Onderweg 1
Bestemmingsplan - Gemeente Rotterdam
Ontwerp op 17-12-2023 - in voorbereiding
Bestanden
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Onderweg 1 met identificatienummer NL.IMRO.0599.BP2218Onderweg1-on01 van de gemeente Rotterdam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw (uitbouw):
een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen).
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologisch deskundige:
het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie.
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingspercentage:
een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bouwaanduidingen:
alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken.
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.15 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 bruto vloeroppervlak:
het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend.
1.19 bijgebouw:
vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel.
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.21 erf:
terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.
1.24 hoofdgebouw:
gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel.
1.25 kap:
een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.26 kantoren:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.27 maaiveld:
de bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden.
1.28 milieudeskundige:
de DCMR Milieudienst Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie.
1.29 openbare nutsvoorzieningen:
op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen).
1.30 peil (straat-):
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg;
- voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein.
Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
1.31 risicovolle inrichting:
een inrichting waarbij ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risicoafstand moet worden aangehouden bij het in een bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.32 souterrain:
een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt.
1.33 straatmeubilair:
voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d.
1.34 uitstekende delen aan gebouwen:
erkers, luifels, balkons, galerijen e.d.
1.35 voorgevelzone:
de lijn, tevens de grens van het bouwperceel en bestemmingsgrens, gemeten vanuit de as van de weg en gelegen aan de zijde van de dichtstbijzijnde en in het plan genoemde openbare weg.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de breedte van een gebouw:
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk.
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, dakgoten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bedrijven, met het daarbij behorende erf en opslag- werkterrein, ontsluitingswegen en -paden, parkeren, groen en water;
- geluidafschermende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
- 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 2).
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwingsnormen
- Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsgrenzen;
- Ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' zijn geluidafschermende voorzieningen toegestaan;
- Op de voor 'Bedrijf - 2' bestemde gronden mogen in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erfafscheidingen, keermuren en hellingbanen worden gebouwd;
- Erfafscheidingen en geluidafschermende voorzieningen mogen niet hoger zijn dan 2 meter.
3.2.2 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde over de bouwhoogte zoals opgenomen op de verbeelding, met dien verstande dat de hoogte met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden en dit strikt noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering. Voorafgaand aan het verlenen van de omgevingsvergunning wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een milieudeskundige.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Toegestane bedrijven
Bedrijven t/m categorie 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels
3.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak innemen.
3.4.3 Overige bepalingen
Voorzieningen ten behoeve van laden en lossen van vrachtauto's zijn toegestaan, mits dit geschiedt achter de voorgevelrooilijn.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
Artikel 4 Tuin - 2
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuin, met bijbehorende voet- en fietspaden, parkeren, watergangen, waterpartijen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden, boothellingen, bruggen en beschoeiingen
- uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming alsmede een tot de constructie behorend deel zijnde een staander/kolom;
- in de tuinen grenzend aan de bestemming 'Wonen' is een (aanlanding van een) brug toegestaan, één aan de Onderweg en één aan de Benno Premselastraat, met dien verstande dat de breedte van de brug maximaal 3,5 meter bedraagt;
- 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 2) voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Op de voor 'Tuin - 2' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals pergola's, erfafscheidingen, speeltoestellen, keermuren, hellingbanen, voorzieningen voor een parkeergarage en vijvers.
4.2.2 Bebouwingsnormen
- uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
- tuinmeubilair mag niet hoger zijn dan 2,5 meter, speeltoestellen niet hoger dan 4 meter, pergola's niet hoger dan 3 meter, erfafscheidingen niet hoger dan 2 meter, met uitzondering van de erfafscheidingen in de voortuin, die niet hoger mogen zijn dan 1 meter.
4.2.3 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 Algemeen ten behoeve van een bredere brug, indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van hulpvoertuigen.
Artikel 5 Verkeer - Erf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Erf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, tuin en erf, openbare nutsvoorzieningen, speelgelegenheden en waterlopen;
- geluidafschermende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
- 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 2).
5.2 Bouwregels
Op de voor 'Verkeer - Erf' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
5.2.1 Algemeen
- de bestemming passende bouwwerken, zoals een slagboom, fietsenrekken, bruggen, erfafscheidingen, steigers en vlonders;
- geluidafschermende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm';
- tuinmeubilair mag niet hoger zijn dan 2,5 meter, speeltoestellen niet hoger dan 4 meter, pergola's niet hoger dan 3 meter, erfafscheidingen en geluidafschermende voorzieningen niet hoger dan 2 meter, met uitzondering van de erfafscheidingen in de voortuin, die niet hoger mogen zijn dan 1 meter.
5.2.2 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, groenvoorzieningen, met bijbehorende voorzieningen;
- 'Waarde - Archeologie' (als bedoeld in Waarde - Archeologie - 2).
6.2 Bouwregels
Op de voor 'Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens:
6.2.1 Algemeen
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals, keerwanden, beschoeiingen, duikers, gemalen e.d.;
- voorzieningen van openbaar nut met een inhoud van maximaal 80 m3;
6.2.2 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen, met de daarbij behorende voorzieningen zoals (inpandige) bergingen en garageboxen, aanbouwen, bijgebouwen, alsmede voor tuinen, groen, water en ontsluitingswegen en -paden;
- 'Waarde - Archeologie - 2' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Waarde - Archeologie - 2', is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
7.2.2 Bebouwingsnormen
- Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de verbeelding aangegeven bebouwingsgrenzen;
- Het bebouwingspercentage bedraagt per bouwperceel niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
- Uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten tenminste 2,2 meter boven maaiveld blijven;
- De goothoogte en nokhoogte bedragen maximaal respectievelijk 4,5 meter en 8 meter;
- De breedte van een voorgevel bedraagt maximaal 10 meter;
- De afstand van bebouwing ten opzichte van de zijgrenzen van het bouwperceel bedraagt minimaal 3 meter, met dien verstande dat indien het bouwperceel grenst aan de bestemming ‘Water’ de afstand van bebouwing minimaal 4 meter bedraagt;
- De afstand tussen bebouwing onderling op een bouwperceel bedraagt minimaal 6 meter;
- Aanbouwen en bijgebouwen dienen achter de voorgevelrooilijn gebouwd te worden, met dien verstande dat de afstand ten opzichte van de voorgevelrooilijn minimaal 2,50 meter -te weten de voorgevelzone- bedraagt;
- De bebouwing dient haaks op of evenwijdig aan de aangrenzende, in oost-westelijke richting naastgelegen bestemming ‘Water' (poldersloten) te worden gerealiseerd.
7.3 Overige bebouwingsbepalingen
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen geldt, onverminderd het bepaalde in 7.2.2 het volgende:
- de goothoogte van aanbouwen is maximaal 25 centimeter boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw gelegen;
- indien een aanbouw met een kap wordt afgedekt, dient de nokhoogte minimaal 1meter onder de nok van het hoofdgebouw te zijn gelegen;
- de goot- en nokhoogte van bijgebouwen bedragen maximaal respectievelijk 3 meter en 5,5 meter.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Aan huis gebonden beroep of bedrijf
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, mits:
- de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30% mag worden gebruikt voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
- ten aanzien van een aan huis gebonden bedrijf sprake is van een bedrijf tot en met categorie 1 als bedoeld in de bij deze regels horende Lijst van bedrijfsactiviteiten;
- de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen;
- er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen;
- er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van het aan huis gebonden beroep of bedrijf.
7.4.2 Voorwaardelijke verplichting geluid
Woningen binnen de bestemming 'Wonen' mogen als zodanig worden gebruikt onder de volgende voorwaarden:
- ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' binnen de bestemmingen 'Bedrijf - 2' en 'Verkeer - Erf' is een geluidscherm met een bouwhoogte van minimaal 2 meter gebouwd;
- het geluidscherm als bedoeld onder a:
- mag geen kieren of openingen bevatten en moet voldoen aan de massa per eenheid van oppervlakte van minimaal 10 kg/m²;
- moet aan de zuidzijde worden voorzien van geluidsabsorptie met absorptiecoëfficiënt van minimaal 0,8;
- het geluidscherm als bedoeld onder a wordt in stand gehouden.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 8.3.
8.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan.
8.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken cq werkzaamheden
- grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
- het indrijven van voorwerpen in de bodem;
- het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
- het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
8.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
8.3.4 Vergunning
Vergunning wordt verleend, nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
8.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Maximum bouwhoogte
Voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding.
10.2 Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil.
10.3 Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding (verbeelding) duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt.
10.4 Bestaande maten
10.4.1 Afwijkende maten
In afwijking van het bepaalde in Hoofdstuk 2 geldt voor bestaande (met vergunning opgerichte) gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het volgende:
- indien en voor zover de bestaande maatvoering, afstanden, bebouwingspercentages, en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven maxima, dan wel minima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering als maximum respectievelijk minimum;
- indien de bestaande situering afwijkt van deze regels, is ook de bestaande situering toegestaan.
10.4.2 Herbouw
In geval van herbouw is 10.4.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
11.1 Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak.
11.2 Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwasinstallatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
Artikel 12 Overige Regels
12.1 Voorwaardelijke verplichting
Een omgevingsvergunning voor het bouwen en het gebruik van gronden of bouwwerken, wordt slechts verleend, indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens de normering zoals deze is opgenomen in de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' of de rechtsopvolgers daarvan.
12.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen omtrent parkeren op eigen terrein en van de parkeernormen zoals bedoeld in lid 12.1, mits voldaan wordt aan de 'Beleidsregeling Parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2022' of de rechtsopvolgers daarvan opgenomen regels en voorwaarden.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1 Aanwezige bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2 Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
13.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1 Bestaand gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
13.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.2.3 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.2.4 Uitzonderingen op het overgangsrecht gebruik
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Onderweg 1.