KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
Artikel 4 Verkeer - Wegverkeer
Artikel 5 Waarde - Archeologie 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Voorwaardelijke Verplichting Over Parkeren
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidskader Hoog-risico Biologische Laboratoria
Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.1
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.1
Bijlage 4 Kernwaarden Monument
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Archeologie
3.3 Huidig Gebruik
3.4 Rijksmonument
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1 Master Visie Plan
4.2 Juridische Planbeschrijving
Hoofdstuk 5 Water
5.1 Beleidskader
5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder
5.3 Conclusie
Hoofdstuk 6 Milieu
6.1 Inleiding
6.2 Milieuzonering
6.3 Geluid
6.4 Luchtkwaliteit
6.5 Bodem
6.6 Externe Veiligheid
6.7 Natuur
6.8 M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 7 Handhaving
Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
9.1 Participatie
9.2 Vooroverleg
Bijlagen
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 4 Flora En Faunatoets

Groot Handelsgebouw

Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam

Vastgesteld op 03-10-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01 van de gemeente Rotterdam.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Archeologisch deskundige

Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.

1.6 Bebouwing

Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 Bebouwingspercentage

Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.

1.8 Bedrijven

De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.

1.9 Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond

Het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" dat als bijlage 1 is gevoegd bij de regels van dit plan of een herziening of wijziging van dit beleidskader.

1.10 Beperkt kwetsbare objecten

  1. a. Woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  2. b. Sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  3. c. Sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  4. d. Andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie Kwetsbare objecten behoren;
  5. e. Objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.11 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.12 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.13 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 Bouwaanduidingen

Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.

1.15 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.17 Bouwverordening

Bouwverordening Rotterdam 2010, zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.

1.18 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)

Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.

1.20 Cultuur en ontspanning

Voorzieningen op het gebied van cultuur, spel en ontspanning, zoals een atelier, creativiteitscentrum, dansschool, kookstudio, muziekschool, museum, wellness, speelautomatenhal, theater.

1.21 Dakterras

Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een gebouw dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk waarvan de bouwhoogte minimaal 1,2 meter bedraagt.

1.22 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.23 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Een belwinkel en een seksinrichting worden hier niet onder begrepen.

1.24 Evenement

Een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals een feest, muziekvoorstelling, sportactiviteit, markt of tentoonstelling in de buitenlucht die ook toegankelijk is voor bezoekers van buiten het gebouw.

1.25 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.26 Geluidsgevoelige objecten

Hieronder worden verstaan de in de Wet geluidhinder aangewezen objecten: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven.

1.27 Hoofdgebouw

Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.28 Hoog-risico biologisch laboratorium

Een biologisch laboratorium met een biologische veiligheidsklasse 3 of hoger zoals bedoeld in het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond".

1.29 Horeca

Het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en drank.

1.30 Horeca 1 (daghoreca)

Horeca inrichtingen die geopend zijn tussen 07.00 uur en 23.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die alleen inpandig achtergrondmuziek ten gehore brengen, met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.31 Horeca 2 (avondhoreca met alleen achtergrondmuziek)

Horeca inrichtingen die van zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 03.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die alleen inpandig achtergrondmuziek mogen produceren, met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.32 Horeca 3 (avondhoreca met meer dan achtergrondmuziek)

Horeca inrichtingen die van zondag t/m donderdag geopend zijn tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 03.00 uur, die al dan niet een terras exploiteren gedurende de openingstijden en die inpandig meer dan achtergrondmuziek mogen produceren, met uitzondering van het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.33 Horeca 4 (24 uurs horeca met meer dan achtergrondmuziek)

Horeca inrichtingen die 24 uur per dag open mogen zijn, die al dan niet een terras exploiteren op zondag t/m donderdag tussen 07.00 uur en 01.00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07.00 uur en 03.00 uur en die inpandig meer dan achtergrondmuziek mogen produceren, met inbegrip van het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie.

1.34 Hotel

Het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf en bijbehorende voorzieningen zoals ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken.

1.35 Kantoren

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.36 Kwetsbare objecten

  1. a. Woningen, met uitzondering van:
    1. 1. Verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    2. 2. Dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. Gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. Ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. Scholen;
    3. 3. Gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. Gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. 1. Kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
    2. 2. Complexen waarin meer danvijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. Kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan vijftig personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.37 Maaiveld

De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.

1.38 Maatschappelijke voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van religie, gezondheidszorg, cultuur, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. Bioscopen en filmhuizen vallen hier niet onder.

1.39 Milieudeskundige

De DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.

1.40 Nieuw hoog-risico biologisch laboratorium

Nieuwvestiging van een hoog-risico biologisch laboratorium of uitbreiding van een bestaand (hoog-risico biologisch) laboratorium met een hoog-risico biologisch laboratorium.

1.41 Ondergeschikte detailhandel

Ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan indien er sprake is van een detailhandelsvoorziening binnen een andere hoofdbestemming of functie dan detailhandel, ten behoeve van en ondergeschikt aan die andere bestemming/functie, met een oppervlakte van maximaal 20% van het totale b.v.o.

1.42 Oorspronkelijke zij- resp. achtergevel

De zij- resp. achtergevel van een gebouw op het tijdstip van eerste oplevering van het gebouw.

1.43 Openbaar nutsvoorzieningen

Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).

1.44 Praktijkruimte

Een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.45 Publieke dienstverlening

Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, reinigingsdiensten, gezondheidsdiensten.

1.46 Showroom

Een bedrijfsruimte die gebruikt wordt voor het tentoonstellen van goederen die vanwege aard of omvang een groot oppervlakte nodig hebben.

1.47 Recreatieve voorzieningen

Voorzieningen op het gebied van recreatie en sport.

1.48 Uitstekende delen aan gebouwen

Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.

1.49 VRR

Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.

1.50 Wet ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.

2.5 De breedte van een gebouw

Van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Kantoren;
  2. b. Bedrijven;
  3. c. Dienstverlening;
  4. d. Detailhandel, uitsluitend op de entresol, begane grond, kelder, grenzend aan de luchtbrug op de 1e verdieping en op het dak van de zevende verdieping;
  5. e. Ondergeschikte detailhandel bij bedrijven;
  6. f. Niet geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen;
  7. g. Kinderdagverblijf, uitsluitend op de locatie waar het kinderdagverblijf is gevestigd ten tijde van de ter inzagelegging van dit bestemmingsplan;
  8. h. Hotels;
  9. i. Recreatieve voorzieningen;
  10. j. Cultuur en ontspanning, met uitzondering van een bioscoop;
  11. k. Een bioscoop op de 8 verdieping, ter plaatse van de functieaanduiding 'bioscoop';
  12. l. Horeca t/m Horeca 2 (avondhoreca met alleen achtergrondmuziek) uitsluitend in de kelder, op de begane grond, entresol en de eerste verdieping grenzend aan de luchtbrug, ter plaatse van de functieaanduiding 'bioscoop' op de zevende verdieping en op de achtste verdieping;
  13. m. Horeca 3 (avondhoreca met meer dan achtergrondmuziek) op de begane grond en entresol ter plaatse van adres Weena 701;
  14. n. Horeca t/m Horeca 4 (24 uurs horeca met meer dan achtergrondmuziek) in de kelder en op de achtste verdieping en ter plaatse van functieaanduiding 'specifieke vorm van horeca – 2');
  15. o. Evenementen, in de binnenhoven, op de luchtbrug en op het dak;
  16. p. Zalenverhuur en conferentieruimtes;
  17. q. Datacentra;
  18. r. Showrooms;
  19. s. Een luchtbrug/oprijlaan ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - luchtbrug' met de bestaande hoogte van op het moment van terinzagelegging;
  20. t. Detailhandel ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - commerciële ruimte' in de kelder en de begane grond;
  21. u. Eén woning, uitsluitend op het adres Conradstraat 38B;
  22. v. Voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, parkeervoorzieningen, fietsenstalling, ontluchtings-/afvoerinstallaties, voorzieningen voor openbaar nut, hoogspanningsruimte, verblijfsgebied, groen, ontsluitingswegen en -paden.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.4 ter zake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

Artikel 4 Verkeer - Wegverkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. Voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers;
  2. b. Voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen;
  3. c. Groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen;
  4. d. Bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen;
  5. e. Geluidswerende voorzieningen;
  6. f. Uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
  7. g. Een tunnel ten behoeve van de metro ter plaatse van de functieaanduiding 'tunnel';
  8. h. Een terras op de luifel ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  9. i. Terrassen ten behoeve van een horecavestiging die is toegelaten op grond van een aangrenzende bestemming.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Voorwaardelijke Verplichting Over Parkeren

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of een omgevingsvergunning voor het gebruik van gronden of bouwwerken kan uitsluitend worden verleend als voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, overeenkomstig het in de gemeente Rotterdam geldende beleid ten aanzien van parkeren.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Afdekking van gebouwen

Het gebouw, 'Gemengd - 1, dient plat te worden afgedekt.

9.2 Bouwvlak

Indien voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen op de verbeelding een bouwvlak is opgenomen, komen uitsluitend de gronden binnen het bouwvlak voor bebouwing in aanmerking, met dien verstande dat bouwwerken geen gebouwen zijnde, ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan.

9.3 Maximum bebouwingspercentage

Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd.

9.4 Maximum bouwhoogte

Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 vrijwaringszone - spoor

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijking toegestane afmetingen, maten en percentages

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor afwijkingen van toegestane afmetingen, maten (waaronder minimale en maximale afstanden) en percentages tot niet meer dan 10% van die afmetingen, maten en percentages, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, de milieusituatie en de kernwaarden van het monument zoals benoemd in Bijlage 4 Kernwaardenmonument.

11.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan vijf meter bedraagt, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het straat- en bebouwingsbeeld en de kernwaarden van het monument zoals benoemd in Bijlage 4Kernwaarden monument.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

12.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Groot Handelsgebouw'.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidskader Hoog-risico Biologische Laboratoria

Bijlage 2 Toelichting Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.1

De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt.

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2009". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven.

De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie.

De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen:

categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter
categorie 2: afstand tot woningen 30 meter
categorie 3.1: afstand tot woningen 50 meter
categorie 3.2: afstand tot woningen 100 meter
categorie 4.1: afstand tot woningen 200 meter
categorie 4.2: afstand tot woningen 300 meter
categorie 5.1: afstand tot woningen 500 meter
categorie 5.2: afstand tot woningen 700 meter
categorie 5.3: afstand tot woningen 1000 meter
categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter

Plangebied

Voor dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 3.1 deze zijn dan ook niet in de lijst opgenomen.

Strategische milieubeoordeling

Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER-(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma's tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig.

Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 3.1 is in die gevallen voor het plan een planm.e.r. nodig. De lijst van categorie 3.1 is voor dit plan geschoond van activiteiten die MER-(beoordelings)plichtig zijn. Daarnaast is van een aantal activiteiten uit de standaard VNG-lijst de hoeveelheid of productiecapaciteit beperkt, deze aanpassing is aangegeven met een "a" in de derde kolom. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planm.e.r. noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.

Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Categorie 1 T/m 3.1

Bijlage 4 Kernwaarden Monument

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Met het bestemmingsplan 'Groot Handelsgebouw' worden de structuur en functies van het Groot Handelsgebouw vastgelegd. Op dit moment is er geen geldend bestemmingsplan voor deze locatie.

Het Groot Handelsgebouw is onderdeel van het gebied Rotterdam Central District (RCD). Tot en met de voorontwerpfase was het Groot Handelsgebouw tevens onderdeel van bestemmingsplan Rotterdam Central District. Het Groot Handelsgebouw is vlak voor de terinzagelegging van bestemmingsplan Rotterdam Central District uit het bestemmingsplan gehaald om nader te kunnen studeren op de monumentale waarde van het pand in combinatie met de geschikte borging in een bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0002.png"

Sinds december 2019 heeft het Groot Handelsgebouw een nieuwe eigenaar; GHG B.V., een entiteit die gemanaged wordt door Jamestown Europe. Zij hebben een toekomstvisie opgesteld voor het Groot Handelsgebouw. In de visie is een programmatische, functionele en architectonische strategie geschetst voor het toekomstige gebruik. Dit is beschreven in het Master Visie Plan van 24 februari 2023.

TAK Architecten is in 2006 aangesteld als historisch supervisor van het Groot Handelsgebouw voor het beoordelen van aanvragen van huurders en GHG B.V. met betrekking tot interne verbouwingen, reclame-uitingen en dergelijke. GHG B.V. heeft TAK opdracht gegeven voor een cultuurhistorische waardebepaling van het Groot Handelsgebouw. Dit heeft geresulteerd in een document 'Groot Handelsgebouw, analyse en waardebepaling' van 10 maart 2022 waarin de oorspronkelijke ontwerpuitgangspunten en de belangrijkste kenmerken en kwaliteiten van het gebouw worden omschreven en gewaardeerd en kan dienen als handvat en naslagwerk voor toekomstige ingrepen en tegelijkertijd als toetsingskader daarvoor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0003.png"

1.2 Ligging En Begrenzing

Het bestemmingsplan 'Groot Handelsgebouw' wordt globaal begrensd door het Stationsplein aan de oostzijde, het Weena aan de zuidzijde en de Conradstraat aan de west- en noordzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0004.png"

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Vastgesteld op 11 september 2020

Nederland staat voor een aantal urgente opgaven, die zowel lokaal, nationaal als wereldwijd spelen. Het betreffen opgaven op het gebied van klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw. Deze opgaven zullen Nederland flink veranderen en door goed in te spelen op deze veranderingen kan Nederland voorop lopen en kansen verzilveren. Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn de opgaven als volgt ingedeeld:

  • ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • verduurzamen van de economie en behouden van groeipotentieel;
  • sterker en leefbaarder maken van steden en regio's;
  • toekomstbestendig ontwikkelen van landelijk gebied.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening

Vastgesteld op 20 januari 2019 door Provinciale Staten van Zuid-Holland, in werking getreden op 1 april 2019

Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit.

De provincie zet in op een groenblauwe structuur als samenhangend stelsel van verschillende groene ruimtes met land- en waterroutes die stad en land met elkaar verbinden. Opgave daarbij is om de groene kwaliteiten zowel binnen als buiten de stad te versterken en de samenhang tussen stedelijke parken, recreatiegebieden, natuurgebieden en agrarisch landschap te vergroten.

Zes richtinggevende ambities zijn daarbij relevant:

  1. 1. klimaatbestendige delta;
  2. 2. een nieuwe, circulaire economie;
  3. 3. een levendige meerkernige metropool;
  4. 4. energievernieuwing, geen fossiele brandstoffen meer;
  5. 5. bereikbare provincie, geen files;
  6. 6. gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Het omgevingsbeleid krijgt vorm via een opgave gerichte aanpak. Vanuit maatschappelijke opgaven wordt er, samen met belanghebbenden, bepaald welke onderdelen van het omgevingsbeleid worden toegepast. Op deze wijze wordt er een uitnodigend perspectief geboden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Daarom omvat de Omgevingsvisie geen eindbeeld voor 2030 of 2050 maar wel ambities die voortkomen uit actuele maatschappelijke opgaven.

Uit de Omgevingsverordening zijn voor dit bestemmingsplan de volgende artikelen relevant:

Artikel 6.10 stedelijke ontwikkelingen

De provinciale ladder voor duurzame verstedelijking is per 29 juni 2018 gelijk aan de ladder uit het Bro, voor zover het gaat om ontwikkelingen binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Voor een toetsing aan de ladder wordt dan ook verwezen naar paragraaf 2.1.2.

In dit bestemmingsplan worden de bestaande functies en gebouwen vastgelegd binnen het bestaand stedelijk gebied waarvoor nog nooit een bestemmingsplan is opgesteld. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Artikel 6.11 kantoren

Het Groot Handelsgebouw is een bedrijfsverzamelgebouw waarin bedrijven en kantoren gevestigd zijn. Het is theoretisch mogelijk om het hele gebouw te vullen met kantoren, in het bestemmingsplan is dit toegestaan. Het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw maakt niet meer kantoren mogelijk dan er in de bestaande situatie mogelijk zijn.

Artikel 6.13 detailhandel

De provincie gaat er vanuit dat de vraag naar fysieke winkelruimte de komende jaren verder afneemt. Er worden eisen gesteld aan het bestemmen van detailhandel om te voorkomen dat er leegstand ontstaat. Leegstand en te veel aanbod hebben gevolgen voor de economische vitaliteit, aantrekkelijkheid en de leefbaarheid van een centrum.

In de gemeentelijke visie 'Detailhandel Rotterdam 2017' is Rotterdam Central District aangewezen als een gebied waar "winkels een rol hebben, maar niet de boventoon voeren". Het Groot Handelsgebouw herbergt enkele winkels maar is geen typisch winkelgebied.

De Ladder dient te worden toegepast wanneer de uitbreiding in de binnenstad van Rotterdam groter is dan 4.000 m2 b.v.o. en dan moet worden onderbouwd dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat én een advies van de Adviescommissie Detailhandel Zuid-Holland. In dit bestemmingsplan staat de gemeente niet meer dan 3.500 m2 nieuwe detailhandel toe, zie 4.2.1.2 Detailhandel.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Rotterdamse Omgevingsvisie

Vastgesteld op 2 december 2021 door de gemeenteraad

Rotterdam kiest voor goede groei. Groei die bijdraagt aan het welzijn van de inwoners, aan een duurzame samenleving en aan economische vooruitgang. Groei die het Rotterdamse rijke erfgoed en identiteit ondersteunt en versterkt. Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat Rotterdam een aantrekkelijke stad is en blijft voor alle Rotterdammers.

Voor de binnenstad stelt de Omgevingsvisie dat gestreefd wordt naar het versterken van de kracht van het binnenstedelijk interactiemilieu. Om dit te bereiken wordt gestuurd op een mix van verschillende functies. De diversiteit in culturele achtergrond, inkomensniveau, leeftijd en leefstijl dient behouden te worden. Een aantrekkelijke binnenstad is dynamisch en biedt tegelijkertijd ruimte voor rust en ontspanning. Juist dit contrast maakt de stad boeiend en inspirerend. Het eigenwijze van Rotterdam is dat het nachtleven en evenementen er een plek hebben waarbij wordt gestreefd naar een goede balans voor bewoners en bezoekers.

2.3.2 Een groene en vitale binnenstad voor iedereen, uitwerking omgevingsvisie

Vastgesteld op 7 december 2021 door college B&W

Het beleid met betrekking tot de 'City Lounge' richtte zich voornamelijk op het toevoegen van meer programma met nadrukkelijke aandacht voor de stad op ooghoogte. De focus verschuift in het nieuwe beleid naar een meer gezonde en leefbare binnenstad die (klimaat)adaptief is ingericht. De huidige druk op de ruimte en de stijgende vastgoedprijzen vragen om meer sturing op het gebouwde programma.

Voor de binnenstad gelden de perspectieven uit de omgevingsvisie: compact, gezond, inclusief, duurzaam en productief. Voor de binnenstad zijn zes aanvullende gebiedskeuzes gemaakt die richting geven aan de inspanningen en investeringen van de gemeente en private partijen:

1. Metropolitane binnenstad: global meets local;
2. Superdiverse binnenstad;
3. Een dynamische binnenstad met ruimte voor rust en luwte ;
4. Straten voor mensen;
5. Groene boulevards en stadspleinen;
6. De Nieuwe Maas en haar oevers als centraal rivierpark.

2.3.3 Structuurvisie Rotterdam Central District

Vastgesteld op 17 maart 2011 door de gemeenteraad

De structuurvisie is gebaseerd op het stedenbouwkundig plan voor Rotterdam Central District (RCD) uit 2008. In de structuurvisie is de gefaseerde uitwerking van de ruimtelijke ontwikkeling opgenomen. Ten behoeve van de structuurvisie is in 2011 de planMER Rotterdam Central Distict opgesteld. Hierin zijn de milieueffecten van de voorgenomen ontwikkelingen in relatie tot de huidige situatie onderzocht.

De visie biedt een ruimtelijk en programmatisch raamwerk voor de ontwikkeling van RCD dat nu wordt uitgewerkt in bestemmingsplannen. De opgave is als volgt geformuleerd: 'uitbouwen van een innovatief, aansprekend en gemengd stedelijk vestigingsmilieu van Rotterdamse signatuur in een internationale context rond een mobiliteitsknooppunt van de eerste orde'. De Mixone is hiervoor het gemeenschappelijk ontwikkelperspectief.

Er zijn in de structuurvisie enkele ontwikkellocaties vastgelegd. Volgens de structuurvisie is het Groot Handelsgebouw geen ontwikkellocatie en is het uitgangspunt dat het bestaande gebouw gehandhaafd blijft.

2.3.4 Mixone Rotterdam Central District

(Onderdeel van Gebiedsvisie Weena Glocal City District, 2007)

In dit document wordt het toekomstbeeld voor het Rotterdam Central District geschetst. Gestreefd wordt naar een attractief en levendig centraal stedelijk gebied, van internationale allure. Het gebied moet een visitekaartje van Rotterdam worden dat haar reputatie waarmaakt als ontmoetingspunt door volop gebruik te maken van de potenties van het gebied in de vorm van optimaal openbaar vervoer en de ligging in de binnenstad. Het moet een gemengd en goed toegankelijk gebied worden dat veel 'glocal' bedrijven gaat huisvesten (bedrijven die geworteld zijn in Rotterdam en over wereldwijde netwerken beschikken). De term Mixone is ontstaan door samentrekking van twee begrippen en wordt uitgesproken als 'mixed zone'. In de wereld van cultuur en sport staat de mixed zone voor het gebied waar kunstenaars en sporters de media en elkaar ontmoeten. Dat beeld is in een stedenbouwkundige context geplaatst en levert het beeld op van een gebied waar op termijn sprake is van een 24-uurs levendigheid. In paragraaf 4.2.1.1 Mixone is dit begrip uitgewerkt voor dit bestemmingsplan.

2.3.5 Nota Detailhandel 2017

Vastgesteld op 29 juni 2017 door de Rotterdamse gemeenteraad

Met het detailhandelsbeleid zet Rotterdam in op een krachtige, toekomstbestendige winkelstructuur, waarbij de consument centraal staat. De binnenstad is het belangrijkste winkelgebied van Rotterdam en draagt met al haar voorzieningen en kwaliteiten bij aan de aantrekkingskracht van Rotterdam als geheel. City Lounge is de leidraad voor de ontwikkeling van de binnenstad; dat wil zeggen dat de binnenstad het visitekaartje van Rotterdam is. Detailhandel is één van de belangrijkste functies die de binnenstad voor consumenten tot een recreatieve bestemming maakt maar het kan niet zonder de samenwerking met andere voorzieningen zoals horeca, leisure, dienstverlening en een aantrekkelijke buitenruimte.

De beschreven ambitie voor de binnenstad in het detailhandelsbeleid is een belangrijk uitgangspunt voor verschillende uitwerkingen en uitvoeringsagenda's in de binnenstad.

Begrenzing van de binnenstad als winkelgebied
Het centrum van Rotterdam is groter dan het gebied dat vanuit detailhandelsperspectief als de binnenstad gedefinieerd wordt. Vanuit detailhandelsperspectief is een duidelijke begrenzing van de binnenstad als winkelgebied belangrijk zodat optimaal beantwoord wordt aan uitgangspunten van concentratie en profilering. In onderstaande kaart is de begrenzing van de binnenstad als winkelgebied weergegeven (blauwe gebied). De verschillende delen van de binnenstad hebben elk een eigen kwaliteit, profiel en dynamiek. Verschillende gebieden kunnen verschillende doelgroepen aanspreken of een ander doel hebben. Door het onderscheid van de gebieden ontstaat een totale binnenstad die verrast en voor verschillende bezoekers kan bieden wat men zoekt. Winkels en winkelontwikkelingen horen bij uitstek in die gebieden. Nieuwe ontwikkelingen buiten deze binnenstadsgebieden worden waar mogelijk tegengegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0005.png"

Functionele mixzones
Rond de binnenstad liggen verschillende gebieden waar winkels een rol hebben, maar niet de boventoon voeren. Het zijn stedelijke en gemixte milieus, veelal liggend aan stadsstraten. Het gaat in het centrum om de Goudsesingel, Mariniersweg, Westblaak, Rotterdam Central District (paarse gebieden). Beleidsmatig worden deze gebieden gedefinieerd als functionele mixzones. Het zijn geen typische winkelgebieden waar de winkelfunctie de boventoon voert maar waar winkels wel een plek hebben. Uitbreiding van het winkelbestand is in deze gebieden in algemene zin niet gewenst.

Boodschappenclusters
Hoewel de binnenstad grotendeels een recreatieve functie heeft, is ook de boodschappenfunctie noodzakelijk om te voorzien in de behoefte van de binnenstadbewoners. Dit wordt grotendeels opgevangen door de supermarkten die in de winkelgebieden van de binnenstad gevestigd zijn. Naast deze gebieden zijn ook de functionele mixzones locaties waar de supermarkten voorzien in de dagelijkse behoefte. Met de doorontwikkeling van de binnenstad en de komst van nieuwe bewoners liggen er kansen om naast recreatieve winkellocaties ook sterke dagelijkse clusters te behouden.

In paragraaf 4.2.1.2 Detailhandel is nader uitgewerkt hoe detailhandel in dit bestemmingsplan is opgenomen.

2.3.6 Nota kantoren

Vastgesteld op 12 maart 2020 door de gemeenteraad

De Nota Kantoren vormt samen met de Nota Bedrijfsruimte en de Nota Detailhandel een totaalbeleid voor werklocaties in Rotterdam. Dit samenhangende beleid dient onder meer als basis voor gemeentelijke investeringen in de lokale economie.

In de nota is aangegeven dat het Central Business District in lijn met de provinciale en regionale kantorenstrategie als toplocatie zal worden versterkt. Het Groot Handelsgebouw valt binnen de afbakening van het 'Central Business District'. In dit gebied geldt vanuit de Rotterdamse ladder voor een toekomstbestendige kantorenvoorraad geen norm voor uitbreiding van de voorraad. In dit gebied wordt op alle initiatieven positief geadviseerd als deze ook positief zijn beoordeeld op de Ladder voor duurzame verstedelijking. In dit bestemmingsplan wordt het reeds aanwezige kantorenvolume niet uitgebreid.

2.3.7 Nota bedrijfsruimte

Vastgesteld op 12 maart 2020 door de gemeenteraad

Doel van het beleid is om voldoende bedrijfsruimte in Rotterdam te waarborgen en richting te geven aan de ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijfslocaties:

  1. 1. Behouden en zo goed mogelijk benutten van bedrijfsruimte:
    1. a. De totale omvang van de voorraad bedrijfsruimte wordt behouden en zo efficiënt mogelijk benut;
    2. b. Bedrijfsruimte in de wijken wordt zoveel mogelijk behouden;
    3. c. Nieuwe bedrijventerreinen krijgen een plek in de regio;
  2. 2. Functiemenging waar het kan, functiescheiding waar het moet:
    1. a. Ruimte-extensieve en zware bedrijvigheid wordt ingepast aan de rand van de stad of in de regio, arbeidsintensieve en lichte bedrijvigheid behoudt een plek in de stad;
    2. b. Op bedrijventerreinen met een transformatieopgave wordt ingezet op woonwerkgebieden met behoud van (vervangende) werkgelegenheid.
  3. 3. Stadsgebonden bedrijvigheid:
    1. a. Focus op vestiging van bedrijven die vanwege hun klanten- en werknemerskring een directe relatie hebben met de stad, en op:
    2. b. Kleinschalige datacenters (digitalisering), city hubs en XS-warehouses (ecommerce), incubators en bedrijfsverzamelgebouwen ('de nieuwe economie').
  4. 4. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van bedrijventerreinen:
    1. a. Focus op verduurzaming (energietransitie, circulariteit en klimaatadaptatie), en op:
    2. b. Verbetering van de gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde en van de multimodale bereikbaarheid.

Het nieuwe Rotterdamse beleid sluit aan op de Strategie Werklocaties van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH), waarin de regiogemeenten afspraken hebben gemaakt over de programmering van kantoren, bedrijfsruimte en detailhandel.

De Nota Bedrijfsruimte vormt samen met de Nota Kantoren en de Nota Detailhandel een totaalbeleid voor werklocaties in Rotterdam. Dit samenhangende beleid dient onder meer als basis voor gemeentelijke investeringen in de lokale economie. In dit bestemmingsplan wordt het reeds mogelijke bedrijvenvolume niet gewijzigd. In het Groot Handelsgebouw is een combinatie van kantoren, bedrijven tot en met categorie 3.1 en dienstverlening mogelijk waardoor het Groot Handelsgebouw een belangrijke bijdrage kan leveren aan de lokale economie.

2.3.8 Uitvoeringsplan horeca

Vastgesteld op 2 februari 2023 door de gemeenteraad

Rotterdam is een stad met een divers aanbod van horecagelegenheden en een bloeiend nachtleven. Horeca is belangrijk voor de stedelijke economie en de wijkeconomie. Horeca zorgt voor werkgelegenheid en draagt bij aan het Rotterdamse vestigingsklimaat. Horeca en terrassen spelen een belangrijke rol in het aantrekkelijk en levendig houden van Rotterdam. Horeca werkt verbindend, faciliteert ontmoeten en bevordert het floreren van andere sectoren als detailhandel, cultuur, recreatie en toerisme.

Om dit te bereiken moet horeca vroegtijdig in het ontwikkelproces worden meegenomen. Meer levendigheid in de nacht wordt gestimuleerd en er wordt gestreefd naar een optimaal ondernemersklimaat voor de horeca met zoveel mogelijk ruimte voor vernieuwende horecaconcepten, duidelijke regelgeving en goede gemeentelijke communicatie. Daarnaast moeten bewoners en ondernemers kunnen rekenen op een duidelijk kader en heldere spelregels over de mogelijkheden en de grenzen. Hierbij wordt gewerkt aan een balans tussen veiligheid, levendigheid en een prettig woon- en leefklimaat. Zie 4.2.1.3 Horeca voor meer informatie.

2.3.9 Horecagebiedsplan Centrum 2022 - 2024

Vastgesteld op 8 februari 2022 door B&W

In het Horecagebiedsplan voor het centrum is de ontwikkelrichting voor het Groot Handelsgebouw expliciet genoemd. Het Groot Handelsgebouw en de achterliggende Conradstraat zijn geschikt voor de huisvesting van horeca, dagelijks komen hier duizenden bezoekers. (Aan de Conradstraat is in de toekomst nieuwbouw voorzien voor verschillende functies waaronder woningen en horeca.) Gelet op de andere functies in het Groot Handelsgebouw en de ontwikkelingsvisie van het gebied rondom Centraal Station is zware horeca hier niet wenselijk. Gewenste ontwikkelrichting: Bestaande en nieuwe inrichtingen: Ontwikkelen tot en met categorie 2.

Het Groot Handelsgebouw ligt aan de zuidzijde aan het Weena. Voor het Weena is het volgende opgenomen: "Betreft een brede stadsstraat met gemengde functies waar ruimte lijkt voor verdere horecaontwikkeling zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat. Bestaande en nieuwe inrichtingen: Ontwikkelen tot en met categorie 2."

Het Horecagebiedsplan 2022 - 2024 is vrij conservatief opgesteld voor het Groot Handelsgebouw vanwege de ambitie om in de nabije omgeving woningen te bouwen. Daarom is opgenomen dat er slechts mag worden uitgebreid met horeca tot en met categorie 2. In het Uitvoeringsplan horeca en het Coalitieakkoord 2022 - 2026 wordt de ambitie uitgesproken om meer ruimte te geven aan zwaardere horeca.

In overleg met Directie Veiligheid, de opsteller van het Horecagebiedsplan, is bekeken welke ruimte er is om toch zwaardere horeca mogelijk te maken in het Groot Handelsgebouw. Dit is de wens van de eigenaar van het Groot Handelsgebouw én het Coalitieakkoord. In dit bestemmingsplan wordt zware horeca tot en met categorie 4 mogelijk gemaakt met één vestiging in de kelder of ter plaatse van 'Specifieke vorm van horeca - 2' en één op de achtste verdieping. Directie Veiligheid ziet geen belemmeringen om op deze plekken een exploitatievergunning te verlenen. En in de regels van het bestemmingsplan is opgenomen wat de maximale geluidemissie mag zijn van deze locaties zodat de zware horeca de toekomstige bouw van woningen niet belemmert.

In dit bestemmingsplan heeft de gemeente daarom naast horeca categorie 1 en 2 ook horeca 3 en 4 mogelijk gemaakt in de kelder/begane grond en op de achtste verdieping, zie 4.2.1.3 Horeca. Het Horecagebiedsplan Centrum 2024-2027 (vastgesteld op 2 juli 2024) is aangepast op de mogelijkheden van dit bestemmingsplan.

2.3.10 Hotelbeleid

Vastgesteld op 8 juli 2021 door de gemeenteraad

Het hotelbeleid zet in op:

  • Een gecontroleerde groei van de hotelsector over de stad, met de ambitie voor spreiding van hotelaanbod ook buiten het centrum. In het centrum is toevoeging van hotelaanbod op de meeste plekken niet gewenst, met uitzondering voor het gedefinieerde Business District en het Rijnhavenkwartier (zie beleidskaart). Gerekend vanaf 1 januari 2021 geldt daarbij een maximale toevoeging van 1.500 kamers in het Business District in het centrum van de stad en maximaal 500 extra hotelkamers in het Rijnhavenkwartier;
  • Een betere spreiding van hotels passend bij het karakter van gebieden. In 2030 is de verhouding van hotels binnen en buiten het centrum beter met elkaar in balans;
  • Eeen bijdrage van nieuwe hotels aan de ambities van Rotterdam;
  • Het mogelijk maken van nieuwe hotels indien er aantoonbaar draagvlak is (economisch en maatschappelijk) en de impact op de directe omgeving aanvaardbaar is.

Het Groot Handelsgebouw ligt in het Business District en nieuwe hotels zijn hierbinnen toegestaan.

2.3.11 Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), Archeologieverordening Rotterdam

Vastgesteld op 17 juli 2008 door de Rotterdamse Gemeenteraad, vastgesteld op 31 januari 2006 en vastgesteld op 29 september 2009 door de Burgemeester en Wethouders van Rotterdam, vastgesteld op 5 november 2009 door de Rotterdamse Gemeenteraad

In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer:

  • Het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatste (in situ);
  • Het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt;
  • het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening;
  • Het verbreden van het draagvlak voor de archeologie;
  • Het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'.

De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In een bestemmingsplan moet een gemeente aangeven welke archeologische waarden mogelijkerwijs aan de orde zijn.

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van het Rotterdamse archeologiebeleid is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

2.3.12 Beleidsnota "Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020" en de Erfgoedverordening Rotterdam 2020

Beleidsnota "Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020, vastgesteld op 22 december 2016 door de gemeenteraad

Erfgoedverordening Rotterdam 2020, vastgesteld op 18 februari 2021 door de gemeenteraad

In de beleidsnota Erfgoedagenda Rotterdam 2017-2020 wordt de visie op het Rotterdams gebouwde erfgoed en de hieruit voortvloeiende ambities beschreven. Rotterdam verbindt de zorg voor behoud van het gebouwd erfgoed met de hedendaagse opgaven van de stad. Ingezet wordt op bescherming, behoud en hergebruik, en instandhouding van erfgoed. Steeds vaker wordt cultuurhistorie gekozen als uitgangspunt voor (gebieds-)ontwikkelingen, waardoor de historische gelaagdheid van de stad behouden blijft voor toekomstige generaties. Het wettelijke instrumentarium hiervoor is de Erfgoedverordening Rotterdam 2020. Het Groot Handelsgebouw is een Rijksmonument, zie 3.4Rijksmonument.

Hoofdstuk 3 Beschrijving Van Het Plangebied

3.1 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied maakt deel uit van een omvangrijk veengebied, waar in het zuidelijk deel rond het begin van de jaartelling en in de eeuwen daarna klei is afgezet. De vroegste bewoningssporen dateren uit het laat Mesolithicum (8000-5500 voor Christus) en het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Aardewerk en vuurstenen werktuigen uit deze tijd werden onder meer aangetroffen tijdens het archeologisch onderzoek in het tracé van de Willemsspoortunnel in Rotterdam tussen 1988 en 1992. Laat Mesolithische bewoningssporen zijn ook aangetroffen onder het Centraal Station van Rotterdam. Op een diepte van circa 7,50 meter beneden NAP en dieper zijn bewoningslagen aangeboord op een in de ondergrond, onder het veen, aanwezige donk. Een donk is een rivierduin dat aan het einde van de laatste ijstijd, zo'n 10.000 jaar geleden, werd gevormd. Deze rivierduinen werden als hogere en drogere plaatsen in latere tijden, toen door de zeespiegelrijzing een groot deel van westelijk Nederland vernatte, als woonplaats benut. Een deel van de donk onder het Centraal Station is opgenomen in de lijst van Archeologische Belangrijke Plaatsen. In het bestemmingsplangebied wordt de aanwezigheid van meer donken vermoed.

Bewoning uit de Bronstijd (2000-800 voor Christus) is uit de directe omgeving niet bekend. Sporen uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) en de Romeinse tijd komen in de omgeving van het plangebied wel voor. Ze zijn onder meer tijdens het onderzoek in de Willemsspoortunnel gedocumenteerd. Sporen van vroegmiddeleeuwse bewoning (ca. 450-1000 na Christus) zijn te verwachten op de oeverafzettingen direct langs de Nieuwe Maas. Vondsten uit de 9e/10e eeuw zijn aangetroffen langs de benedenloop van de Rotte en kunnen gerelateerd worden aan de in 1028 in historische bronnen genoemde nederzetting Rotta. Mogelijk zijn dergelijke bewoningssporen en vondsten ook aanwezig op de oever van een voormalige zijtak van de Rotte die in 2015 in het plangebied is ontdekt (boringen-onderzoek). Deze Rotte-tak liep van de plek van de huidige Kruispleingarage via het Schieblok naar de locatie van het Hofplein.

De nederzetting Rotta ging in de 12e eeuw verloren door overstromingen. De overstromingen in dit deel van Zuid-Holland werden mede veroorzaakt door het feit dat de 10e-11e-eeuwse ontginningen, vanwege de ontwatering van het veen, resulteerden in een daling van het maaiveld, waardoor het land vatbaarder werd voor overstromingen. Vooral aan het einde van de 12e eeuw en in de 13e eeuw werden in dit deel van Rotterdam daarom van noord naar zuid een reeks dijken aangelegd. In het plangebied liggen delen van de Beukelsdijk en van het tracé Hofdijk- Kruiskade. Op en langs de dijken concentreerde zich de bebouwing. Zo werden er boerderijen of andere bouwwerken (bijvoorbeeld kasteel Weena) gebouwd. In het zuidwestelijk deel van het plangebied stond ooit zo'n boerderij. In de omgeving Delftseplein – Delftsestraat lag vanaf de 15e eeuw een boezemwater met twee molens en enige andere bebouwing.

Het ontstaan van de middeleeuwse stad Rotterdam hangt samen met de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk in de tweede helft van de 13e eeuw. Daar waar de dijk de Rotte kruiste, werd een dam met sluizen aangelegd (de huidige Hoogstraat). Op de dam en aan weerszijden van de Rotte (Binnenrotte) verrees al spoedig bebouwing. In de 14e en 15e eeuw breidde de stad zich uit. Aan het eind van de 16e eeuw kreeg de stad Rotterdam de kenmerkende driehoekige vorm. In het uitbreidingsgebied van de stad langs de Rotterdamse Schie en westwaarts (tot circa 1850) kunnen zich belangwekkende bewoningssporen bevinden uit die periode.

Ontwikkelingen na 1850

Lang bleef de omgeving van het Hofplein onbebouwd. Op de stadsplattegrond van Rotterdam uit 1865 is te zien dat het karakter van het Hofplein als perifere stadsruimte toen langzaam aan het veranderen was. In het beruchte rommelige en onhygiënische lanengebied ten oosten van de Coolvest zijn nieuwe dwarsstraten geprojecteerd. Ook de Westersingel is al ingetekend, onderdeel van Rose's belangrijke Waterproject, ter verversing van het water in de stinkende stadsgrachten en ter verfraaiing van de stad. De grootste ruimtelijke impact had de komst van de spoorlijn naar Amsterdam, waarvan het in 1847 geopende kopstation iets ten westen van het Slagveld kwam te liggen. Ten zuiden van de spoorlijn opende in 1857 de Rotterdamsche Diergaarde op een terrein dat zich uitstrekte vanaf het spoor tot aan de Kruiskade.

De stadsplattegrond van exact dertig jaar later, 1895, laat de ongekende snelheid zien waarmee Rotterdam zich aan het einde van de negentiende eeuw buiten de stadsvesten uitbreidde. Het gebied ten westen van de Coolvest is nu geheel bebouwd, de Kruiskade is van een landweg een stadsstraat geworden. De spoorlijn vanuit Amsterdam is doorgetrokken naar Dordrecht en Moerdijk en heeft een nieuw station, Delftsche Poort, geopend in 1877.

Het bombardement van mei 1940 verwoeste vrijwel alle bebouwing binnen de historische stadsdriehoek. In het herbouwplan voor de binnenstad waar Witteveen van 1940 tot 1944 aan werkte, borduurde hij voor wat betreft het Hofplein en de stationsomgeving in grote lijnen voort op zijn eerdere plannen. Er was echter nu de kans om het station westwaarts te verschuiven in de as van de Westersingel. Witteveen werd opgevolgd door Cornelis van Traa en werkte met verschillende architecten – en in intensieve samenwerking met het Rotterdamse zakenleven – aan verschillende varianten van het wederopbouwplan. Het zogenaamde plan C werd in 1946 aan het college van B&W gepresenteerd en zou verder door het leven gaan als het Basisplan. Het Basisplan 1946 bleef tot de vaststelling van het Binnenstadsplan 1985 de stedenbouwkundige onderlegger voor de herbouw van het Rotterdamse stadscentrum. De binnenstad werd gestructureerd aan de hand van een systeem van boulevards, bedacht als 'verkeersbanen' en berekend op zeer intensief gebruik door auto's, fietsers en de tram, maar zeker ook door flanerende voetgangers.

Het station bleef in de as van de Westersingel liggen, die werd doorgetrokken tot een nieuw Stationsplein, dat geflankeerd werd door twee secundaire pleinruimten. Over het verkeersraster lag een tweede structurerende laag: vlekken met de verschillende functies, die zoveel mogelijk geclusterd een plek in de nieuwe binnenstad kregen. In de spoorzone kwam bedrijvigheid, in de omgeving Weena en Schouwburgplein cultuur, ontspanning en vermaaksfuncties, daar zuidelijk van lag de winkelzone.

In de wederopbouw bleef een groot deel van het stationsgebied onbebouwd. Relatief snel, vanaf eind jaren veertig, werd het gebied tussen Delftsestraat en Schiestraat bebouwd met individuele bedrijfs- en kantoorpanden. Aan de andere zijde van het Stationsplein werd in 1953 het Groot Handelsgebouw opgeleverd.

De vraag welke plek het Weena in de stad moest innemen kwam in de jaren '70 weer op de agenda. In 1979 legde de gemeente de belangrijkste wensen voor dit gebied vast: een intensivering van het grondgebruik, verbetering van de noord-zuidrelatie en de inrichting als stedelijk woongebied. In 1980 presenteert Stadsontwikkeling een vijftal mogelijke inrichtingsmodellen. Het boulevardmodel bleek het beste aan de wensen te beantwoorden. Met een eenvoudige verdichting van het Weena aan beide zijden bleef de bestaande stadsstructuur bewaard en konden weg- en trambanen blijven liggen.

De economische recessie in het begin van de jaren tachtig had voor de toekomst van het Weena belangrijke gevolgen. Om de stedelijke economie te stimuleren en de werkgelegenheid te bevorderen werd het vergroten van de aantrekkingskracht van de stad als vestigingsplaats een belangrijk beleidsuitgangspunt. Het vaststellen van het Binnenstadsplan Rotterdam in 1985 werd gepresenteerd als de laatste, afrondende fase van de wederopbouw. Investeerders werden met open armen ontvangen, de vestigingsvoorwaarden soepel gehanteerd. In plaats van een woongebied met aanvullende functies werd het Weena bestempeld tot 'toplocatie' voor de dienstverlenende sector. De zakelijke dienstverlening was de toekomst. Het Weena werd een nieuw zakendistrict naar internationaal voorbeeld.

In 1997 wees het Rijk het stationsgebied aan als één van de Nieuwe Sleutelprojecten. In opdracht van de gemeente Rotterdam wordt de gehele stationsomgeving ingrijpend getransformeerd tot nieuwe entree van de stad. Het naoorlogse stationsgebouw van architect Sybold van Ravensteyn werd afgebroken en maakte plaats voor een nieuw stationsgebouw. De Weenatunnel werd verbreed. Hoogbouwplannen voor de directe omgeving – dat inmiddels Rotterdam Central District heet – hoorden bij het vernieuwen van de entree tot de stad.

3.2 Archeologie

Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

Archeologische verwachting

In het hele plangebied zijn bewoningssporen vanaf de Steentijd tot en met de Middeleeuwen te verwachten. De zones waar donken in de ondergrond worden verwacht, zijn met name kansrijk voor bewoningssporen uit het Mesolithicum. Op één plek, onder het emplacement van het Centraal Station is de aanwezigheid van een vindplaats al bevestigd. Voor dit ABP-terrein geldt in principe behoud in situ, conform de bepalingen in de Archeologieverordening 2009 en de door het College van B&W vastgestelde Lijst van Archeologisch Belangrijke Plaatsen.

De bebouwde locaties van de oudste kadastrale minuut uit de periode 1811-1832 kunnen ook archeologisch van belang zijn. Deze plekken kunnen een lange bewoningsgeschiedenis hebben.

In de regels en op de verbeelding zijn 2 verschillende archeologiebestemmingen opgenomen. Elke regeling heeft andere eisen als gevolg van de archeologische verwachting op de bepaalde locatie.

Waarde - Archeologie 1
Voor een klein deel aan de zuidwestelijke kant van het Groot Handelsgebouw geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m2 (Waarde - Archeologie 1).

Waarde - Archeologie 2
Voor het grootste deel van het Groot Handelsgebouw geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouw- en graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m2 (Waarde - Archeologie 2).

3.3 Huidig Gebruik

Het Groot Handelsgebouw ligt pal naast het nieuwe station Rotterdam Centraal, te midden van de gebiedsontwikkeling Rotterdam Central District. Al sinds de bouw van het Groot Handelsgebouw in 1947 is het gebouw in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw met kantoren, bedrijven, horeca, winkels, magazijnen en showrooms. In 2005 is het gebouw geheel gerenoveerd. Op dit moment huisvest het Groot Handelsgebouw onder andere meer dan 450 bedrijven, twee innovatieve kantoorconcepten, verschillende winkels en horecavestigingen

3.4 Rijksmonument

De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium – Erfgoedwet (2016) en Erfgoedverordening Rotterdam 2020. In dit bestemmingsplan wordt alleen het Groot Handelsgebouw bestemd, dit is een rijksmonument. Een rijksmonument kan een gebouw, water, terrein of een ander object zijn dat van nationaal belang is vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.

3.4.1 Groot Handelsgebouw

Tussen 1945-1953 werd, in opdracht van de N.V. Groothandelsgebouwen, het gebouw gerealiseerd naar ontwerp van de architect H.A. Maaskant (1907-1963). Maaskant maakte eind jaren veertig ter voorbereiding een studiereis naar Amerika waar hij diverse verzamelgebouwen bezocht. De ontwikkeling van het gebouw in Rotterdam kwam tot stand doordat verschillende partijen samenwerkten: de grossiers uit de binnenstad, de Kamer van Koophandel, de rijksoverheid en de architect Maaskant. Door het realiseren van gezamenlijke huisvesting konden de kleine ondernemers hun krachten bundelen, bleven de bouwkosten laag en konden de collectieve voorzieningen optimaal benut worden. De nieuwbouw bleek een voorbeeld te zijn van een verbetering van de werkomstandigheden door de passende, moderne werkruimten.

In verband met de goede weg- en spoorverbindingen werd destijds gekozen voor een situering aan een (in de toekomst) brede verkeersweg, het Weena en bij het Centraal Station. Het grootste handelsgebouw van Nederland heeft een lengte van 220 meter, een breedte van 85 meter, een vloeroppervlak van 128.000 m2 en een hoogte van 43 meter. Door het grote volume en de vele vierkante meters, de herkenbaarheid, de zichtbaarheid en de centrale locatie gaf het gebouw de toekomstige gebruiker een hoge mate van prestige.

Het complex is in de jaren 2002-2005 door architectenbureau J. van Stigt gerenoveerd.

Omschrijving

Het bedrijfsverzamelgebouw met expeditiestraat bestaat uit een groot bouwblok met afgeronde hoeken, bestaande uit een kelder (twee bouwlagen -1 en -2), een begane grond, een entresol en daarboven acht bouwlagen op een rechthoekige plattegrond met een knik. Aan de binnenzijde van het gebouw is een binnenhof, waarin ter hoogte van de verdiepingen twee dwarspanden zijn geplaatst die een bouwlaag hoger zijn, de achtste verdieping. Hierdoor ontstaan één grote en twee kleinere lichthoven die met elkaar verbonden zijn.

Het gebouw heeft een stelsel van laad- en losruimten dat ter hoogte van de kelder, de begane grond en de eerste verdieping dwars door het gebouw heen loopt met een totale loslengte van 1 kilometer. Aan de noordgevel (Conradstraat, spoorzijde) ter hoogte van de begane grond is er een gevelopening van waaruit de expeditiestraten naar drie afzonderlijke niveaus leiden: de kelder, de begane grond en de eerste verdieping. Ook aan de westgevel (Conradstraat) ter hoogte van de begane grond en eerste verdieping, is er een gevelopening van waaruit de expeditiestraten komen. De expeditiestraat ter hoogte van de eerste verdieping komt uit op een dubbele betonnen boogbrug waarlangs het verkeer via een oprit met een bocht het straatniveau van de voormalige schaatsbaan kan bereiken. Deze 'inpandige' expeditiestraten waren bedoeld voor het bevoorraden met handkarren, gemotoriseerde voertuigen, vrachtverkeer en (in de toekomst) voor heftrucks. Deze expeditiestraten hebben een betonnen borstwering.

De constructie bestaat uit een in het werk gestort betonskelet met naar boven toe verjongde kolommen. De buitengevels bestaan uit prefab betonpanelen en zijn verticaal geleed door brede, iets vooruitstekende betonnen kolommen. Tussen de kolommen bevindt zich per verdieping een glaspui die is ingevuld met grote metalen kiep- of taatsraam (twee per travee). Aan de oostzijde van het gebouw zijn deze vensterpuien uitgevoerd als erkers en steken iets voor de kolommen uit. Aan de zuidgevel (Weena) zijn aan de buitenzijde van de vensters, geïntegreerd in de prefab betonpanelen, betonnen horizontale lamellen aangebracht als zonwering. De achtste verdieping wijkt iets naar achteren, waardoor een galerij ontstaat, afgesloten door een sierlijke betonnen borstwering. De verticale kolommen worden aan de bovenzijde door betonnen luchtbogen voortgezet. In de eerste bouwlaag, op de begane grond, zijn aan de straatzijde voornamelijk units voor winkels, horeca en dienstverlening ondergebracht. Boven de grote puien met glasinvulling zijn luifels aangebracht. Aan de oostgevel (het Stationsplein) bevindt zich een representatieve entreehal. Een hoge ruimte over twee verdiepingen met grote vensters, een zichtbare betonconstructie en ter hoogte van de entresol een open galerij. Op vijf plaatsen in de gevel, in de lange gevels en ter hoogte van de dwarspanden, wordt het gevelvlak doorbroken. Hier bevinden zich de entrees naar de kantoren met liften en trappen. In de gevels van de binnenhoven is het betonskelet zichtbaar. De openingen zijn ingevuld met houten puien en glas. Elke etage is voorzien van een galerij in beton met stalen borstweringen.

Een bioscoop maakt deel uit van een zalencomplex, dat gedeeltelijk later op het noordoostelijke dak werd toegevoegd. Ook zijn er twee grote dakopbouwen en een kleiner (later toegevoegd) dakpaviljoen aanwezig. In dit bestemmingsplan worden deze volumes beschreven als de achtste verdieping.

3.4.2 Analyse en waardebepaling

TAK Architecten heeft de essentie van het oorspronkelijk ontwerp van het Groot Handelsgebouw en de geschiedenis van de vele verbouwingen in kaart gebracht en gewaardeerd in het document 'Groot Handelsgebouw, analyse en waardebepaling' van 10 maart 2022.

De waardestelling luidt:

Het Groot Handelsgebouw is van algemeen belang

  • Vanwege cultuurhistorische waarden omdat bij de opening dit gebouw het grootste bouwwerk in Nederland was;
  • Als toonbeeld voor de moderne tijd en de inrichting op gemotoriseerd verkeer;
  • Als voorbeeld voor sociale verbeteringen in werkomstandigheden;
  • Als internationaal bekend toonbeeld van de Wederopbouw van Nederland. De openingshandeling door koningin Juliana is hier het symbool van. Voor Rotterdam staat het gebouw symbool voor de wederopstanding na de bombardementen;
  • Vanwege architectuurhistorische waarden, een uniek en uitermate vernieuwend gebouw voor zijn tijd, zowel qua omvang, ontwerp en vormgeving als qua infrastructuur met ontsluiting voor autoverkeer, dat in de vroegnaoorlogse periode sterk in opkomst kwam;
  • Als een van de belangrijkste werken in het oeuvre van de internationaal bekende architect Maaskant. En de zeer expressieve architectuur, het ontwerp is van een grote monumentaliteit;
  • Als toonbeeld voor de toepassing van beton zowel gestort in het werk als het gebruik van geprefabriceerde elementen;
  • Vanwege ensemblewaarden (stedenbouwkundig), het gebouw vormt een sterk beeldbepalend element in het stationsgebied en aan het Weena, op het kruispunt van trein-, bus- en autoverkeer;
  • Als toonbeeld voor de toekomstige schaalvergroting van de nieuw te bouwen binnenstad van Rotterdam;
  • Het Basisplan benutte de gelegenheid de stad op een grotere eigentijdse schaal te herbouwen. Het Groot Handelsgebouw is in die zin te beschouwen als de toetssteen van het Basisplan: het gaf in het nog lege Rotterdam de schaal, maat en moderniteit aan waarmee de stedenbouwkundigen en de top van het Rotterdamse bedrijfsleven de stad herbouwd wensten te zien;
  • Het Groot Handelsgebouw kon slechts tot stand komen onder de specifieke omstandigheden die het wederopbouwtijdperk in Rotterdam bood. De gunstige politieke, juridische, maatschappelijke en financiële voorwaarden waren kortstondig, maar lang genoeg aanwezig om een dergelijk zeer omvangrijk collectief gebouw te kunnen realiseren. Het is in dat opzicht niet verwonderlijk dat het Groot Handelsgebouw een unicum gebleven is;
  • Het Groot Handelsgebouw is een representant van het architectuurklimaat van de jaren ’40 en ’50 waarin de tegenstellingen tussen modernisten en traditionalisten werden verzacht door een 'shake-hands’ houding. Het Groot Handelsgebouw is een bijzonder type daarvan, omdat de expressionistische middelen van architect Huig Maaskant zich niet altijd in een klassieke of Nieuw-Zakelijke vormentaal laten passen.

In het document Analyse en Waardebepaling zijn de 21 kernwaarden van het Groot Handelsgebouw beschreven die het behouden waard zijn of hersteld moeten worden en worden aanbevelingen gedaan voor verbeteringen zowel voor het interieur als het exterieur. In overleg met Bureau Monumenten en Cultuurhistorie van de gemeente Rotterdam is bekeken welke onderdelen voor aanpassing of behoud geschikt zijn om op te nemen in het bestemmingsplan. Dit is ook getoetst aan de ambitie voor het gebouw die in de toekomstvisie van Jamestown is opgenomen. Zie 4.1 Master Visie Plan voor een overzicht van de aanpassingen aan het gebouw die in het bestemmingsplan zijn geborgd.

Hoofdstuk 4 Planbeschrijving

Het Groot Handelsgebouw is nog nooit eerder bestemd. Dit maakte het noodzakelijk om uitgebreid en zorgvuldig te inventariseren welke functies het gebouw herbergt, zodat deze functies toegestaan blijven. Voor het bestemmen van het Groot Handelsgebouw is gekozen voor een gemengde bestemming. Wat er binnen deze bestemming mogelijk is, is gedetailleerd opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk toegelicht.
Uitgangspunt is dat het gebouw in de huidige omvang gehandhaafd blijft. Er wordt dus geen mogelijkheid geboden voor grote uitbreiding van het volume door ophoging of dichtbouwen van de binnenhoven. Wel blijft er een grote mate van flexibiliteit in het gebruik en voor een beter functioneel gebruik, binnen de context van het monumentale karakter van het gebouw. Het hoofdgebruik blijft gelijk aan de huidige situatie: werkruimtes voor een brede variatie aan kantoorfuncties en dienstverlening. Wel is bij de eigenaar de wens aanwezig om mogelijk in de toekomst een deel van het gebouw tot hotel te kunnen ombouwen, nieuwe woningen zijn echter niet mogelijk in de toekomstige situatie.

4.1 Master Visie Plan

De eigenaar van het Groot Handelsgebouw, GHG B.V., heeft een toekomstvisie laten opstellen voor het gebruik van het Groot Handelsgebouw; het Master Visie Plan van 24 februari 2023. In deze visie wordt benadrukt dat de visie geen exact programma wil bepalen, maar een programmatische, functionele en architecturale strategie wil ontwikkelen waarmee het Groot Handelsgebouw in oude glorie kan herleven en - weer - een publiek en cultureel brandpunt wordt.

Een groot deel van de visie heeft betrekking op de toegankelijkheid, het interieur en aanpassingen aan de binnenzijde van het gebouw. Dit zijn aspecten waar het bestemmingsplan niets over regelt. Hieronder is ingegaan op de ruimtelijk relevante onderdelen uit de visie die in dit bestemmingsplan mogelijk zijn gemaakt.

Stationszijde
Entreehal A zal algemene voorzieningen faciliteren voor alle gebruikers van het gebouw en haar omgeving om zo een plek te creëren waar alle gebruikers samen kunnen komen. Het is de voordeur van het gebouw, de voordeur van de beoogde foodhall, de plek waar men bij een gemeenschap hoort en zich welkom voelt. De ambitie is om de oorspronkelijke waarden te herstellen door van deze hal een verlengstuk van de openbare ruimte buiten het gebouw te maken.

De toegang aan de stationszijde is momenteel een draaideur. In de visie wordt gesteld dat draaideuren een zakelijke uitstraling hebben en niet uitnodigend overkomen. De ambitie is om de hoofdentree terug te brengen naar het oorspronkelijke rechthoekige ontwerp. In het bestemmingsplan en op de verbeelding is het mogelijk gemaakt om de draaideur te wijzigen in een rechthoekige entree door de bebouwingsgrens van het gebouw aan te passen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0006.png"

Afbeelding uit het Master Visie Plan: de nieuwe hoofdentree

Binnenhof
In de toekomstvisie wordt voorgesteld om de binnenhoven logistiek te reorganiseren om deze ruimtes beter te kunnen gebruiken. De expeditiehoven zijn oorspronkelijk ontworpen als logistieke ruimte en verborgen voor de buitenwereld. De ambitie van de eigenaar is om de binnenhoven om te vormen zodat ze een open uitstraling krijgen en toegankelijk worden voor publiek van buiten het gebouw.

Hiervoor is het nodig om de poorten langs de Conradstraat te openen, de oorspronkelijke Weenapassage te reconstrueren en de toegankelijkheid te vergroten. Door de binnenhoven te verbinden, kunnen deze plekken dienen als centraal openbaar punt waar de verschillende werelden van werknemers, toeristen, artiesten, buurtbewoners en winkelaars zich mengen. Daarnaast is GHG B.V. van plan de binnenhoven te vergroenen en er activiteiten te organiseren zoals evenementen.

Verhoogde expeditiestraat
De verhoogde expeditiestraat, in dit bestemmingsplan bestemd als luchtbrug, die gebouwd is om het Groot Handelsgebouw te kunnen bevoorraden, is een uniek aspect. Het Groot Handelsgebouw kan nog beter ervaren worden door deze anders te benutten dan alleen voor logistieke redenen. In de toekomstvisie wordt voorgesteld om de verhoogde expeditiestraat voetgangersvriendelijker te maken. Hierdoor worden de werkplaatsen, kantoren en andere functies die aan de luchtbrug liggen toegankelijker voor het publiek en wordt het geheel een stuk levendiger.

In de regels is het dichtbouwen van de ruimte onder de expeditiestraat onder voorwaarden toegestaan. Het toevoegen van functies onder de expeditiestraat kan bijdragen aan de verlevendiging van de binnenhoven.

Dak
Het dak is het deel van het Groot Handelsgebouw dat op dit moment het minst effectief wordt benut. In de toekomstvisie is de activatie van het dak een belangrijke ambitie.
Om de toegankelijkheid van het dak te verbeteren, zal door de eigenaar worden gekeken naar de mogelijkheden om de (goederen-)liften op te hogen. In dit bestemmingsplan is deze ophoging mogelijk gemaakt door de maximale bouwhoogte van de liftschachten te verruimen.
In de regels is opgenomen welke activiteiten op het dak zijn toegestaan; een daktuin/dakterras, stadslandbouw, lichte horeca met bijbehorende terrassen, detailhandel, cultuur en ontspanning en duurzame energieopwekking. De bestaande bouwvolumes 'op' het dak zijn, als achtste verdieping, specifiek aangeduid.

Foodhall
De zuidoosthoek (Weena, Stationsplein) van het Groot Handelsgebouw is altijd in gebruik geweest voor horeca. Hier was voorheen Brasserie Engels gevestigd. Deze hoek wordt bestemd voor een grote horecalocatie om bijvoorbeeld een foodhall te kunnen exploiteren. De foodhall moet een publieke trekpleister worden.

4.2 Juridische Planbeschrijving

Het Groot Handelsgebouw bestaat uit kelder (bestaande uit twee bouwlagen, -1 en -2), een begane grond, een entresol en daarboven acht verdiepingen. Op de afbeelding hieronder staat de benaming zoals wordt gehanteerd in dit bestemmingsplan.

De begane grond en de entresol zijn samen 2 bouwlagen hoog en worden samen aangeduid als de 'plint'. Intern zijn de bouwlagen als open ruimte met elkaar verbonden, dit maakt grote showrooms mogelijk. In het bestemmingsplan wordt de eerste laag 'begane grond genoemd' en de tweede laag 'entresol'. In het gebouw worden de lagen daarboven de eerste tot en met de achtste verdieping genoemd, en zo ook in dit bestemmingsplan. Ook is er een luchtbrug die varieert in hoogte (de luchtbrug loopt schuin omhoog). De luchtbrug wordt gerekend tot de verdieping/bouwlaag waar het wegdek van de luchtbrug het dichtst (verticaal bezien) bij ligt. Dit betekent dat de luchtbrug in gedeelten wordt toegerekend aan verschillende verdiepingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0007.png"

4.2.1 Gemengd - 1

Het Groot Handelsgebouw heeft de bestemming 'Gemengd - 1' gekregen. In het gebouw zijn heel veel verschillende functies toegestaan die passen bij het huidige en toekomstige gebruik van het Groot Handelsgebouw. Hieronder wordt ingegaan op de functies die met nadere eisen zijn opgenomen in de regels van het bestemmingsplan.

4.2.2 Wegverkeer

De wegen rondom het Groot Handelsgebouw hebben de bestemming "Verkeer - Verkeersweg" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor verkeerswegen met de bijbehorende bruggen, viaducten en parkeerplaatsen. En daarnaast ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen de bestemming "Verkeer - Verkeersweg" zijn doorgaans de 50-km wegen opgenomen.

4.2.3 Hoog-risico biologische laboratoria

Hoog-risico biologische laboratoria zijn in beginsel niet toegestaan binnen de bestemming "Gemengd -1". Daartoe is in de regels van het bestemmingsplan een verbodsbepaling opgenomen. Het betreft hoog-risico biologische laboratoria die onder de werking van het bij dit plan gevoegde beleidskader "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond" vallen en genoemd zijn in artikel 4.4 onder k, categorie 4, onderdeel C van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht. In geval van het werken met genetisch gemodificeerde organismen zijn dat alle categorieën van fysische inperking op inperkingsniveaus III en IV, zoals genoemd in Bijlage 4 van het Besluit genetisch gemodificeerde organismen milieubeheer 2013. Kort gesteld zijn het laboratoria met biologische veiligheidsklasse 3 of hoger.

Na nadere afweging is het wel mogelijk om een hoog-risico laboratorium toe te staan. Burgemeester en wethouder kunnen daarvoor bij omgevingsvergunning afwijken. Ook daartoe is in de regels een bepaling opgenomen. Bij de afweging wordt een advies van de GGD/VRR betrokken. Deze instanties geven een advies op basis van het "Beleidskader hoog-risico biologische laboratoria Rotterdam-Rijnmond". Aan de hand van het beleidskader kan worden beoordeeld of de risico's van een hoog-risico biologisch laboratorium voldoende beheersbaar zijn bij calamiteiten en of een hoog-risico biologisch laboratorium al dan niet wenselijk is op de voorgenomen locatie.

Benadrukt wordt dat de verbodsbepaling alleen betrekking heeft op nieuwe hoog-risico laboratoria in de zin van nieuwvestiging of een uitbreiding van een bestaand hoog-risico laboratorium. Dit laatste kan de uitbreiding van een bestaande hoog-risico biologische laboratorium in omvang betreffen, maar ook de uitbreiding van een biologisch laboratorium met een laag risicoprofiel naar dat met een hoog-risicoprofiel (een uitbreiding qua gebruik). Opgemerkt zij daarbij dat reeds vergunde hoog-risico biologische laboratoria (waarbij de vergunning nog niet volledig is benut) onder de bestaande situatie vallen en niet onder de verbodsbepaling.

4.2.4 Parkeerregeling

Dynamische verwijzing

In december 2021 is nieuw parkeerbeleid vastgesteld. Het betreft de “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022” (hierna: de beleidsregeling). De beleidsregeling is op 1 januari 2022 in werking getreden. De beleidsregeling geeft normen voor parkeren van auto's én fietsen. Aan deze normen moet voldaan worden bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of bij een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken. Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in Artikel 8 Voorwaardelijke verplichting over parkeren een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Rotterdam. De bepaling is vormgegeven als een zogenoemde dynamische verwijzing. Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Rotterdam geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022” het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Rotterdam te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Rotterdam dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.

Beleidsregeling

De op dit moment geldende “Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022” is via de volgende link te raadplegen:

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR671029/1

De desbetreffende beleidsregeling geeft parkeernormen voor zowel auto's als fietsen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het gebruiken van gronden of bouwwerken wordt een parkeereis gesteld conform de gebiedsindeling die bij de beleidsregeling als bijlage is opgenomen. De parkeereis moet in beginsel volledig op eigen terrein worden opgelost. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inpassing van de parkeervoorzieningen in het gebouw of de omgeving, het laden en lossen etc. Van de parkeereis kan (geheel of gedeeltelijk) worden afgeweken. Tevens kan er vrijstelling van de parkeereis worden verleend. In de beleidsregeling wordt beschreven onder welke omstandigheden daar sprake van is.

Hoofdstuk 5 Water

5.1 Beleidskader

Van buis naar Buitenruimte; Gemeentelijk Rioleringsplan Rotterdam 2021-2025

Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Rotterdam 2021-2025 is een wettelijk verplicht meerjarenbeleidsplan, dat alle aspecten op het gebied van de grondwater- en rioleringstaken van de gemeente Rotterdam behandelt. Het plan is in overleg met de waterkwaliteitsbeheerders opgesteld. Voor de planperiode 2021-2025 heeft Rotterdam vijf doelen geformuleerd:

  • Doelmatig inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater voor de volksgezondheid, een
    aantrekkelijke leefomgeving en circulaire stad;
  • Klimaatbestendig stedelijk watersysteem door het voorkomen van wateroverlast door doelmatig inzamelen, transporteren en verwerken van hemelwater;
  • Robuust grondwatersysteem door het voorkomen of beperken van structureel nadelige gevolgen van een hoge of lage grondwaterstand door doelmatige maatregelen in openbaar gebied;
  • Actief communiceren en participeren met Rotterdammers en bedrijven over het stedelijke watersysteem;
  • Innovatie, digitalisering en automatiseren.

Om deze doelen te realiseren steunt het GRP op 3 pijlers:
1. Slim beheer; Renoveren, Repareren, Beheren;
2. Klimaatgerichte normering voor de verwerking van neerslag;
3. Gebiedsgericht samenwerken.

Voor het Centrum en het rustig stedelijk gebied wordt gestreefd naar de realisatie van voldoende waterberging en vertraging van de afvoer van hemelwater. Afkoppelen van verhard oppervlak en aanleg van gescheiden stelsels worden kleinschalig en doelmatig ingezet. De hoofdstromen voor de inzameling en het transport van afvalwater en hemelwater blijven gemengde systemen.

Verordening Beheer Ondergrond Rotterdam (VBOR; wijziging van 27-06-2021)

In de VBOR zijn de voorschriften opgenomen voor de aansluiting (niet gemeentelijke) perceeleigenaren op het gemeentelijk riool. Artikel 20 van de VBOR is de Rotterdamse uitwerking van artikel 3.5 van de Waterwet waarin geregeld is dat perceeleigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor de verwerking van neerslagwater dat op hun perceel valt. Gemeente Rotterdam eist via de VBOR dat voor nieuwe situaties, bij verharde oppervlakken groter dan 500 m2, 50 mm regenwaterberging wordt gerealiseerd. Deze 50 mm waterberging moet na een regenbui binnen maximaal 50 uur weer beschikbaar zijn. Neerslaghoeveelheden groter dan 50 mm mogen door de perceeleigenaar aan het gemeentelijk riool of aan de openbare ruimte worden aangeboden.

Dus bij een ontwikkeling met meer dan 500 m2 verhardingstoename is 50 mm neerslagbuffering verplicht. Dit Rotterdamse beleid staat los van het waterschapsbeleid voor watercompensatie bij verhardingstoename. Afstemming en combineren van maatregelen is wel gewenst.

Waterbeheerprogramma 2022-2027 Hoogheemraadschap Schieland

In 2022 is een nieuw Waterbeheerprogramma van kracht geworden. De verbindende visie in het plan is dat HHSK vanuit hun taken zorgt voor een goed waterbeheer. Ze staan midden in de samenleving en zijn een waterschap van en voor hun inwoners en bedrijven. HHSK wil daarbij samenwerken en maatschappelijk draagvlak creëren. De beschikbare middelen worden ingezet om vanuit de taken van HHSK een bijdrage te leveren aan duurzaamheid en het tegengaan van (de gevolgen van) klimaatverandering om zo het gebied aantrekkelijk en bewoonbaar te houden.

Op het gebied van klimaatadaptatie zijn de ambities:

  • Een watervriendelijke groene leef- en werkomgeving die extreem weer goed kan verwerken;
  • Alle nieuw- en verbouw is water- en klimaatbestendig;
  • Regenwater verwerken zonder negatieve gevolgen.

5.2 Samenwerking Met De Waterbeheerder

De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf.
Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerders.

Het Groot Handelsgebouw was eerder onderdeel van bestemmingsplan Rotterdam Central District. Het wateradvies dat hiervoor opgesteld is, is voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Het Hoogheemraadschap heeft op 30 augustus 2019 hierop gereageerd. Omdat dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen in en aan het Groot Handelsgebouw mogelijk maakt, is niet opnieuw advies gevraagd. Het advies uit 2019 betrof geen zaken die betrekking hebben op het Groot Handelsgebouw.

5.3 Conclusie

Uit de Watertoets, Bijlage 1, blijkt dat bestemmingsplan Groot Handelsgebouw geen effect heeft op het oppervlaktewater, de grondwaterstand, de waterkwaliteit en de waterveiligheid. Wel zijn er verschillende manieren waarop het Groot Handelsgebouw nog bijdragen aan wateropvang en het klimaat.

In de straten rondom het Groot Handelsgebouw ligt een regenwaterstelsel. Het is niet bekend of het dakoppervlak van het Groot Handelsgebouw hierop aangesloten is. Mocht dit nog niet het geval zijn dan is het aan te raden om bij interne verbouwingen alsnog een aansluiting hierop te realiseren.

Geadviseerd wordt om mogelijkheden te onderzoeken op welke manier regenwater tijdelijk opgevangen kan worden in of op het Groot Handelsgebouw bij extreme neerslag en dit vervolgens vertraagd af te voeren via het aanwezige regenwaterstelsel.

Het Groot Handelsgebouw ligt in een gebied dat gevoelig is voor hittestress. Een groen dak kan bijdragen aan het verminderen daarvan. Een deel van het dak van het Groot Handelsgebouw is al groen, het is aan te bevelen om te studeren op verdere vergroening van het gebouw.

Hoofdstuk 6 Milieu

6.1 Inleiding

Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen. Dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. In het bestemmingsplan moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening een afweging worden gemaakt van de wijze waarop milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen ten opzichte van elkaar moeten worden gesitueerd. De essentie en het gewicht van milieuonderwerpen is afhankelijk van het gebied, de opgave en eventuele wettelijke eisen. De gemeente Rotterdam is verplicht om bij de voorbereiding van het bestemmingsplan te onderzoeken welke (milieu-)waarden bij het plan in het geding zijn en wat de gevolgen van het plan zijn voor deze waarden. De voor dit plan relevante thema's worden hieronder verder uitgewerkt.

6.2 Milieuzonering

Bij goede ruimtelijke ordening hoort het voorkomen van voorzienbare hinder door bedrijven en andere activiteiten. Hiervoor bestaan voor nieuwe situaties geen wettelijke normen. In het Rotterdamse beleid voor milieuzonering wordt gebruik gemaakt van indicatieve gebiedstypen en een bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering).
De VNG-uitgave geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De aard van de hinder is bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. De VNG-uitgave bevat een tabel met de indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstand aanvaardbaar is tussen een nieuw bedrijf en woningen en tussen nieuwe woningen en bedrijven, of welke bedrijven aanvaardbaar zijn in een gebied met functiemenging.
Bij gebieden met functiemenging kan gedacht worden aan stadscentra, winkelcentra, horecaconcentratiegebieden, zones langs stedelijke wegen, woongebieden met kleinschalige en ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden nabij industrieterreinen. In deze gebieden is een combinatie van wonen en werken vaak mogelijk. Vaak aanpandig, bij lichte bedrijvigheid, of naast elkaar, bij de iets zwaardere bedrijven en met aandacht voor de ontsluiting bij bedrijven met een verkeersaantrekkende werking.
De gemeente Rotterdam bestemt in haar bestemmingsplannen de functies zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie als zodanig en niet als bedrijfsbestemming. In de bijgevoegde bedrijvenlijst zijn deze bestemmingen dan ook niet opgenomen. Voor het inpassen van die functies wordt echter wel gebruik gemaakt van de VNG-uitgave.

6.2.1 Groot Handelsgebouw

Voor de gebiedstypering wordt gebruik gemaakt van de kaart bij het boekje Bedrijven en Milieuzonering Rotterdam. Rotterdam Central District is getypeerd als een gemengd woongebied. In een gemengd woongebied zijn bedrijven mogelijk tot en met categorie 3. De indicatieve afstand tussen bedrijven en woningen is 50 meter. De afstand tot de nieuwbouw The Modernist is ruim 50 meter, de afstand tot de mogelijke nieuwbouw aan de Conradstraat is minder dan 50 meter.

In het bestemmingsplan worden bedrijven tot en met categorie 3.1 toegestaan van de bedrijvenlijst die opgenomen is in de bijlage van de regels. In de praktijk laten deze functies zich door de beperkte omvang in het algemeen zonder problemen combineren met omringende woningen, of zijn problemen goed te voorkomen/verhelpen door het nemen van maatregelen.

In bestemmingsplan Groot Handelsgebouw zijn geen bedrijfsactiviteiten en andere activiteiten aanwezig die gezien de indicatieve afstanden voor milieuhinder van invloed zijn op de locaties waar nu al woningen zijn of planologisch woningen zijn toegestaan. In artikel 3.4 is opgenomen dat burgemeester en wethouders via een omgevingsvergunning kunnen afwijken voor bedrijfsactiviteiten in een hogere milieucategorie indien zij naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.

6.3 Geluid

Bij het ontwikkelen van een nieuw ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidsbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De basis voor het beoordelen van geluid is de Wet geluidhinder, hierin ligt de norm vast voor geluid afkomstig van de industrie, weg- en spoorwegverkeer. In de Wet geluidhinder staan de geluidsgevoelige bestemmingen genoemd waarvoor maximaal toelaatbare geluidsbelastingen gelden maar ook hier geldt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken moet worden naar bestemmingen, die in de Wet geluidhinder niet als geluidsgevoelig zijn aangemerkt, maar dit wel kunnen zijn.

Rotterdams beleid
In het bestemmingsplan wordt een opsomming van geluidsgevoelige bestemmingen en eventueel nieuwe bronnen, of aanpassingen van bestaande bronnen weergegeven. Onderzocht wordt of de maximaal toelaatbare geluidsbelasting (ook wel voorkeurswaarde genoemd) overschreden wordt. Is dit het geval, dan is onderzoek noodzakelijk naar maatregelen die genomen kunnen worden om de geluidsbelasting terug te dringen. Indien het niet haalbaar blijkt de geluidsbelasting terug te dringen tot de maximaal toelaatbare waarde biedt de Wet geluidhinder de mogelijkheid een hogere maximaal toelaatbare geluidsbelasting vast te stellen. Dit heet het nemen van een Besluit hogere waarden. De motivering van dit besluit moet voldoen aan het Rotterdamse Ontheffingsbeleid Wet Geluidhinder. Dit beleid is erop gericht het aantal geluidgehinderden zoveel mogelijk terug te dringen.

Plangebied
Het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw borgt twee bestaande legale geluidgevoelige functies, een kinderdagverblijf en één woning. Deze functies zijn op grond van de Wet geluidhinder bij het opstellen van het bestemmingsplan als nieuwe geluidsgevoelige objecten beschouwd. Het kinderdagverblijf ligt aan de zijde van de Conradstraat op de tweede verdieping, de woning ligt ook aan de zijde van de Conradstraat maar aan de binnenzijde van het Groot Handelsgebouw op de zevende verdieping.

6.3.1 Wegverkeer

Als in een zone langs een weg nieuwe situaties mogelijk worden gemaakt, dan moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd, zie Bijlage 2 Akoestisch onderzoek. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In het akoestisch onderzoek kunnen wegen waar een snelheid van maximaal 30 km/u geldt buiten beschouwing blijven. In dit onderzoek zijn het Kruisplein, Weena, Karel Doormanstraat, Conradstraat, Henegouwerlaan, Beukelsdijk, Statenweg, allen 50 km/u wegen, beschouwd.

In de nabijheid van het Groot Handelsgebouw rijden trams op de lijnen 4, 7, 8, 20, 21, 23, 24 en 25.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0008.png"

Maximaal berekende geluidbelasting bij onderzochte functies per zoneplichtige weg/tramspoorweg (incl. aftrek art. 110g Wgh)

* Betreft de geluidbelasting in de dagperiode aangezien het kinderdagverblijf uitsluitend in de dagperiode als zodanig in gebruik is.

De geluidbelasting op de woning is lager dan de voorkeurswaarde. Bij het kinderdagverblijf wordt de voorkeurswaarde overschreven maar de maximaal toegestane waard van 63 dB niet. Voor een kinderdagverblijf hoeft geen hogere waardenbesluit te worden genomen.

6.3.2 Railverkeer

Het Groot Handelsgebouw ligt binnen de geluidzone van 300 meter van de NS-sporen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0009.png"

Maximaal berekende geluidbelasting bij onderzochte functies vanwege het spoor

* Betreft de geluidbelasting in de dagperiode aangezien het kinderdagverblijf uitsluitend in de dagperiode als zodanig in gebruik is.
Bij nieuwe geluidsgevoelige situaties is de voorkeurswaarde aan de gevel 53 dB voor het kinderdagverblijf en 55 dB voor de woning. De voorkeurswaarde wordt niet overschreden.

Metro

In het bestemmingsplan ligt de ondergrondse verbinding tussen metrohalte Blijdorp en Rotterdam Centraal. Conform de Regeling zonekaart spoorwegen geluidhinder hebben deze metrolijnen een geluidszone van 25 meer. Omdat metrospoor binnen het plangebied ondertunneld is, wordt de geluidsbelasting door het tunnellichaam afgeschermd en wordt er geen geluidsbelasting op de geluidgevoelige locaties verwacht. Voor metrolawaai is daarom geen onderzoek gedaan.

6.3.3 Emplacement ProRail

Het emplacement is gecategoriseerd bedrijf met milieucategorie 4.2 met een richtafstand van 300 meter. Omdat er sprake is van een gemengd gebied, kan de richtafstand met 1 stap worden teruggebracht naar 200 meter. Het Groot Handelsgebouw ligt binnen de richtafstand van 200 meter vanaf het emplacement daarom is akoestisch onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP1140GHG-va01_0010.png"

Maximaal berekende etmaalwaarde op de onderzochte functies vanwege het emplacement van ProRail

* Betreft de geluidbelasting in de dagperiode aangezien het kinderdagverblijf uitsluitend in de dagperiode als zodanig in gebruik is.

De richtwaarde van 50 dB(A) als gevolg van activiteiten op het emplacement van ProRail wordt op de woning en het kinderdagverblijf niet overschreden.

6.3.4 Conclusie

Beide functies zijn akoestisch onderzocht en passen binnen de geldende normen voor de maximale geluidbelasting op de gevel. Er hoeft geen hogere waardenbesluit te worden aangevraagd.

6.4 Luchtkwaliteit

Omdat het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, is geen luchtonderzoek uitgevoerd.

Rotterdam kent een Beleidsregel buitenklimaat: Luchtkwaliteit bij scholen en kinderopvang. De beleidsregel is van toepassing op scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs en kinderopvang. Deze beleidsregel heeft tot doel het tegengaan van blootstelling van kinderen aan te hoge concentraties van schadelijke stoffen in de buitenlucht. De beleidsregel heeft betrekking op de gronden binnen 100 meter vanaf de rand van een snelweg en binnen 50 meter vanaf de rand van een drukke binnenstedelijke weg (de belaste zone). De beleidsregel is bedoeld om toe te passen bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen voor het afwijken van het bestemmingsplan. Toepassing van de beleidsregel in een plan wil zeggen dat er binnen de belaste zone in principe geen nieuwe bestemmingen worden toegekend waarbinnen scholen en kinderdagverblijven mogelijk zijn.

In het Groot Handelsgebouw is een kinderdagverblijf gevestigd aan de zijde van de Conradstraat op de tweede verdieping. In het bestemmingsplan is het onmogelijk gemaakt dat dit kinderdagverblijf binnen het gebouw van locatie kan wijzigen. Daarmee is voorkomen dat het kinderdagverblijf binnen de belaste zone van het Weena wordt gevestigd.

6.5 Bodem

Uit Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam blijkt dat de contactzone (de bovenste meter van de bodem) slechts zeer licht verontreinigd is. De bodem tussen 1 en 2 meter beneden het maaiveld is mogelijk licht verontreinigd.

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe woningen of nieuwbouw waarvoor ingrepen in de bodem nodig zijn. Bodemverontreiniging speelt geen rol bij de functiewijzigingen binnen het Groot Handelsgebouw en vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.

6.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over risico's voor de omgeving als gevolg van handelingen met gevaarlijke stoffen, zoals productie, op- en overslag en transport. Rotterdam, met zijn haven en vele industriële activiteiten, is bij uitstek een stad waar externe veiligheid een grote rol speelt. Daarnaast vindt in de regio veel transport van gevaarlijke stoffen plaats. Dat Rotterdammers daardoor gemiddeld een groter risico lopen betrokken te raken bij een incident met gevaarlijke stoffen is evident. Verantwoord omgaan met die risico's is een belangrijke opgave voor Rotterdam. Het reduceren en beheersen van deze risico's is het terrein van externe veiligheid.

Externe veiligheid heeft betrekking op inrichtingen (risicovolle bedrijven), transport (water, weg, spoor en buisleidingen) en luchthavens. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden veiligheidsnormen opgelegd aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Vervoerders van gevaarlijke stoffen over de Rijksinfrastructuur (weg, spoorweg en water) moeten gebruik maken van het Basisnet, het hiervoor landelijk aangewezen netwerk. De wetgeving over het Basisnet is vastgelegd in een stelsel van wetten en regels die samen de “Wet Basisnet” worden genoemd. Voor de ruimtelijke ordening in relatie tot het Basisnet zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet van belang.

In de wetgeving zijn grenswaarden vastgelegd voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR). Deze hebben als doel zowel individuen als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR is de kans dat iemand overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen in zijn omgeving. Dit risico zegt iets over de kans op een ongeval met dodelijke slachtoffers. Het GR is de kans dat meerdere personen tegelijk dodelijk slachtoffer worden van een ongeval met gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Daarbij wordt bijvoorbeeld gerekend met tien, honderd of duizend slachtoffers tegelijk. Dit risico zegt iets over de omvang van een ongeval en de maatschappelijke ontwrichting. Het GR kent geen wettelijke normen of grenswaarden, maar een oriënterende waarde en een verantwoordingsplicht door het bevoegd gezag.

Rotterdams beleid
De wetgever biedt gemeenten beleidsvrijheid om groepsrisicobeleid te formuleren dat recht doet aan lokale omstandigheden. In Rotterdam is dit vastgelegd in het Beleidskader Groepsrisico Rotterdam, vastgesteld door de gemeenteraad op 9 juli 2011. Daarin streeft Rotterdam voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreiding van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is. Bij voorkeur een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt.

Rotterdam probeert deze ambitie in drie stappen te bereiken:
1. Door te streven naar een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt;
2. Als dat niet haalbaar is wordt ernaar gestreefd het GR niet toe te laten nemen;
3. Indien dit niet realistisch is, wordt bezien of het mogelijk is om door middel van maatwerk tot een zo verantwoord mogelijk GR te komen.

Inhoudelijke afweging groepsrisico
De kerngedachte bij de verantwoording is: hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording en daarmee ook de inhoudelijke betrokkenheid van het bestuur en de omvang van de te nemen maatregelen. Bij de verantwoording groepsrisico worden drie categorieën onderscheiden: licht, middel en zwaar. De zwaarte uit zich in de omvang van de onderbouwing, de inzet van betrokken partijen, de mate van betrokkenheid van het bestuur en de voorgeschreven maatregelen ten behoeve van hulpverlening en rampvoorbereiding. De hoogte van het groepsrisico bepaalt in welke categorie een besluit wordt geplaatst. Het vernieuwende in deze aanpak is een directe koppeling tussen de ernst en de omvang van risico's en de zwaarte en uitgebreidheid van het verantwoordingsproces en de bestuurlijke afweging. Ten behoeve van een goede beoordeling moet ook gekeken worden naar de omvang van de stijging van het groepsrisico, het maatgevende ongevalsscenario, kenmerken van de populatie en de capaciteit van hulpverlening. Een zware en middelzware verantwoording worden uitgewerkt in een verantwoordingsdocument waarvan het bestuur in het kader van de besluitvorming expliciet op de hoogte wordt gebracht. Voor de onderverdeling in licht, middel en zware verantwoording worden de volgende grenzen gehanteerd voor de waarde van het groepsrisico ten opzichte van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Licht Het groepsrisico is groter dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde maar kleiner dan of gelijke
aan 0,3 maal de oriënterende waarde
Middel Het groepsrisico is groter dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde maar kleiner dan of gelijk aan
1,0 maal de oriëntatiewaarde
Zwaar
Het groepsrisico is groter dan 1,0 maal de oriëntatiewaarde

Categorie-indeling verantwoording

Bij een toename van het groepsrisico als gevolg van een plan of een overschrijding van de oriënterende waarde is advies nodig van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR).

Uitvoeringsovereenkomst tussen Rijk en Rotterdam
Voor de ontwikkelingen in het RCD is een structuurvisie en een milieueffectrapport (MER) gemaakt. Als onderdeel van het MER is een extern veiligheidsonderzoek verricht. Het RCD behoort tot de Nationale Sleutelprojecten (NSP) van het Rijk. Dit zijn grote infrastructurele spoorprojecten in gebieden waar ook grote gebiedsontwikkelingen plaatsvinden. In de Uitvoeringsovereenkomst (UOK) van 31 maart 2006 is tussen het Rijk en Rotterdam een bestuurlijke afspraak gemaakt over de maximale hoogte van het groepsrisico. Afgesproken is dat het groepsrisico voor het RCD-gebied niet hoger zal zijn dan 5,4 maal de oriënterende waarde met een inspanningverplichting van 15% reductie. De afspraken uit de bestuursovereenkomst zijn door de Minister van VROM in een brief van 13 augustus 2008 nogmaals bevestigd aan de toenmalige Wethouder Baljeu van Rotterdam. De Minister schrijft in die brief dat de in de UOK afgesproken risicoruimte randvoorwaardelijk zal gelden voor het Basisnet Spoor. Door het Ministerie van I&M is op 3 februari 2011 aan Rotterdam schriftelijk medegedeeld dat indien het Basisnet wettelijk wordt vastgelegd, het groepsrisico valt binnen de afspraken in de UOK.

Zeer kwetsbare bestemmingen
In het "Externe veiligheidsbeleid" (2013) van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) is een onderscheid gemaakt tussen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare objecten.

Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) (artikel 1, eerste lid, onderdeel l) worden zowel een groot kantoorgebouw (groter dan 1500 m2) als een kinderdagverblijf als kwetsbare objecten aangemerkt. Dit terwijl vanuit zelfredzaamheid een wezenlijk verschil bestaat tussen kantoorpersoneel en kinderen in de leeftijd van 0 tot 8 jaar.

Om daar een nuance in te maken wordt door de VRR onderscheid gemaakt in de functie die een bestemming heeft. Zo wordt door de VRR een kantoorpand als kwetsbaar aangemerkt en een kinderdagverblijf als "zeer" kwetsbaar. Dit vanwege het verschil in de mate van zelfredzaamheid van de beide gebruikersgroepen.

Zelfredzaamheid bij rampen en crises wordt als volgt gedefinieerd: "zelfredzaamheid is het vermogen van burgers om zichzelf en anderen te helpen voor, tijdens en na crises". De geoperationaliseerde definitie is als volgt verwoord: "Preventieve en repressieve handelingen van burgers om zichzelf voor te bereiden op, en zichzelf en anderen in veiligheid te brengen tijdens een fysiek onveilige situatie'

Onder zelfredzame personen worden doorgaans de volgende personen verstaan:
- Werkzame personen in en rondom gebouwen (bedrijven, verzorgingstehuizen, inrichtingen, instellingen, scholen (leeftijd van 16 jaar en ouder))
- Scholieren en studenten (leeftijd van 12 jaar en ouder). - Leerlingen regulier basisonderwijs (leeftijd van 8 t/m 12 jaar).
- Personen die zich buiten bevinden en zich zonder hulp van derden kunnen redden c.q. uit het effectgebied weg kunnen vluchten.

Onder beperkt/niet-zelfredzame personen kunnen doorgaans de volgende personen worden verstaan:
- Kinderen in de leeftijd van 0 tot 8 jaar (KDV/MKD + speciaal en regulier onderwijs);
- Leerlingen van speciaal en aangepast basisonderwijs (4 t/m 13 jaar);
- Patiënten in (gesloten en/of open) psychiatrische inrichtingen;
- Patiënten en bewoners van zieken-, verpleeg- en verzorgingstehuizen;
- Minder validen: alle leeftijden (geestelijk en lichamelijk).

De VRR hanteert in de externe veiligheidsadvisering in ieder geval de volgende uitgangspunten:

- De VRR vindt het niet wenselijk om "zeer" kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het worstcase scenario (hitte- en drukeffecten) toe te staan. Personen die beperkt/niet-zelfredzaam zijn kunnen niet op eigen gelegenheid het gebouw en het gebied ontvluchten. Hierdoor is de kans dat deze personen gewond raken of komen te overlijden groter dan personen die wel zelfredzaam zijn;

- De VRR vindt het niet wenselijk om (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het meest geloofwaardige scenario (hitte- en drukeffecten) zonder noodzakelijke maatregelen toe te staan;

- De VRR vindt het niet wenselijk om binnen de 100% letaliteitcontour (A-zone) van het worstcase scenario (toxisch) bestemmingen met grote groepen mensen die buiten verblijven te realiseren (sportvelden, recreatie- en evenemententerreinen). Door de ontwikkelsnelheid van het incident is er voor de aanwezige personen een beperkte vluchtmogelijkheid.

6.6.1 Onderzoek externe veiligheid

Het onderzoek naar externe veiligheid is uitgevoerd ten behoeve van bestemmingsplan Rotterdam Central District, zie Bijlage 3 Onderzoek externe veiligheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor is de enige bron die effect heeft op het Groot Handelsgebouw. De conclusie uit het onderzoek is dat het plaatsgebonden risico gelijk blijft. Het groepsrisico, als gevolg van de nieuwe ontwikkelingen de mogelijk zijn gemaakt in bestemmingsplan Rotterdam Central District, stijgt naar 0,47 maal de oriëntatiewaarde. Dit bestemmingsplan levert geen bijdrage aan de stijging van het groepsrisico. Het Groot Handelsgebouw is een bestaand gebouw en in volledig in bedrijf. Het bestemmingsplan gaat geen nieuwe ontwikkelingen toe die een negatief effect hebben op de hoogte van het groepsrisico. Voor de invulling en de locatie van het Groot Handelsgebouw zijn daarom geen ruimtelijke alternatieven onderzocht.
Tevens is onderzocht wat het groepsrisico zal zijn als alle ontwikkelingen ter plaatse van het Schiekadeblok en Pompenburg langs het spoor worden mogelijk gemaakt. In die situatie stijgt het groepsrisico naar 3,2 maal de oriëntatiewaarde. Dit ligt onder de afgesproken oriëntatiewaarde in de Uitvoeringsovereenkomst.

Het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw legt het bestaande gebouw en het bestaande gebruik vast en levert daarmee geen bijdrage aan een verhoging van het groepsrisico.

De 100% letaliteitcontour bepaalt het gebied waar 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. In dit bestemmingsplan ligt de 100% letaliteitcontour op 140 meter van de rand van het spoor. Dit betekent dat deze zone over het Groot Handelgebouw ligt. In principe zijn hier geen bestemmingen toegestaan waar personen zijn ondergebracht die beperkt of niet zelfredzaam zijn. In het Groot Handelsgebouw zit al jaren een kinderdagverblijf aan de Conradstraat. In het bestemmingsplan is het kinderdagverblijf toegestaan en gelimiteerd tot de locatie en omvang waarin de functie nu bestaat. Andere functies waar zeer kwetsbare mensen verblijven, zijn in het Groot Handelsgebouw niet toegestaan.

Het is van belang dat de hulpdiensten in geval van een incident op het spoor, met eventuele escalatie richting de omliggende objecten, op kunnen treden. Daarvoor dienen de objecten in het effectgebied (tweezijdig) bereikbaar te zijn voor hulpdiensten en dient er voldoende bluswater aanwezig te zijn. Voor de verdere uitwerking wordt verwezen naar de 'Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid" van de VRR.
Voor het Groot Handelsgebouw ligt binnen de 1% letaliteitscontour van de meest geloofwaardige scenario's heeft een bestemming waarbij een BHV-organisatie vereist is. Voor die objecten geldt dat het wenselijk is dat de BHV-organisatie op de hoogte is van de scenario's die op kunnen treden en weet hoe te handelen in geval van een incident. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Voor de overige functies en objecten is het van belang om zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'. Het Groot Handelsgebouw beschikt over een BHV-organisatie. Huurders zijn op de hoogte van het mogelijke effect van een calamiteit op het spoor en kunnen via een SMSalert worden geïnformeerd door de centrale BHV-organisatie.

6.6.2 Conclusie

Door in dit bestemmingsplan de bestaande situatie van het Groot Handelsgebouw vast te leggen, stijgen het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet.

De VRR heeft bepaald dat het advies dat zij heeft gegeven tijdens het vooroverleg bij bestemmingsplan Rotterdam Central District nog steeds accuraat is. Een reactie hierop is verder uitgewerkt in paragraaf 9.2 Vooroverleg.

6.7 Natuur

De Wet natuurbescherming is de Nederlandse implementatie van het Europese natuurbeleid zoals vastgelegd in de Habitatrichtlijn, de Vogelrichtlijn en in de verdragen van Bern en Bonn.

De Wet natuurbescherming heeft de volgende doelstellingen; -het behouden en ontwikkelen van natuur, - het behouden en herstellen van de biodiversiteit, -het duurzaam kunnen blijven inzetten van natuur voor ecosysteemdiensten en -het realiseren van samenhangend beleid gericht op het behoud van waardevolle landschappen vanwege hun maatschappelijke functies. De Wet natuurbescherming verwezenlijkt bovenstaande doelen via; actieve natuurbescherming, gebiedsbescherming, soortbescherming en algemene zorgplicht voor natuur.

Actieve natuurbescherming volgt uit de, door de EU aan haar lidstaten opgelegde, verplichting zorg te dragen voor een goede stand van de natuur. Op provinciaal niveau is dit onderdeel van de Wet natuurbescherming nog niet uitgewerkt.

De Wet natuurbescherming kent geen procedurele vereisten bij het opstellen van ruimtelijke plannen. In de toelichting van het bestemmingsplan dient te worden gemotiveerd dat het plan aanvaardbaar is vanuit het oogpunt van de Wet natuurbescherming. Het begrip 'aanvaardbaar' betekent dat bij de uitvoering van het plan een vrijstelling geldt of een ontheffing mogelijk is. Bij vaststelling van het (ontwerp) bestemmingsplan dient deze toetsing aan de Wet natuurbescherming in principe afgerond te zijn. Echter het bestemmingsplan kijkt 10 jaar vooruit, en het is nog niet bekend wanneer de mogelijk gemaakte ontwikkelingen ook daadwerkelijk plaats gaan vinden. Uitgebreid onderzoek naar flora en fauna wordt in dit stadium bij een gebiedsbestemmingsplan daarom geen redelijke inspanning geacht. Wel wordt onderzocht of de nieuw mogelijk gemaakte ontwikkelingen geen onoverbrugbare strijdigheden met de Wet natuurbescherming opleveren (aanvaardbaarheidstoets).

Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen een bestaande bestemming of bij een veranderende bestemming (bijvoorbeeld sloop en nieuwbouw of renovatie) dient tijdig voorafgaand aan de werkzaamheden nog wel flora en faunaonderzoek te worden uitgevoerd naar de specifieke effecten van de betreffende ontwikkeling op potentieel aanwezige beschermde flora en fauna.

Beschermde en waardevolle natuurgebieden

Op 18 maart 2014 is door B&W de Rotterdamse Natuurkaart vastgesteld. Het doel van de Natuurkaart Rotterdam is om de omgevingskwaliteit te verbeteren door meer rekening te houden met de ecologische kansen op ontwikkellocaties. Ingezet wordt op het verbinden van gebieden waar ecologische kwaliteit aanwezig is en deze gebieden ook te verbinden met Natuurnetwerk Nederland.

Het plangebied ligt op ruim 12 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden 'Oude Maas'. Directe negatieve effecten zoals verstoring kunnen derhalve worden uitgesloten. Indirecte effecten als gevolg van de toename van stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten. Het betreft een conserverend bestemmingsplan dat niet leidt tot de toevoeging van extra stikstofemissie bronnen.

Het plangebied ligt niet binnen de aangewezen gebieden op de gemeentelijk natuurkaart of het Natuurnetwerk Nederland. Effecten op deze gebieden is derhalve uitgesloten

Beschermde soorten

• In het plangebied zijn potenties van soorten met jaarrond beschermde nesten van de huismus;
• In het plangebied zijn potenties voor verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen;
• In het plangebied zijn potenties aanwezig voor van ontheffing vrijgestelde Nationaal beschermde soorten;
• In het plangebied zijn potenties aanwezig voor algemene en categorie 5 soorten broedvogels.

Hoewel beschermde soorten aanwezig kunnen zijn vormt dit geen bezwaar voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Er zijn voldoende mogelijkheden om indien nodig maatregelen te nemen.

De effecten op in het plangebied aanwezige beschermde flora en fauna door toekomstige, nu nog niet voorziene, ruimtelijke ingrepen die passen binnen de huidige bestemmingen dienen voorafgaand aan de uitvoering getoetst te worden. Hierbij is te denken aan sloopwerkzaamheden, renovatiewerkzaamheden (zoals gevelisolatie, vervangen van het dak, boeiborden of kozijnen), toevoegen van verlichting of het verdichten van ruimtes.

Het bestemmingsplangebied is ongeschikt voor strikt beschermde soorten maar wel geschikt voor algemene broedvogels en bijvoorbeeld insecten. Het gebied kan daarmee belangrijk zijn voor de biodiversiteit. Dit kan versterkt worden door:

  • Het toevoegen van inheemse beplanting bestaande uit kruiden/struiken/struweel aan de daken. Hiermee ontstaat meer variatie en wordt meer voedsel- en schuilmogelijkheden geboden aan fauna;
  • Natuurinclusief renoveren van de bebouwing. Kies bij transformatie, en renovatieprojecten voor het toevoegen van nestkasten voor onder andere huismus en gierzwaluw en vleermuiskasten in de bebouwing. Hiermee worden locaties voor deze soorten aangeboden;
  • Beperk het gebruik van verlichting zoveel mogelijk langs de gevel en op het dak. Dit kan bijdrage aan de kwaliteit van het leefgebied voor diverse fauna.

6.7.1 Conclusie

Aangezien dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt waardoor het gebouw ingrijpend wordt gewijzigd, zijn geen negatieve effecten op de natuur te verwachten, zie Bijlage 4 Floraen faunatoets.

6.8 M.e.r.-beoordeling

Het instrument milieueffectrapportage wordt gebruikt om het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming. De basis hiervan ligt in de EU richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en in het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.).

Voorgenomen activiteit
De voorgenomen activiteit betreft het bestemmen van het reeds bestaande Groot Handelsgebouw. Het bestaande gebouw heeft een bedrijfsvloeroppervlak van 128.000 m2. Ten opzichte van de huidige bestaande detailhandel (nu 3285 m2) is 3500 m2 nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt. Daarnaast worden maximaal twee nachthorecalocaties met meer dan achtergrondmuziek mogelijk gemaakt en maximaal 180 hotelkamers. Al deze functies passen binnen de flexibele invulling van het Groot Handelsgebouw, uitgangspunt is dat het gebouw in de huidige omvang gehandhaafd blijft.

Samenhang met andere projecten
Het Groot Handelsgebouw ligt in het Rotterdam Central District maar het is geen samenhangend project in de zin van het Besluit m.e.r.. De zeer beperkte ontwikkelingen in het Groot Handelsgebouw kunnen financieel zelfstandig plaatsvinden. Er zijn geen bestuurlijke of privaatrechtelijke overeenkomsten die op enige samenhang met projecten in de omgeving duiden. Het Groot Handelsgebouw is een losstaand gebouw dat volledig zelfstandig toegankelijk is. De omvang van de voorgenomen activiteit zoals hierboven beschreven is daarom het uitgangspunt geweest voor het bepalen van de m.e.r.-beoordelingsplicht.

Argumentatie
Om te bepalen of het bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De bovengenoemde mogelijkheden moeten worden gezien als een stedelijke ontwikkeling zoals omschreven in het Besluit m.e.r. kolom 1, opgenomen in het onderdeel D 11.2: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
De voorgenomen activiteit zoals in het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw is beschreven, is niet m.e.r.-beoordelingsplichtig. Het betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. categorie D 11.2, omdat de wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie gering zijn. De aard van het plan ziet op een bestaand gebouw waarin op dit moment diverse functies zijn gehuisvest. Er wordt slechts in beperkte mate verschuiving van die functies mogelijk gemaakt. Het betreft de mogelijkheid van uitwisseling tussen of vervanging van functies. Het netto bedrijfsvloeroppervlak wijzigt niet. Er is geen sprake van een geheel nieuwe functie en de omvang van de mogelijke wijzigingen ten opzichte van de bestaande situatie is klein en heeft daarmee geen tot weinig impact op de omgeving.

Omdat het bestemmingsplan niet m.e.r.-beoordelingsplichtig is, hoeft er geen m.e.r.-besluit te worden genomen.

Hoofdstuk 7 Handhaving

In veel gevallen zijn illegale bebouwing en gebruik voor de gemeente niet direct kenbaar. Veelal komt de gemeente daarachter nadat door belanghebbenden is geklaagd over overlast. Inspectie ter plaatse en raadpleging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan leert pas dan of er sprake is van strijd met de gegeven bestemming en of daartegen kan worden opgetreden. Op grond van gemeentebeleid, neergelegd in het Beleidsplan Naleving Omgevingsrecht 2021 - 2025, wordt bij de huidige aanpak eerst gekeken of het gebruik/bouwwerk kan worden gelegaliseerd. Als legalisatie niet mogelijk of wenselijk is, zal de overtreder doorgaans met een dwangsom worden gesommeerd om binnen een bepaalde periode een einde te maken aan de overtreding.

Hoofdstuk 8 Financiële Uitvoerbaarheid

Ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn en waarbij de gemeente Rotterdam geen eigenaar is, geldt dat de kosten ten laste komen van de grondeigenaar. Indien voor een ontwikkeling ingrepen in de openbare ruimte nodig zijn dan kunnen die door de gemeente voor rekening en risico van de grondeigenaar worden uitgevoerd een en ander in samenhang met het wettelijk verplichte gemeentelijke kostenverhaal. Gelet op het vorenstaande is het plan financieel uitvoerbaar.

Hoofdstuk 9 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

9.1 Participatie

Het bestemmingsplan omvat één gebouw met één eigenaar waarmee tijdens het opstellen van het bestemmingsplan Groot Handelsgebouw regelmatig is afgestemd.

Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, zal eenieder gedurende zes weken, in de gelegenheid worden gesteld een zienswijze in te dienen met betrekking tot het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de periode van terinzagelegging zal een informatieavond georganiseerd worden waar eenieder vragen kan stellen met betrekking tot het terinzageliggende ontwerpbestemmingsplan.

9.2 Vooroverleg

In de inleiding is al aangegeven dat het Groot Handelsgebouw tot en met de voorontwerpfase onderdeel was van bestemmingsplan Rotterdam Central District. Het conceptontwerpbestemmingsplan Rotterdam Central District is destijds gezonden aan:

  • GS, Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie Ruimte en Milieu;
  • Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard;
  • VRR, Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond;
  • TenneT, Zuid-Holland, beheerder hoogspanningsnet;
  • Stedin, regionale netbeheerder gas en elektriciteit;
  • K.P.N. Telecom;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Ministerie Infrastructuur en Milieu;
  • Inspectie Leefomgeving en Transport;
  • Rotterdam The Hague Airport;
  • Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen;
  • Ministerie van Economische Zaken,
  • Landbouw en Innovatie;
  • Rijkswaterstaat West-Nederland;
  • Rijksluchtvaartdienst;
  • Luchtverkeersleiding Nederland;
  • ProRail;
  • Evides;
  • Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR);
  • Metropoolregio Rotterdam Den Haag;
  • Monet, beheerder telecommunicatiemasten;
  • VWS Pipelinecontrol.

ProRail, VRR en de Provincie Zuid-Holland hebben een inhoudelijke reactie gegeven. Hieronder wordt kort ingegaan op de onderdelen uit die reacties die effect hebben op het Groot Handelsgebouw.

Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond

  • Groot Handelsgebouw
    Het Groot Handelsgebouw heeft de functie 'Gemengd' en valt binnen de 100% letaliteitscontour van de worstcase scenario's (toxische, hitte- en drukeffecten) van het spoor. Deze functie maakt het mogelijk om op de locatie van het Groot Handelsgebouw een of meerdere kinderdagverblijven te realiseren, een functie die getypeerd wordt als 'zeer kwetsbaar'. In het Externe Veiligheidsbeleid dat de gemeente Rotterdam in samenwerking met de VRR heeft vastgesteld, is vastgelegd dat zeer kwetsbare gebouwen niet gewenst zijn binnen de 100% letaliteitcontour van het worstcase scenario
    a. Het is in geval van nieuwe situaties wenselijk om de functie kinderdagverblijf enkel toe te staan aan de zijde van de Weena, omdat de aanwezigen daar bescherming genieten van de rest van het Groot Handelsgebouw. Daarbij is het van belang dat de aanwezigen binnen kunnen schuilen en dat de BHVorganisatie weet hoe te handelen in geval van een incident op het spoor;
    b. Voor de huidige aanwezige kinderdagverblijven is het mogelijk om te kiezen voor een zogeheten uitsterfregeling. Het huidige kinderdagverblijf mag blijven, maar als de huidige eigenaar besluit het pand te verkopen/verhuren, dan mag de nieuwe eigenaar niet opnieuw een zeer kwetsbare functie exploiteren. Als er daarnaast binnen het Groot Handelsgebouw nieuwe aanvragen komen voor kinderdagverblijven, wordt verwezen naar adviespunt a.

Reactie:

In dit bestemmingsplan wordt het enige bestaande kinderdagverblijf positief bestemd maar het kinderdagverblijf heeft geen mogelijkheden tot uitbreiding of verhuizing binnen het gebouw. Ook het toevoegen van een nieuw kinderdagverblijf is niet mogelijk.

  • Kwetsbare objecten
    Diverse (beperkt) kwetsbare objecten (zoals bedoeld in artikel 1 van het Bevi) vallen binnen de 'Wo letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario van het spoor (120 meter vanaf de buitenste spoorstaaf). Construeer die objecten in geval van een verbouwing/herontwikkeling zodanig dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van aanwezigen verbeterd worden. Als deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld kan worden is een object geschikt om enkele uren in te schuilen.

Reactie:

In artikel 31.3 is opgenomen dat kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten binnen 120 meter vanaf het spoor moeten voldoen aan bovenstaande eisen.

  • Bereikbaarheid hulpdiensten en BHV organisatie
    Het is van belang dat de hulpdiensten in geval van een incident op het spoor, met eventuele escalatie richting de omliggende objecten, op kunnen treden. Daarvoor dienen de objecten in het effectgebied (tweezijdig) bereikbaar te zijn voor hulpdiensten en dient er voldoende bluswater aanwezig te zijn. Voor de verdere uitwerking hiervan verwijs ik u naar de 'Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid" van de VRR.
    Een deel van de objecten gelegen binnen de 1% letaliteitscontour van de meest geloofwaardige scenario's heeft een bestemming waarbij een BHV-organisatie vereist is. Voor die objecten geldt dat het wenselijk is dat de BHV-organisatie op de hoogte is van de scenario's die op kunnen treden en weet hoe te handelen in geval van een incident. Doorgaans is schuilen in een gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen. Voor de overige functies en objecten is het van belang om zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.

Reactie:

De aanbeveling van de VRR wordt opgenomen in de toelichting.

Provincie Zuid-Holland

  • De provincie Zuid-Holland stelt dat in hun ruimtelijk beleid als uitgangspunt heeft dat nieuwe detailhandelsontwikkelingen plaatsvinden binnen of aansluitend aan de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken. RCD is aansluitend aan het bestaande winkelconcentratiegebied van het centrum van Rotterdam. Binnen het centrum van Rotterdam kunnen alle detailhandelsbranches worden toegelaten en is er in principe ruimte voor dynamiek en innovatie. Het is op basis van het plan en de toelichting niet duidelijk hoeveel nieuwe (planologische) detailhandel er met dit plan mogelijk wordt gemaakt. De provincie vraagt hierover helderheid te verschaffen. Voor zover de toevoeging aan detailhandel een omvang heeft van meer dan 4.000 m2 bruto vloeroppervlak, dient ook een advies van de Adviescommissie detailhandel Zuid-Holland aangevraagd te worden.

Reactie:

In paragraaf 4.2.1.2 Detailhandel is ingegaan op hoeveel detailhandel er fysiek in het bestemmingsplangebied aanwezig is en hoeveel vierkante meter er planologisch wordt toegevoegd. De totale toevoeging is minder dan 4000m2, een advies van de Adviescommissie detailhandel is niet noodzakelijk. Voor meer informatie zie 4.2.1.2 Detailhandel.

Bijlagen

Bijlage 1 Wateradvies

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 3 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 4 Flora En Faunatoets