrecht werd ingenomen. Ook werd op dit adres in 1915 het eerste Chinese restaurant van Nederland geopend.

3.2.3 Rijnhaven Zuidzijde

Provimi

Aan de noordzijde van de Veerlaan bevindt het complex van Provimi. Het complex vormt het laatste westelijk bouwdeel van de strook met havengerelateerde bedrijfsbebouwing langs deze kant van de Rijnhaven. Aan het complex is de historische groei nog duidelijk afleesbaar. Het complex is in 1922 gesticht als onderdeel van de San Franciscoloods (huidige Fenixloodsen). Het complex is toen gebouwd als magazijngebouw. Dit met bedrijfswoningen op de kop. Het complex was oorspronkelijk voorzien van gevels die sterke overeenkomst vertonen met de gevels van de overige complexdelen van de San Franciscoloods. Het complex is na de Tweede Wereldoorlog in verschillende fasen verbouwd voor de firma Provimi (PROteïne, Vitamine, Mineralen). In de jaren ‘50 werd een groot silogebouw toegevoegd. Ondanks verbouwingen is de oorspronkelijke hoofdmassa, met de aanpalende originele in het water uitgebouwde betonnen kade, nog goed herkenbaar. Vanwege de cultuurhistorische waarde als havengerelateerde bedrijfsbebouwing heeft het oorspronkelijke complex de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen, zoals aangegeven op de verbeelding. Latere toevoegingen aan weerszijden van het oorspronkelijke complex hebben deze dubbelbestemming niet gekregen. Waar delen van latere toevoegingen binnen de dubbelbestemming zijn gelegen (bijvoorbeeld waar deze uitsteken boven het oorspronkelijke complex) heeft wat in artikel 30 'Waarde - Cultuurhistorie' van de regels is bepaald geen betrekking op deze latere toevoegingen.

Fenix I en II

Vanaf 1915 huurde de Nederlandsch-Amerikaansche Stoomvaart-Maatschappij (NASM), ook wel Holland-Amerika Lijn genoemd, het terrein aan de zuidwestzijde van de Rijnhaven van de gemeente omdat de vloot en het aantal lijnen van de H.A.L. naar de Verenigde Staten aanzienlijk waren uitgebreid. Tussen 1916 en 1922 werd op dit terrein de San Franciscoloods gebouwd, bedoeld voor zowel de opslag van goederen als voor het transport van landverhuizers naar de Verenigde Staten. De architect van de loods werd de Rotterdamse architect C.N. van Goor. De spectaculaire loods met zijn oppervlakte van 25.000 m2 had een lengte van 360 meter en bestond uit 2 bouwlagen. Samen met de grote metalen Cuba-Mexicoloods aan de oostzijde en een magazijngebouw van 4 lagen aan de westzijde, besloegen de loodsen tezamen zo'n 520 meter kadelengte. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wijzigde de situatie ingrijpend. De haveninstallaties aan de Rijnhaven werden vernield door de Duitse bezetter en aan het einde van de oorlog werd de loods aan de havenzijde getroffen door een bombardement van de geallieerden. Ofschoon het gedeelte langs de kade vernietigd was, overleefde een groot deel van de constructie en de gevels aan de Veerlaan het bombardement en hergebruik van het bestaande lag dan ook voor de hand. Vanaf 1948 werd de betonnen loods gerenoveerd en opgesplitst in twee loodsen. De loodsen kregen de namen Fenix I (121 meter, 14 beuken lang) en II (164 meter, 20 beuken lang) naar het fabeldier uit de Griekse mythologie dat uit zijn as herrees. Inmiddels is de oorspronkelijke loods Fenix I deels gerenoveerd, deels gesloopt en nieuw gebouwd, waarbij er boven de oorspronkelijke loods loftwoningen zijn gerealiseerd. Fenix II wordt verbouw voor een gemengde hoofdzakelijk culturele bestemming, met op de verdieping het Landverhuizersmuseum en boven het gebouw uitstekend een uitzichtpunt. De ontwikkelvisie voor Fenix II is volgens het CCC-programma (cultuur, creatief, culinair), met op de eerste verdieping het museum en op de begane grond het CCC-programma. Bij zowel de ontwikkeling van Fenix I als Fenix II is het uitgangspunt geweest om de cultuurhistorische waarden zoveel mogelijk te bewaren. Beiden loodsen hebben daarom in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' gekregen.

Foto: Fenix I met loftwoningen en theater Walhalla

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0008.jpg"

3.3 Stadsgezichten En Monumenten

Algemeen

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium – Erfgoedwet (2016) en Monumentenverordening Rotterdam 2010. Daarnaast krijgen rijks beschermde stadsgezichten, wederopbouwaandachtsgebieden en beeldbepalende panden op de verbeelding en in de regels van het bestemmingsplan de dubbelbestemming “Waarde – Cultuurhistorie”.

Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM)

Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Erfgoedwet (2016) en de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object ten minste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.

Beschermde stadsgezichten (BS)

Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden van voor 1945. Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen.

Wederopbouwaandachtsgebieden

Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam twee wederopbouwaandachtsgebieden van nationaal belang. Verder heeft de gemeente in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen wettelijke bescherming.

Beeldbepalende objecten (BO)

In Rotterdam is een groot aantal gebouwen te vinden die geen status hebben als monument, maar wel cultuurhistorisch waardevol zijn, zogenaamde beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden.

Het plangebied

In Katendrecht zijn twee Rijksmonumenten gelegen.

Binnen het plangebied:

- Het Santos-pakhuis aan de Brede Hilledijk 95. Dit pand is door de architect J.P. Wzn. Stok in Neo-renaissance-stijl ontworpen, en gebouwd in 1903.

Buiten het plangebied:

- De Meelfabriek Latenstein (nu onderdeel van het bedrijf Codrico) aan de Veerlaan 3. Het Rijksmonument, dat in 1948 is gerealiseerd, bestaat uit twee gebouwen: het Fabrieksgebouw en het Silogebouw.

Ook liggen er in het plangebied een gemeentelijk monument:

- De panden aan de Sumatraweg 11-17. In Neo-renaissance-stijl ontworpen door de architect J.E. Dulfer, en gebouwd in 1898.

En een mogelijk toekomstig gemeentelijk monument:

- Het schoolgebouw aan de Tolhuisstraat 101-113. Ontworpen in Jugendstil-stijl door de Dienst Gemeentewerken, en gebouwd in 1906.

3.4 Huidig Gebruik

Door het graven van de Rijnhaven en later de Maashaven is Katendrecht een schiereiland geworden. Katendrecht zit aan de oostkant aan de Afrikaanderwijk vast, het 'vasteland'. Katendrecht heeft de vorm van een hand. De smallere oostkant van het schiereiland wordt de pols van Katendrecht genoemd. Op Katendrecht zijn drie gebieden met een eigen karakter te onderscheiden: De historische woonkern van Katendrecht (Katendrecht-Kern), Katendrecht Zuid en Katendrecht-Pols. Hieronder worden het huidige gebruik en de belangrijkste kenmerken van deze gebieden beschreven.

3.4.1 Katendrecht-Kern

Het hart van Katendrecht wordt gevormd door de historische woonkern, die rond 1900 is gebouwd voor de havenarbeiders. Er is gebouwd in gesloten bouwblokken die voor het grootste deel nog intakt zijn. De oude kern is voornamelijk een woongebied, met soms op de begane grond andere functies. Het Deliplein heeft altijd een horecafunctie gehad met zijn cafe's, bars en ander vertier voor havenarbeiders en zeelui. Deze functie is gehandhaafd in de gebiedsontwikkeling, om zo een nieuwe wijkeconomie voor de Kaap te realiseren (CultureelCreatiefCulinair). Mede door de komst van de Rijnhavenbrug naar de Wilhelminapier, en door een gemengd gebruik met ook horeca in de Fenixloodsen, is hier een aantrekkelijk en levendig uitgaansgebied ontstaan.

Op het 1e en 2e Katendrechtsehoofd, gelegen tussen de oude woonkern en de Nieuwe Maas, is in de jaren 80 en 90 een woongebied gerealiseerd. De bebouwing kent een grote variatie aan hoogtes, van grondgebonden woningen tot woontorens van 40 á 60 meter.

3.4.2 Katendrecht Zuid

Katendrecht Zuid ligt tussen de Maashaven en de Brede Hilledijk, Tolhuislaan, Kaappark. Dit gebied was oorspronkelijk een haven- en industriegebied, maar heeft zich vanaf 2007 ontwikkeld tot een woongebied. In het stedenbouwkundig plan dat hiervoor is opgesteld is de ontwikkeling van vier kwartieren voorzien, elk met een eigen karakter.

Het Laankwartier, gelegen tussen de Maashavenstraat en de Sumatraweg, is inmiddels gerealiseerd. Dit gebied bestaat uit drie bouwblokken. Het karakter en de schaal hiervan sluit aan bij de oude bebouwing van Katendrecht. Woningen hebben geen voortuinen, op het binnenterrein zijn tuinen en parkeervoorzieningen gesitueerd.

In het Havenkwartier, tussen de Sumatraweg en de Wodanstraat, worden 200 woningen in een gevarieerd woningaanbod gerealiseerd. De bebouwing wordt compacter en hoger aan de Maashavenzijde (tot 55 meter) dan bij het Laankwartier en Parkkwartier. Aan de noordzijde sluit de bouwhoogte aan op de (lagere) hoogte in de kern van Katendrecht Op de hoek van de Maashaven en de Sumatraweg wordt ruimte geboden aan een horecagelegenheid.

Het Parkkwartier ligt, tussen de Wodanstraat en het verlengde van de Staalstraat, aan het Kaappark. Hier zijn drie bouwblokken met woningen gerealiseerd, deels als zelfbouwkavels. Aan de westkant van het Parkkwartier liggen de school De Globetrotter, een Chinese kerk en een gezondheidscentrum.

In het stedenbouwkundig plan was als meest westelijk kwartier het Rivierkwartier voorzien. Op deze locatie is nu het parkeerterrein voor de S.S. De Rotterdam gelegen.

3.4.3 Katendrecht-Pols

De ruimtelijke structuur van dit gebied kenmerkt zich door een zogenoemde '4-slag'. In de lengterichting van de Pols lagen oorspronkelijk vier stroken bedrijfsbebouwing, die van elkaar werden gescheiden door infrastructuur. De centrale as wordt gevormd door de Brede Hilledijk. Het Polsgebied wordt aan de noord- en zuidzijde begrensd door kaden en het water van respectievelijk de Rijn- en Maashaven. Het Polsgebied is en wordt nu herontwikkeld naar een stedelijk gebied in hoge dichtheid. Katendrecht-Pols is hard op weg om een gemengd stedelijk gebied te worden, met veel woningen en voorzieningen in de plinten. Ten zuiden van de Brede Hilledijk is de transformatie verder gevorderd dan aan de noordkant. De projecten Musa, Cobana en De Groene Kaap zijn hier al afgerond. Aan de Noordzijde is de transformatie ook gestart, Bayhouse en View I en Santos zijn in aanbouw. Deze ontwikkelingen zijn conform de verleende vergunning in het bestemmingsplan opgenomen. Ontwikkelingen in Pols-noord die nog niet ver genoeg zijn om in het bestemmingsplan meegenomen te worden zijn buiten de grenzen van het bestemmingsplan gelaten.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

4.1 Algemeen

4.1.1 Detailhandel

De gemeente heeft de ambitie om de pols van Katendrecht ten noorden van de Brede Hilledijk samen met het zuidelijke blok van de Rijnhavenontwikkeling een nieuwe winkelconcentratie te ontwikkelen (zie paragraaf 2.3.6 Gebiedskoers Detailhandel 2022-2025: Feijenoord). Enerzijds omdat het aanbod aan detailhandel voor de dagelijkse boodschappen onvoldoende is voor de (toekomstige) bewoners. En anderzijds voor een aanbod aan niet-dagelijkse detailhandel aanvullend aan het aanbod in de binnenstad, als onderdeel van de sprong van de binnenstad naar Zuid. Aangezien het Rijnhavenkwartier naast een woongebied ook als concentratie- en ontmoetingslocatie een belangrijke binnenstadsfunctie vervult voor de mensen die hier werken, recreëren of onderwijs volgen wordt een complementaire aanvulling van winkels met niet-dagelijks aanbod (dus niet concurrerend met winkels in de nabije omgeving) hier mogelijk gemaakt. Deze branches zijn in toenemende mate afhankelijk geworden van de aantrekkingskracht van gebieden. Beleidsmatig is het Rijnhavenkwartier als een onderscheidend en complementair binnenstads randgebied getypeerd ten opzichte van de binnenstad op de noordelijke oever en Hart van Zuid. Deze positie biedt meer perspectief voor ondernemers in de non-food dan de gebieden met verspreide bewinkeling. Er is dus een wederkerig belang: de niet-dagelijkse retail speelt in op de behoefte van bewoners en bezoekers en versterkt de toekomstbestendigheid van de economie in het gebied. Het beoogde programma aan detailhandel is deels vergund en conform de vergunning opgenomen in het bestemmingsplan Katendrecht. Voor het overige programma aan detailhandel is de intentie om dit mogelijk te maken met de ruimtelijke procedures die per ontwikkeling gevoerd zullen worden voor de geplande ontwikkelingen in Pols-noord (o.a. Codrico). In de rest van Katendrecht maakt het bestemmingsplan, conform het gemeentelijk beleid) alleen detailhandel mogelijk waar dit aanwezig is. Daarmee maakt het ontwerpbestemmingsplan Katendrecht aanzienlijk minder detailhandel mogelijk dan op basis van de drie geldende bestemmingsplannen gerealiseerd kon worden.

4.1.2 Duurzaamheid

Algemeen

Duurzaamheid is van fundamenteel belang voor de leefbaarheid in Rotterdam: nu en in de toekomst. Bij nieuwe initiatieven is duurzaam bouwen integraal onderdeel van de ontwerpopgave. In 2019 werd het Rotterdams Duurzaamheidskompas vastgesteld als overkoepeling voor al het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Rotterdam. Hierin geeft de gemeente de richting aan hoe de komende jaren wordt gewerkt aan een duurzame stad. Duurzaamheid is grofweg met vier thema’s te omschrijven: energietransitie, circulaire economie, klimaatbestendige stad en gezonde leefomgeving. Deze thema’s hebben invloed op elkaar en kunnen dus ook niet los van elkaar worden gezien.

Energietransitie

Voor het alternatief op aardgas zet Rotterdam onder andere in op stadsverwarming. Grote delen van Rotterdam kennen nu al een warmtenet en in combinatie met de restwarmte die de regio heeft (industriële restwarmte) is dit een energetische en kostenefficiënte oplossing voor oa. het verwarmen van nieuwe maar ook bestaande woningen.

Circulaire economie

De basis voor een circulaire economie ligt in principe van het voorkomen en het verminderen van het gebruik van primaire grondstoffen, het verlengen van levensduur van producten, het hergebruik van producten en onderdelen en het recyclen van materialen en grondstoffen. Oftewel: reduce, re-use and recycle.

Klimaatbestendige stad

Om hevige regenval, langdurige droogte en hitte, grondwater onder- en overlast en bodemdaling aan te pakken zijn ingrepen noodzakelijk in openbaar gebied en op particulier terrein. Klimaatadaptatie, het aanpassen van Rotterdam aan die verandering, is nodig. Door het klimaatadaptief ontwerpen van de buitenruimte (openbare en private ruimte) en gebouwen zijn er ook kansen om doelen voor natuurwaarden te koppelen (natuurinclusief bouwen en biodiversiteit). De gemeentelijke ambitie is om in de volgende volgorde met water om te gaan: water lokaal nuttig gebruiken, water vasthouden, water bufferen en water vertraagd afvoeren. Katendrecht is geheel buitendijks gelegen, het belangrijkste aspect van klimaatadaptatie is daarom in dit gebied het bij nieuwe ontwikkelingen hanteren van een toekomstbestendig uitgiftenpeil (zie paragraaf 5.4.3).

Meer en langere periodes met hoge temperaturen kunnen leiden tot gezondheidsproblemen (hittestress), in het bijzonder voor kwetsbare inwoners (ouderen, zieken). In woningen en buitenruimtes moet voldoende verkoeling mogelijk zijn tijdens hittegolven. Schaduwrijke bomen en oppervlaktewater leveren een bijdrage aan de benodigde verkoeling.

Gezonde leefomgeving

Een gezonde leefomgeving hangt af van verschillende factoren, onder andere: De milieukwaliteit (geluidhinder, luchtkwaliteit, geurhinder, bodemkwaliteit: zie hoofdstuk 6), de mate/kwaliteit van groen in de omgeving en hittestress (zie hierboven).

Plangebied

Het bestemmingsplan Katendrecht maakt geen nieuwbouwontwikkelingen mogelijk, op de begane grond van bestaande panden kan de huidige functie wijzingen naar o.a. woningen. Voor het bestemmingsplan zelf is duurzaamheid daarom geen sturend thema, daarvoor is de bouwplanfase het geëigende moment. Het Rotterdamse kwaliteitsbeleid wonen is van toepassing op nieuwbouwprojecten en bij transformaties, waarbij de functie wijzigt naar wonen. Het kwaliteitsbeleid zal initiatiefnemers van in dit geval transformatieplannen van tevoren duidelijk maken welke elementen de gemeente van belang acht voor het realiseren van woningbouw met toekomstwaarde.

4.1.3 Gezoneerd industrieterrein Maas-/Rijnhaven

Katendrecht-Pols en een deel van Katendrecht-Kern zijn formeel nog onderdeel van het gezoneerde industrieterrein Maas-/Rijnhaven, samen met de bedrijven aan de zuidkant van de Maashaven. Op een gezoneerd industrieterrein zijn 'grote lawaaimakers' toegestaan, daarom ligt rondom zo'n industrieterrein een 50-decibel geluidzone. Binnen deze toetsingszone moeten nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten worden getoetst aan de norm voor industrielawaai. De bedrijfsbestemming van Provimi is feitelijk nog de enige plekken op Katendrecht waar grote lawaaimakers zijn toegestaan.

Het grootste deel van Katendrecht Zuid maakte deel uit van het gezoneerde industrieterrein. Tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan op 14-05-2009 is het gezoneerde industrieterrein Maas-/Rijnhaven verkleind. Vanaf dat moment maken de binnen Katendrecht Zuid gelegen gronden niet langer onderdeel uit van het gezoneerde industrieterrein. Bij Katendrecht-Pols en Fenixloods I heeft een dergelijke formele 'dezonering' niet nog plaatsgevonden.

4.2 Ontwikkelingen / Projecten

4.2.1 Gerealiseerde of vergunde projecten

4.2.2 Ontwikkelingen die niet in het bestemmingsplan zijn meegenomen

Een aantal ontwikkelingen die in Katendrecht spelen worden niet met het nieuwe bestemmingsplan Katendrecht mogelijk gemaakt. De meeste ontwikkelingen zijn nog niet ver genoeg om meegenomen te kunnen worden in het bestemmingsplan. Ook is gebleken dat de planvorming en procedures van de verschillende ontwikkelingen onderling en van het bestemmingsplan te ver uiteen zijn gaan lopen om nog één bestemmingsplan voor zowel het bestaande gebied en de nieuwe ontwikkelingen te kunnen maken. Voor elk van deze ontwikkelingen wordt een eigen procedure gevolgd. Het gaat om de onderstaande ontwikkelingen. Behalve bij de ontwikkeling Schalm-Steiger zijn de locaties van de onderstaande ontwikkelingen buiten (de plangrenzen van) het bestemmingsplan gelaten.

4.3 Juridische Planbeschrijving

4.3.1 Gemengde bebouwing

In het bestemmingsplan Katendrecht wordt met verschillende gemengde bestemmingen gewerkt. Gemengde bestemmingen heten zo, omdat er verschillende functies binnen deze bestemmingen zijn toegestaan. In de meeste gemengde bestemmingen zijn woningen toegestaan, in alle bouwlagen of op de hoger gelegen bouwlagen.

Gemengd-1 is de meest voorkomende gemengde bestemming. Deze bestemming is gegeven aan de panden in de oude kern waar op de begane grond een mix van functies is toegestaan, op alle verdiepingen wonen is toegestaan. Ook Fenixloods I en de (deels gerealiseerde) projecten in het Polsgebied ten zuiden van de Brede Hilledijk (Musa, Cobana, De Groene Kaap, en Hillelaan Zuid) hebben deze bestemming gekregen. Detailhandel en horeca zijn hier alleen toegestaan waar dit met een aanduiding is aangegeven. Bij Fenixloods I (maximaal 1.100 m2 horeca en maximaal 200 m2 detailhandel) zijn detailhandel en horeca niet op de verbeelding aangeven maar met een maximumoppervlak in de regels opgenomen.

De bestemming Gemengd-2 is gegeven aan het bestemmingsvlak dat de helft van The View fase 1 omvat. In de plint krijgen voorzieningen een plek. Daarboven worden woningen en een hotel (met maximaal 200 kamers) gerealiseerd . Het maximale aantal hotelkamers, en het toegestane oppervlak aan detailhandel (maximaal 2.000 m2) en horeca (maximaal 2.800 m2 binnen de bestemmingen Gemengd-2 en Gemengd-5 gezamenlijk) is binnen Gemengd-2 in de regels begrensd. Dienstverlening, kantoren en (niet geluidsgevoelige) maatschappelijke voorzieningen zijn niet gemaximeerd.

De bestemming Gemengd-3 is gegeven aan Fenixloods II. Hier zijn in het hele pand de volgende functies toegestaan: horeca (maximaal 400 m2) maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), bedrijven, kantoren en dienstverlening. Dit geeft de mogelijkheid een culturele voorziening te realiseren (het Landverhuizersmuseum), en staat op de begane grond een flexibel gebruik toe. Gemengd-3 is de enige gemengde bestemming waarin geen woningen mogelijk zijn gemaakt. Uitstekend boven het gebouw is een uitzichtpunt toegestaan.

Het pakhuis Santos is bestemd als Gemengd-4. Bovenop het pakhuis zijn twee lagen met short-stay wooneenheden mogelijk gemaakt. In het pakhuis is het designwarenhuis Stilwerk mogelijk gemaakt door 4.200 m2 aan detailhandel toe te staan. Ook horeca (maximaal 1.000 m2), bedrijven, kantoren, dienstverlening en (niet geluidsgevoelige) maatschappelijke voorzieningen zijn mogelijk.

De bestemming Gemengd-5 is gegeven aan het woongedeelte van The View fase I. Hier is op de begane grond en de eerste verdieping het volgende mogelijk: detailhandel (maximaal 4.100 m2), horeca (maximaal 2.800 m2 binnen de bestemmingen Gemengd-2 en Gemengd-5 gezamenlijk), kantoren, dienstverlening en (niet geluidsgevoelige) maatschappelijke voorzieningen.

4.3.2 Bedrijf

De bestemming Bedrijf is toegekend aan Provimi. Dit bedrijf heeeft met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2' een maatbestemming gekregen voor hun huidige activiteiten, Binnen deze bestemming zijn bedrijfsacitviteiten in milieucategorie 3.2 toegestaan, en daarnaast is een mengvoederbedrijf in milieucategorie 5.1 toegestaan.

4.3.3 Groen

Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". De belangrijkste groengebieden in Katendrecht zijn het Kaappark en het Buizenpark. Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden en speeltoestellen toegestaan. Ook is de aanleg van nieuwe waterpartijen, watergangen en waterberging mogelijk, indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.3.4 Horeca

Horeca definitie en afbakening

In deze paragraaf is aangegeven wat in Rotterdam verstaan wordt onder horeca en voor welke vormen een exploitatievergunning noodzakelijk. Ook wordt een toelichting gegeven op bijzondere vormen van (tijdelijke) horeca en de andere zaken die bij het starten en/of overnemen van een horeca-inrichting komen kijken.

Wat is horeca?

Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam verstaan we onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.

De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel natuurlijk wel.

Exploitatievergunning of niet?

In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.

Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Drank- en Horecawet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0009.png"

Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0010.png"

Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten: muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0011.png"

Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. In die gevallen is dus altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren.

Exploitatievergunning

Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.

Exploitatiecategorieën

De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).

Gebiedsgericht werken

Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z'n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd.

Terrassen
Binnen de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn tevens ongebouwde terrassen toegestaan aangrenzend aan bestemmingen die horeca toelaten.

4.3.5 Evenementen

De gemeenteraad heeft op 9 juli 2019 het nieuwe 'Beleidskader Evenementen' vastgesteld. Rotterdam wil zijn positie als evenementenstad behouden en uitbouwen. Daarnaast is één van de doelen in het beleid een goede balans tussen levendigheid en leefbaarheid. Er is ingezet op een betere spreiding van evenementen over de stad om de lusten en de lasten gelijkmatig over de stad te verdelen. Op basis van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is vanwege de pijler Cultuur voor Rotterdam Zuid ingezet op verlevendiging. In dit bestemmingsplan is op basis van historische cijfers en toekomstige ambities afgewogen hoeveel evenementen binnen de bestemmingsplangrens kunnen plaatsvinden waarbij er een goede balans tussen rust en reuring is. In de regels is opgenomen hoeveel evenementen toegestaan zijn, de maximale duur van alle evenementen samen, de omvang en de maximale geluidbelasting.

4.3.6 Maatschappelijke voorzieningen

Onder maatschappelijke voorzieningen worden voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening verstaan. Deze voorzieningen kunnen wel of niet geluidsgevoelig zijn volgens de Wet geluidhinder. Geluidsgevoelige voorzieningen zijn bijvoorbeeld scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, terwijl buurthuizen of kerkgebouwen niet geluidsgevoelig zijn.

In dit bestemmingsplan zijn in de bestemming "Maatschappelijk - 1" zowel geluidsgevoelige als niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere functie binnen deze definitie.

In de bestemming "Maatschappelijk - 2" zijn alleen de niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen toegestaan.

Onder cultuur wordt verstaan: voorzieningen gericht op kunst, ontspanning, vrijetijdsbesteding en vermaak, zoals kleinschalige filmhuizen, musea, muziekcentra en theaters. Evenals in het bestemmingsplan Katendrecht-Pols zijn bioscopen en casino's niet toegestaan.

4.3.7 Parkeerregeling

Dynamische verwijzing

In december 2021 is het parkeerbeleid Rotterdam vastgesteld. Het betreft de "Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022" (hierna: de beleidsregeling). De beleidsregeling is op 1 januari 2022 in werking getreden. De beleidsregeling geeft normen voor parkeren van auto's én fietsen. Aan deze normen moet voldaan worden bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of bij een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken. Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in artikel 35.1 Voorwaardelijke verplichting over parkeren een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenoemde dynamische verwijzing. Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de "Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022" het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.

Beleidsregeling

De op dit moment geldende "Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022" is via de volgende link te raadplegen:

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671029/1

De desbetreffende beleidsregeling geeft parkeernormen voor zowel auto's als fietsen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het gebruiken van gronden of bouwwerken wordt een parkeereis gesteld conform de gebiedsindeling die bij de beleidsregeling als bijlage is opgenomen. De parkeereis moet in beginsel volledig op eigen terrein worden opgelost. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inpassing van de parkeervoorzieningen in het gebouw of de omgeving, het laden en lossen etc. Van de parkeereis kan (geheel of gedeeltelijk) worden afgeweken. Tevens kan er vrijstelling van de parkeereis worden verleend. In de beleidsregeling wordt beschreven onder welke omstandigheden daar sprake van is.

4.3.8 Uitbreiding/bebouwing op het achtererfgebied

Op 1 november 2014 is Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bijlage II Bor) gewijzigd. In dit besluit is onder meer het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied geregeld. De wijziging van 1 november 2014 heeft ertoe geleid dat het bouwen van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken in het achtererfgebied (op grond van artikel 2 van Bijlage II Bor) is verruimd ten opzichte van de oude regeling. Dat betekent dat er bij een woning of ander hoofdgebouw meer aan- en uitbouwen, alsmede bijgebouwen vergunningvrij mogen worden gebouwd dan voorheen het geval was. De verruiming is mede het gevolg van een andere benadering voor het berekenen van de oppervlakte van vergunningvrije bijbehorende bouwwerken.

Het vergunningvrije bouwen moet in samenhang gezien worden met de regels in het bestemmingsplan. Dat leidt ertoe dat het bestemmingsplan in beginsel geen invloed heeft op het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken op grond van artikel 2 Bijlage II Bor. Het bestemmingsplan kan alleen maar regelen wat er méér is toegestaan dan wat de regeling uit artikel 2 toelaat.

Hoeveel er op grond van de nieuwe regeling aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken mag worden opgericht, is afhankelijk van de oppervlakte van het bebouwingsgebied. Het bebouwingsgebied maakt onderdeel uit van het achtererfgebied. Hoe groter het bebouwingsgebied, hoe groter de oppervlakte aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken. Het komt erop neer dat maximaal 150 m2 aan vergunningvrije bijbehorende bouwwerken kan worden gebouwd. Dat is het geval bij grote percelen. Bij een doorsnee perceel zal deze oppervlakte veel beperkter zijn.

4.3.9 Verkeers- en verblijfsgebied

De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Verkeersweg" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen, viaducten en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming "Verkeer - Verkeersweg" zijn doorgaans de 50-km wegen opgenomen.

De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. En daarnaast voor pleinen, snippergroen, speeltoestellen en dergelijke. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming).

4.3.10 Voorzieningen van openbaar nut

Deze bestemming is toegekend aan gebouwen ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening (trafohuizen). Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet bestemd en kunnen in principe overal worden gerealiseerd. Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3.

In dit bestemmingsplan is een aantal voorzieningen van openbaar nut als "Bedrijf - Nutsvoorziening" bestemd.

4.3.11 Waarde - Cultuurhistorie

Een aantal beeldbepalende panden en bouwblokken hebben behalve de onderliggende bestemming ook de dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' gekregen. De cultuurhistorische waarden worden met deze dubbelbestemming beschermd doordat het verboden is om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de betreffende bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

4.3.12 Wonen

De bestemming Wonen geldt voor grote delen Katendrecht. Ook de bouwblokken in Katendrecht-Zuid, die (toen deze nog moesten worden gebouwd) in het oude bestemmingsplan een gemengde bestemming hadden, zijn nu als Wonen bestemd. De bestemming maakt geen onderscheid tussen gestapelde en niet-gestapelde of eengezinswoningen. Op een aantal locaties zijn binnen de bestemming ook andere functies toegestaan, met name maatschappelijke voorzieningen. Deze zijn met aanduidingen op de verbeelding weergegeven.

4.3.13 Werken aan huis

In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

5.1.1 Rijksbeleid

In 2009 is de Waterwet in werking getreden. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.

Het Nationaal Waterplan (2016-2021) bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de daartoe behorende aspecten van het ruimtelijk beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.

Voor bouwen en aanleggen in het rivierbed (het buitendijks gebied) van de grote rivieren is, op grond van de Waterwet en het bijbehorende Waterbesluit, een vergunning nodig van Rijkswaterstaat. Nieuwe (bouw)werken in het rivierbed mogen geen afbreuk doen aan de waterhuishoudkundige functie van de rivier. In het Waterbesluit zijn een aantal (vooral stedelijke) gebieden aangewezen waarop de vergunningplicht niet van toepassing is aangezien die gebieden rivierkundig van minder belang zijn. Geheel Katendrecht ligt buitendijks. Zowel het schiereiland Katendrecht als de Maashaven en Rijnhaven behoren tot het gebied waar geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist.

Buitendijks gebied kan bij hoog water overstromen. Eigenaren in het buitendijks gebied zijn zelf aansprakelijk voor schade door hoog water en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in openbaar gebied. Bij bestaande situaties kan de gemeente bijdragen aan een goede veiligheidssituatie door het opstellen van evacuatieplannen, bij nieuwe situaties kan dit ook door het opnemen van bepalingen in het ruimtelijk plan.

5.1.2 Provinciaal beleid

De provincie ziet het als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen een goede afweging maken van de hoogwaterrisico's. Gemeenten worden gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico bij overstromingen en te verantwoorden hoe zij daarmee zijn omgegaan. Het beleidskader is opgenomen in de Provinciale Visie ruimte en mobiliteit en in de Provinciale Verordening Ruimte. De provincie heeft een Risico Applicatie Buitendijks ontwikkeld, die gemeenten hierbij kunnen gebruiken.

5.1.3 Regionaal beleid

Het college van B&W heeft in februari 2019 het Rotterdams Weerwoord vastgesteld. Het Weerwoord is het Rotterdamse antwoord op de klimaatverandering. Als stad in de delta van Nederland met een dalende bodem is Rotterdam kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatadaptatie, het aanpassen van Rotterdam aan die verandering, is nodig. Want de gevolgen van extremer weer raken iedereen. Om hevige regenval, maar ook langdurige droogte en hitte, grondwater onder- en overlast en bodemdaling aan te pakken zijn sneller en meer ingrepen noodzakelijk in openbaar gebied en op particulier terrein. Door nu actie te ondernemen, kan schade in de toekomst worden beperkt. Tegelijk is flexibiliteit nodig om de aanpak bij te kunnen stellen op basis van nieuwe inzichten. Het Rotterdams Weerwoord richt zich vooral op maatregelen op wijkniveau. In 2019 wordt samen met de waterschappen gewerkt aan uitvoeringsafspraken.

5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.
Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders.

Het Waterschap Hollandse Delta is de waterbeheerder regionaal water. Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van de rivier en de havens. En de gemeente Rotterdam (Stadsbeheer, afdeling Water) is de rioolbeheerder.
De gemeente Rotterdam (Stadsbeheer, afdeling Water) is de rioolbeheerder. Op basis van de Keur verlenen de waterschappen vergunningen voor werken op, in en rond watergangen en waterkeringen en voor werken die de waterhuishouding beïnvloeden.

5.3 Huidige Watersysteem

5.3.1 Oppervlaktewater

Het plangebied heeft, na de aanleg van twee grote havenbekkens aan het einde van de 19e eeuw, de vorm van een schiereiland gekregen. Katendrecht wordt daardoor aan drie kanten omringd door de Rijnhaven, de Maas en de Maashaven. Het bestemmingsplangebied ligt geheel buitendijks en kent buiten de rivier en havenbekkens geen oppervlaktewater.

5.3.2 Grondwater

Voor grondwater liggen er een aantal peilbuizen in het plangebied. Deze peilbuizen meten de ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en het grondwaterpeil). Uit de peilbuizen blijkt dat de kleinste ontwateringsdiepte in het plangebied 1,45 meter is. Een afstand tussen maaiveld en grondwaterpeil van meer dan 80 centimeter betekent dat (de kans op) grondwateroverlast beperkt zal blijven. Aangezien de ontwateringsdiepte overal aanzienlijk groter is dan 80 centimeter zal niet snel grondwateroverlast in het plangebied optreden.

In de oude kern van Katendrecht zijn nog een aantal panden met houten paalfunderingen. Vanwege de lage grondwaterstand is er bij deze panden een risico op funderingsproblemen.

5.3.3 Waterkering en waterveiligheid

Het plangebied bestaat geheel uit buitendijks gebied en water. Direct ten oosten van het plangebied, ter plaatse van de Maashaven oostzijde, de Hillelaan en (de oostkant van) de Brede Hilledijk ligt een primaire waterkering. De waterkering zelf, en de beschermingszone van de waterkering, vallen voor een klein deel binnen het plangebied.

Aangezien het plangebied buitendijks is gelegen wordt hoog water niet tegengehouden door een waterkering. De kans dat een buitendijks gelegen locatie last krijgt van hoog water wordt bepaald door de terugkeertijd van hoge waterstanden in de Nieuwe Maas en de maaiveldhoogte van het plangebied ten opzichte van dat hoge water. Door de doorgaans relatief hoge ligging van het buitendijks gebied is de kans op grote waterdieptes in het algemeen klein. Bovendien gaat het overstromen van buitendijks gebied in het algemeen langzaam en is het goed voorspelbaar. De kans op verdrinking is daardoor klein. Materiele schade en maatschappelijke ontwrichting zijn beiden afhankelijk van de waterdiepte die optreedt en de functies en objecten die hier last van hebben. Enkele centimeters water in openbaar gebied hoeft niet direct schade op te leveren, maar als deze hoeveelheid water staat in een woning of bedrijf is er vaak wel schade aan het pand en de inboedel. Daarnaast ontstaat er nog schade door eventueel productieverlies. Water op een weg kan ook betekenen dat deze niet meer zichtbaar is waardoor gebieden mogelijk onbereikbaar zijn. Dit kan leiden tot maatschappelijke ontwrichting.

Er is onderzocht hoe kwetsbaar Katendrecht is voor wateroverlast door overstroming. Hieruit blijkt dat zelfs bij een zeer hoge waterstand in de rivier, met een zeer kleine kans van optreden, er in het grootste deel van Katendrecht geen water op het maaiveld staat. Bij de oudste bebouwing in katendrecht kan er maximaal 50 cm water op straat komen te staan. Dergelijke waterstanden op het maaiveld geven overlast en een grote kans op materiële schade. Maar het persoonlijk risico en de kans op maatschappelijke ontwrichting zijn gering.

5.3.4 Riolering

Het plangebied valt geheel binnen rioleringsdistrict 28 (Het Zuiden), het grootste riooldistrict van Rotterdam. Het vuilwater in dit riooldistrict wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven. In Katendrecht ligt overwegend een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het huishoudelijk afvalwater gezamenlijk met het hemelwater wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuivering. In een klein gedeelte van het plangebied ligt naast het gemengde stelsel ook een regenwaterstelsel. Binnen het plangebied zijn 8 vuilwateroverstorten aanwezig. Deze lozen allen op de havens rond het plangebied.

5.4 De Wateropgave

5.4.1 Oppervlaktewater

Het landgedeelte van het plangebied ligt buitendijks en heeft geen eigen oppervlaktewater. Het verhard oppervlak in Katendrecht zal per saldo ongeveer gelijk blijven. Omdat het gehele bestemmingsplangebied buitendijks is gelegen is er geen compensatie eis. Ook is er geen nieuw oppervlaktewater voorzien. Het water in het plangebied bestaat uit delen van twee havenbekkens en een stuk van de Nieuwe Maas.

5.4.2 Grondwater

De meeste mogelijk gemaakte ontwikkelingen betreffen herbestemming van gebouwen of sloop en nieuwbouw op eenzelfde locatie. Het verhard oppervlak wijzigt niet. Bij de ontwikkelingen Brede Hilledijk 97-99, Hillelaan Zuid en Schalm-Steiger is er wel een toename van het verhard oppervlak. Het betreft hier nieuwbouw op reeds jaren braakliggende terreinen of sloop en nieuwbouw met een groter pand. De toename verhard oppervlak is ongeveer 37.000 m2. De effecten van deze toename op het grondwater zullen beperkt zijn omdat het grondwaterstand vooral afhankelijk is van de waterstand in de Nieuwe Maas. Omdat het plangebied buitendijks ligt is er geen eis tot watercompensatie.

5.4.3 Waterkering en waterveiligheid

Het waterstaatswerk heeft (voor het kleine deel dat aan de oostkant binnen het plangebied ligt) op de verbeelding de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. De beschermingszone van het waterstaatswerk is op de verbeeling aangegeven met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Een deel van de gemengde bestemming op de zuidhoek van de Brede Hilledijk en de Hillelaan ligt binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Hier geldt een bouwverbod waarvan kan worden afgeweken mits het belang van de waterkering niet wordt geschaad.

Om inzicht te krijgen in de toekomstbestendigheid van het buitendijkse gebied ten aanzien van de waterveiligheid zijn de maaiveldhoogtes in Katendrecht vergeleken met een zeer hoge waterstand (met dezelfde kans daarop als bedoeld in subparagraaf 5.3.3). Dergelijke hoge waterstanden kunnen volgens prognoses voorkomen vanaf het jaar 2100. Daaruit blijkt dat Katendrecht met de huidige maaiveldhoogtes op de lange termijn kwetsbaar is voor hoog water. Bij nieuwe ontwikkelingen is het daarom zaak deze op een hoger peil te realiseren dan het huidige maaiveld. Om aan de provinciale veiligheidsnorm voor lokaal individueel risico te voldoen geldt voor ontwikkelingen een uitgiftepeil van ten minste 3,30 meter boven NAP. De gemeente adviseerd om buitendijks een uitgiftepeil te hanteren van 3,60 meter boven NAP (voor kwetsbare functies 3,90 meter boven NAP).

5.4.4 Riolering

De mogelijkheden voor functieverandering die het bestemmingsplan biedt kunnen leiden tot een toename van vooral het aantal woningen en een afname van niet-woonfuncties. Dit kan leiden tot een toename van de afvalwaterproductie, die echter zo beperkt zal zijn dat deze niet voor knelpunten in de huidige capaciteit in het rioolstelsel kan zorgen.

Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het scheiden van schoon en vuil water verplicht, de gemeente Rotterdam eist daarbij het verwerken van hemelwater op het eigen terrein. Als uitgangspunt geldt hierbij het bergen van 70 milimeter regenwater in een uur en 80 milimeter regenwater in een dag. Dit leidt tot vermindering van wateroverlast bij extreme neerslag, en tot minder vuilwateroverstorten. Dit komt de waterkwaliteit ten goede, en ontlast de afvalwaterzuiveringsinstallatie Dokhaven. Na bergen op eigen terrein zal het water alsnog vertraagd afgevoerd moeten worden. Het bestemmingsplan maakt echter geen nieuwbouw mogelijk, alleen functieverandering binnen de bestaande bebouwing.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen en de leefkwaliteit te verbeteren. In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's is er landelijk milieuwetgeving aanwezig. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieu Effectrapportage

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Daarbij geldt een bandbreedte. Bovendien dienen bij de afweging ook nog andere factoren te worden betrokken en dient nagegaan te worden of er significant negatieve effecten te verwachten zijn op natuurgebieden.

6.2.1 Plangebied

Toetsing bestemmingsplan aan m.e.r.-beoordelingsplicht

Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. Het bestemmingsplan Katendrecht maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Alleen functieveranderingen van niet-woonfuncties naar woningen binnen (voornamelijk de begane grond van) bestaande panden worden op een aantal locaties mogelijk gemaakt. Deze functieveranderingen waren in de vorige bestemmingsplannen ook al mogelijk en hebben geen wezenlijke impact op het milieu indien deze plaatsvinden. In het bestemmingsplan zijn dus geen activiteiten opgenomen die voorkomen op de C- of D-lijst van het Besluit m.e.r. Het bestemmingsplan is daarom niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig.


Planm.e.r.-beoordeling
Door de wijze van bestemmen van bedrijvigheid in het bestemmingsplan, waarbij op het terrein van Provimi bedrijven in milieucategorie 3.2 mogelijk wordt gemaakt, valt niet uit te sluiten dat bedrijven in de toekomst (vormvrij) m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten in het plangebied zullen gaan uitvoeren. Daarmee is het bestemmingsplan in beginsel kaderstellend voor mogelijke toekomstige m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. Daarom is er voor gekozen om dergelijke m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten boven de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. uit te sluiten door middel van een specifieke bedrijvenlijst. Voor activiteiten onder de drempelwaarden wordt met deze planm.e.r.-beoordeling onderbouwd dat er door deze activiteiten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op zullen treden. Een apart beoordelingsbesluit is bij een planm.e.r.-beoordeling niet nodig, een gemotiveerde afweging in de toelichting van het bestemmingsplan volstaat.
Binnen de bestemming 'Bedrijven-2' zijn de volgende bedrijfsactiviteiten toegestaan die voorkomen op de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (de toegestane activiteit is daarbij teruggebracht tot onder de in het Besluit aangegeven drempelwaarde): D18.7 een installatie bestemd voor de verbranding of chemische behandeling van niet gevaarlijke afvalstoffen; D20.1 een installatie voor het vervaardigen van papierpulp; D20.2 een installatie voor het vervaardigen van papier of karton; D22.1 een installatie bestemd voor de productie van elektriciteit, stoom en warm water; D28 intensieve aquacultuur van vis; D32.3 een installatie voor de oppervlaktebehandeling van metalen en plastic materiaal door middel van een elektrolytisch of chemisch procedé; D32.5 een installatie voor het vervaardigen of assembleren van automobielen; D33 een installatie voor het vervaardigen van glas en glasvezels; D34.2 een installatie voor het vervaardigen van farmaceutische producten; D35 een installatie voor het vervaardigen van dierlijke of plantaardige oliën of vetten, vismeel of visolie, conserven van dierlijke of plantaardige producten; D38.3 een suikerwarenfabriek; D39.1 een installatie voor het slachten van dieren.
De bovenstaande bedrijfsactiviteiten kunnen geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Het gaat hier niet om een nieuw bedrijventerrein, als bovengenoemde bedrijven zich vestigen is dat in plaats van andere activiteiten in dezelfde milieucategorieën. De genoemde activiteiten op de D-lijst zorgen voor minder (vracht)verkeer dan de huidige activiteiten, zodat er bij verandering ook gunstige gevolgen voor het milieu zijn. Daarnaast is het zo dat door de kleine afstand van de bedrijfsbestemming tot woningen de milieuruimte voor o.a. geluid zeer beperkt is.


Conclusie
Het bestemmingsplan is kaderstellend voor mogelijk toekomstige m.e.r.-beoordelingsplichtige besluiten. Uit de planm.e.r.-beoordeling is gebleken dat het bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt die leiden tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het opstellen van een Milieueffectrapport (MER) voor dit bestemmingsplan is daarom niet noodzakelijk gebleken.

6.3 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven en andere activiteiten. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. In het Rotterdamse beleid voor milieuzonering wordt gebruik gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.
Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.
De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.3.1 Plangebied

Bedrijven in of nabij het plangebied
Het plangebied van dit bestemmingsplan geldt in het Rotterdamse beleid als een gemengd woongebied. In deze gebieden kunnen bedrijven in milieucategorie 3 als passend worden gezien, mits deze een redelijke afstand tot de woonbebouwing hebben.

Op Katendrecht zijn twee bedrijven in een hoge milieucategorie aanwezig:

  1. a. Cordico, een graanverwerkingsbedrijf in milieucategorie 4.1;
  2. b. Provimi, een mengvoederbedrijf in milieucategorie 5.1.

Voor deze bedrijfsactiviteiten gelden indicatieve afstanden tot woningen van 200 meter (Codrico) en 500 meter (Provimi). Er zijn bestaande woningen op veel kortere afstanden van deze bedrijven gelegen. Dit is een historisch zo gegroeide situatie. De overlast die omwonenden van Provimi ervaren heeft vooral te maken met het aan- en afrijden van vrachtverkeer, en in mindere mate met het inpandige bedrijfsproces.

Codrico is buiten het plangebied van het bestemmingsplan Katendrecht gelegen. Provimi heeft een bestemming gekregen die bedrijven t/m milieucategorie 3.2 toestaat, Met een maatbestemming voor de huidige activiteit in milieucategorie 5.1. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwbouw van woningen mogelijk. Wel wordt mogelijk gemaakt dat in de buurt van Provimi en Codrico de begane grond (en bij locatie 11 alle verdiepingen) van bestaande panden wordt omgezet naar wonen. Deze transformatiemogelijkheden liggen bij Provimi verder van het bedrijf dan bestaande woningen, en bij Codrico even ver. Aangezien de huidige bedrijfsvoering voor weinig overlast zorgt op nabijgelegen bestaande woningen, vindt de gemeente de transformatiemogelijkheden (die niet dichter bij de bedrijven liggen dan bestaande woningen) acceptabel.

Ten noorden van de Brede Hilledijk ligt een strook met een aantal garagebedrijven in de milieucategoriën 2 en 3.1. Deze bedrijven liggen op meer dan 100 meter van locatie 27, zodat wordt voldaan aan de indicatieve afstand van 50 meter van een categorie 3.1 bedrijf tot nieuwe woningen.

Buiten het plangebied, ten zuiden van de Maashaven, zijn bedrijven in milieucategorie 4.2 aanwezig. De milieuzoneringsafstand van 300 meter tot woningen reikt net niet tot Katendrecht

Overige activiteiten in of nabij het plangebied
Er zijn twee overige activiteit met een grote indicatieve afstand die in de buurt van het plangebied zijn gelegen: het pretpark (in aanbouw) Speelstad (milieucategorie 4.2), en het metrostation Rijnhaven (milieucategorie 3.2) . De afstand tot woningen van 300 meter die op Speelstad van toepassing is ligt over het water van de Maashaven, en reikt niet tot de locaties waar het bestemmingsplan transformatie naar woningen toestaat. Voor metrostations geldt dat in stedelijk gebied een afstand van 50 meter tot woningen als passend wordt gezien. De dichtsbijzijnde locaties waar transformatie naar woningen mogelijk wordt gemaakt liggen op ruim 400 meter van het metrostation, zodat ruimschoots wordt voldaan aan de afstand van 50 meter.

Overige activiteiten op Katendrecht betreffen activiteiten in de milieucategoriën 1 en 2 (vaak horeca). Deze activiteiten worden in het stedelijk gebied als passend gezien naast en onder woningen.

6.3.2 Conclusie

Katendrecht is een gemengd stedelijk gebied waar bedrijven in milieucategorie 3 acceptabel te achten zijn. Bij Provimi en Codrico gaat het om bedrijven in milieucategorie 5.1 en 4.1 die al op korte afstand van bestaande woningen aanwezig waren voordat de transformatie van haven/industriegebied naar stedelijk gebied begon. De locaties waar transformatie van (de begane grond van) bestaande panden mogelijk is liggen niet dichter bij de bedrijven dan de bestaande woningen. Op basis hiervan kiest de gemeente er voor om af te wijken van de indicatieve afstanden uit de VNG-publicatie.

6.4 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder en de Luchtvaartwet. In deze wetten liggen normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg-en spoorwegverkeer en luchtvaartverkeer.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te
zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. Met betrekking tot geluid betekent het echter dat niet alleen gekeken wordt naar de geluidsbronnen genoemd in de Wet geluidhinder, maar ook naar niet wettelijke geluidsbronnen zoals scheepvaart, tramverkeer, 30 km/uur wegen, parkeervoorzieningen. Hierbij wordt het geluidniveau in beeld gebracht. In de Wet geluidhinder staan de geluidgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidhinder niet als
geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.


Rotterdams beleid
In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidbelasting (ook wel voorkeurswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidsgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.


Plangebied
Het bestemmingsplan Katendrecht maakt het mogelijk dat er op een aantal locaties (aangegeven op onderstaande kaart) in bestaande panden nieuwe woningen kunnen komen. Deze mogelijkheden om niet-woonfuncties (bijvoorbeeld een bedrijf, horeca of dienstverlening) om te zetten naar woningen worden nu geboden in de bestemmingsplannen Katendrecht-Kern en Katendrecht Zuid, en worden overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Bij bijna alle locaties gaat het alleen om de begane grond (op de verdiepingen daarboven zijn al woningen aanwezig). En bij de locaties 2 en 11 gaat het om alle verdiepingen). Het gaat in totaal om maximaal 127 woningen, die in de plaats kunnen komen van de huidige functies. Deze locaties moeten op grond van de Wet geluidhinder bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan als nieuwe geluidgevoelige objecten worden beschouwd.

In het geluidonderzoek voor het bestemmingsplan zijn behalve de op de kaart aangegeven locaties ook een aantal nieuwbouwlocaties onderzocht. Deze ontwikkelingen (het gaat om de locaties 1, 3 en 29 t/m 33) worden niet langer met dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Locatie 28 betreft Codrico, waarvoor thans een eigen bestemmingsplan wordt opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1099Katendrecht-va01_0012.jpg"

6.4.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In de onderstaande tabel is de zonebreedte aangegeven. Wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/uur geldt zijn geen zoneplichtinge wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, 30 km/uur-wegen die mogelijk een relevante geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige objecten hebben zijn in het akoestisch onderzoek meegenomen.

Tabel Breedte geluidszones langs wegen

Soort gebied Stedelijk- -gebied Buiten- -stedelijk- -gebied
Aantal rijstroken 1 of 2 3 of meer 1 of 2 3 of 4 5 of meer
Zonebreedte 200 meter 350 meter 250 meter 400 meter 600 meter

De geluidbelasting vanaf zoneplichtinge wegen

Bij nieuwe geluidgevoelige situaties is de voorkeurswaarde aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders heeft volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te stellen, tot maximaal 53 dB voor buitenstedelijke wegen en tot maxmaal 63 dB voor binnenstedelijke wegen. De onderbouwing van dit voornemen, het ontwerpbesluit, wordt tegelijkertijd met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidberekeningen uitgevoerd. De uitkomsten van het akoestisch onderzoek naar wegverkeer zijn aangegeven in de onderstaande tabel.

Tabel Maximale geluidbelasting op de nieuwe geluidgevoelige situaties per zoneplichtige weg
NB: Locatie 2 ligt niet binnen de toetsingszones van zoneplichtige wegen.

Locatie Weg Rekenpunt Hoogte rekenpunt [m] Hoogste berekende geluidsbelasting [dB] Hogere waarden [dB]
4 t/m 11, 13-15, 18-19 en 23 alle alle alle 48 of < geen
12 Tolhuislaan 5-7 1,5 52 52
overige alle alle 48 of < geen
16 Brede Hilledijk 4 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
17 Brede Hilledijk 1-2 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
20 Brede Hilledijk 4 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
21 Brede Hilledijk 1-2 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
22 Brede Hilledijk 1-4 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
24 Brede Hilledijk 1-2 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
25 Brede Hilledijk 2 1,5 58 58
overige alle alle 48 of < geen
26 Brede Hilledijk 6-7 1,5 56 56
overige alle alle 48 of < geen
27 Brede Hilledijk 6 1,5 58 58
overige alle alle 48 of < geen

Uit de tabel blijkt dat de geluidbelasting op 14 locaties vanwege alle voor deze locaties relevante zoneplichtige stedelijke wegen aan de voorkeurswaarde (48 dB) voldoet. Het betreft hierbij locaties 4 t/m 11, 13 t/m 15, 18-19 en 23. Op de overige 10 onderzochte locaties wordt de voorkeurswaarde (48 dB) overschreden vanwege één of meerdere wegen. De maximaal toelaatbare geluidbelasting vanwege een stedelijke weg voor woningen (63 dB) wordt daarbij niet overschreden.

De geluidbelasting vanaf 30 km/uur-wegen

Wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur zijn geen geluidbronnen waarop de Wet geluidhinder van toepassing is. Omdat 30 km/uur-wegen voor een hoge geluidbelasting op de gevel kunnen zorgen is het bij het komen tot een goede ruimtelijke ordening van belang dat de geluidbelasting vanaf deze wegen op de gevels van nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten wordt meegewogen. Uit indicatief onderzoek is gebleken dat de geluidbelastingen als gevolg van 30km/uur-wegen met maximale verkeersintensiteiten van 600 motorvoertuigen/etmaal bij klinkers, 900 motorvoertuigen/etmaal bij klinkers in keperverband en 1400 motorvoertuigen/etmaal bij asfalt over het algemeen kleiner dan of gelijk aan 53 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh) zijn. Met de DCMR is in maart 2009 afgesproken dat dergelijke wegen niet in een geluidonderzoek betrokken hoeven te worden. Bij de nieuwe geluidgevoelige objecten die het bestemmingsplan Katendrecht mogelijk maakt is er één relevante 30km/uur-weg, het westelijk deel va de Tolhuislaan. De maximale berekende geluidbelasting vanaf de Tolhuislaan is 51 dB op de locaties 4, 5 en 6. Deze lage geluidbelasting wordt door de gemeente zonder meer als acceptabel gezien.

6.4.2 Railverkeer

De metrolijn D/E, direct ten oosten van het plangebied gelegen, heeft op grond van de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder een wettelijke geluidzone van 100 meter. De dichtst bij de metrolijn gelegen locatie (locatie 25) ligt op een afstand van bijna 400 meter. Omdat de locaties waar nieuwe woningen mogelijk worden gemaakt ruim buiten de geluidzone van 100 meter liggen is railverkeer geen relevante geluidbron voor het bestemmingsplan.

6.4.3 Industrielawaai

In het Rijnmondgebied zijn reeds in de jaren 90 rond meerdere industrieterreinen waarop de zogenaamde grote lawaaimakers zich bevinden een geluidcontour van 50 dB(A) vastgesteld. Deze vastgestelde geluidcontour mag door de op het industrieterrein gelegen bedrijven niet worden overschreden. Het gebied tussen de grens van het industrieterrein en de daaromheen vastgestelde 50 dB(A)-geluidcontour is de geluidzone. Een groot deel van het plangebied bevindt zich binnen de geluidzone van het industrieterrein “Waal- en Eemhaven”. Tevens ligt het gehele plangebied binnen de geluidzone van het industrieterrein “Maas- en Rijnhaven”. Deze twee industrieterreinen zijn derhalve voor het bestemmingsplan Katendrecht relevante geluidbronnen. Voor het industrieterrein Maas- en Rijnhaven zijn door de DCMR twee rekenmodellen aangeleverd, op 20 april 2021: model 5A waarin de geluidemissies van de bedrijven Provimi en Codrico zijn opgenomen, en model 5B met alleen de geluidemissie van Provimi. Bij het bestemmingsplan Katendrecht wordt uitgegaan van de uitkomsten van de berekening die met model 5A is uitgevoerd.

In de onderstaande tabel is per locatie de maximale berekende geluidbelasting op de gevel veroorzaakt door de industrieterreinen Waal- en Eemhaven en Maas- en Rijnhaven aangegeven.

Tabel Maximaal berekende etmaalwaarden industrielawaai

Locatie Industrieterrein Rekenpunt Hoogte rekenpunt [m] Hoogste berekende geluidsbelasting [dB(A)] Hogere waarden [dB](A)
2 Maas- en Rijnhaven 2 7,5 52 52
Waal- en Eemhaven 1-3 1,5-7,5 51 51
3 t/m 10 beide alle alle 50 of < geen
11 Maas- en Rijnhaven 2-5 7,5-10,5 52 52
Waal- en Eemhaven alle alle 50 of < geen
12 t/m 14 beide alle alle 50 of < geen
15 Maas- en Rijnhaven 3 1,5 54 54
Waal- en Eemhaven alle alle 50 of < geen
16 t/m 27 beide alle alle 50 of < geen

Uit de berekening van het industrielawaai blijkt dat op locatie 2 de voorkeurswaarde van 50 dB(A) door zowel het industrieterrein Maas- en Rijnhaven als het industrieterrein Waal- en Eemhaven wordt overschreden. Op de locaties 11 en 15 wordt de voorkeurswaarde overschreden door het geluid vanaf het industrieterrein Maas- en Rijnhaven. Op de andere locaties is de geluidbelasting door industrie kleiner of gelijk aan de voorkeurswaarde.

6.4.4 Scheepvaartlawaai

De westkant van het plangebied ligt langs de Nieuwe Maas en de mondig van de Maashaven. De schepen die daar varen kunnen de omgeving belasten met geluidhinder. Voor het aspect scheepvaartlawaai bestaat geen wettelijk kader. Bij het formuleren van het beoordelingskader wordt daarom uitgegaan van een streefwaarde van 55 dB die overeenkomt met de voorkeurswaarde van spoorweglawaai. Deze waarde wordt gehanteerd vanwege de overeenkomst in de dosis-effectrelatie zoals die tussen railverkeerslawaai en scheepvaartlawaai bestaat. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de geluidbelasting door scheepvaart meegewogen bij het vaststellen van hogere waarden voor wettelijke geluidbronnen. De hoogste berekende geluidbelasting door scheepvaart is 55 dB, op de locaties 2 en 11.

6.4.5 Afgemeerde schepen

Het geluid afkomstig van afgemeerde schepen in de Maas- en Rijnhaven, de Waal- en Eemhaven en aan de Parkkade op de gevels van de nieuwe woningen is voor dit bestemmingsplan een relevante geluidbron. Dit geluid wordt nestgeluid genoemd. Voor het geluid afkomstig van schepen bestaat geen wettelijk kader. Het is echter wel een geluidbron die in het kader van een goede ruimtelijke ordening in overweging moet worden genomen bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen. Onder de Omgevingswet wordt de benodigde geluidwering van de gevels bepaald aan de hand van het gezamenlijke (gecumuleerde) geluid; dit is het energetisch opgetelde geluid van alle relevante wettelijke geluidbronnen (weg, rail, industrie en nestgeluid).

De geluidsbelasting van afgemeerde schepen op de locaties waar het bestemmingsplan Katendrecht nieuwe woningen mogelijk maakt is berekend. Op de aan de Maashaven gelegen locaties 2, 23 en 25 zijn hoge geluidbelastingen door afgemeerde schepen berekend, respectievelijk 63 dB, 60 dB en 58 dB. Het geluid door afgemeerde schepen is op deze locaties aanzienlijk hoger dan het geluid van andere geluidbronnen. Het gecumuleerde geluid van alle geluidbronnen is op deze locaties 1 á 2 dB hoger dan het geluid van afgemeerde schepen alleen. Dit betekent dat als de Omgevingswet in werking is er voor deze locaties een aanzienlijk hogere geluidwering van de gevels nodig is om aan de vereiste binnenwaarde van geluid te voldoen, als deze locaties worden getransformeerd van de huidige niet-geluidgevoelige functies naar woningen. In de als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegde 'Memo - Nestgeluid bestemmingsplan Katendrecht' is aangegeven hoeveel geluidwering van de gevels er per locatie nodig is. Een geluidbelasting van 63 dB is relatief hoog, maar in stedelijk gebied geen zeldzaamheid. De gemeente ziet in deze geluidbelasting geen reden om op deze locatie niet langer de realisatie van woning toe te staan.

6.4.6 Conclusie

Het in een bestemmingsplan mogelijk maken van nieuwe geluidgevoelige objecten, en daarmee samenhangend het vaststellen van hogere waarden (het toestaan van een hogere maximale geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidsgevoelige objecten), moet worden gemotiveerd. Bij deze motivering moeten de volgende aspecten worden betrokken:

  • De hoogte van de geluidbelasting vanaf zoneplichtige geluidbronnen (waarbij een toets aan de normen van de Wet geluidhinder plaatsvindt);
  • De hoogte van de geluidbelasting vanaf niet zoneplichtige geluidbronnen (30 km/uur wegen en tramlijnen);
  • De gecumuleerde geluidbelasting;
  • Maatregelen aan de geluidbron, overdrachtsmaatregelen en maatregelen ter plaatse van de geluidsbelaste locatie;
  • De regel uit het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder dat nieuwe woningen in principe over een geluidluwe gevel moeten beschikken (een gevel waarop de gecumuleerde geluidsbelasting niet hoger is dan 53 dB voor wegverkeer, 55 dB voor railverkeer en 50 dB(A) voor industrie).

Cumulatie geluidsbronnen

Wanneer nieuwe geluidgevoelige locaties in verschillende geluidzones liggen en de voorkeurswaarde vanwege meer dan één bronsoort wordt overschreden, moet de geluidbelasting worden gecumuleerd. Dit betekent dat de geluidbelastingen van verschillende bronnen (wegen, spoorwegen en industrie) bij elkaar worden opgeteld. Als er verschillende bronnen zijn die elk een hoge geluidbelasting op de gevel veroorzaken, dan kan de gecumuleerde geluidbelasting aanzienlijk hoger zijn dan de geluidbelasting vanaf de geluidbron met de hoogste bijdrage. De gecumuleerde geluidbelasting moet worden betrokken bij de afweging die het college maakt bij het vaststellen van hogere waarden. Uit het geluidonderzoek blijkt dat er geen locaties zijn waar de voorkeurswaarden van zowel wegverkeer als industrie worden overschreden. Er is wel sprake van cumulatie van industrielawaai met de (niet wettelijke) geluidbronnen nestgeluid en het geluid van varende schepen (de locaties 2 en 11), en op locatie 25 is sprake van cumulatie van wegverkeer en nestgeluid. Op de locaties 2 en 25 is de gecumuleerde 1 á 2 dB hoger dan het nestgeluid van afgemeerde schepen alleen. De gemeente ziet in dit kleine verschil geen reden om tot een ander oordeel over het vaststellen van een hogere waarde voor industrielawaai (locatie 2) en wegverkeer (locatie 25) te komen. Bij locatie 11 is sprake van cumulatie van industrielawaai, nestgeluid en scheepvaartlawaai. De gecumuleerde geluidbelasting is 60 dB(A), 4 dB hoger dan de geluidbelasting van nestgeluid alleen. De gecumuleerde geluidbelasting is daarmee aanmerkelijk hoger dan de geluidbelasting vanwege de geluidbron met de hoogste geluidbelasting. Maar een geluidbelasting van 60 dB(A) wordt door de gemeente als passend in stedelijk gebied gezien. De gemeente kiest er daarom voor om op deze locatie woningen mogelijk te blijven maken, en daarom de hoogste berekende geluidbelasting vanwege industrie als hogere waarde vast te stellen.

Maatregelen

Voordat kan worden besloten de hoogste berekende geluidbelastingen als hogere waarden vast te stellen, moet eerst worden bekeken of er door het treffen van maatregelen aan de voorkeurswaarden kan worden voldaan, danwel de geluidskwaliteit kan worden verbeterd. In het akoestisch onderzoek is aangegeven welke maatregelen overwogen kunnen worden.

Wat betreft maatregelen aan de geluidbron zijn stillere wegdekken, snelheidsverlaging en vermindering van vrachtverkeer denkbaar. Op de Brede Hilledijk/Tolhuislaan ten westen van de aansluiting op de Veerlaan is al een stiller asfalttype (dunne geluidreducerende deklaag) toegepast. Dit zijn de wegen die voor de hoogste geluidbelasting door wegverkeer zorgen. Het (verder) toepassen van stiller asfalt is, omdat dit voor een beperkte geluidvermindering op de gevels zorgt en omdat het om een beperkt aantal verspreid liggende nieuwe woningen door transformatie gaat, niet doelmatig. Ook het beperken van de maximumsnelheid van 50 km/uur naar 30 km/uur is om deze redenen niet doelmatig. Omdat de wegen op Katendrecht geen doorgaande wegen zijn gaat er relatief weinig vrachtverkeer over deze wegen, het verminderen daarvan is niet reëel.

Bij overdrachtsmaatregelen gaat het om geluidschermen. Geluidschermen langs stedelijke wegen zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt geen optie.

De voorkeurswaarde voor industrie van 50 dB(A) wordt door het industrieterrein Maas- en Rijnhaven overschreden op de locaties 2, 11 en 15. Door het industrieterrein Waal- en Eemhaven wordt de voorkeurswaarde alleen overschreden op locatie 2. Voor beide industrieterreinen zijn al saneringsprogramma's vastgesteld en uitgevoerd. Daarin zijn vrijwel alle mogelijke bronmaatregelen onderzocht en uitgevoerd. In theorie zijn als overgangsmaatregel (hoge) geluidschermen denkbaar, lang de industrieterreinen of nabij de nieuwe geluidgevoelige objecten. Dit is echter vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk, en bovendien niet doelmatig en financieel niet haalbaar.

Geluidluwe gevel

Een van de belangrijkste criteria in het beleid dat de gemeente Rotterdam heeft voor het vaststellen van hogere toegestane geluidbelastingen op de gevel van een woning is dat elke nieuwe woning in principe over tenminst één geluidluwe gevel moet beschikken. Een geluidluwe gevel is een gevel waarop de gecumuleerde geluidsbelasting niet hoger is dan 53 dB voor wegverkeer, 55 dB voor railverkeer en 50 dB(A) voor industrie, dit geldt als een geluidniveau waarbij men in het algemeen buiten kan zitten of het raam open kan laten staan zonder dat de geluidbelasting als hinderlijk wordt ervaren.

Op de meeste locaties is de geluidbelasting van het wegverkeer zo laag dat alle gevels geluidluw zijn vanwege wegverkeer. Bij de locaties 12, 25 en 26 zijn een beperkt aantal rekenpunten niet geluidluw. Op deze locaties kan eveneens voldaan worden aan het ontheffingsbeleid, door bij de indeling van de woning rekening ervoor te zorgen dat er minimaal een slaapkamer aan een geluidluwe gevel ligt. Op de locaties 27, 29 is een groot deel van de rekenpunten niet-geluidluw. Als er concrete plannen zijn voor transformatie naar woningen dan is het nodig om op woningniveau nogmaals te analyseren of voldaan wordt aan het ontheffingsbeleid.

Bij de locaties 2, 11, 12, 15, 23 en 24 zijn er niet-geluidluwe gevels vanwege industrielawaai. Bij de locaties 2, 11 en 15 is een groot deel van de rekenpunten niet-geluidluw. Ook voor deze locaties geldt dat, als er concrete plannen zijn voor transformatie naar woningen, het nodig om op woningniveau nogmaals te analyseren of voldaan wordt aan het ontheffingsbeleid.

Afweging

Maatregelen om de geluidbelasting te beperken ziet de gemeente niet als reële mogelijkheid, gezien de hoge kosten in relatie tot het relatief beperkte aantal woningen. En vanwege de stedenbouwkundige, verkeerskundige en technische beperkingen die de bovengenoemde maatregelen met zich meebrengen.

Het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder schrijft voor dat nieuwe woningen in principe over ten minste één geluidsluwe gevel, en indien van toepassing een geluidluwe buitenruimte, dienen te beschikken. Bij de locaties 2, 11, 15, 27 en 29 is vanwege de hoge geluidbelasting door industrie en/of wegverkeer extra aandacht nodig om bij transformatie naar woningen te voldoen aan het ontheffingsbeleid. Bij alle locaties (nieuwe geluidgevoelige objecten volgens de Wet geluidhinder) gaat het om (de begane grond van) bestaande panden, waarnaast en waarboven woningen aanwezig zijn. De geldende bestemmingsplannen staan ook bij de genoemde locaties toe dat deze ruimten worden gebruikt als woningen. Omdat de gemeente woningen op deze locaties passen vindt en om de bestaande rechten in stand te houden zullen burgemeester en wethouders de berekende geluidbelastingen vanwege wegverkeer en industrie, zoals die hierboven in paragraaf 6.4 zijn aangegeven, als hogere waarden vaststellen. Deze hogere waarden worden verleend onder de voorwaarde dat elke woning over ten minste één geluidsluwe gevel beschikt. Alle locaties hebben in het bestemmingsplan Katendrecht de bestemming 'Gemengd-1' gekregen. In de regels van die bestemming is vastgelegd dat woningen waarvoor hogere waarden zijn vastgesteld uitsluitend zijn toegestaan als wordt voldaan aan de in het besluit hogere waarden opgenomen voorwaarden. Het besluit hogere waarden is als bijlage 3 in de toelichting opgenomen.

6.5 Luchtkwaliteit

Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen. Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:

  • er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
  • het plan niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de luchtvervuiling;
  • de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.


Rotterdams beleid

Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.
Rotterdam kent een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.

6.5.1 Plangebied

In en rondom Katendrecht wordt zowel in de huidige situatie als in de voorzienbare toekomst (tot 2030) aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit voldaan. De locaties waar nieuwe woningen mogelijk zijn liggen dus niet binnen contouren langs wegen waar de grenswaarden van 40 microgram per m3 worden overschreden. Daarmee wordt voldaan aan het Rotterdamse beleid om geen nieuwe woningen te realiseren in gebieden waar de grenswaarden worden overschreden. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe scholen en kinderdagverblijven mogelijk binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg.

Het bestemmingsplan Katendrecht maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel is er binnen de gemengde bestemmingen een uitwisseling van functies binnen bestaande panden mogelijk. In bijna alle gevallen gaat het daarbij om de mogelijkheid om op de begane grond een niet-woonfunctie (detailhandel, dienstverlening, bedrijven, kantoren of een maatschappelijke functie) te vervangen door een woning (of een andere niet-woonfunctie). Er zijn geen concrete plannen voor functiewijzigingen binnen de bestaande panden. Verwacht mag worden dat zich in de loop der jaren een aantal functiewijzigingen voor zullen doen, en dat daarbij sprake zal van een kleine toename of afname van het verkeer. Per saldo zal het verkeer door functiewijzigingen ongeveer gelijk blijven.

6.5.2 Conclusie

Het bestemmingsplan Katendrecht zorgt niet of nauwelijks voor extra verkeer, daardoor zal niet of niet in betekenende mate worden bijgedragen aan de genoemde concentraties. Ook worden de wettelijke grenswaarden niet overschreden. Er wordt derhalve voldaan aan de luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Aan het gemeentelijk beleid met betrekking tot luchtkwaliteit wordt eveneens voldaan. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan Katendrecht.

6.6 Bodem

De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal. Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.

6.6.1 Plangebied

De Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Wat algemene bodemkwaliteit betreft is het plangebied onderverdeel in twee gebieden. In Oud-Katendrecht (tussen de Brede Hilledijke - Tolhuislaan en de Veerlaan - Katendrechtsestraat/laan) is de contactzone (de bovenste 1 meter van de bodem) matige verontreinigd. De bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld is in dit gebied eveneens matig verontreinigd. In de rest van Katendrecht is de contactzone zeer licht verontreinigd, en is de bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld licht verontreinigd.

Het bestemmingsplan maakt bij een aantal panden een omzetting van het gebruik van de begane grond naar wonen mogelijk. Bij een dergelijke verandering van gebruik vinden er geen werkzaamheden in de bodem plaats. De bodemkwaliteit vormt dus geen belemmering voor deze ontwikkelingen. Wel dient in de bouwplanfase te worden nagegaan of de bodemkwaliteit van de bijbehorende tuinen geschikt is voor de woonfunctie.

6.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Vervoerders van gevaarlijke stoffen over de Rijksinfrastructuur (weg, spoorweg en water) moeten gebruik maken van het Basisnet, het hiervoor landelijk aangewezen netwerk. De wetgeving over het Basisnet is vastgelegd in een stelsel van wetten en regels die samen de “Wet Basisnet” worden genoemd. Voor de ruimtelijke ordening in relatie tot het Basisnet zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet van belang. Er is aparte wetgeving voor vuurwerk en explosieven voor civiel gebruik. Voor de oevers van de Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas heeft de provincie heeft in artikel 11 van haar Verordening Ruimte een veiligheidszone van 25 meter vastgesteld, waarin geen bebouwing is toegestaan. Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid

De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

Plangebied

Voor het bestemmingsplan Katendrecht is één risicobron relevant. Dit betrerft het transport van gevaarlijke stoffen per schip over de Nieuwe Maas. De op Katendrecht gelegen bedrijven Provimi en Codrico zijn risicobronnen. Uit de milieuvergunningen van deze bedrijven blijkt echter dat er vanuit deze bedrijven geen externe veiligheidsrisico's uitgaan naar de omgeving.

6.7.1 Transport gevaarlijke stoffen over water

Plaatsgebonden risico

Over de Nieuwe Maas is ter hoogte van het plangebied uitsluitend sprake van binnenvaart. Dit deel van de rivier is aangeduid als een zogenaamde zwarte route, wat wil zeggen dat de 10-6-plaatsgebonden risicocontour van de vaarroute alleen over het water van de Nieuwe Maas ligt. Het plaatsgebonden risico van het transport van gevaarlijke stoffen over de rivier vormt dus geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen op het land.

Groepsrisico

Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen 200 meter vanaf de rand van de vaarweg moet het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen worden berekend. De ontwikkellocaties Schalm-Steiger en Fenixloods II vallen binnen deze afstand tot de rivier. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico van de maatgevende kilometer vaarweglengte minder dan 0,001 maal de oriëntatiewaarde bedraagt, een zeer laag groepsrisico. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt hebben nagenoeg geen invloed op het groepsrisico.

Plasbrandaandachtsgebied en veiligheidszone

Langs de Nieuwe Maas is een plasbrandaandachtsgebied gelegen met een breedte van 25 meter vanaf de oever. Een plasbrand wil zeggen dat er bij een ongeval met een schip dat brandbare vloeistoffen vervoerd een plas van deze stof op het water komt te drijven en in brand vliegt. Als deze brandende vloeistof tegen de oever drijft kan schade ontstaan aan de langs de rivier aanwezige bebouwing. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het plasbrandaandachtsgebied moet de gemeente verantwoorden waarom op die locatie wordt gebouwd.

In de Omgevingsverordening van de provincie Zuid-Holland is een veiligheidszonering voor de oevers van de Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg opgenomen (artikel 6.21). In verband met de risico's van het vervoer van gevaarlijke stoffen over het water moet, langs de Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas, een zone van 25 meter worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing. In het gebied tussen de 25 en 40 meter vanaf de kade is nieuwe bebouwing slechts mogelijk als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang én is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.

Tussen de Rijnhaven en de Maashaven ligt Katendrecht aan de Nieuwe Maas, en zijn het plasbrandaandachtsgebied en de provinciale veiligheidszones van toepassing. Het bestemmingsplan Katendrecht voorziet niet in nieuwbouw binnen deze zones.

6.7.2 Conclusie

Het gemeentelijke Beleidskader Groepsrisico gaat bij het verantwoorden van het groepsrisico uit van drie categorieën. Een groepsrisico kleiner of gelijk aan 0,3 maal de oriëntatiewaarde valt in de categorie 'licht', een groepsrisico tussen de 0,3 maal de oriëntatiewaarde en de oriëntatiewaarde valt in de verantwoordingscategorie 'midden' en boven de oriëntatiewaarde geldt de beoordelingscategorie 'zwaar'.

Het groepsrisico vanwege het transport te water is zeer laag (0,001 maal de oriëntatiewaarde), zodat met een lichte verantwoording van het groepsrisico kan worden volstaan. Dit lage groepsrisico wordt door de gemeente Rotterdam verantwoord geacht, mede omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt en daardoor geen effect heeft op de hoogte van het groepsrisico.

6.8 Natuur

Per 1 januari 2017 heeft de Wet natuurbescherming (Wnb) onder meer de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet vervangen. De Wet natuurbescherming is de Nederlandse implementatie van het Europese natuurbeleid zoals vastgelegd in de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en in de verdragen van Bern en Bonn.

De Wet natuurbescherming heeft de volgende doelstellingen; -het behouden en ontwikkelen van natuur, - het behouden en herstellen van de biodiversiteit, -het duurzaam kunnen blijven inzetten van natuur voor ecosysteemdiensten en -het realiseren van samenhangend beleid gericht op het behoud van waardevolle landschappen vanwege hun maatschappelijke functies. De Wet natuurbescherming verwezenlijkt bovenstaande doelen via; actieve natuurbescherming, gebiedsbescherming, soortbescherming en algemene zorgplicht voor natuur.

Actieve natuurbescherming volgt uit de door de EU aan haar lidstaten opgelegde verplichting zorg te dragen voor een goede stand van de natuur. Op provinciaal niveau is dit onderdeel van de Wet natuurbescherming nog niet uitgewerkt.

De Wet natuurbescherming kent geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient te worden gemotiveerd dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de Wet natuurbescherming. Het begrip 'aanvaardbaar' betekent dat bij de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt of een ontheffing mogelijk is. Bij vaststelling van het (ontwerp) bestemmingsplan dient deze toetsing aan de Wet natuurbescherming in principe afgerond te zijn. Echter het bestemmingsplan kijkt 10 jaar vooruit, en het is nog niet bekend wanneer de mogelijk gemaakte ontwikkelingen ook daadwerkelijk plaats gaan vinden. Uitgebreid onderzoek naar flora en fauna wordt in dit stadium bij een gebiedsbestemmingsplan daarom geen redelijke inspanning geacht.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een bestaande bestemming of bij een veranderende bestemming (bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw of renovatie) moet voorafgaand aan de werkzaamheden flora en faunaonderzoek worden uitgevoerd naar de effecten van de betreffende ontwikkeling op beschermde flora en fauna.

6.8.1 Gebiedsbescherming

De Wet natuurbescherming is één van de belangrijkste kaders voor gebiedsbescherming van natuurwaarden. Deze wet regelt de bescherming van gebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Wanneer in of in de nabijheid van een dergelijk gebied een activiteit plaatsvindt die leidt tot nadelige effecten op de natuurdoelstellingen van het gebied, dan dient hiervoor een vergunning te worden aangevraagd.

Natura 2000

Daarnaast bestaan gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur); deze gebieden worden beschermd via het ruimtelijk ordeningsrecht (Barro en/of provinciale structuurvisies en bestemmingsplannen). De meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden zijn de Oude Maas (op circa 6,2 kilometer afstand tot het bestemmingsplangebied) en Boezems Kinderdijk (op circa 9,7 kilometer afstand). Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitats liggen op een afstand van tenminste 20 kilometer tot het bestemmingsplangebied. Het meest nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft het Krammer-Volkerak. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk, daarom is er op voorhand geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden.

Stikstofdepositie

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Functieverandering binnen (de begane grond van) bestaande panden wordt wel mogelijk gemaakt. Als er tot functieverandering wordt overgegaan zal het waarschijnlijk gaan om de omzetting van niet-woonfuncties naar woningen. Als deze nieuwe woningen gasloos worden geraliseerd (wat waarschijnlijk is) dan zorgt dit voor een vermindering van de stikstofuitstoot. De hoeveelheid verkeer zal door de functieveranderingen per saldo ongeveer gelijk blijven. Dit betekent dat er geen (significante) stikstofdepositie zal worden veroorzaakt door het bestemmingsplan, en dat een passende beoordeling niet vereist is. Het bestemmingsplan is daarmee uitvoerbaar.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de voormalige ecologische hoofdstructuur van het Rijk en de provincies. Het meest nabijgelegen onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de Nieuwe Maas, voor een klein deel gelegen binnen het plangebied. De Nieuwe Maas heeft als beheertype N02.01 Rivier. Het meest dichtbijgelegen landdeel van het NNN bevindt zich op circa 2 kilometer ten oosten van het bestemmingsplangebied, dit betreft het gebied De Esch. Het meest nabijgelegen Belangrijk Weidevogelgebied is de Polder Schieveen, op circa 6,9 kilometer ten noord-noordwesten van het bestemmingsplangebied. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen binnen NNN-gebieden en Belangrijke Weidevogelgebieden. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt hebben op voorhand geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van deze gebieden.

6.8.2 Soortbescherming

Ook het aspect 'soortbescherming' vindt sinds 1 januari 2017 zijn wettelijk kader in de Wet natuurbescherming; deze wet beschermt de in deze wet aangemerkte soorten planten en dieren, ongeacht waar die zich bevinden. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd en zijn de soorten onderverdeeld in twee groepen:

  • strikt beschermde soorten, volgend uit de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • alle overige beschermde soorten, waaronder die uit de Rode Lijst.

Het bestemmingsplan Katendrecht maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Op een aantal locaties is functieverandering binnen de (begane grond van) bestaande bebouwing mogelijk. De kans dat een dergelijke functieverandering een effect heeft op beschermde soorten is klein. Als een functieverandering gepaard gaat met bouwwerkzaamheden moet voorafgaan daaraan worden onderzocht of er sprake kan zijn van een effect op beschermde soorten.

Hoofdstuk 7 Handhaving

In veel gevallen zijn illegale bebouwing en gebruik voor de gemeente niet direct kenbaar. Veelal komt de gemeente daar achter nadat door belanghebbenden is geklaagd over overlast. Inspectie ter plaatse en raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan leert pas dan of er sprake is van strijd met de gegeven bestemming en of daartegen kan worden opgetreden.

Op grond van gemeentebeleid, neergelegd in het “Handhavingsbeleidsplan Toezicht Gebouwen” uit 2009 wordt bij de huidige aanpak eerst gekeken of het gebruik/bouwwerk kan worden gelegaliseerd. Als legalisatie niet mogelijk of wenselijk is, zal de overtreder doorgaans met een dwangsom worden gesommeerd om binnen een bepaalde periode een einde te maken aan de overtreding.

Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan Katendrecht maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Wel zijn enkele gemengde bestemmingen met mogelijkheden tot functieverandering binnen (de begane grond van) bestaande panden uit de oude (thans geldende) bestemmingsplannen overgenomen. Het overnemen van deze bestaande rechten heeft geen financiële gevolgen voor de gemeente. Het bestemmingsplan Katendrecht is gezien het bovenstaande financieel uitvoerbaar. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Participatie

Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, zal een ieder gedurende zes weken, in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze in te dienen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal een informatieavond georganiseerd worden waar een ieder vragen kan stellen met betrekking tot het terinzageliggende ontwerpbestemmingsplan.

9.2 Vooroverleg

In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan in 2019 toegezonden aan de onderstaande vooroverlegpartners. Het destijds toegezonden concept ontwerpbestemmingsplan maakte een aantal grote ontwikkelingen mogelijk (hoogbouw met woningen op de verdiepingen en in de plint toevoeging van een fors programma aan detailhandel en ook andere functies waaronder kantoren), een aantal van de onderstaande reacties hebben betrekking op deze ontwikelmogelijkheden. Het ontwerpbestemmingsplan maakt echter geen geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen meer mogelijk.

  1. 1. GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM;
  2. 2. WSHD, Waterschap Hollandse Delta;
  3. 3. BOOR, Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam;
  4. 4. VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  5. 5. MRDH, Metropoolregio Rotterdam Den Haag;
  6. 6. HbR, Havenbedrijf Rotterdam;
  7. 7. Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  8. 8. WBR, Warmtebedrijf Rotterdam, beheerder warmtetransportnetwerk;
  9. 9. ProRail, beheerder spoorwegnetwerk;
  10. 10. K.P.N. Telecom;
  11. 11. Monet, vereniging van mobiele netwerkoperators;
  12. 12. NGU, N.V. Nederlandse Gasunie;
  13. 13. LVNL, Luchtverkeersleiding Nederland;
  14. 14. Evides, bedrijf voor distributie drinkwater;
  15. 15. Pipeline Control, beheerder pijpleidinginstallaties;
  16. 16. Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  17. 17. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;
  18. 18. Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  19. 19. RWS, Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland.

Een inhoudelijke reactie is ontvangen van de hieronder genoemde vooroverlegpartners.

9.2.1 Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

1. Detailhandel

Het uitgangspunt van het provinciale detailhandelsbeleid is dat nieuwe detailhandel primair gevestigd wordt binnen of aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken, of binnen een nieuwe wijkgebonden concentratie in een nieuwe woonwijk. Daarbuiten kan alleen (onder voorwaarden) ruimte worden geboden aan perifere detailhande, kleinschalige detailhandel en afhaalpunten. Het concept ontwerpbestemmingsplan maakt een omvangrijke detailhandelsconcentratie in Katendrecht Pols-noord mogelijk. Als argumentatie geeft de gemeente daarvoor de volgende redenen: Gezien de grote toevoeging van woningen zal de aanwezige detailhandel in dagelijkse goederen daarvoor ontoerijkend zijn. De gemeente heeft de ambitie om Pols-noord samen met de Koip van Zuid (Wilhelminapier) en de Rijnhaven-ontwikkeling als het zuidelijk deel van het stadscentrum te ontwikkelen. Met daarbij in Pols-noord een nieuwe winkelconcentratie als onderdeel van de detailhandelsstructuur in het centrum. De drie geldende bestemmingsplannen voor Katendrecht bevatten meer detailhandelsmogelijkheden dan het nieuwe bestemmingsplan Katendrecht mogelijk maakt.

De provincie vindt de motivatie voor te toevoeging van detailhandel voor dagelijkse boodschappen onvoldoende. Met de redenatie dat het centrum op twee oevers betekent dat detailhandel die in het kernwinkelgebied thuis hoort ook is toegestaan in de Kop van Zuid/Katendrecht-Pols kan de provincie niet meegaan. De grote hoeveelheid nieuwe detailhandel die het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt in strijd gezien met het provinciaal beleid. Niet gerealiseerd detailhandelsprogramma verschuiven naar Pols-noord wordt door de provincie als nieuwe detailhandel gezien en is daarmee geen optie.

Reactie

Het bestemmingsplan Katendrecht heeft een aantal jaren stilgelegen, in afwachting van meer duidelijkheid over de verschillende ontwikkelingen die in Katendrecht spelen en in afwachting van de uitkomst van de gesprekken die met de provincie en de detailhandelscommissie zijn gevoerd over detailhandel in Pols-noord in samenhang met de Kop van Zuid (Wilhelminapier) en de Rijnhaven-ontwikkeling. Mede met oog op de inwerkingtreding van de Omgevingswet is echter in 2022 besloten om het bestemmingsplan Katendrecht af te ronden als een conserverend bestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Detailhandel is alleen mogelijk gemaakt waar dit aanwezig of vergund is (met uitzondering van de detailhandelsbestemming op de locatie waar de supermarkt aanwezig was die tijdelijk naar de zuidkant van de Brede Hilledijk is verplaatst). Daarmee maakt het ontwerpbestemmingsplan Katendrecht aanzienlijk minder detailhandel mogelijk dan op basis van de drie geldende bestemmingsplannen gerealiseerd kan worden. Het blijft de ambitie van de gemeente om een detailhandelsconcentratie te ontwikkelen in Pols-noord c.a., daarover blijft de gemeente in een breder kader in gesprek met de provincie.

2. Kantoren

Het uitgangspunt van het provinciaal beleid is dat nieuwe kantoren alleen worden toegelaten binnen concentratielocaties voor kantoren en binnen scienceparken, Katendrecht is niet een van deze gebieden. In de regels van het bestemmingsplan wordt binnen verschillende bestemmingen ruimte geboden voor de realisatie van zelfstandige kantoren. De gemeente geeft aan dat het bestemmingsplan conform het provinciaal beleid niet voorziet in grootschalige nieuwbouw van kantoren, niet groter dan 1.000 m2 per kantoor. In de regels van het bestemmingsplan komt deze oppervlaktebeperking echter niet binnen alle bestemmingen terug.

Reactie

Thans is in de regels van het bestemmingsplan binnen alle bestemmingen die kantoren toestaan opgenomen dat kantoren niet groter mogen zijn dan 750 m2 b.v.o.

3. Bedrijventerreinen

In het geldende bestemmingsplan Katendrecht-Pols is de transformatie van de bedrijventerreinen al mogelijk gemaakt (deels met een wijzigingsbevoegdheid), en dit is overgenomen in het concept ontwerpbestemmingsplan. Bij de transformatie van bedrijventerreinen naar een andere functie vraagt de provincie een toelichting op de wijze waarop compensatie van de bedrijventerreinen plaats zal vinden. Compensatie is met name bij watergebonden bedrijventerreinen (zoals Codrico en Provimi) van belang, gezien de grote vraag naar deze bedrijventerreinen.

Reactie

De locatie van Codrico maakt niet langer onderdeel uit van het bestemmingsplan Katendrecht, en Provimi heeft in het bestemmingsplan nog de bedrijfsbestemming behouden. Voor beiden bedrijven zal een eigen procedure worden gevoerd om transformatie naar een andere functie mogelijk te maken, in dat kader zal aandacht besteed moeten worden aan de compensatie voor (watergebonden) bedrijventerreinen.

9.2.2 Waterschap Hollandse Delta

1. Primaire waterkering

In paragraaf 2.2.3 en in paragraaf 5.3.1 wordt gesteld dat het plangebied buitendijks is gelegen. In paragraaf 5.3.3 staat dat het plangebied voor een klein deel binnen de waterkering en binnen de beschermingszone valt. Het waterschap wijst erop dat de grens van het plangebied binnen de kern en binnen de beschermingszone van de primaire waterkering ligt waar zeker rekening mee moet worden gehouden tijdens de planvorming.

Reactie

De waterkering is op de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waterstaat-Waterkering', en de daarlangs gelegen beschermingszone in op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone-dijk'. Bij nieuwe ontwikkelingen moet inderdaad rekening worden gehouden met de waterkering en de daarlangs gelegen beschermingszone. Het ontwerpbestemmingsplan maakt echter niet langer ontwikkelingen mogelijk ter plaatse van de waterkering en de beschermingszone.

2. Persleiding gemaal

Het waterschap wijst erop dat binnen eerder genoemde zonering van de waterkering een persleiding ligt met een beschermingszone van 3,5 meter. Deze leiding is onderdeel van gemaal Hillevliet en verantwoordelijk voor de uitstroom van overtollig water binnen het peilgebied. Daarnaast zorgt deze persleiding ook voor de eventuele inlaat van zoet water binnen het peilgebied in periodes dat het peil binnen dit peilgebied laag staat. Door het ophogen van het “groengebied” is de mogelijkheid van verlanding zeer aanwezig wat als gevolg kan hebben dat de persleiding niet goed meer kan functioneren met eventuele nadelige gevolgen voor het achterliggende gebied.

Reactie

Aan deze mogelijk nadelige effecten zal aandacht moeten worden besteed bij het uitwerken van de plannen voor het realiseren van een park in de Rijnhaven. Deze parkontwikkeling wordt echter niet langer mogelijk gemaakt met het bestemmingsplan Katendrecht.

9.2.3 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

1. Afsluitbaarheid gebouwen

Construeer bij de verbouwing/herontwikkeling van zowel (beperkt) kwetsbare als zeer kwetsbare objecten (zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevi) binnen de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige toxische scenario op de Nieuwe Maas de objecten zodanig dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van aanwezigen verbeterd worden. Als deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kan worden is een object geschikt om enkele uren in te schuilen.

Reactie

De gemeente onderschrijft dat het vanuit het oogpunt van veiligheid van belang is om de mechanische ventilatie (indien aanwezig) handmatig uit te kunnen schakelen. Maar aangezien de wetgeving deze maatregel alleen bij nieuwbouw binnen een veiligheidszone verplicht stelt is het discutabel of de gemeente deze maatregel aanvullend mag verplichten voor ontwikkelingen binnen de 1% letaliteitscontour. Bovendien moet om deze maatregel als voorwaardelijke verplichting voor te kunnen schrijven vaststaan dat dit noodzakelijk is om tot een goede ruimtelijke ordening te komen. Omdat de 1% letaliteitscontour een effectafstand is met een zeer kleine kans op optreden kan niet worden gesteld dat het afsluitbaar van de buitenlucht maken van gebouwen noodzakelijk is voor een goede ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan maakt overigens geen nieuwbouwontwikkelingen meer mogelijk.

2. Plasbrandaandachtsgebied

Een deel van het plangebied is gelegen binnen het plasbrandaandachtsgebied (25 meter vanaf de oever van de Nieuwe Maas) omdat het scenario plasbrand kan optreden. Bebouwing binnen die zone dient te voldoen aan artikel 2.5 tot en met 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012. Omdat in die zone in dit bestemmingsplan echter geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt, is dit scenario niet relevant.

Reactie

De veiligheidsregio stelt terecht dat dit scenario bij het concept ontwerpbestemmingsplan Katendrecht niet relevant is, daar is bij het ontwerpbestemmingsplan geen verandering in gekomen.

3. Goede voorlichting en instructie bij een calamiteit

Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website "www.rijnmondveilig.nl" vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.

Reactie

Dit advies valt niet binnen de context van de Wet ruimtelijke ordening en kan niet in het bestemmingsplan worden geregeld.

9.2.4 Rijkswaterstaat

Rijkswaterstaat verlangt dat bij nieuwe grootschalige ontwikkelingen een analyse wordt opgesteld van de verkeersintensiteiten waarbij de verkeerseffecten van het plan op de (aansluitingen van) rijkswegen in beeld worden gebracht. Dit onderzoek moet worden opgenomen in de toelichting van het bestemmingsplan.

Reactie

In tegenstelling tot het concept ontwerpbestemmingsplan dat Rijkswaterstaat heeft beoordeeld bevat het ontwerpbestemmingsplan Katendrecht niet langer (grootschalige) ontwikkelmogelijkheden. Omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt treden er door het bestemmingsplan ook geen veranderingen in de verkeersintensiteit op, hetgeen de genoemde analyse niet nodig maakt.

Bijlagen

Bijlage 1 Afbeelding Archeologie

Bijlage 2 Onderzoek Geluid

Bijlage 3 Onderzoek Nestgeluid Schepen

Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid