KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Leiding - Olie
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 11 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken
1.4 Opbouw Van De Toelichting
Hoofdstuk 2 Analyse Bestaande Situatie
2.1 Algemeen
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Structuur
2.4 Beschrijving Bouwplan
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Inleiding
4.2 Bodem
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
4.7 Flora En Fauna
4.8 Water
4.9 Archeologie
4.10 Duurzaam Bouwen
4.11 Parkeren
4.12 Verkeer
4.13 Molenbiotoop
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Verantwoording Planvorm
6.2 Opbouw Regels
6.3 De Bestemmingen
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Inleiding
7.2 Inspraak
7.3 Overleg
7.4 Zienswijzen
Bijlage 1 Bodemonderzoek
Bijlage 2 Geluidsonderzoek
Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen En Vogels
Bijlage 4 Onderzoek Rugstreeppad En Kleine Modderkruiper
Bijlage 5 Projectplan Ontheffingsaanvraag Flora- En Faunawet
Bijlage 6 Brief Minister
Bijlage 7 Advies Vrr
Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan
Bijlage 9 Staat Van Wijzigingen

Boulevard I

Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam

Onherroepelijk op 23-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Boulevard I van de gemeente Rotterdam.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01 met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, of hiermee gelijk stellen gebieden, alsmede kappers, schoonheidssalons, hondentrimsalons en pedicures, die door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.10 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.14 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.15 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.18 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, het verhuren en/of het leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 evenement

een één of meerdaagse voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.24 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.25 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren en/of logies:

  1. a. horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen; in het bedrijf worden overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank verstrekt;

  1. b. horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden dan wel afgehaald kunnen worden; daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaak, lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkel, restaurant;

  1. c. horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen; daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar;

  1. d. horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren; daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning);

  1. e. horeca, categorie 5:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf; daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.26 inwoning

het uit het oogpunt van mantelzorg bewonen van een woonruimte, die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is (genomen), met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen en dat woningsplitsing en/of kamerbewoning niet toegestaan is.

1.27 kamerbewoning

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijgebouwen door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.

1.28 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.29 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.30 nutsvoorziening

voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.31 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 m beneden peil.

1.32 peil

  1. a. voor gebouwen 4 m +NAP;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.33 perceel

de aaneengesloten, bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid vormende gronden behorende bij een woning, bedrijf of instelling.

1.34 perceelgrens

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.35 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 'specifieke vorm van leiding - olie-1'

de zone met een breedte van 23 m aan weerszijden van de olieleiding met een maximale druk van 50 bar.

1.37 'specifieke vorm van leiding - olie-2'

de zone met een breedte van 19 m aan weerszijden van de hartlijn van de olieleiding met een maximale druk van 25 bar.

1.38 'specifieke vorm van leiding - olie-3'

de zakelijke rechtstrook (belemmeringstrook) met een breedte van 5 m aan weerszijden van de olieleidingen.

1.39 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of "uitstraling" als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.40 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.41 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.42 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

2.7 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bermen en beplanting;
  3. c. paden;
  4. d. speelvoorzieningen;
  5. e. hondenuitlaatplaatsen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. kunstwerken;
  8. h. evenementen;
  9. i. waterlopen en waterpartijen met steigers;
  10. j. bergbezinkbassins en andere voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m²;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  2. b. voet- en rijwielpaden;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  5. e. straatmeubiliair;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. waterlopen en waterpartijen;
  9. i. bergbezinkbassins en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  10. j. bruggen;
  11. k. evenementen.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. de oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m²;
  4. d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen;
  2. b. de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de woning – voor zover door dit laatste gebruik geen overlast ontstaat – mag worden gebruikt ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep, met een maximum van 45 m²;
  3. c. inwoning in verband met mantelzorg, uitsluitend in de vorm van afhankelijke woonruimte;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage': tevens een parkeergarage;
  5. e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en erven;

met dien verstande dat per woning voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke parkeernormen zoals vastgelegd in het gemeentelijk parkeerbeleid.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. de gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  2. b. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste het met de maatvoeringaanduiding aangegeven bebouwingspercentage.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. bewoning als afhankelijke woonruimte;
  2. b. kamerbewoning;
  3. c. seksinrichtingen.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor de uitoefening van aan-huis-verbonden bedrijven, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  2. b. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    1. 1. geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder categorie B of C van het Activiteitenbesluit valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
    2. 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    3. 3. het gebruik van de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is;
  3. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  4. d. parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden;
  5. e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij de woning;
  6. f. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van 45 m².

Artikel 6 Leiding - Olie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor olietransportleidingen.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - olie-1' zijnde het 10-6plaatsgebonden risicocontour, geen kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden mogelijk gemaakt op basis van het bouwplan;
    2. 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - olie-2' zijnde het 10-6plaatsgebonden risicocontour, geen kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden mogelijk gemaakt op basis van het bouwplan.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het 10-6 plaatsgebonden risicocontour wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het verschuiven dan wel laten vervallen van de op de opgenomen 10-6 plaatsgebonden risicocontour, indien het risico is beperkt dan wel is opgeheven.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het onderhoud en de instandhouding van dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten behoeve van de waterkering.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. a. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. b. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene Wijzigingsregels

Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige Regels

Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Boulevard I'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel Bestemmingsplan

Op de locatie hoek Boulevard – Koninginnelaan is de bouw van twee woontorens gewenst. Hierin zullen 64 appartementen worden gerealiseerd met bijbehorende parkeervoorzieningen. Het plangebied is gelegen binnen de groene zoom van Rozenburg en heeft hierdoor een groene uitstraling. Het doel is dat op deze locatie woningbouw kan worden gerealiseerd. Om de beoogde ontwikkeling mogelijk te maken, is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld. In het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming "Groenvoorzieningen”. Voor de opzet van het bestemmingsplan wordt aangesloten bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Rozenburg ligt op een voormalig eiland dat eeuwen geleden is ontstaan uit een aantal op- en aangeslibde platen in het mondingsgebied van de Maas. Lang heeft het eiland een agrarisch karakter gehad en sloot het historisch gezien aan bij de Zuid-Hollandse eilanden. Bij de ontwikkeling van het Rotterdams zeehavengebied na de Tweede wereldoorlog is Rozenburg zich gaan toeleggen op de opvang van deze werknemers. De agrarische kern werd een moderne, groene woongemeenschap, waarbij bewust een groengordel rondom het dorp is aangelegd als visuele bescherming tegen de omringende industrie van Europoort en Botlek.

De locatie ligt in het noorden van Rozenburg, in de groene rand van Rozenburg dichtbij de Nieuwe Waterweg (zie figuur 1.1). Aan de noordzijde ligt in oost-westelijke richting de Boulevard Rozenburg. Ter hoogte van het punt waar de veerboot van en naar Maassluis aanmeert sluit in noord-zuid richting naar de Koninginnelaan aan op de Boulevard Rozenburg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied Boulevard 1

1.3 Bij Het Plan Behorende Stukken

Het bestemmingsplan bestaat uit een plankaart waarop onder meer de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven, planregels waarin de regels voor de op de plankaart vermelde bestemmingen zijn opgenomen en een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De plankaart vormt samen met de planregels het bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord.

1.4 Opbouw Van De Toelichting

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de bestaande situatie van het gebied. Daarnaast wordt de ruimtelijke structuur belicht in de vorm van een ruimtelijke- en functionele analyse en wordt het bouwplan beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en de overige onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de juridische regeling, zoals deze op de plankaart en in de regels is opgenomen. Tenslotte geeft hoofdstuk 7 de resultaten van overleg, inspraak en zienswijzen met alle betrokkenen weer.

Hoofdstuk 2 Analyse Bestaande Situatie

2.1 Algemeen

Rozenburg maakt deel uit van de stadsregio Rotterdam en ligt te midden van de industriegebieden Europoort en Botlek (zie figuur 2.1). De gemeente ligt op het gelijknamige eiland Rozenburg. Rozenburg heeft een oppervlakte van 637 ha waarvan 253 ha bebouwde kom. Rondom de gemeente ligt een groengordel van 160 ha.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0002.png"

Figuur 2.1 Rozenburg

De gemeente Rozenburg had in 2009 circa 12.500 inwoners. In de onderstaande tabel is de bevolking van Rozenburg gedifferentieerd naar geslacht en leeftijd (bron: CBS, gegevens 25 februari 2009).

Leeftijd Geslacht
Totaal Man Vrouw
Jonger dan 20 jaar 2.746 1.400 1.346
20 tot 65 jaar 7.692 3.881 3.811
65 jaar en ouder 2.037 948 1.089
Totaal 12.475 6.229 6.246

Rozenburg heeft ongeveer 5.700 woningen, waarvan ongeveer de helft bestaat uit huurwoningen.

Vervolg van dit hoofdstuk

In het vervolg van dit hoofdstuk wordt verder ingegaan op Rozenburg. Er wordt een analyse gegeven van het plangebied op zowel ruimtelijk als functioneel niveau. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de ingrediënten van het stedenbouwkundig plan Boulevard I dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

Rozenburg is ontstaan als eiland in het mondingsgebied van de Maas. Op het eiland lagen verschillende polders en de dorpen Nieuw Rozenburg, Oud Rozenburg en Blankenburg.

In de jaren na de Tweede Wereldoorlog werd het gebied rondom Rozenburg ontwikkeld tot zeehavengebied. Intensieve gesprekken tussen de gemeentebesturen van Rotterdam en Rozenburg zorgden er voor dat Rotterdam zich ging toeleggen op de industrie- en havenontwikkeling. Rozenburg kreeg als taak mee om te zorgen voor de opvang van de bevolking in een woonenclave met goede faciliteiten. De nieuwe kern werd gesitueerd rond het oude eilanddeel Rozenburg.

Verschillende oude elementen zijn ondanks de schaalvergroting behouden en herinneren aan het verleden. De molen, de kerk, het oude raadhuis, de dijkwoningen, de monumentale panden langs de Molenweg en het buurtschap de Vink zijn de tastbare voorbeelden die maken dat Rozenburg een levend verleden heeft.

2.3 Ruimtelijke Structuur

De ruimtelijke hoofdstructuur van Rozenburg bestaat uit een binnenring met daarin opgenomen het oudere dorpsgebied (met kerk, begraafplaats en molen), en een hedendaagse voorzieningenstrip, de min of meer in een langgerekte rechthoekige ring rondom de binnenring gelegen woonbuurten en een daaromheen gelegen groene parkzone. Rozenburg wordt aan alle zijden omgeven door een hoog, met groen begeleid dijklichaam en een grotendeels op dit dijklichaam gelegen rondweg. Vanaf deze rondweg is een bijzonder uitzicht mogelijk over de Nieuwe Waterweg naar Maassluis. Op de locatie hoek Boulevard - Koninginnelaan worden twee woontorens, 64 appartementen, gebouwd.

2.4 Beschrijving Bouwplan

De twee woontorens worden gerealiseerd bij de noordelijke entree van Rozenburg, namelijk ten zuidoosten van de aansluiting van de Koninginnelaan op de Boulevard. De twee torens staan in het zicht vanaf de in Maassluis gelegen Deltaweg en vormen daardoor een belangrijke 'landmark' van Rozenburg gezien vanaf de noordzijde van de Nieuwe Waterweg. Vanaf de noordelijke entree leiden twee hoofdassen naar het woongebied van Rozenburg, namelijk de Koninginnelaan en de Grote Stern. De woontorens staan aan het begin van een tussen de Boulevard en de Esdoornlaan gelegen groenzone. Hierdoor vormen de twee torens ook vanuit Rozenburg twee belangrijke elementen binnen de stedenbouwkundige structuur en de groenstructuur van Rozenburg. De ligging van de torens in de randzone van Rozenburg vormt door de nabijheid van de Nieuwe Waterweg en de groenzone een bijzondere meerwaarde voor de woonkwaliteit van de appartementen. De bouwhoogte van de westelijke toren met 8 woonlagen (9 bouwlagen), bedraagt circa 24,5 tot 27,5 m boven dijkniveau / dek van het gemeenschappelijk maaiveldparkeren (36 m + NAP). De oostelijke woontoren heeft een extra woonlaag en komt daardoor uit op 9 woonlagen en een bouwhoogte van circa 27,5 tot 30,5 m boven dijkniveau (37,5 m +NAP). De twee woontorens bevatten samen opgeteld 64 appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0003.png"

Figuur 2.2 Impressie woontorens vanaf Nieuwe Waterweg

De twee torens worden onder een duidelijke hoek ten opzichte van elkaar geplaatst. Hierdoor staan de torens ook onder een schuine hoek ten opzichte van de Boulevard en is er sprake van een meerzijdige oriëntatie van de torens op de Nieuwe Waterweg. Deze oriëntatie wordt versterkt doordat het aan de zijde van de Nieuwe Waterweg gelegen deel van het platte dak iets is opgetild.

Een op polderniveau gelegen parkeerruimte met een dek met een als verblijfsruimte ingericht dakniveau vormt de verbinding tussen de beide woontorens. De begane grondlaag van de torens bevindt zich op polderniveau. Deze onderste bouwlaag bevat een deel van de zich buiten de torens uitstrekkende parkeerdek met parkeren op het maaiveld, de hoofdentrees en bergingen. De onderste appartementen sluiten aan op het dijkniveau en het niveau van de op de parkeergarage in te richten buitenruimte. Een deel van deze onderste woonlaag wordt benut voor aan deze buitenruimte gelegen voorzieningen. De zich tussen de twee woontorens uitstrekkende verblijfsruimte is direct bereikbaar vanaf het dijkniveau en door middel van twee trappartijen vanaf de aansluitende groenzone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0004.jpg"

Figuur 2.3 Impressie Woontorens vanaf Koninginnelaan

Het parkeren wordt op het maaiveld opgelost onder een dek met 67 parkeerplaatsen. Verder worden binnen het plangebied 37 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. In totaal worden er dus 104 parkeerplaatsen gerealiseerd. De toegang tot het maaiveldparkeren onder een dek vindt plaats via het vanaf de Koninginnelaan bereikbare buitenparkeerterrein. Enkele delen hiervan zijn gereserveerd als groeiruimte voor bomen. Deze bomen staan in cirkelvormig uitgespaarde ventilatiegaten in het dek.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

In januari 2006 is de Nota Ruimte door de Eerste Kamer aangenomen. De Nota zet het ruimtelijk beleid voor de lange termijn (tot 2030) uiteen. In de nota worden vier algemene doelen geformuleerd: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden en borging van de veiligheid. De volgende beleidsdoelen staan hierbij centraal: ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en stedelijke centra, verbetering van de bereikbaarheid, verbetering van de leefbaarheid en sociaaleconomische positie van steden, bereikbare en toegankelijke recreatievoorzieningen in en rond de steden, behoud en versterking van de variatie tussen stad en land, afstemming van verstedelijking en economie met de waterhuishouding en waarborging van milieukwaliteit en veiligheid.

De Nota Ruimte zet onder meer in op het volgende:

  • efficiënt en zo mogelijk meervoudig ruimtegebruik, echter geen rode contouren om de kernen;
  • gemeenten moeten de mogelijkheid hebben om de eigen natuurlijke aanwas op te vangen;
  • veel sterker sturende rol van water bij de ruimtelijke inrichting;
  • bescherming van Het Groene Hart als nationaal landschap.

Met betrekking tot benutting van het bestaande bebouwde gebied wordt aangegeven dat in de laatste jaren voor Nederland als geheel al 30% van de uitbreiding van de woningvoorraad in bestaand stedelijk gebied (zoals dat in 1996 bestond) heeft plaatsgevonden. Een optimale benutting van het bebouwd gebied blijft van groot belang. Zowel hoogbouw als ondergronds bouwen kunnen daarbij een rol spelen. Het is van belang dat ook voor de komende jaren wordt vastgehouden aan de ambitie een flink deel van de productie binnenstedelijk te realiseren.

De Nota Ruimte gaat, meer dan voorheen, uit van het motto "decentraal wat kan, centraal wat moet". Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening.

Ontwerp AMvB Ruimte (29 mei 2009)

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer een gebundelde verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.

3.2 Provinciaal Beleid

Provinciale Structuurvisie (2 juli 2010)

In de 'Visie op Zuid-Holland' beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De structuurvisie geeft de visie voor 2020 met bijbehorende uitvoeringsstrategie en een doorkijk naar 2040. De nieuwe structuurvisie komt in de plaats van de vier streekplannen en de Nota Regels voor Ruimte.

De kern van 'Visie op Zuid-Holland' is het versterken van de samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil Zuid-Holland bereiken door realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

'Visie op Zuid-Holland' is opgebouwd uit vijf integrale hoofdopgaven, namelijk:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Verordening Ruimte (2 juli 2010)

In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte vastgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan:

Artikel 2 Contouren

Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn strak getrokken om het bestaand stedelijk gebied en kernen, rekening houdend met en de reeds vastgelegde streekplangrenzen en plannen waar de provincie reeds mee heeft ingestemd. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.

Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam (2020)

Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam (RR2020) is twee plannen in één: een streekplan en een regionaal structuurplan en komt in de plaats van het Streekplan Rijnmond uit 1996 en de Streekplanuitwerkingen Nesselande, Midden-IJsselmonde en Noordrand II en III. De ruimtelijke keuzes in het RR2020 worden pas juridisch bindend voor burgers en private partijen, als ze zijn overgenomen en uitgewerkt in de bestemmingsplannen van de gemeente.

Het streven naar stedelijke en sociale kwaliteit is onderdeel van RR2020. Binnen dit streven wordt aangestuurd op verbetering van zorgvoorzieningen. Net als Nederland als geheel heeft de regio Rotterdam te maken met vergrijzing. In de regio groeit de vraag naar zorgproducten en wonen met zorg. Voor ouderen, chronisch zieken en mensen met een functiebeperking die (met hulp) zelfstandig willen blijven wonen, is het allereerst belangrijk dat er voldoende geschikte woningen zijn op de daarvoor meest geëigende en bereikbare locaties.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke structuurvisie

De structuurvisie moet ervoor zorgen dat diverse projecten elkaar versterken en werkt als richtinggevend kader voor wat de gemeente op korte en middellange termijn wil gaan doen. Het tempo waarin dat gebeurd mag niet leiden tot groeipijnen op de korte termijn. Ontwikkelingen moeten passen binnen de langetermijnvisie voor de gemeente. Bij alle aandacht voor de uitvoering en de ontwikkeling, moet de aandacht voor de bestaande bebouwing en het beheer daarvan niet vergeten worden.

De Boulevard

Rozenburg krijgt een beter gezicht aan de Nieuwe Waterweg door aantrekkelijker bebouwing, gericht op het water en een aantrekkelijke inrichting van de openbare ruimte als promenade en oeverpark. De verbinding van de oever met het dorpscentrum wordt verbeterd. Hiermee worden meerdere doelen gediend:

  • het aanzicht van Rozenburg vanaf het water en de overkant verbetert (het gezicht van Rozenburg);
  • de Nieuwe Waterweg en de scheepvaart is beter te beleven vanuit Rozenburg;
  • aantrekkelijke woningen met uitzicht op het water realiseren.

De woningbouw zal vooral plaatsvinden door herstructurering van bestaande bebouwing en mogelijk worden uitgebreid met aanvullende bebouwing op strategische plaatsen.

De poorten van Rozenburg

De toegangswegen van Rozenburg worden verbijzonderd door zowel markante bebouwing als door de inrichting van de openbare ruimte. Hiermee wordt langs de rand het visitekaartje van Rozenburg voor voorbijgangers verbeterd. De onderbreking van de parkgordel bij de toegangswegen wordt zoveel mogelijk verkleind.

Koninginnelaan

De Koninginnelaan is de waardige verbinding tussen het dorpshart en de rivier in de vorm van een statige laan met royale woningen aan weerszijden. Vooral de aansluiting van de Koninginnelaan op de Boulevard moet worden aangepast om een uitnodigende entree naar het dorpshart te maken, met een inrichting die minder nadruk op het autoverkeer legt en bebouwing die zich richt op de Koninginnelaan.

Waterplan Rozenburg

Rozenburg en het waterschap Hollandse Delta gaan uit van een integrale visie op het waterbeheer. Hiermee bedoelen zij enerzijds dat het oppervlaktewater en grondwater in samenhang moet worden bekeken, voor zowel de waterkwantiteit als de -kwaliteit. Anderzijds wordt bij het waterbeheer rekening gehouden met de bodemgebruikfuncties en de sociale aspecten van het water zoals beleving en recreatie.

Het watersysteem vormt een onderdeel van onze leefomgeving die sociaal en economisch van belang is en waarvan de samenleving afhankelijk is om droge voeten te houden. Het streven is om binnen Rozenburg te komen tot een kwalitatief en kwantitatief goed watersysteem. Tevens moet water (meer) bijdragen aan de gewenste belevingswaarde van de omgeving. Deze doelstelling is als volgt uitgewerkt:

Waterkwaliteit en ecologie:

Het water voldoet aan de kwaliteitseisen en is biologisch gezond. Variatie in ecologie (en viswatertypen) is gewenst.

Waterkwantiteit:

Een robuust en veerkrachtig watersysteem wat voldoet aan de wateropgave. Het systeem is bestand tegen intensieve regenval en langdurige droogte. Het (peil)beheer is hierop afgestemd.

Aantrekkelijk voor ontspanning en recreatie:

Geen zichtbare vervuiling of achterstallig onderhoud. Het water is aantrekkelijk voor de bewoners en aanwezigen. Er is voldoende ruimte voor hengelsport en recreatie op het water. Waar mogelijk wordt aangehaakt bij fiets- en wandelroutes en de cultuurhistorische aspecten. Het water en de oevers zijn veilig.

Duurzaam waterbeheer:

Maatregelen worden aan de bron toegepast, afwenteling wordt voorkomen en onderhoud tot een aanvaarbaar minimum beperkt.

Groenstructuurplan Rozenburg

Gezien de bijzondere ligging van Rozenburg te midden van grijze/grauwe haven- en industriële activiteiten, staat Rozenburg bekend als de "groene parel van de Europoort"! Terwijl een gemiddelde gemeente in Nederland beschikt over circa 40 m² openbaar groen per inwoner, heeft Rozenburg circa 100 m² per inwoner. Mede hierdoor vormt Rozenburg voor velen een aantrekkelijke woonomgeving. Algemene hoofddoelstelling van het Groenstructuurplan is een strategisch plan, dat richting geeft aan de ontwikkeling en beheer van openbaar groen, zodanig dat het aansluit bij de wensen van de bevolking.

De stedenbouwkundige opbouw van Rozenburg wordt op hoofdlijnen gevormd door drie onderdelen, namelijk de buitenring (de groene zoom), de (woon)wijken en de binnenring (bestaande uit de voorzieningenstrip en het dorpscentrum). Deze onderdelen zijn bepalend voor de hoofdstructuur en ruimtelijke ordening in Rozenburg. Een algemeen uitgangspunt voor de (groen)visie is het behouden en versterken van de samenhang tussen deze onderdelen middels een groenstructuur. Een duidelijke en ook als zodanig herkenbare structurerende functie van de groene elementen langs met name de doorgaande wegen is daarbij van belang. Zij vormen de overgang tussen de drie onderscheiden onderdelen. Ook de groene/open buffers tussen de verschillende wijken zouden als vergelijkbaar kunnen worden behandeld. Verschil in daadwerkelijke uitwerking dient er wel te zijn aangezien het de begrenzingen tussen wijken betreft, en niet van stedenbouwkundige hoofdonderdelen. Daarnaast dienen bijzondere plekken geaccentueerd te worden met groene elementen om de hoofdstructuur verder te verduidelijken. Daarbij valt te denken aan de entrees van Rozenburg ter hoogte van de wijken en ook plaatsen waar de singels/verbindingswegen en de binnenring samenkomen.

Om een hoogwaardig woon- en leefmilieu te behouden is naast ordening en structuur ook voldoende diversiteit in de beeldvorming belangrijk. Op dorpsniveau is het in dit geval dan ook van belang om te streven naar waarneembare verschillen in beeld/karakter, ofwel de sfeer van de buitenring, de wijken en de binnenring. Het groen vervult daarbij een duidelijke esthetische functie.

Stedenbouwkundig plan Boulevard I

Het stedenbouwkundig plan Boulevard I bevat de stedenbouwkundige randvoorwaarden. Bij het verder uitwerken van de bouwplannen zal hieraan toetsing plaatsvinden.

3.4 Conclusie

Binnenstedelijke ontwikkeling is een speerpunt van rijks- en provinciaal beleid. De voorgenomen ontwikkeling voorziet hierin. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt tevens een bijdrage geleverd aan de woningbouwopgave van de deelgemeente Rozenburg en wordt invulling gegeven aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Inleiding

Onderstaand worden de voor dit bestemmingsplan relevante milieuaspecten beschreven. In de verschillende paragrafen worden de onderzoeken samengevat en zijn de belangrijkste conclusies voor het bestemmingsplan weergegeven. Voor een uitgebreide weergave van de betreffende onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen van dit bestemmingsplan, waarin de afzonderlijke onderzoeksrapportages zijn opgenomen.

4.2 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

Op de locatie is vooronderzoek en een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door het Centraal Bodemkundig Bureau (zie Bijlage 1). Doel van het onderzoek is vast te stellen of er in de bodem componenten aanwezig zijn, in zodanige concentraties dat er belemmeringen kunnen zijn ten aanzien van het huidig en/of toekomstig gebruik, of dat er sprake is van een bedreiging voor de volksgezondheid. Uit de onderzoeksresultaten blijkt, dat de bodem is verontreinigd met PAK (policycliysche aromaten). Het grondwater is verontreinigd met zware metalen (arseen) en naftaleen. De hoogst gemeten waarde in het grondwater overschrijdt de tussenwaarde, zijnde de waarde op basis waarvan ingevolge de Wet Bodembescherming in principe nader bodemonderzoek nodig is. Het matig verhoogde gehalte arseen in het grondwater is echter van natuurlijke oorsprong. Omdat het verhoogde gehalte aan arseen niet samengaat met verontreinigingen van die stof in de grond, ter plaatse van het grondwater, kunnen bij herinrichting saneringsmaatregelen voor arseen achterwege blijven. Vanuit dit oogpunt is dan ook geen nader onderzoek noodzakelijk. Echter wanneer ten behoeve van bouwwerkzaamheden bemaling nodig is, zal afstemming met de waterkwaliteitsbeheerder inzake de lozingseisen plaats moeten vinden. Uit de resultaten van asbestonderzoek op de locatie is geconcludeerd, dat geen asbesthoudend materiaal in de bodem is aangetroffen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de kwaliteit van de bodem van de locatie geschikt is voor het toekomstig gebruik, namelijk wonen. Bij de eventuele afvoer van grond van de locatie moet rekening worden gehouden met het feit dat het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing is.

4.3 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Daarbij geldt een kans van 10-6 als de grenswaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico bestaat uit een oriënterende waarde.

Inrichtingen

Het doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.


Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties geldt een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 meter strekken.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Wegen en Basisnet Water opgenomen in de circulaire. Voor spoorwegen worden in de gewijzigde circulaire nog geen veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden vermeld.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 treedt het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Externe Veiligheidsvisie Rozenburg

Het plaatsgebonden risico kent bij wet opgelegde normen. Het groepsrisico gaat uit van een verantwoorde decentrale keuze. Voor een transparante afweging van de risico's in relatie tot het nut en de noodzaak van ruimtelijke ontwikkelingen heeft de (deel)gemeente Rozenburg een Externe veiligheidsvisie opgesteld. Deze visie vormt een toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in het milieuspoor. De Externe veiligheidsvisie Rozenburg is opgesteld in samenwerking met de DCMR milieudienst Rijnmond. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR), de provincie Zuid Holland en het Havenbedrijf Rotterdam.

De deelgemeente grenst aan het Botlek- en Europoortgebied. In dit gebied zijn havengebonden en zware chemische en petrochemische bedrijven gesitueerd. Daarnaast vindt er transport van gevaarlijke stoffen plaats over de A15, de Botlekweg, de Noordzeeweg, de Havenspoorlijn, het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg. Op basis van de omliggende risicobronnen is nader onderzoek gedaan naar de externe veiligheidsrisico's bij uitvoering van het onderhavige plan. De volledige onderzoeken zijn onderdeel van de Externe veiligheidsvisie Rozenburg en kunnen worden ingezien via de website van de deelgemeente Rozenburg.

Onderzoek

Plaatsgebonden risico (PR)

Inrichtingen

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de bedrijven Huntsman BV en Compagnie de Manutention Ro-Ro Bv (CDMR). Uit de berekeningen blijkt dat het bouwplan voldoet aan de norm voor 10-6 plaatsgebonden risico.

Vaarwegen

Het plangebied ligt in de omgeving van het Calandkanaal en de Nieuwe Waterweg. Voor deze vaarwegen is het “Beleidskader gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuwe Maas” van toepassing. In het Beleidskader zijn bebouwingsafstanden opgenomen die bij de realisering van een ruimtelijk plan in acht genomen moeten worden. Het betreft de volgende bebouwingsafstanden:

  • een zone van 40 m vanaf de kade vrijhouden van bebouwing;
  • een gebied tussen 40 en 65 m vanaf de kade mag alleen worden bebouwd als een afdoende motivering wordt overgelegd voor de noodzaak tot bouwen;
  • buiten de zone van 65 m gelden in principe geen aanvullende eisen.

Het onderhavige plan ligt buiten de zone van 65 m van de genoemde vaarwegen. Op grond hiervan wordt geconcludeerd, dat het aspect externe veiligheid vanwege deze vaarwegen voor de realisering van onderhavig plan niet relevant is.

Spoor en wegtransport

Het plangebied ligt op circa 1.100 m van de havenspoorlijn en de A15/N15. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour van het spoor en de N15.

Buisleidingen

In de omgeving van het bouwplan zijn twee K1-buisleidingen aanwezig met een diameter van 24 inch en een maximale toegestane druk van 20 respectievelijk 25 bar. Op grond van de RIVM publicatie1 geldt voor deze leidingen een 10-6 plaatsgebonden risico afstand van 16 respectievelijk 19 m. Het plangebied ligt op een afstand van circa 41 m vanuit het hart van de meest nabijgelegen leiding en ligt daarom buiten de 10-6plaatsgebonden risicocontour van deze leidingen.

Conclusie toetsing plaatsgebonden risico

De Externe veiligheidsvisie bevat het beleidskader voor toetsing van ruimtelijke plannen aan externe veiligheid. Uit bovenstaande toetsing blijkt, dat het plan buiten de 10-6contour van de bovengenoemde risicobronnen wordt gerealiseerd en daarom voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van het PR en aan het gestelde in de Externe veiligheidsvisie Rozenburg.

Groepsrisico

De beoogde ontwikkeling wordt gerealiseerd binnen het invloedsgebied van de risicobronnen inrichtingen (Huntman en CDMR), Havenspoorlijn en de K1-leidingen. De realisering van het plan leidt niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico ten gevolge van de Havenspoorlijn en de bedrijven Huntsman en CDMR, maar er treedt wel een marginale toename van het groepsrisico op. In verband hiermee is als onderdeel van de verantwoording van het groepsrisico de veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) in de gelegenheid gesteld om een advies uit te brengen. Dit advies is opgenomen in Bijlage 7.

Verantwoording Groepsrisico

In bijlage B bij de externe veiligheidsvisie Rozenburg zijn de effecten van de activiteiten met gevaarlijke stoffen, bij de bovengenoemde risicobronnen, beoordeeld. Afhankelijk van de aard en de hoeveelheden van de activiteiten met gevaarlijke stoffen zijn effectafstanden vastgesteld die zich uitstrekken tot op meerdere kilometers afstand. Dit betekent dat overal in de deelgemeente effectcontouren van de beschouwde risicobronnen zijn gelegen en dat delen van de deelgemeente in de 1%, 10% en de 100% letaliteitafstanden van de risicobronnen zijn gelegen.

Uit het advies van de VRR dat ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld volgt dat alleen het toxisch scenario op de Nieuwe Waterweg maatgevend is voor de beoogde ontwikkeling. Voor de beide buisleidingen volgt uit het advies van de VRR dat de 1% letaliteiteffectafstand op 40 m van de leidingen is gelegen. De beide leidingen zijn daarom niet relevant, effecten reiken niet tot de grens van de beoogde kwetsbare objecten. Overige risicobronnen zijn niet relevant voor de beoogde ontwikkeling.

Mogelijkheden tot bestrijding van rampen

De VRR gaat in haar advies niet in op de mogelijkheden tot bestrijding van rampen. Daarvoor kan de externe veiligheidsvisie Rozenburg worden geraadpleegd. Na uitvoering van het plan wordt de locatie ingedeeld in maatrampklasse II. Dit betekent dat de hulpverlening in staat is om op eigen kracht de ramp te bestrijden.


Mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied

In het plangebied zijn geen personen aanwezig met een verminderde zelfredzaamheid. Om de mogelijkheid tot zelfredding te vergroten bij een ongeval met toxische stoffen adviseert de VRR het ventilatiesysteem afschakelbaar te maken. Ook dienen ramen, deuren en ventilatie openingen afsluitbaar te worden gemaakt. Hiermee kunnen bewoners enige tijd veilig in hun woningen verblijven ten tijde van een toxisch incident. Deze maatregelen kunnen niet worden geborgd in het bestemmingsplan. In het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen moet hieraan aandacht worden besteed.


Ondanks bovengenoemde maatregelen blijft er sprake van een restrisico. Mede gelet op het advies van de VRR en de Externe veiligheidsvisie wordt dit risico aanvaardbaar geacht.

Conclusie

Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet de weg.

  1. 1. RIVM, Risicoafstanden voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen K1K2K3, augustus 2008.

4.4 Geluid

Wegverkeerslawaai

Sinds 1 januari 2007 geldt de nieuwe Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder vormt het toetsingskader voor wegverkeerslawaai, railverkeer en industrielawaai.

Ingevolge artikel 74 van de Wet geluidhinder heeft iedere weg een geluidszone. Deze geluidszone strekt zich uit vanaf de as van de weg tot een specifieke breedte aan weerszijden van de weg. De breedte van de zone is zodanig afgestemd op het type gebied langs de weg, het type weg en het aantal rijstroken van de weg, dat buiten de zone geen geluidhinder te verwachten is. De zonebreedte is ook afhankelijk van het feit of sprake is van een binnenstedelijke of buitenstedelijke situatie. Onder stedelijk gebied wordt verstaan: 'het gebied binnen de bebouwde kom, doch met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, voor zover liggend binnen zone van een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens' (artikel 1 Wet geluidhinder).

Voor woonerven en wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h is geen zone van toepassing, omdat van deze wegen geen geluidhinder wordt verwacht. De nieuw geprojecteerde woningen in het plan zijn gelegen binnen de geluidszones van de Boulevard, Koninginnelaan en Grote Stern. Voor de wegen in de omgeving van het bouwplan (binnenstedelijke wegen bestaande uit één of twee rijstroken), is de breedte van de zone dus 200 m.

Binnen zones langs wegen is de wettelijke voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting van woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen (scholen, ziekenhuizen e.d.) 48 dB (artikel 82, lid 1 Wet geluidhinder). In bepaalde gevallen kunnen hogere grenswaarden worden verleend. Voor nieuw te bouwen woningen in stedelijk gebied mogen deze grenswaarden maximaal 63 dB bedragen. (artikel 83, lid 2 Wet geluidhinder).

De geluidbelasting vanwege een weg moet worden berekend op basis van de maatgevende verkeersintensiteiten. De maatgevende verkeersintensiteiten zijn de gemiddelde intensiteiten voor het maatgevende jaar (waarin de hoogste geluidbelasting optreedt) of, wanneer alleen sprake is van een groei van de intensiteiten, de gemiddelde intensiteiten voor het jaar 10 jaar later.

Met behulp van de Standaard rekenmethode 2 is in overeenstemming met het Reken en meetvoorschrift geluidhinder 2006 de geluidbelasting op het bouwplan berekend. Voor de verkeersintensiteit en -verdeling van de betreffende wegen is uitgegaan van de gegevens uit de Regionale verkeersmilieukaart (RVMK, datum publicatie: 25 september 2006 in opdracht van de Stadsregio Rotterdam). In de RVMK zijn intensiteiten opgenomen voor het jaar 2015 (Raad van State-variant). Om intensiteiten voor het jaar 2018 te verkrijgen, is een groei van 1% per jaar verondersteld. De gegevens waarmee gerekend is, zijn verwerkt in tabel 4.1.

Tabel 4.1: Verkeersgegevens voor het peiljaar 2018

Straatnaam Etmaal intensiteit (mvt/etmaal) Snelheid (km/h) Verharding wegdek
Boulevard 1.300 60 DAB 0/16
Koninginnelaan 2.010 30 DAB 0/16
Grote Stern 2.520 50 DAB 0/16

De hoogste geluidbelasting vanwege wegverkeer bedraagt 51 dB (inclusief 5 dB aftrek conform artikel110g Wet geluidhinder), vanwege het verkeer op de Boulevard. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden voor de woningen met een gevel aan de noordzijde van het plan. De geluidbelasting vanwege verkeer op de Koninginnelaan en de Grote Stern voldoet aan de voorkeursgrenswaarde.

Bovenstaande betekent dat in principe hogere grenswaarden dienen te worden vastgesteld. Voordat echter hogere grenswaarden kunnen worden vastgesteld dient te worden bezien in hoeverre geluidreducerende maatregelen mogelijk zijn. Dit kunnen maatregelen betreffen aan de bron of in het overdrachtsgebied tussen de bron en de nieuw geprojecteerde woningen.

Het wegdek van de boulevard bestaat uit 'standaard' asfalt van het type DAB 0/16. Door het wegdek te vervangen door een geluidarm type, kunnen de geluidbelastingen worden teruggebracht tot minder dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Gezien het kleine aantal nieuw te bouwen woningen ontmoet vervanging van het wegdek overwegende bezwaren van financiële aard zoals bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder.

Geconcludeerd dient dan ook dat parallel aan de procedure tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan door burgemeester en wethouders hogere grenswaarden voor wegverkeerslawaai dienen te worden verleend voor ten hoogste 51 dB.

Industrielawaai

Krachtens de Wet geluidhinder zijn zones vastgesteld rond de volgende twee industrieterreinen namelijk Botlek/Pernis en Maasvlakte/Europoort. De zones dienen als buffer tussen geluidbelastende industrie en geluidgevoelige bestemmingen (zoals woningen). Buiten de zone mag de geluidbelasting niet hoger zijn dan 50 dB(A) (artikel 48 lid 1 en artikel 44 Wet geluidhinder). Binnen de zone rond het industrieterrein bedraagt de voorkeursgrenswaarde 50 dB(A) ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen. Er kunnen in bepaalde gevallen hogere grenswaarden worden toegestaan. Voor nieuw te bouwen woningen mogen de grenswaarden niet hoger zijn dan 55 dB(A) (art. 59 lid 1 Wet geluidhinder). Voor nieuw te bouwen woningen in een gebied gelegen binnen een zone van een industrieterrein met activiteiten die zeehavengebonden zijn en die noodzakelijkerwijs in de openlucht plaatsvinden, kan voor woningen waarvan de geluidbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door die activiteiten, een grenswaarde worden vastgesteld van ten hoogste 60 dB(A) (art. 60 Wet geluidhinder), indien deze woningen worden gebouwd:

  • in het kader van een herstructurering, of
  • planmatige verdichting van een bestaand woongebied, of
  • aansluitend aan het bestaande woongebied en slechts sprake is van een beperkte uitbreiding van het bestaande woongebied.

De activiteiten op de industrieterreinen Botlek/Pernis en Maasvlakte/Europoort zijn zeehavengebonden. Bovendien vinden de meest luidruchtige activiteiten noodzakelijkerwijs in de openlucht plaats. Inpandige activiteiten hebben doorgaans slechts een beperkte bijdrage aan de totale geluidniveaus in de omgeving. Hiermee kan veilig worden gesteld, dat wanneer de totale geluidbelasting van een woning bepaald wordt door industrielawaai, de geluidbelasting in hoofdzaak wordt bepaald door de zeehavengebonden activiteiten die in de openlucht plaatsvinden.

Samenvattend gelden de volgende maxima bij het vaststellen van hogere grenswaarden voor industrielawaai:

  • 60 dB(A) wanneer industrielawaai door zeehavengebonden activiteiten bepalend zijn voor de geluidbelasting;
  • 55 dB(A) wanneer andere bronnen van industrielawaai bepalend zijn voor de geluidbelasting.

Voor de industrieterreinen Maasvlakte/Europoort en Botlek/Pernis zijn op 19 februari 1998 saneringsprogramma's vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Door de Minister van VROM is op basis van deze saneringsprogramma's op 5 juli 2000 een besluit genomen over de 'maximaal toelaatbare geluidniveaus' bij de rondom de industrieterreinen gelegen woonkernen. De geluidbelastingen vanwege de industrieterreinen zijn berekend met behulp van de rekenmodellen die ten grondslag liggen aan de bij de saneringsprogramma's behorende geluidcontouren.

De hoogste geluidbelasting vanwege industrielawaai bedraagt 56 dB(A) vanwege het gezoneerde industrieterrein Botlek/Pernis. Voor woningen uit het plan van de oostelijke toren met een zuidgevel vanaf de 5e bouwlaag is de geluidbelasting hoger dan 55 dB(A). Voor deze woningen moet een beroep gedaan worden op de 'Zeehavennorm'. De hoogste geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein Maasvlakte/Europoort bedraagt 51 dB(A). De voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden voor woningen van de westelijke toren, met een noordwestgevel vanaf de 5e bouwlaag (vloerhoogte >12 m). Voor deze woningen moet een hogere grenswaarde worden vastgesteld.

Cumulatie van geluid

Ten aanzien van de cumulatie geldt, dat in alle gevallen slechts voor één bron sprake is van overschrijding van de voorkeursgrenswaarde. Negatieve effecten op het leefklimaat, als gevolg van cumulatie van meerdere geluidbronnen, treden hierdoor niet op.

Geconcludeerd wordt dan ook dat parallel aan de procedure tot vaststelling van het onderhavige bestemmingsplan door burgemeester en wethouders, met toepassing van de zogenaamde zeehavennorm, hogere grenswaarden voor industrielawaai dienen te worden verleend voor ten hoogste 56 dB. Zie Bijlage 2 Rapport Geluidbelastingen d.d. 5 maart 2008 van de DCMR Milieudienst Rijnmond.

4.5 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit in werking getreden. Tegelijk met deze wet is ook het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) van kracht geworden, samen met de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen). Het Besluit en de Regeling stellen dat ruimtelijke ontwikkelingen die minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarden voor stikstof-dioxide (NO2) en fijn stof (PM10) worden geacht niet in betekenende mate bij te dragen aan de luchtverontreiniging. Voor woningen ligt de grens van de 'niet in betekenende mate bijdrage' op 1.500 woningen. Aangezien het hier beschouwde plan in totaal slechts 64 woningen omvat, kan gesteld worden dat hiervoor geen nadere beoordeling van de effecten op de luchtkwaliteit hoeft plaats te vinden. Het aspect luchtkwaliteit staat de realisatie van de beoogde ontwikkeling dan ook niet in de weg.

In het kader een goede ruimtelijke ordening dient wel inzicht te worden gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Uit de monitoringstool die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) blijkt dat in de directe omgeving van de Boulevard in 2011 aan de grenswaarden voor NO2 wordt voldaan. tevens wordt ruimschoots aan de grenswaarden voor PM10 voldaan. Geconcludeerd wordt dat vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.6 Bedrijven En Milieuhinder

De meest relevante bedrijven voor het plangebied (opslag gevaarlijke stoffen) worden beschreven in de milieuparagraaf externe veiligheid. Voor het overige zijn in de directe omgeving van het plangebied de volgende bedrijven gesitueerd:

  • Rijkswaterstaat, Boulevard (opslag van materialen);
  • Tennisclub TCR, Koninginnelaan;
  • Detailhandelsbedrijven Emmastraat en omgeving.

De afstand tussen deze bedrijven en het plangebied voldoet aan de richtlijnen uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). De situering van deze bedrijven levert dan ook geen beperking op voor de ontwikkelingen in het plangebied.

4.7 Flora En Fauna

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld, welke ontwikkelingen het bestemmingsplan mogelijk maakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen wat de ecologie betreft moeten worden getoetst.

Door adviesbureau Mertens zijn in juli 2008 en augustus 2009 een tweetal inventariserende onderzoeken uitgevoerd (zie Bijlage 3 en Bijlage 4) waarbij de wettelijk beschermde natuurwaarden van het plangebied in beeld gebracht zijn. Uit deze inventariserende onderzoeken blijkt, dat in het gebied de volgende wettelijke beschermde soorten voorkomen. Het gaat om de grote bonte specht en gewone dwergvleermuis. Uit de resultaten van in augustus 2009 uitgevoerd (aanvullend) onderzoek blijkt dat de kleine modderkruiper en de rugstreeppad niet voorkomen in en direct rond het gebied. Op grond van de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken is ontheffing ingevolge artikel 75c van de Flora- en faunawet aangevraagd, in verband met het voorkomen van de gewone dwergvleermuis en de grote bonte specht. Uit nader onderzoek blijkt ontheffing voor grote bonte specht door het nemen van gerichte maatregelen niet nodig. Voor de gewone dwergvleermuis is een ontheffing aangevraagd. Als onderdeel van deze ontheffingsaanvraag is het "Projectplan ontheffingsaanvraag Flora- en Faunawet drie bebouwingslocaties te Rozenburg" van september 2009 opgesteld (zie Bijlage 5). Het projectplan is gericht op de soorten die uit natuuroogpunt specifieke aandacht eisen of aandacht verdienen. In het projectplan wordt met name ingegaan op de matig en strikt beschermde soorten. Voor andere soorten als algemeen voorkomende amfibieën zijn ook eisen opgenomen. Het gaat hierbij met name om de wijze waarop omgegaan dient te worden met het wettelijk vereiste zorgplicht. Bij brief d.d. 16 maart 2010 heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit besloten dat de gevraagde ontheffing niet verleend zal worden omdat geen sprake is van overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet (zie Bijlage 6). Hetgeen inhoudt dat het is toegestaan de voorgenomen werkzaamheden zonder ontheffing uit te voeren.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

De watertoets is wettelijk van toepassing. Hierbij dient de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over waterhuishoudkundige aspecten van het planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die negatieve effecten hebben op het watersysteem. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta. De rioleringstaak binnen het plangebied valt onder de verantwoordelijkheid van de deelgemeente Rozenburg. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. Hierna zijn de opmerkingen van de waterbeheerder verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Nationaal beleid

Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden.

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (onder andere in bebouwd gebied) vastgelegd.

Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en projectbesluiten. De wijziging op het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het wettelijk vooroverleg.

Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is

Provinciaal beleid

Het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 (11 november 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland) bevat de hoofdlijnen van het provinciaal waterbeleid voor deze periode. Het plan komt in plaats van het waterbeleid zoals is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006). Het provinciaal waterplan vervangt tevens het Grondwaterplan 2007-2013 en beschrijft dus ook het strategische grondwaterbeleid voor Zuid-Holland. De provinciale rol in het waterveld spitst zich toe op kaderstelling en toezicht.

Regionaal beleid

De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen:

  • een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk;
  • wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
  • strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen.

Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2009) staat hoe het waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagd de hydraulische belasting van de afvalwaterzuivering. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 250 m² of meer moet voor hemelwater een lozingsvergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Als er sprake is van toename aan verhard oppervlak, dan moet in principe 10% van deze toename worden gecompenseerd in de vorm van open water binnen het peilgebied waarin de toename van verharding plaatsvindt.

Gemeentelijk beleid

De deelgemeente heeft samen met het waterschap Hollandse Delta het Waterplan Rozenburg opgesteld. Binnen het waterplan hebben de deelgemeente Rozenburg en waterschap Hollandse Delta met behulp van de inwoners van Rozenburg concrete beleidsafspraken over ambities, maatregelen en kosten gemaakt. Het plan geldt tot 2015, waarna de wensen, knelpunten en oplossingen weer opnieuw worden bekeken. Inmiddels is de prioriteit per maatregel bekend. Per maatregel bepaalt de projectgroep wanneer deze in uitvoering gaat en het geheel is vastgelegd in een maatregelenprogramma.

Huidige situatie

Het plangebied ligt in het noorden van Rozenburg, langs de hoek Boulevard - Koninginnelaan. Het plangebied is binnen de groen zoom van Rozenburg gelegen en heeft hierdoor een groene uitstraling. Er is op dit moment geen sprake van verharding. De maaiveldhoogte varieert. Het plangebied ligt in peilvak 20-02 van het bemalingsgebied Rozenburg. In dit peilvak wordt een vast peil van NAP -0,20 m gehandhaafd. Binnen of direct langs het plangebied bevindt zich beperkt oppervlaktewater. Langs de Nieuwe waterweg ligt een primaire waterkering, het plangebied ligt voor een belangrijk deel binnen de beschermingszone hiervan.

Toekomstige situatie

Watercompensatie

Op de locatie hoek Boulevard – Koninginnelaan worden twee woontorens gerealiseerd. Hierin zullen 64 appartementen komen. Het verhard oppervlak neemt toe met 3.961 m² (zie tabel 4.2). Dit komt overeen met een compensatieplicht van 396 m². In overleg met het waterschap is besloten om de bestaande hoofdwatergang in peilvak 20-03 ten zuidwesten van het plangebied te verbreden. Deze locatie is ook als uitbreidingslocatie benoemd in het stedelijk waterplan. Met het waterschap worden nog afspraken gemaakt inzake eigendom, beheer en onderhoud van de verbreding van de watergang.

Tabel 4.2: Toename verhard oppervlakte

Omschrijving
Toren Links Toren rechts parkeerdek Toegangsweg eigen terrein Toegangsweg kavel gemeente
Oppervlakte in m² 519 519 1567 1205 151

Bouwen in de Keurzone van de primaire waterkering

Ten aanzien van het bouwen in de Keurzone van de primaire waterkering heeft op basis van de bouwplannen overleg plaatsgevonden met het waterschap. Het waterschap heeft hierbij de bouwplannen getoetst aan de Keur. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de gebouwen vergund kunnen worden (Keurvergunning). Uitgaande hiervan zijn stabiliteitsberekeningen voor de dijk niet noodzakelijk. Indien echter ten behoeve van de bouw aanvullingen of afgravingen tegen de dijk plaatsvinden dient deze berekening uitgevoerd te worden. In de regels en op de plankaart is geregeld dat niet gebouwd mag worden in de keurzone van de waterkering. Alvorens dit plaats kan vinden dient het college van burgemeester en wethouders de afwijkingsprocedure te doorlopen waarbij op basis van het definitieve bouwplan schriftelijk advies ingewonnen dient te worden bij het waterschap. Daarnaast heeft de ontwikkelaar de verplichting op grond van de Waterwet om alvorens te starten met de werkzaamheden een vergunning aan te vragen bij het waterschap. Op deze wijze zijn voldoende toetsmomenten vastgelegd waardoor de belangen van de dijkbeheerder voldoende zijn gewaarborgd. Hierdoor zal er ook geen sprake zijn van significante belemmeringen voor onderhoud, veiligheid of versterking van de waterkering.

Watersysteemkwaliteit

Bij de bouw dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame bouwmaterialen (dus geen zink, koper, lood en PAK's-houdende materialen) die niet uitlogen, of worden de bouwmaterialen voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan. Afstromend hemelwater van schone oppervlakken wordt afgekoppeld naar de hoofdwatergang ten zuiden van het plangebied. Zo wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Het afvoeren van hemelwater van verharde oppervlakken groter dan 250 m² valt onder de regels van de Keur van het waterschap.

Beheer en onderhoud

In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen in of aan de waterhuishouding of bouwen nabij een waterkering, bij het waterschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Waterwet. Deze vergunningen worden zodra de definitieve bouwplannen beschikbaar zijn aangevraagd bij het waterschap.

Conclusie

De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen negatieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie.

4.9 Archeologie

Met de ondertekening van het Europese Verdrag van Malta in 1998 wordt intensief aandacht besteed aan de instandhouding en bescherming van het archeologisch erfgoed. Voorafgaand aan alle grondwerkzaamheden en bodemingrepen die naar hun aard een verstoring van de bodem betekenen en het aanwezige archeologisch erfgoed kunnen beschadigen, moet het terrein worden gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologisch erfgoed.

De cultuurhistorische hoofdstructuur Zuid-Holland regio Rijnmond (provincie Zuid-Holland, 2000) laat zien dat het plangebied niet is gesitueerd in een complex of structuur met kans op archeologische sporen. Ook terreinen met bekende archeologische waarden zijn niet aanwezig. De verwachte afwezigheid van archeologische waarden leidt niet tot de noodzaak te onderzoeken of hier alsnog archeologische waarden aanwezig zijn.

4.10 Duurzaam Bouwen

Duurzaam Bouwen

Ingevolge het gemeentelijke beleid op het gebied van duurzaam bouwen stelt de deelgemeente Rozenburg eisen aan de wijze waarop onder andere nieuwe woningen gerealiseerd worden.

Maatregelen ten aanzien van Duurzaam bouwen zijn onder andere:

  • Gebruik van FSC hout;
  • Gescheiden rioolstelsel regenwater;
  • Levensloop bestendig bouwen;
  • Goed toegankelijke en voldoende fietsberging.

De te realiseren bebouwing en bouwwerken zullen voldoen aan deze eisen.

4.11 Parkeren

In 2009 is de Nota Parkeerbeleid vastgesteld. De parkeernormen die Rozenburg hanteert zijn de Rotterdamse parkeernormen. Het grondgebied van de deelgemeente Rozenburg is onderverdeeld in verschillende deelgebieden. De landtong behoort tot het 'buitengebied' en de bebouwde kom behoort tot de 'stedelijke zone' (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0005.png"

Figuur 4.1 Indeling parkeergebieden

Het plan Boulevard I behoort tot de stedelijke zone. Het parkeren wordt op het maaiveld opgelost onder een dek met 67 parkeerplaatsen. Verder worden binnen het plangebied 37 parkeerplaatsen in de openbare ruimte gerealiseerd. In totaal worden er dus 104 parkeerplaatsen gerealiseerd. Op basis van het bovenstaande kan worden vastgesteld dat bij de ontwikkeling van het plan Boulevard I voldoende parkeercapaciteit beschikbaar is en dat het parkeren binnen het plangebied wordt opgelost.

4.12 Verkeer

Ontsluiting autoverkeer

Het plangebied is gelegen op de kop van de verbinding tussen de Grote Stern en de Koninginnelaan. Vanaf deze wegen wordt de ontwikkeling direct ontsloten. De Koninginnelaan is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h binnen de bebouwde kom van Rozenburg. De Grote Stern is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Grote Stern geeft toegang tot het westelijk deel van Rozenburg en sluit aan op de Meeuwensingel/Volgerweg. De Grote Stern vormt een gebiedsontsluitende route en biedt aansluiting op de Calandbrug. Via de Calandbrug wordt de N15 richting de Maasvlakte en de N57 richting Brielle bereikt. De Koninginnelaan biedt in zuidelijke richting toegang tot het centrum van Rozenburg. In noordelijke richting sluit de Koninginnelaan aan op de Boulevard Rozenburg. In westelijke richting biedt deze weg toegang tot de veerpont naar Maassluis. In oostelijke richting wordt de aansluiting met de A15 richting Rotterdam bereikt. De ontsluiting voor het autoverkeer is goed.

Ontsluiting langzaam verkeer

Het fietsverkeer wordt primair afgewikkeld via de Grote Stern en de Koninginnelaan. De Koninginnelaan is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Het fietsverkeer wordt op deze weg conform de inrichting van Duurzaam Veilig gemengd afgewikkeld. De Grote Stern is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en is voorzien van fietssuggestiestroken. Volgens de richtlijnen van Duurzaam Veilig dient een dergelijke weg over vrijliggende fietspaden te beschikken. De Boulevard Rozenburg is buiten de bebouwde kom gelegen en kent conform de inrichting van Duurzaam Veilig vrijliggende fietspaden. Binnen de bebouwde kom van Rozenburg ontbreken vrijliggende fietspaden. Wel zijn fietssuggestiestroken aanwezig. De ontsluiting voor het fietsverkeer mag als goed worden aangemerkt.

Openbaar Vervoer

Er is een bushalte gesitueerd binnen 100 m van de locatie. Deze halte wordt bediend door bussen richting treinstation Schiedam met een frequentie van 1x per uur per richting en in de spits 2x per uur per richting. Verder wordt de halte bediend door bussen richting metrostation Spijkenisse met een frequentie van 4x per uur per richting en bussen richting Brielle met een frequentie van 2x per uur per richting. Verder kan via de veerpont naar Maassluis het treinstation Maassluis worden bereikt. De afstand vanaf de locatie bedraagt circa 900 m. Vanaf het treinstation vertrekken elk half uur treinen richting Hoek van Holland en Rotterdam. De ontsluiting per openbaar vervoer is derhalve goed.

Verkeersgeneratie

De ontwikkeling Boulevard I bestaat uit het realiseren van 64 nieuwe appartementen in verschillende segmenten. Voor de verkeersgeneratie van de woningen is uitgegaan van een woonmilieu “centrum dorps” (CROW, publicatie 256). De nieuwe appartementen zijn over de twee woontorens onderverdeeld in 56 middelgrote appartementen in een middenduur segment en 8 grote appartementen in het dure segment. Voor de verkeersgeneratie van de appartementen is uitgegaan, conform Duurzaam Veilig van een etage koop. Voor de dure appartementen is conform CROW publicatie 256 een factor van 0,8 in vermeerdering gebracht voor ruimere woningen. De verkeersgeneratie voor de appartementen bedragen respectievelijk 5,8 en 6,6 mvt/weekdagetmaal per appartement. Dit betekent dat als gevolg van deze appartementen de verkeersgeneratie circa 325 mvt/etmaal (56 x 5,8) en circa 53 mvt/etmaal (8 x 6,6) bedraagt. Per saldo bedraagt de totale verkeersgeneratie van de nieuwe appartementen circa 378 mvt/etmaal. Dit verkeer zal worden afgewikkeld over de wegen rondom de locatie. Aangenomen is dat de verkeersgeneratie ten gevolge van deze ontwikkeling reeds is opgenomen in de gebruikte Regionale Verkeers- en Milieukaart (RVMK) voor 2020.

Conclusie

De ontsluiting van de ontwikkelingslocatie is voor het gemotoriseerd verkeer, langzaam verkeer en het openbaar vervoer goed. Het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling bedraagt circa 378 mvt/etmaal. Dit verkeer zal zich afwikkelen over de wegen rondom de locatie, waarbij de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd blijft. De toename van het verkeer ten gevolge van deze ontwikkeling (Boulevard I) tezamen met de naastgelegen overige ontwikkelingen zijn beperkt en leiden niet tot een verslechtering van de doorstroming of verkeersveiligheid op de ontsluitende stedelijke hoofdwegen (zoals de Grote Stern en de Koninginnelaan). Infrastructurele aanpassingen ten behoeve van de ontwikkeling zijn niet noodzakelijk. Het aspect verkeer staat de uitvoering van dit plan dan ook niet in de weg.

4.13 Molenbiotoop

Rozenburg is in het bezit van een molen. Deze molen, met zijn historische uitstraling en bijbehorende molenbiotoop, vormt geen knelpunt voor de ontwikkeling van het plan Boulevard I.

De molenbiotoop bepaalt dat in de directe omgeving van de molen de bouwhoogtes beperkt dienen te blijven. Concreet betekent dit het volgende. De molenbiotoop geeft aan dat binnen een straal van 100 m, gemeten vanaf het middelpunt van de molen, de bebouwing niet hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek mag zijn. In Rozenburg is dit een hoogte van 7,65 m. Vanaf 100 m geldt dat de maximale hoogte van de bebouwing niet hoger mag zijn dan 1/30 van de afstand tussen de bebouwing en het middelpunt van de molen, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek (de 1/30 regel). In Rozenburg is de maximale bouwhoogte op 100 m dus 7,65 + 3,33 = 10,98 m. Elke 100 m komt hier dus een bouwhoogte van 3,33 m bij. Dus op bijvoorbeeld 400 m is de maximale bouwhoogte dus 20,98 m. De figuren 4.2 en 4.3 verduidelijken dit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0006.png"

Figuur 4.2 Molenbeschermingszone in stedelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0599.BP2050Boulevard1-OH01_0007.png"

Figuur 4.3 Molenbiotoop Rozenburg

De eerste afbeelding verbeeldt de werking van de molenbiotoop en op de tweede afbeelding zijn de 100 en 400 m lijn weergegeven.

Het plangebied Boulevard I valt buiten een straal van 400 m, zie figuur 4.3. Op basis hiervan kan worden vastgesteld dat de aanwezigheid van de molen geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plan Boulevard I.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

In het tweede lid is geregeld dat de gemeenteraad in afwijking van het eerste lid bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan, een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, eerste lid, kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van twee woontorens met bijbehorende voorzieningen, waarvoor omgevingsvergunningen voor het bouwen zijn vereist. Met de grondeigenaar is een anterieure overeenkomst gesloten. Hierdoor is het verhalen van kosten van het grondexploitatiegebied verzekerd.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Verantwoording Planvorm

Dit bestemmingsplan vormt het beleidsmatig-juridische kader waarbinnen in dit plangebied een herontwikkeling kan worden gerealiseerd. Het plan heeft de vorm van een gedetailleerd eindplan op basis van artikel 3.1. van de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

Op basis van dit bestemmingsplan zullen de beoogde nieuwe ontwikkelingen zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de woningen, een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Iedere functie in het plangebied is voorzien van een daarop toegesneden bestemmingsregeling. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is de nodige flexibiliteit in het plan ingebracht door het gebruik van ruime bestemmings- en bouwvlakken en door middel van de opname van algemene afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden.

Deze planvorm biedt flexibiliteit voor de beoogde ontwikkelingen en tegelijkertijd rechtszekerheid voor de bewoners en gebruikers van de aangrenzende gebieden. De in het programma vastgelegde omvang van de diverse functies is vastgelegd in de bestemmingsregeling. Door deze wijze van bestemmen zijn de functies ruimtelijk begrensd.

Wettelijke regelingen

Ingevolge de nieuwe Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen, dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en te worden gepresenteerd en tevens digitaal uitwisselbaar te worden gemaakt. Dit bestemmingsplan sluit hierbij aan waarbij eveneens rekening is gehouden met het gemeentelijke handboek bestemmingsplannen. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend. Het bestemmingsplan is tevens afgestemd op de terminologie en regelgeving zoals opgenomen in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

6.2 Opbouw Regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk twee wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene regels, zoals algemene afwijkings- en wijzigingsregels. De overgangs- en slotregel maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

6.3 De Bestemmingen

In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen opgenomen. In deze paragraaf wordt in alfabetische volgorde kort ingegaan op de inhoud van de verschillende bestemmingen.

Groen

Hieronder vallen de openbare groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden alsmede nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Alleen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Verkeer - Verblijfsgebied

De openbare wegen (30 km/h-wegen) en parkeervoorzieningen zijn (met uitzondering van de openbare wegen en parkeervoorzieningen die in de bestemming 'Wonen' mogelijk zijn) in deze bestemming opgenomen. Binnen de bestemming is ook ruimte voor nuts-, speel-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Ten behoeve van deze bestemming mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. De exacte ligging van de verschillende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen enzovoorts ligt niet vast. Dit geeft vrijheid bij de nadere vormgeving en inrichting van het openbaar gebied. Het herinrichten van wegen kan daardoor op een eenvoudige manier geschieden, zonder dat een bestemmingsplan onwenselijke en ongefundeerde barrières oproept.

Wonen

Deze gronden zijn bestemd voor het wonen. Op gronden met de bestemming 'Wonen' kunnen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd met de daarbij behorende parkeervoorzieningen. Per woning dient voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid, hiertoe wordt verwezen naar het gemeentelijk parkeerbeleid. Deze parkeergelegenheid dient ter plaatse van de bestemmingen 'Wonen' dan wel 'Verkeer - Verblijfsgebied' gerealiseerd te worden.

Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepsactiviteiten zijn als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan. Deze mogen alleen voorkomen zolang de omvang niet meer dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 45 m² per woning.

Bouwmogelijkheden

In het bestemmingsplan is voor de te realiseren woningen door middel van bouwvlakken bepaald binnen welke grenzen de bebouwing dient te worden gesitueerd. De voorgevel mag in de bouwgrens worden gebouwd of daarachter. Daar waar op de plankaart een gevellijn is opgenomen dient het hoofdgebouw voor 70% in de gevellijn gebouwd te worden. Het bouwvlak mag niet worden overschreden met uitzondering van ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals luifels en balkons. De bouwhoogte varieert en mag niet meer bedragen dan op basis van de plankaart en regels is toegestaan. Het aantal woningen is gereguleerd op de plankaart en in de bijbehorende regels. De bebouwingsregeling bevat verder specifieke bouwregels ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Leiding-Olie (dubbelbestemming)

In het plangebied komt een olieleiding voor. Deze planologisch relevante leiding is op de plankaart aangegeven. In de regels is een dubbelbestemming opgenomen die het samenvallende gebruik van gronden en bouwwerken regelt. Burgemeester en wethouders kunnen de plaatsgebonden risicocontour wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op het verschuiven dan wel laten vervallen van de plaatsgebonden risicocontour.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

In verband met de aanwezigheid van een waterkering onder de Boulevard is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' toegekend, waardoor de belangen van de dijkbeheerder worden veiliggesteld. Binnen deze zone 'Waterstaat - Waterkering' is de Keur van kracht. Alle bouw- en graafwerkzaamheden zijn verboden en dienen te worden getoetst door het waterschap of deze de stabiliteit van de waterkering kunnen aantasten, voordat ontheffing van de Keur wordt afgegeven.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie kan worden gelegd. Daarnaast is er gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke inspraakverordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

7.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de wet niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Bij het onderhavige bestemmingsplan is de inspraakverordening van de (deel)gemeente Rozenburg niet gehanteerd. Uit jurisprudentie blijkt dat dit mogelijk is aangezien in bestemmingsplanprocedures op een andere manier formele inspraak mogelijk is.

Betrokkenheid bewoners

De bewoners zijn in de voorbereidingsfase geïnformeerd over het plan Boulevard I. De resultaten, voortvloeiend uit de stedenbouwkundige studie, zijn in een door de (deel)gemeente georganiseerde informatieavond gepresenteerd. Tevens is medegedeeld dat de bruikbare en toepasbare reacties meegenomen zullen worden bij de uitwerking van het onderhavige bestemmingsplan. Gelet op de kleinschaligheid van het plan Boulevard I is ervoor gekozen om via de wettelijke procedure (start tervisielegging) te communiceren.

7.3 Overleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro artikel 3.1.1.) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden van dit bestemmingsplan zijn geïnformeerd.

Het voorontwerp van het bestemmingsplan Boulevard I is aan diverse organisaties en instanties voorgelegd in het kader van het eerder genoemde vooroverleg. Van de volgende organisaties en instanties zijn vooroverlegreacties ontvangen:

  • Provincie Zuid-Holland;
  • Vrom-inspectie;
  • Waterschap Hollandse Delta;
  • Kamer van Koophandel Rotterdam;
  • KPN;
  • N.V. Nederlandse Gasunie;
  • Ministerie van Defensie.

Van de instanties zijn de onderstaande reacties ontvangen.

Provincie Zuid-Holland en Stadsregio Rotterdam (Provincie)

De provincie constateert dat het plan niet conform het interim-beleid is. Het provinciale beoordelingskader is per 1 juli 2008 vormgegeven in interim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor ruimte. Het plan is op onderstaand punt niet conform dit beleid.

Reactie

De tekst van paragraaf 3.2 is gelet op het geldende ruimtelijke interim-beleid van de provincie aangepast.

Het valt de provincie op dat uit de plantoelichting niet te herleiden is dat er overleg plaats heeft gevonden met de waterbeheerder en dat er aangegeven dient te worden hoe het advies van de waterbeheerder is verwerkt in de regels en op de plankaart.

Reactie

In overleg en samenwerking met het Waterschap Hollandse Delta is de paragraaf 4.8aangevuld.

De provincie merkt op dat de provinciale richtlijn inzake de watercompensatie 10% van het bruto oppervlak onvoldoende is gekwantificeerd. Niet duidelijk is hoeveel vierkante meter oppervlakte water er in totaal wordt aangelegd in relatie tot exacte hoeveelheid verhard oppervlak en hoe dit juridisch te verankeren.

Reactie

In overleg en samenwerking met het Waterschap Hollandse Delta is de paragraaf 4.8aangevuld en is de provinciale richtlijn inzake de watercompensatie gekwantificeerd en juridisch verankerd.

VROM-Inspectie

De VROM-Inspectie constateert dat voor wat betreft de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woontorens niet overal de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder worden gehaald. De Inspectie is dan ook van mening, dat er dient te worden onderzocht in hoeverre er geluidreducerende maatregelen kunnen worden uitgevoerd. Indien de uitvoering van geluidwerende maatregelen niet mogelijk is, dienen er hogere waarden voor geluid te worden vastgesteld door de gemeente. De procedure tot vaststelling van hogere waarden dient tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan in procedure te worden gebracht.

De Inspectie merkt op dat ingevolge de gewijzigde Wet geluidhinder (per 1-1-2007) de gemeente verplicht is tot het opstellen van een Actieplan Geluid. Het ontbreekt volgens de Inspectie aan een verwijzing of koppeling van het bestemmingsplan met het Actieplan Geluid.

Reactie

In paragraaf 4.4 geluid is toegelicht dat ten behoeve van het bestemmingsplan een akoestisch onderzoek is uitgevoerd door de DCMR Milieudienst Rijnmond (rapportage 5-3-2008). In deze paragraaf is gemotiveerd aangegeven waarom bij realisering van het betreffende plan geen geluidbeperkende maatregelen mogelijk zijn. Tevens is aangegeven dat hogere waarden nodig zijn ter realisering van het plan. Er is voorzien in een koppeling van de procedureregels voor het vaststellen van hogere grenswaarden en vaststelling van het bestemmingsplan. Tenslotte beschikt de (deel)gemeente over een Actieplan Geluid. Hierin is een aantal geluidknelpunten in de (deel)gemeente opgenomen en is voorzien in maatregelen ter oplossing van deze knelpunten. Er is echter geen sprake van geluidknelpunten binnen of in de directe omgeving van het plangebied. Zoals uit het eerdergenoemd akoestisch onderzoek dat ten behoeve van dit bestemmingsplan is opgesteld is gebleken, dat door ontwikkeling van dit plan er geen nieuwe geluidknelpunten zullen ontstaan. Er is dan ook geen koppeling tussen het Actieplan Geluid en dit bestemmingsplan.

De Inspectie merkt op dat op 19 augustus 2009 het ontwerpbesluit “houdende milieukwaliteitseisen externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen aan de Tweede Kamer is verzonden. Hiermee is de inwerkingtreding van het Besluit externe veiligheid buisleidingen dichterbij gekomen. Ingevolge deze toekomstige AMvB Buisleidingen dient het plaatsgebonden risico en het groepsrisico door buisleidingen te worden bepaald. Ook voorziet de nieuwe wetgeving in het vrijhouden van minimaal een 5 m belemmeringenstrook aan weerszijden van buisleidingen, die vrij gehouden dient te blijven van bebouwing (behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders). Op deze strook is tezijnertijd een aanlegvergunningstelsel van toepassing. Omdat 5 jaar na in werking treding van voornoemde AMvB Buisleidingen bovenbedoelde aspecten dienen te zijn opgenomen in bestemmingsplannen, adviseert de Inspectie de eisen uit de toekomstige AmvB-buisleidingen op te nemen in het bestemmingsplan.

Reactie

In het bestemmingsplan zal worden geanticipeerd op de toekomstige AMvB-Buisleidingen. De belemmeringenstrook van 5 m zal in het bestemmingsplan worden opgenomen.

Verder constateert de Inspectie dat de planregels (artikel 5) uitgaan van een bebouwingsafstand van 15 m aan weerszijden van de hartlijn van de betreffende leidingen. Ingevolge de door het RIVM verstrekte gegevens blijkt, dat de 10-6 contour voor plaatsgebonden risico van de twee buisleidingen zijn berekend op respectievelijk 19 en 23 m. De Inspectie verzoekt de bebouwingsafstanden tot de betreffende leidingen dienovereenkomstig in de planregels aan te passen.

Reactie

De bebouwingsafstand zal in de planregels worden aangepast aan de door het RIVM aangegeven bebouwingsafstanden van 19 en 23 m.

De Inspectie constateert dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee zogenaamde BEVI-inrichtingen. Het plan draagt bij aan een toename van het groepsrisico van de inrichtingen van Huntsman en CDMR. De inspectie verzoekt dan ook invulling te geven aan artikel 13 van het BEVI en het groepsrisico te verantwoorden. Een veiligheidsadvies aan de Veiligheidsregio Rotterdam dient hiervan onderdeel uit te maken.

De Inspectie merkt over het groepsrisico tevens op, te hechten aan een integrale aanpak van het groepsrisico. Zij adviseert daarom het groepsrisico in het kader van de bestemmingsplannen Boulevard I, II en III gezamenlijk te beoordelen.

De Inspectie merkt op dat het rijksbeleid is gericht op verantwoord omgaan met risico's.

Het rijksbeleid is gericht op onder andere bundeling van buisleidingen, het in beeld brengen van plaatsgebonden risico en het groepsrisico per buisleiding. Hoewel voor het opstellen van risico's (cumulatie) geen normen zijn gesteld, adviseert de Inspectie tot het uitvoering geven aan integraal gebiedsgericht beleid voor externe veiligheid en het inzichtelijk maken van de risico's.

Reactie

Ten behoeve van het bestemmingsplan is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd door de DCMR Milieudienst Rijnmond (rapportage 22-2-2008). In dit onderzoek is aandacht geschonken aan de toename van het groepsrisico. Door de raad van de (deel)gemeente Rozenburg is in juli 2009 de Externe veiligheidsvisie Rozenburg vastgesteld. In de Externe veiligheidsvisie is integraal beleid geformuleerd met betrekking tot alle risicobronnen die binnen de invloedssfeer van de (deel)gemeente zijn gesitueerd. De Externe veiligheidsvisie is tot stand gekomen in samenwerking met alle betrokken instanties waaronder de Veiligheidregio Rotterdam Rijnmond. Met bovenstaande wordt ons inziens op een verantwoorde wijze uitvoering gegeven aan het gemeentelijke externe veiligheidsbeleid.

Waterschap Hollandse Delta (Waterschap)

Het Waterschap merkt op dat voor dit plan door de gemeente aangewezen locaties waar mogelijk extra water is te realiseren zich buiten het peilgebied bevinden. Het Waterschap ziet nog mogelijkheden om in de bestaande waterhuishouding ter plaatse extra waterberging te realiseren en verbeterpunten aan te brengen ten behoeve van de waterkwaliteit.

Reactie

In overleg en samenwerking met het Waterschap is de paragraaf 4.8 aangevuld.

Het Waterschap constateert dat in dit plan de waterparagraaf teveel onderbelicht is als het gaat om de knelpunten in de waterhuishouding en is van mening dat de gemeentelijke conclusie dat er geen overlast of knelpunten zijn in het watersysteem niet correct is.

Reactie

In overleg en samenwerking met het Waterschap Hollandse Delta is de paragraaf 4.8aangevuld.

Kamer van Koophandel Rotterdam (KvK)

De Kamer van Koophandel geeft aan kennis te hebben genomen van het voorontwerpbestemmingsplan 'Boulevard 1' en dat het bestemmingsplan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Reactie

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.

KPN

De gemeente wordt verzocht bij nadere uitwerking van dit plan rekening te houden met de belangen van KPN. In hoofdlijnen bestaan die belangen uit de volgende zaken:

  • het creëren van tracés aan beide zijde van straten in openbare grond, in bermen en open verhardingen;
  • het handhaven van de bestaande tracés;
  • het vrijhouden van de toegewezen tracés van bomen en beplantingen;
  • het in overleg beschikbaar stellen van ruimten voor het plaatsen van mogelijke kabelverdeelkasten van KPN;
  • het tijdig betrekken van KPN bij overleg indien (grootschalige) wijzigingen van infrastructuur in de nabijheid van KPN voorzieningen aan de orde zijn.

Reactie

Bij nadere uitwerking van dit plan zal rekening worden gehouden met de belangen van KPN.

N.V. Nederlandse Gasunie (Gasunie)

De Gasunie constateert dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt die zij in beheer heeft. Hiermee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.

Reactie

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.

Ministerie van Defensie (Defensie)

Defensie geeft aan dat het voorontwerpbestemmingsplan 'Boulevard 1' geen aanleiding geeft tot het maken van op- en/of aanmerkingen.

Reactie

Deze opmerking is voor kennisgeving aangenomen.

7.4 Zienswijzen

De (deel)gemeente Rozenburg heeft het ontwerpbestemmingsplan Boulevard I gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder heeft gedurende deze periode zienswijzen kunnen indienen. In totaal zijn twee (waaronder één namens meerdere belanghebbenden) zienswijzen ingediend.

In de volgende paragraaf wordt per indiener een samenvatting gegeven van de zienswijze en wordt deze voorzien van een passende beantwoording.

7.4.1 Zienswijze provincie Zuid-Holland

Samenvatting zienswijze provincie Zuid-Holland (1 februari 2010):

De provincie stelt in haar zienswijze dat de opmerkingen die in het kader van het vooroverleg zijn gemaakt ten aanzien van het aspect water, onvoldoende zijn overgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. De zienswijze heeft betrekking op de wijze waarop het aspect water in het plan is vastgelegd. Ter motivering wordt het volgende opgemerkt:

Aangezien onderhavig plan de bouw van twee woontorens mogelijk maakt, is er sprake van toename van verhard oppervlak binnen het plangebied. In het plan wordt daarom terecht ter compensatie van de toenemende verharding open water gerealiseerd. Dit wordt gerealiseerd door ten zuidwesten van het plangebied een bestaande hoofdwatergang te verbreden. Deze uitbreidingsmogelijkheid is volgens de waterparagraaf ook aangegeven in het stedelijk waterplan. Voornoemd waterplan is echter nog niet vastgesteld. De compensatie lijkt daarmee nog niet financieel en planologisch geborgd. Dit is wel een vereiste ingevolge de nota Regels voor Ruimte.

Bovendien zijn de twee woontorens grotendeels gepland in de Keurzone van de primaire waterkering (tot hoever in de kernzone is niet duidelijk). Op grond van de nota Regels voor Ruimte is nieuwbouw in de Keurzone (kern- en beschermingszone) van primaire waterkeringen in principe uitgesloten. Van dit beleid kan worden afgeweken, mits goed gemotiveerd. Indien de gemeente zich desondanks aan deze planlocatie vasthoudt, wordt een uitgebreide motivatie op dit punt verwacht, waarbij in ieder geval wordt ingegaan op de wijze van verwerking van het advies van het waterschap ten aanzien van de bouw in de Keurzone. Op bovengenoemd onderdeel wordt in het geheel niet ingegaan. Er is slechts aangegeven dat het plangebied voor een belangrijk deel binnen de beschermingszone van de primaire waterkering langs de Nieuwe waterweg ligt. Verder wordt aangegeven dat binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' beperkingen ingevolge de Keur van het waterschap gelden. De procedure om te komen tot een Keurvergunning moet nog worden doorlopen.

De provincie heeft geconstateerd dat er wel overleg heeft plaatsgevonden met het Waterschap. Het advies van de waterbeheerder over de effecten van geplande bebouwing in de Keurzone van de waterkering is echter niet verwerkt in de regels en op de plankaart. In overleg met het waterschap dient alsnog een passage hierover in de waterparagraaf van het bestemmingsplan te worden opgenomen. Daarbij dient onderbouwd te worden - ook met het oog op de zeespiegelstijging - dat er geen sprake mag zijn van significante belemmeringen voor onderhoud, veiligheid of versterking van de betreffende kering.

Beantwoording:

Als gevolg van de nadere uitwerking van de bouwplannen (nu duidelijkheid bestaat over het daadwerkelijk te bebouwen/verharden gebied) is voor Boulevard I opnieuw de watercompensatie berekend en heeft hierover overleg plaatsgevonden met het waterschap. Ten aanzien van de watercompensatie is afgesproken dat de benodigde watercompensatie zal worden gerealiseerd door de hoofdwatergang ten zuidwesten van het plangebied te verbreden. Deze locatie is ook in het gemeentelijk waterplan als compensatielocatie benoemd en de huidige bestemming verzet zich niet tegen het verbreden van de hoofdwatergang ter plaatse. Tussen de gemeente en de ontwikkelende partij is middels een anterieure overeenkomst het verbreden van de watergang formeel vastgelegd. De kosten die gemoeid zijn met het realiseren van de watercompensatie zijn in de exploitatiebegroting van het project opgenomen. Het realiseren van de compensatie is als gevolg hiervan zowel financieel als juridsich-planologisch gewaarborgd.

Ten aanzien van het bouwen in de Keurzone van de primaire waterkering heeft op basis van de bouwplannen wederom overleg plaatsgevonden met het waterschap. Het waterschap heeft hierbij de bouwplannen getoetst aan de Keur. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de gebouwen vergund kunnen worden (Keurvergunning). Uitgaande hiervan zijn stabiliteitsberekeningen voor de dijk niet noodzakelijk. Indien echter ten behoeve van de bouw aanvullingen of afgravingen tegen de dijk plaatsvinden dient deze berekening uitgevoerd te worden. In de regels en op de plankaart is geregeld dat niet gebouwd mag worden in de keurzone van de waterkering. Alvorens dit plaats kan vinden dient het college van burgemeester en wethouders de afwijkingsprocedure te doorlopen waarbij op basis van het definitieve bouwplan schriftelijk advies ingewonnen dient te worden bij het waterschap. Daarnaast heeft de ontwikkelaar de verplichting op grond van de Waterwet om alvorens te starten met de werkzaamheden een vergunning aan te vragen bij het waterschap. Op deze wijze zijn voldoende toetsmomenten vastgelegd waardoor de belangen van de dijkbeheerder voldoende zijn gewaarborgd. Hierdoor zal er ook geen sprake zijn van significante belemmeringen voor onderhoud, veiligheid of versterking van de waterkering.

7.4.2 Zienswijze omwonenden

Samenvatting zienswijzeBuren en omwonenden locatie hoek Grote Stern / Koninginnelaan (5 februari 2010):

In de zienswijze maken omwonenden bezwaar tegen het ontwerpbestemmingsplan Boulevard I op basis van algemene en puntsgewijze aspecten.

Allereerst heerst er onduidelijkheid over de naamgeving van het plan en de wijze van publiceren. In de publicatie in de Rozenburgse Courant is gesproken over een Ontwerpbestemmingsplan. In de stukken die via de website aangeboden werden is een Ontwerpbestemmingsplan niet vermeld, maar is als status 'definitief' opgenomen.

Het aangeboden stuk wordt eveneens beoordeeld als onleesbaar en onbegrijpelijk door het vele technische en ambtelijke taalgebruik en de grote hoeveelheid documenten. Aangevoerd wordt dat hiermee het democratische doel van de procedure in gevaar gebracht wordt. Gesteld wordt dat het plan zich uitput, door met veel aannames en onzekerheden, te becijferen en te beredeneren dat op procedurele zaken een haalbaarheid van het voorstel mogelijk zou kunnen of moeten zijn. Het geheel geeft hierdoor de indruk dat van een heldere afweging geen sprake is. De grote hoeveelheid en het uiterst kritische karakter van veiligheid en overlast beoordelingen zou al een teken moeten zijn om de huidige bestemming niet te willen wijzigen.

Beantwoording:

Er is geprobeerd zoveel mogelijk in begrijpelijke taal te schrijven echter is technisch taalgebruik vaak nodig om de strekking van zaken op de juiste manier te verwoorden. Bij eventuele onduidelijkheden is de gemeente altijd beschikbaar om een nadere toelichting te geven. De grote hoeveelheid documenten is noodzakelijk om aan alle wettelijke vereisten te kunnen voldoen.

Een concrete argumentatie waaruit de noodzaak zou blijken voor een bestemmingswijziging ontbreekt. Het openbaar groen be- en onderhouden, dus geen bouwplannen op groenlocaties, en behoud van het dorpse karakter van Rozenburg was en is het devies van de Rozenburgse bevolking.

In de zienswijze wordt tevens aangehaald dat in recente publicaties, van verschillende maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor het milieu, de woonomgeving en de natuur in algemene zin, het behoud en zelfs het creëren van groenlocaties in woonomgevingen als een noodzaak wordt gezien. De indiener vindt het opmerkelijk dat een afweging op hierboven genoemde zaken ontbreekt.

Beantwoording:

De bouwmogelijkheden binnen de bebouwde kern van Rozenburg zijn beperkt. Door te kiezen voor twee op een strategische plek gesitueerde woontorens in de noordrand van de bebouwde kern wordt een meer omvattend ruimtebeslag, zoals bij grondgebonden woningen, en een meer omvattende aantasting van de groene ruimte op een efficiënte wijze voorkomen. Van een willekeurig volbouwen van groene locaties is daarmee geen sprake. Situering van de woontorens op een locatie die meer centraal binnen de kern ligt is niet gewenst in verband met aspecten als schaduwwerking naar de bestaande woonomgeving en de verkeersaantrekkende werking binnen een centraler gelegen deel van Rozenburg. Bovendien dient terughoudendheid te worden betracht bij het opofferen van de meer centraal binnen de woonomgeving gelegen groenelementen en parkgebieden. Omdat bij appartementen de privé-buitenruimte beperkt is dient bij de situering van de torens sprake te zijn van een ruimtelijk bijzondere aantrekkelijke omgeving en uitzicht, zonder dat daarbij de woonkwaliteit van de bestaande omgeving onevenredig wordt aangetast. De woontorens worden daarom gebouwd in de directe nabijheid van de noordelijke hoofdentree van Rozenburg (Nieuwe Weg en Boulevard). Hierdoor is de schaduwwerking naar de bestaande woonomgeving beperkt. Ook hoeft het verkeer van en naar de woontorens niet door het woongebied te worden geleid. Rozenburg wordt aan meerdere zijden omgeven door een goed gedimensioneerde groenstructuur, bestaande uit groen en water. Deze groenstructuur van Rozenburg wordt niet door het plan aangetast. Er zal wel enig groen worden opgeofferd maar de hoofdstructuur onder meer bestaande uit een groene randzone rond Rozenburg en de meer aaneengesloten groengebieden van Rozenburg (zoals het aan de noordwestzijde gelegen sport- en recreatiegebied en het aan de oostzijde gelegen groengebied bij Nieuw Blankenburg) zal behouden blijven. Het openbare karakter van de groene ruimte ter hoogte van de aansluiting van de ruimtelijke assen van de Koninginnelaan en Grote Stern op de Boulevard wordt niet aangetast. De twee torens vormen daar een stedenbouwkundig- ruimtelijk accent en een oriëntatiepunt bij de entree van Rozenburg. De torens worden gebouwd ten noordwesten van het tennispark en daarmee in de ruimtelijke restzone tussen het tennispark en een minder aantrekkelijke verkeersknoop. Deze situering leidt tot een stedenbouwkundig betere uitstraling van de noordelijke entree en is zodanig dat de oostelijk van het tennispark gelegen groene randzone tussen de Boulevard en de Esdoornlaan intact en goed bereikbaar blijft. Het groene karakter van de noordrand van Rozenburg wordt niet onnodig of onevenredig aangetast maar wel voorzien van een herkenbaar ruimtelijk accent bij een van de belangrijkste entrees van Rozenburg. Van een verslechtering van de onderhoudsituatie van het groen hoeft geen sprake te zijn. Juist bij woontorens is een goed beheer en onderhoud van de groene woonomgeving gewenst vanwege het gebrek aan grotere privé-buitenruimten.

De zienswijze is aangevuld met (per paragraaf) puntsgewijze opmerkingen. Deze opmerkingen betreffen onder paragraaf:

H1 Inleiding

1.1

Tekst gaat uit van een definitieve situatie en is daarom voor een concept niet van toepassing. Wat wordt bedoeld met momenteel is het plangebied binnen de groene zoom gelegen. De tijdsbepaling momenteel is opmerkelijk. Het artikel stelt zaken zonder onderbouwing hiervan. Groen behouden is de nadrukkelijke wens van de overgrote meerderheid van de Rozenburgers.

Beantwoording:

Deze inleidende paragraaf geeft de aanleiding en het doel van het bestemmingsplan. Hierin wordt eveneens een korte beschrijving gegeven van de ontwikkeling. In deze paragraaf wordt tevens aangegeven dat de geplande ontwikkeling mogelijk moet worden gemaakt middels dit bestemmingsplan. Van een definitieve situatie wordt dus niet gesproken. De tijdsbepaling 'momenteel' slaat op de situatie zoals deze nu is. Om eventuele onduidelijkheid te voorkomen is de zinsopbouw van de inleiding aangepast.

1.2

De kwalificatie 'historisch' voor de straten en wegen is niet ter zake. Tekst verwoord een mening en is geen vastgestelde waarde. De omschrijving verwoord hoofdzakelijk een situatie die door de Rozenburgers graag behouden wordt. Tijdens bijeenkomsten in de Rozet bleek overduidelijk dat de Rozenburgers het huidige Rozenburg willen behouden en geen verdere aantasting of wijzigingen willen van hun woonomgeving.

Beantwoording:

Deze paragraaf geeft een korte beschrijving van de geschiedenis en ligging van het plangebied in zijn omgeving. De kwalificatie 'historisch' moet dan ook in dit verband worden gezien en is niet bedoeld als 'vastgestelde waarde'.

1.3

De plankaart is door een onvolledige legenda niet goed leesbaar.

Beantwoording:

De plankaart is opgesteld en vormgegeven op basis van de nieuwe Wro, het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de daarbij behorende ministeriële regelingen. Op basis van deze regelingen dienen bestemmingsplannen op vergelijkbare wijze opgebouwd en te worden gepresenteerd en tevens digitaal uitwisselbaar te worden gemaakt. Dit bestemmingsplan sluit hierbij aan waarbij eveneens rekening is gehouden met het gemeentelijke handboek bestemmingsplannen. De bij de plankaart opgenomen legenda dekt alle opgenomen bestemmingen en aanduidingen. De legenda is volledig.

H2 Juridische plantoetsing

2.1

Geen invulling van een juridisch kader maar behoud van openbaar groen is wat de Rozenburgers wensen. Het door de gemeente stellen van gevolgen en conclusies vanuit antwoorden op vragen van geheel andere aard kan en mag nooit een motivatie zijn voor het maken van dit soort ingrijpende plannen. Democratie en fatsoenlijk bestuur worden in twijfel getrokken. Door de profilering (hoogteverschillen) van het terrein is een stedenbouwkundig ontwerp, zoals bedoeld door de gemeente Rozenburg, praktisch onmogelijk.

Beantwoording:

paragraaf 2.1 geeft een verantwoording van de wijze waarop het bestemmingsplan is vormgegeven. In deze paragraaf wordt aangegeven aan welke wettelijke regelingen het plan voldoet en waarom gekozen is voor het toepassen van flexibiliteit in de regeling. De paragraaf is dus niet bedoeld als onderbouwing van het stedenbouwkundig ontwerp of de locatiekeuze.

2.2

Er wordt gesproken over een juridische regeling. Aanduiding, benoeming van deze regeling ontbreekt in de tekst.

Beantwoording:

De tekst onder paragraaf 2.2 geeft een beschrijving van de opbouw van de bij het plan behorende regels. De paragraaf kan gezien worden als een leeswijzer. Het daadwerkelijk benoemen van de regeling vindt dan ook plaats in deel 'B' regels.

2.3

De tekst onder de noemer groen is onsamenhangend en hierdoor onleesbaar. Het gebied is nu een schitterende groenvoorziening en wordt ten zeerste door de Rozenburgers gewaardeerd. Het gebied mag met de omliggende delen als een icoon van Rozenburg beschouwd worden. Geen concrete stukken zijn verkrijgbaar om een concrete vaststelling te doen over de veiligheid van de burgers met betrekking tot de aanwezige olieleidingen. Enige jaren terug zijn vanuit de overlevering gegevens en situaties bekend die wijziging van de bestemming onmogelijk maakten. Zie analyse van de VRR.

Beantwoording:

De tekst als opgenomen onder het kopje 'Groen' geeft een beschrijving van de inhoud van de bestemming 'Groen'. Deze bestemming is opgenomen om de rechtszekerheid te geven dat in deze delen van het plangebied geen gebouwen worden gerealiseerd en de groenstructuur behouden blijft. De in de zienswijze aangegeven olieleidingen zijn apart bestemd en zodoende niet in dit tekstdeel opgenomen. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen om het gebied te ontwikkelen.

H3 Bestaande situatie

3.2

De genoemde goede woonenclave verdwijnt in hoog tempo als openbaar groen gewijzigd wordt in beton en baksteen. De doelstelling van destijds wordt door het volbouwen bedreigd. Ook hier kan worden gesteld dat de Rozenburgers behoud en vooral goed onderhoud van de huidige staat wensen. Een ronduit nee tegen dergelijke plannen is praktisch zonder uitzondering het antwoord van de Rozenburger.

Beantwoording:

zie beantwoording onder algemene punten.

3.3

Het dijklichaam is eigenlijk alleen langs de boulevard aanwezig. Door het behouden van de locatie als openbaar groen wordt bij het binnenkomen van Rozenburg het groene karakter weergegeven. Een stedenbouwkundige invulling van deze locatie is mede hierdoor ongewenst door de Rozenburgse bevolking. Ook hierbij kan verwezen worden naar de bijeenkomsten in de Rozet.

Beantwoording:

zie beantwoording onder algemene punten.

H4 Beleidskader

4.1

Een dergelijk plan is per definitie niet de beste optie voor waarborging van het milieu, de kwaliteit en de veiligheid. Het is de omgekeerde wereld om te stellen dat op enigerlei wijze het milieu of de veiligheid met een dergelijke planwijziging gediend is.

Het bestuur van Rozenburg is in de afgelopen perioden op verlerlei manieren sterk bekritiseerd. Veelal had dit betrekking op de wijziging van zelfstandige gemeente naar een deelgemeente van Rotterdam. Hierdoor is het voorstellen van dergelijke belangrijke wijzigingen vlak voor het tijdstip van de wijziging in deelgemeente een onjuist tijdstip. Uit de documenten blijkt dat ook Rotterdam niet vooraf geconsulteerd is. Rotterdam zal dus met voldongen feiten worden geconfronteerd. Bij dergelijk handelen zijn ernstige kanttekeningen te plaatsen. Een frisse start na maart 2010 voor dit plan, alle vergelijkbare plannen en andere belangrijke zaken is in sterke mate te overwegen.

Beantwoording:

Paragraaf 4.1 geeft een beschrijving van de inhoud van de Nota Ruimte welke in 2006 is vastgesteld. De Nota Ruimte geeft in hoofdlijnen het ruimtelijk rijksbeleid. In dit plan is aangegeven dat hoogbouw en ondergronds bouwen een belangrijke rol spelen bij de optimale benutting van het bebouwd gebied. De geplande ontwikkelingen in het plangebied sluiten hierbij aan. Politieke ontwikkelingen op lokaal niveau spelen binnen dit genoemde rijksbeleid geen rol. Ten aanzien van de genoemde 'frisse start' heeft de gemeente de plannen heroverwogen en besloten om de massa en hoogte van de nieuwbouw aan te passen.

4.2

De voorgestelde wijzigingen sluiten op geen enkele wijze aan bij het streven van RR2020.

Beantwoording:

In RR2020 worden de ruimtelijke keuzes op provinciaal niveau verwoord. Deze ruimtelijke keuzes zijn uitgewerkt in een aantal speerpunten, waaronder de genoemde vraag naar zorgproducten en wonen met zorg. De opgenomen paragraaf geeft een beschrijving van dit ruimtelijk plan. Het feit dat er voor het bestemmingsplan geen relevante passages zijn opgenomen in het bestemmingsplan neemt niet weg dat deze niet gerealiseerd kunnen worden.

4.3

Door het wijzigen van de bestemming en de voorgestelde bouwvormen is het respect voor de omgeving en het wooncomfort van de omwonenden volledig verdwenen. Er is nauwelijks een Rozenburger zonder banden met het gemeentebestuur te vinden die de stellingen in tekst onderschrijft. De hier opgevoerde veronderstellingen staan haaks op de gevoelens van het behouden en verbeteren van Rozenburg zoals de Rozenburgers bedoelen. Woningbouw op strategische plaatsen betekent in dit geval niet anders dan het ongewenst volbouwen van iedere denkbare locatie. De in deze paragraaf opgevoerde teksten neigen naar een megalomaan karakter. Relevantie van waterplannen op de voorgestelde wijziging is niet duidelijk. De wijziging van de bestemming kan per definitie niet een verbetering betekenen. Het Groenstructuurplan sluit aan bij de mening van de Rozenburgers. Groen en Rozenburg niet verder veranderen / verslechteren maar onderhouden en behouden is het devies. Het Groenstructuurplan is speerpunt en hoofdzaak in de algemeen geldende opvatting van de Rozenburger. "Verbeteren behoud en onderhoud van het openbaar groen".

Beantwoording:

zie beantwoording onder algemene punten.

4.4

Rozenburg kan als dorp niet geschaard worden onder provinciaal binnenstedelijk beleid. Door de bijzondere ligging van Rozenburg in het industrie- havengebied is per definitie een dergelijk algemeen beleid niet toepasbaar. Het bestuur van Rozenburg zou het provinciaal bestuur hierop moeten wijzen. Rekening houden met de omstandigheden, ligging van Rozenburg en de wensen van de Rozenburgers zou het enige juiste beleid zijn van betrokken besturen.

Beantwoording:

Op provinciaal niveau zijn in de Verordening Ruimte bebouwingscontouren aangegeven. Het plangebied valt binnen deze bebouwingscontouren en is hiermee aan te merken als binnenstedelijk gebied. Het woord 'binnenstedelijk' wordt dan ook verkeerd geïnterpreteerd. Met binnenstedelijk wordt bedoeld ontwikkelingen 'binnen de bebouwde kom' ongeacht de omvang van het dorp/(deel)gemeente.

H5 Sectorale aspecten

5.2

De bodem is ook geschikt voor het behoud van de huidige bestemming.

Beantwoording:

Het bodemonderzoek is uitgevoerd om aan te tonen of deze gronden geschikt zijn voor bewoning. De huidige bestemming is inderdaad ook mogelijk. De bodemkwaliteit staat beide bestemmingen niet in de weg.

5.3

In algemene termen is door de bijzondere ligging van Rozenburg een duidelijk gegeven dat minder bewoners minder slachtoffers dus een lager risico betekent. Het behouden van bevolkingaantallen met betrekking tot het behoud van openbare voorzieningen is een illusie. De relevantie tot het willen wijzigen van het bestemmingsplan in enkele sub artikelen is niet of nauwelijks aanwezig. Het al of niet met de hakken over de spreekwoordelijke sloot binnen veiligheid en overige normeringen vallen is geen reden om een bestemming te wijzigen. Zie ook bladzijde 46 en 47 van de analyse van de VRR. Concrete gegevens zijn niet of moeilijk beschikbaar. Een toetsing in het kader van de terinzagelegging is binnen de gestelde termijn niet haalbaar. Door het grote belang hiervan is hierdoor het openbaar belang in het geding. De gehele toetsing op veiligheid, milieu en op de natuuraspecten lijkt uiterst kritisch in de marge te zitten van wat wel en wat niet toegestaan is. De op dit moment geboden termijn en mogelijkheden zijn niet toereikend om een helder beeld te krijgen. Het belang hiervan is zeer groot. Verdere verdieping en nader afweging zijn noodzakelijk. Bouwen op dergelijke kritische gevaarlijke plekke is met de kennis en met het hedendaags inzicht uit den boze.

Beantwoording:

Het onderzoek naar externe veiligheid is uitgevoerd om te onderzoeken of de ontwikkeling past binnen de kaders als gegeven in de wet en regelgeving. Dit onderzoek, waarvan de conclusies in het bestemmingsplan zijn opgenomen, geeft aan dat er met betrekking tot het aspect externe veiligheid geen belemmeringen zijn voor de geplande ontwikkelingen. De externe veiligheidsvisie, waarnaar in de paragraaf wordt verwezen, is opgesteld in samenwerking met de hiervoor bevoegde organen DCMR milieudienst Rijnmond, de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR), de provincie Zuid Holland en het Havenbedrijf BV. Deze organisaties zijn tevens in het kader van het vooroverleg om advies gevraagd. De resultaten van dit vooroverleg zijn opgenomen in paragraaf 7.3. Toetsing van dit plan aan externe veiligheid heeft geen belemmeringen opgeleverd voor de wijziging van de bestemming.

5.4

Bij de beoordeling van de brongeluiden lijkt geen rekening gehouden te zijn met de praktische omstandigheden. Ter plaatse van de locatie wordt door het verkeer veelal geremd en geaccelereerd. De Boulevard is door het ontbreken van adequate snelheidsremmende maatregelen veelal een racebaan. Behoud van de functie als openbaar groen kan door de reinigende werking van het groen een positieve bijdrage leveren. Het gebruik van geluidarm, asfalt is nauwelijks van belang. Uitlaat en motorgeluiden bij afremmen en accelereren bepalen de geluidsproductie ter plaatse.

Beantwoording:

Het aspect geluid is getoetst aan de kaders die worden gegeven door de Wet geluidhinder waarbij toetsing heeft plaatsgevonden op basis van het aantal motorvoertuigen, de snelheid, de voertuigverdeling en de afstand van de bebouwing tot de weg. Uit het onderzoek blijkt dat het aspect geluid de bestemmingswijziging niet in de weg staat.

5.5

Verwijderen van openbaar groen is een verslechtering van dit openbaar groen. Het tegenovergestelde is waarlijk ondenkbaar.

Beantwoording:

Paragraaf 5.5 geeft de resultaten van het onderzoek naar luchtkwaliteit op basis van de Wet luchtkwaliteit. In deze paragraaf is aangegeven dat het aspect luchtkwaliteit binnen de aangegeven kaders in de wet geen belemmeringen oplevert voor realisatie van het plan. Hierbij is nadrukkelijk een afweging gemaakt over het realiseren van woningbouw en het verloren gaan van openbaar groen.

5.7

Flora en fauna zijn beter gediend bij behoud van openbaar groen. Een onafhankelijk onderzoek zou gedaan moeten worden met betrekking tot de aanwezige flora en fauna. Er is mogelijk door de gemeente geen volledige correspondentie verstrekt over de aanwezige vleermuizen. Uitsluitsel en inzicht over de aanwezige fauna ontbreekt hierdoor. Een advies van een ter zake kundige maatschappelijke organisaties op het gebied van de natuur is zeer wenselijk zo niet geboden.

Beantwoording:

Door het onafhankelijk adviesbureau Mertens zijn onderzoeken uitgevoerd naar de aanwezige flora en fauna, waarbij de effecten van de ontwikkeling zijn beschreven. Deze onderzoeken zijn als bijlage opgenomen in het bestemmingsplan. Tijdens dit onderzoek zijn verschillende beschermde soorten aangetroffen tijdens veldbezoeken. De verwachting is echter dat deze als gevolg van de plannen niet in hun voortbestaan of verspreiding wordt bedreigd. Het realiseren van de bebouwing heeft in dit kader geen nadelige gevolgen voor de flora en fauna.

5.8

Meer verharding van aardoppervlak is onwenselijk. Bouwen is dus onwenselijk. Openbaar groen is dus wenselijk. De provinciale overheden hebben een beleid wat gericht is op gezond, groen en veilig. Openbaar groen volbouwen is dat niet. De informatie over de compensatie van het openbaar groen ontbreekt. Het terrein heeft sterk wisselende maaiveldhoogtes. Hierdoor is het terrein een 3 m diepe kom. Een verantwoorde stedenbouwkundige invulling is praktisch gezien niet te maken. De wisselende peilhoogten van bestaande en eventuele nieuwe bebouwing komen op een onverantwoorde wijze sterk uit elkaar te liggen. Het terrein is absoluut niet als bouwgrond maar wel als openbaar groen geschikt te maken voor de toekomst. Niet bouwen is ook duurzaam. De conclusie is door gebrek aan gegevens en tijd niet te controleren.

Beantwoording:

De overheid heeft niet uitsluitend beleid geformuleerd over gezondheid, groen en veiligheid maar ook over onder meer wonen, werk, verkeer en recreatie. Binnen de bebouwde kom van Rozenburg is ruimte gezocht voor de bouw van nieuwe woningen. Door te kiezen voor woontorens wordt spaarzaam met de ruimte omgegaan en wordt onnodige toename van verhard oppervlak en onevenredige aantasting van groen voorkomen. Van aantasting van structureel groen is geen sprake. De bouw van de torens leidt tot een benodigde watercompensatie van 396 m². In overleg met het waterschap is besloten om de bestaande hoofdwatergang in peilvak 20-03 ten zuidwesten van het plangebied te verbreden. In het bouwplan is optimaal rekening gehouden met de lagere maaiveldligging van de locatie door te kiezen voor de aanleg van een parkeervoorziening op het maaiveld met een dek. In het stedenbouwkundig plan en bouwplan is goed rekening gehouden met meerdere aspecten van duurzaamheid dan uitsluitend behoud van groen.

5.9

Het ontbreken van archeologische zaken is op zich geen argument om de bestemming te willen wijzigen.

Beantwoording:

Paragraaf 5.9 geeft een beschrijving van het aspect archeologie en haar invloed op het bestemmingsplan. De paragraaf is dus niet bedoeld als onderbouwing of argumentatie voor het wijzigen van de bestemming. Het is enkel een toetsing aan het europees en provinciaal archeologisch beleid.

5.10

Beschreven zaken zijn niet relevant voor het wijzigen van de bestemming.

Beantwoording:

De in deze paragraaf beschreven zaken zijn inderdaad niet relevant voor het wijzigen van de bestemming, maar geven aan waaraan het plan dient te voldoen in het kader van 'Duurzaam bouwen' en het 'Politiekeurmerk Veilig Wonen'. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan het gemeentelijk beleid.

5.11

Het ingesloten parkeerterrein zal zonder twijfel ongewenst gedrag uitlokken. De verhoogde terrassen nodigen eveneens uit tot ongewenst gebruik van de hieronder gelegen ruimten. Het bieden/bouwen van parkeergelegenheid is geen argument op zich om dit tezamen met woongelegenheid dan ook maar te doen.

Beantwoording:

Ongewenst gedrag is nimmer uit te sluiten en doet zich ook voor op in de openlucht gelegen parkeerterreinen. Het merendeel van de parkeerplaatsen wordt ondergebracht in de te realiseren parkeervoorziening. De wijze waarop toezicht gehouden wordt of kan worden op parkeervoorzieningen vormen geen ruimtelijke afweging in het kader van een bestemmingsplan.

5.12

Verkeerstechnisch is dit plan op zich maar ook in combinatie met andere plannen een ernstige maar zeker een ongewenste situatie. De situatie ter plekke is zonder het extra aanbod al een kritische verkeerssituatie.

Beantwoording:

Het plangebied ligt ter hoogte van de aansluiting van de Grote Stern, Koninginnelaan en de Boulevard Rozenburg. Het plangebied wordt ontsloten vanaf de aansluiting Grote Stern - Koninginnelaan. De Grote Stern is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/h. De Koninginnelaan is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h. Het fietsverkeer wordt conform de inrichting van Duurzaam Veilig gemengd afgewikkeld. De Grote Stern is een gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom en is voorzien van fietssuggestiestroken. Binnen de bebouwde kom van Rozenburg ontbreken vrijliggende fietspaden. Wel zijn fietssuggestiestroken aanwezig. De ontsluiting voor het fietsverkeer mag als goed worden aangemerkt. In de beschrijving van de sectorale aspecten is onder 4.12 verkeer aangegeven dat er sprake zal zijn van een extra verkeerstoename van circa 378 motorvoertuigen per etmaal. Dit is een beperkte toename van het verkeer waarvoor de Grote Stern en Koninginnelaan nog voldoende capaciteit bieden. De aansluiting van het plangebied op de openbare weg betreft een in- en uitrit en is vanwege het type weg voldoende veilig.

H6 Economische uitvoerbaarheid

Hoe is de conclusie / toetsing verricht? Economische haalbaarheid is met woningen die gebouwd worden op een kritische mogelijk zelfs levensgevaarlijke locatie uiterst twijfelachtig.

Beantwoording:

Met betrekking tot deze ontwikkeling is een anterieure overeenkomst afgesloten tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Alle kosten van de herontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is tevens een planschadeovereenkomst afgesloten omtrent het uitkeren van eventuele planschadevergoedingen. De financieel-economische uitvoerbaarheid is daarmee gewaarborgd, zodat het plan kan worden gerealiseerd. Hiertoe is ook afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. De veronderstelling dat de woningen op een levensgevaarlijke locatie worden gebouwd is niet juist. Hiernaar is onderzoek verricht waarvan de conclusies zijn opgenomen in paragraaf 4.3.

Verantwoording

Het plan is als juridisch kader niet geschikt voor een bestemmingswijziging. Maatschappelijk wordt in alle geledingen van de Nederlandse en zeker ook van de Rozenburgse samenleving veel waarde gehecht aan de kwaliteit van de woonomgeving en in dit geval aan het openbaar groen. Telkenmale is in publicaties en door middel van andere uitingen gebleken dat de Rozenburgers geen openbaar groen willen inwisselen voor bebouwing.

Beantwoording:

Het hoofdstuk verantwoording planvorm als opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan betreft een verantwoording van de manier waarop het bestemmingsplan is vormgegeven. Met deze vormgeving wordt voldaan een de vormvereisten die voortvloeien uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit bestemmingsplan vormt hiermee het juridische kader waarbinnen in het plangebied de ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Voor een verantwoording van de bebouwing in het openbaar groen wordt verwezen naar de beantwoording onder de algemene punten.

Overleg en Inspraak

Concrete informatie over jurisprudentie en het niet volgen van procedures zijn niet via de website van Rozenburg beschikbaar. Inhoudelijke toelichting ontbreekt. De informatieavonden zijn door de wijze waarop deze georganiseerd waren uitsluitend als een opsomming / opgave van vaststaande feiten te karakteriseren. Reacties en vragen werden genegeerd. Waarom is kleinschaligheid aanleiding om via de ter visie legging te communiceren? De term kleinschaligheid staat in schril contrast met de hoeveelheid documenten. De toetsing bij organisaties en instanties blijkt niet altijd concreet en inhoudelijk of volledig te zijn geweest. Toetsing bij het toekomstige (maart 2010) bestuur zijnde de Gemeente Rotterdam ontbreekt. Dit is een bedenkelijke situatie. Toetsing door belanghebbende / relevante maatschappelijke organisaties is bij een bedenkelijk omstreden plan een onvermijdelijke noodzakelijkheid.

Beantwoording:

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak. Deze is in de wet niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Bij het onderhavige bestemmingsplan is de inspraakverordening van de gemeente Rozenburg niet gehanteerd. Uit jurisprudentie blijkt dat dit mogelijk is aangezien in bestemmingsplanprocedures op een andere manier formele inspraak mogelijk is. De bewoners zijn in de voorbereidingsfase geïnformeerd over het plan Boulevard I. De resultaten, voortvloeiend uit de stedenbouwkundige studie, zijn in een door de gemeente georganiseerde informatieavond gepresenteerd. Tevens is medegedeeld dat de bruikbare en toepasbare reacties meegenomen zullen worden bij de uitwerking van het onderhavige bestemmingsplan. Voor het plan Boulevard I is ervoor gekozen om via de wettelijke procedure (start tervisielegging) nader te communiceren met omwonenden en andere betrokkenen. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro artikel 3.1.1.) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties die in kennis gesteld moeten worden over het bestemmingsplan (waaronder de stadsregio Rotterdam) zijn geïnformeerd. Daarnaast is voor het project op 3 maart 2011 wederom een informatiebijeenkomst bij de deelgemeente georganiseerd. Dit is een zeer drukke avond geweest waarbij circa 250 mensen aanwezig zijn geweest. Naar aanleiding van deze avond hebben zich circa 140 huishoudens aangemeld met serieuze interesse voor het project. Het project lijkt daarom ook te voorzien in een grote behoefte onder de Rozenburgse bevolking.

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 1 Bodemonderzoek

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 2 Geluidsonderzoek

Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen En Vogels

Bijlage 3 Onderzoek Vleermuizen en vogels

Bijlage 4 Onderzoek Rugstreeppad En Kleine Modderkruiper

Bijlage 4 Onderzoek rugstreeppad en kleine modderkruiper

Bijlage 5 Projectplan Ontheffingsaanvraag Flora- En Faunawet

Bijlage 5 Projectplan ontheffingsaanvraag Flora- en Faunawet

Bijlage 6 Brief Minister

Bijlage 6 Brief Minister

Bijlage 7 Advies Vrr

Bijlage 7 Advies VRR

Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 8 Beeldkwaliteitplan

Bijlage 9 Staat Van Wijzigingen

Bijlage 9 Staat van Wijzigingen