Schiekadeblok
Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam
Vastgesteld op 20-10-2022 - geheel in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Schiekadeblok met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1108Schiekadebl-va01 de gemeente Rotterdam.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.5 Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet.
1.6 Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.7 Beleidskader hoog-risico biologische labratoria Rotterdam-Rijnmond
Het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" dat als Bijlage 1 is opgenomen bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader.
1.8 Beperkt kwetsbare objecten
- a. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- b. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
- c. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- d. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
- e. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.9 Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.10 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.11 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.13 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 Bouwgrens
De grens van een Bouwvlak.
1.15 Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw of dakkapel breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.
NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt, tenzij in de bestemmingsregels in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
1.16 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.17 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.18 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.19 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.20 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.21 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, ondergeschikt verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.22 Dienstverlening
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.
1.23 Dove gevel
- a. een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede,
- b. een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits deze niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m2.
1.24 Gevaarlijke stoffen
Stoffen of preparaten die krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten zijn ingedeeld in een categorie als bedoeld in artikel 34, tweede lid van de Wet milieugevaarlijke stoffen, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
1.25 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.26 Gebruiksoppervlakte
Het gebruiksoppervlakte (gbo) is gelijk aan het Bruto vloeroppervlak (b.v.o.), minus
- gevels en dragende wanden;
- de vloeroppervlakken waarboven de vrije hoogte minder is dan 1,5 meter, met uitzondering van vloeren onder de trappen;
- trapgaten, liftschachten of vide's groter dan 4 m2.
1.27 Geluidsgevoelige objecten
Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.
NB: Delen van deze gebouwen kunnen worden uitgezonderd wanneer deze een bestemming krijgen voor een functie die niet als geluidsgevoelig kan worden beschouwd.
1.28 Geluidluwe buitenruimte
Een buitenruimte waarbij de geluidsbelasting afkomstig van:
- wegverkeer niet meer bedraagt dan 53 dB(A)-etmaalwaarde;
- spoor-, tram- en metroverkeer niet meer bedraagt dan 55 dB(A)-etmaalwaarde;
- horeca-inrichtingen (inclusief terrassen) niet meer bedraagt dan 50 dB(A)-etmaalwaarde;
- industrie (emplacement) niet meer bedraagt dan 50 dB(A)-etmaalwaarde.
1.29 GGD
Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam-Rijnmond.
1.30 Hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.31 Hoog-risico biologisch laboratorium
Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".
1.32 Horeca
Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank.
1.33 Horeca 1 (daghoreca)
Horecainrichtingen die geopend zijn tussen 07.00 uur en 23.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die alleen inpandig achtergrondmuziek ten gehore brengen, met uitzondering van: het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.34 Horeca 2 (avondhoreca zonder geluid)
Horecainrichtingen die van zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 02.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die alleen inpandig achtergrondmuziek mogen produceren, met uitzondering van: het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.35 Horeca 3 (avondhoreca met geluid)
Horecainrichtingen die van zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 02.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die inpandig meer dan achtergrondmuziek mogen produceren, met uitzondering van: het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.36 Horeca 4 (24 uurs horeca)
Horecainrichtingen die 24 uur per dag open mogen zijn, die al dan niet een terras exploiteren op zondag t/m donderdag tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 02.00 uur en die inpandig meer dan achtergrondmuziek mogen produceren, met inbegrip van het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.37 Hotel
Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.
1.38 Kantoren
Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.39 Kwetsbare objecten
- a. woningen, met uitzondering van:
- 1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- 2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.40 Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.41 Maatschappelijke voorzieningen
Voorzieningen op het gebied van religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Bioscopen en filmhuizen vallen hier niet onder.
1.42 Milieudeskundige
De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.43 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium
Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.
1.44 Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.45 Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer.
1.46 Peil (straat-)
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.47 Praktijkruimte
Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.48 Recreatieve voorzieningen
Voorzieningen op het gebied van recreatie en sport.
1.49 Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.50 Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.51 Uitstralende gevel
De gevelwaarbij aan de binnenzijde van de gevel elektronisch versterkte muziek direct ten gehore wordt gebracht.
1.52 Verhuurbaar vloeroppervlak (v.v.o)
Het verhuurbaar vloeroppervlak is de verhuurbare gebruiksruimte.
1.53 VRR
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.2 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, glazenwasinstallaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
2.5 de breedte van een gebouw
Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.6 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
Vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsbedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor een railinfravoorziening met bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. in de plint (begane grond en eerste verdieping):
- 1. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 2. detailhandel;
- 3. horeca 1;
- 4. horeca 2;
- 5. horeca 3;
- 6. recreatieve voorzieningen;
- 7. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 8. dienstverlening;
- 9. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 10. ondergeschikte kantoor-, woon- en hotelfuncties zoals een lobby;
- b. boven de plint (vanaf tweede verdieping);
- 1. wonen, met inachtneming van lid 4.3.1;
- 2. kantoren;
- 3. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 4. praktijkruimte;
- 5. hotel;
- 6. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- c. een ondergrondse (fiets)parkeergarage, met bijbehorende fietsreparatiewerkplaats en ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage';
- d. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van deze bestemming, ter plaatse van op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 1';
- e. dakterrassen;
- f. een luifel, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - luifel';
- g. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals fietsparkeervoorzieningen, serviceruimtes, ontluchtings/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden, voorzieningen voor infiltratie en waterberging.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.4 Nadere eisen
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B met betrekking tot het aspect trillingshinder;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan alleen worden verleend wanneer in het gebouw tenminste 57 m3 waterberging wordt gerealiseerd;
- c. een omgevingsvergunning voor bouwen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ontwerptechnisch en akoestisch is onderzocht hoe met geluidreducerende (gevel)maatregelen de woningen eventueel alsnog kunnen voldoen aan de eisen van geluidluwheid uit Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder Rotterdam, of diens opvolger.
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. in de plint (begane grond en eerste verdieping van het gebouw):
- 1. kantoren;
- 2. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 3. detailhandel;
- 4. horeca 1, uitsluitend op de begane grond verdieping van het gebouw;
- 5. horeca 2, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca', uitsluitend op de begane grond verdieping van het gebouw;
- 6. horeca 3, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca', uitsluitend op de begane grond verdieping van het gebouw;
- 7. recreatieve voorzieningen;
- 8. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 9. dienstverlening;
- 10. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 11. ondergeschikte woon- en kantoorfuncties zoals een lobby;
- b. boven de plint (vanaf tweede verdieping van het gebouw);
- 1. wonen, met inachtneming van lid 5.3.1;
- 2. kantoren;
- 3. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 4. praktijkruimte;
- 5. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- c. horeca 1 op het dak van het Schieblock, met een bijbehorend terras;
- d. horeca 1 t/m horeca 4, in de kelder van het Schieblock, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - 2';
- e. stadslandbouw, uitsluitend op het dak van het Schieblock;
- f. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van deze of een aangrenzende bestemming, ter plaatse van op de verbeelding aangegeven functieaanduidingen 'specifieke vorm van horeca - terras 3' en 'specifieke vorm van horeca - terras 4';
- g. dakterrassen;
- h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals fietsparkeervoorzieningen, serviceruimtes, ontluchtings/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden, voorzieningen voor infiltratie en waterberging.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Nadere eisen
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van woningen kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat een goed woon- en leefklimaat conform SBR richtlijn B gegarandeerd kan worden met betrekking tot het aspect trillingshinder;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend wanneer in het gebouw tenminste 75 m3 waterberging wordt gerealiseerd;
- c. een omgevingsvergunning voor bouwen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ontwerptechnisch en akoestisch is onderzocht hoe met geluidreducerende (gevel)maatregelen de woningen eventueel alsnog kunnen voldoen aan de eisen van geluidluwheid uit Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder Rotterdam, of diens opvolger;
- d. een omgevingsvergunning voor het bouwen kan alleen worden verleend als de doorgang van de luchtsingel, zoals bedoeld in lid 12.2.1, onder c, naar het Delftsehof is gegarandeerd;
- e. voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of meer verleend kan worden, dient door de aanvrager een windhinderonderzoek te worden overgelegd conform NEN 8100. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de mogelijke gevolgen van windhinder in de omgeving van het gebouw en de eventueel daaruit voortvloeiende te nemen maatregelen en/of aan te leggen voorzieningen;
- f. het bevoegd gezag kan ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar nadere eisen stellen met betrekking tot de plaatsing en vormgeving van gebouwen met een hoogte vanaf 30 meter ter voorkoming of beperking van windhinder indien het in sub e bedoelde onderzoek daartoe aanleiding geeft.
Artikel 6 Gemengd - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. in de plint (begane grond):
- 1. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 2. horeca 1;
- 3. hotel;
- 4. recreatieve voorzieningen;
- 5. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 6. dienstverlening;
- 7. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 8. ondergeschikte hotel- en kantoorfuncties, zoals een lobby;
- b. boven de plint (vanaf eerste verdieping);
- 1. kantoren;
- 2. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 3. praktijkruimte;
- 4. hotel;
- 5. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 6. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels.
- c. dakterrassen;
- d. stadslandbouw op het dak;
- e. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals fietsparkeervoorzieningen, serviceruimtes, ontluchtings/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden, voorzieningen voor infiltratie en waterberging.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd - 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. in de plint (begane grond):
- 1. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 2. praktijkruimte;
- 3. horeca 1;
- 4. horeca 2, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- 5. horeca 3, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- 6. horeca 4, ter plaatse van de functieaanduiding 'horeca';
- 7. recreatieve voorzieningen;
- 8. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 9. dienstverlening;
- 10. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 11. ondergeschikte hotelfuncties zoals een lobby;
- b. boven de plint (vanaf eerste verdieping):
- 1. kantoren;
- 2. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 3. praktijkruimte;
- 4. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 5. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 6. hotel, ter plaatse van de functieaanduiding 'hotel';
- c. dakterrassen;
- d. stadslandbouw op het dak;
- e. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals fietsparkeervoorzieningen, serviceruimtes, ontluchtings/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden, voorzieningen voor infiltratie en waterberging.
7.2 Bouwregels
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. in de plint (begane grond en eerste verdieping):
- 1. kantoren, uitsluitend op de verdieping;
- 2. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 3. detailhandel;
- 4. horeca 1;
- 5. recreatieve voorzieningen;
- 6. maatschappelijke voorzieningen die niet vallen onder de geluidgevoelige objecten genoemd in artikel 1 van deze regels;
- 7. dienstverlening;
- 8. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- 9. ondergeschikte kantoorfuncties;
- b. boven de plint (vanaf de tweede verdieping);
- 1. kantoren;
- 2. bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok, met ondergeschikte detailhandel;
- 3. vergader- en bijeenkomstfaciliteiten;
- c. een ondergrondse (fiets)parkeergarage, met bijbehorende fietsreparatiewerkplaats en ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage', inclusief een in- en uitrit;
- d. een oprit voor het gebouw Central Post, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - oprit';
- e. een calamiteitenroute, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute', tevens bestemd voor een toegangsweg naar een parkeergarage;
- f. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van deze of een aangrenzende bestemming, ter plaatse van op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 5';
- g. dakterrassen;
- h. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals fietsparkeervoorzieningen, serviceruimtes, ontluchtings/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden, voorzieningen voor infiltratie en waterberging.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.4 Nadere eisen
- a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B met betrekking tot het aspect trillingshinder;
- b. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan alleen worden verleend wanneer in het gebouw tenminste 179 m3 waterberging wordt gerealiseerd.
Artikel 9 Verkeer - Parkeergarage
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Parkeergarage' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een parkeergarage (al dan niet ondergronds);
- b. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, parkeervoorzieningen, fietsenstalling, voorzieningen voor openbaar nut, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden.
9.2 Bouwregels
Artikel 10 Verkeer - Spoorverkeer
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Spoorverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden, calamiteiten routes e.d.;
- b. een calamiteitenroute, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute'.
10.2 Bouwregels
Artikel 11 Verkeer - Verblijfsgebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen;
- b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, fietspaden, parkeerplaatsen;
- c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- e. geluids- en windwerende voorzieningen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. een ondergrondse (fiets)parkeergarage, met bijbehorende fietsreparatiewerkplaats en ondergeschikte detailhandel, ter plaatse van functieaanduiding 'parkeergarage', inclusief een in- en uitrit;
- h. een calamiteitenroute, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute', met dien verstande dat deze gronden moeten worden verhard en hier geen groen of watervoorzieningen zoals bedoeld onder a. en b. zijn toegestaan;
- i. een oprit voor het gebouw Central Post, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - oprit';
- j. een luifel, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - luifel';
- k. terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming, ter plaatse van op de verbeelding aangegeven functieaanduidingen 'specifieke vorm van horeca terras 1 t/m 5'.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
- a. het gebruik van gronden voor terrassen, zoals bedoeld in lid 11.1 onder k, is alleen toegestaan als het gecumuleerde geluidniveau vanwege stemgeluid van de terrassen die zijn toegestaan met dit bestemmingsplan niet hoger is dan 65 dB(A)-etmaalwaarde op de gevels van de geprojecteerde woningen, zoals bedoeld in lid 4.1 en 5.1;
- b. de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 1' zijn specifiek bestemd voor de horeca in de plint van het perronpand en hotel. De terrasbezetting is maximaal 300 personen, tezamen met de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 1' binnen de bestemming 'Gemengd - 1';
- c. de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 2' zijn specifiek bestemd voor de horeca in de plint van de Schieblocktoren. De terrasbezetting is maximaal 300 personen;
- d. de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 3' zijn specifiek bestemd voor de horeca en hotel ter plaatse van de panden Delftsestraat 17/19/21/23/25. De terrasbezetting is maximaal 100 personen, tezamen met de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 3' binnen de bestemming 'Gemengd - 2';
- e. de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 4' zijn specifiek bestemd voor de horeca in de panden Delftsestraat 9/11/15. De terrasbezetting is maximaal 300 personen, tezamen met de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 4' binnen de bestemming 'Gemengd - 2';
- f. de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 5' zijn specifiek bestemd voor de horeca in de plint van de bestemming 'Gemengd - 5'. De terrasbezetting is maximaal 100 personen, tezamen met de gronden met de functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca - terras 5' binnen de bestemming 'Gemengd - 5'.
Artikel 12 Verkeer - Wegverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
- b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
- c. een luchtsingel voor voetgangers inclusief opgangen, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - luchtbrug';
- d. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
- e. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
- f. geluidswerende voorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming.
12.2 Bouwregels
Artikel 13 Waarde - Archeologie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
13.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 14 Waarde - Cultuurhistorie
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan het gebied eigen zijnde cultuurhistorische waarden.
14.2 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Voorwaardelijke Verplichting Over Parkeren
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
17.1 Overige zone - exploitatiegebied
- a. Alvorens omgevingsvergunning wordt verleend voor een bouwplan waarvoor kostenverhaal verplicht is, stellen burgemeester en wethouders, in afwijking van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, een exploitatieplan voor de gronden met de aanduiding 'overige zone - exploitatiegebied' vast bij een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij sprake is van de in artikel 6.12, tweede lid, van voornoemde wet genoemde situaties;
- b. Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden geweigerd als de exploitatieopzet als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, van de Wet ruimtelijke ordening, een tekort bevat, dat niet is gedekt.
17.2 Wetgevingszone - moderniseringsgebied
De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingszone - moderniseringsgebied’, zijn aangewezen tot moderniseringsgebied als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Letaliteitscontour
18.2 Bouwvlak
Indien voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.
18.3 Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.
18.4 Maximum bouwhoogte
Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding.
18.5 Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' moet een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn, tenzij in de regels andere maatvoeringsaanduidingen zijn opgenomen.
18.6 Dakterrassen
Indien de maximum bouwhoogte van een gebouw is bereikt dan is ten behoeve van het realiseren van een dakterras voor de daktoegang op het dak een gebouwde voorziening toegestaan, met een oppervlak van maximaal 6 m2 en een hoogte van maximaal 2,5 meter. Deze voorziening dient minimaal 2,5 meter uit de dakrand te liggen. Het hekwerk dient minimaal 1,5 meter uit de dakrand te staan, met een hoogte van maximaal 1,2 meter.
18.7 Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
19.1 Werken aan huis
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:
- a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
- b. ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende lijst van bedrijfsactiviteiten;
- c. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- d. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- e. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
19.2 Hoog-risico biologische labortoria
Ten aanzien van het bepaalde in lid 4.1, 5.1, 6.1, 7.1 en 8.1 geldt dat een nieuw hoog-risico biologisch laboratorium niet is toegestaan.
Artikel 20 Algemene Afwijkingsregels
20.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en de milieusituatie.
20.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
20.3 Afwijking toegestane bedrijfsactiviteit
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
20.4 Afwijking hoog-risico biologische laboratoria
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2; alvorens deze omgevingsvergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de VRR en de GGD, waarbij VRR en GGD hun advies baseren op het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
21.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Schiekadeblok'.
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader Hoogrisico Biologische Laboratoria
Bijlage 2 Toelichting Lijst Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 En 2
Toelichting
De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.
De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.
De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:
categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten - Schiekadeblok
Bijlage 4 Dove Gevels Schieblocktoren
Bijlage 5 Benodigde Gevelisolatie Woningen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De basis voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de 'Nota van Uitgangspunten Schiekadeblok' (mei 2020). Hierin staan de ruimtelijke richtlijnen waaraan de nieuwe ontwikkeling moet voldoen. Op basis van de Nota van Uitgangspunten is een stedenbouwkundig plan opgesteld, dat is vertaald in dit bestemmingsplan.
Met het bestemmingsplan "Schiekadeblok" wordt een deel van de bestaande structuur en bebouwing in het gebied vastgelegd. Voor het Schiekadeblok is nog niet eerder een bestemmingsplan opgesteld.
Het bestemmingsplan faciliteert een gebiedsontwikkeling met de realisatie van nieuwbouw en renovatie en transformatie van bestaande panden. Van de bestaande panden wordt enerzijds precies vastgelegd welke bestemmingen en welk gebruik mogelijk is. Aan de andere kant is de mogelijkheid gegeven om op te hogen en aan te bouwen teneinde de transformatie mogelijk te maken. Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van twee nieuwe torens mogelijk. Beide torens zijn bestemd voor wonen, deels voor kantoren en hebben een plint met verschillende functies. Eén toren kan worden gerealiseerd nabij of deels ter plaatse van het Schieblock. De andere toren wordt mogelijk gemaakt aan de zijde van het Delftseplein. De zone naast het spoor wordt bestemd als ontwikkellocatie voor een kantorencomplex. Onder het binnenhof en de zone naast het spoor ligt een ondergrondse parkeergarage met de ingang aan de westelijke zijde op de Schiestraat. Het binnenhof blijft openbaar gebied met de ambitie om er een levendig en groen plein van te maken waar men elkaar kan ontmoeten. Langs de bebouwing is ruimte voor terrassen en via het plein is de Luchtsingel bereikbaar.
1.2 Ligging En Begrenzing
Het Schiekadeblok ligt tussen de Schiekade, de Delftsestraat, het Delftseplein en het spooremplacement. Het bestemmingsplan heeft ter hoogte van de Schiekade een uitstulping in de plangrens om de toekomstige permanente Luchtsingel mogelijk te maken.
1.3 Crisis- En Herstelwet
In de Crisis- en herstelwet de mogelijkheid opgenomen voor gemeenten om te experimenteren met het zogenoemde ‘bestemmingsplan met verbrede reikwijdte’. Gemeenten die zich hebben aangemeld voor dit experiment kunnen op basis van artikel 7c Chw (tijdelijk) op onderdelen afwijken van wet- en regelgeving waardoor alvast kan worden geanticipeerd op de mogelijkheden die de Omgevingswet zal gaan bieden. Bestemmingsplan Schiekadeblok is toegevoegd aan het experiment met het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in artikel 7c van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. De regeling is in werking getreden op 26 maart 2022.
Volgens artikel 6.12 lid 1 Wro moet een exploitatieplan zijn vastgesteld op het moment dat een bestemmingsplan is vastgesteld. Artikel 7c lid 10 Chw maakt het mogelijk om een exploitatieplan vast te stellen nadat een bestemmingsplan is vastgesteld. Dit gebeurt dan op het moment dat er een omgevingsvergunning wordt verstrekt. Alleen voor het gedeelte waar een omgevingsvergunning wordt aangevraagd dient dan een exploitatieplan opgesteld te worden. Het Schiekadeblok is een integrale gebiedsontwikkeling. Er worden kaders geschetst in het bestemmingsplan maar tegelijkertijd wordt er binnen deze kaders zo veel mogelijk ruimte geboden aan de markt. De gemeente heeft ongeveer tweederde van de gronden in het gebied in haar bezit. Deze gronden zullen te zijner tijd worden verkocht voor de ontwikkeling van nieuwbouw of opnieuw worden ingericht als openbare ruimte. De gebiedsontwikkeling zal gefaseerd tot ontwikkeling komen. Deze aspecten maken dat het op voorhand niet bekend is op welke wijze en wie het gebied gaat ontwikkelen. Bij gebrek aan deze informatie is het vrijwel onmogelijk om nu een gedetailleerd exploitatieplan op te stellen. Veel logischer is het om voor dit bestemmingsplan een globaal kostenverhaal op te stellen en middels bijvoorbeeld een anterieure overeenkomst tot afspraken te komen met partijen.
Daarnaast is het Rotterdam Central District aangewezen als lokaal project met nationale betekenis op grond van de Crisis- en herstelwet. Voor dit gebied is een structuurvisie vastgesteld.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Vastgesteld op 11 september 2020
Nederland staat voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Het betreffen opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen en door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland vooroplopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn de opgaven als volgt ingedeeld:
- ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- verduurzamen van de economie en behouden van groeipotentieel;
- sterker en leefbaarder maken van steden en regio's;
- toekomstbestendig ontwikkelen van landelijk gebied.
2.1.2 Besluit ruimtelijke ordening
In werking getreden op 1 oktober 2012, gewijzigd per 1 juli 2017
Het doel van de ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goede ruimtelijke ordening. Gemeenten moeten plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken motiveren volgens de Ladder.
Concreet betekent dit dat het bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de betreffende ontwikkeling. Wanneer deze ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied gerealiseerd wordt, moet gemotiveerd worden waarom er niet binnen het stedelijk gebied voorzien kan worden in de behoefte. Een stedelijke ontwikkeling is in het Bro gedefinieerd als de ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
Woningbouw
De regiogemeenten hebben de woonvisie "Dat spreken we af! - Woningmarktstrategie Regio Rotterdam 2014-2020" (vastgesteld op 12 februari 2014 door de stadsregio Rotterdam) opgesteld ter uitwerking van het provinciale beleid. Deze Woonvisie is als regionale woonvisie te beschouwen en in april 2014 aanvaard door de provincie. Een actualisering van de regionale woonvisies is op 26 september 2017 aanvaard door Provinciale Staten. Uit de (actualisering van) de woonvisies blijkt dat er de komende jaren in de provincie vooral vraag is naar stedelijke woonmilieus: een relatief hoge dichtheid, goede bereikbaarheid, een hoog voorzieningenniveau en functiemenging.
De woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, voorzien in een actuele behoefte en liggen binnen bestaand stedelijk gebied. Gezien het bovenstaande voldoet het bestemmingsplan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening
Vastgesteld op 20 januari 2019 door Provinciale Staten van Zuid-Holland, in werking getreden op 1 april 2019
Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.
De provincie zet in op een groenblauwe structuur als samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes met land- en waterroutes die stad en land met elkaar verbinden. Opgave daarbij is om de groene kwaliteiten zowel binnen als buiten de stad te versterken en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.
Zes richtinggevende ambities zijn daarbij relevant:
- 1. klimaatbestendige delta;
- 2. een nieuwe, circulaire economie;
- 3. een levendige meerkernige metropool;
- 4. energievernieuwing, geen fossiele brandstoffen meer;
- 5. bereikbare provincie, geen files;
- 6. gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.
Het omgevingsbeleid krijgt vorm via een opgave gerichte aanpak. Vanuit maatschappelijke opgaven wordt er, samen met belanghebbenden, bepaald welke onderdelen van het omgevingsbeleid worden toegepast. Op deze wijze wordt er een uitnodigend perspectief geboden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050 maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.
Uit de Omgevingsverordening zijn voor dit bestemmingsplan de volgende artikelen relevant:
Artikel 6.10 stedelijke ontwikkelingen
De provinciale ladder voor duurzame verstedelijking is per 29 juni 2018 gelijk aan de ladder uit het Bro, voor zover het gaat om ontwikkelingen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Voor een toetsing aan de ladder wordt dan ook verwezen naar paragraaf 2.1.2.
In dit bestemmingsplan worden de bestaande functies en gebouwen vastgelegd binnen het bestaand stedelijk gebied. Tevens worden enkele grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt zoals twee woontorens, een groot kantorencomplex en het optoppen van de bestaande bebouwing. Parkeerplaatsen zijn ondergronds en de openbare ruimte wordt ingericht om te verblijven en bevat een voetgangersverbinding tussen Pompenburg en Centraal station, de 'Luchtsingel'. De nieuwe ontwikkelingen, in de vorm van hoogbouw, passen binnen de structuur en de identiteit van het gebied zodat de ruimtelijke kwaliteit gelijk blijft.
Voor de ontwikkeling van het Schiekadeblok is de 'Nota van Uitgangspunten Schiekadeblok' vastgesteld door de gemeenteraad op 28 mei 2020 (zie verder paragraaf 2.3.18). Hierin zijn de ambities en randvoorwaarden geformuleerd voor de gebiedsontwikkeling.
Artikel 6.11 kantoren
Dit bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van kantoren mogelijk in nieuw te bouwen gebouwen. Het Schiekadeblok ligt binnen de grootstedelijke toplocatie voor kantoren en ligt naast treinstation Rotterdam Centraal. In de Nota kantoren Rotterdam (zie 2.3.12) is aangegeven dat het Schiekadeblok onderdeel uitmaakt van het Central Business District. Met de Provincie Zuid-Holland is afgestemd dat in het Schiekadeblok 50.000m2 kantooroppervlakte kan worden toegevoegd. Zie 4.1.3.5 Kantoren voor een nadere uitwerking van het totale nieuw toe te voegen kantoorvloeroppervlak over de verschillende bestemmingen.
Artikel 6.13 detailhandel
In de gemeentelijke visie 'Detailhandel Rotterdam 2017' (zie 2.3.11) is Rotterdam Central District/Schiekadeblok aangewezen als een gebied waar "winkels een rol hebben, maar niet de boventoon voeren". Het Schiekadeblok is geen typisch winkelgebied waar de winkelfunctie de boventoon voert maar waar winkels wenselijk zijn, zeker nu het Schiekadeblok wordt uitgebreid met nieuwe kantoren en woningen.
Voor de plinten in het Schiekadeblok geldt het concept de Mixone (zie 2.3.16 Mixone RotterdamCentral District). Dit houdt in dat er een mix van functies mogelijk is, waaronder detailhandel. In het bestemmingplan wordt maximaal 2200 m2 detailhandel mogelijk gemaakt voor detailhandelsvestigingen met een maximale oppervlakte van 350 m2, zie 4.1.3.2 Detailhandel. Dit is vastgelegd in de regels van Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 5.
2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3.1 Rotterdamse Omgevingsvisie 'De Veranderstad, Werken aan een wereldstad voor iedereen'
Vastgesteld op 2 december 2021 door de gemeenteraad
Rotterdam kiest voor goede groei. Groei die bijdraagt aan het welzijn van de inwoners, aan een duurzame samenleving en aan economische vooruitgang. Groei die het Rotterdamse rijke erfgoed en identiteit ondersteunt en versterkt waarbij we Rotterdammers betrekken in het proces van verandering. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat we een aantrekkelijke stad zijn en blijven voor alle Rotterdammers, want samen maken we de stad. Om richting te bepalen bij goede groei gebruiken we ons kompas met de vijf perspectieven: compact, gezond, inclusief, duurzaam en productief.
In de omgevingsvisie wordt een aantal gebieden genoemd waar meerdere grote opgaven bij elkaar komen en tegelijkertijd kansen liggen om veel stedelijke doelstellingen te realiseren. De ontwikkeling Schiekadeblok ligt in het gebied 'Binnenstad'. Het bestemmingsplan draagt bij aan de doelstellingen van de Omgevingsvisie door het verdichten van het gebied met woningen en kantoren dicht bij het OV knooppunt Rotterdam Centraal. Vanwege een beperkt aantal parkeerplaatsen voor de nieuwe ontwikkelingen en een volledig autoluw binnenhof is er weinig ruimte voor de auto. De cultuurhistorisch waardevolle na-oorlogse panden aan de Delftsestraat en het Schieblock worden behouden en krijgen een ruime bestemming om de huidige bijzondere bedrijvigheid te behouden. Daarnaast wordt het gebied dynamisch en aantrekkelijk om te verblijven door het bestemmen van (nacht)horeca en terrassen.
2.3.2 Woonvisie Rotterdam, koers naar 2030, agenda tot 2020
Vastgesteld op 15 december 2016 door de gemeenteraad
Addendum 'Thuis in Rotterdam' vastgesteld in 2019 door de gemeenteraad
De Woonvisie verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Centraal in de opgave staat het beantwoorden van de groeiende vraag naar wonen in Rotterdam. Onlosmakelijk daaraan verbonden is de noodzaak om een betere balans in de woningvoorraad te creëren, de kwaliteit van woningen en woonmilieus te versterken en te borgen dat het voor iedereen en op een dagelijkse basis goed wonen is in de stad. In de Woonvisie zijn drie hoofddoelen en daarbij horende prioriteiten gesteld.
Meer aantrekkelijke woonmilieus realiseren door:
- de toenemende woningvraag van huishoudens met een modaal of hoger inkomen, sociale stijgers en young potentials te accommoderen;
- te zorgen voor een meer gedifferentieerd woningbestand in gebieden waar dit nu nog eenzijdig is en waar de kwaliteit van het wonen onder druk staat;
- woonmilieus te versterken, met een duidelijke profilering en aandacht voor kindvriendelijkheid.
Zorgen voor een woningvoorraad met toekomstwaarde door:
- een goede woningkwaliteit te realiseren in de nieuwbouw en bestaande voorraad;
- ruimte voor tijdelijkheid, flexibiliteit, innovatie en experiment te bieden;
- energiezuinig en milieuvriendelijk wonen te bevorderen.
De basis op orde houden door:
- het borgen van voldoende aanbod van goedkope huurwoningen;
- betaalbaarheidproblemen aan te pakken bij de bron en met toepassing van maatwerk;
- goed zelfstandig wonen voor iedereen mogelijk te maken;
- toe te zien op goed verhuurschap en een transparante woningmarkt;
- woningeigenaren en bewoners aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor een ongestoord woongenot in en om de woning.
Dit bestemmingsplan draagt bij aan de doelen uit de Woonvisie door ruimte te bieden voor toevoeging van woningen op een bijzondere locatie.
2.3.3 Nieuw Rotterdams kwaliteitsbeleid wonen
Vastgesteld op 23 juni 2021 door college B&W
Het Kwaliteitsbeleid maakt onderdeel uit van de Vuistregels voor het bouwen in de Binnenstad, Stadswijken en Uitbreidingswijken en kleine kernen.
Het Schiekadeblok valt binnen het woonmilieu 'Compact centrum op twee oevers & hoogbouwzones'. Voor dit woonmilieu geldt dat appartementen gemiddeld een gebruiksvloeroppervlak van 50 m2 hebben en woningen nooit kleiner zijn dan 40m2. Er wordt een minimaal gemiddelde woninggrootte gehanteerd, om het mogelijk te maken woningen van verschillend formaat te realiseren. Ook kan het voorkomen dat door bijvoorbeeld de vorm van de kavel enkele woningen kleiner of juist groter ontworpen worden.
In overleg met de gemeente is het mogelijk af te wijken van de gestelde gebruiksoppervlakte in het Schiekadeblok als de doelgroep studenten, jongeren of ouderen zijn en dat er een extra collectieve functie wordt toegevoegd aan het plan of een extra kwaliteit aan gekozen collectieve functie wordt toegevoegd.
2.3.4 Binnenstad als City Lounge, binnenstadplan 2008-2020
Vastgesteld op 4 december 2008 door de gemeenteraad
Vervallen en vervangen door de uitwerking van de omgevingsvisie, zie 2.3.5.
De verdere ontwikkeling van de binnenstad staat centraal in het stedelijk beleid van Rotterdam. De verdichting die in de jaren tachtig is ingezet, zet versneld en versterkt door. De kernopgave is: de binnenstad ontwikkelen als een vitale kwaliteitsplek voor ontmoeting, verblijf en vermaak om zodoende een essentiële bijdrage te leveren aan de Rotterdamse Quality of life. Het binnenstadplan geeft een vertaling van 'the City Lounge' voor onder andere Rotterdam Central District.
Dit bestemmingsplan draagt door middel van het bestemmen van ontwikkelruimte voor nieuwe kantoren en woningen met een mix aan functies in de plint bij aan de wens om tot een city lounge te komen.
2.3.5 Een groene en vitale binnenstad voor iedereen, uitwerking omgevingsvisie, gebied binnenstad
Vastgesteld op 7 december 2021 door college B&W
Het beleid met betrekking tot de 'City Lounge' richtte zich voornamelijk op het toevoegen van meer programma met nadrukkelijke aandacht voor de stad op ooghoogte. De focus verschuift in het nieuwe beleid naar een meer gezonde en leefbare binnenstad die (klimaat)adaptief is ingericht. De huidige druk op de ruimte en de stijgende vastgoedprijzen vragen om meer sturing op het gebouwde programma.
Voor de binnenstad gelden de perspectieven uit de omgevingsvisie: compact, gezond, inclusief, duurzaam en productief. Voor de binnenstad zijn zes aanvullende gebiedskeuzes gemaakt die richting geven aan de inspanningen en investeringen van de gemeente en private partijen:
1. Metropolitane binnenstad: global meets local
2. Superdiverse binnenstad
3. Een dynamische binnenstad met ruimte voor rust en luwte
4. Straten voor mensen
5. Groene boulevards en stadspleinen
6. De Nieuwe Maas en haar oevers als centraal rivierpark
2.3.6 Hoogbouwvisie 2019
Vastgesteld op 12 december 2019 door de gemeenteraad
In de Hoogbouwvisie 2019 is de hoogbouwzone aangegeven die loopt van het Centraal Station tot aan de Wilhelminapier. Pompenburg en de omgeving Rijnhaven horen er ook bij. Hoogbouw is mogelijk tot 250 meter hoog. Er zijn ook drie andere gebieden waar hoogbouw is toegestaan tot 150 meter: Feyenoord City, Hart van Zuid en de Alexanderknoop. Een gebouw valt onder de noemer 'hoogbouw' als het meer dan 70 meter hoog is.
Hoogte
De uitnodigende uitstraling van de benedenverdieping is essentieel. De programmering van de Rotterdamse laag moet een bijdrage leveren aan de stedelijke dynamiek en de continuïteit van het stadsbeeld. Denk hierbij aan lobby's voor kantoren, entrees voor woningen, commerciële en maatschappelijke functies.
De hoogte van de Rotterdamse laag verschilt per plek in de stad. Aan de Delftsestraat is de bestaande hoogte, de Rotterdamse laag, ongeveer 19 meter en ter plaatse van het Schieblock is dit 24 meter. Door de Rotterdamse laag onderdeel te maken van het gebouw, is er een goede aansluiting op de aangrenzende gebouwen en stimuleert dit de continuïteit van wanden, straten en pleinen.
De omvang van de bovenbouw wordt door twee invalshoeken bepaald: een percentage voor de maximale oppervlakte van hoogbouw en een absolute maat, gebaseerd op het programma (wonen of kantoren). Naar boven toe zal de hoeveelheid oppervlakte afnemen. Door beperkingen op te leggen aan hoogbouw, gerelateerd aan de maximale omvang van de bouwkavel, is er meer ruimte in de onderbouw om de utilitaire zaken een goede plek te geven in het gebouw. Hierdoor is er meer ruimte om de ambitie van de stad op ooghoogte goed vorm te geven.
Boven de Rotterdamse laag (onderbouw grofweg tussen 15 tot 30 meter) mag maximaal 50 procent van de totale onderbouw als toren bebouwd worden. Boven de Rotterdamse laag mag de diagonaal van de toren niet groter zijn dan 56 meter. Door een diagonaal te gebruiken, wordt gestimuleerd dat er daadwerkelijk torens worden gemaakt in plaats van andere gebouwvormen. Bij gebouwen tussen de 70 en 150 meter heeft de toren vanaf 70 meter een diagonaal van 42 meter. Boven de Rotterdamse laag (onderbouw) mag maximaal 50% van de totale onderbouw als toren bebouwd worden. De
De Perrontoren is maximaal 70 meter hoog en bebouwing onder de 70 meter hoogte wordt in de Hoogbouwvisie niet als hoogbouw beschouwd. De Perrontoren hoeft daarom niet getoetst te worden aan de voorwaarden uit de Hoogbouwvisie. De Schieblocktoren wordt maximaal 200 meter hoog. Alle varianten van de Schieblocktoren voldoen aan de eis dat maximaal 50% van de onderbouw bebouwd mag worden en de diagonaal is niet groter dan 56 meter.
Wind
Om ervoor te zorgen dat het windklimaat binnen de grenzen blijft, zijn aan de voorkant van het ontwerpproces oriënterende windonderzoeken verplicht. Deze metingen worden op basis van volumestudies gedaan en geven een eerste beeld waar zich mogelijke knelpunten bevinden. Vorm, materiaal en hoogte kunnen op deze manier in een vroegtijdig stadium onderzocht worden en de uitkomsten kunnen worden meegenomen in het ontwerpproces.
In paragraaf 6.10 Windhinder is het globale onderzoek naar het windklimaat beschreven. In een latere fase wordt op basis van het definitief ontwerp voor de (her)ontwikkeling van een locatie opnieuw een windonderzoek gedaan. Beoordeling van het windklimaat vindt plaats volgens NEN 8100.
Bezonning openbare ruimte
De Hoogbouwvisie heeft nadere regels gesteld met betrekking tot de bezonning van de openbare ruimte. Bij het toevoegen van hoogbouw moet een goed woon- en leefklimaat aanwezig blijven. Per plek kan de invloed van extra schaduw door de hoogbouw anders beoordeeld worden. Om onderscheid te maken in de eisen die worden gesteld aan plekken in de stad en hoeveel vermindering er mag optreden in zonuren, zijn twee typen ruimtes gedefinieerd. In de gebieden en plekken die zijn aangewezen als de zogenaamde sunspot, mag géén vermindering van zonuren optreden binnen de aangewezen tijden. Daarnaast zijn er representatieve ruimtes waar zon belangrijk is, maar waar wel enige vermindering in zonuren mag optreden. Het overige gebied binnen de hoogbouwzone heeft een basiskwaliteit waar maximaal 2 uur verslechtering van de bezonning mag optreden. Zie paragraaf 6.9 Bezonning voor de bezonningsstudie van dit bestemmingsplan.
2.3.7 Stedenbouwkundig plan Rotterdam Centraal District 2007
Vastgesteld op 5 februari 2008 door college B&W, op 12 juni 2008 behandeld in de gemeenteraad
Uit dit stedenbouwkundig plan is de leidraad voor de bezonning van de Provenierswijk nog steeds actueel. De leidraad gaat uit van de maatgevende periode tussen 21 maart en 23 september. De extra schaduw op de woningen van de Provenierswijk mag in deze periode maximaal 1 uur bedragen. Zie paragraaf 6.9 voor de bezonningsstudie van dit bestemmingsplan.
2.3.8 Afwegingskader bezonning
Vastgesteld op 9 september 2021 door de gemeenteraad
In het Afwegingkader bezonning is beschreven hoe bij nieuwe ontwikkelingen de bezonning/
bezonningsafname kan worden afgewogen. Dit kader geldt voor heel Rotterdam met een nadrukkelijke link met de voorgenomen verdichting in de stad. Het afwegingkader hanteert 21 september als meetdatum (gelijk met de Hoogbouwvisie) en heeft als uitgangspunt minimaal 2 uur zon voor een woning. In het afwegingskader is expliciet opgenomen dat eerder gemaakte gebiedspecifieke afspraken over bezonning, zoals de effecten van bebouwing in het Rotterdam Central District op de Provenierswijk, geen onderdeel van het afwegingskader zijn. Voor het bepalen van het effect op de bezonning van de Provenierswijk als gevolg van de ontwikkeling van het Schiekadeblok blijft de leidraad uit paragraaf 2.3.7 leidend. Deze leidraad is voor de Provenierswijk gunstiger dan het Afwegingskader bezonning.
2.3.9 Horecanota Rotterdam 2017-2021
Vastgesteld door college B&W op 1 november 2016
In de Horecanota 2017-2021 staat de balans tussen levendigheid en een aantrekkelijk woon- en leefklimaat centraal. De nota beschrijft het instrumentarium dat hieraan invulling geeft. Gebiedsgericht werken, een verdere vereenvoudiging van het vergunningstelsel, verfijning van het handhavingskader en stimulering van eigen initiatief door experimenten zijn hiervan de elementen.
Belang voor de stad
Rotterdam is een levendige stad met een aantrekkelijke binnenstad, een groot cultureel aanbod en een gevarieerde samenstelling van bewoners, ondernemers en bezoekers. Horeca speelt een cruciale rol: een goede mix van kwaliteit en kwantiteit, een balans met andere stedelijke functies en openbare orde en veiligheid, bevordert de populariteit van Rotterdam. Bovendien levert de horecasector werkgelegenheid op en stimuleert het de lokale economie. De aantrekkingskracht van de stad is de afgelopen jaren toegenomen. Er wordt weer geld uitgegeven door bezoekers, Rotterdam voert de goede lijstjes aan en is in 2015 uitgeroepen tot beste binnenstad van Nederland. Tegelijkertijd verdicht de bewoning en is ruimte schaars. Het is dus van belang alles in goede banen te leiden en deze schaarse ruimte optimaal te benutten. De positieve ontwikkelingen van Rotterdam weten sommige delen van de stad onvoldoende te bereiken vanwege de aanwezigheid van malafide ondernemingen, georganiseerde criminaliteit en overlast. Dit vraagt om extra aandacht en stevig optreden.
Visie en ambities
Met dit horecabeleid borduurt Rotterdam voort op de goede ontwikkelingen in onze stad. Met oog voor ondernemerschap en aandacht voor een prettig woon- en leefklimaat voor onze bewoners zijn aan de hand van een aantal uitgangspunten vier ambities bepaald waarmee Rotterdam invulling geeft aan de visie op horeca voor de komende jaren.
De Horecanota 2017-2021 geeft invulling aan de visie van Rotterdam ten aanzien van de horeca voor de komende vijf jaar. De horecanota staat niet op zichzelf. Het is een kader dat samen met andere gemeentelijke kaders en visies moet zorgen voor het behoud en de verdere ontwikkeling van Rotterdam als aantrekkelijke stad om in te wonen, te werken en te verblijven.
Uiteenzetting horecastelsel
Horeca kent enorm veel verschijningsvormen en dankzij creatieve ondernemers komen er naast hotels, restaurants en cafés nog steeds meer vormen bij. In Rotterdam wordt onder horeca elk openbaar pand of openbare ruimte verstaan waar je structureel en tegen betaling kan eten en drinken (of afhalen) en/of waar amusement of ontspanning wordt aangeboden. De exacte definitie is in de Algemene Plaatselijke Verordening opgenomen onder het begrip: openbare inrichting.
De Horecanota ziet niet toe op alle vormen van openbare inrichtingen. Prostitutiebedrijven en coffeeshops kennen vanwege hun bijzondere karakter eigen beleidsregels en aparte vergunningen. Vestigingsvoorwaarden voor hotels zijn eveneens geen onderdeel van dit beleid. Een restaurant in een hotel wel.
Exploitatievergunning
In Rotterdam bestaan meerdere categorieën exploitatievergunningen. De aard van de activiteiten die in de horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt welke categorie vereist is. Hoe uitbundiger de bedrijfsvoering van een horeca-inrichting, hoe uitgebreider de vereiste exploitatievergunning. Dit geeft tevens de mogelijkheid om een deel van de ondernemers die beperkte en/of zeer lichte vormen van horeca exploiteren vrij te stellen van de vergunningplicht (categorie 0). Dit is de afgelopen jaren een duidelijke lastenverlichting gebleken en sluit aan bij de high trust (high penalty) aanpak.
Naast bedrijven waar horeca de primaire bedrijfsvoering is, kent Rotterdam ook talloze bedrijven, instellingen en clubhuizen waar horeca slechts een ondersteunende functie heeft. Ook hiervan kan een groot deel gebruik maken van de vrijstelling van de vergunningplicht. Omdat er op basis van landelijke wetgeving, zoals de Winkeltijdenwet, ruimtelijke ordeningswetgeving en de Alcoholwet nu eenmaal verschil zit tussen deze vormen van zeer lichte en/of ondersteunende horeca, onderscheiden we in Rotterdam drie varianten die vrijgesteld van de exploitatievergunningplicht mogen exploiteren; exploitatiecategorie 0.
Indien een horeca-inrichting een horecabestemming heeft, dan worden de basisvoorwaarden verruimd en deels vervangen met onderstaande voorwaarden. De overige voorwaarden blijven gelijk.
Ook als er geen sprake is van een horecabestemming kan het zijn dat er ruimere voorwaarden gelden. Sommige instellingen en voorzieningen hebben traditiegetrouw een aanzienlijk horecadeel, maar waarbij de openbare orde niet in het geding komt. Dit is een verzamelcategorie van instellingen en bijzondere objecten (limitatief): muziek- en sportverenigingen, musea, theaters, filmhuizen, hotels/hostels, rouwcentra, ziekenhuizen, bejaarden- en verzorgingshuizen, gebedshuizen, bedrijfskantines en instelling voor hoger onderwijs. De overige voorwaarden blijven gelijk aan de basisvoorwaarden. (Voor muziek- en sportverenigingen geldt dat uit de bestemming dient te volgen dat sport en/of muziek de primaire functie van het object is.)
Indien het woon- en leefklimaat in een straat of buurt onder grote druk staat, kan de burgemeester verbieden dat horeca zich daar zonder vergunning vestigt. Dit gebeurt door middel van een aanwijzingsbesluit dat voor bepaalde of onbepaalde tijd van kracht is. De aanwijzing wordt genomen op basis van het Horecagebiedsplan (zie ook paragraaf 2.3.10) dat ter plaatse van kracht is, waarin ook gemotiveerd is waarom het gebied wordt aangewezen. In die gevallen is altijd een exploitatievergunning vereist om horeca-activiteiten te exploiteren, ook al is er sprake van één van de hierboven beschreven situaties.
Wanneer een ondernemer meer of zwaardere activiteiten wil dan hierboven beschreven is een exploitatievergunning noodzakelijk. Rotterdam hanteert hiervoor een duidelijk vergunningstelstel dat aan de hand van losse activiteiten is opgebouwd. Dit wil zeggen dat de activiteiten worden vergund die in een horeca-inrichting kunnen plaatsvinden. Het vergunningstelsel biedt ondernemers op deze manier ruimte voor verschillende horecaconcepten.
De combinatie van activiteiten die in een horeca-inrichting worden aangeboden bepaalt in welke exploitatiecategorie de inrichting valt. Daarbij is relevant in hoeverre de activiteiten effect hebben op de openbare orde en het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf. Hoe meer effect, des te zwaarder de exploitatiecategorie. Hoe zwaarder de categorie, des te zwaarder de toets bij vergunningverlening. Elke ondernemer kan gebruik maken van de voor hem of haar geldende vrijstelling van de exploitatievergunningplicht (categorie 0). Indien meer of zwaardere activiteiten worden aangeboden is een exploitatievergunning vereist in de categorie 1 t/m 4+ (licht, regulier, middelzwaar, zwaar, buiten categorie).
Gebiedsgericht werken
Een belangrijk, zo niet het belangrijkste onderdeel van de Horecanota is gebiedsgericht werken; kennis uit de wijk is bepalend voor wat kan en wat niet. Deze werkwijze, waarbij maatwerk en flexibiliteit centraal staan, heeft in de afgelopen jaren reeds z’n vruchten afgeworpen op het gebied van horeca. Door per wijk of buurt een duidelijke visie en/of ambitie te hebben en daaraan vestigingsvoorwaarden te stellen, kunnen bekende en nog onbekende horeca-ontwikkelingen worden beoordeeld en gerealiseerd. Het horecagebiedsplan biedt het kader hiervoor.
2.3.10 Horecagebiedsplan Centrum 2022-2024
Vastgesteld op 8 februari 2022 door B&W
De ambitie is om van het Schiekadeblok een eigenzinnige plek in de stad te maken voor wonen, werken en verblijven. Het is een bruisende locatie met een mix aan horeca, cultuur en design waarvoor Rotterdammers en bezoekers van de stad veel waardering hebben. Bij de ontwikkeling van het gebied wil de gemeente hierop voortbouwen en tegelijkertijd inspelen op de groei van Rotterdam, waaronder de vraag naar ruimte voor wonen en werken nabij het Centraal Station. Het Horecagebiedsplan gaat uit van het voortbestaan van de huidige horeca en er wordt de mogelijkheid geboden om nieuwe horeca te ontwikkelen tot en met categorie 2.
2.3.11 Detailhandel Rotterdam 2017
Vastgesteld op 29 juni 2017 door de gemeenteraad
Met het detailhandelsbeleid zet Rotterdam in op een krachtige, toekomstbestendige winkelstructuur, waarbij de consument centraal staat. De binnenstad is het belangrijkste winkelgebied van Rotterdam en draagt met al haar voorzieningen en kwaliteiten bij aan de aantrekkingskracht van Rotterdam als geheel. City Lounge is de leidraad voor de ontwikkeling van de binnenstad; dat wil zeggen dat de binnenstad het visitekaartje van Rotterdam is. Detailhandel is één van de belangrijkste functies die de binnenstad voor consumenten tot een recreatieve bestemming maakt maar het kan niet zonder de samenwerking met andere voorzieningen zoals horeca, leisure, dienstverlening en een aantrekkelijke buitenruimte.
Begrenzing van de binnenstad als winkelgebied
Het centrum van Rotterdam is groter dan het gebied dat vanuit detailhandelsperspectief als de binnenstad gedefinieerd wordt. Vanuit detailhandelsperspectief is een duidelijke begrenzing van de binnenstad als winkelgebied belangrijk zodat optimaal beantwoord wordt aan uitgangspunten van concentratie en profilering (aquablauwe gebieden).
Functionele Mixzones
Rond de binnenstad liggen verschillende gebieden waar winkels een rol hebben, maar niet de boventoon voeren. Het zijn stedelijke en gemixte milieus, veelal gelegen aan stadsstraten. Het gaat in het centrum om de Goudse Singel, Mariniersweg, Westblaak, Central District (paarse gebieden, zie uitsnede uit de Detailhandelsnota). Beleidsmatig worden deze gebieden gedefinieerd als functionele mixzones. Het zijn geen typische winkelgebieden waar de winkelfunctie de boventoon voert maar waar winkels wel een plek hebben. Uitbreiding van het winkelbestand is in deze gebieden niet gewenst.
Uitsnede Detailhandelsnota
In 4.1.3.2 Detailhandel is aangegeven op welke manier detailhandel in dit bestemmingsplan is opgenomen.
2.3.12 Nota kantoren Rotterdam
Vastgesteld 19 juni 2019 door B&W
De 'Nota Kantoren' volgt uit de 'Visie Werklocaties 2030' die eind 2009 door het college van B&W is vastgesteld. De doelstelling van de nota is om tot 2030 richting te geven aan de ontwikkeling van de Rotterdamse kantorenmarkt, met als bovenliggende doelen:
- 1. Het optimaal faciliteren van de (nieuwe) economie in gebieden en in vastgoed;
- 2. Een goede balans tussen vraag en aanbod van kantoorruimte op stedelijk en gebiedsniveau;
- 3. Een verduurzaming van de kantorenvoorraad en -omgeving.
De Nota kantoren Rotterdam vormt de Rotterdamse uitwerking van de regionale strategie werklocaties 2019-2030 van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). In de regionale strategie is een programma afgesproken ten aanzien van nieuwbouw, transformatie en planreductie waarbinnen gemeenten een eigen uitwerking ontwikkelen. In de Nota kantoren staat dat het Central Business District, in lijn met de provinciale en regionale kantorenstrategie, als toplocatie zal worden versterkt. Het Schiekadeblok valt binnen de afbakening van het 'Central Business District'. In dit gebied geldt vanuit de Rotterdamse ladder voor een toekomstbestendige kantorenvoorraad geen norm voor uitbreiding van de voorraad. In dit gebied wordt op alle initiatieven positief geadviseerd als deze ook positief zijn beoordeeld op de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In dit bestemmingsplan wordt maximaal 50.000 m2 kantoor mogelijk gemaakt. Dit is afgestemd met de Provincie Zuid-Holland, zie 4.1.3.5 Kantoren.
2.3.13 Beleidsnota "Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020" en de Monumentenverordening Rotterdam 2010
Beleidsnota "Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020, vastgesteld op 22 december 2016 door de gemeenteraad
Monumentenverordening Rotterdam 2010, vastgesteld op 30 oktober 2010 door de gemeenteraad
In de beleidsnota Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020 wordt de visie op het Rotterdams gebouwde erfgoed en de hieruit voortvloeiende ambities beschreven. Rotterdam verbindt de zorg voor behoud van het gebouwd erfgoed met de hedendaagse opgaven van de stad. Ingezet wordt op bescherming, behoud en hergebruik, en instandhouding van erfgoed. Steeds vaker wordt cultuurhistorie gekozen als uitgangspunt voor (gebieds-)ontwikkelingen, waardoor de historische gelaagdheid van de stad behouden blijft voor toekomstige generaties. Het wettelijke instrumentarium hiervoor is de Monumentenverordening Rotterdam 2010. Zie 3.3 Monumenten en cultuurhistorie.
2.3.14 Stedelijk Verkeersplan Rotterdam, Aanpak Nul Emissie Mobiliteit, Rotterdamse MobiliteitsAanpak
Stedelijk Verkeersplan Rotterdam (SVpR), vastgesteld op 11 mei 2017 door de gemeenteraad
Aanpak Nul Emissie Mobiliteit (NEM), vastgesteld op 5 november 2019 door B&W
Rotterdamse MobiliteitsAanpak (RMA), vastgesteld op 20 februari 2020 door de gemeenteraad
Verkeerscirculatieplan Binnenstad (VCP Binnenstad), vastgesteld op 15 december 2020 door B&W
De langetermijnvisie op mobiliteit uit het Stedelijk Verkeersplan Rotterdam zet in op een economisch sterke, aantrekkelijke en gezonde stad. Vanuit deze visie wordt de mobiliteitstransitie verder uitgewerkt langs drie sporen, de zogenaamde drie v's, in twee programmatische aanpakken.
Langs het spoor 'verschonen' stuurt de aanpak Nul Emissie Mobiliteit op het verschonen van personenmobiliteit, goederenvervoer en het gemeentelijk wagenpark alsook het realiseren van meer laad- en vulpunten voor deze voertuigen. Deze aanpak verstrekt de huidige exponentiële trend waarbij het aantal volledig elektrische personenauto's in Nederland sinds 2017 jaarlijks verdubbeld alsook de uitbreiding van 3.100 oplaadpunten in de stad nu tot ruim 10.000 over vijf jaar. Deze verschoning van de stedelijke mobiliteit gekoppeld aan de gestage afname van autogebruik in het centrum sinds 2000, zal zowel de CO2-reductie voor 2030 zoals gesteld in de verschillende Klimaatakkoorden alsook het verbeteren van de luchtkwaliteit tot de Europese gezondheidsnormen voor NO2 in de stad rond 2020 realiseren.
De Rotterdamse MobiliteitsAanpak (RMA) zal langs de sporen 'volumebeheersing' en 'veranderen' in samenhang met de aanpak Nul Emissie Mobiliteit de mobiliteitstransitie in de bredere zin vormgeven. Het OV krijgt een prominentere rol in het centrum en de RET zal haar vloot volledig verduurzaamd hebben voor 2030. Daarnaast zal langzaam verkeer ruim baan krijgen, wordt parkeren in het centrum verder ontmoedigd en zal de tweejaarlijkse verdubbeling van het aantal beschikbare deelauto's in Rotterdam worden versneld. Verder zullen verschillende instrumenten worden ontwikkeld om de mobiliteitstransitie toegankelijk te maken voor alle bewoners en de stadslogistiek opnieuw in te richten. De nieuwe mobiliteitsmix die zal ontstaan in het centrum zal niet alleen de luchtkwaliteit verbeteren en geluidshinder drastisch verlagen, maar ook anticiperend inspelen op de mobiliteitsopgaven van een steeds groeiende stad.
Het Schiekadeblok zal een autoluw gebied worden. De huidige parkeerplaatsen op het maaiveld komen te vervallen om plaats te maken voor een kantorencomplex en twee torens en een openbaar plein. Het mogelijk maken van een gering aantal ondergrondse parkeerplaatsen bij deze stevige gebiedsontwikkeling gaat gepaard met het faciliteren van een eigentijdse mobiliteitsmix. Gedeeld autogebruik, fietsfaciliteiten en het reeds aanwezige goede openbaar vervoer zijn hier onderdeel van.
Het VCP Binnenstad laat zien hoe het verkeer zich de komende 10 jaar ontwikkelt in de binnenstad van Rotterdam, als gevolg van autonome ontwikkelingen en maatregelen uit de ontwikkelstrategie van de RMA. Het geeft inzicht in de effecten op verkeersstromen van voetgangers, fietsers, ov en auto's, verdeeld over de verschillende netwerken in de binnenstad. Het VCP maakt het mogelijk om maatregelen in samenhang tot elkaar te beschouwen. Over veel van deze maatregelen moet formele besluitvorming nog plaatsvinden. Het VCP maakt niet alleen effecten zichtbaar daar waar een maatregel plaatsvindt, maar ook de effecten van die maatregel op het netwerk als geheel. Hiermee geeft het VCP belangrijke informatie over de mobiliteits-ontwikkeling in de stad en de binnenstad in het bijzonder. Bij de uitwerking van concrete maatregelen geeft het VCP richting aan het ontwerp.
2.3.15 Structuurvisie Rotterdam Central District
Vastgesteld op 17 maart 2011 door de gemeenteraad
De structuurvisie is gebaseerd op het stedenbouwkundig plan voor Rotterdam Central District uit 2008. In het stedenbouwkundig plan is het ontwikkelperspectief voor RCD geschetst met een hoog ambitieniveau. In de structuurvisie is de gefaseerde uitwerking van de ruimtelijke ontwikkeling opgenomen. Ten behoeve van de structuurvisie is in 2011 een planm.e.r.procedure doorlopen. De m.e.r. beschrijft de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkelingen in relatie tot de huidige situatie.
De visie biedt een ruimtelijk en programmatisch raamwerk voor de ontwikkeling van RCD dat nadien uitgewerkt kan worden in bestemmingsplannen. De opgave is als volgt geformuleerd: 'uitbouwen van een innovatief, aansprekend en gemengd stedelijk vestigingsmilieu van Rotterdamse signatuur in een internationale context rond een mobiliteitknooppunt van de eerste orde'. De Mixone is hiervoor het gemeenschappelijk ontwikkelperspectief. De nieuwe en bestaande gebouwen van RCD en de openbare ruimte er omheen, het programma en de volumes moeten in harmonie zijn. De inhoud van de gebouwen is een mix van verschillende functies. Naast wonen en werken is er in het bijzonder in de Mixone ruimte voor service, dienstverlening, leisure, vergadering, tentoonstelling, ontmoeting etc.
Ten behoeve van deze structuurvisie is PlanMER Rotterdam Central District opgesteld.
2.3.16 Mixone Rotterdam Central District
(onderdeel van Gebiedsvisie Weena Glocal City District)
In dit document wordt het toekomstbeeld voor het Rotterdam Central District geschetst. Gestreefd wordt naar een attractief en levendig centraal stedelijk gebied, van internationale allure. Het gebied moet een visitekaartje van Rotterdam worden, dat haar reputatie waarmaakt als ontmoetingspunt door volop gebruik te maken van de potenties van het gebied in de vorm van optimaal openbaar vervoer en de ligging in de binnenstad. Het moet een gemengd en goed toegankelijk gebied worden dat veel 'glocal' bedrijven gaat huisvesten (bedrijven die geworteld zijn in Rotterdam en over wereldwijde netwerken beschikken). De term Mixone is ontstaan door samentrekking van twee begrippen en wordt uitgesproken als 'mixed zone'. In de wereld van cultuur en sport staat de mixed zone voor het gebied waar kunstenaars en sporters de media en elkaar ontmoeten. Dat beeld is in een stedenbouwkundige context geplaatst, en levert het beeld op van een gebied, waar op termijn sprake is van een 24-uurs levendigheid. In paragraaf 4.1.3.1 Mixone is dit begrip uitgewerkt voor dit bestemmingsplan.
2.3.17 Rotterdam Central District_next step
Vastgesteld op 19 december 2017 door B&W
De gemeente heeft samen met de Vereniging RCD een actualisatie gemaakt van de gebiedsvisie voor Rotterdam Central District. Inzet is de doorontwikkeling van RCD als Glocal District en de Mixone door middel van drie thema's: Verbinden, Delen en Verduurzamen.
2.3.18 Nota van Uitgangspunten Schiekadeblok
Vastgesteld op 28 mei 2020 door de gemeenteraad
In het Schiekadeblok zijn verschillende eigenaren aanwezig. De gemeente is eigenaar van de openbare ruimte en het grootste deel van het vastgoed in het gebied. Het monofunctionele programma wederopbouwblok van vroeger heeft het afgelopen decennium een transformatie ondergaan. De gemene deler van de huidige bedrijven is creatief, cultureel, maatschappelijk: muziek, architectuur/design/film en horeca. Bij de ontwikkeling van deze plek is het de kunst om een deel van deze aantrekkelijke rauwheid te behouden terwijl er ander programma wordt toegevoegd. Door de karakteristieke wederopbouwpanden aan de Delftsestraat zoveel mogelijk te behouden, wordt een deel van de rauwheid gehandhaafd. Natuurlijk moeten de panden grondig gerenoveerd en herontwikkeld worden. Zo krijgen de panden van de Delftsestraat twee voorkanten: een aan de Delftsestraat en een aan de levendige groene Delftsehof. De ambitie is te komen tot een gemixt gebied met een stedelijke architectuur en een ontmoetingsplek voor de stad.
In de Nota van Uitgangspunten worden de ambities en randvoorwaarden voor het Schiekadeblok toegelicht ten behoeve van de uitwerking van het stedenbouwkundig plan. In de Nota van uitgangspunten zijn de ambities en randvoorwaarden voor het Schiekadeblok toegelicht aan de hand van zes pijlers, zodat er een goede mix van programma ontstaat. Deze 6 pijlers zijn:
• Cultuurhistorie: behoud en herontwikkeling van panden met name aan de Delftsestraat.
• Verbindingen: toevoeging van een goede voetgangersverbinding tussen het Centraal station en Pompenburg, als opvolger van de Luchtsingel.
• Plek voor de stad: Toevoeging van een kwalitatief verblijfsgebied.
• Kwaliteit: Toekomstbestendige toevoeging aan de binnenstad.
• Programma: toevoeging grote hoeveelheid nieuw programma met name woningen.
• Identiteit: Toevoeging van werk- en woonruimtes voor early adopters en innovators.
De gemeenteraad heeft model 2a vastgesteld als uitgangspunt voor de uitwerking. Dit model behelst de ontwikkeling van het Schiekadeblok met een mix van kantoren en woningen inclusief de spoorstrook.
De uitgangspunten zoals opgenomen in de Nota van Uitgangspunten Schiekadeblok met betrekking tot de woningen zijn de volgende:
- 1. Minimaal 10% sociale woningen realiseren waarvan minimaal 75 sociale huurwoningen voor een toegelaten instelling;
- 2. Minimaal 30% van het woonprogramma dient in het middensegment gerealiseerd te worden, conform de vastgestelde uitgangspunten in het Actieplan Middenhuur. Deze woningen moeten een minimaal gemiddelde gebruiksoppervlakte van 50 m2 hebben. Woningen kleiner dan 50 m2 gbo zijn in dit segment alleen toegestaan voor kleine huishoudens in de leeftijd 23-65 jaar en onder de vastgestelde voorwaarden in het Kwaliteitsbeleid woningen - Onderdeel kleine woningen;
- 3. Het overige woonprogramma dient in het hoger en topsegment gerealiseerd te worden. Deze woningen dienen een minimale gemiddelde gebruiksoppervlakte van 85 m2 te hebben en zijn nooit kleiner dan 40 m2.
Het definitieve programma zal landen in de grondexploitatie.
Deze uitgangspunten zijn vertaald in het stedenbouwkundig plan, zie 4.1.2 Stedenbouwkundig planSchiekadeblok.
2.3.19 Welstandsparagraaf Central District
Vastgesteld op 30 september 2010 door de gemeenteraad
De welstandsparagraaf is geschreven om richting te geven aan de hoge ambities van de ontwikkeling van Rotterdam Central District. "Duurzame stedelijke omgevingen zijn het resultaat van een innige relatie tussen gebouwen, openbare ruimte en mensen. De gebouwen moeten een verrijking zijn van de skyline van Rotterdam en een stimulans voor de Mixone door een nauwe band aan te gaan met de straat en het publiek."
In de welstandsparagraaf zijn richtlijnen geformuleerd die het hoge architectonische niveau van de nieuwbouw binnen het Rotterdam Central District vastleggen en die bijdragen aan het realiseren van samenhang tussen de individuele gebouwen onderling. De bestaande en nieuwe gebouwen vormen samen een ensemble (een samenhangend geheel) in plaats van een reeks van geïsoleerde architectonische hoogstandjes. Dit geldt in sterke mate voor de geometrie, de plinten en de luifels van gebouwen maar ook voor de aangrenzende openbare ruimte en verblijfsklimaat.
Voor het Schiekadeblok wordt de welstandsnota aangepast naar aanleiding van het stedenbouwkundig plan.
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Ontstaansgeschiedenis
Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied, waar in het zuidelijk deel rond het begin van de jaartelling en in de eeuwen daarna klei is afgezet.
De vroegste bewoningssporen in de directe omgeving dateren uit het laat Mesolithicum (8000-5500 voor Christus) en het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Aardewerk en vuurstenen werktuigen uit deze tijd werden onder meer aangetroffen tijdens het archeologisch onderzoek in het tracé van de Willemsspoortunnel in Rotterdam dat in de periode tussen 1988 en 1992 werd uitgevoerd.
Laat Mesolithische bewoningssporen zijn meer recentelijk ook aangetroffen onder het Centraal Station van Rotterdam. Op een diepte van circa 7,50 meter beneden NAP en dieper zijn hier bewoningslagen aangeboord op een in de ondergrond aanwezige donk. Een donk is een rivierduin dat aan het einde van de laatste ijstijd werd gevormd (zo'n 10.000 jaar geleden). Deze rivierduinen werden als hogere en drogere plaatsen in latere tijden, toen door de zeespiegelrijzing een groot deel van westelijk Nederland vernatte, als woonplaats benut.
Bewoning uit de Bronstijd (2000-800 voor Christus) is uit de directe omgeving niet bekend. Sporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) en de Romeinse tijd (begin jaartelling-450 na Christus) komen in de omgeving van het bestemmingsplangebied wel voor. Ze zijn onder meer tijdens het onderzoek in de Willemsspoortunnel gedocumenteerd.
Sporen van vroeg-middeleeuwse bewoning (ca. 450-1000 na Christus) zijn te verwachten op de oeverafzettingen direct langs de Nieuwe Maas. Vondsten uit de 9e-10e eeuw zijn aangetroffen langs de benedenloop van de Rotte en in de omgeving van het Hofplein. Ze kunnen gerelateerd worden aan de voor het eerst in 1028 in historische bronnen genoemde nederzetting Rotta. Door het bestemmingsplangebied liep tot circa 1900 een watertje, waarvan het kronkelig verloop teruggaat op een (veel bredere) kleiige stroomgordel die al in de Vroege Middeleeuwen aanwezig was, als zijriviertje van de Rotte. De oevers hiervan hebben archeologische potentie. Rotta ging in de 12e eeuw verloren door overstromingen. De overstromingen werden mede veroorzaakt door een maaivelddaling die het gevolg was van de 10e-11e-eeuwse ontginningen van het gebied (ontwatering van het veen). Hierdoor werd het land vatbaarder werd voor overstromingen. Vooral aan het einde van de 12e eeuw en in de 13e eeuw werd in dit deel van Rotterdam daarom van noord naar zuid een reeks dijken aangelegd. Op en langs de dijken concentreerde zich de bebouwing. Juist ten oosten van het bestemmingsplangebied lag er aan de Hofdijk het 13e-eeuwse kasteel Weena, waarvan de grachten mogelijk aansloten op het bovengenoemde zijriviertje van de Rotte. Rotterdam ontstond circa 1270, na de afdamming van de Rotte.
Vermoedelijk heeft vanaf het begin van de molenbemaling in de 15e eeuw, het toen in de wat hoger gelegen stroomgordel gegraven watertje de functie van een voorboezem. Het voerde water van een watermolen af naar de Schie. Deze watermolen lag net ten westen van het bestemmingsplangebied, ter plekke van het huidige Delftseplein. Op de boezemkade was een aantal huiserven gesitueerd.
De bebouwing van het gebied werd volledig verwoest tijdens het bombardement van Rotterdam in 1940. Na 1945 is het gebied opnieuw bebouwd, waarbij het stratenpatroon werd veranderd. De bovenste laag van de bodem bestaat uit een pakket oorlogspuin en ophoogzand met een minimale dikte van ongeveer 3 meter.
3.2 Archeologie
Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke erfgoedverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Archeologische verwachting
In het gehele bestemmingsplangebied kunnen bewoningssporen en vondsten uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen voorkomen, waarmee bij de ontwikkeling van het terrein rekening moet worden gehouden. Op de Archeologische Waarden- en Beleidskaart Rotterdam (AWK 2005) wordt aan de locatie een zeer hoge archeologische verwachting toegekend. Dit heeft te maken met de ligging van het bestemmingsplangebied in de stedelijke kern in de omvang van circa 1850 en met de kans op de aanwezigheid van oudere bewoningssporen in de diepere ondergrond. Bij eventuele (bouw)werkzaamheden in het gebied moet rekening gehouden worden met alle stratigrafische niveaus met archeologische potentie (Mesolithicum-heden).
Het hele plangebied wordt bestemd als "Waarde - Archeologie". Hiervoor geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,5 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlakte van meer dan 100 vierkante meter beslaan.
3.3 Monumenten En Cultuurhistorie
3.3.1 Monumenten
Een rijksmonument kan een gebouw, water, terrein of een ander object zijn dat van nationaal belang is vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als vanbinnen. Het is verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning.
Binnen het bestemmingsplangebied ligt een deel van een rijksmonument; het voormalige Stationspostkantoor. Het Stationspostgebouw is gebouwd in de jaren 1955-1959 en is een ontwerp van het architectenbureau E.H. en H.M. Kraaijvanger. Door veranderingen in het postbedrijf raakte het gebouw in onbruik. In 2009 is het gebouw gerenoveerd tot verzamelgebouw 'Central Post' naar ontwerp van Claus en Kaan Architecten. Central Post is een streng en modern geleed gebouw van zwaar beton met aan de spoorzijde een overkapt laadperron voor posttreinen, en een betonnen oprit die het perron voor auto’s toegankelijk maakt.
Het gebouw Central Post is opgenomen in het bestemmingsplan Rotterdam Central District. De oprit tot het perron ligt binnen de bestemmingsplangrens van dit bestemmingsplan omdat het onderdeel is van ontwikkellocatie 'de spoorstrook'. De oprit van Central Post is functioneel verbonden met het monumentale gebouw. In de Nota van Uitgangspunten is aangegeven dat de oprit 'de wokkel', met respect voor de cultuurhistorische waarde, wordt geïntegreerd in het bouwplan voor de spoorstrook.
In het stedenbouwkundig plan is aangegeven dat de wokkel onderdeel uitmaakt van het kantorencomplex en wordt overkraagd op een hoogte van 9 meter. In het verlengde van de huidige logistieke functies op deze plek is hier onder andere ook de ingang van de ondergrondse parkeergarage gedacht. Deze lusvormige oprit heeft monumentale waarde als onderdeel van het monumentale gebouw Central Post. Transformatie en ontwikkeling is mogelijk met respect voor deze waarde. De hellingbaan rust als een vrij element op een betonnen constructie en is aan de lage zijde gesloten en aan de hoge zijde geopend. In de uitwerking zal gekeken worden wat de mogelijkheden zijn om de hellingbaan juist aan de lage zijde beter zichtbaar te maken. Naast het feit dat de constructie hiermee beter zichtbaar is, is dit ook voor het windklimaat in het gebied een gewenste ontwikkeling.
In het bestemmingsplan is opgenomen dat het kantoor de wokkel mag overkragen op een hoogte van 9 meter. Hierdoor wordt de oprit vrij gehouden van bebouwing en wordt het zicht niet belemmerd. Wel kan het noodzakelijk zijn om 'in' of naast de wokkel bebouwing toe te staan ten behoeve van steunpunten/
constructie van de overkraging. De draagconstructie wordt met respect voor het monumentale bouwwerk geplaatst. Een eventuele draagconstructie is denkbaar, maar zal de architectonische waarde van de wokkel niet moeten aantasten en mag niet worden geplaatst ter plaatse van de calamiteitenroute. Hiervoor is een zeer terughoudende vormgeving wenselijk, maar de voorkeur gaat uit naar een overkraging die werkelijk zonder kolommen wordt gebouwd. Wanneer de oprit architectonisch letterlijk wordt verbonden met de nieuwbouw is het vanuit de monumentale waarden noodzakelijk dat de oprit in het ensemble met het Stationspostkantoor leesbaar blijft.
3.3.2 Cultuurhistorie
In het kader van de modernisering van het rijksmonumentenbeleid (MOMO) is het vanaf 1 januari 2012 verplicht in het bestemmingsplan een goede cultuurhistorische paragraaf op te nemen. Per deze datum is in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Dit besluit is gericht op het scheppen van goede voorwaarden om de cultuurhistorische identiteit van een gebied meer te benutten voor de inrichting van de ruimte en expliciet te betrekken bij ruimtelijke ontwikkelingen en planvormingsprocessen. Het doel is enerzijds verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en anderzijds behoud van het cultureel erfgoed. Het centrale thema is 'behoud door ontwikkeling'.
Gemeentelijk beleid
De inzet van cultuurhistorisch erfgoed en architectuur bij ontwikkelingen van de stad is één van de kernbeslissingen uit de Stadsvisie Rotterdam 2030. Hiermee is cultuurhistorie, het opsporen van bestaande kwaliteiten die de geschiedenis heeft voortgebracht en voortbouwen erop bij de actuele opgave van de stad, een structureel onderdeel van de Rotterdamse ruimtelijke planvorming. Om dit in de praktijk tot uitvoering te brengen is sinds eind 2007 het B&W besluit van toepassing dat bij gebiedsontwikkelingen cultuurhistorisch onderzoek wordt gedaan als blijkt (of verwacht wordt) dat er cultuurhistorische waarden in een gebied aanwezig zijn. In het oFnderzoek worden de cultuurhistorische waarden van een gebied benoemd, geanalyseerd en gewaardeerd.
3.3.3 Cultuurhistorische verkenning
Op 20 februari 2018 is de cultuurhistorische verkenning "Schiekadeblok en Rotterdam Central District" vastgesteld door B&W.
Het bouwblok aan de Delftsestraat/Delftseplein/Schiestraat/Schiekade is tussen 1948 en 1960 volgebouwd met diverse bedrijfs- en kantoorgebouwen. Het bouwblok aan de Delftsestraat vormt een bijzonder wederopbouwensemble dat op basis van een perceelsgewijze ontwikkeling in een maatsysteem van vier meter brede kavels is opgezet. Stevige hoek- en kopblokken verankeren het bouwblok in de maat en schaal van de wederopbouwstad en werken als intermediair naar de grotere gebouwen in de omgeving. In de Rotterdamse binnenstad is geen ander bouwblok te vinden dat op deze manier is opgezet. De kwaliteit van de afzonderlijke panden varieert, maar samen vormen ze een staalkaart van de wederopbouwarchitectuur. Deze ‘eenheid in verscheidenheid’ komt (nog) op enkele plekken voor in de Rotterdamse binnenstad en is daarom van hoge cultuurhistorische waarde.
De zeldzame structuur met een relatief kleine korrelgrootte heeft geleid tot een gevarieerd gevelbeeld van individuele gebouwen in verschillende gedaantes en bouwstijlen. Het materiaalgebruik wordt gedomineerd door een combinatie van beton, baksteen en staal. De bebouwing uit de jaren tachtig en negentig vormt hiermee een groot contrast door de enorme schaalsprong en het afwijkende materiaalgebruik waarin gepolijst natuursteen en spiegelglas de boventoon voeren.
De nieuwe bebouwing die verrees vanaf 1980 tussen het Weena en de Delftsestraat heeft invloed op de verblijfskwaliteit van de Delftsestraat. Doordat de nieuwbouw van het Weena met de achterkanten naar de oorspronkelijke bebouwing is gericht, is de straat als het ware ‘op de tweede rang’ komen te liggen. De oorspronkelijke functies verdwenen langzaam uit het gebied. Aan de fabrieksgebouwen aan de Schiestraat was halverwege de jaren tachtig helemaal geen behoefte en zijn gesloopt. Het tijdelijk beheer van de afgelopen jaren heeft leegstand in veel panden voorkomen en heeft een nieuwe laag aan de gebruikersgeschiedenis toegevoegd. De keerzijde van het wachten op de sloop is dat een aantal panden achterstallig onderhoud heeft opgelopen waardoor veel van de aanwezige kwaliteiten vertroebeld zijn geraakt.
Beeldbepalende objecten
De blauwe panden zijn in de cultuurhistorische verkenning aangeduid als beeldbepalende objecten. Van links naar rechts zijn dit de panden aan het Delftseplein 36/Schiestraat 42-50, Delftseplein 38/39/Delftsestraat 33, Delftsestraat 25 en het Schieblock aan de Schiekade. De rode stippellijn geeft het ensemble weer.
'Perronpand' Delftseplein 36 Schiestraat 42-50
Architect: J.P.L. Hendriks, W. Van der Sluys, L.A. Van den Bosch 1954-1956
Dit gebouw is gebouwd als groothandel in kruidenierswaren en een deel van het gebouw werd gebruikt door de PTT. Het pand vormt een van de ankerpunten van het Schiekadeblok. De aan- en afvoer van goederen vond aan de Delftsestraathof plaats en in het souterrain en in de uitbouw aan de achterzijde bevonden zich diverse opslagruimten. Aan de voorzijde bevonden zich publieke ruimten voor de ontvangst van fabrikanten en winkeliers. Op de eerste verdieping waren administratie, kantoren en kantine ondergebracht. De bovenliggende verdiepingen, die in een L-vorm om de achterbouw zijn gelegen, waren in zijn geheel in gebruik bij de PTT.
'Boekmanpand' Delftsestraat 33, Delftseplein 38
Architect: H.A. Maaskant 1955-1958
Welke oorspronkelijke functies in het gebouw van de firma Boekman en Zonen hebben gezeten is niet helemaal duidelijk. De flexibele indelingsmogelijkheden maakten dat het pand zich voor verschillende functies leende. Architect Maaskant had ervaring met het ontwerpen van bedrijfsverzamelgebouwen zoals het Industriegebouw Goudsesingel en het Groothandelsgebouw. Het Boekmanpand heeft een L-vormige opzet met uitzondering van de begane grond die aan de achterzijde is uitgebouwd. De lange poot van de L ligt aan de Delftsestraat en bevat de hoofdentree met achterliggend trappenhuis en liftkoker. Op de begane grond bevond zich op de hoek een showroom met een eigen entree aan het Delftseplein en enkele bedrijfsdeuren naar de achterliggende magazijnen.
'Esvehapand' Delftsestraat 25
Architect: J.J.P. Oud i.s.m. H. Breur 1948-1950
Het gebouw voor Esveha, groothandel in kantoorartikelen, is het eerste gerealiseerde gebouw van het Schiekadeblok. Een groot deel van het pand bestond dan ook uit magazijn. Als een van de weinige panden aan de Delftsestraat werd het aan de achterzijde ontsloten voor expeditie van goederen. De expeditiestraat werd vermoedelijk op verzoek van Esveha door het bouwblok gelegd. Opvallend aan het ontwerp is dat het, in tegenstelling tot de meeste panden in het Schiekadeblok, veel meer oogt als een kantoorgebouw met gelijkwaardige verdiepingen, dan een bedrijfsgebouw met toonzaal. De verschillende functies, zoals winkel, kantoor, magazijn en dienstwoning, zijn niet afleesbaar aan de gevel, maar werd door Oud bewust ondergeschikt gemaakt aan de betekenis die het gebouw zou innemen in het grotere geheel van de stadsopbouw.
'Schieblock' Schiekade 185-205, Schiestraat 12-14
Architect: Bureau Verschoor en Schippers (W. Verschoor)1954-1960
Het gebouw kan worden gezien als een pendant van het tegenoverliggende Shellgebouw en vormt daarmee een stadsentree naar het Hofplein vanuit het noorden. De pui op de begane grond is rondom teruggelegd achter vierkante, met natuursteen strips beklede kolommen. De oorspronkelijk stalen pui is nog grotendeels aanwezig en bestaat uit grote etalagevensters op een doorgaande lage borstwering op enkele plekken onderbroken door een toegangsdeur. De begane grond kon in kleine eenheden worden verhuurd. Het gebouw was lange tijd in gebruik als kantoor en daarna korte tijd als school. Met het oog op de ontwikkelingen van het Rotterdam Central District wordt het gebouw op tijdelijke basis verhuurd. Vanuit dit tijdelijke gebruik is het Schieblock ontstaan, een tijdelijke transformatie met de ambitie een levendig verzamelgebouw te creëren. Het gebouw werd op bescheiden manier gerenoveerd en aangepast. Het gebouw is onderdeel van een nieuwe route door het Schiekadeblok en via een luchtbrug (de Luchtsingel) verbonden met de Hofbogen en het Pompenburg. Een deel van de eerste verdieping werd hiervoor gesloopt. Op het dak werd een publiek toegankelijke ‘dakakker’ voor stadslandbouw toegevoegd.
Aanbeveling cultuurhistorische verkenning
De cultuurhistorische verkenning beveelt aan om de wederopbouwarchitectuur van het Schiekadeblok als prominente laag in het gebied zichtbaar te laten bij de transformatie van het gebied en zoveel mogelijk uit te gaan van hergebruik van de huidige bebouwing. Bij de herontwikkeling van het gebied zouden het kenmerkende maatsysteem van 4 meter en de perceelsgewijze opzet opnieuw gebruikt kunnen worden. Het is belangrijk om de balans te vinden tussen behoud en vernieuwing waarbij het wederopbouwensemble herkenbaar blijft.
Bestemmingsplan Schiekadeblok
In de Nota van Uitgangspunten die is vastgesteld door de gemeenteraad werd uitgegaan van behoud van het merendeel van de panden in het ensemble. Er is nieuwbouw mogelijk als de aanvrager aannemelijk heeft gemaakt dat op de plaats van het (gedeeltelijk) te slopen bouwwerk nieuwbouw zal plaatsvinden met inachtneming van de, vanuit cultuurhistorisch oogpunt van belang zijnde, stedenbouwkundige, bouwkundige, architectonische en ensemble waarden, die onder andere worden gevormd door de situering, schaal, vorm en geleding van de bebouwing. In de Nota van Uitgangspunten is vastgelegd dat het supervisieteam RCD beoordeelt of wordt voldaan aan de voorwaarden, samen met de commissie welstand en monumenten.
In de Nota van Uitgangspunten staat dat voor de ontwikkeling van het Schiekadeblok het Perronpand gesloopt mag worden en het Schieblock gedeeltelijk gesloopt. Dit is noodzakelijk om de bouw van respectievelijk 200 woningen in de Perrontoren (70m hoog) en de Schieblocktoren met 450 woningen (maximaal 200 meter hoog) mogelijk te maken. Extra woningbouw is een belangrijke politieke doelstelling. Als de huidige bebouwing zou blijven staan, zijn zulke ingrijpende constructieve maatregelen noodzakelijk dat er niks van de oorspronkelijke cultuurhistorische waarde overblijft. Ook wordt het technisch gezien moeilijker en duurder om te bouwen waarbij het voor ontwikkelende partijen niet meer haalbaar is de woningen in de gewenste segmenten te realiseren. Ook wordt de footprint van het Perronpand versmald, ter plaatse van Delftseplein 37, waardoor de toegang tot het Delftsehof breder wordt. Hiermee wordt een belangrijk uitgangspunt van het stedenbouwkundige plan en de Nota van uitgangspunten verwezenlijkt om een fijnmaziger en royalere voetgangersroute te creëren.
In het beeldkwaliteitsplan/welstandsrichtlijnen worden de volgende aandachtspunten meegenomen voor het gehele ensemble:
- Houd de wederopbouwarchitectuur als prominente laag en als belangrijk onderdeel van de ruimtelijke ontwikkeling van het gebied herkenbaar. De pandsgewijze opzet en het maatsysteem, met een stramien van vier meter, zijn belangrijk. Dit wordt in de toekomstige nieuwbouw worden benut als trait d'union tussen bestaande en toekomstige bebouwing.
- Refereer in de vormgeving van nieuwbouw aan de kenmerken van de wederopbouwpanden zoals die aanwezig zijn in het Schiekadeblok.
- Houd de 'Rotterdamse Laag' herkenbaar. Dit is de huidige hoogte van de wederopbouwpanden. Het Schiekadeblok is ontworpen als een gesloten bouwblok met een beperkte doordringbaarheid en een rondom doorlopende gevelwand. Het bouwblok moet in zijn vorm en karakter herkenbaar blijven als wederopbouwensemble. Het markeren van de hoeken aan de Schiestraat geeft houvast voor deze herkenbaarheid, omdat ze de oorspronkelijke maat van het blok definiëren.
- Ga zoveel mogelijk uit van hergebruik van de bestaande gebouwen, met name de panden aan de Delftsestraat. Dit houdt in dat voorgevel niet wordt aangetast - ter beoordeling van Welstand - en dat het casco behouden blijft;
In dit bestemmingsplan zijn de beeldbepalende panden 'Boekmanpand' en 'Esvehapand' opgenomen met de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie". Deze panden worden daarmee beschermd tegen sloop. Wel is het in het bestemmingsplan mogelijk om deze gebouwen met aandacht voor de architectuur te transformeren. Beide panden mogen met maximaal 2 lagen worden opgetopt mits de constructie die hiervoor nodig is geen grote impact heeft op de cultuurhistorische waarde. Bij het optoppen is een setback verplicht van 2 meter aan de zijde van de Delftsestraat. Aan de zijde van het Delftsehof is het toegestaan om de aanbouwen op te hogen tot 9 meter ten behoeve van het vormen van een 'tweede voorkant' aan het Delftsehof.
In het bestemmingsplan is de nieuwe toren naast het Schieblock mogelijk gemaakt. Daarmee is de sloop van een deel van het Schieblock niet per se noodzakelijk. Het Schieblock wordt op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming "Waarde-Cultuurhistorie". Mocht het in de toekomst vanwege constructieve eisen noodzakelijk zijn om een deel van de achterkant van het Schieblock te slopen dan kan hiervoor, na afstemming met de gemeente en met een gedegen motivatie, een vergunning verleend worden door burgemeester en wethouders.
In dit bestemmingsplan wordt het beeldbepalende pand 'Perronpand' niet opgenomen met een dubbelbestemming. Er wordt voorzien dat het Perronpand wordt gesloopt om plaats te maken voor een appartementencomplex van 70 meter hoog. In het bestemmingsplan is de huidige hoogte van het Perronpand aangegeven als 'Rotterdamse laag', 19 meter, aangegeven voor de onderbouw. Een opbouw moet minimaal 2 meter naar achteren liggen om de 'Rotterdamse laag' zichtbaar te houden. Langs de Schiestaat en Delftseplein houdt het pand vast aan de oorspronkelijke rooilijn.
3.4 Huidig Gebruik
De meeste gebouwen in het Schiekadeblok hebben hun oorspronkelijke functie verloren. Via leegstandsbeheer hebben diverse creatieve ondernemers zich gevestigd in dit gebied, wat zorgt voor een bijzondere dynamiek. Het Schieblock is getransformeerd van kantoor tot een verzamelgebouw met vele creatieve ondernemers, verschillende horecagelegenheden en een informatiecentrum. De panden aan de Delftsestraat en het Delftseplein zijn (tijdelijk) in gebruik als kantoor, horeca en bedrijf.
Een deel van het binnenterrein is (tijdelijk) in gebruik genomen door een openluchtbar en terrassen. Het grootste deel van het binnenterrein is in gebruik als parkeerterrein. Ook de zone tussen de Schiestraat en het spoor, 'de Spoorstrook' wordt gebruikt om te parkeren. Op de spoorstrook staat ook de oprit(de wokkel) naar de parkeerruimte van gebouw Central Post.
In juni 2015 is de Luchtsingel officieel geopend. De 390 meter lange tijdelijke luchtbrug verbindt het stationsgebied dwars door het Schiekadeblok met Rotterdam Noord. Aan de zijde van het station is dwars door het pand aan Delftseplein 37 een doorgang gemaakt met het binnenterrein. Aan de oostzijde is een doorgang gemaakt dwars door het Schieblock heen. Via deze route is voormalig station Hofplein en het tijdelijke park bij Pompenburg te voet bereikbaar. Op dit moment wordt gestudeerd op een permanente luchtbrug. In het bestemmingsplan is daarom aan de zijde van de Schiekade de bestemmingsplangrens verruimd om de nieuwe luchtbrug in de toekomst mogelijk te maken.
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Opzet Van Het Plan
4.1.1 Voorgeschiedenis
Het Schiekadeblok kent een bewogen voorgeschiedenis. In de planMER en de Structuurvisie uit 2011 werd uitgegaan van een groot vastgoedprogramma (ruim 430.000 m2 nieuwe kantoren en voorzieningen, 650 woningen) en een toename van 3800 parkeerplaatsen (in garages) in Rotterdam Central District. Specifiek voor het Schiekadeblok was 240.000 m2 ontwikkelruimte opgenomen voor kantoren, voorzieningen en woningen tot 200 meter hoog en ondergronds parkeren waarbij de bestaande gebouwen zouden worden gesloopt. Deze ontwikkeling is niet gerealiseerd. In 2015 is een groot deel van de gronden en panden eigendom geworden van de gemeente. Daarop is de gemeente gestart met een nieuwe planontwikkeling.
4.1.2 Stedenbouwkundig plan Schiekadeblok
Het stedenbouwkundig plan is een voorbeelduitwerking van de Nota van Uitgangspunten en is vastgesteld door B&W op 18 januari 2022. Het stedenbouwkundig plan is een noodzakelijke tussenstap om te komen tot goede regels voor de verschillende bouwplots. Het plan geeft zowel een ruimtelijke uitwerking weer als de flexibiliteit die er nog is bij de uitwerking van de bouwplots. Op sommige plekken is de bouwenvelop uit het bestemmingsplan daarom ruimer getekend dan de voorbeelduitwerking uit het stedenbouwkundig plan.
De stedenbouwkundige opzet heeft de volgende uitgangspunten:
- Bestaande en nieuwe gebouwen vormen samen één groot blok rondom een centraal hof.
- Maximaal handhaven en transformeren bestaande panden en het bieden van ontwikkelingsruimte voor het ecosysteem van gebruikers.
- Het hof wordt een nieuwe ontmoetingsplaats in de stad in een groene setting met bomen en bescheiden events.
- Het concept van de luchtsingel wordt behouden. Een nieuwe definitieve looproute wordt structureel ingepast en komt met een 35 meter lange loungetrap mooi aan het hof te staan.
- Onder het hof en onder de spoorstrook komt een parkeergarage. Om in het hof volwaardige bomen te laten groeien en om ruimte te bieden aan kabels en leidingen wordt de parkeergarage voorzien van voldoende gronddekking.
- De Schiestraat krijgt betekenis als stadsstraat.
- In de spoorstrook komt nieuwbouw voor kantoorruimte met een royale plint met commerciële ruimtes.
- Twee torens met overwegend wonen verdichten het blok en markeren het Schiekadeblok in de stad.
- Totale nieuwbouwontwikkeling omvat tussen 110.000 en 140.000 m2 bvo.
Impressie uit het stedenbouwkundig plan
4.1.3 Aanvullende uitgangspunten
4.2 Juridische Planbeschrijving
4.2.1 Gemengd - 1
De herontwikkeling van het Perronpand is bestemd als 'Gemengd - 1'. De plint is 9 meter hoog en daarin zijn de functies uit de mixone toegestaan evenals lobby's van de woningen en kantoren. De plint mag in één, maar ook in twee verdiepingen worden uitgevoerd. De plint wordt gerekend tot de begane grond en de eerste verdieping van het gebouw. Dit is relevant voor de functieindeling van het gebouw. De hoogte van de onderbouw is 19 meter en sluit aan bij de bestaande panden van de Delfstestraat en het Delftseplein. De verplichte rooilijn aan de westzijde en de noordzijde zorgt dat deze bebouwing bijdraagt aan de ruimtewerking van de hof en aan de ervaring van de Schiestraat als een stadsstraat.
Op dit gebouw komt een schijfvormig woongebouw tot maximaal 70 meter hoogte. De perrontoren biedt ruimte voor circa 16.000 m2 bvo woningen boven de plint (maximaal 200 woningen) en maximaal 4.000 m2 kantoren. Aan de zijde van het Delftsehof is een overkraging van de bovenbouw op 19 meter hoogte mogelijk. Woningen zijn eveneens toegestaan vanaf 19 meter hoogte, dus in de bovenbouw.
Voor een deel van de gevels van de woningen wordt een aanvullende isolatie-eis gesteld vanwege horecageluid. De gevelisolatie is gedifferentieerd naar toetspunten, teneinde alleen extra isolatie voor te schrijven waar dat nodig is. De tabel is opgenomen in Bijlage 5 Benodigde gevelisolatie woningen bij de regels.
Ook voor het gebouwdeel waar horeca mag worden gerealiseerd, wordt een isolatie-eis gesteld voor de uitstralende gevel. Tevens is bepaald dat de uitstralende gevel zich bevindt aan de pleinzijde van het gebouw.
Er worden een luifel en uitstekende gebouwdelen in de aangrenzende bestemming mogelijk gemaakt, om het terras te overkappen.
Onder het maaiveld is een parkeergarage toegestaan van 2 lagen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage'. In de kelder van 'Gemengd - 1' zijn horeca, praktijkruimtes en vergader- en bijeenkomstfaciliteiten, technische ruimtes en fietsparkeren toegestaan.
De daken mogen worden gebruikt als dakterras, als groen dak en voor waterberging.
4.2.2 Gemengd - 2
De bestemming 'Gemengd - 2' maakt de bouw van de nieuwe 'Schieblocktoren' mogelijk voor 450 woningen. De onderbouw van de toren heeft een slanke footprint die aan de zuidzijde inspeelt op de mogelijkheid om de Luchtsingel goed aan te sluiten op de voetgangersroute. Aan de noordzijde is de footprint ingesnoerd om ruimte te maken voor wind. Hier mag een open constructie gebouwd worden mits dit het windklimaat op de Schiestraat niet negatief beïnvloedt. De plint heeft een hoogte van 9 meter en hierin zijn de functies van de mixone mogelijk.
Rondom de toren is een verhoogd maaiveld met een trappartij mogelijk die de opmaat vormt tot de Luchtsingel en aansluit op het verblijfsgebied op maaiveld. Het maaiveld wordt met maximaal 5 meter verhoogd. Onder de trap en onder het verhoogd maaiveld is de mogelijkheid om functionele ruimtes voor onder andere techniek of een fietsenberging in te richten. De eerste vloer van het gebouw op het verhoogd maaiveld wordt aangemerkt als begane grondvloer. De begane grondvloer ligt dus op (maximaal) 5 meter (gemeten vanaf maaiveld). Dit is relevant voor de functieverdeling in het gebouw, zoals opgenomen in lid 5.1. Voor de functieverdeling wordt onderscheid gemaakt tussen de begane grondvloer en de eerste verdieping van het gebouw (sub a), vanaf de tweede verdieping van het gebouw (sub b) en algemeen (sub c t/m g).
De Schieblocktoren biedt ruimte aan circa 46.500 m2 bvo woningen. In de 9 meter hoge plint worden horeca of culturele-maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt evenals lobby's van de woningen en kantoren. De plint ligt op het verhoogde maaiveld. Het verhoogde maaiveld mag ook (deels) voor terrassen worden gebruikt van nabijgelegen horecagelegenheden. De tussenliggende verdiepingen zijn beschikbaar voor kantoorvoorzieningen. Vanaf 24 meter (gemeten vanaf maaiveld) zijn woningen toegestaan.
Om flexibiliteit voor de ontwikkelaar te behouden, zijn drie varianten mogelijk gemaakt voor de 'bovenbouw' van de toren. Deze varianten zijn aangegeven met de aanduidingen 'sba-1', 'sba-2' en 'sba-3'. Een combinatie van deze varianten is niet toegestaan. Met deze aanduiding is het mogelijk gemaakt dat de maximale bouwhoogten zoals aangegeven op de verbeelding (respectievelijk 42 en 24 meter) mogen worden overschreden tot maximaal 200 meter. Daar waar op de verbeelding geen hoogte is aangegeven of een hoogte van 5 meter geldt, mogen vanaf 42 meter hoogte de gronden als het ware worden overkraagd.
Voor een deel van de gevels van de woningen wordt een aanvullende isolatie-eis gesteld vanwege horecageluid. De gevelisolatie is gedifferentieerd naar toetspunten, teneinde alleen extra isolatie voor te schrijven waar dat nodig is. De tabel is opgenomen in Bijlage 5 Benodigde gevelisolatie woningen bij de regels.
Ook voor het gebouwdeel waar horeca mag worden gerealiseerd, wordt een isolatie-eis gesteld voor de uitstralende gevel. Tevens is bepaald dat de uitstralende gevel zich bevindt aan de pleinzijde van het gebouw.
Er worden een luifel en uitstekende gebouwdelen in de aangrenzende bestemming mogelijk gemaakt om het terras te overkappen.
In Bijlage 4 Dove gevels Schieblocktoren bij de regels is aangegeven waar een dove gevel moet worden gerealiseerd als gevolg van het overschrijden van de maximale ontheffingswaarde vanwege weg- en spoorwegverkeer.
Op de noordwestelijke hoek van de plot bevindt zich een deel van het gebouw waarvan het dak niet toegankelijk kan zijn vanwege windgevaar. Ook op de dakakker zal het windklimaat verslechteren. Windonderzoek toont aan dat een verantwoorde situatie mogelijk is. Bij de planuitwerking van de Schieblocktoren zal het windklimaat een belangrijk thema zijn. Hiervoor is in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om de dakakker om te vormen tot een dakkas.
Ook het Schieblock valt binnen deze bestemming. Het Schieblock is een cultuurhistorisch waardevol pand en is op de verbeelding opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Het Schieblock is maximaal 24 meter hoog. Op het dak staat een paviljoen van 1 verdieping met bijbehorend terras. Op het dak van 24 meter hoogte mag een kas worden gebouwd van maximaal 6,5 meter hoog.
Voor het Schieblock wordt eveneens onderscheid gemaakt in de verschillende verdiepingen waar welke functies zijn toegestaan (lid 5.1), met dien verstande dat de begane grondvloer zich gewoon op maaiveld bevindt.
De daken mogen worden gebruikt als dakterras, als groen dak en voor waterberging.
4.2.3 Gemengd - 3
De bestaande panden in de zuidwesthoek van het Schieblok zijn bestemd als 'Gemengd - 3'. Deze panden zijn bestemd voor mixonefuncties op de begane grond en kleinschalige kantoren, bedrijfs- en praktijkruimtes over alle verdiepingen. In deze bestemming is een hotel toegestaan van 180 kamers.
Het 'Boekmanpand', Delftsestraat 33, Delftseplein 38 en het 'Esvehapand', Delftsestraat 25 zijn cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en zijn bestemd met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' die beschermd tegen sloop.
Aan de binnenzijde van het blok, de hof- of achterzijde van de panden, mogen de panden worden uitgebreid aan het hof met 9 meter hoge achterhuizen. Ieder pand krijgt op deze wijze ook een entree aan het Delftsehof. Delftsestraat 25, 27-29 en Delftsestraat 17-19 en Delftsestraat 9 hebben uitbreidingsmogelijkheden aan de zijde van het Delftsehof. De bestaande panden mogen allemaal 7,5 meter worden opgehoogd. De ophoging ligt twee meter terug ten opzichte van de Delftsestraat. Op de verbeelding is aan het volledige volume de aanduiding 'karakteristiek' toegevoegd. Middels de regels zijn aan de mogelijkheid tot op- en aanbouwen voorwaarden gesteld ter bescherming van het cultuurhistorische ensemble.
Binnen de bestemming zijn twee onderdoorgangen verplicht. Aan de zijde van het Delftseplein is een onderdoorgang verplicht van ten minste 6 meter breed. De onderdoorgang vanaf de Delftsestraat naar het Delftsehof behoudt zijn huidige breedte en hoogte.
De daken mogen gebruikt worden als verblijfsruimte, als groen dak, voor waterberging en voor stadslandbouw.
4.2.4 Gemengd - 4
De panden ten oosten van Delftsestraat 21-23 zijn bestemd als 'Gemengd - 4'. De bestaande panden mogen allemaal 7,5 meter worden opgehoogd. De ophoging ligt twee meter terug ten opzichte van de Delftsestraat. Ook aan deze panden inclusief op- en aanbouwen is een regeling gekoppeld ter bescherming van het cultuurhistorische ensemble.
De daken mogen gebruikt worden als verblijfsruimte, als groen dak, voor waterberging en voor stadslandbouw. Binnen deze bestemming is een vestiging voor nachthoreca (horeca 4) toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca'. Minder zware horeca (horeca 2 en 3) is hier ook toegestaan ter plaatse van de aanduiding en horeca 1 in de gehele plint. Tevens is ter plaatse van de aanduiding 'hotel' tevens een hotel toegestaan.
4.2.5 Gemengd - 5
De spoorstrook is bestemd als 'Gemengd - 5'. Binnen deze bestemming zijn 39.000 m2 kantoren toegestaan boven de plint de functies uit de mixone. Ook kunnen, uit het zicht, tegen het spoortalud technische ruimtes en fietsparkeerplaatsen gerealiseerd worden. De verplichte rooilijn aan de zuidzijde zorgt dat deze bebouwing bijdraagt aan de ruimtewerking van het hof en aan de ervaring van de Schiestraat als een stadsstraat. Aan de oost- en zuidzijde van het gebouw zijn overkragingen toegestaan, op minimaal 15 en 9 meter hoog vanaf het maaiveld. De meest in het oog springende overkraging is de overbouwing van de wokkel. Ter plaatse van deze overkraging is het wel mogelijk om een constructieve elementen te bouwen te ondersteuning van de overkraging.
Ten oosten van de wokkel ligt op maaiveld de ingang tot de parkeergarage van 2 lagen diep onder de spoorstrook. Deze wordt onder de Schiestraat door verbonden met de parkeergarage onder het plein. Op hetzelfde tracé van de inrit van de parkeergarages ligt de calamiteitenroute van NS/ProRail. Hiermee kunnen in geval van nood alle perrons bereikt worden. De calamiteitenroute is opgenomen met de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute'. Binnen deze functieaanduidingen gelden bouwbeperkingen om een ongehinderde toegang te garanderen.
4.2.6 Verkeersbestemmingen
Het Delftsehof en de Schiestraat hebben de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' gekregen. Binnen deze bestemming zijn ontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs, pleinen en openbaar groen toegestaan. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen en waterberging mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een ondergrondse parkeergarage toegestaan van 2 lagen diep.
Het Delftsehof mag worden gebruikt voor terrassen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van horeca - terras 1 t/m 5'. De bezetting van de terrassen is gemaximeerd. Er is tevens een mogelijkheid opgenomen om een deel van de terrassen te overkappen met een luifel. Het invallend stemgeluidniveau vanwege alle terrassen op het plein is gemaximeerd tot 65 dB(A)-etmaalwaarde. Dit moet bij het aanvragen van een horeca-exploitatievergunning en/of maatwerkvoorschrift Activiteitenbesluit milieubeheer worden aangetoond.
De bestemming 'Verkeer - Parkeergarage' is gebruikt om de bovengrondse parkeergarage te bestemmen die hoort bij Central Post. Hiervan ligt een klein deel binnen het bestemmingsplangebied van dit bestemmingsplan.
De Schiekade is de enige hoofdweg in het bestemmingsplan en ligt (voor dit deel) in het bestemmingsplan 'Lijnbaankwartier-Coolsingel' en heeft de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'. Er is een strook opgenomen in dit bestemmingsplan om zodoende de permanente Luchtsingel mogelijk te maken. Deze strook heeft ook de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer'. De bestaande mogelijkheden voor de Schiekade worden 1-op-1 overgenomen. Ter plaatse van deze bestemming is de aanduiding 'luchtbrug' opgenomen waarbinnen de permanente Luchtsingel met bijbehorende opgangen mogelijk gemaakt is.
De gronden die vallen onder de bestemming 'Verkeer - Spoorverkeer' zijn bestemd voor spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer met de bijbehorende voorzieningen.
In het bestemmingsplan zijn percelen opgenomen die in eigendom zijn van ProRail. Deze percelen mogen zonder nadrukkelijke schriftelijke toestemming van ProRail niet worden gebruikt omdat deze percelen benodigd zijn ten behoeve van de uitvoering van de wettelijke taak van ProRail en voor eventuele toekomstige uitbreidingsplannen. De percelen van ProRail, alsmede de spoorbaan, dienen door ProRail, haar aannemers of hulpdiensten te allen tijde onbelemmerd toegankelijk te zijn en te blijven met het materieel dat ook momenteel wordt gebruikt voor het uitvoeren van werkzaamheden en in het geval van calamiteiten.
Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van de spoorbaan dient rekening te worden gehouden te met het bepaalde in artikel 19 van de Spoorwegwet. Voor initiatieven binnen het beperkingengebied hoofdspoor is de gemeente het bevoegd gezag voor meervoudige aanvragen waarbij vergunning alleen verleend kan worden nadat ProRail haar gemandateerde advies met instemming heeft gegeven bij enkelvoudige aanvragen blijft de minister bevoegd gezag en zal ProRail namens de minister vergunning verlenen.
Binnen de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied', 'Verkeer-Spoorverkeer' en 'Gemengd-5' is de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' op de verbeelding opgenomen. Ter plaatse van deze aanduiding is het verboden om bouwwerken te plaatsen en is een minimale vrije ruimte gegarandeerd zodat er onbelemmerde toegang voor groot materieel tot het spoor mogelijk is.
4.2.7 Cultuurhistorie
De dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' werpt een drempel op tegen sloop. Eventuele toekomstige sloopplannen voor de cultuurhistorische waardevolle bebouwing zijn dan uitsluitend mogelijk als het gemeentebestuur een sloopvergunning verleent indien maatschappelijke, technische dan wel economische overwegingen zwaarwegend genoeg zijn om een uitzondering te maken. Hiervoor moet advies worden gevraagd aan de commissie voor welstand en monumenten. Daarbij moet een nieuw bouwplan voldoende rekening houden met de cultuurhistorische waarden van de omgeving. In dit bestemmingsplan zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle planden opgenomen met een dubbelbestemming.
4.2.8 Parkeerregeling
Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening 2010 van de gemeente Rotterdam, waaronder de voorschriften over parkeernormen, komen te vervallen. Dat betekent dat er vanaf dat moment niet meer getoetst kan worden aan die voorschriften en er dus geen parkeernormen meer gelden. Op dit moment geldt 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022'. Deze beleidsregeling geeft parkeernormen voor zowel auto's als fietsen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het gebruiken van gronden of bouwwerken wordt een parkeereis gesteld conform de gebiedsindeling die bij de beleidsregeling als bijlage is opgenomen. De parkeereis moet in beginsel volledig op eigen terrein worden opgelost. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inpassing van de parkeervoorzieningen in het gebouw of de omgeving, het laden en lossen etc. Van de parkeereis kan (geheel of gedeeltelijk) worden afgeweken. Tevens kan er vrijstelling van de parkeereis worden verleend. In de beleidsregeling wordt beschreven onder welke omstandigheden daar sprake van is.
Beleidsregeling
De op dit moment geldende “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022” is via de volgende link te raadplegen: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2021-484674.html
Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in artikel 16 Voorwaardelijkeverplichting over parkeren een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenaamde “dynamische verwijzing”. Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022” het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.
In Stedenbouwkundig Plan Schiekadeblok is een indicatieve berekening gemaakt voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen. Op basis van het nieuw toe te voegen vloeroppervlak en gebruikmakend van de aftrekposten vanwege de nabijheid van het OV en mobiliteitsconcepten is bepaald dat 185 parkeerplaatsen nodig zijn. In het bestemmingsplan is een parkeergarage mogelijk gemaakt voor circa 230 auto's en voldoet daarmee aan de parkeerregeling.
4.2.9 Wetgevingszone - moderniseringsgebied
In artikel 17.2 Wetgevingszone - moderniseringsgebied is bepaald dat een aantal panden aan de Delftsestraat zijn aangewezen als moderniseringsgebied als bedoeld in artikel 3.5 van de Wet ruimtelijke ordening. Dit artikel bepaalt dat in een bestemmingsplan gebieden kunnen worden aangewezen waarbinnen de daar aanwezige bouwwerken dienen te worden gemoderniseerd of vervangen door gelijksoortige bebouwing van gelijke of nagenoeg gelijke bouwmassa. In dit geval zal van vervanging geen sprake zijn, maar van modernisering wel.
4.2.10 Hoog-risico biologische laboratoria
Hoog-risico biologische laboratoria zijn in beginsel niet toegestaan binnen de maatschappelijke bestemming/bedrijfsbestemmingen 'Gemengd -1' tot en met 'Gemengd - 5'. Daartoe is in de algemene gebruiksregels in artikel 19.2 Hoog-risico biologische labortoria van het bestemmingsplan een verbodsbepaling opgenomen. Het betreft hoog-risico biologische laboratoria die onder de werking van het bij dit plan gevoegde beleidskader "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" vallen en genoemd zijn in artikel 4.4 onder k, categorie 4, onderdeel C van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. In geval van het werken met genetisch gemodificeerde organismen zijn dat alle categorieën van fysische inperking op inperkingsniveaus III en IV, zoals genoemd in Bijlage 4 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013. Kort gesteld zijn het laboratoria met biologische veiligheidsklasse 3 of hoger.
Na nadere afweging is het wel mogelijk om een hoog-risico laboratorium toe te staan. Burgemeester en wethouder kunnen daarvoor bij omgevingsvergunning afwijken. Ook daartoe is in de regels een bepaling opgenomen. Bij de afweging wordt een advies van de GGD/VRR betrokken. Deze instanties geven een advies op basis van het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond". Aan de hand van het beleidskader kan worden beoordeeld of de risico's van een hoog-risico biologisch laboratorium voldoende beheersbaar zijn bij calamiteiten en of een hoog-risico biologisch laboratorium al dan niet wenselijk is op de voorgenomen locatie.
Benadrukt wordt dat de verbodsbepaling alleen betrekking heeft op nieuwe hoog-risico laboratoria in de zin van nieuwvestiging of een uitbreiding van een bestaand hoog-risico laboratorium. Dit laatste kan de uitbreiding van een bestaande hoog-risico biologische laboratorium in omvang betreffen, maar ook de uitbreiding van een biologisch laboratorium met een laag risicoprofiel naar dat met een hoog-risicoprofiel (een uitbreiding qua gebruik). Opgemerkt zij daarbij dat reeds vergunde hoog-risico biologische laboratoria (waarbij de vergunning nog niet volledig is benut) onder de bestaande situatie vallen en niet onder de verbodsbepaling.
4.2.11 Werken aan huis
In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.1.1 Rijksbeleid
In 2014 is de deltabeslissing ruimtelijke adaptatie genomen. Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben hierin de gezamenlijke ambitie vastgelegd dat Nederland in 2050 zo goed mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is ingericht. Bij (her)ontwikkelingen mag geen extra risico op schade en slachtoffers ontstaan voor zover dat redelijkerwijs haalbaar is.
5.1.2 Provinciaal beleid
De visie 'Rijke Groenblauwe Leefomgeving' is een van de bouwstenen voor de toekomstige Provinciale Omgevingsvisie. Het geheel van waterlopen, cultuurhistorie en natuur wordt in de visie opgevat als verweven, een groenblauw netwerk dat ingezet wordt als verbinder tussen landschap, cultuurhistorisch erfgoed, ecologie, recreatie en economie. De provincie wil het groenblauwe netwerk inzetten om het leef- en vestigingsklimaat in de steden te verbeteren door (groenblauwe) verbindingen te leggen tussen de stadscentra en de buitengebieden.
In de bijbehorende uitvoeringsagenda heeft provincie Zuid-Holland een prioritering aangebracht in de ambities uit de visie en een strategische agenda met hoofdopgaven benoemd. De grootste opgave ligt in de stadscentra van Den Haag en Rotterdam. Voor Rotterdam zijn voor het beleidsveld water vooral de 2e en 3e hoofdopgave van belang; Transitie naar een groen en waterrijk stedelijk landschap en infrastructuur & Aantrekkelijk en gezond verbinden in een waterrijk Zuid-Holland.
5.1.3 Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2016-2021, de Keur van HHSK, peilbesluiten en de leggers. HHSK streeft naar een doelmatig en duurzaam waterbeheer, zodat de inwoners veilig en aangenaam kunnen wonen, werken en recreëren. Hierbij staat het hoogheemraadschap in directe verbinding met de omgeving en is alert bij het signaleren van de veranderingen en speelt daarop tijdig in. Belangen worden zichtbaar tegen elkaar afgewogen en bestuurlijke keuzes zijn transparant.
De kaderrichtlijnwater-doelstellingen moeten uiterlijk in 2027 worden bereikt. Voor de periode 2016-2021 is in het KRW-plan 2016 – 2021 vastgelegd hoe het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard de waterkwaliteit wil verbeteren voor de Kaderrichtlijnwaterlichamen in hun gebied.
Het waterbergingsbeleid bij ruimtelijke ontwikkelingen heeft tot doel om ongewenste effecten van verhardingstoename op het watersysteem te voorkomen. Een belangrijk ongewenst effect is de versnelde afvoer van neerslag. Het beleid beschrijft op welke wijze het effect van ruimtelijke ontwikkelingen op de waterberging wordt bepaald en hoe ongewenste gevolgen van deze ontwikkelingen kunnen worden gecompenseerd.
HHSK maakt onderscheid in drie typen ruimtelijke ontwikkelingen: kleine (tot 500 m2 verhardingstoename), middelgrote (> 500 m2 verhardingstoename en bruto planoppervlak < 10 ha) en grote (> 10ha bruto planoppervlak). Aanvullende waterberging ter compensatie van verhardingstoename dient voorafgaand aan het aanbrengen van de verharding te worden gerealiseerd en waterberging moet algemeen en te allen tijde beschikbaar zijn. De voorkeursvolgorde voor realisatie van waterberging is: 1. binnen het plangebied, 2. binnen het peilgebied, 3. benedenstrooms. Specifieke omstandigheden kunnen aanleiding zijn om in samenwerking tussen ontwikkelaar en HHSK tot een alternatieve oplossing te komen om de negatieve effecten van een verhardingstoename te compenseren.
5.1.4 Gemeentelijk beleid
Het Rotterdams Weerwoord
Het college van B&W heeft in februari 2019 het Rotterdams Weerwoord vastgesteld. Als stad in de delta van Nederland met een dalende bodem is Rotterdam kwetsbaar voor de gevolgen van klimaatverandering. Klimaatadaptatie, het aanpassen van Rotterdam aan die verandering, is nodig. Om hevige regenval, maar ook langdurige droogte en hitte, grondwateronder- en overlast en bodemdaling aan te pakken zijn sneller en meer ingrepen noodzakelijk in openbaar gebied en op particulier terrein. Door nu actie te ondernemen, kan schade in de toekomst worden beperkt.
De belangrijkste versterkingen zijn:
- Vergroening van de stad als adaptatiemaatregel om hitte tegen te gaan, draagt ook bij aan de vertraging van neerslag.
- Vervangen van verharding door groen of doorlatende verharding vergroot de opnamecapaciteit van neerslag én zorgt voor aanvulling van het grondwater. Dit is goed voor gebieden met (te) lage grondwaterstanden.
- Waterbergende voorzieningen op gebouwen combineren met verkoelende maatregelen (groen dak) draagt bij aan reductie van wateroverlast en hitte. Zonnepanelen op groene daken hebben een hogere opbrengst.
- Hoger aanleggen van vitale voorzieningen reduceert zowel risico's van overstroming vanuit de rivier als door extreme neerslag.
De belangrijkste belemmeringen zijn:
- Meer bomen en groen in de stad zorgt voor een grotere watervraag die de gevolgen van droge perioden versterken.
- Vervangen van verharding door groen of doorlatende verharding vergroot de opnamecapaciteit van neerslag én zorgt voor aanvulling van het grondwater. Dit is nadelig voor gebieden met (te) hoge grondwaterstanden.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Rotterdam 2021-2025 'Van buis naar buitenruimte'
Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) meerjarenbeleidsplan dat alle aspecten op het gebied van de grondwater- en rioleringstaken van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld. Voor de planperiode 2021-2025 heeft Rotterdam vijf doelen geformuleerd:
- Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater voor de volksgezondheid, een aantrekkelijke leefomgeving en circulaire stad.
- Klimaatbestendig stedelijk watersysteem door het voorkomen van wateroverlast door doelmatig inzamelen, transporteren en verwerken van hemelwater.
- Robuust grondwatersysteem door het voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van een hoge of lage grondwaterstand door doelmatige maatregelen in openbaar gebied.
- Actief communiceren en participeren met Rotterdammers en bedrijven over het stedelijke watersysteem.
- Innovatie, digitalisering en automatiseren.
Waterveiligheid
Het gemeentelijk waterveiligheidsbeleid is geborgd in de beleidsnotitie Waterveiligheid (vastgesteld op 29 mei 2018) Waterveiligheid in de Rotterdamse delta heeft permanente aandacht nodig en zal in de toekomst nog meer aandacht nodig hebben als gevolg van klimaatverandering. Binnen de gemeente dient waterveiligheid op de juiste wijze meegenomen te worden bij de ruimtelijke plannen en bouwontwikkelingen.
Verordening Beheer Ondergrond Rotterdam (VBOR; wijziging van 27-06-2021)
In de VBOR zijn de voorschriften opgenomen voor de aansluiting (niet gemeentelijke) perceeleigenaren op het gemeentelijk riool. Artikel 20 van de VBOR is de Rotterdamse uitwerking van artikel 3.5 van de Waterwet waarin geregeld is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor de verwerking van neerslagwater dat op hun perceel valt. Gemeente Rotterdam eist via de VBOR dat voor nieuwe situaties, bij verharde oppervlakken groter dan 500 m2, 50 mm regenwaterberging wordt gerealiseerd. Deze 50 mm waterberging moet na een regenbui binnen maximaal 50 uur weer beschikbaar zijn. Neerslaghoeveelheden groter dan 50 mm mogen door de perceeleigenaar aan het gemeentelijk riool of aan de openbare ruimte worden aangeboden.
Dus bij een ontwikkeling met meer dan 500 m2 verhardingstoename is 50 mm neerslagbuffering verplicht. Dit Rotterdamse beleid staat los van het waterschapsbeleid voor watercompensatie bij verhardingstoename. Afstemming en combineren van maatregelen is wel gewenst.
Watersensitive Rotterdam
De beweging Water Sensitive Rotterdam koppelt gebiedsopgaven en projecten aan de water- en klimaatopgaven in de stad. Op deze manier wordt gewerkt aan het realiseren van de ambities uit de Rotterdamse Adaptatiestrategie. Het koppelen is hierbij essentieel. Elke verandering in Rotterdam is een kans om met partijen in de stad actief, de gestelde ambities invulling te geven. Dit betekent onder meer:
- Samen met initiatiefnemers nagaan op welke wijze wederzijdse toegevoegde waarde gecreëerd kan worden ten aanzien van de water- en klimaatopgaven;
- Maatregelen nemen in de haarvaten van het watersysteem, om zodoende de robuustheid te vergroten;
- De zichtbaarheid van water- en klimaatmaatregelen waarderen, om het waterbewustzijn en de aantrekkelijkheid van de stad, te vergroten.
5.2 Waterhuishouding En Klimaatbestendigheid
5.2.1 Oppervlaktewater
In het bestemmingsplangebied is geen oppervlaktewater meer aanwezig dat verbonden is met het stedelijke watersysteem. Direct naast het plangebied is onder de Schiekade een lange duiker aanwezig welke, in functioneel opzicht, de met oorlogspuin gedempte Rotterdamse Schie vervangt. Het plangebied ligt in peilgebied GPG-178. Meest nabij gelegen oppervlaktewater in dit peilgebied is de Westersingel. Met behulp van een gemaal wordt het oppervlaktewater van de Westersingel op een vast peil gehandhaafd: het oppervlaktewater wordt direct op de Nieuwe Maas afgevoerd. Bij een te laag peil of bij verversing van het oppervlaktewater, zoals na een overstort, wordt water ingelaten vanuit de Coolhaven en de Delftse Vaart. De locatie Schiekadeblok is vrijwel geheel verhard op een groenstrook langs het spoor na.
Door de ontwikkelingen in het gebied zal mogelijk een achter Delftsestraat 25 gelegen onverhard perceel van 210 m2 worden verhard. Dit is minder dan 500 m2 dus er is geen compensatieopgave.
Er is door het bestemmingsplan geen nieuw oppervlaktewater voorzien. Als het afkoppelen van hemelwater op de juiste wijze wordt uitgevoerd, hebben de ontwikkelingen geen invloed op het oppervlaktewater in de omgeving.
5.2.2 Grondwater
Voor grondwater liggen er veel peilbuizen in de omgeving van het plangebied. De gemiddelde ontwateringsdiepte is in het plangebied ruim groter dan de vereiste 0,80 meter. In de huidige situatie is er geen sprake van wateroverlast.
In de directe omgeving van het plangebied zijn zeer veel ondergrondse objecten aanwezig zoals: dempingen met oorlogspuin, parkeergarages, een spoortunnel, een metrostation en de metrotunnels. Van een ongestoorde grondwaterstroming is in het plangebied geen sprake. Er worden daarom door het plan geen effecten op de huidige grondwaterstand verwacht.
5.2.3 Afval- en hemelwater
Het Schiekadeblok ligt binnen riooldistrict 9 (Centrum). In dit gebied ligt voornamelijk een gemengd rioolstelsel. Dit houdt in dat zowel regenwater als huishoudelijk afvalwater wordt opgevangen en via één rioolstelsel naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) wordt afgevoerd. Dit betekent dat vrijwel alle neerslag wordt afgevoerd door rioolgemaal Westersingel naar RWZI Dokhaven. Het Centraal Station heeft een verbeterd gescheiden rioolstelsel waarbij het regenwater afgevoerd wordt naar de Essenburgsingel.
In het Functioneel Advies FA0915 (Schieblok e.o.) uit 2017 wordt geadviseerd een aantal zeer oude rioolstrengen te vervangen en het hemelwaterriool te verlengen zodat de noordwesthoek van het plangebied hierop aangesloten kan worden. De rioolvervanging en verlenging moeten nog uitgevoerd worden.
Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is het scheiden van schoon en vuil water verplicht, de gemeente Rotterdam eist daarbij het verwerken van hemelwater op het eigen terrein. Als uitgangspunt geldt hierbij het bergen van 50 mm. Dit leidt tot vermindering van vuilwateroverstorten wat de waterkwaliteit in de stad ten goede komt en zorgt ervoor dat er minder water wordt afgevoerd naar de RWZI.
Na bergen op eigen terrein zal het water alsnog vertraagd afgevoerd moeten worden. Voor de ontwikkelingen in het plangebied kan dat bijvoorbeeld door te kiezen voor het laten afstromen van regenwater naar oppervlaktewater in de omgeving. Voor de materiaalkeuze van de bebouwing gelden randvoorwaarden, aangezien verontreiniging van afstromend hemelwater voorkomen moet worden. Uitloogbare materialen vormen een belasting voor de waterkwaliteit, deze zijn niet onvoorwaardelijk toepasbaar.
In de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 5 voor de nieuwbouw is opgenomen hoeveel m3 water op eigen terrein zal moeten worden opgevangen. Geadviseerd wordt tijdig een overleg te organiseren tussen de ontwikkelende partij, de rioolbeheerder en met het waterschap over de concrete invulling van de bergingseis.
Verder stimuleert de gemeente toepassing van groene daken. Groene daken houden hemelwater tijdelijk vast en verminderen en vertragen de afvoer ervan. Groene daken worden niet meegeteld als compensatie voor de verharding.
Een deel van de ontwikkelingen betreft functieverandering van bestaande gebouwen. Ook hier is de eerste keus om afval- en hemelwater gescheiden te verwerken.
Vanwege de door het plan mogelijk gemaakte nieuwe ontwikkelingen en de daardoor toenemende rioolbelasting moet FA0915 geactualiseerd worden. Aansluitend dient een rioolplan te worden opgesteld. Geadviseerd wordt om hiervoor tijdig een overleg te organiseren tussen de ontwikkelende partij, de waterbeheerder en de rioolbeheerder.
5.2.4 Waterkwaliteit
Vanwege een beperking van de capaciteiten van de riolering, rioolgemalen en de RWZI en om wateroverlast op straat te beperken, liggen er riooloverstorten tussen riolering en oppervlaktewater. Deze treden in werking bij hevige regen, wanneer de aanvoer naar het riool hoog is en de capaciteit te beperkt is. Dit heeft als gevolg dat op die locaties rioolwater, verdund met neerslag, op oppervlaktewater wordt geloosd. Zo ook in het riooldistrict waar het Schiekadeblok in ligt. Door deze overstorten wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater negatief beïnvloed. Zowel een toename van de frequentie (met dezelfde vuillast per gebeurtenis) of een toename van de vuillast per gebeurtenis, heeft een negatief effect op de waterkwaliteit. Omdat in het Schiekadeblok geen oppervlaktewater is, hebben de ontwikkelingen geen invloed op de waterkwaliteit in het plangebied.
5.2.5 Waterkeringen en waterveiligheid
In het plangebied zelf liggen geen waterkeringen. Het plangebied ligt geheel binnendijks, binnen de primaire waterkeringen. De primaire waterkeringen worden zo ontworpen dat iedereen die achter de waterkering woont, kan rekenen op een beschermingsniveau van ten minste 10-5 per jaar (d.w.z. de kans op overlijden als gevolg van een overstroming voor een individu niet groter is dan 1 op 100.000 jaar). Dit uitgangspunt is vertaald in een norm per dijktraject. Voor de primaire waterkering, die het plangebied beschermt, betekent dit dat de kans op overstromen per jaar vastgesteld is op 1: 100.000. De ontwikkelingen in het gebied hebben geen significante invloed op het veiligheidsrisico door overstromingen.
5.2.6 Klimaatbestendigheid
Het klimaat verandert. Steeds hevigere buien en langdurige hitte wisselen elkaar af. Dit vraagt om een nieuwe omgang met water en groen in de stad. Voor het Schiekadeblok liggen er kansen om een bijdrage te leveren aan deze opgave.
Het plangebied is nu volledig verhard en er is geen oppervlaktewater aanwezig. Ook in de omgeving van het plangebied is weinig oppervlaktewater aanwezig. Het plangebied ligt in een gebied met een kwantitatieve wateropgave. Deze opgave tot 2050 voor is circa 24 hectare vergroenen en afkoppelen van de riolering. Deze opgave stijgt naarmate de klimaatscenario's worden aangepast.
Het plangebied is zeer gevoelig voor hittestress. Door de ontwikkelingen, het toevoegen van een groot bouwvolume, zal de 's zomerse hittestress toenemen. Met de nieuwe ontwikkeling in het plangebied is er door middel van het groene Delftsehof en de potentie voor het maken van groene daken wordt -zij het beperkt- bij gedragen aan deze opgave. Voordat een inrichtingsplan voor de openbare ruimte wordt gemaakt, wordt een programma van eisen opgesteld. In dit programma van eisen zullen klimaatbestendigheid en hittestress een thema zijn.
De watertoets is bijgevoegd in Bijlage 1 Watertoets,
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefkwaliteit bepalen naast bijvoorbeeld voorzieningen, bereikbaarheid, kwaliteit van de publieke ruimte en sociale veiligheid. In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. Voor de meeste milieuthema's bestaat nationale milieuwetgeving. Een voorbeeld hiervan is de Wet geluidhinder. Daarnaast is er voor sommige milieuthema's Rotterdams beleid aanwezig. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.
6.2 Milieuzonering
Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven en andere activiteiten. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. In het Rotterdamse beleid voor milieuzonering wordt gebruik gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.
Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.
De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.
6.2.1 Plangebied
Voor de gebiedstypering wordt gebruik gemaakt van de kaart bij het document Bedrijven en Milieuzonering Rotterdam. Rotterdam Central District, met inbegrip van het Schiekadeblok, is getypeerd als een gemengd woongebied. In een gemengd woongebied, dat gelijk is aan een overgangsgebied, zijn bedrijven mogelijk tot en met categorie 3.1.
Categorie bedrijven | indicatieve afstand tussen woningen en bedrijven | indicatieve afstand in een overgangs.gebied |
2 | 30 meter | |
3.1 | 50 meter | 30 meter |
3.2 | 100 meter | 50 meter |
4.1 | 200 meter | 100 meter |
4.2 | 300 meter | 200 meter |
5.1 | 500 meter | 300 meter |
In het bestemmingsplan worden bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan. De bedrijvenlijst is opgenomen in bijlage 3 van de regels. In de praktijk kunnen bedrijven tot en met categorie 2 door de beperkte omvang meestal zonder problemen gecombineerd worden met woningen, of zijn problemen goed te voorkomen/verhelpen door het nemen van maatregelen. Een uitzondering hierop vormen de volgende bedrijfsactiviteiten: groothandels in vuurwerk en munitie en de handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven. Dit zijn ook activiteiten in milieucategorie 2, maar worden vanwege de verkeersaantrekkende werking niet als passend gezien. Daarom zijn deze bedrijven niet toegestaan.
In het Schiekadeblok zijn geen bedrijfsactiviteiten en andere activiteiten aanwezig die vanwege de indicatieve afstanden voor milieuhinder van invloed zijn op de locaties waar woningen kunnen worden gerealiseerd.
6.3 Geluid
Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder, hierin liggen de normen vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer. Voor dit plan zijn de wettelijke geluidbronnen wegverkeer en railverkeer relevant. Verder is het geluid van het emplacement inzichtelijk gemaakt. De normen voor horecalawaai zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit.
Volgens de Wet ruimtelijke ordening dient in het kader van goede ruimtelijke ordening sprake te zijn van een goede leefkwaliteit, of leefomgevingskwaliteit. Deze begrippen zijn niet duidelijk omlijnd en kennen vele invalshoeken. In paragraaf worden alle geluidbronnen in en om het Schiekadeblok gezamenlijk beschouwd.
6.3.1 Verkeersmodel
De ontwikkeling van het Schiekadeblok bestaat uit het toevoegen van kantoren, woningen en gemixte functies op de onderste lagen van de nieuwe bebouwing. Deze nieuwe functies genereren verkeersbewegingen door bewoners, werknemers en bezoekers die met de auto het gebied bezoeken en verlaten. Om een goed onderzoek te kunnen doen naar de effecten van het verkeer op de nieuwe woningen, is een verkeersmodel gemaakt. Dit verkeersmodel is gebaseerd op het bestaande verkeer inclusief alle omringende ontwikkelingen. In het verkeersmodel zijn de ontwikkelingen die mogelijk zijn gemaakt in bestemmingsplan Rotterdam Central District opgenomen en de ontwikkelingen waarvan de planvorming op dit moment in uitvoering is: Pompenburg, Rise en Lumière. Op deze manier is in beeld gebracht wat de verkeersbewegingen zijn in de toekomstige situatie als alle ontwikkelingen tot stand zijn gekomen.
De toename van verkeer als gevolg van ontwikkeling van het Schiekadeblok is gebaseerd op de toename van nieuwe woningen en kantoren. Dit is een worst case aanname. Omdat het aantal parkeerplaatsen beperkt is, zullen niet alle woningen of werklocaties kunnen beschikken over een parkeerplaats hetgeen een dempend effect heeft op het aantal verkeersbewegingen.
In het Schiekadeblok wordt het parkeren op het maaiveld volledig vervangen door parkeren in een ondergrondse parkeergarage die bereikbaar is via het begin van de Schiestraat. De Schiestraat en het Delftse Hof blijven daardoor autoluw. In de parkeergarage zullen ongeveer 230 parkeerplaatsen beschikbaar zijn voor de bewoners en de werknemers. Als gevolg van de nieuwe ontwikkeling en de nieuwe parkeergarage stijgt het aantal verkeersbewegingen op de Poortstraat. De Poortstraat is de toevoerweg vanaf het Weena. Op de Poortstraat rijden in 2020 1697 voertuigen per etmaal en dit stijgt naar 3499 voertuigen in 2031. Een deel van de voertuigen rijdt via de Delftsestraat naar de Schiekade maar de bewoners en bezoekers van het Schiekadeblok rijden door naar de Schiestraat waar de ingang van de nieuwe parkeergarage is. Op de hoek Delftseplein/Schiestraat stijgt het aantal verkeersbewegingen van 812 voertuigen in 2020 naar 2540 voertuigen in 2031. Auto's die vertrekken vanaf de Schiestraat verlaten het gebied via Delftseplein - Delftse Poort.
Wegen in en rondom het Schiekadeblok
6.3.2 Wegverkeer
Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximum snelheid. In het akoestisch onderzoek zijn de volgende wegen beschouwd: Weena, Pompenburg, Schiekade, Coolsingel, Hofplein, Poortstraat, Defltseplein, Delftse Poort, Heer Bokelweg, Schiestraat, Delfstestraat, Couwenburg en de Raampoortstraat.
Op de gevels van de onderzochte geluidgevoelige gebouwen, de Perrontoren en de Schieblocktoren, is per bouwlaag berekend wat de geluidbelasting is. Er is rekening gehouden met het gegeven dat de onderste bouwlagen geen geluidgevoelige bestemmingen herbergen.
De geluidbelastingen vanwege Pompenburg, Coolsingel, Poortstraat, Delftse Poort, Delftsestraat, Couwenburg en Rampoortstraat zijn onderzocht en liggen onder de voorkeurswaarde van 48 dB.
De voorkeurswaarde van 48 dB op de Schieblocktoren wordt overschreden vanwege de Schiekade, het Hofplein, het Weena en de Heer Bokelweg, maar de maximaal toegestane waarde van 63 dB wordt niet overschreden. De voorkeurswaarde wordt bij de Perrontoren niet overschreden.
Trams
Door het plangebied rijden de tramlijnen 4, 7, 8, 20, 21, 23, 24 en 25. De tramrails liggen op de Schiekade, het Hofplein, Weena, Pompenburg, de Heer Bokelweg, Delftseplein en de Poortstraat grotendeels in grasbaan, en op de Coolsingel in asfaltbeton. Ter hoogte van de tramhaltes en kruisingen liggen de rails in DAB, beton of straatstenen.
30 km/uur wegen
Uit indicatief onderzoek is gebleken dat de geluidbelastingen als gevolg van 30 km/u-wegen met maximale verkeersintensiteiten van 600 mvt/etmaal1 bij klinkers, 900 mvt/etmaal bij klinkers in keperverband en 1400 mvt/etmaal bij asfalt, over het algemeen kleiner dan of gelijk zijn aan 53 dB (inclusief aftrek artikel 110g Wgh). Deze wegen worden niet in het geluidonderzoek betrokken. Relevante 30 km/uur-wegen zijn: het Delftseplein, de Delftsestraat en de Poortstraat. De Schiestraat wordt een 30 km/uur weg. De maximale geluidbelasting op de gevel vanwege de het Deftseplein is 57 dB en vanweg de Schiestraat 56 dB.
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar het effect van de nieuwe woningen en kantoren op de geluidbelasting op de bestaande omringende woningen. Op de Poortstraat op de lagere woonlagen stijgt het geluid als gevolg van de verkeerstoename met 0,65 dB dat voor het menselijk gehoor niet waarneembaar is. Langs de Delftsestraat neemt het geluid af als gevolg van de afschermende werking van de nieuwbouw in het Schiekadeblok. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 4 Oplegnotitie akoestisch onderzoek Wgh.
6.3.3 Railverkeer
De Perrontoren en de Schieblocktoren liggen vlakbij het Centraal Station en het spoor. Het railverkeerslawaai overschrijdt bij beide woontorens de voorkeurswaade van 55 dB.
De maximale geluidbelasting hangt af van de mate van afscherming door de (al dan niet aanwezige) kantoren langs het spoor. Bij de Perrontoren bedraagt de maximale geluidbelasting 60 dB met kantoren langs het spoor en 67 dB zonder kantoren. De maximale toegestane geluidbelasting van 68 dB wordt niet overschreden.
Bij de Schieblocktoren is de maximale geluidbelasting 70 dB met kantoren langs het spoor. Bij de berekening zonder kantoren is de maximale geluidbelasting 71 dB. In beide gevallen wordt de maximaal toegestane geluidbelasting (68 dB) overschreden. De overschrijding vindt plaats vanaf de eerste woonlaag op 24 meter hoogte tot ongeveer 57 meter hoogte. Op deze verdiepingen worden wel woningen bestemd maar mogen alleen onder de voorwaarden dat de woningen worden uitgevoerd met een dove gevel worden bewoond. In de regels is in 5.3.1 Woningen opgenomen dat wonen op deze verdiepingen alleen is toegestaan als de woningen worden uitgevoerd met een dove gevel of als met een akoestisch onderzoek is aangetoond dat er geen overschrijding is van de maximale ontheffingswaarde vanwege spoorweglawaai (68 dB).
Dove gevels Schieblocktoren
Een deel van de overschrijding zal verdwijnen door de afschermende werking van de nieuwe kantoren op de spoorstrook. Verder is het middels een slim ontwerp van de gevel of indeling van het gebouw mogelijk om toch woningen op deze verdiepingen te maken, dat zal bij het verlenen van de omgevingsvergunning getoetst worden.
Vlak bij het Schiekadeblok ligt metrohalte Rotterdam Centraal en de ondergrondse verbinding met metrohalte Stadhuis. Conform de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder hebben deze metrolijnen een geluidszone van 25 meer. Omdat de metro in een tunnel onder de grond langs het Schiekadeblok loopt, wordt de geluidsbelasting door het tunnellichaam afgeschermd. Metrolawaai is daarom niet van belang voor dit bestemmingsplan.
6.3.4 Emplacement
Het Schiekadeblok ligt nabij het emplacement Rotterdam Centraal. Voor het emplacement is een Wabo-vergunning verleend en daarom is het geluid onderzocht en beoordeeld. Voor beide woontorens wordt de maximale afwegingswaarde van 55 dB(A) niet overschreden.
6.3.5 Reflectie
In het plan wordt een groot langgerekt gebouw mogelijk gemaakt langs het spoor. Op deze wand kan het geluid terugkaatsen op de woningen ten noorden van het spoor. De invloed de reflectie van het plan op de omgeving is daarom in dit onderzoek bepaald. Er is berekend dat de maximale geluidbelasting 0,5 dB toeneemt op woningen met een geluidbelasting boven de voorkeurswaarde. Een dergelijke geluidtoename is voor het gehoor niet merkbaar en zal geen effect hebben op de hinderlijkheid van het geluid.
6.3.6 Hogere waarde
Als de voorkeurswaarde overschreden wordt, is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de voorkeurswaarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere waarde vast te stellen. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder.
Met het bestemmingsplan moet een goede leefomgevingskwaliteit voor bewoners worden gerealiseerd. Het ontwerp van het plan moet zodanig zijn dat er sprake is van een minimalisering van het aantal gehinderden. In het proces tot het verlenen van een hogere grenswaarde wordt eerst bezien of bron- of overdrachtsmaatregelen effectief en uitvoerbaar zijn. Op deze centrale locatie in Rotterdam is dat niet het geval. De bebouwing op de spoorstrook heeft een dempend effect maar doordat deze bebouwing veel lager is dan de Schieblocktoren, is het effect maar beperkt.
Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de Nota van Uitgangspunten die in mei 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad. De opgave voor de gebiedsontwikkeling is om een hoog stedelijk, levendig gebied te realiseren. Naast kantoren, een hotel en creatieve bedrijvigheid zijn in dit gebied ook diverse horecagelegenheden en terrassen bestemd. Om tegemoet te komen aan de woningbouwopgave in Rotterdam zijn in het bestemmingsplan twee woontorens bestemd. De torens bevatten een aantal lagen met niet-geluidgevoelige functies met daarboven woningen. Omdat sprake is van een hoge geluidbelasting zullen de woningen met grote zorg ontworpen moeten worden om prettig te kunnen wonen op deze plek. Het gaat om drie soorten geluid: wegverkeerslawaai van de Schiekade/Weena/Hofplein (oost), spoorlawaai (noord) en horecalawaai op de gevels grenzend aan het plein. Omdat de woningen voornamelijk éénzijdig georienteerd zullen zijn en alle zijden van de gebouwen geluidbelast zijn, is het niet mogelijk om een geluidluwe gevel of buitenruimte voor elke woning te maken. Daarmee voldoet het bestemmingsplan niet aan de criteria uit het Ontheffingsbeleid voor het verkrijgen van een hogere waarde. Hieronder is gemotiveerd dat door specifieke locatiekenmerken van het gebied en aanvullende akoestische maatregelen toch sprake is van een goede leefomgevingskwaliteit.
Leefomgevingskwaliteit
Het Schiekadeblok is een hoogstedelijke ontwikkeling nabij het centraal station Rotterdam. Het station was één van de Nederlandse sleutelprojecten om duurzame gebiedsontwikkeling te stimuleren. Wonen en werken nabij een OV-knooppunten is een belangrijke kwaliteit en heeft als effect dat er minder verkeersbewegingen zijn. In het Schiekadeblok is het aantal parkeerplaatsen beperkt en bovendien volledig ondergronds. Hoogstedelijk wonen is voor veel dynamische stadsbewoners een kwaliteit. Het Schiekadeblok wordt een gemengd stedelijk woongebied met horeca en culturele voorzieningen, kantoren en bedrijvigheid. Door woningen te bouwen in hoge dichtheden nabij het spoor, weg en horeca houdt in dat woningen meer overlast zullen hebben van geluid. Daarom worden er maatregelen getroffen om dit te verzachten.
In de regels is opgenomen dat elke woning een privébuitenruimte heeft. Ook al is de buitenruimte geluidbelast, een privébuitenruimte vormt een belangrijke toevoeging aan de woonkwaliteit. In de regels is tevens opgenomen dat in/op de Schieblocktoren een collectieve geluidluwe buitenruimte wordt gemaakt van minimaal 450 m2 (artikel 4.2.3) en de Perrontoren een collectieve geluidluwe buitenruimte van 200 m2 (artikel 5.2.3).
Bij de uitwerking van de torens na het vaststellen van het bestemmingsplan zijn er nog verschillende mogelijkheden om rekening te houden met de hoge geluidbelasting. Dit kan bijvoorbeeld door een gunstige oriëntatie van de woningen, een gunstige indeling van de toren en/of de woningen of door gebruik te maken van loggia's. Een voorwaarde voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de bouw van beide woontorens is dat de aanvrager aantoont dat in de ontwerpfase rekening is gehouden met het aspect geluid. De aanvrager zal moeten aantonen dat is gestreefd om door middel van een slim ontwerp om te voldoen aan het Rotterdams Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder (artikel 4.4 en 5.4).
Het college van burgemeester en wethouders heeft volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te stellen. Het besluit hogere waarden is opgenomen in Bijlage15.
De hogere waarden zijn gebaseerd op de situatie zonder spoorstrook. Als de spoorstrook wordt gebouwd dan neemt de geluidbelasting op noordzijde van de Schieblocktoren en de Perrontoren af.
locatie | bestemming | bron | wegverkeer | railverkeer |
Perrontoren | Wonen | spoor (met spoorstrook) spoor (zonder spoorstrook) | - - | 60 67 |
Schieblock- toren | Wonen | Schiekade (+tram) Hofplein (+tram) Weena (+tram) Heer Bokelweg (+tram) Spoor (met/zonder spoorstrook) | 60 52 50 49 - | - - - - 68 |
Het akoestisch onderzoek Wet geluidhinder is opgenomen in Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Wgh.
6.3.7 Horeca
6.4 Trillingen
Bij de realisatie van de woningen op locaties nabij het spoor zal aandacht besteed moeten worden aan trillinghinder en contactgeluid. Trillingen ten gevolge van de passages van treinen zijn goed op te vangen door constructieve maatregelen bij de ontvanger. Hoe trillingshinder inzichtelijk gemaakt moet worden en kan worden getoetst, is aangegeven in de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. In de regels van de bestemmingen voor nieuwe woningen, is toegevoegd dat een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen kan alleen worden verleend wanneer er is aangetoond dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B met betrekking tot het aspect trillingshinder.
6.5 Luchtkwaliteit
Met betrekking tot de luchtkwaliteit zijn in het bestemmingsplan twee aspecten van belang. Ten eerste dient nagegaan te worden wat de gevolgen zijn van het plan voor de (lokale) luchtkwaliteit. Daarnaast dient te worden nagegaan of de gewenste bestemming past bij de aanwezige luchtkwaliteit. Dit geldt vooral voor bestemmingen die gevoelig zijn voor een verminderde luchtkwaliteit zoals scholen, kinderopvang, bejaardenhuizen, maar ook woningen. Volgens Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer (Wet luchtkwaliteit) zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland op bepaalde plaatsen overschreden. Vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, verbeteren de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Het NSL bepaalt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. De gemeenteraad kan een bestemmingsplan vaststellen als:
- er door de (ontwikkelingen in) het plan geen grenswaarden worden overschreden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof door het plan verbetert of ten minste gelijk blijft;
- er sprake is van een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof en deze toename wordt gecompenseerd door een met het plan samenhangende maatregel of effect;
- het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtvervuiling;
- de in het plan opgenomen ontwikkelingen passen binnen het NSL, of een programma voor het verbeteren van de luchtkwaliteit dat door een ander bestuursorgaan dan het Rijk is opgesteld.
Rotterdams beleid
Om de luchtkwaliteit in Rotterdam te verbeteren en de ontwikkeling van de stad blijvend mogelijk te maken is de Rotterdamse strategie voor Besluit luchtkwaliteit vastgesteld, uitgewerkt in de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit. Daarin worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Zo is een slechte luchtkwaliteit bij nieuwbouw een belangrijk aandachtspunt. Herstructurering is alleen mogelijk als dat resulteert in netto minder blootgestelde inwoners. In overschrijdingsgebieden is nieuwbouw niet toegestaan.
Rotterdam kent een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg met meer van 10.000 motorvoertuigen per etmaal. De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.
6.5.1 Plangebied
Een van de projecten die in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is opgenomen is het project Rotterdam Centrum. Dit in-betekenende-mate (IBM) project is niet één grote ruimtelijke ontwikkeling, zoals bij de meeste andere NSL-projecten wel het geval is, maar een samenvoeging van alle nieuwbouwprojecten (bestemmingsplannen, bouwplannen) die sinds 2009 in het centrum van Rotterdam zijn gerealiseerd of tot 1-1-2023 (ontwerpplannen) zijn voorzien. Op die datum treedt de Omgevingswet in werking en houdt het NSL op te bestaan. Omdat het verkeer in deze projecten van en naar de nieuwe bebouwing over dezelfde wegen rijdt en deze projecten ongeveer in dezelfde periode worden gerealiseerd is het wettelijk verplicht om deze projecten voor wat betreft luchtkwaliteit als één project te beschouwen. Een bestemmingsplan dat één of meerdere van deze projecten mogelijk maakt mag daarom een beroep op het NSL-project Rotterdam Centrum, voor zover er nog ruimte voor stedenbouwkundige programma's beschikbaar is. Voor NSL projecten geldt dat er niet getoetst wordt aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
In onderstaande tabel is de toegekende NSL programmaruimte voor het IBM project Rotterdam Centrum weergegeven en omgerekend naar verkeersbewegingen.
Programma | Factor verkeersbewegingen | Aantal verkeersbewegingen per dag |
5.000 woningen | 3,68 per woning per dag | 18.400 |
315.000 m2 kantoren | 1,17 per 100 m2 per dag | 3.686 |
145.000 m2 voorzieningen | 8,12 per 100 m2 per dag | 11.774 |
Totaal beschikbaar | 33.860 |
Door de gemeente Rotterdam wordt een boekhouding bijgehouden van de reeds toegekende programmaruimte voor projecten die gerealiseerd zijn sinds 2009 en projecten waarvoor programmaruimte is gereserveerd zoals de ontwikkeling van het Schiekadeblok.
De ontwikkeling Schiekadeblok heeft in de Nota van Uitgangspunten een omvang van maximaal 140.000 m2 b.v.o. Ook wordt er bestaand programma gesloopt. In ieder geval 6.000 m2 (4.000 m2 kantoor en 2.000 m2 voorzieningen) ter plaatse van de Perrontoren, en mogelijk 5.500 m2 kantoor ter plaatse van de Schieblocktoren. Omdat van een worst-case benadering wordt uitgegaan is alleen de sloop van de Perrontoren in de NSL-boekhouding opgenomen. De mogelijke sloop ter plaatse van het Schieblock is niet in de boekhouding opgenomen.
In de boekhouding van het NSL is voor dit bestemmingsplan een volgend programma opgenomen:
- Schieblocktoren: 450 woningen, 4.000 m2 kantoren
(1.703 verkeersbewegingen per etmaal)
- Perrontoren: 200 woningen en 5.400 m2 voorzieningen
(1.174 verkeersbewegingen per etmaal)
- Spoorstrook: 38.000 m2 kantoor en 1.000 m2 voorzieningen
(526 verkeersbewegingen per etmaal)
- Ophoging Delftsestraat: 3.500 m2 voorzieningen en 3.500 m2 kantoren
(325 verkeersbewegingen per etmaal)
De Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang is van toepassing omdat op het Weena meer dan 10.000 motorvoertuigen per etmaal rijden aan het einde van de planperiode. Binnen 50 meter van het Weena zijn geen kinderdagverblijven gevestigd en worden ook nergens toegestaan in de regels.
De ontwikkeling Schiekadeblok is opgenomen in de boekhouding van het NSL en daarom hoeft er niet te worden getoetst op de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Alle NSL-projecten worden in samenhang bekeken en de effecten worden bestreden door Rotterdamse aanpak Luchtkwaliteit. De omringende ontwikkelingen vallen niet onder het NSL en het effect van deze plannen zullen moeten worden berekend en getoetst aan de Wet luchtkwaliteit. Omdat dat het Schiekadeblok en de omringende plannen uitgaan van een ander toetsingskader zijn de effecten niet in samenhang bekeken.
6.5.2 Conclusie
De ontwikkelingen die het bestemmingsplan Schiekadeblok mogelijk maakt voldoen aan het IBM project Rotterdam Centrum en daarmee aan de Wet luchtkwaliteit. Tevens voldoet het bestemmingsplan aan de Beleidsregel buitenklimaat.
6.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.
Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Vervoerders van gevaarlijke stoffen over de Rijksinfrastructuur (weg, spoorweg en water) moeten gebruik maken van het Basisnet, het hiervoor landelijk aangewezen netwerk. De wetgeving over het Basisnet is vastgelegd in een stelsel van wetten en regels die samen de "Wet Basisnet" worden genoemd. Voor de ruimtelijke ordening in relatie tot het Basisnet zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet van belang.
In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriëntatiewaarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.
Rotterdams beleid
De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico (2011). Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Deze ambitie krijgt vorm door, ongeacht de hoogte van het GR ten opzichte van de oriëntatiewaarde, te streven om het GR niet toe te laten nemen, waarbij een afname de voorkeur geniet. Indien dit niet realistisch is wordt door middel van maatwerk gestreefd naar een zo laag mogelijk GR. Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan, of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).
Uitvoeringsovereenkomst tussen het Rijk en de gemeente Rotterdam
Uitvoeringsovereenkomst tussen Rijk en Rotterdam Voor de ontwikkelingen in het RCD is een structuurvisie en een milieueffectrapport (MER) gemaakt. Als onderdeel van het MER is een extern veiligheidsonderzoek verricht.
Het RCD behoort tot de Nationale Sleutelprojecten (NSP) van het Rijk. Dit zijn grote infrastructurele spoorprojecten in gebieden waar ook grote gebiedsontwikkelingen plaatsvinden. In de Uitvoeringsovereenkomst (UOK) van 31 maart 2006 is tussen het Rijk en Rotterdam een bestuurlijke afspraak gemaakt over de maximale hoogte van het groepsrisico. Afgesproken is dat het groepsrisico voor het RCD gebied niet hoger zal zijn dan 5,4 maal de oriënterende waarde met een inspanningverplichting van 15% reductie. Zie Bijlage 9 Uitvoeringsovereenkomst.
De afspraken uit de bestuursovereenkomst zijn door de Minister van VROM in een brief van 13 augustus 2008 nogmaals bevestigd aan de toenmalige Wethouder Baljeu van Rotterdam. De Minister schrijft in die brief dat de in de UOK afgesproken risicoruimte randvoorwaardelijk zal gelden voor het Basisnet Spoor. Door het Ministerie van I&M is op 3 februari 2011 aan Rotterdam schriftelijk medegedeeld dat indien het Basisnet wettelijk wordt vastgelegd, het groepsrisico valt binnen de afspraken in de UOK. Door het college van B&W is op 27 september 2011 een expliciet besluit genomen ten aanzien van het groepsrisico van de RCD gebiedsontwikkeling. Het college heeft besloten dat het toekomstige groepsrisico na realisatie van de bouwlocaties van RCD niet meer mag bedragen dan 5,2 maal de oriënterende waarde, gelet op het belang van de ontwikkelingen en de maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid en hulpverlening.
6.6.1 Onderzoek externe veiligheid
Door het centrum van Rotterdam loopt de spoorverbinding tussen Dordrecht en Gouda. Het station Rotterdam Centraal wordt, behalve voor passagierstreinen, ook gebruikt voor doorgaande goederentreinen, een deel daarvan vervoert gevaarlijke stoffen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is de externe veiligheidssituatie van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen van belang.
Voor de berekeningen voor externe veiligheid is geïnventariseerd hoeveel mensen aanwezig zullen zijn in het studiegebied naast het spoor. Daarbij, zijn naast de ontwikkeling Schiekadeblok, ook de ontwikkelingen in het naastgelegen Rotterdam Central District en Pompenburg meegenomen. Op deze manier zijn de berekeningen gebaseerd op het maximale aantal aanwezigen in de toekomst.
Het onderzoek is bijgevoegd in Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (de maximale PR 10-6contour) is afhankelijk van het transport en daarmee onafhankelijk van de ruimtelijke omgeving en heeft dus in alle situaties van dit onderzoek dezelfde waarde.
Het plafond van het plaatsgebonden risico wordt gemeten vanaf het midden van het spoor en begrenst de gebruiksruimte van het vervoer. Het PR plafond van dit spoor spoortracés Rotterdam-Lombardijen tot Rotterdam-CS en Rotterdam-CS tot Rotterdam-Blijdorp) bedraagt volgens de Regeling basisnet maximaal 7 meter (gemeten uit het midden van het spoor). Aangezien de spoorbundel in het plangebied breder is dan 7 meter is er in de bestaande situatie geen knelpunt ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten en ook niet ten aanzien van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan.
Groepsrisico
De maatgevende kilometer spoorlengte voor het groepsrisico loopt van de noordelijke tunnelmond van de Willemsspoortunnel tot aan de westzijde van het station (Statenweg/Henegouwerlaan). Het groepsrisico wordt nagenoeg volledig bepaald door de populatie binnen de 10-8 contour. Dit wil zeggen dat, in het fictieve geval, er geen populatie binnen 10-8 contour aanwezig zou zijn het groepsrisico minder dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. Het groepsrisico in de huidige situatie bedraagt 0,47 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico stijgt naar 1,33 maal de oriëntatiewaarde als gevolg van de ontwikkelingen in het Schiekadeblok. Een doorkijk naar de toekomst waarbij ook nog de ontwikkeling van Pompenburg is meegenomen, laat zien dat het groepsrisico stijgt naar maximaal 3,2 maar de oriëntatiewaarde.
Plasbrandaandachtsgebied
Naast de risicoberekeningen wordt door middel van een plasbrandaandachtgebied ook rekening gehouden met de effecten van een ongeluk met de meest vervoerde gevaarlijke stoffen. Dat zijn de zeer brandbare vloeistoffen zoals benzine. Deze stoffen hebben een relatief beperkte effectafstand waarmee bij bouwplannen op een reële manier rekening gehouden kan worden. Een deel van het Schiekadeblok, de spoorstrook', ligt binnen het plasbrandaandachtsgebied. Het plasbrandaandachtsgebied is een zone van 30 meter naast het spoor. Om te mogen bouwen binnen deze zone zijn extra brandwerende maatregelen noodzakelijk zijn op grond van het Bouwbesluit. In artikelen 2.132 en 2.133 is dit opgenomen
Zeer kwetsbare bestemmingen
In het "Externe veiligheidsbeleid" (2013) van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) is een onderscheid gemaakt tussen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare objecten.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (artikel 1, eerste lid, onderdeel l) worden zowel een groot kantoorgebouw (groter dan 1500 m2) als een kinderdagverblijf als kwetsbare objecten aangemerkt. Dit terwijl vanuit zelfredzaamheid een wezenlijk verschil bestaat tussen kantoorpersoneel en kinderen in de leeftijd van 0 tot 8 jaar.
Om daar een nuance in te maken wordt door de VRR onderscheid gemaakt in de functie die een bestemming heeft. Zo wordt door de VRR een kantoorpand als kwetsbaar aangemerkt en een kinderdagverblijf als "zeer" kwetsbaar. Dit vanwege het verschil in de mate van zelfredzaamheid van de beide gebruikersgroepen.
Zelfredzaamheid bij rampen en crises wordt als volgt gedefinieerd: "zelfredzaamheid is het vermogen van burgers om zichzelf en anderen te helpen voor, tijdens en na crises". De geoperationaliseerde definitie is als volgt verwoord: "Preventieve en repressieve handelingen van burgers om zichzelf voor te bereiden op, en zichzelf en anderen in veiligheid te brengen tijdens een fysiek onveilige situatie'.
Onder zelfredzame personen worden doorgaans de volgende personen verstaan:
- Werkzame personen in en rondom gebouwen (bedrijven, verzorgingstehuizen, inrichtingen, instellingen, scholen (leeftijd van 16 jaar en ouder))
- Scholieren en studenten (leeftijd van 12 jaar en ouder)
- Leerlingen regulier basisonderwijs (leeftijd van 8 t/m 12 jaar)
- Personen die zich buiten bevinden en zich zonder hulp van derden kunnen redden c.q. uit het effectgebied weg kunnen vluchten.
Onder beperkt/niet-zelfredzame personen kunnen doorgaans de volgende personen worden verstaan:
- Kinderen in de leeftijd van 0 tot 8 jaar (KDV/MKD + speciaal en regulier onderwijs).
- Leerlingen van speciaal en aangepast basisonderwijs (4 t/m 13 jaar).
- Patiënten in (gesloten en/of open) psychiatrische inrichtingen.
- Patiënten en bewoners van zieken-, verpleeg- en verzorgingstehuizen;
- Minder validen: alle leeftijden (geestelijk en lichamelijk).
De VRR hanteert in de externe veiligheidsadvisering in ieder geval de volgende uitgangspunten:
- De VRR vindt het niet wenselijk om "zeer" kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het worstcase scenario (hitte- en drukeffecten) toe te staan. Personen die beperkt/niet-zelfredzaam zijn kunnen niet op eigen gelegenheid het gebouw en het gebied ontvluchten. Hierdoor is de kans dat deze personen gewond raken of komen te overlijden groter dan personen die wel zelfredzaam zijn.
- De VRR vindt het niet wenselijk om (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het meest geloofwaardige scenario (hitte- en drukeffecten) zonder noodzakelijke maatregelen toe te staan.
- De VRR vindt het niet wenselijk om binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het worstcase scenario (toxisch) bestemmingen met grote groepen mensen die buiten verblijven te realiseren (sportvelden, recreatie- en evenemententerreinen). Door de ontwikkelsnelheid van het incident is er voor de aanwezige personen een beperkte vluchtmogelijkheid.
De 100% letaliteitcontour bepaalt het gebied waar 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. In dit bestemmingsplan ligt de 100% letaliteitcontour op 140 meter van de rand van het spoor. Dit betekent dat voor alle bestaande en nieuwe gebouwen binnen deze zone er geen bestemmingen zijn toegestaan waar personen zijn ondergebracht die beperkt of niet zelfredzaam zijn.
In het bestemmingsplan Schiekadeblok worden geen bestemmingen toegestaan waar beperkt/niet-zelfredzame personen verblijven.
6.6.2 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
Op 24 augustus 2021 is het advies van de Veiligheidsregio (VRR) ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van de geadviseerde maatregelen. De volledige brief is opgenomen als Bijlage 2 AdviesVeiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
De VRR stelt dat voor het bepalen van het effect en voor het bepalen van maatregelen met betrekking tot zeer kwetsbare bestemmingen wordt uitgegaan van de 1% letaliteitscontour (LC01) van het worst case scenario. En dat voor het bepalen van het resteffect en voor het bepalen van gewenste maatregelen voor (beperkt) kwetsbare bestemmingen de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario is gebruikt.
De VRR kan zich vinden in de uitwerking van de paragraaf 'Verantwoording groepsrisico' van de toelichting op het bestemmingsplan en de maatregelen die daarin worden beschreven. Wel adviseert de VRR nog de volgende aanvullende maatregelen:
Omgevingsmaatregelen Het is van belang dat de hulpdiensten in geval van een incident op het spoor, met eventuele escalatie richting de omliggende objecten, op kunnen treden. Daarvoor dienen de objecten in het effectgebied (tweezijdig) bereikbaar te zijn voor hulpdiensten en dient er voldoende bluswater aanwezig te zijn. Voor de verdere uitwerking hiervan wordt verwezen naar de 'Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid' van de VRR.
Bouwkundige maatregelen
Construeer de te realiseren gebouwen met een verblijfsgebied-vloer hoger dan 70 meter boven meetniveau conform de 'Handreiking brandveiligheid in hoge gebouwen'.
Organisatorische maatregelen Draag zorg voor dat de BHV-organisaties van de verschillende gebruikers van het Schiekadeblok op de hoogte zijn van de aanwezige risico's en een duidelijk beeld hebben van het handelingsperspectief voor de aanwezigen bij het optreden van deze risico's. Gezien het feit dat het Schiekadeblok een groot aantal gebruikers heeft, is het van belang dat de BHV-organisaties elkaar informeren en ondersteunen tijdens een incident.
Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand". Doorgaans is schuilen in een (nabijgelegen) gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Op de website "www.rijnmondveilig.nl" staat meer informatie over wat te doen in geval van een incident.
6.6.3 Verantwoording groepsrisico
De verantwoording van het groepsrisico vindt plaats conform het Beleidskader Groepsrisico Rotterdam. Hierin is opgenomen dat er een 'zware' verantwoording noodzakelijk is bij ontwikkelingen waarbij het groepsrisico groter is dan 1 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico van de huidige situatie is 0,47 maal de oriëntatiewaarde. Als gevolg van de ontwikkelingen in dit bestemmingsplan stijgt het groepsrisico naar 1,33 maal de oriëntatiewaarde.
Door het college van B&W is op 27 september 2011 een expliciet besluit genomen ten aanzien van het groepsrisico van de gehele gebiedsontwikkeling in de omgeving van het station Rotterdam Centraal (destijds het gebied RCD genoemd, niet te verwarren met het plangebied RCD waarvoor in maart 2021 door de Raad een bestemmingsplan heeft vastgesteld). Het college heeft besloten dat het toekomstige groepsrisico na realisatie van alle bouwlocaties binnen het gebied RCD, waar het Schiekadeblok een onderdeel van is, niet meer mag bedragen dan 5,4 maal de oriënterende waarde, gelet op het belang van de ontwikkelingen en de maatregelen op het gebied van zelfredzaamheid en hulpverlening.
In het bestemmingsplan zijn functies waar zeer kwetsbare groepen verblijven, uitgesloten. De zelfredzaamheid van werknemers in het gebied is groot. De zelfredzaamheid van de bewoners van de woontorens is ook groot. Er zullen ook jonge kinderen in de woontorens verblijven maar er mag vanuit worden gegaan dat zij daar onder toezicht van een volwassene zijn.
Om de effecten van een incident op het spoor te verkleinen zijn, in overleg met en na advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond, extra eisen opgelegd aan de verschillende gebouwen.
- In regel 18.1.1 is opgenomen dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen 120 meter vanaf het spoor een centraal afsluitbaar ventilatiesysteem en lekwerende voorzieningen bij raam- en deuropeningen, dan wel een tijdelijke vluchtruimte dienen te hebben. Daarmee wordt de zelfredzaamheid van de mensen die in deze gebouwen verblijven vergroot.
- Het kantorencomplex (Gemengd-5) ligt binnen het plasbrandgebied. Aan de regels van deze ontwikkeling is toegevoegd dat het bouwwerk moet voldoen aan de constructieve eisen uit artikel 2.4 tot en met 2.10 van de Regeling Bouwbesluit 2012. Deze eisen gelden tot 30 meter vanuit het spoor en vanaf het maaiveld tot minimaal 30 meter hoog. Hierbinnen valt onder andere ook dat er minimaal 1 uitgang van het gebouw van het spoor afgekeerd dient te zijn. Deze eisen zorgen ervoor dat in geval van een ongeval op het spoor, waarbij een plasbrand ontstaat, het gebouw zodanig ontworpen is dat iedereen het tijdig en veilig kan ontvluchten.
- In de bestemming 'Gemengd-1', 'Gemengd-2' en 'Gemengd-5' is opgenomen dat er een uitgang moet zijn die van het spoor af gericht is. Bij een incident op het spoor bevordert dit de zelfredzaamheid van bewoners en werknemers die het gebouw ontvluchten.
In het bestemmingsplan is in de regels en op de verbeelding een gebied aangegeven waar de calamiteitenroute ligt waardoor hulpdiensten het spoor kunnen bereiken. Deze route, die ruimte biedt aan groot materieel, zorgt ervoor dat hulpverlening vanaf het spoor kan plaatsvinden. De Schiestraat is ook bereikbaar voor hulpdiensten en daarmee is de bebouwing op de spoorstrook van twee zijden bereikbaar.
Bij de omgevingsvergunning voor de nieuwe gebouwen zal nader worden ingegaan op de bluswatercapaciteit in én buiten de gebouwen en nadere brandveiligheidseisen die aan gebouwen wordt gesteld.
In de planvorming is afgewogen dat het toevoegen van nieuwe gebouwen en mensen op deze locatie veel voordelen heeft ook al stijgt het groepsrisico. De stad verdichten op een locatie zo dicht bij goed openbaar vervoer maakt het mogelijk om een kleinere parkeergarage aan te leggen. En minder autogebruik heeft voordelen ten aanzien van luchtkwaliteit en geluidoverlast. Bovendien zijn op deze locatie tal van voorzieningen reeds beschikbaar voor de nieuwe bewoners en werknemers en dat maakt het een hele geschikte plek om te ontwikkelen. Alternatieve locaties voor het toevoegen van 140.000 m2 nieuwe kantoren, voorzieningen en kantoren zijn niet daarom niet onderzocht.
In het plan is ervoor gekozen om geen woningen in het plasbrandaandachtsgebied mogelijk te maken. De bestemde kantoren zijn goed uit te voeren met inachtneming van de verplichte extra brandwerende voorzieningen.
Het spoor heeft een belangrijke maatschappelijke en economische functie. Het groepsrisico kan alleen dalen als aan die functie wordt verkleind of anders ingericht. Dit is zo ingrijpend en verstrekkend dat maatregelen aan de bron niet zijn onderzocht.
Het bestemmingsplan en het onderzoek naar externe veiligheid zijn besproken in het Dienstbreed externe veiligheidsoverleg (DEVO) en is akkoord bevonden. Hiermee is het groepsrisico van dit bestemmingsplan volgens het bestuur van Rotterdam verantwoord. Het groepsrisico als gevolg van de ontwikkeling Schiekadeblok en Pompenburg kan stijgen naar 3.2 maal de oriënterende waarde. Ook in deze bestemmingsplannen worden extra maatregelen voorgesteld om de effecten van een ongeval op het spoor te verkleinen. Binnen het plasbrandaandachtsgebied worden constructieve eisen gesteld en binnen de 100% letaliteitscontour worden geen bestemmingen waar zeer kwetsbare groepen verblijven, toegestaan. De VRR is reeds in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming.
6.7 Bodem
De kwaliteit van de bodem wordt gewaarborgd in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan van invloed zijn op de beoogde functies, of financiële haalbaarheid van een bestemmingsplan. De bodem zelf kan ook verschillende functies hebben, zoals een archeologische-, of aardkundige waarde, energie-opslag, waterberging, drinkwaterwinning. Deze functies worden indien relevant eerder in deze toelichting beschouwd. In deze paragraaf staat de kwaliteit van de bodem centraal. Ter bescherming van toekomstige gebruikers worden bij nieuwe bestemmingen, of veranderingen van de huidige bestemmingen bepaalde eisen gesteld aan de kwaliteit van de bodem. Dat betekent dat soms onderzoek moet worden gedaan naar de bodemkwaliteit. Indien daaruit blijkt dat er sprake is van een (vermoedelijk) ernstige bodemverontreiniging wordt in deze paragraaf aangegeven hoe daar in relatie met de beoogde bestemming mee wordt omgegaan. Daaruit zal moeten blijken dat de beoogde bestemming haalbaar is.
6.7.1 Conclusie
Uit Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam blijkt dat in het Schiekadeblok de contactzone (de bovenste meter van de bodem) slechts zeer licht verontreinigd is. De bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld is mogelijk licht verontreinigd. Op de site van de DCMR is te zien dat op verschillende locaties in het verleden bodemonderzoek is gedaan in het gebied. Hieruit volgt dat er op enkele locaties sprake is van verontreinigde grond zonder gezondheidsrisico's in de huidige situatie.
Het bestemmingsplan voorziet in nieuwbouw waarvoor ingrepen in de bodem nodig zijn. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning is nader bodemonderzoek noodzakelijk en indien nodig moet de verontreinigde grond worden afgevoerd of gesaneerd.
Het milieuaspect bodemverontreiniging speelt geen rol bij de functiewijzigingen van bestaande panden en vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
6.8 Natuur
De Europese Unie heeft richtlijnen opgesteld om de biodiversiteit te behouden. Nederland heeft hieraan uitwerking gegeven in de Wet Natuurbescherming. De Wet natuurbescherming kent geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient te worden gemotiveerd dat het plan uitvoerbaar is binnen de kaders van de Wet natuurbescherming. Bij vaststelling van het bestemmingsplan dienen de resultaten van het natuuronderzoek derhalve bekend te zijn om hier uitsluitsel over te kunnen geven.
De aard van het bestemmingsplan bepaalt in zekere mate de manier van toetsing. In bepaalde gevallen maakt een bestemmingsplan concrete ontwikkelingen mogelijk die getoetst moeten worden. Andere bestemmingsplannen zijn consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient daarom tijdig voorafgaand aan de werkzaamheden een flora- en faunaonderzoek te worden uitgevoerd naar de specifieke effecten van de betreffende ontwikkeling op potentieel aanwezige beschermde flora en fauna.
6.8.1 Beschermde natuurgebieden
Het Schiekadeblok ligt niet in of direct grenzend aan onderdelen van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) of een belangrijk weidevogelgebied. En ook niet binnen een op de Natuurkaart Rotterdam aangewezen groenstructuur.
Het Natura 2000-gebied Oude Maas ligt het dichtst bij het plangebied. De afstand tot het plangebied is ongeveer 9,5 kilometer. Op 11,5 kilometer afstand ligt het Natura 2000-gebied buiten Boezems Kinderdijk.
De sloop, aanleg en het gebruik van de ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan Schiekadeblok kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitats liggen op circa 24 kilometer ten zuidoosten (Biesbosch) of circa 20,5 km ten westen van het plangebied (Solleveld & Kapittelduinen). Met het programma AERIUS Calculator 2022 is een berekening uitgevoerd voor de beoogde eindsituatie met bijhorende verkeersgeneratie en de aanlegfase, om inzicht te geven in de eventuele bijdrage van stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden.
Uit de voortoets blijkt dat het bij het slopen in het worst case scenario 886 kg NOx wordt uitgestoten. Tijdens de aanlegfase wordt in totaal 1510 kg NOx uitgestoten. Tijdens de gebruiksfase is er wel uitstoot van NOx door het verkeer maar geen uitstoot van de nieuwe gebouwen omdat die niet worden verwarmd door middel van aardgas.
De conclusie is dat er zowel in de sloop- en aanlegfase als in de gebruiksfase in de omliggende Natura 2000-gebieden geen bijdrage van stikstofdepositie is als gevolg van de emissie van het plan, ofwel niet meer dan 0,00 mol/ha/jr.
De ontwikkelingen van het bestemmingsplan Schiekadeblok hebben gezamenlijk geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden. Van verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en habitats van soorten of een significant verstorend effect op soorten waarvoor de gebieden zijn aangewezen, is geen sprake. De voortoets is bijgevoegd in Bijlage 10Voortoets.
6.8.2 Beschermde soorten
In februari 2021 is een verkennend veldonderzoek uitgevoerd naar de natuurkwaliteit en -kwantiteit van het plangebied en is gelet op de aanwezigheid van en potenties voor beschermde soorten. Het rapport is bijgevoegd in Bijlage 11 Flora- en faunatoets. De effecten op in het plangebied aanwezige beschermde flora en fauna door toekomstige, nu nog niet voorziene, ruimtelijke ingrepen die passen binnen de huidige bestemmingen dienen voorafgaand aan de uitvoering getoetst te worden. Hierbij is te denken aan sloopwerkzaamheden, renovatiewerkzaamheden (zoals gevelisolatie, vervangen van het dak, boeiborden of kozijnen), herinrichting van het terrein, het herinrichten van de groenstructuren of verandering.
Jaarrond beschermde nesten
In de natuurdatabase zijn in het bestemmingsplangebied geen waarnemingen van vogels met jaarrond beschermde nesten aanwezig. Direct grenzend aan het plangebied zijn waarnemingen bekend van foeragerende slechtvalk. Daarnaast zijn op verdere afstand van het plangebied waarnemingen bekend van huismus. Huismus is tevens aanwezig in kleine clusters rondom het Centraal Station van Rotterdam. De exacte locatie van de verblijfplaatsen van de vogels is niet bekend. Nader onderzoek naar vaste rust- en verblijfplaatsen en leefgebied van huismus is noodzakelijk
De bebouwing binnen het bestemmingsplangebied is potentieel geschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels met jaarrond beschermde nesten in gebouwen, zoals huismus. In de bebouwing zijn meerdere openingen bij boeiborden, regenpijpen en grotere spleten tussen overgangen van materialen aanwezig die door de soort gebruikt kunnen worden als vaste rust- en verblijfplaats. Daarnaast zijn mogelijk vogelnestkasten aanwezig op de bebouwing of daktuin. Essentieel functioneel leefgebied voor huismus kan aanwezig zijn in de bomen en het groen binnen het plangebied van het Schiekadeblok of de taluds van het spoor.
Voor overige vogels met een jaarrond beschermde verblijfplaatsen in gebouwen is het bestemmingsplangebied ongeschikt wegens de stedelijke ligging of afwezigheid van geschikte voortplantingsplaatsen. De aanwezige hoogbouw is ongeschikt voor slechtvalk. Er zijn geen geschikte randen of nestkasten op de dakrand aanwezig die door deze soort gebruikt kunnen worden als verblijfplaats. Voor de gierzwaluw ontbreken geschikte openingen met een goede aanvliegroute en zijn er geen mogelijkheden tot kolonievorming aanwezig wegens de ligging in hoofdstedelijk gebied en een tevens voor de soort ongeschikte aangrenzende bebouwing
Het plangebied is ongeschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van vogels met jaarrond beschermde nesten in bomen. Hoge bomen in de vorm van populieren zijn binnen het plangebied aanwezig echter ontbreken hier horsten of geschikt nestgelegenheden voor soorten zoals ransuil, buizerd, sperwer en havik. Tevens zijn de bomen aanwezig in een enkele rij zonder beschutting en binnen hoogstedelijk gebied zonder nabijgelegen foerageergebied.
Niet jaarrond beschermde nesten
In het plangebied is broedhabitat aangetroffen voor soorten waarvan de nesten niet jaarrond beschermd zijn. In het bestemmingsplangebied kunnen soorten verwacht worden zoals spreeuw, zwarte roodstaart, koolmees, pimpelmees, boomkruiper, zwarte kraai en ekster. Deze kunnen tot broeden komen in de bebouwing, mogelijk aanwezige nestkasten en de aanwezige populieren. Ten tijde van het veldbezoek was een ekster bezig met nestbouw in een in een plantenbak aanwezige lei-esdoorn.
Schadelijke effecten door uitvoering van de werkzaamheden op bezette voortplantingsplaatsen van algemene vogels en categorie 5 soorten vogels (jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen) zijn te voorkomen door onder andere buiten het broedseizoen te werken (buiten grofweg de periode 1 maart – 31 juli). Deze periode kan langer of korter zijn op basis van de soort en de weersomstandigheden. Indien er binnen het broedseizoen gewerkt wordt, is voorafgaand aan de werkzaamheden een inspectie door een deskundig ecoloog noodzakelijk. Bij het aantreffen van een broedgeval zullen werkzaamheden moeten worden uitgesteld en/of mag in een ruime afstand rondom de nestlocatie niet worden gewerkt, dit is afhankelijk van de soort en zal worden bepaald door de ecoloog.
(Algemene) broedvogels
Het bestemmingsplangebied is geschikt voor diverse boom-, struweel- en gebouwbroedende vogelsoorten. Waargenomen in het bestemmingsplangebied zijn onder andere kleine mantelmeeuw, merel en Turkse tortel.
6.8.3 Soorten Habitatrichtlijn
Vleermuizen
Volgens de natuurdatabase van de Gemeente Rotterdam zijn in het bestemmingsplangebied geen waarnemingen van vleermuizen bekend. Verspreid over de omgeving van het plangebied zijn wel waarnemingen bekend. Ten oosten van het plangebied, aan de Haagseveer en de Goudsesingel zijn waarnemingen bekend van foeragerende gewone dwergvleermuizen en baltsende ruige dwergvleermuizen. Tevens zijn ten noorden van het spoor, ter hoogte van de Provenierssingel, waarnemingen bekend van foeragerende gewone dwergvleermuizen en baltsende gewone dwergvleermuizen. De meeste gegevens zijn afkomstig vanuit onderzoeken uitgevoerd in het kader van de flora- en faunawet of Wet natuurbescherming voor specifieke plangebieden. Deze waarnemingen geven daarom geen compleet beeld van de aanwezige populaties vleermuizen en verblijfplaatsen.
Het bestemmingsplangebied is geschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen en voortplantingsplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen. In de bebouwing zijn openingen aanwezig zoals open stootvoegen, openingen onder waterslagen, wijkende gevelbeplating, openingen onder boeiborden, metalen dakstrips, openingen rondom kozijnen, openingen rondom regenpijpen en spleten en scheuren in de muren.
Hier is potentie voor (massa-) winter-, zomer-, paar- en kraamverblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, tweekleurige vleermuis en laatvlieger. Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van boombewonende vleermuizen. In de binnen en direct aan het gebied grenzende bomen zijn geen holten zoals spechtengaten of diepe scheuren aangetroffen die door vleermuizen als verblijfplaats gebruikt kunnen worden.
Binnen het bestemmingsplangebied bevinden zich structuren die geschikt zijn als essentiële vliegroute en/of essentieel foerageergebied. Met name de rij populieren binnen het gebied heeft de potentie als essentiële vliegroute, essentieel foerageergebied en als essentieel onderdeel van mogelijk in de bebouwing aanwezige vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen (onderdeel van baltsterritoria). De hoge populieren kunnen daarnaast geschikt zijn als hop-over, over het spoor voor ten noorden gelegen foerageergebieden.
Vissen
Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor beschermde vissen. Open water is geheel afwezig.
Grondgebonden zoogdieren
Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren, opgenomen in de Habitatrichtlijn. Het plangebied is niet gelegen in of grenzend aan groengebieden als rivieren, bossen of anderzijds natuurlijke terreinen.
Reptielen en amfibieën
Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor soorten reptielen en amfibieën van de Habitatrichtlijn. Geschikt habitat voor rugstreeppad in de vorm van zand- of veengronden met ondiepe, visarme of visloze poelen of slootjes ontbreekt. Geschikt habitat voor zandhagedis, heikikker of kamsalamander in de vorm van zandgronden, ondiepe poelen, veenweidegebied met sterk begroeide oevers of bospoelen is afwezig. Het plangebied ligt tevens buiten het natuurlijk verspreidingsgebied van deze soorten.
Overige soortgroepen
Overige Habitatrichtlijnsoorten worden op basis van habitatvereisten en bekende verspreidingsgegevens niet verwacht binnen het bestemmingsplangebied. Het overgrote deel van het bestemmingsplangebied ligt binnen stedelijk gebied en/of buiten het natuurlijk verspreidingsgebied van deze soorten.
6.8.4 Nationaal beschermde soorten
Grondgebonden zoogdieren
Het bestemmingsplangebied is ongeschikt als voor nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren waarvoor geen vrijstelling geldt in de provincie Zuid-Holland. Geschikt habitat in de vorm van aaneengesloten bosgebied, nat veenweidegebied of anderzijds ecologisch beheerde terreinen ontbreekt wegens de hoogstedelijke ligging. Tevens is rondom het plangebied geen functioneel leefgebied voor dergelijke soorten aanwezig. Het gebied is nagenoeg volledig verhard.
In het bestemmingsplangebied kunnen mogelijk Nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren worden verwacht waarvoor in de provincie Zuid-Holland een vrijstelling geldt. Dit betreffen met name muizen zoals huisspitsmuis. Geschikt habitat voor deze soort is aanwezig in het schaars aanwezige groen. Tevens kunnen deze soorten inpandig aanwezig zijn.
Vaatplanten
Het bestemmingsplangebied is potentieel geschikt voor beschermde vaatplanten, te weten schubvaren. Binnen het bestemmingsplangebied zijn op meerdere locaties muurdelen met hoge aantallen muurvarens aangetroffen. Ten tijde van het veldbezoek werden enkel muurvarens aangetroffen, echter is aanwezigheid van schubvaren niet uitgesloten. Nader onderzoek naar de groeiplaats van de schubvaren is noodzakelijk.
Vissen
Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor beschermde vissen. Open water is geheel afwezig.
Reptielen en amfibieën
Het plangebied is ongeschikt voor nationaal beschermde reptielen en amfibieën zowel vrijgesteld als niet vrijgesteld van ontheffing. Geschikte voortplantingswateren zijn in en direct rondom het bestemmingsplangebied afwezig en geschikte groenstructuren om te schuilen zijn eveneens afwezig.
Overige soortgroepen
Overige nationaal beschermde soorten worden op basis van habitatvereisten en bekende verspreidingsgegevens niet verwacht binnen het bestemmingsplangebied.
6.8.5 Bomen
In het plangebied zijn geen bomen met een bijzondere beschermingswaarde aanwezig.
Uitsnede uit digitale kaart 'Bijzondere bomen'
6.8.6 Conclusie
- In het bestemmingsplangebied zijn potenties aanwezig voor vogels met jaarrond beschermde vaste rust- en verblijfplaatsen aanwezig, te weten huismus.
- In het bestemmingsplangebied zijn potenties aanwezig voor de Habitatrichtlijnsoorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, tweekleurige vleermuis en laatvlieger.
- In het bestemmingsplangebied zijn potenties aanwezig voor de Nationaal beschermde soort schubvaren. Deze is niet vrijgesteld van ontheffingsplicht.
- In het bestemmingsplangebied zijn potenties aanwezig voor van ontheffing vrijgestelde Nationaal beschermde zoogdieren.
Door de voorgenomen ontwikkelingen kunnen groeiplaatsen van schubvaren, vaste rust- en verblijfplaatsen en/of essentieel functioneel leefgebied van huismus en vaste rust- en verblijfplaatsen en/of essentieel functioneel leefgebied van gebouwbewonende vleermuizen verloren gaan. Nader onderzoek naar groeiplaatsen van schubvaren en van vaste rust- en verblijfplaatsen en leefgebied van huismus is noodzakelijk. Voor vleermuizen dient nader onderzoek uitgevoerd te worden voor de soorten gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, tweekleurige vleermuis en laatvlieger voor de functies zomer- kraam-, paar-, (massa-) winterverblijfplaats en essentieel functioneel leefgebied zijnde foerageergebied en vliegroute. Voor de mogelijk aanwezigheid van beschermde muurflora, vleermuizen en jaarrond beschermde nesten van huismus wordt redelijkerwijs verwacht dat indien noodzakelijk een ontheffing kan worden verkregen door middel van het nemen van de juiste maatregelen.
Het bestemmingsplangebied is geschikt voor vaste rust- en verblijfplaatsen voor Nationaal beschermde soorten die in de provincie Zuid- Holland zijn vrijgesteld van ontheffingsplicht.
Nader onderzoek naar Nationaal beschermde soorten vrijgesteld van ontheffing is niet noodzakelijk, wel geldt te allen tijde de zorgplicht. De zorgplicht houdt in dat indien mogelijk schadelijke effecten zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. Te denken valt aan het ongeschikt maken van het terrein voorafgaand aan de werkzaamheden, het verplaatsen van dieren naar veilige locaties buiten het werkgebied indien zij voorafgaand of tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, of het werken in één richting waarbij de dieren een vlucht mogelijkheid hebben.
Bij de daadwerkelijke realisatie van de nieuwe ontwikkelingen zullen ambities worden meegegeven aan de marktpartijen om natuurinclusief te bouwen. Ook voor de inrichting van de Delftsehof zal bij het Programma van Eisen een natuurinclusieve ambitie worden meegegeven. Platte daken met groene inrichting, voorzieningen aan gevels en ook de Delftse Hof bieden immers mogelijkheden.
Geadviseerd wordt om bij renovatie of nieuwbouw gebouwen geschikt te maken voor medebewoning door bijvoorbeeld vleermuizen, gebouwbewonende vogels of bijen (natuurinclusief bouwen).
- De nieuwbouw (woontoren) is geschikt voor plaatsing van nestkasten voor slechtvalk.
- Het areaal daktuin en groene daken kan in de nieuwe situatie vergroot worden.
- Het bestemmingsplangebied is sterk verhard. Groene ruimten en beplantingen zijn, buiten plantbakken, nagenoeg niet aanwezig. Er kan voor gekozen worden om meer locaties in te richten met beplantingen zoals lage bomen of struiken.
- Het bestemmingsplan, met inbegrip van bovenstaande, is 'aanvaardbaar' vanuit het oogpunt van de Wet natuurbescherming.
6.9 Bezonning
Voor de geplande bebouwing binnen bestemmingsplan Schiekadeblok is een bezonningsonderzoek uitgevoerd in de ontwerpfase van het stedenbouwkundig plan voor het Schiekadeblok. Doel van het onderzoek is de schaduwwerking van de geplande hoogbouw te toetsen aan de bezonningscriteria van de Hoogbouwvisie 2019 van de gemeente Rotterdam. In verband met specifieke criteria voor de bezonning van de woningen in de Provenierswijk is tevens de bezonning van de bestaande woningen in de Provenierswijk onderzocht.
Nieuwe bebouwing in het gehele gebied Rotterdam Central District
De Provenierswijkregel moet worden toegepast voor het toetsen van de effecten van de bezonning van ontwikkelingen in het gebied Rotterdam Central District. Bij het bepalen van de effecten van het Schiekadeblok, zijn de ontwikkelingen in bestemmingsplan Rotterdam Central District meegenomen. Hiermee zijn de cumulatieve schaduweffecten van de nu planologisch mogelijk gemaakte projecten met hoogbouw zoals het Tree House op het Delftseplein en de uitbreidingsmogelijkheden van Delftsepoort en Unilever in beeld gebracht.
De effecten van de nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van het Schiekadeblok zullen worden onderbouwd aan de hand van het Afwegingskader bezonning. Omdat de Provenierswijkregel en het Afwegingskader bezonning niet vergelijkbaar zijn, is er geen cumulatief bezonningsonderzoek uitgevoerd voor alle ontwikkelingen in de omgeving.
In het bezonningsonderzoek zijn om te beginnen 2 grove modellen berekend. Het verschil tussen beide modellen is de locatie van de toren op of achter het bestaande Schieblock. De afmetingen van de twee modellen zijn af te lezen in onderstaande figuren.
model 1 model 2
Op een later moment is er nog een derde model toegevoegd aan het onderzoek, model 3.
model 3
De resultaten van de onderzoeken zijn opgenomen in paragrafen 6.9.1 en 6.9.2.
6.9.1 Conclusie Hoogbouwvisie
Voor gebouwen hoger dan 70 meter is in Rotterdam de Hoogbouwvisie 2019 van toepassing. Hierin is een rekenmethode voor bezonning beschreven. Bij de toetsing wordt gerekend met door de gemeente opgestelde referentiemodellen. In deze modellen is de planologische bebouwingssituatie geprojecteerd voor de referentiejaren 2011 en 2019. De eisen voor bezonning in de Hoogbouwvisie richten zich op de bezonning op gebiedsniveau in de openbare ruimte. Hiervoor zijn 3 verschillende aspecten gedefinieerd met een eigen toetsingskader: sunspots, representatieve ruimtes en openbare ruimte met een basiskwaliteit. Zie ook 2.3.6 Hoogbouwvisie 2019.
In het bestemmingsplan Schiekadeblok en in de directe nabijheid liggen geen 'sunspots' waar géén verslechtering mag plaatsvinden. De nieuwbouw die mogelijk wordt gemaakt in dit bestemmingsplan heeft geen invloed op de sunspots.
In gebieden met de aanduiding 'representatieve ruimte' mag op de toetsingsdata 21 juni en 21 september een geringe verslechtering van de bezonning plaats vinden en geldt een eis voor een minimale gemiddelde bezonningsduur. De schaduwwerking van de geplande hoogbouw voldoet aan de eisen voor gebieden met de aanduiding 'representatieve ruimte'.
De Provenierswijk valt buiten het te toetsen gebied van de Hoogbouwvisie. Gezien de ligging in het potentiële invloedsgebied van de te toetsten hoogbouw is de Provenierswijk voor de volledigheid in de beoordeling van het gebied met een 'basiskwaliteit' meegenomen. De witte gebieden op de bovenstaande kaart zijn locaties met een basiskwaliteit. Hier mag maximaal 2 uur extra in de schaduw vallen op de data 21 juni en 21 september. De schaduwwerking van de geplande hoogbouw voldoet aan de eisen voor gebieden met een 'basiskwaliteit'.
6.9.2 Conclusie Provenierswijkregel
De leidraad voor de bezonning van de Provenierswijk gaat uit van de maatgevende periode tussen 21 maart en 23 september. De extra schaduw op de woningen van de Provenierswijk mag in deze periode maximaal 1 uur bedragen. De bezonningsduur ter plaatse van de woningen in de Provenierswijk is getoetst aan de hand van meetpunten op de voor- en achtergevels van individuele woningen. De meethoogte bedraagt 0,75 meter boven vloerniveau.
In het bezonningsonderzoek is geconcludeerd dat voor de modellen 1 en 2 de woningen aan Schiekade 161 aan de achterzijde meer dan 1 uur extra schaduw krijgen. Hierdoor voldoen de doorgerekende modellen niet aan de Provenierswijkregel. Bij alle andere woningen in de Provenierswijk blijft de schaduw binnen de grens van maximaal 1 uur.
Voor model 3 geldt dat deze voldoet aan de Provenierswijkregel en binnen de grens van maximaal 1 uur blijft.
In het onderzoek is door Peutz aangegeven welke aanpassingen doorgevoerd moeten worden voor de modellen 1 en 2 zodat ook de woningen aan de Schiekade 161 voldoen. Hierop is het ontwerp van modellen 1 en 2 van de Schieblocktoren en de spoorstrook aangepast. De benodigde aanpassingen zijn weergegeven in de figuur hieronder en luiden als volgt:
Om te voldoen aan aanpassing A is een gedeeltelijke verlaging van de bebouwing van ca. 1 meter vereist. In het onderzoek is uitgegaan bebouwing op de spoorstrook van 52,2 meter hoog. De hoogte van deze bebouwing is in het bestemmingsplan gemaximeerd op respectievelijk 45 en 39 meter. Hiermee wordt ruim voldaan aan aanpassing A.
Om te voldoen aan aanpassing B is - bij beide modellen - vereist dat de aangegeven hoek van de bovenbouw van de toren minder scherpt wordt. De bebouwingsmogelijkheid in het bestemmingsplan is hierop aangepast.
Verder wordt opgemerkt dat in modellen 1 en 2 is gerekend met een hoogte van 204,1 meter. In model 3 is gerekend met een hoogte van 201 meter. De maximale bouwhoogte bedraagt 200 meter.
De modellen, inclusief de benodigde aanpassingen, zijn zorgvuldig vastgelegd in het bestemmingsplan. Hiermee is geborgd dat de verschillende varianten van de bebouwing op de spoorstrook en van de Schieblocktoren in alle gevallen passen binnen de norm van de Provenierswijkregel.
De drie verschillende toren varianten zijn vastgelegd met de specifieke bouwaanduidingen sba-1 (model 1), sba-2 (model 2) en sba-3 (model 3). Een ontwerp dat niet binnen één van deze modellen past, past ook niet in het bestemmingsplan. De bijbehorende planregels zijn vastgelegd in lid 5.2.2.
Het bezonningsonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 12 Bezonningsonderzoek.
6.10 Windhinder
De windhinder is onderzocht op basis van een 1:300 schaalmodel van het Schiekadeblok van de geplande bebouwing in een windtunnel. Hiermee is het te verwachten windklimaat in de directe omgeving van de geplande bebouwing beoordeeld. Voor de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving.
6.10.1 Conclusie
In de bestaande bebouwingssituatie is op de meeste plaatsen in en rond het plangebied sprake van een goed of soms matig windklimaat. Op twee plekken krijgt het windklimaat een beoordeling slecht, dat is bij de bestaande bebouwing ter hoogte van Central Post en bij de benzinepomp aan de oostzijde van de Schiekade.
Schieblocktoren
Er zijn twee scenario's voor de positie van de Schieblocktoren onderzocht. De situatie waarbij de Schieblocktoren niet op het Schieblock staat maar direct ten westen daarvan blijkt voor het windklimaat het best uit te pakken. Desondanks is aan de noordzijde van de Schieblocktoren, in de Schiestraat, een slecht windklimaat te verwachten. De optimalisatie van het windklimaat wordt bereikt door het onderste deel van de Schieblocktoren tot circa 65 meter hoogte 8 meter in zuidelijke richting te verschuiven. De valwind ten gevolge van de Schieblocktoren komt dan bij de dominante windrichting zuidwest deels op het verhoogde maaiveld bij de noordwesthoek van de Schieblocktoren waardoor een slecht windklimaat en een beperkt risico op windgevaar in de lager gelegen Schiestraat wijzigt naar een matig windklimaat.
De verschuiving van het onderste deel van de Schieblocktoren is op de verbeelding aangegeven met 'specifieke bouwaanduiding - 4'. In de regels is aangegeven dat ter plaatse van deze bouwaanduiding een bouwhoogte geldt van 5 meter, met dien verstande dat de gronden vanaf 40 meter overkraagd mogen worden ten behoeve van een toren. Op deze manier is bredere opening geborgd. Wel is er in de regels een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de opening minder breed te maken, indien aangetoond kan worden dat het windklimaat niet verslechterd.
Op het verhoogde maaiveld dient nabij de noordwesthoek zeer plaatselijk rekening gehouden te worden met een slecht windklimaat. Dit kan met maatregelen in de vorm van bijvoorbeeld een scherm nader worden verbeterd. In de doorgang door het Schieblock richting de Luchtsingel is plaatselijk sprake van een als slecht te beoordelen windklimaat en een beperkt risico op windgevaar. Doordat dit wordt veroorzaakt door luchtdrukverschillen als gevolg van de Schieblocktoren is met plaatselijke maatregelen nauwelijks een verbetering van het windklimaat te verkrijgen, anders dan de doorgang dicht te zetten met een sluisconstructie of tourniquet (draaideur). Dit vereist aandacht bij de uitwerking. In de regels is geborgd dat met onderzoek inzicht wordt geboden in de mogelijke gevolgen van windhinder in de omgeving van het gebouw en de eventueel daaruit voortvloeiende maatregelen die moeten worden genomen en/of aan te leggen voorzieningen. Het college kan indien nodig voorwaarden verbinden aan de vergunning.
Dakakker
Op de dakakker is door de situering naast de Schieblocktoren sprake van een toename van windhinder. Met behulp van 3 meter hoge schermen is een deel van de verslechtering te compenseren maar er blijft ook dan een matig tot slecht windklimaat te verwachten. Het heeft nauwelijks effect de schermen te verhogen. In regel 5.2.2 is een aangeven dat op het dak een kas mag worden geplaatst.
Plein
Op het centrale plein is op de meeste plaatsen een goed windklimaat voor de categorie 'doorlopen' te verwachten. Bij toekomstige windgevoelige functies zal met het slentercriterium, zonder additionele afscherming, zeer plaatselijk op het plein sprake zijn van een matig windklimaat. Met de toevoeging van de geplande begroeiing of schermen is een beoordeling 'goed' op het plein ook met dit criterium haalbaar. Dit wordt meegenomen bij het ontwerp van de inrichting van de buitenruimte.
Perrontoren
In de Schiestraat is aan de noordzijde van de Perrontoren plaatselijk sprake van een matig windklimaat. Dit geldt ook voor de westgevel van de Perrontoren en in de onderdoorgang ten zuiden van deze toren. De breedte van de onderdoorgang heeft geen effect op het plaatselijke windklimaat.
Ter plaatse van de bestaande onderdoorgang van de Delftsestraat naar het centrale plein blijft ten gevolge van een gunstige oriëntatie ten opzichte van de dominante windrichting een goed windklimaat aanwezig in de geplande situatie.
Het windonderzoek is bijgevoegd in Bijlage 13 Windonderzoek.
Luchtsingel
Op de Luchtsingel is in de bestaande situatie aan de oostzijde van de Schiekadeblok plaatselijk sprake van een (zeer) matig windklimaat. Ten gevolg een geringe verslechtering in de geplande situatie is zonder nadere maatregelen sprake van een slecht windklimaat. Dit kan effectief worden voorkomen met een plaatselijke afscherming, dit is onderdeel van het ontwerp van de nieuwe Luchtsingel.
In verband met het globale karakter van het onderzoek in deze fase is in de weergave van de meetresultaten uitgegaan van minst strenge beoordelingscriterium voor doorlopen. Voor windgevoelige functies zoals gebouwentrees (hoofdentrees) en verblijfsgebieden wordt geadviseerd een beoordeling goed voor slenteren te hanteren. In een latere fase wordt op basis van het definitief ontwerp voor de (her)ontwikkeling van een locatie opnieuw een windonderzoek gedaan.
6.11 Duurzaamheid En Energie
Voor de gebiedsontwikkeling in dit plangebied is ook duurzaamheid een thema. Rotterdam streeft naar een goede balans tussen sociale (people), ecologische (planet) en economische (profit) belangen bij het nemen van beslissingen en het uitvoeren van activiteiten. De Rotterdamse Woningkwaliteit' (RWK) is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit 2012 en bestaat uit de zes thema's oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Algemeen kan worden opgemerkt dat de beoogde woningen worden gebouwd conform het huidige Bouwbesluit. Daardoor dient voldaan te worden aan de hierin opgenomen duurzaamheidseisen. Dit betekent onder andere dat de woningen gasloos worden uitgevoerd. De ambitie ligt echter hoger. Voor dit plangebied gaat specifieke aandacht gaat uit naar energietransitie, klimaatadaptieve omgeving en mobiliteitstransitie.
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw.
Om bij deze gebiedsontwikkeling een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam is op gebiedsniveau en op gebouwniveau rekening te houden met de duurzaam bouwen-principes en de energieprestatie-eisen. In het proces van het gaan samenwerken met marktpartijen om de woningbouw, de kantoorontwikkeling en de renovatie en transformatie van de bestaande bouw te realiseren zullen deze thema's een rol spelen. Het zijn thema's die niet of slechts in geringe mate een plek hebben in de planregels van dit bestemmingsplan. Zij zullen een plek krijgen in onder andere selectiedocumenten voor marktpartijen of op andere wijze. In relatie tot energieprestatie leent deze ontwikkeling bijvoorbeeld zich uitstekend voor het slim omgaan met warmte- en koudebehoefte. Tijdens de ver(bouw) zal aandacht moeten worden besteed aan compact en tevens flexibel bouwen, en het toepassen van gerecyclede en tevens emissieloze bouwmaterialen. Aan klimaatadaptie en over mobiliteitstransitie is in vorige hoofdstukken aandacht besteed.
6.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).
6.12.1 Ontwikkeling Schiekadeblok
De planvorming voor herontwikkeling van het Schiekadeblok is jaren geleden begonnen. In maart 2011 is de structuurvisie Rotterdam Central District en het bijbehorende plan-MER vastgesteld. Voor de uitwerking van het deelgebied Schiekadeblok is destijds gestart met een bestemmingsplan en een project-MER waarin enkele varianten zouden worden onderzocht. Hiervoor is een Notitie reikwijdte en detailniveau gepubliceerd in november 2011. De ontwikkeling ging uit van de sloop van alle bestaande bouwwerken en de nieuwbouw van 240.000 m2 bvo voorzieningen, kantoren en woningen. Dit plan is door de kredietcrisis nooit tot wasdom gekomen.
In 2018 is de cultuurhistorische verkenning "Schiekadeblok en Rotterdam Central District" vastgesteld en daarmee steeg de aandacht voor de cultuurhistorische waarde van het ensemble en de beeldbepalende panden. Voor de herontwikkeling van het Schiekadeblok is vervolgens de Nota van Uitgangspunten de keuze gemaakt om een groot deel van de bestaande panden te behouden. Het stedenbouwkundig plan dat in grote lijnen de onderlegger is voor dit bestemmingsplan is tot stand gekomen na uitgebreid milieuonderzoek. Door de resultaten van dit onderzoek zijn het programma en de volumes maximaal geoptimaliseerd. Het grootste deel van de bestaande panden wordt behouden en daarmee is het totaal programma voor het Schiekadeblok een stuk lager dan in de plan-MER in 2011 is onderzocht. In dit bestemmingsplan worden in totaal circa 140.000 m2 nieuwe voorzieningen, waaronder werkruimtes, kantoren (circa 50.000 m2) en woningen (maximaal 650) en circa 230 ondergrondse parkeerplaatsen (9.000 m2) mogelijk gemaakt.
Het Schiekadeblok is bijzondere locatie in de stad, dicht bij het Centraal Station, metrohaltes, trams en bussen. Het Schiekadeblok leent zich voor het gebruik van het OV en deelmobiliteit. Daarom is voor deze ontwikkeling gekozen om een parkeergarage te maken met slechts 230 parkeerplaatsen en huidige parkeerplaatsen op het maaiveld te verwijderen. Ook bestaat de mogelijkheid om de auto te parkeren in de Kruispleingarage. De bereikbaarheid van het gebied blijft ongewijzigd. Voor autoverkeer vormen Weena en Schiekade de hoofdontsluiting. Via Poortstraat of de route Delftse Poort/Delftseplein bereikt men vervolgens het Schiekadeblok. Het wegrijden verloopt ook langs Delftseplein/Delftse Poort. Voor de bevoorrading is de mogelijkheid om de route Poortstraat, Delftsestraat, Schiekade, Schiestraat te gebruiken. Voor fietsers en voetgangers is er een fijnmaziger netwerk. Dit netwerk sluit gaan op de hoofdroutes Weena en Schiekade. De Schiestraat wordt een autoluwe weg.
Het grootste deel van de gebouwen en grond is in handen van de gemeente waardoor er door middel van een tenderprocedure voorafgaand aan de verkoop van de grond veel ruimte om de ontwikkelaar uit te dagen voor een plan met extra ambitie en kwaliteit.
6.12.2 m.e.r.-beoordeling
Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De bovengenoemde mogelijkheden moeten worden gezien als een stedelijke ontwikkeling zoals omschreven in het Besluit m.e.r. kolom 1, opgenomen in het onderdeel D 11.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
De bedrijfsvloeroppervlakte van nieuwe ontwikkelingen in het bestemmingsplan is minder dan
200.000 m2 en het aantal te realiseren woningen is lager dan 2000. Het bestemmingsplan is om die
reden niet formeel m.e.r.-beoordelingsplichtig.
Mogelijk is de ontwikkeling van het Schiekadeblok wel m.e.r.-plichting als belangrijke nadelige gevolgen op het milieu het gevolg zijn. In de bovenstaande paragrafen zijn alle milieuonderzoeken en de resultaten beschreven.
6.12.3 Effecten van het ontwikkeling op het milieu
Voor het bepalen van de effecten van de ontwikkeling op het milieu is ook gekeken naar de ontwikkelingen in de directe omgeving van het Schiekadeblok. Aan de oostzijde wordt gewerkt aan de herontwikkeling van Pompenburg, aan de zuidzijde zijn grote woningbouwontwikkelingen en aan de westzijde is het bestemmingsplan Rotterdam Central District vastgesteld met ruimte voor nieuwe ontwikkelingen. Er is geen samenhang tussen deze ontwikkelingen met betrekking tot de fasering en financiering, ook is er geen onderlinge afhankelijkheid, de nieuwbouwplannen kunnen afzonderlijk van elkaar worden ontwikkeld. Door de nabijheid van de verschillende ontwikkelingen hebben ze wel gezamenlijk effect op het verkeersmodel en op de populatiegegevens. In dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van het verkeersmodel waarin alle nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van het Schiekadeblok zijn opgenomen zodat gerekend wordt met de maximale toename van verkeer. In het verkeersmodel zijn de ontwikkelingen die mogelijk zijn gemaakt in bestemmingsplan Rotterdam Central District opgenomen en de ontwikkelingen waarvan de planvorming op dit moment in uitvoering is: Pompenburg, Rise en Lumière. Voor het berekenen van het groepsrisico zijn de ontwikkelingen in bestemmingsplan Rotterdam Central District, Schiekadeblok en Pompenburg bij elkaar opgeteld en onderbouwd.
Geluid
Uit de akoestisch onderzoeken is gebleken dat het Schiekadeblok door het spoor, de Schiekade en de horeca een geluidbelast gebied is. Aan de zijde van het spoor wordt de maximale ontheffingswaarde overschreden. In de regels is opgenomen dat woningen alleen zijn toegestaan met een dove gevel of als met een akoestisch onderzoek kan worden aangetoond dat het ontwerp van de woningen zodanig is dat er geen overschrijding van de maximale ontheffingswaarde meer op gevel is. De toekomstige ontwikkelaar wordt hierdoor uitgenodigd om een slim ontwerp te maken. Omdat de woningen eenzijdig georiënteerd zullen zijn, is het niet mogelijk dat elke woning een geluidluwe zijde heeft. De woningen voldoen niet aan het Ontheffingenbeleid en er is gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van het beleid. Als compensatie voor de geluidbelaste gevel en buitenruimte wordt in beide woontorens een collectieve geluidluwe buitenruimte gemaakt. Bovendien wordt in de regels gesteld dat een omgevingsvergunning voor bouwen slechts wordt verleend indien met een studie is aangetoond dat is gestreefd naar een optimale inrichting van de woningen in het gebouw waarbij aandacht is besteed aan de hoge geluidbelasting ter plaatse. Ook hier wordt de ontwikkelaar uitgedaagd om een gebouw te ontwerpen met aandacht voor de akoestische situatie.
Om de gewenste horeca en terrassen in de toekomst voldoende ruimte te bieden, is in het bestemmingsplan opgenomen aan welke eisen de isolatie van de horeca moet voldoen maar ook aan welke eisen de gevels van de nieuwe woningen moeten voldoen.
De geluidbronnen om de nieuwe woningen zorgen voor nadelige effecten in de vorm van een hoge geluidbelasting op de gevel van de gebouwen. Op deze locatie is het belang van het toevoegen van nieuwe woningen erg groot en daarom is ervoor gekozen om voornamelijk te kijken naar een goede binnenwaarde voor de woningen.
Trillingen
In dit bestemmingsplan is in de regels opgenomen dat alleen een vergunning voor het bouwen van woningen kan worden verleend als is aangetoond dat wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR richtlijn deel B met betrekking tot het aspect trillingshinder. Hierdoor zijn er geen nadelige effecten te verwachten.
Luchtkwaliteit
De ontwikkeling van het Schiekadeblok valt onder het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. In de Rotterdamse aanpak luchtkwaliteit worden verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven. Netto zijn er geen nadelige effecten te verwachten.
Externe veiligheid
De ontwikkeling van het Schiekadeblok ligt buiten de contour van het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico stijgt van 0,47 maal de oriëntatiewaarde naar 1,33 maal de oriëntatiewaarde en uiteindelijk stijgt het groepsrisico naar maximaal 3,2 maar de oriëntatiewaarde als alle ontwikkelingen langs het spoor gereed zijn. De stijging van het groepsrisico valt binnen maximale stijging van 5,4 maal de oriënterende waarde die in de Uitvoeringsovereenkomst (UOK) is afgesproken. De stijging van het groepsrisico is verantwoord door het uitsluiten van functies waar zeer kwetsbare groepen verblijven. Om de kans op grote effecten te verkleinen zijn via de regels allerlei maatregelen opgelegd waar nieuwe gebouwen langs het spoor aan moeten voldoen. Het nadelige effect is dat het groepsrisico stijgt maar dit is mogelijk binnen de gemaakte afspraken.
Bodem
De bodem ter plaatse van het Schiekadeblok is in de huidige situatie zeer licht verontreinigd.Er is geen reden om aan te nemen dat de nieuwe ontwikkeling zal leiden tot bodemvervuiling dus er zijn geen nadelige effecten te verwachten.
Water
De ontwikkellocatie is vrijwel volledig verhard waardoor er geen compensatieopgave in het gebied is voor de nieuwbouw. Voor de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen eist de gemeente dat 50 mm hemelwater op eigen terrein wordt opgevangen. In de regels is opgenomen hoeveel m3 dit per nieuwbouwlocatie is, daarmee hebben de ontwikkelingen geen nadelige effecten op het oppervlaktewater in de omgeving.
Natuur
Door de voorgenomen ontwikkelingen kunnen groeiplaatsen van schubvaren, vaste rust- en verblijfplaatsen en/of essentieel functioneel leefgebied van huismus en vaste rust- en verblijfplaatsen en/of essentieel functioneel leefgebied van gebouwbewonende vleermuizen verloren gaan. Hiervoor zal nader onderzoek moeten worden gedaan en mogelijk mitigerende maatregelen worden getroffen voordat er een omgevingsvergunning verleend kan worden.
Bij de ontwikkeling van concrete bouwplannen en bij de inrichting van de Delftsehof wordt de ambitie meegegeven om natuurinclusief te bouwen. Het is op voorhand niet te zeggen of er nadelige gevolgen optreden, nader onderzoek zal dit moeten uitwijzen. De herinrichting van de buitenruimte biedt ook veel kansen om nieuwe natuur toe te voegen.
Bezonning
De ontwikkeling van het Schiekadeblok voldoet aan de bezonningsregel voor de Provenierswijk. Door het toevoegen van hoogbouw neemt de bezonning af, maar in totaal zal nergens meer dan een uur extra schaduw zijn vanwege de ontwikkelingen in het gebied Rotterdam Central District. Er zijn geen onaanvaardbare nadelige gevolgen te verwachten. De bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan Rotterdam Central District zijn in samenhang met het Schiekadeblok bekeken.
Windhinder
In de huidige situatie is in het Schiekadeblok sprake van een goed tot matig windklimaat. Door het toevoegen van twee torens wordt in de noordwesthoek het windklimaat slechter. In de regels is aangegeven dat ter plaatse van de Schiestraat een brede opening verplicht is. In de regels is ook ruimte geboden om de dakakker af te dekken met een kas en om luifels aan de gebouwen te maken. Bovendien is in de regels opgenomen dat voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw met een hoogte van 30 meter of meer verleend kan worden de aanvrager een windhinderonderzoek dient te overleggen conform NEN 8100. Dit onderzoek moet inzicht bieden in de mogelijke gevolgen van windhinder in de omgeving van het gebouw en de eventueel daaruit voortvloeiende te nemen maatregelen en/of aan te leggen voorzieningen voor het definitieve ontwerp. Er zijn geen nadelige gevolgen te verwachten.
Duurzaamheid en energie
De nieuwe gebouwen worden gebouwd conform het huidige Bouwbesluit en voldoen aan de daar in opgenomen duurzaamheidseisen. Bij de ontwikkeling van het Schiekadeblok spelen duurzaamheid en energie op verschillende schaalniveaus een rol. Voor beide thema's zijn de ambities hoog maar om de ontwikkelaars in de uitwerking de ruimte te geven, is in het bestemmingsplan niet voorgeschreven aan welke ambitie of prestatie de gebouwen moeten voldoen. Dit zal een belangrijk selectiecriterium zijn bij de tenderprocedure. Er zijn voor duurzaamheid en energie geen nadelige gevolgen te verwachten.
Cultuurhistorie
Ten behoeve van de ontwikkeling Schiekadeblok is een uitgebreide cultuurhistorische verkenning opgesteld. In tegenstelling tot het eerste plan voor de herontwikkeling waarbij alle bestaande bebouwing gesloopt zou worden, is bij de huidige planvorming gekozen voor behoud van het grootste deel van de bebouwing.
Voor de bouw van nieuwe woningen is afgewogen dat het Perronpand en mogelijk een deel van de achterkant van het Schieblock gesloopt mogen worden. Behoud van de huidige gebouwen zou leiden tot ingrijpende constructieve maatregelen waarbij de cultuurhistorische waarde aangetast wordt. De bouw van nieuwe woningen wordt technisch lastiger en duurder waardoor het niet meer haalbaar is in de gewenste segmenten te bouwen. De vorm van de nieuwe bebouwing is met oog voor het oorspronkelijke stedenbouwkundige ensemble ontworpen. Ook de hoogte van de bestaande bebouwing wordt versterkt door de onderbouw van de nieuwe torens van gelijke hoogte te maken.
Door de mogelijk op te nemen om cultuurhistorisch waardevolle panden te slopen is dit een nadelig effect voor het aspect cultuurhistorie. Maar dit is zeer goed afgewogen tegen de wens voor nieuwe woningbouw. De nadelige effecten worden deels voorkomen door het stedenbouwkundig ontwerp dat recht doet aan het oorspronkelijke ensemble.
Het college heeft, tegelijk met het besluit tot terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, een
m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen. De strekking van dit besluit is dat er, gezien de vormvrije m.e.r.-
beoordeling, vanwege het bestemmingsplan Schiekadeblok geen grote negatieve effecten
op het milieu worden verwacht. Daarom heeft het college besloten dat er voor dit bestemmingsplan
geen milieueffectrapport zal worden opgesteld. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit is als bijlage bij het
ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd, zie M.e.r-beoordelingsbesluit.
Hoofdstuk 7 Handhaving
In veel gevallen zijn illegale bebouwing en gebruik voor de gemeente niet direct kenbaar. Veelal komt de gemeente daar achter nadat door belanghebbenden is geklaagd over overlast. Inspectie ter plaatse en raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan leert pas dan of er sprake is van strijd met de gegeven bestemming en of daartegen kan worden opgetreden.
Op grond van gemeentebeleid, neergelegd in het Beleidsplan Naleving Omgevingsrecht 2021 - 2025, wordt bij de huidige aanpak eerst gekeken of het gebruik/bouwwerk kan worden gelegaliseerd. Als legalisatie niet mogelijk of wenselijk is, zal de overtreder doorgaans met een dwangsom worden gesommeerd om binnen een bepaalde periode een einde te maken aan de overtreding.
Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid
Artikel 6.12 lid 2 Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad verplicht is een exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van grondexploitatie niet anderszins is verzekerd, dat wil zeggen ofwel via gemeentelijke gronduitgifte ofwel via een anterieure overeenkomst met grondeigenaren.
In het plangebied zijn enkele percelen in eigendom bij particuliere eigenaren waarmee de gemeente geen anterieure overeenkomst van grondexploitatie heeft gesloten. Op deze percelen is de Wet voorkeursrecht gemeenten gevestigd. Tevens zijn deze gronden aangemerkt als moderniseringsgebied.
Op grond van artikel 7c lid 10 van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet kan de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten af te wijken van artikel 6.12, eerste en derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, met dien verstande dat een exploitatieplan door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld bij een omgevingsvergunning voor het bouwen. In dit bestemmingsplan wordt hiervan gebruik gemaakt. Het gehele plangebied is aangewezen als exploitatiegebied, door middel van de aanduiding 'overige zone - exploitatiegebied'.
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Participatie
Het bestemmingsplangebied is al vele jaren onderwerp van studie naar een beste gebiedsontwikkeling met daarbij behorende participatie. Participatie over de in dit bestemmingsplan ingezette vorm van gebiedsontwikkeling heeft plaatsgevonden sinds 2019. Sinds 2019 zijn er diverse klankbordbijeenkomsten geweest en enkele participatiebijeenkomsten met respectievelijk bewoners en ondernemers geweest. Adviezen uit deze bijeenkomsten zijn meegewogen in het planvormingsproces. Ondernemers en bewoners hebben tot nu toe positief gereageerd op de plannen. De huidige bewoners willen dat het gebied levendig blijft met een rauw randje, hechten veel belang aan een groene buitenruimte en willen zo min mogelijk overlast van (nacht)horeca. Ondernemers hechten zeer aan het ondernemersklimaat in het Schiekadeblok. Tegelijkertijd begrijpen zij ook dat er met de ontwikkeling zaken veranderen.
In oktober/november 2021 zijn de gebiedscommissie Centrum en de wijkraden Provenierswijk, Agniesebuurt en Oude Noorden geïnformeerd over het concept stedenbouwkundig plan. Over het onderwerp “combinatie wonen met uitgaansleven” is een expertmeeting geweest tussen horecaondernemers, gemeente Rotterdam, DCMR, geluidstechnisch bureau, vertegenwoordiging bewoners en Vereniging RCD. Uit de reacties blijkt dat er draagvlak is voor de gebiedsontwikkeling.
In 2022 is een toelichting gegeven aan een groep van bewoners van de Provenierswijk.
Reacties uit het wettelijk vooroverleg zijn verwerkt. Tijdens het wettelijk vooroverleg is het concept bestemmingsplan ook toegezonden aan belanghebbende eigenaren.
Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, zal eenieder gedurende zes weken, in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze in te dienen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan.
Gedurende de periode van terinzagelegging zal een informatieavond georganiseerd worden waar een ieder vragen kan stellen met betrekking tot het terinzageliggende ontwerpbestemmingsplan.
9.2 Vooroverleg
In het kader van het overleg bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan:
- GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie Ruimte en Milieu
- Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
- VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
- TenneT, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet
- Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit
- K.P.N. Telecom
- N.V. Nederlandse Gasunie
- Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen
- Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
- Rijkswaterstaat West-Nederland
- Luchtverkeersleiding Nederland
- ProRail
- Evides
- Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)
- Metropoolregio Rotterdam Den Haag
- Monet, beheerder telecommunicatiemasten
- VWS Pipelinecontrol
- Warmtebedrijf Rotterdam
- Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
- NS
Er is een reactie ontvangen van de in de volgende paragrafen genoemde overlegpartners.
9.2.1 Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard
Het Hoogheemraadschap laat weten dat ze het concep ontwerpbestemmingsplan hebben bekeken en dat de met het waterbeheer verbonden belangen voldoende gewaarborgd. Zij hebben geen bezwaar tegen de vaststelling van het bestemmingsplan ‘Schiekadeblok’.
9.2.2 Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond
De VVR heeft gereageerd in het kader van het vooroverleg. De reactie is bijgevoegd in Bijlage 2 AdviesVeiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. De opmerkingen zijn verwerkt en beschreven in paragraaf 6.6.2.
9.2.3 Luchtverkeersleiding Nederland
De Luchtverkeersleiding concludeert dat de locatie Schiekadeblok zich niet bevindt in het deel van het toetsingsvlak welke enkel van toepassing is op windturbines en zien geen aanleiding om te reageren.
9.2.4 ProRail
- Beleidskader
In hoofdstuk 5 (Water) wordt aangehaakt bij het beleidskader van decentrale overheden zoals het Hoogheemraadschap. Echter wordt nergens in het concept ontwerpbestemmingsplan aangehaakt bij het wettelijk kader en beleidskader van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu en/of ProRail met betrekking tot de beperkingen die gelden voor (gebruik van) bebouwing in de nabijheid van de hoofdspoorweginfrastructuur. ProRail verzoekt dit ook te verwerken in het bestemmingsplan.
Reactie:
De volgende tekst is opgenomen in 4.2.6:
Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van de spoorbaan dient rekening te worden gehouden te met het bepaalde in artikel 19 van de Spoorwegwet. Voor initiatieven binnen het beperkingengebied hoofdspoor is de gemeente het bevoegd gezag voor meervoudige aanvragen waarbij vergunning alleen verleend kan worden nadat ProRail haar gemandateerde advies met instemming heeft gegeven bij enkelvoudige aanvragen blijft de minister bevoegd gezag en zal ProRail namens de minister vergunning verlenen.
- Emplacement
In verband met het in de nabijheid gelegen emplacement Rotterdam CS, waarvoor een omgevingsvergunning milieu is verleend, verzoekt ProRail om het aspect Industrielawaai (met in achtneming van de verleende omgevingsvergunning milieu) te onderzoeken en de resultaten van het onderzoek te verwerken in het onderhavige bestemmingsplan.
Reactie:
Het emplacement is akoestisch onderzocht en de resultaten worden toegevoegd aan paragraaf 6.4.
- Luchtsingel
In paragraaf 3.4 'Huidig gebruik' staat beschreven dat met het concept ontwerpbestemmingsplan de Luchtsingel over de Schiekade planologisch mogelijk wordt gemaakt. ProRail mist echter een samenhang met de eveneens door uw gemeente gewenste permanente Luchtsingel over de sporenbundel heen en verzoekt om aan te geven hoe deze beide ontwikkelingen zich tot elkaar verhouden.
Reactie:
De huidige Luchtsingel is een tijdelijk bouwwerk, gebouwd tussen 2012 en 2014. De tijdelijke constructie loopt tegen het einde van zijn levensduur. Uit onderzoek bleek dat er in de toekomst behoefte is om de looproute in stand te houden. Op dit moment wordt er onderzoek gedaan naar een permanente Luchtsingel als verbinding tussen de nieuwe ontwikkelingen in het Schiekadeblok en Pompenburg en de overzijde van het spoor. In bestemmingsplan Schiekadeblok is ervoor gekozen om de aansluiting van de Luchtsingel tot aan Pompenburg in elk geval ruimtelijk mogelijk te maken door de aanduiding op de verbeelding. Ter plaatse van Pompenburg zal te zijner tijd de Luchtsingel ook ruimtelijk mogelijk gemaakt worden ten behoeve van een permanent bouwwerk.
Met ProRail heeft een eerste afstemming plaatsgevonden over de technische aspecten van bouwen bij en over het spoor.
- Onderstation
In de toelichting, paragraaf 4.1.2 Stedenbouwkundig plan Schiekadeblok, lijkt het onderstation (OS) van ProRail aan het einde van de Schiestraat (bij de keerlus naast de Schiekade) wordt vrijgehouden van bebouwing en/of overkraging. In de tekst van paragraaf 4.2.5 is echter te lezen dat aan alle zijden van het betreffende gebouw overkragingen worden toegestaan op minimaal 9 meter vanaf maaiveld. ProRail verzoekt de gemeente om de tekst van paragraaf 4.2.5 hierop aan te passen. Overkraging boven het onderstation dan wel het direct daarom heen gelegen terrein kan ProRail niet toestaan. Werkzaamheden aan het onderstation vereisen bereikbaarheid voor kranen geschikt voor zware lasten en dat impliceert hoge kranen. Een overkraging belemmert die bereikbaarheid en is daarom niet toegestaan.
Reactie:
In overleg met ProRail is uitgelegd dat de overkaging niet over het onderstation valt. ProRail is akkoord met de wijze waarop de overkraging nu op het verbeelding staat en de afstand tot het onderstation.
- Overkraging
Op de verbeelding in de legenda de aanduiding 'sba-ok: specifieke bouwaanduiding overkraging' opgenomen. Het is voor ProRail niet duidelijk waar in het gebied 'sba-ok' de overkraging zich exact bevindt en verzoekt aan te geven hoe hoog en hoe ver de overkraging buiten de gevel strekt.
Reactie:
Aan de noord-, oost- en zuidzijde in op de verbeelding van het conceptontwerpbestemmingsplan een overkraging toegestaan. Aan de westzijde is een overbouwing toegestaan van de oprit naar de parkeerplaats achter Central Post. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de overkraging aan de noordzijde geschrapt, aan de oostzijde verandert de vorm en de hoogte (nu: sba-ok4) en aan de zuidzijde blijft een overkraging bestaan van 2,5 meter diep (nu: sba-ok3). De overbouwing aan de westzijde, over de 'wokkel' wordt aangegeven met de aanduiding "overbouwing" (nu: sba-ob). Hiervoor is gekozen om een duidelijk onderscheid te maken tussen een kleine overkraging en de flinke omvang van de overbouwing.
- Overkraging eigendom ProRail
De demarcatielijn is te allen tijde de eigendomsgrens van Railinfratrust BV/ProRail BV. Op of boven dit eigendom mag in beginsel niet worden gebouwd, ook niet met een overkraging. In het overleg van 22 april 2021 hebben vertegenwoordigers van ProRail dit ook aangegeven aan de aanwezige gemeenteambtenaren. Kortweg komt het erop neer dat ProRail op voorhand terughoudend is met het toestaan van overkragingen van onze eigendommen in verband met mogelijke conflicten met spoorse belangen (onder andere bereikbaarheid van hulpdiensten en benodigd ruimtegebruik voor toekomstige uitbreidingsplannen om blijvend onze wettelijke spoorbeheertaak te kunnen uitvoeren). Om die reden staat ProRail overkraging van voornoemd onderstation sowieso niet toe. Met betrekking tot de gewenste overkraging buiten het gebied dat nodig is voor (de bereikbaarheid van) het onderstation, is het voor ProRail onmogelijk om toestemming geven en wil hierover in gesprek blijven. Pas bij de indiening van concrete plannen voor overkraging van onze eigendommen, kunnen zij de plannen inhoudelijk toetsen op strijdigheid met het beheer en eventuele toekomstige spooruitbreidingen.
Reactie:
Zoals in bovenstaande reactie is aangegeven, wordt de overkraging aan de noordzijde van 'Gemengd - 5' geschrapt.
- Calamiteitenroute
In de toelichting, paragraaf 4.1.2.4 wordt benoemd dat de calamiteitenroute van NS/ProRail is opgenomen in het concept ontwerpbestemmingsplan. ProRail ondersteunt dat nadrukkelijk. ProRail verzoekt om expliciet aan te duiden dat de calamiteitenroute zich op het huidige maaiveldniveau dient te bevinden.
Reactie:
In de tekst in paragraaf 4.1.2.4 is toegevoegd dat de calamiteitenroute op het maaiveld dient te liggen.
- Verkeer - Spoorverkeer
In paragraaf 4.2.6 Verkeersbestemmingen wordt stilgestaan bij de verkeersbestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied" en "Verkeer - Wegverkeer". ProRail constateert dat de bestemming "Verkeer - Spoorverkeer" niet wordt benoemd en verzoekt aan te geven wat hiervoor de achterliggende reden is.
Reactie:
Een korte beschrijving van de bestemming "Verkeer-Spoorverkeer" is per abuis niet opgenomen. De tekst in paragraaf 4.2.6 zal worden aangevuld met:
De gronden die vallen onder de bestemming "Verkeer - Spoorverkeer" zijn bestemd voor spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer met de bijbehorende voorzieningen.
- Verbeelding
De calamiteitenroute valt in de bestemmingsvlakken GD5 (artikel 8), V-VB (artikel 10) en V-PG. ProRail constateert dat de artikelnummers op de verbeelding niet correct zijn en verzoekt deze aan te passen. Tevens blijkt uit de verbeelding niet duidelijk waar de calamiteitenroute precies loopt. ProRail verzoekt de verbeelding op dit punt te verbeteren.
Reactie:
De artikelnummers in de legenda van de verbeelding worden aangepast zodat de bestemmingen corresponderen met het juiste artikel. De calamiteitenroute is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding "calamiteitenroute".
- Specificaties calamiteitenroute
Artikel 8.1, sub e luidt: "een calamiteitenroute, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute', tevens bestemd voor toegangsweg naar een parkeergarage;" ProRail heeft de exacte specificaties van de calamiteitenroute aangeleverd. Die specificaties zouden opgenomen moeten worden in de voorschriften. De vrije ruimte moet voldoen aan de volgende specificaties: 3,50 meter breed en 4,20 meter hoog. Boogstralen en lasten zoals zijn voorgeschreven door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en maken onderdeel uit van hun Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid VRR.
Reactie:
De oppervlakte van de aanduiding 'calamiteitenroute' is opgenomen op de verbeelding en voldoet aan de vereiste breedte en boogstraal. In de regels van bestemming 'Gemengd - 5' is onder 8.2.3 sub a. opgenomen dan ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' bouwwerken niet zijn toegestaan tot een hoogte van 9 meter, daarmee is de minimale hoogte van 4,2 meter gegarandeerd. Eenzelfde regel wordt toegevoegd in de bestemmingen 'Verkeer-Spoorwegverkeer' en 'Verkeer-Verblijfsgebied'. Tevens is in de leden 8.2.3, 10.2.3 en 11.2.2 opgenomen: ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute', dient een obstakelvrije doorgang gegarandeerd te zijn van 4,2 meter hoog en 3,5 meter breed, ten behoeve van een calamiteitenroute'.
De gewenste draaglast en minimale breedte verharding wordt niet opgenomen in de regels van het bestemmingsplan, dit komt aan de orde bij de uitvoering.
In de toelichting zijn een beschrijving van de calamiteitenroute en de gewenste specificaties opgenomen onder 4.2.6 Verkeersbestemmingen.
- Overkraging spoorse bestemming in relatie tot de NS
Artikel 8.2.2 onder e maakt een overkraging over de spoorse bestemming planologisch mogelijk. Naar mening van ProRail is dit echter strijdig met overige bepalingen uit het onderhavige ontwerpbestemmingsplan. Bovenal is de maakbaarheid ervan nog niet rond, omdat Railinfratrust/ProRail niet op voorhand kan instemmen met een overkraging boven haar grondeigendom ter plaatse. Zie in dat kader ook onze bovenstaande opmerkingen bij paragraaf 4.1.2. Opgemerkt dient te worden dat bovendien ter plaatse een exclusief overbouwingsrecht geldt van NS (tot 500 meter uit kopse kant buitenste perron van station Rotterdam Centraal). Indien Railinfratrust/ProRail alsnog zou willen instemmen met een overkraging van haar grondeigendom, dan dient Railinfratrust/ProRail hiervoor eerst aan NS te verzoeken om schriftelijk afstand te doen van haar overbouwingsrecht over dit deel van de hoofdspoorweginfrastructuur. Het is onzeker of NS hier haar medewerking aan wenst te verlenen.
Reactie:
De overkraging van het kadastraal eigendom van ProRail wordt in het ontwerpbestemmingsplan niet mogelijk gemaakt en wordt geschrapt van de verbeelding. De regeling blijft bestaan voor de overkragingen aan de oost- en zuidzijde van 'Gemengd - 5'. Zie ook de reactie onder het punt 'Overkraging'.
- Spoorfunctie
In artikel 9 is een deel van de spoorbaan bestemd. De spoorfunctie dient hier gewaarborgd te blijven.
Artikel 9 Verkeer - Spoorverkeer
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Spoorverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. spoorbanen ten dienste van het spoorwegverkeer, met de bijbehorende voorzieningen, alsmede groen, water, ontsluitingswegen en -paden, calamiteiten routes e.d.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de voor Verkeer - Spoorverkeer bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a. de in lid 9.1 bedoelde spoorbanen, kunstwerken, zoals viaducten, bruggen en duikers en overige voor het functioneren vanhet spoorwegverkeer nodige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bovenleidingen, seinpalen, overwegbomen, straatmeubilair, reclame-inrichtingen, geluidswerende voorzieningen e.d.
9.2.2 Bebouwingsnormen
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter.
In artikel 9.1 worden "bijbehorende voorzieningen" niet nader omschreven. Uit artikel 9.2, stelt ProRail, zou men kunnen afleiden dat hieronder ook wordt verstaan "kunstwerken, en overige voor het spoorverkeer nodige bouwwerken, geen gebouwen zijnde". Op zich hoeft "bijbehorende voorzieningen" niet per se gedefinieerd te worden, het geeft ook ruimte om dit niet te strikt in te kaderen. Maar nu lijken artikel 9.1 en artikel 9.2.1 niet erg op elkaar aan te sluiten (men zou de opsomming dan verwachten bij 9.1, en een "kale" verwijzing bij 9.2.1,).
Artikel 9.2 laat zien dat de bestemming van de spoorse gronden ("Verkeer - Spoorverkeer") geen andere bebouwing toelaat dan spoorse bouwwerken. Overkraging van het spoor door een naastgelegen gebouw voor bewoning en kantoren past daar volgens ProRail niet onder. Deze bestemming dient gerespecteerd te worden. Bovendien is niet duidelijk of bedoeld is om onderscheid te maken tussen de in 9.2.1 lid a genoemde "overige voor het functioneren van het spoorwegverkeer nodige bouwwerken, geen gebouwen zijnde" en de in 9.2.1 lid b genoemde "bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals (..)", aangezien zowel lid a als b beide tot doel hebben deze bebouwing toe te staan (uit te zonderen van het in de aanhef openomen bouwverbod). Gezien het vorenstaande verzoekt ProRail om een nadere toelichting en eventuele aanpassing.
Reactie:
Na overleg met ProRail is dit artikel verduidelijkt en is deze opmerking niet meer van toepassing.
- Bouwbeperking calamiteitenroute
Artikel 10 (mbt V-VB) zegt het volgende over de bebouwingsmogeliikheden:
10.2.1 Algemeen
Op de voor 'Verkeer - Verblijfsgebied bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens (..)
Er is geen bouwbeperking ter plaatse van de calamiteitenroute. Omdat een aantal bouwwerken niet is uitgesloten (zie de opsomming onder "behoudens") is het vrijhouden van de calamiteitenroute van obstakels niet gegarandeerd. Beter zou zijn de calamiteitenroute in te tekenen op de verbeelding, en op te nemen dat deze vrij dient te blijven van bebouwing (inclusief plaatsing van nutsvoorzieningen en straatmeubilair) en daarbij de minimumafmetingen op te nemen van de doorgangsroute (breedte e.d.).
Reactie:
De calamiteitenroute is op de verbeelding opgenomen met een aanduiding. Aan het artikel 'Verkeer - Verblijfsgebied' (en aan het artikel 'Verkeer-Spoorverkeer') is toegevoegd: een calamiteitenroute, ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute' en 'ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenroute', dient een obstakelvrije doorgang gegarandeerd te zijn van 4,2 meter hoog en 3,5 meter breed, ten behoeve van een calamiteitenroute'.
- Parkeergarage
In de regels geen artikel gekoppeld aan de enkelbestemming V-PG. Uit artikel 10 (V-VB) blijkt dat bedoeld is voor de parkeergarage een bouwaanduiding te maken (zie artikel 10.1 lid j) in plaats van een enkelbestemming. Verbeelding en regels corresponderen hier niet met elkaar. Vanwege het ontbreken van regels voor de enkelbestemming V-PG, en het ontbreken van een duidelijke afscheiding waar het bestemmingsvlak V-VB eindigt en het bestemmingsvlak V-PG begint, neemt ProRail aan dat voor het gehele grijs gearceerde deel (links van de bestemming GD- 5), de enkelbestemming V-VB met bijbehorende regels geldt.
Reactie:
De bestemming 'Verkeer - Parkeergarage' is op de verbeelding aangegeven voor een heel klein deel van de bestaande gebouwde parkeergarage van Central Post. De aanduiding 'parkeergarage' binnen de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied' is de nieuw te bouwen ondergrondse parkeergarage onder het centrale plein en de spoorstrook.
Voor de parkeergarage van Central Post is een artikel opgenomen in de regels.
- Vrijwaringszone - spoor
In artikel 16 zijn algemene regels opgenomen voor een zone rondom het spoor.
16.1 vrijwaringszone - spoor
16.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - spoor mag, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, niet worden gebouwd, behoudens voor (ondergrondse) spoorbanen met bijbehorende voorzieningen, zoals metrotunnels/metrostations e.d. ten behoeve van het metro-/sneltram- en treinverkeer.
De hiervoor genoemde "Vrijwaringszone - spoor" ontbreekt echter op de verbeelding en dient te worden opgenomen.
Reactie:
Deze gebiedsaanduiding is gebruikt voor het aanduiden van de ondergrondse metrotunnel in bestemmingsplan Rotterdam Central District. Binnen de bestemmingsplangrenzen van het Schiekadeblok ligt geen metrotunnel dus het artikel wordt verwijderd.
De gronden die voor het spoor bestemd zijn, zijn bestemd als 'Verkeer - Spoorverkeer'. Deze bestemming biedt voldoende bescherming en een extra aanduiding is dus niet nodig.
- Bureau Spoorbouwmeester
ProRail verzoekt aan artikel 16.1.3 ook Bureau Spoorbouwmeester toe te voegen als adviseur voor het College van Burgemeester en Wethouders.
Reactie:
Dit artikel wordt verwijderd naar aanleiding van bovenstaande reactie en daarmee is dit onderdeel van de reactie van ProRail niet langer relevant.
- Artikel 17.2 en 17.3
De beoogde overkraging van de spoorse bestemming verhoudt zich niet met artikel 17.2 (Bouwvlak) en 17.3 (Maximum bebouwingspercentage).
Reactie:
De overkraging die mogelijk was binnen 'Gemengd - 5' aan de zijde van het spoor is geschrapt en daarmee is dit onderdeel van de reactie van ProRail niet langer relevant.
- Artikel 18
De beoogde overkraging van de spoorse bestemming verhoudt zich niet met artikel 18 Algemene afwijkingsregels mede omdat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken onevenredig worden aangetast.
Reactie:
De overkraging die in het concept ontwerpbestemmingsplan binnen 'Gemengd - 5' aan de zijde van het spoor is geschrapt in het ontwerpbestemmingsplan en daarmee is dit onderdeel van de reactie van ProRail niet langer relevant.
9.2.5 Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR)
BOOR stelt dat de paragraaf over archeologie nog actueel en correct is, alleen op pagina 12 dient de verwijzing naar de Archeologieverordening gewijzigd te worden naar Erfgoedverordening.
Reactie
In paragraaf 3.2 is Archeologieverordening gewijzigd in Erfgoedverordening.
9.2.6 Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft begrip voor de ontwikkelopgave in de spoorstrook en ziet vanuit die opgave mogelijkheden voor nieuwbouw naast en uitkragend boven de 'wokkel' mits dit bijzondere element van het Stationspostkantoor als zodanig te ervaren blijft en de architectonische en monumentale waarden niet worden aangetast. Dit geldt ook voor de eventuele aanleg van een fietsers- en voetgangerstunnel. Ten aanzien van de oprit (wokkel) in relatie tot ontwerpbestemmingsplan Schiekadeblok worden de volgende opmerkingen gemaakt:
- Hoogte overbouwing 'Gemengd - 5'
Het uitgangspunt om het nieuwe bouwdeel te overkragen over de wokkel wordt door de RCE gerespecteerd. Met de hoogte van 9 meter tussen maaiveld en plafond is voldoende vrije ruimte om de kwaliteiten van de wokkel los te blijven zien.
Reactie:
De minimale hoogte van 9 meter is in lid 8.2.2 Bebouwingsnormen geborgd.
- Afstand tot de bestaande gevel
De afstand tussen de nieuwe gevel en de 'wokkel' waarover de uitkraging gaat plaatsvinden is relatief klein. RCE verzoekt hier meer afstand te bewaren, ofwel met de vormgeving van de gevel rekening te houden met de architectonische waarde van de wokkel.
Reactie:
In het ontwerpbestemmingsplan is de afstand tot de wokkel en de nieuwe gevel van Gemengd - 5 (op maaiveldniveau) vergroot met twee meter. In plaats van 6 meter afstand, is de afstand nu 8 meter. Hierdoor ontstaat meer visuele ruimte voor het monument en is meer ruimte beschikbaar om een draagconstructie te plaatsen.
- Draagconstructie
Een eventuele draagconstructie in of naast de wokkel is denkbaar, maar zal de architectonische waarde van de wokkel niet moeten aantasten. Hiervoor is een zeer terughoudende vormgeving wenselijk, maar de voorkeur gaat uit naar een overkraging die werkelijk zonder kolommen wordt gebouwd.
Reactie:
Een overkraging zonder kolommen van een gebouw van deze omvang is helaas niet mogelijk. Een terughoudende vormgeving van draagconstructie kan niet worden opgenomen in het bestemmingsplan, maar dit wordt opgenomen in een (nog op te stellen) beeldkwaliteitplan. Het beeldkwaliteitsplan zal tegen die tijd worden voorgelegd aan de RCE.
- Ontwerponderzoek
Wanneer de wokkel aanleiding biedt aan architecten om de nieuwbouw letterlijk en/of figuurlijk te verbinden, zal een zorgvuldig en gedetailleerd ontwerponderzoek moeten plaatsvinden. Het is vanuit de monumentale waarden noodzakelijk dat de wokkel in het ensemble met het Stationspostkantoor leesbaar blijft.
Reactie:
In het bestemmingsplan is een open ruimte onder de overbouwing meegenomen, met slechts ruimte voor constructieve elementen. Dit mede in verband voor een beter windklimaat. Het bestemmingsplan maakt het niet mogelijk de ruimte ter plaatse van de wokkel te bebouwen.