KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 5 Cultuur En Ontspanning
Artikel 6 Gemengd
Artikel 7 Groen - 1
Artikel 8 Groen - 2
Artikel 9 Horeca
Artikel 10 Kantoor
Artikel 11 Maatschappelijk
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Tuin
Artikel 14 Verkeer
Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 16 Water
Artikel 17 Wonen - 1
Artikel 18 Wonen - 2
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 20 Waarde - Archeologie
Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 22 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 24 Algemene Bouwregels
Artikel 25 Algemene Gebruiksregels
Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Uitgangspunten
1.5 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ligging
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Beschrijving
2.4 Functionele Beschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Waterparagraaf
4.2 Bodem
4.3 Flora En Fauna
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
4.8 Archeologie
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Doelstellingen
5.3 Uitgangspunten
5.4 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
6.2 Bestemmingen
6.3 Dubbelbestemmingen
6.4 Overige Bepalingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 1 Waterparagraaf Schiedam Zuid
Bijlage 2 Flora- En Faunaparagraaf Bestemmingsplan Zuid
Bijlage 3 Bestemmingsplan Schiedam Zuid, Advies Externe Veiligheid
Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Bijlage 5 Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Zuid
Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Zuid

Zuid

Bestemmingsplan - gemeente Schiedam

Vastgesteld op 02-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Zuid van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0606.BP0001-0002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengesloten woningen:

een blok bestaande uit meer dan twee woningen waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende perceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.7 aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.8 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.11 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 atelier

een werkruimte voor de uitoefening van ontwerptechnische of kunstzinnige werkzaamheden.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed and breakfast:

het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.

1.15 bedrijf:

elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.18 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.

1.19 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.20 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping).

1.26 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 (bruto) vloeroppervlakte:

totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.

1.31 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.32 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.33 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.34 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondergeschikte horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.

1.36 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.37 dienstverlenend bedrijf:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied.

1.38 dierenverblijf:

een bouwwerk ten behoeve van de huisvesting van dieren.

1.39 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.40 erker:

een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke gericht is op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.

1.42 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.43 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.45 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw.

1.46 groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.47 halfvrijstaande woning / 2-onder-1-kapwoning:

een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.49 horeca(bedrijf):

  1. a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  2. b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  3. c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.

1.50 jachthaven:

haven waar gelegenheid wordt geboden tot het aanleggen, afmeren en afgemeerd houden van recreatievaartuigen.

1.51 kampeermiddel:

  1. a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;

één en ander voor zover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.52 kap:

een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogte 60°.

1.53 kwetsbaar object:

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.54 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.55 luifel:

een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.

1.56 ligplaats:

de ruimte die door een woonschip kan worden ingenomen.

1.57 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.58 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.

1.59 molenbiotoop:

de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.

1.60 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomend in een gebied.

1.61 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.62 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.

1.63 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.64 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.65 overbouwing:

een met de gevel van een gebouw verbonden, boven de ondergrond uitstekende, open (balkon)constructie welke hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.66 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.67 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.

1.68 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede daarmee (qua ruimtelijke uitstraling) gelijk te stellen beroepen en bedrijven.

1.69 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.70 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters.

1.71 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.73 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..

1.74 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.75 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.76 volumineuze detailhandel:

detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d..

1.77 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.78 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
    1. 1. ij een wegbreedte van tenminste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
    2. 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

1.79 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.80 woonschip:

een (in op- of aanbouw zijnd) vaartuig of de overblijfselen daarvan, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.

1.81 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.8 (horizontale) diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  2. b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingen

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
  2. b. een destilleerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'destilleerderij';
  3. c. bedrijfswoningen zijn niet toegelaten;

met daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - destilleerderij';
    3. 3. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    4. 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen

met daarbij behorende:

  1. b. erven;
  2. c. parkeervoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,0 meter respectievelijk 6,0 meter;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 5 Cultuur En Ontspanning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een atelier, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'atelier';
  2. b. een kinderboerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij';
  3. c. speeltuinen en speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin';

met daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen;
  4. g. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 6 Gemengd

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, uitsluitend op de begane grond;
  3. c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. horeca 1, uitsluitend op de begane grond;
  6. f. horeca 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca' en uitsluitend op de begane grond;
  7. g. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

met daarbij behorende:

  1. h. tuinen en erven;
  2. i. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. j. groenvoorzieningen;
  4. k. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een bouwhoogte van 2,0 meter.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de betreffende gronden te gebruiken ten behoeve van volumineuze detailhandel of detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.1, onder b voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
    1. 1. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
    2. 2. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
  2. b. het bepaalde in lid 6.1, onder e voor andere horeca-activiteiten dan bedoeld in dit lid mits de betreffende horeca-activiteit, naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelijk kan worden gesteld met de in lid 6.1, onder e genoemde horeca-activiteiten.

Artikel 7 Groen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. extensieve recreatie;
  3. c. speel- en jongerenvoorzieningen;
  4. d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  5. e. cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waarde - cultuurhistorie';

met daarbij behorende:

  1. f. straatmeubilair;
  2. g. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  3. h. bruggen en duikers;
  4. i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
    4. 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.

Artikel 8 Groen - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. bos- en groenvoorzieningen;
  3. c. extensieve recreatie;

met daarbij behorende:

  1. d. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  2. e. cultuur en milieueducatieve voorzieningen;
  3. f. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
  4. g. bruggen en duikers;
  5. h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca 1;

met daarbij behorende:

  1. b. erven en tuinen;
  2. c. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1, onder a voor andere horeca-activiteiten dan bedoeld in dit lid, mits de betreffende horeca-activiteit, naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelijk kan worden gesteld met de in lid 9.1, onder a genoemde horeca-activiteiten.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

met daarbij behorende:

  1. b. erven en tuinen;
  2. c. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. d. groenvoorzieningen;
  4. e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plekke van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' een overbouwing toegelaten;
  5. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder e, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. een sporthal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';

met daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding, tenzij geen bebouwingspercentage is aangeduid in welk geval het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven;
  2. b. bedrijfswoningen zijn niet toegelaten;

met daarbij behorende:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. toegelaten zijn erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 1,0 meter;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a , aangrenzend aan de op de op de verbeelding aangeduide 'woonschepenligplaatsen', bijgebouwen en overkappingen toegelaten tot een maximale oppervlakte van 10 m², mits niet meer dan 20% van de als 'tuin' bestemde gronden wordt bebouwd, en tot een hoogte van 3,0 meter;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 2.12, toegelaten.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.2, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijstroken en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. erftoegangswegen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. verblijfsgebieden;
  5. e. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. bruggen en duikers;
  3. h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor de verkoop en opslag van motorbrandstoffen.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. fiets- en wandelpaden;
  3. c. verblijfsgebieden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. een overbouwing ten dienste van de aangrenzende bestemming 'wonen - 4', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overbouwing';

met daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. bruggen en duikers;
  3. h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.2, voor het plaatsen van een verplaatsbare verkoopwagen en/of -kraam waarvoor een standplaatsvergunning vereist is, mits deze wordt geplaatst in de directe nabijheid van een wijk- of buurt(winkel)centrum, de oppervlakte niet groter is dan 30 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 5,0 meter.
  2. b. Aan de onder a genoemde afwijking van het bestemmingsplan kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot de tijdstippen waarop het betreffende bouwwerk ter plekke aanwezig mag zijn.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden voor de verkoop en opslag van motorbrandstoffen.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. scheepvaartverkeer en watersport;
  3. c. bruggen en duikers;
  4. d. wegverkeer ter plaatse van bruggen, tunnels en duikers;
  5. e. een aanlegsteiger, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  6. f. een gemaal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemaal';
  7. g. een jachthaven met daarbij behorende steigers en andere drijvende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
  8. h. een sluis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
  9. i. een tunnel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel';
  10. j. een trainingsveld voor honden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - hondentraining';
  11. k. woonschepenligplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';

met daarbij behorende:

  1. l. oevers en kaden;
  2. m. groenvoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 17 Wonen - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van aaneengesloten woningen;
  2. b. mantelzorg;
  3. c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
  4. d. bedrijven uit categorie 1 en 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en uitsluitend op de begane grond;
  5. e. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  6. f. opslag, niet zijnde de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag' en uitsluitend op de begane grond;
  7. g. een praktijkruimte groter dan de maximale oppervlakte als bedoeld onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
  8. h. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  9. i. wegen, fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daarbij behorende:

  1. j. tuinen en erven;
  2. k. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.1, onder c en d voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
  2. b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 18 Wonen - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
  2. b. mantelzorg;
  3. c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk;
  5. e. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  6. f. wegen, fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. parkeervoorzieningen.

18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:

  1. a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
  2. b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding van maximaal 150 Kv.

19.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - hoogspanningsverbinding' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - hoogspanningsverbinding' tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - hoogspanningsverbinding' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de leidingbeheerder.

Artikel 20 Waarde - Archeologie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

20.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvallende bestemming(en):

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie A' geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie B' geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,5 meter beneden NAP;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde – archeologie C' geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,0 meter NAP.

20.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 20.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  3. c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Cultuurhistorie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden;
  2. b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

21.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:

  1. a. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming;
  2. b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 21.2, voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw, gelet op:
    1. 1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
    2. 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
    3. 3. gevelindeling naar ramen, deuren en erkers.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien uit een schriftelijk advies van de Commissie voor welstand en monumenten blijkt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
  3. c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen uit het oogpunt van de cultuurhistorische waarden voorwaarden worden verbonden.

21.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 22 Waterstaat - Waterkering

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het beheer van waterstaatsdoeleinden.

22.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 22.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 23 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 24 Algemene Bouwregels

24.1 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

24.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 25 Algemene Gebruiksregels

25.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  1. a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
  4. d. voor opslag van zaken anders dan bedoeld onder b en c;
  5. e. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.

25.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  1. a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
    1. 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
    2. 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
  2. b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen en bijgebouwen, voor permanente bewoning;
  3. c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 26 Algemene Aanduidingsregels

26.1 Geluidzone - industrie

Binnen de 'Geluidzone - industrie' is nieuwbouw ten behoeve van het uitbreiden van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten.

26.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen [A en B] (Nieuwe Maas)

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen A' en de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' is de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B', mits:
    1. 1. het gebouwen betreft met een groot maatschappelijk of economisch belang;
    2. 2. de gebouwen toegelaten zijn op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' samenvalt, en;
    3. 3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval voorwaarden worden verbonden met betrekking tot:
    1. 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels;
    2. 2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;
    3. 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;
    4. 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;
    5. 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas en/of beglazing;
    6. 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
    7. 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
    8. 8. de ontruimingstijd van bouwwerken.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.

26.3 Vrijwaringszone - windmolen

Binnen de 'Veiligheidszone - windmolen' zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegelaten.

Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  5. e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
  6. f. geluidwerende voorzieningen;
  7. g. het oprichten van voorzieningen ter geleiding en/of beveiliging van het scheepvaartverkeer op de Nieuwe Maas en de daaraan gelegen havens, mits deze worden gebouwd in of op een afstand van minder dan 40,0 meter van de Nieuwe Maas en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20,0 meter;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

29.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behorende tot het bedrijf of tot de instelling waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage is gelegd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 30.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 30.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 30.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Zuid van de gemeente Schiedam"

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam

in de openbare vergadering van

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding

De gemeente Schiedam is, mede naar aanleiding van de op 1 juli 2008 in werking getreden nieuwe Wet ruimtelijke ordening, bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor de actualisatie van de bestemmingsplannen heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 het projectplan 'Actualisatie bestemmingsplannen 2007-2011' vastgesteld. Het projectplan dient ertoe om de actualisatieopgave versneld te voltooien. Doel van het projectplan is om medio 2011 in de gehele gemeente de beschikking te hebben over volledig geactualiseerde bestemmingsplannen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de wijk Zuid (De Gorzen). Voor deze wijk is een herziening van de daar nu geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. De huidige bestemmingsplanregelingen dateren grotendeels uit de jaren '40 van de vorige eeuw.

Doelstelling

Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate planologische regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. Hierbij is het enerzijds van belang dat het bestemmingsplan rechtszekerheid biedt en anderzijds vóór de inwerkingtreding kan dienen als ruimtelijke onderbouwing voor de te doorlopen projectbesluiten en ná de inwerkingtreding als bouwtitel voor aanvragen om omgevingsvergunning. Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en beheersen.

Uitgangspunt is het verminderen van de behoefte en/of noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken. Het bestemmingsplan is tevens gericht op een goed beheer en conservering van de bestaande situatie en past binnen de gemeentelijke doelstelling om uniformiteit in de bestemmingsplannen te brengen. Ontwikkelingen worden slechts in het bestemmingsplan opgenomen indien deze voldoende zijn uitgekristalliseerd.

Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan wordt opgesteld in overeenstemming met de "Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP2008" en het "Informatiemodel ruimtelijke ordening IMRO2008". Het plan is hierdoor digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied betreft een gebied met hoofdzakelijk een woonfunctie, welke in de vooroorlogse periode is gebouwd en grenst aan de Nieuwe Maas en het industrieterrein Nieuw Mathenesse. Daarnaast is binnen het plangebied, aan de Maasboulevard, een aanzienlijk groen- en recreatiegebied gelegen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Westerhaven en Nieuwe Haven, aan de oostzijde door de Buitenhaven en Voorhaven, aan de zuidzijde door de Nieuwe Maas en aan de westzijde door de Westfrankelandsedijk en Spuihaven. Op afbeelding 1 is het plangebied weergegeven.

Conform voornoemde doelstelling zullen nieuwe ontwikkelingen pas worden opgenomen in het plan wanneer deze voldoende zijn uitgekristalliseerd. Dit betreft in Zuid de sloop en nieuwbouw van (senioren)woningen aan de Nieuwe en Oude Maasstraat (zie paragraaf 5.4). Het project Houthaven valt buiten het plangebied. Voor dit project is een separate procedure gevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0001.png"

Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De volgende bestemmingsplannen worden door het bestemmingsplan Schiedam-Zuid (deels) vervangen:

Bestemmingsplan* Vastgesteld Goedgekeurd
(2) Plan van uitbreiding gemeente Schiedam (Plan in hoofdzaak) 04-07-1944 11-07-1945
(3) Bebouwingvoorschriften voor de Bebouwde kom 08-08-1944 03-02-1945
(5) Het hoofd 23-05-1947 15-06-1948
(8) Wilhelminahaven e.o 16-01-1953 12-05-1953
(16) Havendijk-Maasboulevard 23-01-1967 09-08-1967
(19) Hoofdstraat Zuid 27-05-1968 02-07-1969
(33) Mathenesse Zuid 18-08-1980 25-08-1981
(34) GTB terrein e.o 16-12-1985 24-07-1986
(34) GTB terrein e.o. tweede partiële herziening 24-09-2002 01-04-2003
(58) Binnenstad 2003 16-02-2004 05-10-2004
Groene Long 12-11-2007 06-03-2008
(VII) W. de Weigeraar - Stadhouderslaan - Westerhaven 25-05-1962 23-08-1962

* Nummers corresponderen met de nummers op afbeelding 2.

Het bestemmingsplan grenst aan het in 2004 vastgestelde bestemmingsplan "Binnenstad 2003". De grens tussen beide bestemmingsplannen wordt bepaald door de grens van het beschermd stadsgezicht van Schiedam. Aan de westzijde vindt qua begrenzing afstemming plaats met het in ontwikkeling zijnde bestemmingsplan "West". De plangrens en bestemmingen sluiten naadloos op elkaar aan.

De gemeente Schiedam beschikt over standaardregels in de vorm van een handboek bestemmingsplannen. De oude voorschriften worden omgebouwd naar standaardregels conform de standaard SVBP2008. Het handboek bestemmingsplannen is aangepast aan de SVBP2008.

1.4 Uitgangspunten

De ruimtelijke kwaliteit van Zuid is goed. De wijk kent een heldere structuur, besloten bouwblokken en een goede kwaliteit van bebouwing en openbare ruimte. Vanwege deze kwaliteiten wordt een bestemmingsplan met een hoofdzakelijk conserverend karakter opgesteld. De plansystematiek is te kenmerken als een "globaal gedetailleerd" bestemmingsplan. Dit betekent enerzijds dat de in het plangebied voorkomende bebouwing en functies gedetailleerd worden bestemd, terwijl anderzijds gewenste ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit laatste is gedaan door ofwel globaal te bestemmen ofwel door het opnemen van afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden.

Een voorbeeld van het conserverende karakter is de gedetailleerd opgenomen bebouwing. Op de verbeelding zijn de bestaande bouwvlakken en goot- en nokhoogtes opgenomen. Dat geldt ook voor de bestaande onderdoorgangen en de Rijks- en gemeentelijke monumenten. Daarnaast is in de regels de maatvoering geregeld van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen. De verkeersbestemming laat kleine aanpassingen in de inrichting van de openbare ruimte toe.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0002.png"

Afbeelding 2 - Vigerende bestemmingsplannen op 1 januari 2011

Bij de gehanteerde bestemmingen is het conserveren van de bestaande situatie leidend geweest. Ten aanzien van de bebouwing is vrijwel overal het huidige gebruik vastgelegd. Daarbij gaat het vooral om de woonfunctie, maar ook om ateliers, creativiteitscentra, medische, sociale, levensbeschouwelijke en culturele voorzieningen alsmede onderwijs, bedrijven, detailhandel, dienstverlening en horeca. Voor detailhandel, dienstverlening en bedrijven geldt een zekere mate van uitwisselbaarheid van functies.

Bij het gebruik van de openbare ruimte is eveneens vrijwel overal het huidige gebruik vastgelegd. Dat geldt bijvoorbeeld voor het water, de jachthaven, de woonschepen en de hoofdwaterkering van de Nieuwe Maas in het Park Maasboulevard. De geldende milieu- en Wro-zones worden eveneens in het bestemmingsplan opgenomen.

Het bestemmingsplan maakt één nieuwe ontwikkeling mogelijk: de sloop en nieuwbouw van (senioren) woningen aan de Nieuwe en Oude Maasstraat in het kader van het project 'Hof in Zuid' (zie paragraaf 5.4).

1.5 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied.
  • De gevolgen of effecten op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hoewel de gevolgen van deze aspecten, gelet op het conserverend karakter van het plan, minimaal zijn, dienen deze aspecten wel benoemd te worden.
  • De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
  • Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ligging

Het plangebied ligt aan de zuidkant van Schiedam en wordt ruimtelijk bijna volledig begrensd door water. Dit 'stedelijk eiland' is alleen via een aantal bruggen, dammen en/of sluizen te bereiken. Deze geïsoleerde ligging is de grootste kracht van de wijk Zuid. Hierdoor is veel van de eigen (en gewaardeerde) identiteit behouden. Alleen aan de noord-oostzijde loopt de plangrens niet door het water van de Nieuwe Haven, maar door het noordelijke deel van de Hoofdstraat. De plangrens volgt hier de grens van het beschermd stadsgezicht van Schiedam.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0003.jpg"

Afbeelding 3 - Begrenzing plangebied

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De huidige structuur en het stadsbeeld van Zuid zijn gedurende een lange periode gevormd. Hieronder wordt een korte schets gegeven van de historische ontwikkeling van het plangebied. Daarna volgt een analyse van de huidige kwaliteiten en beperkingen waar met het bestemmingsplan op zal worden ingespeeld.

1258 - 1614

Het aanleggen van een nieuwe dam in de Schie en de bouw van Huis te Riviere leidde het begin van Schiedam in. Rond de dam ontstond een centrum van handel en visserij. Deze ontwikkelde zich de volgende eeuwen tot een kern die de contour van de huidige binnenstad bepaalt.

1614 - 1800

Ook na het graven van de Nieuwe Haven in 1614 beperkte de stedelijke bebouwing van Schiedam zich nog tot het oude centrum. Het is pas met de opkomst van de branderijen in het midden van de 17e eeuw dat de stad met haar nieuwe golf van welvaart uitbreidt met de Brandersbuurt. In de 18e eeuw werden de korenmolens langs de randen gebouwd. In deze periode ontstond ook de Plantage.

1800 - 1900

In het midden van de 19e eeuw zorgt de komst van het station Schiedam aan de spoorlijn Rotterdam - Den Haag voor een oostelijke stadsuitbreiding. Ook in westelijke richting vinden uitbreidingen plaats. Met de komst van de Nieuwe Waterweg dient zich een nieuwe industrie aan, de scheepsbouw. Naast de gasfabriek in De Gorzen vestigt de eerste werf zich langs de monding van de Schie. In Zuid verschijnt de eerste woningbouw: kleine woningen, dan nog voor de arbeiders uit de branderijen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0004.png"

Afbeelding 4 - Ontstaansgeschiedenis Schiedam

1900 - 1923

De komst van de scheepsbouw leidt tot ingrijpende en grootschalige veranderingen. De eerst insteekhavens en de vestiging van grote scheepswerven, zoals Gusto en later Wilton Feijenoord, tasten de contour van de Nieuwe Maas aan. Wel zorgt dit voor veel werkgelegenheid en daarmee ook een groei van de stad. In deze periode worden de voor De Gorzen karakteristieke woonbuurten gebouwd. Onder invloed van de nieuwe Woningwet uit 1901 verandert ook de bouwwijze in deze periode, van individuele, perceelsgewijze woningbouw, naar de bouwbloksgewijze stadsuitleg van architect Sanders.

1923 - 1941

De schaalsprong in de scheepvaart leidt ook in Schiedam tot noodzakelijk grotere en diepere insteekhavens. In deze periode zijn de Wilhelminahaven en de Wiltonhaven gegraven en in gebruik genomen.

Na 1941

In de periode na de oorlog is De Gorzen hoofdzakelijk binnen haar bestaande grenzen verder volgebouwd. Met name het deel tussen de Groenelaan en de Plantage, de locatie van de gasfabriek, is grootschalig herontwikkeld tot woningbouw. Na 1970 krijgen de laatste grootschalige appartementencomplexen richting de Schie en over de dijk aan de Maasboulevard gestalte.

2.3 Ruimtelijke Beschrijving

Een groot deel van de wijk bestaat uit dichtbebouwde, overwegend kleinschalige bebouwing. De veelal smalle, stenige straten, het compacte stedelijke karakter en de architectuur uit de vroeg 20e eeuw hebben voor een groot deel bijgedragen aan het 'dorp in de stad'-gevoel van de wijk. Met name langs de Nieuwe Maas overheerst juist de weidsheid en de openheid van het water. Het Park Maasboulevard heeft een belangrijke recreatieve functie op stedelijk niveau. De hier gesitueerde woongebouwen vertegenwoordigen de grootschalige elementen in het plangebied. Specifieke elementen in het plangebied, beide samenhangend met de begrenzing van de wijk door het water, zijn de aanwezigheid van een jachthaven in de Spuihaven en woonschepen in de Westerhaven.

'Eiland'

De wijk De Gorzen is een eiland. De wijk wordt fysiek aan alle kanten omringd door havens, de Schie en de Nieuwe Maas. Vijf bruggen, waarvan één alleen voor langzaam verkeer, verbinden de wijk met Schiedam West, de Plantage en Nieuw Mathenesse. Dat is ook de kracht van De Gorzen. Door haar grote mate van afsluiting ten opzichte van haar omgeving is veel van de oorspronkelijke sociale en ruimtelijke samenhang bewaard gebleven. De wijk functioneert als een sterk sociaal samenhangend 'dorp' binnen de stad Schiedam.

Wijkopbouw

De Gorzen ontstaat in het midden van de 19e eeuw met de bouw van de gasfabriek en de kleinschalige woningen voor de arbeiders in de branderijen. De komst van de scheepsbouw naar Schiedam vanaf het begin van de 20e eeuw zorgt voor grootschalige ingrepen met de havenbekkens langs de Nieuwe Maas en biedt veel werkgelegenheid en daarmee een sterke groei van Schiedam, dus ook in De Gorzen. Tot aan de oorlog bouwt men de grote woningbouwblokken van architect Sanders ten zuiden van de Groenelaan. Na de oorlog zijn de in onbruik geraakte bedrijventerreinen in het oosten herontwikkeld tot woonbuurten en is over de Havendijk, in de rand van het park, gebouwd. Na 2005 zijn de laatste beschikbare plekken vergeven aan de nieuwbouw van Nolet en de, buiten het plan gelegen, ontwikkeling van de Houthaven.

De randen

Alle randen van de wijk kennen een eigen identiteit en een grote verscheidenheid: rivieroever, kade, haven, privétuinen. Sommige randen zijn open en bereikbaar, nodigen daarmee uit tot gebruik en bieden een prettige openbare ruimte aan de bewoner. Andere randen zijn, bewust of onbewust, verworden tot privéterrein. Op de overgang van wijk en park ligt een sterke scheiding die binnen het gebied ook als rand wordt ervaren. Zo zijn niet alle randen gelijkwaardig. Sommige zoeken de relatie met de omgeving, andere sluiten de relatie af.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0005.png"

Afbeelding 4 - Buurten in het plangebied

De stedenbouwkundige structuur van Zuid bestaat uit een ontworpen systeem van straten, pleinen, parken, plantsoenen en binnenterreinen. De wijze waarop deze structuur is vormgegeven is beïnvloed door het tijdsbeeld waarin elk van de buurten is ontstaan.

Dichtbebouwd gebied

Zuid is een dichtbebouwd gebied met relatief weinig onbebouwde ruimte. De openbare ruimte ligt voornamelijk langs de randen, bij het water. Door de wijk verspreid ligt versnipperd een aantal (verblijfs-)plekken die veelal niet zijn gedefinieerd en weinig onderlinge samenhang vertonen. Door de compacte opzet van de buurten met woningen zonder voortuin en vaak een kleine of volgebouwde achtertuin, is de behoefte aan openbare verblijfsruimte groot.

2.3.1 De buurten

Zuid is opgebouwd uit buurten die verschillen in bouwperiode, architectuur en/of stedenbouwkundige opzet en programma. Op afbeelding 4 zijn de buurten weergegeven. Door van elke buurt het eigen karakter te onderscheiden, kan de identiteit worden gewaarborgd. De buurten ogen als losse schollen met de wegen als grens. Een relatie tussen de wegen en de buurten is niet altijd even herkenbaar. Ook de herkenbaarheid van de wegen zelf laat te wensen over; ze functioneren wel of niet als verzamelroutes, maar zijn niet even eenduidig vormgegeven.

Noletbuurt

Deze buurt kent woningbouw uit verschillende perioden, die zich mengt met kleine en grote bedrijvigheid. Deze menging met ambachtelijke bedrijvigheid is een kwaliteit die verder uitgebouwd kan worden en goed past bij het 'arbeidersprofiel' van De Gorzen. De architectuur van de meeste blokken doet weinig recht aan het gewenste karakter van de buurt. Een verticale geleding van de woningen kan de schaal en korrel van de woonblokken differentiëren.

Eilandenbuurt

De arbeidersbuurt: De buurt aan weerszijden van de Groenelaan bevat de kleinste en oudste woningen van oorspronkelijk één laag met een kap die perceelsgewijs zijn gebouwd. Veel van de woningen zijn verbouwd door het toevoegen van een platte laag en/of door het betrekken van de achtertuinen bij de woning. De Groenelaan met haar winkels is de ruggengraat van de buurt.

Piet Sandersbuurt

  • Willemskade, wonen aan de kade: Deze buurt bestaat uit enkele stadsvernieuwingsblokken en individuele oudere panden. Langs de Westerhaven liggen woonschepen, met op de kade tuinen en schuren.
  • Omgeving Rozenburgerplein: Deze buurt bestaat uit enkele bouwblokken rondom het plein en de Rozenburgsestraat. Vanwege de oorspronkelijke Houthavens heeft deze buurt geen relatie met het nabijgelegen water. De straten die nu nog doodlopen zullen in de toekomst deel uitmaken van het nieuwbouwplan Houthaven.
  • Abbenbroeksestraat, Omgeving Sanders (monumentaal stadsgezicht): De woonbuurt tussen de Nieuwe Maasstraat en de Havendijk is oorspronkelijk door de architect Sanders ontworpen als sociale woningbouw. Opvallend is de hoge mate van vakmanschap en het oog voor detail waarmee de woonblokken zijn ontworpen. Ook de buitenruimte, de gebogen straten, de onderdoorgangen en de (binnen-)hoven ademen zorg en geborgenheid. De buurt is in de loop van de tijd sterk in kwaliteit achteruitgegaan. Recent is een restauratie van de woonblokken uitgevoerd.
  • Omgeving Lekstraat: De zone tussen de Gorzenkerk en de Voorhavenkade is relatief jong. Het gebied is zo onsamenhangend volgebouwd dat het afbreuk doet aan de aangrenzende buurten. De grote schaal van de verschillende appartementengebouwen past niet bij de maat en schaal van De Gorzen en belemmert het zich op de Gorzenkerk. De gebouwen lijken geen voorkant te hebben en geen inrichting of omgeving waar ze op reageren. Dit heeft haar reflectie op de wegenstructuur waar een rotonde nodig is gebleken om alle onlogische richtingen aan elkaar te binden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0006.jpg"

Sanders architectuur Bijzondere detaillering

Maasboulevard: wonen aan de rivier

De woontorens en flats aan de Havendijk hebben een grotere relatie met de rivier dan met het park. Ze staan aan de rand van het park gericht naar de rivier. Een mooie woonkwaliteit, met name op de hogere verdiepingen, maar weinig symbiose tussen de bebouwing en het wijkpark. De hoogbouw manifesteert zich door haar maat en schaal als duidelijke bakens voor de omgeving en vervult daarmee een rol als oriëntatiepunten binnen de wijk en als toegangspoorten tot het park.

Conclusie

De sociale cohesie, het 'dorp in de stad'-gevoel, is één van de sterkste pijlers van Zuid. Onder meer de heldere verdeling in de onderscheiden woonbuurten speelt daarin een rol. Ook de kleinschalige opbouw van de wijk, de veelal smalle, stenige straten en de architectuur uit de vroeg 20e eeuw dragen daar aan bij. Behoud en versterking van die sfeer en identiteit zijn dan ook de uitgangspunten om het karakter van Zuid verder uit te bouwen. Daar horen in de toekomst dan ook geen grootschalige ingrepen meer bij, zoals die na de oorlog in het oostelijk deel van de wijk zijn uitgevoerd.

Tenslotte kan de zelfstandige identiteit worden versterkt door de randen van De Gorzen als een samenhangende inrichtingsopgave te behandelen, door de vormgeving van een 'rondje Zuid' (zie paragraaf 2.3.3).

2.3.2 Infrastructuur

De belangrijkste toegangswegen tot het plangebied zijn aan de noordzijde de Lange Nieuwstraat, aan de oostzijde de Maasdijk, aan de zuidzijde de Hoofdstraat en aan de westzijde de Stadhouderslaan. De belangrijkste doorgaande autoroute loopt via de Westfrankelandsedijk en de Havendijk langs de zuidzijde van het plangebied. De belangrijkste doorgaande autoroute op buurtniveau wordt gevormd door de Rozenburgsestraat-Nieuwe Maasstraat-Lekstraat. Langs deze route rijden twee buslijnen (lijn 54 en lijn 57). Via de Groenelaan loopt een belangrijke route voor de langs deze straat gevestigde winkels (laden en lossen).

Verbindingen

De wegen kunnen eigen identiteitdragers zijn en, in plaats van de buurten te scheiden, deze aan elkaar te binden. Ook meer relaties tussen de verschillende buurten bevorderen een verdere versterking van de samenhang in de wijk.

Het netwerk van straten

De wegenstructuur in Zuid is vrijwel gelijkwaardig. De Havendijk onderscheidt zich door haar doorgaande functie en intensiteit. Op een paar straten na is het stelsel van straten in de wijk een prettig labyrint, hoewel weinig oriënterend.

Een hiërarchisch netwerk

Door een duidelijke hiërarchie van de verschillende wegen door de wijk, neemt de verkeersveiligheid toe. Deze hiërarchie komt vooral tot uiting in de wegprofielen. In dit bestemmingsplan is onderscheid gemaakt tussen erftoegangswegen en gebiedsontsluitingswegen.

2.3.3 Openbare ruimte

Het gehele plangebied is omgeven door waterwegen. De Nieuwe Waterweg, langs de zuidzijde van het plangebied, vormt veruit de belangrijkste waterweg, maar ook de Spuihaven en de Westerhaven vormen van oudsher belangrijke waterwegen.

De stedenbouwkundige structuur van Zuid bestaat uit een ontworpen systeem van straten, pleinen, parken, plantsoenen en binnenterreinen. De wijze waarop deze structuur is vormgegeven is beïnvloed door het tijdsbeeld waarin elk van de buurten is ontstaan.

De oudste openbare ruimte is de Hoofdstraat, de oorspronkelijke dijk langs het zuidelijke deel van de Schie. In de eerste ontwikkelingsfase van Zuid is de Groenelaan aangelegd met de haaks daarop liggende zijstraten. Deze volgen het oorspronkelijke polderpatroon, waardoor een visgraatstructuur is ontstaan. De derde ontwikkelingsfase betrof het gebied ten zuiden van de Nieuwe Maasstraat met een verkavelingstructuur uit de jaren 1920-1930. Deze wordt gekenmerkt door geknikte of gebogen straten, pleintjes en binnenhoven.

Openbare ruimte

De hoeveelheid openbare ruimte binnen de wijk mag dan beperkt zijn en niet altijd nader vormgegeven, de diversiteit aan ruimten is in potentie aanwezig in de vorm van kleine pleintjes, hofjes, binnenterreinen, parkeerpleintjes, kleine plantsoenen en speelplekken. De openbare ruimten liggen soms verborgen binnen de buurten, dan weer op de overgangen van buurten. Een aantal plekken grenzen aan de randen van de buurten met het water. Qua maat en schaal past de afmeting van de openbare plekken goed bij de kleinschalige structuur van de wijk.

Grootschalig groen

Op het niveau van de wijk spelen met name de groene lanen een rol. Een drietal lanen ligt parallel aan elkaar en structureren de wijk: de Groenelaan, de Nieuwe Maasstraat en de Havendijk. Het zijn straten met een winkel- of verkeersfunctie. De Oude Maasstraat en Poortugaalsestraat behoren tot de oudste lanen van Zuid, met grote statige bomen. Aan de randen van de wijk, langs de Willemskade, Nieuwe Haven, Jachthavenlaan en Voorhavenkade, vinden we ook een aantal mooie bomenstructuren. Het grootste openbare groen is het Park Maasboulevard; een groot wijkpark met losse boomgroepen, een kinderboerderij en een open plek aan de rivier.

Oriëntatiepunten

Veelal langs de randen van de wijk liggen een aantal belangrijke oriëntatiepunten. De Gorzenkerk (Heilig Hart kerk) springt het meest in het oog en is vanuit grote delen van de wijk te zien. Daarnaast spelen de woontorens op de kop van de Maasboulevard en de woontoren bij de Westerhavenbrug een rol in de oriëntatie binnen de wijk. Bijzondere gebouwen als het dijkgemaal langs de Havendijk en het kantoorpaviljoen aan de Spuihaven zijn weliswaar van een andere schaal, maar markeren, net als de toegangsbruggen van de wijk, op hun manier bijzondere plekken in de omgeving.

Routes door de wijk

Binnen het labyrint aan wegen en straten in Zuid springt een aantal van deze straten uit het weefsel in het oog. Dit zijn wegen die vanwege hun functie, vormgeving en ligging in de wijk, structurerend werken. Vaak vallen zij goed samen met zichtlijnen op de oriëntatiepunten in de wijk en/of haken aan op routes naar de omgeving

Rondje Zuid

Langs de randen van het 'eiland' ligt een aantal open plekken, zoals het pleintje bij de molen van Nolet, het sluizencomplex, het plein op de kop van de Schie en de omgeving van het kantoor op de kop van de Spuihaven. De randen verbinden veel van deze plekken met elkaar. Zo ontstaat de mogelijkheid tot een mooie aaneensluitende route. Daar waar de verbindingen buitenlangs niet meer mogelijk zijn, kan via de Rozenburgsestraat/Geervlietsestraat en de Hoofdstraat het 'rondje Zuid' afgemaakt worden.

Conclusie

De kleinschalige structuur van De Gorzen is niet altijd even goed opgewassen tegen de effecten van de groeiende maatschappij. Met name de toename van het autogebruik en de daaruit voortvloeiende vraag naar extra parkeerplaatsen is van invloed op het gebruik en de beleving van de openbare ruimte. Mede daar in de wijk sprake is van weinig private buitenruimte, in de vorm van voor- en achtertuinen, dient de openbare ruimte versterkt te worden. Herinrichting van de aanwezige openbare ruimte is op grond van het bestemmingsplan mogelijk.

2.4 Functionele Beschrijving

In het plangebied wordt voornamelijk gewoond, maar de wijk kenmerkt zich ook door een zeer gemêleerd aanbod aan functies (zie afbeelding 5). Het gevarieerde aanbod aan winkels en horecagelegenheden concentreert zich in een aantal straten, zoals de Groenelaan. Daarnaast zijn verspreid over de wijk, en dan vooral op hoeken van straten, veel kleinschalige ondernemingen (winkels, bedrijven en horeca) gevestigd. De bedrijvigheid zorgt enerzijds voor economische vitaliteit in de wijk, maar heeft tegelijkertijd effect op het woon- en leefklimaat. De bedrijfsgebouwen van destilleerderij Nolet en de daarbij behorende molen vervullen een bijzondere en karakteristieke rol in het gebied. Verspreid in het gebied zijn diverse maatschappelijke voorzieningen gevestigd, waaronder een kerk, enkele scholen, een wijkcentrum, een kinderboerderij en een gymzaal.

2.4.1 Onderwijs

In het plangebied Zuid zijn diverse scholen aanwezig. Het betreft OBS De Gorzen aan de Dwarsstraat en RK basisschool St. Wilibrordius aan de Poortugaalsestraat. Aan de Dirk Durrerstraat is, grenzend aan OBS De Gorzen, een sportzaal gevestigd. Scholen zijn bestemd als 'Maatschappelijk'.

2.4.2 Sociaal-culturele voorzieningen

In het noordelijke deel van het plangebied bevinden zich twee wijk- of buurtcentra. De wijkcentra bevinden zich op het adres Dwarsstraat 42 en Leliestraat 10. In de wijkcentra worden verschillende wijk- en buurtfuncties verzameld. Beide panden zijn op de verbeelding bestemd als 'Maatschappelijk'. De fysiotherapiepraktijk op de Ridderkerksestraat 29 en de maatschappelijke voorzieningen in de Bethelflat zijn bestemd door het toevoegen van de aanduiding 'maatschappelijk' aan de bestemming 'Wonen'.

2.4.3 Religieuze voorzieningen

Binnen het plangebied is één kerk aanwezig, de Gorzenkerk (Heilig Hart Kerk), aan de Lekstraat. De kerk is op de verbeelding bestemd als 'Maatschappelijk'.

2.4.4 Speelvoorzieningen

Ondanks het feit dat er in Zuid relatief weinig openbare ruimte is, is er toch een aanzienlijk aantal speelvoorzieningen. Enkelen daarvan bevinden zich op pleintjes of plantsoenen, anderen bevinden zich juist op de binnenterreinen van bouwblokken. Deze speelterreinen zijn op de verbeelding bestemd als 'Cultuur en ontspanning' met de aanduiding 'speeltuin'. In het Park Maasboulevard, aan de Jachthavenlaan, bevindt zich een kinderboerderij. Deze is bestemd als 'Cultuur en ontspanning - kinderboerderij'.

Locatie Soort speelvoorziening
Spuistraat Verhard speelterrein voor kleine kinderen
Dwarsstraat/Visserstraat Voetbalkooi en een bescheiden (verhard) speelterrein voor kleinere kinderen
Grevelingenstraat Enkele speelobjecten op het verharde plein
Wilhelminaplein Enkele speelobjecten op het verharde plein
Ridderkerksestraat (oostzijde) Speelterrein binnen bouwblok
Pendrechtsestraat Speelterrein op een verhard pleintje
Rozenburgerplein Door haag omgeven verhard speelterrein
Den Bommelsestraat Speelterrein binnen bouwblok

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0007.png"

Afbeelding 5 - Bijzondere functies in de wijk

2.4.5 Werkgelegenheid en economie

Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich diverse economische functies. Dit betreft bedrijfsvestigingen uiteenlopend van bouwbedrijven tot administratiekantoren, dienstverlening, winkels, horeca, onderwijsinstellingen en vrije beroepsuitoefening aan huis.

Detailhandel

Het winkelbestand in Zuid is voornamelijk geconcentreerd in de Groenelaan. Daarnaast bevinden zich een aantal kleinere concentraties langs de Nieuwe Haven en de Hoofdstraat. Verspreid door de wijk bevinden zich individuele detailhandelsvestigingen, bijvoorbeeld op hoeken van bouwblokken en aan pleinen of plantsoenen. Met name deze laatste zijn zeer kleinschalig en behoudens een enkele speciaalzaak het buurtniveau zeker niet overstijgend.

De detailhandel is op de verbeelding toegelaten binnen de bestemming 'Gemengd', ook waar het gaat om winkels op de begane grond van een hoekpand of een pand in een bouwblok. Reden hiervoor is dat op deze wijze de bestaande afwijkende functies in de woonblokken op de verbeelding duidelijk worden. Tevens kan op deze manier uitwisseling van functies plaatsvinden, mits passend in de woonomgeving. De economische duurzaamheid van individuele winkels en de vitaliteit van de wijk worden op deze manier gewaarborgd.

Commerciële dienstverlening

In het plangebied komt ook commerciële dienstverlening voor, zoals schoonheidssalons, kapsalons of een apotheek. Deze zijn op de verbeelding eveneens bestemd als 'Gemengd' om functie-uitwisseling mogelijk te maken.

Kantoren

Het kantoor op de kop van de Spuihaven is bestemd als 'Kantoor'. Daarnaast komen op verschillende plekken in de wijk kleine kantoren voor in (voormalige) woningen. Deze kantoren zijn binnen de bestemming 'Wonen' positief bestemd door middel van de aanduiding 'kantoor'. Dit geldt onder meer voor de panden Abbenbroeksestraat 18, IJsselmondsestraat 31 en Rozenburgerplein 2.

Praktijkruimten

Het tandtechnisch laboratorium op het adres Nieuwe Maasstraat 98 is middels de aanduiding 'praktijkruimte' toegelaten binnen de bestemming 'Wonen'.

Horeca

De horeca in Zuid beperkt zich tot een aantal over de wijk verspreid liggende vestigingen. De horeca is relatief kleinschalig en het buurtniveau niet of nauwelijks overstijgend. Het gaat veelal om buurthoreca op de hoeken van bouwblokken en winkelondersteunende horeca in de Groenelaan en Hoofdstraat. Omdat het niet wenselijk is horeca (middels een aanduiding) toe te laten binnen een woonbestemming zijn de panden waar zich nu horeca bevindt bestemd als 'Gemengd'. Binnen deze bestemming is alleen lichte horeca toegelaten. Uitzondering vormen de bestaande cafés (Rozenburgsestraat 2, Nieuwe Maasstraat 30, Nieuwe Maasstraat 33 en Wilhelminaplein 26), welke middels de aanduiding 'horeca' positief zijn bestemd. Bij een eventuele bedrijfsbeëindiging is functie-uitwisseling met één van de andere binnen 'Gemengd' toegelaten functies mogelijk. Het eetcafé aan de Maasboulevard is bestemd als 'Horeca'.

Bedrijven

Binnen het plangebied zijn meerdere bedrijven gevestigd. Afhankelijk van de aard en omvang van deze bedrijven zijn ze op de verbeelding bestemd als 'Bedrijf' of zijn ze met een aanduiding 'bedrijf' opgenomen binnen de bestemming 'Wonen'. Als 'Bedrijf' zijn bestemd de adressen Groenelaan 16-18, Hoofdstraat 8-36 (Nolet) en Willen Brouwerstraat 34-36. Nolet heeft daarbij, wegens de specifieke bedrijfsvoering, de nadere aanduiding 'destilleerderij'. Een uitzonderlijke categorie vormen de nutsgebouwen. Deze zijn op de verbeelding bestemd als 'Bedrijf - nutsvoorziening'.

Opslag

Op diverse plaatsen in Zuid vindt op de begane grond opslag van goederen plaats. Het betreft speciaal hiervoor gebouwde voorzieningen, maar ook voormalige garages of woningen. Waar opslag voorkomt is dit op de verbeelding met de aanduiding 'opslag' aangegeven.

2.4.6 Monumenten

Binnen het plangebied bevinden zich diverse monumenten. Deze zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie'. Als monumenten zijn aangewezen de panden:

  • Rijnstraat 1, kerk;
  • Groenelaan 64, winkel met bovenwoning;
  • Leliestraat 1, voormalige bank;
  • Leliestraat 10, school;
  • Hoofdstraat 215, woonhuis;
  • Hoofdstraat 293, woonhuis - bedrijfspand;
  • Hoofdstraat 295, woonhuis - bedrijfspand.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nota Ruimte

In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het motto van de nota is: "decentraal wat kan, centraal wat moet". Het Rijk benadrukt, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Tevens is een doel het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale waarden. De in de nota genoemde doelstellingen zijn inmiddels vertaald in de provinciale structuurvisie en de verordening Ruimte en de Stadsvisie.

3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp)

Op 3 augustus 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte als ontwerp ter inzage gelegd. De structuurvisie zal verschillende nota's gaan vervangen, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en een het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Daarnaast geldt voor de regio Rotterdam dat, ten gevolge van een kwalitatieve mismatch, tot 2040 ruim 100.000 woningen moeten worden vervangen.

3.1.3 AMvB Ruimte

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het ontwerp van de eerste aanvulling hierop.

Op grond van het Barro dient in een bestemmingsplan waarin een rijksvaarweg is gelegen, aansluitend aan de rijksvaarweg (zoals de Nieuwe Maas), een vrijwaringszone te worden opgenomen met een breedte van 25 meter. Binnen deze zone worden binnen het bestemmingsplan geen nieuwe bestemmingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en heeft derhalve geen invloed op het functioneren van deze rijksvaarweg. Met betrekking tot grote rivieren is aanvullend bepaald dat de aan het rivierbed gegeven bestemming slechts in voorkomende gevallen gewijzigd mag worden. Het rivierbed van de Nieuwe Maas is gelegen binnen het bestemmingsplan. De betreffende gronden zijn overeenkomstig de vigerende bestemming bestemd als 'water'. Primaire waterkeringen dienen als waterkering te worden bestemd. Door het plangebied loopt langs de Nieuwe Maas een waterkering. Ter bescherming van het belang van deze waterkering heeft deze de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'.

3.1.4 Nota Mensen Wensen Wonen

In 2000 is de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen; Wonen in de 21ste eeuw' vastgesteld. In de nota wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in ons land voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. De kern van het beleid is een keuze voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. De woonwensen van burgers dienen centraal te staan, waarbij het beleid niet langer gericht is op huisvesten, maar op wonen. De "traditionele confectieaanpak in de Nederlandse woningbouw" is hiertoe niet langer toereikend. "De burger wil een maatpak dat lekker zit en vele functies kan vervullen (huis-, werk- en studieplek)."

Om de burgers een dergelijk maatpak te kunnen leveren staan vier principes in de nota centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis van deze principes zijn vijf uitgangspunten opgesteld:

  1. 1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
  2. 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
  3. 3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
  4. 4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit;
  5. 5. groene woonwensen faciliteren.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de uitgangspunten zijn niet direct meer door te vertalen in de verschillende woonbestemmingen. Binnen de woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.

3.1.5 Waterbeleid 21e eeuw

Een belangrijke conclusie uit het 'Waterbeleid 21e eeuw' is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld (paragraaf 4.1). De relevante waterhuishoudkundige thema's voor het plangebied en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan zijn hierin opgenomen.

3.1.6 GroteStedenBeleid

Het nationale Grotestedenbeleid bestaat sinds 1994 en richt zich op het verbeteren en versterken van de steden. Naast de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht maken nog 26 steden deel uit van het Grotestedenbeleid; Schiedam is daar één van. Schiedam heeft zich actief ingezet om deel uit te maken van het Grotestedenbeleid. Het biedt extra kansen en mogelijkheden om de stad vooruit te helpen.

Doelstelling van het beleid is om een krachtige stad te realiseren. Dit moet bereikt worden door de onderstaande vijf uitgangspunten te hanteren, welke ongewijzigd blijven met de decentralisatie van het stedenbeleid in periode van 2010 tot 2014:

  1. 1. het verbeteren van de objectieve en de subjectieve veiligheid;
  2. 2. het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;
  3. 3. het verbeteren van de sociale kwaliteit van de leefomgeving;
  4. 4. het binden van de midden- en hogere inkomensgroepen aan de stad;
  5. 5. het vergroten van economische kracht van de stad.

In het kader van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Schiedam in 2009 een MeerjarenOntwikkelingsProgramma (MOP) voor de periode van 2010 tot 2015 opgesteld (zie paragraaf 3.3.2).

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing in kwaliteit. De structuurvisie vervangt de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005) en alle herzieningen en uitwerkingen ervan, evenals de nota Regels voor Ruimte (2006). Daarnaast implementeert de structuurvisie afspraken met de andere Groene Hartprovincies.

De provinciale structuurvisie heeft, voor zover relevant voor het voorliggende bestemmingsplan, betrekking op:

  • de concentratie en bundeling van verstedelijking binnen het bestaand stedelijk gebied;
  • het behoud van de grotere stedelijke groenstructuren (Park Maasboulevard);
  • het verbeteren van de waterveiligheid door het versterken van primaire waterkeringen met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • externe veiligheid in relatie tot het vervoer over de Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0008.jpg"

Afbeelding 6 - Functiekaart Provinciale Structuurvisie

3.2.2 Provinciale verordening Ruimte

Samen met de structuurvisie is de verordening 'Ruimte, ontwikkelen met schaarse ruimte' vastgesteld. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt daarbij regels, als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Voor Schiedam Zuid betreft dit de bebouwingscontouren, waterveiligheid en externe veiligheid.

De in het plangebied aanwezige primaire waterkering dient op grond van artikel 10 van de provinciale verordening als zodanig te worden bestemd, waarbij regels moeten worden opgenomen voor de onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. Uit het oogpunt van externe veiligheid (artikel 11) dient een zone van 40 meter vanaf de kade van de Nieuwe Maas te worden vrijgehouden van nieuwe bebouwing en is nieuwe bebouwing in het gebied tussen de 40 en 65 meter slechts mogelijk als sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang. Een advies van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond is daarbij vereist.

De primaire waterkering is bestemd als 'Waterstaat - waterkering'. De externe veiligheidszone is op de verbeelding aangeduid als 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'.

3.2.3 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020

Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020), dat in 2005 is vastgesteld, dient tegelijkertijd als streekplan voor de provincie en als regionaal structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. Het plan bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bedoeld voor een periode van vijftien jaar (2005-2020). De kern van de RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving.

Op grond van het RR2020 maakt het plangebied onderdeel uit van een gebied met de aanduiding 'upgrading stadswijken'. De stadsregio heeft op het gebied van het wonen een aantal beleidsdocumenten uitgebracht, waarvan de Regionale Visie Stedelijke Vernieuwing 2001-2010 (2002) en de Regionale Woonvisie (2003) de belangrijkste zijn. De ambities in het woonbeleid zijn het vergroten van het aanbod aan aantrekkelijke woningen en woonmilieus, zowel in kwaliteit als in aantallen, en een betere spreiding van deze aantrekkelijke woonmilieus over de regio. In het kader van dit laatste is het in een aantal stedelijke gemeenten, waaronder Schiedam, de opgave om kleine, gestapelde huurwoningen te onttrekken en woningen met meer kwaliteit toe te voegen.

Vooral in vooroorlogse stadswijken, zoals een deel van Schiedam Zuid, kan worden verdund door het kleinschalig (slopen en) samenvoegen van woningen. Op deze wijze wordt in de eerste plaats de leefbaarheid verhoogd doordat het overschot aan goedkope huurwoningen wordt omgebogen in een kans voor het realiseren van een startersmilieu voor 'high potentials': studenten en pas afgestudeerden. Deze wijken liggen immers op fietsafstand van stedelijke voorzieningen als winkels, bioscopen en horeca.

Met het oog op milieu wordt onder meer ingezet op efficiënt ruimtegebruik, het vrijhouden van het groenblauwe raamwerk van intensieve verstedelijking en het integreren van natuur en water in het stedelijk gebied. In het bestemmingsplan hebben de groen- en waterstructuren een passende bestemming gekregen. De verweving van de woonwijken met water en groen wordt hierdoor bevorderd en behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0009.jpg"

Afbeelding 7 - Woonmilieudifferentiatie RR2020

3.2.4 Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014

In 2005 heeft de provincie haar 'Woonvisie' tot 2015 gepresenteerd. In deze visie geeft de provincie aan wat haar woonbeleid is voor de jaren 2005-2014. De 'Woonvisie' is gebaseerd op de eerder vermelde nota 'Mensen, Wensen, Wonen'. In de visie wordt extra nadruk gelegd op het aanbieden van passende woningen aan verschillende doelgroepen. Hierbij worden een aantal 'kwalitatieve accenten' uitgelicht. De provincie streeft naar:

  1. 1. realisering van 50% van de nieuwe woningbehoefte door middel van verdichting en/of inbreiding;
  2. 2. handhaven van de bestaande sociale voorraad van ongeveer 30% van de totale woningvoorraad;
  3. 3. aandacht voor de realisatie van seniorenwoningen, ook om woningen voor starters en doorstromers vrij te maken;
  4. 4. differentiatie van stedelijke woonmilieus;
  5. 5. aandacht voor de bouw van woningen in het dure landelijke segment.

In dit bestemmingsplan wordt voor wat betreft wonen hoofdzakelijk de bestaande situatie vastgelegd. Het project 'Hof in Zuid' (zie paragraaf 5.4) betreft de sloop van enkele bouwblokken ten behoeve van de bouw van een complex met seniorenwoningen. De bouw ten behoeve van senioren sluit aan op de streefdoelen van de provincie.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Stadsvisie

Op 28 september 2009 heeft de raad de "Stadsvisie Schiedam 2030" vastgesteld. Deze stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de stadsvisie.

In de stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden. Op deze opgaven wil de gemeente zich de komende jaren focussen. Een tweetal daarvan is relevant voor het plangebied.

Versterken groene longen

Voor de groengebieden wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk inrichtingsniveau met goede gebruiksmogelijkheden voor de stedeling, gekoppeld aan een hoogwaardig beheer. Dit streven betreft de gebieden Poldervaart, Polderwetering, Harreweg, Park Kethel, Beatrixpark en de diverse stadsparken. Daarnaast is het een opgave om het landschap van Midden-Delfland voor de toekomst te behouden en de functies voor boeren, recreanten en natuur te combineren.

De groengebieden behorende bij het Park Maasboulevard zijn gelegen in het plangebied. In het bestemmingsplan hebben de gebieden behorende tot dit park een specifieke groenbestemming gekregen. Binnen deze bestemming bestaan mogelijkheden voor ontwikkeling van deze gebieden, zonder dat daarbij het recreatieve gebruik van deze natuurlijke gebieden wordt beperkt.

Doorgaan met de wijkenaanpak

In het kader van integrale gebiedsontwikkeling wordt de wijkenaanpak doorgezet. De aanpak richt zich op het verbinden van de Grotestedenbeleid-thema's sociaal, fysiek, economie en veiligheid. Speerpunt in deze aanpak is het doorzetten van de herstructurering van woongebieden in Nieuwland en Groenoord. Een ander speerpunt betreft de sociale, fysieke en economische revitalisering van Schiedam Oost. Naast deze specifieke gebieden krijgen de overige wijken ook middelen ter beschikking om in het kader van de sociale en fysieke thema's hun wijk aan te pakken.

Bij het wijkgericht werken staat de betrokkenheid van bewoners centraal. De aanpak is dan ook niet alleen gericht op het bestrijden van overlast, het tegengaan van verloedering en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens, maar ook het bestrijden van werkloosheid en het wegwerken van opvoedings- en integratieproblemen. Ook het onderhouden van gebouwen, fysieke herstructurering en een mooie openbare ruimte maken onderdeel uit van de aanpak.

De openbare ruimte in Schiedam Zuid heeft verschillende bestemmingen gekregen in het bestemmingsplan. De verschillende bestemmingen bieden voldoende flexibiliteit om herstructurering van de openbare ruimte mogelijk te maken. De wijkgerichte aanpak is hierdoor mogelijk.

3.3.2 MeerjarenOntwikkelingsProgramma

Het Meerjaren ontwikkelingsprogramma Schiedam 2010-2015 (MOP) is op 19 december 2009 vastgesteld. Het MOP geeft, als onderdeel van het nationale Grotestedenbeleid, voor de periode van 2010 tot 2015 weer op welke wijze enkele fysieke dimensies van de stadsvisie zullen worden uitgewerkt. Projecten uit het MOP die betrekking op het plangebied hebben zijn:

  • bevorderen van de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad;
  • bevorderen van de fysieke kwaliteit van de leefomgeving.

In dit bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Dit houdt in dat de bestaande woningdifferentiatie behouden blijft. De belangrijke groen- en watergebieden zijn flexibel bestemd om de openbare ruimte zo aantrekkelijk en gevarieerd mogelijk te houden. Voor het wijkpark is een groenbestemming opgenomen. Deze bestemming biedt ruimte voor het inrichten van het wijkpark met speelvoorzieningen en straatmeubilair. De mogelijkheid om het wijkpark op een dergelijke wijze in te richten kan de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid van het park vergroten.

3.3.3 Wijkplan Zuid

Op 3 mei 2007 heeft de raad het Wijkplan Zuid vastgesteld. Het wijkplan biedt de kaders voor de ontwikkeling van de wijk voor een periode van vier tot zeven jaar. Het plan benadrukt de behoefte tot verbetering van de bestaande woningvoorraad. Op het gebied van openbare ruimte is ook een kwalitatieve verbetering nodig en waar mogelijk juist een uitbreiding van de openbare ruimte met meer sport- en speelgelegenheid. Op dat openbaar gebied drukt eveneens de wens tot meer parkeerplaatsen in een wijk welke een grote parkeerproblematiek kent. De dichtbebouwde kleinschalige opzet sluit niet (meer) aan op het toenemende gebruik van de auto. Ook de verkeersveiligheid vraagt aandacht.

Hier is een conflict waarneembaar tussen de vraag naar parkeerplaatsen en de versterking van de (openbare) groenstructuur in de wijk Schiedam Zuid. De groenstructuur zal volgens het wijkplan gebaat zijn bij een bomenplan om het tekort aan bomen te verhelpen. Dit hoeft geen zodanig groot ruimtebeslag te hebben dat de uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen in het geding komt. De oplossing voor de krapte in parkeerplaatsen wordt voornamelijk gezocht in het haaks- in plaats van langsparkeren en het omvormen van restgebieden op aanwijzen van bewoners. De oplossingen voor deze twee aspecten hoeven niet te conflicteren.

3.3.4 Beleidsnota Wonen

In augustus 2003 heeft het college de 'Beleidsnota Wonen' vastgesteld. Deze nota biedt de visie van de gemeente op het wonen in het algemeen en de herstructurering in het bijzonder. Voor het plangebied is herstructurering niet aan de orde, maar algemene gemeentelijke ambities op het gebied van wonen zijn wel terug te vinden in het plangebied. Met haar woonbeleid streeft de gemeente Schiedam naar:

  1. 1. gevarieerde wijken (verschillende woningtypen, verschillende huishoudens);
  2. 2. synergie in de wijk om binding aan de wijk te bevorderen (aandacht voor duurzaamheid, veiligheid én wooncarrière);
  3. 3. de wijk is biotoop van de dagelijkse voorzieningen (kernbegrip is leefbaarheid);
  4. 4. bewoners moeten trots kunnen zijn op hun wijk (beeldbepalende, herkenbare elementen);
  5. 5. bestaande woningvoorraad ook verbeteren (de hele wijk moet ervan profiteren);
  6. 6. perspectief bieden aan alle inwoners (in de beleidsnota wordt aangegeven dat gemiddeld een derde van de huidige bewoners binnen de wijk wenst door te stromen).

Volkshuisvestingsplan 2008-2010

De 'Beleidsnota Wonen' is aan actualisatie toe. Daarom heeft de gemeente inmiddels een nieuw 'Volkshuisvestingsplan' opgesteld. Het plan is nog niet vastgesteld maar geeft wel een meer actueel inzicht in het woonbeleid van de gemeente Schiedam. Het plan is gebaseerd op de 'Beleidsnota Wonen' uit 2003, met als belangrijkste aanvulling dat meer wordt ingezet op een veelzijdiger aanbod van woonmilieus. Hoofddoel van het plan is 'het realiseren van een gevarieerde, evenwichtige en kwalitatief hoogwaardige woningvoorraad voor alle doelgroepen'. Actiepunten daarbij zijn:

  1. 1. 20% bereikbare woningen in elk plan of deelgebied, met daarnaast een goede spreiding over alle prijsklassen en woningtypen;
  2. 2. bij nieuwbouw van grotere aantallen: differentiatie in woningtypen en prijsklassen;
  3. 3. extra aandacht voor eengezinswoningen in zowel bereikbare huur- als bereikbare koopwoningen;
  4. 4. forse uitbreiding van het aantal bereikbare starterswoningen;
  5. 5. uitbreiding van het aantal toegankelijke woningen voor ouderen.

In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de actiepunten zijn niet meer direct door te vertalen. Wel worden binnen de woonbestemming beperkte mogelijkheden geboden voor uitbreiding en verbetering van de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis en het bieden van mantelzorg in de woning. Uitzondering vormt de bouw van seniorenwoning in het kader van het project 'Hof in Zuid'.

3.3.5 Groenstructuurplan

In het Groenstructuurplan uit 1995 is het gemeentelijk groenbeleid vastgelegd. Het structuurplan is een belangrijk instrument voor de langere termijn (10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare ruimte en de manier waarop water en groen, in relatie tot recreatie en ecologie, daarin een rol spelen. Het doel van het Groenstructuurplan is samen te vatten als "het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de openbare ruimte in Schiedam".

In het Groenstructuurplan ligt het accent op de kwaliteit van de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Uitgangspunt is dat het groen in Schiedam een hoge kwaliteit moet hebben. Het groen moet aan vier voorwaarden voldoen om te kunnen spreken van een hoge kwaliteit:

  • het groen moet duurzaam zijn, met name de hoofdgroenstructuur;
  • het groen moet functioneel zijn;
  • het groen moet een eigen sfeer hebben;
  • samenhang tussen de groenelementen (visueel en ecologisch).

Evaluatie Groenstructuurplan

In 2008 is het Groenstructuurplan geëvalueerd. In deze evaluatie zijn de beoogde maatregelen uit het Groenstructuurplan tegen het licht gehouden. Met betrekking tot Schiedam Zuid zijn in het Groenstructuurplan de volgende maatregelen genoemd:

  1. 1. het herinrichten van het Rozenburgerplein met handhaving van de bestaande bomen;
  2. 2. het op beperkte schaal uitbreiden van het groen en de speelvoorzieningen;
  3. 3. het aanbrengen van een dubbelzijdige laanbeplanting in de Nieuwe Maasstraat;
  4. 4. het opstellen van een plan voor het Park Maasboulevard voor geleidelijke verjonging van de beeldbepalende bomengroepen en de bosachtige rand;
  5. 5. het openhouden van de zichtlocatie vanaf de Maasboulevard.

Uit de evaluatie blijkt dat niet alle nagestreefde doelen gehaald zijn. Uitbreiding van de groen- en speelvoorzieningen bleek in de praktijk moeilijk te realiseren wegens een gebrek aan ruimte. Verjonging van het bomenbestand is eveneens moeilijk gebleken. De overige maatregelen zijn wel gerealiseerd.

In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden een specifieke groenbestemming gekregen. Door deze gebieden als 'groen' te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de verkeersbestemmingen, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied. De aanleg van groen- en speelvoorzieningen binnen deze bestemmingen is toegelaten.

3.3.6 Bestemmingsplan Groene Long

In november 2007 heeft de gemeenteraad, ter bescherming van de belangrijkste en structuurbepalende groengebieden, het bestemmingsplan "Groene Long 2007" vastgesteld. De gemeente heeft sinds 1995 een Groenstructuurplan. Dit plan is nog steeds actueel, maar heeft voor burgers geen juridisch bindende waarde. Het bestemmingsplan "Groene Long 2007" is de juridische vertaling van het Groenstructuurplan.

Het bestemmingsplan "Groene Long 2007" kan gezien worden als een herziening/aanvulling op de geldende bestemmingsplannen in het plangebied. De gebruiksfuncties uit deze plannen zijn in het bestemmingsplan "Groene Long 2007" min of meer indirect bestemd. De gebruiksfuncties zijn positief bestemd door middel van een "parapluregeling". Dit houdt in dat een nadere afweging vereist is wanneer aanspraak wordt gemaakt op de gebruiksfuncties uit de vigerende plannen.

Het Park Maasboulevard is op grond van dit bestemmingsplan onderdeel van de ecologische groenstructuur van bosgebieden en -linten (afbeelding 8). Het streven is het behoud, herstel en waar mogelijk versterken van de ecologische structuur van het park en het creëren van een samenhang tussen de verschillende groen- en waterstructuren met als doel te komen tot een ononderbroken ecologische structuur. Deze gebieden zijn bestemd als 'Groen - 2'. Door de gebieden op deze manier te bestemmen worden de doelstellingen zoals deze zijn geformuleerd in het bestemmingsplan "Groene Long 2007" gecontinueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0010.jpg"

Afbeelding 8 - Bestemmingsplan Groene Long

3.3.7 Nota Snippergroen 'Groen brengt leven in de stad'

Momenteel wordt de nota 'Snippergroen, De waarde van groen' voorbereid. De nota is nog niet vastgesteld maar kan, wanneer dit wel is gebeurd, gezien worden als vervanging van het Groenstructuurplan. Hoofddoel van nota is niet de uitgifte van openbaar groen, maar vooral de 'bescherming' er van. (Beperkte) uitgifte van openbaar groen zal alleen plaatsvinden als daarmee de uitstraling van de stad en de rest van het openbaar groen verbeterd kan worden, doordat bijvoorbeeld het straatbeeld wordt verfraaid, de samenhang wordt versterkt of het onderhoud kan worden verbeterd.

In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden een groenbestemming gekregen. Door deze gebieden zo te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de verkeersbestemmingen, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied en ze eenvoudig opgenomen kunnen worden in deze verkeersbestemmingen.

3.3.8 Speelruimteplan

In 2007 is het Speelruimteplan 'Buitenspelen, Ja Leuk!' vastgesteld. In dit beleidsplan worden de relevante richtlijnen voor het te vormen beleid, een analyse van de huidige speelruimte, het wenselijke en het huidige openbare speelvoorzieningenniveau en de te nemen maatregelen weergegeven.

Voor het plangebied geldt dat het de verwachting is dat het kinderaantal zich op of net onder het huidige niveau zal stabiliseren. Door het sterk stedelijke karakter van de wijk is het aandeel groen binnen de wijk beperkt. Aan de zuidrand bevindt zich het Park Maasboulevard dat voor de jeugd mogelijkheden biedt als informele speelruimte. De belangrijkste informele ruimte voor kinderen bestaat uit de trottoirs en de diverse pleintjes in de directe woonomgeving. Spelen op straat is minder goed mogelijk, doordat veel straten door hun profiel reeds smal zijn en nog verder worden versmald door geparkeerde auto's. Waar de informele ruimte op enkele plekken wat beperkt is, ligt het aantal formele plekken in de huidige situatie redelijk hoog. Met name voor de kinderen (0 t/m 5 jaar) zijn er veel plekjes met een beperkte inrichting van een enkel toestel. Het streefbeeld voor Schiedam Zuid vereist een beperkter aantal plekken voor kinderen. Voor de jeugd (6 t/m 11 jaar) volstaat het huidige aantal voorzieningen al wordt hier wat in geschoven voor een betere spreiding. Net als in enkele andere wijken zijn de voorzieningen voor de jongeren (12 t/m 18 jaar) te beperkt. Naast de diverse ontmoetingsmogelijkheden is het ook wenselijk het aantal sport- en spelvoorzieningen te vergroten.

De in het plangebied aanwezige (grotere) speeltuinen en -plekken zijn aangeduid als 'speeltuin' binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning'. Daarnaast laat het bestemmingsplan de mogelijkheid speel- en jongerenvoorzieningen aan te leggen binnen de groen- en verkeersbestemmingen.

3.3.9 Kadernota parkeerbeleid

Volgens het in 2006 uitgevoerde leefbaarheidsonderzoek is parkeren in vrijwel alle wijken een groot probleem. De verwachting is daarbij dat het autobezit nog verder zal toenemen, waardoor ook de parkeerproblemen nog toe zullen nemen. De parkeerproblematiek in Schiedam is in Kadernota Parkeerbeleid 2009-2013 (2009) integraal geanalyseerd. De nota is een stedelijk beleidsplan met een doorvertaling naar de verschillende wijken. Het parkeerbeleid in de nota omvat zeven stedelijke hoofdpunten, die binnen een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden worden geplaatst. Hierbij is rekening gehouden met gerelateerde beleidsterreinen. Ook is per wijk op hoofdlijnen aangegeven hoe dit beleid in de specifieke problematiek van die wijk kan worden uitgevoerd. Tenslotte is een uitvoeringsplan op hoofdlijnen opgenomen, waarin de voorgestelde maatregelen worden ingedeeld in maatregelen die op korte- of middellange termijn kunnen worden uitgevoerd, maatregelen die samenwerking met andere partijen vereisen en maatregelen waarvoor nog nader onderzoek nodig is. Het bestemmingsplan vormt geen beperking voor herinrichting van het openbaar gebied ten behoeve van het realiseren van extra parkeercapaciteit, eventueel in samenhang met groen- en speelvoorzieningen.

3.3.10 Nota Architectuur & Welstand

In november 2003 heeft de gemeente Schiedam de Nota Architectuur & Welstand vastgesteld. In deze nota zijn voor alle wijken in Schiedam de architectonische en stedenbouwkundige kenmerken beschreven.

Stedenbouwkundige en architectonische waardestelling

De hoofdas van de wijk, gevormd door de Rozenburgsestraat en -plein en de Nieuwe Maasstraat, heeft aan weerszijden overwegend verzorgde bebouwing, waarvan de kwaliteit in stand moet worden gehouden. De winkelstraat, de Groenelaan, is vrij karakteristiek vanwege de waardevolle architectuur op de hoeken van de zijstraten. De woningbouwcomplexen van architect Sanders in het oostelijk deel van de wijk zijn stedenbouwkundig zeer bijzonder te noemen. Het mooie ruimtelijke concept vormt samen met de architectonische en cultuurhistorische kenmerken een gave representant van de vroege sociale woningbouw in Schiedam. De meest historische bebouwing bevindt zich aan de Hoofdstraat en de Nieuwe Haven. Deze sporen van de geschiedenis verdienen het om zo gaaf mogelijk in stand te worden gehouden

Welstandsregime

De criteria uit de welstandsnota zijn vooral gericht op de bestaande bebouwing. Voor de vormgeving van nieuwbouwplannen moeten de architectonische randvoorwaarden in samenhang met de stedenbouwkundige eisen in een programma van eisen worden vastgelegd. Voor Zuid gelden de volgende kwaliteitsniveaus:

  • niveau 1 voor specifieke karakteristieke bebouwing, beeldbepalende panden en monumenten;
  • niveau 2 voor bebouwing langs de ontsluitingswegen;
  • het basisniveau voor overige bebouwing, met loketcriteria voor veel voorkomende bouwwerken;
  • welstandsvrij zijn het kleinestratengebied (het gebied tussen de Groenelaan en Dwarsstraat) en bebouwing (achtergevels en opstallen) binnen gesloten bouwblokken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0011.jpg"

Afbeelding 9 - Welstandskaart Schiedam Zuid

3.3.11 Nota Horecabeleid

In 2008 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012' vastgesteld. Op grond van deze nota wordt getracht een goede balans te bereiken tussen horeca als belangrijke economische functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie, zodat negatieve effecten van de horeca kunnen worden voorkomen. De strategie om deze balans te bereiken zag oorspronkelijk op het consolideren van horeca in woonwijken (geen nieuwe bedrijven en geen uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven) en het aangeven van de (on)wenselijkheid van de verschillende typen horecabedrijven in het centrum. Met de herziening van het horecabeleid in 2008 is de nadruk meer komen te liggen op het sociaal-recreatieve aspect van horeca en het meer toelaten van horeca, vooral waar dit aansluit op nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt blijft daarbij dat het woon- en leefmilieu behouden blijft waarbij de belasting en overlast voor de omgeving en omwonenden beperkt blijft.

Algemene uitgangspunten horecabeleid

Het (herziene) horecabeleid stelt dat bepaalde typen winkelbedrijven, zoals bakkerijen, slagerijen, viswinkels en koffie- en theewinkels de behoefte hebben om naast de verkoop van levensmiddelen ook kleinschalige horeca-activiteiten te ondernemen. Gezien het geringe overlastrisico dat winkels (o.a. vanwege de winkeltijden en het niet mogen schenken van alcoholhoudende drank) opleveren en de overige van toepassing zijnde regelgeving kan nog flexibeler worden omgegaan met dergelijke initiatieven. Dit geldt eveneens voor het kleinschalig verschaffen van logies.

Deze algemene uitgangspunten zijn vertaald in de planregels door ondergeschikte lichte horeca bij detailhandel toe te laten. Het hebben van een bed-and-breakfast is als aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit toegelaten binnen de woonbestemming.

Gebiedsgerichte uitgangspunten

Ten aanzien van het plangebied stelt het horecabeleid dat het wonen de voornaamste functie is en er geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest zijn sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien grotendeels in de behoefte van de bewoners. De faciliterende functie van de Groenelaan voor de buurt wordt verder versterkt door hier ongelimiteerd winkelondersteunende horeca toe te staan en een beperkte uitbreiding van restaurants en snackverstrekkers. Voor zowel restaurant als snackverstrekker geldt dat er in de Groenelaan één mag worden toegevoegd (zie afbeelding 10).

In verband met de toeristische route vanuit De Gorzen (aanlegplaats cruiseschepen, aanwezigheid destilleerderij en molen Nolet) wordt in het zuidelijke deel van de Hoofdstraat winkelondersteunende horeca ongelimiteerd toegestaan en de nieuwvestiging van twee restaurants.

Binnen de bestemming 'Gemengd', welke geldt voor zowel de Groenelaan als een deel van de Hoofdstraat, is horeca op de begane grond toegelaten. Dit biedt, samen met het aanvullende vergunningsstelsel voor horecagelegenheden, voldoende mogelijkheden om het aantal horecagelegenheden te reguleren in overeenstemming met de uitgangspunten van de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012'. Binnen het plangebied bevinden zich vier cafés. Deze zijn allen positief bestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0012.jpg"

Afbeelding 10 - Horeca: vestigings- en wijzigingsmogelijkheden

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

4.1 Waterparagraaf

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is door Witteveen + Bos de 'Waterparagraaf Schiedam Zuid' opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 6 april 2010 aangegeven in te kunnen stemmen met deze waterparagraaf. De volledige waterparagraaf "Waterparagraaf Schiedam Zuid" (Witteveen + Bos, nr. SDM105-1, d.d. 6 oktober 2009) is als Bijlage 1bij het bestemmingsplan gevoegd. Rijkswaterstaat heeft eveneens aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben.

In deze waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het doel van de waterparagraaf is het vastleggen en behouden van de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan, zoals oppervlaktewater en waterkeringen. Daarnaast wordt stilgestaan bij randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en de waterafvoer.

Hof in Zuid

Ten behoeve van de realisatie van het project 'Hof in Zuid' is door BK Ruimte & Milieu een aanvulling gegeven op de waterparagraaf (proj.nr. RM100103, d.d. 23 juni 2010). Geconcludeerd wordt dat, mede gelet op de beperkte toename van het bebouwd oppervlak (250 m²) het bouwplan niet leidt tot andere conclusies met betrekking tot het watersysteem dan de conclusies uit voornoemde "Waterparagraaf Schiedam Zuid".

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. In het kader van een voorontwerp van het bestemmingsplan 'Zuid' is door de gemeente Schiedam een milieuhygiënisch bodemadvies opgesteld.

4.2.1 Opbouw van de bodem

De bodem in het bestemmingsplangebied 'Zuid' bestaat, verticaal vanaf het oorspronkelijke maaiveld gezien, tot circa NAP -12 meter (de deklaag) uit zandige klei en veen. Deze deklaag is gevoelig voor zettingen en biedt weinig draagkracht. Onder de deklaag bevindt zich het zandige eerste watervoerende pakket. De grondwaterspiegel bevindt zich over het algemeen op een diepte tussen de 1 en 2 meter beneden het maaiveld.

Het bestemmingsplangebied wordt doorsneden door een dijklichaam met een primaire waterkerende functie. Het buitendijkse gebied (ten zuiden van de Havendijk) bestond oorspronkelijk uit slikgronden. Deze slikgronden stonden regelmatig onder water door het fluctuerende waterpeil van de Maas toen deze een brede zeearm was.

4.2.2 Bodemkwaliteit

Door de grote mate van verstedelijking is in de gemeente Schiedam weinig terug te vinden van de oorspronkelijke bodemopbouw. De woonwijk De Gorzen is in 1919 opgespoten met zandig materiaal. De ophooglaag bereikt rondom de Nieuwe Maasstraat een maximale dikte van 5 meter. Uit diverse bodemonderzoeken in de wijk blijkt in deze zandige ophooglaag regelmatig sprake te zijn van bijmengingen met (bouw)puin, verbrandingsresten of ander huishoudelijk afval. Mede hierdoor is de bodem in de wijk licht verontreinigd met koper, lood, zink, PAK en minerale olie. Daarbij is sprake van heterogeniteit van de verontreiniging, wat betekent dat plaatselijk hogere waarden van deze stoffen worden aangetroffen.

In het buitendijks gebied (ten zuiden van de Havendijk) zijn in de jaren '50 van de vorige eeuw verschillende insteekhavens, waaronder het Balkengat (nu Spuihaven), gedempt met grond (waarschijnlijk slib uit de Wilhelminahaven) die sterk verontreinigd is met zware metalen, PAK en minerale olie. Het overgebleven open water is ingericht als jachthaven De algemene bodemkwaliteit wijkt af van die van de wijk De Gorzen ten noorden van de Havendijk. Over het algemeen is de bodem in het buitendijkse gebied matig verontreinigd met zware metalen, minerale olie en EOX (pesticiden of bestrijdingsmiddelachtige stoffen).

4.2.3 Bodemsaneringen

Binnen het bestemmingsplangebied hebben een aantal grootschalige saneringen plaatsgevonden:

  • Het terrein van de voormalige gasfabriek, welke in 1856-57 is gebouwd en in de in de jaren '60 van de vorige eeuw is afgebroken, is in 1985 gesaneerd (met name op cyanide). De sanering had tot doel de bodemverontreiniging volledig (multifunctioneel) te verwijderen. Het gehele terrein dat de gasfabriek omsloot is in dit kader tot een diepte van ongeveer 3 meter afgegraven.
  • Op het terrein aan de Hoofdstraat 24-38 hebben diverse bedrijfsmatige activiteiten plaatsgevonden door de firma Nolet. In 1998 is een deel van het terrein gesaneerd door middel van isolatie en een deel door verwijdering.
  • Het terrein van de voormalige verffabriek Veveo aan de Willemskade en Hagastraat is in de jaren '90 volledig gesaneerd op minerale olie en enkele zware metalen.
  • Aan de Maasboulevard, ter plekke van het Hoofdplein en de Voorhavenkade, is een benzine-servicestation aanwezig geweest. De bodem is hier in 1992 nagenoeg volledig gesaneerd. Er is een geringe (stationaire) restverontreiniging met minerale olie achtergebleven in de Voorhavenkade.

4.2.4 Bestaande bodemverontreinigingen

Gelet op de bedrijvigheid in de wijk in het verleden is de kans dat op andere locaties sprake is van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Op basis van landelijke ervaringscijfers (uniforme bodemindexering) en de kleinschaligheid van de bedrijfsactiviteiten valt niet te verwachten dat daarbij sprake is van zodanige risico's (humaan, verspreiding en ecologisch) dat een spoedige sanering noodzakelijk is.

Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning (bouwen), voor een afwijking van een bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente en bij andere vormen van grondverzet is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoeken worden uitgevoerd conform de NEN5725 en 5740, aangevuld met onderzoek naar arseen (vanwege de van nature aanwezige zeeklei waaraan arseen is gebonden). Indien interventiewaarden worden overschreden kunnen bij bouwplannen en bestemmingswijzigingen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht).

4.2.5 Bodembeleid

Voor het bestemmingsplan 'Zuid' wordt gebiedsspecifiek bodembeleid gehanteerd. Dit betekent dat voor bepaalde stoffen (hogere) lokale maximale waarden zijn gedefinieerd die beter aansluiten bij een optimaal (her)gebruik (toepassingsbeleid voor grond) alsmede bij het saneringsbeleid in de vorm van een te hanteren terugsaneerwaarde. In plaats van de landelijk gewenste kwaliteit van de grond voor woongebieden (beneden de achtergrondwaarde voor een woonfunctie) geldt een bodemkwaliteit die beter aansluit bij de bestaande achtergrondwaarde in het plangebied, zonder dat daarbij sprake is van (humane) risico's. Toe te passen grond dient zintuiglijk vrij te zijn van bodemvreemde materialen en er mag geen asbest aanwezig zijn in gehaltes boven de interventiewaarde voor asbest. Tevens mag geen asbest aanwezig zijn in gehaltes boven de 10 mg/kg droge stof. De lokaal gewenste bodemkwaliteit is beschreven in een vastgestelde nota bodembeheer.

4.2.6 Hof in Zuid

Door Mol Ingenieursbureau is ten behoeve van het project 'Hof in Zuid' een verkennend bodemonderzoek (proj.nr. 12344.1, d.d. 12 juli 2010) en een nader bodemonderzoek (proj.nr. 12344B, d.d. 17 november 2010) uitgevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat ter plekke van deze locatie:

  • lichte tot sterke heterogene bodemverontreiniging met lood en zink in de bovengrond van de siertuinen;
  • de grond onder de bebouwing niet tot licht verontreinigd is met lood en zink;
  • dat de ondergrond niet tot licht verontreinigd is met de onderzochte parameters.

Gelet op deze bevindingen is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wel dient een plan van aanpak te worden opgesteld waarin wordt beschreven op welke wijze wordt omgegaan met de matig tot sterk verontreinigde bovengrond.

4.3 Flora En Fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Uitgangspunt voor de Flora- en faunawet is het "nee-tenzij"-principe. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden nagegaan of de wet uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Aan de hand van een literatuuronderzoek en globaal veldonderzoek is door afdeling Beheer en openbare ruimte van de gemeente Schiedam een flora- en faunaparagraaf opgesteld voor het plangebied. De volledige rapportage van het literatuur- en veldonderzoek "Flora- en faunaparagraaf Bestemmingsplan Zuid" (Cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling beheer en openbare ruimte, versie 0.5, d.d. 13 oktober 2009) is als Bijlage 2 bij het plan gevoegd.

Opgemerkt wordt dat het onderzoek een momentopname betreft. Met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde planten en dieren nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Binnen het gebied wordt onderscheid gemaakt tussen wijken (het bebouwde gebied) en groenstructuren. De wijken zijn in enige mate geschikt als biotoop voor beschermde flora en fauna. De groengebieden zijn geschikt als biotoop voor beschermde flora en fauna.

Binnen het plangebied worden meerdere biotopen aangetroffen welke geschikt zijn voor beschermde planten, vogels, zoogdieren, amfibieën, insecten, vissen en reptielen. Voor het gebied zijn actuele gegevens beschikbaar met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten vaatplanten, vogels, amfibieën, insecten, vissen en zoogdieren. Aangezien er meerdere soorten beschermde flora en fauna en/of soorten van de rode lijst zijn aangetroffen dienen de wettelijke voorschriften tot zorgvuldig handelen, de compensatieplicht en zorgplicht zoals omschreven in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen bij nieuwe ontwikkelingen.

Hof in Zuid

De afdeling Beheer en openbare ruimte van de gemeente Schiedam heeft ten behoeve van project 'Hof in Zuid' een nadere flora- en faunatoets uitgevoerd (Flora- en faunatoets sloop en nieuwbouwproject Hof in Zuid, versie 1.0, d.d. 31 maart 2010). Geconcludeerd wordt dat het project niet van invloed is op een duurzame instandhouding van flora en fauna. Wel dient het broedseizoen in acht genomen te worden.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Algemeen

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen, zijn niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:

  • rond inrichtingen waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, en de circulaire Risico-normering vervoer gevaarlijke stoffen, in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt.

4.4.2 Risicobronnen

Voor dit bestemmingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de externe veiligheidsaspecten voor het plangebied in kaart gebracht. Het volledige rapport "Bestemmingsplan Schiedam Zuid, advies externe veiligheid" (nr. 20942948, d.d. 21 juli 2009 ) is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.

Uit het rapport blijkt dat er één voor de veiligheid relevante inrichting in het plangebied ligt (Nolet Jeneverstokerij-Distilleerderij). De inrichting valt niet onder de werking van het Bevi zodat er formeel geen ruimtelijke beperkingen zijn. Wel wordt geadviseerd om ter plaatse van de op het terrein aanwezige windmolen een PR 10-6-veiligheidscontour van 40 meter uit het hart van de molen vast te leggen in verband met het risico op een wiekbreuk. Daarbij is geen groepsrisico van toepassing.

Buiten het plangebied liggen diverse voor de veiligheid relevante inrichtingen. De PR 10-6-contour van deze inrichtingen reiken niet tot het plangebied. Het invloedsgebied van Uniport Multipurpose Terminals, gelegen aan de andere kant van de Nieuwe Maas, reikt wel over het zuidwestelijk deel van het plangebied. In dit gebied bevinden zich twee woontorens.

Het plangebied ligt tevens binnen het invloedsgebied (1.000 meter) van de transportroute over de Nieuwe Maas. Het groepsrisico binnen het invloedsgebied overschrijdt de oriënterende waarde met een factor 8. De daarbij behorende PR 10-6-contour ligt op het water. In het (ontwerp) Basisnet Water wordt een plasbrandaandachtsgebied van 40 meter vanaf de waterlijn gedefinieerd waarbinnen beperkingen gelden voor ruimtelijke ontwikkeling. In dit kader wordt verwezen naar de provinciale vereisten met betrekking tot de veiligheidszonering rond de Nieuwe Maas waarin, in afwachting van de vaststelling van het Basisnet Water, een beleidsregel met een vergelijkbare strekking is opgenomen (zie paragraaf 3.2.2 en afbeelding 11).

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0013.png"

Afbeelding 11 - Ligging externe veiligheidszones Nieuwe Maas

4.4.3 Verantwoording groepsrisico

Voor het plangebied geldt dat sprake is van twee voor het GR relevante risicobronnen:

  • het bedrijf Uniport Multipurpose Terminals B.V, welke een GR heeft van 0,25 maal de oriënterende waarde.
  • het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas, waarvan het GR de oriënterende waarde met een factor 8 overschrijdt. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit een berekening is vooruitlopend op het Basisnet water. In het kader van het Basisnet water is aangegeven dat deze zonder GR-knelpunten, dus zonder overschrijding van de oriënterende waarde, zal worden vastgesteld. Wij hanteren dit gegeven bij het verantwoorden van het GR.

Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk waardoor de personendichtheid binnen het plangebied toeneemt. Het bestemmingsplan heeft daardoor geen invloed op het GR. Dit neemt niet weg dat de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, gelet op de overschrijding van het GR, heeft geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Het advies (adviesnr. 3816/009, d.d. 30 september 2009) is als Bijlage 4 bijgevoegd.

Het is niet mogelijk om in het kader van dit bestemmingsplannen bronmaatregelen te treffen in verband met de relevante risicobronnen. De bestaande situatie maakt het evenmin mogelijk dat middels dit bestemmingsplan maatregelen worden getroffen ter beperking van het GR. Het conserverende karakter van het bestemmingsplan zorgt er echter voor dat binnen het plangebied de persoonsdichtheid niet toeneemt. Voor het meest waarschijnlijke scenario, een plasbrandscenario (welke niet bepalend is voor het GR), wordt voorts de grootste veiligheidsafstand (65 meter) aangehouden.

Het plangebied is meerzijdig ontsloten waardoor het gebied goed bereikbaar is voor hulpdiensten in geval van een calamiteit. Dit neemt niet weg dat de dicht bebouwde omgeving, de beperkte breedte van de straten en de hoge parkeerdruk een belemmering kunnen vormen voor de interne bereikbaarheid in het plangebied. De mogelijkheden om dit te verbeteren zijn beperkt. Dit neemt niet weg dat bij een eventuele herinrichtingen van de openbare ruimte gekeken zal worden of er toch mogelijkheden zijn de bereikbaarheid te verbeteren.

In de huidige situatie is een overschrijding van het GR berekend. Deze neemt door het huidige plan niet toe. Daarnaast zal de oriënterende waarde in de toekomst, na vaststelling van het Basisnet water, niet langer worden overschreden. Dit, tezamen met het feit dat bronmaatregelen niet en effectmaatregelen maar in zeer beperkte mate mogelijk zijn alsmede de meerzijdige ontsluiting van het gebied voor hulpdiensten maken dat wij dit GR verantwoord vinden. Dit geldt eveneens voor het lage GR ten gevolge van Uniport Multipurpose Terminals B.V..

4.4.4 Hof in Zuid

BK Ruimte & Milieu heeft een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid met betrekking tot het project 'Hof in Zuid' (proj.nr. RM100103, d.d. 25 juni 2010). Overeenkomstig de rapportage van de DCMR wordt geconcludeerd dat de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen niet reiken tot de projectlocatie. In aanvulling wordt opgemerkt dat de realisatie van het project niet leidt tot een toename van het aantal mensen in het projectgebied.

4.5 Geluid

4.5.1 Algemeen

Met betrekking tot het aspect geluid worden de volgende potentiële geluidsbronnen onderscheiden:

  • Wegverkeerslawaai

Vanwege wegverkeerslawaai zijn de Westfrankelandsedijk en Havendijk volgens de Wet geluidhinder zoneplichtig. De overige wegen zijn bestaand of geprojecteerd 30 km/h-gebied. De Wet geluidhinder geeft aan dat 30 km/h-wegen niet zoneplichtig zijn. Bij ontwikkelingen langs dergelijke we-gen dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening altijd het geluidsaspect te worden overwogen. Het plangebied ligt niet in een zone van een buitenstedelijke weg.

  • Railverkeerlawaai

Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorlijn.

  • Industrielawaai

Het plangebied bevindt zich in de geluidszone van een aantal gezoneerde (haven)industrieterreinen. Dit betreft Schiedam-Zuid, Vulcaanhaven / Koningin Wilhelminahaven / Vettenoord / Het Scheur, Pernis / Botlek, Waal-Eemhaven en Havens Noordwest. De verschillende geluidszones samen bestrijken het gehele plangebied. Woningbouw binnen deze geluidzones is alleen mogelijk indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting op de gevel van nieuw te bouwen woningen niet hoger is dan 50 dB(A) of een verkregen hogere (geluids)waarde.

  • Vliegtuiglawaai

Het plangebied valt buiten de 35 Ke-contour van het vliegveld Rotterdam The Hague Airport.

4.5.2 Hof in Zuid

BK Ruimte & Milieu heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van het project 'Hof in Zuid' (proj.nr. GT100041, d.d. 24 juni 2010 en aanvulling d.d. 9 juli 2010).

  • Wegverkeerslawaai

De geluidsbelasting ten gevolge van de Havendijk voldoet aan de eisen van de Wet geluidhinder. De geluidsbelasting van de (niet gezoneerde) Nieuwe Maasstraat bedraagt 46 dB Lden. Deze geluidsbelasting ligt onder de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai van 48 dB Lden en is derhalve, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, acceptabel.

  • Industrielawaai

Het project is gelegen binnen de zones van de industrieterreinen Havens Noordwest, Waal-Eemhaven en Schiedam-Zuid. De geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van deze industrieterreinen is in alle gevallen lager dan of gelijk aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).

Het project 'Hof in Zuid' voldoet aan het bepaalde in de Wet geluidhinder met betrekking tot de maximaal toegelaten geluidsbelasting op de gevel.

4.6 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteitseisen worden benoemd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening door kunnen gaan.

Het NSL is een samenwerkingsprogramma van het Rijk, de provincies en gemeenten om samen de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd tot 1 augustus 2014. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen:

  • een belangrijk nieuw aspect is de AMVB "niet in betekenende mate" (nibm). Dit betekent dat als een project minder dan 3% van de grenswaarde voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, het project doorgang kan vinden. Deze projecten hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren;
  • projecten die wel "in betekende mate" (ibm) bijdragen zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het NSL is er op gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL, zowel (generieke) Rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket aan maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd;
  • als een project ibm is en niet is opgenomen in het NSL, kan projectsaldering worden toegepast. Dit is uitgewerkt in de ministeriële regeling "projectsaldering luchtkwaliteit 2007". Dit betekent dat bij het project 'onlosmakelijke maatregelen' worden genomen die de luchtkwaliteit verbeteren / niet verslechteren, of projectsaldering wordt toegepast. Saldering dient plaats te vinden in een gebied dat een functionele of geografische relatie heeft met het plangebied;
  • daarnaast is op 15 januari 2009 de AMvB Gevoelige bestemmingen in werking getreden. Hierin is vastgelegd dat als een bestuursorgaan voornemens is om nieuwe gevoelige bestemmingen (zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen) binnen 300 meter van een rijksweg of binnen 50 meter van een provinciale weg te realiseren, eerst onderzocht moet worden of op die locatie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden van PM10 en/of NO2.

Binnen het plangebied zijn er geen projecten die zijn opgenomen in het NSL. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is, worden geen projecten verwacht die het label ibm zullen krijgen. De AMvB Gevoelige bestemmingen is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing. Het project 'Hof in Zuid' is dusdanig van aard en omvang, mede daar sprake is van vervangende nieuwbouw, dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.

4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid

Ten aanzien van de milieuzonering rond de in het plan voorkomende bedrijven en inrichtingen is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). Er zijn geen bedrijven/inrichtingen in het plangebied die ruimtelijk een knelpunt vormen. Bij toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

4.8 Archeologie

Door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam is ten behoeve van het bestemmingsplan een archeologieparagraaf opgesteld.

4.8.1 Beleidskader

De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een 'archeologieparagraaf'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0014.jpg"

Afbeelding 12 - Ligging tracés oude dijken en kades in plangebied

Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid:

  • te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • te zorgen voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0015.jpg"

Afbeelding 13 - Begrenzing plangebied op topografische kaart uit 1850

4.8.2 Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet in verschillende periodes (Afzettingen van Duinkerke 0-III). Op het veen werd in de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) gewoond. Op de Afzettingen van Duinkerke 0 en I kunnen bewoningssporen uit de IJzertijd en Romeinse tijd voorkomen. Het gebied bevindt zich tussen de mondingen van de (voormalige) waterlopen Harg en Schie. De riviertjes dateren vermoedelijk uit de laatste eeuwen voor Christus. De kleiafzettingen in het gebied zullen deels afkomstig zijn van deze riviertjes en voor een deel van de Nieuwe Maas. Op dergelijke oever- en dekafzettingen werd in de Romeinse tijd en de (Vroege) Middeleeuwen gewoond. In de 10de / 11de eeuw werd het (klei-op) veengebied ontgonnen (afbeelding 12). De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering van het veen maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. Ten noorden van het plangebied ligt de Vlaardingerdijk. In het kader van de aanleg van de Beneluxlijn is in 1998 archeologisch onderzoek verricht aan de Vlaardingerdijk. De dijk is vermoedelijk in de 12de eeuw aangelegd en blijkt in verschillende fasen te zijn uitgebreid en opgehoogd. Tegen de Vlaardingerdijk werd in fasen vanaf de 14de eeuw het Oud- en Nieuw Westfrankenland bedijkt. In het noorden van het plangebied ligt, langs de nieuwe Haven, een klein gedeelte van de oudste dijk van het Westfrankenland (zie afbeelding 12 en 13, nr. 1). Er buiten lag lange tijd een zomerkade, ongeveer ter plaatse van de huidige Groenelaan (nr. 2). In de 17de eeuw werd de (later sterk opgehoogde) Frankenlandse Dijk (nr. 3) aangelegd in De Gorzen voor het Frankenland. Langs de (gekanaliseerde) monding van de Schie (Buitenhaven-Voorhaven) lagen in de 16de eeuw aanvankelijk slechts enkele boerderijen. De opbloei van Schiedam aan het einde van de 16de eeuw zorgde voor toename van de bebouwing langs de westelijke havendijk, die in de loop van de 18de eeuw geheel bebouwd blijkt te zijn (nr. 4).

4.8.3 Archeologische verwachting

In het gehele bestemmingsplangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De tracés van de dijken met een strook aan weerszijden ervan zijn kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Langs de Nieuwe Haven, de Buitenhaven en de Voorhaven kunnen bewoningssporen uit de periode van de opbloei van Schiedam vanaf circa 1600 worden aangetroffen.

Deelgebied A (zie afbeelding 14) betreft een jongere uitbreiding van het stadsgebied. Tot in de 18de eeuw is op historische kaarten slechts een enkele boerderij in deze zone afgebeeld. De jongere sporen langs het havenkanaal zullen veelal met ambachtelijke of industriële bedrijvigheid te maken hebben; sporen die in hun aard groter van oppervlakte zijn. Om deze reden kan binnen deze randzone van het stadsgebied, hoewel aangemerkt als een gebied met een hoge archeologische waarde, worden volstaan met een onderzoeksgrens van 200 m². Deze onderzoeksgrens sluit aan bij de regimes in de rest van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0016.png"

Afbeelding 14 - Archeologische onderzoeksgebieden

4.8.4 Aanbevelingen

Uit het oogpunt van de bescherming van archeologische waarden gelden de navolgende regelingen:

  • Voor deelgebied A (zie afbeelding 14) geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden vereist voor (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² meter en dieper dan 50 centimeter beneden het maaiveld (met uitzondering van bestaande weg- en leidingcunetten).
  • Voor deelgebied B geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden vereist voor (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 1,50 meter beneden NAP1 .
  • Voor deelgebied C geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden vereist voor (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0 meter NAP.

De gronden van het bestemmingsplan hebben allen de dubbelbestemming “Waarde - archeologie”. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden welke de aanbevolen oppervlakte- en dieptematen overschrijden. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen.

  1. 1. In afwijking van de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart wordt voor deelgebied B en C uitgegaan van een diepte ten opzichte van NAP in plaats van maaiveld. Het uitgaan van een diepte ten opzichte van NAP biedt meer duidelijkheid en zekerheid doordat deze maat niet wordt beinvloed door in het gebied aanwezige fluctuaties in de hoogte van het maaiveld.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Zuid' heeft een overwegend conserverend karakter. Voor grote delen van het plangebied bestaan slechts beperkte mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat het plangebied (nagenoeg) is voltooid.

Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in Hoofdstuk 6beschreven.

5.2 Doelstellingen

Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is zijn dan ook een belangrijke informatiebron bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan.

Naast het vertalen van gegevens uit de oorspronkelijke bestemmingsplannen is een ander doel om het bestemmingsplan 'Zuid' te baseren op de nieuwe standaardregels van de gemeente Schiedam. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de geldende bestemmingsplanregelingen zoveel mogelijk verweven in de gemeentelijke standaardregels. Voorliggend bestemmingsplan heeft dus de beschikking over een set regels dat zich conformeert aan de standaardregels van Schiedam, maar geen beperking vormt ten opzichte van de oorspronkelijke rechten van de burgers.

Tot slot dient het plan logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In Hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsstukken.

5.3 Uitgangspunten

5.3.1 Algemeen

Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn als regel de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door onder meer:

  1. 1. bestaande groengebieden en speelplekken te behouden;
  2. 2. waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
  3. 3. ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
  4. 4. uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen.

Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Binnen de verschillende bestemmingen wordt veel ruimte geboden voor groen, water, speelvoorzieningen en verblijfsgebied. Hiermee wordt de ruimte geboden een samenhangend netwerk van openbare ruimten te creëren.

5.3.2 Wijkeconomie

Een specifiek aandachtspunt voor de 'oudere' wijken Oost, Zuid en West is het versterken van de wijkeconomie. Uit het oogpunt van de wijkeconomie geldt voor de Groenelaan en het zuidelijke deel van de Hoofdstraat een specifieke regeling, afgestemd op het karakter van deze winkelstraten. Voor de Groenelaan is behoud en versterking van het winkellint speerpunt van beleid, terwijl voor het zuidelijk deel van de Hoofdstraat een ontwikkeling tot toeristische route wordt voorzien. Voor beide straten geldt dat de begane grond bestemd is voor detailhandel, dienstverlening, bedrijven en maatschappelijke voorzieningen, waarbij aanvullend geldt dat bij detailhandel 'winkelondersteunende horeca', zoals een 'broodjescorner' bij een bakker, is toegestaan. In beide straten geldt bovendien dat het aantal zelfstandige horecagelegenheden mag uitbreiden in lijn met het gemeentelijk horecabeleid (zie paragraaf 3.3.11).

Voor de overige, verspreid over de wijk liggende, bedrijfs- en winkelruimten geldt een gemengde bestemming. Op grond van deze bestemming mag de begane grond worden gebruikt ten behoeve van detailhandel, dienstverlening, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen. Uitwisseling tussen deze functies is toegelaten. Ter versterking van de wijkeconomie is daarnaast voorzien in een regeling die bedrijf en/of beroep-aan-huis mogelijk maakt binnen de bestemming 'Wonen'.

5.3.3 Dakopbouwen

In het verleden zijn veel woningen in Zuid verbouwd, waarbij de kap is vervangen door een dakopbouw. Het toelaten van dakopbouwen kan het straatbeeld verstoren. Om deze reden worden nieuwe dakopbouwen, mede gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan, niet toegelaten. Bestaande dakopbouwen zijn, als zijnde de bestaande situatie, positief bestemd.

5.3.4 Woonboten

In het plangebied liggen aan de Westerkade een aantal woonboten. De tuinen behorende bij de woonboten zijn bestemd als 'Tuin' en kennen een op de aard en ligging van de tuinen toegesneden regeling voor bijgebouwen en erfafscheidingen. Het doel hiervan is om de woonboten vanaf de weg zichtbaar te maken. Het aantal ligplaatsen in de Westerhaven is afgestemd op de Havenverordening.

5.3.5 Openbare ruimte

Bij de inrichting van de openbare ruimte staat het creëren van één samenhangend netwerk van openbare ruimten voorop, alsmede een betere verdeling van het verkeer over de wijk en (daarmee) het verminderen van de druk van het autoverkeer op de wijk. Voor de oude buurten kan dit onder andere betekenen dat indien daar mogelijkheden voor bestaan, de parkeercapaciteit wordt uitgebreid door het herinrichten van straten en pleinen en het opheffen van restgroen. Het bestemmingsplan maakt deze dynamiek mogelijk door de openbare ruimte op te nemen in de verkeersbestemmingen. Dit betekent dat de openbare ruimte flexibel kan worden ingericht, afhankelijk van de doelstellingen van de beheerder (de gemeente).

Het Park Maasboulevard speelt een belangrijke rol tussen de stad en rivier en vervult een belangrijke schakel in de 'groene long' tussen de Nieuwe Maas en Midden-Delfland. Ook op wijkniveau speelt het park een belangrijke rol. Het is van belang het park zowel ruimtelijk als functioneel meer bij de wijk te betrekken, met name door versterking van de recreatieve functie van het park. In navolging van het streekplan en het bestemmingsplan Groene Long wordt het Park Maasboulevard (mede) bestemd ten behoeve van extensieve recreatie.

5.4 Ontwikkelingen

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is door de gemeente bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen/dienen te worden. Het project 'Hof in Zuid' heeft de potentie heeft om in voorliggend bestemmingsplan een juridisch-planologische regeling te krijgen.

Hof in Zuid

Het wooncomplex tussen de Nieuwe en Oude Maasstraat wordt door Woonplus Schiedam gerenoveerd dan wel gesloopt. Het plan betreft enerzijds de renovatie van de woningen in de Bethelflat en de in het gebouw aanwezige ruimtes voor maatschappelijke functies. Dit betreft een interne renovatie welke niet leidt tot een andere planologische situatie. Op de verbeelding is deze locatie daarom, overeenkomstig de bestaande situatie, bestemd ten behoeve van gestapelde woningen met maatschappelijke voorzieningen.

Het naast de Bethelflat gelegen bouwblok zal worden gesloopt. De gesloopte woningen zullen worden vervangen door een gesloten bouwblok bestaande uit drie bouwlagen met een (schijn)kap. In het bouwblok worden 34 gelijkvloerse woningen voor ouderen gesitueerd rond een volledig omsloten binnenterrein. De woningen op de begane grond hebben daarbij een voordeur aan de straat terwijl de woningen op de verdieping middels een toegang aan de Nieuwe Maasstraat en een lift- en trappenhuis op het binnenterrein worden ontsloten.

Het plan wijkt qua goot- en nokhoogte en de ligging van de rooilijnen in beperkte mate af van de bestaande bebouwing. De open ruimten in de gevelvlakken, ter plaatse van de achtererven van de bestaande hoekwoningen, worden daarbij dichtgebouwd om een gesloten bouwblok te creëren.

Het parkeren vindt, evenals in de bestaande situatie, plaats in het openbaar gebied. Het project leidt niet tot een extra parkeerbehoefte in vergelijking tot de bestaande situatie, waardoor ten opzichte van de bestaande situatie niet hoeft te worden voorzien in extra parkeergelegenheid. De voor het project relevante milieuaspecten zijn besproken in Hoofdstuk 4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0001-0002_0017.jpg"

Afbeelding 15 - Impressies Hof in Zuid

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Juridische Opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de juridisch-planologisch basis gelegd voor de wijk Zuid. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de RO standaarden 2008. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de plankaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen. Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening; een plan met directe bouw- en gebruiksregels. Het plan bestaat uit de bestemmingen en bepalingen (zie paragraaf 6.2, 6.3 en 6.4).

Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels van de gemeente vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in voorliggend bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit gebiedsspecifieke situaties.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
  • In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 en 6.3 nader worden toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijf

De in het plangebied aanwezige bedrijven hebben de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Gelet op de specifieke bedrijfsactiviteiten heeft Nolet de nadere aanduiding 'destilleerderij' gekregen. In de andere bestemmingen zijn bedrijven ter plekke van de aanduiding 'bedrijf' toegelaten. Op deze locaties zijn bedrijven toegelaten met een beperkte milieubelasting, welke in overeenstemming is met de woonomgeving. Voor nutsvoorzieningen is een afzonderlijke bestemming opgenomen.

6.2.2 Cultuur en ontspanning

Het atelier aan de Zalmstraat en de kinderboerderij in het Park Maasboulevard zijn bestemd als 'Cultuuren ontspanning'. Gelet op de verschillen tussen de verschillende functies is een nadere onderverdeling gemaakt middels een aanduiding 'atelier' en 'kinderboerderij'.

De in het plangebied aanwezige (grotere) speeltuinen en -plekken zijn bestemd als 'Cultuur en ontspanning', met de aanduiding 'speeltuin'. Dit betreft de speeltuinen en -plekken als opgesomd in paragraaf 2.4.4.

6.2.3 Gemengd

De bebouwing langs met name de Groenelaan en in minder mate de Hoofdstraat en Nieuwe Haven zijn bestemd als 'Gemengd'. Deze bebouwing kenmerkt zich door de aanwezigheid van een winkel- of bedrijfsruimte op de begane grond met daarboven woningen. De bestemming 'Gemengd' voorziet in het behoud van het gemengde karakter van deze bebouwing, waarbij voldoende vrijheid wordt geboden voor onderlinge uitwisseling tussen de toegelaten gebruiksvormen (bedrijven, dienstverlening, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen en wonen).

6.2.4 Groen

De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als 'Groen - 1'. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen 'Verkeer - verblijfsgebied'.

De belangrijkste groenstructuur, het Park Maasboulevard, heeft de bestemming 'Groen - 2' gekregen. Het bestemmen op deze manier is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Groene Long 2007'. Binnen de bestemming 'Groen - 2' worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden behouden. Voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming ook toegestaan.

6.2.5 Horeca

Het eetcafé aan de Maasboulevard is bestemd als 'Horeca'. Ter plaatse is lichte horeca mogelijk. Op het perceel is een bouwvlak aangegeven waar bebouwing is toegelaten. Tevens is een maximale toegestane bouwhoogte opgenomen.

6.2.6 Kantoor

Het kantoorpand aan de Maasboulevard heeft de bestemming 'Kantoor'. Op het perceel is een bouwvlak getekend waar het kantoorpand binnen moet staan. Tevens is voor dit pand een maximale bouwhoogte opgenomen. Binnen de woonbestemming zijn kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' toegelaten.

6.2.7 Maatschappelijk

De maatschappelijke voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn, zoals een kerk en verschillende onderwijsinstellingen, hebben de bestemming 'Maatschappelijk'.

6.2.8 Recreatie

De jachthaven aan de Spuihaven is bestemd als 'Recreatie'. Binnen deze bestemming is uitsluitend een jachthaven toegelaten. De steigers, aanlegplaatsen en andere in het water gelegen voorzieningen ten behoeve van de jachthaven zijn binnen de bestemming 'Water' toegelaten ter plekke van de aanduiding 'jachthaven'.

6.2.9 Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen om te voorkomen dat daar waar voortuinen aanwezig zijn deze volgebouwd worden. Toegestaan zijn kleine bijgebouwen en ondergeschikte bouwdelen behorende tot het op de aangrenzende bestemming gelegen hoofdgebouw. Deze regeling geldt eveneens voor de tuinen behorende bij de woonschepen welke in de Westerhaven zijn toegelaten.

6.2.10 Verkeer

Er is een onderscheid gemaakt in wegen met voornamelijk een stroomfunctie en wegen die als verblijfsgebied zijn ingericht. De gebieden waar de verblijfsfunctie overheerst, zijn als 'Verkeer -verblijfsgebied' bestemd. De Havendijk, welke weg een stroomfunctie heeft, is bestemd als 'Verkeer'.

6.2.11 Water

Binnen diverse bestemmingen mogen watergangen en -partijen gerealiseerd worden. De belangrijkste watergangen zijn echter in de bestemming 'Water' opgenomen. Het is binnen deze bestemming toegestaan om bruggen en duikers te realiseren. De oevers binnen deze bestemming kunnen op een ecologische wijze ingericht worden. Binnen deze bestemming zijn ter plaatse van de betreffende aanduidingen aanlegsteigers, jachthavens, gemalen, sluizen en tunnels toegelaten.

Een bijzondere functie binnen de bestemming 'Water' betreffen de woonschepenligplaatsen in de Westerhaven. Ten behoeve van de woonschepen is een bouwregeling opgenomen. Daarnaast geldt voor woonschepen dat ter plaatse van de aansluitende bestemming 'Tuin' bijgebouwen zijn toegelaten.

6.2.12 Wonen

De woningen zijn bestemd als 'Wonen - 1' of 'Wonen - 2'. Het verschil in de bestemmingen is gebaseerd op de verschillende woningtypologieën. De eerste woonbestemming betreft aaneengesloten woningen en de tweede gestapelde woningbouw. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woning mag worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen een maximale goot- en/of bouwhoogte opgenomen. De gronden mogen worden gebruikt als erf, tuin en ontsluitingsweg.

Aan- en bijgebouwen

Binnen de woonbestemmingen wordt een onderscheid gemaakt tussen aan- en bijgebouwen. Een aanbouw is een aan een woning (hoofdgebouw) gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de woning. Een bijgebouw betreft een bij een woning behorend vrijstaand gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte. In de regels is een regeling opgenomen met betrekking tot de mogelijkheid voor aan- en bijgebouwen (Wonen - 1) of alleen bijgebouwen (Wonen - 2).

Mantelzorg

Landelijk is maatschappelijk draagvlak gegroeid voor het creëren van woonruimte in of bij een bestaande woning welke het voor de bewoners van een woning mogelijk maakt (tijdelijk) mantelzorg te verlenen aan iemand die deze zorg nodig heeft. Deze behoefte is ontstaan uit de wens van hulpbehoevenden om in een vertrouwde omgeving de vereiste hulp te krijgen en de wil van familie of vrienden om deze hulp te geven. Om deze reden wordt mantelzorg binnen de woonbestemming toegelaten.

Mantelzorg is gedefinieerd als het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in een aan- of bijgebouw. Mantelzorg mag daarmee in de eerste plaats niet plaatsvinden in het kader van de beroepsuitoefening of door zorgorganisaties. Daarnaast mag mantelzorg niet leiden tot een toename van het aantal zelfstandige woonruimten. Om deze reden is mantelzorg slechts toegelaten in de vorm van inwoning wat een sterke mate van afhankelijkheid en verbondenheid veronderstelt. De regeling voor aan- en bijgebouwen biedt voldoende ruimte om te voorzien in de behoefte aan afhankelijke woonruimte.

Beroep of bedrijf aan huis

In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de bijbehorende bijgebouwen:

  • bij beroepsmatige activiteiten gaat het met name om de 'vrije beroepen';
  • bij bedrijfsmatige activiteiten gaat het om kleinschalige vormen van bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde dienstverlening, en het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid.

Hoewel het realiseren van een praktijkruimte binnen een woning niet op ruimtelijke en fysieke bezwaren stuit, dient voorkomen te worden dat overlast voor omwonenden ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem niet inspeelt op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Daarom wordt in de regels een aantal beperkingen opgenomen en zijn detailhandel en horeca niet toegelaten.

Binnen de woonbestemmingen is het gebruik van de woning en bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte toegestaan. Verder is onder meer bepaald dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de woonomgeving en dat de activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner van het pand. De bedrijfsmatige activiteiten worden beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2 omdat deze activiteiten doorgaans geen afbreuk doen aan de woonomgeving.

Aanduidingen binnen de woonbestemming

Ter plaatse van de aanduiding 'garage' is een cluster van garageboxen toegelaten ten behoeve van elders gelegen woningen. Garages en bergplaatsen die op hetzelfde perceel als de woning liggen vallen onder de aan- en bijgebouwenregeling. Ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf', 'maatschappelijk', 'kantoor', 'opslag' en 'praktijkruimte' zijn naast de woonfunctie de betreffende functies op de begane grond toegestaan.

6.3 Dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding - hoogspanningsverbinding

De dubbelbestemming 'Leiding - hoogspanningsverbinding' is bedoeld om de in het plangebied aanwezige ondergrondse hoogspanningsverbinding te beschermen. De dubbelbestemming kent een bouwverbod voor het bouwen binnen 3,0 meter van de hoogspanningsverbinding. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning vereist.

6.3.2 Waarde - archeologie

Voor het gehele plangebied gelden verschillende archeologische (verwachtings)waarden (zie paragraaf 4.8). Deze verwachtingswaarden worden beschermd door het geven van de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie' aan het plangebied. Binnen deze dubbelbestemmingen is in de regels een bouwverbod opgenomen en is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen van werken en werkzaamheden. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning kan pas nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de afwijking of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Indien uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen archeologische waarden aanwezig zijn kan de dubbelbestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.

6.3.3 Waarde - cultuurhistorie

De medebestemming 'Waarde - cultuurhistorie' is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen. Het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het verlenen van de afwijking betrokken. Daarnaast geldt dat voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.

6.3.4 Waterstaat - Waterkering

De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het waterschap. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.

6.4 Overige Bepalingen

6.4.1 Algemene aanduidingsregels

In overeenstemming met het bepaalde in de provinciale verordening 'Ruimte' (zie paragraaf 3.2.2) is langs de Nieuwe Maas een veiligheidszone gelegd waarbinnen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht tenzij sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang. Ter plekke van de windmolen bij de destilleerderij van Nolet is, gelet op het advies van de DCMR (paragraaf 4.4) eveneens een veiligheidszone gelegd waarbinnen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd.

Het plangebied is in zijn geheel gelegen binnen de geluidszone van verschillende gezoneerde industrieterreinen (zie paragraaf 4.5). In overeenstemming met het bepaalde in de Wet geluidhinder geldt dat binnen deze geluidszone geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid of een verkregen hogere (geluids)waarde.

6.4.2 Afwijkingsregels

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. Er is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en het wijzigen van de hoogte van de vrijstaande woningen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

6.4.3 Algemene wijzigingsregels

In voorliggend bestemmingsplan is één algemene wijzigingsregel opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen op te vangen.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en laat behoudens het project 'Hof in Zuid' geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe.

Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.

Planschade

Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Het is in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.

Geen exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

Het bestemmingsplan 'Zuid' is conserverend van aard. Het bestemmingsplan biedt, behoudens het project 'Hof in Zuid', geen ruimte voor aanvullende woningbouw dan wel één van de andere in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het project 'Hof in Zuid' voorziet niet in kosten als bedoeld in artikel 6.2.4, onder b t/m f van het Bro, behoudens eventuele kosten verbonden met het aansluiten van het bouwperceel op de openbare ruimte of nutsvoorzieningen. Gelet hierop, onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 6.2.1, sub b en c van het Bro en artikel 6.12, tweede lid van de Wro, wordt geen aanleiding gezien om, aanvullend op het bestemmingsplan 'Zuid' een exploitatieplan vast te stellen.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan worden voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, de Inspectie VROM, het Waterschap en overige organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de "Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Zuid" die als bijlage 5 is bijgevoegd.

Resultaten inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Schiedam. Daarnaast heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor bewoners en bedrijven in de wijk. De naar aanleiding van de informatiebijeenkomst en het bestuurlijk vooroverleg ontvangen reacties zijn opgenomen in de weergegeven in de "Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Zuid" (bijlage 5). Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

Terinzagelegging

Het bestemmingsplan heeft vanaf 29 september 2011 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan is 1 zienswijze ontvangen van de VROM-inspectie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De ingediende zienswijze en de reactie hierop is opgenomen in de “Nota van zienswijzen bestemmingsplan Zuid” (Bijlage 6).

Beroep

De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
0111, 0113 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 30 2
0112 Tuinbouw:
- bedrijfsgebouwen 30 2
- kassen zonder verwarming 30 2
- kassen met gasverwarming 30 2
- champignonkwekerijen (algemeen) 30 2
- champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 3.2
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 2
- witlofkwekerijen (algemeen) 30 2
0121 Fokken en houden van rundvee 100 3.2
0122 Fokken en houden van overige graasdieren:
- paardenfokkerijen 50 3.1
- overige graasdieren 50 3.1
0123 Fokken en houden van varkens 200 4.1
0124 Fokken en houden van pluimvee:
- legkippen 200 4.1
- opfokkippen en mestkuikens 200 4.1
- eenden en ganzen 200 4.1
- overig pluimvee 100 3.2
0125 Fokken en houden van overige dieren:
- nertsen en vossen 200 4.1
- konijnen 100 3.2
- huisdieren 50 3.1
- maden, wormen e.d. 100 3.2
- bijen 30 2
- overige dieren 30 2
0130 Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) 100 3.2
0140 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 50 3.1
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 2
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 50 3.1
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 2
0142 KI-stations 30 2
02 BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW
020 Bosbouwbedrijven 50 3.1
05 VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN
0501.1 Zeevisserijbedrijven 100 3.2
0501.2 Binnenvisserijbedrijven 50 3.1
0502 Vis- en schaaldierkwekerijen
- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven 100 3.2
- visteeltbedrijven 50 3.1
10 TURFWINNING
103 Turfwinningbedrijven 100 3.2
11 AARDOLIE- EN AARDGASWINNING
111 Aardolie- en aardgaswinning:
- aardoliewinputten 200 4.1
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m³/d 500 5.1
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m³/d 700 5.2
14 WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D.
1421 Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht):
- algemeen 200 4.1
- steenbrekerijen 700 5.2
144 Zoutwinningbedrijven 100 3.2
145 Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven 500 5.1
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:
- slachterijen en pluimveeslachterijen 100 3.2
- vetsmelterijen 700 5.2
- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval 300 4.2
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² 100 3.2
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² 50 3.1
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² 50 3.1
- loonslachterijen 50 3.1
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
152 Visverwerkingsbedrijven:
- drogen 700 5.2
- conserveren 200 4.1
- roken 300 4.2
- verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² 300 4.2
- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² 100 3.2
- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² 50 3.1
1531 Aardappelprodukten fabrieken:
- vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1532, 1533 Groente- en fruitconservenfabrieken:
- jam 100 3.2
- groente algemeen 100 3.2
- met koolsoorten 100 3.2
- met drogerijen 300 4.2
- met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
1541 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
- p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1542 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
- p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1543 Margarinefabrieken:
- p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1551 Zuivelprodukten fabrieken:
- gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u 500 5.1
- geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u 500 5.1
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 100 3.2
- melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 300 4.2
- overige zuivelprodukten fabrieken 300 4.2
1552 Consumptie-ijsfabrieken:
- p.o. > 200 m² 100 3.2
- p.o. <= 200 m² 30 2
1561 Meelfabrieken:
- p.c. >= 500 t/u 300 4.2
- p.c. < 500 t/u 200 4.1
1561 Grutterswarenfabrieken 200 4.1
1562 Zetmeelfabrieken:
- p.c. < 10 t/u 200 4.1
- p.c. >= 10 t/u 300 4.2
1571 Veevoerfabrieken:
- destructiebedrijven 700 5.2
- beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek 700 5.2
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 4.2
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water 700 5.2
- mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 4.1
- mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 4.2
1572 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 2
- v.c. >= 7500 kg meel/week 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
1583 Suikerfabrieken:
- v.c. < 2.500 t/j 500 5.1
- v.c. >= 2.500 t/j 1000 5.3
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
- cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 5.1
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 2
- suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 2
1585 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1586 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
- koffiebranderijen 500 5.1
- theepakkerijen 100 3.2
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1589.1 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1589.2 Soep- en soeparomafabrieken:
- zonder poederdrogen 100 3.2
- met poederdrogen 300 4.2
1589.2 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
1592 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
- p.c. < 5.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 30 2
1596 Bierbrouwerijen 300 4.2
1597 Mouterijen 300 4.2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
16 VERWERKING VAN TABAK
160 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
172 Weven van textiel:
- aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
- aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 Lederfabrieken 300 4.2
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 3.1
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
2010.1 Houtzagerijen 100 3.2
2010.2 Houtconserveringsbedrijven:
- met creosootolie 200 4.1
- met zoutoplossingen 50 3.1
202 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 50 3.1
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 30 2
21 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
2111 Vervaardiging van pulp 200 4.1
2112 Papier- en kartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u 50 3.1
- p.c. 3 - 15 t/u 200 4.1
- p.c. >= 15 t/u 300 4.2
212 Papier- en kartonwarenfabrieken 100 3.2
2121.2 Golfkartonfabrieken:
- p.c. < 3 t/u 100 3.2
- p.c. >= 3 t/u 200 4.1
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 10 1
2221 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 30 2
2223 Grafische afwerking 10 1
2223 Binderijen 30 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 30 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 30 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 10 1
23 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
231 Cokesfabrieken 1000 5.3
2320.1 Aardolieraffinaderijen 1500 6
2320.2 Smeeroliën- en vettenfabrieken 100 3.2
2320.2 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
2320.2 Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 4.2
233 Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven 1500 6
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2411 Vervaardiging van industriële gassen:
- luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht 700 5.2
- overige gassenfabrieken, niet explosief 500 5.1
- overige gassenfabrieken, explosief 500 5.1
2412 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2413 Anorg. chemische grondstoffenfabrieken:
- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
- vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 700 5.2
2414.1 Organ. chemische grondstoffenfabrieken:
- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 300 4.2
- vallend onder "post-Seveso-richtlijn" 1000 5.3
2414.1 Methanolfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2414.2 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.):
- p.c. < 50.000 t/j 300 4.2
- p.c. >= 50.000 t/j 500 5.1
2415 Kunstmeststoffenfabrieken 500 5.1
2416 Kunstharsenfabrieken e.d. 700 5.2
242 Landbouwchemicaliënfabrieken:
- fabricage 1000 5.3
- formulering en afvullen 500 5.1
243 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2441 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
- p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
- p.c. >= 1.000 t/j 500 5.1
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:
- formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
- verbandmiddelenfabrieken 30 2
2451 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2452 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2461 Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken 1000 5.3
2462 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
- zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
- met dierlijke grondstoffen 500 5.1
2464 Fotochemische produktenfabrieken 100 3.2
2466 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
2466 Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 4.1
247 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
25 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
2511 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
2512 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
- vloeropp. < 100 m² 50 3.1
- vloeropp. >= 100 m² 200 4.1
2513 Rubber-artikelenfabrieken 100 3.2
252 Kunststofverwerkende bedrijven:
- zonder fenolharsen 200 4.1
- met fenolharsen 300 4.2
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
261 Glasfabrieken:
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 100 3.2
- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 4.2
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j 500 5.1
2615 Glasbewerkingsbedrijven 50 3.1
262, 263 Aardewerkfabrieken:
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 30 2
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 100 3.2
264 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
264 Dakpannenfabrieken 200 4.1
2651 Cementfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j 500 5.1
- p.c. >= 100.000 t/j 1000 5.3
2652 Kalkfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 100.000 t/j 500 5.1
2653 Gipsfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j 200 4.1
- p.c. >= 100.000 t/j 500 5.1
2661.1 Betonwarenfabrieken:
- zonder persen, triltafels en bekistingtrille 200 4.1
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d 300 4.2
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d 700 5.2
2661.2 Kalkzandsteenfabrieken:
- p.c. < 100.000 t/j 100 3.2
- p.c. >= 100.000 t/j 300 4.2
2662 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 100 3.2
2663, 2664 Betonmortelcentrales:
- p.c. < 100 t/u 100 3.2
- p.c. >= 100 t/u 300 4.2
2665, 2666 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
- p.c. < 100 t/d 100 3.2
- p.c. >= 100 t/d 300 4.2
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 100 3.2
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 50 3.1
- met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j 700 5.2
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 50 3.1
2682 Bitumineuze materialenfabrieken:
- p.c. < 100 t/u 300 4.2
- p.c. >= 100 t/u 500 5.1
2682 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
- steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
- overige isolatiematerialen 200 4.1
2682 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 100 3.2
2682 Asfaltcentrales:
- p.c.< 100 ton/uur 200 4.1
- p.c. >= 100 ton/uur 300 4.2
27 VERVAARDIGING VAN METALEN
271 Ruwijzer- en staalfabrieken:
- p.c. < 1.000 t/j 700 5.2
- p.c. >= 1.000 t/j 1500 6
272 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
- p.o. < 2.000 m² 500 5.1
- p.o. >= 2.000 m² 1000 5.3
273 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
- p.o. < 2.000 m² 300 4.2
- p.o. >= 2.000 m² 700 5.2
274 Non-ferro-metaalfabrieken:
- p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
- p.c. >= 1.000 t/j 700 5.2
274 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.:
- p.o. < 2.000 m² 500 5.1
- p.o. >= 2.000 m² 1000 5.3
2751, 2752 IJzer- en staalgieterijen/ -smelterijen:
- p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
- p.c. >= 4.000 t/j 500 5.1
2753, 2754 Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen:
- p.c. < 4.000 t/j 300 4.2
- p.c. >= 4.000 t/j 500 5.1
28 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PROD. VAN METAAL (EXCL. ACH./TRANSPORTMIDD.)
281 Constructiewerkplaatsen:
- gesloten gebouw 100 3.2
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 50 3.1
- in open lucht, p.o. < 2.000 m² 200 4.1
- in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 300 4.2
2821 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
- p.o. < 2.000 m² 300 4.2
- p.o. >= 2.000 m² 500 5.1
2822, 2830 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 200 4.1
284 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 200 4.1
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 100 3.2
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² 50 3.1
2851 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
- algemeen 100 3.2
- stralen 200 4.1
- metaalharden 100 3.2
- lakspuiten en moffelen 100 3.2
- scoperen (opspuiten van zink) 100 3.2
- thermisch verzinken 100 3.2
- thermisch vertinnen 100 3.2
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 100 3.2
- anodiseren, eloxeren 100 3.2
- chemische oppervlaktebehandeling 100 3.2
- emailleren 100 3.2
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 100 3.2
2852 Overige metaalbewerkende industrie 100 3.2
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m² 50 3.1
287 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
- p.o. < 2.000 m² 200 4.1
- p.o. >= 2.000 m² 500 5.1
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 100 3.2
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² 50 3.1
29 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
29 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
- p.o. < 2.000 m² 100 3.2
- p.o. >= 2.000 m² 200 4.1
- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 2
31 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
311 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 4.1
312 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
313 Elektrische draad- en kabelfabrieken 200 4.1
314 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
315 Lampenfabrieken 300 4.2
316 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 2
3162 Koolelektrodenfabrieken 1500 6
32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 50 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 2
34 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
341 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
- p.o. < 10.000 m² 200 4.1
- p.o. >= 10.000 m² 300 4.2
3420.1 Carrosseriefabrieken 200 4.1
3420.2 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 200 4.1
343 Auto-onderdelenfabrieken 100 3.2
35 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
351 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
- houten schepen 50 3.1
- kunststof schepen 100 3.2
- metalen schepen < 25 m 200 4.1
- metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW 500 5.1
3511 Scheepssloperijen 700 5.2
352 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
- algemeen 100 3.2
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
353 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
- zonder proefdraaien motoren 200 4.1
- met proefdraaien motoren 1000 5.3
354 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 100 3.2
355 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 100 3.2
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelfabrieken 100 3.2
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
3663.1 Sociale werkvoorziening 30 2
3663.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
37 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
371 Metaal- en autoschredders 500 5.1
372 Puinbrekerijen en -malerijen:
- v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
- v.c. >= 100.000 t/j 700 5.2
372 Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
372 Afvalscheidingsinstallaties 300 4.2
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40 Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe)
- kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 700 5.2
- oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 500 5.1
- gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in 500 5.1
- kerncentrales met koeltorens 1500 6
- warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 500 5.1
40 Bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe:
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 100 3.2
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
- < 10 MVA 30 2
- 10 - 100 MVA 50 3.1
- 100 - 200 MVA 100 3.2
- 200 - 1000 MVA 300 4.2
- >= 1000 MVA 500 5.1
40 Gasdistributiebedrijven:
- gascompressorstations vermogen < 100 MW 300 4.2
- gascompressorstations vermogen >= 100 MW 500 5.1
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 10 1
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 30 2
- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D 50 3.1
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
- stadsverwarming 100 3.2
- blokverwarming 30 2
40 Windmolens:
- wiekdiameter 20 m 100 3.2
- wiekdiameter 30 m 200 4.1
- wiekdiameter 50 m 300 4.2
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
- met chloorgas 1000 5.3
- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 50 3.1
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
- < 1 MW 30 2
- 1 - 15 MW 100 3.2
- >= 15 MW 300 4.2
45 BOUWNIJVERHEID
45 Bouwbedrijven algemeen:
b.o. > 2.000 m² 100 3.2
- b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
45 Aannemersbedrijven met werkplaats±
- b.o. > 1000 m² 50 3.1
- b.o.< 1000 m² 30 2
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 30 2
501 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 100 3.2
5020.4 Autoplaatwerkerijen 100 3.2
5020.4 Autobeklederijen 10 1
5020.4 Autospuitinrichtingen 50 3.1
5020.5 Autowasserijen 30 2
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 30 2
505 Benzineservisestations:
- met LPG > 1000 m³/jr 200 4.1
- met LPG < 1000 m³/jr 50 3.1
- zonder LPG 30 2
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 10 1
5121 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 50 3.1
5121 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 300 4.2
5122 Grth in bloemen en planten 30 2
5123 Grth in levende dieren 100 3.2
5124 Grth in huiden, vellen en leder 50 3.1
5125, 5131 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 50 3.1
5132, 5133 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 50 3.1
5134 Grth in dranken 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 30 2
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 50 3.1
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) 500 5.1
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton 1000 5.3
- munitie 30 2
5151.1 Grth in vaste brandstoffen:
- klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
- kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m² 500 5.1
5151.2 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
- vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ 200 4.1
- vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m³ 500 5.1
- tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
5151.3 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 3.2
5152.1 Grth in metaalertsen:
- opslag opp. < 2.000 m² 300 4.2
- opslag opp. >= 2.000 m² 700 5.2
5152.2 /.3 Grth in metalen en -halffabrikaten 100 3.2
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:
- algemeen: b.o. > 2000 m² 50 3.1
- algemeen: b.o. <= 2000 m² 30 2
5153.4 Zand en grind:
- algemeen: b.o. > 200 m² 100 3.2
- algemeen: b.o. <= 200 m² 30 2
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
- algemeen: b.o. > 2.000 m² 50 3.1
- algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
5155.1 Grth in chemische produkten 100 3.2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 30 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
5157 Autosloperijen:
- b.o. > 1000 m² 100 3.2
- b.o. <= 1000 m² 50 3.1
5157.2/3 Overige groothandel in afval en schroot:
- b.o. > 1000 m² 100 3.2
- b.o. <= 1000 m² 50 3.1
518 Grth in machines en apparaten:
- machines voor de bouwnijverheid 100 3.2
- overige 50 3.1
519 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 30 2
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
52 Detailhandel voor zover n.e.g. 10 1
5211/2,5246/9 Supermarkten, warenhuizen 10 1
5222, 5223 Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken 10 1
5224 Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel 10 1
5231, 5232 Apotheken en drogisterijen 10 1
5246/9 Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten 30 2
5249 Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt 10 1
5261 Postorderbedrijven 50 3.1
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5511, 5512 Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra 10 1
552 Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) 50 3.1
553 Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. 10 1
554 Café's, bars 10 1
554 Discotheken, muziekcafé's 30 2
5551 Kantines 10 1
5552 Cateringbedrijven 30 2
60 VERVOER OVER LAND
601 Spoorwegen:
- stations 100 3.2
- rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) 300 4.2
6021.1 Bus-, tram- en metrostations en -remises 100 3.2
6022 Taxibedrijven 30 2
6023 Touringcarbedrijven 100 3.2
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks):
- b.o. > 1000 m² 100 3.2
- b.o. <= 1000 m² 50 3.1
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 30 2
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 10 1
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6311.1 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
- containers 500 5.1
- stukgoederen 300 4.2
- ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 1000 5.3
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 500 5.1
- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² 700 5.2
- olie, LPG, e.d. 1000 5.3
- tankercleaning 300 4.2
6311.2 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
- containers 300 4.2
- tankercleaning 300 4.2
- stukgoederen 100 3.2
- ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
- ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 700 5.2
- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 300 4.2
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 500 5.1
- steenkool, opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² 500 5.1
- olie, LPG, e.d. 700 5.2
6312 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 50 3.1
6312 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 30 2
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 30 2
6321 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 100 3.2
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 10 1
6323 Luchthavens 1500 6
6323 Helikopterlandplaatsen 500 5.1
633 Reisorganisaties 10 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 10 1
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 30 2
642 Telecommunicatiebedrijven 10 1
642 Zendinstallaties:
- LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) 100 3.2
- FM en TV 10 1
- GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 10 1
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 10 1
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 10 1
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 10 1
72 Datacentra 30 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 10 1
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 10 1
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
7484.3 Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten 200 4.1
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 10 1
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 10 1
7522 Defensie-inrichtingen 200 4.1
7525 Brandweerkazernes 50 3.1
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 30 2
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 30 2
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8511 Ziekenhuizen 30 2
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 10 1
8514, 8515 Consultatiebureaus 10 1
853 Verpleeghuizen 30 2
853 Kinderopvang 30 2
90 MILIEUDIENSTVERLENING
9001 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
- < 100.000 i.e. 200 4.1
- 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
- >= 300.000 i.e. 500 5.1
9001 Rioolgemalen 30 2
9002.1 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. 50 3.1
9002.1 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 50 3.1
9002.1 Vuiloverslagstations 300 4.2
9002.2 Afvalverwerkingsbedrijven:
- mestverwerking/korrelfabrieken 500 5.1
- kabelbranderijen 100 3.2
- verwerking radio-actief afval 1500 6
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
- oplosmiddelterugwinning 100 3.2
- afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
- verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
9002.2 Vuilstortplaatsen 300 4.2
9002.2 Composteerbedrijven:
- niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr 300 4.2
- niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr 700 5.2
- belucht v.c. < 20.000 ton/jr 100 3.2
- belucht v.c. > 20.000 ton/jr 200 4.1
- GFT in gesloten gebouw 200 4.1
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 10 1
9131 Kerkgebouwen e.d. 30 2
9133.1 Buurt- en clubhuizen 30 2
9133.1 Hondendressuurterreinen 50 3.1
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 30 2
9213 Bioscopen 30 2
9232 Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen 30 2
9233 Recreatiecentra, vaste kermis e.d. 300 4.2
9234 Muziek- en balletscholen 30 2
9234.1 Dansscholen 30 2
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 10 1
9253.1 Dierentuinen 100 3.2
9253.1 Kinderboerderijen 30 2
926 Zwembaden:
- overdekt 50 3.1
- niet overdekt 200 4.1
926 Sporthallen 50 3.1
926 Bowlingcentra 30 2
926 Overdekte kunstijsbanen 100 3.2
926 Stadions en open-lucht-ijsbanen 300 4.2
926 Maneges 50 3.1
926 Tennisbanen (met verlichting) 50 3.1
926 Veldsportcomplex (met verlichting) 50 3.1
926 Golfbanen 10 1
926 Kunstskibanen 50 3.1
926 Schietinrichtingen:
- binnenbanen: geweer- en pistoolbanen 200 4.1
- buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen 1000 5.3
- buitenbanen met voorzieningen: boogbanen 30 2
- binnenbanen: boogbanen 10 1
- vrije buitenbanen: kleiduiven 300 4.2
- vrije buitenbanen: schietbomen 1500 6
- vrije buitenbanen: geweerbanen 1500 6
- vrije buitenbanen: pistoolbanen 1500 6
- vrije buitenbanen: boogbanen 200 4.1
- buitenbanen met voorzieningen: schietbomen 500 5.1
- buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen 1500 6
926 Skelter- en kartbanen, in een hal 50 3.1
926 Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik 500 5.1
926 Skelter- en kartbanen, open lucht, >=8 uur/week in gebruik 1000 5.3
926 Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik 700 5.2
926 Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik 1500 6
926 Sportscholen, gymnastiekzalen 30 2
926 Jachthavens met diverse voorzieningen 50 3.1
9271 Casino's 30 2
9272.1 Amusementshallen 30 2
9272.4 Modelvliegtuig-velden 300 4.2
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
9301.1 Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
9301.3 Wasverzendinrichtingen 30 2
9301.3 Wasserettes, wassalons 10 1
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 10 1
9303 Begrafenisondernemingen:
- uitvaartcentra 10 1
- begraafplaatsen 10 1
- crematoria 100 3.2
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 30 2
9305 Dierenasiels en -pensions 100 3.2
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 10 1

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.


Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.


Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'. Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m

Bestemmingsplantoetsing

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomt met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Bijlage 1 Waterparagraaf Schiedam Zuid

Bijlage 1 Waterparagraaf Schiedam Zuid

Bijlage 2 Flora- En Faunaparagraaf Bestemmingsplan Zuid

Bijlage 2 Flora- en faunaparagraaf bestemmingsplan Zuid

Bijlage 3 Bestemmingsplan Schiedam Zuid, Advies Externe Veiligheid

Bijlage 3 Bestemmingsplan Schiedam Zuid, Advies externe veiligheid

Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond

Bijlage 4 Advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond

Bijlage 5 Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Zuid

Bijlage 5 Reactienota voorontwerp bestemmingsplan Zuid

Bijlage 6 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Zuid

Bijlage 6 Nota van zienswijzen bestemmingsplan Zuid