Verzamelherziening 2022
Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam
Vastgesteld op 25-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
Het bestemmingsplan Verzamelherziening 2022 met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP00096-0002 van de gemeente Schiedam.
1.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep / (bedrijfs-)activiteiten:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed & breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevel:
de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.8 agrarisch bedrijf:
een volwaardig bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.11 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.12 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.13 atelier:
een werkruimte voor de uitoefening van ontwerptechnische of kunstzinnige werkzaamheden.
1.14 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.15 bed and breakfast (Binnenstad):
het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier kamers.
1.16 bedrijf:
elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.
1.17 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.
1.18 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
1.19 bedrijfsmatige activiteiten:
bedrijfsmatige activiteiten – geen dienstverlening zijnde – en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk.
1.20 begane grondlaag:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.
1.21 belwinkel:
een inrichting gericht op het daarin of van daaruit door derden tegen vergoeding te doen plaatsvinden van elektronisch berichten-, telefoon- en faxverkeer, dan wel aanverwante activiteiten.
1.22 beperkt kwetsbaar object:
beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.26 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.27 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.28 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.29 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.30 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders en kap(verdieping).
1.31 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.32 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.33 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.34 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.35 bruto vloeroppervlakte:
totale oppervlakte van woningen, kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, etalages, magazijnen en dienstruimten (inclusief wanden).
1.36 conferentiecentrum:
een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van conferenties, congressen, symposia en andere grote bijeenkomsten.
1.37 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.38 cultuur en ontspanning:
voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, met uitzondering van seksinrichtingen en vormen van prostitutie.
1.39 dagrecreatie:
een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.
1.40 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.41 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een hellend dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst waarbij het dakvlak als zodanig herkenbaar blijft, tenzij sprake is van een mansarde kap waarbij deze in de dakgoot geplaatst mag zijn.
1.42 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.
1.43 detailhandel:
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondergeschikte horeca 1 (lichte horeca).
1.44 dienstverlenend bedrijf:
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied.
1.45 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt naar:
a. persoonlijke dienstverlening: aan detailhandelsfunctie verwante dienstverlening, zoals kapsalon, pedicure, schoenmaker, reisbureau, wasserette, stomerij, belwinkel of internetwinkel;
b.zakelijke dienstverlening: aan kantoorfunctie verwante dienstverlening, zoals uitzendbureau, makelaarskantoor of bankfiliaal.
1.46 dierenverblijf:
een bouwwerk ten behoeve van de huisvesting van dieren.
1.47 dove gevel:
gevel als bedoeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder.
1.48 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
1.49 erker:
een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.
1.50 evenementen:
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.51 extensieve recreatie:
recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.52 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt niet zijnde een nutsvoorziening.
1.53 geluidgevoelig object:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.54 geluidszone - industrie:
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.55 geluidzoneringsplichtige bedrijven:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.56 groepsrisico:
de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
1.57 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.58 horeca:
- a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
- b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die in beginsel ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.59 intensieve veehouderij:
een bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen.
1.60 kantoor:
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.61 kap:
een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden.
1.62 kwetsbaar object:
kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.63 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.64 ligplaats:
de ruimte die door een woonschip kan worden ingenomen.
1.65 luifel:
een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.
1.66 maatschappelijke voorziening:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, woonzorgvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie, kinderdagverblijven, stadslandbouw en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.67 manege:
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden houdt, in combinatie met één of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's, ondersteunende horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
1.68 mansarde kap:
een kap gelijk aan het zadeldak, maar dan met twee geknikte vlakken aan iedere langszijde.
1.69 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.70 milieudeskundige:
de door het college als zodanig aangewezen deskundige.
1.71 milieuhygiënische belemmeringen:
Wettelijke belemmeringen op het terrein van geluid, lucht, water, flora/fauna, bodem en/of externe veiligheid.
1.72 molenbiotoop:
de ruimte of beschermingszone rond een molen die nodig is om de vrije windvang en het zicht op de molen te kunnen beschermen.
1.73 natuur(lijke) waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomend in een gebied.
1.74 NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.75 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.76 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
1.77 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.78 ondersteunende / ondergeschikte horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.79 openlucht recreatie:
ontspanning en vrije tijdsbesteding in de openlucht.
1.80 overbouwing:
een met de gevel van een gebouw verbonden, boven de ondergrond uitstekende, open (balkon)constructie welke hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.81 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.82 overkapping:
een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.
1.83 paardenhouderij:
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handeling aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden, zoals hengstenstations, opfokbedrijven, paarden- en ponyfokbedrijven, handelsstallen, africhtingsbedrijven en africhtings- en trainingsstallen.
1.84 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.85 parkeergarage:
een overdekte inpandige ruimte die geschikt en gebruikt kan worden om auto's, invalidenmobielen, fiets of andere voertuigen te stallen.
1.86 parkeervoorziening:
een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om bijvoorbeeld een auto, fiets, of invalidenvoertuig te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken.
1.87 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. voor een bouwwerk welke wordt gebouwd op de landtunnel, de daaraan gebouwde luifels en/of de zettingsvrije plaat: de hoogte van het afgewerkte terrein op de landtunnel, de daaraan gebouwde luifels en de zettingsvrije plaat;
- d. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.88 permanente bewoning:
het gebruik van een voor recreatieve bewoning bedoeld (deel van) een gebouw als hoofdverblijf, vaste woon- of verblijfsplaats of woonadres.
1.89 plaatsgebonden risico:
de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde locatie buiten een inrichting of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of op de transportroute waarbij een gevaarlijke (afval)stof betrokken is.
1.90 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede daarmee (qua ruimtelijke uitstraling) gelijk te stellen beroepen en bedrijven.
1.91 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
1.92 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters.
1.93 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegelaten, niet zijnde verblijfsrecreatie.
1.94 risicovolle inrichting:
- a. een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- b. een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
1.95 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.96 speelvoorziening:
ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.
1.97 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..
1.98 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.99 tuin:
Gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.
1.100 verblijfsgebied:
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.
1.101 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben.
1.102 volumineuze detailhandel:
detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d., inclusief bij het hoofdassortiment passende nevenassortimenten.
1.103 voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.104 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
- 1. bij een wegbreedte van tenminste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.105 werk:
een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.106 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.
1.107 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.
1.108 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.109 woonwagenstandplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.110 woonzorg-voorziening:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende woonzorgfuncties in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel en (publiekverzorgende) dienstverlening.
1.111 zelfstandig kantoor:
(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand, loodrecht gemeten, tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.
2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren.
2.6 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 gebruiksoppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.8 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.
2.10 hoogte van een woonschip:
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van masten en ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.11 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.12 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen, goot- en/of bouwhoogte, niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
- b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.
2.13 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.14 oppervlakte van een overkapping:
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
2.15 verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Artikel 3 Toepasbaar Gebied
3.1 Herziening diverse geldende bestemmingsplannen
Het bestemmingsplan betreft een (volledige) herziening van de bestemming van de betreffende gronden in de diverse tot nog toe geldende bestemmingsplannen.
3.2 Partiële herziening waarde-archeologie bestemmingsplan Oost
- a. In uitzondering op het bepaalde in 3.1 is het bestemmingsplan voor de gronden met de aanduiding Overige zone - nieuwe dubbelbestemming waarde-archeologie een partiële herziening van (uitsluitend) de dubbelbestemming Waarde - Archeologie van het tot nog toe geldende bestemmingsplan Oost.
- b. Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - nieuwe dubbelbestemming waarde- archeologie vervalt artikel 22 Waarde - Archeologie van het bestemmingsplan Oost, met IMRO-code NL.IMRO.0606.BP0004-0002, vastgesteld op 27 oktober 2011. Hier geldt voortaan Artikel 11Waarde - Archeologie.
3.3 Partiële herziening waterstaat-waterkering bestemmingsplan Spaland en Kethel eo
- a. In uitzondering op het bepaalde in 3.1 is het bestemmingsplan voor de gronden met de aanduiding Overige zone - vervallen dubbelbestemming waterstaat-waterkering een partiële herziening van (uitsluitend) de dubbelbestemming Waterstaat-Waterkering van de tot nog toe geldende bestemmingsplannen Spaland en Kethel e.o.
- b. Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - vervallen dubbelbestemming waterstaat- waterkering wordt artikel 30 Waterstaat-Waterkering van het bestemmingsplan Kethel e.o., met IMRO-code NL.IMRO.0606.BP0003-0001, vastgesteld op 21 april 2011, ingetrokken. Hier geldt voortaan Artikel 14 Waterstaat - Waterkering.
- c. Ter plaatse van de aanduiding Overige zone - vervallen dubbelbestemming waterstaat- waterkering wordt artikel 26 Waterstaat-Waterkering van het bestemmingsplan Spaland, met IMRO-code NL.IMRO.0606.BP0006-0002, vastgesteld op 27 oktober 2011, ingetrokken. Hier geldt voortaan Artikel 14 Waterstaat - Waterkering.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten (voor gemengd gebied);
met daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. tuinen en erven;
- f. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van gebouwen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de milieusituatie;
- d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
- b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.
- c. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- e. opslag van goederen en/of materialen dient inpandig plaats te vinden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Centrum-1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
- b. persoonlijke dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
- c. wonen, uitsluitend op de verdiepingen;
- d. bed & breakfast, uitsluitend op de verdiepingen;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- e. 'atelier' voor een atelier of galerie op de begane grond;
- f. 'wonen' voor wonen op de begane grond;
- g. 'horeca categorie 1' voor horeca 1 op de begane grond;
met daarbij behorende:
- h. ondergeschikte detailhandel;
- i. ondersteunende horeca;
- j. tuinen en erven;
- k. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. groenvoorzieningen;
- n. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. wonen op de begane grond is in uitzondering op het bepaalde in lid 5.1 onder f niet toegestaan op de begane grond van het deel van het gebouw aan de zijde van de Hoogstraat.
- b. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen is niet toegestaan.
- c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- d. opslag van goederen en/of materialen dient inpandig plaats te vinden.
- e. seksinrichtingen zijn niet toegestaan.
- f. volumineuze detailhandel is niet toegestaan.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Maatschappelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. groenvoorzieningen;
- c. ondergeschikte detailhandel;
- d. ondersteunende horeca;
- e. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. tuinen en erven;
- h. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 7 Tuin
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen;
- b. parkeervoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen;
- b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 1,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 2.12, toegelaten.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder 7.2, onder b, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2,0 meter.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen, straten en pleinen;
- b. erftoegangswegen;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. parkeervoorzieningen;
- e. verblijfsgebieden;
met daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
- g. bruggen en duikers;
- h. voorzieningen ten behoeve van:
- 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het (weg)verkeer, alsmede verlichting;
- 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (weg)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (weg)verkeer;
- 3. het onderhoud van de weg, alsmede dienstwegen;
- i. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van 3,5 meter;
- d. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn nutsvoorzieningen toegelaten met een oppervlakte van 20 m² en tot een hoogte van 3,5 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. scheepvaartverkeer en watersport;
- c. tunnels, viaducten, bruggen en duikers en bijbehorende voorzieningen;
met daarbij behorende:
- d. oevers, kaden en aanmeervoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
9.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. woonschepenligplaatsen zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats'.
Artikel 10 Wonen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als Bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- d. 'horeca categorie 1' voor horeca 1 op de begane grond;
- e. 'maatschappelijk' voor maatschappelijke voorzieningen op de begane grond;
- f. 'opslag' voor opslag, niet zijnde de opslag van brand- en explosiegevaarlijke stoffen en goederen, op de begane grond;
met daarbij behorende:
- g. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
- h. parkeergarages en andere parkeervoorzieningen;
- i. tuinen en erven.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
10.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
- d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Waarde - Archeologie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
11.2 Bouwregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 50 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 0,3 meter beneden het maaiveld;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,0 meter beneden het maaiveld;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 6', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 7', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,5 meter beneden het maaiveld
- h. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 8', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 2,0 meter beneden het maaiveld;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 9', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 10', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 0 m² en die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 11', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 1,5 meter beneden het maaiveld;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 12', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,0 meter beneden het maaiveld;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 13', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 3,5 meter beneden het maaiveld;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 14', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 300 m² en die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld
- o. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 15', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en en die tevens dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 16', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld.
11.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 11.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
- b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
- c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 12 Waarde - Beschermd Stadsgezicht Zone A
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht zone A' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht;
- b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden die samenhangen met de historische structuur van het beschermde stadsgezicht.
12.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in aanvulling en afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht zone A' samenvallende bestemming(en) dat:
- a. de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd wordt in de voorste grens van het bouwvlak;
- b. hoofdgebouwen de oorspronkelijke perceelrichting volgen;
- c. hoofdgebouwen aaneengesloten worden gebouwd, uitsluitend onderbroken door poorten of (brand)gangen van maximaal 1,20 meter breed ten behoeve van de ontsluiting van achtererven, met dien verstande dat twee poorten en/of (brand)gangen naast elkaar niet zijn toegestaan;
- d. bestaande hoofdgebouwen niet worden samengevoegd;
- e. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte;
- f. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen ten minste 0,4 meter verschillen met de goot- en bouwhoogte van de aangrenzende hoofdgebouwen;
- g. de hoogte van de begane grondlaag bedraagt niet minder dan 3,5 meter;
- h. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
- i. de richting van een kap ligt loodrecht op de straat;
- j. dakopbouwen zijn niet toegestaan;
- k. dakkapellen zijn wel toegestaan;
- l. dakterrassen zijn niet toegestaan;
- m. de dakhelling van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt niet meer dan de dakhelling van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 60 graden.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 13 Waarde - Beschermd Stadsgezicht Zone B
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht zone B' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
- a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden die samenhangen met het beschermde stadsgezicht;
- b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden die samenhangen met het beschermde stadsgezicht.
13.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in aanvulling en afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht zone B' samenvallende bestemming(en) dat:
- a. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- b. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap met een dakhelling van minimaal 45 graden en maximaal 60 graden;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende dakhelling 1' een dakhelling toegestaan van 10 graden;
- d. in afwijking van het bepaalde onder b is ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'afwijkende dakhelling 2' een platte dakafdekking toegestaan.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het beheer van waterstaatsdoeleinden;
- b. waterstaatkundige voorzieningen, zoals een waterkering.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.
14.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Aanduidingsregels
16.1 Geluidzone
- a. Binnen de 'Geluidzone' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of een verleende hogere waarde (geluid).
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de geldende voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder wordt overschreden en ter plaatse van de gevel(s) waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden sprake is van een dove gevel.
16.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
- a. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
- b. Binnen de 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' mag geen nieuwe bebouwing worden opgericht of hoogopgaande beplanting of bomen worden aangebracht hoger dan de 1/50ste van de afstand tussen het bouwwerk of de beplanting tot het middelpunt van de molen vermeerderd met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en b voor het oprichten van ondergeschikte bouwdelen, dakkapellen, het vergroten van de (nok)hoogte en hoogopgaande beplanting of bomen, mits:
- 1. dit is toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 100 meter' of 'Vrijwaringszone - molenbiotoop 400 meter' samenvalt én sprake is van een situatie waarin de vrije windvang en het zicht op de molen reeds beperkt is door bebouwing of beplanting én de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder wordt beperkt, én;
- 2. vooraf de Stichting 'De Schiedamse Molen' gehoord wordt.
16.3 Veiligheidszone - leiding
- a. Binnen de 'Veiligheidszone- leiding' zijn geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor het toestaan van beperkt kwetsbare objecten, wanneer uit een nadere verantwoording blijkt dat geen sprake is van een onaanvaardbare toename van het groepsrisico, en niet voordat de betrokken leidingbeheerder een positief advies op het voornemen heeft gegeven.
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
- e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij inmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
- f. geluidwerende voorzieningen;
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 18 Algemene Bouwregels
18.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
18.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 19 Algemene Gebruiksregels
19.1 Parkeren, laden, lossen en stallen
- 1. Het gebruik op grond van de bestemmingsregels (oprichting van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik) is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de geldende parkeernormen;
- b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
- 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
- a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
- b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
- c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in naburige parkeervoorziening binnen een straat van 300 meter.
- 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorziening, bij:
- a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
- b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
- c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
- d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto;
- e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
- 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk belang gemoeid is.
- 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
- 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
- 8. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a, en een lagere gemiddelde norm toepassen, indien uit monitoring blijkt dat er een lagere behoefte is aan autoparkeerplaatsen in het gebied, of indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een andere, aanvaardbare autoparkeeroplossing.
19.2 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor opslag van zaken anders dan bedoeld onder b en c;
- e. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
- f. als woonwagenstandplaats.
19.3 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van:
- 1. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- 2. agrarische producten afkomstig van en geteeld op het ter plaatse aanwezige agrarisch bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen en bijgebouwen, voor permanente bewoning;
- c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.
19.4 Bestaande functies
Een bestaand functie op de verdieping die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan feitelijk met vergunning aanwezig was en in strijd is met een in dit plan voorgeschreven functie, mag worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
19.5 Entrees en toegangsportalen
De begane grond van enig gebouw mag eveneens worden gebruikt ten behoeve van een inpandige entree of toegangsportaal ten behoeve van de vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels zijn toegelaten op de verdiepingen van het betreffende gebouw.
19.6 Gebruik aanbouwen
Het gebruik welke blijkens een aanduiding is toegelaten op de begane grondlaag van een hoofdgebouw is tevens toegelaten op de begane grondlaag van een bij het hoofdgebouw behorende aanbouw.
19.7 Gebruik kelder, onderbouw, tussenverdieping en onbebouwd erf
Een kelder, onderbouw, op de begane grondlaag aansluitende tussenverdieping alsmede het bijbehorende onbebouwde erf mogen worden gebruikt ten dienste van alle vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels toegelaten zijn op het perceel, mits dit geen zelfstandige functie betreft.
19.8 Wonen
Onder wonen als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt tevens verstaan het gebruik ten behoeve van:
- a. mantelzorg;
- b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
20.2 Wijzigingsbevoegdheid ter bescherming van waterkeringen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - waterkering', met een bijbehorende verbodsbepaling, ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering, mits:
- a. het gronden betreft welke ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering behoren tot een zone waarvoor een keur- of watervergunning vereist is, én;
- b. op schriftelijk verzoek van de betreffende waterstaatbeheerder.
Artikel 21 Overige Regels
21.1 Bevoegd gezag
Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:
- 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
- 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
- 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;
in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.
21.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 22 Overgangsrecht
22.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 22.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 22.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 23 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Verzamelherziening 2022 van de gemeente Schiedam"
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam
in de openbare vergadering van 22 februari 2022
de griffier, de voorzitter,
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
SBI-code | Omschrijving | Grootste afstand | Categorie |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
011, 012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 30 | 2 |
011, 012, 013, 016 | Tuinbouw: | ||
011, 012, 013 | - bedrijfsgebouwen | 30 | 2 |
011, 012, 013 | - kassen zonder verwarming | 30 | 2 |
011, 012, 013 | - kassen met gasverwarming | 30 | 2 |
0113 | - champignonkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
0113 | - champignonkwekerijen met mestfermentatie | 100 | 3.2 |
0163 | - bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 30 | 2 |
011 | - witlofkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 |
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 2 |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 2 |
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 100 | 3.2 |
132 | Weven van textiel: | ||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 100 | 3.2 |
132 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 300 | 4.2 |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 |
139 | Vervaardiging van textielwaren | 50 | 3.1 |
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 200 | 4.1 |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 50 | 3.1 |
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 50 | 3.1 |
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 30 | 2 |
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||
151,152 | Lederfabrieken | 300 | 4.2 |
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 3.1 |
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 |
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
16101 | Houtzagerijen | 100 | 3.2 |
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
16102 | - met creosootolie | 200 | 4.1 |
16102 | - met zoutoplossingen | 50 | 3.1 |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 3.2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 100 | 3.2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 30 | 2 |
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 100 | 3.2 |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 100 | 3.2 |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 30 | 2 |
1814 | Grafische afwerking | 10 | 1 |
1814 | Binderijen | 30 | 2 |
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 2 |
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 2 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 1 |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 4.2 |
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
221102 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 3.1 |
221102 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 4.1 |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 3.2 |
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
222 | - zonder fenolharsen | 200 | 4.1 |
222 | - met fenolharsen | 300 | 4.2 |
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 3.1 |
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 50 | 3.1 |
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 30 | 2 |
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 100 | 3.2 |
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 |
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 50 | 3.1 |
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | ||
251, 331 | - gesloten gebouw | 100 | 3.2 |
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
2529, 3311 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||
2529, 3311 | - p.o. < 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
2529, 3311 | - p.o. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 200 | 4.1 |
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 200 | 4.1 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 100 | 3.2 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||
2561, 3311 | - algemeen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - stralen | 200 | 4.1 |
2561, 3311 | - metaalharden | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 100 | 3.2 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 100 | 3.2 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 50 | 3.1 |
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
259, 331 | - p.o. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 100 | 3.2 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 50 | 3.1 |
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m2 | 100 | 3.2 |
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
28, 33 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 |
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 2 |
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 4.1 |
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 4.1 |
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 200 | 4.1 |
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 3.2 |
274 | Lampenfabrieken | 300 | 4.2 |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 2 |
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 50 | 3.1 |
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 |
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 2 |
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||
291 | - p.o. < 10.000 m2 | 200 | 4.1 |
291 | - p.o. >= 10.000 m2 | 300 | 4.2 |
29201 | Carrosseriefabrieken | 200 | 4.1 |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 200 | 4.1 |
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 100 | 3.2 |
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
301, 3315 | - houten schepen | 50 | 3.1 |
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 3.2 |
301, 3315 | - metalen schepen < 25 m | 200 | 4.1 |
301, 3315 | - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 500 | 5.1 |
3831 | Scheepssloperijen | 700 | 5.2 |
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||
302, 317 | - algemeen | 100 | 3.2 |
302, 317 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 |
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 200 | 4.1 |
303, 3316 | - met proefdraaien motoren | 1000 | 5.3 |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 100 | 3.2 |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 100 | 3.2 |
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
310 | Meubelfabrieken | 100 | 3.2 |
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 10 | 1 |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 2 |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 |
323 | Sportartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
32991 | Sociale werkvoorziening | 30 | 2 |
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | ||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 |
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 30 | 2 |
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 | 2 |
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 100 | 3.2 |
45204 | Autoplaatwerkerijen | 100 | 3.2 |
45204 | Autobeklederijen | 10 | 1 |
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 |
45205 | Autowasserijen | 30 | 2 |
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 30 | 2 |
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 50 | 3.1 |
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 300 | 4.2 |
4622 | Grth in bloemen en planten | 30 | 2 |
4623 | Grth in levende dieren | 100 | 3.2 |
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 3.1 |
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 50 | 3.1 |
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 50 | 3.1 |
4634 | Grth in dranken | 30 | 2 |
4635 | Grth in tabaksprodukten | 30 | 2 |
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 30 | 2 |
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 |
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 30 | 2 |
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 30 | 2 |
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 30 | 2 |
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 50 | 3.1 |
46499 | - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 500 | 5.1 |
46499 | - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton | 1000 | 5.3 |
46499 | - munitie | 30 | 2 |
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | ||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 50 | 3.1 |
46711 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
46712 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||
46712 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 200 | 4.1 |
46712 | - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 | 500 | 5.1 |
46712 | - tot vloeistof verdichte gassen | 300 | 4.2 |
46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 3.2 |
46721 | Grth in metaalertsen: | ||
46721 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
46721 | - opslag opp. >= 2.000 m2 | 700 | 5.2 |
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 100 | 3.2 |
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 50 | 3.1 |
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 30 | 2 |
46735 | zand en grind: | ||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 100 | 3.2 |
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 30 | 2 |
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 50 | 3.1 |
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 30 | 2 |
46751 | Grth in chemische produkten | 100 | 3.2 |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 2 |
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 | 2 |
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 |
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 |
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 |
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 |
466 | Grth in machines en apparaten: | ||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 100 | 3.2 |
466 | - overige | 50 | 3.1 |
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 30 | 2 |
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 10 | 1 |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
562 | Cateringbedrijven | 30 | 2 |
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 50 | 3.1 |
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 30 | 2 |
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 30 | 2 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 10 | 1 |
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 30 | 2 |
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 50 | 3.1 |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 50 | 3.1 |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 30 | 2 |
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 10 | 1 |
58, 63 | Datacentra | 30 | 2 |
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 3.1 |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 30 | 2 |
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 10 | 1 |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 30 | 2 |
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 50 | 3.1 |
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 50 | 3.1 |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |
96013 | Wasserettes, wassalons | 10 | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 2 Staat Van Milieubelastende Activiteiten (Woongebieden)
SBI-code | Omschrijving | Grootste afstand | Categorie |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
0140 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 | |
- algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 2 | |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 | |
- plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 2 | |
0142 | KI-stations | 30 | 2 |
15 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | ||
1532, 1533 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||
- jam | 100 | 3.2 | |
- groente algemeen | 100 | 3.2 | |
- met koolsoorten | 100 | 3.2 | |
1552 | Consumptie-ijsfabrieken: | ||
- p.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
- p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
1581 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||
- v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens | 30 | 2 | |
- v.c. >= 7500 kg meel/week | 100 | 3.2 | |
1582 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 3.2 |
1584 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
- cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² | 500 | 5.1 | |
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
- suikerwerkfabrieken met suiker branden | 300 | 4.2 | |
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² | 100 | 3.2 | |
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² | 30 | 2 | |
1585 | Deegwarenfabrieken | 50 | 3.1 |
1587 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 4.1 |
1589 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 4.1 |
1591 | Destilleerderijen en likeurstokerijen | 300 | 4.2 |
1593 t/m 1595 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | 30 | 2 |
1596 | Bierbrouwerijen | 300 | 4.2 |
1597 | Mouterijen | 300 | 4.2 |
1598 | Mineraalwater- en frisdrankfabrieken | 100 | 3.2 |
17 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
171 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 100 | 3.2 |
172 | Weven van textiel: | ||
- aantal weefgetouwen < 50 | 100 | 3.2 | |
- aantal weefgetouwen >= 50 | 300 | 4.2 | |
173 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 |
174, 175 | Vervaardiging van textielwaren | 50 | 3.1 |
1751 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 200 | 4.1 |
176, 177 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 50 | 3.1 |
18 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
181 | Vervaardiging kleding van leer | 50 | 3.1 |
182 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 30 | 2 |
183 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 |
19 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||
191 | Lederfabrieken | 300 | 4.2 |
192 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 3.1 |
193 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 |
20 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 100 | 3.2 |
203, 204, 205 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 50 | 3.1 |
205 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 30 | 2 |
22 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
221 | Uitgeverijen (kantoren) | 10 | 1 |
2221 | Drukkerijen van dagbladen | 100 | 3.2 |
2222 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 100 | 3.2 |
2222.6 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 30 | 2 |
2223 | Grafische afwerking | 10 | 1 |
2223 | Binderijen | 30 | 2 |
2224 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 2 |
2225 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 2 |
223 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 1 |
30 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
30 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 2 |
32 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||
321 t/m 323 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 50 | 3.1 |
3210 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 |
33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 2 |
36 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
361 | Meubelfabrieken | 100 | 3.2 |
361 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 10 | 1 |
362 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 2 |
363 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 |
364 | Sportartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
365 | Speelgoedartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
3663.1 | Sociale werkvoorziening | 30 | 2 |
3663.2 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 50 | 3.1 |
45 | BOUWNIJVERHEID | ||
45 | Bouwbedrijven algemeen: | ||
b.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 | |
45 | Aannemersbedrijven met werkplaats: | ||
- b.o. > 1000 m² | 50 | 3.1 | |
- b.o.< 1000 m² | 30 | 2 | |
50 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
501, 502, 504 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 | 2 |
501 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 100 | 3.2 |
5020.4 | Autoplaatwerkerijen | 100 | 3.2 |
5020.4 | Autobeklederijen | 10 | 1 |
5020.4 | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 |
5020.5 | Autowasserijen | 30 | 2 |
503, 504 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 30 | 2 |
51 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
511 | Handelsbemiddeling (kantoren) | 10 | 1 |
5122 | Grth in bloemen en planten | 30 | 2 |
5134 | Grth in dranken | 30 | 2 |
5135 | Grth in tabaksprodukten | 30 | 2 |
5136 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 30 | 2 |
5137 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 |
5138, 5139 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 30 | 2 |
514 | Grth in overige consumentenartikelen | 30 | 2 |
5154 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
- algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 30 | 2 | |
5155.2 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 2 |
5156 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 | 2 |
519 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.) | 30 | 2 |
52 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
527 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 10 | 1 |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
5552 | Cateringbedrijven | 30 | 2 |
60 | VERVOER OVER LAND | ||
6022 | Taxibedrijven | 30 | 2 |
6023 | Touringcarbedrijven | 100 | 3.2 |
6024 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): | ||
- b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 | |
- b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 | |
61, 62 | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | ||
61, 62 | Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) | 10 | 1 |
63 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
6322, 6323 | Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) | 10 | 1 |
633 | Reisorganisaties | 10 | 1 |
634 | Expediteurs, cargadoors (kantoren) | 10 | 1 |
64 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
641 | Post- en koeriersdiensten | 30 | 2 |
642 | Telecommunicatiebedrijven | 10 | 1 |
65, 66, 67 | FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN | ||
65, 66, 67 | Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen | 10 | 1 |
70 | VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED | ||
70 | Verhuur van en handel in onroerend goed | 10 | 1 |
71 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
711 | Personenautoverhuurbedrijven | 30 | 2 |
712 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 50 | 3.1 |
713 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 50 | 3.1 |
714 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 30 | 2 |
72 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
72 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 10 | 1 |
72 | Datacentra | 30 | 2 |
73 | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | ||
731 | Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk | 30 | 2 |
732 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | 10 | 1 |
74 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
74 | Overige zakelijke dienstverlening: kantoren | 10 | 1 |
747 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 3.1 |
7481.3 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 30 | 2 |
7484.4 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 10 | 1 |
75 | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | ||
75 | Openbaar bestuur (kantoren e.d.) | 10 | 1 |
80 | ONDERWIJS | ||
801, 802 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | 30 | 2 |
803, 804 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | 30 | 2 |
85 | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | ||
8511 | Ziekenhuizen | 30 | 2 |
8512, 8513 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | 10 | 1 |
8514, 8515 | Consultatiebureaus | 10 | 1 |
853 | Verpleeghuizen | 30 | 2 |
91 | DIVERSE ORGANISATIES | ||
9111 | Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) | 10 | 1 |
92 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
921, 922 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 30 | 2 |
9234 | Muziek- en balletscholen | 30 | 2 |
9234.1 | Dansscholen | 30 | 2 |
9251, 9252 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | 10 | 1 |
926 | Sportscholen, gymnastiekzalen | 30 | 2 |
93 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
9301.1 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 50 | 3.1 |
9301.1 | Tapijtreinigingsbedrijven | 50 | 3.1 |
9301.2 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 |
9301.3 | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |
9301.3 | Wasserettes, wassalons | 10 | 1 |
9302 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | 10 | 1 |
9304 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | 30 | 2 |
9305 | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | 10 | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 3 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.
Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:
Milieucategorie | 1 | 2 | 3.1 | 3.2 | 4.1 | 4.2 | 5.1 | 5.2 | 5.3 | 6 |
Richtafstand | 10 | 30 | 50 | 100 | 200 | 300 | 500 | 700 | 1.000 | 1.500 |
Bestemmingsplantoetsing
De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.
De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.
Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.
Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De gemeente Schiedam stelt periodiek een bestemmingsplan vast dat betrekking heeft op het verwerken van actuele inzichten en situaties. Dit bestemmingsplan regelt bijvoorbeeld de bestemmingslegging van in eigendom overgedragen percelen verkocht snippergroen. Ook worden omgevingsvergunningen die via de uitgebreide afwijkingsprocedure zijn verleend van een planologisch kader voorzien. Als laatste wordt het bestemmingsplan aangegrepen om enkele onvolkomenheden uit van kracht zijnde bestemmingsplannen aan te passen.
Snippergroen
Door ontwikkelingen in het verleden is er veel snippergroen ontstaan. Regelmatig is er vraag van bewoners om deze gronden uit te geven. De nota's 'Werkwijze snippergroen' en 'Aanvulling werkwijze snippergroen' geven de voorwaarden waaraan bij de uitgifte van snippergroen moet worden voldaan. Op basis van het snippergroenbeleid is de afgelopen jaren op verschillende momenten besloten om snippergroen uit te geven aan bewoners. Met dit bestemmingsplan wordt de privaatrechtelijke uitgifte van deze gronden planologisch doorvertaald door de (openbare) groen- of verkeersbestemming te wijzigen naar een woon- of tuinbestemming. In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.
Uitgebreide omgevingsprocedures
In het verleden zijn enkele vergunningen met een afwijking van het bestemmingsplan verleend. Omwille van de rechtszekerheid is er voor gekozen om deze projecten in dit bestemmingsplan op te nemen, zodat de nieuwe bestemmingen expliciet voor burgers duidelijk worden. Dit komt de rechtszekerheid ten goede. Het gaat daarbij om locaties waar geen gerechtelijke procedure voor loopt. In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.
Verbeteringen reeds vastgestelde bestemmingsplannen
In de afgelopen tien jaar zijn veel bestemmingsplannen vastgesteld. Soms zat daar een omissie in en soms is het feitelijk gebruik gewijzigd danwel is duidelijk geworden dat een bepaalde situatie niet correct was bestemd, waardoor er reden kon ontstaan om het bestemmingsplan aan te passen.Voorbeelden van een omissie is het niet opnemen van een aanduiding horeca-1 in de bestemming Wonen-2 in het bestemmingsplan Oost. Voorbeelden van feitelijke wijzigingen zijn het vervallen van een ligplaats en een functie detailhandel in de Nieuwe Haven. In hoofdstuk 2 zijn deze situaties opgesomd.
1.2 Ligging Plangebied
Het bestemmingsplan betreft de gronden waar sprake is geweest van de uitgifte van snippergroen. Verder zijn locaties in het plan opgenomen waarbij aan aanpassing plaatsvindt van het huidige bestemmingsplan, ofwel naar aanleiding van verleende vergunningen danwel omdat de feitelijke situatie niet overeenkomt met het gelegde planologisch kader.
Het bestemmingsplan ziet daardoor niet op een aaneengesloten gebied, maar bevat diverse locaties verspreid over het gehele grondgebied van Schiedam. Daarom wordt voor een nadere duiding van het plangebied verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn momenteel onderstaande bestemmingsplannen van kracht, welke met dit plan (gedeeltelijk)worden herzien. Het betreft de volgende plannen:
Bestemmingsplan | IMRO-code | Vaststelling raad |
Binnenstad 2014 | NL.IMRO.0606.BP0026-0002 | 10 juli 2014 |
Harga | NL.IMRO.0606.BP0020-0002 | 10 juni 2013 |
Groenoord 2015 | NL.IMRO.0606.BP0030-0003 | 15 september 2015 |
Kethel e.o. | NL.IMRO.0606.BP0003-0001 | 21 april 2011 |
Nieuwland 2016 | NL.IMRO.0606.BP0038-0003 | 6 juni 2017 |
Oost | NL.IMRO.0606.BP0004-0002 | 27 oktober 2011 |
Spaland | NL.IMRO.0606.BP0006-0002 | 27 oktober 2011 |
West | NL.IMRO.0606.BP0002-0002 | 26 april 2012 |
Woudhoek | NL.IMRO.0606.BP0005-0002 | 2 februari 2012 |
1.4 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- de verbeelding: hierop staan de bestemmingen van alle gronden aangegeven. Op de verbeelding is zowel de bestemmingslegging zoals die met dit bestemmingsplan wordt gerealiseerd weergegeven, als de 'oude' bestemmingslegging zoals die eerder van toepassing was.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande En Toekomstige Situatie
De verbeelding van het bestemmingsplan geeft zowel de oude als de nieuwe bestemmingslegging van de percelen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Dit maakt, in combinatie met de genoemde adressen, de wijzigingen goed inzichtelijk. De beschrijving in dit hoofdstuk is hierom beknopt gehouden.
2.1 Snippergroen
2.1.1 Binnenstad: Oude Kerkhof 14
De gronden ten oosten van de woning aan Oude Kerkhof 14, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 3907, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie en Waarde-Beschermd Stadsgezicht A en de gebiedsaanduidingen Geluidzone en Vrijwaringszone – Molenbiotoop 400 m worden ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.2 Groenoord: Borodinlaan 50B
De gronden ten zuiden van de woning aan Borodinlaan 50B, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9338, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfgebied in het geldende bestemmingsplan Groenoord 2015. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie en de gebiedsaanduiding Geluidzone worden ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.3 Kethel: Berkenlaan 19
De gronden nabij de woning aan Berkenlaan 19, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9332, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.4 Kethel: Berkenlaan 29
De gronden ten westen van de woning aan Berkenlaan 29, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9476, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.5 Kethel: Berkenlaan 34
De gronden nabij de woning aan Berkenlaan 34, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9428 en 9429, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.6 Kethel: Berkenlaan 36
De gronden nabij de woningen aan Berkenlaan 36, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9342, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Wonen-3 in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.7 Kethel: Bosrand 2 t/m 20 (even nummers)
De gronden aan de zuidkant van de 10 woningen aan Bosrand 2-20 zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woningen op die adressen.
Adres | 2 | 4 | 6 | 8 | 10 | 12 | 14 | 16 | 18 | 20 |
Kadastraal (sectie Q) | 9452 | 9456 | 9458 | 9457 | 9453 | 9454 | 9455 | 9449, 9670 | 9451, 9668 | 9450, 9669 |
De gronden hebben de (enkel)bestemming Groen in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.8 Kethel: Fazantlaan 58
De gronden ten noorden en oosten van de woning aan Fazantlaan 58, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9521 en 9523, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.9 Kethel: Fazantlaan 59
De gronden ten zuiden van de woning aan Fazantlaan 59, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9529, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.10 Kethel: Kievitslaan 19
De gronden ten noorden van de woning aan Kievitslaan 19, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9519, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.11 Kethel: Kievitslaan 60
De gronden ten zuiden en oosten van de woning aan Kievitslaan 60, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9493 en 9494, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.12 Kethel: Molensingel 53
De gronden ten noorden van de woning aan Molensingel 53, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9484, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.13 Kethel: Molensingel 103
De gronden nabij de woning aan de Molensingel 103, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9437 en 9439, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woningen op die adressen. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.14 Kethel: Molensingel 125
De gronden nabij de woning aan de Molensingel 125, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9473, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woningen op die adressen. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o.. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.15 Nieuwland: Jan van Zutphenstraat 18D
De gronden ten zuiden van de woning aan Jan van Zutphenstraat 18D, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 3618, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Groen-1 in het geldende bestemmingsplan Nieuwland 2016. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Tuin. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie en de gebiedsaanduidingen Geluidzone en Vrijwaringszone-Molenbiotoop-400 m worden ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.16 Spaland: Göteborg 2
De gronden ten noorden van de woning aan Göteborg 2, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9513, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Groen-1 in het geldende bestemmingsplan Spaland. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.17 Spaland: Odinholm 21
De gronden nabij Odinholm 21, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9445, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfgebied in het geldende bestemmingsplan Spaland. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.18 Woudhoek: Voorberghlaan 28
De gronden ten noorden van de woning aan Voorberghlaan 28, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummer 9334, zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woning op dat adres. De gronden hebben de (enkel)bestemming Groen-1 in het geldende bestemmingsplan Woudhoek. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.1.19 Woudhoek: Warmoezenierstraat 15 t/m 31 (oneven nummers)
De gronden aan de westkant van de 9 woningen aan de Warmoezenierstraat 15 t/m 31, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie Q nummers 9314, 9317, 9313, 9312, 9316, 9315, 9318, 9322, 9310 zijn uitgegeven als privétuin of erf ten behoeve van de woningen op die adressen. De gronden hebben de (enkel)bestemming Verkeer-Verblijfsgebied in het geldende bestemmingsplan Woudhoek. De bestemming van de gronden wordt gewijzigd naar de bestemming Wonen. De reeds aanvullend geldende dubbelbestemming Waarde-Archeologie wordt ongewijzigd overgenomen in het nieuwe bestemmingsplan.
2.2 Uitgebreide Afwijkingsprocedures
2.2.1 Binnenstad: Lange Nieuwstraat Blauwhuiskwartier
Op 28 augustus 2019 is er in afwijking van het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014 (bestemming Gemengd-5) een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van 31 woningen (26 appartementen en 5 loftwoningen) op de locatie van het voormalige postsorteercentrum aan Lange Nieuwstraat 191, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie L nummer 3265. Daarbij zijn ook hogere waarden (geluid) verleend (zie Bijlage 1).
De afwijkingen van het bestemmingsplan hadden onder andere betrekking op de hoogte van het nieuwe appartementengebouw, dat met 16,6 meter hoger was dan de toegestane 16 meter. Daarnaast werd niet voldaan aan de standaardregel met betrekking tot de gewenste dakhelling en de gebruikelijke afwijkingen, aangezien deze 10 graden bedraagt. Ook werd niet voldaan aan de bepalingen met betrekking tot geluidhinder, omdat de voorkeursgrenswaarde werd overschreden en er terplekke geen sprake is van een dove gevel. Als laatste is relevant dat er slechts is uitgegaan van de realisatie van woningen, waardoor de overige functies binnen de geldende gemengde bestemming niet zullen worden gerealiseerd en daarom kunnen worden wegbestemd.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en worden de bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken aangepast. Daarnaast wordt een specifieke aanduiding toegevoegd aan de verbeelding op grond waarvan binnen de bestemming Waarde Beschermd Stadsgezicht B een afwijkende dakhelling (10 graden) is toegestaan. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
2.2.2 Binnenstad: Tuinlaan 56A/B
Op 9 oktober 2019 is er in afwijking van het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014 (bestemming Wonen) een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van een vrijstaande woning op de locatie Tuinlaan 56B, ter plaatse van verouderde bedrijfsbebouwing op het achtererf van de bestaande woning aan Tuinlaan 56A, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie L nummers 4203 en 4205. Daarbij zijn ook hogere waarden (geluid) verleend (zie Bijlage 2).
De afwijkingen van het bestemmingsplan hadden betrekking op het ontbreken van een bouwvlak voor een woning/hoofdgebouw en de toegestane hoogte, alsook bepalingen met betrekking tot de geluidzone en het beschermd stadsgezicht.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en worden de bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken aangepast. Daarnaast wordt een specifieke aanduiding toegevoegd aan de verbeelding op grond waarvan binnen de bestemming Waarde Beschermd Stadsgezicht B een afwijkende (platte) dakhelling is toegestaan. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. De functieaanduiding Specifieke vorm van dienstverlening – zakelijke dienstverlening keert niet terug.
2.2.3 Harga: Burgemeester Verveenstraat 15
Op 13 januari 2020 is er in afwijking van het geldende bestemmingsplan Harga (bestemming Groen-1) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning op de locatie aan Burgemeester Verveenstraat 15, tussen huisnummers 13 en 23, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie P nummer 2159. Daarbij zijn ook hogere waarden (geluid) verleend (zie Bijlage 3).
De afwijkingen van het bestemmingsplan hadden vooral betrekking op het ontbreken van een woonbestemming, met een bouwvlak en een toegstane bouwhoogte.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en worden bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken opgenomen. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
2.2.4 Nieuwland: Burgemeester Honnerlage Gretelaan 51-67
Op 19 november 2018 is er in afwijking van het geldende bestemmingsplan Nieuwland 2016 (bestemming Wonen en Verkeer - Verblijfsgebied) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 36 nieuwbouw woningen rond een inpandige parkeergarage op de locatie aan Burgemeester Honnerlage Gretelaan 51-67, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie H nummers 1848 en 3228. Hogere waarden (geluid) waren niet nodig.
De afwijkingen hadden betrekking op een afwijkende verkaveling van de locatie.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en Tuin worden de bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken aangepast. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
2.2.5 West: Dr. Noletstraat - Juliana van Stolbergstraat De Maurits
Op 6 november 2018 is er in afwijking van het geldende bestemmingsplan West (bestemming Kantoor) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van 27 appartementen met parkeergarage op de locatie van het kantoorpand van het voormalig technisch administratief centrum van het ziekenhuis aan Juliana van Stolbergstraat 6 / hoek Dr. Noletstraat, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie M nummer 6870. Daarbij zijn ook hogere waarden (geluid) verleend (zie Bijlage 4).
De afwijking had betrekking op een andere functie en een ander, hoger gebouw op deze locatie.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en Tuin en worden de bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken aangepast. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
2.2.6 West: Fabriplein
In afwijking van het geldende bestemmingsplan West (bestemming Wonen) is een omgevingsvergunning verleend voor de vervangende nieuwbouw van 46 woningen op de locatie van 72 bestaande woningen aan het Fabriplein, kadastraal bekend gemeente Schiedam, sectie M nummers 3217, 3388, 3486, 6900.
De afwijking had betrekking op de hoofdgebouwen die gedeeltelijk buiten het bouwvlak liggen. Hogere waarden (geluid) waren niet nodig, omdat het vervangende nieuwbouw betrof.
Om het bestemmingsplan in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie wordt de bestemming van het perceel gewijzigd naar Wonen en worden de bijbehorende bouw- en maatvoeringsvlakken aangepast. De overige dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn ongewijzigd overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan.
2.2.7 Nieuwland: Parkweg-Midden fase C
De locatie Parkweg-Midden ligt deels in de buurt van Schiehart en deels in de Nolensbuurt. Het gebied bestaat hoofdzakelijk uit portieketagewoningen met een matige woonkwaliteit, in eigendom van woningbouwvereniging Woonplus. Het voornemen is uitgewerkt om de technisch en functioneel sterk verouderde woningen te slopen en het gebied te herontwikkelen. Het doel van de herontwikkeling is om een buurt te realiseren waar het prettig en veilig is om te wonen en te verblijven en waar het mogelijk is wooncarrière te maken, in lijn met de uitgangspunten van de Woonvisie 2030. Daarbij past het toevoegen van duurzame woningen voor gezinnen en duurzame levensloopbestendige woningen (één- en tweepersoonshuishoudens, senioren), die momenteel in Schiedam in zowel de (sociale) huursector als de koopsector schaars zijn. Met de uitvoering van deze herontwikkeling is inmiddels gestart.
Om deze ontwikkeling mogelijk te maken moest het bestemmingsplan 'Nieuwland 2016' worden herzien. De herziening van het gedeelte van de herontwikkellocatie ten westen van de M.C.M. de Grootstraat is mogelijk gemaakt met het wijzigingsplan Parkweg-Midden. Voor een nadere motivering wordt verwezen naar de toelichting behorende bij het wijzigingsplan Parkweg-Midden. Voor het gedeelte ten oosten van de M.C.M. de Grootstraat geldt dat deze buiten de reikwijdte van de wijzigingsbevoegdheid valt. Voor dit deelgebied, bekend als Parkweg-Midden fase C, is afzonderlijk een omgevingsvergunning in afwijking van het geldende bestemmingsplan verleend. Deze omgevingsvergunning wordt in het voorliggende bestemmingsplan verwerkt.
De locatie krijgt de bestemmingen Wonen en Verkeer-Verblijfsgebied, de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-8, de gebiedsaanduidingen Geluidzone en Vrijwaringszone-Molenbiotoop 400 m, een bouwvlak, een maatvoeringsvlak Maximum aantal bouwlagen 2.
2.3 Verbeteringen Reeds Vastgestelde Bestemmingsplannen
2.3.1 Binnenstad: Ligplaats tegenover Nieuwe Haven 120
De ligplaats tegenover Nieuwe Haven 120 (de Plantenschuit) heeft in het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014 de functieaanduiding Detailhandel. Deze functie is echter niet meer aanwezig. De locatie krijgt opnieuw de bestemming Water, de dubbelbestemmingen Waarde-Archeologie-15 en Waarde-Beschermd Stadsgezicht A en de gebiedsaanduiding Geluidzone en Vrijwaringszone- Molenbiotoop 400 m. Per saldo wordt dus alleen de functieaanduiding Detailhandel verwijderd.
2.3.2 Binnenstad: Roosbeek 20
De locatie met adres Roosbeek 20 heeft in het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014 de bestemming Centrum-1. In die bestemming zijn geen woningen toegestaan op de begane grond. Inmiddels is daar aan de achterzijde, ook op de begane grond, een woning aanwezig. Deze woning bevindt zich alleen aan de achterkant, daarom wordt slechts dat deel van de kavel meegenomen.
De locatie krijgt opnieuw de bestemming Centrum-1, de dubbelbestemmingen Waarde- Archeologie-3, Waarde-Beschermd Stadsgezicht A en Waterstaat-Waterkering, de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone-Molenbiotoop 400 m, de functieaanduidingen Atelier en Wonen en een bouwvlak. Per saldo wordt dus de functieaanduiding Wonen toegevoegd.
2.3.3 Binnenstad: Roosbeek 24 - Hoogstraat 124AB
De locatie met adres Roosbeek 24 heeft in het geldende bestemmingsplan Binnenstad 2014 de bestemming Centrum-1 en de functieaanduiding Horeca van categorie 1. In die bestemming zijn geen woningen toegestaan op de begane grond. Inmiddels is ook op de begane grondlaag van Roosbeek 24 een woning aanwezig. In totaal zijn hier twee woningen aanwezig. Op de begane grond van adres Hoogstraat 124 bevindt zich echter geen woning. Dit heeft te maken met het hoogteverschil tussen Hoogstraat en Roosbeek. Daarom wordt hier, in tegenstelling tot Roosbeek 20, de hele kavel meegenomen.
De locatie krijgt opnieuw de bestemming Centrum-1, de dubbelbestemmingen Waarde- Archeologie-3, Waarde-Beschermd Stadsgezicht A en Waterstaat-Waterkering, de gebiedsaanduiding Vrijwaringszone-Molenbiotoop 400 m, de functieaanduidingen Atelier, Horeca 1 en Wonen en een bouwvlak. Per saldo wordt dus de functieaanduiding Wonen toegevoegd. Het is echter wenselijk dat er aan de zijde van de Hoogstraat op de begane grond geen woning komt. Daarom wordt dat als specifieke regel toegevoegd.
2.3.4 Groenoord: Jacques Urlusplein 100
De locatie met adres Jacques Urlusplein 100 heeft in het geldende bestemmingsplan Groenoord 2015 de (enkel)bestemming Maatschappelijk. De maximum bouwhoogte bedraagt 3 m. Dit is echter niet juist. In 1980 is er een bouwvergunning verleend voor het pand (3 bouwlagen, 9,17 meter hoog).
De locatie krijgt opnieuw de (enkel)bestemming Maatschappelijk, de dubbelbestemming Waarde- Archeologie-6, de gebiedsaanduiding Geluidzone, een bouwvlak, een maatvoeringsvlak Maximum bouwhoogte 10 meter. Per saldo wordt slechts de toegestane maximum bouwhoogte aangepast.
2.3.5 Kethel: Olivier van Noortstraat 1
Het bedrijfspand met adres Olivier van Noortstraat 1 heeft in het geldende bestemmingsplan Kethel e.o. de (enkel)bestemming Bedrijf en een functieaanduiding die daar specifiek een vlakdrukkerij mogelijk maakt. Dit bedrijfis inmiddels niet meer aanwezig. Het is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en eventuele hinder voor de omgeving niet wenselijk dat een vlakdrukkerij (milieuhindercategorie 3.2) zich vestigt in dit pand meer zal zijn toegestaan. Het bestemmingsplan zal zodanig worden aangepast dat uitsluitend nog bedrijven in de milieuhindercategorie 1 en/of 2 zijn toegestaan, zoals ook geldt voor de rest van bedrijventerrein Kethelvaart
Het bedrijfspand krijgt opnieuw de bestemming Bedrijf en de dubbelbestemming Waarde-Archeologie-6. Binnen het bouwblak wordt een maximum hoogte van 7 meter weer opgenomen. Per saldo zal de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5' voor een vlakdrukkerij (maximaal categorie 3.2) verdwijnen.
2.3.6 Oost: Singel 230 B-1
De locatie met het adres Singel 230 B-1 heeft in het geldende bestemmingsplan Oost de (enkel)bestemming Wonen-2 en een functieaanduiding Specifieke vorm van horeca-1. In de bestemming Wonen-2 is abusievelijk nergens vermeld dat deze functie daar via een dergelijke aanduiding mogelijk is. De planregels zijn aangevuld om deze omissie te herstellen.
2.3.7 West: Van Beverenstraat 43
Het perceel Van Beverenstraat 43 is in het geldende bestemmingsplan West bestemd voor wonen. Het pand is echter op de begane grond van oudsher in gebruik voor de opslag van goederen, en is voor een omvorming naar een woning niet geschikt. Om die reden wordt binnen de bestemming Wonen op het perceel nu ook de opslag van goederen mogelijk gemaakt door middel van een functieaanduiding 'opslag'. Deze functie beperkt zich tot de begane grond van het pand.
2.3.8 Nieuwland: Burg. van Haarenlaan 742
Op het perceel Burgemeester van Haarenlaan 742 is reeds lange tijd een tandheelkundige praktijk gevestigd. Het geldende bestemmingsplan Nieuwland 2016 kent ter plaatse alleen de bestemming Wonen toe. Vanwege de omvang van de praktijk kan deze niet onder de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten worden geschaard, ook omdat het gaat om een zelfstandige functie zonder binding met bewoning van een bijbehorende woning. Om die reden wordt binnen de bestemming Wonen op het perceel nu ook de uitoefening van de praktijk mogelijk gemaakt door middel van een functieaanduiding 'maatschappelijk'. Deze functie beperkt zich tot de begane grond van het pand, op de plek waar de praktijk is gevestigd.
2.3.9 Oost: dubbelbestemming archeologie
De archeologische dubbelbestemming van het bestemmingsplan Oost is niet conform de actuele inzichten. Zo geldt er op dit moment bijvoorbeeld voor wat betreft het aanlegvergunningvereiste geen uitzondering voor reguliere werkzaamheden. Hierdoor is dan in principe voor dat soort reguliere werkzaamheden ook een aanlegvergunning nodig. Dit is geen gewenste situatie. Daarom wordt artikel 22 van het tot nog toe geldende bestemmingsplan Oost vervangen door de nieuwe archeologische dubbelbestemming van dit bestemmingsplan.
2.3.10 Spaland en Kethel: legger hoogheemraadschap
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2017 een nieuwe legger vastgesteld naar aanleiding van een grootschalige studie in 2012 naar de ligging van alle waterkeringen, inclusief polderkaden. De huidige dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering rond Park Kethel tot aan de noordrand van Spaland en in Kerthel is nog gebaseerd op de oude legger. Deze wordt nu in overeenstemming gebracht met de huidige legger. Daarom wordt de tot nog toe geldende dubbelbestemming verwijderd en/of vervangen door de nieuwe dubbelbestemming van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Deze paragraaf geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en het behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en een het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij.
De structuurvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk, waardoor de ladder niet van toepassing is op het bestemmingsplan.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De nationale belangen uit de structuurvisie, die juridisch borging vragen, zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Geen van deze rijksbelangen zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Provinciaal omgevingsbeleid
Het Omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening die per 1 april 2019 in werking zijn Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. Met haar Omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit onze provinciale opgaven. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. Het geheel aan bestaande beleidskeuzes, inclusief de doorwerking naar programma's en verordening, vormt het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving.
3.2.2 Provinciale Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen: de ruimtelijke structuurvisie, het milieubeleidsplan, het regionale waterplan, het verkeers- en vervoersplan en de natuurvisie. Ten aanzien van sturing wil de provincie meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. Men werkt vanuit een aantal principes en kaders, als waarborg voor kwaliteit. Deze sturingsprincipes zijn: opgavegericht, provinciaal belang, maatwerk (gebiedsgericht, uitgaan van passend schaalniveau, ruimte voor differentiatie). Vanuit provinciaal belang is beleid ontwikkeld voor 12 'Opgaven Omgevingskwaliteit', waar men samen met andere overheden en maatschappelijke partners aan werkt. Bij deze opgaven horen diverse beleidsuitwerkingen (samenhangende beleidskeuzes).
Geen van de provinciale opgaven zijn van toepassing op het plangebied. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in de Provinciale Omgevingsvisie.
3.2.3 Provinciale Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie.
Bescherming van archeologische waarden is geregeld via de archeologische dubbelbestemming.
Bescherming van waterkerende functie van waterkeringen is geregeld via de betreffende dubbelbestemming.
Bescherming van de vrije windvang van molens is geregeld via de betreffende gebiedsaanduiding.
Verder zijn geen provinciale belangen specifiek relevant. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in de Provinciale Omgevingsverordening.
3.2.4 Keur en legger Hoogheemraadschap van Delfland
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2017 een nieuwe legger vastgesteld. De legger toont waterkeringen, oppervlaktewaterlichamen, bergingsgebieden en ondersteunende kunstwerken. Onder de waterkeringen vallen de primaire waterkeringen (zeewering en Delflandsedijk), regionale waterkeringen (genormeerde boezemkaden, genormeerde compartimenteringskeringen, keringen rondom boezembergingen en genormeerde polderkaden) en overige waterkeringen (polderkaden en landscheiding). In de legger geeft Delfland voor elk waterstaatswerk aan waaraan deze moet voldoen, wie welk soort onderhoud doet en waar welke regels gelden, zodat alles op orde blijft. Deze ‘regels’ staan in de Keur Delfland, de bijbehorende Algemene Regels en de beleidsregels. Ook geeft Delfland aan waar de beschermingszone en het profiel van vrije ruimte ligt. Dit is ruimte die Delfland reserveert om bijvoorbeeld wateren in goede staat te houden, of om een dijk in de toekomst te kunnen versterken. De legger is een juridisch instrument en is gebaseerd op de Waterwet en de Waterschapwet. De legger bestaat uit twee delen: leggertekst: het tekstuele deel van de legger (leggertekst) en de digitale verbeelding van de legger (leggerkaart). De leggerkaart moet samen met de leggertekst gelezen worden.
De legger is zo nodig verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan.
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.3.1 Stadsvisie
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien.
De Stadsvisie zet in op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven voor een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving. De uitgifte van snippergroen als privétuin draagt hier aan bij.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, verbeteringen vastgestelde plannen en feitelijke wijzigingen) zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.2 Woonvisie 'Groei als kans voor de stad'
Op 29 september 2020 is de woonvisie 'Groei als kans voor de stad' vastgesteld. De Woonvisie geeft een actuele kijk op het wonen in Schiedam en beschrijft de koers die de gemeente de komende 20 jaar wil volgen. De belangrijkste ambities van de Woonvisie zijn: groei als kans voor de stad, wooncarrière voor alle Schiedammers, passende en herkenbare woonmilieus, passende woningen, groei van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving, een veilige en leefbare woonomgeving en verduurzaming van de bestaande bouw en nieuwbouw. Om deze ambities te realiseren gaat de Woonvisie uit van:
• het toevoegen van 6.000 woningen en het vervangen van 1.000 woningen tot 2030;
• het realiseren van 2.000 passende woningen voor senioren;
• het gelijk houden van de sociale woningvoorraad (niveau 2018);
• versterken particuliere woningverbetering, inclusief verduurzamen bestaande woningen.
Schiedam heeft de ambitie om de komende jaren belangrijke tekorten aan passende woningen aan te vullen en daarnaast de sociale voorraad in absolute aantallen gelijk te houden. Het doel is dat er voldoende passende woningen beschikbaar komen om een wooncarrière in Schiedam te kunnen maken. De behoefte bestaat met name uit meer verschillende typen woningen voor Schiedammers die willen doorstromen binnen Schiedam, maar ook het toevoegen van woningtypen die momenteel nog ontbreken in Schiedam. Om in deze behoefte te voorzien zullen binnen de stad aantrekkelijke nieuwe woongebieden worden ontwikkeld, waardoor het woningaanbod afwisselender wordt en de kwaliteit van de leefomgeving stijgt.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.3 Mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst'
De mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst' is op 3 november 2020 vastgesteld. De Mobiliteitsvisie heeft als ambitie om bij te dragen aan het realiseren van een leefbare en bereikbare stad, een gezonde en duurzame stad en een sociale en veilig stad.
Een aantrekkelijke stad is een stad waar ruimte is voor wonen, ontmoeten, werken en recreëren. Mobiliteit zorgt voor verbinding en kan ontwikkelingen aanjagen. Mobiliteit heeft ook een keerzijde; hoge parkeerdruk, toenemende overlast van binnenstadslogistiek en een groeiend aantal files in en rondom de stad, die de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad onder druk zetten. Tegelijkertijd heeft een goede bereikbaarheid van bedrijven voor werknemers, werkgevers en leveranciers een directe invloed op het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Schiedam in de regio.
De Mobiliteitsvisie geeft een andere, vernieuwende kijk op mobiliteit, met een juiste balans als uitgangspunt. Keuzes die verblijfkwaliteit toevoegen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen en plekken verbonden blijven. Daarbij wordt meer ingezet op duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen, zoals lopen, fietsen en een kwalitatief hoogwaardig OV en worden auto's en vrachtverkeer zoveel als mogelijk geweerd uit de drukke binnenstad. Tegelijkertijd wordt het eenvoudiger en aantrekkelijker om te kiezen voor alternatieven.
Transportmiddelen zijn verantwoordelijk voor bijna een derde van alle CO2 uitstoot door verkeer en voor meer dan 60 procent van de uitstoot van stikstofdioxide (NO2). De bijdrage hiervan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook de gezondheid is aanzienlijk. De ambitie is om deze uitstoot terug te dringen, met een sterkere inzet op duurzame en groene alternatieven voor met name het auto- en vrachtverkeer. Bij de sociale component van mobiliteit wordt ingezet op 'inclusiviteit': iedereen moet van het mobiliteitsaanbod gebruik kunnen maken.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.4 Klimaatbeleid 'Een wereld te winnen'
Het klimaatbeleid heeft twee invalshoeken: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Mitigatie richt zich op het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering. Adaptatie accepteert klimaatverandering en richt zich op aanpassen van de omgeving aan de gevolgen daarvan.
Op 3 november 2020 heeft de gemeenteraad het klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' vastgesteld. Het Klimaatbeleid bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid en het Klimaatbeleidsplan 2016-2020. De ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen en de stad voor te bereiden om de energietransitie. Op 12 maart 2019 heeft de gemeenteraad het Klimaatadaptatieplan Schiedam vastgesteld, waarin de ambitie is vastgelegd dat de stad in 2050 klimaatbestendig en water robuust is ingericht. De belangrijkste doelstellingen uit beide nota's zijn:
- 49% minder uitstaat van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990;
- in 2050 is Schiedam CO2-neutraal;
- iedereen kan meedoen in de energietransitie;
- Schiedam is voorbereid op extreme weersomstandigheden;
- het vergroten van de biodiversiteit en het versterken van de ecologische waarde in en buiten Schiedam.
Om deze doelstellingen te bereiken wordt voor wat betreft klimaatmitigatie verder ingezet op de toepassing van zonne-energie, met als ambitie om in 2030 op 40% van de daken zonnepanelen te hebben. Ook is er ruimte voor andere vormen van hernieuwbare energie-voorziening, zoals windenergie, warmtepompen en warmte-koude opslag. De ambities zijn er op gericht om in 2050 voor wat betreft de woningen volledig aardgasvrij te zijn. Voor nieuwbouw en bij herstructurering geldt daarbij dat voldaan moet worden aan de wettelijke BENG-normen ten aanzien van de maximale energiebehoefte, het maximale primair fossiele energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. Daarnaast geldt dat zoveel als mogelijk gebruik gemaakt wordt van circulaire materialen, waarbij bijvoorbeeld aandacht is voor materiaalregistratie, losmaakbaarheid, biobased en non-virgin.
Klimaatadaptatie betreft vier thema's, die betrekking hebben op 'te veel' of 'te weinig' aan water: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Om wateroverlast te voorkomen, is uitgangspunt dat de stad een extreme bui (waarbij 60 mm neerslag valt in een uur tijd) kan verwerken. Om in tijden van droogte het uitdrogen van de bodem en het 'uitzakken' van de grondwaterstand tegen te gaan, wordt zoveel mogelijk water opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem. Om de opwarming van de stad in tijden van een hittegolf te beperken, is de doelstelling dat de stad hooguit 2 °C meer opwarmt dan het omliggende landelijke gebied. Doelstelling voor overstromingen is dat Schiedammers beschikken over een handelingsperspectief voor de overstromingsgevoelige gebieden.
Een ander gevolg van klimaatverandering is de wereldwijde afname van biodiversiteit. Om verschillende redenen wil Schiedam het groen in de stad versterken. Er is een samenhang met klimaatadaptatie, omdat vergroening ook een rol speelt in met name de aanpak van hittestress. Door een goede groeninrichting van de buitenruimte en door in en rond bebouwing natuur-inclusieve maatregelen te nemen, wordt (mede) een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van de biodiversiteit in de stad.
3.3.5 Klimaatadaptatieplan
Het klimaatbeleid heeft twee invalshoeken: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Mitigatie richt zich op het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering. Adaptatie accepteert klimaatverandering en richt zich op aanpassen van de omgeving aan de gevolgen daarvan.
Het Klimaatadaptatieplan is op 12 maart 2019 vastgesteld door gemeenteraad van Schiedam. Het plan beschrijft in hoofdlijnen hoe Schiedam de komende jaren wil werken aan klimaatadaptatie: aan het aanpassen van de stad aan de gevolgen van de klimaatverandering. Het concept gaat in op vier thema's: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Het document geeft inzicht in ambitie, strategie en financiering.
3.3.6 Groenvisie 'Buitengewoon groen'
De groenvisie 'Buitengewoon groen' is op 2 februari 2021 vastgesteld. De Groenvisie sluit aan op de GroenBlauwe Structuurvisie uit 2015 en de daarin gegeven beschrijving van de aanwezige groenstructuren en bijbehorende doelstellingen. Aanvullend op de GroenBlauwe Structuurvisie gaat de Groenvisie dieper in op de waarde van het groen in de leefomgeving.
Schiedam beschikt over een groot aantal mooie, groene voorzieningen, zoals parken, groene- en blauwe verbindingszones, boomstructuren en groene gebieden in de wijken. Tegen de achtergrond van alle stedelijke ontwikkelingen wordt dit bestaande groen gekoesterd. Verspreid over de stad liggen tal van kansen om het groen als belangrijke pijler voor een aantrekkelijke woon- en leefomgeving niet alleen te handhaven, maar vooral te versterken, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.
Het 'groen' vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Schiedam wil haar kwaliteiten als aantrekkelijke, groene stad beter presenteren en verder uitbouwen. De komende jaren wil de stad werken aan het versterken van de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de openbare ruimte. Groen is van groot belang voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het tegengaan van wateroverlast en hittestress. Daarnaast draagt groen bij aan het versterken van de ecologische waarde en de biodiversiteit. De kwaliteit en belevingswaarde van het groen wordt uitgebreid door het toevoegen en versterken van groene, ecologische verbindingen tussen de grotere groengebieden.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.7 GroenBlauwe Structuurvisie
Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Dit geeft een ultieme afwisseling van groenblauwe gebieden en sferen die in zijn totaal een perfecte basis vormt voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Hier ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren overheen welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad. De visie is verder uitgebouwd op basis van ruimtelijke kenmerken. De verschillende lagen hebben een sterke overlap met elkaar en zorgen zo voor een integrale groenblauwe structuur. In hoofdstuk 7 van de Groenblauwe Structuurvisie staat het gemeentelijk uitvoeringsprogramma op het gebied van groen- en blauw. In het ambitieschema wordt aangegeven hoe de leefbaarheid in wijken en buurten vergroot kan worden. Hierbij wordt onder andere verwezen naar het 'uitgeven van rest- en snippergroen aan bewoners'. Het structureel groen, aangeduid in de diverse bestemmingsplannen van Schiedam als "Groen - 2" en beschermd door de GroenBlauwe structuurvisie, kan niet worden uitgegeven als snippergroen.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.8 Nota's 'Werkwijze Snippergroen' en 'Aanvulling Werkwijze Snippergroen'
Als gevolg van ontwikkeling in het verleden, veranderde inzichten en/of herinrichtingen van het openbaar gebied, zijn er in de stad veel plekken ontstaan waarvan niet duidelijk is of het aanwezige openbaar groen nog een belangrijke openbare functie heeft, of dat het betreffende groen (alsnog) voor uitgifte aan derden in aanmerking komt ('onduidelijk openbaar groen'). De aanwezigheid van 'onduidelijk openbaar groen' brengt dan ook regelmatig de vraag van burgers met zich mee om uitgifte van een deel van dit groen voor privégebruik.
De nota is bedoeld om te komen tot heldere en consistente richtlijnen omtrent de uitgifte en handhaving van snippergroen, alsmede het ontstaan van nieuw 'onduidelijk' (snipper)groen te voorkomen. Zo komt er duidelijkheid voor de Schiedamse burgers, wordt helder welk groen door de gemeente beheerd en onderhouden moet worden en krijgt het onderwerp snippergroen bovendien een plek in de integrale afweging die plaatsvindt bij plannen inzake het onderhoud van de openbare ruimte en bij stedelijke ontwikkelingen. De uitgifte van het 'snippergroen' is getoetst aan de uitgangspunten van deze nota. Het doorvertalen van het uitgegeven snippergroen in het bestemmingsplan is één van de afspraken die in het kader van dit beleid is gemaakt. Dit omdat het groen vrijwel altijd ene openbare functie heeft, terwijl dit omgezet moet worden naar een private functie, zoals een woon- of tuinbestemming. De afweging hierover komt aan de orde, indien bijvoorbeeld een particulier een verzoek indient omtrent de uitgifte van snippergroen nabij zijn/ haar woning. In dat geval dient voor zowel zijn/ haar perceel als ook voor de naburige percelen (of eventueel ook woonblokken in de directe omgeving) een afweging te worden gemaakt over het al dan niet uitgeven van snippergroen en de omzetting van de bestemming naar "Wonen" en/of "Tuin".
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.9 Molenbeleid Schiedam
De gemeenteraad heeft op 15 september 2003 de nota 'Molenbeleid Schiedam' vastgesteld. De nota heeft tot doel de vijf Schiedam kenmerkende stellingmolens, de hoogste stellingmolens in de wereld, te beschermen tegen ontwikkelingen in de omgeving die de vrije windvang en het uitzicht op de molens kunnen beperken. Op grond van het Schiedamse molenbeleid geldt dat binnen een straal van 100 meter van de molen geen nieuwe bebouwing mag worden opgericht of beplanting mag worden aangebracht welke hoger is dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen. Binnen een straat van 100 tot 400 meter is geen nieuwe bebouwing of beplanting toegelaten welke hoger is dan de hoogte van de verticaal staande wiek vermeerderd met 1/50ste van de afstand tussen de bebouwing en beplanting en de molen. Deze regels zijn opgenomen in het bestemmingsplan met zogenaamde molenbiotopen (Vrijwaringszone - molenbiotoop [gemeentelijk]).
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met genoemd beleid.
3.3.10 Hogere waardenbeleid
Het gemeentelijk geluidbeleid is vastgelegd in de “Beleidsnota Hogere waarden voor geluid Beleid en uitvoering in Schiedam”, d.d. november 2010. Het beleid is erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. Bij redenen van evident maatschappelijk belang kan van dit beleid worden afgeweken.
Het vaststellen van een hogere waarde door burgemeester en wethouders is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan bron (verkeer) of tussen bron en ontvanger (gebouw), zoals schermen of verkeersreducerende maatregelen, niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard ondervinden. Indien ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden is in principe geen geluidgevoelige functie mogelijk tenzij deze wordt voorzien van maatregelen (dove gevels).
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn in overeenstemming met het genoemde beleid.
3.3.11 Visie Externe veiligheid 2012-2020
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Visie Externe Veiligheid 2012-2020' vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het groepsrisico (GR). In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordeelt en verantwoordt. Onderdeel van de visie is het kwetsbaarheidszonemodel zoals deze door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) is ontwikkeld. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object in relatie gebracht met de risicobron, om zo vroegtijdig te kunnen bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie.
De visie bevat een tweetal signaleringskaarten:
- Kaart 1 (zie afbeelding 1) geeft de zones aan waar nader onderzoek naar de externe veiligheid vereist is. De kaart is gebaseerd op de invloedsgebieden van de diverse voor de externe veiligheid relevante risicobronnen. Het plangebied is hoofdzakelijk gelegen binnen het invloedsgebied van de rijkswegen A4 en A20. Voor ontwikkelingen binnen deze zone welke leiden tot een toename van het aantal personen is een verantwoording van het groepsrisico vereist.
- Kaart 2 (zie afbeelding 2) beschrijft de zones waar vestiging of uitbreiding van kwetsbare functies ongewenst is vanuit de optiek van externe veiligheid. Voor deze zone geldt dat bepaalde (zeer) kwetsbare functies ongewenst zijn. Andere functies zijn in principe aanvaardbaar, maar onderzocht dient te worden of door het treffen van aanvullende maatregelen het aantal slachtoffers kan worden beperkt.
![]() | ![]() |
3.3.12 Archeologisch beleid
De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (mei 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
De wijzigingen in dit bestemmingsplan zien op het verwerken van de verkoop van locaties snippergroen, eerder verleende omgevingsvergunningen en enkele verbeteringen van eerder vastgestelde bestemmingsplannen (omissies zonder grote ruimtelijke impact). Algemene conclusie is dan ook dat het bestemmingsplan voldoet aan de diverse beleidskaders en dat de bestemmingslegging gelet op de genoemde omgevingsaspecten uitvoerbaar is. Er zijn geen specifieke bijzonderheden die gemotiveerd of uitgebreid moeten worden onderbouwd.
4.1 Duurzaamheid En Klimaat
Het relevante gemeentelijk beleid staat onder andere in het Klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' en het Klimaatadaptatieplan. De wijzigingen in dit bestemmingsplan zijn niet in strijd met het genoemd beleid en zijn uitvoerbaar.
4.2 Water
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets moet in samenhang met een bestemmingsplan een waterparagraaf worden opgesteld. Het bestemmingsplan biedt, in vergelijking tot het voorheen geldende bestemmingsplan, geen ruimere mogelijkheden om verhardingen aan te brengen. Het plan heeft daarmee geen planologisch effect op het watervasthoudend vermogen binnen het plangebied. In het kader van de diverse bestemmingsplannen, als genoemd in paragraaf 1.3, zijn in het recente verleden reeds waterparagrafen opgesteld. Aangezien het bestemmingsplan niet leidt tot een wijziging van de daarin beoordeelde wateraspecten wordt aanvullend verwezen naar deze waterparagrafen.
Dit bestemmingsplan voorziet, voor wat betreft de uitgifte van het snippergroen, in het wijzigen van gronden met een openbare functie naar een tuin- of woonbestemming. Het herbestemmen van de gronden is niet van significante invloed op het watervasthoudend vermogen in het gebied. Voor wat betreft beheer en onderhoud van het watersysteem betekent het plan niet dat als gevolg hiervan wijzigingen noodzakelijk zijn. De verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud van openbaar gebied wijzigt niet.
Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft in 2017 een nieuwe legger vastgesteld naar aanleiding van een grootschalige studie in 2012 naar de ligging van alle waterkeringen, inclusief polderkaden. De tot nog toe geldende dubbelbestemming is verwijderd en/of vervangen door de nieuwe dubbelbestemming van dit bestemmingsplan.
4.3 Natuur
Groenvoorzieningen
Het relevante gemeentelijk beleid staat in de Groenvisie 'Buitengewoon groen', GroenBlauweStructuurvisie en de Nota's 'Werkwijze Snippergroen' en 'Aanvulling Werkwijze Snippergroen'. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming.
Natuurbescherming
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden en vervangt de Flora- en Faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Het bestemmingsplan leidt niet tot enige ruimtelijke ontwikkelingen welke van invloed zijn op de duurzame instandhouding van enige aanwezige flora en fauna. Aanvullend wordt kortheidshalve verwezen naar de flora- en faunaparagrafen van de betreffende bestemmingsplannen en naar de ruimtelijke onderbouwing van de betreffende omgevingsvergunningen.
4.4 Externe Veiligheid
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Er wordt onderscheid gemaakt tussen:
- kwetsbare objecten, zoals gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten; gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn; kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
- beperkt kwetsbare objecten, zoals kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij geen kwetsbaar object zijn.
Het gemeentelijk beleid staat in de Visie Externe veiligheid 2012-2020.
Kwetsbare objecten zijn niet toegestaan binnen de 10-6 PR-contour rond inrichtingen waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
Het bestemmingsplan kent geen locaties waarvoor een verantwoordingsplicht geldt.
4.5 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder zijn normen gesteld met betrekking tot de maximale geluidsbelasting op de gevel van geluidgevoelige objecten en terreinen. Geluidgevoelige objecten zijn woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. Geluidgevoelige terreinen zijn woonwagen standplaatsen en bestemde ligplaatsen voor woonschepen. Op grond van de Wet geluidhinder moet aan deze normen worden voldaan indien deze binnen een wettelijke geluidszone zijn gelegen. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen of geluidgevoelige objecten toe ten opzichte van de bestaande en vergunde situatie. De betreffende, reeds verleende hogere waarden zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.
4.6 Luchtkwaliteit
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m².
De wijziging van de bestemming van de gronden van een (openbare) groenbestemming naar een tuinbestemming heeft geen effect op de luchtkwaliteit. Evenmin hebben de wijzigingen in dit bestemmingsplan (eerder verleende omgevingsvergunningen, verbeteringen vastgestelde plannen) effect op genoemd beleid. De Wet luchtkwaliteit is daarmee geen belemmering voor uitvoering van het bestemmingsplan.
4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
In een gebied met een menging van hindergevoelige en hinderveroorzakende functies moeten deze functies met elkaar rekening houden, zodat ze elkaar onderling niet onacceptabel hinderen. Dat gebeurt in eerste instantie door voldoende afstand tot elkaar aan te houden met behulp van de richtafstanden zoals opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten op basis van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De richtafstanden worden daarbij uitgedrukt in categorieën. Ook in dit bestemmingsplan is deze staat als bijlage opgenomen, waarbij er in de regels bij de betreffende functies wordt verwezen naar de toegestane categorie.
Het bestemmingsplan maakt uitsluitend hinderveroorzakende functies (bijvoorbeeld bedrijven) mogelijk in maximaal categorie 2 wat zich doorgaans goed verhoudt tot hindergevoelige functies (bijvoorbeeld wonen). Dit is daarom geen belemmering voor het bestemmingsplan.
4.8 M.e.r.-beoordeling
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).
Het bestemmingsplan betreft geen activiteit als genoemd in het Besluit milieueffectrapportage, waardoor in samenhang met dit bestemmingsplan geen nadere beoordeling nodig is.
4.9 Verkeer En Parkeren
Het gemeentelijk beleid is o.a. opgenomen in de Mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst'. Op dit moment werkt de gemeente aan nieuwe regelgeving ten uitvoering van deze nieuwe beleidsvisie. In dit bestemmingsplan zijn de tot nog toe gebruikelijke gebruiksregels opgenomen met betrekking tot Parkeren, laden, lossen en stallen. Hier is bijvoorbeeld vastgelegd dat er voldoende parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd volgens de gemeentelijke parkeernorm. Hiermee is gewaarborgd dat hier voldoende aandacht aan wordt besteed.
4.10 Archeologie
De gemeente Schiedam kent een rijke bewoningsgeschiedenis. Niet alleen de nu nog zichtbare gebouwde monumenten zijn daar het overtuigend bewijs van, maar ook de in de ondergrond aanwezige sporen en vondsten. De gemeente Schiedam heeft een Archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (mei 2008).
Het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden. In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen. Voor de IJzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geulruggen. Voor de Middeleeuwen zijn de oude lijnen van de Vlaarding, Schiedamseweg, Harg, Thurlede en Poldervaart bepalend voor de locatie van de vindplaatsen.
Voor het gehele plangebied geldt gelet op de verwachte aanwezige waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden met diverse terreinoppervlakken en dieptes. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. Hiermee is gewaarborgd dat hier voldoende aandacht aan wordt besteed.
4.11 Conclusie
Kijkend naar de voorgaande paragrafen zijn er geen planologisch en/of milieutechnische zaken die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan. Belangrijk daarbij is ook dat veel wijzigingen reeds gerealiseerd en daarvoor beoordeeld zijn.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemene Juridische Opzet
Dit bestemmingsplan biedt de planologisch-juridische vertaling van de uitgifte van snippergroen en biedt de mogelijkheid deze gronden te gebruiken als erf en/of tuin. Verder regelt het de planologisch-juridische borging van enkele omgevingsvergunningen, die met een afwijking van het bestemmingsplan verleend, het herstellen van omissies en het doorvoeren van feitelijke wijzigingen. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor bouwaanvragen en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP 2012 en het IMRO 2012.
Op de bijbehorende verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
- In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Uitgangspunt is om tenminste de bestaande planologische situatie te bestemmen.
- In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele gebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die de bevoegdheid geeft aan het college van burgemeester en wethouders op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
5.2 Bestemmingen
5.2.1 Bedrijf
Deze bestemming is opgenomen voor de locatie Kethel: Olivier van Noortstraat 1. Er zijn bedrijfsmatige activiteiten toegestaan die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten. In situaties waarin de milieubelasting volgens de lijst hoger is en/of wanneer een bedrijfsactiviteit niet in de lijst is opgenomen, kan daar van worden afgeweken, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten.
5.2.2 Centrum-1
Deze bestemming is opgenomen voor de locaties Binnenstad: Roosbeek 20 en Binnenstad:Roosbeek 24 - Hoogstraat 124AB. Toegestaan is detailhandel en persoonlijke dienstverlening (uitsluitend op de begane grond), wonen en bed & breakfast (uitsluitend op de verdiepingen). Ter plaatse van de betreffende aanduiding is daar ook toegestaan een atelier of galerie, wonen en horeca 1 (allen op de begane grond). Ook daarbij horende ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca is toegestaan. Er kan worden afgeweken voor het uitbreiden van de op de begane grond toegelaten functies naar de eerste of hoger gelegen verdiepingen, indien het behoud of het herstel van de woonfunctie op de verdiepingen in fysieke zin niet reëel is, of gewaarborgd blijft dat op de verdieping(en) een volwaardige woning kan worden gerealiseerd.
5.2.3 Maatschappelijk
Deze bestemming is opgenomen voor de locatie Groenoord: Jacques Urlusplein 100. Hier zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan, inclusief o.a. daarbij horende ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca.
5.2.4 Tuin
Deze bestemming is opgenomen voor diverse locaties. Een deel van de als snippergroen uitgegeven gronden is gelegen naast de woning. Omdat het toevoegen van aanvullende erfbebouwing op dit deel van het erf niet omgevingsvergunningvrij is en erfbebouwing op dit deel van het perceel ook niet wenselijk is, zijn deze delen bestemd als 'Tuin'. Voor deze gronden geldt dat uitsluitend erfafscheidingen zijn toegelaten, dus geen vergunningplichtige gebouwen.
5.2.5 Verkeer - Verblijfsgebied
Deze bestemming is opgenomen voor de openbare gronden van de locatie Nieuwland:. Deze bestemming biedt ruimte voor de inrichting van het gebied met wegen, groen, water en andere bijbehorende voorzieningen.
5.2.6 Water
Deze bestemming is opgenomen voor de locatie Binnenstad: Ligplaats tegenover Nieuwe Haven120. Hier is toegestaan water en waterhuishoudkundige voorzieningen, scheepvaartverkeer en watersport en tunnels, viaducten, bruggen en duikers en bijbehorende voorzieningen. Met daarbij horende oevers, kaden en aanmeervoorzieningen en groenvoorzieningen. Er is geen sprake van een ligplaats voor woonschepen.
5.2.7 Wonen
Deze bestemming is opgenomen voor diverse locaties. Naast wonen is hier toegestaan mantelzorg en de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie 1 of 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning. Ter plaatse van de betreffende aanduiding is ook horeca 1 op de begane grond toegestaan. Verder is op een locatie de opslag van goederen mogelijk gemaakt, en op een andere locatie de uitoefening van een maatschappelijke functie, beide uitsluitend op de begane grond.
5.3 Dubbelbestemmingen
5.3.1 Waarde - Archeologie
Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de archeologische waarden en is opgenomen voor alle locaties. Bouwwerken en werkzaamheden die de aangegeven oppervlakte én diepte overschrijden, zijn slechts toegestaan na archeologisch onderzoek, behalve wanneer het de aangegeven reguliere werkzaamheden betreft. Deze laatste uitzondering was nog niet opgenomen in het bestemmingsplan Oost. Daarom wordt daar alleen deze bestemming vervangen. Dit deel van het bestemmingsplan is, in afwijking van de rest van het bestemmingsplan, een partiele herziening. Dit betekent dat de overige geldende bestemmingen van het bestemmingsplan Oost daar blijven gelden.
5.3.2 Waarde - Beschermd Stadsgezicht zone A
Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het Beschermd Stadsgezicht. Hij is opgenomen voor de locaties Binnenstad: Oude Kerkhof 14, Binnenstad: Ligplaats tegenover Nieuwe Haven 120, Binnenstad: Roosbeek 20 en Binnenstad:Roosbeek 24 - Hoogstraat 124AB. Er zijn diverse bouwregels opgenomen alsook de afwijkingsmogelijkheden.
5.3.3 Waarde - Beschermd Stadsgezicht zone B
Deze dubbelbestemming regelt de bescherming van de cultuurhistorische waarden van het Beschermd Stadsgezicht. Hij is opgenomen voor de locaties Binnenstad: Lange NieuwstraatBlauwhuiskwartier en Binnenstad: Tuinlaan 56A/B. Er zijn enkele bouwregels opgenomen alsook de afwijkingsmogelijkheden.
5.3.4 Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming regelt de bescherming van waterstaatkundige werken. Hij is opgenomen voor de locaties Binnenstad: Roosbeek 20 en Binnenstad: Roosbeek 24 - Hoogstraat 124AB alsook voor de gronden met betrekking tot Spaland en Kethel: legger hoogheemraadschap. In eerste instantie zijn er slechts waterwerken toegestaan, pas na omgevingsvergunning via afwijken zijn er bouwwerken toegestaan die mogelijk zijn volgens de onderliggende bestemmingen.
5.4 Overige Bepalingen
5.4.1 Geluidzone
Deze bestemming waarborgt dat geluidhinder wordt betrokken waar er sprake is van wettelijke zones. Uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten is niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of een verleende hogere waarde (geluid). Hiervan kan worden afgeweken, indien ter plaatse van de gevel(s) waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden sprake is van een dove gevel.
5.4.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Deze bestemming regelt de bescherming van de vrije windvang van de molens. De beperking betreft de toegestane hoogte van bouwwerken in de betreffende zone. Hier kan van worden afgeweken na onderzoek en overleg met de molenstichting.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
6.2 Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld. Het bestemmingsplan maakt geen bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, waardoor geen aanleiding bestaat tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Gelet op de aard en insteek van het bestemmingsplan wordt geen mogelijkheid geboden om op grond van de gemeentelijke inspraakverordening een reactie op het voorontwerp te geven. Een ieder is in de gelegenheid om een zienswijze op het ontwerp van het bestemmingsplan te geven.
Het wettelijk vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is beperkt gevoerd, gelet op de insteek en aard van het bestemmingsplan.
Van het Hoogheemraadschap van Delfland is een overlegreactie ontvangen, deze is als bijlage 6 bij de toelichting gevoegd. De reactie ziet samenvattend op vijf punten:
- 1. Bij de locatie Bosrand 2-20 wordt geinformeerd naar de toekomstige status van beheer. Dit punt is verduidelijkt in hoofdstuk 4 van de toelichting.
- 2. Voor de locatie Parkweg-Midden wordt aangegeven dat zo nodig afzonderlijk in het kader van de vergunningprocedure wordt gereageerd. Deze omgevingsvergunning is inmiddels verleend. Het bestemmingsplan vormt de verwerking van de verleende vergunning.
- 3. Bij de locaties Roosbeek 20 en 24 lijkt de aanduiding van de dubbelbestemming 'Waterstaat-waterkering' op de verbeelding te ontbreken. Controle leert dat de aanduiding wel degelijk op de verbeelding aanwezig is. Op de analoge weergave van de verbeelding (PDF) is deze echter moeilijk zichtbaar, omdat de locatie slechts enkele kleine percelen omvat. In de digitale weergave van het bestemmingsplan is de aanduiding wel goed zichtbaar.
- 4. De opgenomen wijziging voor de dubbelbestemming 'Waterstaat-waterkering' in de plangebieden Spaland en Kethel lijkt niet overeen te komen met de actuele leggerzonering van de polderkade. Ook wordt opgemerkt dat de polderkade waarlangs de dubbelbestemming in de plangebieden Spaland en Kethel is opgenomen, doorloopt in de bestemmingsplannen Kethelse Venen en Woudhoek. De dubbelbestemming in die plangebieden lijkt evenmin in overeenstemming met de actuele leggerzonering. Gevraagd wordt in hoeverre aanpassing hiervan, en mogelijk ook aanpassing voor andere discrepanties met de geldende legger, ook in de voorliggende herziening kan worden opgenomen. In nader overleg met het hoogheemraadschap is in algemene zin besproken op welke wijze de actuele legger in de planologische kaders van Schiedam kan worden verwerkt. Mogelijk is het meest passende instrument daarvoor een facetbestemmingsplan, specifiek gericht op verwerking van de legger. Afgesproken is dit punt nog nader te bezien, mede omdat de legger momenteel op een aantal punten nog geactualiseerd wordt. In de voorbereiding van de vaststelling worden de eventueel benodigde wijzigingen in overleg doorgevoerd.
Met bovenstaande toelichting wordt geconcludeerd dat het ontwerpbestemmingsplan in overeenstemming is (gebracht) met het beleid van het hoogheemraadschap. Voor nog openstaande punten wordt het gesprek hierover gevoerd. De overlegreactie is hiermee verwerkt in het plan en het waterstaatsbelang afdoende meegenomen.