KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Bedrijventerrein - Haven
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Gemengd - 5
Artikel 7 Gemengd - 6
Artikel 8 Groen - 1
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Sport
Artikel 11 Tuin
Artikel 12 Verkeer - Rijksweg
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 14 Water
Artikel 15 Wonen
Artikel 16 Wonen - 1
Artikel 17 Wonen - 3
Artikel 18 Leiding - Hoogspanning
Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 20 Leiding - Water
Artikel 21 Waarde - Archeologie
Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht A
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
Artikel 31 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Bij Bijlage 1
Bijlage 3 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 4 Nadere Toelichting Bij Bijlage 3
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande En Toekomstige Situatie
2.1 Snippergroen
2.2 Eerder Verleende Omgevingsvergunningen
2.3 Verbeteringen Reeds Vastgestelde Bestemmingsplannen
Hoofdstuk 3 Wet- En Regelgeving
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Water
4.2 Natuurbescherming
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Geluid
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Milieueffectrapportage
4.7 Archeologie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Bestemmingen
5.3 Dubbelbestemmingen
5.4 Overige Bepalingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Exploitatieplan
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen Verzamelherziening 2019

Verzamelherziening 2019

Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam

Vastgesteld op 19-12-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan Verzamelherziening 2019 met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP00039-0002 van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis gebonden beroep:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 aaneengesloten woningen:

een blok bestaande uit meer dan twee woningen waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende perceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.9 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.11 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast:

het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.

1.14 bedrijf:

elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.

1.15 bedrijfsgebonden kantoor:

(een gedeelte van) een bedrijfsgebouw welke wordt gebruik voor het verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten ten behoeve van dat bedrijf.

1.16 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.

1.17 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.18 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.

1.19 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.22 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.29 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.31 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.

1.32 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondersteunende horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.

1.33 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.35 erker:

een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.

1.36 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.37 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.39 geluidzoneringsplichtige bedrijven:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.40 gestapelde woning:

een woning in een woongebouw.

1.41 gezoneerd industrieterrein:

een terrein waarop bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.42 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 horeca(bedrijf):

  1. a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel, maar niet uitsluitend, alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro, grand-café en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  2. b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die in beginsel ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  3. c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.

1.44 hotel:

een bedrijf of inrichting geheel of in overwegende mate gericht op het verschaffen van logies per nacht al dan niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken.

1.45 kap:

een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden. .

1.46 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.47 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, woonzorgvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie, kinderdagverblijven, stadslandbouw en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.48 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.

1.49 molenbiotoop:

de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.

1.50 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.51 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.

1.52 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.53 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.54 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.55 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.56 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.57 parkeervoorziening

een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken

1.58 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.

1.59 praktijkruimte:

een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede daarmee (qua ruimtelijke uitstraling) gelijk te stellen beroepen en bedrijven.

1.60 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.61 risicovolle inrichting:

  1. a. een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.

1.62 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.63 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.64 sporthal

gebouw dat wordt gebruikt ter beoefening van sport en waarbij ondergeschikt maatschappelijk gebruik zoals gymnastiekles of kleine evenementen en (para)medische voorzieningen zijn toegestaan

1.65 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's, oplaadpalen e.d..

1.66 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.67 vrijstaande woning:

een woning welke, met inbegrip van aanbouwen en aangebouwde overkappingen, los staat van de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.68 volumineuze detailhandel:

detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d..

1.69 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.70 voorgevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
    1. 1. bij een wegbreedte van ten minste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
    2. 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

1.71 zelfstandig kantoor:

(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.8 (horizontale) diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

2.11 verticale diepte van een gebouw:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.

2.12 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  2. b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerdindustrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  2. b. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. f. ondergeschikte detailhandel;
  5. g. laad- en losvoorzieningen;
  6. h. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1, onder c en een bouwhoogte voor gebouwen toestaan van ten hoogste 45,0 meter, mits:
    1. 1. de op grond van lid 3.2.1, onder c toegelaten bouwhoogte over niet meer dan 10% van het bouwperceel wordt overschreden;
    2. 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    3. 3. de verhoging zodanig wordt gesitueerd dat deze geen onevenredige invloed heeft op in de omgeving gelegen woningen.
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.2, onder b en een bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde toestaan van ten hoogste 60,0 meter.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
  2. b. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  3. c. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a t/m b voor:

  1. a. een bedrijfsmatige activiteit uit ten hoogste twee categorieën hoger dan genoemd in lid 3.1, onder a t/m b, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  2. b. een bedrijfsmatige activiteit die niet in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerdindustrieterrein' genoemd is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten.

Artikel 4 Bedrijventerrein - Haven

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerdindustrieterrein' ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1', tevens het bestaande bedrijf in categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in 4.1, onder a;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
  4. d. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. g. groenvoorzieningen;
  4. h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. i. nutsvoorzieningen;
  6. j. laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
  2. b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
  3. c. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  4. d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  5. e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  6. f. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
  7. g. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
  3. c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'horeca' voor horeca 1, uitsluitend op de begane grond;

met daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. ontsluitingswegen;
  3. i. parkeervoorzieningen;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2.3, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een bouwhoogte van 2,0 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de betreffende gronden te gebruiken ten behoeve van volumineuze detailhandel of detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.1, onder b voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2.

Artikel 6 Gemengd - 5

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bed & breakfast;
  3. c. sportschool of fitnesscentrum, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
  5. e. zakelijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

met daarbij behorende:

  1. f. ondergeschikte detailhandel;
  2. g. ondersteunende horeca;
  3. h. tuinen en erven;
  4. i. ontsluitingswegen;
  5. j. parkeergarages en andere parkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, onder c tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor het realiseren van een aan het hoofdgebouw ondergeschikte entree of toegangsportaal ten behoeve van het wonen op de verdiepingen indien het realiseren van een entree binnen het bestaande hoofdgebouw niet kan worden gerealiseerd, mits de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor het uitbreiden van de op de begane grond toegelaten functies naar de eerste of hoger gelegen verdiepingen, indien:

  1. a. het behoud of het herstel van de woonfunctie op de verdiepingen in fysieke zin niet reëel is, of;
  2. b. gewaarborgd blijft dat op de verdieping(en) een volwaardige woning kan worden gerealiseerd.

Artikel 7 Gemengd - 6

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. bed & breakfast;
  3. c. ambachtelijke bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
  4. d. ateliers of galeries, uitsluitend op de begane grond;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'hotel' voor een hotel;

met daarbij behorende:

  1. f. ondergeschikte detailhandel;
  2. g. ondersteunende horeca;
  3. h. tuinen en erven;
  4. i. ontsluitingswegen;
  5. j. parkeergarages en andere parkeervoorzieningen;
  6. k. groenvoorzieningen;
  7. l. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder c tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw voor het realiseren van een aan het hoofdgebouw ondergeschikte entree of toegangsportaal ten behoeve van het wonen op de verdiepingen indien het realiseren van een entree binnen het bestaande hoofdgebouw niet kan worden gerealiseerd, mits de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1, voor het toestaan van horeca 1, met dien verstande dat dit niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat in de directe omgeving.

Artikel 8 Groen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. extensieve recreatie;
  3. c. stadslandbouw;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. speel- en jongerenvoorzieningen;
  6. f. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;

met daarbij behorende:

  1. g. bruggen en duikers;
  2. h. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  3. i. straatmeubilair;
  4. j. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
    4. 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn nutsvoorzieningen toegelaten met een oppervlakte van 20 m² en tot een hoogte van 3,5 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.1 ten behoeve van het toelaten van parkeervoorzieningen op maaiveld mits er in de omgeving een hoge parkeerdruk is en stedenbouw-landschap om advies is gevraagd.

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. b. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. tuinen en erven;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. c. het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. de hoogte van een bouwlaag mag niet meer dan 4,0 meter bedragen;
  5. e. de verticale diepte mag maximaal 4,0 meter bedragen;
  6. f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. landschappelijke waarden;
  4. d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

Artikel 10 Sport

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport, waaronder hondensport;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'horeca' voor horeca categorie 1 of 2;
  2. c. 'kantoor' voor kantoren tot maximaal 1000 m²;
  3. d. 'sporthal' voor een sporthal;

met daarbij behorende:

  1. e. tuinen en erven;
  2. f. ondergeschikte horeca en paramedische voorzieningen;
  3. g. ondergeschikte detailhandel;
  4. h. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  5. i. groenvoorzieningen;
  6. j. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. gebouwen en overkappingen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding, tenzij geen bebouwingspercentage is aangeduid in welk geval het bouwvlak volledig mag worden bebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 3,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor ballenvangers, palen en masten;
    3. 3. maximaal 20,0 meter voor lichtmasten ter verlichting van sportvelden;
    4. 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.3 Specifieke gebruiksregels

Als verboden gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van de gronden en opstallen voor (bedrijfs)woningen en/of een manege.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen;
  2. b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bijgebouwen toegelaten tot een hoogte van 3,0 meter;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 2.12, toegelaten.

11.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder 11.2, onder b, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 12 Verkeer - Rijksweg

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autosnelwegen;
  2. b. railverkeer;
  3. c. ongelijkvloers kruisende banen, paden en wegen;
  4. d. verblijfsgebieden;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'specifieke vorm van verkeer - metrostation' voor een metrostation met bijbehorende voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. f. taluds, bermen en andere groenvoorzieningen;
  2. g. voorzieningen ten behoeve van het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het verkeer, alsmede verlichting;
  3. h. voorzieningen ten behoeve van het weren van voorwerpen die de veiligheid van het verkeer in gevaar kunnen brengen;
  4. i. voorzieningen ten behoeve van het onderhoud van de weg alsmede dienstwegen;
  5. j. kunstwerken, als tunnels, overkluizingen, viaducten, bruggen en duikers;
  6. k. geluidwerende voorzieningen;
  7. l. waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn een tunnel en bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 10,0 meter;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van voorzieningen ter verlichting van de weg maximaal 30,0 meter bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a is ter plekke van de aanduiding 'metrostation' een metrostation toegestaan met een bouwhoogte van 18,0 meter;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en het onderhoud van de weg en/of tunnel toegestaan met een oppervlak van maximaal 20 m2 en tot een hoogte van 3,0 meter.

Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. erftoegangswegen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. nutsvoorzieningen;
  6. f. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  1. g. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  2. h. bruggen en duikers;
  3. i. straatmeubilair;
  4. j. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen.
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn nutsvoorzieningen toegelaten met een oppervlakte van 20 m² en tot een hoogte van 3,5 meter;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van 3,5 meter.

Artikel 14 Water

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. watersport;
  3. c. tunnels, viaducten, bruggen en duikers en bijbehorende voorzieningen;
  4. d. weg- en railverkeer ter plaatse van tunnels, viaducten, bruggen en duikers;

met daarbij behorende:

  1. e. oevers, kaden en aanmeervoorzieningen;
  2. f. nutsvoorzieningen;
  3. g. groenvoorzieningen.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 5,0 meter bedragen, gemeten vanaf de waterlijn;
  3. c. de hoogte van bruggen mag maximaal 8,0 meter bedragen, gemeten vanaf het maaiveld;
  4. d. in afwijking van a t/m c is ter plekke van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' een overbouwing ten dienste van de bestemming 'Wonen' toegestaan met een maximale bouwhoogte van 15 meter.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 15 Wonen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. mantelzorg;
  3. c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'detailhandel' voor detailhandel en uitsluitend op de begane grond;
  2. e. 'dienstverlening' voor dienstverlening en uitsluitend op de begane grond;
  3. f. 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. parkeervoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  4. d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.1, onder c voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is als, categorie 1 of 2 in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met een bedrijfsactiviteit als genoemd in categorie 1 of 2, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning.

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
  2. b. mantelzorg;
  3. c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;

met daarbij behorende:

  1. d. tuinen en erven;
  2. e. parkeervoorzieningen.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

16.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 16.1, onder c voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2.

Artikel 17 Wonen - 3

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van aaneengesloten woningen, alsmede gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  2. b. mantelzorg;
  3. c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage bij deze regels opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'maatschappelijk' voor een logeerhuis voor verstandelijk gehandicapten;
  2. e. 'praktijkruimte' voor een praktijkruimte groter dan de maximale oppervlakte als bedoeld onder c, uitsluitend op de begane grond;
  3. f. 'onderdoorgang' voor wegen, fiets- en voetpaden;

met daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. parkeervoorzieningen.

17.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.1, onder c voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2.

Artikel 18 Leiding - Hoogspanning

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor een bovengrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150 kV.

18.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' tot een hoogte van 40,0 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanning' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

18.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de leidingbeheerder.

Artikel 19 Leiding - Hoogspanningsverbinding

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding van maximaal 150 kV.

19.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de leidingbeheerder.

Artikel 20 Leiding - Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een watertransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water', met een belemmeringszone ter breedte van 4,0 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

20.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, blijkens een schriftelijk advies van de leidingbeheerder, de bestemming 'Leiding - Water' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk:

  1. a. te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen;
  2. b. te verschuiven indien dit vereist is ten gevolge van de bouw van bouwwerken of de aanleg van wegen, paden, leidingen of watergangen binnen de als 'Leiding - Water' bestemde gronden.

Artikel 21 Waarde - Archeologie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

21.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m² en die tevens dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 0,3 meter beneden het maaiveld;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan het maaiveld;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 6' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 1, meter beneden het maaiveld;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 7' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 1,5 meter beneden het maaiveld;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 8' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 9' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 10' die dieper reiken dan 1,0 meter boven NAP, ongeacht de oppervlakte;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 11' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die tevens dieper reiken dan 1,5 meter beneden NAP;
  12. l. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 12' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 0,0 meter NAP;
  13. m. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 13' waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die tevens dieper reiken dan 3,5 meter beneden NAP.

21.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 21.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  3. c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 22 Waarde - Beschermd Stadsgezicht A

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht A' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht;
  2. b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht.

22.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in aanvulling en afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht zone A' samenvallende bestemming(en) dat:

  1. a. de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd wordt in de voorste grens van het bouwvlak;
  2. b. hoofdgebouwen de oorspronkelijke perceelrichting volgen;
  3. c. hoofdgebouwen aaneengesloten worden gebouwd, uitsluitend onderbroken door poorten of (brand)gangen van maximaal 1,20 meter breed ten behoeve van de ontsluiting van achtererven, met dien verstande dat twee poorten en/of (brand)gangen naast elkaar niet zijn toegestaan;
  4. d. bestaande hoofdgebouwen niet worden samengevoegd;
  5. e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
  6. f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten minste 0,4 meter verschillen met de goot- en bouwhoogte van de aangrenzende hoofdgebouwen;
  7. g. de hoogte van de begane grondlaag bedraagt niet minder dan 3,5 meter;
  8. h. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
  9. i. de richting van een kap ligt loodrecht op de straat;
  10. j. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
  11. k. dakkapellen zijn wel toegestaan;
  12. l. dakterrassen zijn niet toegestaan;
  13. m. de dakhelling van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60 graden.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het beheer van waterstaatsdoeleinden;
  2. b. waterstaatkundige voorzieningen, zoals een waterkering.

23.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 23.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Geluidzone

  1. a. Binnen de 'Geluidzone' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeurswaarde(n) uit de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de geldende voorkeurswaarde(n) voor uit de Wet geluidhinder wordt overschreden en ter plaatse van de gevel(s) waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden sprake is van een dove gevel.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone', voor zover een wijziging van de bij een weg behorende geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder daartoe aanleiding geeft.

25.2 Gezoneerd industrieterrein

  1. a. Geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn, tenzij in de planregels anders is bepaald, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Gezoneerd industrieterrein'.
  2. b. Binnen de 'Gezoneerd industrieterrein' zijn geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige objecten toegelaten.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het wijzigen of geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Gezoneerd industrieterrein' ten behoeve van het wijziging of (gedeeltelijke) opheffen van een gezoneerd industrieterrein.

25.3 Luchtvaartverkeerzone

  1. a. Binnen de 'Luchtvaartverkeerzone' zijn geen nieuwe woningen, andere geluidgevoelige gebouwen, woonwagenstandplaatsen en ligplaatsen toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verkleinen of verwijderen van de aanduiding 'Luchtvaartverkeerzone' indien door een wijziging van de 'Aanwijzing luchtvaartterrein Rotterdam The Hague Airport' de bij dit besluit behorende 35 Ke-contour wordt verkleind of verwijderd.

25.4 Milieuzone - gezoneerd industrieterrein

  1. a. Binnen de 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein' zijn geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het wijzigen of geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerdindustrieterrein' ten behoeve van het wijzigen of (gedeeltelijke) opheffen van een gezoneerd industrieterrein, indien:
    1. 1. een geluidzoneringsplichtig bedrijf verhuist of anderszins ophoudt te bestaan en het bedrijfsperceel niet is of wordt ingevuld door een ander of nieuw geluidzoneringsplichtig bedrijf, en;
    2. 2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige benadeling van de overige binnen de 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein' gevestigde bedrijven.

25.5 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is de bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet toegelaten, tenzij de uitbreiding niet ziet op een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de bestemming(en) waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijkestoffen' samenvalt en vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval voorwaarden worden verbonden met betrekking tot:
    1. 1. de luchtdichtheid van gevels en gevelopeningen;
    2. 2. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.

25.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop

  1. a. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
  2. b. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de 1/50ste van de afstand tussen het bouwwerk of de beplanting tot het middelpunt van de molen vermeerderd met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en b voor het oprichten van ondergeschikte bouwdelen, dakkapellen en het vergroten van de (nok)hoogte, mits:
    1. 1. dit is toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' of 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' samenvalt én sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt is door bebouwing of beplanting, mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder wordt beperkt, en
    2. 2. vooraf de Stichting 'De Schiedamse Molens' gehoord wordt.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  5. e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

27.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

28.1 Parkeren, laden, lossen en stallen

  1. 1. Het gebruik op grond van de regels in Hoofdstuk 2 (oprichting van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik) is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
    1. a. voldoende parkeergelegenheid;
    2. b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
  2. 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
    1. a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
    2. b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
    3. c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in naburige parkeervoorziening binnen een straat van 300 meter.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorziening, bij:
    1. a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
    2. b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorziening, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
    3. c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
    4. d. de toepassing van andere mobiliteitsproblemen dan de auto;
    5. e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
  5. 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk belang gemoeid is.
  6. 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b en c indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
  7. 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
  8. 8. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.

28.2 Entrees en toegangsportalen

De begane grond van enig gebouw mag eveneens worden gebruikt ten behoeve van een inpandige entree of toegangsportaal ten behoeve van de vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels zijn toegelaten op de verdiepingen van het betreffende gebouw.

28.3 Gebruik aanbouwen

Het gebruik welke blijkens een aanduiding is toegelaten op de begane grondlaag van een hoofdgebouw is tevens toegelaten op de begane grondlaag van een bij het hoofdgebouw behorende aanbouw.

28.4 Gebruik kelder, onderbouw, tussenverdieping en onbebouwd erf

Een kelder, onderbouw, op de begane grondlaag aansluitende tussenverdieping alsmede het bijbehorende onbebouwde erf mogen worden gebruikt ten dienste van alle vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels toegelaten zijn op het perceel, mits dit geen zelfstandige functie betreft.

28.5 Vormen van verboden gebruik

Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik (van gebouwen) ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) straat- of raamprostitutie.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Bevoegd gezag

Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:

  1. 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
  2. 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  3. 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;

in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.

29.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht

30.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 30.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 30.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

30.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 30.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Verzamelherziening 2019 van de gemeente Schiedam"

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
0140 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 50 3.1
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 2
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 50 3.1
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 2
0142 KI-stations 30 2
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1532, 1533 Groente- en fruitconservenfabrieken:
- jam 100 3.2
- groente algemeen 100 3.2
- met koolsoorten 100 3.2
1552 Consumptie-ijsfabrieken:
- p.o. > 200 m² 100 3.2
- p.o. <= 200 m² 30 2
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 2
- v.c. >= 7500 kg meel/week 100 3.2
1582 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
- cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 5.1
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 2
- suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 2
1585 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1587 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1589 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1591 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 30 2
1596 Bierbrouwerijen 300 4.2
1597 Mouterijen 300 4.2
1598 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
171 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
172 Weven van textiel:
- aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
- aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
173 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
174, 175 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1751 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
181 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
182 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 30 2
183 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
19 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
191 Lederfabrieken 300 4.2
192 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
193 Schoenenfabrieken 50 3.1
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 50 3.1
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 30 2
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
221 Uitgeverijen (kantoren) 10 1
2221 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
2222 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 30 2
2223 Grafische afwerking 10 1
2223 Binderijen 30 2
2224 Grafische reproduktie en zetten 30 2
2225 Overige grafische aktiviteiten 30 2
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media 10 1
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 2
32 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
321 t/m 323 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 50 3.1
3210 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 2
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
361 Meubelfabrieken 100 3.2
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 10 1
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
363 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
364 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
365 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
3663.1 Sociale werkvoorziening 30 2
3663.2 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
45 BOUWNIJVERHEID
45 Bouwbedrijven algemeen:
b.o. > 2.000 m² 100 3.2
- b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
45 Aannemersbedrijven met werkplaats:
- b.o. > 1000 m² 50 3.1
- b.o.< 1000 m² 30 2
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 30 2
501 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 100 3.2
5020.4 Autoplaatwerkerijen 100 3.2
5020.4 Autobeklederijen 10 1
5020.4 Autospuitinrichtingen 50 3.1
5020.5 Autowasserijen 30 2
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 30 2
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
511 Handelsbemiddeling (kantoren) 10 1
5122 Grth in bloemen en planten 30 2
5134 Grth in dranken 30 2
5135 Grth in tabaksprodukten 30 2
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
5138, 5139 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
514 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
- algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
5155.2 Grth in kunstmeststoffen 30 2
5156 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
519 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) 30 2
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
527 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5552 Cateringbedrijven 30 2
60 VERVOER OVER LAND
6022 Taxibedrijven 30 2
6023 Touringcarbedrijven 100 3.2
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks):
- b.o. > 1000 m² 100 3.2
- b.o. <= 1000 m² 50 3.1
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 10 1
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 10 1
633 Reisorganisaties 10 1
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 10 1
64 POST EN TELECOMMUNICATIE
641 Post- en koeriersdiensten 30 2
642 Telecommunicatiebedrijven 10 1
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 10 1
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70 Verhuur van en handel in onroerend goed 10 1
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
711 Personenautoverhuurbedrijven 30 2
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 10 1
72 Datacentra 30 2
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 2
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 10 1
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 10 1
747 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 10 1
75 OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN
75 Openbaar bestuur (kantoren e.d.) 10 1
80 ONDERWIJS
801, 802 Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs 30 2
803, 804 Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs 30 2
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG
8511 Ziekenhuizen 30 2
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven 10 1
8514, 8515 Consultatiebureaus 10 1
853 Verpleeghuizen 30 2
91 DIVERSE ORGANISATIES
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 10 1
92 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
921, 922 Studio's (film, TV, radio, geluid) 30 2
9234 Muziek- en balletscholen 30 2
9234.1 Dansscholen 30 2
9251, 9252 Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. 10 1
926 Sportscholen, gymnastiekzalen 30 2
93 OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.1 Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
9301.1 Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
9301.2 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
9301.3 Wasverzendinrichtingen 30 2
9301.3 Wasserettes, wassalons 10 1
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 10 1
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 30 2
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 10 1

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 2 Nadere Toelichting Bij Bijlage 1

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.

Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000 1.500

Bestemmingsplantoetsing

De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Bijlage 3 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0111, 0113 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 10 1
011, 012, 013, 016 Tuinbouw:
011, 012, 013 - bedrijfsgebouwen 10 1
011, 012, 013 - kassen zonder verwarming 10 1
011, 012, 013 - kassen met gasverwarming 10 1
0113 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 2
0113 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 3.2
0163 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 2
011 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 2
016 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 2
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m² 30 2
016 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven 30 2
0162 KI-stations 30 2
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANK
1031 Aardappelproductenfabrieken:
1031 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 50 3.1
1032, 1039 - groente algemeen 50 3.1
1032, 1039 - met koolsoorten 100 3.2
1032, 1039 - met drogerijen 300 4.2
1032, 1039 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
104101 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104101 - p.c. < 250.000 ton / jaar 200 4.1
104101 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 300 4.2
104102 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104102 - p.c. < 250.000 ton / jaar 200 4.1
104102 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 300 4.2
1042 Margarinefabrieken:
1042 - p.c. < 250.000 ton / jaar 100 3.2
1042 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 200 4.1
1051 Zuivelproductenfabrieken:
1051 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton / uur 200 4.1
1051 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton / uur 200 4.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton / jaar 50 3.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton / jaar 100 3.2
1051 - overige zuivelproductenfabrieken 50 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 1
1061 Meelfabrieken:
1061 - p.c. >= 500 ton / uur 200 4.1
1061 - p.c. < 500 ton / uur 100 3.2
1061 Grutterswarenfabrieken 100 3.2
1062 Zetmeelfabrieken:
1062 - p.c. < 10 ton / uur 200 4.1
1062 - p.c. >= 10 ton / uur 300 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7.500 kg meel / week, bij gebruik van charge-overs 30 2
1071 - v.c. >= 7.500 kg meel / week 100 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 5.1
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 2
10821 - suikerwerkfabrieken met suikerbranden 300 4.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m² 100 3.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - koffiebranderijen 500 5.1
1083 - theepakkerijen 100 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 3.2
1089 - met poederdrogen 300 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
12 VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 50 3.1
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 1
132 - aantal weefgetouwen >= 50 50 3.1
133 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 1
1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 3.2
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 10 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 2
141 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer) 10 1
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
151, 152 Lederfabrieken 300 4.2
151 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) 50 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 3.1
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
16101 Houtzagerijen 50 3.1
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met creosootolie 200 4.1
16102 - met zoutoplossingen 30 2
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 30 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 30 2
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 200 4.1
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 ton / uur 50 3.1
1712 - p.c. 3 - 15 ton / uur 100 3.2
1712 - p.c. >= 15 ton / uur 200 4.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 ton / uur 30 2
17212 - p.c. >= 3 ton / uur 50 3.1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) 30 2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 1
1814 Grafische afwerking 0 1
1814 Binderijen 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 2
1814 Overige grafische activiteiten 30 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 3.1
19202 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
19202 Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 4.2
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2011 Vervaardiging van industriële gassen:
2011 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton / dag lucht 100 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, explosief 300 4.2
2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2012 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2012 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 4.2
2012 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 700 5.2
20141 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
20141 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 4.2
20141 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 1000 5.3
20141 Methanolfabrieken:
20141 - p.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
20141 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
20149 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
20149 - p.c. < 50.000 ton / jaar 300 4.2
20149 - p.c. >= 50.000 ton / jaar 500 5.1
2015 Kunstmeststoffenfabrieken 500 5.1
2016 Kunstharsenfabrieken en dergelijke 700 5.2
202 Landbouwchemicaliënfabrieken:
202 - fabricage 1000 5.3
202 - formulering en afvullen 500 5.1
203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2110 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2110 - p.c. < 1.000 ton / jaar 300 4.2
2110 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 500 5.1
2120 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 1
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2052 - met dierlijke grondstoffen 500 5.1
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 3.1
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
205903 Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
22 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeroppervlak < 100 m² 50 3.1
221102 - vloeroppervlak >= 100 m² 200 4.1
2219 Rubberartikelenfabrieken 100 3.2
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - zonder fenolharsen 200 4.1
222 - met fenolharsen 300 4.2
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton / jaar 30 2
231 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton / jaar 100 3.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton / jaar 300 4.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton / jaar 500 5.1
231 Glas-in-loodzetterij 30 2
231 Glasbewerkingsbedrijven 30 2
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 1
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 50 3.1
233 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
233 Dakpannenfabrieken 200 4.1
2351 Cementfabrieken:
2351 - p.c. < 100.000 ton / jaar 300 4.2
2351 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
235201 Kalkfabrieken:
235201 - p.c. < 100.000 ton / jaar 200 4.1
235201 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
235202 Gipsfabrieken:
235202 - p.c. < 100.000 ton / jaar 200 4.1
235202 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
23611 Betonwarenfabrieken:
23611 - zonder persen, triltafels en bekistingtriller 100 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton / dag 100 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton / dag 200 4.1
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 ton / jaar 50 3.1
23612 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 3.1
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 ton / uur 100 3.2
2363, 2364 - p.c. >= 100 ton / uur 200 4.1
2365, 2369 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 ton / dag 50 3.1
2365, 2369 - p.c. >= 100 ton / dag 200 4.1
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen 30 2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 30 2
2399 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 - p.c. < 100 ton / uur 300 4.2
2399 - p.c. >= 100 ton / uur 500 5.1
2399 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2399 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton / jaar 200 4.1
2399 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2399 Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 3.1
2399 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton / uur 100 3.2
2399 Asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton / uur 200 4.1
24 VERVAARDIGING VAN METALEN
241 Ruwijzer- en staalfabrieken:
241 - p.c. < 1.000 ton / jaar 700 5.2
241 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 1500 6
245 Ijzeren- en stalenbuizenfabrieken:
245 - p.o. < 2.000 m² 30 2
245 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
243 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 - p.o. < 2.000 m² 30 2
243 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.1
244 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 - p.c. < 1.000 ton / jaar 100 3.2
244 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 300 4.2
244 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
244 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
244 - p.o. >= 2.000 m² 200 4.1
2451, 2452 Ijzer- en staalgieterijen / -smelterijen:
2451, 2452 - p.c. < 4.000 ton / jaar 100 3.2
2451, 2452 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 200 4.1
2453, 2454 Non-ferro-metaalgieterijen / -smelterijen:
2453, 2454 - p.c. < 4.000 ton / jaar 100 3.2
2453, 2454 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 200 4.1

25, 31
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES / TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 - gesloten gebouw 30 2
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 2
251, 331 - in open lucht, p.o. < 2.000 m² 50 3.1
251, 331 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 200 4.1
2529, 3311 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
2529, 3311 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 2
255, 331 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 30 2
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke 50 3.1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² 30 2
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 50 3.1
2561, 3311 - stralen 200 4.1
2561, 3311 - metaalharden 50 3.1
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 50 3.1
2561, 3311 - thermisch verzinken en thermisch vertinnen 100 3.2
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 50 3.1
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling 50 3.1
2561, 3311 - emailleren 100 3.2
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) 50 3.1
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 30 2
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² 30 2
259, 331 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
259, 331 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² 30 2
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 30 2
27, 28, 33 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.1
28, 33 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 3.1
27, 28, 33 - reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW motoren 30 2
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie 30 2
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie 200 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 3.2
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
274 Lampenfabrieken 300 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 2
2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 6
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie 30 2
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie 30 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
291 - p.o. < 10.000 m² 100 3.2
291 - p.o. >= 10.000 m² 200 4.1
29201 Carrosseriefabrieken 100 3.2
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 2
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 30 2
301, 3315 - kunststof schepen 100 3.2
301, 3315 - metalen schepen < 25 m 100 3.2
301, 3315 - metalen schepen >= 25 m en / of proefdraaien motoren >= 1 MW 100 3.2
301, 3315 - onderhoud / reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen 50 3.1
3831 Scheepssloperijen 200 4.1
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 50 3.1
302, 317 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 3.1
303, 3316 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 - zonder proefdraaien motoren 50 3.1
303, 3316 - met proefdraaien motoren 100 3.2
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 2
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 50 3.1
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
323, 324 Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken 30 2
32991 Sociale werkvoorziening 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 2
38 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383201 Metaal- en autoschredders 100 3.2
383202 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 - v.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
383202 - v.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
383202 Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
383202 Afvalscheidingsinstallaties 200 4.1
35 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
35 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 700 5.2
35 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 Bio-energie-installaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 3.1
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 10 1
35 - 10 - 100 MVA 30 2
35 - >= 100 MVA 50 3.1
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 100 3.2
35 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 200 4.1
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A 10 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 10 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D 50 3.1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 50 3.1
35 - blokverwarming 10 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/bereidingbedrijven:
36 - met chloorgas 1000 5.3
36 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling 30 2
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 10 1
41, 42, 43 BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven / aannemers algemeen
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m² 30 2
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
432 Bouwinstallatie algemeen 30 2
4322 Installatie sanitair / centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij 50 3.1
4321 Elektrotechnische installatie 10 1
45, 47 HANDEL / REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 1
451 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) 10 1
45204 Autoplaatwerkerijen 30 2
45204 Autobeklederijen 10 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 1
453 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 10 1
46 GROOTHANDEL EN OPSLAG
4621 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 2

4621
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton / uur of meer 100 3.2
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 1
4623 Groothandel in levende dieren 50 3.1
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 1
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 1
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 1
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 1
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 1
46499 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 1
46499 - munitie 30 2
46711 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
46711 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² 500 5.1
46712 Groothandel in vloeibare brandstoffen:
46712 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ 50 3.1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ 100 3.2
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ 10 1
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ 50 3.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 200 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 500 5.1
46712 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
46712 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
46712 - bovengronds, < 2 m³ 30 2
46712 - bovengronds, 2 - 8 m³ 50 3.1
46712 - bovengronds, 8 - 80 m³ 100 3.2
46712 - bovengronds, 80 - 250 m³ 300 4.2
46712 - ondergronds, < 80 m³ 50 3.1
46712 - ondergronds, 80 - 250 m³ 200 4.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 200 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 500 5.1
46712 Gasvormige brandstoffen in gasflessen
46712 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46712 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 30 2
46712 - grote hoeveelheden (> 150 ton) en / of laag beschermingsniveau 500 5.1
46712 Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld 50 3.1
46713 Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) 100 3.2
46721 Groothandel in metaalertsen:
46721 - opslag oppervlak < 2.000 m² 300 4.2
46721 - opslag oppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 10 1
4673 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4673 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 1
46735 Zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 30 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 10 1
4674 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4674 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 1
46751 Groothandel in chemische producten 100 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 2
46752 Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
46752 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46752 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 30 2
46752 - grote hoeveelheden (>150 ton) en / of laag beschermingsniveau 500 5.1
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 1
4677 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² 30 2
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² 30 2
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² 10 1
466 Groothandel in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 10 1
466 - overige 10 1
466 - overig met oppervlak <= 2.000 m² 10 1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) 0 1
47 REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 1
952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) 10 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 1
493 Touringcarbedrijven 10 1
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² 30 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² 30 2
52 DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
522 Loswal 30 2
52241 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen:
52241 - containers 100 3.2
52241 - stukgoederen 100 3.2
52241 - ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52241 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 500 5.1
52241 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52241 - olie, lpg, en dergelijke 1000 5.3
52241 - tankercleaning 300 4.2
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart:
52242 - containers 50 3.1
52242 - tankercleaning 300 4.2
52242 - stukgoederen 50 3.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m² 200 4.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52242 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton / uur 300 4.2
52242 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 500 5.1
52242 - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² 300 4.2
52242 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 500 5.1
52242 - olie, lpg, en dergelijke 700 5.2
52102, 52109 Distributie, pak- en koelhuizen 50 3.1
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 10 1
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 30 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 1
61 Telecommunicatiebedrijven 0 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 1
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) 10 1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 1
7733 Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers 10 1
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines 0 1
58, 63 Datacentra 0 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 1
82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 3.1
82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke 0 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 - < 100.000 i.e. 200 4.1
3700 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
3700 - >= 300.000 i.e. 500 5.1
3700 Rioolgemalen 30 2
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke 50 3.1
381 Gemeentewerven (afvalinzameldepots) 30 2
381 Vuiloverslagstations 200 4.1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - mestverwerking / korrelfabrieken 500 5.1
382 - kabelbranderijen 100 3.2
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
382 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
382 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
382 Vuilstortplaatsen 300 4.2
382 Composteerbedrijven:
382 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton / jaar 300 4.2
382 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton / jaar 700 5.2
382 - belucht v.c. < 20.000 ton / jaar 100 3.2
382 - belucht v.c. > 20.000 ton / jaar 200 4.1
382 - gft in gesloten gebouw 200 4.1
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 10 1
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en linnenverhuur 30 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 30 2
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
96013 Wasverzendinrichtingen 30 2

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 4 Nadere Toelichting Bij Bijlage 3

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.

Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

De Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. Het milieuaspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, omdat geluid, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en de omgevingsvergunning milieu).

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de drie verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de drie. In de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000 1.500

Bestemmingsplantoetsing

De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.

Het milieuaspect geluid is niet in de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Het aspect geluid wordt op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder gereguleerd. De milieuzonering via de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' heeft om deze reden geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder.

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

De gemeente Schiedam stelt periodiek een bestemmingsplan vast waarin het uitgegeven snippergroen planologisch wordt vastgelegd. Dit bestemmingsplan regelt het onlangs uitgegeven snippergroen. Daarnaast wordt het bestemmingsplan aangegrepen om enkele onvolkomenheden uit van kracht zijnde bestemmingsplannen aan te passen.

Snippergroen

Door ontwikkelingen in het verleden is er veel snippergroen ontstaan. Regelmatig is er vraag van bewoners om deze gronden uit te geven. De nota 'Werkwijze snippergroen' biedt de spelregels waaraan bij de uitgifte van snippergroen moet worden voldaan.


Op basis van het snippergroenbeleid is in 2017 en 2018 op verschillende momenten besloten om snippergroen uit te geven aan bewoners. Met dit bestemmingsplan wordt de privaatrechtelijke uitgifte van deze gronden planologisch doorvertaald door de (openbare) groen- of verkeersbestemming te wijzigen naar een woon- of tuinbestemming.

Actualisatie

In het verleden zijn enkele vergunningen met een afwijking van het bestemmingsplan verleend. Omwille van de rechtszekerheid is er voor gekozen om deze projecten in dit bestemmingsplan op te nemen, zodat de nieuwe bestemmingen expliciet voor burgers duidelijk worden. Dit komt de rechtszekerheid ten goede. Het gaat daarbij om locaties waar geen gerechtelijke procedure voor lopen, zoals MAVO Schravelant XL, Nieuwe Haven 95-97, Polderweg 182 en Willem Passtoorsstraat / Johan Braakensiekstraat (Schielanders). In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.

In de afgelopen tien jaar zijn er veel bestemmingsplannen vastgesteld. Soms zat daar een omissie in en soms is het feitelijk gebruik gewijzigd, waardoor er reden kon ontstaan om het bestemmingsplan aan te passen. Voorbeelden van een omissie is het niet opnemen van een regeling voor bijgebouwen in Woudhoek of het niet aangeven van de maximale hoogten in het project 'Over het Water'. Voorbeelden van feitelijke wijzigingen zijn het vervallen van de functie detailhandel aan de oostzijde van de Broersvest en het vervallen van de functie bedrijfswoningen aan de Buitenhavenweg 58 en 60. Ook de aanduiding “horeca” van een aantal panden is verwijderd. Deze keuze is gemaakt uit het oogpunt van de verbetering van het woon- en leefklimaat ter plaatse van deze panden. In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.

1.2 Ligging Plangebied

Het bestemmingsplan betreft de gronden waar in 2017 en in 2018 sprake is geweest van de uitgifte van snippergroen. Verder zijn locaties in het plan opgenomen waarbij aan aanpassing plaatsvindt van het huidige bestemmingsplan. Het bestemmingsplan 'Actualisatie 2019' betreft geen aaneengesloten gebied, maar diverse locaties verspreid over het gehele grondgebied van Schiedam. Daarom wordt voor het plangebied verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied zijn momenteel onderstaande bestemmingsplannen van kracht, welke met dit plan (gedeeltelijk) worden herzien. Het betreft de volgende plannen:

Bestemmingsplan IMRO-code Vaststelling raad
Binnenstad 2014 NL.IMRO.0606.BP0026-0002 10 juli 2014
Harga NL.IMRO.0606.BP0020-0002 10 juni 2013
Havens NL.IMRO.0606.BP0023-0003 15 september 2015
Kethel e.o. NL.IMRO.0606.BP0003-0001 21 april 2011
Nieuwland 2016 NL.IMRO.0606.BP0038-0003 6 juni 2017
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening NL.IMRO.0606.BP0034-0002 13 september 2016
Oost NL.IMRO.0606.BP0004-0002 27 oktober 2011
Oranjeburgh NL.IMRO.0606.BP0013-0003 26 april 2012
Polderwetering NL.IMRO.0606.BP0016-0002 31 januari 2013
Spaland NL.IMRO.0606.BP0006-0002 27 oktober 2011
West NL.IMRO.0606.BP0002-0002 26 april 2012
Woudhoek NL.IMRO.0606.BP0005-0002 2 februari 2012
Zuid NL.IMRO.0606.BP0001-0002 2 februari 2012

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande En Toekomstige Situatie

2.1 Snippergroen

In het kader van de uitvoering van de Nota 'Werkwijze Snippergroen' is de afgelopen jaren op meerdere locaties sprake geweest van de uitgifte van openbaar snippergroen, voor gebruik als privétuin of erf. Dit betreft onder andere de uitgifte van snippergroen aan de bewoners van Kethel-Oost en Kethel-Tuindorp, waarvan een deel reeds is opgenomen in het bestemmingsplan 'Snippergroen 2017'. Daarnaast is op een aantal locaties snippergroen uitgegeven om tot een betere aansluiting van het privéterrein op het openbaar gebied te komen (Juliana van Stolbergstraat 3, Dag Hammarskjöldborg 1, Jan van Zutphenstraat 12 en 14, Louis Raemaekersstraat 149). Deze uitgifte vereist dat de openbare verkeer- of groenbestemming wordt omgezet naar de bestemming 'Wonen' of 'Tuin'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP00039-0002_0001.png"

Afbeelding 1 - Uitgifte snippergroen Kethel-Oost

2.2 Eerder Verleende Omgevingsvergunningen

2.2.1 Lange Haven 71

Op 3 juli 2018 is een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van het Rijksmonument Lange Haven 71 naar een hotel. Door de functieaanduiding 'hotel' op de verbeelding aan dit pand toe te voegen wordt het bestemmingsplan in overeenstemming gebracht met de vergunde situatie.

2.2.2 Mavo Schravelant XL

De plannen voor de nieuwbouw van het Lyceum Schravelant waren nog in ontwikkeling op het moment dat het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' werd vastgesteld. Om die reden is deze locatie buiten het bestemmingsplan gelaten. In 2017 is een vergunning verleend voor de sloop en nieuwbouw van de Mavo Schravelant XL aan de Burgemeester van Haarenlaan 952-954. De vergunde situatie wordt overgenomen in het bestemmingsplan, waarbij het perceel de bestemming 'Maatschappelijk' krijgt. Binnen deze bestemming zijn maximaal 3 bouwlagen toegelaten en een bebouwingspercentage van 50%.

2.2.3 Nieuwe Haven 95-97

Op 25 januari 2019 is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van het voormalige horecapand aan de Nieuwe Haven 95-97 als woning. De voorheen op grond van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' geldende horeca-bestemming, wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.

2.2.4 Parkweg Midden (Parkentree)

De plannen voor de locatie van het project Parkentree waren ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' nog in voorbereiding. Inmiddels is voor de bouw van 35 eengezinswoningen en 54 appartementen op deze locatie een omgevingsvergunning verleend. De beide percelen, gelegen aan weerszijden van de Parkweg, zijn bestemd als 'Wonen'.

2.2.5 Polderweg 182

In 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor de sloop en nieuwbouw van de woning Polderweg 182. De nieuwbouw omvat een gewijzigde situering van de woning, waardoor deze buiten het oorspronkelijke bouwvlak wordt gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de situering van het bouwvlak aangepast aan de gewijzigde locatie van de woning.

2.2.6 Schielanders (Willem Passtoorsstraat / Johan Braakensiekstraat)

De locatie van het voormalige schoolgebouw aan de Willem Passtoorsstraat / Johan Braakensiekstraat wordt getransformeerd naar een woonlocatie. Het plan, waarvoor in 2018 een omgevingsvergunning is verleend, bestaat uit 2 bouwblokken met 16 eengezinswoningen (3 bouwlagen) en een appartementengebouw met daarin 30 appartementen (8 bouwlagen). De betreffende gronden zijn bestemd als 'Wonen'.

2.2.7 Westfrankelandsedijk 7

Het bestemmingsplan 'Havens' maakt een onderscheid in type kantoor, waarbij kantoren die niet zijn verbonden aan een bedrijfsmatige hoofdactiviteit uitsluitend zijn toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'. Deze aanduiding ontbreekt ter plaatse van het kantoorpand aan de Westfrankelandsedijk 7 en wordt er met dit bestemmingsplan alsnog aan toegevoegd.

2.3 Verbeteringen Reeds Vastgestelde Bestemmingsplannen

2.3.1 Bestemmingsplan Woudhoek

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Woudhoek' is nagelaten de voor de gehele stad geldende regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen eveneens van toepassing te verklaren bij vrijstaande woningen ('Wonen - 1') en aaneengesloten woningen ('Wonen - 3'). Om dit te herstellen wordt met dit bestemmingsplan de regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen alsnog toegevoegd aan deze bestemmingen.

2.3.2 Metrostation Vijfsluizen

Op grond van de regels van het bestemmingsplan 'Harga' is ter plaatse van de functie-aanduiding 'metrostation' een metrostation toegelaten. Deze bepaling betreft het metrostation Vijfsluizen, nabij de Vlaardingerdijk. De functie-aanduiding 'metrostation' is weggevallen op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding en wordt met dit bestemmingsplan alsnog toegevoegd.

2.3.3 Over het Water

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' zijn geen bouwhoogten vastgelegd voor de nieuwbouw van de buurt 'Over het Water', gelegen aan de noordzijde van de Burgemeester van Haarenlaan. De goot- en bouwhoogten (of het aantal bouwlagen) van de in de wijk aanwezige bebouwing wordt opgenomen in dit bestemmingsplan. Een aantal woningen in deze buurt kenmerkt zich door de aanwezigheid van bijgebouwen voor de voorgevel. De planregels voor deze woningen zijn aangevuld, zodat deze dit toelaten.

2.3.4 Singel 114 en 118-122

De panden Singel 114 en 118-122 zijn op grond van het bestemmingsplan 'Oost' bestemd als 'Wonen'. In de betreffende planregel is weggevallen dat de begane grond van deze panden tevens mag worden gebruikt voor dienstverlening en detailhandel, overeenkomstig de aanduidingen op de verbeelding. De voor deze percelen geldende planregel is op dit punt aangevuld.

2.3.5 Sporthal Margriet

De sporthal Margriet, gevestigd aan de Nieuwe Damlaan 5, is op grond van het bestemmingsplan 'Harga' bestemd voor sport. Het was de bedoeling dat dit gebouw breder zou kunnen worden ingezet, door deze tevens te gebruiken voor maatschappelijke en (para)medische voorzieningen, overeenkomstig de definitie voor sporthal in het bestemmingsplan 'Harga'. In het bestemmingsplan wordt aan dit perceel de aanduiding 'sporthal' toegevoegd, zodat het beoogde gebruik van deze hal voor meerdere functies adequaat in de regels is verankerd.

2.3.6 Detailhandel Broersvest 50-A

Met het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' is er voor gekozen detailhandel in bepaalde delen van de binnenstad te concentreren en vernieuwen. Voor de Broersvest geldt dat detailhandel toegelaten is aan de westzijde en dat voor de oostzijde gekozen is voor een uitsterfconstructie. Bestaande detailhandel is daarbij door middel van een specifiek aanduiding toegelaten. Het gebruik van het pand Broersvest 50-A ten behoeve van detailhandel is inmiddels gestaakt, waardoor de voor dit pand geldende aanduiding 'detailhandel' kan komen te vervallen.

2.3.7 Horecabedrijven

De panden Broersvest 46, Edisonplein 4-A, Singel 163-167, Vlaardingerdijk 85 en Wilhelminaplein 26 hebben allen een bestemming welke het tevens toelaat deze panden te gebruiken voor horeca-activiteiten. Voor het pand Wilhelminaplein 26 geldt dat de bestemming zodaning wordt herzien dat het niet langer mogelijk is dit pand te gebruiken voor middelzware horeca (horeca 2). Wel blijft het mogelijk dit pand te gebruiken voor lichte horeca (horeca 1). Dit gebruik sluit beter aan bij de woonomgeving waarin het pand gesitueerd is. Voor de overige panden geldt dat deze niet langer in gebruik zijn als horecagelegenheid en gelegen zijn op locaties waar op grond van de gebiedsbepalingen uit het gemeentelijk horecabeleid geen (nieuwe) horeca gewenst is. Dit geeft aanleiding de horeca-aanduiding voor deze panden te laten vervallen.

2.3.8 Bedrijfswoningen Buitenhavenweg 58-60

Aan de Buitenhavenweg 58-60 bevond zich een tweetal bedrijfswoningen. In het bestemmingsplan 'Nieuw-Mathenesse, eerste herziening' is er voor gekozen deze bedrijfswoningen met een uitsterfconstructie toe te laten. Hiermee werd beoogd deze bedrijfswoning op termijn te laten verdwijnen, omdat deze functie niet (meer) passend is bij het karakter van het bedrijventerrein. Omdat het gebruik van de panden Buitenhavenweg 58-60 als bedrijfswoning gestaakt is kan de functie-aanduiding 'bedrijfswoning' van de verbeelding worden verwijderd.

2.3.9 Voormalige woning Buitenkerklaan 16

Door het Rijk is een vrijwillige uitkoopregeling in het leven geroepen voor bewoners van woningen gelegen onder een hoogspanningsleiding. In de regeling is bepaald dat op het moment dat bewoners van een dergelijke woning besluiten van de regeling gebruik te maken, de geldende woonbestemming van het pand moet komen te vervallen. De bewoners van de woning aan de Buitenkerklaan 16 hebben gebruik gemaakt van deze regeling. Dit leidt er toe dat de bestemming van de gronden moet worden gewijzigd van 'Wonen' naar de bestemming 'Groen - 1'.

2.3.10 Mouterij De Goudsbloem

Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014' is een verzoek ontvangen om mouterij 'De Goudsbloem', gevestigd aan Sint Anna Zusterstraat 92, te mogen gebruiken als hotel. Aan dit verzoek is bij de vaststelling van het bestemmingsplan gehoor gegeven. De verbouwing van het pand is inmiddels afgerond en het pand is ten behoeve van het wonen in gebruik genomen. Omdat geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid het pand als hotel te gebruiken, en dit tot onzekerheid bij omwonenden kan leiden, wordt de betreffende aanduiding 'hotel' van de verbeelding verwijderd.

Hoofdstuk 3 Wet- En Regelgeving

Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en een het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij.

De structuurvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, waardoor de ladder niet van toepassing is op het bestemmingsplan.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de structuurvisie, die juridisch borging vragen, zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Geen van deze rijksbelangen zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De provincie Zuid-Holland heeft op 20 februari 2019 voor de gehele provincie de Omgevingsvisie Zuid-Holland vastgesteld. Met het provinciale omgevingsbeleid wordt gestreefd naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan wordt richting gegeven door samenhangende beleidskeuzes te maken, die volgen uit de verschillende provinciale opgaven. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk en voldoet daarmee aan de uitgangspunten van de beleidskeuzes uit de provinciale Omgevingsvisie.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland

Samen met de omgevingsvisie is de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld en op 1 april 2019 in werking getreden. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de omgevingsvisie. De verordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie.

De ladder voor duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in de provinciale verordening. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het plan hoeft daarom niet te worden getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. Geen sprake is van gronden welke op grond van de provinciale verordening zijn aangewezen als dergelijke gebieden. Dit neemt niet weg dat de overige mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die pas kan worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

Op grond van de provinciale verordening zijn geen nieuwe kantoren toegelaten buiten de concentratielocaties voor kantoren. De provincie heeft op 26 januari 2018 aangegeven het kantoorpand aan de Westfrankelandsedijk 7 te kwalificeren als bestaand gebruik c.q. bestaande bebouwing. De betreffende bepaling uit de provinciale verordening inzake nieuwe kantoren is om die reden niet van toepassing op deze locatie.

Geen van de overige provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de provinciale Omgevingsverordening.

3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid

3.3.1 Stadsvisie

Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien.

De Stadsvisie zet in op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven voor een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving. De uitgifte van snippergroen als privétuin draagt hier aan bij. De wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) zijn in overeenstemming met genoemd beleid.

3.3.2 GroenBlauwe Structuurvisie

Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Dit geeft een ultieme afwisseling van groenblauwe gebieden en sferen die in zijn totaal een perfecte basis vormt voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Hier ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren overheen welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad. De visie is verder uitgebouwd op basis van ruimtelijke kenmerken. De verschillende lagen hebben een sterke overlap met elkaar en zorgen zo voor een integrale groenblauwe structuur. In hoofdstuk 7 van de Groenblauwe Structuurvisie staat het gemeentelijk uitvoeringsprogramma op het gebied van groen- en blauw. In het ambitieschema wordt aangegeven hoe de leefbaarheid in wijken en buurten vergroot kan worden. Hierbij wordt onder andere verwezen naar het 'uitgeven van rest- en snippergroen aan bewoners'. Het structureel groen, aangeduid in de diverse bestemmingsplannen van Schiedam als "Groen - 2" en beschermd door de GroenBlauwe structuurvisie, kan niet worden uitgegeven als snippergroen.

De wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) zijn in overeenstemming met genoemd beleid.

3.3.3 Nota 'Werkwijze Snippergroen'

Als gevolg van ontwikkeling in het verleden, veranderde inzichten en/of herinrichtingen van het openbaar gebied, zijn er in de stad veel plekken ontstaan waarvan niet duidelijk is of het aanwezige openbaar groen nog een belangrijke openbare functie heeft, of dat het betreffende groen (alsnog) voor uitgifte aan derden in aanmerking komt ('onduidelijk openbaar groen'). De aanwezigheid van 'onduidelijk openbaar groen' brengt dan ook regelmatig de vraag van burgers met zich mee om uitgifte van een deel van dit groen voor privégebruik.

De nota is bedoeld om te komen tot heldere en consistente richtlijnen omtrent de uitgifte en handhaving van snippergroen, alsmede het ontstaan van nieuw 'onduidelijk' (snipper)groen te voorkomen. Zo komt er duidelijkheid voor de Schiedamse burgers, wordt helder welk groen door de gemeente beheerd en onderhouden moet worden en krijgt het onderwerp snippergroen bovendien een plek in de integrale afweging die plaatsvindt bij plannen inzake het onderhoud van de openbare ruimte en bij stedelijke ontwikkelingen. De uitgifte van het 'snippergroen' is getoetst aan de uitgangspunten van deze nota. Het doorvertalen van het uitgegeven snippergroen in het bestemmingsplan is één van de afspraken die in het kader van dit beleid is gemaakt. Dit omdat het groen vrijwel altijd ene openbare functie heeft, terwijl dit omgezet moet worden naar een private functie, zoals een woon- of tuinbestemming. De afweging hierover komt aan de orde, indien bijvoorbeeld een particulier een verzoek indient omtrent de uitgifte van snippergroen nabij zijn/ haar woning. In dat geval dient voor zowel zijn/ haar perceel als ook voor de naburige percelen (of eventueel ook woonblokken in de directe omgeving) een afweging te worden gemaakt over het al dan niet uitgeven van snippergroen en de omzetting van de bestemming naar "Wonen" en/of "Tuin".

3.3.4 Schiedams horecabeleid

In juli 2013 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2013-2017' vastgesteld. Het uitgangspunt van deze nota is om horecaondernemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun activiteiten te ontplooien. Zeker nu het economische klimaat minder goed is, wil de gemeente er alles aan doen om horecaondernemers te faciliteren. Waar het kan, zijn er ruimere mogelijkheden en minder regels. Dit draagt bij aan het algemeen streven om een boeiende en bloeiende horeca in Schiedam te hebben, die gericht is op zowel de inwoners van Schiedam als op bezoekers van de stad, en zowel overdag als 's avonds. Dit streven wordt gespecificeerd door in te zetten op diversiteit in soorten horeca, versteviging van het imago van Schiedam als horecastad van formaat en het bevorderen van de 'unique selling points' van Schiedam, zoals het historische centrum.

Bij de toelaatbaarheid van horeca moet rekening worden gehouden met de belangen van omwonenden. Meer ruimte voor horeca-activiteiten kan meer overlast in de openbare ruimte met zich meebrengen. Hoewel horeca een ondersteunend en stimulerend effect kan hebben op de lokale economie, kan vestiging van horeca in de sociaal-economisch zwakkere wijken van Schiedam de leefbaarheid van deze wijken juist negatief beïnvloeden. Verwezen wordt ook naar de uitgangspunten van het Coalitieakkoord 2018-2022 waarin het bestrijden van overlast en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens worden ingezet om de leefbaarheid te bevorderen. Dit leidt er toe dat de horeca-bestemming bij enkele panden wordt verwijderd of aangepast.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

4.1 Water

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets moet in samenhang met een bestemmingsplan een waterparagraaf worden opgesteld. Het bestemmingsplan biedt, in vergelijking tot het voorheen geldende bestemmingsplan, geen ruimere mogelijkheden om verhardingen aan te brengen. Het plan heeft daarmee geen planologisch effect op het watervasthoudend vermogen binnen het plangebied. In het kader van de diverse bestemmingsplannen, als genoemd in paragraaf 1.3, zijn in het recente verleden reeds waterparagrafen opgesteld. Aangezien het bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de daarin beoordeelde wateraspecten wordt aanvullend verwezen naar deze waterparagrafen.

Dit bestemmingsplan voorziet, voor wat betreft de uitgifte van het snippergroen, in het wijzigen van gronden met een openbare functie naar een tuin- of woonbestemming. De totale oppervlakte van de met dit plan te wijzigen gronden (ten behoeve van woon- of tuinbestemming) bedraagt 2.605 m². De wijziging van de bestemmingen leidt niet tot een toename van de oppervlakte aan verharding en/of bebouwing, omdat het op grond van de oorspronkelijke verkeers- en groenbestemming reeds mogelijk was deze gronden te verharden in de vorm van wegen, paden en verkeersvoorzieningen. Het herbestemmen van de gronden is niet van invloed op het watervasthoudend vermogen in het gebied. Er is derhalve geen aanleiding om in het kader van dit bestemmingsplan aanvullende (water)compenserende maatregelen te treffen.

4.2 Natuurbescherming

De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels. Het bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen welke van invloed zijn op de duurzame instandhouding van enige aanwezige flora en fauna. Aanvullend wordt kortheidshalve verwezen naar de bij de in paragraaf 1.3 genoemde bestemmingsplannen gevoegde flora- en faunaparagrafen.

4.3 Externe Veiligheid

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met een groot aantal bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.

Het bestemmingsplan ziet op een aantal verspreid liggende locaties, waarvan allen het kantoor aan de Westfrankelandsedijk 7 en de locatie 'Over het Water', in de nabijheid liggen van een voor de externe veiligheid relevante risicobron:

  • Het kantoor aan de Westfrankelandsedijk 7 ligt in de nabijheid van HSM Steel Structures aan de Westfrankelandsedijk 9. Hoewel dit geen Bevi-inrichting betreft, geldt voor dit bedrijf wel een beperkte PR 10-6 risicocontour van 25 meter, samenhangend met de opslag van propaan. Het kantoor ligt ruimschoots buiten deze risicocontour.
  • Het woningbouwplan Parkentree betreft de afronding van het project 'Over het Water'. Dit gebied had in het vorige bestemmingsplan 'Nieuwland 2004' reeds een woonbestemming. De locatie van dit plan ligt (deels) binnen het groepsrisico-aandachtsgebied van de A20. Het groepsrisico voor het deel van de A20 dat langs het ontwikkelingsgebied loopt is berekend met en zonder de ontwikkeling. Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico niet noemenswaardig toeneemt; zowel met als zonder de nieuwe woningen bedraagt het groepsrisico 0,13 maal de oriëntatiewaarde.

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien een woning binnen een wettelijke geluidszone is gelegen. Het plangebied is gelegen binnen een of meerdere wettelijke geluidszones. Het bestemmingsplan voorziet deels in de toevoeging van woningen of andere geluidgevoelige functies, zoals de bouw van woningen aan de Parkweg en de bouw van de MAVO Schravelant XL. Het aspect "geluid" is reeds onderzocht bij het verlenen van de omgevingsvergunningen voor deze projecten. Conclusie is dat de Wet geluidhinder de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

4.5 Luchtkwaliteit

De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m². De wijziging van de bestemming van de gronden van een (openbare) groenbestemming naar een tuinbestemming heeft geen effect op de luchtkwaliteit. Evenmin hebben de wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, omissies en feitelijke wijzigingen) effect op genoemd beleid. De Wet luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.

4.6 Milieueffectrapportage

Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten). Het bestemmingsplan betreft geen activiteit als genoemd in het Besluit milieueffectrapportage, waardoor in samenhang met dit bestemmingsplan geen MER-beoordeling vereist is.

4.7 Archeologie

4.7.1 Beleidskader

De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (mei 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

4.7.2 Bewoningsgeschiedenis

De gemeente Schiedam kent een rijke bewoningsgeschiedenis. Niet alleen de nu nog zichtbare gebouwde monumenten zijn daar het overtuigend bewijs van, maar ook de in de ondergrond aanwezige sporen en vondsten. Zo hebben in de jaren ’60, als gevolg van de uitbreiding van de stad en de daarmee samenhangende infrastructurele werken, belangwekkende opgravingen op Schiedams grondgebied plaatsgevonden naar nederzettingen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Het waren in zekere zin “eye-openers” voor de bewoningsmogelijkheden van de “wetlands” in de periode van enkele eeuwen voor en na het begin van de jaartelling. De middeleeuwse archeologische geschiedenis van Schiedam is ook op veel plaatsen tastbaar aan het licht gekomen, het betreft zowel landelijke, als stedelijke bewoning. Tijdens de recente stedelijke vernieuwingen in het centrum van Schiedam is de vroegste bakstenen woonbebouwing vanaf de 14de eeuw goed gedocumenteerd, met als fraaie voorbeelden de vondsten aangetroffen ter plaatse van het ABC-Complex en Land van Belofte. Ook het indrukwekkende en omvangrijke kasteelterrein Huis te Riviere is voor een deel opgegraven. Een deel van het in oorsprong imposante 13de eeuwse kasteel is in het huidige stadsbeeld opgenomen.

4.7.3 Archeologische verwachting

Het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden. In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen. Voor de Ijzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geulruggen. Voor de Middeleeuwen zijn de oude lijnen van de Vlaarding, Schiedamseweg, Harg, Thurlede en Poldervaart bepalend voor de locatie van de vindplaatsen.

Voor het gehele plangebied geldt gelet op de verwachte aanwezige waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden met diverse terreinoppervlakken en dieptes. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. Dit bestemmingsplan beoogt niet om de archeologische waarden aan te passen.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

5.1 Algemene Juridische Opzet

Dit bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische vertaling van de uitgifte van snippergroen en biedt de mogelijkheid deze gronden te gebruiken als erf en/of tuin. Verder regelt het de planologisch-juridische borging van enkele omgevingsvergunningen, die met een afwijking van het bestemmingsplan zijn verleend, het herstellen van omissies en het doorvoeren van feitelijke wijzigingen. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP 2012 en het IMRO 2012.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
  • In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Uitgangspunt is om tenminste de bestaande planologische situatie te bestemmen (zie paragraaf 5.2 en 5.3).
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 Bedrijventerrein

Het bestemmingsplan betreft een tweetal percelen gelegen op een bedrijventerrein. Voor deze percelen gelden de bestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - Haven'. Deze bestemmingen zijn in overeenstemming met de gelijkluidende bestemmingen uit de bestemmingsplannen 'Nieuw-Mathenesse, eerste herziening' en 'Havens', waar deze percelen voorheen in waren gelegen.

5.2.2 Gemengd

Een aantal percelen waarop het bestemmingsplan betrekking heeft kenden een gemengde bestemming. De gebruiksmogelijkheden zijn, met inbegrip van de in hoofdstuk 2 genoemde aanpassing, opgenomen in de bestemming 'Gemengd'. Voor het pand aan de Lange Haven 71 en de voormalige detailhandel aan de Broersvest 50-A blijven de bestemmingen 'Gemengd - 5' en 'Gemengd - 6' gelden, overeenkomstig het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014'.

5.2.3 Groen - 1

De structurerende groenelementen in het plangebied zijn bestemd als Groen - 1. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Deze bestemming biedt eveneens de ruimte voor de aanleg voor de ontsluitingswegen ten behoeve van autoverkeer.

5.2.4 Maatschappelijk

De school MAVO Schravelant XL aan de Burgemeester van Haarenlaan 952-954, heeft de bestemming 'Maatschappelijk' gekregen. Binnen deze bestemming geldt een bebouwingspercentage, waarmee wordt geborgd dat voldoende ruimte vrij blijft voor het schoolplein en de vereiste parkeervoorzieningen. Het aantal bouwlagen van de MAVO Schravelant XL is verhoogd van 2 naar 3.

5.2.5 Sport

De bestemming 'Sport' is van toepassing op sporthal Margriet. De bestemming maakt het mogelijk de sporthal mede te gebruiken voor maatschappelijke doeleinden in verband met bijvoorbeeld gymnastiekles voor scholen. Dit vloeit voort uit de definitie van een sporthal zoals opgenomen in de begripsbepalingen. Voor sporthal Margriet is tevens de mogelijkheid opgenomen voor de vestiging van zelfstandige horeca tot ten hoogste categorie 2 en kantoren tot maximaal 1000 m² bruto bedrijfsvloeroppervlakte.

5.2.6 Tuin

Een deel van de als snippergroen uitgegeven gronden is gelegen naast de woning. Omdat het toevoegen van aanvullende erfbebouwing op dit deel van het erf niet omgevingsvergunningvrij is en erfbebouwing op dit deel van het perceel ook niet wenselijk is, zijn deze delen bestemd als 'Tuin'. Voor deze gronden geldt dat uitsluitend erfafscheidingen zijn toegelaten. In afwijking van deze hoofdregel geldt bij een aantal woningen binnen het project 'Over het Water' dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' bijgebouwen voor de voorgevel zijn toegelaten. Deze verbijzondering hangt samen met het oorspronkelijke ontwerp van de woningen.

5.2.7 Verkeer

Het bestemmingsplan kent een tweetal verkeersbestemmingen. De hoofdverkeersstructuur is bestemd als 'Verkeer - Rijksweg'. Deze bestemming biedt specifiek ruimte voor metrostation Vijfsluizen. Het openbaar gebied in de woonwijken heeft de bestemming 'Verkeer -Verblijfsgebied'. Deze bestemming biedt ruimte voor de inrichting van het gebied met wegen, groen, water en andere bijbehorende voorzieningen.

5.2.8 Wonen

Het bestemmingsplan kent een drietal woonbestemmingen. De bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Wonen - 3' zijn van toepassing op de wijk Woudhoek. Gelet op de in het bestemmingsplan Woudhoek gekozen systematiek wordt vastgehouden aan deze bestemmingen. In vergelijking tot het oorspronkelijke bestemmingsplan is aan deze bestemming een regeling voor aan- en bijgebouwen en overkappingen toegevoegd.

De bestemming 'Wonen' geldt voor de overige woonlocaties waarop het bestemmingsplan betrekking heeft. Deze bestemming geldt ook voor de achter de woningen gelegen gronden die in het kader van het snippergroen zijn uitgegeven aan de bewoners. Het toevoegen van aanvullende erfbebouwing kan gelet op de landelijk geldende regels inzake het omgevingsvergunningvrij bouwen (artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht) niet worden tegengegaan op delen van het perceel gelegen direct achter het hoofdgebouw, mits op meer dan 1,0 meter van het openbaar gebied. Voormalig snippergroen dat ziet op een verdieping van de achtertuin of het achtererf is om deze reden bestemd als Wonen'. Voor deze gronden geldt de algemene regel op grond waarvan erfbebouwing is toegelaten tot een oppervlakte van 75 m², mits niet meer dan 40% van het gehele bij een woning behorende erf bebouwd is.

5.3 Dubbelbestemmingen

5.3.1 Leiding

Deze dubbelbestemming is bedoeld om de in het plangebied aanwezige onder- of bovengrondse water- en hoogspanningsleidingen te beschermen . De dubbelbestemming kent een bouwverbod voor het bouwen in de nabijheid van de leidingen. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is ter bescherming van de leidingen een omgevingsvergunning vereist.

5.3.2 Waarde - Archeologie

Voor het gehele plangebied geldt meerdere archeologische (verwachtings)waarden (zie Waarde -Archeologie) Deze verwachtingswaarden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden vereist indien deze de in de regels genoemde maten overschrijden. Indien deze maten worden overschreden kan een omgevingsvergunning pas worden verleend nadat en archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de vergunning. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor deze bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.

5.3.3 Waarde - Beschermd stadsgezicht A

In het bestemmingsplan is een dubbelbestemming opgenomen om de waarde van het beschermd stadsgezicht te beschermen. Deze dubbelbestemming (Waarde - Beschermd stadsgezicht A) komt overeen met de vergelijkbare dubbelbestemming in het bestemmingsplan 'Binnenstad 2014'. Voor deze dubbelbestemming zijn, gelet op de uitgangspunten van het beschermd stadsgezicht van Schiedam, specifieke bouwregels opgenomen. Deze regels betreffen:

  • de ligging van de voorgevel;
  • het aaneengesloten bouwen van hoofdgebouwen en het bouwen in de perceelrichting;
  • het hebben van een kap en de kaprichting;
  • de maximale goot- en bouwhoogte en de minimale hoogte van de begane grondlaag;
  • dakterrassen, dakkapellen en dakopbouwen en de dakhelling.

Van de verschillende bouwregels kan worden afgeweken, indien de waarden van het beschermd stadsgezicht niet worden aangetast. Hiermee worden de ontwikkelingsmogelijkheden niet op slot gezet, maar worden de cultuurhistorische waarden expliciet betrokken bij nieuwe ontwikkelingen. Aanvullend geldt een sloopregeling op grond waarvan niet gesloopt mag worden zolang geen duidelijkheid bestaat over vervangende nieuwbouw voor de te slopen bouwwerken.

5.3.4 Waterstaat - Waterkering

De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Deze dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.

5.4 Overige Bepalingen

5.4.1 Algemene aanduidingsregels

Binnen het plangebied gelden verschillende nadere aanduidingsregels, welke beperkingen of nadere eisen stellen. Dit betreft beperkingen die verband houden met de ligging in de nabijheid van geluidsbronnen als genoemd in de Wet geluidhinder ('Geluidzone'), vervoersroutes voor gevaarlijke stoffen ('Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen') of de aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport ('Luchtvaartverkeerzone'). Daarnaast gelden op grond van de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' aanvullende eisen vanwege het bouwen in de nabijheid van een molen. Deze algemene aanduidingsregels waren allen reeds van toepassing op grond van de voorheen voor de verschillende locaties geldende bestemmingsplannen.

5.4.2 Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de bestemmingen is een aantal Algemene afwijkingsregels opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts.

5.4.3 Algemene gebruiksregels

Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. De gehanteerde regel inzake parkeren is overeenkomstig het in 2018 vastgestelde facetbestemmingsplan 'Parkeren'. De verbodsbepaling inzake prostitutie geldt uniform voor het gehele plangebied en is daarom opgenomen in de Algemene gebruiksregels.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.

6.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, waardoor geen aanleiding bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft vanaf 11 april 2019 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn 159 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen en de reactie hierop zijn opgenomen in de 'Nota van zienswijzen Verzamelherziening2019'.

Beroep

De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Nota Van Zienswijzen Verzamelherziening 2019