Harbourpark
Bestemmingsplan - Gemeente Rijswijk
Vastgesteld op 23-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Harbourpark met identificatienummer NL.IMRO.0603.bpHarbourpark-VA01 van de gemeente Rijswijk.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.7 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, distribueren, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van (commerciële) diensten. Een bedrijf-aan-huis daaronder niet inbegrepen.
1.8 bedrijf geschikt voor functiemenging
een bedrijf dat qua aard en invloed op de omgeving past binnen een gemengd gebied met wonen, ook indien gevoelige objecten zijn gelegen:
- a. direct naast het bedrijf;
- b. in hetzelfde gebouw of een aanpandig gelegen gebouw, indien in dat gebouw gevoelige objecten zijn toegelaten
1.9 begane grond
de bouwlaag van een gebouw waarvan de vloer zich op maaiveld, of nagenoeg op maaiveld, bevindt.
1.10 berging
een niet gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte met een vloeroppervlakte van tenminste 5 m2 met een breedte van minimaal 1,8 meter en een hoogte boven de vloer van tenminste 2,3 meter waar spullen bewaard kunnen worden en wat niet geschikt is voor bewoning.
1.11 beroep-aan-huis
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, culinair, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.12 bestaand
- a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op moment van het ontwerpbestemmingsplan of kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan:
- 1. aanwezig zijn én bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gebouwd;
- 2. nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen;
- c. bestaand aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.17 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond; hieronder
wordt niet begrepen:
- een vide, waarvan de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de onderliggende laag.
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.19 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond of op een dakterras of daktuin.
1.22 bouwwerken, geen gebouw zijnde
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijn, die direct en duurzaam met de aarde of een dakterras of daktuin is verbonden.
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending.
1.24 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder: een belwinkel, een internetcafé; een kapsalon, een reisbureau, een uitzendbureau, een bankfiliaal, een wasserette of een apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, een magazijn of een ambacht, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.
1.25 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.26 duurzaam gemeenschappelijke huishouding
Een vaste groep van personen tussen wie een band bestaat die enkel het gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft om bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen. Er dient ook sprake te zijn van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen. Er is sprake van een economisch-consumptieve eenheid en bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners.
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 gestapelde woningen
boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen.
1.29 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.30 huishouden
een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.31 internethandel
detailhandel in niet-dagelijkse artikelen zonder showroom, waarvan de handel via internet en andere media loopt en waarvan de levering van producten uitsluitend plaatsvindt via post of koeriersdiensten.
1.32 karakteristieke geluidwering
onder de karakteristieke geluidwering wordt verstaan de grootheid die het verschil weergeeft tussen geluidniveaus aan weerszijden van die gevel waarbij de geluidwering is teruggerekend naar een standaard diepte achter de scheidingsconstructie. Enerzijds is dit het niveau van het invallende geluid aan de buitenzijde van de scheidingsconstructie en anderzijds het geluidniveau in het verblijfsgebied erachter.
1.33 kunstobject
beeldende kunst in de vorm van een overig bouwwerk.
1.34 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, niet zijnde een crematorium.
1.35 maximaal geluidniveau (LAmax)
het maximale A-gewogen geluidniveau LAmax is gebaseerd op de hoogste aflezing in de meterstand 'fast'; op de afgelezen waarde wordt de meteocorrectieterm Cm toegepast. Metingen en berekeningen dienen conform de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999 plaats te vinden.
1.36 nutsvoorziening
een voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van riolering en (warmte-)energie.
1.37 ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel, een galerij, een lift en een schoorsteen.
1.38 ondergeschikte detailhandel
detailhandel in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf of bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming;
1.39 ondergeschikte horeca
een niet zelfstandige horecafunctie, welke ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de bestemming.
1.40 openbaar toegankelijk gebied
een weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994; alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.
1.41 overkraging
een uitspringend deel van het gebouw dat ten op zichte van de gevel geheel of gedeeltelijk uitsteekt waaronder een onderdoorgang mogelijk is.
1.42 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak, zonder of met ten hoogste één tot de eigen constructie behorende wand of wanden.
1.43 parkeergarage
een geheel of gedeeltelijk overdekte voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen.
1.44 peil
- a. voor gebouwen: de hoogte van de weg;
- b. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de bovenkant vanaf het gemiddelde maaiveld van het aansluitend afgewerkt terrein;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - binnentuin': de vloer van de daktuin.
1.45 prostitutie
het zich in bedrijfsmatige zin beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.46 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, (besloten) ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksshop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Hieronder wordt mede begrepen een sekswinkel zijnde een gebouw of een gedeelte van een gebouw, welk gebouw of welk gedeelte is bestemd en/of wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig te koop en/of te huur aanbieden van seksartikelen, waaronder mede begrepen uitstalling, verkopen, verhuren en/of leveren van seksartikelen. Een prostitutiebedrijf is hieronder begrepen.
1.47 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
- a. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
- b. telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
- c. afvalinzamelsystemen;
- d. slagbomen.
1.48 te openen raam van de verblijfsruimte bestemd voor slapen
een raam dat te openen is en direct aan de verblijfsruimte bestemd voor slapen is gelegen, waarop het maximale geluidniveau (LAmax) bepaald wordt.
1.49 uitwendige scheidingsconstructie
constructie die de scheiding vormt tussen een voor personen toegankelijke besloten ruimte van een gebouw en de buitenlucht, de grond of het water, inclusief de op die constructie aansluitende delen van andere constructies.
1.50 verblijfsgebied
een gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor verblijf, doch in ondergeschikte mate tevens fungeert als erftoegangsweg.
1.51 voorgevel
de gevel exclusief de aan- en uitbouwen aan deze gevel, die georiënteerd is op het openbaar toegankelijk gebied.
1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede water aan- en/of afvoer, waterberging en waterkwaliteit.
1.53 wonen
het gehuisvest zijn in een woning.
1.54 woning
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.55 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de ruimte tussen bouwwerken onderling alsmede de ruimte tussen bouwwerken tot perceelsgrenzen gemeten vanaf de buitenwerkse gevelvlakken.
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, zie ook de 'Algemene bouwregels'.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 maaiveld
de gemiddelde hoogte van het bestaande terrein grenzend aan de voorgevels van de stadswoningen.
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 vloeroppervlakte
de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau tussen de opgaande scheidingsconstructies die de betreffende ruimte(n) omhullen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen': woningen in de vorm van gestapelde woningen, met beroep aan huis;
- b. niet-woonfuncties, zijnde:
- 1. bedrijven geschikt voor functiemenging;
- 2. ondergeschikte horeca;
- 3. dienstverlening;
- 4. maatschappelijke voorzieningen;
- 5. sportvoorzieningen;
- 6. ondergeschikte detailhandel;
- 7. kleinschalige zelfstandige kantoren;
- c. ter plaatse 'specifieke bouwaanduiding - binnentuin': een gezamenlijke binnentuin op het dak van een gebouwde parkeervoorziening;
bij deze bestemming behorende voorzieningen waaronder: (gebouwde) parkeervoorzieningen, ontsluitingen, tuinen, erven, paden, groen, water, hekwerken, straatmeubilair, fietsenstallingen, bergingen, stijgpunten, (ondergrondse) afvalinzameling en containervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Voorwaardelijke verplichting geluid
- a. gebouwen mogen uitsluitend opgericht en gebruikt worden ten behoeve van geluidsgevoelige functies indien:
- 1. de geluidsbelasting op de gevels van geluidsgevoelige functies als gevolg van het weg- en/of spoorwegverkeer niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarden uit de Wet geluidhinder dan wel voldoet aan het besluit hogere waarden (26-05-2023) en de in dit besluit opgenomen voorwaarden;
- 2. de woningen ter plaatse van de aanduiding 'dove gevel' met een geluidbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde vanwege het wegverkeer van de A4 dienen uitgevoerd te worden als dove gevel.
- b. de voorwaardelijke verplichtingen onder a gelden niet indien ten tijde van de aanvraag van de omgevingsvergunning nieuwe wetgeving voor het onderwerp geluid geldt waarbij:
- 1. het gezamenlijk geluid is berekend en vastgelegd volgens artikel 3.26 van de aanvullingsregeling geluid Omgevingswet;
- 2. voldaan wordt aan de standaardwaarde volgens artikel 5.78t Besluit kwaliteit leefomgeving, dan wel de grenswaarde volgens artikel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving, dan wel een overschrijding van de grenswaarde volgens artikel 5.78y Besluit kwaliteit leefomgeving waarbij het vast te leggen gezamenlijk geluid als maximum geldt;
- 3. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
- c. burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in dit lid onder a2 ten aanzien van de verplichting een dove gevel te realiseren indien:
- 1. uit een akoestisch onderzoek blijkt dat met gebouw gebonden maatregelen voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden van de Wet geluidhinder, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden (26-05-2023);
- 2. er sprake is van een goed woon - en leefklimaat.
3.4 Voorwaardelijke verplichting wind
Een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de functies zoals genoemd in lid 3.1 kan slechts worden verleend indien de maatregelen zoals benoemd in paragraaf 4.16 van de toelichting en hoofdstuk 5 van bijlage 22 worden uitgevoerd en in stand gehouden.
3.5 Voorwaardelijke verplichting parkeren
3.6 Voorwaardelijke verplichting laden en lossen
Een omgevingsvergunning voor het bouwen ten behoeve van de functies zoals genoemd in lid 3.1 onder b kan slechts worden verleend indien twee laad- en losplekken gerealiseerd worden en in stand worden gehouden.
3.7 Voorwaardelijke verplichting gebouwgebonden maatregelen
Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen-industriegeluid' geldt het volgende:
- a. Op een te openen deel in de uitwendige scheidingsconstructie die direct grenst aan een verblijfsruimte voor slapen bedraagt het maximale geluidniveau (LAmax) ten hoogste 65 dB(A). Hierbij dient uitgegaan te worden van minimaal de geluidemissie zoals beschreven in het rapport “Emissie-piek” van Peutz (13-09-2023 met kenmerk 16754-16-NO) opgenomen in bijlage 7.
- b. De gevels van de woningen dienen een karakteristieke geluidwering te hebben zodat voldaan wordt aan een binnenniveau LAmax van 45 dB(A) of lager. Hierbij dient uitgegaan te worden van minimaal de geluidemissie zoals beschreven in het rapport “Emissie-piek” van Peutz (13-09-2023 met kenmerk 16754-16-NO) opgenomen in bijlage 7.
3.8 Specifieke bouwregels ter waarborging van natuurinclusiviteit en klimaatadaptatie
Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen
De hoofdgebouwen, zoals bedoeld in artikel 3.2.1, mogen uitsluitend worden gebouwd indien geborgd is dat natuurinclusief en klimaatadaptief gebouwd wordt en de te treffen maatregelen in stand gehouden worden. Hierbij gelden de volgende regels:
Natuurinclusief bouwen
- a. er dient inzicht gegeven te worden in de te nemen maatregelen op gebouwniveau en de wijze hoe deze in stand gehouden worden.
- b. om te beoordelen of de te nemen maatregelen voldoende zijn, vraagt het college advies aan een deskundige. Deze deskundige toetst of de maatregelen bijdragen aan de gewenste biodiversiteit in het gebied, op basis van het inspiratie- en toetsingsinstrument 'Natuurinclusief bouwen Havenkwartier Rijswijk, d.d. 22-12-2021, TAUW' als richtlijn.
Klimaatadaptatie
- c. bij de aanvraag omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat de maatregelen zoals bedoeld in paragraaf 4.14 onder 2 van de plantoelichting gerealiseerd en in stand gehouden worden.
- d. andere klimaatadaptieve maatregelen zijn mogelijk, indien toepassing daarvan leidt tot een vergelijkbaar effect;
- e. het college vraagt advies aan een deskundige ten behoeve van de beoordeling van het bepaalde onder d.
3.9 Specifieke gebruiksregels
3.10 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits de aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen voor een of meerdere bouwwerken, die grondbewerkingen van meer dan 0,60 meter onder maaiveld tot gevolg hebben, een rapport overlegt, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoen aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,60 meter onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
- 2. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 0,60 meter onder het maaiveld;
- 4. het ophogen van gronden hoger dan 0,50 meter boven het maaiveld.
- b. Het in lid 4.4 onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- 1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
- 2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
- c. De in lid 4.4 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien uit een door de aanvrager van de onder a genoemde vergunning te overleggen rapport of andere beschikbare informatiebron de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk kunnen worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld en hieruit blijkt dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
5.2 Bouwregels
Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in lid 5.1 vermelde bestemming worden gebouwd, tot een bouwhoogte van maximaal 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het vorige lid met inachtneming van de volgende regels:
- a. Er kan alleen worden afgeweken voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. Voordat een besluit over afwijking wordt genomen hoort het bevoegd gezag het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
5.4 Specifieke gebruiksregels
- a. De regels van de dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. De regels van een andere bestemming zijn van overeenkomstige toepassing indien en voor zover deze regels in overeenstemming zijn met de regels van de dubbelbestemming.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
- c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Bouwregels
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
7.2 Ondergronds bouwen
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn ingeval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarde:
- a. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil.
Artikel 8 Algemene Gebruiksregels
8.1 Gebruik onbebouwde gronden
Onder verboden gebruik van onbebouwde gronden wordt in ieder geval verstaan:
- a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
- c. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
- d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
- e. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
8.2 Gebruik bouwwerken
Onder verboden gebruik van bouwwerken wordt in ieder geval verstaan:
- a. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning
- b. seksinrichtingen;
- c. het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g).
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
- a. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:
- 1. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten dienste van het openbaar nut, waarbij de oppervlakte ten hoogste 35 m² en de goothoogte ten hoogste 4 m mag bedragen; gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
- 2. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
- 3. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder oppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, waarbij gebouwen maximaal 3 m mogen worden verhoogd;
- 4. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met maximaal 10% met ten hoogste 2 m;
- 5. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij het beleid gericht is op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied;
- 6. de bouw van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een kunstobject, antennes en vergelijkbare bouwwerken tot een bouwhoogte van 15 m.
- b. afwijken is alleen mogelijk indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van:
- 1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. een goede woonsituatie;
- 3. de verkeersveiligheid;
- 4. de sociale veiligheid;
- 5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Harbourpark'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de rand van het bedrijventerrein Plaspoelpolder bevindt zich het Havenkwartier, een gemengd bedrijventerrein (waarop zowel bedrijven als kantoren gevestigd zijn) rondom een voormalige haven. Het Havenkwartier wordt de komende jaren ontwikkeld naar een gemengd gebied met een mix van werken en wonen. Eén van de eerste gemixte ontwikkelingen in het Havenkwartier is de ontwikkeling Harbourpark. Dit project betreft de herontwikkeling van het terrein van de voormalige Indola Fabriek en de sportschool. Deze ligt aan een binnenhaven en aan de rand van een bestaand woongebied. De ontwikkeling betreft de sloop van de bestaande bebouwing, met uitzondering van het bouwdeel op de kop van de haven. Dit bouwdeel zal geïntegreerd worden in een nieuw complex. Hierin komen maximaal 301 appartementen, gecombineerd met ten minste 5.900 m2 brutovloeroppervlakte (BVO) aan bedrijven en andere niet-woonfuncties, waaronder sportvoorzieningen en ondergeschikte horeca, in een deel van de plint en de eerste en tweede verdieping.
Harbourpark is een van de eerste transformatielocaties van het Havenkwartier en past daarmee binnen de ontwikkelvisie die door de gemeenteraad is vastgesteld. De beoogde bebouwing en de functies zijn echter niet passend in het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling van Harbourpark juridisch planologisch mogelijk te maken is daarom voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied wordt aan de noordoostzijde begrensd door de Klipperstraat. Aan de zuidoostzijde bevindt zich de Nijverheidsstraat en aan de noordwestzijde de Handelskade. De zuidwestzijde van het plangebied grenst aan een bestaand gebouw met woningen aan de Koopmansstraat. De locatie ligt op de kop van de noordelijke insteekhaven. Foto 1.1 geeft de ligging van het plangebied weer.
Foto 1.1: Luchtfoto plangebied (bron: Arcgis luchtfoto)
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Het geldende bestemmingsplan betreft 'Plaspoelpolder, 1e algehele herziening', onherroepelijk op 29-08-2013. Figuur 1.1 geeft een uitsnede van de verbeelding weer.
Figuur 1.1: Uitsnede bestemmingsplan 'Plaspoelpolder, 1e algehele herziening'.
Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 1 t/m 3.2 toegestaan. Een klein deel van het plangebied bevindt zich binnen de 'geluidzone - industrie'. Het westelijke deel van het plangebied heeft de aanduiding 'sport' waarbinnen een sportschool is toegestaan.
Ook geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en voor een deel de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De maximum bouwhoogte bedraagt 20 meter. Tot slot is een wijzigingsbevoegdheid aanwezig ten behoeve van de realisatie van een bouwmarkt.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komt de ruimtelijke analyse van het plangebied aan de orde en wordt het initiatief beschreven. Vervolgens wordt de ontwikkeling in hoofdstuk 3 aan het actuele beleidskader getoetst dat relevant is voor het plangebied. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten en de bijbehorende onderzoeken beschreven. Een toelichting op de juridische regeling van het plan is opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte gaat hoofdstuk 6 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Plaspoelpolder
Het plangebied is gesitueerd aan de noordzijde van het bedrijventerrein Plaspoelpolder. De Plaspoelpolder is een van de grootste bedrijventerreinen in de regio. De eerste bedrijven vestigden zich er in de jaren '50, waarna het tot en met de jaren '70 uitgroeide tot een van de eerste grote bedrijventerreinen in zijn soort. Waar de eerste bedrijvigheid met name uit maakindustrie bestond, kwam er midden jaren '70 meer plaats voor dienstverlenende bedrijven. In dat kader zijn in het gebied diverse kantoorgebouwen gerealiseerd. Tijdens de vastgoedcrisis bleek echter dat de vraag naar met name kantoren, maar ook naar andere bedrijfsobjecten in de Plaspoelpolder terugliep. Wel blijkt er veel behoefte aan woningen te zijn. Bovendien is de Plaspoelpolder gezien de ligging in Rijswijk, door de aanwezigheid van voldoende infrastructuur en door de beschikbare ruimte eenvoudig geschikt te maken als woongebied.
De gemeente Rijswijk werkt daarom actief samen met bedrijven en vastgoedeigenaren om verouderde en leegstaande kantoorpanden te transformeren of de locaties te laten herontwikkelen na sloop.
Havenkwartier
Onderdeel van de Plaspoelpolder is het Havenkwartier. Het Havenkwartier wordt grofweg begrensd door de Handelskade, de Burgemeester Elsenlaan en de voormalige binnenhavens aan een zijtak van het Rijn-Schiekanaal. Op foto 2.1 is de begrenzing van het Havenkwartier weergeven. Het Havenkwartier bestaat uit bedrijfs- en kantoorruimtes, waarbij sprake is van veel leegstand in de kantoorpanden. Aan de zuidoostzijde zijn recent enkele woningbouwontwikkelingen gerealiseerd.
Foto 2.1: Luchtfoto van het Havenkwartier (bron: Arcgis luchtfoto 2021)
Plangebied
Het plangebied betreft het voormalige Indola-fabriekscomplex en de huidige fitnesscentrum locatie. Dit gebied, omgeven door de Handelskade, Klipperstraat, Nijverheidsstraat en Koopmansstraat, heeft in de bestaande situatie wisselende bouwhoogtes. Het deel van het complex wat direct aan de Koopmansstraat grenst, is geen onderdeel van het plangebied. Dit betreft het project 'Metamorfose' en is door ontwikkelaar Steenvlinder reeds getransformeerd naar woningen.
In het fabriekscomplex is in het verleden het bedrijf Indola gehuisvest geweest. Rond 2000 is een groot deel van de oude bedrijfshal gesloopt.
Figuur 2.2: Luchtfoto van het plangebied gezien vanaf de insteekhaven
Klipperstraat
Langs de Klipperstraat, op de kop van het havenbekken, bevindt zich de voormalige Indolafabriek waar vroeger kappersbenodigdheden en kleine elektrische apparaten werden geproduceerd. Vanaf 2004 is het pand in gebruik genomen als bedrijfsverzamelgebouw waar onder andere kunstenaars, galeriehouders en lijstenmakers zijn gevestigd. Dit bouwdeel bestaat uit twee bouwlagen.
Foto 2.3: Indolafabriek gezien vanaf de Klipperstraat (bron: Google streetview)
Nijverheidsstraat
Langs de Nijverheidsstraat staat een hoger bouwvolume van vijf bouwlagen in een L-vorm die naar de Handelskade loopt. Dit is te zien op figuur 2.2.
Handelskade
Het bouwdeel aan de zijde van de Handelskade heeft twee bouwlagen. In dit deel is de sportschool gevestigd.
Omliggende functies
Door de ligging aan de rand van het Havenkwartier bevinden zich in de omgeving zowel woningen als bedrijvigheid. Aan de overzijde van de Handelskade, op circa 17 meter afstand, ligt de woonwijk Havenkwartier met een mix van grondgebonden en lage gestapelde woningen uit de wederopbouwperiode. Langs de Koopmansstraat bevinden zich gebouwen uit de jaren '90 die omgeven zijn door parkeerplaatsen. Deze voormalige kantoorgebouwen zijn in 2018 getransformeerd tot woongebouwen.
Aan de Nijverheidsstraat is enkele jaren terug het project Harbour Village gerealiseerd. Dit zijn nieuwe bedrijfsunits, bestaande uit een werkplaats met daarboven plaats voor ondersteunende kantooractiviteiten. In de units zijn met name kleinere bedrijven gevestigd. Op de gronden van de voormalige betoncentrale aan de Klipperstraat bevindt zich een autohandelaar die tevens deels in de Indolafabriek is gevestigd.
Foto 2.4: Harbour Village aan de Nijverheidsstraat (bron: Google maps streetview)
2.2 Beoogde Situatie
2.2.1 Inleiding
In 2017 is de Toekomstvisie Plaspoelpolder vastgesteld, waarin staat dat het bedrijventerrein Plaspoelpolder een impuls moet krijgen. Dit is in 2019 geactualiseerd met een addendum. De Toekomstvisie Plaspoelpolder wordt toegelicht in paragraaf 3.4.1. Op basis van de Toekomstvisie zijn de kaders voor het Havenkwartier uitgewerkt in het ontwikkelkader voor het Havenkwartier, dat op 2 maart 2021 is vastgesteld door de raad. De relatie met de andere beleidskaders wordt toegelicht in paragraaf 3.4.3. In onderstaande paragraaf wordt de ruimtelijke visie uit het ontwikkelkader beschreven. Vervolgens wordt beschreven hoe het plan binnen deze visie past.
2.2.2 Ontwikkelkader Havenkwartier
In het ontwikkelkader geeft de gemeente haar visie op de gewenste ontwikkeling van het Havenkwartier in de komende jaren. Het Havenkwartier zal zich volgens deze visie ontwikkelen tot een aantrekkelijk gebied, waar het goed werken en wonen is, en met een passend aanbod aan maatschappelijke-, recreatieve- en horecavoorzieningen. Het Havenkwartier wordt dus ontwikkeld naar een gemengd woon- en werkgebied. De bestaande bedrijvigheid wordt behouden of vernieuwd, maar de bestaande oppervlakte aan kantoren komt te vervallen. Daarnaast worden maximaal 2.500 woningen toegevoegd in het gebied. Ook wordt maximaal 30.000 m2 aan voorzieningen, zoals horeca (waaronder een hotel), een buurtsupermarkt en medische voorzieningen, toegevoegd.
Het ontwikkelkader bevat het ruimtelijk kader waarin de stedenbouwkundige uitgangspunten zijn benoemd. Nadruk ligt op het realiseren van kwalitatieve verblijfsruimte. De openbare ruimte moet gaan dienen als bindmiddel. De inrichting, begrenzingen en het gebruik van de openbare ruimte vormt het aantrekkelijke karakter van het gebied. De sociale veiligheid en een aangenaam microklimaat zijn sturend bij de inrichting. Dit wordt bewerkstelligd door te werken met lange lijnen, sturen op eigenaarschap en betrokkenheid bij de openbare ruimte en het op elkaar afstemmen van gebouwen en het gewenste gebruik van de openbare ruimte. De gebouwen staan dus ten dienste van de openbare ruimte.
Bij hogere gebouwen moet aandacht zijn voor de aanhechting van het gebouw op het maaiveld. Het openbare straatleven is van belang. Daarom zijn bij hoge gebouwen actieve plinten, goede hoeken, mooie entrees en het oplossen van logistiek randvoorwaardelijk. Uiteraard mag hoogbouw niet leiden tot hinder vanuit schaduw, wind en dergelijke.
Water krijgt een belangrijke verblijfskwaliteit, bijvoorbeeld door verblijfsplekken aan het water te creëren, met een prettig windklimaat en bezonning op cruciale momenten van de dag. Daarnaast zullen verspreid over het gebied sunspots, plekjes met een goede bezonning, worden gerealiseerd. Deze plekken zorgen voor ontmoeting en uitwisseling.
Ter versterking van de openbare ruimte is de wens om door het gebied een extra doorsteek voor langzaam verkeer te realiseren, dwars op de bestaande insteekhavens. In het zuidelijk deel wordt bekeken of deze doorsteek begeleid kan worden door nieuw water, om de beleving te vergroten. In de korte insteekhaven zal een 'waterplein' worden gerealiseerd. Hier wordt een aantrekkelijk verblijfsklimaat gecreëerd.
In de leefbaarheidsrapportage die als bijlage bij het ontwikkelkader is toegevoegd, is verantwoord hoeveel openbare ruimte, groen en bomen erbij komen in het Havenkwartier. In de huidige situatie is er 3,4 hectare water en groen en ongeveer 330 bomen. In de toekomstige situatie is dit 4,9 hectare water en groen en ongeveer 400 bomen. De groenvoorzieningen worden in de openbare ruimte toegevoegd en komen daarom niet in voorliggend bestemmingsplan naar voren. Naast de toevoeging van groen in het Havenkwartier is in de omgeving ook veel groen aanwezig.
Figuur 2.5 geeft de aanwezigheid van groen in de gemeente weer. 55% van het grondgebied van de gemeente is bebouwd en 45% van het grondgebied is groen door de aanwezigheid van de landgoederenzone, parkzone en het groene raamwerk.
Figuur 2.5: Bebouwde gebieden en groene gebieden in de gemeente Rijswijk met in rood het plangebied aangegeven
Figuur 2.6 geeft de hoofdgroenstructuur van de gemeente Rijswijk weer. In rood is de locatie van het plangebied aangegeven. In de omgeving zijn diverse groenen gebieden te bereiken, zoals de begraafplaats, de Vlietzone en het Elsenburgerbos.
Figuur 2.6: Hoofd recreatie-/ hoofd boom-/ hoofd natuurstructuur met in rood aangegeven de locatie van het plangebied
Figuur 2.7: Het ruimtelijk kader
Het ruimtelijk kader gaat uit van een verdichting van de bebouwing in combinatie met een opwaardering van de openbare ruimte. De stedenbouwkundige opzet benut de bestaande kwaliteiten van het gebied, wegen, water en groen, en bouwt deze verder uit. Het gebied krijgt een fijnmazigere structuur met meer variatie.
Door middel van vier bouwstenen wordt een vertaling gemaakt van de duurzame ambities en een invulling gegeven aan de stedenbouwkundige hoofdopzet:
- het versterken van een netwerk,
- het realiseren van (groene) pleinen en plekken,
- het verkleinen van de bouwkundige korrel en
- het maken van gebouwen die communiceren met de straat.
Naast de openbare ruimte liggen de bouwvelden, waar bouwplannen ontwikkeld worden. Voor de bouwvelden zijn diverse bouwregels bepaald in het ruimtelijk kader. De algemene bouwregels per bouwveld zijn:
- bebouwing grotendeels wordt gerealiseerd in de rooilijn.
- de rooilijn is richtlijn waarin gebouwen worden geplaatst en die de grens aangeeft met de openbare weg.
- parkeren en bergingen op binnenterreinen worden gerealiseerd.
- toegangen tot achtergelegen parkeergarages en logistieke toegangen minimaal 15 meter uit de hoek worden gerealiseerd.
- de lengte van de gebouwen is maximaal 50 meter.
Voorts is bepaald dat de bouwvelden in basis voor 80% bebouwd worden, de overige 20% moet ingericht worden als groen en openbaar gebied. Daarnaast is een basishoogte vastgelegd; de Rijswijkse hoogte. De Rijswijkse hoogte bestaat uit een hoge plint van minimaal 4,5 meter met daarop drie normale bouwlagen en een vierde laag met een set-back (terugliggende laag) van 4 meter ten opzichte van de gevellijn. Het volume dat niet gebouwd mag worden vanwege de eis 20% openbare ruimte, mag dubbel teruggebouwd worden boven de Rijswijkse hoogte tot een maximum van een oplopend ‘plafond’. Dit virtuele plafond ligt boven het gehele gebied en loopt van circa 12 meter aan de haven tot 50 meter op de Sijthoff-locatie. Figuur 2.8 geeft dit bouwplafond weer. Tot slot zijn er enkele locaties aangemerkt waar hoogteaccenten worden voorzien, deze mogen boven het plafond uit komen. Bij Harbourpark mag een hoogteaccent worden gerealiseerd.
Het hoogteaccent in het ontwikkelkader is als uitkomst van de participatie bijgesteld van 73 meter naar circa 50 meter. Dit is vertaald in het bouwplan, waar het hoogste bouwdeel 50 meter is. Op de verbeelding is maximaal 51 meter opgenomen, zodat technische installaties mee ontworpen kunnen worden bij het bouwplan.
Dit hoogteaccent is aangegeven op figuur 2.12 bij gebouw A.
Figuur 2.8: Bouwplafond op basis van bestaande bebouwing (bron: Ruimtelijk kader Havenkwartier)
Programma niet-wonen
Het toepassen van een goede mix van bedrijvigheid en voorzieningen draagt bij aan een succesvolle herontwikkelingen van het Havenkwartier. De diverse functies dragen bij aan de versterking van de werkgelegenheid in relatie tot de huidige leegstaande kantoorpanden. Daarnaast draagt het bij aan de levendigheid van het gebied.
Bedrijven
In de bestaande situatie van het Havenkwartier is er sprake van circa 80.000 m2 BVO bedrijfsmatig vastgoed. In lijn met de wens van de provincie dient dit bijna volledig terug te komen in nieuwe ontwikkelingen. Om tegemoet te komen aan de wensen voor een leefbare werk-woonomgeving wordt een deel voorzieningen toegevoegd aan het programma en wordt ingezet op kwalitatief goed bedrijfsmatig vastgoed. Dit resulteert in het feitelijk terugbrengen van circa 70.000 m2 BVO bedrijfsmatig vastgoed, waarmee een gezonde balans voor een werk-woonomgeving wordt gerealiseerd. Om het gewenste oppervlakte bedrijfsmatig vastgoed te realiseren dient ook op de huidige kantoorlocaties bedrijfsmatig vastgoed te worden gecompenseerd.
Met de realisatie van Harbour Village is al 10.500 m2 BVO nieuw bedrijfsmatig vastgoed gerealiseerd. Dit houdt in dat er nog ca. 59.500 m2 BVO behouden moet blijven of nieuw moet worden gerealiseerd.
In Harbourpark wordt 2.700 m2 aan bedrijven en 3.455 m2 voorzieningen mogelijk gemaakt, hiermee wordt een bijdrage geleverd aan het programma niet-woonfuncties in het Havenkwartier.
Klimaat
Duurzaamheid is een belangrijke opgave voor het Havenkwartier. Onderdeel daarvan is klimaatadaptatie. Uitgangspunt is verduurzaming door slimme oplossingen. Water heeft een belangrijke betekenis in het gebied. Het watersysteem verbindt de initiatieven. Door het toevoegen van extra water, het hemelwater te verzamelen en vertraagd af te voeren wordt het gebied klimaatbestendiger. De klimaatbestendigheid wordt verder versterkt door natuurinclusief bouwen en het toevoegen van vegetatie en aantrekkelijke plekken voor planten en dieren om de huidige biodiversiteit te behouden en te versterken, maar ook om hittestress tegen te gaan.
Beeldkwaliteit
Het ruimtelijk kader bevat ook uitgangspunten voor beeldkwaliteit. Een architectuur met dragende (beton)gevels en regelmatige raamverdelingen is kenmerkend voor de Plaspoelpolder en het Havenkwartier. Deze opzet vormt ook het uitgangspunt voor de nieuwe ontwikkelingen. De keuze voor materialen is in principe vrij. De gebouwen zijn alzijdig van opzet. Aan- en opbouwen worden voorkomen doordat alle (technische) voorzieningen inpandig worden opgelost. Speciale aandacht gaat uit naar de aanhechting van de gebouwen op de grond en de dakbeëindiging. Er moet onderscheid komen tussen de boven- en de benedenwereld. Voor de dakbeëindiging geldt dat de bovenste verdieping zich verbijzonderd. Hoogbouw wordt in de tweede lijn gerealiseerd.
Op ooghoogte dienen gebouwen bij te dragen aan de aantrekkelijkheid op ooghoogte. De plinten zijn hoog, relatief open, en gaan de hoek om. Daarbij dient een goede overgang gemaakt te worden tussen gebouwen en openbare ruimte. Dit draagt bij aan de gewenste leefbaarheid. Waar woningen direct aan de straat staan, wordt de overgang tussen openbaar en privé mee ontworpen. Waar bedrijfsruimtes aan de straat grenzen wordt een transparante en geactiveerde plint gerealiseerd. In paragraaf 2.2.3 wordt de vertaling van de eisen uit het Beeldkwaliteitsplan naar het bouwplan weergegeven.
In aanvulling op het ruimtelijk kader is eveneens een Beeldkwaliteitsplan 'Het Havenkwartier' opgesteld. Dit beeldkwaliteitplan bouwt voort op het hoofdstuk Beeldkwaliteit uit het ruimtelijk kader (onderdeel van Ontwikkelkader) en vormt het toetsingskader bij de welstandstoets in het kader van de uiteindelijke vergunningaanvraag.
2.2.3 Harbourpark
Harbourpark is onderdeel van fase 1c in de transformatie. Figuur 2.9 geeft de fasering van het Havenkwartier weer.
Figuur 2.9: Fasering Havenkwartier (bron: Ontwikkelkader Havenkwartier)
Harbourpark
Harbourpark ligt op een prominente plek in het Havenkwartier, op de kop van de korte insteekhaven. Door de nieuwe langzaamverkeer doorsteek die op de Klipperstraat uitkomt, wordt deze plek verder verbijzonderd. De ontwikkeling maakt deel uit van fase 1C van de ontwikkeling van het Havenkwartier (zie figuur 2.6).
De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van vier gebouwen en een parkeergarage. Deze garage wordt voorzien van een collectieve daktuin die de gebouwen verbindt. In de gebouwen komen woningen. In een deel van de plint aan de zijde van de Nijverheidsstraat en de Klipperstraat komt ruimte voor bedrijven en voorzieningen.
Het programma
Er worden maximaal 301 woningen gerealiseerd in een mix van appartementen variërend in grootte van circa 50 tot 100 m2. Tabel 2.1 geeft de beoogde indicatieve verdeling van de appartementen weer.
Appartement | Oppervlakte | Aantal | Percentage | ||
Type 1 | circa 50 m2 | ca. 115 | ca. 40% | ||
Type 2 | 55 - 65 m2 | ca. 103 | ca. 35% | ||
Type 3 | 70 - 100 m2 | ca. 83 | ca. 25% |
Tabel 2.1: Verdeling woningen
Conform het ontwikkelkader wordt uitgegaan van het beschikbaar blijven van voldoende betaalbare woningen in het bouwplan (50%). De ontwikkelaar zorgt er voor dat:
- a. koopwoningen tot de NHG grens (€ 355.000,- voor woningen zonder energiebesparende voorzieningen peil 2022) tenminste 3 jaren na feitelijke oplevering als woning door de eerste eigenaar worden bewoond. Dit is een anti-speculatieregeling om onderhuur tegen te gaan.
- b. huurwoningen binnen het betaalbare segment (volgens het besluit Woningbouwimpuls 2020 een huurwoning met een aanvangshuurprijs van ten hoogste € 1.000,-), waarvan de grens in 2022 = € 1.023,- per maand bedraagt, tenminste 10 jaren na eerste oplevering binnen het betaalbare segment als huurwoning beschikbaar blijven. Het grensbedrag wordt met ingang van elk kalenderjaar gewijzigd met het percentage waarmee het bedrag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag, wordt gewijzigd.
Daarnaast worden niet-woonfuncties mogelijk gemaakt. Dit bedraagt in totaal minimaal 5.900 m2 BVO en dit bestaat uit de volgende functies:
- 1. bedrijven geschikt voor functiemenging;
- 2. ondergeschikte horeca;
- 3. dienstverlening;
- 4. maatschappelijke voorzieningen;
- 5. sportvoorzieningen;
- 6. ondergeschikte detailhandel;
- 7. kleinschalige zelfstandige kantoren.
Deze komen op de begane grond, op de 1e etage en een klein deel van de 2e etage van de bouwblokken aan de Nijverheidsstraat en de Klipperstraat. Figuur 2.10 geeft een doorsnede van de bebouwing weer waarop te zien is dat aan de Nijverheidsstraat en de Klipperstraat de begane grond en de eerste verdieping als niet-woonfuncties worden ingevuld. Tussen de twee bouwdelen is een klein deel wat een tweede verdieping van de bebouwing aan de Nijverheidsstraat is, maar wat gelijk staat aan de hoogte van de eerste verdieping van de bebouwing aan de Klipperstraat. Dit deel is oranje gearceerd.
Figuur 2.10: Doorsnede gezien vanaf de Nijverheidsstraat (bron: Mies architectuur)
Uit het ontwikkelkader volgt de voorwaarde om de bestaande bedrijvigheid in het plangebied te behouden. De bedrijven worden met name aan de zijde van de Nijverheidsstraat gepositioneerd, gelet op de aansluiting met de aanwezige bedrijfsunits aan de overzijde van deze straat. Dit is op de verbeelding aangegeven met de aanduiding 'bedrijf'. Op deze plek kan ook ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel worden gerealiseerd.
Aan de zijde van de Klipperstraat worden de overige functies zoals sportvoorzieningen, ondergeschikte horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en ondergeschikte detailhandel gerealiseerd. Dit is op de verbeelding aangegeven met de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen - 1' en 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen - 2'. Hiermee draagt deze invulling bij aan de levendigheid van deze plek en aan de kwaliteit van de nieuwe langzaamverkeer doorsteek.
Figuur 2.11 geeft een impressie weer op welke locaties in het gebouw de bedrijven en overige niet-woonfuncties worden gerealiseerd op de begane grond.
Er worden twee laad- en losplekken gerealiseerd. De inritten langs de Nijverheidsstraat naar de bedrijfsruimten worden beperkt tot maximaal 2. Op deze manier is er de mogelijkheid om goede bedrijfsvoering te realiseren, maar ook om voldoende mogelijkheden voor parkeren en groen te houden.
Figuur 2.11: Impressie locaties bedrijven en voorzieningen op de begane grond (bron: Mies architectuur)
Ruimtelijke inpassing
Het plangebied ligt op een plek waar diverse netwerken elkaar kruisen. Het ligt aan de kop van de noordelijke insteekhaven, langs de toekomstige langzaam verkeerdoorsteek die door het hele Havenkwartier wordt gerealiseerd, en omsloten door diverse wegen. Deze situatie geeft aanleiding voor verbijzonderingen zoals een hoogteaccent, zoals bedoeld in het ontwikkelkader. Voor deze locatie is een ontwerp gemaakt, dat bestaat uit 4 woongebouwen (A tot en met D).
Het ontwerp past binnen het ruimtelijk kader (uit het Ontwikkelingskader) gelet op het realiseren van openbare ruimte binnen de bouwvlek (pocketplaatsen), het hoofdzakelijk bouwen in de rooilijn, de differentiatie in hoogten afgestemd op de omgeving en het realiseren van een hoogteaccent. Dit is te zien op figuur 2.12.
Figuur 2.12: Aanduiding woongebouwen A t/m D
Aan de Nijverheidsstraat worden gebouw A en B gerealiseerd. Gebouw A is een hoger volume van in totaal 16 bouwlagen (de begane grond is de eerste bouwlaag en de begane grond plus 15 verdiepingen komt neer op 16 bouwlagen) en wordt ten opzichte van de rooilijn teruggeplaatst. Ter plaatse van de entree wordt een pocketplaats gerealiseerd (zie figuur 2.18). Dit is een klein pleintje dat bijdraagt aan de levendigheid van het gebied. De woningen in gebouw A krijgen een ingebouwd balkon. In gebouw A worden op de begane grond, eerste verdieping en een klein deel van de tweede verdieping bedrijfsruimten gerealiseerd. Op de begane grond worden fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Vanaf de 2e tot en met de 16e verdieping worden appartementen gerealiseerd.
Aansluitend aan gebouw A komt gebouw B, dat grenst aan het westelijk gelegen pand (project Metamorfose). De woningen van gebouw B hebben balkons. Op de begane grond en eerste verdieping van gebouw B zullen bedrijfsruimten komen. Dat sluit aan bij Harbour Village, de bedrijven aan de overzijde van de weg. De 2e tot en met de 6e verdieping bestaat uit appartementen.
Aan de noordzijde (Handelskade) komt gebouw C dat bestaat uit 5 bouwlagen, waarbij de bovenste verdieping terugspringt. Dit sluit aan bij de bebouwing aan de overzijde van de straat, die bestaat uit blokken van 3 lagen met een kap, op een halfverdiepte laag met bergingen. Vanaf de begane grond tot en met de vijfde bouwlaag worden appartementen gerealiseerd. De appartementen aan deze zijde krijgen een balkon, en op de begane grond wordt een terras uitgegeven, waardoor de straat ook vergroend wordt. Daarmee krijgt deze straat de uitstraling van een woonstraat.
De entree van gebouw C ligt aan de Handelskade. Deze wordt gemarkeerd door een zogenaamde pocketplaats, een klein pleintje. Dit plein wordt deels overdekt door het nieuwe bouwvolume van blok D.
Aan de waterzijde (Klipperstraat) vormt de voormalige Indola-fabriek het gezicht. Op dit moment heeft dit bouwdeel een gesloten karakter, dit betekent dat er weinig ramen zijn. Hier wordt een open gevel gecreëerd met meer ramen. Dit zal de kwaliteit van de openbare ruimte verbeteren. Op de begane grond en eerste verdieping van de oude Indola fabriek wordt ruimte voor voorzieningen gerealiseerd. Bovenop de oude Indola fabriek worden luxe city lofts gerealiseerd. Deze krijgen balkons met uitzicht op de insteekhaven.
Figuur 2.13: Impressie beoogde ontwikkeling Handelskade (bron: Mies architectuur)
Figuur 2.14: Impressie beoogde ontwikkeling Klipperstraat/Handelskade, zicht op waterplein(bron: Mies architectuur)
Figuur 2.15: Impressie beoogde ontwikkeling, zicht op voormalige Indola-fabriek aan de Klipperstraat (bron: Mies architectuur)
Figuur 2.16: Impressie beoogde ontwikkeling vanaf de Handelskade (bron: Mies architectuur)
Figuur 2.17: Impressie beoogde ontwikkeling, zicht op entree Nijverheidsstraat (bron: Mies architectuur)
Figuur 2.18: Impressie beoogde ontwikkeling vanaf zijde Nijverheidsstraat (bron: Mies architectuur)
Beeldkwaliteit
De ontwikkeling past nadrukkelijk binnen de beeldkwaliteitscriteria van het Havenkwartier en het aanvullend opgestelde Beeldkwaliteitsplan.
De belangrijkste beeldkwaliteitscriteria zijn de volgende:
- Gebouwen zijn alzijdig.
- Gebouwen worden in de rooilijn gebouwd, woningen en bedrijfsruimtes worden aan de straat gerealiseerd en er wordt extra zorg besteed aan de plinten en hoeken van de gebouwen.
- De hoogbouw ligt in de tweede lijn.
- Heldere volumes zonder op- en aanbouwen doordat alle (technische) voorzieningen inpandig worden opgelost.
- In plangebieden worden pocketplaatsen gerealiseerd, dit kan zijn een extra doorgang, een brede stoep met verblijfsmogelijkheden, een voorplein voor een hoger gebouw, enzovoorts.
Het gebouw is alzijdig ontworpen, dit betekend dat er geen achterkantsituaties zijn. Het gebouw kenmerkt zich door rasterarchitectuur (vierkante vormen) met regelmatige raamverdelingen. Er is een duidelijk onderscheid tussen de delen van het gebouw die zich op maaiveld bevinden en de rest van het gebouw. In de (hoge) plint zijn de niet-woonfuncties aan de straat gerealiseerd. De gevels worden transparant, zodat er contact komt tussen de activiteiten binnen en buiten. Dit draagt bij aan de levendigheid in de openbare ruimte. Aan de Handelskade komen woningen in de plint. Deze liggen iets terug van de rooilijn waarbij voortuinen worden gerealiseerd. Bij de voortuinen komen kleine haagjes, die geen afbreuk doen aan het open karakter.
De entrees van de gebouwen zijn gerealiseerd aan kleine openbare ruimten (pocketplaatsen). Deze vormen als het ware een overgang van de openbare ruimte naar het gebouw.
Het complex bestaat uit verschillende bouwdelen, met terugspringende delen. De bouwdelen worden in de rooilijn gebouwd. De hogere delen bevinden zich niet tot aan de perceelsgrenzen, maar deze delen liggen iets terug in het plangebied. Dit is bijvoorbeeld te zien in figuur 2.14. Daarnaast worden de installaties op de daken meegenomen in het ontwerp van het gebouw, waardoor deze niet opvallend aanwezig zijn.
Het plan is daarmee in lijn met de gestelde beeldkwaliteitseisen.
Duurzaamheid
Binnen Harbourpark wordt ingezet op zonnepanelen en een warmte- koude installatie. In de ontwikkeling wordt voor de warmte- en koude opwekking het SolarEis systeem toegepast. Ook worden in het ontwerp de maatregelen toegepast die in Bijlage 20 staan. Dit is de rapportage Klimaatadaptie waarin de klimaatadaptieve maatregelen worden genoemd die in het plangebied worden toegepast. In paragraaf 4.14 wordt het aspect duurzaamheid behandeld.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Nationale Omgevingsvisie loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de Nationale Omgevingsvisie de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050
Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
- 1. dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
- 2. met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
- 3. waar het goed werken en wonen is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
- 4. met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
- 5. waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten.
- 6. dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
- 7. waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
- 8. dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale-, regionale- en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.
De Nationale Omgevingsvisie richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Voor dit project relevante nationale belangen zijn:
- Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
- Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
- Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.
De belangrijkste keuzes zijn:
- Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
- Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
- Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
- Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. In het gebied gelden geen rechtstreeks doorwerkende belangen.
Toetsing
De beoogde ontwikkeling zoals beschreven in hoofdstuk 2 en sectoraal getoetst in hoofdstuk 4, voorziet in de transformatie van een (deel van een) gemengd bedrijventerrein naar een gemengd gebied met wonen, bedrijven en voorzieningen. Dit binnen een ruimtelijk kader waarbij aandacht is voor groen, klimaatadaptatie en biodiversiteit. Er zijn vanuit het rijksbeleid geen belemmeringen voor de ontwikkeling.
3.1.2 Artikel 3.1.6 Bro: Ladder voor duurzame verstedelijking
Ieder ruimtelijk plan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een beschrijving bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 1 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor projecten binnen bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Voor projecten buiten bestaand stedelijk gebied moet ook worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien. Dit is een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.
Wel of geen stedelijke ontwikkeling
De ladder is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. De geldende bestemming is hierbij vertrekpunt.
Uit jurisprudentie blijkt dat meer dan 11 woningen of een functiewijziging van meer dan 500 m2 kan worden gezien als stedelijke ontwikkeling. Met dit bestemmingplan worden maximaal 301 woningen mogelijk gemaakt en daarnaast worden binnen een totale oppervlakte van minimaal 5.900 m2 BVO diverse functies mogelijk gemaakt: wonen, bedrijven geschikt voor functiemenging, ondergeschikte horeca, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, ondergeschikte detailhandel en kleinschalige zelfstandige kantoren. Daarom wordt eerst gekeken welke functies als stedelijke ontwikkeling beschouwd moeten worden.
Wonen
Het bestemmingsplan maakt 301 woningen mogelijk. Omdat meer dan 11 woningen worden toegestaan is sprake van een stedelijke ontwikkeling.
Bedrijven geschikt voor functiemenging
Binnen het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijventerrein'. Binnen deze bestemming zijn bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorie 1 t/m 3.2 toegestaan. Er wordt niet meer bedrijvigheid mogelijk gemaakt, dan nu op basis van het bestemmingsplan is toegestaan. De bedrijvigheid is dus geen planologische toevoeging, en daarom geen stedelijke ontwikkeling.
Ondergeschikte horeca
De maximale oppervlakte aan ondergeschikte horeca is 500m2 BVO. Ondergeschikte functies worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling. Ook blijft de oppervlakte binnen de indicatieve grens van 500 m2 bruto vloeroppervlak vanaf wanneer sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit onderdeel is geen stedelijke ontwikkeling.
Dienstverlening
Er is 1.085 m2 BVO mogelijk. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling.
Maatschappelijke voorzieningen
In theorie is 1.085 m2 BVO mogelijk. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling.
Sportvoorzieningen
Op het westelijke deel van het plangebied ligt op basis van het vigerende bestemmingsplan de aanduiding 'sport'. Binnen deze aanduiding is een sportschool is toegestaan (oppervlakte circa 1.060 m2 met een bouwhoogte van 10 en 20 meter). Hiermee is er per bouwlaag een oppervlakte van circa 1.060 m² sport toegestaan. In de beoogde situatie wordt er 2.370 m² sport gerealiseerd. Hiermee wordt er niet meer sport mogelijk gerealiseerd, dan nu op basis van het bestemmingsplan is toegestaan. Daarom wordt dit niet gezien als stedelijke ontwikkeling.
Ondergeschikte detailhandel
Ondergeschikte functies worden niet gezien als stedelijke ontwikkeling.
Kleinschalige zelfstandige kantoren
Er wordt maximaal 1.000 m2 BVO zelfstandige kantoorruimte mogelijk gemaakt. Dit betreft een stedelijke ontwikkeling.
Daarom is hierna de behoefte beschreven. De behoefte blijkt uit diverse rapporten.
Beschrijving Woningbehoefte
De grote woningbehoefte in Rijswijk blijkt uit de provinciale woningbehoefteraming. Gelet op de druk op de woningmarkt worden nieuwe regionale afspraken gemaakt, waarin Rijswijk zich inzet voor de bouw van ruim 5.700 woningen.
Woningbehoefteraming (WBR 2021)
De grote regionale woningbehoefte blijkt uit de provinciale woningbehoefteraming (WBR). De Woningbehoefteraming 2019 ging nog uit van 57.420 woningen in de periode 2020 tot 2030. Uit de Woningbehoefteraming 2021 blijkt dat in de regio Haaglanden (waar Rijswijk deel van uitmaakt) in de periode 2021 tot en met 2030 nog 80.900 woningen nodig zijn. De regionale woningbehoefte komt circa 23.500 woningen (41%) hoger uit dan de prognose uit 2019.
Figuur 3.1: Prognose gewenste toename woningvoorraad (bron: WBR 2021 Provincie Zuid-Holland)
Woningmarktafspraken regio Haaglanden
De gemeenten in Haaglanden hebben met de in Haaglanden opererende woningcorporaties en de Provincie Zuid-Holland afgesproken Nieuwe (regionale) woningmarktafspraken op te stellen. Deze afspraken gaan over de woningbouwopgave van de afzonderlijke gemeenten in deze regio voor de periode 2019 t/m 2029 en specifiek over voldoende betaalbare woningvoorraad. De inzet van Rijswijk is om in de periode 2019 t/m 2029 ruim 5.700 woningen toe te voegen. Het regionale Tussenakkoord waarin de aantallen woningen voor alle gemeenten is vastgelegd is ondertekend in december 2021.
Rijswijk is een compacte gemeente met maar weinig open ruimte. Qua woningvoorraad heeft de gemeente een echt stedelijk karakter: veel gestapelde bouw, een meer dan gemiddelde huurvoorraad en een grote doelgroepenvoorraad. Rijswijk richt zich de komende jaren meer op de middendure koop- en huursegmenten en op het duurdere marktsegment. De consequentie van dit beleid is dat de doelgroepenvoorraad percentueel zal afnemen zoals in lijn met de regionale doelstelling en in lijn met het 'meer evenwicht-scenario'.
De woningbehoefte is verder beschreven in de gemeentelijke woonvisie (zie paragraaf 3.4.6).
Beschrijving behoefte overige stedelijke functies
Een monofunctionele woonwijk is hier niet gewenst. Er is behoefte aan ruimte voor diverse stedelijke functies die ervoor zorgen dat een goed functionerend woon-, werk en leefgebied kan ontstaan. Dit is noodzakelijk voor de leefbaarheid.
De behoefte aan dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en kleinschalige zelfstandige kantoorruimte komt voort uit het groeiend aantal inwoners in het gebied die een eigen behoefte aan ondersteunende functies en werkgelegenheid met zich meebrengen. Alleen al met dit bestemmingsplan kan het aantal inwoners met circa 500 toenemen. Deze nieuwe bewoners hebben behoefte aan:
- ondersteunende functies die samen met de woonfunctie zorgen voor een goed functionerend stedelijk woon- en leefgebied.
- (behoud van) voldoende werkgelegenheid;
- levendige plinten met ruimte voor ontmoeting.
De algemene behoefte aan meer ruimte om goed te kunnen wonen, werken en verblijven blijkt uit het Ontwikkelkader Havenkwartier (2021). Er is sprake van grote leegstand in de Plaspoelpolder en in het Havenkwartier, waardoor het noodzakelijk is te kijken naar andere functies/mogelijke invullingen. Gelet op de grote woningbehoefte is transformatie en het toevoegen van woningen gewenst. De gemeente Rijswijk heeft de ambitie om, als onderdeel van de versterking van de Plaspoelpolder, het Havenkwartier te transformeren van een monofunctionele bedrijvenlocatie met veel leegstand tot een aantrekkelijke plek waar het goed werken, wonen en verblijven is. Dat wil de gemeente doen door woningen te bouwen, de openbare inrichting sterk te verbeteren en het gebied aantrekkelijker en veiliger te maken voor ondernemers. Dit is mogelijk door woningen toe te voegen en diverse niet-woonfuncties toe te staan in de onderste lagen van de gebouwen.
De behoefte is verder beschreven in de economische strategie Rijswijk (zie paragraaf 3.4.7).
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie (geconsolideerde versie 2022)
Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.
De provincie heeft zeven vernieuwingsambities geformuleerd in de fysieke leefomgeving. Door daarop in te zetten, wordt bijgedragen aan het sterker maken van Zuid-Holland. Deze ambities zijn:
- 1. Samen werken aan Zuid-Holland: inwoners, organisaties en bedrijven in een vroeg stadium betrekken bij besluiten.
- 2. Bereikbaar Zuid-Holland: efficiënt, veilig en duurzaam over weg, water en spoor.
- 3. Schone energie voor iedereen: op zoek naar schone energie, haalbaar en betaalbaar voor iedereen.
- 4. Een concurrerend Zuid-Holland: diversiteit, de economische kracht van Zuid-Holland.
- 5. Versterken natuur in Zuid-Holland: een aantrekkelijk landelijk gebied draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving.
- 6. Sterke steden en dorpen in Zuid-Holland: versnellen van de woningbouw met behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteit.
- 7. Gezond en veilig Zuid-Holland: beschermen en bevorderen van een gezonde, veilige leefomgeving.
De ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.
Verstedelijking
De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Daarnaast zet de provincie in op een ordening van knooppunten van functies, voorzieningen en infrastructuur die elkaar aanvullen en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.
De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:
- Bouw naar behoefte;
- Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
- Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid;
- Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
- Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving;
- Bouw voldoende betaalbare woningen.
Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie werkt aan een goed ingericht Zuid-Holland waar ruimte is voor nieuwe initiatieven.
Een provincie waar de inwoners met plezier, wonen, werken en recreëren. Nu en later.
Ingrepen die nu worden gedaan, hebben lange tijd effect. Wegen, bebouwing en recreatiegebieden gaan decennia lang mee.
Daarom is het van belang dat deze ontwikkelingen zorgvuldig gebeuren met aandacht voor de omgeving. Met het beleid over ruimtelijke kwaliteit wordt gestimuleerd dat initiatiefnemers zoveel mogelijk voortbouwen op de bestaande kwaliteiten, en daarmee op de identiteit, van Zuid-Holland. Dus sterker maken wat al sterk is. Daarbij hoort: de juiste ontwikkeling op de juiste plek.
Ruimtelijke kwaliteit gaat daarom niet over een 'mooie', maar over ' de beste' oplossing. Een plan past in de omgeving, voegt iets toe en kan lange tijd mee. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt rekening gehouden met het gebruik, de beleving en het beheer en onderhoud.
Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie (zie paragraaf 3.2.2 artikel 6.9 lid 5).
Toetsing
In dit geval is sprake van 'inpassen' binnen bestaand stedelijk gebied. De functie wijzigt van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied, maar er is geen sprake van een nieuw stedelijk gebied. Er is geen wijziging in de structuur van het gebied. De havenbekkens, de wegen, het openbaar gebied en de delen die bebouwd worden blijven hetzelfde.
Concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen
De provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.
Voor binnenstedelijk gelegen bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2 schept de provincie de mogelijkheid van transformatie en functiemenging om te transformeren, om beter te kunnen inspelen op de vraag, onder andere naar gemengde woon-werkmilieus en vestigingsplaatsen voor nieuwe economie (gericht op energie, circulair en digitalisering). Voor binnenstedelijk gelegen bedrijventerreinen met milieucategorie 3 is functiemenging alleen mogelijk wanneer de belangen van bedrijven niet worden geschaad.
Bedrijventerreinen waar bedrijven gevestigd zijn van milieucategorie 3 en hoger en watergebonden bedrijven, mogen worden getransformeerd naar een andere functie. Het aantal hectare dat wordt getransformeerd, moet door de gemeente wel worden gecompenseerd.
Toetsing
Het realiseren van een gemengde woon-werkgebied voldoet aan het provinciale beleid. Omdat er voldoende ruimte voor bedrijven en voldoende werkgelegenheid moet blijven, is voor transformatie van een bedrijventerrein een compensatieplan noodzakelijk (zie paragraaf 3.2.2). Voor Harbourpark geldt dat de bestaande bedrijvigheid wordt gecompenseerd. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan gewerkt met de VNG nieuwe stijl waardoor bedrijven uit milieucategorie 3 wel passend kunnen zijn in het gebied.
3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2022)
De omgevingsvisie Zuid-Holland is vertaald in de Omgevingsverordening Zuid-Holland.
Voor de beoogde ontwikkeling zijn onderstaande artikelen relevant.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
- 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
- 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II van de Omgevingsverordening en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
- 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
- 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
- a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
- b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
- 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
- b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
- c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
- 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g, worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang hieraan in de weg staat.
- 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
- a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
- b. wegnemen van verharding;
- c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
- d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij
- aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het plangebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het plangebied worden betrokken in de motivering;
- indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.
Lid 8 t/m 12 zijn voor deze ontwikkeling niet relevant.
Toetsing
Het gebied is door de provincie in haar omgevingsvisie aangemerkt als bedrijventerrein. In dit geval is door de toevoeging van wonen sprake van inpassen. Het inpassen naar een gemengd woon- en werkgebied is regionaal afgestemd. Behoud van werkgelegenheid en het voldoen aan de grote woningbehoefte zijn speerpunten.
Figuur 3.2 geeft een uitsnede van kaart 14 in bijlage II van de omgevingsverordening weer. Op deze kaart zijn gebieden aangegeven waar specifieke beschermingscategorieën gelden. Het plangebied is aangegeven met een rode pijl. Voor het plangebied geldt geen specifieke beschermingscategorie.
Figuur 3.2: Uitsnede van kaart 14 uit Bijlage II van de Omgevingsverordening
In paragraaf 2.2 is een onderbouwing van de ruimtelijke inpassing gegeven. Voor het gehele gebied heeft de gemeente het ontwikkelkader Havenkwartier opgesteld. Verder bevat het ontwikkelkader uitgangspunten voor de beeldkwaliteit. Het beoogde plan past binnen deze kaders. In genoemde paragraaf is dit onderbouwd. Hiermee is invulling gegeven aan de eis zoals gesteld onder artikel 6.9.
Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen
- 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
- b. niet van toepassing
- 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
- 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
- 4. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.
Toetsing
De ontwikkeling is in paragraaf 3.1.2 getoetst aan de ladder. Hierin wordt ook ingegaan op het aspect sociale huur. Regionaal is afgestemd dat het aandeel sociale huurwoningen in Rijswijk zal afnemen.
Artikel 6.10b Parkeernorm sociale huur
- 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe sociale huurwoningen hanteert een parkeernorm van maximaal 0,7 autoparkeerplaats per sociale huurwoning.
Toetsing
De regels van dit bestemmingsplan sluiten de bouw van sociale huurwoningen niet uit.
Als een omgevingsaanvraag voorziet in de bouw van sociale huurwoningen, moet voldaan worden aan de parkeernorm van artikel 6.10b.
Artikel 6.10d Bereikbaarheid
Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.
Toetsing
Het plan voldoet aan dit lid, zie paragraaf 4.2.
Artikel 6.10f Functiemenging
Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.
Toetsing
In dit bestemmingsplan wordt functiemenging mogelijk gemaakt. Dit is geborgd in de regels in artikel 3.9.4.
Artikel 6.11 Kantoren
- 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe kantoren op gronden:
- a. binnen de grootstedelijke top- en centrumlocaties, waarvan de plaats indicatief geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II van de omgevingsverordening;
- b. binnen de OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties, waarvan de plaats indicatief geometrisch en verbeeld op kaart 10 in bijlage II van de omgevingsverordening , mits is aangetoond dat de behoefte aan kantoren groter is dan de nog onbenutte plancapaciteit voor kantoren op de desbetreffende locatie;
- c. binnen de bijzondere locaties, waarbij de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II van de omgevingsverordening, mits passend in het profiel van deze locaties.
- 2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a. kantoren die in overeenstemming zijn met een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten;
- b. kleinschalige zelfstandige kantoren tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging voor zover geen cluster van meer dan vijf kantoren ontstaat;
- c. gemeentehuizen en -kantoren;
- d. bedrijfsgebonden kantoren met een bruto vloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto vloeroppervlak van het bedrijf; en
- e. functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling.
Toetsing
In het plangebied wordt maximaal 1 vestiging met maximaal 1.000 m² BVO kleinschalige kantoorruimte toegestaan. De ontwikkeling is in overeenstemming met de omgevingsverordening. In het Havenkwartier (cluster) worden in totaal niet meer dan 5 kantoren toegestaan (waarvan dus 1 in het plangebied) waardoor ook voldaan wordt aan de verordening in voorbereiding.
Figuur 3.3 geeft een uitsnede van kaart 10 in bijlage II van de Omgevingsverordening. Harbourpark is geen grootstedelijke top- en centrumlocatie en ligt niet binnen een OV-knooppunt locatie zoals aangegeven op kaart 10. Harbourpark is op kaart 10 niet aangegeven als een bijzondere locatie.
Figuur 3.3: Uitsnede van kaart 10 uit bijlage II van de Omgevingsverordening
Artikel 6.12 Bedrijven
- 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II van de omgevingsverordening (zie figuur 3.2 van dit bestemmingsplan), maakt vestiging mogelijk van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel voorziet in overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen op een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 6.10 of die mogelijk zijn op grond van een vigerend bestemmingsplan.
- 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II van de omgevingsverordening (zie figuur 3.2 van dit bestemmingsplan), laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.
- 3. Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid.
- 4. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein als bedoeld in het eerste of tweede lid en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar een andere bestemming dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de toelichting op welke wijze binnen de regio planologische compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden of reeds heeft plaatsgevonden. Planologische compensatie is nodig bij:
- a. een bedrijventerrein met milieucategorie 3, dan wel overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur;
- b. een bedrijventerrein met milieucategorie 4 of hoger, dan wel overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur;
- c. een geluidgezoneerd bedrijventerrein;
- d. een watergebonden bedrijventerrein.
- 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij verlaging van de milieucategorie of milieuzone.
- 6. Compensatie als bedoeld in het vierde lid, kan achterwege blijven als is aangetoond dat na transformatie voldoende bedrijventerrein in de regio beschikbaar zal blijven afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
- 7. Compensatie van feitelijk gebruik en m² voor m² is mogelijk mits wordt voldaan aan een evenwichtige balans in vraag en aanbod, vastgelegd in de door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale bedrijventerreinenvisie.
Toetsing
Figuur 3.4 geeft een uitsnede van kaart 20 weer. Het plangebied is onderdeel van een bedrijventerrein zoals bedoeld in lid 1. In voorliggend bestemmingsplan wordt de toekomstige bedrijfsfunctie de VNG Nieuwe Stijl toegepast in plaats van de milieucategorieën. Uitgangspunt van de VNG Nieuwe Stijl is dat de toelating van bedrijven wordt gereguleerd op basis van een beschikbaargestelde milieuruimte per bedrijf, aan de hand van concrete milieunormen. Deze aanpak biedt een passend ruimtelijk kader voor de inpassing van bedrijven in een gemengd werk-woongebied. Op deze manier wordt inzichtelijk gemaakt welke milieuzones voor geur- en geluid gelden, die passend zijn in de omgeving.
Figuur 3.4: Uitsnede kaart 20 Omgevingsverordening Zuid-Holland (N.B: Rijswijk kent geen watergebonden bedrijventerrein)
Compensatieregeling woon-werk akkoord
Op basis van artikel 6.12 dient compensatie plaats te vinden. In maart 2021 is een woon-werkakkoord gesloten tussen de Gemeenten Delft, Den Haag, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, en de Provincie Zuid-Holland. Doel van dit akkoord is om de versnelling van de woningbouw al op korte termijn te realiseren. Daarom worden voor een aantal locaties in de betrokken gemeenten afspraken gemaakt over de wijze hoe omgegaan wordt met de bovengenoemde compensatieplicht.
Het Havengebied Plaspoelpolder is benoemd als één van de nog vast te stellen transformatielocaties. Voor deze locaties is de ambitie extra woningbouw en compensatie voor bedrijventerreinen specifieker te onderbouwen. Dit betekent onder andere:
- Voor de locatie Havengebied zijn 2.500 woningen gepland, waarvan circa 50% middenhuur of betaalbare koop;
- Wat feitelijk aan bedrijvigheid aanwezig is, is uitgesplitst naar type bedrijvigheid en milieucategorie (wat betreft milieucategorie 3.1 en hoger) en watergebondenheid met een oppervlakte van meer dan 1 hectare. Peildatum is 1-1-2021.
Dit bestemmingsplan maakt een ontwikkeling in het Havengebied mogelijk van 301 woningen. Deze passen binnen de geplande 2.500 woningen die in het gebied beoogd zijn. Deze ontwikkeling komt op de locatie van een bestaand bedrijfsgebouw. In het kader van deze ontwikkeling is door de initiatiefnemer een inventarisatie van de bedrijvigheid op 1 januari 2021 gemaakt.
Uit deze inventarisatie blijkt dat er in het pand 22 bedrijven ruimten huren (dit is weergegeven in Bijlage 1). Een groot deel hiervan vindt plaats in het kader van leegstandsbeheer. Dit betreft 18 bedrijven. Zij gebruiken de ruimten vooral voor opslag. 4 bedrijven hebben een regulier huurcontract. Hiervan gebruiken 2 bedrijven de bedrijfsruimte als kantoor.
In het pand is 1 bedrijf aanwezig waarvan de activiteiten (in principe) onder milieucategorie 3.1 kunnen worden geschaard. Dit bedrijf, met een regulier contract, maakt surfboards. De activiteiten die onder milieucategorie 3.1 vallen, worden uitgevoerd in geïsoleerde ruimtes binnen de totale oppervlakte van 450 m2 BVO. Dit is veel minder dan de genoemde 1 hectare. Dit bestemmingsplan maakt 2.700 m2 BVO nieuwe bedrijfsruimten mogelijk; er is dus sprake van een ruime compensatie. Daarnaast wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van de VNG nieuwe stijl waarin ook deels bedrijven mogelijk zijn die in de oude VNG indeling tot milieucategorie 3.1 hoorde. Derhalve past het bestemmingsplan binnen de uitgangspunten van het woon-werkakkoord.
Artikel 6.13 Detailhandel
- 1. Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
- a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
- b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
- c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.
- 2. nvt
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel:
c. ondergeschikte detailhandel:
1 in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf;
2 bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming.
3 nvt
Toetsing
In dit geval wordt alleen ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt.
Artikel 6.27a risico’s van klimaatverandering
In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
- a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
- b. overstroming;
- c. hitte
- d. droogte;
alsmede de effecten van de bovengenoemde risico’s op het risico van bodemdaling.
Voor zover risico’s zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico’s.
Toetsing
In paragraaf 4.14 wordt ingegaan op duurzaamheid inclusief klimaatadaptatie. In Harbourpark wordt natuurinclusief en duurzaam gebouwd. Daarnaast wordt in het materiaal van het gebouw gebruik gemaakt van lichte kleuren ten behoeve van hittewering. De voorgenomen renovatie van het gebouwdeel aan de Klipperstraat en de nieuwbouw van de overige bebouwing zorgt voor een betere isolatie van het bestaande te behouden pand. Ook worden duurzame woningen toegevoegd. Slecht geïsoleerde panden zorgen voor een groot aandeel in de CO2-uitstoot, doordat meer gestookt moet worden om een warm binnenklimaat te behouden. De beoogde herontwikkeling zal leiden tot energielabel A. Hiermee draagt de voorgenomen ontwikkeling bij aan de doelstellingen uit het Energie- en klimaatakkoord. Het terugdringen van de CO2-uitstoot is essentieel voor het beperken van klimaatverandering en dient daarmee een groot maatschappelijk belang, onder meer op het vlak van veiligheid, natuurbescherming, welzijn en welvaart. Het verminderen van fossiele emissies leidt bovendien tot een verbeterde luchtkwaliteit en heeft daarmee een positief effect op de volksgezondheid.
3.3 Regionaal Beleid
3.3.1 Strategie Werklocaties 2019 - 2030 (MRDH)
Het regionale beleid ten aanzien van werklocaties is beschreven in de Strategie Werklocaties 2019-2030 (MRDH). De strategie stuurt op kwaliteit van de werklocaties, marktevenwicht in vraag en aanbod naar werklocaties en verduurzaming.
In de regionale Strategie Werklocaties is de grote opgave voor voldoende werkgelegenheid een belangrijk speerpunt. Tot 2030 groeit het inwoneraantal van de metropoolregio Rotterdam Den Haag met bijna een half miljoen mensen. Wonen en werk zijn daarmee grote uitdagingen in een gebied met beperkte ruimte. De bouw van woningen kan niet ten koste gaan van bedrijfsruimte en daarvoor zijn er lokaal- en regionale afspraken nodig om voldoende bedrijfsruimten te behouden. Zowel extra banen als extra woningen zijn bepalend voor de verdere ontwikkeling van de MRDH. De bedrijventerreinen zijn daarbij bedoeld voor bedrijven die zich niet met de woonfunctie verhouden. Werkgelegenheid is belangrijk voor de leefbaarheid in een stad. Daarom worden in dit gebied bedrijven die zich goed verhouden met de woonfunctie mogelijk gemaakt.
Met het beleid voor bedrijventerreinen stuurt de regio op evenwicht tussen vraag en aanbod, en borgt duurzame vitaliteit. Het marktevenwicht is redelijk in balans, maar in sommige gebieden gaat de uitgifte bovengemiddeld snel. Een aantal trends zijn innovaties en verduurzaming en functiemenging. Dit leidt tot het ontstaan van stedelijke interactiemilieus: bedrijven en stedelijke voorzieningen komen hierin gemengd voor. Met name in de Haagse regio geldt een problematisch tekort aan kleinschalige vestigingsmilieus.
Toetsing
Transformatie van het Havenkwartier naar een multifunctionele woonwerklocatie is regionaal afgestemd op grond van de Strategie Werklocaties MRDH en de Omgevingsverordening van de Provincie Zuid-Holland. De beoogde ontwikkeling geeft invulling aan de regionale ambities en past uitstekend in de geformuleerde strategie van herstructurering van bestaande bedrijfslocaties. Plaspoelpolder (inclusief Havenkwartier) is specifiek aangemerkt als transformatielocatie, van bedrijventerrein naar een mix van werken en wonen. Er wordt een kwalitatieve werklocatie gecreëerd in de vorm van een stedelijk interactiemilieu. Dit voldoet aan het regionale beleid.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Toekomstvisie Plaspoelpolder 2017-2027 + addendum
De Toekomstvisie Plaspoelpolder is op 7 februari 2017 vastgesteld door de gemeenteraad en duidt het Havenkwartier aan als een potentieel ”aangenaam verblijfsgebied met functies als wonen, werken, horeca en maatschappelijke functies".
De Toekomstvisie geeft richting om het gebied verder te verduurzamen en toekomstbestendig te maken. Plaspoelpolder moet zich in de toekomst ontwikkelen tot een stedelijk interactiemilieu. In een stedelijk interactiemilieu gaan werken, wonen en verblijven hand-in-hand. De ruimtelijke structuur die opgebouwd is volgens een kruis is hierbij leidend. Werken vindt hierin plaats in het hart van het gebied, terwijl in de gebieden die grenzen aan woningen een gemengd woon-werkmilieu ontwikkeld wordt. Het doel is om het gebied meer integraal onderdeel uit te laten maken van de stad.
Figuur 3.5: Visiekaart Plaspoelpolder
In 2019 is een addendum voor de Toekomstvisie vastgesteld. Voor het Havengebied is het beleid niet veranderd. Er komen op basis van het Addendum meer gebieden bij in Plaspoelpolder waar wonen mogelijk wordt, zoals Kesslerpark en omgeving, de Bordewijkzone, de Broodfabriek en omgeving en de zone Churchilllaan. Het Havengebied en daarna Kesslerpark/Churchilllaan krijgen daarin prioriteit in tijd gezien. Bij deze ontwikkelingen wordt coördinatie opgezet in personele capaciteit, aanbod in woningen en leefbaarheid/(bouw-)verkeer.
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt een gemengd gebied in het Havenkwartier mogelijk. Dit is in lijn met de uitgangspunten van de Toekomstvisie.
3.4.2 Uitvoeringsagenda Gebiedsontwikkeling Plaspoelpolder 2020 - 2023
Doel van de uitvoeringsagenda Gebiedsontwikkeling Plaspoelpolder is een toekomstbestendig en modern kennis- en werklandschap te realiseren, waarin werken, leren, ontspannen en wonen met elkaar samen gaan, in een dynamische, gezonde en groene omgeving. Doelstelling van het havenkwartier is een gemengd levendig gebied.
Figuur 3.6: Uitvoeringsprogramma Plaspoelpolder 2020-2023
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt een levendig gemengd gebied mogelijk en geeft daarmee invulling aan de Uitvoeringsagenda.
3.4.3 Ontwikkelkader Havenkwartier (2021)
Doel van het ontwikkelkader is de ontwikkeling van het Havenkwartier in Rijswijk tot gemengd werk- en woongebied. Hiermee kan worden voorzien in de woningbehoefte, met behoud van bedrijvigheid en werkgelegenheid. De bestaande bedrijvigheid (80.000 m2 o.a. Harbour Village) blijft behouden of wordt vernieuwd. Er worden 2.000 tot 2.500 woningen gerealiseerd door leegstaand of verouderd vastgoed te slopen of te transformeren. De bestaande oppervlakte aan kantoren (40.000 m2) komt te vervallen. Ongeveer 10.000 m2 bedrijfsruimte en 20.000 m2 kantoorruimte mag getransformeerd worden naar voorzieningen, zoals een hotel/ businesscentre (Sijthofflocatie), restaurant/café, buurtsupermarkt en medische voorzieningen. Het water en de kades worden heringericht tot stadshaven en waterpleinen.
Figuur 3.7: Schema functies en dichtheid Havenkwartier. In huidige situatie betreffen het 65 woningen in plaats van 3 (bron: Ontwikkelkader Havenkwartier)
Ruimtelijk kader
Een belangrijk onderdeel van het Ontwikkelkader is het Ruimtelijk Kader. Dit Kader gaat niet alleen in op de stedenbouwkundige aspecten van de opgave, de samenhang tussen de gebouwde percelen en de openbare ruimte, maar formuleert ook ambities op de aspecten duurzaamheid en mobiliteit. Bij dit Ruimtelijk Kader hoort een faseringskaart met informatie over initiatieven in het gebied en een voorstel over de gefaseerde ontwikkeling. Deze faseringskaart is weergegeven in paragraaf 2.2.
Het ontwikkelkader bevat het ruimtelijk kader. Hierin zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten benoemd. Het ruimtelijk kader bestaat uit een raamwerk voor de openbare ruimte en uitgangspunten voor een flexibele invulling van de bouwvelden. Deze komen voort uit de ambities die volgens gemeente Rijswijk van belang zijn om het Havenkwartier verder te ontwikkelen naar een duurzaam en gemengd Havenkwartier. Verder bevat het ontwikkelkader beeldkwaliteitscriteria. Dit is uitgewerkt in paragraaf 2.2.2.
Toetsing
Binnen het Havenkwartier zijn woningen, bedrijven en voorzieningen gewenst. Dit bestemmingsplan maakt de beoogde transformatie en sloop-nieuwbouw mogelijk. De functionele en ruimtelijke uitgangspunten van het bestemmingsplan volgen uit het ontwikkelkader inclusief het ruimtelijk kader. Dit is beschreven in paragraaf 2.2.2. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met het vastgestelde ontwikkelkader.
3.4.4 Welstandsnota 2015 Gemeente Rijswijk
De Woningwet schrijft voor dat een gemeente die haar aanvragen om een omgevingsvergunningsplichtig bouwwerk toetst aan ‘redelijke eisen van welstand’, een welstandsnota moet vaststellen met daarin de criteria waaraan de omgevingsvergunningsplichtige bouwplannen moeten voldoen. Tevens bepaalt de Woningwet dat de gemeenteraad kan besluiten een gebied aan te wijzen waarvoor geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn. Tot slot heeft de gemeente Rijswijk de samenstelling, inrichting en werkwijze van de welstandscommissie in de bouwverordening opgenomen.
In de welstandsnota zijn op zo concreet en objectief mogelijke wijze welstandscriteria met betrekking tot het bouwen vastgelegd. Naast welstandscriteria voor monumenten, zijn er algemene welstandscriteria en objectgerichte welstandscriteria opgenomen. Tot slot zijn de (bestaande) volkstuincomplexen als welstandsvrije gebieden aangewezen.
Toetsing
Het havenkwartier valt onder het reguliere welstandsniveau. Hiervoor gelden de algemene toetsingscriteria en zijn er specifieke objectcriteria. De objectcriteria gaan over veel voorkomende (kleine bouwwerken) zoals aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en dakkapellen. Alle ontwikkelingen worden wel aan de algemene toetsingscriteria getoetst. De algemene toetsingscriteria uit de welstandsnota zijn als volgt:
Uitgangspunt voor de algemene welstandscriteria is de aanname dat de kwaliteit van een gebouw is gerelateerd aan de volgende criteria:
- A. Stedenbouwkundige samenhang
- B. Evenwichtig gevelbeeld
- C. Passende detaillering, materiaal- en kleurgebruik
Onderstaand worden deze criteria toegelicht.
Criterium A: Stedenbouwkundige samenhang
Een ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand wanneer:
- het bouwwerk passend is in de bestaande of toekomstige omgeving
- de kwaliteit van het openbaar gebied wordt gerespecteerd of versterkt
- de bestaande doorzichten en zichtlijnen gerespecteerd worden
- bij markante en belangrijke stedenbouwkundige plekken voldoende
- uitdrukking wordt gegeven aan het belang van de locatie
Criterium B: Evenwichtig gevelbeeld
Een ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand wanneer:
- het karakter van de bestaande gevelwanden wordt gerespecteerd of versterkt
- de verhoudingen in de gevels evenwichtig van opbouw zijn
- eventuele ingrepen in een bestaande gevel in goede verhouding tot elkaar en tot het geheel van de gevel staan.
Criterium C: Passende detaillering, materiaal- en kleurgebruik
Een ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand wanneer:
- de detaillering en het materiaalgebruik het karakter van het bouwwerk ondersteunen
- het kleurgebruik afgestemd is op de omgeving
- de architectonische eenheid als geheel (gevelwand, blok of straat) in evenwicht is of blijft
- de bij het bouwwerk behorende erfafscheidingen afgestemd zijn op het gebouw en op de omgeving.
Op basis van deze criteria is voor de ontwikkeling van het Havenkwartier een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie 3.4.5). De Welstandscommissie betrekt beeldkwaliteitsplannen in haar overwegingen/beoordeling komend tot haar advies. Voor de eisen ten aanzien van welstand wordt dan ook verwezen naar het Beeldkwaliteitsplan Havenkwartier in paragraaf 3.4.5.
3.4.5 Beeldkwaliteitplan Het Havenkwartier (2022)
Het beeldkwaliteitplan bouwt voort op het hoofdstuk ‘Beeldkwaliteit’ uit het Ontwikkelkader voor het Havenkwartier. In dit beeldkwaliteitplan Havenkwartier zijn ten aanzien van de bebouwing en openbare ruimte de essentiële randvoorwaarden en beoogde uitgangspunten opgenomen. In specifieke situaties biedt dit document ruimte voor maatwerk. De openbare ruimte wordt globaler behandeld zodat deze later kan worden uitgewerkt in de vorm van inrichtingsplannen. Het beeldkwaliteitplan vormt de leidraad voor deze inrichtingsplannen.
Passages uit het beeldkwaliteitsplan
In het algemeen geldt dat gebouwen alzijdig zijn. Aan- en opbouwen worden voorkomen doordat alle (technische) voorzieningen inpandig worden opgelost. De enkelvoudige volumes die zo ontstaan, met materialisatie die de hoek om gaat, zorgen voor samenhang binnen het plangebied en een aantrekkelijke aanblik ook van buitenaf. Speciale aandacht gaat uit naar de aanhechting van de gebouwen op de grond en de dakbeëindiging.
Het streven is naar gebouwen die sterk bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de stad op ooghoogte.
Voor een aantrekkelijke omgeving is het wenselijk dat er een goede overgang gemaakt wordt tussen gebouwen en openbare ruimte. Wanneer gebouwen betrokken zijn op de straat wordt de omgeving meer aantrekkelijk, veilig en samenhangend. Zeker in watersteden is er een nauw verbond tussen bebouwing en ruimte. Gebouwen maken de ruimte.
Voor het Havenkwartier wordt daarom voorgesteld te bouwen in de rooilijn, woningen en bedrijfsruimtes aan de straat te realiseren en om extra zorg te besteden aan de plinten en de hoeken van gebouwen. Daar waar woningen direct aan de straat staan (zoals bij laagbouw) wordt de overgang tussen openbaar en privé mee ontworpen. Dit zijn bijvoorbeeld voortuinen met een muurtje, hekwerk of haag. Daar waar bedrijfsruimtes aan de straat staan is een transparante en geactiveerde plint gewenst. Hierdoor wordt de identiteit naar buiten gedragen en wordt anonimiteit voorkomen. Rijen met gesloten roldeuren dragen niet bij aan de kwaliteit van dit gebied. In alle gevallen spreekt hieruit een zorg vanuit de bebouwing naar de openbare ruimte. Een betrokkenheid die de kwaliteit van het gebied ten goede komt.
De hogere gebouwen zijn een toevoeging aan de basislaag met Rijswijkse hoogte. De hoge gebouwen zijn in principe alzijdig en slank. Van de hoogbouw wordt een bepaalde abstractie en ingetogenheid verwacht die bijdraagt aan lichtheid en schaalloosheid van de gebouwen.
Specifiek wordt gekeken naar de overgangen in de gevel. Van openbare ruimte naar plint, van plint naar basisvolume, van basisvolume naar toren en tenslotte de verticale beëindiging van de gebouwen. Hoe ingetogener de gebouwen hoe meer nadruk komt te liggen op deze overgangen. Hier verandert de ruimtelijkheid van het gebouw en ontstaan functionele en dus architectonische mogelijkheden. Op de overgangen kunnen accenten gemaakt worden in uitstraling, programma en volume.
De overgang tussen basisvolume en hoogbouw speelt een rol voor de functionaliteit van het basisvolume en voor de effecten van wind en schaduw op de grond. Gevoelsmatig kan hier een menselijke maat worden neergezet en het 'gewicht' van de bovenliggende massa minder voelbaar worden gemaakt.
De overgang tussen basisvolume en toren kan op meerdere manieren worden vormgegeven waarbij in principe de hoogbouw in de tweede lijn ligt. Het daklandschap is integraal deel van de bouwopgave en wordt beschouwd als vijfde gevel. Het daklandschap dient aanvullend op de primaire dakfunctie (beschutting) benut te worden als: buitenruimte, groen of regenwaterbuffer.
Toetsing
In paragraaf 2.2.3 is ingegaan op de beeldkwaliteit binnen het plangebied waaruit blijkt dat er sprake is van een gewenste beeldkwaliteit binnen het plangebied. Het beeldkwaliteitsplan vormt samen met de welstandsnota het toetsingskader bij de welstandstoets in het kader van de uiteindelijke vergunningaanvraag.
3.4.6 Woonvisie Rijswijk 2015-2025, actualisatie 2021
Op 26 november 2015 is de gemeentelijke woonvisie 'Vertrouwd Stedelijk Wonen in Rijswijk' vastgesteld. Hierin zijn de uitgangspunten en ambities voor het wonen tot 2025 beschreven. De woonvisie is in 2021 geactualiseerd gelet op de huidige woningmarktsituatie. Het is crisis op de woningmarkt. De vraag naar woningen is groot en het aanbod blijft achter. De doorstroming stagneert. Voor veel mensen is het vinden van een (andere) woning erg lastig. Veel mensen wonen nu in niet ideale woonomstandigheden. Als gevolg van de woningtekorten ziet de gemeente almaar oplopende huur- en koopprijzen. Vooral in het segment van de lagere middenhuur (tot ca. € 1000,-) zijn grote tekorten.
De nieuwe ambities zijn:
- De komende jaren een fors aantal woningen toevoegen.
- Zorgen voor een woningvoorraad waarin alle doelgroepen voldoende aan bod komen.
- Prioriteit aan het toevoegen van middeldure huur- en koopwoningen.
- De doelgroepenvoorraad beperkt uitbreiden. Het aandeel in de totale voorraad neemt af.
- De leefbaarheid en sociale cohesie in wijken verbeteren en zorgen voor een meer gemêleerde woningvoorraad.
Het streven om de woningvoorraad veelzijdiger te maken is in onderstaande tabel vertaald naar streefpercentages per prijssegment voor 2030.
Figuur 3.8: Streefpercentages woningvoorraad
Het Havenkwartier is aangewezen als transformatiegebied + sloop-nieuwbouw. Hierbij bestaat de doelgroep uit werkende jongeren, young professionals, starters, kleine huishoudens en huishoudens met midden- en hogere inkomens.
Toetsing
Het Havenkwartier is aangewezen als transformatiegebied wat inhoudt dat naast werken de functie wonen een prominente plek krijgt. Woningen worden zowel toegevoegd door transformatie van leegstaand vastgoed als door sloop- nieuwbouw. De realisatie van appartementen in Harbourpark sluit hierbij aan. Het voornemen is alle appartementen als huurappartementen uit te voeren en bestaan uit middeldure en dure huur.
3.4.7 Economische strategie Rijswijk (2021)
De gunstige ligging en goede bereikbaarheid onderscheidt Rijswijk van veel andere plaatsen. Door deze eigenschappen beter te benutten, wil de gemeente ervoor zorgen dat in 2030 de werkgelegenheid in de gemeente stabieler, sterker geworteld en diverser is dan ooit. Dat zorgt er mede voor dat Rijswijk dan een duidelijke, onderscheidende positie in de regio heeft.
Er zijn vier hoofdlijnen voor de strategie:
- 1. Sterke netwerken.
- 2. Sterke gebieden.
- 3. Innoveren en verduurzamen.
- 4. Rijswijk sterker profileren.
Vanwege flexibilisering van de economie (andere werkvormen, mengvormen van detailhandel, horeca en internetwinkels etc.) is het belangrijk om in te zetten op sterke gebieden. Zo zijn er in de Rijswijkse werk- en winkelgebieden een aantal substantiële (en niet makkelijk op te lossen) opgaven rond o.a. leegstand en verduurzaming. Er is veel vraag naar ruimte voor werken in de regio, maar de Plaspoelpolder weet daar nog niet van te profiteren.
Ruimtedruk en behoefte aan informele milieus en functiemenging
Internationaal, maar zeker ook in de provincie Zuid-Holland, is er sprake van een ‘trek naar de stad’. Dit leidt tot een toenemende ruimtedruk in steden en een forse woningbouwopgave, die wordt versterkt door demografische trends (ouderen wonen langer thuis, toename alleenstaanden).
In de moderne kenniseconomie neemt de behoefte aan ontmoeting en interactie toe, net als aan een flexibiliteit in bedrijfsvoering en -huisvesting. Flexibele locaties gericht op interactie, zoals bedrijfsverzamelconcepten in stadscentra of in woonwijken, koffiezaken en werkplekken aan huis, groeien hierdoor in populariteit. Op bedrijventerreinen en kantoorlocaties vertaalt zich dit in een vraag naar meer functiemenging, bijvoorbeeld door ontmoetingsplekken en extra voorzieningen (zoals horeca, kinderopvang, fitness etc.).
Er is steeds meer sprake van meervoudig ruimtegebruik of dubbel grondgebruik. Omdat ruimte steeds schaarser wordt en er steeds meer belang wordt gehecht aan de kwaliteit van die ruimte, vormt dubbel grondgebruik een mooie oplossing.
Toetsing
Met dit bestemmingsplan wordt ingezet op behoud van werkgelegenheid en de transformatie van leegstand naar een gemengd levendig gebied. Binnen Harbourpark is sprake van meervoudig grondgebruik. In de plint en op de eerste verdieping van de bouwdelen aan de Nijverheidsstraat en de Klipperstraat is ruimte voor voorzieningen en bedrijvigheid. Dit is in de kelder, begane grond en eerste verdieping van gebouwen A en B. Daarnaast een klein deel (circa 385 m2) op de tweede verdieping van gebouw A. Aan de Handelskade (gebouw D) en op de verdiepingen van alle gebouwen worden woningen gerealiseerd. Meervoudig grondgebruik past binnen het ontwikkelkader Havenkwartier en de Economische strategie.
3.4.8 Stadsvisie Rijswijk 2030
In de stadvisie zijn de ambities voor Rijswijk beschreven, waarbij drie gebieden zijn onderscheiden waarbinnen de verschillende, toekomstige vraagstukken het best kunnen worden ondergebracht: de pijlers sociaal, ruimtelijk en economisch.
In de Stadsvisie zijn als keuzes opgenomen:
- het transformeren van leegstaande bedrijven en kantoorpanden naar woningen;
- de Plaspoelpolder krijgt meer woon- en andere functies;
- groen en water worden op meer creatieve manieren geïntegreerd in stedelijke gebieden.
Toetsing
Dit sluit aan op de ontwikkeling van het Havenkwartier en de beoogde ontwikkeling in het plangebied. De ontwikkeling sluit hierop aan. Het betreft het transformeren van een bedrijfspand in de Plaspoelpolder naar een gemengd gebouw. Werken en wonen komen hierin samen. Bovendien zorgt de ontwikkeling ervoor dat de kop van het beoogde Havenplein wordt vormgegeven. Dit draagt bij aan een nieuwe creatieve invulling van dit water, waarbij meer nadruk op verblijfskwaliteit wordt gelegd. Bovendien worden groen en water in het ontwerp geïntegreerd. Bijvoorbeeld door het toevoegen van groene daken. In paragraaf 4.14 wordt hierop ingegaan.
3.4.9 Nota Parkeernormen Gemeente Rijswijk 2011
Op 8 februari 2011 heeft de gemeenteraad de gemeentelijke Nota Parkeernormen vastgesteld. De nota is opgesteld om in de toekomst voldoende parkeergelegenheid te kunnen houden en duidelijkheid te krijgen over de implementatie van de parkeernormen. De nota is het toetsingskader voor de komende jaren. Door herziening van de bijlagen bij de nota kan de komende jaren flexibel worden ingespeeld op bijvoorbeeld maatschappelijke trends of een gewijzigde beleidsvisie. In 2023 wordt gewerkt aan een nieuwe versie van de Nota Parkeernormen op basis van voortschrijdende inzichten.
Het gebruik van parkeernormen heeft tot doel een zodanig aantal parkeerplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen (of bij uitbreidingen) voor te schrijven, dat de plaatsen voorzien in de vooraf in te schatten parkeervraag. Daarmee moet worden voorkomen dat door aanleg van te weinig parkeerplaatsen een tekort en daarmee parkeeroverlast ontstaat. Tevens voorkomen de normen dat te veel parkeerplaatsen worden aangelegd, waardoor de automobiliteit gestimuleerd wordt en de leefbaarheid nadelig wordt beïnvloed.
Aan de normen wordt actief getoetst bij (nieuwe) ontwikkelingen waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen vereist is, zoals nieuwbouwprojecten, uitbreidingen van bestaande bebouwing en functiewijzigingen waarvoor tevens een vergunning is vereist. Onder voorwaarden is gemotiveerd afwijken van de Nota Parkeernormen mogelijk.
Toetsing
In dit bestemmingsplan zijn de parkeernormen planologisch geborgd. Voor de ontwikkelingen in het Havenkwartier zijn specifieke parkeernormen vastgesteld. In paragraaf 4.2 is getoetst aan deze normen. Hierin blijkt dat het aspect parkeren geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.
3.4.10 Mobiliteitsprogramma 2040
Economische groei leidt tot mobiliteit en mobiliteit leidt tot economische groei, tot een bepaald punt. In de Randstad en dus ook in Rijswijk is het punt bereikt dat dit geen vanzelfsprekendheid meer is. Het Mobiliteitsprogramma Rijswijk 2040 zet de lijnen uit waarlangs de mobiliteit in Rijswijk zich zou moeten ontwikkelen om in de toekomst als stad bereikbaar, leefbaar en verkeersveilig te zijn.
De opgave binnen de gemeente is het volgende:
- Toenemende drukte en verstedelijking.
- Negatieve effecten van mobiliteit: toenemende verkeersonveiligheid, slechte luchtkwaliteit en geluidshinder.
Binnen de gemeente wordt er geprioriteerd volgens het STOMP-principe. (STOMP: S=stappen, lopen, T=trappen, fietsen, O=openbaar vervoer, M= Mobility as a service, deelmobiliteit en P=privéauto). Daarbij gaat voetganger voor fiets, fiets voor openbaar vervoer, openbaar vervoer voor auto en daarbij deelmobiliteit boven eigen autobezit. Bijvoorbeeld: als een hoofdnet fiets een hoofdnet auto kruist, heeft de fietser voorrang.
Toetsing
In paragraaf 4.2 is ingegaan op het aspect mobiliteit. Het bestemmingsplan maakt een parkeergarage/kelder mogelijk om de parkeerbehoefte te realiseren. De wens is om een deel van de parkeerbehoefte op te vangen in een mobiliteitshub buiten het plangebied. Dit om enerzijds het aantal verkeersbewegingen in het gebied te beperken en anderzijds duurzaam om te gaan met de gebouwde omgeving. Deze mobiliteitshub wordt dan binnen een loopafstand van 500 meter gerealiseerd. Op deze locatie worden ten minste 14 parkeerplaatsen voor deelauto's gerealiseerd. Met het faciliteren van het gebruik van de deelauto's wordt aangesloten bij het gemeentelijk mobiliteitsprogramma.
3.4.11 Groenbeleidsplan 2010 - 2020
In februari 2010 heeft de gemeenteraad het Groenbeleidsplan 2010-2020 'BomeNatuuRecreatie' vastgesteld. In het plan staan de 'groene' ambities voor ontwikkelingen in de stad. Het groen komt te vaak op de tweede plek. Met het groenbeleidsplan krijgt het weer de plek op de kaart van Rijswijk die het verdient. De groenstructuur van Rijswijk is de basis en dus het fundament van het groenbeleidsplan. Die groenstructuur bestaat uit de boomstructuur, natuurstructuur en recreatiestructuur en duurzaam, verbinden en beleven zijn de leidende principes.
De visie van het groenbeleidsplan bestaat uit het creëren van een duurzame groenstructuur, door het behoud van de bestaande hoeveelheid groen, de identiteit en de kwaliteit van het groen te versterken en te zorgen voor groen dat in de omgeving past. Verbindingen zorgen voor samenhang in de groenstructuur. Dit vergroot de belevingswaarde van het groen. Investeren in de groenstructuur door middel van herinrichting en beheer betekent investeren in de stad als geheel. Het groenbeleidsplan fungeert als het groene toetsingskader voor ontwikkelingen en geeft richting aan het denken over groen, prioritering bij de uitvoering en keuzes in groenbeheer.
Toetsing
Bij het ontwikkelkader is een bomeninventarisatie opgenomen. Hieruit blijkt dat er in het plangebied geen bomen aanwezig zijn. Verder zijn in het plangebied geen groenstructuren aanwezig die onderdeel uitmaken van de hoofd groenstructuur van Rijswijk. De groenstructuur zal met name rondom het plangebied vorm krijgen, als onderdeel van de ontwikkeling van het Havenkwartier. Op gebouwniveau worden groene daken toegepast. Ook komt er een groene binnentuin waarbij de bewoners groen op korte afstand van hun woning kunnen beleven. In paragraaf 4.14 wordt nader ingegaan op dit aspect.
3.4.12 Retail- en horecabeleid gemeente Rijswijk
Eind juni 2023 is het retail- en horecabeleid voor de gemeente Rijswijk vastgesteld. Mede gezien de veranderende ontwikkelingen binnen de retail- en horeca had de gemeente behoefte aan een gemeentebreed beleid op dit gebied. Het beleid biedt onder meer uitgangspunten voor het kunnen beoordelen van nieuwe initiatieven. Bovendien verlangen ondernemers en eigenaren naar een duidelijke richtlijn die schetst waar retail- en horeca gewenst is.
De herontwikkeling van Bogaard stadscentrum heeft de behoefte gecreëerd aan meer duidelijkheid over hoe de diverse centra binnen de gemeente zich tot elkaar verhouden.
Dit retail- en horecabeleid biedt de gemeente een toetsingskader voor nieuwe initiatieven en biedt marktpartijen een beter houvast en investeringsperspectief.
Het sluit aan op de onlangs vastgestelde economische visie om in te zetten op sterke economische kerngebieden. Voor de leefbaarheid in Rijswijk is het belangrijk dat het toekomstig aanbod aan retail en horeca goed afgestemd wordt op het toenemende aantal inwoners en hun behoeftes en op nieuwe trends, zoals flitsbezorgers. Bereikbaarheid, gezondheid, duurzaamheid en toegankelijkheid zijn hierbij belangrijke aandachtspunten.
Toetsing
In het beleid is voor het Havenkwartier aangegeven dat ruimte is voor een buurtsteunpunt. Gezien de jonge doelgroep, de lage geplande parkeernorm en de overige mobiliteitsambities van de gemeente zullen toekomstige bewoners zich vooral lopend of met de fiets verplaatsen. Een kleine mandjessupermarkt (circa 500 m2 winkelvloeroppervlakte) is gelet op die karakteristieken en de afstand ten opzichte van de andere supermarkten gewenst in dit gebied.
Daarnaast is het Havenkwartier geschikt voor het ontwikkelen van enkele horecagelegenheden. Aangezien dit een gemengd gebied wordt met veel ruimte voor wonen, wordt enkele horeca van categorie 1a en 1b wenselijk geacht.
Met voorliggend bestemmingsplan wordt enkel ondergeschikte horeca en ondergeschikte detailhandel mogelijk gemaakt. Er worden geen zelfstandige horeca- en/of detailhandelsvoorzieningen gerealiseerd. De ontwikkeling is dan ook niet in strijd met het gemeentelijk beleid.
3.4.13 RAAK - Rijswijkse Adaptiestrategie en Aanpak voor Klimaatverandering
Rijswijk moet beter uitgerust worden om de veranderingen van het klimaat beter te kunnen
opvangen, voor nu en voor in de toekomst. Op deze manier zorgen we voor een stad
waarin het prettig is om te wonen, te werken en te verblijven. Als klimaatmaatregelen
uitblijven, zullen hittestress, verlies van biodiversiteit, wateroverlast en dergelijke gaan
toenemen. De daarmee gepaarde risico’s gaan oplopen en hebben gevolgen voor de
natuur, economie en leefbaarheid. Om deze reden is een klimaatadaptatie
strategie opgesteld. De gemeentelijke doelstellingen zijn als volgt:
- 1. Er is een goed begrip van de kwetsbaarheden van het gebied voor extreme omstandigheden, inclusief de vitale en kwetsbare functies.
- 2. Overheden, maatschappelijke organisaties, bedrijven, beheerders en bewoners hebben gezamenlijk, op basis van deze bekende kwetsbaarheden, een ambitie vastgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met lokaal en regionaal handelingsperspectief en wordt er een gedeeld beeld gevormd van de kosten en baten.
- 3. De voortvloeiende uitvoeringplannen met vastgestelde ambities zijn uitgevoerd.
- 4. Binnen gemeente Rijswijk worden mitigatie- en adaptatiestrategieën geïntegreerd toegepast, waardoor onze leefomgeving voortdurend klimaatadaptief blijft.
- 5. Bewoners en bedrijven in Rijswijk zijn bewust van het belang van klimaat, water en biodiversiteit. Ook geven we zelf het goede voorbeeld met ons maatschappelijk vastgoed.
- 6. Het principe van klimaatbestendigheid en waterrobuuste inrichting wordt geïntegreerd in het dagelijkse en strategische handelen. Bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen wordt de klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting meegenomen in het plantoetsproces.
- 7. De kwetsbaarheid van het gebied wordt regelmatig opnieuw bekeken en indien nodig aangepast op basis van klimaatontwikkelingen of veranderingen in de ruimtelijke inrichting. Dit gebeurt ten minste eens in de zes jaar, of eerder indien nodig.
- 8. Niet alle kwetsbaarheden kunnen volledig worden opgelost. Er blijft altijd een kans dat het mis kan gaan. Dat heet restrisico. Het restrisico is voor alle thema's bekend en begrepen door partneroverheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en burgers.
- 9. De calamiteitenzorg en het herstelvermogen zijn aangepast aan de restrisico's, en burgers en bedrijven zijn op de hoogte van hun persoonlijke handelingsperspectief in geval van een calamiteit.
Toetsing
In het ontwerp van Harbourpark is rekening gehouden met klimaatadaptatie. Dit is beschreven in paragraaf 4.14. Dit is daarnaast geborgd in de regels in artikel 3.8.
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage
Toetsingskader
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.
De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994 (verder Besluit m.e.r.). In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag te beoordelen of sprake kan zijn van belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu. Deze beoordeling wordt aangeduid met de term vormvrije m.e.r. beoordeling. De vorm is vrij maar de inhoud dient betrekking te hebben op de volgende omstandigheden:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie
In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 301 woningen en minimaal 5.900 m2 BVO voorzieningen en bedrijven. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde.
Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is middels een aanmeldingsnotitie onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. De ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan zijn onderdeel van de herontwikkeling van het gehele Havenkwartier in Rijswijk. Voor de gehele ontwikkeling van het Havenkwartier is een aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling opgesteld, deze is als bijlage van het Ontwikkelkader Havenkwartier opgenomen. Voor de ontwikkeling van Harbourpark is een separate aanmeldingsnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld. Deze is toegevoegd in Bijlage 2.
Uit deze aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling blijkt dat er geen belangrijk negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Burgemeester en wethouders hebben op basis van deze aanmeldnotitie besloten dat voor het bestemmingsplan geen m.e.r.-procedure doorlopen hoeft te worden.
4.2 Verkeer En Parkeren
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn. Er wordt getoetst aan de 'Nota parkeernormen 2011' van de gemeente Rijswijk en de normen zoals opgenomen in het Ontwikkelkader Havenkwartier.
Onderzoek
4.2.1 Verkeer
Ontsluiting
Het plangebied wordt via de Nijverheidsstraat en de Handelskade ontsloten op de Koopmansstraat richting de Burgemeester Elsenlaan. Vanaf hier kan richting het zuiden de A4 worden bereikt.
Op circa 100 meter afstand bevindt zich de tramhalte Rijswijk, Handelskade.
De verkeerskundige effecten zijn in 2019 in het kader van de aanmeldingsnotitie m.e.r. onderzocht. De gehele ontwikkeling van het Havenkwartier leidt naar verwachting tot 11.400 motorvoertuigen per etmaal (bestaande en nieuwe functies) van en naar het Havenkwartier in 2030. De toename van verkeer zorgt voor een veranderende verkeersafwikkeling in het gebied. Voor de kruispunten van de Burgemeester Elsenlaan met de Handelskade en de Limpergstraat geldt dat de toekomstige verkeersstromen verwerkt kunnen worden en er geen fysieke aanpassingen nodig zijn. Voor de kruispunten van de Diepenhorstlaan met de Veraartlaan en de aansluiting met de rijksweg A4 geldt dat de toekomstige verkeersstromen onvoldoende verwerkt kunnen worden en aanpassingen worden uitgevoerd om toekomstbestendig te zijn. Verkeersregeltechnische optimalisaties (met eventueel kleinschalige fysieke aanpassing) zijn voldoende om de toekomstige verkeersstromen wel voldoende te kunnen verwerken. Dit geldt tevens voor de kruispunten van de Burgemeester Elsenlaan met de Churchillaan en de Generaal Spoorlaan.
Daarnaast zal de gemeente monitoren of na realisatie van (een deel van) het bouwprogramma aanvullende verkeerskundige ingrepen nodig zijn om doorgaand verkeer door wegen als de Galjoenstraat en/of Bomenbuurt tegen te gaan.
Het onderzoek uit 2019 is uitgevoerd op basis van programmagegevens zoals die destijds bekend waren. Inmiddels is er sprake van concretere bouwplannen waardoor er meer inzicht is in het programma zoals dat daadwerkelijk gerealiseerd zal worden. Daarom is een bijstelling van het verkeersonderzoek gedaan aan de hand van actuele programmagegevens. Deze actualisatie is toegevoegd in Bijlage 4.
Hierbij is inzicht verkregen:
- of toe- of afname van verkeersstromen ten opzichte van het onderzoek uit 2019 is te verwachten;
- of aanvullende verkeerskundige maatregelen wenselijk/noodzakelijk zijn;
- of stringenter gestuurd moet worden in de mobiliteitseffecten van toekomstige bouwplannen door middel van bv. lagere parkeernormen, meer parkeren op afstand, meer deelmobiliteit etc.;
- of nog te realiseren bouwprogramma tussentijds bijgesteld moet worden.
Uit het onderzoek blijkt het volgende:
- De totale te verwachten verkeersstroom na realisatie van het Havenkwartier is in lijn met het onderzoek uit 2019. De inschatting uit 2019 voor een ritproductie van 3 ritten/woning/etmaal (Goudappel Coffeng) sluit aan bij de te verwachten ritproductie op basis van het actuele woonprogramma (3,2 ritten/woning/etmaal). Op basis van deze doorrekening kan geconcludeerd worden dat (ten opzichte van de reeds voorgestelde maatregelen in rapport Goudappel Coffeng) vooralsnog geen aanvullende verkeerskundige maatregelen en/of bijstelling van programma nodig zijn.
- In de berekening is uitgegaan dat ook voor toekomstige bouwplannen een reductie van 20% wordt toegepast op de parkeernormering van het Havenkwartier. De uitkomsten geven dan ook aanleiding om bij de beoordeling van toekomstige bouwplannen sterk te blijven sturen op een reductie op het aantal parkeerplaatsen van minimaal 20% in combinatie met maatregelen op het gebied van mobiliteitstransitie zoals deelauto’s, fiets en parkeren op afstand.
Binnen het Havenkwartier is de Koopmansstraat de belangrijkste ontsluitingsweg. Vanaf deze hoofdas zijn de Nijverheidsstraat, Steenplaetsstraat en de Limpergstraat te bereiken. Vrijwel alle wegen in het Havenkwartier zijn in het ontwerp opgenomen. Hierbij wordt aandacht besteed aan kwalitatief hoogwaardige voorzieningen voor voetgangers en fietsers. Zo worden er nieuwe fietsroutes door en naar de wijk aangelegd en komen er brede trottoirs die met plantenbakken en/of bomen afgescheiden zijn van de rijbaan voor het autoverkeer waardoor het prettig lopen is. Ook wordt onderzocht of door toepassing van deelauto’s in het Havenkwartier de gebruikelijke parkeernorm iets naar beneden bijgesteld kan worden wat een gunstig effect kan hebben op de verkeersdruk in- en naar de wijk.
4.2.2 Parkeren
Autoparkeren
Vanwege het specifieke karakter van het Havenkwartier zijn voor deze ontwikkeling gebiedsparkeernormen vastgesteld. Deze zijn opgenomen in de Notitie parkeren, die onderdeel is van het Ontwikkelkader Havenkwartier. Deze normen vormen uiteraard ook het kader voor de ontwikkeling Harbourpark en zijn daarom geborgd in de regels van dit bestemmingsplan.
- Voor bewoners gelden de volgende normen:
Figuur 4.1: Gebiedsnormen Havenkwartier (bron: Notitie parkeren - Ontwikkelkader)
- Voor bezoekers aan bewoners geldt vooralsnog een verlaagde parkeernorm van 0,2 pp/woning. De gemeente kan bij latere fasen van de ontwikkeling van het Havenkwartier mogelijk kiezen voor een nog lagere bezoekersnorm van 0,1 pp per wooneenheid. Dit is aan de orde als blijkt dat er een overschot aan bezoekersparkeerplaatsen is. Dit tekort zal worden aangetoond door het combineren van informatie van betaalautomaten en de Rijswijkse scanauto.
- Voor werknemers en bezoekers aan bedrijven en voorzieningen gelden parkeernormen die zijn gebaseerd in de meest recente parkeerkengetallen van de CROW.
De normen zoals opgenomen in het ontwikkelkader Havenkwartier zijn opgesteld op basis van cijfer over het daadwerkelijke autobezit in Rijswijk per type woning en de meest recente cijfers van het kennisinstituut CROW. Deze parkeernormen passen beter bij de hedendaagse behoefte dan de parkeernormen uit de nota parkeernormen (welke uit 2011 dateert).
De kortingsmogelijkheden die onderdeel zijn van het ontwikkelkader Havenkwartier zijn gebaseerd op actueel parkeerbeleid van buurgemeente, welke al wel aansluiten op het hedendaagse autogebruik bij nieuwe ontwikkelingen en daarom als zodanig opgenomen in het ontwikkelkader. De kortingen stimuleren het gebruik van alternatieve vervoersmiddelen om de hoeveelheid verkeersgeneratie als gevolg van de woningbouwontwikkelingen te beperken.
De kortingsmogelijkheden passen bij hoe nu gekeken wordt naar mobiliteit. Mobiliteit werd in de jaren '70 bepaald door de groeikernen, die ingericht zijn op autogebruik en het autogebruik stimuleerde. Nu wordt in het kader van duurzaamheid het autogebruik juist ontmoedigd en worden alternatieven zoals wandelen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit gestimuleerd. STOMP-principe: stappen, trappen, OV, deelmobiliteit en de privé auto. Bij mobiliteit komt de privé auto op de laatste plaats. Dit resulteert in een lager autogebruik. Hierdoor is het mogelijk om kortingen op de parkeernorm te geven als voorzien wordt in één of meerdere van deze alternatieven. Het STOMP-principe is onderdeel van het Mobiliteitsprogramma Rijswijk 2040 dat is vastgesteld door de raad op 21 december 2021.
Het ontwikkelkader Havenkwartier heeft in de basis al de mogelijkheid geboden om boven op de vastgestelde normen kortingen toe te passen voor het toepassen van deelmobiliteit (in de basis is dit 20%) en de realisatie van extra fietsenstallingen. Aanvullend is er ook met het oog op de invoering van betaald parkeren een reductie mogelijk op het aantal bezoekersparkeerplaatsen. Middels een aanvullend onderzoek heeft de ontwikkelaar aangetoond dat voor het Harbourpark 35-50% van de parkeereis opgelost kan worden door de realisatie van een hub met deelvoertuigen.
Om het gebruik van deelmobiliteit en andere vervoersconcepten te borgen en het autogebruik te beperken wordt betaald parkeren ingevoerd. Zowel bestaande als nieuwe bewoners en hun bezoekers in het projectgebied zijn uitgesloten van een vergunning, net zoals nieuwe ondernemingen. Dit met het idee om de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven niet te belemmeren.
In de notitie auto- en fietsparkeren is de parkeerbehoefte van Harbourpark onderbouwd. Deze notitie is opgenomen in Bijlage 3.
Huidige gebruik
De parkeerbehoefte in de huidige situatie is als volgt:
Figuur 4.2: Parkeerbehoefte huidige situatie
Het totaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein bedraagt: 0
Het totaal aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte bedraagt: 308
Beoogde situatie
De parkeerbehoefte in de beoogde situatie is als volgt:
Figuur 4.3: Parkeerbehoefte in de beoogde situatie
Vervolgens is berekend wat de parkeerbehoefte is aan de hand van aanwezigheidspercentages.
Figuur 4.4: Parkeerbehoefte verrekend met aanwezigheidspercentages
Op basis van de aanwezigheidspercentages is de parkeerbehoefte van de koopavond maatgevend voor het Harbourpark. Dit zijn 328 parkeerplaatsen.
Toekomstige parkeerbehoefte Harbourpark volgens een oud voor nieuw beleid
De parkeernorm wordt berekend voor de benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein. De sportschool is gevestigd aan de Handelskade en verplaatst naar de Klipperstraat. De sportschool parkeert nu in de openbare ruimte. De afspraak in het kader oud voor nieuw is dat de sportschool in de openbare ruimte blijft parkeren. De parkeernorm van 102 parkeerplaatsen voor de sportschool wordt daarom van het totaal aantal parkeerplaatsen op eigen terrein afgetrokken.
Toekomstige parkeerbehoefte Harbourpark volgens aangepast bezoekersbeleid
Door de toepassing van betaald parkeren en de uitkomsten van de daarbij horende scanauto wordt op basis van het ontwikkelkader een bezoekersnorm van 0,1 pp /per wooneenheid toegepast.
Conclusie aantal parkeerplaatsen voor bezoekers van bewoners (wonen):
Op basis van bovenstaande vermindert het aantal parkeerplaatsen voor bezoekers van 60 parkeerplaatsen naar 30 parkeerplaatsen.
Dit resulteert in een korting van -30 parkeerplaatsen.
Daarnaast is de wens deelmobiliteit toe te passen. Hiermee kan 20% korting worden verleend op de parkeereis. Hierbij vervangt één deelauto en één parkeerplaats vijf normale parkeerplekken.
In principe dienen 154 parkeerplaatsen aangelegd te worden op eigen terrein. Het is echter de wens om gebruik te maken van een mobiliteitshub. Deze is beoogd aan de Bruyn Kopsstraat 2. Dit is op acceptabele afstand van Harbourpark, en dus te voet te bereiken. Hierop is een aanvullende uitzonderingen mogelijk, voor Harbourpark maken we gebruik van de volgende uitzondering:
Het aanbieden van een parkeeroplossing (zoals genoemd in het verkeersonderzoek in bijlage 4) voor privéauto's van bewoners in de vorm van het ter beschikking stellen van een parkeervoorziening op het terrein van derden in dit geval de HUB op maximaal 500 meter loopafstand. Is toegestaan voor maximaal 50% van de netto parkeereis (in dit geval 192). Aangetoond moet worden dat de parkeervoorziening (HUB) op het terrein van derden voldoende parkeergelegenheid moet hebben voor een periode van minimaal 10 jaar.
Normatieve parkeerbehoefte Harbourpark
Op basis normatieve parkeerbehoefte en de aanvullende kortingen op basis van bovengenoemde uitzonderingen beschreven in de parkeervisie is de parkeerbehoefte als volgt:
Figuur 4.5: Conclusie parkeerbehoefte
In Harbourpark worden op basis van deze notitie:
- Minimaal 125 parkeerplaatsen gerealiseerd in de parkeergarage op de begane grond en 1e verdieping.
- Er zullen minimaal (70/5= 14) 14 deelauto's gereserveerd worden in de HUB aan de Handelskade 74.
- Minimaal 192 parkeerplaatsen gerealiseerd in de parkeergarage in de kelder, begane grond en 1e verdieping als de HUB niet door gaat.
- Dit betekent dat Harbourpark in een fictieve kelder -1 moet voorzien voor ten minste 67 parkeerplekken. Deze 67 parkeerplaatsen komen in dat geval in de plaats van de 14 deelauto's die in de HUB worden gerealiseerd.
Fietsparkeren
In het ontwikkelkader is opgenomen dat wordt voldaan aan de meest recente fietsparkeerkencijfers van het CROW, thans uit 2019. In de regels in artikel 3.5.2 zijn fietsparkeerregels opgenomen. Deze regels zijn overgenomen uit de concept beleidsregel ' bergingen nieuwe woongebouwen Rijswijk 2020'. Essentie van de concept beleidsregel 'bergingen nieuwe woongebouwen Rijswijk 2020' is dat fietsparkeercapaciteit in appartementencomplexen ook gerealiseerd mag worden in een goed toegankelijke, gemeenschappelijke fietsenstalling. Aanvullend worden eisen geformuleerd ten aanzien van gemeenschappelijke stallingen voor scootmobielen.
Wonen
Voor het Havenkwartier worden onderstaande normen gehanteerd:
Gebruiksoppervlakte woning (m2) | Aantal plekken in fietsrek | ||
Tot 50 | 2 | ||
50 tot 75 | 2 | ||
75 tot 100 | 3 |
Voor bezoekers geldt een norm van 0,25 per wooneenheid.
Voor de beoogde ontwikkeling is een fietsparkeerbalans opgesteld.
Figuur 4.6: Fietsparkeren wonen
In totaal dienen 703 fietsparkeerplaatsen te worden gerealiseerd. Hiervan zijn 75 fietsparkeerplaatsen voor bezoekers.
In Harbourpark worden op eigen terrein inpandig, per woongebouw voor 5% van de bewoners fietsparkeerplaatsen (ca. 35 stuks) extra ruime fietsparkeerplekken ten behoeve van scootmobielen, bakfietsen en scooters gerealiseerd.
Voorzieningen / commerciële ruimten
Ook de werknemers van de verschillende nieuwe voorzieningen/ commerciële ruimten krijgen een interne fietsenberging. Ook bij het fietsparkeren wordt uitgegaan van een bepaald aandeel personeel en bezoekers, zie onderstaande tabel. In Harbourpark worden op eigen terrein inpandig 37 fietsparkeerplaaten voor de werknemers van de commerciële ruimten opgenomen.
Figuur 4.7: Fietsparkeren voorzieningen / commerciële ruimten
Ook voor de bezoekers van de voorzieningen worden fietsparkeerplaatsen gerealiseerd. Voor de bezoekers van de woningen worden 75 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd en voor bezoekers van de voorzieningen / commerciële ruimten 42 stuks. Dit komt uit op 117 fietsparkeerplaatsen. Op basis van aanwezigheidspercentages is berekend dat op het maatgevende moment (koopavond) 112 fietsparkeerplaatsen benodigd zijn. Deze fietsparkeerplaatsen worden inpandig op de begane grond gerealiseerd.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.3 Wegverkeerslawaai
Toetsingskader
Conform artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) (2007) bevindt zich aan weerszijden van een weg een zone waarbinnen akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. Alvorens geluidgevoelige objecten - zoals woningen of scholen - kunnen worden geprojecteerd, dient te worden onderzocht of aan de normen van de Wet geluidhinder wordt voldaan. De zonebreedte is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de aard van de omgeving (stedelijk of buitenstedelijk gebied).
Als er nieuwe geluidgevoelige objecten binnen de onderzoekszone van een weg worden gerealiseerd, dan mag de geluidsbelasting van het wegverkeer niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde. Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. Indien de geluidsbelasting hoger is dan de voorkeurswaarde moeten er maatregelen worden getroffen om hieraan alsnog te kunnen voldoen. Blijkt dat niet mogelijk of op overwegende bezwaren te stuiten dan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde. Deze hogere waarde mag de maximale ontheffingswaarde niet overschrijden. De maximaal toelaatbare geluidbelasting voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in binnenstedelijke gebieden bedraagt en 63 dB. Voor nieuwe geluidgevoelige bestemmingen in buitenstedelijk bedraagt de maximale geluidbelasting 53 dB.
Wanneer de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden, kunnen hogere waarden worden verleend tot de maximale ontheffingswaarden. Voor het verlenen van hogere waarden wordt een besluit genomen. Dit ontwerpbesluit hogere grenswaarden wordt gelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.
Bij overschrijding van de maximale geluidbelasting kan een geluidgevoelig gebouw toch gerealiseerd worden als de gevel waar sprake is van overschrijding van die waarde "doof" wordt uitgevoerd. Een dove gevel bevat geen te openen delen. Voor gevels die als dove gevel worden uitgevoerd in de zin van de Wet geluidhinder wordt geen hogere waarde vastgesteld.
Voor woonerven en voor wegen waarop de maximum snelheid 30 kilometer per uur bedraagt, geldt geen onderzoekszone, waardoor ze op basis van de Wet geluidhinder niet hoeven te worden getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het echter wel verplicht dat deze wegen mee worden genomen in de afweging.
Op het moment van schrijven geldt de Wet geluidhinder. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zal de Omgevingswet waarschijnlijk van kracht zijn. Daarom wordt in dit bestemmingsplan aangegeven wat de wetgeving op het gebied van geluid zal zijn. Onder de Omgevingswet valt de toetsing van geluid onder het Besluit Kwaliteit van de Leefomgeving. De systematiek van het Besluit Kwaliteit van de Leefomgeving sluit in grote lijnen aan op die van de Wet geluidhinder. Wel is onder andere de terminologie anders en worden de normen ruimer. Onderstaande tabel geeft de aanduiding weer van de meest relevante aspecten die bij geluidgevoelige bestemmingen op een geluidbelaste locatie aan de orde zijn.
Figuur 4.8: Verschillen tussen de Wet geluidhinder en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving
Voor het ontwerp van woningen onder de Omgevingswet en het Besluit Kwaliteit van de Leefomgeving zal rekening moeten worden gehouden met het gestelde in artikel 5.78y en 5.78ab zoals hieronder is weergegeven.
Figuur 4.9: Artikelen 5.78y en 5.78ab uit het Besluit Kwaliteit Leefomgeving
De belangrijkste verschillen tussen het Besluit Kwaliteit Leefomgeving en de Wet geluidhinder zijn de volgende.
Toetsing op te openen delen
Een wezenlijk onderscheid tussen Besluit Kwaliteit Leefomgeving en de Wet geluidhinder is dat de toetsing van het geluid niet plaats vindt ter plaatse van de gevel (scheiding tussen een ruimte in een gebouw en de buitenlucht) maar dat de toetsing onder het Besluit Kwaliteit Leefomgeving plaats vindt ter plaatse van de te openen delen. Een gevel kan opgedeeld worden in afgeschermde delen en dove delen.
Geluidsschermen mogen te openen zijn
De toelichting op het Besluit Kwaliteit Leefomgeving maakt – in tegenstelling tot de Wet geluidhinder - duidelijk welke mate van openheid een geluidsscherm dat voor een te openen deel in de uitwendige scheidingsconstructie is geplaatst moet hebben.
Wanneer de woning voorzien is van natuurlijke toevoer moeten bij een gesloten, beter gezegd een functionerend, geluidsscherm zodanig openingen rond het scherm aanwezig zijn dat de woning geventileerd kan worden in gesloten toestand van het geluidsscherm. Het is echter niet noodzakelijk dat de woning gespuid kan worden bij een gesloten geluidsscherm. De toelichting op artikel 5.78y geeft hierbij aan dat geluidsschermen in de gevel kortstondig geopend mogen worden om de verblijfsruimten in de woning te kunnen spuien. Een kortstondige verhoging van het geluid wordt als niet schadelijk voor de gezondheid beoordeeld.
Onderzoeksplicht naar bron- en overdrachtsmaatregelen blijft
Net als onder de Wet geluidhinder vindt de toepassing van een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen alleen plaats als de maatregelen om de overschrijding te beperken zijn onderzocht en zijn toegepast voor zover het bouwplan dit toelaat.
Extra gevelisolatie bij een niet-geluidgevoelige gevel
Het Besluit Bouwwerken Leefomgeving legt vast dat bij een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen een binnenniveau van maximaal 30 dB moet worden gerealiseerd, waarbij uitgegaan wordt van het gezamenlijke geluid, het geluid van alle geluidbronnen tezamen. Deze eis aan de geluidwering die moet worden gemaakt is 3 dB zwaarder dan de eis aan een dove gevel onder de Wet geluidhinder (33 dB).
Geluidluw blijft een gemeentelijk invulling
Het Besluit Bouwwerken Leefomgeving stelt een meer kwalitatieve eis aan de geluidbelasting op een geluidluwe zijde. Een geluidluwe zijde is een zijde waar sprake is van een lagere geluidbelasting. In de toelichting is aangegeven dat de gemeenten hierin een eigen beleidsvrijheid hebben. In aansluiting op het bestaande beleid wordt er vanuit gegaan dat een gevel bij voorkeur in zijn geheel geluidluw is, maar dat in minimale zin voldaan wordt aan het gemeentelijk beleid als de geluidbelasting ter plaatse van een te openen deel wordt teruggebracht tot een geluidluwe niveau.
Onderzoek
Door bureau Noorman is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (d.d. 18-01-2023). Dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 5.
Hieruit blijkt dat het plangebied in enkele geluidzones valt. De Rijksweg A4 heeft ter plaatse een geluidzone met een breedte van 600 m (buitenstedelijk gebied). De Burgemeester Elsenlaan en de Koopmansstraat hebben een geluidzone van 200 m breed. Het plangebied ligt daarmee binnen de geluidzones van de genoemde wegen.
Dit betekent dat voor het plan Harbourpark aan de Handelskade een maximaal toelaatbare geluidbelasting geldt van:
• 53 dB voor de geluidbelasting vanwege de Rijksweg A4;
• 63 dB voor de geluidbelasting vanwege de Burgemeester Elsenlaan en Koopmansstraat.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door het uitvoeren van berekeningen van de geluidsbelasting ten gevolge van het (spoor-)wegverkeer op de gevels van de nieuwe gebouwen.
Figuur 4.10 geeft de verschillende bouwblokken aan.
Figuur 4.10: Bouwblokken zoals benoemd in het akoestisch onderzoek (bron: Akoestisch onderzoek bureau Noorman, d.d. 23-12-2022)
Per gezoneerde weg is aangegeven wat de geluidbelasting is.
Rijksweg A4
De maximaal toelaatbare geluidbelasting van 53 dB wordt op een aantal rekenpunten overschreden. Op de 14e en 15e verdieping van de zuidoostzijde van blok A bedraagt de geluidbelasting 57 dB. Op de 9e t/m 14e verdieping bedraagt de geluidbelasting 56 dB. Op de 4e t/m 6e verdieping van de noordoostzijde van blok B bedraagt de geluidbelasting eveneens 56 dB.
Voor deze gevels dient, in het kader van de Wet geluidhinder, een hogere grenswaardeprocedure te worden doorlopen. Dit geldt voor 151 woningen op de verdiepingen 2 tot en met 15. Er worden hogere waarden tot 53 dB aangevraagd en daar waar de geluidbelasting hoger dan 53 dB is dienen de gevels doof te worden uitgevoerd. Dit is in de regels geborgd in artikel 3.3 en dit is op de verbeelding aangegeven.
In het akoestisch onderzoek is een oplossing gegeven in de vorm van een gevelstructuurcorrectie waardoor dove gevels niet nodig zijn. Dit is toepasbaar door de afwijking die verwerkt is in artikel 3.3
Burgemeester Elsenlaan
Ten gevolge van het wegverkeer op de Burgemeester Elsenlaan bedraagt de geluidbelasting op de zuidwestgevel van blok C 49 dB. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde, daarom dienen voor deze woningen hogere waarden te worden aangevraagd. Dit geldt voor drie woningen, één op de tweede verdieping, één op de derde verdieping en één op de zesde verdieping.
Koopmansstraat
Het plangebied ligt niet aan de Koopmansstraat, maar bevindt zich wel in de (200 meter) zone van deze weg. Voor de Koopmansstraat geldt dat op alle gevels wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Hogere waarden
In onderstaande tabel staat welke hogere grenswaarden worden aangevraagd.
Omgevingswet
Binnen afzienbare tijd treedt de Omgevingswet in werking. De wet geluidhinder gaat op in deze wet. De Omgevingswet kent een ander normstelsel. Onder de Omgevingswet is voorzien dat voor Rijkswegen de maximale ontheffingswaarde, in deze wet aangeduid als grenswaarde, wordt verruimd naar 60 dB (er is geen sprake meer van aftrek, dus dit is de geluidbelasting op de gevel). Dit betekent voor het plan dat er onder het regime van de Wet geluidhinder wel dove gevels zijn vereist, maar dat deze gevels onder de Omgevingswet niet meer "doof" uitgevoerd te worden.
Er is daarom een planregel opgenomen dat het geluidaspect wegverkeerslawaai opnieuw beoordeeld mag worden als ten tijde van de aanvraag om omgevingsvergunning sprake is van andere wetgeving. Hiermee biedt het plan flexibiliteit en maatwerk richting de komst van de Omgevingswet, maar kan ten allen tijde een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
Conclusie
De grenswaarde van 48 dB wordt overschreden vanwege de Rijksweg A4 en de Burgemeester Elsenlaan. De berekende geluidbelasting bedraagt ten hoogste 57 dB. Voor deze woningen dienen hogere waarden te worden aangevraagd tot 53 dB. Dit is een separaat besluit dat als ontwerpbesluit tegelijkertijd met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Voor de woningen met een hogere geluidbelasting dienen dove gevels te worden toegepast. Dit is geborgd in de regels in artikel 3.3. Daarnaast is in deze regel een afwijking opgenomen om met een andere oplossing dan een dove gevel te voldoen aan de geluidbelasting.
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
Milieuzonering is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties en beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt. Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden wordt gebruik gemaakt van de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' opgesteld door de VNG (versie 2009). Deze geeft per bedrijfscategorie een "veilige" afstand voor de genoemde milieuaspecten, de zogenaamde richtafstand. Realisatie van woningen binnen deze richtafstand is alleen gemotiveerd mogelijk indien wordt aangetoond dat ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd én dat bestaande bedrijven niet onevenredig in haar bedrijfsvoering wordt geschaad ten gevolge van de ontwikkeling. Deze wijze van milieuzonering is toegepast om de milieubelasting van bedrijven in de omgeving van het plangebied ten opzichte van de nieuwe woningen te toetsen.
Milieuzonering Nieuwe Stijl
Het Havenkwartier is een gebied waarin wonen en bedrijvigheid door elkaar voorkomen. Daarbij past in beginsel een andere benadering van milieuzonering. Temeer omdat door innovatie en nieuwe technieken de milieueffecten van traditionele bedrijven veel beperkter zijn, en deze ingepast kunnen worden in een woongebied. Daarom is de VNG overgeschakeld op een nieuwe benadering, de Milieuzonering Nieuwe Stijl (VNG, 2019), die wordt overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat de toelating van bedrijven wordt gereguleerd op basis van een beschikbaargestelde milieuruimte per bedrijf, aan de hand van concrete milieunormen. Deze aanpak biedt een passend ruimtelijk kader voor de inpassing van bedrijven in een gemengd gebied met wonen (functiemenging).
Voor geluid ziet dat er als volgt uit:
Geluidregeling voor bedrijventerreinen
De regeling onderscheidt voor geluid vier zones met oplopende geluidruimte. De zones sluiten aan bij de huidige zones voor de milieucategorieën 2 tot en met 4.1 uit de bestaande VNG-publicatie (Vereniging van Nederlandse Gemeenten). In de volgende figuur is de ligging van de verschillende zones ten opzichte van een rustige woonwijk en gemengd gebied schematisch weergegeven.
Figuur 4.11: Geluidzones
Waar kan welke zone in een bestemmingsplan worden toegekend?
- Geluidruimte zone 1 is de basiswaarde die geldt in de eerste zone van het bedrijventerrein ten opzichte van een rustige woonwijk of een gemengd gebied. (Dit is te vergelijken met milieucategorie 1 en 2 uit de oude VNG-publicatie.)
- Geluidruimte zone 2 kan worden toegekend in een zone op een afstand van tenminste 50 meter van rustig woongebied en 30 meter van gemengd woongebied. (Dit is te vergelijken met milieucategorie 3.1 uit de oude VNG-publicatie.)
- Geluidruimte zone 3 kan worden toegekend in een zone op een afstand van tenminste 100 meter van rustig woongebied en 50 meter van gemengd woongebied. (Dit is te vergelijken met milieucategorie 3.2 uit de oude VNG-publicatie.)
- Geluidruimte zone 4 tenslotte kan worden toegekend in een zone op een afstand van tenminste 200 meter van rustig woongebied en 100 meter van gemengd woongebied. (Dit is te vergelijken met milieucategorie 4.1 uit de oude VNG-publicatie.)
Met dit kader wordt voorgesorteerd op het gedachtengoed van de Omgevingswet. Daarin staat een goede fysieke leefomgeving en het bieden van maatwerkoplossingen centraal. Wel zijn in het kader van rechtszekerheid en handhaafbaarheid concrete en toetsbare normen opgenomen. Voor bedrijven buiten dit bestemmingsplan wordt zoals aangegeven getoetst in de stijl zoals gebruikt in het bestemmingsplan waar dat bedrijf zich in bevindt.
Onderzoek
Het plangebied ligt in de huidige situatie op een bedrijventerrein. Dit gebied wordt omgevormd tot een woon-werk gebied. De omgeving waar het plangebied zich bevindt, is daarom aan te merken als het omgevingstype 'gemengd gebied'. Ten noorden van het plangebied is een aanduiding voor een betonmortelcentrale aanwezig met een geluidzone die voor een klein deel over het plangebied ligt. Deze betonmortelcentrale bestaat inmiddels niet meer. Ten oosten van het plangebied bevinden zich verschillende bedrijven. De percelen ten zuidwesten van het plangebied hebben in het bestemmingsplan 'Plaspoelpolder' een bedrijfsbestemming, maar zijn in de huidige situatie getransformeerd naar woningen. Ten noordwesten van het plangebied ligt een woongebied.
Betonmortelcentrale
Ten noordoosten van het plangebied is een betonmortelcentrale met milieucategorie 4.2 planologisch mogelijk. Hiervoor geldt een richtafstand van 200 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Het plangebied valt binnen deze richtafstand. Ook heeft de betonmortelcentrale een geluidzone waar het plangebied voor een klein deel binnen valt. De bedrijfsactiviteiten van de betonmortelcentrale zijn echter reeds beëindigd en de betonmortelcentrale is ontmanteld.
Onderstaand figuur geeft een uitsnede van het bestemmingsplan 'Plaspoelpolder, 1e algehele herziening' weer. Hierin is de 'geluidzone - industrie' opgelicht en is in geel de aanduiding ' specifieke vorm van bedrijventerrein - betonmortelcentrale' weergegeven.
Figuur 4.11.1: Uitsnede bestemmingsplan 'Plaspoelpolder, 1e algehele herziening'
De geluidzone uit het geldende bestemmingsplan wordt ingetrokken voor de vaststelling van dit bestemmingsplan en zal niet meer op de verbeelding van dit bestemmingsplan voorkomen. Ook dit deel wordt namelijk in de toekomst omgevormd tot een woon-werk gebied. Op basis hiervan kan overlast van een betonmortelcentrale en de bedrijfsbestemming ten noordoosten van het plangebied uitgesloten worden. De geluidzone wordt in dit bestemmingsplan niet overgenomen. De twee aanduidingen worden verwijderd. Dit wordt als beslispunt bij de besluitvorming opgenomen.
Bedrijven ten oosten van het plangebied
Ten oosten van het plangebied ligt een strook waar bedrijven tot en met categorie 3.2 mogelijk zijn. Deze milieucategorie heeft een richtafstand tot gevoelige bestemmingen van 50 meter in gemengd gebied. Door de ligging van het plangebied binnen deze richtafstand is nader onderzoek nodig om te bepalen of ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat en of de bedrijven niet worden beperkt in hun bedrijfsvoering. Voor de bedrijven waar de woningen binnen de richtafstand gelegen zijn is geluidsonderzoek verricht naar het huidige gebruik door Peutz, zie bijlage 6 (Woningbouw Havenkwartier Rijswijk, Peutz, 13-09-2023). Door Peutz is op basis van vragenlijsten en locatiebezoeken de huidige bedrijfsactiviteiten bepaald inclusief eventuele (op korte termijn) toekomst plannen van de bedrijven.
Hierbij wordt getoetst aan de normen uit het Activiteitenbesluit. Onderstaande tabel geeft de geluidgrenswaarden weer.
Uit akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd ten behoeve van het bestemmingsplan Harbourpark is gebleken dat bij een aantal bestaande bedrijven sprake zal zijn van overschrijding van de voor die bedrijven geldende geluidsnormen op de geprojecteerde woningen. Met maatwerkvoorschriften kan voor specifieke activiteiten een hogere geluidsbelasting worden toegestaan. Ten behoeve hiervan is een geluidkader opgesteld als motivering voor het verlenen van maatwerkvoorschriften. Het toestaan van een hogere geluidnormering op de geprojecteeerde woningen vraagt in kader goede ruimtelijke ordening ook om maatregelen bij de geprojecteerde woningen. In het bestemmingsplan is daartoe een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van geluid van industrielawaai.
Op basis van deze bedrijfsactiviteiten en geluidsmetingen tijdens de locatiebezoeken is de geluidsbelasting van de omliggende bedrijven op de beoogde woningbouw in het plangebied bepaald. Uit de resultaten blijkt dat ter plaatse van de beoogde woningbouw in het plangebied niet wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden. Dit betreffen de bedrijven:
- Will's Notenbar;
- Studio Ribberink;
- Firma ter Horst;
- Eurowit beheer B.V. (Wigro);
- Bosman.
Onderstaand is weergegeven wat de werkzaamheden van het bedrijf zijn, wat de resultaten zijn en welke maatwerkvoorschriften worden opgesteld. De maatwerkvoorschriften zijn in overleg met de bedrijven opgesteld. Een bedrijf kan dus kiezen ofwel maatwerkvoorschriften aan te vragen of te voldoen aan de bepalingen uit het Activiteitenbesluit. De Omgevingsdienst Haaglanden geeft de bedrijven hun maatwerkvoorschrift.
Bijlage 26 geeft een overzicht.
Will's Notenbar (Nijverheidsstraat 54-56)
Will's Notenbar heeft aangegeven dat de levering van producten per vrachtwagen vóór 7.00
uur gedurende gemiddeld één keer per week kan plaatsvinden, niet op vaste dagen.
Daarnaast vindt het vertrek van zijn notenkraam vóór 7.00 uur plaats, waarbij deze
aangekoppeld wordt aan zijn personenwagen.
Door het komen en gaan van de vrachtwagen en door het aankoppelen en vertrek van de
notenkraam op meerdere dagen vóór 7.00 uur ontstaan piekgeluiden op de gevels van de
nieuw te realiseren woningen van hoger dan 60 dB(A). Deze zijn niet te vermijden.
Op de locatie aan de Nijverheidsstraat worden verder geen relevante geluidemiterende
werkzaamheden verricht omdat de notenkraam 5 dagen in de week op de markt staat.
Resultaat
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidgrenswaarde van 60 dB(A) in de nachtperiode
wordt overschreden. De maximaal optredende maximale geluidniveaus bedragen 73 dB(A)
op de gevels van de nieuw te realiseren woningen. Bij dichtstbijzijnde bestaande woningen
aan de Nijverheidsstraat 1-1g (hoek Koopmansstraat) bedraagt het maximaal optredende
piekgeluidniveaus 63 dB(A). Daarmee wordt niet voldaan aan de grenswaarde van 60 dB(A).
Door het opleggen van maatwerkvoorschriften, te weten een maximaal geluidniveau van
73 dB(A) in de periode tussen 06.00 en 07.00 uur op de gevels van de te realiseren woningen
aan de Nijverheidsstraat in het bestemmingsplan Harbourpark wordt Will's Notenbar niet in
zijn bedrijfsvoering belemmerd.
Studio Ribberink (Nijverheisstraat 60)
Studio Ribberink is genoodzaakt om op onregelmatige basis in de late avond en nacht
werkzaamheden te verrichten. Studio Ribberink verzorgt o.a. stands op beurzen. Na afloop
van een beurs worden de gedemonteerde stands teruggebracht op de locatie aan de
Nijverheidsstraat. Dit vindt uiterst onregelmatig plaats, dus ook in de avond- en
nachtperiode.
Door het komen en gaan alsmede het lossen na 23.00 uur en vóór 7.00 uur ontstaan
piekgeluiden op de gevels van de nieuw te realiseren woningen van hoger dan 60 dB(A).
Deze zijn niet te vermijden.
Op de locatie aan de Nijverheidsstraat worden verder alleen in de dagperiode
geluidemiterende werkzaamheden (hoofdzakelijk binnen in de werkplaats) verricht. Deze
werkzaamheden leiden niet tot overschrijdingen.
Resultaat
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidgrenswaarde van 60 dB(A) in de nachtperiode
wordt overschreden. De maximaal optredende maximale geluidniveaus bedragen 64 dB(A)
op de gevels van de nieuw te realiseren woningen. Bij dichtstbijzijnde bestaande woningen
aan de Nijverheidsstraat 1-1g (hoek Koopmansstraat) bedraagt het maximaal optredende
piekgeluidniveaus 55 dB(A). Daarmee wordt wel voldaan aan de grenswaarde van 60 dB(A).
Door het opleggen van maatwerkvoorschriften, te weten een maximaal geluidniveau van
64 dB(A) in de periode tussen 23.00 en 07.00 uur op de gevels van de te realiseren woningen
aan de Nijverheidsstraat in het bestemmingsplan Harbourpark, wordt Studio Ribberink niet in
zijn bedrijfsvoering belemmerd.
Firma Ter Horst (Nijverheidsstraat 30 en 46)
Ter Horst is genoodzaakt om tussen 6.00 en 7.00 uur werkzaamheden te verrichten. Het
betreft hierbij laden/lossen en het vertrek van een lichte vrachtwagen en bestelbussen vóór
7.00 uur. Dit kan meerdere keren per week plaatsvinden, niet op vaste dagen.
Door het laden/lossen en vertrek van de lichte vrachtwagen op meerdere dagen vóór
7.00 uur ontstaan piekgeluiden op de gevels van de nieuw te realiseren woningen van meer
dan 60 dB(A). Deze zijn niet te vermijden.
Op de locatie aan de Nijverheidsstraat worden verder geen relevante geluidemiterende
werkzaamheden verricht. De bedrijfsruimten worden hoofdzakelijk gebruikt voor opslag.
Resultaat
Uit de rekenresultaten blijkt dat de geluidgrenswaarde van 60 dB(A) in de nachtperiode
wordt overschreden. De maximaal optredende maximale geluidniveaus bedragen 72 dB(A)
op de gevels van de nieuw te realiseren woningen. Bij dichtstbijzijnde bestaande woningen
aan de Nijverheidsstraat 1-1g (hoek Koopmansstraat) bedraagt het maximaal optredende
piekgeluidniveau 61 dB(A). Daarmee wordt niet voldaan aan de grenswaarde van 60 dB(A).
Door het opleggen van maatwerkvoorschriften, te weten een maximaal geluidniveau van
72 dB(A) in de periode tussen 06.00 en 07.00 uur op de gevels van de te realiseren woningen
aan de Nijverheidsstraat in het bestemmingsplan Harbourpark wordt Ter Horst niet in zijn
bedrijfsvoering belemmerd.
Eurowit beheer B.V. (Wigro) (Nijverheidsstraat 24)
Wigro betreft een montage/constructiebedrijf voor luchtbehandelingssystemen. De monteurs komen in busjes in de ochtend materialen bij het bedrijf ophalen.
Daardoor ontstaan piekgeluiden hoger dan 60 dB(A) op de gevels van de
nieuw te realiseren woningen. Deze zijn voor Wigro niet te vermijden.
Resultaat
Uit de rekenresultaten blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale
geluidniveau in de nachtperiode hoger zijn dan de geluidgrenswaarden van respectievelijk
40 en 60 dB(A) uit het Activiteitenbesluit.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt ten hoogste 25 dB(A) in de
nachtperiode. De maximaal optredende maximale geluidniveau op de gevels van de nieuw
te realiseren woningen bedraagt bedragen 62 dB(A) ten gevolge van de bestelbusjes.
Op de gevels van de dichtstbijzijnde bestaande woningen aan de Nijverheidsstraat 1-1g
(hoek Koopmansstraat) wordt wel voldaan aan de grenswaarde van 40 dB(A) voor de
langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en 60 dB(A) voor de maximale geluidniveaus in de
nachtperiode.
Door het opleggen van maatwerkvoorschriften, te weten een maximaal geluidniveau van
62 dB(A) tussen 06.00 en 07.00 uur voor de nachtperiode op de gevels van de te realiseren woningen aan de Nijverheidsstraat in het bestemmingsplan Harbourpark wordt Wigro niet in zijn
bedrijfsvoering belemmerd.
Bosman (Nijverheidsstraat 8-12)
De overschrijdingen van de geluidgrenswaarden bij Bosman zijn het gevolg van de buitenactiviteiten in de dagperiode, het laden en lossen in de avond- en nachtperiode, en de geluidbijdrage van de dakafzuiging in de nachtperiode.
Het equivalente (gemiddelde) geluidniveau ten gevolge van het laden en lossen (dieselheftruck/kooiaap) kan worden beperkt door gebruik te gaan maken van elektrisch materieel. Afgesproken is hiervan reeds uit te gaan gezien de snelle ontwikkeling van elektrisch aangedreven materieel in relatie tot de tijd dat de eerste oplevering van de woningen het geval zal zijn.
Avond- en nachtperiode
De overschrijding van de maximale geluidniveaus (piekgeluidniveaus) als gevolg van laden of lossen van bijv. steigerbuizen is te beperken door gedisciplineerd gedrag, maar ook dan is niet altijd te voorkomen dat geluidgrenswaarden in de avond- en nachtperiode worden overschreden. Hiervoor dienen maatwerkvoorschriften (lees ruimere geluidgrenswaarden) te worden opgelegd. De geluidisolatie van de gevels van de nieuwe woningen dient dan voldoende hoog te zijn om een acceptabel binnengeluidniveau te garanderen.
Dagperiode
Door het toepassen van de genoemde maatregelen (stille dakventilator, elektrisch laden en lossen) is nog een beperkte overschrijding (de overschrijding bedraagt 6 dB bij bestaande woningen en 3 dB bij de nieuwe woningen) in de dagperiode. (en 2 dB in de nachtperiode bij bestaande woningen)
Geluidpieken ten gevolge van het laden en lossen in de dagperiode worden conform het Activiteitenbesluit buiten de beoordeling gehouden. (De maximale geluidniveaus in de dagperiode worden veroorzaakt door de buiten activiteiten zoals zagen e.d. dit zijn geen laad- en losactiviteiten)
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van bestaande woningen (inclusief maatregelen) bedraagt ten hoogste 56 dB(A) in de dagperiode, 45 in de avondperiode en 42 dB(A) nachtperiode. De maximale geluidniveaus (inclusief maatregelen) bedraagt ten hoogste 78 dB(A) in de dagperiode, en 69 dB(A) in de avond- en nachtperiode.
Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels van nieuw te realiseren woningen (inclusief maatregelen) bedraagt ten hoogste 51 dB(A) in de dagperiode, 42 in de avondperiode en 40 dB(A) nachtperiode. De maximale geluidniveaus (inclusief maatregelen) op de gevels van de nieuw te realiseren woningen bedraagt ten hoogste 72 dB(A) in de dagperiode en 63 dB(A) in de avond- en nachtperiode.
Er kunnen maatwerkvoorschriften worden opgesteld.
Maatwerkvoorschriften
Bij het vaststellen van maatwerk hanteert de gemeente het volgende afwegingskader.
1.Toepassen Best Beschikbare Technieken (BBT)
Het bedrijf dient aan te geven dat gebruik wordt gemaakt van 'Beste Beschikbare Technieken'. Dit zijn technieken waarmee door het nemen van technische maatregelen het geluid kan worden beperkt. Het gaat dan om maatregelen bij de bedrijven, bijvoorbeeld door stillere werktuigen of geluiddempende voorzieningen. De toepassing van best beschikbare technieken is een voorwaarde voor het verlenen van maatwerk. Ook dient het bedrijf te motiveren waarom een wijziging van de bedrjifsvoering niet mogelijk is dan wel dat dit leidt tot een onevenredige beperking.
2. Acceptabel geluidniveau
De gemeente hanteert de standaardwaarden uit het Besluit kwaliteit leefomgeving als een acceptabel geluidniveau. De overweging hierbij is dat dit geluidniveau met inwerkingtreding van de Omgevingswet als acceptabel geluidniveau door de wetgever is beschouwd en dat juist de invulling van het Havenkwartier met de verschillende functies aansluit bij een ruimhartiger norm voor geluid. Maatwerk waarbij een verhoging van de geluidwaarde tot dit niveau wordt aangevraagd en voldoende wordt gemotiveerd kan zonder aanvullende eisen worden toegestaan.
Nabij Harbourpark zijn bedrijven gevestigd die ook op locatie elders werkzaam zijn en die in de vroege ochtend tussen 06.00 uur en 07.00 uur geluid produceren ten gevolge van laad- en losactiviteiten inclusief het komen en gaan van vrachtverkeer en eigen werknemers. Ter voldoening aan een goed woon-en leefklimaat worden aanvullende voorwaarden aan de te realiseren woongebouwen gesteld. Dit betreffen de volgende gebouwgebonden maatregelen:
A. De gevels van de woningen dienen en zodanige karakteristieke geluidwering te hebben dat het piekniveau inpandig de norm van 45 dB(A) niet overschrijdt. Deze norm is overgenomen uit het Activiteitenbesluit en wijzigt niet in de BKl.
B. Ter plaatse van een te openen deel van een slaapvertrek mag het piekniveau niet meer bedragen dan 65 dB(A).
Deze maatregelen zijn verankerd in regel 3.7 en 3.9.6 van de planregels van dit bestemmingsplan. De gemeente Rijswijk wil hiermee borgen dat ook bij gevels met een hoge geluidbelasting sprake is van een aangenaam binnenklimaat. In Nederland slapen mensen namelijk graag met het raam open. Aangezien het maatwerkvoorschrift zich richt op piekgeluiden in de nacht, wordt deze eis alleen gesteld aan de slaapkamer. Het gekozen piekgeluidniveau van 65 dB(A) komt overeen met de norm van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
In onderstaande tabel is het geluidkader samengevat wat als aanvaardbaar woon-, leef- en vestigingsklimaat wordt beschouwd, als gevolg van industrielawaai.
Omliggende woningen
Woningen zijn geen milieuhinderlijke functies en hebben geen negatief effect op het woon- leefklimaat in het plangebied. Wel geeft het bestemmingsplan ruimte voor bedrijfsmatige activiteiten waarmee rekening gehouden moet worden met de omliggende woningen en de nieuwe woningen binnen het plangebied.
Toepassing Milieuzonering nieuwe stijl
De niet-woonfuncties die in het gebouw komen, moeten inpasbaar zijn in een gemengd woongebied. Dat betekent dat deze naast en onder woningen hun activiteiten uit moeten kunnen voeren, zonder het woon- en leefklimaat aan te tasten. In de traditionele millieuzonering betekent dit, dat bedrijfsactiviteiten tot maximaal categorie 2 toegestaan zouden zijn. In dit bestemmingsplan is gekozen voor de Milieuzonering nieuwe stijl. Hierbij wordt niet gekeken naar bedrijfscategorieën op basis waarvan de zonering plaatsvindt, maar wordt gekeken naar de daadwerkelijke uitstraling van een bedrijf. Daarvoor worden concrete milieunormen benoemd in de bestemming. Dit zijn de normen uit het activiteitenbesluit.
Verder zijn de normen ten aanzien van trillingen opgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar tabel 2 van de Meet- en beoordelingsrichtlijn deel B 'Hinder voor personen in gebouwen' van de Stichting Bouwresearch Rotterdam, voor de gebouwfunctie wonen.
In de Richtlijn vindt de beoordeling plaats door middel van A1, A2 en A3:
- A1 is de onderste streefwaarde voor de trillingssterkte Vmax;
- A2 is de bovenste streefwaarde voor de trillingssterkte Vmax;
- A3 is de streefwaarde voor de trillingssterkte Vper.
De getallen in onderstaande tabel zijn de trillingsterkten in maximale snelheid in meter per seconde.
Verder is geborgd dat laad- en losactiviteiten voor de bedrijven in het plangebied niet in de avond- en nachtperiode toegestaan zijn. Dit biedt mogelijkheden functiemenging in combinatie met een goed woonklimaat te realiseren.
Tot slot is in de regels geborgd dat wanneer de aanvraag van de omgevingsvergunning daar aanleiding toe geeft, er kan worden afgeweken van de normen die zijn benoemd waardoor kan worden getoetst aan de wet- en regelgeving geldend op het moment van aanvraag van de omgevingsvergunning. Hierbij geldt de voorwaarde dat voldaan wordt aan een goed woon- en leefklimaat.
4.5 Externe Veiligheid
Normstelling en beleid
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. De contour 10-6 is de kans van 1 op 1 miljoen dat een persoon dodelijk kan worden getroffen op die bepaalde plaats gelegen binnen de contour. Bij de plaatsgebonden risico contour 10-5/jaar is deze kans 1 op de 100.000.
Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaarcontour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.
Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het groepsrisico is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het groepsrisico wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan niet ‘op de kaart’ worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.
Figuur 4.12: Weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met een oriëntatiewaarde voor transport
Circulaire LPG-tankstations
In de Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de effecten voor een ongeval (verder: Circulaire LPG-tankstations) zijn effectafstanden geïntroduceerd. Het bevoegd gezag wordt verzocht rekening te houden met deze effectafstanden. Dit betekent tegelijkertijd dat gemotiveerd afwijken is toegestaan, al dient deze afwijking te worden onderbouwd met veiligheidsgeoriënteerde argumenten.
Verantwoordingsplicht
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en het Besluit externe veiligheid transportroutes is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Bij deze verantwoordingsplicht dient het bevoegd gezag op een juiste wijze de toename en ligging van het groepsrisico te onderbouwen en te verantwoorden. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. Bij de verantwoording van het groepsrisico dient het bevoegd gezag advies in te winnen bij de veiligheidsregio. De verantwoordingsplicht van het groepsrisico dient naast de rekenkundige hoogte van het groepsrisico, dat berekend wordt door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA), tevens rekening te houden met een aantal kwalitatieve aspecten, zoals de mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking, mogelijkheden van hulpverlening en de nut en noodzaak van de ontwikkeling.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Overeenkomstig de risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, liggen in de omgeving een LPG tankstation en een inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk.
LPG tankstation
Per 1 juli 2019 heeft de gemeente Rijswijk de vergunning van het LPG-tankstation aan de Burgemeester Elsenlaan 156 ingetrokken. Door het intrekken van de vergunning vindt ook geen transport van gevaarlijke stoffen meer plaats. Het tankstation is hierdoor voor het gebied geen relevante risicobron meer.
Inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk
De inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk ligt op een afstand van circa 90 meter. Het plangebied valt buiten de veiligheidsafstanden van de vuurwerkopslag. De inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Harbourpark ligt niet binnen de invloedsfeer/risico-contour van de LPG en inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk. Er zijn geen relevante risicovolle inrichtingen in de omgeving aanwezig.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Ten zuidoosten van het plangebied ligt een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding en liggen de A4 en de A13 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving zijn verder geen relevante risicobronnen aanwezig.
Buisleiding
Op een afstand van 520 meter ten zuidoosten van het plangebied ligt een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding van de Gasunie. Het plangebied ligt buiten het plaatsgebonden risico 10-6 contour van de buisleiding en daarmee buiten het invloedsgebied van 405 meter. De aardgastransportleiding vormt geen beperking voor het bestemmingsplan.
A4
Het plangebied ligt op een afstand van circa 570 meter tot de A4. Over de A4 wordt stofcategorie LT2 (toxische vloeistof) vervoerd. De effectafstand hiervan is 880 meter. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risico 10-6 contour van de A4. Het plangebied ligt op een afstand van meer dan 200 meter van de A4 waardoor een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk is. Het plangebied ligt binnen de effectafstand van het toxisch scenario van de A4. Hiervoor dient een beknopte verantwoording van het groepsrisico gegeven te worden.
A13
Het plangebied ligt op 1 kilometer afstand van de A13. Over de A13 wordt stofcategorie GT4 (toxisch gas) en stofcategorie LT3 (toxische vloeistof) vervoerd. Het plangebied ligt buiten de plaatsgebonden risico 10-6 contour van de A13. Het plangebied ligt binnen de effectafstand van het toxisch scenario van de A13 van 4000 meter.
Beknopte verantwoording van het groepsrisico
In het kader van het wettelijk vooroverleg is voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de veiligheidsregio. Op basis hiervan zal de verantwoording aangevuld worden.
Bestrijdbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/ adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering ten allen tijde een belangrijke rol.
Bereikbaarheid
Het plangebied wordt ontsloten via de Handelskade op verschillende wegen waaronder de burgemeester Elsenlaan. De Burgemeester Elsenlaan is een doorgaande weg waarmee het plangebied aangesloten is op het regionale wegennet. Het gedegen wegennetwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Zo kan bijvoorbeeld via meerdere aanvalswegen een mogelijke brand geblust worden. Daarnaast kan via de Burgemeester Elsenlaan van de bron af worden gevlucht.
Zelfredzaamheid
Ter plaatse van het plangebied wordt woningbouw mogelijk gemaakt. De aanwezige personen zullen over het algemeen zelfredzaam zijn. Aanwezige kinderen, ouderen en gehandicapten worden wel beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de verminderd zelfredzame personen kunnen begeleiden.
Als gevolg van een incident met toxische stoffen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in dit scenario is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen, denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Instructie met betrekking tot de juiste handelswijze in geval van een incident is noodzakelijk voor een effectieve zelfredzaamheid. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS), het luchtalarm. Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Advies maatregelen Veiligheidsregio Haaglanden
Geadviseerd wordt om in de gebouwen een technische voorziening te plaatsen, zodat de ventilatie met een eenvoudige handeling kan worden uitgeschakeld. Om zo de gevolgen bij het vrijkomen van giftige stoffen te beperken. Dit mag ook een handmatige handeling zijn. Het is daarbij van belang dat ook ramen en ventilatieopeningen kunnen worden gesloten. De verplichting van het toepassen van mechanische ventilatie is geborgd in de regels in artikel 3.9.3.
Daarnaast geeft de Veiligheidsregio adviezen ten aanzien van het voorbereiden van de interne organisatie van de gebouwen en over risicocommunicatie in het geval van noodsituaties. Tot slot dient de bereikbaarheid van het plangebied en bluswatervoorzieningen voor de hulpdiensten goed te zijn. Deze punten dienen bij de uitvoering van het plan in acht te worden genomen.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het toxische scenario van de A4 en de A13. Vanwege de afstand tot de A4 en de A13 vormt het groepsrisico geen beperkingen voor het bestemmingsplan. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de omgeving geen relevante risicobronnen aanwezig voor het plangebied. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering.
4.6 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
- gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
- aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
- defensiebrandstoffen;
- warmte- en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.
Onderzoek en conclusie
In en rondom het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen.
4.7 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wet milieubeheer
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijnstof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijnstof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieuhinder kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst, omdat de grenswaarden hierdoor niet overschreden worden. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk onderbouwing uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Actieplan Luchtkwaliteit 2020-2024
De gemeente Rijswijk wil samen met andere overheden, organisaties, ondernemers en inwoners maatregelen nemen om de luchtkwaliteit in Rijswijk te verbeteren. Door middel van lokale maatregelen wil de gemeente de luchtkwaliteit verbeteren zoals het uitbreiden van milieuzone's, stimuleren van het gebruik van de fiets, OV en elektrische voertuigen. Voor ontwikkelingen zoals Harbourpark betreft het aandacht besteden aan duurzaam en energiezuinig bouwen en wonen en het gebruik van deelmobiliteit.
Onderzoek
Het bestemmingsplan zelf maakt maximaal 301 woningen mogelijk. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. Voor de gehele ontwikkeling van het Havenkwartier is in het kader van de m.e.r.-beoordeling een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 9). Hieruit blijkt dat als gevolg van de gehele ontwikkeling geen grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) overschreden worden.
In het luchtkwaliteitsonderzoek zijn beoordelingspunten aangegeven. Het plangebied van Harbourpark ligt bij toetspunt 6. In onderstaande tabel zijn de waardes ter plaatse van dit toetspunt aangegeven in de huidige situatie (jaar 2020). Er wordt ruimschoots aan de grenswaarden voldaan. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Stof | Beoordelingspunt 6 | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | 25,7 µg/m3 | 40 µg/m³ | |
fijnstof (PM10) | 19,7 µg/m3 | 40 µg/m³ | |
8 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijnstof (PM2,5) | 11,8 µg/m3 | 25 µg /m³ |
Figuur 4.13: Beoordelingspunten uit het onderzoek luchtkwaliteit behorende bij de aanmeldnotitie m.e.r. Havenkwartier
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
4.8 Bodemkwaliteit
Toetsingskader
De bodemkwaliteit is in het kader van de Wet ruimtelijke ordening van belang indien sprake is van functieverandering en/of een ander gebruik van de gronden. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden wanneer de bodem waarop de ontwikkeling zal plaatsvinden geschikt is voor het beoogde gebruik dan wel geschikt wordt gemaakt voorafgaand aan de ontwikkeling.
De Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft.
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming regelt zaken rond bodembescherming en bodemsanering.
Vertrekpunt van de Wet bodembescherming is dat in het merendeel van de gevallen van bodemverontreiniging, de daadwerkelijke bodemsanering wordt meegenomen in de ontwikkeling dan wel herontwikkeling van plangebied of projectlocatie. De wettelijke doelstelling is functiegericht saneren. De wet houdt rekening met het gebruik van de bodem en de (im)mobiliteit van de verontreiniging. De volgende uitgangspunten overheersen:
a. het geschikt maken van de bodem voor het voorgenomen gebruik;
b. het beperken van blootstelling aan en de verspreiding van de verontreiniging;
c. het wegnemen van actuele risico's.
Saneringsverplichtingen zijn gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het huidige en toekomstige gebruik van de bodem. Het is niet altijd nodig de hele locatie aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak.
Situatie in het plangebied
De locatie betreft een (voormalige autobandenhandelaar). In 1999 zijn 4 huisbrandolietanks en in 2003 zijn 3 huisbrandolietanks verwijderd. Hierbij is in totaal 45 m3 met minerale olie verwijderde grond afgevoerd.
Het plangebied ligt in wijk Havenkwartier en is niet gelegen in een milieubeschermingsgebied voor grondwater. Uit de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Rijswijk blijkt dat het plangebied is gelegen in de zone Industrie. Zowel de algemene bodemkwaliteit van de boven- en ondergrond zijn geclassificeerd als klasse industrie.
Onderzoek
Voor het plangebied is een bodemonderzoek uitgevoerd door Bureau Grondslag (d.d. 20 december 2021). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8. In het onderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en verhardingen (asfalt) in het plangebied onderzocht. Dit onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een verkennend booronderzoek. In het bureauonderzoek is informatie onderzocht die reeds beschikbaar was over het plangebied en de direct aangrenzende percelen. Daarnaast is door middel van boringen de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en verhardingen (asfalt) in het plangebied onderzocht.
Op basis van de beschikbare informatie over de locatie is de hypothese gesteld dat plaatselijk sterke verhogingen aan zware metalen in de ondergrond werden verwacht. Deze hypothese is door het onderzoek bevestigd.
In de venige ondergrond zijn verspreid over de onderzoekslocatie sterke verhogingen aan koper en zink aangetoond. In de zandige bovengrond is maximaal een lichte verhoging aan PCB (Polychloorbifenyl) aangetoond. In de kleiige ondergrond zijn maximaal lichte verhogingen aan diverse zware metalen, PAK en/of minerale olie aangetoond. In de kleilagen van de diepere ondergrond (> 3 m-mv) zijn geen verhogingen gemeten boven de achtergrondwaarde.
In het grondwater zijn matige tot sterke verhogingen aan arseen gemeten. Van arseen is het bekend dat deze waardes worden gemeten in het grondwater en worden derhalve beschouwd als een van nature verhoogde achtergrondconcentratie.
Verder is in het grondwater ter plaatse van een peilbuis midden in het plangebied een sterke verhoging aan vinylchloride (VOCL) gemeten. Deze sterke verhoging staat in verband met een nabijgelegen bronlocatie (vermoedelijk ter plaatse van de voormalige ontvettingsafdeling). Ook zijn in het grondwater lichte verhogingen gemeten aan diverse overige zware metalen, vluchtige aromaten en diverse overige VOCL-verbindingen.
Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan al worden geconcludeerd dat op de locatie sprake is van meerdere gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging indien meer dan 25 m3 grond of meer dan 100 m3 grondwater sterk verontreinigd is.
Sanering
De voor de hand liggende saneringsaanpak is te differentiëren naar de immobiele en mobiele verontreinigingen. Aangezien de bouwplannen inhouden dat de gehele locatie wordt bebouwd, worden de immobiele verontreinigingen geïsoleerd middels de (kelder-)vloeren van het nieuwe pand. Het ontgraven en afvoeren van verontreinigde grond wordt daarbij bepaald door de voor de nieuwbouw benodigde grondroerende werkzaamheden. De mobiele olieverontreinigingen worden zoveel als (kosteneffectief) haalbaar en uitvoerbaar is verwijderd. Dit vindt plaats door het ontgraven van de spots aangevuld met bemaling en/of een aanvullend benodigde grondwatersanering.
Tenslotte zal in het geval sprake is van een (omvangrijke) VOCL pluim een bronaanpak plaatsvinden door in-situmaatregelen om de planning van de nieuwbouw niet te frustreren. Het uitgangspunt van de aanpak is dat daarmee voldoende vracht kan worden verwijderd om te komen tot een stabiele eindsituatie van de pluim, en kan worden volstaan met het meerjarig monitoren van de pluim gevolgd door nazorg.
De ontwikkelaar heeft in haar begroting rekening gehouden met bovengenoemd scenario. De inschatting van de saneringskosten is €1.6 miljoen. Hiermee is de economische haalbaarheid van het project op dit punt geborgd.
Conclusie
Er is bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat nader onderzoek naar de verontreinigingen nodig is. Dit nader onderzoek wordt na de sloop uitgevoerd. In de kostenraming van de ontwikkelaar is rekening gehouden met de kosten ten aanzien van eventuele sanering.
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.9 Ecologie
Toetsingskader
De bescherming van natuur in Nederland is op te delen in gebied- en soortenbescherming. Gebiedsbescherming is vastgelegd in hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het Natuurnetwerk Nederland is een netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Soortenbescherming is geregeld in hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen aangewezen worden als Europese Vogelrichtlijn- en/of Habitatrichtlijngebieden (Natura 2000). Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden projecten of andere handelingen te realiseren of te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten significant kunnen verslechteren, of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als Natuurnetwerk Nederland. Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot aantasting van de wezenlijke kenmerken van het gebied.
Soortenbescherming
Soortenbescherming is altijd aan de orde. Hiervoor is hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming bepalend. Soortenbescherming is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun natuurlijk leefgebied. Er wordt onderscheid gemaakt tussen internationaal beschermde soorten en nationaal beschermde soorten.
Tevens kent de Wet natuurbescherming een zorgplicht, zowel voor soorten als hun (beschermde) leefgebied.
Onderzoek
Gebiedsbescherming en stikstofdepositie
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Solleveld & Kapittelduinen en de Westduinpark & Wapendal. Deze gebieden bevinden zich op circa 6,6 en 6,8 kilometer afstand (figuur 4.14). Het dichtstbijzijnde Natuurnetwerk Nederland-gebied (Landgoed Te Werve) bevindt zich op circa 1.000 meter van de beoogde bebouwing (figuur 4.15) Gelet op deze afstanden kunnen directe effecten zoals areaalverlies en versnippering hierdoor worden uitgesloten. Gezien de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding in de natuurgebieden worden uitgesloten.
Figuur 4.14: Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natura 2000-gebieden
Figuur 4.15: Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Nederland gebieden
In paragraaf 4.10 wordt ingegaan op het aspect stikstof.
Soortenbescherming
Bij een ruimtelijke ontwikkeling is het vanuit natuurwetgeving van belang om na te gaan of er door de werkzaamheden significant negatieve effecten op beschermde natuurwaarden optreden. Onderdeel van de planvorming is de sloop van de bestaande bebouwing en de renovatie van een deel van de bestaande bebouwing. Voor de ontwikkeling van de woningen kunnen de bestaande gebouwen niet bewaard worden. Wel wordt een deel van de bebouwing aan de Klipperstraat behouden. Dit deel krijgt een transparante gevel.
Waarom kan maar een deel van het pand gerenoveerd worden?
- Allereerst is het bestaande pand een oud kantoor/fabriek en is de casco opzet hierdoor ongeschikt voor het realiseren van woningen.
- Het pand is in een zodanig slechte staat van onderhoud dat reparatie niet werkbaar is:
- 1. Het dak is op een aantal plekken lek en door de grote hoeveelheid grind op het dak is niet te achterhalen waar de lekkage zich bevindt.
- 2. Een groot deel van de bestaande kozijnen zijn rot en glas is er uit.
- 3. Een deel van de gevelpanelen laat los en valt naar beneden en de achterliggende constructie is volledig weg aan het rotten. Er is dan ook duidelijk sprake van valgevaar.
- 4. De dakconstructie is ook slecht en sluit niet meer aan bij de eisen van deze tijd.
- 5. Er is al velen jaren sprake van leegstandbeheer, er zijn in al die jaren geen structurele onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd, gebouw is volledig aan het eind van z’n gebruikscyclus.
- De nieuwe technische duurzame installaties bestaande uit een ijs-buffer kelder kan niet worden gerealiseerd bij behoud bebouwing.
- Het hergebruik van het bestaande gedeelte is alleen mogelijk omdat het dit deel geen woonfunctie krijgt en er daarmee minder strenge eisen worden gesteld.
Figuur 4.16: Foto technische staat van het pand in huidige situatie.
Figuur 4.17: Impressie van het ontwerp waarin het te behouden bouwdeel aan de Klipperstraat is te zien.
Dit kan impact hebben op habitats van beschermde soorten. Daarom is een onderzoek uitgevoerd door Tiko Seip ecologisch advies (Natuurtoets, d.d. december 2021). Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 10, en bestaat uit bureauonderzoek en een veldbezoek. Het veldbezoek is op 17 februari 2021 uitgevoerd. Hieruit blijkt dat:
- Planten
Het grootste deel van het plangebied is geheel bebouwd. Aangrenzend zijn straatverharding en enkele bomen en struiken aanwezig. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen en zijn hier gezien de aanwezige, intensief beheerde biotopen ook niet te verwachten. De voorgenomen werkzaamheden hebben daarmee geen effect op beschermde planten. Er zijn voor planten geen vervolgstappen nodig.
- Vogels
De werkzaamheden kunnen leiden tot verstoring van broedende vogels. Daarom moet in de uitvoering rekening gehouden worden met het broedseizoen (15 maart tot 15 augustus). Voor vogels met jaarrond beschermde nesten is geen geschikte verblijfsgelegenheid aanwezig. Er zijn geen pannendaken aanwezig en de open stootvoegen en andere openingen in het gebouw zijn te klein voor gebruik door de huismus of de gierzwaluw. Binnen het plangebied zijn geen bomen met holten en/of horsten aanwezig die verblijfsgelegenheid bieden voor andere vogels met jaarrond beschermde nesten (zoals roofvogels en uilen).
- Grondgebonden zoogdieren
Het is uitgesloten dat het plangebied van belang is voor niet vrijgestelde soorten grondgebonden zoogdieren, zoals rode eekhoorn, steenmarter en boommarter. Dit vanwege de ligging in dicht bebouwd gebied en het ontbreken van verblijfsgelegenheid voor deze dieren. De aanwezigheid van kleine algemene soorten als egel en huisspitsmuis zijn niet geheel uitgesloten. Voor deze soorten geldt echter een algemene vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Provincie Zuid-Holland. Voor deze soorten is tevens ruimschoots voldoende alternatief leefgebied aanwezig in de directe omgeving. Voor zowel de algemene soorten als de strenger beschermde grondgebonden zoogdieren geldt dat de werkzaamheden niet leiden tot negatieve effecten.
- Vleermuizen
Naar aanleiding van een biotooptoets, waarin is geconcludeerd dat het gebouw mogelijk geschikt is voor vleermuisverblijven, is een soortgericht onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd in 2021 en was gericht op de aanwezigheid van zomer- kraam- paar- en/of massawinterverblijven van de volgende soorten: Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, kleine dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis. Hieruit komt naar voren dat de werkzaamheden leiden tot het verlies van twee zomer- en paarverblijven van de gewone dwergvleermuis. Tevens kunnen de werkzaamheden, bij het gebruik van kunstlicht, leiden tot het tijdelijk verstoren van foeragerende of passerende vleermuizen in de omgeving. Hiervoor is op 24 februari ontheffing aangevraagd in verband met de aanwezigheid van zomer- en paarverblijven van de gewone dwergvleermuis in de te slopen bebouwing. Hiervoor wordt een activiteitenplan opgesteld (bijlage 11). Verder dient tijdens de werkzaamheden gebruik te worden gemaakt van gerichte verlichting.
- Reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden
Voor reptielen, amfibieën, vissen en ongewervelden zijn geen geschikte biotopen aanwezig. Voor deze soorten zijn dan ook geen maatregelen of andere vervolgstappen nodig.
Op 24 februari 2022 is ontheffing aangevraagd in verband met de aanwezigheid van zomer- en paarverblijven van de gewone dwergvleermuis. De beslistermijn van de ontheffingsaanvraag is 20 weken.
- 24 februari 2022 (week 8) – aangevraagd
- Beslistermijn 20 weken (13 + 7 weken) vanaf 24 februari
Op 11 november 2022 heeft het bevoegd gezag (Omgevingsdienst Haaglanden) gevraagd om aanvullende gegevens. Deze aanvullende gegevens zijn op 28 november 2022 verzonden aan de Omgevingsdienst Haaglanden. Op 23 december 2022 is de ontheffing verleend (bijlage 12).
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden. Ten aanzien van het aspect soortenbescherming is een ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend. Verder dient tijdens de werkzaamheden een aantal maatregelen in acht genomen te worden.
Daarnaast wordt in het ontwerp rekening gehouden met natuurinclusief bouwen. De rapportage 'Natuurinclusief bouwen Havenkwartier Rijswijk (TAUW, d.d. 22-12-2021)' vormt het toetsingskader voor het toepassen van maatregelen in het kader van natuurinclusief bouwen. In dit document zijn doelsoorten geformuleerd met bijbehorende maatregelen om deze aan te trekken in het gebied.
Op het moment van schrijven zijn de doelsoorten voor het plangebied de huismus, grote bladsnijder, gewone dwergvleermuis en de gierzwaluw. In het kader van de omgevingsvergunning zal worden beoordeeld of hier in voldoende mate rekening mee wordt gehouden. Dit is vastgelegd in de regels in artikel 3.8.
4.10 Stikstof
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming:
- verankert de Europese gebiedsbescherming van Natura 2000, bestaande uit Speciale Beschermingszones (SBZ's) op grond van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, in de Nederlandse wetgeving;
- vormt de wettelijke basis voor de aanwijzingsbesluiten met instandhoudingsdoelstellingen;
- legt de rol van het bevoegd gezag voor verlening van vergunningen bij de provincies.
Voor Natura 2000-gebieden gelden onder meer de volgende verplichtingen:
- De overheid dient ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de speciale beschermingszones niet verslechtert. Tevens mag er geen verstoring optreden voor de soorten waarvoor de zones zijn aangewezen.
- Voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van het gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor zo'n gebied, wordt een passende beoordeling gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Bevoegde nationale instanties geven slechts toestemming voor het plan of project nadat zij de zekerheid hebben verkregen dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet worden aangetast.
- Als een plan of project om dwingende reden van groot openbaar belang toch moet worden gerealiseerd, terwijl significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, moeten alle nodige compenserende maatregelen worden genomen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Europees ecologisch netwerk (Natura 2000) bewaard blijft.
Bij de beoordeling van de gevolgen van plannen, projecten en handelingen voor de instandhoudingsdoelstellingen spelen onder andere de ecologische effecten van verzuring en vermesting door een eventuele toename van stikstofdepositie een rol. Uit jurisprudentie volgt dat in een overbelaste situatie al bij een kleine toename van stikstofdepositie sprake kan zijn van significante negatieve effecten. In dat geval is een passende beoordeling noodzakelijk. Daarom wordt de grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar aangehouden. Stikstof wordt gemeten in de eenheid 'mol'. De depositie wordt uitgedrukt in mol per hectare per jaar. Als de grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar niet wordt overschreden, betekent dat er door de ontwikkeling geen sprake is toename van de stikstofdepositie op een Natura 2000-gebied.
Onderzoek
Door Rho Adviseurs is een stikstofberekening uitgevoerd voor de gebruiksfase (Stikstofberekening Harbourpark, 08-12-2022). Deze berekening is toegevoegd in bijlage 14. Met het rekenmodel Aerius (versie 2021) zijn berekeningen uitgevoerd om de mogelijke gevolgen van de ontwikkeling voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen, daarbij is de gebruiksfase berekend (na oplevering van de beoogde ontwikkeling). In de gebruiksfase kan stikstof worden uitgestoot door de uitstoot van gas en door de uitstoot van auto's ten gevolge van verkeersbewegingen. De beoogde ontwikkeling krijgt geen gasaansluiting hierdoor is enkel de verkeersgeneratie in de gebruiksfase meegenomen in de berekening. De verkeersgeneratie van de ontwikkeling is 2.522 mvt/etmaal (weekdag gemiddelde). Uit de berekening blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie op Natura 2000 hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
Daarnaast is door Kubiek ruimtelijke plannen een stikstofberekening uitgevoerd voor de aanlegfase (Harbourpark Rijswijk Stikstofdepositieberekening, 30-11-2022). Deze berekening is toegevoegd in bijlage 13. Met het rekenmodel Aerius zijn berekeningen uitgevoerd om de mogelijke gevolgen van de aanlegfase voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen. In het model is het bouwverkeer en de inzet van mobiele werktuigen gedurende de sloop en de bouw ingevoerd.
Er wordt gebruik gemaakt van machines, maar er is ook een verkeersaantrekkende werking door bouwverkeer. De sloopperiode omvat 28 weken. Gerekend is op een bouwperiode van ongeveer 2 jaar. De gebouwen worden gebouwd middels een traditionele
bouwmethode. Gezien de omvang van het initiatief, en de benodigde sloopwerkzaamheden, vinden de werkzaamheden plaats over meerdere jaren. De sloop/sanering van de bestaande bebouwing vindt plaats in 2023. De bouw van de nieuw te realiseren gebouwen vindt plaats in 2024 en 2025.
Bouwverkeer
Om de sloop en bouw mogelijk te maken zal er sprake zijn van bouwverkeer. Voor de sloopperiode wordt er gerekend op 675 ritten ‘zwaar vrachtverkeer’ en 550 ritten ‘licht verkeer’. Deze aantallen zijn aangeleverd door RGS Groep, tevens de uitvoerende partij van de sloop. De genoemde aantallen zijn verdubbeld ingevoerd (verkeer gaat heen én weer).
Voor de bouwperiode in zowel 2024 als 2025 wordt er gerekend op 2.000 vrachten ‘zwaar vrachtverkeer’ per jaar om materiaal naar de bouw te vervoeren. Daarnaast zal bouwend personeel zorgen voor 5.000 ritten met ‘licht verkeer’ per jaar. De aantallen zijn ruim ingeschat en verdubbeld ingevoerd (verkeer gaat heen én weer).
De bronlijn zal via de Handelskade in zuidelijke richting aansluiten op de Burgemeester Elsenlaan. Deze weg wordt in zuidwestelijke richting vervolgd, waar het overgaat in de Veraartlaan. Bij de kruising met de Diepenhorstlaan zal het verkeer de Diepenhorstlaan in zuidoostelijke richting volgen tot aan de op- en afritten van de A4. Hier gaat het verkeer op in het heersende verkeersbeeld.
Inzet mobiele werktuigen
Om de sloop en bouw mogelijk te maken, zal gebruik gemaakt worden van mobiele werktuigen. Er is gerekend op de inzet van werktuigen zoals is opgenomen in de bijlagen 4, 5 en 6 van de stikstofberekening in bijlage 13. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen de inzet per fase (sloop & bouw), en per bouwjaar.
Naast de inzet zoals is opgenomen in de bijlagen wordt er gebruik gemaakt van elektrisch materieel. Bij de uitvoering zal onder andere de inzet van hijskranen volledig elektrisch zijn. Hierbij vindt er geen stikstofemissie plaats, waardoor dit materieel niet is ingevoerd.
Uit de berekening blijkt dat er geen toename is van stikstofdepositie op Natura 2000 hoger dan 0,00 mol/ha/jr.
De beoogde herontwikkeling is daarmee uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Het aspect stikstof vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Op het moment van schrijven was de Aerius software versie 2022 nog niet beschikbaar. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan worden de berekeningen geactualiseerd, maar gelet op de huidige resultaten zal de conclusie niet wijzigen.
4.11 Archeologie
Toetsingskader
De Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007) is de implementatie van het Verdrag van
Malta (1992) en regelt de omgang met het archeologisch erfgoed. Uitgangspunt van het verdrag
is het archeologisch erfgoed zoveel mogelijk ter plekke te bewaren (zgn. behoud in situ) en beheermaatregelen te nemen om dit te bewerkstelligen. Het archeologisch erfgoed bestaat uit voorwerpen, sporen en structuren, waaronder nederzettingsterreinen en landschappelijke- en infrastructurele elementen, die in de bodem bewaard zijn gebleven. Dit bodemarchief levert een bijdrage aan de cultuurhistorie van de stad en maakt de beleving van het verleden bovendien tastbaar. Om het bodemarchief beter te beschermen, houdt de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening met de in de grond aanwezige of te verwachte monumenten. Indien behoud in de bodem geen optie is, dan worden archeologische resten opgegraven, om de archeologische informatie zodoende (ex situ) te behouden voor wetenschappelijk onderzoek. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dat bodemverstoring tot gevolg heeft, is verantwoordelijk voor de planologische en financiële inpassing van het archeologisch onderzoek. Een bouwplan dient te voorzien in maatregelen om archeologische overblijfselen volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie te documenteren en de informatie en vondsten te behouden.
Op 17 december 2013 heeft de gemeenteraad de 'Actualisering Nota Cultureel Erfgoed' en bijbehorende archeologische waardenkaarten vastgesteld. In de nota wordt ingegaan op de vraag hoe resten uit het verleden kunnen worden behouden, zonder moderne ontwikkelingen buiten te sluiten.
Figuur 4.18: Uitsnede archeologische waardenkaart met in rood het plangebied weergegeven
Onderzoek
In het kader van de aanmeldingsnotitie m.e.r.-beoordeling Havenkwartier is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Het Havengebied van Rijswijk (Z-H) een archeologisch bureauonderzoek, gemeente Rijswijk, J.M. Koot, juli 2019). In dit onderzoek wordt niet specifiek ingegaan op het plangebied Harbourpark. Het geeft een algemene beschrijving van het Havenkwartier.
Het Havengebied ligt in een zone waar archeologische resten zijn te verwachten. Deze resten dateren van de Romeinse Tijd (eerste - derde eeuw na Chr.) en de Late Middeleeuwen en jonger.
Deze bevinden zich in de top van het Laagpakket van Walcheren. Dit niveau bevindt zich direct onder de bouwvoor en ophogingslagen. Op een dieper niveau, in het Laagpakket van Wormer, kunnen prehistorische duinen met bewoningssporen aanwezig zijn. Een eerder booronderzoek in het westelijk deel van de Landtong leverde aanwijzingen op voor zo'n duin. Dergelijke sporen zijn te verwachten beneden een diepte van 2,8 m - NAP. Voor het dieper in de ondergrond gelegen
Niveau A (Prehistorie) met resten uit de Prehistorie is het opsporen van duinen door een booronderzoek de 'next-best' oplossing. Indien een duin wordt aangetroffen, is nader onderzoek nodig om vast te stellen of bewoningsporen aanwezig zijn. Op enkele locaties binnen het Havengebied heeft dit onderzoek weinig zin meer, namelijk waar in het verleden eerder graafwerk tot onder dit niveau is gedaan: bijvoorbeeld parkeergarages en de havenbekkens.
Archeologie is altijd maatwerk. Per deellocatie zal moeten worden nagegaan of archeologisch onderzoek nodig is en zo ja, in wat voor vorm. Het bureauonderzoek vormt een eerste indicatie met betrekking tot de verwachte aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Om vast te kunnen stellen of en in welke mate de bodem nog intact is en dus of archeologische niveaus in potentie nog aanwezig zijn, is verkennend archeologisch booronderzoek de meest geëigende methode. Voor het opsporen van archeologische vindplaatsen in het direct onder de bouw voor en ophogingslagen gelegen Niveau B (Romeinse Tijd en jonger) is een proefsleuvenonderzoek (onderdeel van Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek) de beste methode; deze fase van het Inventariserend Veldonderzoek volgt in de regel op het verkennend booronderzoek, indien dit uitwijst dat potentiële archeologische niveaus nog geheel of gedeeltelijk intact aanwezig zijn. Een archeologisch Inventariserend Veldonderzoek is nodig om meer inzicht te krijgen in de werkelijke archeologische waarden van het plangebied.
Om deze eventueel aanwezige waarden te beschermen is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt naar verwachting geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling, mits de archeologische monumentenzorg deel uitmaakt van het ontwikkelingsproces en benodigde onderzoeksfasen worden uitgevoerd.
4.12 Cultuurhistorie
Toetsingskader
In de Erfgoedwet zijn de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend.
In de gemeentelijke nota 'Tussen oud en nieuw: Actualisering nota cultureel erfgoed' zijn ook cultuurhistorische waardenkaarten opgenomen. In deze nota zijn diverse gebieden/structureren beschreven die vanuit het oogpunt van cultuurhistorie waardevol zijn. Figuur 4.19 geeft een uitsnede van de cultuurhistorische waardenkaart weer.
Figuur 4.19: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart met het plangebied
Onderzoek
Op basis van de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Rijswijk blijken er in het plangebied geen beschermde cultuurhistorische waarden aanwezig te zijn. Door middel van het behoud van een deel van de Indolafabriek wordt wel gerefereerd aan de industriële historie van het gebied.
Indolafabriek
In 1953 werd door het bedrijf Indola bij de haven van Rijswijk, aan de Handelskade een moderne fabriek gebouwd. Er werden elektrische kappersbenodigdheden en haarproducten vervaardigd. Na het vertrek van dit bedrijf is het gebouw dienst gaan doen als een bedrijfsverzamelgebouw, onder de naam Indola Fabriek. Het gebouw is aan de buitenzijde diverse keren verbouwd, waarbij karakteristieke gevels zijn verwijderd. Aan de binnenzijde van het te transformeren deel is de robuuste betonnen draagstructuur wel intact gebleven. De draagstructuur bestaat uit betonnen spanten met karakteristieke momentvaste verbindingen tussen de kolommen en balken. Deze ter plaatse gestorte spanten hebben in de binnenhoek een schuine overgang tussen de balk en de kolom, om daarmee de krachten vloeiend over te laten gaan.
Deze constructie is goed zichtbaar in het gebouw dat direct op de kop van de haven staat. Dit langwerpige gebouw in twee lagen heeft betonnen spanten die over dwars de ruimte van 15m breedte overspannen. Het gebouw heeft een markante positie in het havengebied en verteld een stuk geschiedenis van de fabrieksgebouwen. Bij de gebiedsontwikkeling is er voor gekozen om dit karakteristieke pand te behouden en op te nemen in het nieuwe bouwblok. Hiermee blijft de historie ook in de toekomst zichtbaar.
Onderstaande foto geeft weer hoe de betonconstructie in het gebouw zichtbaar kan worden gemaakt.
![]() |
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Een deel van de voormalige Indola-fabriek wordt gehandhaafd in het plan. Daarmee wordt een cultuurhistorisch element behouden en krijgt een nieuwe functie.
4.13 Water
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Delfland. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's.
Europa:
- Kaderrichtlijn Water (KRW)
Nationaal:
- Nationaal Waterplan (NW)
- Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
- Waterwet
Provinciaal:
- Provinciaal Waterplan
Hoogheemraadschapsbeleid
Het waterbeheerprogramma 2022-2027 (WBP6) van het Hoogheemraadschap van Delfland is op 10 maart 2022 vastgesteld en beschrijft op hoofdlijnen welke maatregelen Delfland neemt om met uitdagingen als klimaatverandering, verstedelijking, energietransitie, arbeidsmarkt en digitalisering om te gaan en zo het gebied veilig en leefbaar te houden. Deze uitdagingen zorgen ervoor dat ze flexibel moeten blijven, moeten innoveren, samenwerken en anticiperen op de veranderende omgeving. Delfland wil bijvoorbeeld wateroverlast als gevolg van extreem weer zoveel mogelijk voorkomen en de invloed van droogte op de hoeveelheid zoetwater verminderen. In het waterbeheerprogramma staat de missie van het Hoogheemraadschap van Delfland centraal, deze is: ‘droge voeten, voldoende water, schoon water en gezuiverd afvalwater’. Hierbij zijn de aspecten duurzaam circulair, waterkwaliteit, samenwerken en financiën leidend. In het waterbeheerprogramma zijn 32 thema’s opgesteld met de doelen, ambities en maatregelen. Het programma is te vinden op https://wbp6.dpipreview.nl/.
Daarnaast heeft het Hoogheemraadschap van Delfland de handreiking watertoets. De handreiking watertoets biedt gemeenten, adviesbureaus en projectontwikkelaars handvatten voor de watertoetsprocedure bij ruimtelijke plannen op gemeentelijk niveau. De handreiking is gebaseerd op beleid van Delfland en sluit aan op de provinciale en landelijke regelgeving.
In de legger van het Hoogheemraadschap zijn de watergangen, waterkeringen en zoneringen aangegeven.
Figuur 4.20: Uitsnede legger met plangebied rood omkaderd (bron: Hoogheemraadschap Delfland)
Gemeentelijk beleid
Het Hoogheemraadschap van Delfland en de gemeente Rijswijk hebben een gedeelde verantwoordelijkheid in het waterbeheer. Gezamenlijk hebben zij het "Gemeentelijk Riolerings- en Waterplan Rijswijk 2021-2025" opgesteld. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het watersysteem en draagt zorg voor een goede waterkwaliteit en de veiligheid van dijken en kades en bergen van overtollig water. De gemeente Rijswijk is verantwoordelijk voor een goed functionerend rioolsysteem om afvalwater te kunnen inzamelen en transporteren, het goed onderhouden van constructies in- en langs het water en van de openbare ruimte en stedelijke inrichting daaromheen.
Huidige situatie
Het plangebied ligt aan de Nijverheidsstraat in Rijswijk. Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit bedrijfsbebouwing en is nagenoeg volledig verhard.
Grondwater
Het plangebied ligt niet in een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Rijswijk ligt is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Het plangebied ligt in de Aalkeet-Buitenpolder in peilgebied GPG2006PSH I noord (maatgevend peil -1,19 NAP m) en GPG2007BZM I-a (maatgevend peil -0,43 NAP m). De gemiddelde maaiveldhoogte in het plangebied is 0,4 NAP m (0,3 NAP meter in het noorden t/m 0,6 NAP m in het zuidwesten). Het gebied heeft een gemiddelde drooglegging van 0,83 meter.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn geen watergangen aanwezig. Wel ligt Harbourpark aan een korte insteekhaven. Deze is aangewezen als secundaire watergang (zie figuur 4.20).
Veiligheid en waterkeringen
Langs de noord en oost rand van het plangebied loopt een regionale waterkering (zie figuur 4.20).De waterkering inclusief beschermingszone hebben in het bestemmingsplan 'Plaspoelpolder, 1e algehele herziening' een dubbelbestemming waterstaat – waterkering. Dit is overgenomen in dit bestemmingsplan in artikel 5. Het plangebied ligt deels in de beschermingszone van de regionale waterkering. Bij werkzaamheden in deze zone wordt een vergunning bij het Hoogheemraadschap aangevraagd.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de herontwikkeling van het bedrijventerrein tot een woonwerk gebied.
Grondwater
Voor het aanleggen van de kelder is bemaling nodig. Dit is tijdelijke bemaling om de kelder te kunnen aanleggen. Hier wordt een melding voor ingediend bij het Hoogheemraadschap. Omdat de kelder waterdicht wordt gerealiseerd, is permanente grondwateronttrekking niet nodig.
Het waterschap adviseert een drooglegging van 1,2 meter met een minimum van 1,0 meter en de gemeente eist een drooglegging van 1,3 meter. Het plan voldoet aan deze eisen.
In bijlage 15 (Bureau BOOT, Geohydrologisch onderzoek, d.d. 05-12-2022) is het geohydrologisch onderzoek toegevoegd. In dit onderzoek zijn onder andere de effecten van de parkeergarage op het grondwater beschreven.
Bij een inschatting van de effecten van de parkeergarage op het grondwater zijn de volgende overwegingen gedaan:
- De kelder wordt aangelegd tot een diepte van 3,25 m-mv. Rekening houdend met een vloer is de totale diepte circa 3,5 m-mv (NAP -3,0 m).
- De bodemopbouw bestaat tot 1,5 m-mv uit zand, met een representatieve hoge grondwaterstand van 1,0 m-mv bestaat de onderste 0,5 m uit watervoerend zand.
- Op basis van de grondwaterstanden circa 100 m ten noordwesten van de locatie en het oppervlaktewaterpeil aan de oostzijde van het gebied is de grondwatergradiënt beperkt. Het grondwatergradiënt is hoe 'schuin' het grondwater ligt. Bij een hoge gradiënt stroomt het water sneller en bij een hele lage gradiënt stroomt het water beperkt.
- Gelet op voorgaande wordt verwacht dat de obstructie van grondwater door de kelder minimaal is. Aangezien de grondwatergradiënt (dus grondwaterstroming) zeer beperkt is, is er ook vrijwel geen stroming. Daarom is de obstructie van grondwater minimaal oftewel verwaarloosbaar.
- De kelder wordt waterdicht gerealiseerd om schade te voorkomen.
Waterkwantiteit
Conform de Handreiking watertoets van het Hoogheemraadschap Delfland (2020) geldt als richtlijn voor het watersysteem het 'standstill beginsel'. Dit betekent dat de ontwikkeling niet tot een verslechtering van de waterhuishoudkundige situatie mag leiden en bij voorkeur ook zo wordt ingericht dat schade en overlast bij hevige buien en droogte wordt voorkomen. In de huidige situatie is het plangebied volledig verhard. In de toekomstige situatie zal dan ook geen sprake zijn van een toename aan verharding maar van een afname. Dit is verwerkt in de watersleutel in bijlage 16 (Bureau BOOT, Wateropgave Harbourpark te Rijswijk, d.d. 12-12-2022). Het verhard oppervlakte neemt af met 252 m2.
Figuur 4.21: Verhard en onverhard oppervlakte in de toekomstige situatie (bron: Wateropgave Harbourpark te Rijswijk, Bureau BOOT, d.d. 12-12-22)
Figuur 4.22: Verharding in de huidige situatie (bron: Wateropgave Harbourpark te Rijswijk, Bureau BOOT, d.d. 12-12-22)
Figuur 4.23: Verharding in de toekomstige situatie (bron: Wateropgave Harbourpark te Rijswijk, Bureau BOOT, d.d. 12-12-22)
Wateropgave
Zowel het Hoogheemraadschap Delfland als de gemeente Rijswijk hebben richtlijnen voor de inrichting van klimaatadaptieve bebouwing en openbare ruimte. De gemeente Rijswijk heeft op 24 november 2022 ondertekend voor een vervolg op 'Convenant klimaatadaptief bouwen Zuid-Holland'. Het Hoogheemraadschap Delfland hanteert zijn eigen richtlijnen, de watersleutel.
Er hoeft maar aan een van deze twee richtlijnen te worden voldoen, namelijk deze met de grootste wateropgave.
In bijlage 16 is de wateropgave berekend voor de twee richtlijnen. Met de uitgangspunten uit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen bedraagt de wateropgave 332 m3. Uit de watersleutel bedraagt de bergingsopgave 61,5 m3.
De wateropgave vanuit het 'Convenant Klimaatadaptief Bouwen' is hoger dan de wateropgave die voorkomt uit de watersleutel. Wanneer aan de het Convenant Klimaatadaptief bouwen voldaan wordt, wordt direct voldaan aan de wateropgave volgens de watersleutel.
Er dient binnen het projectgebied voor ten minste 332 m³ aan vasthoudmaatregelen gerealiseerd te worden. Dit wordt voorzien in infiltratiekratten ter plaatse van de groendaken en de daktuin, tegeldragers op de privébalkons en een waterbergend steenwolpakket onder de verharding rondom de toekomstige bebouwing.
De bergingscapaciteit van het dak is 397,2m³ (60% vulling) en voldoet hiermee aan de randvoorwaarde vanuit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen en aan de Watersleutel vanuit het hoogheemraadschap.
Op de daken van de woonblokken en op de daktuin worden infiltratiekratten toegepast. Deze locaties zijn weergegeven in figuur 4.24.
Figuur 4.24: Toekomstige vlakken bovenaanzicht
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied valt gedeeltelijk binnen de beschermingszone van de bestaande regionale waterkeringen. Voor ontwikkelingen in deze zones moet een vergunning op basis van de keur aangevraagd worden. Dit beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid (door faalmechanismen) worden aangetast. Daarnaast is dit nodig om de inspectie, beheer en onderhoud niet te belemmeren. De dubbelbestemming waterstaat – waterkering is in dit bestemmingsplan overgenomen.
De ondergrondse parkeergarage komt buiten het leggerprofiel te liggen. Onderstaand figuur geeft dit weer.
Figuur 4.25: Ligging leggerprofiel en de kelder
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem wordt gebruik gemaakt van duurzame, niet-uitloogbare materialen, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
De beoogde woningen worden aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Conform de Verordening afvoer hemelwater Rijswijk 2022 wordt voor nieuwbouw een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Overig afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.
Verordening afvoer hemelwater Rijswijk 2022
De Verordening afvoer hemelwater Rijswijk 2022 is opgesteld met het oog op het beperken van wateroverlast, het beperken van verdroging en het doelmatig beheer van afvalwater regels te stellen over een verplichte waterbergingscapaciteit bij nieuwbouw. Op basis van de verordening geldt een verplichting tot waterberging bij nieuwbouw en afkoppelen bij functiewijziging. Hemelwater wordt alleen in een openbaar riool of in de openbare ruimte geloosd, als een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden op het betreffende perceel of ander particulier terrein. Hierbij geldt dat de minimale capaciteit van de hemelwaterberging op het perceel 50 liter per m2 bebouwd oppervlak is plus 50% va het onbebouwde oppervlak van het perceel.
De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 100%
beschikbaar is:
- a. binnen een ledigingstijd van 1 tot 2 dagen als het opgevangen hemelwater niet is bedoeld voor hergebruik;
- b. binnen een ledigingstijd van 3 tot 4 dagen als het opgevangen hemelwater is bedoeld voor hergebruik en de hemelwaterberging niet is voorzien van een geautomatiseerd systeem; of
- c. tijdig voor de eerstvolgende bui, als het opgevangen hemelwater is bedoeld voor hergebruik en de hemelwaterberging is voorzien van een geautomatiseerd systeem.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Uit de waterparagraaf blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Wel is een vergunning op basis van de keur nodig voor de activiteiten binnen de beschermingszone van de regionale waterkering.
4.14 Duurzaamheid En Klimaatadaptatie
Toetsingskader
Nationaal klimaatbeleid
Nederland heeft zich verbonden aan verschillende internationale afspraken.
- het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN) uit 1992 is het eerste klimaatverdrag.
- het Kyoto-Protocol uit 1997. Hierin staat dat de emissiereducties van land tot land verschillen en onder elkaar verhandeld kunnen worden.
- VN-klimaattop in Parijs: de Conference of Parties (COP21). Nederland heeft ingestemd met een nieuw VN-klimaatakkoord, dat in 2020 is ingegaan. Doel van het akkoord: de opwarming van de aarde beperken tot ruim onder 2 graden Celsius. Met een duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius.
Nationale doelen voor terugdringen van broeikasgassen
De Klimaatwet stelt vast met hoeveel procent ons land de CO2-uitstoot moet terugdringen. De
Klimaatwet moet burgers en bedrijven zekerheid geven over de klimaatdoelen:
- 49% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990. Om dit doel te halen, hebben de overheid, bedrijven en maatschappelijke organisaties een Klimaatakkoord gesloten. Er staan ook afspraken in die partijen onderling hebben gemaakt.
- 95% minder CO2 -uitstoot in 2050 ten opzichte van 1990.
- De Nederlandse staat moet eind 2020 ten minste 25% minder broeikasgassen uitstoten ten opzichte van 1990 (redactioneel: eind 2020 is 25,4% minder uitstoot behaald).
Klimaatakkoord
In het Klimaatakkoord staan afspraken met 5 sectoren over de maatregelen die deze sectoren de
komende 10 jaar en in de jaren daarna gaan nemen om de klimaatdoelen te halen. Deze sectoren zijn gebouwde omgeving, landbouw en landgebruik, elektriciteit, industrie en mobiliteit. Relevant voor het plan zijn:
- Gebouwde omgeving: In 2050 moeten 7 miljoen woningen en 1 miljoen andere gebouwen van het aardgas af zijn. Dat betekent isoleren en gebruikmaken van duurzame warmte en elektriciteit. Als eerste stap moeten in 2030 de eerste 1,5 miljoen bestaande woningen verduurzaamd zijn.
- Mobiliteit: In 2050 stoot het Nederlands verkeer en alle transport geen schadelijke uitlaatgassen en CO2 meer uit. Verkeer en transport kunnen schoner, én ook slimmer. Zo wordt ook de bereikbaarheid en de toegankelijkheid voor iedereen beter. Dit kan door voertuigen en infrastructuur, zoals wegen, spoor en vaarwater, optimaal te gebruiken. Elektrisch vervoer en aandrijving met duurzame waterstof is daarbij belangrijk.
- Elektriciteit: In 2030 wil Nederland 70% van alle elektriciteit opwekken met windturbines op zee en op land en zonnepanelen op daken en in zonneparken. In 2050 wil Nederland helemaal geen fossiele brandstoffen, zoals aardgas en steenkool, gebruiken. Er is nog veel te doen om dat te bereiken, want in 2018 kwam nog maar 7,2% van alle elektriciteit uit duurzame bronnen. Tegelijk groeit de vraag naar elektriciteit.
Gemeentelijk beleid
Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een duurzaam Rijswijk
Op 1 november 2011 is het duurzaamheidsplan: 'Duurzaamheidsagenda 2020: Op weg naar een
duurzaam Rijswijk' vastgesteld door de raad. In 2020 wil de gemeente Rijswijk een groene, schone en milieuvriendelijke gemeente zijn.
In het duurzaamheidsplan wordt per thema aangegeven wat de ambitie is en wat daarvoor nodig is om het te bereiken. Alle doelstellingen per thema moeten leiden tot een duurzame gemeente, die schoner, groener en milieuvriendelijker is.
Meerjarenactieplan Duurzaamheid 2016
In augustus 2016 stelde het college het Meerjarenactieplan 2016-2018 vast als aanvulling op de eerdere duurzaamheidagenda 2020. Motto: “Duurzaamheid is geen keuze meer”. Duurzaamheid gaat over een aangename leefomgeving en de manieren waarop wij daar samen met onze inwoners, instellingen en bedrijven aan bouwen. Dit meerjarenactieplan dient dan ook als basis voor de dialoog met de omgeving.
Om de duurzaamheidsprestaties te halen ligt de focus op vijf ambities:
- 1. Energieverbruik verminderen:
- Stimuleren energiebesparende maatregelen.
- Stimuleren gebruik van duurzame energie.
- Bevorderen duurzame mobiliteit.
- 2. Biodiversiteit vergroten:
- Zorgen voor meer variatie in het stedelijk groen (openbaar en privé) en rekening houden met de meerwaarde van groen voor vogels, insecten en andere dieren.
- Verbeteren kwaliteit openbaar groen + ontwikkelen stadsnatuur.
- Vergroten/behoud van de kwantiteit van het (openbaar) groen.
- 3. Milieukwaliteit (lucht en geluid) verbeteren:
- Verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving door geluidshinder terugdringen + bijdragen aan een schonere en gezondere lucht.
- Terugdringen van geluidhinder in woningen door geluidreducerende maatregelen aan de bron.
- Luchtkwaliteit verbeteren door vervuilende vrachtauto's uit de stad te weren en schone, zuinige en stille vervoerswijzen te bevorderen.
- 4. Klimaatbestendig maken van de stad:
- Aanpassingen doen in het watersysteem vanuit de gemeentelijke zorgtaken. voor: inzamelen & transport van afvalwater; inzamelen & verwerking van hemelwater en aanpak/voorkomen van problemen met grondwater.
- Samen met het Hoogheemraadschap van Delfland de chemische en ecologische waterkwaliteit verbeteren.
- Zoeken naar ruimte voor water volgens het principe vasthouden-bergen-afvoeren.
- 5. Afvalstromen verminderen:
- Verbeteren van de huishoudelijke afvalscheiding door burgers.
- Te zorgen dat de inzamelvoorzieningen voor omgekeerd-afval-inzamelen op orde, voldoende aanwezig en laagdrempelig zijn.
- Door zwerfafval te voorkomen en op te ruimen.
Duurzaamheid kan gegeroepeerd worden onder drie pijlers:
- 1. Energietransitie
- 2. Klimaatadaptatie
- 3. Circulaire economie
- 1. Energietransitie
De gemeente Rijswijk wil in 2050 energieneutraal zijn en volgt daarmee de landelijke afspraken. Het basisdocument Energietransitie Rijswijk bevat de kaders en uitgangspunten voor de gemeentelijke bijdrage aan de Regionale Energiestrategie. In december 2021 is de gemeentelijke Transitievisie Warmte vastgesteld. Dit is een belangrijke stap op weg naar het behalen van de doelstellingen uit het Nationaal Klimaatakkoord.
In het klimaatakkoord is bepaald dat in 2030 70 procent van alle elektriciteit uit hernieuwde bronnen moet worden gewonnen en in 2050 alle woningen en gebouwen klimaatneutraal moeten zijn. Het betekent onder meer dat de hele gemeente dan aardgasvrij moet zijn. De impact op de samenleving is enorm. Op veel concrete vragen kan op dit moment nog geen antwoord worden gegeven. Wel zijn in het Basisdocument diverse kaders in beeld gebracht, op wettelijk, financieel, juridisch en economisch vlak.
Daarnaast zijn de uitgangspunten bepaald, die de transitie de komende decennia in goede banen
moeten leiden. Kern is dat bij de Rijswijkse energietransitie betaalbaarheid en comfort voor de inwoners voorop staat. Andere uitgangspunten zijn dat de gemeente inwoners intensief betrekt, open en transparant communiceert en nauw samenwerkt met alle relevante partijen. Het basisdocument plaatst de energietransitie in een tijdpad, waarbij vooral is geredeneerd vanuit realisme en haalbaarheid.
Energieprestatie - BENG
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat de vergunningaanvragen vanaf 1 januari 2021 moeten voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD).
- 2. Klimaatadaptatie
Het klimaat verandert. Niet alleen stijgt de zeespiegel, maar extremere weertypen komen steeds vaker voor zoals langdurige droogte of extreme regenval. We werken daarom hard om verdere verandering van het klimaat door de energietransitie te beperken. Tegelijkertijd is het nodig om ons aan te passen aan de versnelde klimaatverandering zodat we schade zoveel mogelijk beperken. Hittestress en droogte zijn onderwerpen die de komende jaren ook onze aandacht behoeven.
Convenant Klimaatadaptief Bouwen
Zuid-Holland wil voorop lopen op het gebied van klimaatadaptief bouwen. In 2018 is het Convenant
Klimaatadaptief Bouwen opgesteld dat ondertekend is door diverse partijen, zoals bouwbedrijven,
gemeenten (waaronder Rijswijk), de provincie, waterschappen, maatschappelijke organisaties, financiers en projectontwikkelaars. Vanuit het convenant wordt gezamenlijk opgetrokken om de Zuid-Hollandse delta zo adaptief mogelijk te maken. Het convenant stimuleert partijen om klimaatadaptief te bouwen en biedt daarvoor allerlei ondersteuning aan. Het doel van het convenant is het verminderen van wateroverlast, droogte, hittestress, bodemdaling en overstromingen en het vergroten van de biodiversiteit bij bouwopgaven.
- 3. Circulaire economie
De Rijksoverheid werkt via het programma 'Nederland Circulair in 2050' aan een volledig circulaire Nederlandse economie. Op weg daar naar toe, wil Nederland in 2030 het gebruik van primaire grondstoffen met 50% reduceren. Het programma bouwt voort op een programma als VANG (Van Afval Naar Grondstof). VANG richt zich op preventie (het voorkomen van afval), afvalscheiding en het terugdringen van restafval bij huishoudens en bedrijven. In 2017 hebben maatschappelijke partners (bedrijven en kennisinstellingen) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) het Grondstoffenakkoord ondertekend. Dit akkoord is gericht op het bereiken van een schaalsprong in de transitie van een lineaire naar een circulaire economie. Daarmee levert het een bijdrage aan het bereiken van de doelstelling van het klimaatakkoord.
Bij circulaire economie gaat het over het hergebruiken van producten en het delen van eigendom. Het efficiënter gebruik maken van wat we al hebben helpt om minder grondstoffen te verbruiken.
De deeleconomie, waar het delen van eigendommen centraal staat, heeft een vlucht genomen. Ook in Rijswijk groeit de deeleconomie (deelscooters, deelauto's). Het delen van eigendommen verbindt mensen en draagt bij aan sociale cohesie.
Onderzoek
Aan de hand van de drie pijlers wordt ingegaan op de maatregelen binnen het plangebied
- 1. Energietransitie (ambitie: energieverbruik verminderen)
Binnen de ontwikkeling zijn kansen op het gebied van energie en verduurzaming. Op het gebied van energie wordt dan ook ingezet op zonnepanelen en een warmte- koude installatie. In deze ontwikkeling wordt voor de warmte- en koude opwekking het SolarEis systeem toegepast (zie Bijlage 18). SolarEis is een gesloten systeem; dit betekent géén boringen en géén thermische vervuiling van de bodem. Het SolarEis systeem combineert voor verwarming en koeling op de meest economische manier de vijf natuurlijke energiebronnen: zon, lucht, aarde, water (en ijs). Om de gestelde doelen van de gemeente Rijswijk optimaal te kunnen realiseren, heeft de ontwikkelaar binnen het thema van klimaatadaptatie dit systeem al in een vroegtijdig stadium geïntegreerd in de plannen. Het systeem biedt de mogelijkheid opgeschaald te worden binnen het hele Havenkwartier.
- 2. Klimaatadaptatie (ambities: : klimaatbestendig maken van de stad, biodiversiteit vergroten, milieukwaliteit (lucht en geluid) verbeteren)
Ingenieursbureau BOOT heeft advies en een maatregelen pakket geadviseerd (d.d. 22-04-2021, Bijlage 20) voor de beoogde ontwikkeling op het gebied van klimaatadaptatie. In dit advies is een aantal varianten uitgewerkt. Uitgangspunt is variant 2: doelmatig. Dit is een optimalisatie van het oorspronkelijke ontwerp, waarin het gebouw ruimte biedt voor diverse klimaatadaptieve maatregelen.
In het ontwerp zijn de volgende maatregelen opgenomen:
- Groen- blauwe daken op woongebouw B en C;
- Groene daken op woongebouwen A en D;
- Een binnentuin incl. waterinfiltratie op de bovenste laag (1e) van de parkeergarage;
- In afstemming met de ecoloog van de gemeente Rijswijk zullen deze daken en de binnentuin worden ingericht met aandacht voor biodiversiteit;
- Op de pocketplaatsen zal openbaar groen worden toegevoegd. Ook dit groen zal in afstemming met de ecoloog van de gemeente Rijswijk worden ingericht met aandacht voor biodiversiteit;
- Voor de materialisatie is gekozen voor lichte kleuren; met een hoger albedo (weerkaatsingseffect) t.b.v. hitte vorming.
- De kopgevel van blok C aan de Handelskade wordt groen uitgevoerd, wederom in samenspraak met de ecoloog van de gemeente Rijswijk.
Het toepassen van duurzaamheid in het bouwplan is in de regels van dit bestemmingsplan verwerkt door middel van specifieke bouwregels (artikel 3.8).
Figuur 4.26: Positie groene daken
- 3. Circulaire economie (ambitie: afvalstromen verminderen)
Binnen de ontwikkeling van Harbourpark wordt het bestaande casco van de Indola Fabriek aan de Klipperstraat behouden en hergebruikt in het ontwerp. Daarnaast gaat de circulaire economie ook over het delen van eigendom. De ontwikkeling draagt bij aan dit aspect door in het mobiliteitsplan gebruik te maken van deelauto's. Daardoor zijn minder eigen auto's nodig. Tot slot wordt in de Indola Fabriek ruimte geboden aan bedrijven die in de maakindustrie werkzaam zijn. Deze sector speelt een belangrijke rol in de circulaire economie.
4.15 Bezonning
Toetsingskader
Bij een nieuwe ontwikkeling moet inzicht gegeven worden in de effecten op de bezonning van en de schaduwwerking op de omliggende (bestaande) panden. Er gelden in Nederland geen formele wettelijke normen en eisen ten aanzien van de bezonning of beschaduwing van bestaande bebouwing. Gemeenten zijn vrij om in ruimtelijke procedures hun eigen eisen te stellen aan de bezonning. In dat kader wordt meestal aangehaakt bij de TNO-normen voor bezonning met daarin twee beoordelingskaders.
De norm houdt in dat de bezonning van de omliggende woningen moet worden bepaald op:
- 19 februari en 21 oktober (lichte norm), 2 bezonningsuren;
- 21 januari en 22 november (strenge norm), 3 bezonningsuren.
Vereist volgens de lichte norm (= minimumnorm) is een bezonningsduur op 19 februari en 21 oktober van ten minste 2 uur. De strenge norm (= streefnorm) vereist een bezonningsduur op 21 januari en 22 november van ten minste 3 uur. De beoordeling vindt plaats in het midden van de vensterbank aan de binnenkant van het raam.
Door de gemeente Rijswijk is voor de hoogbouw (hoogteaccenten) in het Havenkwartier bepaald dat het effect op de omgeving moet voldoen aan de strenge TNO-norm, voor zover deze uitstijgt boven de bouwhoogte van het vigerende bestemmingsplan. Hiertoe wordt getoetst wat de bezonning is op verschillende tijdstippen gedurende de dag op 21 januari.
Onderzoek
Ter voorbereiding op de bestemmingsplanwijziging is een bezonningsstudie uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 21 (Noorman Bouw- en milieuadvies, Nieuwbouwplan Harbourpark te Rijswijk bezonningsstudie, 19 augustus 2022). Doel van de studie is het beoordelen van het effect van de nieuwbouw op de bezonning van de omliggende bestaande woningen. Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van het ontwerp in te voeren in het programma Sketchup en op basis daarvan de bezonning te bepalen. Figuur 4.27 geeft het model weer.
Figuur 4.27: Situatie in het model van de bezonningsstudie
In de bezonningsstudie zijn drie situaties onderzocht:
- 1. Er is onderzocht wat de bezonningsduur is van de omliggende maatgevende woningen voor 21 januari ten gevolge van het maximale bouwvolume met een hoogte die beperkt is tot de maximale bestemmingsplanhoogte/Rijswijkse hoogte (= 20m);
- 2. Er is getoetst aan het bouwplan exclusief de hoogbouw;
- 3. Tot slot is getoetst aan het bouwplan inclusief hoogbouw.
Hierbij is getoetst aan een bezonningsduur van tenminste 3 uur.
Op basis van de uitgevoerde bezonningsstudie kan het volgende worden geconcludeerd:
- De nieuwbouw exclusief de hoogbouw (figuur 4.29) leidt, ten opzichte van het volgens het bestemmingsplan toegestane bouwvolume (figuur 4.28), tot een betere bezonning uitgaande van de strenge bezonningsnorm op 21 januari.
- De nieuwbouw inclusief de hoogbouw (figuur 4.30) leidt niet tot een verslechtering van de bezonning uitgaande van de strenge bezonningsnorm op 21 januari.
Figuur 4.28: Bezonning ten gevolge van de maximale mogelijkheden geldend bestemmingsplan
Figuur 4.29: Bezonning ten gevolge van het bouwplan exclusief de hoogbouw
Figuur 4.30: Bezonning ten gevolge van het bouwplan inclusief de hoogbouw
De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de bezonningsduur van woningen in de omgeving. Dit is weergegeven in onderstaande tabellen.
Conclusie
Het aspect bezonning vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
4.16 Windhinder
Toetsingskader
Windhinder komt vaak voor bij hoge gebouwen. Om het windklimaat ter plaatse van de ontwikkeling inzichtelijk te maken, wordt windhinderonderzoek uitgevoerd. De toetsing hiervan vindt plaats aan de hand van de normstelling uit NEN 8100:2006. In de norm wordt onderscheid gemaakt tussen windhinder en windgevaar. De definitie van windhinder is het ondervinden van hinder door wind. Windgevaar is het optreden van een dergelijk hoge windsnelheid, vaak bij vlagen, waarbij in ernstige mate problemen optreden bij het lopen, zoals evenwichtsverlies, waardoor het onmogelijk wordt zich staande te houden of zich lopend voort te bewegen. Windgevaar vindt vooral tijdens vlagen plaats. Er wordt aangenomen dat windgevaar optreedt als de uurgemiddelde lokale windsnelheid meer dan 15 m/s bedraagt. NEN 8100:2006 geeft een indeling voor windhinder naar kwaliteitsklassen.
Deze indeling is terug te vinden in figuur 4.31. Aan de hand van de kans op overschrijding van de grenswaarde voor windhinder wordt bepaald in welke klasse een locatie valt. Afhankelijk van het gebruiksdoel van de locatie wordt een bepaalde klasse gekarakteriseerd als goed, matig of slecht.
Figuur 4.31: Classificering van het lokale windklimaat voor windhinder
Als richtwaarden voor het windklimaat wordt het volgende aangehouden:
- Op locaties met voor voetgangers een verkeersfunctie dient windhinder bij voorkeur klasse A, B of C te zijn. Klasse D biedt een matig niveau. Klasse E biedt een slecht niveau en dient vermeden te worden.
- Op locaties die gezien kunnen worden als verblijfsgebied voor voetgangers, bijvoorbeeld een winkelstraat of park dient windhinder bij voorkeur klasse A of B te zijn. Klasse C biedt een matig niveau en klassen D en E bieden een slecht niveau. Deze twee hoogste klassen dienen op deze locaties vermeden te worden.
- Ter plaatse van gebouwentrees dient bij voorkeur klasse A behaald te worden. Klasse B biedt een matig niveau. Klassen C, D en E bieden een slecht niveau en dienen vermeden te worden op deze locaties.
- Windgevaar dient bij voorkeur voorkomen te worden. Een beperkt risico kan lokaal geaccepteerd worden
Normstelling Havenkwartier
In het ontwikkelkader Havenkwartier is bepaald dat een basiskwaliteit qua windhinder wenselijk, waarbij in het overgrote gedeelte van het gebied ‘doorlopen’ en ‘slenteren’ goed tot matig wordt gewaardeerd volgens de normstelling NEN 8100:2006.
Onderzoek
Voor de ontwikkeling Harbourpark is een windhinderonderzoek uitgevoerd door Actiflow. Dit is opgenomen in bijlage 22 (Havenkwartier te Rijswijk, CFD-studie windhinder en windgevaar in de openbare en private buitenruimten, 28-07-2021). Dit onderzoek is door middel van een computer modellering uitgevoerd.
Figuur 4.32: Weergave model plangebied
Uit dit onderzoek komt het volgende naar voren:
- a. De windcondities in het plangebied worden overwegend gekenmerkt door windhinderklassen A en B. Deze condities zijn geschikt voor het uitvoeren van de beschouwde voetgangersactiviteiten (doorlopen, slenteren en langdurig zitten);
- b. In de centraal gelegen binnenplaats gelden windcondities overwegend gekenmerkt door windhinderklassen A en B. Echter, rondom de hoek van Blok A treedt een zone op met windhinderklassen C en D. Afhankelijk van de gewenste activiteit in de binnenplaats zullen aanvullende maatregelen moeten worden genomen. De maatregel voor deze locatie is extra vegetatie tot een hoogte van 1,5 tot 2 meter plaatsen;
- c. De windcondities op de private buitenruimten zijn overwegend geschikt om te zitten met enkele uitzondering voor de hoekbalkons in Blok A en D, en het dakterras. Op deze locaties wordt een aanvullende maatregel genomen, omdat hier een zittende functie wordt verwacht. Deze maatregel betreft het plaatsen van een transparant scheidingselement.
- d. In en rondom het plangebied geldt geen risico op windgevaar.
In het plangebied kan een goed windklimaat worden gerealiseerd als de hierboven beschreven en aanbevolen maatregelen uitgevoerd worden. Dit gaat om het toevoegen van extra vegetatie van 1,5 tot 2 meter op de binnenplaats, het realiseren van een transparant scheidingselement bij de hoekbalkons bij blok A en het verhogen van de ballustrades van 1,0 meter naar 1,5 meter op de hoekbalkons van blok D en het dakterras van blok A. Deze maatregelen zijn mogelijk binnen de regels van dit bestemmingsplan en zijn dan ook in het ontwerp opgenomen. Hiermee wordt voorzien in een goed windklimaat. De maatregelen zijn tevens geborgd in artikel 3.4.
Conclusie
Het aspect windhinder vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Planvorm
Dit bestemmingsplan vormt het planologische kader voor de ontwikkeling van Harbourpark. Voor de individuele ontwikkelingen binnen het Havenkwartier worden in principe zelfstandige bestemmingsplannen, met een volledige set regels, opgesteld. Uit oogpunt van uniformiteit met andere recent vastgestelde bestemmingsplannen en praktische overwegingen (toetsing bouwaanvragen) is voor dit bestemmingsplan gekozen voor een vrij traditionele en gedetailleerde bestemmingsregeling (samenspel van verbeelding en regels). Dit biedt ook maximale duidelijkheid en rechtszekerheid. In dit hoofdstuk wordt de juridische regeling uitgelegd.
5.1.1 Verbeelding en regels
Het bestemmingsplan 'Harbourpark' bestaat uit een verbeelding van de (dubbel)bestemmingen en de daaraan verbonden regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. Bij de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen.
Bij het opstellen van de verbeelding en de regels is uitgegaan van de door het Rijk ontwikkelde DURP-standaarden (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen). Dat wil zeggen dat een vaste indeling van verbeelding en regels is aangehouden en dat de verbeelding getekend is op een wijze zodat deze eenvoudig geschikt te maken is voor digitale toepassingen en uitwisseling met andere instanties (conform Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP)). Verder is qua opzet aangesloten bij recente bestemmingsplannen van de gemeente Rijswijk.
5.1.2 Bestemmingsvlakken en bouwvlak
In het plan is het toegestane gebruik van de gronden bepaald. Het bestemmingsplan heeft één hoofdbestemming, namelijk 'Gemengd'. Het gehele plangebied heeft deze bestemming.
In de regels is bepaald welke gebruiksmogelijkheden hiervoor gelden. Bij de opzet van dit bestemmingplan is gekozen voor een gedetailleerde bestemmingsregeling. Op de plankaart is het bouwvlak aangegeven. Binnen dit gebied mag gebouwd worden. Daarbij is voor de diverse bouwdelen aangegeven welke bouwhoogte is toegestaan. Hiertoe is gebruik gemaakt van hoogtescheidingslijnen. Verder is onder andere gebruik gemaakt van specifieke aanduidingen, zoals overkragingen.
5.1.3 Aanduidingen
Binnen de bestemmingen zijn enkele specifieke of afwijkende gebruiksmogelijkheden opgenomen door een functieaanduiding op de verbeelding. In de regels is bepaald wat er is toegestaan ter plaatse van de desbetreffende aanduiding.
5.2 Opbouw Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- inleidende regels (hoofdstuk 1);
- bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
- algemene regels (hoofdstuk 3);
- overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemming.
5.2.1 Inleidende regels
De regels van een bestemmingsplan beginnen met Inleidende regels. Dit betreft een verklaring van de begrippen en een uitleg van de wijze van meten.
Artikel 1 Begrippen
De begrippen die in het bestemmingsplan gebruikt worden zijn in dit artikel gedefinieerd. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel maakt duidelijk hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken worden gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard.
5.3 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels geven aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden in een gebied gelden. Voor dit bestemmingsplan geldt één enkelbestemming: Gemengd.
Er is gekozen voor de bestemming Gemengd om aan te sluiten bij het beoogde gemengde karakter van het Havenkwartier zoals bepaald in het Ontwikkelkader. Het plangebied wordt als onderdeel van de transformatie van het Havenkwartier ontwikkeld naar een dynamisch, gemengd en levendig woon-werkgebied. Daarom is gekozen voor de bestemming Gemengd. Binnen deze bestemming zijn diverse functies mogelijk.
Wonen:
Op het plangebied ligt de aanduiding 'Wonen'. Daarmee is geregeld dat binnen het plangebied (gestapelde) woningen toegestaan zijn. In artikel 3.9.1 (Specifieke gebruiksregels) is opgenomen dat de woningen niet op de begane grond gerealiseerd mogen worden, met uitzondering van de zijde aan de Handelskade. Hier zijn ook woningen op de begane grond toegestaan. Verder is geborgd dat maximaal 301 woningen toegestaan zijn.
In de woningen mogen ook beroepen-aan-huis worden uitgeoefend. Het uitgangspunt hierbij is dat dit ondergeschikt is aan het wonen en dat het geen afbreuk doet aan een goed woon- en leefklimaat. Ook moet het beroep worden uitgeoefend door degene die in de woning woont, mag er geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden en is detailhandel uitsluitend toegestaan in de vorm van internethandel.
Op de verbeelding zijn verschillende bouwhoogtes opgenomen die overeenkomen met het beoogde bouwplan. Deze bouwhoogtes mogen met 3 meter worden overschreden door installaties mits deze zijn mee ontworpen in het bouwplan. Dit valt onder ondergeschikte bouwdelen.
Niet-woonfuncties
Op basis van deze bestemming zijn binnen het plangebied niet-woonfuncties toegestaan. Tot niet-woonfuncties worden beschouwd:
- bedrijven geschikt voor functiemenging;
- dienstverlening;
- maatschappelijke voorzieningen;
- sportvoorzieningen;
- ondergeschikte detailhandel;
- ondergeschikte horeca;
- kleinschalige zelfstandige kantoren.
Op basis van deze bestemming zijn binnen het plangebied ook niet-woonfuncties toegestaan en gewenst vanwege de eerder beschreven gewenste levendigheid aan de straatzijde. Het gaat hier om dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen, kleinschalige zelfstandige kantoren en ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca. Middels de aanduidingen 'bedrijf' en 'specifieke vorm van gemengd - voorzieningen' zijn de locaties voor de diverse voorzieningen bepaald.
In de regels is vastgelegd dat de oppervlakte aan ondergeschikte horeca niet meer mag bedragen dan 500 m2 bruto vloeroppervlakte. Ten aanzien van de functie kantoor geldt dat ten hoogste 1 zelfstandige kantoorruimte is toegestaan met een maximum van 1.000 m2. Voor maatschappelijke voorzieningen is een minimum oppervlakte opgenomen van 200 m2.
Bedrijven die geschikt zijn voor functiemenging (met wonen) zijn ook toegestaan. In plaats van het benoemen van bedrijfscategorieën zijn in de regels de normen benoemd (artikel 3.9.4). Daarmee kunnen bedrijven geschikt voor functiemenging zich vestigen. Hier zijn geluid- en trillingsnormen voor opgenomen, om aan te geven welke bedrijven passend zijn direct gelegen onder woningen. Op deze manier kan een levendig gemengd werk- en woongebied worden gerealiseerd. Er wordt daarmee niet gewerkt met een bedrijvenlijst. Als een bedrijf zich vestigt, moet aangetoond worden dat voldaan kan worden aan de bepalingen uit deze regeling. Het gaat hier om bepalingen die waarborgen dat er geen sprake is van aantasting van het woon- en leefklimaat van de woningen. Daarnaast bevat dit artikel een lid waarmee kan worden afgeweken van de normen en getoetst kan worden aan het op het moment van aanvragen van de omgevingsvergunning geldende wet- en regelgeving. Zo kan wanneer onder de Omgevingswet soepelere normen gelden, aan deze normen worden getoetst.
De niet-woonfuncties zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond en de eerste verdieping. Voor het bouwdeel ter hoogte van de pocketplaats langs de Nijverheidsstraat geldt dat niet-woonfuncties ook op de tweede verdieping zijn toegestaan. Dit is weergegeven in figuur 2.10 in paragraaf 2.2.3.
Het zou kunnen voorkomen dat de bedrijven niet gevuld worden. Er geldt dat een inspanning moet worden verricht om de ruimte met bedrijvigheid te vullen. Indien dit niet lukt, kan door het college worden afgeweken, mits de invulling binnen drie jaar niet marktconform lukt en dit middels onderzoek aangetoond is. Dit is geborgd in artikel 3.10.1.
Tevens zijn er voortvloeiend uit de sectorale toetsing in hoofdstuk 4 enkele specifieke bepalingen opgenomen.
In artikel 3.3 is de voorwaardelijke verplichting voor geluid opgenomen. Deze regel bepaalt dat een dove gevel wordt gerealiseerd op basis van de Wet geluidhinder of andere bouwkundige maatregelen die aan de dan geldende geluidwetgeving voldoen. Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen waarmee meer flexibiliteit is aangebracht voor de toetsing onder de Wet geluidhinder. Hiermee biedt het plan flexibiliteit en maatwerk richting de komst van de Omgevingswet, maar kan ten allen tijde een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden.
In artikel 3.4 zijn de maatregelen ten aanzien van wind geborgd. In deze voorwaardelijke verplichting wordt verwezen naar de maatregelen die genoemd worden in paragraaf 4.16, zodat een goed windklimaat kan worden gegarandeerd.
In artikel 3.5 is de voorwaardelijke verplichting opgenomen over autoparkeren en fietsparkeren. Met deze regeling wordt geborgd dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voldaan moet worden aan de geldende parkeernormen. Hiermee wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. In dit bestemmingsplan zijn de gebiedsnormen opgenomen zoals deze zijn vastgesteld voor het hele Havenkwartier in het ontwikkelkader van het Havenkwartier. Voor de beoogde ontwikkeling is een parkeerbalans opgesteld op basis van de functies die mogelijk gemaakt worden in het bestemmingsplan. Hiermee is aangetoond dat wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
Om te borgen dat voldoende laad- en losplekken worden gerealiseerd, is in artikel 3.6 een voorwaardelijke verplichting opgenomen zodat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning hieraan getoetst wordt.
Om in het plan duurzaam bouwen te borgen, zijn in artikel 3.8 regels opgenomen over natuurinclusiviteit en klimaatadaptatie. Hiermee kunnen op deze punten nadere eisen worden gesteld aan het gebouw.
In de gebruiksregels is in artikel 3.9.3 geborgd dat het gebouw wordt voorzien van een afsluitbare mechanische ventilatie, ter bescherming van de blootstelling aan toxische gassen bij calamiteiten. Dit wordt geregeld om een veilige woonomgeving te kunnen garanderen.
Bouwregels
Voor het plangebied gelden verschillende bouwregels (in samenhang met aanduidingen op de verbeelding) afgestemd op het bouwplan zoals beschreven in hoofdstuk 2. Het betreft hier regels die de ruimtelijke kwaliteit van het beoogde bouwplan dat past binnen het Ontwikkelkader borgen. Het betreft hier bijvoorbeeld de differentiatie in bouwhoogten.
Artikel 4 Waarde - Archeologie
Bouw- en grondwerkzaamheden zijn uitsluitend toegestaan wanneer (verkennend) archeologisch onderzoek is uitgevoerd waaruit blijkt dat er geen archeologische waarden worden geschaad. Er is een beperkt aantal uitzonderingen op deze regeling, onder andere voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan 0,6 meter. Werkzaamheden die kunnen worden aangemerkt als regulier beheer en onderhoud zijn in ieder geval van deze verplichting gevrijwaard.
Artikel 5 Waterstaat - Waterkering
Om het beheer van de regionale waterkering te bescherming is deze dubbelbestemming opgenomen. Deze gronden zijn primair bestemd voor de waterhuishouding, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Voor de onderliggende bestemming geldt hetgeen bij de betreffende bestemmingsbepaling aan de orde is gekomen. Bouwen ten behoeve van die onderliggende functies is alleen toegestaan indien de belangen van de waterkering zich daar niet tegen verzetten.
5.4 Algemene Regels
In de algemene regels worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moet worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Artikel 7 Algemene bouwregels
Dit artikel bevat de bepaling 'Overschrijding bouwgrenzen'. Dit is een regeling voor beperkte en ondergeschikte overschrijding van de grenzen van bouwgrenzen en bouwhoogten. Zo mogen bijvoorbeeld balkons het bouwvlak met maximaal 2 meter overschrijden. Dit is opgenomen om de balkons aan de Handelskade en de Nijverheidsstraat mogelijk te maken die een diepte van 1,85 meter hebben. Daarnaast zijn liftschachten tot 3 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte toegestaan en ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden.
Tot slot is in de bepaling Ondergronds bouwen opgenomen dat ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 meter onder peil. Hiermee is een één-laagse parkeerkelder mogelijk.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat bepalingen omtrent het strijdig gebruik van gronden en bouwwerken.
In de algemene gebruiksregels is aangegeven dat onder een strijdig gebruik in elk geval wordt gerekend het gebruik voor het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen en het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan. Ook het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan en het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens is aangemerkt als strijdig gebruik. tot slot is het opslaan van vuurwerk en/of andere gevaarlijke stoffen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (artikel 1 onder g) niet toegestaan.
Ook het verboden om vrijstaande bijgebouwen te gebruiken voor bewoning en om bouwwerken als seksinrichting te gebruiken.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te kunnen wijken van de regels die gelden voor 'Gemengd' in het plan. Dit is een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen, bij een omgevingsvergunning, beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te kunnen maken. Onderdeel hiervan is dat het mogelijk is om af te wijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder oppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen), eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, waarbij gebouwen maximaal 3 m mogen worden verhoogd. Deze regel geeft flexibiliteit aan de uitwerking van het gebouw. Bij afwijkingen die binnen deze regel vallen hoeft dan geen uitgebreide omgevingsvergunningprocedure te worden doorlopen.
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik, dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Dit is toegestaan onder de voorwaarde dat dit bouwwerk of gebruik al aanwezig was op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan of wanneer het gebouwd kan worden door middel van een omgevingsvergunning. In lid 10.1 is de in artikel 3.2.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In lid 10.2 is de in artikel 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
Artikel 11 Slotregel
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam wordt het bestemmingsplan aangehaald. Dit betreft de citeertitel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Kostenverhaal
De bouw van één of meer woningen wordt aangemerkt als een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening. Indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht een exploitatieplan op te stellen, tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Dit kan via een anterieure overeenkomst met de eigenaar van de ontwikkeling.
Voor de ontwikkeling van het project is op 15 juli 2022 door de gemeente met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten op waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd, inclusief kostenverhaal.
Financiële uitvoerbaarheid
De economische haalbaarheid is gewaarborgd doordat de ontwikkelaar de bouwkosten zowel bij uitvoerende partijen als met een bouwkostenadviseur heeft getoetst en de opbrengsten op basis van een uitgebreide marktanalyse met lokaal bekende makelaars is onderbouwd. Daarnaast lopen gesprekken met een aantal grote institutionele beleggers over afname van het project.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de verschillende overlegpartners. De ingekomen reacties zijn toegevoegd in bijlage 23. In deze paragraaf zijn de vooroverlegreacties samengevat en van beantwoording voorzien.
Wettelijke overlegpartner | Reactie kort samengevat | Beantwoording | |
Veiligheidsregio Haaglanden Algemeen | Alle locaties Het plangebied ligt in de nabijheid van een vuurwerkopslag (Rijswijkse Vuurwerkhal) Transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A4, A13 en knooppunt Ypenburg 1. Ontwikkeling 'UrbanParks' valt binnen de veiligheidscontour van de vuurwerkhal en is daarom onder de huidige vergunning van de hal niet toegestaan. Volgens artikel 4.2 van het Vuurwerkbesluit kan het bevoegd gezag een kleinere contour vaststellen als aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. AVIV heeft een notitie opgesteld waarin wordt geconcludeerd dat het bevoegd gezag een kleinere contour zou kunnen vaststellen. Daarnaast is gesteld dat het uiteindelijk aan het bevoegd gezag is of de aanwezigheid van een vuurwerkopslag met het oog op de gehele gebiedsontwikkeling in het Havenkwartier verstandig en wenselijk is. De VRH adviseert, met het oog op de gehele gebiedsontwikkeling van het Havenkwartier en de verdichting die als gevolg hiervan zal plaatsvinden, de vuurwerkopslag aan de Koopmansstraat 5A voor de ingebruikname van de panden 'UrbanParks' en 'Havenmeester' weg te nemen. 2. In de plannen worden verschillende functies gemengd. Hier zijn veiligheidsrisico's aan verbonden. Hierbij gaat het met name om de combinatie van (milieubelastende) bedrijven, woningen, maatschappelijke voorzieningen en vitale infrastructuur in het gebied. De Veiligheidsregio adviseert om dit in ogenschouw te nemen. 3. Aan de energietransitie zitten risico's verbonden (– nieuwe vormen van energiewinning, -opslag en -transport). Geadviseerd wordt om de VRH te betrekken bij nieuwe ontwikkelingen die zich voordoen binnen het Havenkwartier, maar ook daarbuiten. 4. Er zijn contactpersonen/gegevens doorgegeven om specifieke veiligheidsaspecten af te stemmen. | 1. In het kader van het bestemmingsplan Urban Parks is de aanvraag voor de verkleining van de veiligheidscontour ingediend. 2. De gemeente maakt graag gebruik van het aanbod van de Veiligheidsregio om samen op te trekken bij de inrichting van de fysieke leefomgeving en bij nieuwe initiatieven. 3. Bij ontwikkelingen in en buiten het Havenkwartier betrekt de gemeente de Veiligheidsregio om na te denken over een veilige energietransitie. 4. Bedankt voor de contactgegevens. Specifieke uitwerkingen voor de planvorming kunnen in het kader van de Omgevingsaanvraag afgestemd worden met de betreffende medewerkers. Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan | |
Provincie Zuid-Holland E-formulier | Geen reactie. Voldoet aan provinciaal beleid. Gebaseerd op ingevuld E-formulier. | Geen op- of aanmerkingen Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan | |
Provincie Zuid-Holland | Algemeen Een aantal begrippen zijn niet goed gedefinieerd of afgebakend: Detailhandel Ondergeschikte detailhandel Detailhandel is niet toegestaan. De provincie adviseert te kijken naar PZH beleid (6.13 lid 3 C). Een gemakswinkel tot 200m2 zou mogelijk wel kunnen. Er dient een compensatieplan voor het verdwijnen van de bedrijfsbestemmingen te worden opgesteld voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd kan worden. Bestemmingsplan Harbourpark Deze locatie is onderdeel van het Woon-werkakkoord. Hiervoor geldt dat er een compensatieplan moet liggen voor het gehele gebied. Dit ligt er niet. Er wordt onterecht geconcludeerd dat geen compensatie nodig is. De bedoeling is dat er een compensatieplan komt voor het gehele gebied. | 1. Er is een definitie opgenomen voor ondergeschikte detailhandel als begrip 1.34 in hoofdstuk 1 van de regels. Binnen het plangebied is geen detailhandel toegestaan. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan het provinciaal beleid. 2. Er is afgesproken met de provincie (EZ) dat de bestemmingsplannen Harbourpark, Burgemeester Elsenlaan 325 (De Havenmeester) en Burgemeester Elsenlaan 329 (UrbanParks) ter inzage gelegd mogen worden voordat een compensatieplan is vastgesteld. Binnen Harbourpark is 450 m² in gebruik als milieucategorie 3.1. We compenseren meer. Er komt een oppervlakte van minstens 2.700 m2 bedrijven terug in het nieuwe plan. 3. Met de provincie is afgesproken dat de bestemmingsplannen Harbourpark, De Havenmeester en UrbanParks afgerond mogen worden vooruitlopend op het compensatieplan. Deze reactie heeft geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan: Het begrip ondergeschikte detailhandel is opgenomen in artikel 1.34 In de toelichting in paragraaf 3.2.2. is de tekst met betrekking tot de compensatieregeling verduidelijkt. | |
GGD | Algemeen Het Havenkwartier ontwikkelt zich met veel verharde oppervlakten. De transformatie naar woonwerkgebied, met name de bestemming wonen, maakt een sterk groenprogramma noodzakelijk. De GGD mist groen in de openbare ruimte, bomen met schaduw, groene ontmoetingsplaatsen, een park of groen vlak, groen dat openbaar toegankelijk is. Voeg waar mogelijk groene daken toe, deze bieden tot 30% hemelwaterberging en verkoeling. Ook drijvend groen is in het Havenkwartier mogelijk, en geeft bovendien boven het wateroppervlak een akoestische verbetering. De GGD adviseert om groene daken en drijvend groen toe te voegen. Daarnaast adviseert de GGD om een buitenruimte te creëren met een diversiteit aan schaduw en zon. Havenkwartier krijgt een straatbeeld met weinig auto's, een lage parkeernorm en veel ruimte voor de fiets, voetgangers en OV. Geadviseerd wordt om naast het centraal parkeren van zowel de auto als de fiets ook in de directe omgeving van en in de woonblokken voldoende capaciteit te realiseren voor het stallen en (kort) parkeren van fietsen, scootmobiels en elektrisch laden. Door de opstelling van de gebouwen neemt de kans op windhinder toe. Rond de bouwblokken en ook in de binnenplaats van Harbourpark wordt windhinderklasse B of windgevaar klasse D verwacht. Geadviseerd wordt om de plek, vorm of hoogte van de gebouwen te heroverwegen om extra maatregelen (zoals windschermen) te voorkomen. Wij verwachten dat de balkons geen meerwaarde hebben in geluid- en windhinder zones. We achten het waarschijnlijk dat bij een integrale analyse de kans op windgevaar groter blijkt dan nu berekend (statistisch windhinder onderzoek) GGD geeft aan dat haar kennis over de relatie tussen gezondheid en de leefomgeving van toegevoegde waarde is voor de uiteindelijke vaststelling van deze bestemmingsplannen. Graag worden ze actief betrokken bij de verdere uitwerking hiervan. Bestemmingsplan Harbourpark Voor het plan Harbourpark wordt op meerdere verdiepingen en gevels de grenswaarde van 48 dB overschreden. De berekende geluidbelasting bedraagt ten hoogste 57 dB. Voor deze woningen dienen hogere waarden te worden aangevraagd. Vanaf de 9e verdieping van de zuidoostgevel van blok A en vanaf de 4e verdieping van de noordoostgevel van blok B wordt de maximaal toelaatbare geluidbelasting van 53 dB inclusief wettelijke aftrek vanwege de Rijksweg A4 overschreden. Deze gevels dienen op basis van de Wet geluidhinder als “dove gevel” te worden uitgevoerd. Onder de Omgevingswet kunnen hiervoor andere eisen gelden. Wij adviseren herindeling te onderzoeken of een nieuw ontwerp te maken waarbij maximaal rekening wordt gehouden met geluidoverlast. Wij adviseren een stille aangename zijde te realiseren met een gevelbelasting van maximaal 50dB overdag en 40dB in de nacht met uitzicht op groen. Wij raden het af om dove gevels te realiseren. | 1. In het ontwikkelkader van het Havenkwartier is ook de visie op de openbare ruimte toegelicht. In de Leefbaarheidsrapportage die is toegevoegd is onder andere verantwoord hoeveel openbare ruimte, groen, bomen worden toegevoegd bij realisatie van het Havenkwartier. Hierin staat dat de oppervlakte van water en groen toeneemt. In paragraaf 2.2.1. van de toelichting is een verwijzing naar de leefbaarheidseffectrapportage toegevoegd. Daarnaast is er veel openbaar groen in de omgeving: de begraafplaats, Elsenburgerbos, Vlietzone. 2.Het advies van de GGD ten aanzien van parkeren wordt meegenomen in de uitwerking van de plannen. In de regels van het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting voor (fiets)parkeren opgenomen in artikel 3.5. Bij de omgevingsvergunning voor bouwen wordt opnieuw getoetst aan het gemeentelijk (fiets)parkeerbeleid. Er wordt hiermee in voldoende (fiets)parkeergelegenheid voorzien. 3. Per bestemmingsplan is een windhinder onderzoek uitgevoerd. Met de eventueel te nemen maatregelen wordt een comfortabel windklimaat gerealiseerd. In artikel 3.4 van de regels wordt verwezen naar uitvoering van de maatregelen uit het windonderzoek. We hebben het advies van de GGD om een integraal windonderzoek uit te voeren, 24 januari 2023 met de GGD besproken. We kunnen de uitkomst hiervan lastminute toevoegen. 4. We betrekken de GGD bij de verdere uitwerking van de plannen. Geluid Voor alle plannen geldt dat hoewel er sprake is van een forse gevelbelasting vanwege geluid, dit aanvaardbaar wordt geacht gelet op de wens om het bedrijventerrein te transformeren naar een gemengd gebied waarmee kan worden bijgedragen aan de woningbouwopgave. Er zal sprake zijn van een stedelijk woonklimaat. In alle plannen worden voorzieningen getroffen om het woon- en leefklimaat te verbeteren. 5. Het bouwplan kan onder de Omgevingswet gerealiseerd worden met een beter woon- en leefklimaat. Op het moment dat de omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen wordt ingediend, zal naar verwachting de Omgevingswet gelden. Onder de normen uit de Omgevingswet hoeven de gevels niet meer “doof” te worden uitgevoerd, wat de voorkeur heeft , maar kunnen andere bouwkundige maatregelen genomen worden. De omgevingswet vormt na inwerkingtreding het toetsingskader. Als de Omgevingswet op 1 januari 2024 niet inwerking is getreden moeten de woningen voldoen aan de Wet geluidhinder. Het bestemmingsplan verwijst naar de geldende wetgeving op moment van de aanvraag omgevingsvergunning. Het ontwerp van de gebouwen is zorgvuldig tot stand gekomen en is passend in het Beeldkwaliteitsplan voor het Havenkwartier. Deze reactie heeft geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan: Verwijzing naar de leefbaarheidsrapportage opgenomen in paragraaf 2.2.1. Regels fietsparkeren opgenomen in artikel 3.5 In artikel 3.4 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ten aanzien van de maatregelen uit het windhinderonderzoek | |
Rijkswaterstaat | De locaties van alle drie de plannen liggen op ruime afstand van de rijksweg A4. Wel is sprake van overschrijdingen van de standaardwaarde (50dB) en grenswaarden (60 dB). Hier wordt rekening mee gehouden door bepaalde gevels als een niet-geluidgevoelige gevel met bouwkundige maatregelen uit te voeren. Rijkswaterstaat concludeert dat de rijksweg geen belemmering vormt voor de plannen en de plannen geen nadelig effect hebben op de snelweg ten aanzien van geluid, luchtkwaliteit en verkeer. | Geen op- of aanmerkingen Deze reactie heeft niet geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan. | |
Hoogheemraadschap van Delfland | Grondwater 1. Het Hoogheemraadschap verzoekt te beschrijven welk effect de ontwikkeling op het grondwater heeft, gelet op de ondergrondse parkeergarage. Indien de parkeergarage dieper ligt dan de hoogste grondwaterstand, wordt geadviseerd waterdicht te bouwen om grondwateroverlast te voorkomen. Waterkwantiteit 2. Het Hoogheemraadschap verzoekt de huidige en toekomstige verharding inzichtelijk te maken. Daarnaast dient de watersleutel te worden ingevuld. 3. Er wordt verzocht de hoeveelheid en bergingscapaciteit van de infiltratiekratten inzichtelijk te maken. Dit ook in relatie tot de watersleutel en het Convenant Klimaatadaptief Bouwen Toelichting 4. In de toelichting is aangegeven dat Delfland verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer in het plangebied. Dit is onjuist verwoord. Graag de zin vervangen door “Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland.”. | 1. In de toelichting is in paragraaf 4.13 de volgende tekst opgenomen: In bijlage 3 (Bureau BOOT, Geohydrologisch onderzoek, d.d. 05-12-2022) is het geohydrologisch onderzoek toegevoegd. In dit onderzoek zijn onder andere de effecten van de parkeergarage op het grondwater beschreven. Bij een inschatting van de effecten van de parkeergarage op het grondwater zijn de volgende overwegingen gedaan: De kelder wordt aangelegd tot een diepte van 3,25 m-mv. Rekening houdend met een vloer is de totale diepte circa 3,5 m-mv (NAP -3,0 m). De bodemopbouw bestaat tot 1,5 m-mv uit zand, met een representatieve hoge grondwaterstand van 1,0 m-mv bestaat de onderste 0,5 m uit watervoerend zand. Op basis van de grondwaterstanden circa 100 m ten noordwesten van de locatie en het oppervlaktewaterpeil aan de oostzijde van het gebied is de grondwatergradiënt beperkt. Het grondwatergradiënt is hoe 'schuin' het grondwater ligt. Bij een hoge gradiënt stroomt het water sneller en bij een hele lage gradiënt stroomt het water beperkt. Gelet op voorgaande wordt verwacht dat de obstructie van grondwater door de kelder minimaal is. Aangezien de grondwatergradiënt (dus grondwaterstroming) zeer beperkt is, is er ook vrijwel geen stroming. Daarom is de obstructie van grondwater minimaal oftewel verwaarloosbaar. De kelder wordt waterdicht gerealiseerd om schade te voorkomen. 2. De watersleutel is ingevuld en aan het bestemmingsplan toegevoegd in bijlage 4. Een verwijzing naar de watersleutel is opgenomen in paragraaf 4.13. Het verhard oppervlakte neemt af met 252 m2. 3. Er is in paragraaf 4.13 inzichtelijk gemaakt wat de hoeveelheid en de bergingscapaciteit van de infiltratiekratten is. De daken, daktuinen en privéterrassen hebben voldoende capaciteit, na het aanbrengen van waterbergende kratten, om aan de wateropgave te voldoen. De bergingscapaciteit van het dak is 397,2 m³ (60% vulling) en voldoet hiermee aan de randvoorwaarde vanuit het Convenant Klimaatadaptief Bouwen en aan de Watersleutel vanuit het hoogheemraadschap. 4. De zin is aangepast in de toelichting in paragraaf 4.13. Deze reactie heeft geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan: Verwijzing naar de bijlage 3 Geohydrologisch onderzoek opgenomen in paragraaf 4.13 De watersleutel is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting. Paragraaf 4.13 is aangevuld met een passage over de bergingscapaciteit en enkele tekstuele opmerkingen zijn verwerkt. | |
Gasunie | De plannen zijn gelegen buiten de 1% letaliteitsgrens van onze aardgastranstransportleiding(en). Gasunie heeft derhalve geen opmerkingen. | Geen op- of aanmerkingen | |
Dunea | In de gebieden liggen geen transportleidingen van Dunea. Dunea heeft derhalve geen op- of aanmerkingen op deze plannen. | Geen op- of aanmerkingen. | |
Omgevingsdienst Haaglanden | Geluid Ten behoeve van een gebiedstransformatie en de ontwikkeling van woningen binnen het plan Harbourpark aan de Handelskade te Rijswijk is door Noorman Hendriks Partners BV de akoestische rapportage “Nieuwbouw plan Harbourpark te Rijswijk” d.d. 13 november 2021 met kenmerk 22110115.R01 opgesteld. Deze rapportage is door ODH op 19 oktober 2022 technisch niet geheel akkoord bevonden. Ten behoeve van het onderdeel Bedrijven en milieuzonering is door Peutz het akoestisch rapport “Woningbouw Havenkwartier Rijswijk” 1e concept d.d. 28 juli 2022 met kenmerk O 16754-5-RA opgesteld voor de gebiedstransformatie. Dit rapport is nog niet definitief en is door ODH op 15 september beoordeeld en niet akkoord bevonden. Overleg hierover heeft inmiddels plaatsgevonden. Externe veiligheid ODH verzoekt om het routeringsbesluit van de nabij gelegen transportroute te wijzigen. De parkeergarage moet voldoen aan de daarvoor geldende normen zoals zijn opgenomen Afdeling 5.4 van het Bouwbesluit 2012. De parkeergarage is volledig ingesloten tussen de bebouwing. De parkeergarage moet mechanisch zijn geventileerd. De afgezogen lucht moet bovendaks worden afgevoerd. Bij het ontwerpen van het mechanisch ventilatiesysteem moet ook rekening worden gehouden met de geluidbelasting van de ventilatoren. Bodem ODH doet een tekstvoorstel voor aanpassing van de paragraaf bodemkwaliteit. | Geluid Het genoemde akoestisch onderzoek met kenmerk 22110115.R01 is aangepast en opgenomen in bijlage 12. Het genoemde akoestisch onderzoek Bedrijven en milieuzonering met kenmerk O 16754-5-RA is aangepast en hierover heeft overleg plaatsgevonden met ODH. Externe veiligheid Voor of bij vaststelling van het bestemmingsplan wordt het routeringsbesluit van de transportroute gewijzigd. De parkeergarage wordt gebouwd conform de regels uit het Bouwbesluit. In artikel 3.6.3 van de regels van het bestemmingsplan is geborgd dat het gebouw moet worden voorzien van mechanisch afsluitbare ventilatie. Bodem Het tekstvoorstel is met aanvullingen vanuit de gemeente overgenomen in het bestemmingsplan in paragraaf 4.8. Deze reactie heeft geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan: Akoestisch onderzoek (bijlage 14) aangepast Artikel 3.6.3. toegevoegd Het tekstvoorstel met aanvullingen is overgenomen in paragraaf 4.8. |
6.2.2 Omgevingstafel
Voor de beoogde ontwikkeling is een Omgevingstafel gehouden waar verschillende thema's besproken werden met gemeentelijke beleidsafdelingen en de overlegpartners. In Bijlage 24 is het verslag van deze bijeenkomst toegevoegd. Hierbij kwamen verschillende thema's ter discussie waaronder klimaatadaptatie, leefomgevingskwaliteit, sociaal- en economische aspecten.
Vanuit archeologie waren er geen bijzonderheden, het perceel is nu reeds bebouwd en de bebouwing komt terug waar de bebouwing nu ook is. Wel aandacht voor archeologie in de buitenruimte en de “nieuwe oever”. Deze werkzaamheden en veranderingen vinden plaatsen in gronden waar minder vaak gegraven is, dit betekent dat archeologie hier wel een component in speelt. Afhankelijk van de diepte in de grond is archeologie wellicht van toepassing en wijze van funderen.
Economische zaken vraagt aandacht voor verdeling bedrijfsmatig vastgoed en ‘overige’ voorzieningen. Daarnaast is het de wens van Economische zaken om te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van (deels) milieucategorie 3.1, het plan wat nu voorligt gaat uit van milieucategorie 2.
Op het gebied van energietransitie is de vraag hoe de totale energie wordt opgewekt van het complex.
De GGD is positief over gebruik van gezamenlijke ruimten, groen in/om het plan en ‘hergebruik’ bestaande elementen.
Vragen:
• Groen: is er ook aandacht voor groen in gevelelementen,
• Geluid: een akoestisch onderzoek i.v.m. beleving toekomstige bewoners (bijvoorbeeld: locatie
slaapkamers aan ‘stille’ zijde woning?),
• Doelgroepen: is er sprake van sociale huurwoningen in de woongebouwen
Groen/Ecologie geeft aan dat er aandacht moet worden besteed aan natuur (en klimaat) inclusief bouwen, denk aan ruimte voor nesthotels, uitwerking van biodiversiteit mbt beplanting. Onze ecoloog denk ook graag mee over de ecologische aspecten.
Groen en ecologie maakt ook onderdeel uit van het bestemmingsplan. Een quickscan flora en fauna is noodzakelijk voor het gehele plan gebied ook voor de wijzigingen aan de kade (oever).
Grondzaken geeft aan dat het plan voor een klein deel op gemeente grond staat, hier moet het plan op aangepast worden. Deze hoekjes moeten opgelost worden. Met betrekking tot grondzaken verder geen bijzonderheden, er zal een anterieure overeenkomst worden opgesteld voor het plan.
Het Hoogheemraadschap Delfland heeft enkele aandachtspunten:
• Er worden bomen voorziening in de bestemming Waterkering;
• Hoe wordt de wateropslag van het plan geregeld;
• Aanvraag watervergunning bij Hoogheemraadschap Delfland i.v.m. bouwen in/op waterkering.
Aandachtspunt is met name klimaatadaptatie. Zowel Delfland als gemeente Rijswijk hebben zich met ondertekening van het ‘Convenant klimaatadaptief bouwen’ gecommitteerd om de huidige bouwopgave klimaatadaptief te ontwikkelen: verminderen van de kans op wateroverlast, hittestress, droogte en bodemdaling en het vergroten van de biodiversiteit.
De afdeling milieu geefft aan dat er aandacht moet worden besteed aan het soort bedrijvigheid in het gebouw, met name de milieucategorie. Met name het vermijden van geur- (o.a. bij horeca/verwerkingsbedrijven) en geluidsoverlast in de nabijheid van de bestaande maar ook toekomstige bewoners.
Het aspect luchtkwaliteit dient opgenomen te zijn in het bestemmingsplan, er dient aangetoond te worden dat er niet in betekende mate aan luchtverontreiniging ontstaat. Ook hier zijn de verkeersbewegingen van belang.
De Omgevingsdienst Haaglanden geeft aan dat in het bestemmingsplan dient rekening gehouden te worden met eventuele verhoging milieucategorie (van 2 naar 3.1), ook omdat sprake kan zijn van toevoeging extra woningen.
Vanuit openbare ruimte wordt aangegeven dat een landschapsarchitect moet worden ingeschakeld voor invulling van de (binnen) tuinen en aankleding ‘openbaar’ gebied.
Vanuit parkeren is het autoparkeren begane grond en 1e verdieping geen probleem, maar dit dient wel te worden uitgewerkt.
Op het aspect participatie en communicatie wordt aangegeven dat dit goed is vormgegeven door de ontwikkelaar in samenwerking met de gemeente.
De provincie Zuid-Holland vraagt naar de mogelijkheden om de milieucategorie (deels) op te schalen naar 3.1 (er is een tekort aan bedrijventerreinen in Haaglanden tot en met bedrijvencategorie 3.1). Daarnaast dient detailhandel in het bestemmingsplan te worden gemaximaliseerd naar 200 m2. Er ontbreekt nog een compensatieplan.
Riolering en waterbeheer hadden opmerkingen over de aansluitingen op het riool en over de wateropgave. Stadsbeheer heeft aandachtspunten meegegeven voor de uitvoering van het plan. Externe veiligheid had geen bijzonderheden.
De Veiligheidsregio Haaglanden geeft aandachtspunten voor bereikbaarheid en veiligheid. Verkeer geeft aan dat het juiste mobiliteitsplan moet worden benoemd. vanuit wonen wordt gesteld dat het plan voldoet met het toevoegen van vooral middeldure en dure huur-appartementen aan zowel de Actualisatie als aan het Ontwikkelkader. Het eventueel toevoegen van een aantal sociale huurwoningen is mogelijk.
Alle onderwerpen uit de omgevingstafel zijn opgenomen in dit bestemmingsplan of meegenomen in het ontwerp van het gebouw.
6.2.3 Participatie
De ontwikkeling is tijdens een fysieke avond op 8 juli 2021 aan de directe omgeving gepresenteerd. Er zijn circa 150 personen uitgenodigd. De uitnodiging is verstuurd naar betrokken personen, zoals omwonenden, ondernemers van omliggende bedrijven, ontwikkelaars, Rijswijk Wonen en de gemeente Rijswijk. Hiervan waren circa 35 personen op de fysieke avond in de Broodfabriek aanwezig en 10 personen hebben de presentatie digitaal gevolgd. De binnengekomen reacties zijn verzameld en verwerkt. Dit is toegevoegd in Bijlage 25. Deze vragen gingen voornamelijk over de getoonde beelden, verkeer, de start van de bouw, parkeren en het soort woningen. Deze opmerkingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
6.2.4 Ter inzagelegging
Het ontwerpbestemmingsplan heeft conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende 6 weken ter inzage gelegen van 10 februari 2023 tot en met 23 maart 2023. Gedurende deze termijn kon een ieder reageren.
Informatieavonden
Op 16 februari 2023 is een informatieavond georganiseerd. Omwonenden, ondernemers en overige belanghebbenden konden zich laten informeren over de gebruiks- en bouwmogelijkheden van Harbourpark. Iedereen heeft de gelegenheid gekregen vragen te stellen.
Daarnaast hebben we signalen ontvangen (vanuit bedrijven gevestigd aan de Nijverheidsstraat) dat zij zich zorgen maken over de continuering van hun bedrijfsvoering. Veel zienswijzen zijn hier op gericht. In het Ontwikkelkader Havenkwartier is aangegeven dat bestaande bedrijven hun bestaande bedrijfsvoering moeten kunnen voortzetten wanneer woningen aan het gebied toe worden gevoegd.
Gemeente Rijswijk heeft onderzoeksbureau Peutz ingeschakeld om te bepalen welke milieugebruiksruimte een bedrijf nodig heeft. Met deze gebruiksruimten bedoelen we: het gebied rondom een bedrijf dat het bedrijf nodig heeft om aan de milieueisen te kunnen voldoen. Op basis van het onderzoek van bureau Peutz kan ook worden bepaald waar specifieke maatregelen, bekostigd door ontwikkelaars, nodig zijn om de bestaande bedrijfsvoering te behouden.
Na het opstellen van het eerste rapport ontvingen we reacties van bedrijven dat gegevens niet compleet waren, doordat bedrijven bij het aanleveren van de gegevens niet goed hadden gerealiseerd waarvoor ze de gegevens aanleverden. We hebben op 22 maart een extra avond georganiseerd voor bedrijven in samenwerking met Peutz, zodat ondernemers de juiste gegevens konden aanleveren. De gegevens zijn door Peutz verwerkt in het onderzoek. Bedrijven hebben binnen de ter inzage termijn van het ontwerpbestemmingsplan nog niet de voor hen noodzakelijke zekerheid. Het indienen van een zienswijze is nodig om verder in het bestemmingsplanproces hun juridisch recht te beschermen. Bijna alle zienswijzen richten zich op dit punt.
Ingediende zienswijzen
Er zijn 29 zienswijzen ingediend, waarvan een aantal zienswijzen zich richt tot hetzelfde thema. Soms zijn er twee of drie zienswijzen ingediend door dezelfde eigenaar/persoon. Bijvoorbeeld omdat iemand eigenaar is van meerdere adressen. De eigenaar/persoon heeft dan per adres eenzelfde zienswijze ingediend. Het komt ook voor dat een eigenaar/persoon verschillende inhoudelijke zienswijze niet in één keer heeft ingediend, maar als twee zienswijzen. We hebben deze afzonderlijk genummerd.
De zienswijzen zijn in de onderstaande tabel schematisch samengevat op thema en voorzien van een passende beantwoording. In de eerste kolom is aangegeven wie dit thema in de zienswijzen vermeld heeft. De benodigde aanpassingen die voortvloeien uit de zienswijzen zijn verwerkt in het bestemmingsplan 'Harbourpark'. De ingediende zienswijzen zijn geanonimiseerd opgenomen in Bijlage 27.
In totaal zijn 29 zienswijzen in het kader van het ontwerpbestemmingsplan ontvangen. In verband met privacybescherming vermelden we geen persoonsnamen. Dan vermelden we alleen het adres. Bij bedrijven is de bedrijfsnaam én het adres vermeld hebben we de bedrijfsnaam en/of het adres vermeld.
- 1. E.G.S. Components & Equipment B.V., Nijverheidsstraat 88 en 110
- 2. Wills Notenbar, Nijverheidsstraat 54-56
- 3. Bosman beheer, Nijverheidsstraat 82
- 4. Van Vredenburghweg 33
- 5. IFS audiovisueel B.V., Nijverheidsstraat 134
- 6. Nijverheidsstraat 36
- 7. Bosman Bouwt en tuinhout, Nijverheidsstraat 10
- 8. Mercin beheer, Nijverheidsstraat 8
- 9. Overberg Parket, Nijverheidsstraat 42
- 10. Bosman Bouwt en tuinhout, Nijverheidsstraat 10
- 11. Roberto Lungo, Nijverheidsstraat 132
- 12. Mister Chesterfield, Nijverheidsstraat 58
- 13. Accent receptieservices, Nijverheidsstraat 122
- 14. Mercin beheer, Nijverheidsstraat 12
- 15. Mercin beheer, Nijverheidsstraat 10
- 16. Mercin beheer, Nijverheidsstraat 8
- 17. Career Select, Nijverheidsstraat 32
- 18. Studio Ribberink, Nijverheidsstraat 60
- 19. Wilderbeek holding, Nijverheidsstraat 120
- 20. Nijverheidsstraat 98
- 21. B.M. Schipper Beheer BV, Nijverheidsstraat 78
- 22. Eurowit beheer B.V., Nijverheidsstraat 24
- 23. Casconcept, Nijverheidsstraat 26
- 24. Prunuskade 28
- 25. Nijverheidsstraat 86
- 26. Nijverheidsstraat 86
- 27. Kelvin Bosman hoveniers, Nijverheidsstraat 40 en 80
- 28. Havencollectief
- 29. Nijverheidsstraat 28
Alle zienswijzen zijn ontvangen binnen de termijn van ter inzagelegging en zijn derhalve daarom dus ontvankelijk.
Zienswijzen | Beantwoording | Aanpassen bestemmingsplan ja/nee | |
# | Milieugebruiksruimte | ||
2 4 11 12 13 14 15 16 17 18 19 21 22 23 25 27 29 | In het Ontwikkelkader is vastgesteld dat de huidige bedrijven hun activiteiten voort moeten kunnen zetten, maar dat de komst van woningen invloed heeft op de milieugebruiksruimte. De indiener maakt zich zorgen over de invloed die dit heeft op de bedrijfsvoering en vreest dat dit de bedrijfsvoering schaad. Men is bang dat de bedrijfsvoering wordt aangetast door de beschreven milieugebruiksruimte en regelgeving die hieraan verbonden is. Ook maakt men zich zorgen over de toekomst en hoe de regelgeving er uit zal komen te zien, bijvoorbeeld als een unit verkocht wordt aan een bedrijf met een andere soort bedrijfsvoering en of dit dan nog wel mogelijk is. | Het Havengebied wordt een werk-woongebied waar leegstaande kantoorpanden en verouderde bedrijfspanden plaats maken voor 2500 woningen en niet-wonen programma als bedrijven, voorzieningen en kantoren.. In het ontwikkelkader is aangegeven dat de bestaande bedrijvigheid o.a. Harbour Village behouden blijft. Het is hiervoor van belang te weten welke activiteiten worden uitgevoerd binnen de bestaande bedrijfsvoering. Uitgangspunt is om deze te behouden. Peutz heeft akoestisch onderzoek verricht naar de geluidbelasting van bedrijven. Onderzocht is of activiteiten van een bedrijf binnen de milieugebruiksruimte passen. Zij hebben hiervoor een vragenlijst opgesteld. Ze hebben alle bedrijven verzocht de bedrijfssituatie (en de concrete mogelijk voorziene uitbreidingen) met deze vragenlijst inzichtelijk te maken. In het Activiteitenbesluit is vastgelegd hoe hoog de geluidbelasting mag zijn op de gevel bij woningen. De etmaalwaarde (gemiddelde geluid over 24 uur) mag 50 dB (A) zijn. -De geluidbelasting door de verkeersaantrekkende werking (indirecte hinder) is maximaal50 dB(A). Voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen gelden de volgende geluidgrenswaarden. Tabel 4.1 Activiteitenbesluit: Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus (LAr,LT) en maximale geluidniveaus (LAmax) in dB(A) volgens het Activiteitenbesluit. De maximale geluidwaardes gelden respectievelijk tussen: 07.00-19.00 uur 19.00-23.00 uur 23.00-07.00 uur LAr,LT op de gevel van woningen 50 45 40 LAr,LT in in- of aanpandige woning 35 30 25 LAmax op de gevel van woningen 70 65 60 LAmax in in- of aanpandige woning 55 50 45 Als het geluidsniveau van bedrijven niet hoger is dan bovengenoemde geluidwaardes, is er sprake van een acceptabele geluidsituatie bij de nabij gelegen woningen en de nieuw te bouwen woningen van Harbourpark. Toekomstige bedrijven moeten voldoen aan de maximale geluidwaardes uit het Activiteitenbesluit. Peutz heeft de geluidbelasting van bedrijven onderzocht. De indieners 2, 3, 18 en 22 (Wil's Notenbar, Bosman beheer, Studio Ribberink en Eurowit beheer B.V.(Wigro),) hebben met hun bedrijfsvoering een overschrijding van de maximale geluidwaardes uit het Activiteitenbesluit. Ook voor Ter Horst is dit het geval. Hiervoor worden maatwerkvoorschriften opgesteld. Hierbij wordt vermijdbaar geluid verboden. Noodzakelijk geluid en geur wordt toegestaan binnen grenzen van een leefbare woonomgeving nabij een industrieterrein. Daarnaast zullen bij specifieke bedrijven fysieke maatregelen worden genomen om hinder te beperken. Denk daarbij aan een geluidskap over een ventilator. De kosten van deze maatregelen komen voor rekening van de woningontwikkeling. Bovendien moet een projectontwikkelaar de nieuwe woningen opleveren met een geschikte geluidisolatie voor een woonomgeving nabij een industrieterrein. Vanuit weg geluid mag de binnenwaarde in de woning niet meer dan 30 dB zijn. Dit zorgt ervoor dat de gevel een goede geluidwerendheid krijgt. Als mensen geluidsoverlast ervaren kunnen zij ervoor kiezen de ramen niet te openen. Het geluid binnen in de woning is dan niet hoger dan 30 dB. De maatwerkvoorschriften zijn in overleg met de bedrijven opgesteld. Een bedrijf kan dus kiezen ofwel maatwerkvoorschriften aan te vragen of te voldoen aan de bepalingen uit het Activiteitenbesluit. De Omgevingsdienst Haaglanden geeft de bedrijven hun maatwerkvoorschrift. De maatwerkvoorschriften zijn gekoppeld aan het adres. Als het bedrijf (dat er nu gehuisvest is) wordt verkocht blijven de maatwerkvoorschriften van kracht voor de nieuwe eigenaar. Verhuist het huidige bedrijf en verkoopt de ondernemer de unit aan een ander bedrijf (dus geen bedrijfsovername) met andere bedrijfsactiviteiten dan vervallen de maatwerkvoorschriften voor dit adres. De indieners van zienswijze 4, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23, 25, 27 en 29 blijven met de activiteiten die zij uitvoeren binnen de geluidswaarden die op basis van het Activiteitenbesluit toegestaan zijn. Vergelijk in deze tabel 1 zoals hierna is opgenomen in de bijlagen. Zij worden door de woningbouw van Habourpark niet belemmerd in hun huidige bedrijfsvoering en geringe toekomstige uitbreiding van de bedrijfsvoering. Uitgangspunt van het ontwikkelkader is dat bedrijven niet belemmerd worden in hun huidige bedrijfsvoering. Dit houdt in dat voor 5 bedrijven maatwerkvoorschriften opgesteld worden, die ze kunnen aanvragen. Hierbij wordt gemotiveerd waarom deze bedrijven voor exact omschreven werkzaamheden en vastgelegde tijden een hogere geluidbelasting mogen produceren. Voor toekomstige bedrijven geldt dat deze moeten voldoen aan (de maximale geluidwaardes uit) het Activiteitenbesluit. Daarnaast zijn de regels van het bestemmingsplan juridisch bindend. | Ja, Toelichting: paragraaf 4.4 Bedrijven en milieuzonering wordt aangepast. Verduidelijkt qua maatwerkvoorschriften. Bijlagen 6 (aangepast rapport Peutz) en 7 (ingevoegd emissie-piek rapport). Bouwregel 3.7 en gebruiksregel 3.9.6 worden toegevoegd. Regelt een goed woon- en leefklimaat in relatie met maatwerkvoorschriften. 4 geluid gerelateerde begrippen worden toegevoegd (1.32, 1.35, 1.48 en 1.49) |
3 | Indiener geeft aan dat het bedrijf activiteiten heeft die altijd in de nacht plaats vinden, wat geluidsoverlast zal veroorzaken voor nieuwe bewoners. | Voor dit bedrijf worden maatwerkvoorschriften opgesteld, waarbij precies omschreven wordt welke activiteiten op welk tijdstip mogen plaatsvinden. Op die manier wordt het bedrijf beschermd in de bedrijfsvoering en wordt geluidhinder voor nieuwe bewoners beperkt. Het betreft een aannemers-bouwbedrijf waar in de ochtend van 6:00-7:00 vervoersbewegingen zijn. Dit is een bedrijfsactiviteit die hoort bij het type bedrijf. Materialen worden gebruikt op een bouwlocatie elders. Bouwwerkzaamheden starten daar vroeg. Waardoor ook de aanlevering van materialen vroeg in de ochtend (= laatste deel van de nacht) plaatsvindt. Op de laad-en losactiviteiten kan uitgegaan worden van een geluidsreductie van 5 dB wanneer gedisciplineerd wordt gewerkt. De geluidisolatie van de woningen bij Harbourpark is dusdanig dat een binnen niveau van 30 dB gegarandeerd is. | Nee |
28 | Indiener is niet gerust op de toekomstige ontwikkelingen. Indiener geeft aan dat het erop lijkt dat bedrijven beperkingen opgelegd gaan krijgen, zeker op de langere termijn als bewoners van de te realiseren bebouwing gaan klagen. Indiener geeft aan dat er verwacht werd dat dit zoveel mogelijk voorkomen zou worden door te denken aan extra gevelmaatregelen, maar indiener denkt dat daar juist vanaf wordt gezien. Verder geeft indiener aan bedrijven die verderop langs de Nijverheidsstraat gevestigd zijn te missen op dit lijstje, terwijl die ook geluid produceren. Indiener geeft aan zich zorgen te maken dat de bedrijvigheid in het gebied in de knel komt door de toevoeging van woningen. Bedrijven hebben aangegeven bang te zijn dat ze op den duur moeten vertrekken omdat ze uit ervaring weten dat klagende omwonenden op dit vlak in het gelijk worden gesteld. Verder wordt er in het plan aangegeven dat er een 'hybride benadering' wordt gehanteerd ten aanzien van de geluidhinder van nieuw te vestigen bedrijven in de te ontwikkelen bedrijfsruimtes. Indiener vraagt zich af hoe dit wordt gehandhaafd. Wie controleert dit? Hier zit een potentiële spanning tussen de verhuurder van de bedrijfsunits (die wil zoveel mogelijk verhuren) en de bewoners. De hybride benadering klinkt nogal vrijblijvend en brengt risico's met zich mee voor de nieuwe bewoners (en andere bedrijven). Indiener geeft aan spanningen te voorzien tussen de huidige ondernemers en toekomstige bewoners door verschillende vormen van hinder en veiligheidsrisico's. Wat de indiener vooral opvalt is dat voor geluidshinder geen maatregelen worden genoemd, terwijl in de paragraaf over geluid diverse maatregelen worden genoemd. Daar bovenop geeft de indiener aan de (logische) conclusie te missen dat er juist geïnvesteerd moet worden in dove gevels om de spanning tussen woongenot aan de ene kant en lawaai van bedrijven en verkeer aan de andere kant te mitigeren. | Door een combinatie van de geluidsmaatregelen in de gevel van de nieuwbouw en maatwerkvoorschriften worden bedrijven niet beperkt. En wordt geborgd dat zij hun bestaande bedrijfsactiviteiten kunnen voortzetten. Er worden maatregelen getroffen in de gevel om de vereiste geluidwaarden binnen in de woning op 30 dB te verkrijgen conform de Omgevingswet. Dit vereist goede gevelmaterialisering en een goede interne ventilatie om tot een goed binnenklimaat te komen. Er worden dus wel degelijk maatregelen in de gevels getroffen. Vanuit wegverkeerslawaai mag de binnenwaarde van het geluid onder de nieuwe Omgevingswet maximaal 30 dB bedragen. Hiervoor is het noodzakelijk gevelmaterialen te gebruiken die beschermen voor het wegverkeerslawaai, zodat de binnenwaarde van maximaal 30 dB gehaald wordt. De gevel zorgt er daardoor ook voor dat geluid van bedrijven wordt gedempt. Een paar bedrijven overschrijden de maximale geluidwaarden uit het Activiteitenbesluit. Voor deze bedrijven worden maatwerkvoorschriften opgesteld, waarbij precies omschreven wordt welke activiteiten op welk tijdstip mogen plaatsvinden. Op die manier wordt het bedrijf beschermd in de bedrijfsvoering en wordt geluidhinder voor nieuwe bewoners beperkt. De 'Hybride benadering' is de VNG-nieuwe stijl. De Vereniging Nederlandse gemeente (VNG) heeft een publicatie uitgegeven: bedrijven en milieuzonering. Hierbij werden richtafstanden gegeven tussen bedrijven en een gevoelige objecten zoals woningen. Dit is opgesplitst naar richtafstanden voor geluid, geur, gevaar en stof. Doordat de best beschikbare techniek wordt toegepast bij bedrijven is de lijst uit 2009 van richtafstanden verouderd. De afstanden zijn veelal kleiner dan in de lijst uit 2009 is aangegeven. De VNG heeft in 2018 een nieuwe wijze geïntroduceerd hoe om te gaan met bedrijven en hun zoneringen: "VNG bedrijven- en milieuzonering nieuwe stijl". Dit hebben we toegepast in het bestemmingsplan Harbourpark. Op het aspect van geluid- en trilling moet worden voldaan aan het Activiteitenbesluit. Dit is niet vrijblijvend. De geluid- en trillingwaardes zijn opgenomen in regel 3.9.4 van het bestemmingsplan. Alleen een bedrijf dat met zijn bedrijfsactiviteiten voldoet aan het Activiteitenbesluit kan zich vestigen op de begane grond en eerste verdieping van Harbourpark. Hierdoor worden bewoners beschermd. Alleen bedrijven die te mengen zijn met woningen kunnen zich vestigen. Een bedrijf dat zich vestigt met hogere geluid- en trillingswaarden dan toegestaan handelt in strijd met het bestemmingsplan. De regels van een bestemmingsplan zijn juridisch bindend. Handhaving zal in de praktijk plaatsvinden na klachten over overlast van omwonende. Voor de bestaande bedrijven in Harbour Village, die met hun bedrijfsactiviteiten de geluidwaarden van het Activiteitenbesluit overstijgen worden maatwerkvoorschriften opgesteld. Er wordt ter bescherming van bewoners gehandhaafd als buiten de maatwerkvoorschriften wordt gehandeld. De omwonende en bedrijven (bestaand en nieuw) worden geïnformeerd dat het Havenkwartier een gemengd werk-woongebied is. Je woont in de buurt van bedrijven en bedrijven zijn gevestigd in de nabijheid van woningen. Dat vraagt om wederzijdse aanpassing. Voor wegverkeerslawaai en geluid van bedrijven zijn dove gevels niet noodzakelijk onder de Omgevingswet. Onder de Wet geluidhinder moet een dove gevel gerealiseerd worden als de geluidwaarden op de gevel hoger zijn dan 53 dB. De binnenwaarde mag maximaal 33 dB zijn. Een dove gevel houdt in dat je geen te openen delen mag hebben in een verblijfsgebied, zoals een woonkamer of slaapkamer. Een dove gevel zorgt daardoor niet voor een goed woon- en leefklimaat. Een raam kunnen openen is prettig voor de woonbeleving. Onder de Omgevingswet is de grenswaarden van geluid op de gevel 60 dB. De binnenwaarde is maximaal 30 dB. Het geluid op de gevel bij Harbourpark is overal onder de 60 dB. De omgevingsaanvraag wordt ingediend onder de Omgevingswet. De binnenwaarde wordt onder de Omgevingswet strenger. De te ontwikkelen woningen moeten voldoen aan het goede binnenklimaat en daarvoor een goede geluidisolatie om te voldoen aan de geluidswaarde. De bedrijven zijn hierbij ook gebaat om hun bedrijfsactiviteiten ongehinderd voort te kunnen zetten. | Nee |
Proces | |||
28 | Indiener heeft een opmerking over het Ontwikkelkader Havenkwartier Rijswijk dat is vastgesteld door de gemeenteraad, maar dat heeft geen wettelijke basis in ruimtelijke regelgeving. Indiener geeft aan deze gang van zaken bezwaarlijk te vinden en typeert dit als een 'salamitactiek': volgens indiener krijgen belanghebbenden en raadsleden telkens een plakje van de worst voorgelegd om te verteren, maar het totaalplaatje dreigt elke keer buiten beeld te raken. Een tweede bezwaar is dat belanghebbenden op alle plannen apart moeten reageren, de raad moet over elk stapje apart besluiten, terwijl de plannen wel veel effect hebben op elkaar. | Het klopt dat documenten waarin een gemeente randvoorwaarden vastlegt voor een ontwikkeling, zoals een ontwikkelkader, geen juridische grondslag hebben in wetgeving. Een structuurvisie geeft op hoofdlijnen weer welke ontwikkelingen waar binnen de gemeente mogelijk zijn. Een bestemmingsplan legt het bouwplan vast in regels en een verbeelding. De Structuurvisie en het bestemmingsplan zijn geregeld in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening. Een Ontwikkelkader geeft een invulling aan de Structuurvisie, een uitwerking daarvan en geeft een toetsingskader voor de bouwplannen binnen het Havenkwartier. Het is geen salamitactiek. Elk afzonderlijk plan wordt getoetst aan het Ontwikkelkader, waarin de raad de uitgangspunten/ ranvoorwaarden voor de ontwikkelingen in het Havenkwartier heeft vastgelegd. Als het Ontwikkelkader er niet zou zijn, dan ontbrak er een concreet toetsingskader om de plannen die afwijken van het huidige bestemmingsplan te toetsen. Het ontwikkelkader geeft daarmee zekerheid. Het ontwikkelkader is 'de worst”: de afzonderlijke bouwplannen de specifieke smaak. De invulling van de bouwvelden uit het Ontwikkelkader. De plannen hebben effect op elkaar, vandaar dat er een overkoepelend Ontwikkelkader is vastgesteld. De uitwerking van de verschillende bouwplannen loopt gefaseerd. Het ene bouwplan ontwikkelt zich sneller dan het andere bouwplan. Daardoor is het niet mogelijk één bestemmingsplan voor alle bouwplannen binnen het Havenkwartier op te stellen. Per 1 januari 2024 treedt naar verwachting de Omgevingswet inwerking. Dan kunnen geen bestemmingsplannen meer worden opgesteld. Fasering is daarnaast nodig, omdat gelijktijdige ontwikkeling van alle bouwplannen niet mogelijk is vanwege bouwstromen. Het Havenkartier moet tijdens de verandering van leegstaande kantoren en verouderde bedrijfspanden naar woningen ook bereikbaar blijven voor bestaande bedrijven en omwonenden. Fasering is tenslotte ook nodig, omdat we niet de capaciteit/mankracht hebben om alle bouwplannen gelijktijdig in procedure te brengen. Iedereen kan reageren op een bestemmingsplan. Omwonenden, ondernemers en overige belanghebbenden worden door een uitnodiging op de hoogte gebracht wanneer een bestemmingsplan ter inzage ligt en op welke manier men een zienswijze (= reactie) in kan dienen. De aanpassingen van zienswijzen van algemene strekking nemen we mee in de verwerking en motivatie van de opvolgende plannen. | Nee |
Natuur | |||
28 | Bij het onderdeel natuur wordt duidelijk dat de ontwikkeling ten koste gaat van de habitat van twee vleermuizenkolonies. Er wordt verwezen naar een activiteitenplan en een ontheffing, maar de indiener geeft aan dat plan niet te kunnen vinden in de stukken. Zoals wij (het Havencollectief) het lezen lijken de kolonies gewoon te verdwijnen. Dat brengt de indiener bij de paragraaf 'mitigerende maatregelen' (p. 23). Hier worden de broedende vogels en vleermuizen genoemd, evenals de verkeersafwikkeling. Of deze maatregelen afdoende zijn is voor de indiener moeilijk te beoordelen. | Het activiteitenplan is ingediend bij de ontheffingsaanvraag en meegenomen in de beoordeling van de verkregen ontheffing van 23 december 2022. Het activiteitenplan is als bijlage 11 bij de toelichting toegevoegd. Het gebouw wordt gesloopt, waardoor twee voortplantings- en rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis opzettelijk worden verstoord. Tijdelijk zijn bij de Koopmansstraat 1 vier kleine vleermuiskasten en twee grote vleermuiskasten opgehangen. Deze kunnen door de gewone dwergvleermuis gebruikt worden als voortplantings- en rustplaatsen. Bij de nieuwbouw worden permanente vervangende verblijfplaatsen gerealiseerd voor de gewone dwergvleermuis. De twee gewone dwergvleermuizen waarvan het verblijf verdwijnt hebben daarmee ruim voldoende alternatieve verblijfgelegenheid in de directe omgeving. Ze hoeven derhalve niet te verdwijnen uit het gebied. Ook in de verdere omgeving van het plangebied zijn veel geschikte alternatieve verblijfplaatsen aanwezig waar de twee gewone dwergvleermuizen gebruik van kunnen maken. De ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming wordt door de Omgevingsdienst Haaglanden beoordeeld. Zij doen dit namens het bevoegd gezag, de Provincie Zuid-Holland. Bij de ontheffingaanvraag zijn de mitigerende maatregelen beoordeeld. Deze zijn als afdoende beoordeeld en verwerkt in de voorschriften behorende bij de verleende ontheffing. Deze beschikking Wet natuurbescherming-soortenbescherming van 23 december 2022 is opgenomen als bijlage 12 behorende bij de toelichting van dit bestemmingsplan. | Ja. Het activiteitenplan is toegevoegd als bijlage 11 behorende bij de toelichting van het bestemmingsplan. |
MER | |||
28 | MER rapportage: er wordt beschreven op pagina 15 dat “er een aparte MER-beoordeling voor het hele Havenkwartier wordt gemaakt”. Dat verbaast de indiener, omdat bij de behandeling van het Ontwikkelkader is aangegeven dat dit niet nodig zou zijn - iets waar eerder al bezwaar tegen aangetekend is. Maar als nu het argument om bepaalde zaken buiten beschouwing te laten in dit ontwerpbestemmingsplan is dat deze zaken worden meegenomen in een MER voor het hele gebied, dreigen er zaken verkeerd te gaan. Verder merkt het MER-rapport op dat er bestemmingsplanwijzigingen voor de locatie van de voormalige betonmortelcentrale moeten komen. Indiener vraagt zich af: waar wacht dat op? Is er een kans dat de provincie het schrappen van deze bestemming gaat blokkeren (omdat er behoefte is aan dergelijke plekken in de regio)? | Milieu effect rapportage (m.e.r) De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor het Havenkwartier in zijn geheel is een aanmeldnotitie m.e.r opgesteld (= bijlage 2 behorende bij het Ontwikkelkader). De conclusie is dat er geen m.e.r-procedure doorlopen hoeft te worden. Per ontwikkeling wordt separaat een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld waarbij wordt ingegaan op de specifieke milieuaspecten van het uitgewerkte bouwplan. In de bijlage van het Besluit m.e.r., onderdeel D 11.2 is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. De beoogde ontwikkeling bestaat uit de toevoeging van 301 woningen en minimaal 5.900 m² bruto vloeroppervlakte voor voorzieningen en bedrijven. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Alhoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is met een aanmeldingsnotitie, opgesteld door Rho adviseurs, onderzocht of bij Harbourpark sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Deze aanmeldingsnotitie is toegevoegd in Bijlage 2 van de toelichting van het bestemmingsplan. Uit deze aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. beoordeling blijkt dat er geen belangrijk negatieve gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Burgemeester en wethouders hebben 31 januari 2023 op basis van deze aanmeldnotitie besloten dat voor het bestemmingsplan geen m.e.r.-procedure hoeft te worden doorlopen. Het woordje 'wordt' in de zin op pagina 15 van de aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling is verwarrend omdat een overkoepelende m.e.r.-beoordeling al voor het Ontwikkelkader Havenkwartier is opgesteld. In de toelichting van het bestemmingsplan 'Harbourpark' in de paragraaf milieueffectrapportage staat dit beter beschreven. Verder wordt in de tekst op pagina 15 verwezen naar een m.e.r.-beoordeling en niet naar een MER. Een m.e.r.-beoordeling is een beoordeling of een volledige m.e.r. doorlopen moet worden. Onderdeel van een volledige m.e.r.-procedure is het MER (milieueffectrapport). Uit beide m.e.r.-beoordelingen voor Harbourpark en het Ontwikkelkader Havenkwartier blijkt dat 'belangrijke nadelige gevolgen' uitgesloten kunnen worden en een volledige m.e.r.-procedure niet noodzakelijk is. Voor Harbourpark en het Havenkwartier wordt daarom geen volledige m.e.r.-procedure doorlopen en dus ook geen MER (milieueffect rapport) opgesteld. Betonmortelcentrale De huidige specifieke functieaanduiding voor de betonmortelcentrale vormt planologisch een belemmering voor bestemmingsplan Harbourpark. Het is mogelijk een betonmortelcentrale categorie 4.2 te vestigen. De afstand van een betonmortekcentrale tot woningen in een gemengd gebied bedraagt volgens de VNG-brochure "Bedrijven- en milieuzonering" minimaal 200 meter. De afstand van de grens van het terrein van de betonmortelcentrale met Harbourpark is circa 27 meter. De gebiedsaanduiding Geluidzone-Industrie is de geluidzone behorende bij de betonmortelcentrale. Deze loopt voor een klein deel over de ontwikkeling van Harbourpark in de hoek Klipperstraat/Handelskade. De betonmortelcentrale is gesloopt en bestaat niet meer. De functieaanduiding betonmortelcentrale en de gebiedsaanduiding Geluid-industrie wordt verwijderd bij vaststelling van het bestemmingsplan Harbourpark, zodat er geen nieuwe betonmortelcentrale kan worden gebouwd. Het verwijderen van de functie- en gebiedsaanduiding is een raadsbevoegdheid. De provincie heeft in het kader van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening een wettelijke vooroverleg reactie gegeven. Zie bijlage 23. De Provincie Zuid-Holland blokkeert de ontwikkeling van Harbourpark niet. Zij blokkeert ook de beoogde woningbouwontwikkeling aan de Nijverheidsstraat 3-9, de locatie van de voormalige betonmortelcentrale niet. | Ja. In de toelichting bij Hoofdstuk 4.4 Betonmortelcentrale een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan algehele herziening Plaspoelpolder opnemen. Op dit fragment de gebiedsaanduiding Geluidzone-industrie en functieaanduiding betonmortelcentrale tonen. Hiermee wordt verduidelijkt welke functie- en gebiedsaanduiding bij vaststelling van bestemmingsplan Harbourpark worden verwijderd. |
Verkeer | |||
1 | De indiener vindt de bereikbaarheid via de Nijverheidsstraat nu al matig tot slecht en maakt zich zorgen dat deze verder verslechtert | Om toename van het aantal verkeersbewegingen in de Nijverheidsstraat, door de ontwikkeling van Harbourpark, zoveel als mogelijk tegen te gaan is er voor gekozen om de parkeergarage voor Harbourpark niet te ontsluiten via de Nijverheidsstraat maar via de Handelskade. Hierdoor ontstaat een evenwichtige spreiding van verkeersbewegingen over dit deel van het Havenkwartier en raakt de Nijverheidsstraat niet verstopt met autoverkeer. Een andere maatregel die genomen is om het aantal verkeerbewegingen in en rond de Nijverheidsstraat te beperken is de invoering van parkeren op afstand. Bij gebiedsontwikkelingen zoals het Havenkwartier wordt stevig ingezet op het stimuleren van alternatieven voor de auto, zoals de fiets, openbaar vervoer en deelmobiliteit. Deelmobiliteit is één van die alternatieven. Één deelauto vervangt vijf parkeerplaatsen. Een deel van de parkeerbehoefte voor Harbourpark wordt gerealiseerd in een mobiliteitshub net buiten het Havenkwartier. In deze, op loopafstand gelegen parkeergarage aan de Handelskade 74, worden voor toekomstige bewoners van Harbourpark veertien deelauto's geplaatst. Veertien deelauto's komen in de plaats van zeventig parkeerplaatsen. | Nee |
5 | Indiener geeft aan in de huidige situatie al elke dag een half uur vast te staan op de Burgemeester Elsenlaan tijdens de spits en geeft aan zich zorgen te maken dat dit erger wordt als gevolg van de nieuwe woningen. Verder is indiener benieuwd hoe het laden en lossen bij Indola wordt geregeld. | In het bestemmingsplan is in de verkeersnotitie (bijlage 4) een actueel verkeersbeeld geschetst. De belasting van het wegennet is niet anders als in het ontwikkelkader is geschetst. Ons beleid: door de realisatie van de plannen wordt de Burgemeester Elsenlaan niet rustiger maar ook nauwelijks drukker. Om extra filevorming te voorkomen, worden nieuwe verkeersregelinstallaties (VRI's) geplaatst. In het 3e kwartaal van 2023 kan hiermee ervaring worden opgedaan. De verkeersdruk op gemeentelijke hoofdwegen als de Burgemeester Elsenlaan en Veraartlaan is tijdens de spitsen inderdaad nu al hoog. Bij gebiedsontwikkelingen zoals het Havenkwartier wordt daarom stevig ingezet op het stimuleren van alternatieven voor de auto, zoals de fiets, openbaar vervoer en deelmobiliteit. Zo wordt voor Harbourpark een deel van de automobiliteit opgelost met deelauto's. Deze 14 deelauto's staan geparkeerd in een zogenaamde mobiliteitshub aan Handelskade 74 op korte loopafstand van Harbourpark. Toekomstige bewoners moeten eerst een stuk lopen om de auto te bereiken. Dit motiveert om voor kortere verplaatsingen alternatieven zoals de fiets of het openbaar vervoer te gebruiken. Ook het totaal aantal parkeerplaatsen dat wordt aangelegd, de zogenaamde parkeernorm, is lager dan in veel andere gebieden. Ook dit motiveert tot het gebruik van openbaar vervoer, tot fietsen of tot lopen. Om het fietsgebruik comfortabeler, verkeersveiliger en sneller te maken wordt geïnvesteerd in goede mogelijkheden om je fiets te stallen bij Harbourpark en in de aanleg van een nieuwe fietsroute richting het treinstation. Om de doorstroming voor het autoverkeer op hoofdwegennet op peil te houden worden betere, meer moderne verkeerslichten (zogenaamde intelligente verkeersregel installaties = IVRI's) op gemeentelijke hoofdroutes zoals de Burgemeerster Elsenlaan aangelegd. Deze IVRI's kunnen tot zo'n 12% meer verkeer verwerken dan de huidige verkeerslichtregelingen. Hierdoor blijft er Voor het laden en lossen is in artikel 3.6 van de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Dit houdt in dat voordat de omgevingsvergunning voor de bedrijfsruimte aan de Nijverheidsstraat kan worden verleend, aangegeven moet zijn waar de twee laad- en losplekken voor bedrijven worden gerealiseerd. Deze plaatsen moeten in stand worden gehouden. Harbourpark voorziet hiermee in eigen laad- en losplekken. Overlast voor andere bedrijven en voorzieningen wordt daarmee tegen gegaan. | Nee |
20 26 | Indiener maakt zich zorgen over de langzaamverkeer doorsteek op de Klipperstraat en verwacht een grote stroom aan voertuigen, waaronder ook gemotoriseerd verkeer zoals scooters. Indiener maakt zich zorgen dat hier van overheidswege niet op wordt gehandhaafd en dat er overlast ontstaat voor de eigenaren van Harbour Village. Indiener vindt daarom dat de doorsteek niet moet worden gerealiseerd. De indiener maakt zich zorgen over de verkeersveiligheid bij de brug in het verlengde van de Klipperstraat. Er rijden wagens vanaf de waterkant de Klipperstraat in waardoor er geen zicht is op een fietser als ze met een grote snelheid de brug op willen fietsen wat tot een aanrijding kan komen. Ook komen er regelmatig leveranciers die hun vrachtwagen daar tussen in neer zetten (voor de brug) omdat ze te groot zijn om de draai te maken. Ook dit kan tot gevaarlijke situaties leiden. | Om de bereikbaarheid van het Havenkwartier en omliggende wijken op peil te houden is het van belang dat toekomstige bewoners worden gemotiveerd om, vooral voor kortere verplaatsingen, zoveel mogelijk te lopen of de fiets te gebruiken. Hiervoor zijn nieuwe, directe langzaamverkeer routes, zoals die via de Klipperstraat, van belang. Bij de uitwerking van het ontwerp voor de doorsteek houden we rekening met verkeersveiligheidsaspecten zoals zichthoeken en vormgeving van kruisingen met autoverkeer. Bij deze uitwerking zullen we ook rekening houden met leveranciers die in dit gebied moeten zijn voor bevoorrading van de bedrijven. De inrichting wordt zodanig ontworpen dat gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer rekening houden met elkaar, wellicht door middel van een stukje fietsstraat. Voor het ontwerpen van de openbare ruimte wordt nog inspraakmomenten georganiseerd door de gemeente Rijswijk. Op deze momenten kunnen ideeën en ervaringen worden uitgewisseld en betrokken bij het ontwerpen van de openbare ruimte. Ook zal worden onderzocht hoe overlast, bijvoorbeeld als gevolg van scooters, tegen kan worden gegaan. Indien nodig worden snelheidsremmende maatregelen genomen. | Nee |
28 | Indiener maakt zich zorgen over het ontstaan van extra door de komst van grote hoeveelheid woningen en bedrijfsruimte. Nu staat het verkeer al dagelijks vast op de Burgemeester Elsenlaan. Over de verkeersafwikkeling in de toekomst heeft indiener al meermaals zorgen geuit. Het MER-rapport verwijst naar eerdere verkeersstudies, waarvan door indiener al eerder aangegeven is dat het cruciaal is dat deze blijvend worden geactualiseerd. Ook is het cruciaal dat de gemeenteraad, conform de eerdere toezeggingen door de wethouder, zich laat informeren over de huidige stand van zaken. In het gehanteerde model wordt ervan uitgegaan dat de ingebruikname van de Rotterdamsebaan de verkeersdruk vermindert maar dat wordt nog niet zo ervaren. De huidige situatie met name op de Veraartlaan en Burg. Elsenlaan is zorgwekkend: er staat op elke werkdag file. | De verkeersdruk op gemeentelijke hoofdwegen als de Burgemeester Elsenlaan en Veraartlaan is tijdens de spitsen inderdaad nu al hoog. Vandaar dat voor nieuwe bewoners van het Havenkwartier stevig ingezet wordt op stimulering van het gebruik van alternatieven voor de prive-auto zoals de fiets, deelmobiliteit of het openbaar vervoer. De oorspronkelijke verkeersstudie, voorafgaand aan de vaststelling van het ontwikkelkader waarnaar u verwijst, is onlangs geactualiseerd. Hierbij is, op basis van het programma zoals dat momenteel bekend is, opnieuw doorgerekend wat de te verwachten verkeersproductie is na realisatie van het programma. Ten opzichte van 2019 is er veel gedetailleerdere informatie bekend over het programma zoals woningaantallen, woningtypes en dergelijke. Uitkomst van deze actualisatie is dat de totale verkeersproductie niet noemenswaardig afwijkt van de berekeningen uit 2019. De notitie met deze actualisatie maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan (zie bijlage 3. Bij de vaststelling van het ontwikkelkader is tevens geconstateerd dat wegen als de Burgemeester Elsenlaan niet veel drukker worden als gevolg van realisatie van het programma in het Havenkwartier. Dit komt omdat het nu al druk is op deze route met, voor een deel, doorgaand verkeer richting bijvoorbeeld de Haagweg of andere routes van/naar Den Haag. De verwachting is dat, als gevolg van de verdere ontwikkeling van het Havenkwartier, dit doorgaande verkeer gedeeltelijk andere wegen gaat zoeken (zoals de Rotterdamsebaan) en er autoverkeer van/naar het Havenkwartier voor terug komt. Regionaal verkeer wordt dus ingeruild voor lokaal verkeer. Dit effect is nu nog niet waar te nemen omdat slechts een klein deel van het beoogde programma in het Havenkwartier is gerealiseerd. Daarnaast kunnen de intelligente verkeersregel installaties tot zo'n 12% meer verkeer verwerken dan de huidige verkeerslichtregelingen. Wel wordt de doorstroming bevorderd door de komst van iVRi's (zie de beantwoording bij 5 van dit thema). | Nee |
Parkeren | |||
1 4 5 28 | Er is nu al een parkeer probleem met huidige gebruikers en bezoekers, de Koopmanstraat 1 is het actuele bewijs van de parkeer problematiek voor kopers. Ook zijn er zorgen over de parkeermogelijkheden voor de toekomst. Op het ogenblik is er al een parkeerprobleem, er wordt regelmatig ten onrechte door aangrenzende bewoners gebruik gemaakt van privé parkeerplaatsen bij het bedrijfspand/ de bedrijfspanden. Dit zorgt voor parkeeroverlast. De angst is er dat dit door het toevoegen van de grote hoeveelheid woningen en bedrijfsruimte zal verergeren. | Het uitgangspunt is dat er voor het opleveren van de woningen in het Harbourpark betaald parkeren wordt ingevoerd, die de bewoners dwingt om gebruikt te maken van parkeerplaatsen op eigen terrein en in de mobiliteitshub aan de Handelskade 74. De nieuwe bewoners en bedrijven die zich hier vestigen komen niet in aanmerking voor een vergunning en ook hun bezoekers niet. Op deze manier wordt overlast van toekomstige bewoners voorkomen (zij komen niet in aanmerking voor vergunningen om te parkeren in de openbare ruimte). Over de omgang met openbaar toegankelijke privé parkeerplaatsen vindt nadere afstemming plaats bij de verdere uitwerking van het betaald parkeren. Er kunnen door de ondernemer nu al maatregelen getroffen worden om de privé parkeerplaatsen fysiek af te sluiten of te voorzien van borden dat het om privé parkeerplaatsen gaat. Hier kan niet op gehandhaafd worden maar heeft wel een duidelijke signaleringsfunctie dat je als omwonende niet mag parkeren op privé parkeerplaatsen van bedrijven. | Nee, met de invoering van het betaald parkeren wordt de overlast van bestaande bewoners uit het projectgebied voorkomen. Bewoners uit het bestaande Havenkwartier gedeelte (ten noorden van het projectgebied) vallen onder een andere zone en komen straks niet in aanmerking voor vergunningen in het Havenkwartierproject. Bewoners en bezoekers van de koopmanstraat 1 komen met de invoering van betaald parkeren niet in aanmerking voor een vergunning voor hun eigen voertuigen of bezoekers. Dat het betaald parkeren er komt en dat bewoners geen recht hebben op een vergunning is een gegeven. De voorwaarde voor vergunningen van bestaande ondernemers worden in afstemming verder uitgewerkt. |
28 | Wat betreft het parkeren heeft indiener het idee dat er met erg krappe normen wordt gerekend. De ene na de andere reden voor aftrek van plekken wordt aangevoerd. De indiener en mede omwonenden zijn bang dat dit op termijn tot een grote parkeeroverlast dan wel handhavingsopgave gaat leiden. | De normen zoals opgenomen in het ontwikkelkader Havenkwartier zijn opgesteld op basis van cijfer over het daadwerkelijke autobezit in Rijswijk per type woning en de meest recente cijfers van het kennisinstituut CROW. Deze parkeernormen passen beter bij de hedendaagse behoefte dan de parkeernormen uit de nota parkeernormen (welke uit 2011 dateert). Ook is gekeken naar duubelgebruik van parkeerplaatsen, dat wil zeggen dat is gekeken naar het daadwerkelijk gebruik van de parkeerplaatsen. De kortingsmogelijkheden die onderdeel zijn van het ontwikkelkader Havenkwartier zijn gebaseerd op actueel parkeerbeleid van buurgemeente, welke al wel aansluiten op het hedendaagse autogebruik bij nieuwe ontwikkelingen en daarom als zodanig opgenomen in het ontwikkelkader. De kortingen stimuleren het gebruik van alternatieve vervoersmiddelen om de hoeveelheid verkeersgeneratie als gevolg van de woningbouwontwikkelingen te beperken. De kortingsmogelijkheden passen bij hoe nu gekeken wordt naar mobiliteit. In de jaren '70 had je groeikernen, die ingericht zijn op autogebruik en het autogebruik stimuleerde. Nu wordt in het kader van duurzaamheid het autogebruik juist ontmoedigd en worden alternatieven zoals wandelen, fietsen, openbaar vervoer en deelmobiliteit gestimuleerd. STOMP-principe: stappen, trappen, OV, deelmobiliteit en de privé auto. Bij mobiliteit komt de privé auto op de laatste plaats. Dit resulteert in een lager autogebruik. Hierdoor is het mogelijk om kortingen op de parkeernorm te geven als voorzien wordt in één of meerdere van deze alternatieven. Het STOMP-principe is onderdeel van het Mobiliteitsprogramma Rijswijk 2040 dat is vastgesteld door de raad op 21 december 2021. Het ontwikkelkader Havenkwartier heeft in de basis al de mogelijkheid geboden om boven op de vastgestelde normen kortingen toe te passen voor het toepassen van deelmobiliteit (in de basis is dit 20%) en de realisatie van extra fietsenstallingen. Aanvullend is er ook met het oog op de invoering van betaald parkeren een reductie mogelijk op het aantal bezoekersparkeerplaatsen. Middels een aanvullend onderzoek heeft de ontwikkelaar aangetoond dat voor het Harbourpark 35-50% van de parkeereis opgelost kan worden door de realisatie van een hub met deelvoertuigen. Op basis van dit onderzoek is er bij Harbourpark door de ontwikkelaar gekozen om voor 35% van de parkeereis deelauto's in te zetten om te voldoen. Als vuistregel voorziet 1 deelauto aan de behoefte van 5 personenauto's. Op basis hiervan kan tot 35% (~70 parkeerplaatsen) van de parkeerbehoefte worden opgevangen door de deelauto's te plaatsen. Om aan een behoefte van 70 te voldoen moeten er dus 14 deelauto's geplaatst worden (14*5=70). Om het gebruik van deelmobiliteit en andere vervoersconcepten te borgen en het autogebruik te beperken wordt betaald parkeren ingevoerd. Zowel bestaande als nieuwe bewoners en hun bezoekers in het projectgebied zijn uitgesloten van een vergunning, net zoals nieuwe ondernemingen. Dit met het idee om de bedrijfsvoering van bestaande bedrijven mogelijk te houden. | Ja. In de toelichting bij paragraaf 4.2 wordt de motivering voor de parkeernormen van het Havenkwartier en voor het mogen toepassen van de kortingsmogelijkheden op de parkeernormen toegevoegd. |
Hoogbouw | |||
20 28 | Indiener geeft aan dat 50 meter zijn inziens te hoog is voor een gebouw in dit gebied en dat dit ten koste gaat van de beeldkwaliteit in het gebied. Indiener vindt 5 bouwlagen het maximum. De indiener geeft aan dat het bouwplan impact heeft op de leefbaarheid van het gebied zelf en de directe omgeving. Indiener geeft aan zich zorgen te maken over sommige zeer hoge woontorens kunnen zorgen voor schaduw, wind en horizonvervuiling | Ook in Rijswijk is er grote behoefte aan meer woningen. Door de ruimte van leegstaande kantoorgebouwen en vervallen bedrijfspanden te gebruiken kan de gemeente Rijswijk in het Havenkwartier maximaal 2500 nieuwe woningen bouwen, waarvan 301 woningen in Harbourpark. Leefbaarheid Het bouwplan heeft impact op de leefbaarheid in de omgeving. Oude vervallen bedrijfspanden met een zeer gesloten uitstraling en leegstaande kantoren worden gesloopt. Daarvoor in de plaats komen woongebouwen met in de plint ruimte voor bedrijven en voorzieningen. Dit zorgt voor een verbeterde leefbaarheid, omdat het Havenkwartier weer een levendige plek wordt en de sociale controle toeneemt.. Leefbaarheid (wind en schaduw) Hogere bebouwing kan nadelig uitwerken op de omgeving. Daarom zijn kwaliteitseisen in het ontwikkelkader opgenomen t.a.v. bezonning (volgens de TNO-norm) en t.a.v. wind (volgens de NEN 8100). De effecten van het plan Harbour Park op de omgeving (en op het plan zelf) is op die criteria beoordeeld met als uitkomst dat aan de kwaliteitseisen wordt voldaan. Volledigheidshalve zij opgemerkt dat in het kader van de haalbaarheid van het bouwplan is bezonning en windhinder onderzocht. Deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 19 en 20 behorende bij de toelichting van bestemmingsplan Harbourpark. De samenvatting is verwoord in Hoofdstuk 4.15 en 4.16. Het bestemmingsplan Plaspoelpolder 1e algehele herziening maakt een bouwhoogte van maximaal 20 meter mogelijk. Er treedt geen verslechtering op van de bezonningssituatie op 21 januari (= meetdatum voor de strenge bezonningsnorm). Hoogteaccent De meerwaarde van hoogteaccenten op enkele strategische posities binnen het Havenkwartier, is in het ontwikkelkader gemotiveerd. Voor onder meer de Nijverheidsstraat hebben - als onderdeel van het totale participatieproces van het Ontwikkelkader - van juni 2020 tot en met oktober 2020 workshops, gesprekken en publieksbijeenkomsten plaatsgevonden. De uitkomsten hiervan zijn gepresenteerd op 12 oktober 2020. Eén van de uitkomsten was dat de bouwhoogte is verlaagd van circa 73 naar circa 50 meter. Het project Harbourpark is overeenkomstig verder uitgewerkt en ligt nu ten grondslag aan onderhavig bestemmingsplan. Beeldkwaliteit In het ontwikkelkader zijn in Bijlage 1 in het ruimtelijk kader de randvoorwaarden en ambities opgenomen voor de ontwikkeling naar een duurzaam en gemengd Havenkwartier. Gestreefd wordt naar behoud van de huidge bedrijvigheid en verdichting door het toevoegen van andere functies,waaronder woningen. Verder wordt gestreefd naar het opwaarderen en vergroenen van de openbare ruimte. Het ruimtelijk kader geeft in hoofdstuk 4.4 beeldkwaliteitseisen mee voor de inrichting van de openbare ruimte en de bouwvelden. Op strategische posities binnen het Havenkwartier zijn hoogteaccenten wenselijk. Hoogteaccenten verhogen de oriënteerbaarheid binnen het gebied en vergroten de diversiteit van gebouwen en daarmee van het gebied. De inpassing van hoogbouw moet zorgvuldig gebeuren. Hoogbouw heeft als voordeel dat er weinig grondvlak hoeft te worden bebouwd, zodat er ook, waar mogelijk, ruimte blijft voor een aangename groene openbare ruimte. De nadelen kunnen zijn bezonning (schaduwwerking), windhinder en de impact op de directe en wijdere omgeving. Vanuit de bouwregels is daarom gezocht naar het maximaliseren van de voordelen en het minimaliseren van de nadelen. Hoogteaccenten zijn aangebracht in het verlengde van lange lijnen in het Havenkwartier. In het verlengde van de korte haven en de Klipperstraat is daarom bij Harbourpark een hoogteaccent opgenomen. | Ja. In de toelichting paragraaf 2.2.2 ontwikkelkader aangeven dat het hoogteaccent in het ontwikkelkader als uitkomst van de participatie is bijgesteld van 73 meter naar circa 50 meter. Dit is vertaald in het bouwplan, waar het hoogste bouwdeel 50 meter is. Op de verbeelding is maximaal 51 meter opgenomen, zodat technische installaties mee ontworpen kunnen worden bij het bouwplan. |
Woningprogramma | |||
20 28 | 301 woningen op dit kleine gebied vind de indiener te veel. Het (ook omliggende) gebied wordt te druk met zo'n hoge woondichtheid waardoor de bevolkingsdruk in dit gebied onacceptabel hoog wordt. Het woningprogramma en dan voornamelijk de hoeveelheid woningen baart de indiener zorgen. Er worden veel te veel woningen toegevoegd, terwijl ook het aantal vierkante meters bestaande bedrijfsruimte behouden of herbouwd moet worden. Het voorgestelde nieuwbouwprogramma is daarmee veel te groot voor een relatief klein gebied. | Er is een enorme behoefte aan woningen. Binnen de regio Haaglanden worden woningbouwafspraken gemaakt per gemeente. De gemeente Rijswijk is een gemeente met een echt stedelijk karakter met veel gestapelde bouw. Gemeente Rijswijk heeft de opdracht om binnen de grenzen van de gemeente te kijken waar woningen toe kunnen worden gevoegd door verder te verstedelijken. Dat betekent dat er meer woningen moeten komen op hetzelfde grondoppervlak om aan de woningbehoefte te kunnen voldoen, zodat de groene buitengebieden behouden blijven. In het ontwikkelkader is vastgelegd door de gemeenteraad dat er 2500 woningen mogen worden toegevoegd om tot een aantrekkelijk gemengd werk-woongebied te komen. De ontwikkeling van Harbourpark met 301 woningen past binnen dit ontwikkelkader en de stedenbouwkundige karakteristiek die met de vernieuwing van het Havenkartier wordt beoogd in het ontwikkelkader. Daarnaast zijn de milieueffecten van deze ontwikkeling gewogen en beoordeeld en kan de ontwikkeling op basis van deze beoordeling plaatsvinden. In het bestemmingsplan Plaspoelpolder, 1e algehele herziening mag op de locatie van Harbourpark 100% bebouwd worden met een hoogte van maximaal 20 meter. Harbourpark sluit aan bij de bestaande bouwhoogte. In het ontwikkelkader is bepaald dat er een hoogteaccent mag komen op de locatie. Dit hoogteaccent is opgenomen aan de Nijverheidsstraat. Binnen dit bouwvolume passen 301 woningen. In het Havenkwartier is circa 80.000 m² bvo bedrijfsruimte aanwezig. Dit blijft in het gemengde werk-woongebied circa 70.000 m². Een aantal lege bedrijven wordt gesloopt en hiervoor komt woningbouw met in de plint ruimte voor bedrijven en voorzieningen terug. Zo ook bij Harbourpark. Zie figuur 2.11. Woningdichtheid en woningaantallen Een van de ambities voor het Havenkwartier is het toevoegen van een substantieel aantal woningen aan wat nu nog een monofunctioneel werkgebied is. Om een kwalitatief hoogwaardige en goed leefbare nieuwe stadswijk te realiseren, zijn tal van kwalitatieve voorwaarden opgenomen. Dat gaat onder andere over bouwhoogte, hoogtaccenten en architectuur, maar ook om vergroening en het vergroten van de openbare ruimte ten gunste van wandelen, fietsen en verblijven. Plan Harbourpark voldoet aan al die voorwaarden. | Nee |
Hinder | |||
2 | Indiener maakt zich zorgen dat de werkzaamheden van het bedrijf zorgen voor overlast in de omgeving omdat deze werkzaamheden gepaard gaan met geluid en geur. Wenst duidelijkheid over welke invloed dit heeft op de milieugebruiksruimte en het aantal decibel die dit veroorzaakt. | De maximale geluidwaardes uit het Activiteitenbesluit worden door de uitvoering van bepaalde bedrijfsactiviteiten overschreden. Het Activiteitenbesluit maakt een onderscheid in dagdelen. 7:00-19:00 is de dag, 19:00-23:00 de avond en van 23:00-7:00 de nacht. In de nacht vanwege de nachtrust het minste geluid worden geproduceerd. Een aantal bedrijfsactiviteiten vindt plaats in de ochtend van 6:00-7:00. In het Activiteitenbesluit vallen deze tijden onder de nacht. In overleg met het bedrijf (Wil's notenbar) is gezocht naar een oplossing en zijn maatwerkvoorschriften opgesteld zodat de bedrijfsvoering voortgezet kan worden en nieuwe bewoners geen overlast hebben. In het maatwerkvoorschrift wordt exact aangegeven op welke tijdstippen de geluidwaardes overschreden worden, door welke bedrijfsactiviteit en tot welk geluidsniveau. Bedrijfsactiviteiten Het betreft de opslag- en het branden van noten. De notenhandel vindt plaats op markten in de regio en een paar keer in de week op een grotere afstand van Rijswijk. Het is daarvoor noodzakelijk om twee keer in de week voor 7:00 uur 's-ochtends de marktwagen te laden en vroeg te vetrekken, om op tijd de marktplaats te bereiken. Daarnaast vindt een paar keer per week in de ochtend de levering van noten plaats door de leverancier. Een aantal keer per week worden de noten gebrand. Dit zijn bedrijfsactiviteiten die horen bij het type bedrijf. | Ja. Hoofdstuk 4.4 bedrijven en milieuzonering aanpassen aan de te nemen maatregelen en het opgestelde maatwerkvoorschrift. |
3 | Door de geluidsoverlast voor 7:00 die daar op dit moment gemaakt wordt, geeft dit problemen voor de nieuwe bewoners. In de 4 Harbour blokken geeft de meerderheid van bedrijven geluidsoverlast, doordat dit veelal onderhoud en opslag bedrijven zijn en geen kantoren, waardoor het woongenot van de nieuwe bewoners problemen gaat opleveren. | Peutz heeft onderzoek verricht naar de geluidbelasting van de bestaande bedrijfsactiviteiten. De bedrijven moeten voldoen aan de geluidwaardes uit het Activiteitenbesluit. De meeste bedrijven blijven ruimschoots binnen deze geluidwaardes. Onder andere uw bedrijf voldoet hier niet aan. In overleg met u wordt gezocht naar een oplossing, maatwerkvoorschriften zodat de bedrijfsvoering voortgezet kan worden en nieuwe bewoners weten waar zij aan toe zijn. | Ja. Hoofdstuk 4.4 bedrijven en milieuzonering aanpassen aan de te nemen maatregelen en het opgestelde maatwerkvoorschrift. |
20 | Het hoogte accent bij Harbourpark verhinderd de zichtlijn vanuit Harbour Village richting het Noorden en Westen met een bouw'muur' van ca. 50 meter hoog. Plaatjes 2.17 en 2.18 zijn misleidend. Niet wordt weergegeven wat het 'uitzicht' is gezien vanuit de wandelaar in de Nijverheidsstraat. Die kijkt tegen een torenflat/bebouwingsmuur van 50 meter op. Ook zorgt het voor hinder door schaduw en wind, een lagere bouwhoogte zou dit ook kunnen verminderen. Het plan rept niet van akoestische maatregelen tegen de windgeluidoverlast wat bij de hoogbouw van 50 meter kan optreden. Indiener is bang dat men verblijfsplekken aan het water gaat creëren met overlast, rommel, schade en verloedering als gevolg | Uitzicht De bestaande gesloten bebouwing bestaat uit verouderde bedrijfspanden, die in het blikveld van de wandelaar worden ervaren als een muur. De nieuwe woningen met in de plint bedrijven en voorzieningen wordt bij de omgevingsaanvraag getoets aan welstand en het beeldkwaliteitsplan Havenkwartier. Deze bebouwing heeft een open uitstraling, die bijdraagt aan een levendige sfeer in het gebied. Een wandelaar neemt al lopend de eerste drie tot vier verdiepingen van een gebouw waar. Daarboven moet je omhoog kijken. In de architectuur van de nieuwbouw in het Havenkwartier gaat de bebouwing van het hoogte accent op de vierdeverdieping naar achteren, waardoor de wandelaar de hoogte van de rest van het gebouw niet meer ervaart. Vergelijking hoogtes met geldende bestemmingsplan De bouwhoogte mag nu maximaal 20 meter bedragen. In het bestemmingsplan Harbourpark wordt één hoogteaccent toegevoegd aan de Nijverheidsstraat tot maximaal 51 meter. De overige hoogtes zijn vergelijkbaar met de bestaande hoogte van maximaal 20 meter. De hoogte aan de Handelskade wordt verlaagd naar maximaal 17,5 meter, aan de Klipperstraat nagenoeg gelijk op maximaal 20,5 meter en aan de Nijverheidsstraat naast de toren één bouwlaag hoger met maximaal 23,5 meter. Bezonning In het kader van de haalbaarheid van het bouwplan is bezonning en windhinder onderzocht. Deze onderzoeken zijn opgenomen als bijlage 21 en 22 behorende bij de toelichting van bestemmingsplan Harbourpark. De samenvatting is verwoord in Hoofdstuk 4.15 en 4.16. Het bestemmingsplan Plaspoelpolder 1e algehele herziening maakt een bouwhoogte van maximaal 20 meter mogelijk. Er treedt geen verslechtering op van de bezonningssituatie op 21 januari (= meetdatum voor de strenge bezonningsnorm). Windhinder Windhinder komt vaak voor bij gebouwen hoger dan 30 meter. De toren bij Harbourpark bedraagt maximaal 51 meter. Het bouwplan levert geen windgevaar op. Wel zijn er enkele plaatsen in het bouwplan waar maatregelen moeten worden genomen om windhinder te voorkomen. Door een voorwaardelijke verplichting Wind in regel 3.4 is geregeld dat de maatregelen moeten worden genomen voordat de omgevingsvergunning voor de activiteit Bouwen mag worden verleend. Er is geen windhinder bij Harbour Village. Verblijfsplekken De verblijfsplekken aan het water maken geen onderdeel uit van het plangebied van Harbourpark. De gemeente neemt deze opmerking mee in de herontwikkeling en het beheer van de stadshaven. | Nee |
24 | De indiener geeft aan dat de aanpassing van de bestemming naar 'Gemengd' en het grote aantal geplande woningen voor aanzienlijk meer drukte op het water in de haven en voor overlast zal zorgen, wat verminderd woongenot oplevert. De hoogte van het bouwvolume zorgt voor schaduw op het terras tegen het einde van de dag. De hoogte van het bouwvolume zorgt ook voor schaduw op de gevel, wat zorgt voor een verminderde opbrengst van mijn zonnepanelen en een hogere gasrekening voor verwarming. Dit zorgt voor hogere woonlasten. | Drukte op het water De korte- en lange haven maken geen onderdeel uit van het plangebied van Harbourpark. Voor de stadshaven stelt de gemeente Rijswijk een aparte visie op. Daarvoor is in juni 2022 een omgevingsdialoog opgestart. De korte- en lange haven hebben nu de bestemming Water-1 in het het bestemmingsplan Plaspoelpokder, 1e algehele herziening. In dit bestemmingsplan is vastgelegd waarvoor de gronden gebruikt mogen worden. De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; b. een overbrugging van het water ter plaatse van de aanduiding 'brug'; c. verkeer te water; d. oevers; e. vlonders, steigers en ligplaatsen voor recreatievaartuigen, tot maximaal 25% van het bestemmingsvlak. Bezonning/schaduwwerking Uit de bezonningsstudie blijkt dat er geen schaduwwerking van Harbourpark is op uw perceel. De schaduw rijkt niet tot aan de Prunuskade. U heeft geen schaduwwerking op uw terras of verminderde opbrangst van uw zonnepanelen door de bouw van Harbourpark. | Nee |
Geluidsnormering | |||
1 | Indiener maakt zich zorgen over genoemde geluidsrestricties blok 1 en blok 2 vanwege objecten Redenburg en Indola hoofdgebouw | De meeste bedrijven hebben bedrijfsactiviteiten die binnen de geluidwaardes van het activiteitenbesluit blijven. Zij worden niet belemmerd in de bedrijfsvoering. Voor een aantal bedrijven geldt dat de geluidwaardes uit het Activiteitenbesluit worden overschreden. Hiervoor is in overleg met de ondernemer gekeken naar (bron)maatregel aanvullend met het opstellen van maatwerkvoorschriften | Ja, in de toelichting Hoofdstuk 4.4 Bedrijven en milieuzonering is aangegeven welke (bron)maatregelen getroffen kunnen worden en welke maatwerkvoorschriften opgesteld worden. |
6 | Indiener geeft aan twijfels te hebben over de geluidsnormen in het nieuwe bestemmingsplan voor wonen en werken in Harbour Village te Rijswijk. Indiener is bang dat het bedrijf geen geluid meer kan maken door het toevoegen van woningen. | Voor de beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is opgenomen onder 'Milieugebruiksruimte'. | Ja, in hoofdstuk 4.4 Bedrijven en milieuzonering is aangegeven welke (bron)maatregelen getroffen kunnen worden en welke maatwerkvoorschriften opgesteld worden. |
7 8 10 | De onregelmatige werktijden en het creëren van geluidsoverlast vanuit het bedrijf kunnen voor restricties zorgen, dit maakt de bedrijfsvoering volgens de indiener niet meer haalbaar. | Voor de beantwoording van de zienswijze wordt verwezen naar hetgeen hiervoor is opgenomen onder 'Milieugebruiksruimte'. | Ja, in hoofdstuk 4.4 Bedrijven en milieuzonering is aangegeven welke (bron)maatregelen getroffen kunnen worden en welke maatwerkvoorschriften opgesteld worden. |
9 | Indiener heeft vraagtekens bij de geluidsnormen bij wonen vs werken | De geluidsnormen van bedrijven bij woningen is wettelijk vastgelegd in het Activiteitenbesluit. De bedrijven moeten binnen de geluidwaardes uit het Activiteitenbelsuit blijven. De meeste bedrijven blijven hier ruimschoots binnen. Een aantal bedrijven niet. Zie de beantwoording bij het thema Milieugebruiksruimte voor een uitgebreide uitleg. | Nee |
28 | Het onderdeel over geluid baart indiener grote zorgen. Bij geluidsmetingen is het belangrijk om te weten dat de maat (decibel, dB) een logaritmische schaal is, eenvoudig uitgelegd betekent dit dat een stijging van de geluidsdruk met 10dB een verdubbeling met zich meebrengt. Voor wat de geluidhinder door wegverkeer betreft anticipeert het plan (p.18 MER-rapportage) op een zorgwekkende manier op de komst van de Omgevingswet. Aangegeven wordt dat de geluidsnormen in de nieuwe wet minder streng zullen zijn en dat die normen worden gehanteerd zodra de wet van toepassing is. Dan hoeft er geen dove gevel te worden gemaakt. Belangrijk hierbij is om op te merken dat de gemeente Rijswijk zelf deze normen kan vaststellen. | De Omgevingswet treedt naar verwachting 1 januari 2024 inwerking. Tot die tijd is het wettelijk kader de Wet geluidhinder. Onder de Wet geluidhinder moet boven de 53 dB een dove gevel gerealiseerd worden. Dit houdt in dat binnen verblijfsgebieden, zoals een woon- en slaapkamer, geen te openen delen in de gevel gemaakt mogen worden. Je kan dan geen raam openen om te luchten. Dit moet allemaal geregeld worden met binnenpandse ventilatie en spui mogelijkheden. Na 1 januari 2024 is de Omgevingswet naar verwachting van kracht. De grenswaarden voor wegverkeersgeluid op de gevel wordt verhoogd naar 60 dB. Uit het akoestisch onderzoek van Harbourpark blijkt dat de hoogste geluidwaarde 59 dB betreft. Dit houdt in dat onder de Omgevingswet geen dove gevels nodig zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk voor de woningen een hogere borstwering bij het balkon te realiseren en een geluid absorberend plafond. De woningen voldoen dan aan het geluidsniveau. Hiermee krijgen de woningen een beter leef- en woonklimaat dan onder de Wet geluidhinder met een dove gevel gerealiseerd kunnen worden. Het doel is een gezond binnenklimaat te bereiken. De geluidsnorm voor de binnenwaarde van de woning wordt onder de omgevingswet iets aangescherpt van 33 dB naar 30 dB. Er wordt geanticipeert op de Omgevingswet voor wegverkeersgeluid, omdat dit bestemmingsplan voor 1 januari 2024 wordt vastgeteld en de aanvraag voor de omgevingsvergunning wordt ingediend na 1 januari 2024. | Ja, artikel 3.3 (voorwaardelijke verplichting geluid) is aangepast. |
Voorgestelde ambtshalve wijzigingen
Voorgestelde wijzigingen regels | |
1. | Definitie wonen aanpassen en definities gezamenlijk duurzaam huishouden, huishouden toevoegen en overnemen uit het Paraplubestemmingsplan Wonen. |
Wijziging naar aanleiding van zienswijzen | |
2. | De voorwaardelijke verplichting geluid artikel 3.3: formulering aanpassen. |
3. | Artikel 3.7 bouwregel en 3.9.6 gebruiksregel toevoegen: garandeert een goed woon- en leefklimaat ter hoogte van bedrijven die maatwerkvoorschriften krijgen. |
4. | Begrippen toevoegen: 1.32 karakteristieke geluidwering, 1.35 maximaal geluidniveau (LAmax), 1.48 te openen raam van de verblijfsruimte bestemd voor slapen, 1.49 uitwendige scheidingsconstructie. |
Voorgestelde wijzigingen toelichting | |
1. | Bladzijde 35, 1e alinea staat dat bij niet-woonfuncties extra woningen gerealiseerd mogen worden als er geen behoefte is aan bedrijven of andere niet-woonfuncties. Deze passage verwijderen. In artikel 3.10 is geregeld dat onder strenge voorwaarden ruimte voor bedrijven mag worden omgezet naar extra voorzieningen. |
2. | Bij het provinciaal beleid bij de parkeernorm voor sociale huurwoningen aangegeven dat het plan geen sociale huur woningen mogelijk maakt. Het plan sluit dit ook niet specifiek uit. De tekst aanpassen naar: De regels van dit bestemmingsplan sluiten de bouw van sociale huurwoningen niet uit. Als een omgevingsaanvraag voorziet in de bouw van sociale huurwoningen, moet voldaan worden aan de parkeernorm van artikel 6.10b. |
Wijzigingen naar aanleiding van ingediende zienswijzen | |
3. | In de toelichting paragraaf 2.2.2 ontwikkelkader toevoegen dat het hoogteaccent in het ontwikkelkader als uitkomst van de participatie is bijgesteld van 73 meter naar circa 50 meter. Dit is vertaald in het bouwplan, waar het hoogste bouwdeel 50 meter is. Op de verbeelding 51 meter, omdat technische installaties mee ontworpen moeten worden. |
4. | In de toelichting bij paragraaf 4.2 wordt de motivering voor de parkeernormen van het Havenkwartier en voor het mogen toepassen van de kortingsmogelijkheden op de parkeernormen toegevoegd. |
5. | In de toelichting bij Hoofdstuk 4.4 Betonmortelcentrale een uitsnede van de verbeelding van bestemmingsplan algehele herziening Plaspoelpolder opnemen. Op dit fragment de gebiedsaanduiding Geluidzone-industrie en functieaanduiding betonmortelcentrale tonen. Hiermee wordt verduidelijkt welke functie- en gebiedsaanduiding bij vaststelling van bestemmingsplan Harbourpark worden verwijderd. |
6. | Paragraaf 4.4 Bedrijven en milieuzonering wordt aangepast. Verduidelijkt. Maatregelen en maatwerkvoorschriften inclusief het afwegingskader voor het toepassen van maatwerkvoorschriften worden benoemd. |
7. | Bijlage 6 Peutz integraal onderzoeksrapport naar de milieugebruiksruimte van bedrijven en maatwerkvoorschriften voor bedrijven die de geluidwaarde(n) van het Activiteitenbesluit overschrijden. Bijlage 7: Peutz rapport “Emissie-piek” voor de toe te passen geluidemissies bij karakteristieke geluidwering. |
8. | Bijlage 11 Activiteitenplan behorende bij de ontheffingsaanvraag Wet natuurbescherming is toegevoegd. |
Bijlage 1 Parkeernormen
Bijlage 1 Tabel Compensatieregeling
Bijlage 1 Tabel compensatieregeling
Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 2 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 3 Notitie Parkeren Harbourpark
Bijlage 3 Notitie parkeren Harbourpark
Bijlage 4 Tussentijdse Actualisatie Verkeersgeneratie Havenkwartier
Bijlage 4 Tussentijdse actualisatie verkeersgeneratie Havenkwartier
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Onderzoek Milieubelasting
Bijlage 6 Onderzoek milieubelasting
Bijlage 7 Rapportage "Emissie-piek"
Bijlage 7 Rapportage "Emissie-piek"
Bijlage 8 Bodem- En Verhardingsonderzoek
Bijlage 8 Bodem- en verhardingsonderzoek
Bijlage 9 Onderzoek Luchtkwaliteit Havenkwartier
Bijlage 9 Onderzoek luchtkwaliteit Havenkwartier
Bijlage 10 Natuurtoets
Bijlage 11 Activiteitenplan
Bijlage 12 Ontheffing Wet Natuurbescherming
Bijlage 12 Ontheffing Wet natuurbescherming
Bijlage 13 Memo Stikstofberekening Aanlegfase
Bijlage 13 Memo Stikstofberekening aanlegfase
Bijlage 14 Memo Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 14 Memo Stikstofberekening gebruiksfase
Bijlage 15 Geohydrologisch Onderzoek
Bijlage 15 Geohydrologisch onderzoek
Bijlage 16 Wateropgave
Bijlage 17 Archeologisch Bureauonderzoek Havenkwartier
Bijlage 17 Archeologisch bureauonderzoek Havenkwartier
Bijlage 18 Infosheet Solareis
Bijlage 19 Rapport Natuurinclusief Bouwen
Bijlage 19 Rapport natuurinclusief bouwen
Bijlage 20 Rapportage Klimaatadaptie Bureau Boot
Bijlage 20 Rapportage klimaatadaptie bureau BOOT
Bijlage 21 Bezonningsstudie
Bijlage 22 Onderzoek Windhinder
Bijlage 22 Onderzoek windhinder
Bijlage 23 Vooroverlegreacties
Bijlage 23 Vooroverlegreacties
Bijlage 24 Verslag Omgevingstafel 30-09-21
Bijlage 24 Verslag omgevingstafel 30-09-21
Bijlage 25 Vragen En Antwoorden Participatieavond
Bijlage 25 Vragen en antwoorden participatieavond
Bijlage 26 Overzichtstabel Geluidswaarden Van Bedrijven
Bijlage 26 Overzichtstabel geluidswaarden van bedrijven