KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Recreatie
Artikel 4 Water
Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel

Oranjebonnen (fase 1)

Bestemmingsplan - gemeente Rotterdam

Onherroepelijk op 31-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Bijlage Bij Toelichting

Toelichting

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
Plan:
het bestemmingsplan "bestemmingsplan Oranjebonnen (fase 1)" van
de gemeente Rotterdam.
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2072Oranjebonnen-oh01 met de bijbehorende regels.
Verbeelding:
de analoge c.q. digitale plankaart.
Verdere begrippen op alfabetische volgorde:
Agrarisch medegebruik:
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming, waarbinnen dit agrarische gebruik is toegestaan.
Archeologisch deskundige:
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
Bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Maaiveld:
de hoogte van het terrein nadat het gereed gemaakt is voor bebouwing.
Normaal onderhoud:
werkzaamheden die regelmatig nodig zijn voor een goed beheer van de gronden.
Openbare nutsvoorzieningen:
op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt hier niet onder begrepen).
Peil:
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
Recreatie:
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
Water:
waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater.
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Wet ruimtelijke ordening:
de Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
Woningwet:
de Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1
Meten
Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
a.
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
b.
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
c.
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
d.
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie

3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Recreatie" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
recreatie in de vorm van wandel-, fiets- en ruiterpaden;
b.
uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'verkeer', tevens voor gemotoriseerd verkeer;
c.
groenvoorzieningen;
d.
agrarisch medegebruik;
e.
waterpartijen en waterlopen;
f.
een vispaaiplaats;
met de daarbij behorende:
g.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer- en vervoersvoorzieningen;
h.
voorzieningen in het kader van de waterhuishouding benodigde voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Op de voor "Recreatie" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies.
3.2.2
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a.
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter;
b.
huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) mogen niet groter zijn dan 10 m3;
c.
bouwwerken voor openbaar nut, water, verkeer en vervoer, mogen niet groter zijn dan 80 m3.
3.3
Afwijking gebruiksregels
3.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijkenvan het bepaalde in artikel 3.1 onder b en toestaan dat ook elders binnen de bestemming gemotoriseerd verkeer is toegestaan.
3.3.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in 3.1.1 wordt niet verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden als opslagplaats of stallingsplaats.

Artikel 4 Water

4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen;
b.
oeververbindingen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
openbare nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
e.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2
Bouwregels
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
a.
in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde) van waterstaatkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d.

Artikel 5 Leiding - Hoogspanningsverbinding

5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsverbinding.
5.2
Bouwregels
Op de voor "Leiding - Hoogspanning" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere voorkomende bestemmingen, niet worden gebouwd.
5.3
Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2
en toestaan dat in de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd, mits
het belang van de hoogspanningsleiding hierdoor niet wordt geschaad.
5.3.2
Alvorens af te wijken wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning, ter bescherming van bedoelde hoogspanningsverbinding.
5.4
Omgevingsvergunning
5.4.1
Op de voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" bestemde gronden is het verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden te verrichten:
a.
het aanbrengen van hoog opgroeiende beplantingen en bomen;
b.
het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
c.
het aanleggen van watergangen en -partijen;
d.
het wijzigen van het maaiveldniveau;
e.
het aanleggen van oppervlakteverhardingen;
f.
het plaatsen van onroerende objecten, geen bebouwing zijnde, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
5.4.2
Het in 5.4.1 bedoelde verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren.
5.4.3
De in 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend,
indien de belangen van de hoogspanningsverbinding en de veiligheid van personen en goederen ter zake dit gedogen. Alvorens te beslissen op een aanvraag zoals bedoeld in 5.4.1, wint het college van burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 1

6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
6.2
Bouwregels
6.2.1
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 6.3.1.
6.2.2
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
6.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 6.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
6.3.2
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
a.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e.
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
6.3.3
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
6.3.4
Vergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
6.3.5
Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
6.3.6
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 2

7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
7.2
Bouwregels
7.2.1
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een reguliere bouwvergunning als bedoeld in de Woningwet een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en/of dieptematen welke genoemd zijn in 7.3.1.
7.2.2
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
7.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in 7.3.2 onder a t/m f genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 4,0 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
7.3.2
Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
a.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b.
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c.
het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d.
het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e.
het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
7.3.3
Het vergunningvereiste geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
7.3.4
Vergunning wordt verleend, indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
7.3.5
Alvorens de vergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een rapport van een archeologisch deskundige te overleggen.
7.3.6
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a.
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b.
de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c.
de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en de bij deze dubbelbestemming behorende voorzieningen.
8.2
Bouwregels
Ten behoeve van de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 10 meter mag bedragen.
8.3
Afwijking van de bouwregels
8.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in 8.2 ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, indien de belangen en de veiligheid van de waterkering niet worden geschaad en de bij de betrokken bestemming horende bouwregels in acht worden genomen. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van de omgevingsvergunning schriftelijk advies in bij de betrokken waterbeheerder.
8.3.2
Burgemeester en wethouders kunnen aan de in artikel 8.3.1 bedoelde omgevingsvergunning voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de waterkering.
8.4
Omgevingsvergunning
8.4.1
Het is verboden op of in gronden ter plaatse van de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te (laten) voeren:
a.
het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en ophogen van gronden;
b.
het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
c.
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
d.
het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
e.
het vellen en/of rooien van houtgewas;
f.
het beplanten van de gronden;
g.
het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm;
h.
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2
Het verbod als bedoeld in artikel 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
a.
het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
b.
reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.4.3
De in artikel 8.4.1. bedoelde vergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1
Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
9.1.3
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2
Overgangsrecht gebruik
9.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
9.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
9.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.2.4
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.3
Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "bestemmingsplan Oranjebonnen (fase 1)", gemeente Rotterdam.