Woudhoek
Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam
Vastgesteld op 02-02-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Woudhoek van de gemeente Schiedam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0606.BP0005-0002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengesloten woningen:
een blok bestaande uit meer dan twee woningen waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende perceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.7 aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.8 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.10 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bed and breakfast:
het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.
1.13 bedrijf:
elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.
1.15 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
1.16 begane grondlaag:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.19 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.21 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.22 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping).
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.24 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.25 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.26 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.27 (bruto) vloeroppervlakte:
totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.
1.28 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.29 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
1.30 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondergeschikte horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.
1.32 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.33 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
1.34 erker:
een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.
1.35 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke gericht is op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.36 extensieve recreatie:
recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geschakelde woning:
een woning waarvan het hoofdgebouw aan minimaal één zijde door middel van een aanbouw of aangebouwde overkapping aan een op een aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.39 gestapelde woning:
een woning in een woongebouw.
1.40 halfvrijstaande woning / 2-onder-1-kapwoning:
een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.41 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.42 horeca(bedrijf):
- a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
- b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.43 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- b. enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover niet zijnde een bouwwerk waarvoor een bouwvergunning is vereist;
één en ander voor zover de onder a en b bedoelde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.44 kap:
een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogte 60°.
1.45 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.46 luifel:
een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.
1.47 maatschappelijke voorziening:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.48 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.
1.49 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomend in een gebied.
1.50 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.51 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
1.52 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.53 ondersteunende horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.54 overkapping:
een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.
1.55 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.56 permanente bewoning:
het gebruik van een voor recreatieve bewoning bedoeld (deel van) een gebouw als hoofdverblijf, vaste woon- of verblijfsplaats of woonadres.
1.57 piramidewoning:
een woning die zich kenmerkt door een dak dat vierzijdig spitstoelopend is.
1.58 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede daarmee (qua ruimtelijke uitstraling) gelijk te stellen beroepen en bedrijven.
1.59 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
1.60 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters.
1.61 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62 speelvoorziening:
ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.
1.63 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..
1.64 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.65 verblijfsgebied:
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.
1.66 voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.67 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
- 1. ij een wegbreedte van tenminste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.68 vrijstaande woning:
een woning welke, met inbegrip van aanbouwen en aangebouwde overkappingen, los staat van de zijdelingse perceelsgrenzen.
1.69 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.70 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.
2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.
2.8 (horizontale) diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.9 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.10 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.11 oppervlakte van een overkapping:
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
2.12 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
- b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingen
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen
met daarbij behorende:
- b. erven;
- c. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,0 meter respectievelijk 6,0 meter;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond ;
- c. horeca 1, uitsluitend op de begane grond;
- d. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- e. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
met daarbij behorende:
- f. tuinen en erven;
- g. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- h. groenvoorzieningen;
- i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een bouwhoogte van 2,0 meter.
4.4 Specifieke gebruiksregels
De vloeroppervlakte per detailhandelsvestiging mag ten hoogste 250 m² bedragen, met dien verstande dat van één detailhandelsvestiging de vloeroppervlakte ten hoogste 1.100 m² mag bedragen.
Artikel 5 Groen - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. extensieve recreatie;
- c. speel- en jongerenvoorzieningen;
- d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval
- e. loopbruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug';
met daarbij behorende:
- f. straatmeubilair;
- g. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- h. bruggen en duikers;
- i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. gebouwen zijn uitsluitend toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek' tot een bouwhoogte van 3,0 meter;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug' mag de vrije doorgangshoogte niet minder dan 3,0 meter bedragen;
- c. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
- 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder c, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.
Artikel 6 Groen - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden;
- b. bos- en groenvoorzieningen;
- c. extensieve recreatie;
met daarbij behorende:
- d. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
- e. cultuur en milieueducatieve voorzieningen;
- f. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- g. bruggen en duikers;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 7 Horeca
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca 1 en 2;
met daarbij behorende:
- b. erven en tuinen;
- c. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.1, onder a voor andere horeca-activiteiten dan bedoeld in dit lid, mits de betreffende horeca-activiteit, naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelijk kan worden gesteld met de in lid 7.1, onder a genoemde horeca-activiteiten.
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. wonen, uitsluitend op de verdieping;
met daarbij behorende:
- c. erven en tuinen;
- d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.
Artikel 10 Maatschappelijk - Zorginstelling
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - zorginstelling' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een verpleeg- of zorginstelling;
met daarbij behorende:
- b. tuinen en erven;
- c. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.
Artikel 11 Sport
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sporthallen
met daarbij behorende:
- b. ondersteunende horeca 1;
- c. tuinen en erven;
- d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor ballenvangers, palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 12 Verkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijstroken en daarbij behorende voorzieningen;
- b. trambaan met ten hoogste twee sporen en daarbij behorende voorzieningen;
- c. erftoegangswegen;
- d. fiets- en wandelpaden;
- e. verblijfsgebieden;
- f. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- g. groenvoorzieningen;
- h. bruggen en duikers;
- i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. fiets- en wandelpaden;
- c. verblijfsgebieden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. loopbruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug';
met daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. bruggen en duikers;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
13.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug' mag de vrije doorgangshoogte niet minder dan 3,0 meter bedragen;
- c. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
13.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.2, voor het plaatsen van een verplaatsbare verkoopwagen en/of -kraam waarvoor een standplaatsvergunning vereist is, mits deze wordt geplaatst in de directe nabijheid van een wijk- of buurt(winkel)centrum, de oppervlakte niet groter is dan 30 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 5,0 meter.
- b. Aan de onder a genoemde afwijking van het bestemmingsplan kunnen voorwaarden worden verbonden met betrekking tot de tijdstippen waarop het betreffende bouwwerk ter plekke aanwezig mag zijn.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. bruggen en duikers;
- c. wegverkeer ter plaatse van bruggen, tunnels en duikers;
met daarbij behorende:
- d. oevers en kaden;
- e. groenvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 5,0 meter bedragen.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen.
15.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
15.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
15.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van halfvrijstaande woningen, geschakelde en 2-onder-1 kapwoningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen.
16.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
16.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 16.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 17 Wonen - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van aaneengesloten woningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- d. een logeerhuis voor verstandelijk gehandicapten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- e. een praktijkruimte groter dan de maximale oppervlakte als bedoeld onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' en uitsluitend op de begane grond;
- f. wegen, fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
met daarbij behorende:
- g. tuinen en erven;
- h. parkeervoorzieningen.
17.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
17.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 18 Wonen - 4
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- d. een praktijkruimte groter dan de maximale oppervlakte als bedoeld onder c, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' en uitsluitend op de begane grond;
- e. maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' en uitsluitend op de begane grond en op de eerste daarboven gelegen bouwlaag;
- f. detailhandel en zakelijke dienstverlening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' en uitsluitend op de begane grond;
- g. wegen, fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
met daarbij behorende:
- h. tuinen en erven;
- i. parkeervoorzieningen.
18.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
18.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 18.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 19 Wonen - 5
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van gestapelde woningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- d. wegen, fiets- en voetpaden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
met daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. parkeervoorzieningen.
19.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
19.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
19.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 20 Wonen - 6
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van patiowoningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen.
20.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
20.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de brandveiligheid;
- c. een evenwichtig ruimtelijk beeld.
20.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 20.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 21 Wonen - 7
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 7' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van piramidewoningen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen.
21.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
21.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
21.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 21.1, onder c voor andere milieubelastende activiteiten dan bedoeld in dit lid, met in achtneming van de volgende regels:
- a. afgeweken kan worden voor een milieubelastende activiteit die niet behoort tot, of niet genoemd is in, categorie 1 of 2 van de Staat van milieubelastende activiteiten (Bijlage 1), mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met activiteiten als genoemd in categorie 1 of 2;
- b. niet wordt afgeweken voor geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Artikel 22 Waarde - Archeologie
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
22.2 Bouwregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvallende bestemming(en) geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,5 meter beneden het maaiveld.
22.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 22.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvalt.
- b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
- c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
22.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het beheer van waterstaatsdoeleinden.
23.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 23.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
23.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 25 Algemene Bouwregels
25.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
25.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 26 Algemene Gebruiksregels
26.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor opslag van zaken anders dan bedoeld onder b en c;
- e. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
26.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen en bijgebouwen, voor permanente bewoning;
- c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
- e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen;
- f. geluidwerende voorzieningen;
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 28 Algemene Wijzigingsregels
28.1 Wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
28.2 Wijzigingsbevoegdheid ter bescherming van waterkeringen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering' ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering, mits:
- a. het gronden betreft welke ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering behoren tot een zone waarvoor een keur- of watervergunning vereist is, én;
- b. op schriftelijk verzoek van de betreffende waterstaatbeheerder.
Artikel 29 Overige Regels
29.1 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
29.2 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behorende tot het bedrijf of tot de instelling waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage is gelegd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht
30.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 30.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 30.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
30.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 30.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 30.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Woudhoek van de gemeente Schiedam"
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam
in de openbare vergadering van
de griffier, de voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aanleiding
De gemeente Schiedam is sinds enkele jaren bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor de actualisatie van de bestemmingsplannen heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 het projectplan 'actualisatie bestemmingsplannen 2007-2011' vastgesteld. Het projectplan dient er toe om de actualisatieopgave versneld te voltooien. Doel van het projectplan is om medio 2011 in de gehele gemeente de beschikking te hebben over volledig geactualiseerde bestemmingsplannen.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de wijk Woudhoek in het noorden van Schiedam. Voor deze wijk is een herziening van de daar nu geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. De huidige bestemmingsplanregelingen dateren grotendeels uit de jaren '80 en '90. Er bevindt zich ook een plandeel waar het bestemmingsplan circa dertig jaar oud is.
Doelstelling
Het hoofddoel is het van kracht laten worden van een nieuw, actueel, adequaat en digitaal bestemmingsplan. De gemeente wenst de beschikking te hebben over een doelmatig en passend planologisch regime, dat aan de inwoners en andere gebruikers voldoende rechtszekerheid biedt over hun rechten en plichten. Het bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Voor grote delen van het plangebied worden geen nieuwe ontwikkelingen meer mogelijk gemaakt. Het gaat om een reeds bestaand ingericht woongebied. In het bestemmingsplan worden vooralsnog geen grootschalige ontwikkelingen opgenomen.
Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en te beheersen.
Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan wordt opgesteld in overeenstemming met de “standaard vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP2008” en het “Informatiemodel ruimtelijke ordening IMRO2008”. Het plan is hierdoor digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied omvat het noordwestelijke kwadrant van de vier uitbreidingsgebieden ten noorden van de A20 die rondom de oude dorpskern Kethel zijn gegroepeerd. De wijk wordt aan de oostzijde begrensd door de eeuwenoude Harreweg. Deze weg was de verbindingsroute tussen Kethel en Abtswoude. De westelijke grens wordt gevormd door een groenstrook. In deze groenstrook wordt het tracé van de A4 aangelegd.
Aan de zuidkant sluit Woudhoek aan op de wijk Groenoord. Ten noorden van de wijk ligt het open polderlandschap Midden-Delfland. Op afbeelding 1 is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn momenteel zes bestemmingsplannen van kracht. Het betreft hier de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Goedgekeurd door GS |
Woudhoek-Zuid | 4 mei 1971 | 19 april 1972 |
Woudhoek Noord | 29 november 1977 | 29 augustus 1978 |
Woudhoek Noord 1994 | 23 oktober 1995 | 28 mei 1995 |
Partiële herziening, Woudhoek Noord | 14 december 1998 | 29 maart 1999 |
Woudhoek-Zuid, 1e herziening | 14 december 1998 | 29 maart 1999 |
Groene Long 2007 | 12 november 2007 | 6 maart 2008 |
Voor Woudhoek-Zuid geldt nog het bestemmingsplan uit 1971. In dit bestemmingsplan is ook een noordelijk deel van Groenoord meegenomen. In het bestemmingsplan zijn directe bestemmingen opgenomen. Het bestemmingsplan is echter verouderd en dan ook dringend aan vernieuwing toe. Voor een deel van Woudhoek-Zuid is een partiële herziening geldend. In deze herziening zijn regelingen opgenomen met betrekking tot erfbebouwing en het mogelijk maken van een brandweerpost.
Voor Woudhoek-Noord is grotendeels het bestemmingsplan uit 1994 van toepassing. In dit bestemmingsplan is met directe bestemmingen gewerkt. Voor een aantal percelen aan het Frans Rietveldpad, het Geuzenplein, de Bouwmeesterweg en de Heelmeesterstraat is de partiële herziening uit 1998 van toepassing. Aangezien de bestaande regelingen allebei ouder zijn dan 10 jaar is vernieuwing van deze plannen gewenst.
Bestemmingsplan Groene Long is een zogenoemde “paraplu-herziening”. In dit bestemmingsplan is een beschermingsregeling van de belangrijkste groengebieden in de gemeentelijke ecologische groenstructuur vastgelegd. Hiervoor zijn veel bestemmingsplannen tegelijkertijd herzien. Een deel van de groenstructuur uit het bestemmingsplan Groene Long valt binnen de plangrenzen van dit bestemmingsplan.
Voor het plangebied geldt momenteel dus geen eenduidige planologische regeling. Bundeling van de bestemmingsplannen zorgt voor een vereenvoudiging voor zowel de gebruikers van het gebied (bewoners, winkeliers en dergelijke) als de handhaver (de gemeente).
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- 2. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- 3. een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2 staat stil bij de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur.
- In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied.
- De gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hoewel de gevolgen van deze aspecten, gelet op het conserverend karakter van het plan, minimaal zijn, dienen deze aspecten wel benoemd te worden.
- De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
- In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
- Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
- Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het plangebied ligt ten noordwesten van de oude dorpskern Kethel. De geschiedenis van deze oude dorpskern gaat terug naar de 12e eeuw. Kethel vormde destijds samen met onder andere het buurtschap Kerkbuurt de gemeente Kethel & Spaland. In 1941 zijn de gemeenten Kethel & Spaland en Schiedam samengevoegd.
Kort nadat de gemeenten Kethel & Spaland en Schiedam waren samengevoegd, kwamen de plannen op tafel voor intensieve woningbouw ten noorden van Schiedam rond de oude dorpskern Kethel. De eerste plannen dateren al uit de jaren '50. De plannen zijn destijds vastgelegd in het uitbreidingsplan hoofdzaak Kethel-Schiedam. In dit plan werden vier woonwijken (kwadranten) onderscheiden; achtereenvolgens Kethel, Groenoord, Woudhoek en Spaland. De wijken zijn ontworpen in samenhang met de hoofdwegenstructuur. In het Streekplan Rijnmond uit 1976 is vastgelegd dat in de wijken Woudhoek en Spaland ten minste 5.000 woningen gebouwd dienden te worden. Met dit aantal moest de woningvoorraad voor het Rijnmondgebied, en Schiedam in het bijzonder, op peil worden gebracht.
Afbeelding 2 - Verdeling van de kwadranten in Schiedam Noord
De wijk Woudhoek is nog maar 30 tot 40 jaar oud. De wijk is gerealiseerd in het oude en uitgestrekte polderlandschap tussen Schiedam en Delft. De wijk is gerealiseerd in het gebied dat van oudsher de Holierhoeksche Polder' werd genoemd en een overwegend agrarisch karakter had. Deze polder, nu Midden-Delfland, lag (en ligt) ruim 2 meter onder de zeespiegel. Om het gebied bouwrijp te maken zijn grote delen opgespoten met zand en havenspecie. Het opspuiten heeft naderhand tot verzakkingsproblemen geleid, die zelfs nu nog voortduren.
Woudhoek is na Kethel en Groenoord de derde grote stadsuitbreiding van Schiedam aan de noordzijde van de Spoorlijn en de A20. De afstand tot het oude stadscentrum van Schiedam bedraagt ongeveer 3 kilometer. In Woudhoek is in relatie tot Groenoord een omslag in het stedenbouwkundig denken zichtbaar; van groot- naar kleinschalig, van gestapelde woningen naar rijenwoningen en van openbaar groen naar privé-tuinen.
Woudhoek bestaat hoofdzakelijk uit laagbouwwoningen in de sociale en goedkopere vrije-sector. Daarnaast zijn op aangeven van de toenmalige wethouder Zijderveld in Woudhoek circa 180 energie-zuinige woningen gebouwd. De energiezuinige woningen bevinden zich in het noordwesten van het plangebied, langs de Ambachtweg.
Na het afronden van de wijk hebben zich geen ingrijpende ontwikkelingen en stedenbouwkundige veranderingen voorgedaan. Behalve dan nadere invulling van (meestal) reeds voorziene bestemmingen en uitbreidingen van ondergeschikte aard bij bestaande bebouwing.
2.2 Ruimtelijke Beschrijving
2.2.1 Schiedam Noord
De wijk Woudhoek vormt het meest noordwestelijke kwadrant van de vier woonwijken, die in de loop der tijd rondom de oude dorpskern Kethel in Schiedam Noord zijn gegroepeerd. De kwadranten worden van elkaar gescheiden door groenzones die doorlopen tot het centrum van Schiedam Noord, het Park Kethel en de dorpskern Kethel. De vier kwadranten worden onderling verbonden door één centrale ontsluitingslus, die Schiedam Noord via de Churchillweg verbindt met de A20 en het centrum van Schiedam. Via de 's-Gravelandseweg wordt Schiedam Noord ook nog met het bedrijventerrein 's-Graveland verbonden.
De Scheepvaartweg en de Van Dalsumlaan vormen het deel van de ontsluitingslus in Woudhoek. De buurtontsluitingswegen sluiten op deze ontsluitingslus aan. Langs de Scheepvaartweg en de Van Dalsumlaan ligt een tramtracé. Deze vormt een belangrijke openbaar vervoersverbinding met de rest van Schiedam. De keerlus ligt momenteel nog ter hoogte van de Harreweg, net buiten het plangebied in Spaland. Sinds lange tijd bestaat het voornemen om het tramtracé verder door Spaland te laten lopen langs de Slimme Watering.
2.2.2 Woudhoek
Woudhoek is opgedeeld in de volgende vier deelgebieden:
- Toneelspelersbuurt;
- Ambachtenbuurt;
- Kastelenbuurt;
- Botenbuurt.
2.2.3 Stedenbouwkundige opbouw
Het ruimtelijk beeld van het plangebied wordt in grote mate bepaald door de ligging ervan op de overgang van de stad naar het omringende polderlandschap. Binnen het plangebied wordt het beeld in sterke mate bepaald door de wijkontsluitingsweg(-en), de Van Dalsumlaan en de Scheepvaartweg, en door het centrale wijkpark met groene uitlopers naar de randen van het gebied. Andere stedenbouwkundig bepalende elementen in Woudhoek zijn de groengebieden behorende bij de Harreweg en de singel die parallel aan de Scheepvaartweg en Van Dalsumlaan op een Z-vormige wijze door het gebied slingert. De singel begint in het groengebied rondom het verpleeghuis DrieMaasStede en wordt in het hart van het gebied gekoppeld aan het zogenaamde (stads- of) wijkpark, om uiteindelijk in de groenzone langs de Harreweg te eindigen.
De buurtontsluitingswegen en of woonerven kennen, evenals de bouwblokken, een overwegend orthogonale structuur. Een uitzondering wordt gevormd door de energiezuinige woningen in de noordwesthoek van de wijk. Deze zijn om optimaal gebruik te kunnen maken van de zon in een waaierende radiale structuur gerealiseerd.Het stratenpatroon kent een afwisseling van korte zichtlijnen met veel onderbrekingen en lange zichtlijnen onder andere op het omringende polderlandschap. De structuurrichtingen van de verkaveling blijkt ondermeer te zijn bepaald door de diverse spuitkaden. De spuitkaden waren nodig voor de ophoging van het gebied, in verband met het bouwrijp maken.
2.2.4 Bebouwing
De bebouwing bestaat in hoofdzaak uit lange en korte rechthoekige bouwblokken in een halfopen structuur, soms voorzien van voor die tijd kenmerkende verspringingen. De bouwblokken voorzien voornamelijk in twee tot drielaagse eengezinswoningen. Langs de hoofdroute staan wooncomplexen, bestaande uit vier tot vijf bouwlagen. Een aantal van deze wooncomplexen is met de terrassen gericht op de Scheepvaartweg.
Een uitzondering op de veelal zelfde aanwezige bebouwing vormt de woontoren aan het Heijermansplein. De woontoren bestaat uit circa 20 bouwlagen en bevindt zich op de overgang van Woudhoek naar Groenoord. In het centrale deel van het plangebied, ten westen van de Scheepvaartweg en nabij het wijkpark, bevindt zich het buurtwinkelcentrum Geuzenplein. Hier heeft de bebouwing de hoogste dichtheid.
De woningen in Woudhoek zijn over het algemeen voorzien van voor- en achtertuinen en van de gebruikelijke bergingen en erfafscheidingen. De architectuur is typisch die van de jaren '70 en '80. Kenmerkend voor deze architectuur is het gele en rode metselwerk met grijze, inmiddels zwaar bemoste, betonnen dakpannen. Uitzonderingen op deze typische architectuur is de buurt Barkentijn in het zuid-oosten van de Botenbuurt en de naastgelegen piramidewoningen aan het Nijhoffplein in het deelgebied Toneelspelersbuurt. Beiden gebieden zijn gelegen in het oosten van het plangebied.
2.3 Functionele Beschrijving
2.3.1 Inwoners en woningvoorraad
Volgens de gemeentelijke statistische gegevens uit 2008 telt Woudhoek (wijknr. 3123) 7.794 inwoners per 1 januari 2008 (10,4% van de totale bewoners van Schiedam). De inwoners zijn verdeeld over 3.380 woningen. Dit komt neer op een gemiddelde van 2,31 inwoners per woning. Het gemiddelde van 2,31 ligt boven de gemiddelde woningbezetting (GWB) van 2,11 in Schiedam. Wat betreft leeftijdsopbouw is de bevolking van Woudhoek zeer divers. Zo is 34% jonger dan 35 jaar, bijna de helft (47%) ouder dan 35 jaar maar jonger dan 64 jaar en is 19% ouder dan 65 jaar. Ongeveer 58% van de huishoudens bestaat uit 2 of meer personen.
De hoofdfunctie van Woudhoek is logischerwijs wonen. In het plangebied komen verschillende woningtypologieën voor. De grondgebonden eengezinswoningen domineren (59%), maar ook allerlei andere vormen van woningen komen in het plangebied voor. Het grootste deel van de woningvoorraad is afkomstig uit de jaren na 1980. De woningen in Woudhoek bestaan voor bijna 50% uit koopwoningen.
2.3.2 Aanwezige voorzieningen
Detailhandel
Voor wat betreft de voorzieningen zijn de inwoners van de Woudhoek aangewezen op het winkelcentrum Hof van Spaland. Dit winkel- en voorzieningencentrum ligt net buiten het plangebied (bestemmingsplan Kethel) en herbergt meer dan 50 winkels-, sociale- en culturele voorzieningen voor heel Schiedam Noord. Het winkelcentrum Hof van Spaland wordt ondersteund door enkele geconcentreerde wijkvoorzieningen in de diverse deelgebieden van Schiedam Noord. Voor Woudhoek betreft dit het buurtwinkelcentrum Geuzenplein. Hier zijn diverse kleinschalige winkelfuncties, waaronder een supermarkt, ondergebracht die de inwoners van Woudhoek voorzien in hun dagelijkse behoeften. Daarnaast bevindt zich op Boeier 2 een snackbar.
Maatschappelijk
In het gebied bevinden zich twee basisscholen van verschillende signatuur: openbare Daltonschool De Klinker (Bernardus IJzerdraatsingel 1 ) en RK/PC basisschool De Regenboog (Warmoezenierstraat 36). Beide scholen zijn gelegen nabij het winkelcentrum aan het Geuzenplein. Aan de overzijde van het Warmoezenierpad bevindt zich een dependance van De Klinker genaamd De Medeklinker. De Mede-klinker is gehuisvest in een multifunctioneel gebouw waar, naast de bovengelegen woningen, twee onderwijsgroepen zijn gehuisvest evenals een kinderopvang annex peuterspeelzaal, buitenschoolse opvang en een sportzaal.
Aan de rand van de wijk bevindt zich het verpleeg- en reactiveringscentrum DrieMaasStede. Op het terrein bevindt zich een grote binnentuin en een dierenpark. De bebouwing van het centrum krijgt een totale make-over, waarbij een deel wordt gerenoveerd, een deel wordt gesloopt en opnieuw verder uitgebouwd (beddenhuis en plaza). Het centrum wordt voorzien van nieuwe eigentijdse voorzieningen.
Aan het Heijermansplein is het Ontmoetingscentrum De Woudhoek gevestigd, een activiteitencentrum voor mensen van 55 jaar en ouder. Het ontmoetingscentrum heeft een wijkgerichte functie; het is een plaats om deel te nemen aan activiteiten of gezamenlijk een maaltijd te nuttigen. Net buiten het plangebied bevindt zich aan het Bachplein het wijkcentrum De Blauwe Brug. Hier wordt een breed aanbod van cursussen en activiteiten aangeboden. In het wijkcentrum is daarnaast ruimte voor ontmoeting en recreatie. Aan het Bospad 1 bevindt zich Speel-o-theek Ikkie. Hier kunnen leden tegen een geringe vergoeding spelmateriaal lenen.
Afbeelding 4 - Functiekaart van Woudhoek
Sport
De turnvereniging Alliantie heeft in Woudhoek aan het Nijhoffplein de beschikking over een eigen turnzaal. In de turnzaal aan het Nijhoffplein worden naast de turnlessen ook andere sportlessen georganiseerd. De aanbouw bij de turnzaal is sinds juni 2005 geopend onder de naam “De Basis”.
Werkgelegenheid
In het plangebied is aan de Bouwmeesterweg een kantoorgebouw aanwezig, waarin meerdere bedrijven zijn gehuisvest. Verspreid over het woongebied komt bedrijvigheid aan huis voor. Het betreft voornamelijk adviesbureaus en praktijken aan huis.
Cultuur en ontspanning
Ten slotte treffen we in het plangebied, naast de gebruikelijke groen- en speelvoorzieningen, het Natuur educatief centrum De Boshoek aan op het Bospad 3. Het natuurcentrum houdt zich bezig met natuur-beleving en natuureducatie. In de tentoonstellingsruimte met een diorama en de educatieve tuin kunnen onder andere kinderen van Schiedamse basisscholen terecht voor excursies, projecten en dergelijke. De nabijheid van de vele groenvoorzieningen (onder andere Park Kethel) en de ligging tegen het open gebied van Midden-Delfland bieden veel mogelijkheden voor wandelen en fietsen.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het voorliggende bestemmingsplan.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nota Ruimte
In de Nota Ruimte staan de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. Deze nota gaat in op vraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. Het motto van de nota is: “decentraal wat kan, centraal wat moet”. In de nota benadrukt het Rijk, net als in voorgaande nota's, opnieuw het belang van sterke steden in een vitaal platteland. Bundeling van wonen en werken in stedelijke gebieden en stedelijke vernieuwing en verdichting zijn de speerpunten van het beleid. Tevens is een doel het borgen en ontwikkelen van belangrijke (inter)nationale waarden. De in de nota genoemde doelstellingen zijn inmiddels vertaald in de provinciale structuurvisie, verordening Ruimte en Stadsvisie.
3.1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (ontwerp)
Op 3 augustus 2011 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte als ontwerp ter inzage gelegd. De structuurvisie zal verschillende nota's gaan vervangen, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoem betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt mulit-modaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Daarnaast geldt voor de regio Rotterdam dat, ten gevolge van een kwalitatieve mismatch, tot 2040 ruim 100.000 woningen moeten worden vervangen.
3.1.3 AMvB Ruimte
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het ontwerp van de eerste aanvulling hierop. In de AMvB Ruimte zijn geen gebiedsgericht aandachtspunten aangegeven welke een directe doorwerking hebben op het plangebied.
3.1.4 Nota Mensen Wensen Wonen
In 2000 is de Nota 'Mensen, Wensen, Wonen; Wonen in de 21ste eeuw' vastgesteld. In de Nota wordt gekeken naar de ruimtebehoefte voor wonen in ons land voor de periode tot 2010 met een doorkijk naar 2030. De kern van het beleid is een keuze voor kwaliteit in plaats van kwantiteit. De woonwensen van burgers dienen centraal te staan, waarbij het beleid niet langer gericht is op huisvesten, maar op wonen. De “traditionele confectieaanpak in de Nederlandse woningbouw” is niet langer toereikend. “De burger wil een maatpak dat lekker zit en vele functies kan vervullen (huis-, werk- en studieplek).”
Om de burgers een dergelijk maatpak te kunnen leveren staan vier principes in de nota centraal: het vergroten van de keuzevrijheid voor de burger, aandacht voor maatschappelijke waarden, een betrokken overheid en een beheerste marktwerking. Op basis van deze principes zijn vijf uitgangspunten opgesteld:
- 1. vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving;
- 2. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities;
- 3. bevorderen van wonen en zorg op maat;
- 4. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit;
- 5. groene woonwensen faciliteren.
In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de uitgangspunten zijn niet direct meer door te vertalen in de verschillende woonbestemmingen. Binnen de woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis.
3.1.5 Waterbeleid 21e eeuw
Een belangrijke conclusie uit het Waterbeleid 21e eeuw is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
- waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
- waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water.
Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgenomen in hoofdstuk 4. Hierin is opgenomen welke waterhuishoudkundige thema's relevant zijn voor het plangebied en op welke manier daarmee wordt om gegaan.
3.1.6 Nota Belvedère
In de Nota Belvedère wordt de relatie tussen het ruimtelijk beleid en de cultuurhistorie aangeduid. De doelstelling met betrekking tot het ruimtelijke beleid luidt: het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit, in zowel het stedelijke als landelijke gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen. Cultuur als basis voor het versterken van de beoogde kwaliteit en regionale identiteit.
Het noordelijke deel van het plangebied grenst aan het Belvedèregebied Midden-Delfland. Het gebied is in 1978 aangewezen als groene bufferzone tussen Den Haag, Delft en Schiedam. Voor het gebied is de Reconstructiewet Midden-Delfland in het leven geroepen; deze reconstructie is inmiddels zo goed als afgerond en heeft ertoe geleid dat er in het gebied meer is bereikt dan in veel andere veenweidegebieden. Een deel van het Reconstructieplan is in 2005 doorvertaald in het bestemmingsplan “Abtswoude”. In het bestemmingsplan “Abtswoude” zijn de benodigde functiewisselingen en werkzaamheden die voortvloeien uit het Reconstructieplan Midden-Delfland ruimtelijk en juridisch vertaald.
Omdat het plangebied zelf geen deel uitmaakt van het Belvedèregebied Midden-Delfland heeft de Nota Belvedère geen directe doorwerking in voorliggend bestemmingsplan. De gronden grenzend aan het plangebied liggende in Midden-Delfland zijn opgenomen in het bestemmingsplan “Groene Long 2007” en hebben hier een passende bestemming en bescherming gekregen. Delen daarvan zijn bestemd in het onderhavige bestemmingsplan.
3.1.7 GroteStedenBeleid
Het nationale Grotestedenbeleid bestaat sinds 1994 en richt zich op het verbeteren en versterken van de steden. Naast de vier grote steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht maken nog 26 steden deel uit van het Grotestedenbeleid; Schiedam is daar één van. Schiedam heeft zich actief ingezet om deel uit te maken van het Grotestedenbeleid. Het biedt extra kansen en mogelijkheden om de stad vooruit te helpen.
Doelstelling van het beleid is om een krachtige stad te realiseren. Dit moet bereikt worden door de onderstaande vijf uitgangspunten te hanteren, welke ongewijzigd blijven met de decentralisatie van het stedenbeleid in periode van 2010 tot 2014:
- 1. het verbeteren van de objectieve en de subjectieve veiligheid;
- 2. het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving;
- 3. het verbeteren van de sociale kwaliteit van de leefomgeving;
- 4. het binden van de midden- en hogere inkomensgroepen aan de stad;
- 5. het vergroten van economische kracht van de stad.
In het kader van het Grotestedenbeleid heeft de gemeente Schiedam in 2009 een MeerjarenOntwikkelingsProgramma (MOP) voor de periode van 2010 tot 2015 opgesteld (zie paragraaf 3.3.2).
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. De provincie heeft op 2 juli 2010 voor de gehele provincie Zuid-Holland de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing in kwaliteit.De structuurvisie vervangt de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie Zuid-Holland 2020 (2004), de streekplannen Zuid-Holland Zuid (2000), -West (2003), -Oost (2003) en Rijnmond (2005), alle herzieningen en uitwerkingen, evenals de nota Regels voor Ruimte (2006). Daarnaast implementeert de structuurvisie afspraken met de andere Groene Hartprovincies. In de provinciale structuurvisie zijn geen aspecten opgenomen die van belang zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
3.2.2 Provinciale verordening Ruimte
Samen met de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' is de provinciale verordening 'Ruimte, ontwikkelen met schaarse ruimte' vastgesteld. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt daarbij regels, als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Het betreft onder meer aspecten als: bebouwingscontouren, EHS en waterveiligheid.
De bescherming van de waterkerende functie van aanwezige boezem- en polderkades dient in het bestemmingsplan te worden vastgelegd. De in het plangebied aanwezige boezem- en polderkades hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering'.
3.2.3 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020), dat in 2005 is vastgesteld, dient tegelijkertijd als streekplan voor de provincie en als regionaal structuurplan voor de stadsregio Rotterdam. Het plan bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bestemd voor een periode van vijftien jaar (2005-2020). De kern van de RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving.
In het RR2020 worden enkele gebieden aangegeven als herstructureringswijken. Hieronder bevinden zich ook enkele naoorlogse wijken uit Schiedam. De naoorlogse buurten binnen het onderhavige plangebied zijn niet als herstructureringswijk getypeerd. Met het oog op milieu wordt onder meer ingezet op efficiënt ruimtegebruik, het vrijhouden van het groenblauwe raamwerk van intensieve verstedelijking en het integreren van natuur en water in het stedelijk gebied. In het bestemmingsplan hebben de belangrijke groen- en waterstructuren een passende bestemming gekregen. De verweving van de woonwijken met water en groen wordt hierdoor bevorderd en behouden.
3.2.4 Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014
In 2005 heeft de provincie haar Woonvisie tot 2015 gepresenteerd. In deze Woonvisie geeft de provincie aan wat haar woonbeleid is voor de jaren 2005-2014. De Woonvisie is gebaseerd op de eerder vermelde Nota 'Mensen, Wensen, Wonen'. In de visie wordt extra nadruk gelegd op het aanbieden van passende woningen aan verschillende doelgroepen. Hierbij wordt een aantal 'kwalitatieve accenten' uitgelicht. De provincie streeft naar:
- 1. 50% van de nieuwe woningbehoefte realiseren door middel van verdichting en/of inbreiding;
- 2. handhaven van de bestaande sociale voorraad van ongeveer 30% van de totale woningvoorraad;
- 3. de realisatie van seniorenwoningen ook om woningen voor starters en doorstromers vrij te maken;
- 4. differentiatie van stedelijke woonmilieus;
- 5. aandacht voor de bouw van woningen in het dure landelijke segment.
In dit bestemmingsplan wordt voor wat betreft wonen de bestaande situatie vastgelegd. Er is daarom geen sprake van nieuwe woningbouw die kan aansluiten op de streefdoelen van de provincie. De vijf streef-doelen van de provincie hebben geen directe doorwerking gekregen in het bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.3.1 Stadsvisie
Op 28 september 2009 heeft de raad de “Stadsvisie Schiedam 2030” vastgesteld. Deze stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de stadsvisie.
In de stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden. Op deze opgaven wil de gemeente zich de komende jaren focussen. Een tweetal is relevant voor het plangebied.
Versterken groene longen
Voor de groengebieden wordt gestreefd naar een zo hoog mogelijk inrichtingsniveau met goede gebruiksmogelijkheden voor de stedeling, gekoppeld aan een hoogwaardig beheer. Dit streven betreft de gebieden Poldervaart, Polderwetering, Harreweg, Park Kethel, Beatrixpark en de diverse stadsparken. Daarnaast is het een opgave om het landschap van Midden-Delfland voor de toekomst te behouden en de functies voor boeren, recreanten en natuur te combineren. Deze opgave is verwoord in de “Toekomstvisie Midden-Delfland 2025” en wordt verder uitgewerkt in een landschapsontwikkelingsplan.
De groengebieden behorende bij de Harreweg zijn gedeeltelijk gelegen in het plangebied. In het bestemmingsplan hebben de gebieden behorende bij de Harreweg een specifieke groenbestemming gekregen. Binnen deze bestemming bestaan mogelijkheden voor ontwikkeling van deze gebieden, zonder dat daarbij het recreatieve gebruik van deze natuurlijke gebieden wordt beperkt.
Doorgaan met de wijkenaanpak
In het kader van integrale gebiedsontwikkeling wordt de wijkenaanpak doorgezet. De aanpak richt zich op het verbinden van de Grotestedenbeleid-thema's sociaal, fysiek, economie en veiligheid. In het kader hiervan krijgen de wijken middelen ter beschikking om in het kader van de sociale en fysieke thema's hun wijk aan te pakken.
Bij het wijkgericht werken staat de betrokkenheid van bewoners centraal. De aanpak is dan ook niet alleen gericht op het bestrijden van overlast, het tegengaan van verloedering en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens, maar ook het bestrijden van werkloosheid en het wegwerken van opvoedings- en integratieproblemen. Ook het onderhouden van gebouwen, fysieke herstructurering en een mooie open-bare ruimte maken onderdeel uit van de aanpak.
De openbare ruimte in Woudhoek heeft verschillende bestemmingen gekregen in het bestemmingsplan. De verschillende bestemmingen bieden voldoende flexibiliteit om herstructurering van de openbare ruimte mogelijk te maken. De wijkgerichte aanpak is hierdoor mogelijk.
3.3.2 MeerjarenOntwikkelingsProgramma
Het Meerjaren ontwikkelingsprogramma Schiedam 2010-2015 (MOP) is op 19 december 2009 vast-gesteld. Het MOP geeft, als onderdeel van het nationale Grotestedenbeleid, voor de periode van 2010 tot 2015 weer op welke wijze enkele fysieke dimensie van de stadsvisie zullen worden uitgewerkt. Projecten uit het MOP die betrekking op het plangebied hebben zijn:
- bevorderen van de kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad;
- bevorderen van de fysieke kwaliteit van de leefomgeving.
In dit bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Dit houdt in dat de bestaande woningdifferentiatie behouden blijft. De belangrijke groen- en watergebieden zijn lexibel bestemd om de openbare ruimte zo aantrekkelijk en gevarieerd mogelijk te houden. Voor het wijkpark is een groenbestemming opgenomen. Deze bestemming biedt ruimte voor het inrichten van het wijkpark met speelvoorzieningen en straatmeubilair. De mogelijkheid om het wijkpark op een dergelijke wijze in te richten kan de aantrekkelijkheid en de leefbaarheid van het park vergroten.
3.3.3 Beleidsnota Wonen
In augustus 2003 heeft het college de 'Beleidsnota Wonen' vastgesteld. Deze nota biedt de visie van de gemeente op het wonen in het algemeen en de herstructurering in het bijzonder. Voor het plangebied is herstructurering niet aan de orde, maar algemene gemeentelijke ambities op het gebied van wonen zijn wel terug te vinden in het plangebied. Met haar woonbeleid streeft de gemeente Schiedam naar:
- 1. gevarieerde wijken (verschillende woningtypen, verschillende huishoudens);
- 2. synergie in de wijk om binding aan de wijk te bevorderen (duurzaamheid, veiligheid, wooncarrière);
- 3. de wijk is biotoop van de dagelijkse voorzieningen (kernbegrip is leefbaarheid);
- 4. bewoners moeten trots kunnen zijn op hun wijk (beeldbepalende, herkenbare elementen);
- 5. bestaande woningvoorraad ook verbeteren (de hele wijk moet ervan profiteren);
- 6. perspectief bieden aan alle inwoners (behoefte van bewoners voor doorstroming binnen de wijk).
Volkshuisvestingsplan 2008-2010
De Beleidsnota Wonen is aan actualisatie toe. Daarom heeft de gemeente inmiddels een nieuw Volkshuisvestingsplan opgesteld. Het plan is nog niet vastgesteld maar geeft wel een meer actueel inzicht in het woonbeleid van de gemeente Schiedam. Het plan is nog steeds gebaseerd op het Beleidsplan Wonen uit 2003, met als belangrijkste aanvulling dat meer wordt ingezet op een veelzijdiger aanbod aan woonmilieus. Hoofddoel van het plan is 'het realiseren van een gevarieerde, evenwichtige en kwalitatief hoogwaardige woningvoorraad voor alle doelgroepen'. Actiepunten daarbij zijn:
- 1. 20% bereikbare woningen in elk plan of deelgebied, met daarnaast een goede spreiding over alle prijsklassen en woningtypen;
- 2. bij nieuwbouw van grotere aantallen: differentiatie in woningtypen en prijsklassen;
- 3. extra aandacht voor eengezinswoningen in zowel bereikbare huur- als bereikbare koopwoningen;
- 4. forse uitbreiding van het aantal bereikbare starterswoningen;
- 5. uitbreiding van het aantal toegankelijke woningen voor ouderen.
In het voorliggend bestemmingsplan wordt voor wat betreft het wonen de bestaande situatie vastgelegd. Veel van de uitgangspunten zijn niet meer direct door te vertalen in de verschillende woonbestemmingen. Binnen de woonbestemmingen wordt de mogelijkheid geboden voor beperkte uitbreidingen en verbeteringen in en om de woning. Daarnaast worden mogelijkheden geboden voor een beroep/bedrijf aan huis en het bieden van mantelzorg in de woning.
3.3.4 Groenstructuurplan
In het Groenstructuurplan uit 1995 is het gemeentelijk groenbeleid vastgelegd. Het structuurplan is een belangrijk instrument voor de langere termijn (10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Het doel van het Groenstructuurplan is samen te vatten als “het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de openbare ruimte in Schiedam”. In het Groenstructuurplan is ingegaan op de instrumenten om dit te bereiken.
In het Groenstructuurplan ligt het accent op de kwaliteit van de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Uitgangspunt is dat het groen in Schiedam een hoge kwaliteit moet hebben. Het groen moet aan vier voorwaarden voldoen om te kunnen spreken van een hoge kwaliteit:
- het groen moet duurzaam zijn, met name de hoofdgroenstructuur;
- het groen moet functioneel zijn;
- het groen moet een eigen sfeer hebben;
- er moet een samenhang zijn tussen de groenelementen (visueel en ecologisch).
In het Groenstructuurplan worden verschillende ontwikkelingen geformuleerd die zijn uitgevoerd, of nog niet zijn of konden worden uitgevoerd. Het gaat hier om de volgende ontwikkelingen:
- versterking van de ecologische weidelinten langs de Harreweg;
- aanpassen van de inrichting van het wijkpark;
- reeds aanwezige groengebieden tussen de toekomstige A4 en Woudhoek recreatief ontwikkelen;
- uitzichtlocaties die uitzicht bieden over Midden-Delfland verbeteren;
- ontwikkeling van recreatiegebied Woudhoek Noord;
- kleinschalige op wijkniveau gerichte ontwikkelingen.
Evaluatie groenstructuurplan
In 2007 is het Groenstructuurplan geëvalueerd In deze evaluatie zijn de beoogde maatregelen uit het Groenstructuurplan tegen het licht gehouden. Met betrekking tot Woudhoek zijn in het Groenstructuurplan de volgende maatregelen genoemd:
- 1. het aanpassen van de inrichting van het wijkpark in Woudhoek ten behoeve van het gebruik door kinderen in verschillende leeftijdsklassen. Dit moet ondermeer bewerkstelligd worden door het verbeteren van de beplanting in het noordelijk deel en het ontwikkelen van ecologische beplanting in het driehoekige parkdeel langs de IJzerdraatsingel;
- 2. met de recreatieve ontwikkeling van de groengebieden langs het toekomstige tracé van de A4 is al gestart, maar de koppeling tussen Woudhoek en Groenoord kan hier nog verbeterd worden;
- 3. het open houden van de zichtlocaties vanaf de uitzichtspunten naar de omgeving;
- 4. het realiseren van een aaneengesloten laanbeplanting langs de Brederoweg en de Kasteelweg;
- 5. het verbeteren van de indeling van de openbare ruimte door bij de ophogingen de diverse kleine vakjes om te vormen tot enkele grotere groenstroken;
- 6. het stimuleren van natuurontwikkeling in privé-tuinen;
- 7. het verder ontwikkelen van natuurwaarden door middel van inrichtings- en beheermaatregelen;
- 8. het in noordoostelijke richting uitbreiden van het natuurontwikkelingsproject in overleg met de Reconstructiecommissie Midden-Delfland.
Uit de evaluatie blijkt dat het Groenstructuurplan lang niet alle doelen die het nastreefde heeft gehaald. In de evaluatie komt dan ook naar voren dat veel maatregelen die voor Woudhoek van toepassing waren wel (gedeeltelijk) zijn uitgevoerd maar dat nieuwe andere maatregelen alweer nodig zijn om de kwaliteit van het openbaar groen naar een hedendaags niveau te tillen. Daarnaast blijkt dat in vergelijking met andere wijken in Schiedam in Woudhoek minder maatregelen zijn uitgevoerd.
In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden een specifieke groen-bestemming gekregen. Door deze gebieden als 'groen' te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de bestemmingen “Verkeer” of “Verkeer - Verblijfsgebied”, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied en ze eenvoudig opgenomen kunnen worden in de verkeersbestemmingen.
3.3.5 Bestemmingsplan Groene Long
In november 2007 heeft de gemeenteraad, ter bescherming van de belangrijkste en structuurbepalende groengebieden, het bestemmingsplan “Groene Long 2007” vastgesteld. De gemeente heeft al sinds 1995 een Groenstructuurplan. Dit plan is nog steeds actueel, maar heeft voor burgers geen juridisch bindende waarde. Het bestemmingsplan “Groene Long 2007” is de juridische vertaling van het Groenstructuurplan.
Afbeelding 5 - Bestemmingsplan Groene Long
Het bestemmingsplan “Groene Long 2007” kan gezien worden als een herziening/aanvulling op de geldende bestemmingsplannen in het plangebied. De gebruiksfuncties uit deze plannen zijn in het bestemmingsplan “Groene Long 2007” min of meer indirect bestemd. De gebruiksfuncties zijn positief bestemd door middel van een “parapluregeling”. Dit houdt in dat een nadere afweging vereist is wanneer aanspraak wordt gemaakt op de gebruiksfuncties uit de vigerende plannen.
In het plangebied zijn diverse gebieden gelegen die opgenomen zijn in het bestemmingsplan “Groene Long 2007”. Het betreft de open agrarische weilanden (weide en lintgebieden) in het oosten van het plangebied (rondom de Harreweg). Op deze gebieden is de specifieke bestemming “Groen - 2” gelegd. Door de gebieden op deze manier te bestemmen zijn de doelstellingen zoals deze zijn geformuleerd in het bestemmingsplan “Groene Long 2007” gecontinueerd.
3.3.6 Nota Snippergroen 'Groen brengt leven in de stad'
Momenteel wordt door de gemeente Schiedam gewerkt aan de 'Nota Snippergroen, De waarde van groen'. De Nota is nog niet vastgesteld maar kan, wanneer dit in de toekomst wel is gebeurd, gezien worden als vervanging van het Groenstructuurplan uit 1995. Hoofddoel van de 'Nota Snippergroen' is niet de uitgifte van openbaar groen, maar vooral de 'bescherming' er van. (Beperkte) uitgifte van openbaar groen zal alleen plaatsvinden als daarmee de uitstraling van de stad en de rest van het openbaar groen verbeterd kan worden, doordat bijvoorbeeld het straatbeeld wordt verfraaid, de samenhang wordt versterkt of het onderhoud kan worden verbeterd.
In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden de specifieke bestemming 'groen' gekregen. Door deze gebieden als 'groen' te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De kleinere groenstroken zijn over het algemeen opgenomen in de bestemmingen “Verkeer” of “Verkeer - Verblijfsgebied”, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied.
3.3.7 Kadernota "Parkeerbeleid 2009-2013"
De raad heeft op 17 april 2009 de kadernota “Parkeerbeleid 2009-2013” vastgesteld. Doel van de nota is een duidelijk beleidskader te stellen voor de aanpak van verschillende parkeervraagstukken, waaronder het toenemend autobezit en de daarmee samenhangende parkeerdruk in verschillende wijken. Het beleid is er op gericht om in wijken met een hoge parkeerdruk, door uitbreiding van de parkeercapaciteit, de parkeerdruk op straat terug te brengen tot 80 à 90%. In verschillende delen van Woudhoek is sprake van een hoge parkeerdruk. De openbare ruimte in deze gebieden zal, in samenhang met de ophoging van deze gebieden worden heringericht waarbij gezocht zal worden naar de mogelijkheden het aantal parkeerplaatsen uit te breiden en knelpunten met betrekking tot de bereikbaarheid voor nooddiensten op te lossen. De verkeersbestemmingen maken herinrichting van de openbare ruimte mogelijk.
3.3.8 Nota Architectuur & Welstand
In november 2003 heeft de gemeente Schiedam de Nota Architectuur & Welstand vastgesteld. In deze nota zijn voor alle wijken in Schiedam de architectonische en stedenbouwkundige kenmerken beschreven.
De wijk Woudhoek is in het zuiden overwegend verkaveld in grondgebonden orthogonale bouwblokken. Er is veel baksteen en betonsteen toegepast in de vormgeving. In het noordelijk deel, gebouwd in de jaren tachtig, komen naast grondgebonden woningen ook veel gestapelde woningbouw voor. De grond-gebonden woningen zijn voor het merendeel verkaveld in rechte bouwblokken in halfopen bebouwing.
De stedenbouwkundige opzet van Woudhoek onderscheidt zich in algemene zin niet van andere woonwijken uit dezelfde periode. Een uitzondering vormt het energiezuinige project van 180 grondgebonden woningwetwoningen in het noorden, die bestaat uit waaiervormige blokken georiënteerd op optimaal gebruik van de zon. De gevels van deze bebouwing bestaan in tegenstelling tot de in de wijk aanwezige baksteenarchitectuur uit stucwerk. Het corporatiebezit zorgt echter al voor voldoende waarborg om de afwijkende vormgeving en het beheer van de directe woonomgeving te handhaven. De stedenbouwkundige opzet en de architectuur bezitten uit een oogpunt van welstand geen toegevoegde waarde. In dit gebied gelden dan ook de criteria behorende bij het basisniveau. Voor veel voorkomende kleine bouwwerken zijn de loketcriteria voor dakkapellen, aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, erfafscheidingen en gevelwijzigingen van toepassing.
Barkentijn/Nijhoffplein
Naast de wijkgerichte invalshoek van de nota, gaat de nota ook in op bijzondere gebieden. Het betreft de gebieden Binnenstad, Historische kern van Kethel, Sveaparken (Spaland) Nijhoffplein en Barkentijn (beiden Woudhoek), waar hoge eisen worden gesteld aan het behoud en versterking van het karakter.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
4.1 Waterparagraaf
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is door Witteveen + Bos een waterparagraaf bestemmingsplan Schiedam Woudhoek opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 17 december 2009 aangegeven in te kunnen stemmen met deze waterparagraaf. De volledige waterparagraaf “Waterparagraaf Schiedam Woudhoek” (Witteveen + Bos, nr. SDM110-3/hoop2/005, d.d. 28 januari 2010) is als Bijlage 1 bij het bestemmingsplan gevoegd.
In deze waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het doel van de waterparagraaf is het vastleggen en behouden van de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan. Daarnaast wordt stilgestaan bij randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en de waterafvoer.
4.2 Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. In het kader van een voorontwerp van het bestemmingsplan 'Woudhoek' is door de gemeente Schiedam een milieuhygiënisch bodemadvies (13 oktober 2009) opgesteld. De uitkomsten van het bodemadvies staan in de volgende alinea's beschreven.
4.2.1 Algemeen
Het bestemmingsplangebied 'Woudhoek' is in de zeventiger jaren aangelegd in de voormalige Holierhoeksepolder. Ten behoeve van het bouwrijp maken is het noordelijke gedeelte van de wijk opgehoogd met slib en het zuidelijke gedeelte is opgespoten met zandig materiaal. De in het noorden gelegen sliblaag is vervolgens weer afgedekt met een relatief schoon zandpakket. De dikte hiervan varieert van een kleine meter tot plaatselijk meer dan 3 meter.
4.2.2 Bodemkwaliteit
De toplaag in de wijk is gemiddeld licht verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale olie. De licht verhoogde gehaltes leiden niet tot beperkingen van het huidige gebruik van de wijk. In de aanwezige sliblaag in de ondergrond worden plaatselijk de interventiewaarde met zware metalen en minerale olie overschreden. Omdat deze laag is afgedekt met de eerder genoemde relatief schone deklaag zijn geen problemen te verwachten bij het huidige gebruik.
Naast het eerder genoemde afdekken van de opgebrachte sliblaag (ten tijde van het bouwrijp maken van het terrein) hebben binnen het plangebied geen grootschalige saneringen plaatsgevonden als gevolg van voormalige bodembedreigende activiteiten. Een enkele (voormalige) ondergrondse olietank kan tot een verontreiniging (hebben) geleid / leiden.
Hoewel de kans gering is kan niet worden uitgesloten dat bij deze locaties sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Op basis van de kleinschaligheid van genoemde activiteiten valt niet te verwachten dat daarbij sprake is van zodanige risico's dat een spoedige sanering noodzakelijk is.
4.2.3 Bodemonderzoek en aanpak
Voor het verkrijgen van een bouwvergunning, voor afwijking van een bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente en bij andere vormen van grondverzet is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoeken worden uitgevoerd conform de NEN5725 en 5740, aangevuld met onderzoek naar arseen (vanwege van nature aanwezige zeeklei waaraan arseen is gebonden). Indien interventiewaarden worden overschreden kunnen bij bouwplannen en bestemmingswijzigingen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht).
4.2.4 Bodembeleid
Bouwplannen en saneringsplannen dienen op elkaar te worden afgestemd. Het saneren van mobiele verontreinigingen is gericht op het zoveel mogelijk wegnemen van bron en pluim tot een zogenoemde stabiele eindsituatie. Het saneren van immobiele verontreinigingen is gericht op het voorkomen van contactmogelijkheden ermee. Als verontreinigingen niet in hun geheel worden verwijderd zal dat leiden tot een beperking in het gebruik van de bodem. De beperkingen worden geregistreerd in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen en zullen, daar waar van toepassing, tevens worden opgenomen in erfpachtovereenkomsten.
Voor het bestemmingsplan 'Woudhoek' wordt gebiedsspecifiek bodembeleid gehanteerd. Dit betekent dat voor bepaalde stoffen (hogere) lokale maximale waarden zijn gedefinieerd die beter aansluiten bij een optimaal (her)gebruik (toepassingsbeleid voor grond) alsmede bij het saneringsbeleid in de vorm van een te hanteren terugsaneerwaarde. In plaats van de landelijk gewenste kwaliteit van de grond voor woon-gebieden (beneden de achtergrondwaarde voor een woonfunctie) geldt een bodemkwaliteit die beter aansluit bij de bestaande achtergrondwaarde in de wijk 'Woudhoek' zonder dat daarbij sprake is van (humane) risico's. Toe te passen grond dient zintuiglijk vrij te zijn van bodemvreemde materialen en asbest. Tevens mag geen asbest aanwezig zijn in gehaltes boven de 10 mg/kg droge stof. De lokaal gewenste bodemkwaliteit is beschreven in een vastgestelde nota bodembeheer.
4.3 Flora En Fauna
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Uitgangspunt voor de Flora- en faunawet is het “nee-tenzij”-principe. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden nagegaan of deze wet de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Aan de hand van een literatuuronderzoek en globaal veldonderzoek is door afdeling beheer en openbare ruimte van de gemeente Schiedam een flora en faunaparagraaf opgesteld voor het plangebied. De volledige rapportage van het literatuur- en veldonderzoek “Flora- en Faunaparagraaf Bestemmingsplan Woudhoek”, (Cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling beheer en openbare ruimte, versie 0.1, d.d. 12 oktober 2009) is als Bijlage 2 bij het plan gevoegd.
Opgemerkt wordt dat het onderzoek een momentopname betreft. Met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde planten en dieren nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Binnen het gebied wordt onderscheid gemaakt tussen wijken (het bebouwde gebied) en groenstructuren. De wijken zijn in enige mate geschikt als biotoop voor beschermde flora en fauna. De groengebieden zijn geschikt als biotoop voor beschermde flora en fauna.
Binnen het plangebied worden meerdere beschermde soorten, extra beschermde soorten en soorten van de rode lijst aangetroffen. Aangezien er meerdere soorten beschermde flora en fauna en/of soorten van de rode lijst zijn aangetroffen dienen de wettelijke voorschriften tot zorgvuldig handelen, de compensatieplicht en zorgplicht zoals omschreven in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen bij nieuwe ontwikkelingen. Het bestemmingsplan betreft een conserverend plan waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Algemeen
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR:
- rond inrichtingen waarin opslag / verwerking gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
4.4.2 Risicobronnen
Voor dit bestemmingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de externe veiligheidsaspecten voor het plangebied in kaart gebracht. Het volledige rapport “Bestemmingsplan Woudhoek, Advies Externe veiligheid & overzicht bedrijven”, (DCMR Milieudienst Rijnmond, nr. 20973065 d.d. 20 november 2009) is als Bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.
Uit het rapport blijkt dat voor het plangebied twee risicobronnen van belang zijn:
- Rotterdam Airport;
- De hogedruk-aardgastransportleiding A-517-046/047.
De PR 10-6-contour van de hogedruk-aardgastransportleiding en Rotterdam Airport reiken beide niet tot het plangebied. Het plaatsgebonden risico is dan ook niet relevant.
De PR 10-7-contour van Rotterdam Airport en het invloedsgebied van de hogedruk-aardgas-transportleiding zijn gelegen over het plangebied. Echter, omdat er geen grootschalige ontwikkelingen zijn gepland binnen de PR 10-7-contour van Rotterdam Airport en ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de hogedruk-aardgastransportleiding plaatsvinden binnen een zelfstandig gevolgde planologische procedure (verpleeghuis DrieMaasStede) neemt het groepsrisico wel toe, maar wordt dit verantwoord in de zelfstandig gevolgde planologische procedure. De invloedsgebieden zijn hiermee in de toelichting bij het bestemmingsplan vastgelegd. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen deze gebieden moet het effect op het groepsrisico worden beoordeeld.
4.5 Geluid
Met betrekking tot het aspect geluid worden de volgende potentiële geluidsbronnen onderscheiden:
- Wegverkeerslawaai
Vanwege wegverkeerslawaai zijn de Van Dalsumlaan en de Scheepvaartweg volgens de Wet geluidhinder zoneplichtig. De overige wegen zijn bestaand of geprojecteerd 30 km/h-gebied. De Wet geluidhinder geeft aan dat 30 km/h niet zoneplichtig zijn. Bij ontwikkelingen langs dergelijke wegen dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening altijd het geluidsaspect te worden overwogen. Het plangebied ligt niet in een zone van een buitenstedelijke weg.
- Railverkeerlawaai
Het plangebied bevindt zich niet de geluidszone van een spoorlijn.
- Industrielawaai
Het plangebied valt niet binnen de zone van een industrieterrein.
- Vliegtuiglawaai
Het plangebied valt buiten de 35 Ke-contour van het vliegveld Rotterdam Airport.
Bij dit plan zijn binnen de genoemde zones geen nieuwe ontwikkelingen gepland. Nader akoestisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
4.6 Luchtkwaliteit
Eind 2007 is de nieuwe Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet komt in de plaats van het Besluit Luchtkwaliteit 2005. Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening door kunnen gaan.
De “oude” luchtkwaliteitseisen blijven in de nieuwe wet bestaan. Nieuw is het zogenoemde NSL, een samenwerking van het rijk, provincies en gemeenten om samen de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd van 1 augustus 2009 tot 1 augustus 2014. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen:
- een belangrijk nieuw aspect is de AMVB “niet in betekenende mate” (nibm). Dit betekent dat als een project minder dan 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10 bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, het project gewoon doorgang kan vinden. Voor deze projecten hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. De reden hiervoor is dat er in het NSL voldoende maatregelen zijn opgenomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren;
- projecten die wel “in betekende mate” (ibm) bijdragen zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het NSL is er op gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL, zowel (generieke) Rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd;
- als een project ibm is en niet is opgenomen in het NSL, kan projectsaldering worden toegepast. Dit is uitgewerkt in de ministeriële regeling “projectsaldering luchtkwaliteit 2007”. Dit betekent dat bij het project zogenoemde 'onlosmakelijke maatregelen' worden genomen die de luchtkwaliteit verbeteren/niet verslechteren, of projectsaldering wordt toegepast. Saldering dient plaats te vinden in een gebied dat een functionele of geografische relatie heeft met het plangebied;
- daarnaast is op 15 januari 2009 de AMvB Gevoelige bestemmingen in werking getreden. Hierin is vastgelegd dat als een bestuursorgaan voornemens is om nieuwe gevoelige bestemmingen (zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen) binnen 300 meter van een rijksweg of binnen 50 meter van een provinciale weg te realiseren, eerst onderzocht moet worden of op die locatie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden van fijnstof (PM10) en/of stikstofdioxide (NO2) .
Binnen het plangebied zijn er geen projecten die zijn opgenomen in het NSL. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is, worden geen projecten verwacht die het label ibm zullen krijgen. De AMvB Gevoelige bestemmingen is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.
4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
Voor dit bestemmingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond een overzicht uit het bedrijfsregistratiesysteem MIRR gegenereerd van de binnen het plangebied aanwezige inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer. Het overzicht is opgenomen in het rapport “Bestemmingsplan Woudhoek, Advies Externe veiligheid & overzicht bedrijven”, (DCMR Milieudienst Rijnmond, nr. 20973065, d.d. 20 november 2009) dat als Bijlage 3 bij de toelichting is gevoegd.
Ten aanzien van de milieuzonering rond in het plan voorkomende inrichtingen is aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Hierbij gaat het om de in deze publicatie opgenomen categorisering van bedrijfstypen en de daarbij behorende afstanden ten opzichte van woonbebouwing (uitgaande van een rustige woonwijk). Er zijn geen bedrijven/inrichtingen in het plangebied, die ruimtelijk een knelpunt vormen. Bij toekomstige ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met de richtafstanden uit de VNG-publicatie.
4.8 Archeologie
Door Gemeentewerken Rotterdam is ten behoeve van het bestemmingsplan een archeologieparagraaf opgesteld ('Schiedam-Woudhoek; archeologie'; versie november 2009).
4.8.1 Beleidskader
De gemeente Schiedam onderschrijft de uitwerking van het “Verdrag van Malta”: behoud van het archeologisch erfgoed waar mogelijk en documentatie waar nodig. Hierbij wordt aangesloten op het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld en in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007) is vastgelegd. Schiedam heeft in 2008 een gemeentelijk archeologisch beleid vastgesteld, waarvan de Archeologische Waarden- en Beleidskaart van Schiedam een belangrijk instrument vormt. De kaart toont de archeologische waarden en verwachtingen binnen het gemeentelijk grondgebied en geeft aan hoe de gemeente Schiedam daarmee wenst om te gaan.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats.
- na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren (inventariserend veldonderzoek);
- de resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek;
- de resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
4.8.2 Bewoningsgeschiedenis
Het plangebied maakt deel uit van een veengebied waarop in verschillende periodes klei is afgezet (Afzettingen van Duinkerke I en III). Diverse geulruggen in het plangebied en omgeving dateren in aanleg uit de late Prehistorie, en vinden hun oorsprong mogelijk in veenwatertjes. Op het veen werd vanaf de Ijzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) gewoond, getuige enkele vindplaatsen in het gebied. Vindplaatsen uit de Romeinse tijd liggen meestal op de met klei opgevulde geultjes en de oevers ervan. Lokaal vond in de Vroege Middeleeuwen mogelijk hernieuwde veengroei plaats.
In de 10de-11de eeuw werd het (klei-op)veengebied ontgonnen. Daarbij ontstond het verkavelingspatroon dat nog goed te zien is op de topografische kaart van circa 1850 en dat nog tot in de jaren '60 van de 20ste eeuw intact was. Het riviertje de Vlaarding bepaalde de structuur van de ontginningen. De bovenloop van de Vlaarding bevond zich in het plangebied Woudhoek. De juist ten oosten van het plangebied gelegen Harreweg vormde later een bewoningslint waarlangs boerderijen stonden.
De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken werd noodzakelijk. Ten zuidoosten van het plangebied ligt een deel van de Oude Dijk. Deze werd aan het einde van de 12de eeuw aangelegd, naar aanleiding van overstromingen rond 1170. De al in de 11de eeuw vermelde kapel van Hargen werd ten gevolge van de overstromingen naar Kethel verplaatst, waar een kleine bewoningskern ontstond, ten zuidoosten van het plangebied.
Door de moderne bebouwing en ophogingen in het plangebied is de middeleeuwse verkavelingsstructuur verloren gegaan. Alleen direct ten oosten en zuidoosten van het plangebied zijn nog delen van het oude landschap niet overbouwd of opgehoogd. Het gaat dan respectievelijk om de Harreweg en de kern van Kethel.
4.8.3 Archeologische verwachting
In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de Ijzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen. Voor de Ijzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geulruggen. Voor de Middeleeuwen is de oude lijn van de Vlaarding, met schuin erop staande lange, smalle percelen, bepalend voor de locatie van de vindplaatsen. Dit alles is echter afgedekt door moderne ophogingen van ten minste 1,5 meter, die voorafgaande aan de nieuwbouw van Woudhoek zijn aangebracht in het gebied.
Voor het hele plangebied geldt een bouwregeling en omgevingsvergunningsplicht voor bouw- en graafwerkzaamheden (inclusief heien) met een oppervlakte groter dan 200 m² en die tevens dieper gaan dan 1,5 meter beneden maaiveld.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Woudhoek' heeft een overwegend conserverend karakter. Voor grote delen van het plangebied bestaan slechts beperkte mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat het plangebied (nagenoeg) is voltooid.
Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande woonwijken, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.
5.2 Doelstellingen
Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is zijn dan ook een belangrijke informatiebron bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan.
Naast het vertalen van gegevens uit de oorspronkelijke bestemmingsplannen is een ander doel om het bestemmingsplan 'Woudhoek' te baseren op de nieuwe standaardregels van de gemeente Schiedam. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de geldende bestemmingsplanregelingen zoveel mogelijk verweven in de gemeentelijke standaardregels. Voorliggend bestemmingsplan heeft dus de beschikking over een set regels dat zich conformeert aan de standaardregels van Schiedam, maar geen beperking vormt ten opzichte van de oorspronkelijke rechten van de burgers.
Tot slot dient het plan logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsstukken.
5.3 Uitgangspunten
5.3.1 Ruimtelijke structuur
Voor de hoofdbebouwingsstructuur zijn als regel de vigerende bestemmingsregelingen als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt extra aandacht geschonken aan het eigen karakter van ieder object. De bestaande ruimtelijke kwaliteit dient beschermd te worden door onder meer:
- 1. bestaande groengebieden en speelplekken te behouden;
- 2. waar mogelijk ruimte te bieden voor versterking van het leefklimaat;
- 3. ruimte te bieden voor gedifferentieerde en aantrekkelijke woonmilieus;
- 4. uitbreidingsmogelijkheden te bieden voor bestaande woningen en ontwikkelingslocaties.
Het plan is zo opgezet dat waar mogelijk ruimte is geboden om de ruimtelijke structuur in het plangebied te versterken. Binnen de verschillende bestemmingen wordt veel ruimte geboden voor groen, water, speelvoorzieningen en verblijfsgebied. In het voorliggende bestemmingsplan worden daarnaast ruime mogelijkheden voor uit- en aanbouwen geboden. Met de uitbreidingsruimte is rekening gehouden met de bestaande uitbreidingsruimte uit de geldende plannen.
5.3.2 Welstandseisen Barkentijn/Nijhoffplein
Zoals eerder vermeld is bij de realisatie van de buurten aan de Barkentijn en het Nijhoffplein door de gemeente afstand genomen van de tot dan meer gebruikelijke en gesloten stedenbouwkundige opzet, die een verdergaande individualisering versterkt.
Aangezien deze buurten een eigen kenmerkende stedenbouwkundige opzet hebben en qua beeldkwaliteit bepaalde eisen aan de woningen stellen is ter bescherming van dit specifieke karakter in de erfpacht-contracten een aantal kwalitatieve verplichtingen opgenomen. Daarnaast is voor deze buurten een aparte welstandsparagraaf opgesteld waarin welstandscriteria voor de bebouwing als regelgeving dienen.
Omdat de woningen aan het Barkentijn en het Nijhoffplein een speciaal karakter hebben speelt het bestemmingsplan hier waar mogelijk op in. In het bestemmingsplan is daarom voor de piramidewoningen aan het Nijhoffplein een aparte woonbestemming opgenomen. In deze woonbestemming zijn specifieke goot- en bouwhoogten voor de woningen opgenomen. Daarnaast is op basis van het geldende bestemmingsplan een regeling opgenomen waarmee de realisatie van bijgebouwen wordt geregeld.
5.3.3 Variatie in goot- en bouwhoogte
Veel woningen in de wijk Woudhoek worden getypeerd door de variatie in goot- en bouwhoogte. Dit geldt zowel voor de hoofdgebouwen als bijgebouwen. Het uitgangspunt van de gemeente is om de ruimte voor verbouwingen te handhaven. Daarbij zullen de bestaande rechten uit het geldende bestemmingsplan leidend zijn. De geboden flexibiliteit dient echter niet onwenselijke situaties mogelijk te maken met het oog op stedenbouw en welstand. Daarnaast dient ook rekening gehouden te worden met het karakter van de buurt en al gerealiseerde uitbreidingen of verbouwingen.
Om misbruik door onduidelijke regelgeving te voorkomen, en als gevolg hiervan het straatbeeld en de stedenbouwkundige opzet van de wijk verslechteren, is er voor gekozen om voor de woningen standaard maten te hanteren met betrekking tot goot- en nokhoogte. Bij de aanwijzing van de hoogten voor de woningen zijn de geldende plannen leidend geweest. Het bestemmingsplan is hierdoor duidelijk voor de handhavers en biedt ruimte aan de gebruikers.
5.3.4 Aanbouw/bijgebouw in (voor)tuin
Typerend in de wijk Woudhoek is het grote aantal bijgebouwen achter of voor het huis. Destijds is in diverse geldende bestemmingsplannen voor Woudhoek-Noord gedetailleerd aandacht besteed aan de bouwmogelijkheden van aan- en bijgebouwen.
Het is noodzakelijk om in het nieuwe bestemmingsplan misbruik te voorkomen. Door een goede regeling in het bestemmingsplan op te nemen kan voorkomen worden dat het straatbeeld en de stedenbouw-kundige opzet van de wijk verslechterd. Deze “bestaande rechten” zullen leidend zijn voor de nieuwe woonbestemming.
Met aparte aanduidingen wordt duidelijk gemaakt waar de bijgebouwen voor de voorgevel toelaatbaar zijn. In de regels worden aanvullende eisen gesteld met betrekking tot de hoogte en dergelijke.
5.4 Ontwikkelingen
Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is door de gemeente bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen/dienen te worden. Uit de inventarisatie van mogelijke ontwikkelingen blijkt dat zes ontwikkelingen de potentie hebben om in voorliggend bestemmingsplan een juridisch-planologische regeling te krijgen. In de onderstaande paragrafen wordt in het kort beschreven om welke ontwikkelingen het gaat en of zij wel of niet in het bestemmingsplan zijn meegenomen.
5.4.1 Uitbreiding DrieMaasStede
Uitbreiding heeft plaatsgevonden van het verpleeg- en reactiveringscentrum DrieMaasStede. Deze uitbreiding vond plaats op basis van een zelfstandig gevolgde planologische procedure. De nieuwe situatie wordt vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan. Dit houdt in dat de uitbreiding van het verpleeghuis de passende bestemming “Maatschappelijk - Zorginstelling” heeft gekregen.
5.4.2 De Stuurhut
De Stuurhut is midden jaren '70 van de vorige eeuw gebouwd als tijdelijk schoolgebouw in de toen in aanbouw zijnde woonwijk Woudhoek. Het heeft daarna gediend als onderkomen voor een groot aantal gebruikers. De staat van het gebouw liet aan het begin van deze eeuw reeds sterk te wensen over. Duidelijk was dat de levensduur van De Stuurhut eindig zou zijn. Op basis van een inventarisatie is destijds besloten om het verdere gebruik met inachtneming van een aantal gebruiksregels toe te staan.
Gezien de slechte bouwkundige staat van het gebouw en de geconstateerde aanwezigheid van asbest-houdend materiaal was sluiting van het pand onvermijdelijk. Door het college is vervolgens besloten om, na verwijdering van het asbesthoudend materiaal, het pand te slopen. Het bestuur van het wijkcentrum heeft zichzelf in de loop van 2009 opgeheven. De huurcontracten van de verschillende gebruikers van De Stuurhut zijn daarop opgezegd. Van de wijkvereniging en de muziekvereniging Harpe Davids is bekend dat deze inmiddels onderdak hebben gevonden in het schoolgebouw van “De Klinker”. Voor de overige functies/verenigingen zijn de nieuwe locaties nog niet bekend.
In het door de gemeenteraad in december 2009 vastgestelde 'Perspectief Kethelpoort; Schiedamse poort met Midden-Delfland', wordt aandacht besteed aan de locatie van de Stuurhut. Daarin wordt aangegeven dat het goed mogelijk is een nieuwe bebouwing op die locatie te realiseren. Daarbij is het wenselijk dat eventuele nieuwbouw, in vergelijking tot de inmiddels gesloopte Stuurhut, wat betreft situering iets naar het noorden wordt verplaatst. Hierdoor wordt de aansluiting en zichtbaarheid van de groene dwars-verbinding door Woudhoek met de groene poort van de Harreweg verbeterd.
Het 'Perspectief Kethelpoort' doet geen uitspraken over de functie van de nieuwe bebouwing. Daarentegen is wel van belang dat de functie complementair is aan het woonkarakter van Woudhoek. Vanwege het woonkarakter verdraagt de voormalige locatie van de Stuurhut geen intensieve functies die grote bezoekersstromen met zich mee brengen. Het zal wat dat betreft voornamelijk gaan om wijkgerichte functies. Daarnaast moet een nieuw gebouw met het omliggende groen en de bestaande slootstructuur een heldere overgang vormen naar de groene Kethelpoort.
Zolang er geen duidelijkheid bestaat over het toekomstige gebruik, blijft de huidige bestemming behouden. Dat is maatschappelijke doeleinden. Dit is in lijn met de conserverende wijze van bestemmen. Maar ook bij een eventuele voortzetting van een maatschappelijke functie zal, conform bovenstaande uitgangspunten, de functies zich moeten verdragen met het woonkarakter van Woudhoek wat betreft de uitstraling en intensiviteit van die functie. Een en ander in lijn met de uitgangspunten van het 'Perspectief Kethelpoort'.
5.4.3 Schiedamse Poort (Midden-Delfland)
De gemeenteraad heeft in 2007 een initiatief raadsvoorstel aanvaard tot ontwikkeling en uitwerking van een Schiedamse poort als entree van en naar het Midden-Delfland. Het betreft hier het gebied, aan de oostrand van Woudhoek, langs de Harreweg waar een belangrijke rol voor het cluster van natuur-educatieve voorzieningen, zoals De Boshoek, NME centrum Harre Wegh en het voorlichtingscentrum De Groene Raat is weggelegd.
Het initiatief wordt uitgewerkt tot een plan van aanpak voor het gebied rond Park Kethel met de daar bij behorende voorzieningen die de poortfunctie geven. Het projectgebied strekt zich uit langs de Harreweg van dorp Kethel - Park Kethel tot de rand waar het stedelijk gebied overgaat in het open gebied van Midden-Delfland. Naar het zich laat aanzien betreft het vooral ingrepen in het openbaar gebied plus versterking van de bestaande milieueducatieve functie.
De plannen voor ontwikkeling van de Schiedamse Poort zijn nog niet ver genoeg uitgewerkt om het in voorliggend bestemmingsplan op te nemen. In het bestemmingsplan hebben de gronden derhalve de bestemmingen “Groen-2” en “Water” gekregen, omdat dit het beste aansluit bij de bestemmingen uit het bestemmingsplan “Groene Long 2007”. Binnen deze bestemmingen is bovendien een zekere mate van herinrichting al mogelijk.
5.4.4 Ophogen openbaar gebied
In de Feministenbuurt vindt momenteel ophoging plaats van het openbaar gebied en de kruipruimten. Bij deze werkzaamheden wordt tevens gekeken naar de inrichting van het openbaar gebied. Waar nodig vindt herschikking plaats van (extra) parkeerplaatsen en andere voorzieningen. Dit geldt eveneens voor het oostelijke deel van de Toneelspelersbuurt (Faassenplein / Heijermansplein).
Met uitzondering van de structuur bepalende groengebieden, krijgt het openbaar gebied de ruime "Verkeer - Verblijfsgebied”. Binnen deze verblijfsbestemming is herinrichting mogelijk. Aangenomen wordt dat het ophogen van het openbaar gebied niet van invloed zal zijn op dit bestemmingsplan.
5.4.5 Herinrichting Geuzenplein
Het Geuzenplein wordt in de nabije toekomst opnieuw ingericht. Het openbaar gebied en in het bijzonder het aspect parkeren is bij deze herinrichting een belangrijk aandachtspunt. De herinrichting zal plaats-vinden binnen de bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” van het bestemmingsplan.
5.4.6 A4-tracé
Op 2 september 2010 hebben de ministers van Verkeer & Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening & Milieu, met toepassing van de Crisis- en herstelwet, het tracébesluit genomen voor de aanleg van het deel van de A4 tussen Delft en Schiedam. De A4 Delft-Schiedam heeft van de ministers de voorkeur gekregen boven het alternatief (de verbreding van de A13 in combinatie met een nieuwe verbindingsweg A13/A16 van aansluiting Rotterdam-Airport naar het Terbregseplein). De minister van Verkeer & Waterstaat, de gemeente Schiedam en de andere bestuurlijke partners hebben vervolgens een bestuursovereenkomst gesloten die toeziet op de inpassing van de weg.
De planvorming van het nieuwe A4-tracé, welke buiten het plangebied ligt, zal niet van invloed zal zijn op het plangebied Woudhoek. Dit geldt eveneens voor de planvorming met betrekking tot het 'Park A4', waarover op 2 september 2010 tussen onder andere de minister van Verkeer & Waterstaat en de gemeente Schiedam een bestuursovereenkomst is gesloten en waarover omwonenden separaat worden geïnformeerd.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
In voorliggend bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de wijk Woudhoek. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de RO standaarden 2008. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de plankaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen. Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening; een plan met directe bouw- en gebruiksregels. Het plan bestaat uit de bestemmingen en bepalingen (zie paragraaf 6.2, 6.3 en 6.4).
Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels van de gemeente vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in voorliggend bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit gebiedsspecifieke situaties.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
- In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen (zie paragraaf 6.2 en 6.3).
- In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Centrum
Het winkelcentrum aan het Geuzenplein heeft de bestemming “Centrum”. Binnen deze bestemming zijn winkels, (publiekgerichte) dienstverlening en horeca toegestaan alsmede een fysiotherapiepraktijk ter plaatse van de aanduiding “praktijkruimte”. Het is binnen deze bestemming niet mogelijk om te wonen op de begane grond. Dit mag enkel op de verdiepingen. Toegangspartijen en bergingen zijn uiteraard wel op de begane grond toegestaan.
6.2.2 Groen
De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als “Groen-1”. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen de bestemming “Verkeer - verblijfsgebied”.
De groengebieden zijn belangrijk voor het behoud van het groene karakter binnen het stadsdeel Woudhoek. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speel-voorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Daarnaast zijn ter plaatse van de functieaanduiding '(sz)' specifieke speelvoorzieningen toegestaan. Bij deze speelvoorzieningen behorende ballenvangers mogen maximaal 4 meter hoog zijn. Een jongeren ontmoetingsplek is toegelaten ter plekke van de functieaanduiding '(jop)'.
De belangrijkste groenstructuren in het plangebied hebben de bestemming “Groen-2” gekregen. De gebieden waar het om gaat zijn voornamelijk de Harreweg. Het bestemmen op deze manier is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Groene Long 2007'. Binnen de bestemming “Groen-2” worden de aanwezige kenmerken en waarden behouden. Voet- en fietspaden zijn binnen deze bestemming ook toegestaan.
6.2.3 Horeca
De snackbar 'Simon's snackcorner' gelegen aan de Boeier 2 is bestemd als “Horeca” gekregen. Ter plaatse is lichte tot middelzware horeca mogelijk (categorie 1 en 2 uit bijlage 3 van de regels). Op het perceel is een bouwvlak getekend waar de bebouwing binnen moet staan. Tevens is een maximale toegestane bouwhoogte opgenomen.
6.2.4 Kantoor
Het kantoorpand aan de Bouwmeesterweg 48-50 heeft de bestemming “Kantoor” gekregen met de nadere aanduiding “maatschappelijk”. Het kantoorpand mag zowel ten behoeve van kantoor als maatschappelijke voorzieningen worden gebruikt. Op het perceel is een bouwvlak getekend waar het kantoorpand binnen moet staan. Tevens is voor dit pand een maximale bouwhoogte opgenomen.
6.2.5 Maatschappelijk
De maatschappelijke voorzieningen die in het plangebied aanwezig zijn zoals de basisscholen, het natuur educatief centrum en het kinderdagverblijf hebben de bestemming “Maatschappelijk” gekregen.
Voor de verschillende maatschappelijke functies zijn geen nadere specifieke aanduidingen opgenomen omdat hier de mogelijkheid naar het wijzigen van een andere maatschappelijke functie mogelijk dient te blijven. Het is binnen deze bestemming enkel toegestaan om gebouwen te realiseren binnen het bouwvlak. Tevens gelden er maximale bouwhoogten voor de gebouwen.
Een aantal maatschappelijke functies die in het plangebied voorkomen is via een functieaanduiding mogelijk gemaakt binnen de woonbestemming. Het gaat hier onder andere om het multifunctioneel centrum aan Warmoezenierpad en het Ontmoetingscentrum De Woudhoek aan het Heijermansplein.
Het verpleeghuis DrieMaasStede heeft vanwege haar omvang de aparte maatschappelijke bestemming “Maatschappelijk - Zorginstelling” gekregen. Op het perceel is een bouwvlak aangegeven waarbinnen de bebouwing dient te blijven. Binnen dit bouwvlak is zowel de bestaande bebouwing mogelijk als de nieuwe uitbreiding, die momenteel gerealiseerd wordt. Op de bouwvlakken liggen maximale toegestane bouwhoogten. Binnen deze bestemming mogen ook de bijbehorende voorzieningen als parkeerplaatsen en tuinen gerealiseerd worden.
6.2.6 Sport
De sporthal van de turnvereniging Alliantie aan het Nijhoffplein heeft de bestemming “Sport” gekregen. Op dit perceel is een bouwvlak getekend met een maximale bouwhoogte.
6.2.7 Verkeer
Binnen de verkeersbestemmingen is onderscheid gemaakt tussen de hoofdverkeersstructuur en de secundaire wegen:
- de grote doorgaande ontsluitingsweg in het plangebied, de Van Dalsumlaan en Scheepvaartweg, en de Kasteelweg zijn bestemd als “Verkeer”. Binnen de bestemming “Verkeer” is het ook toegestaan om maximaal twee trambanen aan te leggen;
- het overige, fijnmazige netwerk van wegen, pleinen, parkeerterreinen enzovoorts zijn bestemd als “Verkeer - verblijfsgebied” en voorzien hoofdzakelijk in de bereikbaarheid en ontsluiting van de woningen.
In de Botenbuurt zijn ten behoeve van de gestapelde woningen galerijen over het openbaar gebied aangelegd die verschillende complexen met elkaar verbinden. Voor het regelen van deze galerijen is binnen de bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” de functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - loopbrug' [sv-01] opgenomen. Bij deze functieaanduiding is een minimale doorgangshoogte opgenomen.
6.2.8 Water
Binnen de bestemmingen “Groen-1”, “Groen-2” en “Verkeer” mogen watergangen gerealiseerd worden. De belangrijkste watergangen zijn echter in de bestemming “Water” opgenomen. Het is binnen deze bestemming toegestaan om bruggen en duikers te realiseren. Daarnaast kunnen de oevers binnen de bestemming “Water” op een ecologische wijze ingericht worden. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gerealiseerd.
6.2.9 Wonen
Meerdere woonbestemmingen
In het plangebied hebben de woningen de bestemmingen “Wonen - 1” t/m “Wonen - 7” gekregen. Het verschil in de bestemmingen is gebaseerd op de verschillende woningtypologieën. De verschillende vormen van wonen zijn gebaseerd op de standaardregels van Schiedam.
Bestemming | Type woning |
Wonen - 1 | vrijstaande woningen |
Wonen - 2 | twee-onder-één-kap |
Wonen - 3 | aaneengesloten woningen |
Wonen - 4 | gestapelde woningen, zonder aan- en bijgebouwen |
Wonen - 5 | gestapelde woningen, met aan- en bijgebouwen |
Wonen - 6 | patiowoningen |
Wonen - 7 | piramidewoningen |
Binnen de woonbestemming “Wonen - 1” t/m “Wonen - 7” is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woning mag worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen een maximale goot- en/of bouwhoogte opgenomen. De gronden gelegen buiten het bouwvlak mogen gebruikt worden als erf, tuin en ontsluitingsweg. De bestemmingen “Wonen - 6” en “Wonen - 7” zijn aan de standaard toegevoegd.
Aan- en bijgebouwen
Binnen de woonbestemmingen wordt een onderscheid gemaakt tussen aan- en bijgebouwen. Een aanbouw is een aan een woning (hoofdgebouw) gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de woning. Een bijgebouw betreft een bij een woning behorend vrijstaand gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte.
In de regels is een regeling opgenomen met betrekking tot de mogelijkheid voor aan- en bijgebouwen:
- met uitzondering van “Wonen - 4”, “Wonen - 6” en “Wonen - 7” geldt voor alle woonbestemmingen de algemene regeling dat op een afstand van 3 meter achter de voorgevel van de woning aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan. De gezamenlijke oppervlakte is aan een maximum gebonden. In de regels zijn verder beperkingen opgenomen met betrekking tot de goot- en/of bouwhoogte van de verschillende bouwwerken;
- de grotere aanbouwen die veelal tussen geschakelde woningen zijn of mogen worden gerealiseerd zijn op de plankaart meegenomen in de bouwvlakken. Op de plankaart wordt een lagere goot- en bouwhoogte opgenomen waardoor deze, in ieder geval in bouwkundig opzicht, ondergeschikt blijven aan het feitelijke hoofdgebouw;
- in Woudhoek komen veel situaties voor dat er bijgebouwen in de voortuin zijn gerealiseerd. Deze situaties worden op de plankaart strak aangeduid met de aanduiding bijgebouw 'bg'. Ter plaatse van deze functieaanduiding mogen bijgebouwen en aanbouwen gerealiseerd worden;
- voor de woonbestemmingen “Wonen - 4”, “Wonen - 6” en “Wonen - 7” zijn aan- en bijgebouwen alleen toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding bijgebouw. Overigens geldt hierbij wel een maximum aantal vierkante meters.
Mantelzorg
Landelijk is maatschappelijk draagvlak gegroeid voor het creëren van woonruimte in of bij een bestaande woning welke het voor de bewoners van een woning mogelijk maakt (tijdelijk) mantelzorg te verlenen aan iemand die deze zorg nodig heeft. Deze behoefte is ontstaan uit de wens van hulpbehoevenden om in een vertrouwde omgeving de vereiste hulp te krijgen en de wil van familie of vrienden om deze hulp te geven. Om deze reden wordt mantelzorg binnen de woonbestemming toegelaten.
Mantelzorg is gedefinieerd als het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in een aan- of bijgebouw. Mantelzorg mag daarmee in de eerste plaats niet plaatsvinden in het kader van de beroepsuitoefening of door zorgorganisaties. Daarnaast mag mantelzorg niet leiden tot een toename van het aantal zelfstandige woonruimten. Om deze reden is mantelzorg slechts toegelaten in de vorm van inwoning wat een sterke mate van afhankelijkheid en verbondenheid veronderstelt. De regeling voor aan- en bijgebouwen biedt voldoende ruimte om te voorzien in de behoefte aan afhankelijke woonruimte.
Beroep of bedrijf aan huis
In de regels wordt onderscheid gemaakt tussen beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten in de woning en de bijbehorende bijgebouwen:
- bij beroepsmatige activiteiten gaat het met name om de 'vrije beroepen';
- bij bedrijfsmatige activiteiten gaat het om kleinschalige vormen van bedrijfsmatige activiteiten, niet zijnde dienstverlening, en het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid.
Hoewel het realiseren van een praktijkruimte binnen een woning niet op ruimtelijke en fysieke bezwaren stuit, dient voorkomen te worden dat overlast voor omwonenden ontstaat, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem niet inspeelt op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Daarom wordt in de regels een aantal beperkingen opgenomen en zijn detailhandel en horeca niet toegelaten.
Binnen de woonbestemmingen is het gebruik van de woning en bijgebouwen ten behoeve van beroeps- en/of bedrijfsuitoefening aan huis tot maximaal 30% van de vloeroppervlakte toegestaan. Verder is onder meer bepaald dat geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan de woonomgeving en dat de activiteit moet worden uitgeoefend door de bewoner van het pand. De bedrijfsmatige activiteiten worden beperkt tot de milieucategorieën 1 en 2 daar deze activiteiten doorgaans geen afbreuk doen aan de woonomgeving.
Aanduidingen binnen de woonbestemming
Deze gronden mogen eveneens ook gebruikt worden als erf, tuin en ontsluitingsweg. Ter plaatse van de functieaanduiding '(prr)' zijn binnen de bestemmingen “Wonen - 3” en “Wonen - 4” praktijkruimten toegestaan. Dit maakt het mogelijk om, op groter schaalniveau (meer dan 30%), dienstverlenende functies aan huis uit te oefenen.
Omdat in Woudhoek verschillende woningen het parkeren op de begane grond onder de daadwerkelijke woning hebben geregeld, is binnen de bestemming “Wonen - 3” de functieaanduiding “Specifieke vorm van wonen - parkeren” [sw-01] opgenomen. Voor woningen met deze functieaanduiding geldt dat op de begane grond sprake dient te zijn van een parkeergelegenheid en uiteraard ingangspartijen en eventuele bergingen. Binnen de bestemming “Wonen - 4” is ter plaatse van de functieaanduiding '(gd)' de mogelijkheid om een gemengde functie als detailhandel of dienstverlening op de begane grond uit te oefenen. Bij de functieaanduiding '(m)' is het binnen de bestemming “Wonen - 4” mogelijk om een maatschappelijke functie, als buurtcentrum of school, te vestigen op de begane grond en de eerste verdieping. Omdat “Wonen - 4” betrekking heeft op gestapelde woningen zijn de onderdoorgangen ten behoeve van logisch lopende fietsroutes en de bereikbaarheid van de 'binnenplaatsen' aangeduid met de bouw-aanduiding '[ond]'.
6.3 Dubbelbestemmingen
6.3.1 Waarde - Archeologie
Voor het gehele plangebied geldt één archeologische (verwachtings)waarde (zie paragraaf 4.8). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door het geven van de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie” aan het gehele plangebied.
Binnen deze dubbelbestemmingen is in de regels een bouwverbod en omgevingsvergunning gegeven voor bouw- en graafwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m2 en die dieper gaan dan 1,5 meter beneden maaiveld. Afwijken van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van een afwijking van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de reguliere bouwvergunning.
Binnen de dubbelbestemming is tot slot een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor deze bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.
6.3.2 Waterstaat - Waterkering
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan geregeld door middel van de dubbelbestemming “Waterstaat - Waterkering”. Deze bestemming omvat watergangen en dijken, en is gericht op de bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing.
In de regels is bepaald dat in principe alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming op deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk nadat burgemeester en wethouders een afwijking hebben verleend. In de regels is bepaald dat de gemeente daarbij het advies inwint van het waterschap. Op deze manier kan van geval tot geval worden bekeken of het bouwwerk geen gevaar oplevert voor de waterkering. Daarnaast is een vergunning van het waterschap (water-vergunning) nodig.
6.4 Overige Bepalingen
6.4.1 Afwijkingen
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. Er is een beperkt aantal afwijkings-mogelijkheden opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en het wijzigen van de hoogte van de vrijstaande woningen ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.
6.4.2 Algemene wijzigingsregels
In voorliggend bestemmingsplan zijn twee algemene wijzigingsregel opgenomen. De eerste wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen op te vangen. Onder deze kleine overschrijding wordt in ieder geval verstaan het overschrijden van de bestemmingsgrenzen bij de uitgifte van gronden als (onbebouwde) tuin in het kader van de nota 'Snippergroen'. De tweede wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk de bestemming 'Waterstaat - waterkering' toe te kennen aan gronden indien daar gelet het waterstaatsbeheer aanleiding toe is.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter en laat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe.
Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. Verder worden er geen kosten gemaakt bij het opstellen van het bestemmingsplan. De economische haalbaarheid van het plan kan hierdoor als aangetoond worden beschouwd.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot planschade. Het is in dit geval niet aannemelijk dat er aanleiding is voor vergoedbare planschade.
Geen exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
Het bestemmingsplan 'Woudhoek' is conserverend van aard. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor aanvullende woningbouw dan wel één van de andere in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten. Gelet hierop bestaat er geen verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan worden voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, de Inspectie VROM, het Waterschap en overige organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de “Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Woudhoek” die als Bijlage 4 is bijgevoegd.
Resultaten inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Schiedam. Daarnaast heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden voor bewoners en bedrijven in de wijk. De naar aanleiding van de informatiebijeenkomst en het bestuurlijk vooroverleg ontvangen reacties zijn opgenomen in de “Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Woudhoek” (Bijlage 4). Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.
Terinzagelegging
Het bestemmingsplan is als ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn 29 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen en de reactie hierop zijn opgenomen in de “Nota van Zienswijzen Bestemmingsplan Woudhoek” (Bijlage 5).
Beroep
De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
SBI-code | Omschrijving | Grootste afstand | Categorie |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
0111, 0113 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 30 | 2 |
0112 | Tuinbouw: | ||
- bedrijfsgebouwen | 30 | 2 | |
- kassen zonder verwarming | 30 | 2 | |
- kassen met gasverwarming | 30 | 2 | |
- champignonkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 | |
- champignonkwekerijen met mestfermentatie | 100 | 3.2 | |
- bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 30 | 2 | |
- witlofkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 | |
0121 | Fokken en houden van rundvee | 100 | 3.2 |
0122 | Fokken en houden van overige graasdieren: | ||
- paardenfokkerijen | 50 | 3.1 | |
- overige graasdieren | 50 | 3.1 | |
0123 | Fokken en houden van varkens | 200 | 4.1 |
0124 | Fokken en houden van pluimvee: | ||
- legkippen | 200 | 4.1 | |
- opfokkippen en mestkuikens | 200 | 4.1 | |
- eenden en ganzen | 200 | 4.1 | |
- overig pluimvee | 100 | 3.2 | |
0125 | Fokken en houden van overige dieren: | ||
- nertsen en vossen | 200 | 4.1 | |
- konijnen | 100 | 3.2 | |
- huisdieren | 50 | 3.1 | |
- maden, wormen e.d. | 100 | 3.2 | |
- bijen | 30 | 2 | |
- overige dieren | 30 | 2 | |
0130 | Akker-en/of tuinbouw in combinatie met het fokken en houden van dieren (niet intensief) | 100 | 3.2 |
0140 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 | |
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 2 | |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 | |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 2 | |
0142 | KI-stations | 30 | 2 |
02 | BOSBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. BOSBOUW | ||
020 | Bosbouwbedrijven | 50 | 3.1 |
05 | VISSERIJ- EN VISTEELTBEDRIJVEN | ||
0501.1 | Zeevisserijbedrijven | 100 | 3.2 |
0501.2 | Binnenvisserijbedrijven | 50 | 3.1 |
0502 | Vis- en schaaldierkwekerijen | ||
- oester-, mossel- en schelpenteeltbedrijven | 100 | 3.2 | |
- visteeltbedrijven | 50 | 3.1 | |
10 | TURFWINNING | ||
103 | Turfwinningbedrijven | 100 | 3.2 |
11 | AARDOLIE- EN AARDGASWINNING | ||
111 | Aardolie- en aardgaswinning: | ||
- aardoliewinputten | 200 | 4.1 | |
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: < 10.000.000 N m³/d | 500 | 5.1 | |
- aardgaswinning incl. gasbeh.inst.: >= 10.000.000 N m³/d | 700 | 5.2 | |
14 | WINNING VAN ZAND, GRIND, KLEI, ZOUT, E.D. | ||
1421 | Steen-, grit- en krijtmalerijen (open lucht): | ||
- algemeen | 200 | 4.1 | |
- steenbrekerijen | 700 | 5.2 | |
144 | Zoutwinningbedrijven | 100 | 3.2 |
145 | Mergel- en overige delfstoffenwinningbedrijven | 500 | 5.1 |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
151 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | ||
- slachterijen en pluimveeslachterijen | 100 | 3.2 | |
- vetsmelterijen | 700 | 5.2 | |
- bewerkingsinrichting van darmen en vleesafval | 300 | 4.2 | |
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
- vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² | 50 | 3.1 | |
- loonslachterijen | 50 | 3.1 | |
- vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
152 | Visverwerkingsbedrijven: | ||
- drogen | 700 | 5.2 | |
- conserveren | 200 | 4.1 | |
- roken | 300 | 4.2 | |
- verwerken anderszins: p.o.> 1000 m² | 300 | 4.2 | |
- verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² | 50 | 3.1 | |
1531 | Aardappelprodukten fabrieken: | ||
- vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 4.2 | |
- vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
1532, 1533 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||
- jam | 100 | 3.2 | |
- groente algemeen | 100 | 3.2 | |
- met koolsoorten | 100 | 3.2 | |
- met drogerijen | 300 | 4.2 | |
- met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 4.2 | |
1541 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
- p.c. < 250.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 4.2 | |
1542 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
- p.c. < 250.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 4.2 | |
1543 | Margarinefabrieken: | ||
- p.c. < 250.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 250.000 t/j | 300 | 4.2 | |
1551 | Zuivelprodukten fabrieken: | ||
- gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u | 500 | 5.1 | |
- geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u | 500 | 5.1 | |
- melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j | 100 | 3.2 | |
- melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- overige zuivelprodukten fabrieken | 300 | 4.2 | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken: | ||
- p.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
- p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
1561 | Meelfabrieken: | ||
- p.c. >= 500 t/u | 300 | 4.2 | |
- p.c. < 500 t/u | 200 | 4.1 | |
1561 | Grutterswarenfabrieken | 200 | 4.1 |
1562 | Zetmeelfabrieken: | ||
- p.c. < 10 t/u | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 10 t/u | 300 | 4.2 | |
1571 | Veevoerfabrieken: | ||
- destructiebedrijven | 700 | 5.2 | |
- beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek | 700 | 5.2 | |
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water | 300 | 4.2 | |
- drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water | 700 | 5.2 | |
- mengvoeder, p.c. < 100 t/u | 200 | 4.1 | |
- mengvoeder, p.c. >= 100 t/u | 300 | 4.2 | |
1572 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 4.1 |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 2 | |
- v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 3.2 | |
1582 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 3.2 |
1583 | Suikerfabrieken: | ||
- v.c. < 2.500 t/j | 500 | 5.1 | |
- v.c. >= 2.500 t/j | 1000 | 5.3 | |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
- cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
- suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 4.2 | |
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
1585 | Deegwarenfabrieken | 50 | 3.1 |
1586 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||
- koffiebranderijen | 500 | 5.1 | |
- theepakkerijen | 100 | 3.2 | |
1587 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 4.1 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 4.1 |
1589.1 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 4.1 |
1589.2 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||
- zonder poederdrogen | 100 | 3.2 | |
- met poederdrogen | 300 | 4.2 | |
1589.2 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 4.1 |
1591 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 4.2 |
1592 | Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: | ||
- p.c. < 5.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 4.2 | |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 30 | 2 |
1596 | Bierbrouwerijen | 300 | 4.2 |
1597 | Mouterijen | 300 | 4.2 |
1598 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 100 | 3.2 |
16 | VERWERKING VAN TABAK | ||
160 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 4.1 |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
171 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 100 | 3.2 |
172 | Weven van textiel: | ||
- aantal weefgetouwen < 50 | 100 | 3.2 | |
- aantal weefgetouwen >= 50 | 300 | 4.2 | |
173 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 |
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | 50 | 3.1 |
1751 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 200 | 4.1 |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 50 | 3.1 |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | 50 | 3.1 |
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 30 | 2 |
183 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 |
19 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||
191 | Lederfabrieken | 300 | 4.2 |
192 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 3.1 |
193 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
2010.1 | Houtzagerijen | 100 | 3.2 |
2010.2 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
- met creosootolie | 200 | 4.1 | |
- met zoutoplossingen | 50 | 3.1 | |
202 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 3.2 |
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 100 | 3.2 |
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 30 | 2 |
21 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||
2111 | Vervaardiging van pulp | 200 | 4.1 |
2112 | Papier- en kartonfabrieken: | ||
- p.c. < 3 t/u | 50 | 3.1 | |
- p.c. 3 - 15 t/u | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 15 t/u | 300 | 4.2 | |
212 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 100 | 3.2 |
2121.2 | Golfkartonfabrieken: | ||
- p.c. < 3 t/u | 100 | 3.2 | |
- p.c. >= 3 t/u | 200 | 4.1 | |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 10 | 1 |
2221 | Drukkerijen van dagbladen | 100 | 3.2 |
2222 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 100 | 3.2 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 30 | 2 |
2223 | Grafische afwerking | 10 | 1 |
2223 | Binderijen | 30 | 2 |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 2 |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 2 |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 1 |
23 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||
231 | Cokesfabrieken | 1000 | 5.3 |
2320.1 | Aardolieraffinaderijen | 1500 | 6 |
2320.2 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 100 | 3.2 |
2320.2 | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 4.2 |
2320.2 | Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. | 300 | 4.2 |
233 | Splijt- en kweekstoffenbewerkingsbedrijven | 1500 | 6 |
24 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN | ||
2411 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||
- luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 t/d lucht | 700 | 5.2 | |
- overige gassenfabrieken, niet explosief | 500 | 5.1 | |
- overige gassenfabrieken, explosief | 500 | 5.1 | |
2412 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 4.1 |
2413 | Anorg. chemische grondstoffenfabrieken: | ||
- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 4.2 | |
- vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 700 | 5.2 | |
2414.1 | Organ. chemische grondstoffenfabrieken: | ||
- niet vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 300 | 4.2 | |
- vallend onder "post-Seveso-richtlijn" | 1000 | 5.3 | |
2414.1 | Methanolfabrieken: | ||
- p.c. < 100.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 100.000 t/j | 300 | 4.2 | |
2414.2 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synth.): | ||
- p.c. < 50.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 50.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2415 | Kunstmeststoffenfabrieken | 500 | 5.1 |
2416 | Kunstharsenfabrieken e.d. | 700 | 5.2 |
242 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||
- fabricage | 1000 | 5.3 | |
- formulering en afvullen | 500 | 5.1 | |
243 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 4.2 |
2441 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||
- p.c. < 1.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 1.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2442 | Farmaceutische produktenfabrieken: | ||
- formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 3.1 | |
- verbandmiddelenfabrieken | 30 | 2 | |
2451 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 4.2 |
2452 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 4.2 |
2461 | Kruit-, vuurwerk-, en springstoffenfabrieken | 1000 | 5.3 |
2462 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||
- zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 3.2 | |
- met dierlijke grondstoffen | 500 | 5.1 | |
2464 | Fotochemische produktenfabrieken | 100 | 3.2 |
2466 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 3.1 |
2466 | Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. | 200 | 4.1 |
247 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 4.2 |
25 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||
2511 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 4.2 |
2512 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
- vloeropp. < 100 m² | 50 | 3.1 | |
- vloeropp. >= 100 m² | 200 | 4.1 | |
2513 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 3.2 |
252 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
- zonder fenolharsen | 200 | 4.1 | |
- met fenolharsen | 300 | 4.2 | |
- productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 3.1 | |
26 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
261 | Glasfabrieken: | ||
- glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j | 100 | 3.2 | |
- glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2615 | Glasbewerkingsbedrijven | 50 | 3.1 |
262, 263 | Aardewerkfabrieken: | ||
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 30 | 2 | |
- vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 100 | 3.2 | |
264 | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 200 | 4.1 |
264 | Dakpannenfabrieken | 200 | 4.1 |
2651 | Cementfabrieken: | ||
- p.c. < 100.000 t/j | 500 | 5.1 | |
- p.c. >= 100.000 t/j | 1000 | 5.3 | |
2652 | Kalkfabrieken: | ||
- p.c. < 100.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 100.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2653 | Gipsfabrieken: | ||
- p.c. < 100.000 t/j | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 100.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2661.1 | Betonwarenfabrieken: | ||
- zonder persen, triltafels en bekistingtrille | 200 | 4.1 | |
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 t/d | 300 | 4.2 | |
- met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 t/d | 700 | 5.2 | |
2661.2 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||
- p.c. < 100.000 t/j | 100 | 3.2 | |
- p.c. >= 100.000 t/j | 300 | 4.2 | |
2662 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 100 | 3.2 |
2663, 2664 | Betonmortelcentrales: | ||
- p.c. < 100 t/u | 100 | 3.2 | |
- p.c. >= 100 t/u | 300 | 4.2 | |
2665, 2666 | Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: | ||
- p.c. < 100 t/d | 100 | 3.2 | |
- p.c. >= 100 t/d | 300 | 4.2 | |
267 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
- met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j | 700 | 5.2 | |
2681 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 50 | 3.1 |
2682 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||
- p.c. < 100 t/u | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 100 t/u | 500 | 5.1 | |
2682 | Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): | ||
- steenwol, p.c. >= 5.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- overige isolatiematerialen | 200 | 4.1 | |
2682 | Minerale produktenfabrieken n.e.g. | 100 | 3.2 |
2682 | Asfaltcentrales: | ||
- p.c.< 100 ton/uur | 200 | 4.1 | |
- p.c. >= 100 ton/uur | 300 | 4.2 | |
27 | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||
271 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | ||
- p.c. < 1.000 t/j | 700 | 5.2 | |
- p.c. >= 1.000 t/j | 1500 | 6 | |
272 | Ijzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 1000 | 5.3 | |
273 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 700 | 5.2 | |
274 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||
- p.c. < 1.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 1.000 t/j | 700 | 5.2 | |
274 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen e.d.: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 1000 | 5.3 | |
2751, 2752 | Ijzer- en staalgieterijen/ -smelterijen: | ||
- p.c. < 4.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 4.000 t/j | 500 | 5.1 | |
2753, 2754 | Non-ferro-metaalgieterijen/ -smelterijen: | ||
- p.c. < 4.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- p.c. >= 4.000 t/j | 500 | 5.1 | |
28 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PROD. VAN METAAL (EXCL. ACH./TRANSPORTMIDD.) | ||
281 | Constructiewerkplaatsen: | ||
- gesloten gebouw | 100 | 3.2 | |
- gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 50 | 3.1 | |
- in open lucht, p.o. < 2.000 m² | 200 | 4.1 | |
- in open lucht, p.o. >= 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
2821 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
2822, 2830 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 200 | 4.1 |
284 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 200 | 4.1 |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 100 | 3.2 |
284 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² | 50 | 3.1 |
2851 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||
- algemeen | 100 | 3.2 | |
- stralen | 200 | 4.1 | |
- metaalharden | 100 | 3.2 | |
- lakspuiten en moffelen | 100 | 3.2 | |
- scoperen (opspuiten van zink) | 100 | 3.2 | |
- thermisch verzinken | 100 | 3.2 | |
- thermisch vertinnen | 100 | 3.2 | |
- mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 100 | 3.2 | |
- anodiseren, eloxeren | 100 | 3.2 | |
- chemische oppervlaktebehandeling | 100 | 3.2 | |
- emailleren | 100 | 3.2 | |
- galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 100 | 3.2 | |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie | 100 | 3.2 |
2852 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m² | 50 | 3.1 |
287 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 200 | 4.1 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 100 | 3.2 |
287 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² | 50 | 3.1 |
29 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||
29 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||
- p.o. < 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- p.o. >= 2.000 m² | 200 | 4.1 | |
- met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 | |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 2 |
31 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||
311 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 4.1 |
312 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 4.1 |
313 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 200 | 4.1 |
314 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 3.2 |
315 | Lampenfabrieken | 300 | 4.2 |
316 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 2 |
3162 | Koolelektrodenfabrieken | 1500 | 6 |
32 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||
321 t/m 323 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 50 | 3.1 |
3210 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 2 |
34 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||
341 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | ||
- p.o. < 10.000 m² | 200 | 4.1 | |
- p.o. >= 10.000 m² | 300 | 4.2 | |
3420.1 | Carrosseriefabrieken | 200 | 4.1 |
3420.2 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 200 | 4.1 |
343 | Auto-onderdelenfabrieken | 100 | 3.2 |
35 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||
351 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
- houten schepen | 50 | 3.1 | |
- kunststof schepen | 100 | 3.2 | |
- metalen schepen < 25 m | 200 | 4.1 | |
- metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 500 | 5.1 | |
3511 | Scheepssloperijen | 700 | 5.2 |
352 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||
- algemeen | 100 | 3.2 | |
- met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 | |
353 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||
- zonder proefdraaien motoren | 200 | 4.1 | |
- met proefdraaien motoren | 1000 | 5.3 | |
354 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 100 | 3.2 |
355 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 100 | 3.2 |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelfabrieken | 100 | 3.2 |
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 10 | 1 |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 2 |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 |
364 | Sportartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
365 | Speelgoedartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 30 | 2 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 50 | 3.1 |
37 | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||
371 | Metaal- en autoschredders | 500 | 5.1 |
372 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||
- v.c. < 100.000 t/j | 300 | 4.2 | |
- v.c. >= 100.000 t/j | 700 | 5.2 | |
372 | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 4.2 |
372 | Afvalscheidingsinstallaties | 300 | 4.2 |
40 | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
40 | Elektriciteitsproduktiebedrijven (electrisch vermogen >= 50 MWe) | ||
- kolengestookt (incl. meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 700 | 5.2 | |
- oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 500 | 5.1 | |
- gasgestookt (incl. bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth,in | 500 | 5.1 | |
- kerncentrales met koeltorens | 1500 | 6 | |
- warmte-kracht-installaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 500 | 5.1 | |
40 | Bio-energieinstallaties electrisch vermogen < 50 MWe: | ||
- covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen voedingsindustrie | 100 | 3.2 | |
- vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 100 | 3.2 | |
40 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
- < 10 MVA | 30 | 2 | |
- 10 - 100 MVA | 50 | 3.1 | |
- 100 - 200 MVA | 100 | 3.2 | |
- 200 - 1000 MVA | 300 | 4.2 | |
- >= 1000 MVA | 500 | 5.1 | |
40 | Gasdistributiebedrijven: | ||
- gascompressorstations vermogen < 100 MW | 300 | 4.2 | |
- gascompressorstations vermogen >= 100 MW | 500 | 5.1 | |
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | 10 | 1 | |
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | 30 | 2 | |
- gasontvang- en -verdeelstations, cat. D | 50 | 3.1 | |
40 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
- stadsverwarming | 100 | 3.2 | |
- blokverwarming | 30 | 2 | |
40 | Windmolens: | ||
- wiekdiameter 20 m | 100 | 3.2 | |
- wiekdiameter 30 m | 200 | 4.1 | |
- wiekdiameter 50 m | 300 | 4.2 | |
41 | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | ||
41 | Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: | ||
- met chloorgas | 1000 | 5.3 | |
- bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling | 50 | 3.1 | |
41 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | ||
- < 1 MW | 30 | 2 | |
- 1 - 15 MW | 100 | 3.2 | |
- >= 15 MW | 300 | 4.2 | |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Bouwbedrijven algemeen: | ||
b.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats± | ||
- b.o. > 1000 m² | 50 | 3.1 | |
- b.o.< 1000 m² | 30 | 2 | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 | 2 |
501 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 100 | 3.2 |
5020.4 | Autoplaatwerkerijen | 100 | 3.2 |
5020.4 | Autobeklederijen | 10 | 1 |
5020.4 | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 |
5020.5 | Autowasserijen | 30 | 2 |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 30 | 2 |
505 | Benzineservisestations: | ||
- met LPG > 1000 m³/jr | 200 | 4.1 | |
- met LPG < 1000 m³/jr | 50 | 3.1 | |
- zonder LPG | 30 | 2 | |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 10 | 1 |
5121 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 50 | 3.1 |
5121 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 300 | 4.2 |
5122 | Grth in bloemen en planten | 30 | 2 |
5123 | Grth in levende dieren | 100 | 3.2 |
5124 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 3.1 |
5125, 5131 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 50 | 3.1 |
5132, 5133 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 50 | 3.1 |
5134 | Grth in dranken | 30 | 2 |
5135 | Grth in tabaksprodukten | 30 | 2 |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 30 | 2 |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 |
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 30 | 2 |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 30 | 2 |
5148.7 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 30 | 2 | |
- consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 50 | 3.1 | |
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 500 | 5.1 | |
- professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton | 1000 | 5.3 | |
- munitie | 30 | 2 | |
5151.1 | Grth in vaste brandstoffen: | ||
- klein, lokaal verzorgingsgebied | 50 | 3.1 | |
- kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
5151.2 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||
- vloeistoffen, o.c. < 100.000 m³ | 200 | 4.1 | |
- vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m³ | 500 | 5.1 | |
- tot vloeistof verdichte gassen | 300 | 4.2 | |
5151.3 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 3.2 |
5152.1 | Grth in metaalertsen: | ||
- opslag opp. < 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
- opslag opp. >= 2.000 m² | 700 | 5.2 | |
5152.2 /.3 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 100 | 3.2 |
5153 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
- algemeen: b.o. > 2000 m² | 50 | 3.1 | |
- algemeen: b.o. <= 2000 m² | 30 | 2 | |
5153.4 | Zand en grind: | ||
- algemeen: b.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
- algemeen: b.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
- algemeen: b.o. > 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
- algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 30 | 2 | |
5155.1 | Grth in chemische produkten | 100 | 3.2 |
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 2 |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 | 2 |
5157 | Autosloperijen: | ||
- b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
5157.2/3 | Overige groothandel in afval en schroot: | ||
- b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
518 | Grth in machines en apparaten: | ||
- machines voor de bouwnijverheid | 100 | 3.2 | |
- overige | 50 | 3.1 | |
519 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 30 | 2 |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
52 | Detailhandel voor zover n.e.g. | 10 | 1 |
5211/2,5246/9 | Supermarkten, warenhuizen | 10 | 1 |
5222, 5223 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | 10 | 1 |
5224 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | 10 | 1 |
5231, 5232 | Apotheken en drogisterijen | 10 | 1 |
5246/9 | Bouwmarkten, tuincentra, hypermarkten | 30 | 2 |
5249 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | 10 | 1 |
5261 | Postorderbedrijven | 50 | 3.1 |
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 10 | 1 |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5511, 5512 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | 10 | 1 |
552 | Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) | 50 | 3.1 |
553 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | 10 | 1 |
554 | Café's, bars | 10 | 1 |
554 | Discotheken, muziekcafé's | 30 | 2 |
5551 | Kantines | 10 | 1 |
5552 | Cateringbedrijven | 30 | 2 |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
601 | Spoorwegen: | ||
- stations | 100 | 3.2 | |
- rangeerterreinen, overslagstations (zonder rangeerheuvel) | 300 | 4.2 | |
6021.1 | Bus-, tram- en metrostations en -remises | 100 | 3.2 |
6022 | Taxibedrijven | 30 | 2 |
6023 | Touringcarbedrijven | 100 | 3.2 |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): | ||
- b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
603 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | 30 | 2 |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 10 | 1 |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6311.1 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen: | ||
- containers | 500 | 5.1 | |
- stukgoederen | 300 | 4.2 | |
- ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m² | 1000 | 5.3 | |
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u | 500 | 5.1 | |
- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² | 700 | 5.2 | |
- olie, LPG, e.d. | 1000 | 5.3 | |
- tankercleaning | 300 | 4.2 | |
6311.2 | Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: | ||
- containers | 300 | 4.2 | |
- tankercleaning | 300 | 4.2 | |
- stukgoederen | 100 | 3.2 | |
- ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
- ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² | 700 | 5.2 | |
- granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u | 300 | 4.2 | |
- granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u | 500 | 5.1 | |
- steenkool, opslagopp. < 2.000 m² | 300 | 4.2 | |
- steenkool, opslagopp. >= 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
- olie, LPG, e.d. | 700 | 5.2 | |
6312 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 50 | 3.1 |
6312 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 30 | 2 |
6321 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | 30 | 2 |
6321 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 100 | 3.2 |
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 10 | 1 |
6323 | Luchthavens | 1500 | 6 |
6323 | Helikopterlandplaatsen | 500 | 5.1 |
633 | Reisorganisaties | 10 | 1 |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 10 | 1 |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | 30 | 2 |
642 | Telecommunicatiebedrijven | 10 | 1 |
642 | Zendinstallaties: | ||
- LG en MG, zendervermogen < 100 kW (bij groter vermogen: onderzoek!) | 100 | 3.2 | |
- FM en TV | 10 | 1 | |
- GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) | 10 | 1 | |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 10 | 1 |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 10 | 1 |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 30 | 2 |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 50 | 3.1 |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 50 | 3.1 |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 30 | 2 |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 10 | 1 |
72 | Datacentra | 30 | 2 |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 2 |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 10 | 1 |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 10 | 1 |
747 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 3.1 |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 30 | 2 |
7484.3 | Veilingen voor landbouw- en visserijprodukten | 200 | 4.1 |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 10 | 1 |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 10 | 1 |
7522 | Defensie-inrichtingen | 200 | 4.1 |
7525 | Brandweerkazernes | 50 | 3.1 |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 30 | 2 |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 30 | 2 |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8511 | Ziekenhuizen | 30 | 2 |
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 10 | 1 |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | 10 | 1 |
853 | Verpleeghuizen | 30 | 2 |
853 | Kinderopvang | 30 | 2 |
90 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||
9001 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||
- < 100.000 i.e. | 200 | 4.1 | |
- 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 4.2 | |
- >= 300.000 i.e. | 500 | 5.1 | |
9001 | Rioolgemalen | 30 | 2 |
9002.1 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. | 50 | 3.1 |
9002.1 | Gemeentewerven (afval-inzameldepots) | 50 | 3.1 |
9002.1 | Vuiloverslagstations | 300 | 4.2 |
9002.2 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||
- mestverwerking/korrelfabrieken | 500 | 5.1 | |
- kabelbranderijen | 100 | 3.2 | |
- verwerking radio-actief afval | 1500 | 6 | |
- pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 3.1 | |
- oplosmiddelterugwinning | 100 | 3.2 | |
- afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 4.2 | |
- verwerking fotochemisch en galvano-afval | 30 | 2 | |
9002.2 | Vuilstortplaatsen | 300 | 4.2 |
9002.2 | Composteerbedrijven: | ||
- niet-belucht v.c. < 5.000 ton/jr | 300 | 4.2 | |
- niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton/jr | 700 | 5.2 | |
- belucht v.c. < 20.000 ton/jr | 100 | 3.2 | |
- belucht v.c. > 20.000 ton/jr | 200 | 4.1 | |
- GFT in gesloten gebouw | 200 | 4.1 | |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | 10 | 1 |
9131 | Kerkgebouwen e.d. | 30 | 2 |
9133.1 | Buurt- en clubhuizen | 30 | 2 |
9133.1 | Hondendressuurterreinen | 50 | 3.1 |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 30 | 2 |
9213 | Bioscopen | 30 | 2 |
9232 | Theaters, schouwburgen, concertgebouwen, evenementenhallen | 30 | 2 |
9233 | Recreatiecentra, vaste kermis e.d. | 300 | 4.2 |
9234 | Muziek- en balletscholen | 30 | 2 |
9234.1 | Dansscholen | 30 | 2 |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | 10 | 1 |
9253.1 | Dierentuinen | 100 | 3.2 |
9253.1 | Kinderboerderijen | 30 | 2 |
926 | Zwembaden: | ||
- overdekt | 50 | 3.1 | |
- niet overdekt | 200 | 4.1 | |
926 | Sporthallen | 50 | 3.1 |
926 | Bowlingcentra | 30 | 2 |
926 | Overdekte kunstijsbanen | 100 | 3.2 |
926 | Stadions en open-lucht-ijsbanen | 300 | 4.2 |
926 | Maneges | 50 | 3.1 |
926 | Tennisbanen (met verlichting) | 50 | 3.1 |
926 | Veldsportcomplex (met verlichting) | 50 | 3.1 |
926 | Golfbanen | 10 | 1 |
926 | Kunstskibanen | 50 | 3.1 |
926 | Schietinrichtingen: | ||
- binnenbanen: geweer- en pistoolbanen | 200 | 4.1 | |
- buitenbanen met voorzieningen: pistoolbanen | 1000 | 5.3 | |
- buitenbanen met voorzieningen: boogbanen | 30 | 2 | |
- binnenbanen: boogbanen | 10 | 1 | |
- vrije buitenbanen: kleiduiven | 300 | 4.2 | |
- vrije buitenbanen: schietbomen | 1500 | 6 | |
- vrije buitenbanen: geweerbanen | 1500 | 6 | |
- vrije buitenbanen: pistoolbanen | 1500 | 6 | |
- vrije buitenbanen: boogbanen | 200 | 4.1 | |
- buitenbanen met voorzieningen: schietbomen | 500 | 5.1 | |
- buitenbanen met voorzieningen: geweerbanen | 1500 | 6 | |
926 | Skelter- en kartbanen, in een hal | 50 | 3.1 |
926 | Skelter- en kartbanen, open lucht, < 8 uur/week in gebruik | 500 | 5.1 |
926 | Skelter- en kartbanen, open lucht, >=8 uur/week in gebruik | 1000 | 5.3 |
926 | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., < 8 uur/week in gebruik | 700 | 5.2 |
926 | Autocircuits, motorcrossterreinen e.d., >=8 uur/week in gebruik | 1500 | 6 |
926 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 30 | 2 |
926 | Jachthavens met diverse voorzieningen | 50 | 3.1 |
9271 | Casino's | 30 | 2 |
9272.1 | Amusementshallen | 30 | 2 |
9272.4 | Modelvliegtuig-velden | 300 | 4.2 |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.1 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 50 | 3.1 |
9301.1 | Tapijtreinigingsbedrijven | 50 | 3.1 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | 10 | 1 |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 10 | 1 |
9303 | Begrafenisondernemingen: | ||
- uitvaartcentra | 10 | 1 | |
- begraafplaatsen | 10 | 1 | |
- crematoria | 100 | 3.2 | |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 30 | 2 |
9305 | Dierenasiels en -pensions | 100 | 3.2 |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 10 | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 1993. Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.
Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'. Onder de kop "categorie" is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:
milieucategorie | grootste afstand |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
Bestemmingsplantoetsing
De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.
Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.
Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomt met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.
Bijlage 1 Waterparagraaf Schiedam Woudhoek
Bijlage 1 Waterparagraaf Schiedam Woudhoek
Bijlage 2 Flora- En Faunaparagraaf Bestemmingsplan Woudhoek
Bijlage 2 Flora- en faunaparagraaf bestemmingsplan Woudhoek
Bijlage 3 Bestemmingsplan Woudhoek, Advies Externe Veiligheid & Overzicht Bedrijven
Bijlage 3 Bestemmingsplan Woudhoek, advies externe veiligheid & overzicht bedrijven
Bijlage 4 Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan Woudhoek
Bijlage 4 Reactienota voorontwerp bestemmingsplan Woudhoek