Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West
Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam
Vastgesteld op 10-12-2024 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP00103-0004 van de gemeente Schiedam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aan huis gebonden beroep / (bedrijfs-)activiteiten:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed & breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aanbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 achtergevel:
de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.8 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.9 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.10 atelier:
een werkruimte voor de uitoefening van ontwerptechnische of kunstzinnige werkzaamheden, waaronder ook wordt inbegrepen: industrieel ontwerp en -vormgeving, productontwerp en -vormgeving en architecten- en ingenieursbureaus.
1.11 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bed and breakfast:
het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.
1.13 bedrijf:
elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.
1.14 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.
1.15 bedrijfs- of dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
1.16 bedrijfsgebonden kantoor:
(een gedeelte van) een bedrijfsgebouw welke wordt gebruikt voor het verlenen van
administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten ten behoeve van dat bedrijf.
1.17 bedrijfsmatige activiteiten:
bedrijfsmatige activiteiten – geen dienstverlening zijnde – en ambachtelijke verzorgende bedrijvigheden, geheel of overwegend door middel van handwerk.
1.18 begane grondlaag:
de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.
1.19 beperkt kwetsbaar object:
beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.23 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.24 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders en kap(verdieping).
1.28 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 bruto vloeroppervlakte:
totale oppervlakte van woningen, kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, etalages, magazijnen en dienstruimten (inclusief wanden).
1.33 coffeeshop:
een inrichting waar naast het verstrekken van (alleen) alcoholvrije dranken tevens handel en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.34 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.35 cultuur en ontspanning (leisure):
voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning, met uitzondering van seksinrichtingen en vormen van prostitutie, een bioscoop, casino, sauna en wellness centrum.
1.36 dagrecreatie:
een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.
1.37 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.38 dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die onder de nok van een hellend dakvlak is gelegen en waarbij de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst waarbij het dakvlak als zodanig herkenbaar blijft, tenzij sprake is van een mansarde kap waarbij deze in de dakgoot geplaatst mag zijn.
1.39 dakopbouw:
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.
1.40 detailhandel:
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondergeschikte horeca 1 (lichte horeca).
1.41 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waarbij een onderscheid kan worden gemaakt naar:
a. persoonlijke dienstverlening: aan detailhandelsfunctie verwante dienstverlening, zoals kapsalon, pedicure, schoenmaker, reisbureau, wasserette, stomerij, belwinkel of internetwinkel;
b.zakelijke dienstverlening: aan kantoorfunctie verwante dienstverlening, zoals uitzendbureau, makelaarskantoor of bankfiliaal.
1.42 dove gevel:
gevel als bedoeld in artikel 1b, lid 5 van de Wet geluidhinder.
1.43 erker:
een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.
1.44 evenementen:
gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.
1.45 garagebedrijf:
een dienstverlenend bedrijf dat uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.
1.46 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt niet zijnde een nutsvoorziening.
1.47 geluidgevoelig object:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
1.48 geluidszone - industrie:
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.49 geluidzoneringsplichtige bedrijven:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.50 gemakswinkel:
een winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen.
1.51 gezoneerd industrieterrein:
een terrein waarop bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.52 groepsrisico:
de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
1.53 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 horeca:
- a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
- b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die in beginsel ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.55 hotel:
een bedrijf of inrichting geheel of in overwegende mate gericht op het verschaffen van logies per nacht, waarbij ondergeschikt short-stay mogelijk is, al dan niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken.
1.56 kamerverhuur:
het bedrijfsmatig verhuren van onzelfstandige woonruimten aan derden.
1.57 kwetsbaar object:
kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.58 ligplaats:
de ruimte die door een woonschip kan worden ingenomen.
1.59 luifel:
een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.
1.60 maatschappelijke voorziening:
educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, woonzorgvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie, kinderdagverblijven, stadslandbouw en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.61 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.62 milieuhygiënische belemmeringen:
Wettelijke belemmeringen op het terrein van geluid, lucht, water, flora/fauna, bodem en/of externe veiligheid.
1.63 NEN:
door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
1.64 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.65 onderbouw:
een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.
1.66 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.67 ondersteunende / ondergeschikte horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.68 overbouwing:
een met de gevel van een gebouw verbonden, boven de ondergrond uitstekende, open (balkon)constructie welke hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.
1.69 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.70 overkapping:
een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.
1.71 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.72 parkeergarage:
een overdekte inpandige ruimte die geschikt en gebruikt kan worden om auto's, invalidenmobielen, fietsen of andere voertuigen te stallen.
1.73 parkeervoorziening:
een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om bijvoorbeeld een auto, fiets, of invalidenvoertuig te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken.
1.74 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.75 plaatsgebonden risico:
de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde locatie buiten een inrichting of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of op de transportroute waarbij een gevaarlijke (afval)stof betrokken is.
1.76 praktijkruimte:
een beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf, alsmede daarmee (qua ruimtelijke uitstraling) gelijk te stellen beroepen en bedrijven.
1.77 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
1.78 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters.
1.79 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegelaten, niet zijnde verblijfsrecreatie.
1.80 risicovolle inrichting:
- a. een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
- b. een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.
1.81 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.82 showroom:
een uitstallingsruimte voor groothandels- of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in het eigen bedrijf, waarbij geen sprake is van detailhandel.
1.83 sociale sector
een sociale huurwoning met een netto maandelijkse huursom onder de liberalisatiegrens en in beheer en exploitatie bij een toegelaten instelling (sociale woningcorporatie).
1.84 speelautomatenhal:
een gebouw of een gedeelte van een gebouw waarin ten behoeve van het publiek meer dan twee speelautomaten in de zin van artikel 30 van de Wet op de Kansspelen zijn opgesteld.
1.85 speelvoorziening:
ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.
1.86 sporthal:
gebouw dat wordt gebruikt ter beoefening van sport en waarbij ondergeschikt maatschappelijk gebruik zoals gymnastiekles of kleine evenementen en (para)medische voorzieningen zijn toegestaan.
1.87 standplaats:
een standplaats ten behoeve van een verplaatsbare verkoopinrichting als bedoeld in
artikel 5.21b, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013.
1.88 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..
1.89 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.90 supermarkt
een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel, waar in hoofdzaak levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel – en in beperkte mate huishoudelijke artikelen worden verkocht.
1.91 toetsingsvlak
de toetsingsvlakken ILS06Rotterdam en VDF Rotterdam, behorend bij Rotterdam The Hague Airport.
1.92 tuin:
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen.
1.93 verblijfsgebied:
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.
1.94 verblijfsrecreatie:
recreatief nachtverblijf voor een korte aaneengesloten periode van maximaal 2 maanden, waarbij wordt overnacht in kampeermiddelen of recreatiewoningen, uitsluitend door diegenen die hun woonadres elders hebben.
1.95 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.96 volumineuze detailhandel:
detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d., inclusief bij het hoofdassortiment passende nevenassortimenten.
1.97 voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.98 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
- 1. bij een wegbreedte van tenminste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.
1.99 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.
1.100 woonadres:
a. het adres waar betrokkene woont, of indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
b. het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder a., betrokkene naar redelijke verwachtingen gedurende drie maanden minimaal tweederde van de tijd zal overnachten
1.101 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.
1.102 woonschip:
een (in op- of aanbouw zijnd) vaartuig of de overblijfselen daarvan, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.
1.103 woonwagen:
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.104 woonwagenstandplaats:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.105 woonzorg-voorziening:
bebouwing bestaande uit woningen in combinatie met maatschappelijke voorzieningen en ondersteunende woonzorgfuncties in hoofdzaak ten behoeve van de bewoners van deze woningen zoals voorzieningen en functies in het kader van de gezondheidszorg, kleinschalige detailhandel en (publiekverzorgende) dienstverlening.
1.106 zeer kwetsbaar object
een specifieke vorm van kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, bestaande uit kwetsbare objecten bedoeld voor het langdurig verblijf (gedurende een dagdeel of meer) van personen die geen of een beperkte fysieke mobiliteit hebben en daarmee verminderd zelfredzaam zijn, zoals een zieken-, verpleeg- of verzorgingshuis, een kinderdagverblijf of basisschool en vergelijkbare voorzieningen.
1.107 zelfstandig kantoor:
(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand:
de afstand, loodrecht gemeten, tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.3 bebouwingspercentage:
percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.
2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels of het hart van de scheidsmuren.
2.6 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.7 gebruiksoppervlakte:
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
2.8 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.9 hoogte van een bouwlaag:
tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.
2.10 hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de turbine.
2.11 hoogte van een woonschip:
vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van masten en ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.
2.12 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.13 ondergeschikte bouwdelen:
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen, goot- en/of bouwhoogte, niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
- b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.
2.14 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.15 oppervlakte van een overkapping:
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
2.16 verticale diepte van een gebouw:
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gemengde bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten uit categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- b. nutsvoorzieningen;
- c. parkeervoorzieningen;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- d. 'specifieke vorm van bedrijf - mobiliteitshub', een bedrijfsmatig geëxploiteerde parkeergarage inclusief bijbehorende nevenfuncties, aan te merken als bedrijf uit categorie C als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
met daarbij behorende:
- e. tuinen en erven;
- f. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. laad- en losvoorzieningen;
- j. (collectieve) voorzieningen voor de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
3.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
- b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
- c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
- d. bedrijfs- of dienstwoningen zijn niet toegestaan;
- e. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
- f. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - mobiliteitshub' zijn, als onderdeel van een bedrijfsmatig geëxploiteerde parkeergarage, ondergeschikt aan de exploitatie hiervan de volgende nevenfuncties toegestaan:
- 1. dienstverlening:, tot een totaal bruto vloeroppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 2. ondergeschikte detailhandel, tot een totale verkoopvloeroppervlakte van ten hoogste 50 m2;
- 3. voorzieningen voor sport en cultuur en ontspanning (leisure), waarbij het totaal bruto vloeroppervlakte, voor zover gelegen in een gebouw, ten hoogste 250 m2 bedraagt;
- h. garagebedrijven met SBI-code 45 of 47 zijn niet toegestaan.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte, welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- c. horeca 1;
- d. horeca 2, uitsluitend in de vorm van een café of proeflokaal;
- e. cultuur en ontspanning (leisure);
- f. sport;
- g. ateliers;
- h. gemengde bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. parkeergarages en parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
met daarbij behorende:
- l. ondergeschikte detailhandel;
- m. tuinen en erven;
- n. erfbebouwing;
- o. ontsluitingswegen;
- p. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- q. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- r. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Voorwaardelijke verplichtingen
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing, de dichtheid van de bebouwing, bouwvolumes en -massa's en de verdeling van de functies als genoemd in artikel 4.1, sub a tot en met l, over het bestemmingsvlak, ter waarborging van een evenwichtig ruimtelijk beeld, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze.
4.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1, onder b om een bouwhoogte van maximaal vier meter hoger toe te staan, mits geen sprake is van een onevenredige aantasting van het beoogde stedenbouwkundige beeld zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze.
4.6 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
4.7 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen;
- b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte, welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- c. dienstverlening:;
- d. horeca 1;
- e. cultuur en ontspanning (leisure);
- f. sport;
- g. ateliers;
- h. gemengde bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. parkeergarages en parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- l. 'maatschappelijk', woonzorg-voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen;
met daarbij behorende:
- m. ondergeschikte detailhandel;
- n. tuinen en erven;
- o. erfbebouwing;
- p. ontsluitingswegen;
- q. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- r. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- s. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Voorwaardelijke verplichtingen
5.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing, de dichtheid van de bebouwing, bouwvolumes en -massa's en de verdeling van de functies als genoemd in artikel 5.1, sub a tot en met m, over het bestemmingsvlak, ter waarborging van een evenwichtig ruimtelijk beeld, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze.
5.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 5.2.1, onder b om een bouwhoogte van maximaal vier meter hoger toe te staan, mits geen sprake is van een onevenredige aantasting van het beoogde stedenbouwkundige beeld zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze;
- b. het bepaalde in lid 5.2.1, onder b om bij een gebouw met een platte afdekking op de bovenste bouwlaag een opstaande dakrand, gevellijst, sierlijst of vergelijkbare constructie van maximaal 1,5 meter hoogte toe te staan.
5.6 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
5.7 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gemengde bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- b. dienstverlening;
- c. horeca 1;
- d. horeca 2, uitsluitend uitsluitend in de vorm van een café of proeflokaal;
- e. cultuur en ontspanning (leisure);
- f. sport;
- g. ateliers;
- h. groenvoorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. parkeergarages en parkeervoorzieningen, al dan niet ondergronds;
alsmede ter plaatse van de aanduiding:
- k. 'specifieke vorm van gemengd - 1', een destilleerderij en/of likeurstokerij met SBI-code 1101, als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, inclusief bijbehorende ondergeschikte horeca 1, voor zover deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijfsmatige activiteit die een milieubelasting kent die vergelijkbaar is met categorie A of B zoals bedoeld in de Staat van milieubelastende activiteiten;
- l. 'specifieke vorm van gemengd - 2', een koffiebranderij met SBI-code 1083, inclusief ondergeschikte horeca 1, voor zover deze activiteit naar aard en omvang gelijk te stellen is met een bedrijfsmatige activiteit die een milieubelasting kent die vergelijkbaar is met categorie A of B zoals bedoeld in de Staat van milieubelastende activiteiten;
- m. 'specifieke vorm van bedrijf - mobiliteitshub', een bedrijfsmatig geëxploiteerde parkeergarage inclusief bijbehorende nevenfuncties, aan te merken als bedrijf uit categorie C als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- n. 'wonen' en 'specifieke vorm van wonen - 2', woningen, inclusief de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot categorie A of B als bedoeld in de als Bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte, welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt, niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
- o. 'hotel', één hotel;
met daarbij behorende:
- p. ondergeschikte detailhandel;
- q. tuinen en erven;
- r. erfbebouwing;
- s. ontsluitingswegen;
- t. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- u. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- v. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Voorwaardelijke verplichtingen
6.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing, de dichtheid van de bebouwing, bouwvolumes en -massa's en de verdeling van de functies als genoemd in artikel 6.1, sub a tot en met p, over het bestemmingsvlak, ter waarborging van een evenwichtig ruimtelijk beeld, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze.
6.5 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 6.2.1, onder b om een bouwhoogte van maximaal zeven meter hoger toe te staan, mits geen sprake is van een onevenredige aantasting van het beoogde stedenbouwkundige beeld zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze;
- b. bepaalde in lid 6.2.1, onder b om bij een gebouw met een platte afdekking op de bovenste bouwlaag een opstaande dakrand, gevellijst, sierlijst of vergelijkbare constructie van maximaal 1,5 meter hoogte toe te staan.
6.6 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:
6.7 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Verkeer
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijstroken en daarbij behorende voorzieningen;
- b. erftoegangswegen;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. verblijfsgebieden;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- h. bruggen en duikers;
- i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en overkappingen en schuilgelegenheden bij bushaltes toestaan tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. fiets- en wandelpaden;
- c. verblijfsgebieden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. dagrecreatie;
met daarbij behorende:
- h. bruggen en duikers;
- i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,0 meter bedragen, met uitzondering van overkappingen waarvan de hoogte maximaal 3,0 meter mag bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - transportband' een gebouw of bouwwerk, een gebouw zijnde worden gerealiseerd met ten hoogste de bestaande maatvoering van de transportband;
- d. ongeacht het bepaalde onder b en c, moet ter plaatse van de bouwaanduiding 'onderdoorgang', een open onderdoorgang worden gerealiseerd met een minimale vrije hoogte van 4,1 m ter plaatse van de rijbaan.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 8.2 en overkappingen en schuilgelegenheden bij bushaltes toestaan tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
- b. het bepaalde in lid 8.2 en gebouwen toestaan ten behoeve van dagrecreatie tot een hoogte van maximaal 3,5 meter, en een oppervlakte van maximaal 25m2 per gebouw.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik geldt dat:
a. (recreatieve) overnachting niet is toegestaan.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Water
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. scheepvaartverkeer en watersport;
- c. bruggen en duikers;
- d. wegverkeer ter plaatse van bruggen en duikers;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. dagrecreatie;
met daarbij behorende:
- g. oevers en kaden;
- h. steigers en andere aanmeer- en aanlegvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie en warmte.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 5,0 meter bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
- a. het bepaalde in lid 9.2 en gebouwen toestaan ten behoeve van dagrecreatie tot een hoogte van maximaal 3,5 meter, en een oppervlakte van maximaal 25 m2 per gebouw.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van het gebruik geldt dat:
- a. woonschepenligplaatsen niet zijn toegestaan;
- b. (recreatieve) overnachting niet is toegestaan.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het gebruik van het water ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten behorende bij in de directe nabijheid van de aangrenzende kade gevestigde bedrijven, mits deze activiteiten:
- 1. verband houden met de aan- of afvoer van goederen, grondstoffen, half-fabricaten of producten via het water, of;
- 2. op een andere manier direct verbonden zijn met de ter plaatse toegestane bedrijfsvoering.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
10.2 Bouwregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld, waarbij het maaiveld wordt bezien zoals bestaand voor aanbrenging van een eventuele leeflaag.
10.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 10.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
- b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
- c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
- a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden;
- b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.
11.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:
- a. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' samenvallende bestemming;
- b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
11.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 11.2, voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van het gebouw;
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij toepassing van het bepaalde in sub a nadere eisen te stellen aan de situering van de bebouwing, de dichtheid van de bebouwing, bouwvolumes en -massa's, ter behoud van de cultuurhistorische waarden en ter waarborging van een evenwichtig ruimtelijk beeld, zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek, opgenomen als Bijlage 3, en conform de daarbij behorende vastgestelde werkwijze.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het beheer van waterstaatsdoeleinden.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 12.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen of anders te verleggen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen of anderszins wordt gewijzigd, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene Aanduidingsregels
14.1 Geluidzone
- a. Binnen de aanduiding 'Geluidzone' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van industrielawaai of wegverkeerslawaai niet meer bedraagt dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder of een verleende hogere waarde (geluid).
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien:
- 1. uit nader onderzoek blijkt dat wordt voldaan aan de voorkeurswaarden uit de Wet geluidhinder;
- 2. uit nader onderzoek blijkt dat de geldende voorkeurswaarde voor industrielawaai of wegverkeerslawaai uit de Wet geluidhinder wordt overschreden, maar door technische maatregelen, zoals de toepassing van dove gevels of andere maatregelen, alsnog kan worden voldaan aan de Wet geluidhinder.
- c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone', voor zover een wijziging van een gezoneerd industrieterrein of een gezoneerde weg daartoe aanleiding geeft.
Artikel 15 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
- e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uimeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
- f. geluidwerende voorzieningen;
- g. het realiseren van laad- en losvoorzieningen in het water en op de aangrenzende kades, voor zover deze voorzieningen behoren bij de aan de overzijde van de weg gelegen bedrijven;
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
16.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
16.3 Bergingsnorm hemelwater
Bouwen en verharden is slechts toegestaan, indien een bergingsnorm van minimaal 60 mm/m²/uur wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden binnen het plangebied.
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Parkeren, laden, lossen en stallen
- 1. Het gebruik op grond van de regels in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (oprichting van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik) is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
- 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
- a. de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen in het openbaar gebied;
- b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied;
- c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een naburige parkeervoorziening;
- d. woningen, waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
- 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorziening, bij de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied.
- 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk belang gemoeid is.
- 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
- 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de in lid 1 genoemde voorzieningen.
- 8. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren en stallen van fietsen toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.
17.2 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- b. als terrein voor het al dan niet voor de verkoop opslaan of opstellen van ongebruikte en/of gebruikte, dan wel geheel of gedeeltelijk uit gebruikte onderdelen samengestelde machines, voer-, vaar- of vliegtuigen c.q. onderdelen daarvan, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken zijn, behoudens voor zover het betreft parkeren en voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- c. als opslagplaats van hout en/of aannemersmaterialen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond, of ten behoeve van bouw of andere tijdelijke werkzaamheden;
- d. voor opslag van zaken anders dan bedoeld onder b en c;
- e. voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie;
- f. als woonwagenstandplaats.
17.3 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- a. van gebouwen voor het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen als detailhandel, met uitzondering van het verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening behorende bij het op hetzelfde perceel uitgeoefende bedrijf;
- b. van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen en bijgebouwen, voor permanente bewoning;
- c. van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie;
- d. van gebouwen voor een coffeeshop.
17.4 Wonen
Onder wonen als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt tevens verstaan het gebruik ten behoeve van mantelzorg.
17.5 Bergingsnorm hemelwater
Bouwen en verharden is slechts toegestaan, indien een bergingsnorm van minimaal 60 mm/m²/uur wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden binnen het plangebied.
17.6 Oppervlakte woningen
Het gemiddelde gebruiksoppervlak van woningen in het plangebied bedraagt minimaal 70m2, waarbij een afzonderlijke woning een minimum gebruiksoppervlak heeft van 50m2.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
Artikel 19 Overige Regels
19.1 Bevoegd gezag
Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:
- 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
- 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
- 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;
in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.
19.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 20.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 20.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 20.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 20.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 20.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West van de gemeente Schiedam".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam
in de openbare vergadering van 10 december 2024 (24VR089),
de griffier, de voorzitter,
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
SBI-CODE 2008 | nummer | OMSCHRIJVING | CATEGORIE | OPMERKING | |
10, 11 | - | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN | |||
101, 102 | 0 | Slachterijen en overige vleesverwerking: | |||
101 | 6 | - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||
1052 | 2 | Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² | B | ||
1071 | 1 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, charge-ovens, v.c.< 7.500 kg meel/week | B | ||
10821 | 0 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | |||
10821 | 3 | - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² | B | ||
10821 | 6 | - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² | B | ||
1083 | 0 | Verwerking van koffie en thee | |||
1083 | - Koffiebranderij: het branden van koffie, vervaardiging van koffieproducten: w.o. gemalen koffie, oploskoffie, extracten en concentraten van koffie | C | |||
1101 | Vervaardiging van sterk alcoholische dranken door distilleren, rectificeren en mengen (likeurstokerij of destilleerderij) | C | |||
1102 t/m 1104 | Vervaardiging van wijn, cider e.d. | B | |||
13 | - | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | |||
139 | Vervaardiging van textielwaren | B | |||
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | B | |||
14 | - | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | |||
141 | Vervaardiging kleding van leer | B | |||
16 | - | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | |||
162 | 1 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | B | ||
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | B | |||
58 | - | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | |||
581 | Uitgeverijen | A | |||
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | B | |||
1814 | A | Grafische afwerking | A | ||
1814 | B | Binderijen | B | ||
1813 | Grafische reproduktie en zetten | B | |||
1814 | Overige grafische aktiviteiten | B | |||
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | A | |||
23 | - | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | |||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | B | |||
232, 234 | 0 | Aardewerkfabrieken: | |||
232, 234 | 1 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | B | ||
237 | 0 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | |||
237 | 2 | - zonder breken, zeven en drogen p.o. < 2.000 m² | B | ||
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | B | |||
25 | - | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | |||
251, 331 | 1a | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | B | ||
255, 331 | B1 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | B | ||
2562, 3311 | 2 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | B | ||
259, 331 | B | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | B | ||
26, 28, 33 | - | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | |||
26, 28, 33 | A | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | B | ||
26, 32, 33 | - | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | |||
26, 32, 33 | A | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | B | ||
31 | - | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | |||
9524 | 2 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | A | ||
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | B | |||
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | B | |||
32991 | Sociale werkvoorziening | B | |||
35 | - | PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | |||
35 | C0 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | |||
35 | C1 | - < 10 MVA | B | ||
35 | D0 | Gasdistributiebedrijven: | |||
35 | D3 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A | A | ||
35 | D4 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C | B | ||
35 | E0 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | |||
35 | E2 | - blokverwarming | B | ||
36 | - | WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER | |||
36 | B0 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | |||
36 | B1 | - < 1 MW | B | ||
41, 42, 43 | - | BOUWNIJVERHEID | |||
41, 42, 43 | 3 | Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m2 | B | ||
45, 47 | - | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | |||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | B | alleen toegestaan voor zover bestaand, en indien niet specifiek uitgesloten | ||
45204 | B | Autobeklederijen | A | alleen toegestaan voor zover bestaand, en indien niet specifiek uitgesloten | |
45205 | Autowasserijen | B | alleen toegestaan voor zover bestaand, en indien niet specifiek uitgesloten | ||
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | B | alleen toegestaan voor zover bestaand, en indien niet specifiek uitgesloten | ||
46 | - | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | |||
461 | Handelsbemiddeling | A | |||
4634 | Grth in dranken | C | |||
4635 | Grth in tabaksprodukten | C | |||
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | C | |||
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | C | |||
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | C | |||
4673 | 0 | Grth in hout en bouwmaterialen: | |||
5153 | 1 | - algemeen | C | ||
4673 | 2 | - indien b.o. =< 2000 m2 | B | ||
5153.4 | 4 | zand en grind: | |||
46735 | 6 | - indien b.o. =< 200 m² | B | ||
4674 | 0 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | |||
5154 | 1 | - algemeen | C | ||
4674 | 2 | - indien b.o. =<2.000 m² | B | ||
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | C | |||
466 | 2 | Grth in machines en apparaten, exclusief machines voor de bouwnijverheid | C | ||
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | C | |||
47 | - | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | |||
47 | A | Detailhandel voor zover n.e.g. | A | Alleen indien detailhandel is toegestaan | |
4722, 4723 | Detailhandel vlees, wild, gevogelte, met roken, koken, bakken | A | Alleen indien detailhandel is toegestaan | ||
4724 | Detailhandel brood en banket met bakken voor eigen winkel | A | Alleen indien detailhandel is toegestaan | ||
4773, 4774 | Apotheken en drogisterijen | A | Alleen indien detailhandel is toegestaan | ||
4778 | Detailhandel in vuurwerk tot 10 ton verpakt | A | Alleen indien detailhandel is toegestaan | ||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | A | Alleen indien dienstverlening is toegestaan | ||
55 | - | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | |||
5510 | Hotels en pensions met keuken, conferentie-oorden en congrescentra | A | Alleen ter plaatse van de aanduiding 'hotel' | ||
561 | Restaurants, cafetaria's, snackbars, ijssalons met eigen ijsbereiding, viskramen e.d. | A | Alleen indien horeca is toegestaan | ||
563 | 1 | Café's, bars | A | Alleen indien horeca - 2 is toegestaan | |
5629 | Kantines | A | |||
562 | Cateringbedrijven | B | |||
49 | - | VERVOER OVER LAND | |||
493 | Taxibedrijven | B | |||
495 | Pomp- en compressorstations van pijpleidingen | B | |||
50, 51 | - | VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT | |||
50, 51 | A | Vervoersbedrijven | A | ||
52 | - | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | |||
5221 | 1 | Autoparkeerterreinen, parkeergarages | C | ||
791 | Reisorganisaties | A | Alleen indien dienstverlening is toegestaan | ||
53 | - | POST EN TELECOMMUNICATIE | |||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | C | |||
61 | A | Telecommunicatiebedrijven | A | ||
61 | B0 | zendinstallaties: | |||
61 | B2 | - FM en TV | B | ||
77 | - | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | |||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | B | |||
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | C | |||
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | C | |||
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | C | |||
62 | - | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | |||
62 | A | Computerservice- en informatietechnologie- bureau's e.d. | A | ||
58, 63 | B | Datacentra | B | ||
72 | - | SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK | |||
722 | Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek | A | |||
84 | - | OPENBAAR BESTUUR, OVERHEIDSDIENSTEN, SOCIALE VERZEKERINGEN | |||
84 | A | Openbaar bestuur (maatschappelijk) | A | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | |
85 | - | ONDERWIJS | |||
852, 8531 | Scholen voor basis- en algemeen voortgezet onderwijs | B | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | ||
8532, 854, 855 | Scholen voor beroeps-, hoger en overig onderwijs | B | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | ||
86 | - | GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG | |||
8621, 8622, 8623 | Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven | A | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | ||
8691, 8692 | Consultatiebureaus | A | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | ||
871 | 1 | Verpleeghuizen | B | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | |
8891 | 2 | Kinderopvang | B | Indien maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan | |
37, 38, 39 | - | MILIEUDIENSTVERLENING | |||
3700 | B | rioolgemalen | B | ||
59 | - | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | |||
8552 | Muziek- en balletscholen | B | |||
85521 | Dansscholen | B | |||
9101, 9102 | Bibliotheken, musea, ateliers, e.d. | A | |||
931 | F | Sportscholen, gymnastiekzalen | B | Indien sport is toegestaan | |
96 | - | OVERIGE DIENSTVERLENING | |||
96013 | A | Wasverzendinrichtingen | B | Indien dienstverlening is toegestaan | |
96013 | B | Wasserettes, wassalons | A | Indien dienstverlening is toegestaan | |
9602 | Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten | A | Indien dienstverlening is toegestaan | ||
9603 | 0 | Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra | A | Indien dienstverlening is toegestaan | |
9313, 9604 | Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden | B | Indien dienstverlening is toegestaan | ||
9609 | B | Persoonlijke dienstverlening n.e.g. | A | Indien dienstverlening is toegestaan |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Toelichting regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten
Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De gehanteerde milieuzonering is gekoppeld aan een Staat van milieubelastende activiteiten. Een Staat van milieubelastende activiteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Daarnaast kan de verkeersaantrekkende werking van een bedrijf relevant zijn.
Toepassing Lijst van Bedrijven "functiemenging"
Algemeen
De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009) bevatten twee Voorbeeldstaten van bedrijfsactiviteiten, namelijk de 'Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen' en de ' Voorbeeldstaat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging'.
De aanpak van milieuzonering en de in dit plan gebruikte Lijst van Bedrijven 'functiemenging' (LvB 'functiemenging') is gebaseerd op de tweede Voorbeeld Staat in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (2009). De LvB 'functiemenging' wordt gehanteerd in gebieden waar bedrijven of andere milieubelastende functies verspreid zijn gesitueerd tussen woningen en/of andere gevoelige functies. Deze Staat van Bedrijfsactiviteiten bevat geen richtafstanden maar categorieën A, B en C. Onderstaand wordt hier meer in detail op ingegaan. Het gaat in dergelijke gebieden in het algemeen om relatief kleinschalige bedrijvigheid die op korte afstand van woningen kan worden toegestaan.
- Categorie A: toelaatbaar aanpandig aan woningen;
- Categorie B: toelaatbaar indien bouwkundig afgescheiden van woningen;
- Categorie C: toelaatbaar indien gesitueerd langs een hoofdweg.
De toelaatbaarheid van activiteiten wordt voor dergelijke gebieden in de VNG publicatie (en de LvB 'functiemenging') bepaald met behulp van op deze situaties toegesneden toelatingscriteria. In bestaande gebieden waar in enige vorm sprake is van functiemenging, of in gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd (bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen), wordt de LvB 'functiemenging' toegepast.
Zoals in de VNG-publicatie reeds is aangegeven kan bij functiemengingsgebieden gedacht worden aan:
- stadscentra, dorpskernen en winkelcentra;
- horecaconcentratiegebieden;
- zones met functiemenging langs stedelijke toegangswegen en in lintbebouwingen;
- (delen van) woongebieden met kleinschalige c.q. ambachtelijke bedrijvigheid.
Daarnaast kan ook in (delen van) woongebieden waar enige vorm van bedrijvigheid aanwezig of gewenst is de LvB 'functiemenging' worden toegepast. De gemeente streeft binnen het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan naar een gemengd hoogstedelijk woon- en werkmilieu, waar wonen en werken naast elkaar plaatsvindt. Om die reden is gekozen voor toepassing van functiemenging.
Kenmerken van de activiteiten
De activiteiten in dergelijke gebieden verschillen in het algemeen qua aard en schaal sterk van de activiteiten op een bedrijventerrein. Behalve in historisch gegroeide situaties gaat het in hoofdzaak om:
- kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
- bedrijven waarbij de productie en/of laad- en loswerkzaamheden alleen in de dagperiode plaatsvindt;
- activiteiten die hoofdzakelijk inpandig geschieden.
De toegepaste Lijst van Bedrijven 'functiemenging'
De bovengenoemde criteria liggen mede ten grondslag aan de selectie van activiteiten die zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging'. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn de aspecten geluid, geur, stof en gevaar en de index voor verkeersaantrekkende werking (zoals aangegeven onder het kopje 'Regeling toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten met behulp van milieuzonering') in de categorisering opgenomen.
Deze Lijst is samengesteld volgens dezelfde methodiek als de betreffende Voorbeeldstaat uit de VNG-publicatie. Op twee punten is een andere werkwijze toegepast. In dit plan wordt alleen de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten gekoppeld aan de Lijst. In de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' zijn daarom alleen de activiteiten opgenomen die passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van dit bestemmingsplan. De toelaatbaarheid van andere functies wordt in dit plan indien nodig op een andere wijze in de regels en op de plankaart van dit bestemmingsplan geregeld (bijvoorbeeld geen zelfstandige kantoren).
Toegevoegd zijn enkele regelmatig voorkomende bedrijfsactiviteiten die in de lijst van de VNG-publicatie niet specifiek zijn opgenomen, maar wel aan de genoemde criteria voldoen.
Daarnaast is het mogelijk dat bepaalde bedrijven zich aandienen, waarvan de activiteiten in de Lijst van Bedrijven 'functiemenging' niet zijn genoemd, maar die qua aard en invloed overeenkomen met bedrijven die wel zijn toegestaan. Met het oog hierop is in de regels bepaald dat het college van burgemeester en wethouders kan afwijken en vestiging van een dergelijk bedrijf kan toestaan. Om te kunnen afwijken moet op basis van milieutechnisch onderzoek worden aangetoond dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met direct toegelaten bedrijven. Daarbij biedt de lijst van toegestane bedrijven aan derde belanghebbenden en geïnteresseerden houvast in zoverre dat deze typen bedrijven als referentie dienen voor andersoortige bedrijvigheid die kan worden toegestaan. Daarmee is ook impliciet uitgesproken dat de lijst met toegestane bedrijvigheid niet een limitatieve opsomming van mogelijke bedrijfsactiviteiten is.
De lijst biedt een overzicht van specifieke bedrijfstypen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat een bedrijfsverzamelgebouw waarin diverse typen bedrijvigheid zijn gevestigd, als toelaatbaar wordt beoordeeld wanneer de eindgebruikers van bedrijfsruimte zijn toegestaan conform de Lijst van Bedrijven (functiemenging). Daarbij kan, als onderdeel van de bedrijfsopzet, het gezamenlijk
Tot slot wordt benadrukt dat de Staat altijd in samenhang met de regels van de ter plaatse geldende bestemming wordt gelezen. Wanneer in de regels een bepaalde functie is uitgesloten, dan geldt dit ongeacht de opname van die functie in de Staat. Ditzelfde geldt wanneer een bepaald bedrijfstype alleen binnen een bepaald aanduidingsvlak is toegestaan, of wanneer nadere voorwaarden over vestiging in de regels zijn gesteld.
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan De Glasfabriek
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het bestemmingsplan is opgesteld als uitwerking van de Schiedamse gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse. De gebiedsontwikkeling ziet op de transformatie van het noordelijk deel van dit bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied. De gebiedsontwikkeling ziet verder op de doorontwikkeling en opwaardering van het bedrijventerrein, waarvan onder andere het versterken van het distilleercluster als onderdeel van het Dutch Distillers District onderdeel is.
Het voorliggende bestemmingsplan is specifiek opgesteld met als doel om de transformatie van het noordwestelijk deel van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse naar een gemengd woon-werkgebied mogelijk te maken. Het bestemmingsplan is een integrale herziening van de diverse geldende planologische regelingen in het plangebied. Het bestemmingsplan biedt waar mogelijk directe bouwtitels voor de beoogde ontwikkelingen, zodat aanvragen omgevingsvergunning op basis van dit bestemmingsplan kunnen worden verleend.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied bestaat uit het noordwestelijk deel van Nieuw-Mathenesse, zoals globaal aangeduid op afbeelding 1. Het gebied maakt deel uit van de Schiedamse wijk Oost, en daarbinnen van de buurt Glasbuurt. Het plangebied bestaat uit het VROM-terrein aan de Buitenhavenweg en het terrein van de voormalige glasfabriek tussen de Buitenhavenweg en de Nieuw-Mathenesserstraat. Enkele bedrijfspercelen aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat zijn eveneens in het plangebied opgenomen, net als delen van de Buitenhaven en Buitenhavenweg. Hiermee is een logische planbegrenzing gekozen. Het plangebied bestaat uit circa 6,5 hectare (voormalig) bedrijventerrein en een deel buitenruimte (wegen en water).
Afbeelding 1 - Globale begrenzing plangebied Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West
Aan de west- en noordzijde grenst het plangebied aan de Schiedamse binnenstad en de bestaande woonwijk Schiedam-Oost. Het plangebied grenst aan de oostzijde, bij de Nieuw-Mathenesserstraat, aan de Glasbuurt-Oost (Van Deventer-driehoek), een deel van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse dat grotendeels eigendom is van de gemeente Schiedam en waarvoor ook een herontwikkeling tot gemengd woon-werkgebied wordt voorbereid (via een afzonderlijk bestemmingsplan, Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-Oost). Langs de Van Deventerstraat ligt de gemeentegrens met Rotterdam. Direct ten oosten hiervan grenst Schiedam aan de lopende Rotterdamse gebiedsontwikkeling Merwe-Vierhavens (M4H). Ten zuiden van het plangebied ligt de resterende ruim 30 hectare van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse, waar onder andere enkele grote distilleerderijen zijn gevestigd.
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn momenteel zes bestemmingsplannen onherroepelijk van kracht, welke met dit plan (gedeeltelijk) worden herzien. Het betreft de volgende plannen:
Bestemmingsplan | IMRO-nummer | Vastgesteld door de gemeenteraad |
Oost | NL.IMRO.0606.BP0004- | 27 oktober 2011 |
Nieuw-Mathenesse | NL.IMRO.0606.BP0024- | 25 juni 2013 |
Nieuw-Mathenesse, eerste herziening | NL.IMRO.0606.BP0034- | 13 september 2016 |
Parapluplan Parkeren | NL.IMRO.0606.BP0044- | 5 juni 2018 |
Paraplu-bestemmingslan begrippen en wijzen van meten | NL.IMRO.0606.BP00100- | 20 april 2021 |
Geluidzone Havens Noordwest / Oost-Frankeland | NL.IMRO.0606.BP00105- | 6 februari 2024 |
Voor het merendeel van het plangebied geldt momenteel het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse. De bestemmingsplannen Oost en Nieuw-Mathenesse, eerste herziening, zien op enkele specifieke percelen binnen het plangebied. De beide parapluplannen zien op een gemeentebrede implementatie en standaardisatie van enkele specifieke regels.
Het bestemmingsplan Geluidzone ziet op de aanpassing van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein in Schiedam. Specifiek voor het plangebied is relevant dat hiermee het gehele plangebied niet langer is aangewezen als gezoneerd industrieterrein en de specifieke planologische mogelijkheid voor vestiging van een glasfabriek geen werking meer heeft.
1.4 Relatie Nieuw-mathenesse En M4h Rotterdam
Het bestemmingsplan geeft het planologisch kader voor de herontwikkeling en transformatie van een deel van Nieuw-Mathenesse. Deze gebiedsontwikkeling is een Schiedamse ontwikkeling, waarbij beleidsmatig samenhang aanwezig is met de herontwikkeling van de Schiedamse Glasbuurt-Oost (Van Deventer-driehoek) aan de oostzijde van het plangebied.
In het direct nabij het plangebied gelegen Merwe-Vierhavens (M4H) is ook in de gemeente Rotterdam een gebiedsontwikkeling gaande. De insteek van deze ontwikkeling is enigszins vergelijkbaar; transformatie van een deel van het bestaande bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied. De planologische wijzigingen hiervoor vinden in hoofdzaak plaats in het Rotterdamse bestemmingsplan Merwe-Vierhavens (NL.IMRO.0599.BP1122VierhMerwh-). Dat bestemmingsplan regelt onder andere de nieuwe bestemmingslegging voor het gebied waarmee woningbouw mogelijk wordt, geeft (voorlopig) te behouden bedrijventerreinen een juiste bestemming en voert diverse aanpassingen in de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein 'Havens Noord-West / Oost - Frankeland' in Rotterdam door.
Om de regels voor de geluidzone buiten de plangrens van dit bestemmingsplan te regelen is door Rotterdam een parapluherziening opgesteld, waarmee de ligging van de geluidzone is afgestemd op de nieuwe situatie van het gezoneerd industrieterrein. Dit is het bestemmingsplan 'Parapluherziening geluidzone Havens Noordwest Oost-Frankeland' (IMRO-code NL.IMRO.0599.BP1235HavensNOF-).
Beide Rotterdamse bestemmingsplannen zijn gelijktijdig opgesteld. De ontwerpen van de bestemmingsplannen zijn in mei 2023 door Rotterdam in procedure gebracht. Vaststelling staat vooralsnog gepland voor eind 2024. Voor het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van een afhankelijkheid met de Rotterdamse planvorming. Het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West is zelfstandig onderbouwd.
Voor de gebiedsontwikkeling M4H en de aanpassing van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein is ook de procedure van opstelling van een milieueffectrapportage doorlopen. Voor een uitgebreidere toelichting hierop wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3.
1.5 Omgevingswet
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met deze wet is onder andere Wet ruimtelijke ordening komen te vervallen. Het voorliggend bestemmingsplan is als ontwerp in procedure gebracht voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Conform het overgangsrecht bij de Omgevingswet, is bepaald dat een bestemmingsplan dat voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet als ontwerp in procedure is gebracht, conform het bepaalde in de Wet ruimtelijke ordening mag worden afgehandeld.
1.6 Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- een verbeelding, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
- De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is met name gebaseerd op het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1, zoals dat op 28 september 2021 door de gemeenteraad van Schiedam is vastgesteld, en het stedenbouwkundig plan voor de herontwikkeling van de voormalige glasfabriek en bijbehorende terreinen.
- In hoofdstuk 4 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied. Ook wordt in dit hoofdstuk ingegaan op het gemeentelijk beleidskader voor het gebied.
- De gevolgen of effecten van het bestemmingsplan op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 5 beschreven.
- Hoofdstuk 6 geeft een korte toelichting op de gebruikte bestemmingen en bijbehorende regels.
- Hoofdstuk 7 en 8 gaan over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
Het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse kent een interessante ontstaansgeschiedenis, waarbij de nabijheid van de Schiedamse binnenstad, de specifieke structuur van inpolderingen en de afwateringen in de rivierdelta van de Schie bepalend zijn geweest voor zijn vorming. De verschillende soorten industriële- en havengerelateerde functies langs de Buitenhaven en de Nieuwe Waterweg maken het gebied rijk aan historie.
Het plangebied omvat (delen van) de historische polders Nieuw-Mathenesse en Oost-Frankeland. De historische scheiding tussen beide polders werd gevormd door de vroegere Groenedijk, die vanaf de Rotterdamsedijk in zuidelijke richting liep ter hoogte van waar nu ongeveer de Nieuw-Mathenesserstraat ligt. Nieuw-Mathenesse werd rond 1350 ingepolderd, ten zuiden van de toenmalige zeedijk (nu de Rotterdamsedijk). Tussen 1340 en 1390 werd de Schieloop gekanaliseerd. In 1390 werd de zandplaat De Noort gekocht van de heer van Mathenesse, en vervolgens doorgraven. Met deze aanpassingen ontstond de Buitenhaven. Sinds 1394 behoorde het stuk grond aan weerszijden van de Buitenhaven tot de stadsvrijheid van Schiedam.
Het plangebied bleef tot in de 19e eeuw grotendeels onbebouwd. Op de stadsplattegrond van Rutger van Bol'es uit 1770 is alleen wat bebouwing aanwezig langs de Rotterdamsedijk en het deel van de Buitenhavenweg direct grenzend aan de binnenstad (aan de randen van het plangebied).
De historische landschappelijke structuren zouden tot aan de grootschalige ingrepen in het omliggende gebied in de 20e eeuw op hoofdlijnen in stand blijven. Wel was sinds medio 19e eeuw langs de Buitenhaven een cluster van bedrijvigheid rondom de jenever-industrie ontstaan, bestaande uit branderijen, pakhuizen en ondersteunende bedrijvigheid zoals kleine glasfabrieken en een sodafabriek.
Afbeelding 2 Historische foto van Nieuw-Mathenesse, met de Buitenhaven op de voorgrond
Tegen het eind van de 19e eeuw begint een proces van schaalvergroting en concentratie in de industrie. Voor Nieuw-Mathenesse Noord-West betekent dit onder andere dat het terrein van de glasfabriek geleidelijk uitgroeit tot haar huidige omvang. Hierdoor ontstaat direct tegen de binnenstad van Schiedam een industriecomplex met een grote impact op de leefomgeving. In 1899 wordt de NV Vereenigde Glasfabrieken opgericht, door een samenwerking van drie Schiedamse glasfabrieken. In de decennia daarop groeit de fabriek uit tot een van de grootste werkgevers in Schiedam. Vanaf het midden van de 20e eeuw wordt het fabriekscomplex geleidelijk aangepast en gemoderniseerd tot haar huidige voorkomen. Vanaf eind 20e eeuw gaat het eigendom een aantal keer over in andere handen. Uiteindelijk beëindigd de glasfabriek haar activiteiten definitief in 2017. Sindsdien is het terrein in afwachting van invulling met een nieuwe functie.
De meest westelijke punt van het plangebied bestaat uit het zogenaamde VROM-terrein. Dit terrein is lange tijd als gemeentewerf in gebruik geweest. De afgelopen 15 jaar is het terrein voor diverse tijdelijke functies gebruikt, zoals een supermarkt, een school en als parkeerterrein.
Afbeelding 3 Historische ontwikkeling plangebied en omgeving (bron: www.topotijdreis.nl)
2.2 Ruimtelijk - Functionele Beschrijving
De stedenbouwkundige opzet van het gebied is sinds het midden van de 20e eeuw nagenoeg onveranderd. Ook het functioneel gebruik is sinds die tijd grotendeels gelijk gebleven.
Het gebied tussen de Buitenhavenweg en de Nieuw-Mathenesserstraat wordt voor het grootste deel in beslag genomen door het bedrijfscomplex van de voormalige glasfabriek. Een groot deel van de bebouwing is inmiddels reeds gesloopt. De fabrieksgebouwen (productie, opslag, kantoor) zijn gegroepeerd rondom een groot verhard binnenterrein. Aan de Buitenhavenweg bevindt zich het nu grotendeels onbebouwde VROM-terrein, momenteel onder andere in gebruik als parkeerplaats. Ook staan aan de Buitenhavenweg enkele kleinere bedrijfspanden, waardoor het terrein van de voormalige glasfabriek enigszins wordt afgeschermd van de Buitenhaven. Aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat is een gebouwreeks aanwezig, vooral in gebruik als garages, die met de rug naar de achterzijden van de woningen aan de Rotterdamsedijk staan.
Afbeelding 4 Luchtfoto situatie plangebied najaar 2022
Het plangebied wordt door twee wegen ontsloten. De Buitenhavenweg loopt van de Koemarkt langs de Buitenhaven in zuidelijke richting verder naar het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. De Nieuw-Mathenesserstraat loopt vanaf de Rotterdamsedijk in zuidelijke richting het bedrijventerrein op. In de zuidoostpunt van het plangebied takt de Van Deventerstraat aan op de Nieuw-Mathenesserstraat, waardoor over de Rotterdamsedijk, via het Marconiplein en de Tjalklaan de A20 bereikbaar is voor (vracht)verkeer. Aan de zuidzijde van het plangebied wordt met de straat Nieuwsticht de Nieuw-Mathenesserstraat verbonden met de Buitenhavenweg.
De openbare ruimte in het plangebied bestaat met name uit wegen en parkeervoorzieningen. Openbaar groen is zeer beperkt aanwezig, bijna alleen als (ongeorganiseerde) restruimte. Nagenoeg het gehele plangebied is verhard, op een klein deel van het water van de Buitenhaven dat binnen het plangebied valt na.
Bij de zuidoostelijke plangrens is een hoekpunt van een primaire waterkering aanwezig. De dijk zelf is beperkt als zodanig herkenbaar, omdat aangrenzende bebouwing deels in het dijktalud is gebouwd en aan de oostzijde, richting de Rotterdamse Merwehaven, gronden zijn opgehoogd. Het plangebied kent een geleidelijke afloop in hoogte van oost naar west. Het bebouwingslint aan de Rotterdamsedijk, direct ten noorden van het plangebied, is ook op een dijktalud gebouwd. Hierdoor zijn de begane grondtoegangen vanaf de Rotterdamsedijk, vanaf de zuidzijde bezien, op de eerste verdieping gelegen. Tussen de Couwenhovenstraat en het terrein van de voormalige glasfabriek is sprake van een verschil in maaiveldhoogte van enkele meters.
De gronden in het plangebied worden momenteel in hoofdzaak tijdelijk gebruikt voor gemengde vormen van bedrijvigheid en horeca. De eerdere bedrijfsvoering van de voormalige glasfabriek is gestaakt. Het tijdelijk gebruik is onder andere bedoeld als opmaat naar de beoogde herontwikkeling. Het VROM-terrein aan de westzijde van het plangebied werd gebruikt als (betaalde) parkeervoorziening. Langs de Couwenhovenstraat bevinden zich enkele garagebedrijven, aan de Buitenhavenweg is kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid gevestigd, onder andere een distilleerderij, koffiebranderij en een smederij.
2.3 Cultuurhistorische Waarden En Monumenten
De bijzondere historie van Nieuw-Mathenesse heeft zijn sporen in het plangebied nagelaten. Het erfgoed toont de ontstaansgeschiedenis en de gelaagdheid van dit stadsdeel en de verbondenheid ervan met bijzondere aspecten van de industriële geschiedenis van Schiedam. De gebouwen en bouwwerken bepalen mede de karakteristiek en de identiteit van het gebied. Diverse monumentale panden kunnen de schakels vormen van routes waarbij verleden, heden en toekomst verbonden worden.
Aan de Buitenhavenweg ligt de branderij van Onder de Boompjes (Buitenhavenweg 132), een gemeentelijk monument. Ook op het terrein van de voormalige glasfabriek (Buitenhavenweg 140) liggen diverse monumentale panden en bouwwerken. Kenmerkend zijn bijvoorbeeld het voormalige hoofdkantoor van de glasfabriek, de silo's van de fabriek en de transportband die de havenkade met de silo's verbindt.
Voor een uitgebreidere omschrijving van de cultuurhistorische waarden in het plangebied wordt verwezen naar het register van de gemeentelijke monumenten en de beschrijving en waardering van de diverse als monument aangewezen bouwwerken zoals die daarin is opgenomen. Voor de herontwikkeling van het gebied is verder relevant dat bij de procedure tot aanwijzing van diverse gemeentelijke monumenten op het terrein van de voormalige glasfabriek, ook aandacht is besteedt aan de mogelijkheden voor functionele herontwikkeling van het erfgoed met behoud van cultuurhistorische waarden.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Het plangebied wordt op basis van het voorliggende bestemmingsplan nagenoeg geheel herontwikkeld. Het primaire kader voor de ontwikkeling is vastgelegd in het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw Mathenesse fase 1. De hoofdstukken 3 en 4 van het Ruimtelijk Raamwerk geven een beschrijving van de visie voor het gebied voor diverse deelaspecten, en de richtlijnen voor uitwerking. Voor het plangebied is de visie uit het Ruimtelijk Raamwerk door de gemeente en de betrokken projectontwikkelaars in samenspraak uitgewerkt tot een stedenbouwkundig plan voor herontwikkeling van de voormalige glasfabriek.
Afbeelding 5 Indicatie van het beoogd stedelijk concept door de ontwikkelaars
Dit hoofdstuk geeft een samenvattende beschrijving van de relevante delen uit het Ruimtelijk Raamwerk en de doorvertaling daarvan in het stedenbouwkundig plan. Ook bevat dit hoofdstuk de onderbouwing op grond van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Uitgangspunten
Nieuw-Mathenesse heeft het in zich om de stad Schiedam te verrijken als stedelijk gebied. Dat gebeurt onder andere door in het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse nieuwe woonmilieus toe te voegen, en door nieuwe bijzondere openbare plekken die een meerwaarde voor de stad als geheel opleveren. De herontwikkeling van het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse betekent de transformatie van een verouderd en deels in onbruik geraakt bedrijventerrein, naar een uniek onderscheidend stadsdeel. Het geeft Schiedam daarmee ruimte om een aantal ontwikkelingen voor de toekomst in gang te zetten, en daarmee nog beter aan te sluiten op het stedelijk netwerk in de wijdere omgeving van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.
Afbeelding 6 Ligging plangebied tussen station Schiedam Centrum, de binnenstad en M4H
Het voorliggende bestemmingsplan ziet op het noordwestelijke deel van Nieuw-Mathenesse. Na sloop van een groot deel van de bestaande bebouwing van de voormalige glasfabriek, en het bouwrijp maken van het gebied, wordt dit in fasen omgevormd tot een gemengd woon-werkgebied. De uitwerking van het stedenbouwkundig plan voor het gebied is gebaseerd op drie kernwaarden:
- 1. Een wijk met een sterk eigen identiteit, die voortvloeit uit het verleden;
- 2. Verankerd in en verbonden met de stad;
- 3. Een groene, gezonde en leefbare wijk (intrinsiek duurzaam).
Deze kernwaarden zijn uitgewerkt in een aantal thematische uitgangspunten. Kort worden de belangrijkste aspecten van deze uitgangspunten toegelicht.
3.2.1 Routes en verbindingen
Het plangebied is strategisch gelegen op een schakelpunt in de stad Schiedam. De binnenstad ligt direct westelijk van het plangebied, het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse direct ten zuiden er van. Oostelijk grenst het plangebied aan de Glasbuurt-Oost, eveneens onderdeel van de transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied. Iets verderop ligt de Rotterdamse gebiedsontwikkeling M4H. Aan de noordkant van het plangebied ligt Schiedam-Oost, met op korte loop- en fietsafstand het station Schiedam Centrum (metro, bus, tram en intercitytrein). Nieuw-Mathenesse Noord heeft het daarom in zich om, met als basis de voorzieningen die in de directe nabijheid aanwezig te zijn, uit te groeien tot een autoluwe stadswijk, ingericht op fiets- en wandelverkeer. De functies en voorzieningen in het gemengd stedelijk milieu, zoals dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, vormen een aanvulling op de omgeving. Insteek is dat deze niet met voorzieningen in de Schiedamse binnenstad of het bestaande Oost concurreren, maar dat ze wel voorzien in enkele specifieke dagelijkse behoeften van nieuwe bewoners en gebruikers van het gebied.
Ambitie is om Nieuw-Mathenesse Noord, de binnenstad en Schiedam-Oost onlosmakelijk met elkaar te verbinden, zodat ze elkaar aanvullen en versterken. Ook de relatie met Rotterdam Oud-Mathenesse en M4H is daar onderdeel van. In de huidige situatie zijn hiervoor de routes naar, en verbindingen met, de omgeving nog niet optimaal. Binnen de bredere kaders van de gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse worden deze opgepakt, onder andere ook met diverse rijkssubsidies. De ontwikkeling binnen het plangebied wordt daarbij als katalysator en aanjager gebruikt om diverse maatregelen (versneld) uit te werken en door te (kunnen) voeren.
Afbeelding 7 Indicatie van de diverse routes door en langs het plangebied
Binnen het plangebied zelf zijn uiteraard de routes door het gebied van belang, waarbij de oost-west route een goede verbinding maakt tussen de binnenstad en de oostelijker gelegen Glasbuurt-Oost en de Rotterdamse M4H.
3.2.2 Stedelijk concept
De bestemmingslegging wijzigt in hoofdzaak van Bedrijventerrein naar Gemengd. Binnen de nieuwe gemengde woon-werkgebieden wordt een functiemenging beoogd die zorgt voor een levendig stedelijk interactiemilieu. Als buffer tussen het meer op wonen gerichte deel van het plangebied en het te behouden bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse ten zuiden van het plangebied, wordt een deel van het plangebied aangewezen voor gemengd gebruik voor bedrijven, voorzieningen en horeca, zonder dat hier in algemene zin ook een woonfunctie wordt voorgestaan.
Nieuw woonmilieu
De ambitie om van Nieuw-Mathenesse Noord een gemengd woon-werkgebied te maken, sluit aan bij de grote behoefte aan woningen in de stedelijke context van Schiedam en de wijdere regio. Nieuw-Mathenesse Noord is onder andere door de ligging naast de historische binnenstad en de nabijheid van het station Schiedam-Centrum aantrekkelijk om te wonen. Hier ontstaat een hoogstedelijk woon-werkgebied: een wijk met veel functies op een relatief klein oppervlak. Woningen in een stedelijke dichtheid, werken aan huis, met voorzieningen dichtbij en gemengd met passende bedrijvigheid, en met divers en goed openbaar vervoer in de buurt.
De kwaliteit van de openbare ruimte is daarbij extra belangrijk, ook voor de bestaande stad. Het gebied wordt (beter) openbaar toegankelijk, meer mensen maken er gebruik van. Op Nieuw-Mathenesse Noord wordt een woonmilieu gecreëerd dat onderscheidend en nieuw is voor Schiedam, maar dat wel aansluit bij de Schiedamse maat van stedelijkheid. De herontwikkeling van het plangebied versterkt die Schiedamse stedelijkheid: bestaande structuren worden doorgezet en aangevuld met bebouwing met een variatie in grootte. De transformatie van het gebied sluit daardoor naadloos aan bij de bestaande stad en voegt nieuwe kwaliteiten toe. Schiedam als geheel profiteert hiervan, en daarmee ook de regio.
Dutch Distillers District
Herontwikkeling van het plangebied biedt goede mogelijkheden om de betekenis en invulling van het Dutch Distillers District te vergroten. Dit met name door het activeren van het waterfront van de Schie, en de verbinding tussen de binnenstad en de distilleerderijen zuidelijker op Nieuw-Mathenesse. Op dit moment is de aanhechting van Nieuw-Mathenesse op de Schiedamse binnenstad niet optimaal. Het VROM-terrein als groot parkeerterrein is geen prettige overgang van binnenstad naar het bedrijventerrein. Ook zijn er geen functies die een duidelijke meerwaarde hebben voor de omgeving; het gebied was zeer introvert.
Door activering van het waterfront wordt deze route sterk verbeterd, en wordt het Dutch Distillers District meer als een ruimtelijk samenhangend geheel gepresenteerd. Door het toevoegen van aantrekkelijke verblijfsplekken, bebouwing met een diversiteit aan functies en het verbeteren van het gebruik van het water voor recreatie en ontspanning wordt dit deel van het Dutch Distillers District kwalitatief versterkt.
Aanleg park en groenstructuur
De transformatie van het gebied versterkt de ruimtelijke structuren tussen het waterfront aan de Buitenhaven en de de Nieuw-Mathenesserstraat. Aan het waterfront wordt de stedelijke wand hersteld, aan de oostkant volgt de nieuwe bebouwing de rooilijn van de voormalige fabrieksgebouwen (de bebouwing langs de Nieuw-Mathenesserstraat zelf is inmiddels gesloopt, nadat in 2014 reeds de bedrijfsbebouwing op de hoek Nieuwsticht is gesloopt). Hiermee worden de twee assen in de noord-zuid richting duidelijker gedefinieerd.
Afbeelding 8 Indicatie van het te realiseren park en de laan
Van oost naar west was er door het afgesloten fabrieksterrein van de glasfabriek geen openbare verbinding door het gebied. Daarnaast is het gebied nu zeer versteend. Door het toevoegen van het 'Glaspark' en de 'Glaslaan' wordt het plangebied verbonden met zijn omgeving én krijgt het een groener karakter. Het gebied is hiermee niet alleen van waarde voor de toekomstige gebruikers en bewoners, maar kent ook meerwaarde voor de stad. Het park wordt autovrij ingericht en is gericht op langzaam verkeer, in combinatie met bewegen en verblijven in het groen.
Integratie bestaande gebouwen
Diverse monumentale gebouwen worden behouden, en geïntegreerd in het ontwerp voor het plangebied. Beoogd wordt hier op verschillende manieren mee om te gaan: gebouwen worden door goed ontwerp als belangrijk gebouw in het openbaar gebied gepositioneerd, en door toevoeging van nieuwe functies en soms ook bouwvolume krijgen de gebouwen meer waarde en kunnen ze goed blijvend worden behouden. Enkele markante gebouwen die herinneren aan de glasfabriek blijven zo behouden, zoals het vroegere hoofdkantoor en de silo's. Het huidige pand van distilleerderij Onder de Boompjes aan de Buitenhavenweg is geen onderdeel van de ontwikkeling. Dit pand blijft uiteraard behouden en wordt ingepast in het ontwerp van het gebied.
Samenhang met omgeving
Op een aantal aspecten met betrekking tot de uitgangspunten voor de stedenbouwkundige invulling in samenhang met de omgeving wordt onderstaand ingegaan. Hiermee wordt de context van het beoogd stedelijk concept ook in relatie tot de bredere beleidsopgaven geduid, met een nadruk op het deelaspect woningbouw. In hoofdstuk 4 (Beleidskader) en hoofdstuk 5 (Planologische en milieutecnische randvoorwaarden) wordt aanvullend ook nog onderbouwing van deze componenten gegeven.
Schiedam heeft zich door afspraken met het Rijk, de provincie en regiogemeenten, gecommitteerd aan de opgave om in de periode tot 2030 in totaal 6.000 nieuwe woningen te bouwen. In de gemeentelijke Woonvisie is het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse aangewezen om een substantieel deel van de Schiedamse woningbouwopgave te accommoderen. De keuze voor Nieuw-Mathenesse Noord is om meerdere redenen beargumenteerd. Het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten door de voormalige glasfabriek in 2017, betekende dat een groot terrein gelegen direct nabij de Schiedamse binnenstad, beschikbaar kwam voor herontwikkeling. Belangrijk is dat een hernieuwde ingebruikname van het terrein voor een zware industriefunctie om meerdere redenen niet wenselijk was. Gelet op de opgaven op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau ten aanzien van woningbouw, is het ontwikkelen van een dergelijke binnenstedelijke locatie met een substantieel aantal woningen volkomen voor de hand liggend.
Binnenstedelijke verdichting betekent niet dat het plangebied zondermeer met hoogbouw kan worden bebouwd. Er is gewerkt met een Schiedamse maat van stedelijkheid, die recht doet aan opgaven voor woningbouw en een efficiënt binnenstedelijk ruimtegebruik, maar ook zorgdraagt voor een aantrekkelijk en kwalitatief hoogwaardig woon- en verblijfsgebied. In het Ruimtelijk, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 september 2021, is het uitgangspunt voor herontwikkeling conform de Schiedamse maat van stedelijkheid uitgewerkt, en zijn op hoofdlijnen de kaders vastgelegd voor de gedeeltelijke transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord naar een gemengd woon-werkgebied.
Het Ruimtelijk Raamwerk geeft reeds weer dat, mede vanwege de ligging van het gebied nabij de Schiedamse binnenstad, sprake moet zijn van een gevarieerd stedenbouwkundig beeld. Gelet op de omvang van het gebied, is daarbij een variatie in bouwvolumes met enkele hoogteaccenten goed inpasbaar. Het Raamwerk biedt daarvoor ook expliciete aanknopingspunten. Op basis van het Ruimtelijk Raamwerk is onder andere voor het terrein van de glasfabriek verder gewerkt aan de gedachtevorming over een mogelijke invulling met bebouwing. In samenspraak met de betrokken ontwikkelaars is op basis van het Ruimtelijk Raamwerk een beeldkwaliteitsplan uitgewerkt voor het plangebied. Bij het opstellen hiervan is expliciet aandacht besteed aan de mogelijke impact van de beoogde ontwikkeling op de omgeving. Daarnaast is voor Nieuw-Mathenesse Noord een stedenbouwkundig kwaliteitsteam in het leven geroepen door de gemeente.
Het te ontwikkelen terrein, van circa 6,5 hectare groot, biedt voldoende ruimte voor een gebalanceerde planuitwerking. Er is goed nagedacht over de opzet van het plan en de oriëntatie en positionering van de hogere bebouwing. Het bestemmingsplan kent bijvoorbeeld aan de westzijde van het plangebied, in de zone direct langs de Buitenhaven, over een lengte van circa 300 meter negen verschillende toegestane bouwhoogtes, variërend van 9,5 meter tot 28,5 meter. Aan de noordzijde van het plangebied, grenzend aan de achterzijde van de bestaande woningblokken aan de Rotterdamsedijk, varieert de toegestane bouwhoogte van 11,5 meter tot 21,5 meter. Voor een binnenstedelijke ontwikkelingslocatie zijn dit geen uitzonderlijke bouwhoogten. Meer naar het midden van het plangebied zijn enkele bouwblokken aangeduid met een toegestane bouwhoogte van 37,5 - 45 meter. Deze bouwblokken zijn gesitueerd aan een nieuw park, en hebben daarnaast ook door de lagere bouwhoogten van aangrenzende bouwblokken, voldoende lucht en ruimte om zich heen om te voorkomen dat sprake is van een massaal hoogbouwfront.
Weliswaar wordt hogere bebouwing toegestaan dan die van de voormalige glasfabriek, deze bouwvolumes zijn door de afwisselende setting en de substantiële vergroening in het gebied aanvaardbaar. Verder is goed nagedacht over de opbouw van hoogtes in de overgang tussen de binnenstad naar de Rotterdamse M4H. Rond de Koemarkt en Rotterdamsedijk zijn in de loop van de 20e eeuw al hoogteaccenten geplaatst. Binnen de gebiedsontwikkelingen M4H en het aangrenzende Glasbuurt-Oost (Van Deventerdriehoek) wordt de volgende schaalsprong gemaakt. Het plangebied geeft stedenbouwkundig een opbouw van schalen van de Koemarkt en Rotterdamsedijk naar de Glasbuurt-Oost en M4H. Voor zichtlijnen en oriëntatiepunten gaat het Raamwerk nader in op de hoogteopbouw van de Schiedamse binnenstad naar M4H en Marconiplein. Daarbij is voor Nieuw-Mathenesse een hoogtelijn van grofweg 45 tot ruim 70 meter aangeduid. Het merendeel van de bouwvolumes in het plangebied blijft (ruim) onder deze maatvoering, waarbij het silocomplex in Glasbuurt-West en een nieuw hoogteaccent in Glasbuurt-Oost de twee hoogste volumes betreffen.
In de bestaande situatie zijn de silo's van de voormalige glasfabriek het meest beeldbepalende, bebouwingselement in het plangebied. De silo's zijn mede vanwege hun karakteristiek ook aangemerkt als gemeentelijk monument, en door die aanwijzing van een specifiek beschermingsregime voorzien. Wel is de opgave om een nieuwe functie voor de silo's te vinden.
Nader onderzoek naar de technische staat van de silo's heeft uitgewezen dat deze constructief van een dusdanige kwaliteit zijn dat een optopping mogelijk is tot een hoogte van circa 100 meter. De eigenaren van het terrein hebben daarbij de insteek genomen om bovenop de bestaande silo's een hotel te ontwikkelen. Om voldoende ruimte te behouden voor een uitwerking van het hotel, zowel programmatisch als qua architectuur, is de toegestane bouwhoogte in basis gesteld op 58 meter. Met deze bouwhoogte is sprake van een kader voor herontwikkeling van het silocomplex, waarbij geen sprake is van een aantasting van de monumentale waarden, en is ook geborgd dat de functie als iconisch hoogteaccent in het plangebied behouden blijft.
Het plangebied kent dus een variatie aan korrelgroottes van bebouwing, die reageert op de omliggende stedelijke structuren en de karakteristieke organisatie van de voormalige glasfabriek. Naast dat dit zorgt voor een soepele overgang van de dichtbebouwde binnenstad naar het grootschalige bedrijventerrein aan de zuidzijde en M4H aan de oostzijde, biedt de gekozen opzet ook de mogelijkheid om een grote diversiteit aan te brengen in het programma van werkplekken, woningen en buitenruimte. Het voorliggend plan betreft een omvangrijke binnenstedelijke herontwikkeling, waarvan de realisatie diverse jaren in beslag zal nemen. Om in te kunnen spelen op eventuele toekomstige ontwikkelingen, zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee zo nodig binnen bepaalde kaders kan worden afgeweken van de regels zoals die nu worden vastgelegd. Door de formulering is altijd sprake van een toetsmoment voor het bevoegd gezag. Hiermee is sprake van een plan dat aansluit bij haar omgeving, en dat afgewogen bijdraagt aan het realiseren van de diverse ambities op het gebied van de beoogde binnenstedelijke verdichting in Schiedam.
3.2.3 Programma
Het programma binnen het plangebied bestaat uit twee hoofdcomponenten. De transformatie ziet vooral op het toevoegen van een groot aantal woningen, daarnaast blijft het gebied ook de mogelijkheid bieden voor huisvesting van bedrijven en ondernemingen. Deze laatste categorie valt uiteen in bedrijfsactiviteiten die gericht zijn op het verzorgen van bewoners en bezoekers van het gebied (voorzieningen), en bedrijfsmatige activiteiten die bijdragen aan een levendige en aantrekkelijke wijk. De nieuwe wijk draagt daarmee bij aan het versterken van het woonklimaat en economisch vestigingsklimaat van Schiedam. Belangrijk uitgangspunt is dat wonen en werken gemengd door elkaar plaatsvindt.
Woningen
Het aantal nieuwe woningen binnen het plangebied bedraagt 738, wat een dichtheid betekent van ruim 100 woningen per hectare. Insteek is woningen voor verschillende doelgroepen te bouwen. De gemeente Schiedam heeft een groot tekort aan woningen voor middeninkomens, en kent naar verhouding een groot aantal woningen in de lagere prijsklassen (zowel koop als (sociale) huur). Door toevoegen van koopwoningen voor middeninkomens, wordt de doorstroming bevordert en is er gelegenheid om sociale stijgers vast te houden in Schiedam. Binnen het plangebied worden zowel koop- als huurwoningen gerealiseerd. Het gebied is groot genoeg om diverse typen woningen te bouwen, en deze ook op een goede manier te plaatsen.
Minimaal 30% van de 738 woningen wordt als sociale huurwoning gerealiseerd (minimaal 222 sociale huurwoningen in het totale woonprogramma). In de regels van de relevante bestemmingen is geborgd dat dit aantal woningen moet worden gebouwd. Afspraken over de instandhouding van de sociale huurwoningen worden gemaakt tussen de ontwikkelaar en een woningcorporatie (toegelaten instelling).
Voor de overige woningen wordt met name ingezet op het middensegment, en dan voornamelijk koopwoningen. Qua typologie zal dit voornamelijk bestaan uit appartementen en woningen gericht op midden- en hogere inkomens bestaande uit 2- tot 4-persoonshuishoudens. Aandachtspunt hierbij is dat de stad Schiedam voldoende (kleinere) woningen voor 1-2 persoonshuishoudens kent, zowel nieuwbouw door de substantiële toevoeging van dergelijke woningen in de gebiedsontwikkeling Schieveste (Schiedistrict), als in het reeds aanwezige aanbod van deze woningen in de bestaande voorraad.
Binnen het plangebied wordt ook ruimte voor woonzorgvoorzieningen geboden. Deze specifieke combinatie van wonen en zorg is nog onderwerp van studie, en de invulling wordt mede in samenhang met de planuitwerking voor Glasbuurt-Oost bezien.
Sociaal-maatschappelijke voorzieningen en werklocaties
De transformatie naar gemengd woon-werkgebied betekent ook dat er in de Glasbuurt voorzieningen komen, die bijdragen aan een levendige, gezonde en aantrekkelijke wijk. Passend bij de ambities en het karakter van een gezond Schiedam wordt er in Nieuw-Mathenesse ruimte geboden aan diverse sociaal-maatschappelijke voorzieningen.
In de nieuw te ontwikkelen wijk is ruimte voor ontmoeting. Er zal ruimte ontstaan voor een sociale structuur waar mensen de kans krijgen om een leven op te bouwen dat past bij een duurzame levensstijl, en waar mensen oog hebben voor elkaar. Er komen kleinschalige speelplaatsen in de openbare ruimte nabij de woonomgeving, en er wordt gekeken naar het faciliteren van sport en spel op daken van de nieuwe bebouwing, om zo een intensiever ruimtegebruik te realiseren. Bewoners en bezoekers kunnen gebruik maken van deelvoorzieningen die beschikbaar zijn in de mobiliteitshub. Voor jonge gezinnen wordt in de nabijheid van hun woning voorzien in de mogelijkheid van kinderopvang, en de autoluwe groene binnengebieden van de wijk zijn aantrekkelijk voor spelen en bewegen in de buitenlucht.
Voor wat betreft het primair onderwijs en het merendeel van de overige sociaal-maatschappelijke voorzieningen is de wijk gericht op het bestaande aanbod in (met name) de Binnenstad en Schiedam Oost. De nieuwe wijk zorgt hiermee voor het versterken van het economisch-maatschappelijk draagvlak van deze voorzieningen, en kan bijdragen aan de duurzame instandhouding op een goed kwalitatief niveau van de bestaande voorzieningen.
In Nieuw-Mathenesse liggen veel kansen voor het realiseren van voorzieningen voor sport, cultuur en ontspanning (leisure). Binnen het plangebied, en mogelijk ook verder zuidelijk langs de Buitenhaven, zullen mogelijk horecagelegenheden komen, passend bij de unieke bedrijven van Schiedam (Dutch Distillers District) en gebruikmakend van de openbaar toegankelijke ruimte die met de transformatie van het gebied ontstaat (zowel op het water als in de groene parkgebieden).
Bij bijzondere industriële panden kunnen onderscheidende horecaconcepten ontstaan. Voorbeelden zijn de karakteristieke iconen van de silo's van de voormalige glasfabriek, of het 'Glashuis' dat in de meest noordwestelijke punt wordt beoogd als entree van het gebied vanuit de Schiedamse binnenstad. Dergelijke panden en locaties kunnen ook een (semi-)openbaar karakter krijgen, waarbij cultureel-maatschappelijke functies kunnen samengaan met bijvoorbeeld commerciële functies zoals een hub voor start-ups, co-working faciliteiten of horeca.
Naast voorzieningen voor de wijkbewoners en bezoekers, blijven reguliere werklocaties een belangrijk onderdeel van het plangebied. Deze zullen wel een ander profiel hebben dan de vroegere bedrijvigheid binnen het plangebied. Voor de voormalige glasfabriek is dat het meest evident. Planologisch gezien is vestiging van een nieuwe glasfabriek niet meer mogelijk. Binnen de nieuwe uitwerking voor het terrein is gezocht naar vormen van bedrijvigheid die kunnen worden gecombineerd met woonfuncties. Insteek is ruimte te bieden aan gemengde bedrijvigheid, die zowel onderling mengbaar is als goed is te combineren met functies als wonen. Het bestemmingsplan maakt circa 23.000 m2 bedrijfsruimte mogelijk, waarbij voor diverse categorieën bedrijvigheid en voorzieningen nadere voorwaarden zijn gesteld. Voor een deel van de werklocaties is sprake van voortzetting van momenteel reeds aanwezige bedrijvigheid (omdat deze buiten de transformatie vallen). Daarnaast gaat het om het tijdelijk gebruik van het voormalige hoofdkantoor van de glasfabriek, ook worden enkele bedrijven gefaciliteerd die nu elders in het gebied gevestigd zijn en die in het kader van de transformatie een nieuwe plek krijgen binnen het plangebied.
3.2.4 Duurzame mobiliteit
Nieuw-Mathenesse vormt een verbindende schakel tussen de Schiedamse binnenstad, het station Schiedam-Centrum, de Rotterdamse gebiedsontwikkeling M4H en de wijken Schiedam-Oost en Rotterdam Oud-Mathenesse. Het is een gebied omringd door (in potentie) diverse fysieke barrières, zoals de dijk, het water en wegen. Een heldere structuur ten aanzien van autoverkeer, langzaam verkeer en openbaar vervoer helpt met het versterken van duurzame bereikbaarheid, waarbij het accent verschuift naar de fietser, voetganger en het OV. Deze thema’s waren een belangrijk onderdeel in de visievorming voor Nieuw-Mathenesse. In de nieuwe wijk komen wonen en werken op een nieuwe en innovatieve manier samen, en zijn goede verbindingen met de omgeving essentieel. Dit betekent dat het gebied straks diverse vervoersmogelijkheden moet kunnen faciliteren met een juiste balans waarbij oog is voor aantrekkelijkheid, duurzaamheid, bedrijvigheid en een aantrekkelijke leefomgeving.
Belangrijk uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte wordt opgevangen in parkeergarages, en het parkeren op straat wordt geminimaliseerd. In het plangebied komt een collectieve parkeervoorziening (mobiliteitshub), zowel bedoeld voor het parkeren van auto's van bewoners van het plangebied als van bezoekers en werknemers van in (de nabijheid van) het plangebied gevestigde bedrijven. Het plangebied zelf wordt verder zo veel mogelijk ingericht op lopen, fietsen en andere vormen van langzaamverkeer. De Buitenhavenweg wordt deels autovrij gemaakt, maar wel zodanig dat de bedrijvigheid langs de haven goed bereikbaar blijft voor leveranciers en ander noodzakelijk verkeer. Invoering van gereguleerd parkeren en diverse wijzigingen in de toegestane verkeerssnelheid en inrichting van wegen en openbare ruimte zorgt voor een gebied dat zowel goed bereikbaar is als een aantrekkelijk verblijfsklimaat biedt aan bewoners, werknemers en bezoekers. Daarbij wordt de programmering van bedrijvigheid en voorzieningen ook benut voor het zorgen van een levendig openbaar gebied.
De bestaande (bedrijfs)panden die aan de voorzijde aan de Rotterdamsedijk worden ontsloten (buiten het plangebied), hebben in enkele gevallen parkeerplaatsen op eigen terrein aan de zuidzijde. Deze parkeerplaatsen blijven bereikbaar, en behouden hun ontsluiting via het plangebied. Ook wordt in het plangebied ruimte geboden voor bijvoorbeeld parkeren voor mindervaliden en het laden en lossen in de openbare ruimte.
3.2.5 Toekomstbestendig landschap
De inrichting van de openbare ruimte vervult, naast invloed op het karakter en uitstraling van een gebied, ook een aantal belangrijke functies. Hierin komen ‘harde’, kwantificeerbare functies zoals ruimte voor verkeer, samen met ‘zachte’ functies die zorg dragen voor de leefbaarheid en kwaliteit van het terrein zoals spelen en bewegen.
Over het gehele gebied geldt dat de sfeer van stedelijk industriegebied aan de haven voelbaar moet blijven. Diverse historische elementen blijven bestaan en (nieuwe) bedrijvigheid mag worden gezien. Belangrijke ambities die een uitwerking moeten vinden in de inrichting van de openbare ruimte zijn:
- groen: bomen voor koeling en beperking van wind, minder verharding zodat in tijden van regen meer water in de grond kan trekken, bijdragen aan vergroten ecologische waarde;
- veiligheid: heldere routes en scheiding van langzaam verkeer ten opzichte van auto- en vrachtverkeer, goede logistieke routes voor bedrijven en (maatschappelijke) diensten;
- sociale veiligheid en gezondheid: veilige, zichtbare en aantrekkelijke plekken voor sport, spel en beweging en een bewuste programmering van functies langs de openbare routes die zorgen voor reuring en 'ogen op straat' gedurende een groot deel van de dag.
Afbeelding 9 Indicatie groenstructuur en groene daken in het plangebied
Nieuw-Mathenesse heeft veel potentie om het thema duurzaamheid naar een hoger niveau te tillen. Dit is ook nodig, omdat er ingespeeld moet worden op klimaatveranderingen, en omdat de klimaatverandering zoveel mogelijk beperkt moet worden in de toekomst. Grotere gebiedsontwikkelingen zoals deze zijn de ideale gelegenheid om nieuwe duurzame standaarden effectief in te passen, en om te zorgen dat een ontwikkeling niet alleen in het plangebied zelf positief doorwerkt ten aanzien van klimaatbestendig en duurzaam functioneren, maar dit ook een bredere werking voor de stad kan krijgen.
Nieuw-Mathenesse Noord is groener en klimaatrobuuster
Een belangrijke speerpunt is dat Nieuw-Mathenesse Noord in de toekomst groener en klimaatrobuuster moet worden. Het gebied transformeert van een werklocatie naar een gemengd stedelijk gebied. Er worden nieuwe woningen en functies toegevoegd, waardoor de impact van bijvoorbeeld wateroverlast en hittestress groter wordt. Het toevoegen van groen en water(berging) kan de mogelijke waterproblematiek en hittestress verminderen, door parken en groenstructuren, toepassing van groene gevels en aanleg van groene daken of waterdaken.
Een ander aandachtspunt zijn windcorridors. Wind, die over water een gebied in waait, kan een sterk koelend effect hebben. Bouwblokken moeten daarom zodanig worden georiënteerd ten opzichte van het water, dat zogenaamde tochtgaten niet dicht groeien met opgaand groen of worden dichtgezet met andere bebouwing. Uiteraard moet daarbij wel goed worden gekeken in hoeverre er niet te veel wind staat, wat negatief kan uitwerken voor het verblijfsklimaat, of voor het lopen en fietsen door de buurt.
Om Schiedam en het achterland blijvend te beschermen tegen het water uit de rivieren en de zee, is het waarschijnlijk noodzakelijk de primaire waterkering op (middel)lange termijn te versterken en/of te verhogen. In de uiterste zuidoosthoek van het plangebied ligt een klein stukje van de primaire waterkering, de Deflandsedijk. Daarbij kan te zijner tijd ook worden verkend of een verplaatsing van de dijk mogelijk en haalbaar is, of dat er andere oplossingen denkbaar zijn om de waterveiligheid duurzaam te waarborgen. Een eventueel versterkingstraject of verplaatsing van de primaire waterkering valt overigens buiten de scope van het voorliggende bestemmingsplan.
Het toevoegen van groen en water zorgt niet alleen voor minder waterproblematiek en hittestress, het is ook waardevol voor de biodiversiteit. Bij de inrichting van het openbaar gebied wordt daarom ook rekening gehouden met de meerwaarde van beplanting en andere inrichtingselementen voor dieren en planten.
Nieuw-Mathenesse is energie-neutraal en circulair
Verder is het belangrijk dat Nieuw-Mathenesse zich in de toekomst energieefficiënt en mogelijk ook circulair ontwikkelt. Voor energie (zowel produceren als gebruiken) liggen er grote kansen, gelet op de voorgenomen transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord. Zeer goed geïsoleerde, aardgasvrije en energie producerende woningen en bedrijfspanden kunnen in de toekomst het straatbeeld van Nieuw-Mathenesse bepalen.
De bouwopgave in het gebied biedt perspectief om op een andere manier na te denken over materiaalgebruik en kan gebruikt worden om partijen uit te dagen om af te zien van het veelvuldig gebruiken van primaire grondstoffen bij de realisatie van projecten. Daarnaast is het voor de gemeente een kans om te kijken of voor de inrichting van de openbare ruimte het gebruik van circulair geproduceerde elementen een plek kan worden geven. Circulariteit biedt kansen voor het maken van nieuwe verbindingen op bedrijventerreinen, door deelgebruik te stimuleren en reststromen waardevol in te zetten.
3.3 Duurzame Verstedelijking
3.3.1 Algemeen
De Nationale Omgevingsvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven. Indien de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, moet gemotiveerd worden waarom dit niet kan binnen het bestaand stedelijk gebied.
De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van de provinciale Omgevingsverordening. De vereisten wijken echter af van de vereisten uit het Besluit ruimtelijke ordening. De provinciale ladder vereist dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, en welke plaatsvindt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Ontwikkeling buiten het bestaand stads- en dorpsgezicht zijn enkel toegelaten in de in de verordening genoemde gevallen en op de genoemde locaties.
3.3.2 Relatie tot ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 738 nieuwe woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Schiedam. Daarnaast voorziet het plan in het behoud en hernieuwde ontwikkeling van circa 23.000 m2 aan bedrijfsfuncties en diverse ondersteunende voorzieningen behorend bij het beoogde woon-werkgebied, zoals horeca, dienstverlening en maatschappelijke voorzieningen. Voor de woningen en het toe te voegen commerciële- en bedrijfsprogramma dient de Ladder voor duurzame verstedelijking te worden doorlopen, omdat de ontwikkeling (mogelijk) te typeren is als stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro en de provinciale Omgevingsverordening.
Wonen
De projectlocatie is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Dit betekent dat enkel de behoefte aan de ontwikkeling hoeft te worden aangetoond, waarbij gelet op het provinciale beleid tevens de regionale afstemming bij de beoordeling dient te worden betrokken. Voor het bepalen van de behoefte is gebruik gemaakt van beschikbaar provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid en op basis daarvan gemaakte afspraken (zie ook hoofdstuk 4).
Voor de woningbehoefte zijn allereerst diverse afspraken met rijk, provincie en regiogemeenten relevant, zoals de Woondeal Rotterdamse regio van maart 2023 (zie ook hoofdstuk 4). In hoofdzaak zijn de kwantitatieve afspraken in deze afspraken erop gericht om de productie van 100.000 woningen tot 2025 in de zuidelijke Randstad te versnellen en om te zorgen voor voldoende harde plancapaciteit voor de periode tot 2040 (bouwproductie van 230.000 woningen).
Daarnaast hebben de gemeenten samen met woningcorporaties uit de regio Rijnmond begin 2023 het 'Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2023-2030' gesloten. Daarmee zetten zij in op een uitbreiding van het aantal woningen in de regio Rotterdam met 54.000. In het akkoord is vastgelegd wat de bijdrage van iedere gemeente is aan het behalen van de regionale doelen. In dat kader is afgesproken dat de totale woningvoorraad in Schiedam wordt uitgebreid tot een totaal van 40.609 woningen in 2030. Om dit doel te realiseren zullen tot 2030, rekening houdend met de sloop van circa 1.200 verouderde woningen, in Schiedam in totaal 6.000 nieuwe woningen gebouwd worden. Om ten aanzien van de kwalitatieve behoefte een goede balans in de woningvoorraad te creëren is daarbij tevens besloten dat binnen Schiedam het aantal sociale woningen gelijk blijft
De Woonvisie van de gemeente Schiedam is afgestemd op deze regionale woningmarktafspraken. In de Woonvisie van september 2020 is het aantal te realiseren woningen vergroot. Daarnaast wordt ingezet op het ontwikkelen van 6.000 woningen en realiseren van 2.000 woningen voor ouderen. Een van de speerpunten in het gemeentelijk woonbeleid is het realiseren van een kwalitatief goede, gedifferentieerde en evenwichtige woningvoorraad die de wooncarrière van Schiedammers faciliteert: een wooncarrière die aantrekkelijk is voor hogere en midden inkomensgroepen van binnen en buiten stad, en die daarmee de doorstroming op de woningmarkt mogelijk maakt. Zodoende bestaat behoefte aan een gevarieerd woningaanbod, zodat bewoners zich kunnen binden en verbonden kunnen blijven voelen aan de stad doordat er goede mogelijkheden bestaan in de wooncarrière, aansluitend op de verschillende behoeftes per levensfase.
Uit het bovenstaande blijkt dat er een aanzienlijke behoefte bestaat aan nieuwe woningen in de regio en de stad Schiedam in de komende jaren. Het bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal 738 nieuwe woningen mogelijk. Bouw van deze woningen vormt een belangrijke stap in het realiseren van de woningbouwambities tot 2030, het gaat om ruim 10% van de Schiedamse bouwopgave voor deze periode. Om die ambitie verder kracht bij te zetten is de gemeente, als onderdeel van een generieke verkenning, aan het onderzoeken of en op welke wijze het aantal woningen mogelijk ook binnen het voorliggend bestemmingsplangebied op den duur verhoogd zou kunnen kan worden. Benadrukt wordt dat deze verkenning vooralsnog niet tot gevolgen voor de opzet van het voorliggende plan leidt. Mocht een bepaalde ambitie in de toekomst worden bijgesteld, dan zal een eventuele aanpassing van het planologisch kader naar dan geldend inzicht worden doorgevoerd. Van de nieuw te bouwen woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt minimaal 30% gerealiseerd in de sociale sector. Hiermee draagt de ontwikkeling dus ook bij aan de ambitie om de sociale woningvoorraad in Schiedam (minimaal) gelijk te laten blijven, maar wel evenrediger over de stad te verspreiden. Door in Nieuw-Mathenesse Glasbuurt (-West en -Oost) substantieel nieuwe sociale huurwoningen toe te voegen, kan in andere Schiedamse wijken het aantal sociale huurwoningen wellicht worden verkleind. Binnen het plangebied is verder sprake van een gevarieerd aanbod aan typologie en prijsklasse van de woningen, zodat sprake is van een evenwichtige voorraad met voldoende ruimte voor de diverse doelgroepen.
Het plan voldoet aan de vraag naar woningen en realisatie vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied. Daarmee voldoet het plan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Werklocaties en commerciële voorzieningen
Het voorheen geldende bestemmingsplan bood voor het plangebied de mogelijkheid voor vestiging van bedrijven in milieucategorie 1 en 2, met in grote delen van het gebied ook mogelijkheden voor bedrijven uit categorie 3.1 en 3.2. De voormalige glasfabriek kende een specifieke maatbestemming, die in een eerdere fase via een afzonderlijke bestemmingsplanherziening al is wegbestemd. In het voorliggende bestemmingsplan is gekozen voor gebruik van de ABC-systematiek. Hoewel dit een andere wijze van categorisering is, komen de mogelijkheden voor vestiging overeen met de bedrijfstypen categorie 1 en 2. Wel is de bestemmingslegging toegespitst op het beoogde gemengde woon-werkmilieu, en zijn gelet op de ontwikkeling voor deelaspecten nadere regels gesteld. De mogelijkheden voor de eerdere milieucategorieën 3.1 en 3.2 zijn, op een enkele maatbestemming na, niet meer opgenomen. Hierdoor is per saldo sprake van een afname aan mogelijkheden voor bedrijfsruimten en bedrijfstypen.
Voor de gebiedsontwikkeling is in maart 2021 een WoonWerkAkkoord gesloten tussen de provincie Zuid-Holland en de gemeente Schiedam (zie verder paragraaf 4.2.6). In dit WoonWerkAkkoord zijn naast de afspraken over de beoogde woningbouw, ook afspraken gemaakt over de compensatie van het areaal bedrijventerrein dat door de transformatie van het gebied verdwijnt en waarvoor op grond van provinciale regelstelling een nadere verantwoording danwel compensatieplicht geldt.
Daarbij is relevant op te merken dat het voorheen geldende bestemmingsplan met name in de noordwesthoek (het VROM-terrein) reeds mogelijkheden bood voor onder andere de vestiging van maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening, cultuur en ontspanning en horeca. Deze eerdere concentratie van planologische mogelijkheden is feitelijk verspreid over het plangebied en indachtig de beoogde herontwikkeling anders gepositioneerd. Van een substantiële toename van mogelijkheden is geen sprake. Een specifieke onderbouwing van de behoefte aan bedrijfsruimte is dan ook niet noodzakelijk.
Horeca
De ontwikkeling die middels voorliggend bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, betreft een uitwerking van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw Mathenesse (fase 1). In het Ruimtelijk Raamwerk zijn de ambities en uitgangspunten beschreven. Hierin is beschreven dat Nieuw-Mathenesse als vestigingslocatie kansen biedt voor de ontwikkeling en versterking van unieke en aantrekkelijke werkmilieus voor de stad en de regio. De transformatie van onder andere het voormalige glasfabriekterrein, wordt in de gebiedsontwikkeling aangegrepen als een impuls voor versterking en opwaardering van het economische vestigingsklimaat in het gehele gebied. De transformatie naar gemengd woon-werkgebied betekent ook dat in het gebied ook extra voorzieningen zullen komen.
Ten behoeve van het Ruimtelijke Raamwerk is door BRO een behoefteonderzoek uitgevoerd. Op grond van dit behoefteonderzoek kan geconcludeerd worden dat met de ontwikkeling van een nieuw woon-werkgebied zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin behoefte is aan horeca. Als gevolg van de planontwikkeling ontstaat behoefte aan horeca ter ondersteuning van de andere functies als wonen, werken en recreëren. Met name functies als bedrijven, ambacht, cultuur en leisure hebben behoefte aan ondersteunende horeca. Horeca is hierbij een belangrijke bindende factor, die de levendigheid en reuring in deze gebieden aanmerkelijk kan versterken. Vanuit de aanwezigheid van diverse (historische) distilleerderijen bestaan er op deze locatie kansen voor innovatieve, 'eigenzinnige' horecaformules, die zich onder- scheiden van het reguliere horeca-aanbod elders in stad en regio. Binnen voorliggend bestemmingsplan wordt hier ruimte aan geboden.
Een specifieke vorm van horeca zijn hotels. Binnen het plangebied wordt één hotel planologisch toegestaan. Deze is gelimiteerd vanwege de beperkte bouwmogelijkheden van het onderhavige bestemmingsplan. Het is van belang om de behoefte aan een hotel aan te tonen, gelet op de huidige bestaande hotelmarkt. Ter onderbouwing van de marktruimte is door de gemeente in 2023 een marktanalyse gemaakt. Hieruit is (samenvattend) te concluderen dat er in Schiedam voor de periode tot 2030 beperkt ruimte is voor uitbreiding van het aantal hotels cq. het aantal hotelkamers. De voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied is beperkt in omvang tot maximaal 80 kamers. Dit aantal past binnen de geconstateerde marktruimte. Daarbij is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een beperkt aantal kamers meer, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan waaronder ook een onderbouwing van voldoende marktruimte. Hiermee is geborgd dat het bieden van de mogelijkheid voor een hotel niet leidt tot een onaanvaardbare verstoring of leegstand elders van hotelaccomodatie.
Sport, cultuur en ontspanning (leisure)
Voor Nieuw-Mathenesse is er zowel in kwantitatieve zin als kwalitatieve zin behoefte aan leisure. De sector leisure (vrijetijdsvoorzieningen met commerciële exploitatie) is enorm dynamisch en omvat een breed palet aan activiteiten op het terrein van ontspanning, cultuur, sport, evenementen en wellness. Door de historie en ligging van het plangebied alsmede de groene omgeving is sprake van een bijzonder belevingskarakter. Deze eigenschappen hebben aantrekkingskracht op bezoekers van vrijetijdsvoorzieningen. Aanvullend kan het locatieprofiel als volgt beoordeeld worden:
- Toekomstig) modern woon-, vrijetijds- en werkgebied (gemengd woon-werkgebied);
- Goed bereikbaar per auto, OV, fiets en via het water;
- Relatief groot en gevarieerd consumentenprofiel in de wijk en breder in de stad en regio (jongeren, gezinnen, maar ook ouderen);
- Gevarieerd functiepatroon, geënt op het distillersprogramma en ambachtelijke maakbedrijven;
- Gelegen naast de historische binnenstad van Schiedam, met een grote recreatief-toeristische aantrekkingskracht binnen de gemeente;
- Nabij de stad Rotterdam, als belangrijke zakelijke- en toeristische bestemming.
Uit het behoefteonderzoek van BRO, dat is uitgevoerd ten behoeve van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse, kan geconcludeerd worden dat er voor het plangebied in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin behoefte is aan leisure. Binnen het bestemmingsplan wordt aan deze functies ruimte geboden.
Sociaal-maatschappelijke voorzieningen
Voor een volledig voorzieningenaanbod in Nieuw-Mathenesse zijn ook (paramedische) zorgvoorzieningen wenselijk, in beginsel eerstelijnszorgaanbod (bijvoorbeeld huisarts, fysiotherapeut, tandarts). Gemiddeld bevinden eerstelijnszorg-voorzieningen zich op korte afstand van inwoners (huisartsen 0,9 km, apotheek 1,2 km, fysiotherapeut 0,8 km). Uit het behoefteonderzoek van BRO is gebleken dat voor Nieuw-Mathenesse er zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin behoefte is aan zorgvoorzieningen. Er is een toenemende behoefte aan moderne, centraal gelegen, geclusterde gezondheidscentra waar behalve de huisarts en apotheek ook andere zorgverleners gehuisvest zijn. Daarnaast komt er een duidelijke behoefte voort uit de groei van de bevolking en het momenteel deels beperkte aanbod in het plangebied en omgeving. Binnen het bestemmingsplan wordt ruimte geboden aan de realisatie van hiervoor genoemde zorgvoorzieningen.
3.3.3 Conclusie
De Ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen. Geconcludeerd kan worden dat het woningbouwprogramma dat met voorliggend bestemmingsplan wordt gerealiseerd aansluit op de behoefte in de regio en de stad Schiedam zelf, dan wel dat de realisatie van de functies niet leidt tot leegstand elders binnen de gemeente of de regio.
Voor wat betreft de bedrijfs- en andere commerciële functies is met name sprake van een herschikking van bestaande mogelijkheden met een afname aan programma als geheel, waarbij op beperkte schaal functies passend bij het stedelijk woonmilieu worden toegevoegd. Dit past binnen de behoefte van de gebiedsontwikkeling zelf, en breder bij die in Schiedam en de regio. Realisatie van deze functies leidt niet tot substantiële leegstand binnen de gemeente of regio. Dit geldt voor ook voor de overige toe te voegen functies, zoals het aanbod van horeca, sociaal-maatschappelijke voorzieningen en faciliteiten voor sport en ontspanning. Het beoogde programma past bij de inrichting en het karakter van de nieuw te ontwikkelen buurt.
Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan het uitgangspunt van een duurzame verstedelijking en aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Hoofdstuk 4 Beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze doorwerking heeft in het bestemmingsplan.
4.1 Rijksbeleid
4.1.1 Nationale Omgevingsvisie
Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, op onze leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio's vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet is er één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.
De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:
- Een klimaatbestendige delta, waarbij Nederland beschermd is tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, waterveiligheid (ook voor de laaggelegen gebieden in het westen) gegarandeerd is en voldoende zoetwater beschikbaar is van goede kwaliteit;
- Duurzaam, concurrerend en circulair: een toekomstbestendige en volledig circulaire economie zonder vervuilende manieren van produceren en consumeren, met een uitstekend vestigingsklimaat en een hoge 'quality of life', met een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in onze leefomgeving en slimme combinaties van functies zonder de risico's en milieunadelen te vergroten. Een economie die veel maatschappelijke winst oplevert in termen van banen, innovatie en nieuwe bedrijvigheid en exportmogelijkheden;
- Kwaliteit van leven in stad en dorp: met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. De ontwikkelingen zijn gericht op kwaliteit, met gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is, waardoor diversiteit in wonen, een stedelijk netwerk, prettige woonmilieus, met rust en ruimte maar ook vitale en leefbare regio's ontstaan.
- Nabijheid en betrouwbare verbindingen: een uitstekende bereikbaarheid wordt met een goede en betrouwbare infrastructuur gegarandeerd, waarbij wordt ingespeeld op locatiekeuzes voor wonen en werken (nabijheid). De infrastructuur is onderdeel van een mobiliteitssysteem dat een meer divers patroon van mobiliteit veilig, robuust en duurzaam afhandelt. Luchthavens blijven belangrijk voor een sterk internationaal netwerk voor de lange afstanden. De uitdaging is om het vliegverkeer net als het goederenvervoer op een zo veilige, efficiënte en duurzame manier vorm te geven.
- Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk: een veilig en gezond leven voor iedereen staat voorop. De leefomgeving nodigt uit om te bewegen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Daarbij horen een goede milieukwaliteit, robuuste natuur, klimaatbestendigheid en voor iedereen goede toegang tot wonen, werken en voorzieningen.
Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. De opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:
1. Naar een duurzame en concurrerende economie;
2. Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;
3. Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;
4. Naar een waardevolle leefomgeving.
De vier prioritaire opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer er aandacht is voor de thema's die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.
De NOVI is een beleidsdocument dat zich kenmerkt door een hoog abstractieniveau en beleid bevat voor thema's van nationale betekenis. In de NOVI zelf is geen specifiek beleid opgenomen voor het plangebied. Wel draagt de herontwikkeling zoals die wordt voorgestaan in algemene zin bij aan een aantal nationale belangen. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de NOVI.
4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen, zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan. Van deze rijksbelangen is voor dit plangebied alleen de primaire waterkering buiten het kustfundament van belang.
De Delflandsedijk is een dergelijke primaire waterkering. Een klein deel van deze dijk ligt binnen het plangebied, langs de zuidoostelijke grens met de gemeente Rotterdam (hoek Nieuw-Mathenesserstraat / Van Deventerstraat). Voor deze waterkering, met inbegrip van de bijbehorende beschermingszone, geldt conform het bepaalde in het Barro een beschermende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend na een positief advies van de beheerder van de waterkering.
Ladder van duurzame verstedelijking
Het Barro bevat daarnaast de zogenaamde Ladder van duurzame verstedelijking (art. 3.1.6 Bro). Het doel van de ladder is zorg te dragen voor een zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De ladder geeft invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen moeten worden gemotiveerd volgens de ladder. Dit betekent dat een bestemmingsplan een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Een voorbeeld van een dergelijke stedelijke ontwikkeling is de realisatie van een woningbouwlocatie (zie verder Provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland, in paragraaf 4.2.2).
4.1.3 Woondeal Rotterdamse regio
Op 14 maart 2023 heeft de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening diverse regionale realisatieagenda’s, ook wel woondeals genoemd, ondertekend voor Zuid-Holland. Met de woondeals spreken het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de Zuid-Hollandse gemeenten de ambitie uit om tot en met 2030 circa 250.000 nieuwe woningen te bouwen. Naast overheden hebben ook woningcorporaties de bouwplannen getekend, en wordt deze ondersteund door huurdersorganisatie, ontwikkelende marktpartijen, netbeheerders en drinkwaterbedrijven.
De bouwopgave van Schiedam is onderdeel van de Woondeal Rotterdamse regio. Binnen de regio wordt beoogd circa 94.000 nieuwe woningen toe te voegen. De Schiedamse opgave is integraal onderdeel van deze bouwopgave. De locaties van te bouwen woningen staan in de planning en zijn opgenomen in de regionale realisatieagenda.
In Zuid-Holland wordt zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied gebouwd, met name langs de spoorwegverbinding tussen Leiden en Dordrecht (de Oude Lijn). Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is een van de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied langs de Oude Lijn. Het bestemmingsplan draagt dan ook bij aan realisatie van de rijksambities ten aanzien van wonen.
4.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
4.2.1 Omgevingsbeleid Zuid-Holland
Het provinciale Omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie, het Omgevingsprogramma en de Omgevingsverordening, die per 1 april 2019 in werking zijn getreden, en daarna op verschillende momenten zijn geactualiseerd. Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. Met haar Omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven.
4.2.2 Verstedelijkingsalliantie
De gemeenten Rotterdam, Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Rijswijk, Delft, Schiedam en Dordrecht hebben zich sinds eind 2017, met het oog op de woningbouwopgave, verenigd in de 'Verstedelijkingsalliantie'. Deze alliantie is een samenwerkingsverband met de provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Begin 2018 heeft deze alliantie een pamflet opgesteld, waarin wordt geschetst op welke wijze deze gemeenten de verstedelijkingsopgave (versneld) op zich willen nemen. Gekozen wordt voor een geconcentreerde verstedelijking langs de bestaande infrastructuur; de spoorlijn Dordrecht-Leiden (de 'Oude Lijn'). De woningbouwopgave en de versterking van de economische toplocaties worden in samenhang met investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer op een integrale wijze uitgevoerd. Deze aanpak moet er toe leiden dat in deze gemeenten tot 2040 in totaal 170.000 extra woningen worden gerealiseerd, waarvan 150.000 in een (centrum)stedelijk milieu en waarvan 75.000 in de directe nabijheid van treinstations.
De voorgenomen ontwikkeling op basis van dit bestemmingsplan draagt bij aan de realisatie van de woningbouwopgave zoals die is uitgewerkt in de Verstedelijkingsalliantie. De nieuwe woningen worden gerealiseerd in een centrumstedelijke locatie, op korte loop- en fietsafstand van onder andere het station Schiedam Centrum.
4.2.3 Woningmarktafspraken Regio Rotterdam
Op 27 januari 2023 hebben de gemeenten en woningcorporaties uit de Regio Rijnmond en de provincie Zuid-Holland het 'Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam 2023-2030' getekend. Op basis van dit akkoord maken de betrokken gemeenten zich samen sterk om het aantal woningen in de regio Rotterdam met 100.000 woningen uit te breiden. Hiervan worden circa 57.000 woningen in de betaalbare categorie gerealiseerd, waaronder 28.000 sociale huurwoningen. Daarnaast zetten de gemeenten en woningcorporaties zich in voor een betere balans van het sociale woningaanbod in de regio. In het Regioakkoord is vastgelegd welke bijdrage iedere gemeente levert aan het behalen van de regionale doelen.
In dat kader is afgesproken dat de totale woningvoorraad in Schiedam wordt uitgebreid tot een totaal 40.609 woningen in 2030. Om dit doel te realiseren zullen tot 2030, rekening houdend met de sloop van circa 1.200 verouderde woningen, in Schiedam in totaal 5.062 nieuwe woningen gebouwd worden. Aanvullend wordt, gezien de ambities van de Verstedelijkingsalliantie, bij een tweetal projecten de mogelijkheid gezien voor versnelling (van de laatste fasen), waarmee maximaal 2.200 woningen extra kunnen worden gerealiseerd en de woningvoorraad groeit tot 42.809 woningen. Met de uitbreiding van het aantal woningen wordt gestreefd een meer evenwichtige bevolkingssamenstelling te realiseren. Om dit doel te bereiken zal de sociale voorraad de komende jaren in absolute aantallen gelijk blijven, maar zal het relatieve aandeel afnemen van 64% naar 56% van de totale voorraad. Deze afname is mogelijk doordat in andere regiogemeenten sprake zal zijn van een relatieve toename, waardoor een betere verdeling van de sociale voorraad over de regio ontstaat.
Voor Schiedam ligt er de komende jaren een stevige opgave om te voorzien in de woonbehoefte. De toevoeging van 738 woningen met het voorliggend bestemmingsplan draagt bij aan dit kwantitatieve doel. Voor de kwalitatieve behoefte geldt dat vooral behoefte bestaat aan woningen in het betaalbare en middeldure segment. Het toevoegen van de beoogde woningen voor het betaalbare en middeldure segment draagt bij aan het creëren van meer balans in de samenstelling van de woningvoorraad. Om te zorgen dat de sociale huurvoorraad in Schiedam als geheel op peil blijft, wordt binnen het plangebied voorzien in de realisatie van minimaal 30% sociale huurwoningen.
4.2.4 Woondeal Rotterdamse regio
Op 14 maart 2023 heeft de gedeputeerde Wonen van Zuid-Holland, samen met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening diverse regionale realisatieagenda’s, ook wel woondeals genoemd, ondertekend voor Zuid-Holland. Met de woondeals spreken het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de Zuid-Hollandse gemeenten de ambitie uit om tot en met 2030 circa 250.000 nieuwe woningen te bouwen. Naast overheden hebben ook woningcorporaties de bouwplannen getekend, en wordt deze ondersteund door huurdersorganisatie, ontwikkelende marktpartijen, netbeheerders en drinkwaterbedrijven.
De bouwopgave van Schiedam is onderdeel van de Woondeal Rotterdamse regio. Binnen de regio wordt beoogd circa 94.000 nieuwe woningen toe te voegen. De Schiedamse opgave is integraal onderdeel van deze bouwopgave. De locaties van te bouwen woningen staan in de planning en zijn opgenomen in de regionale realisatieagenda.
In Zuid-Holland wordt zoveel mogelijk in bestaand stedelijk gebied gebouwd, met name langs de spoorwegverbinding tussen Leiden en Dordrecht (de Oude Lijn). Hiermee wordt optimaal gebruik gemaakt van bestaande infrastructuur en voorzieningen. Het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is een van de locaties binnen het bestaand stedelijk gebied langs de Oude Lijn. Het bestemmingsplan draagt dan ook bij aan realisatie van de provinciale ambities ten aanzien van wonen.
4.2.5 Strategie werklocaties 2019-2030
De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is een vrijwillig samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van 23 gemeenten. De MRDH heeft taken op het gebied van bereikbaarheid en economisch vestigingsklimaat. Binnen de MRDH wordt regionale afstemming gezocht over diverse economische thema's. In dat kader is op 14 december 2018 de Strategie Werklocaties 2019-2030 vastgesteld. Deze strategie bevat de visie tot 2030 en regionale afspraken tot 2023 over werklocaties in de MRDH. De strategie is een samenhangende visie op de ontwikkeling van werklocaties vanuit de bestaande situatie, en richting de gewenste ramingen tot 2030. Hiermee versterken de regiogemeenten het regionaal economisch vestigingsklimaat door kwalitatief én kwantitatief te sturen op de voorraad. Het doel is werkgelegenheidsgroei en arbeidskansen voor de economie van morgen én duurzaam ruimtegebruik. De integraliteit draagt bij aan regionale samenhang en duidelijkheid bij stakeholders zoals vastgoedpartijen.
De Strategie Werklocaties heeft onder andere doorwerking gekregen in de gemeentelijke Economische visie 'Kansen voor Schiedam' (zie 4.3.4).
4.2.6 WoonWerkAkkoord Nieuw-Mathenesse
Met het bestemmingsplan wordt gedeeltelijk invulling gegeven aan het op 18 maart 2021 tussen de provincie en de gemeente gesloten WoonWerkAkkoord Nieuw-Mathenesse. In dit akkoord is onder andere een inspanningsverplichting opgenomen om het planologisch kader te creëren voor de transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord naar een gemengd woon-werkgebied. Het voorliggende bestemmingsplan geeft invulling aan deze inspanningsverplichting voor wat betreft het noordwestelijk deel van het bedrijventerrein.
Bij het besluit tot aangaan van het WoonWerkAkkoord hebben Gedeputeerde Staten ook ingestemd met het compensatieplan Nieuw-Mathenesse, waarbij de onderbouwing is gegeven voor de noodzakelijke compensatie van de bedrijventerreinen die door herontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord verloren gaat. Het compensatieplan gaat verder ook in op aspecten als functiemenging wonen-werken binnen het plangebied, en de mogelijkheden voor het beter benutten van het resterende bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse voor economische functies.
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.3.1 Stadsvisie
Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden. Op deze opgaven wil de gemeente zich de komende jaren focussen. De volgende opgaven zijn relevant voor het plangebied.
Herstructurering bedrijventerreinen
De Stadsvisie zet in op herstructurering van de diverse grote bedrijventerrein in Schiedam. Voor Nieuw-Mathenesse is specifiek sprake van de ontwikkeling van het distilleercluster als moderne en met Schiedam verbonden tak van industrie; hoogwaardig en op de toekomst toegesneden. Vernieuwing van de verouderde terreindelen, in de zone tussen de dijk (Nieuw-Mathenesserstraat) en het water van de Merwehaven vindt plaats in samenwerking met Rotterdam en in aansluiting op de ontwikkelingen in de Merwehaven (M4H).
Voor de te herontwikkelen delen van Nieuw-Mathenesse wordt ingezet op een combinatie van stedelijke functies. Uitgangspunt vormt een duurzame ontwikkeling met een nadrukkelijke samenhang tussen de te realiseren woon- en werkfuncties. Voor Schiedam Oost is deze ontwikkeling betekenisvol gezien de strategische ligging van die wijk tussen Nieuw-Mathenesse en M4H en het verder te ontwikkelen knooppunt rond station Schiedam Centrum (SchieDistrict / Schieveste).
Het voorliggende bestemmingsplan ziet alleen op het noordwestelijk deel van Nieuw-Mathenesse, een deel dat daadwerkelijk een transformatie ondergaat van bedrijven- en industrieterrein naar gemengd woon-werkgebied. Als onderliggend kader voor de herstructurering dient het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 (zie 4.3.2). Het Ruimtelijk Raamwerk geeft een nadere uitwerking van de ambities en uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling. De beoogde gebiedsontwikkeling sluit aan op de ontwikkelingen in de Rotterdamse Merwe-/Vierhavens (M4H). Op onderdelen vormt het Ruimtelijk Raamwerk een uitwerking van de Stadsvisie, onder andere ingegeven door recente ontwikkelingen in het gebied zoals de sluiting van de voormalige glasfabriek in 2017. In 2009 was deze sluiting nog niet voorzien. Het fabrieksterrein was aanvankelijk dan ook onderdeel van het distilleercluster, als onderdeel van het economisch cluster. Met de sluiting van de glasfabriek is de gebiedsontwikkeling in een ander daglicht komen te staan. Er is geen sprake meer van een ontwikkeling naar woon-werkgebied op geheel Nieuw-Mathenesse oostelijk van de Nieuw-Mathenesserstraat, maar de herontwikkeling focust op het noordelijk deel van het bedrijventerrein direct grenzend aan de binnenstad en Schiedam Oost. Het overige distilleercluster en resterende te behouden deel van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse vallen buiten het plangebied van dit bestemmingsplan, en behouden hun bestaande mogelijkheden voor bedrijfsmatig gebruik.
Verbeteren woningvoorraad
In de Stadsvisie wordt ingezet op het verbeteren van de bestaande woningvoorraad. De woningvoorraad dient te worden verbreed naar doelgroepen die kapitaalkrachtiger zijn en een vergroting van de marktsector mogelijk maken. Hierdoor kan beter worden voldaan aan de vraag van midden- en hogere inkomensgroepen naar een wooncarrière in de stad, wordt ruimte geboden voor sociale stijging en wordt een impuls gegeven aan een breed en aantrekkelijk voorzieningenniveau. Gestreefd wordt naar het realiseren van een duurzame en kwalitatief hoogwaardige woon- en leefomgeving.
Met de ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Noord-West wordt een substantieel deel van de woningbouwopgave voor de periode tot 2030 gerealiseerd (ruim 10% van de bouwopgave). Nieuw-Mathenesse Noord-West wordt een gemengd woon-werkgebied, gericht op hoogstedelijk wonen in de directe nabijheid van de historische binnenstad. In het gebied worden verschillende woonmilieus gerealiseerd, waardoor er woonruimte kan worden geboden aan verschillende doelgroepen, in lijn met de behoefte in de stad en wijdere regio.
Goede voorzieningen
De aantrekkingskracht van Schiedam als woon- en leefstad, maar ook het vestigingsklimaat voor ondernemers, wordt voor een belangrijk deel gedragen door voorzieningen op het gebied van vrije tijd, zowel de stedelijke als de meer recreatieve voorzieningen in de groenblauwe omgeving. Goede voorzieningen zijn belangrijk voor inwoners, de mensen die in de stad werken en voor bezoekers.
Het te ontwikkelen woon-werkgebied bevat veel woningen, maar biedt programmatisch ook ruimte voor andere functies. Onder voorwaarden is vestiging van bedrijven met een beperkte impact op de omgeving mogelijk, er wordt ruimte geboden aan horeca, sport, dienstverlening en andere bedrijfsmatige en maatschappelijke functies die bijdragen aan een levendige wijk met goede voorzieningen.
4.3.2 Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1
Het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 is op 28 september 2021 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Ruimtelijk Raamwerk biedt een kader voor de ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse, met gewenste flexibiliteit voor de uitwerking in de toekomst. Het Ruimtelijk Raamwerk beschrijft op welke wijze het gebied zich de komende periode zal doorontwikkelen, waarbij als tijdskader wordt uitgegaan van de periode tot 2035. Het volledige Ruimtelijk Raamwerk is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Voor het volledige beleidskader wordt hiernaar verwezen.
Het Ruimtelijk Raamwerk geeft een globale indeling van Nieuw-Mathenesse met een aanduiding van de programmatische hoofdstructuur (functies en stedenbouwkundig) en een ruimtelijke uitwerking (infrastructuur, landschap en openbare ruimte). Het geeft ook de uitgangspunten, die bij de verdere uitwerking van concrete initiatieven worden toegepast. Het Ruimtelijk Raamwerk is flexibel ingestoken en kan voor de diverse gebieden nog verder worden uitgewerkt, al naar gelang de wensen en behoeften die op dat moment aanwezig zijn. Een verdere uitwerking kan plaatsvinden op gebiedsniveau of op projectniveau (bijvoorbeeld voor een concreet bouwplan).
Afbeelding 10 De vier deelgebieden van Nieuw-Mathenesse in het Ruimtelijk Raamwerk
Voor twee deelgebieden op het bedrijventerrein is het Ruimtelijk Raamwerk al wel concreter uitgewerkt. Het gaat om Nieuw-Mathenesse Noord (bestaande uit het VROM-terrein en het terrein van de voormalige glasfabriek, en de Van Deventerdriehoek) en om het Distilleercluster. Voor deze gebieden heeft het Ruimtelijk Raamwerk al wel het detailniveau van een Masterplan. Dit omdat voor deze gebieden de opgave voor herontwikkeling actueler en urgenter is. De uitwerking is opgenomen in het Ruimtelijk Raamwerk fase 1. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan bestaat grotendeels uit deelgebied Nieuw-Mathenesse Noord en voor een klein deel uit het Distilleercluster (strook langs de Buitenhaven met het voormalige hoofdkantoor van de glasfabriek en het bestaande bedrijfspand van distilleerderij Onder de Boompjes).
De verdere uitwerking van de deelgebieden Gustoweg en Nieuwe Maas vindt plaats in het Ruimtelijk Raamwerk fase 2. Beoogd wordt vooralsnog deze medio 2024 ter vaststelling af te ronden.
Ontwikkelrichting Nieuw-Mathenesse Noord
Het Ruimtelijk Raamwerk beschrijft de beoogde ontwikeling van Nieuw-Mathenesse Noord tot gemengd stedelijk gebied. De verschillende deelgebieden binnen Nieuw-Mathenesse Noord worden integraal herontwikkeld naar een gemengd stedelijk gebied met een dynamische mix van wonen, werken en voorzieningen. Binnen het op wonen gerichte noordelijke deel zal echter ook tot maximaal 40.000 m² werkruimte beschikbaar zijn, waarmee het gebied zich qua werkmilieu kan ontwikkelen tot een stedelijk interactiemilieu.
Door naast de functie wonen ook ruimte te (blijven) bieden aan bedrijfsfuncties en andere voorzieningen, vormt het gebied een goede overgang van de Schiedamse binnenstad naar het distileercluster langs de Buitenhaven en het overige bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse en de Rotterdamse M4H. Om de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het gebied te versterken wordt bestaand erfgoed ingezet voor nieuwe werklocaties en zo mogelijk voor leisure en horecafuncties, bij voorkeur gerelateerd aan het Dutch Distillers District. Ruimte voor ondernemen is er in de plinten van de (woon-)bebouwing, ter versterking van de stedelijke dynamiek van dit nieuwe type woon-werkgebied. Het gaat om kleinschalige bedrijvigheid die zich goed laat mengen met (geluids)gevoelige functies zoals wonen.
Aan de randen van het gebied kan een hogere concentratie van bedrijvigheid landen, ook als functionele buffer tussen de nieuwe woningen en de bestaande bedrijvigheid in o.a. het aangrenzende distilleercluster en langs de zuidoostzijde van de Van Deventerstraat. Diverse monumentale en erfgoedwaardige gebouwen kunnen worden behouden. Deze kunnen met een nieuwe functie dienen als ankerpunten in de gebiedsontwikkeling.
Afbeelding 11 Impressiekaart ambities Nieuw-Mathenesse Noord
Entree tot de binnenstad
Nieuw-Mathenesse Noord vormt op verschillende manieren een nieuwe entree voor bezoekers tot de binnenstad van Schiedam. De beoogde nieuwe parkeervoorziening cq. mobiliteitshub in het gebied ontlast de binnenstad van autoverkeer, en vormt een nieuwe uitvalsbasis voor bezoekers aan Schiedam. Ook vormt Nieuw-Mathenesse Noord een stadsentree vanaf het water. Langs de Buitenhavenweg kunnen passagiersvaart, sloepvaren en toervaren een vertrek- en eindpunt vinden. Het maken van een aantrekkelijke en herkenbare plek langs de Buitenhaven, waarbij de historisch binnenstad voelbaar nabij is, en de route er naar toe kort en aantrekkelijk, is belangrijk.
Groene binnengebieden
De Nieuw-Mathenesserstraat snijdt Nieuw-Mathenesse Noord in tweeën. Elk van deze twee delen van Nieuw-Mathenesse Noord krijgt een groen binnengebied met een eigen belevingswereld.
Het binnengebied op het terrein van de voormalige glasfabriek wordt bij voorkeur autovrij en is een intensief gebruikte groene ruimte, een groene parel midden in de stad. Het is een plek waar kinderen veilig kunnen spelen en waar een goede sociale controle is, waardoor mensen hier niet-anoniem wonen, werken en verblijven. De gebouwen die hierin staan hebben een alzijdige oriëntatie en er is een sterke relatie tussen binnen en buiten. Aan het binnengebied grenzen veel voorkanten en voordeuren en is de eigen buitenruimte beperkt.
Het silocomplex van de voormalige glasfabriek vormt een van de iconen van Nieuw-Mathenesse en ligt temidden van dit groene binnengebied. Door haar hoogte en massa vormt het een belangrijk oriëntatiepunt, zowel binnen het gebied als van verderaf. De silo's bieden kansen om op een bijzondere manier getransformeerd en opgetopt te worden. Naast de silo's vormen diverse andere gebouwen van de glasfabriek, zoals het voormalige hoofdkantoor, voor historisch besef en geven ze een unieke sfeer aan het gebied. Deze gebouwen worden dan ook ingebed in de ontwikkeling.
Voorzieningen
Nieuw-Mathenesse Noord biedt op beperkte schaal voorzieningen, met name gericht op de toekomstige bewoners en gebruikers. Er komt ruimte voor voorzieningen op het gebied van sport, kinderopvang, buurtcentra en cultuur. Op en rond het voormalige glasfabriek terrein zal de nadruk liggen op kleinschalig, passend in het binnenstedelijk woongebied. In en rond de Van Deventerdriehoek zal daar aan toegevoegd ruimte kunnen zijn voor een zorgcluster of andere maatschappelijke voorzieningen. De primaire oriëntatie qua voorzieningen is op de bestaande voorzieningen in de binnenstad en Schiedam Oost.
Doelgroepen en kansrijke bedrijfsbranches
Een aantal bedrijfsbranches wordt bij voorbaat denkbaar geacht voor dit gebied: creatief ambachtelijk, food, reparatie, engineering, design, startups/startende maakbedrijven, horeca en leisure. Er worden daarnaast kansen gezien voor woonwerkcombinaties, dus woningen met werkruimtes of bedrijfsruimtes in plinten van woongebouwen: ateliers (ook aansluitend op de ruimtevraag binnen Schiedam voor doorgroeiende creatieve ondernemers / kunstenaars), praktijkruimtes, werkplaatsen en uiteraard kantoor aan huis. Daarnaast kan aanvullend ruimte worden geboden aan het klassiek kleinschalige bedrijfsmilieu, voor zover het type bedrijvigheid kan worden gemengd met woonfuncties. Gemengde bedrijvigheid vindt een plek in het gebied. Vanwege de ligging nabij de binnenstad wordt zelfstandige, niet aan een andere (hoofd/werk-)functie gerelateerde detailhandel niet toegestaan.
4.3.3 Woonvisie 'Groei als kans voor de stad'
Op 29 september 2020 is de woonvisie 'Groei als kans voor de stad' vastgesteld. De Woonvisie geeft een actuele kijk op het wonen in Schiedam en beschrijft de koers die de gemeente de komende 20 jaar wil volgen. De belangrijkste ambities van de Woonvisie zijn: groei als kans voor de stad, wooncarrière voor alle Schiedammers, passende en herkenbare woonmilieus, passende woningen, groei van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving, een veilige en leefbare woonomgeving en verduurzaming van de bestaande bouw en nieuwbouw. Om deze ambities te realiseren gaat de Woonvisie uit van:
- het toevoegen van 6.000 woningen en het vervangen van 1.000 woningen tot 2030;
- het realiseren van 2.000 passende woningen voor senioren;
- het gelijk houden van de sociale woningvoorraad (niveau 2018);
- versterken particuliere woningverbetering, inclusief verduurzamen bestaande woningen.
Schiedam heeft de ambitie om de komende jaren belangrijke tekorten aan passende woningen aan te vullen en daarnaast de sociale voorraad in absolute aantallen gelijk te houden. Het doel is dat er voldoende passende woningen beschikbaar komen om een wooncarrière in Schiedam te kunnen maken. De behoefte bestaat met name uit meer verschillende typen woningen voor Schiedammers die willen doorstromen binnen Schiedam, maar ook uit het toevoegen van woningtypen die momenteel nog ontbreken in Schiedam. Om in deze behoefte te voorzien zullen binnen de stad aantrekkelijke nieuwe woongebieden worden ontwikkeld, waardoor het woningaanbod afwisselender wordt en de kwaliteit van de leefomgeving stijgt.
De locatie Nieuw-Mathenesse Noord is in de Woonvisie opgenomen. Het indicatieve aantal nieuwe woningen binnen deze gebiedsontwikkeling werd op dat moment geraamd op circa 1.000, te realiseren in de periode 2020-2030. De gebiedsontwikkeling moet bijdragen aan een levendige stad, waarbij de ligging nabij de historische binnenstad kan worden benut. Omdat sprake is van een gebiedsontwikkeling van behoorlijke omvang kan ook worden gekeken of Nieuw-Mathenesse Noord specifiek ruimte biedt voor seniorenhuisvesting met zorg (woonzorgvoorziening).
Afbeelding 12 Gebiedsontwikkelingen zoals benoemd in de Woonvisie
Het bestemmingsplan voor Nieuw-Mathenesse Noord-West maakt bij recht een maximum van 738 nieuwe woningen mogelijk, waarvan minimaal 30% in de sociale sector. Hiermee levert het bestemmingsplan een grote bijdrage aan het realiseren van de ambities uit de Woonvisie. Omdat alle woningen binnen het plangebied nieuw worden gerealiseerd is tevens sprake van woningen die voldoen aan de hedendaagse kwaliteitseisen en normen voor wat betreft duurzaam bouwen, energieprestatie en woonklimaat. Het bestemmingsplan maakt naast woningbouw ook diverse andere functies mogelijk die goed met wonen te combineren zijn. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijk woon-werkgebied, dat versterkend werkt voor de levendige stad Schiedam. Het bestemmingsplan is dan ook passend binnen het beleid uit de Woonvisie.
Een specifiek element van het gemeentelijk woonbeleid is de normering van de minimale grootte van een woning. Schiedam kent een onevenredig groot aantal relatief kleine woningen. Dit bemoeilijkt de doorstroom binnen de stad, en door het beperkte aanbod van grotere woningen is de Schiedamse woningmarkt niet altijd even aantrekkelijk voor woningzoekers. Daarbij komt ook dat veel kleine woningen bij een stagnerende doorstroom negatieve effecten hebben op het woon- en leefplezier van de bevolking. Om die reden is enige jaren geleden ingezet op het toevoegen van grotere woningen, waarbij in principe een woningoppervlak van minimaal 70 m2 is gesteld. De gemeente heeft de ambitie om binnen haar grenzen de komende jaren een substantieel aantal nieuwe woningen toe te voegen. In lijn met de Woonvisie stelt het bestemmingsplan dat het gemiddelde gebruiksoppervlak van woningen in het plangebied 70m2 bedraagt, met per woning een minimum gebruiksoppervlak van 50m2. Deze eisen worden via de regels van het bestemmingsplan geborgd. Gelet op de ligging van het plangebied direct naast het voorzieningencentrum van de Schiedamse binnenstad, wordt het woonprogramma in lijn met deze kaders uitgewerkt. Het bestemmingsplan biedt daarmee voldoende ruimte om binnen de dynamiek van de woningmarkt de verdere planuitwerking concreet vorm te geven.
4.3.4 Economische visie 'Kansen voor Schiedam'
De economische visie Kansen voor Schiedam is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 november 2021. De visie beschrijft de gemeentelijke koers ten aanzien van de economische ontwikkeling en het werken en ondernemen in de stad voor de komende vijf jaar, met een doorkijk van tien jaar. De visie vernieuwt die van de Kadernota Economie ‘Ruimte voor ondernemen’, zoals die in 2016 is vastgesteld, en fungeert tevens als bouwsteen voor toepassing in de instrumenten uit de toekomstige Omgevingswet. De visie kent als uitgangspunt dat wordt gewerkt aan het ontwikkelen en versterken van het economisch vestigingsklimaat, door in te zetten op de speerpunten Maken en Beleven. Gekozen is voor een focus op die punten waarmee Schiedam zich we op het vlak van economische ontwikkeling regionaal, nationaal en wereldwijd op korte en langere termijn kan onderscheiden.
De ambitie ten aanzien van een sterke en toekomstbestendige economische ontwikkeling kent voor ondernemers als doel een optimaal vestigingsklimaat te realiseren, om toekomstbestendig te kunnen ondernemen, investeren en groeien. Voor bewoners is het doel voldoende passende en toekomstgerichte werkgelegenheid voor stad en regio, met een optimaal voorzieningenniveau. Het doel voor bezoekers is het bieden van een optimale beleving van Schiedam, met optimale voorzieningen.
Als deelambities en kaders voor de uitvoering is een aantal focusonderwerpen benoemt:
- 1. dienstverlening en partnerschap
- 2. innovatie en innovatief vestigingsklimaat,
- 3. samenwerken en netwerken
- 4. circulaire economie
- 5. onderwijs en arbeidsmarkt
- 6. vrijetijdseconomie.
Daarnaast zijn vier economische gebiedsontwikkelingen uitgewerkt. Voor Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West zijn met name de volgende ontwikkelrichtingen relevant:
- Herontwikkeling noordelijk deel naar een woon-werkgebied met 20.000 - 40.000 m2 aan werkfuncties. Mengen in de plint met kleinschalige bedrijvigheid, mogelijk grotere units aan de randen;
- Behoud bestaande bedrijven door verdichten elders: intensivering noordelijk deel, Gustoweg en Nieuwe Maas (waaronder meerlaags grondgebruik);
- Borgen van de bereikbaarheid.
Qua bedrijvigheid in Nieuw-Mathenesse Noord worden de volgende doelgroepen benoemd: kleinschalige bedrijvigheid voor creatief ambachtelijk, food, reparatie, engineering, design, startups/startende maakbedrijven, horeca (gerelateerd aan het Dutch Distillers District) en leisure, woonwerkcombinaties: ateliers, werk/praktijkruimte, aangevuld met klassiek kleinschalige bedrijvigheid. Het Ruimtelijk Raamwerk en de Economische visie zijn min of meer gelijktijdig uitgewerkt. Het Raamwerk en de visie zijn in zoverre complementair aan elkaar.
De verdere uitwerking van het beoogd stedelijk interactiemilieu is in de regels met name zichtbaar doordat toepassing is gegeven aan de zogenaamde ABC-systematiek voor het reguleren van de toegestane bedrijfsmatige activiteiten in het gebied. Verder is nadrukkelijk sprake van een gemengd woon-werkgebied, wat naast de bestemmingslegging zelf (met bestemmingen Gemengd) ook zichtbaar is in de toegestane functies en specifieke economische activiteiten binnen die bestemmingen. Het beoogde stedelijk interactiemilieu zorgt daarmee voor een aantrekkelijke en levendige nieuwe buurt, en draagt verder bij aan het versterken van het beoogde vestigingsklimaat voor Schiedam als geheel. De gekozen bestemmingslegging ten aanzien van bedrijfsvestiging is daarmee in lijn met de economische visie.
Detailhandel
Het plangebied ligt direct tegen het stadscentrum. In eerste instantie is de oriëntatie van de nieuwe buurt voor wat betreft detailhandel dan ook op de binnenstad (en Schiedam Oost), die immers op loopafstand is gelegen. In beperkte mate is binnen het plangebied detailhandel toegestaan, als ondergeschikte functie bij bedrijven en andere functies. Dit zodat detailhandel kan bijdragen aan de ambities voor een aantrekkelijk woon-werkgebied. Vanwege de omvang van het plangebied en het beoogde programma aan woningbouw en bedrijvigheid, is beperkt detailhandel zowel functioneel als beleidsmatig passend. Vestiging van grootschalige zelfstandige detailhandel is binnen het plangebied niet mogelijk.
Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie. Wel zijn verspreid in de stad enkele grote aanbieders aanwezig, met name op bedrijventerreinen. Vanwege het bestaande grote aanbod aan perifere detailhandelslocaties in de regio is er geen aanleiding om dit aanbod substantieel uit te breiden in Schiedam. Binnen het plangebied is geen perifere detailhandel toegestaan. Enkele voorheen bestaande planologische mogelijkheden voor volumineuze detailhandel zijn met het voorliggende bestemmingsplan verwijderd. Deze mogelijkheden werden niet meer benut, en zijn gelet op de doelstellingen voor de gebiedsontwikkeling ook niet langer gewenst in het gebied.
4.3.5 Mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst'
De mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst' is op 3 november 2020 vastgesteld. De Mobiliteitsvisie heeft als ambitie om bij te dragen aan het realiseren van een leefbare en bereikbare stad, een gezonde en duurzame stad en een sociale en veilige stad.
Een aantrekkelijke stad is een stad waar ruimte is voor wonen, ontmoeten, werken en recreëren. Mobiliteit zorgt voor verbinding en kan ontwikkelingen aanjagen. Mobiliteit heeft ook een keerzijde; hoge parkeerdruk, toenemende overlast van binnenstadslogistiek en een groeiend aantal files in en rondom de stad, die de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad onder druk zetten. Tegelijkertijd heeft een goede bereikbaarheid van bedrijven voor werknemers, werkgevers en leveranciers een directe invloed op het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Schiedam in de regio.
De Mobiliteitsvisie geeft een vernieuwende kijk op mobiliteit, met een juiste balans als uitgangspunt. Daarbij worden keuzes beoogd die verblijfskwaliteit toevoegen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen en plekken verbonden blijven. Er wordt meer ingezet op duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen, zoals lopen, fietsen en een kwalitatief hoogwaardig OV. Ook worden auto's en vrachtverkeer zoveel als mogelijk geweerd uit de drukke binnenstad. Tegelijkertijd wordt het eenvoudiger en aantrekkelijker om te kiezen voor alternatieve vormen van vervoer.
Transportmiddelen zijn verantwoordelijk voor bijna een derde van alle CO2-uitstoot door verkeer en voor meer dan 60 procent van de uitstoot van stikstofdioxide (NO2). De bijdrage hiervan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook de gezondheid is aanzienlijk. De ambitie is om deze uitstoot terug te dringen, met een sterkere inzet op duurzame en groene alternatieven voor met name het auto- en vrachtverkeer. Bij de sociale component van mobiliteit wordt ingezet op 'inclusiviteit': iedereen moet van het mobiliteitsaanbod gebruik kunnen maken.
Het plangebied ligt nabij de binnenstad, op loop- en fietsafstand van het station Schiedam Centrum. Het gebied was voorheen in gebruik als monofunctioneel industrie- en bedrijfsterrein, met de daarbij behorende (zware) verkeersbewegingen. Deze situatie gaat door de herontwikkeling tot gemengd woon-werkgebied veranderen. De bestemmingslegging biedt in principe voldoende ruimte voor de uitwerking en facilitering van de diverse relevant mobiliteitsaspecten, zoals parkeren en een goede verkeersafwikkeling.
In hoofdstuk 5.3 wordt uitgebreider ingegaan op de specifieke onderbouwing voor het aspect mobiliteit. Daarbij wordt ook ingegaan op de mobiliteitsstrategie voor het plangebied, de keuzes die voor de ontwikkeling zijn gemaakt en de onderzoeksopgave die ten aanzien van Mobility as a Service (MaaS) is uitgesproken.
4.3.6 Klimaatbeleid 'Een wereld te winnen'
Het klimaatbeleid heeft twee invalshoeken: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Mitigatie richt zich op het aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering. Adaptatie accepteert klimaatverandering en richt zich op aanpassen van de omgeving aan de gevolgen daarvan.
Op 3 november 2020 heeft de gemeenteraad het klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' vastgesteld. Het Klimaatbeleid bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid en het Klimaatbeleidsplan 2016-2020. De ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen en de stad voor te bereiden op de energietransitie. Op 12 maart 2019 heeft de gemeenteraad het Klimaatadaptatieplan Schiedam vastgesteld, waarin de ambitie is vastgelegd dat de stad in 2050 klimaatbestendig en water robuust is ingericht.
De belangrijkste doelstellingen uit beide nota's zijn:
- 49% minder uitstaat van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990;
- in 2050 is Schiedam CO2-neutraal;
- iedereen kan meedoen in de energietransitie;
- Schiedam is voorbereid op extreme weersomstandigheden;
- het vergroten van de biodiversiteit en het versterken van de ecologische waarde in en buiten Schiedam.
Om deze doelstellingen te bereiken wordt voor wat betreft klimaatmitigatie verder ingezet op de toepassing van zonne-energie, met als ambitie om in 2030 op 40% van de daken zonnepanelen te hebben. Ook is er ruimte voor andere vormen van hernieuwbare energievoorziening, zoals windenergie, warmtepompen en warmte-koude opslag. De ambities zijn er op gericht om in 2050 voor wat betreft woningen volledig aardgasvrij te zijn. Voor nieuwbouw en bij herstructurering geldt daarbij dat voldaan moet worden aan de wettelijke BENG-normen ten aanzien van de maximale energiebehoefte, het maximale primair fossiele energiegebruik en het minimale aandeel hernieuwbare energie. Daarnaast geldt dat zoveel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van circulaire materialen.
Klimaatadaptatie betreft vier thema's, die betrekking hebben op 'te veel' of 'te weinig' aan water: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Om wateroverlast te voorkomen, is uitgangspunt dat de stad een extreme bui (waarbij 60 mm neerslag valt in een uur tijd) kan verwerken. Om in tijden van droogte het uitdrogen van de bodem en het 'uitzakken' van de grondwaterstand tegen te gaan, wordt zoveel mogelijk water opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem. Om de opwarming van de stad in tijden van een hittegolf te beperken, is de doelstelling dat de stad hooguit 2 °C meer opwarmt dan het omliggende landelijke gebied. Doelstelling voor overstromingen is dat Schiedammers beschikken over een handelingsperspectief voor de overstromingsgevoelige gebieden.
Een ander gevolg van klimaatverandering is de wereldwijde afname van biodiversiteit. Om verschillende redenen wil Schiedam het groen in de stad versterken. Er is een samenhang met klimaatadaptatie, omdat vergroening ook een rol speelt in met name de aanpak van hittestress. Door een goede groeninrichting van de buitenruimte, en door in en rond bebouwing natuur-inclusieve maatregelen te nemen, wordt een belangrijke bijdrage geleverd aan het versterken van de biodiversiteit in de stad.
Met het bestemmingsplan wordt een nu nog monofunctioneel industriegebied, grotendeels verhard en bebouwd, omgevormd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Een groot deel van de bestaande bebouwing wordt op termijn gesloopt. Bij de uitwerking van concrete bouw- en inrichtingsplannen op basis van dit bestemmingsplan is er dus alle mogelijkheid om toepassing te geven aan de ambities uit het klimaatadaptatieplan. Het beëindigen van industriële activiteiten, zoals de productie van glas, zal daarbij een bijdrage leveren aan het beperken van uitstoot van schadelijke stoffen en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
4.3.7 Groen-blauwe buitenruimte
GroenBlauwe Structuurvisie
Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De Schie wordt aangemerkt als een belangrijke ruimtelijke drager in Schiedam, waaraan Schiedam haar bestaansrecht heeft ontleend. De Schie is nog steeds op veel plaatsen in de stad sterk beleefbaar. De visie streeft naar behoud van het beeld van de Schie als binnenstedelijke rivier met harde kades begeleid door boombeplanting.
Dit uitgangspunt geldt ook voor de uitloper die deels in het plangebied ligt, de Buitenhaven. In de uitwerking van het beoogde stedenbouwkundige beeld voor de herontwikkeling is de groene verbinding tussen de Rotterdamse Merwehaven en de Buitenhaven een belangrijk uitgangspunt. Met de herontwikkeling krijgt het plangebied een impuls voor wat betreft de 'groene en blauwe functies', en wordt kwalitatief hoogwaardig, functioneel en toegankelijk openbaar gebied toegevoegd.
Groenvisie 'Buitengewoon groen'
De groenvisie 'Buitengewoon groen' is op 2 februari 2021 vastgesteld door de raad. De Groenvisie sluit aan op de GroenBlauwe Structuurvisie uit 2015 en de daarin gegeven beschrijving van de aanwezige groenstructuren en bijbehorende doelstellingen. Aanvullend op de GroenBlauwe Structuurvisie gaat de Groenvisie dieper in op de waarde van het groen in de leefomgeving.
Schiedam beschikt over een groot aantal mooie, groene voorzieningen, zoals parken, groene- en blauwe verbindingszones, boomstructuren en groene gebieden in de wijken. Tegen de achtergrond van alle stedelijke ontwikkelingen wordt dit bestaande groen gekoesterd. Verspreid over de stad liggen tal van kansen om het groen als belangrijke pijler voor een aantrekkelijke woon- en leefomgeving niet alleen te handhaven, maar vooral te versterken, zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin.
Het 'groen' vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Schiedam wil haar kwaliteiten als aantrekkelijke, groene stad beter presenteren en verder uitbouwen. De komende jaren wil de stad werken aan het versterken van de kwaliteit en toekomstbestendigheid van de openbare ruimte. Groen is van groot belang voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het tegengaan van wateroverlast en hittestress. Daarnaast draagt groen bij aan het versterken van de ecologische waarde en de biodiversiteit. De kwaliteit en belevingswaarde van het groen wordt uitgebreid door het toevoegen en versterken van groene, ecologische verbindingen tussen de grotere groengebieden.
Met het bestemmingsplan wordt een nu nog monofunctioneel industriegebied, grotendeels verhard en bebouwd, omgevormd tot een aantrekkelijk woon-werkgebied. Een groot deel van de bestaande bebouwing wordt op termijn gesloopt. Bij de uitwerking van concrete bouw- en inrichtingsplannen op basis van dit bestemmingsplan is er dus alle mogelijkheid om toepassing te geven aan de ambities voor wat betreft een hoogwaardige kwaliteit van groen in de stad. De belevingswaarde van het gebied wordt groter, onder andere door de aanleg van nieuwe groenstructuren, die ook openbaar toegankelijk zijn.
4.3.8 Welstandsbeleid
Op 28 mei 2019 heeft de gemeenteraad de welstandsnota herzien vastgesteld. In de nota zijn beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. Het plangebied kent de welstandsniveau's 'Vrij (behoudens uitzonderingen)' en 'Zichtlocaties'. Het laatste niveau is van toepassing op de strook langs de Buitenhaven en de hoek Nieuwsticht / Nieuw-Mathenesserstraat. Het plangebied is als welstandsgebied 'Bedrijventerreinen' aangewezen.
In de gebieden met niveau 'Vrij (behoudens uitzonderingen)' is de wens van de raad om zoveel mogelijk vrij te geven vertaald in een minimale toets. De zichtlocaties zijn de hoofdroutes in Schiedam, die gezamenlijk een structuur vormen waar de stad als geheel wordt beleefd. Plannen op en binnen de invloedssfeer van zichtlocaties worden met meer aandacht bekeken dan in de directe omgeving gebruikelijk is. Van deze plannen wordt verwacht, dat ze zijn afgestemd op de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit van deze structuur.
Nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen echter een bijzondere inzet. De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek (kunnen) doorbreken. Dit is het geval indien sprake is van een functiewijziging ten opzichte van de gebiedenkaart waarbij de gebiedsgerichte welstandscriteria voor het betreffende gebied niet toereikend zijn voor een goede beoordeling. Dergelijke welstandscriteria kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, aan ten grondslag ligt. Het opstellen van welstandscriteria voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de commissie. De gemeenteraad stelt de welstandscriteria vervolgens vast ter aanvulling op de welstandsnota.
In dit geval is sprake van een gebiedstransformatie. Het welstandsgebied Bedrijventerreinen is onvoldoende van toepassing op de situatie na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan, omdat het immers transformeert naar een gemengd woon-werkgebied. Voor het plangebied is mede daarom een beeldkwaliteitsplan opgesteld, in samenwerking met de betrokken ontwikkelaars.
Het beeldkwaliteitsplan is te zien als toelichting bij de separate welstandsparagraaf Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West, die op basis van het beeldkwaliteitsplan is uitgewerkt. Door vaststelling van de welstandsparagraaf kunnen concrete bouwplannen worden getoetst op het aspect welstand. De welstandsparagraaf is op 8 oktober 2024 door de raad vastgesteld.
Kwaliteitsteam
Om de goede vertaling van het beeldkwaliteitsplan in aanvragen omgevingsvergunning te borgen, is daarnaast een kwaliteitsteam ingesteld, die op basis van het beeldkwaliteitsplan een onafhankelijke adviesrol inneemt. Het kwaliteitsteam heeft de taak om aanvragen met betrekking tot de gebiedsontwikkeling te beoordelen op de stedenbouwkundige onderdelen van het beeldkwaliteitsplan, het bestemmingsplan en de welstandsnota en het monumentenbeleid (indien van toepassing). De kwaliteit die de stad zich als doel heeft gesteld op basis van deze beleidskaders geldt hierbij als uitgangspunt. Het gaat om de vraag of een bouwplan in de gebiedsontwikkeling voldoet aan de vastgestelde kwaliteitseisen, en zich goed voegt in de omgeving. Het kwaliteitsteam adviseert dus in het voortraject naar een concrete aanvraag omgevingsvergunning.
Het kwaliteitsteam is geen vervanging van de welstandscommissie, maar beoordeelt bouwplannen op de stedenbouwkundige haalbaarheid. De bouwplannen komen bij de definitieve aanvraag omgevingsvergunning nog ter advisering voor aan welstand voor wat betreft de architectonische aspecten (materiaalgebruik, detaillering, kleurgebruik e.d.). Om de consistente lijn in beoordeling te waarborgen, maakt een afgevaardigde van de welstandscommissie deel uit van het kwaliteitsteam. Insteek is daarmee ook dat de advisering door de welstandscommissie sneller kan plaatsvinden.
4.3.9 Horecabeleid Schiedam 2021
Het Horecabeleid Schiedam 2021 geeft inzicht in hoe de gemeente Schiedam vormgeeft aan de balans tussen horeca in de stad, de openbare orde & veiligheid en het woon- en leefklimaat van onze inwoners. De visie van het beleid ziet op het creëren van een sfeervolle stad met een aantrekkelijk klimaat voor horeca-exploitanten, toeristen en bewoners. Hierbij ziet het centrumgebied op een dynamische en levendige omgeving en hebben de overige gebieden de nadruk op wonen en bedrijven. Dit betekent dat in het centrumgebied meer activiteiten en bedrijvigheid wordt toegestaan en bezoekers en bewoners zich daarvan bewust moeten zijn dan wel dienen te dulden. Voor het woonwijkgebied is meer aandacht voor het waarborgen van het woon- en leefklimaat en dient overlast van horecabedrijven tot een minimum beperkt te blijven.
Gebiedsgericht beleid
Het gebiedsgericht beleid verdeelt de stad in drie gebieden (centrum, woonwijken, bedrijventerreinen). Nieuw-Mathenesse valt binnen de categorie bedrijventerreinen. Daarbij is het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse aangeduid als transformatiegebied. Onder transformatiegebieden worden gebieden verstaan die van functie veranderen. Ten tijde van de vaststelling van het horecabeleid liggen deze transformaties in de toekomst, en zijn ze nog niet in detail uitgewerkt. Wel is het denkbaar dat horeca een plaats kan vervullen bij deze transformaties, bijvoorbeeld ten behoeve van een nieuw wijkwinkelcentrum- of straat. Van het gebiedsgerichte beleid kan dan ook worden afgeweken, als dit ten behoeve is van een transformatiegebied.
Het bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van bedrijventerrein naar gemengd woon-werkgebied mogelijk. Gelet op de omvang van de gebiedsontwikkeling zijn er als onderdeel van de nieuw te realiseren wijk mogelijkheden voor vestiging van horeca. Naast een functie ten behoeve van de toekomstige bewoners, ondernemers en bezoekers in het gebied zelf is daarbij ook relevant dat de gebiedsontwikkeling deel is van het Dutch Distillers District. Het verder ontwikkelen van een profiel rond dit Dutch Distillers District vraagt om mogelijkheden voor bijpassende evenementen en specifieke horecabedrijven (bijv. cocktailbars en proeverijen/proeflokalen voor producten van de bedrijven in de distilleersector). Van het gebiedsgerichte beleid kan dan ook worden afgeweken, als dit ten behoeve van het Dutch Distillers District is en zich verhoudt tot de openbare orde, veiligheid en woon- en leefomgeving.
Voor Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West is relevant dat het gaat om een transformatiegebied. Het bestemmingsplan maakt deze transformatie mogelijk. De mogelijkheden voor horeca in het plangebied is in omvang begrensd, en afgestemd op de beoogde functie van het gebied na transformatie. Als onderdeel van de integrale afweging over de gebiedsontwikkeling is bepaald welk type horeca is toegestaan, en is een maximum gesteld aan het oppervlak dat voor deze functie kan worden benut. Daarbij is primair sprake van horeca 1 (daghoreca), aangevuld met enkele mogelijkheden voor horeca 2 (café / bierlokaal). Ook wordt binnen het plangebied mogelijkheid geboden voor een hotel. Het horecabeleid doet geen uitspraken over aantal of aard van horecavoorzieningen in een transformatiegebied. Behoefte en inpassing in een gebiedsontwikkeling zijn primair bepalend voor de afweging op ruimtelijke aanvaardbaarheid. Voor het hotel is in de voorbereiding van het bestemmingsplan onderzoek gedaan naar de (regionale) marktruimte. Uit dit onderzoek blijkt dat de geboden ruimte voor een hotel past binnen de beschikbare markruimte. In het kader van de concrete vergunningverlening kan nader worden gestuurd op diverse praktische zaken, zoals de openingstijden en wijze van inrichting van een terras bij een horecavoorziening. Het bestemmingsplan biedt wel het planologisch kader voor de vestiging van de horeca met de bijbehorende voorzieningen zoals terrassen.
De beoogde ontwikkeling in Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West en de mogelijkheid voor horeca op deze locatie is dan ook in lijn met het Schiedams Horecabeleid. Bij een toekomstige herziening van het horecabeleid zal worden bekeken op welke wijze de wijziging van transformatiegebied naar een reguliere gebiedsindeling wordt vormgegeven.
4.3.10 Nota Coffeeshopbeleid
In het coffeeshopbeleid is een maximum aantal coffeeshops gesteld binnen de gehele gemeente, en regels die zien op het houden van voldoende afstand tot gevoelige functies. De aanwezigheid van coffeeshops kan op de bestaande locaties een druk met zich meebrengen op de woon- en leefsituatie, in de vorm van parkeeroverlast en het aankomen en vertrekken van bezoekers. Op grond van het beleid is verhuizing van coffeeshops naar een andere locatie daarom onder voorwaarden mogelijk. In het plangebied zijn geen coffeeshops gevestigd of toegestaan. Vestiging van een coffeeshop past niet binnen de uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling.
4.3.11 Prostitutiebeleid
De directe aanleiding van het Schiedamse Prostitutiebeleid 2016 is de opheffing van het bordeelverbod in 2000. Hiermee kan de exploitatie van prostitutie aan gemeentelijke regelgeving worden onderworpen. Het prostitutiebeleid is er op gericht de openbare orde en het woon- en leefklimaat te beschermen, de positie van de prostituee te verbeteren en het tegengaan van misstanden en mensenhandel in de seksbranche. In het prostitutiebeleid wordt het maximum aantal seksinrichting binnen de gemeente op vijf gesteld. Hiermee biedt het beleid ruimte voor uitbreiding van het aantal seksinrichtingen. In het plangebied zijn geen prostitutiebedrijven gevestigd of toegestaan. Vestiging van prostitutiebedrijven past niet binnen de uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling.
Hoofdstuk 5 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
Voor het VROM-terrein en het terrein van de voormalige glasfabriek is sprake van een concrete gebiedsontwikkeling, waarvoor zo spoedig mogelijk na inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan omgevingsvergunningen gewenst zijn voor de bouw en realisatie van de voorgenomen ontwikkeling. Ter onderbouwing van de uitvoerbaarheid zijn door de eigenaar van de gronden diverse onderzoeken aangeleverd. Deze zijn beoordeeld en verwerkt in het voorliggende hoofdstuk. Hiermee is sprake van een onderbouwing van de uitvoerbaarheid van het voorgenomen ontwikkelinitiatief, en is sprake van een uitvoerbaar bestemmingsplan.
Specifiek relevant op te merken is dat bij het voorliggende bestemmingsplan diverse aanvragen omgevingsvergunning voor het VROM-terrein gecoördineerd worden afgehandeld op grond van het bepaalde in artikel 3.30 Wro. Gekoppeld met de vaststelling van het bestemmingsplan worden dan ook diverse omgevingsvergunningen verleend, waarmee start van de bouw van de eerste deelfase sneller mogelijk is.
Het plangebied bevat naast de ontwikkellocaties ook enkele percelen waar de bestaande bestemmingslegging geactualiseerd wordt overgenomen. Het gaat om enkele verspreide percelen, waar in principe geen ontwikkeling wordt voorgestaan die ingrijpende planologische wijzigingen omvat. Omwille van een logische planbegrenzing zijn deze percelen in het plangebied opgenomen. Indien noodzakelijk is in dit hoofdstuk aan de relevante omgevingsaspecten voor deze locaties aandacht besteed, zodat duidelijk is dat de opgenomen bestemmingslegging uitvoerbaar blijft. Voor het merendeel van de beoordeling van de omgevingsaspecten zijn deze echter niet relevant.
5.1 Milieueffectrapportage (Mer)
5.1.1 Algemeen
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).
Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterrein (onderdeel D 11.2 Besluit milieueffectrapportage) geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Deze beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m².
5.1.2 Beschrijving en onderzoek
Het totale projectgebied heeft een oppervlakte van circa 6,5 hectare, waar ruimte is voor maximaal 738 woningen, circa 23.000 m2 bedrijfsfuncties en verdere maatschappelijke voorzieningen en andere functies die een goede werking van het woon-werkgebied ondersteunen.
De ontwikkeling betreft geen stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in het Besluit milieueffectrapportage. Hierbij is in aanmerking genomen dat de ontwikkeling een binnenstedelijke inbreidingslocatie betreft, gelegen in een reeds sterk verstedelijkt gebied. Daarbij wordt een locatie welke bedrijfsmatig werd gebruikt ten behoeve van zware industrie en volledig bebouwd cq. verhard was, getransformeerd naar een binnenstedelijke woon-werklocatie aansluitend op de omliggende woonbebouwing, met als onderdeel van de ontwikkeling een beperkte voortzetting van het reeds toegestane bedrijfsmatig gebruik als onderdeel van het gemengde gebied. Het project heeft daarbij een relatief beperkte oppervlakte, binnen de context van dit sterk verstedelijkte gebied.
Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 geldt dat niet alleen de vraag of een MER-beoordelingsplicht geldt niet alleen afhankelijk is van de omvang van het project, maar dat ook beoordeeld moet worden of het project gelet op de andere selectiecriteria van bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn door de aard en ligging aanzienlijke milieugevolgen tot gevolg zou kunnen hebben.
Hoewel gelet op voornoemde geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject, is ten overvloede beoordeeld of sprake is van dusdanige milieugevolgen dat een MER-(beoordelings)procedure vereist is. Gelet op de schaal van het project, de situering binnen bebouwd stedelijk gebied, dat het gebied reeds werd gebruikt voor stedelijke functies en de kenmerken van de potentiële effecten van een dergelijk project, zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit milieueffectrapportage vereist is. Een MER-aanmeldnotitie is voldoende, op basis waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen.
Door Mees Ruimte & Milieu is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld (d.d. 29 maart 2023, kenmerk 20275.AN/MER). Conclusie van de aanmeldnotitie is dat geen nadelige milieueffecten te verwachten zijn. Door het uitblijven van belangrijke nadelige gevolgen kan worden geconcludeerd dat geen volledige m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen, en dat geen milieueffectrapport (MER) nodig is. Op 9 mei 2023 heeft het college van Schiedam ingestemd met deze conclusies, en besloten dat geen nadere m.e.r. beoordeling of opstelling van een MER nodig is. Naar aanleiding van een de actualisatie van diverse onderzoeken ten behoeve van het ontwerpbestemmingsplan is de aanmeldnotitie eveneens geactualiseerd, zonder gevolgen voor de conclusies. De geactualiseerde MER-aanmeldnotitie (d.d. 29 november 2023) is als Bijlage 1 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.
In het kader van een herstelbesluit zoals bedoeld in artikel 6.19 Awb is het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Daarbij is een aantal onderzoeken geactualiseerd naar huidig inzicht en aangevuld met de meest recente stand van zaken. Deze aanvullingen zien op een nadere motivering van diverse milieuaspecten, de eerdere conclusie dat de bestemmingslegging uitvoerbaar is wijzigt echter niet. Het standpunt dat geen nadere m.e.r.-beoordeling of opstelling van een MER nodig is blijft dus overeind, en een nieuw m.e.r.-beoordelingsbesluit is niet nodig.
5.1.3 MER Merwe-Vierhavens (M4H Rotterdam)
Voor het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens (gemeente Rotterdam) is een milieueffectrapport (MER) opgesteld en is een procedure doorlopen waarbij de milieueffectrapportage beoordeeld is door de Commissie voor de milieueffectrapportage. Dit MER dient ook als onderbouwing van het Rotterdamse bestemmingsplan Merwe-Vierhavens (zie onder andere ook 1.4 voor een duiding van de relatie tussen de gebiedsontwikkelingen Nieuw-Mathenesse en M4H). Burgemeester en wethouders van Schiedam hebben op 4 april 2023 ingestemd met het MER, dat vervolgens door het college van Rotterdam op 23 mei 2023 in samenhang met het ontwerpbestemmingsplan Merwe-Vierhavens is vrijgegeven voor vervolg van de procedure.
In het milieueffectrapport M4H, dat bestaat uit een hoofdrapport met diverse themadeelrapporten, zijn de milieueffecten onderzocht voor de huidige situatie binnen het plangebied van dat bestemmingsplan, de effecten wanneer er geen nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden (de autonome ontwikkeling) en het voorkeursalternatief. Het voorkeursalternatief is de planologische invulling van het gebied zoals dat in het bestemmingsplan Merwe-Vierhavens is opgenomen.
In het kader van het MER is ook onderzoek gedaan naar de gevolgen van de beoogde aanpassing van het gezoneerd industrieterrein Havens Noord-West / Oost-Frankeland. Dit onderzoek is zowel voor Rotterdam als Schiedam gedaan. Uit dit onderzoek is gebleken dat aanpassing conform het voorkeursalternatief mogelijk is, en dat dit niet leidt tot onevenredige gevolgen voor het milieu en de leefomgeving. Aanvullend op het MER is door Schiedam onderzoek gedaan naar de gevolgen van het geheel dezoneren van Nieuw-Mathenesse. De wijzigingen ten aanzien van de begrenzing van het gezoneerd industrieterrein zijn voor Schiedam, vooruitlopend op het voorliggende bestemmingsplan, via een afzonderlijk bestemmingsplan reeds doorgevoerd en in werking getreden. Op het aspect geluid in relatie tot het voorliggend bestemmingsplan wordt uitgebeider ingegaan in paragraaf 5.4.
De Commissie voor de m.e.r. heeft op 21 september 2023 een voorlopig toetsingsadvies uitgebracht op het MER M4H (projectnummer 3426). Mede naar aanleiding van dit voorlopig toetsingsadvies zijn door Rotterdam diverse aanvullingen op het MER uitgevoerd. Ook is het uitgangspunt verwerkt dat de gemeente Schiedam geheel Nieuw-Mathenesse buiten de aanduiding van het gezoneerd industrieterrein wenst te brengen. Naar aanleiding van de aanvullingen is de Commissie voor de m.e.r. om een nieuw advies gevraagd. Dit advies is op 26 maart 2024 door de Commissie gegeven. Eindconclusie is dat de diverse relevante milieuaspecten afdoende aan bod komen in het MER, en dat er vanuit dat oogpunt geen belemmeringen zijn voor een vervolg van de ruimtelijke procedure zoals voorgesteld. Er is nog een aandachtspunt gesignaleerd door de Commissie, maar toegezegd is dat dit wordt verwerkt in de definitieve stukken. Deze conclusies zien uiteraard met name op de ontwikkeling van M4H, maar zijn voor het aspect geluid dus mede relevant voor Schiedam.
5.1.4 Conclusie
Geconcludeerd wordt dat voor het voorliggende bestemmingsplan geen afzonderlijke MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit milieueffectrapportage is vereist. Een MER-aanmeldnotitie is door de initiatiefnemer aangeleverd en door het bevoegd gezag beoordeeld. De conclusie uit de aanmeldnotitie dat geen nadere m.e.r. beoordeling of opstelling van een MER noodzakelijk is, wordt gevolgd. Hierbij is het voortraject ten aanzien van de MER voor M4H meegewogen, inclusief de (voorgenomen) planologisch-juridische uitwerking van dat traject in Schiedam. De naderhand uitgevoerde actualisaties en aanvullingen van enkele milieuonderzoeken doen aan de conclusie ten aanzien van een MER(beoordeling) niet af.
In het navolgende paragrafen is voor de diverse relevante milieu- en omgevingsaspecten een beschrijving van de gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling gegeven, met een nadere onderbouwing en motivering ten aanzien van de uitvoerbaarheid.
5.2 Waterparagraaf
5.2.1 Algemeen
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is voor dit bestemmingsplan een concept rapportage opgesteld door Antea Group (d.d. 15 november 2023, projectnummer 0472110.100). De watertoets is als Bijlage 2 bij de toelichting gevoegd. Voor de volledige watertoets wordt verwezen naar deze bijlage.
5.2.2 Huidige situatie
Het te ontwikkelen gebied gaat om het bedrijfsterrein van de voormalige glasfabriek en het voormalige bedrijfsterrein van de dienst Vervoer, Reiniging, Ontsmetting en Marktdienst (VROM). Het te ontwikkelen deel van het plangebied heeft een oppervlakte van circa 6,5 hectare. In de huidige situatie is het terrein nagenoeg geheel verhard. De maaiveldhoogte is bepaald op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN 3, DTM) en varieert ter plaatse van het plangebied tussen NAP +0,2 m en NAP +0,7 m. Om een beeld te krijgen van de opbouw van de ondergrond en met name de opbouw van de Holocene deklaag, zijn de boringen in DINO-loket geraadpleegd. Binnen het plangebied zijn een aantal boringen aanwezig met een maximale diepte van 30 meter onder maaiveld. De bodem bestaat ongeveer de eerste 10 meter uit afwisselende lagen van klei en veen.
Grondwater
Ter plaatse van het plangebied zijn geen grondwaterstandsmetingen beschikbaar van actuele of historische peilbuizen. Vanuit de klimaateffectatlas zijn overzichtskaarten beschikbaar van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) en de Gemiddelde Laagste Grondwaterstand (GLG). De GHG en GLG is gebaseerd op het Nationaal Water Model uit 2016 (GHG) en 2019 (GLG) en betreft de huidige situatie. Op basis van de kaarten blijkt de GHG tussen 0,4 en 0,6 m-mv is te liggen en de GLG ligt dieper dan 1,5 m-mv.
Oppervlaktewater
Het plangebied ligt in het beheergebied van bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Het plangebied ligt naast de Buitenhaven te Schiedam. De Buitenhaven is geclassificeerd als primair boezemwater en heeft de legger code NL15240LH62F1000. De normatieve peilen van de Buitenhaven gaan uit van een diepte van 2,0 meter en een minimale diepte van 1,20 meter.
Door het Hoogheemraadschap zijn peilbesluiten opgesteld waarin het peil is vastgelegd. Het plangebied valt onder peilgebied GPG2019BZM 1, het gaat om een vast peil van NAP -0,43 meter.
Wateroverlast
Volgens de kaart 'water op straat' van de klimaateffectatlas is er in het plangebied sprake van een zeer kleine kans op water op straat. Het water op straat kan een waterdiepte van circa 15 centimeter bereiken.
5.2.3 Relatie tot ontwikkeling
Het te ontwikkelen deel van het plangebied beslaat in totaal circa 6,5 hectare. In de nieuwe situatie bestaat het plangebied uit een verhard oppervlak van circa 5,1 hectare (79% van het totale plangebied). Het onverhard oppervlak in de toekomstige situatie bedraagt 1,4 hectare (21% van het totale plangebied). Met de herontwikkeling neemt het verhard oppervlak dus met ruim 10.000 m2 af ten opzichte van de huidige situatie.
Wateropgave
Bij de ontwikkeling moet worden voldaan aan de eisen van het Hoogheemraadschap, het convenant klimaatadaptief bouwen en de eisen van de gemeente voor voldoende waterberging in relatie tot de hoeveelheid verhard oppervlak die aanwezig is. Om te voldoen aan de klimaateisen van het hoogheemraadschap (watersleutel) geldt een benodigde waterberging van 1.874 m3, of een hoeveelheid nieuw oppervlaktewater van 9.367 m2. De benodigde berging uit het convenant klimaatadaptief bouwen is 1.401 m3 hoger dan de berekende berging met de watersleutel (totaal 3.275 m3 berging). Tot slot, is het de wens van de gemeente dat nieuwe ontwikkeling tijdelijk 20 mm op eigen terrein kan bergen. Hierbij is de benodigde berging 1.310 m3.
Binnen het plan wordt een reservering gemaakt voor de aanleg van een groen dak (11.751 m2), regentuinen, waterdoorlatende verharding en wadi's. Door te voldoen aan de berekende waterberging (watersleutel) inclusief klimaateisen, voldoet de ontwikkeling ook aan de gemeentelijke ambities voor de waterberging. Voor de vergunning is het van belang dat nader invulling wordt gegeven aan de waterbergingsopgave.
Hemelwaterbeheer
Als onderdeel van de maatregelen om het risico op grondwateroverlast te verminderen, in samenhang met de milieukundige bodemsituatie, is in de ontwikkeling voorzien in een bodemverhoging van gemiddeld 1 meter (aanbrengen leeflaag). Bij de realisatie van de waterhuishouding moet worden aangetoond dat het ophogen van de bodem geen negatieve effecten, zoals water op straat, in de omgeving veroorzaakt.
Waterkering
Een klein deel van de voorgenomen ontwikkeling ligt binnen de kern- en/of beschermingszone van een primaire waterkering. Voor het aanleggen of verwijderen van verharding in de beschermings- en kernzone van de waterkering geldt een zorg-, meld- of vergunningplicht. Bij de uitwerking van plannen moet bepaald worden welke hier van toepassing is. Op basis van het beleid van het Hoogheemraadschap moet de kernzone van het waterstaatswerk in principe vrij blijven van bebouwing, en mag het profiel van de dijk niet worden doorsneden. Uit de Beleidsregel medegebruik Delflandsedijk volgt alleen uitzondering van dit principe, als er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang. Door opname van een dubbelbestemming met bijbehorende regels 'Waterstaat - Waterkering' is de goede bescherming van de waterkering geborgd.
5.2.4 Conclusie
Realisatie van de voorgenomen ontwikkeling heeft geen onevenredig negatieve gevolgen voor het watersysteem. Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt substantieel af, en het planvoornemen maakt goed gebruik van de kansen die dit biedt. De borging van enkele specifieke waterstaatsbelangen is via de regels vastgelegd, zoals voor de waterkering. Gelet op de beoogde ontwikkeling is daarnaast ook een aantal kaders die voortvloeien uit gemeentelijk beleid of het beleid van het Hoogheemraadschap doorvertaald in de bestemmingslegging. Hiermee is geborgd dat de ontwikkeling een positieve bijdrage levert aan de diverse water gerelateerde punten. Het deelaspect water staat de uitvoering van het bestemmingsplan dus niet in de weg.
5.3 Mobiliteit
5.3.1 Algemeen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dienen verkeer- en parkeeraspecten in kaart te worden gebracht. Daarbij is de parkeerbehoefte, verkeersgeneratie en de ontsluiting van belang. Hierdoor kan de realisatie van voldoende parkeerplaatsen worden gewaarborgd en worden ongewenste of onveilige verkeerssituaties tegengegaan.
Voor het bepalen van de parkeerbehoefte heeft de gemeente in 2018 het facetbestemmingsplan “Parkeren” vastgesteld. Door vaststelling van dit bestemmingsplan ontstond voor de gemeente de mogelijkheid een initiatief of bouwaanvraag te toetsen aan de geldende parkeernormen. Met het facetbestemmingsplan is de koppeling gelegd met de gemeentelijke parkeernormen. Aan de hand daarvan kon de parkeerbehoefte voor een nieuwe ontwikkeling worden vastgesteld. In de basis is deze systematiek in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Daarbij wordt via een dynamische verwijzing nu verwezen naar de geldende Mobiliteitsnormen.
5.3.2 Onderzoek
Voor geheel Nieuw-Mathenesse Noord is in de voorbereiding van het bestemmingsplan een mobiliteitsplan uitgewerkt door Goudappel (d.d. 16 maart 2023, kenmerk 011905.20230310.R1.06). Dit rapport is als Bijlage 3 aan de toelichting van dit bestemmingsplan toegevoegd. Het onderzoek is uitgevoerd met als doel te motiveren dat de verkeersgeneratie van het voorgenomen plan geen onevenredig nadelige impact op de werking van het regionale verkeerssysteem heeft. Daarbij is gekeken naar zowel de uitgangspunten voor het programma van Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West (het voorliggend bestemmingsplan) als Glasbuurt-Oost (het bestemmingsplan voor het aangrenzend deel van Nieuw-Mathenesse). Hoewel het rapport is uitgewerkt op basis van aannames, blijven ook na nadere beschouwing ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan, de conclusies uit het rapport houdbaar. De verdere uitwerking van (voor)ontwerp naar definitief bestemmingsplan hebben geen substantiële impact gehad op de situatie ten aanzien van mobiliteit.
Samengevat is de conclusie van het onderzoek dat realisatie van zowel Glasbuurt-West als Glasbuurt-Oost, geen onevenredig zware negatieve impact heeft op het verkeersyssteem. Hoewel maatregelen ter verbetering van de werking van het verkeersyssteem denkbaar zijn, is er geen sprake van het vastlopen van het verkeerssysteem in de stad of op bovenlokale schaal.
Parallel met de voortgang in de besluitvorming over het voorliggend bestemmingsplan zijn diverse maatregelen genomen danwel voorbereid, met betrekking tot de goede werking van het verkeerssysteem in het gebied.
Daarnaast is gekeken naar de parkeerbehoefte binnen Nieuw-Mathenesse Noord, en naar de manieren om met de diverse mogelijkheden qua mobiliteit om te gaan. Als uitgangspunt is daarbij voor een worst-case scenario gekozen, waarbij per nieuwe woning moet worden voorzien in 0,7 parkeerplaats. Belangrijke conclusies zijn dat het aantal benodigde parkeerplaatsen binnen het plangebied is te realiseren, waarbij voor auto's deels gebruik wordt gemaakt van een centrale parkeervoorziening (hub). Daarbij is ook uitgegaan van het op enig moment, voordat het gebied voor de beoogde nieuwe functies in gebruik wordt genomen, invoeren van gereguleerd parkeren op Nieuw-Mathenesse. De voorbereidingen hiervan zijn inmiddels gestart, en invoering is denkbaar in de loop van 2025. Vooruitlopend daarop wordt het VROM-terrein, dat eerder deels als parkeerterrein was ingericht, vrijgemaakt voor de beoogde bebouwing en wordt elders in het plangebied een tijdelijke parkeervoorziening ingericht. De herinrichting van het gebied is gekoppeld aan de vaststelling van het bestemmingsplan, en de gevolgen van de planologische wijzigingen voor het weg- en verkeerssysteem zijn daarmee inherent onderdeel van de afwegingen die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft gemaakt.
5.3.3 Parkeren, laden, lossen en stallen
Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. In de planregels is daarom een regeling met betrekking tot parkeren opgenomen.
De hoofdregel is dat bij nieuwe ontwikkelingen voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd op eigen terrein. Onder een nieuwe ontwikkeling wordt daarbij zowel het oprichten van bebouwing verstaan, als het veranderen, wijzigen of uitbreiden van bestaand gebruik. De vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid wordt beantwoord op basis van de bij de regels gevoegde parkeernormen. De wijze waarop de parkeerbehoefte moet worden bepaald volgt uit de door het college vastgestelde 'Mobiliteitsnormen 2022' en het nader onderzoek voor de beoogde ontwikkeling. Daarbij geldt aanvullend dat de parkeerplaatsen qua aard, plaats en inrichting bruikbaar en bereikbaar moeten zijn. De voorschriften uit het Handboek Openbare Ruimte vormen hierbij het uitgangspunt.
Primair moment van toetsing aan de parkeernormen is het moment van aanvraag van een concrete omgevingsvergunning. Op dat moment kan worden bepaald wat de precieze parkeerbehoefte is, en kan worden beoordeeld op welke wijze aan de normen wordt voldaan.
Specifiek voor het voorliggende plangebied wordt daarbij opgemerkt dat de betrokken ontwikkelaars en de gemeente gezamenlijk hebben uitgesproken een nader onderzoek op te starten naar de wijze waarop aan het concept Mobility as a Service (MaaS) invulling kan worden gegeven. Een van de elementen uit de Schiedamse mobiliteitsvisie is toepassing van MaaS. Goede praktijkvoorbeelden kent Schiedam echter nog niet. Gelet op de omvang van de voorliggende ontwikkeling, in relatie tot de ligging nabij de Schiedamse binnenstad en de verdere inbedding in de stedelijke structuur van de regio, biedt de gebiedsontwikkeling voldoende massa om een concrete uitwerking van MaaS vorm te geven. Doel is daarbij zowel om te komen tot een praktische invulling van een andere vorm van mobiliteit, als het zoeken naar mogelijkheden voor een efficiënter en duurzaam toekomstbestendiger ruimtegebruik. Een lagere parkeerbehoefte, en dus een kleinere ruimteclaim, voor (het parkeren van) personenauto's is een van de elementen die bijdragen aan dit meer efficiënte ruimtegebruik.
5.3.4 Conclusie
Op grond van het uitgevoerde onderzoek en de borging in de regels via de koppeling met de Mobiliteitsnormen, kan worden geconcludeerd dat, met doorvoering van diverse maatregelen en een verdere verbetering van de fysieke verkeersinfrastructuur in en rondom het plangebied, een verantwoorde ontwikkeling van het bestemmingsplan vanuit het aspect mobiliteit gezien mogelijk is. In de regels is voor diverse onderwerpen, zoals parkeren, voorzien in toetsbare kaders voor concrete vergunningaanvragen.
5.4 Geluid
5.4.1 Algemeen
In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen en kinderdagverblijven. Relevante geluidbronnen in het kader van de Wet geluidhinder zijn wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt in de nabijheid van voornoemde geluidbronnen of binnen de zones daarvan, zal met een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er wordt voldaan aan de relevante wettelijke voorkeursgrenswaarde.
Het gemeentelijk geluidbeleid is vastgelegd in de "Beleidsnota Hogere waarden voor geluid", uit november 2010. Het beleid is erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. Bij redenen van evident maatschappelijk belang kan van dit beleid worden afgeweken.
Het vaststellen van een hogere waarde door burgemeester en wethouders is mogelijk indien maatregelen om de geluidbelasting te reduceren aan bron (verkeer) of tussen bron en ontvanger (gebouw), zoals schermen of verkeersreducerende maatregelen, niet doelmatig zijn of bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerkundige, landschappelijke of financiële aard ondervinden. Indien ook de maximaal te verlenen ontheffingswaarde wordt overschreden zijn geluidgevoelige functie niet mogelijk tenzij deze wordt voorzien van maatregelen (dove gevels).
Met het actieplan 'Lucht & Geluid' heeft Schiedam gekozen voor het voorkomen en bestrijden van ernstige geluidhinder en slaapverstoring, in zowel bestaande als nieuwe situaties, met een plandrempel van 55dB.
5.4.2 Relatie tot ontwikkeling
In de omgeving van het plangebied zijn verschillende geluidsbronnen aanwezig. In het kader van de bestemmingsplanprocedure is door Peutz een akoestisch onderzoek omgevingslawaai uitgevoerd (d.d. 24 november 2023, kenmerk O 16860-2-RA). De rapportage is als bijlage 4 toegevoegd bij deze toelichting. Onderzoek is uitgevoerd naar industrielawaai, nestgeluid en wegverkeerslawaai. Op bijgaande afbeelding is de situering van de toetspunten voor de diverse gebouw(groepen) aangeduid.
Het plangebied is deels gelegen binnen de geluidzones van de gezoneerde industrieterreinen Havens NoordWest / Oost-Frankeland en Waal-/Eemhaven en diverse binnenstedelijke wegen. De relevante niet-zoneplichtige wegen met een snelheidsregime van 30 km/uur zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening eveneens in het onderzoek betrokken.
Afbeelding 13 Situering toetspunten en indeling gebouwgroepen
Industrielawaai
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) voor industrielawaai ter plaatse van de beoogde woningen ten gevolge van het industrieterrein Havens-Noordwest wordt overschreden. Op de woningen grenzend aan de zuid- en oostgevel van gebouwgroep I (alle woonlagen) en de zuid- en oostgevel ter plaatse van het overhangende gebouwdeel van gebouwengroep G (verdieping 6 tot en met 13) worden overschrijdingen berekend. De hoogst optredende geluidbelasting ter plaatse van woningen bedraagt 54 dB(A). De maximaal te verlenen hogere waarde voor woningen die in de geluidzone van een industrieterrein zijn gelegen, 55 dB(A), wordt niet overschreden. Op bijgaande afbeelding zijn de toetspunten waar de voorkeurswaarde wordt overschreden oranje aangeduid. Als gevolg van de geluidzone Waal-Eemhaven treden geen overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op.
Afbeelding 14 Aanduiding van geluidbelasting industrielawaai vanuit Havens Noordwest
Bedrijf binnen het plangebied (Onder de Boompjes, Buitenhavenweg 132)
Binnen het plangebied zelf is het bedrijf Onder de Boompjes, locatie Buitenhavenweg 132, relevant. Om het bedrijf niet in zijn milieugebruiksruimte te beperken zijn brongerichte maatregelen niet beschouwd. Het treffen van overdrachtsmaatregelen in de vorm van een geluidscherm is niet wenselijk. Gezien de hoogte van de maatgevende geluidbronnen van Onder de Boompjes (afzuigingsinstallaties op het dak) en de hoogst geluidbelaste woning (derde verdieping van gebouw H) zou het te plaatsen geluidscherm circa 12 meter hoog moeten worden. Dit zou tegen stedenbouwkundige bezwaren aanlopen.
Omdat brongerichte maatregelen en overdrachtsmaatregelen niet mogelijk/wenselijk zijn, kan op basis van stap 4 (grondig onderzoek, onderbouwing en motivering) aangetoond worden dat de optredende geluidniveaus inpasbaar zijn. Het hoogst berekende maximale geluidniveau ten gevolge van Onder de Boompjes op geprojecteerde woningen bedraagt 76 dB(A) in de dagperiode op de eerste verdieping aan de noordgevel van gebouwgroep H. Dergelijke maximale geluidniveaus worden veroorzaakt door het laden en lossen van de vrachtwagen die eens per week de inrichting aandoet, derhalve is geen sprake van zeer regelmatig optredende maximale geluidniveaus. De hoogte van de maximale geluidniveaus is toelaatbaar vanwege de volgende argumenten:
- Slechts 1 keer per week doet een vrachtwagen de inrichting aan.
- Voor niet-vergunningplichtige inrichtingen stelt het Activiteitenbesluit geen geluidgrenswaarden voor het geluid van laden en lossen voor zover dit in de dagperiode plaatsvindt.
- Onder de Omgevingswet worden aan maximale geluidniveaus in de dagperiode geen grenswaarden gesteld.
De geluidbelasting van maximaal 57 dB(A) is toelaatbaar vanwege de volgende argumentatie. Het aangeleverde geluidmodel van distilleerderij Onder de Boompjes behorende bij de oprichtingsvergunning van 2017 bevat een viertal geluidbronnen ten behoeve van de ruimteafzuiging met elk een bronsterkte van 80 dB(A), gesitueerd op het dak van het pand. Tot op heden is op het dak van Onder de Boompjes geen ruimteafzuiging gerealiseerd. Daarbij heeft het pand van Onder de Boompjes een dubbelbestemming 'Waarde – Cultuurhistorie'. Uit de regels van het bestemmingsplan volgt dat bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde – Cultuurhistorie' samenvallende bestemming. Hierdoor loopt het realiseren van ruimteafzuigingsinstallaties op het schuine dak van het pand, wat vanaf de openbare weg zichtbaar is, tegen bezwaren aan. De berekende geluidbelasting op de gevels van de beoogde woningen op basis van de vergunde situatie betreft derhalve een overschatting van de werkelijke situatie.
Feitelijk is er dus thans geen geluidemissie vanaf het dak en wordt dit ook in de toekomst niet verwacht. Wel zal de geluidwering van de gevels van de woningen voldoende hoog moeten zijn, dat een acceptabel binnengeluidniveau (maximaal 35 dB(A)-etmaalwaarde) wordt gerealiseerd. De geluidwering van de gevel zal ten minste 22 dB dienen te bedragen om een acceptabel woon- en leefklimaat te hebben, hetgeen met een 'standaard' gevelopbouw zonder meer wordt gerealiseerd. Daarnaast zullen aanvullend gebouwgebonden maatregelen getroffen worden.
Conclusie is dat het bestaande bedrijf niet in de bedrijfsvoering wordt beperkt door de maatregelen aan de gevel en staat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving niet in de weg
Aangrenzende bedrijven buiten het plangebied (De Kuyper en Onder de Boompjes Nieuwsticht)
Direct grenzend aan het plangebied zijn verschillende bedrijven gevestigd die met het dezoneren van het gebied niet langer op een wettelijk gezoneerd industrieterrein zijn gelegen. Uitgangspunt is dat de geldende (planologische) rechten van de bedrijven worden gerespecteerd.
Koninklijke De Kuyper BV (Buitenhavenweg 98)
De Kuyper is een distilleerderij die al jaren is gevestigd aan de Buitenhavenweg 98. Het bedrijf is een inrichting voor de productie van alcoholhoudende drank door middel van distilleren en bottelen. In 2012 is voor deze inrichting een revisievergunning verleend. Tot voor kort was het bedrijf gevestigd op een gezoneerde industrieterrein en voor het bewaken van de geluidszone waren rondom het bedrijventerrein toetspunten vastgesteld. In deze verleende milieuvergunning is in de geluidsvoorschriften opgenomen dat de maximale geluidsniveaus ter plaatse van de bestaande woning op de Tuinlaan 60 35 dB(A) mag zijn. De verkeersaantrekkende werking van het bedrijf is relatief gering en de verkeersafwikkeling gebeurd via de Van Deverterstraat. De woningen zijn op ten minste 50 meter van het bedrijf geprojecteerd. Bovendien zijn de nieuwbouwwoningen beter geïsoleerd dan de bestaande woningen aan de Tuinlaan.
Conclusie is dat de werkzaamheden van De Kuyper voor nu en in de toekomst geen nadelige gevolgen hebben voor de woon- en leefklimaat.
Onder de Boompjes (Nieuwsticht 17)
Op basis van de recent verleende milieuvergunning kan de conclusie worden getrokken dat de akoestische invloed van het bedrijf beperkt is. Bij de beoordeling van de aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteiten bouwen en milieu is rekening gehouden met de woningbouwplannen op het terrein van de voormalige glasfabriek. Het bedrijf is alleen actief in de dagperiode. De verkeersaantrekkende werking van het bedrijf is relatief gering en de verkeersafwikkeling gebeurd via de Van Deverterstraat.
De conclusie is dat het bedrijf in de toekomstige situatie bij alle woningen van derden voldoet aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau.
Hogere waarden industrielawaai
Daar waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden vanwege Havens Noordwest, dienen hogere waarden aangevraagd te worden. Hogere waarden kunnen op grond van de Wgh slechts worden vastgesteld indien het redelijkerwijs niet mogelijk is aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen. Derhalve dient voorafgaand aan het nemen van een hogere waarden besluit onderzocht te worden of het mogelijk is geluidreducerende maatregelen te treffen. Daarbij geldt de voorkeursvolgorde bron-overdracht-ontvanger, hetgeen inhoudt dat het treffen van maatregelen aan de bron de voorkeur verdient boven het treffen van maatregelen in de overdracht, en dat het treffen van maatregelen in de overdracht de voorkeur verdient boven het treffen van maatregelen bij de ontvanger. Er dient aldus inspanning verricht te worden om de geluidbelasting te verlagen tot aan de voorkeursgrenswaarde, maar wordt een overschrijding alsnog toegelaten indien het niet redelijkerwijs mogelijk is om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Omdat het niet de intentie is om bedrijven in hun milieugebruiksruimte te beperken, en omdat de geluidbelasting door zeer veel inrichtingen wordt bepaald, is het in redelijkheid niet mogelijk om brongerichte maatregelen te treffen. Maatregelen in de overdracht, zoals geluidschermen en/of aarden wallen zijn gezien de hoogte van te te realiseren woongebouwen niet effectief en zijn bovendien vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk.
In het gemeentelijk hogere waardenbeleid zijn voorwaarden opgenomen om hogere waarden vergund te krijgen. Hierbij is het beleid erop gericht om bij het vaststellen van een hogere waarde voor woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen minimaal één geluidluwe zijde te creëren. Het is daarbij belangrijk dat de geluidsituatie bij de geluidluwe zijde niet verstoord wordt door ander geluid dan waar het beleid over gaat. Bij redenen van evident maatschappelijk belang kan van dit beleid worden afgeweken.
In de beoogde situatie zonder maatregelen beschikken de woningen, waar hogere waarden aangevraagd dienen te worden vanwege Havens-Noordwest, niet over een geluidluwe zijde. Geluidluwe zijden zijn met name bedoeld om bij te openen ramen, het geluid dat in de woning komt te beperken. Daarvoor kunnen gebouwgebonden maatregelen worden overwogen. Indien dergelijke maatregelen niet haalbaar zijn binnen de stedenbouwkundige opzet, biedt het gemeentelijk geluidbeleid de mogelijk om van dit beleid af te wijken bij redenen van evident belang.
Nestgeluid
In het uitgevoerde akoestisch onderzoek (Bijlage 4 bij de toelichting) is ingegaan op de geluidsbelasting ten gevolge van afgemeerde schepen. Voor nestgeluid gelden geen formele grenswaarden. In de havens van de industrieterreinen Havens-Noordwest/Oost Frankeland en Waal-Eemhaven meren binnenvaartschepen en zeeschepen aan. Door DCMR zijn de door het Havenbedrijf en DCMR opgestelde akoestische rekenmodellen aangeleverd. De in de modellen opgenomen gegevens (bronsterkten, bedrijfstijden) zijn gebaseerd op een maximale invulling van de havens, gemiddeld zal sprake zal zijn van lagere geluidemissies en een lagere bezetting. De factor nestgeluid is onderdeel van deze maximale invulling, en is dus afdoende meegewogen in de berekeningen die ten behoeve van het industrielawaai zijn uitgevoerd.
Wegverkeerslawaai
Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai ter plaatse van een aantal beoogde woningen ten gevolge van de Nieuw-Mathenesserstraat en de Van Deventerstraat wordt overschreden.
Vanwege het wegverkeer over de Nieuw-Mathenesserstraat treden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op woningen van gebouwengroep I op. Het gaat om de oostgevel en de noordzijde. De hoogst optredende geluidbelasting ten gevolge van de Nieuw-Mathenesserstraat ter plaatse van de aan de oostzijde gelegen woningen van gebouwengroepen I bedragen respectievelijk 56, 57 en 56 dB. Conform het hogere waardenbeleid van de gemeente Schiedam dient een geluidluwe zijde aanwezig te zijn om hogere waarden verleend te krijgen. Hier wordt niet aan voldaan. Om de geluidbelasting op de gevels van de projecteerde woningen te reduceren, om minimaal één geluidluwe zijde te realiseren, worden diverse opties voor geluidreducerende gebouwgebonden maatregelen gegeven. Bij appartementen is veelal slechts één gevel aanwezig. Uitgangspunt kan zijn dat maatregelen alleen worden getroffen voor het geveldeel van één of meerdere verblijfsruimten.
Afbeelding 15 Situatie geluidbelasting als gevolg van de Nieuw-Mathenesserstraat
Vanwege het wegverkeer over de Van Deventerstraat treden overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde op aan de oostzijde en gedeeltelijk aan de zuidzijde van gebouw I (alle woonlagen). De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Van Deventerstraat bedraagt ten hoogste 51 dB. Bij een dergelijke geluidbelasting dienen hogere waarde aangevraagd te worden, maar behoeven woningen geen geluidluwe zijde te hebben.
Cumulatie
Wanneer de diverse belasting van de diverse geluidbronnen bij elkaar wordt opgeteld, ontstaat het beeld zoals dat op onderstaande afbeelding 16 is weergegeven. Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt rekening gehouden met de maximale gecumuleerde geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer en het nestgeluid (zonder aftrek artikel 110g Wet geluidhinder). De gecumuleerde geluidsbelasting wordt vooral door het aspect nestgeluid bepaald. Voor de woningen langs de Van Deventerstraat/Nieuw-Mathenesserstraat is een maximale gecumuleerde geluidsbelasting van 67 dB(A) berekend.
Voor de gevels van een aantal geprojecteerde woningen aan de oost- en zuidzijde van het plangebied is sprake van beoordeling 'tamelijk slecht' en 'slecht'. Voor deze woningen wordt gekeken of bij de uitwerking van concrete bouwplannen, met gevelwering en gebouwgebonden maatregelen, de situatie ook akoestisch is te verbeteren. In het bestemmingsplan is dit geborgd door hier op de verbeelding een aanduiding 'overige zone - aandachtsgebied geluid' te leggen. (Het beoogde appartementengebouw op de parkeerhub is op afbeelding 16 niet in beeld gebracht, omdat dit gebouw op grond van de regels van het bestemmingsplan pas na 31 juli 2032 in gebruik mag worden genomen, en de geluidbelasting ter plaatse dan door staken van de bedrijfsvoering door BSR Van Uden substantieel afneemt.)
Afbeelding 16 Overzicht gecumuleerde geluidbelasting (inclusief nestgeluid)
Gewijzigde vaststelling juni 2024
De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan beperkt wijzigingen aangebracht. Voor het aspect geluid is mogelijk relevant dat de toegestane hoogte ter plaatse van het silocomplex is aangepast naar ten hoogste 58 meter. Door Peutz is een aanvullende notitie uitgewerkt (kenmerk O 16860-12-NO, d.d. 23 april 2024). Hierin is toegelicht dat het verlagen van de silo’s voor het aspect geluid resulteert in een beperkte verminderde afscherming naar de woningen. Uit berekeningen blijkt dat de geluidbelasting ten gevolge van industrielawaai en nestgeluid van schepen, op een aantal beoordelingsposities met hooguit enkele tienden van dB’s toeneemt. Deze beperkte toename van de geluidbelasting heeft geen relevante gevolgen op de maatgevende beoordelingsposities, die de aan te vragen hogere waarde(n) per woongebouw bepalen. Hiermee heeft het verlagen van de bouwhoogte van de silo’s naar 58 meter geen relevante gevolgen voor het aspect geluid.
Gewijzigde vaststelling december 2024 (herstelbesluit)
De raad heeft in het kader van een herstelbesluit zoals bedoeld in artikel 6.19 Awb, het bestemmingsplan in december 2024 gewijzigd vastgesteld. Daarbij zijn ten opzichte van de eerdere vaststelling van het bestemmingsplan in juni 2024, beperkt wijzigingen aangebracht.
Voor het aspect geluid is relevant dat een nadere beschouwing is gemaakt van het aspect industrielawaai, inclusief nestgeluid, gerelateerd aan de bedrijfsvoering van het bedrijf BSR Van Uden. Dit bedrijf is gelegen op enkele honderden meters afstand van het plangebied. Door Peutz is een aanvullend notitie opgesteld, waarin ook op het aspect geluid wordt ingegaan (kenmerk HH/SvN/DvdH/O 16860-13-no-002, datum 11 oktober 2024). De notitie is als bijlage 17 bij de toelichting gevoegd.
Uit de notitie blijkt dat mede als gevolg van een omgevingsvergunning die augustus 2024 aan BSR Van Uden is verleend, de situatie ten aanzien van geluid iets wijzigt. Dit is aanleiding geweest voor het beperkt wijzigen van het bestemmingsplan bij de vaststelling in het kader van het herstelbesluit. De aangebrachte wijzigingen zijn benoemd in een bijlage bij het raadsbesluit. Kort samengevat wordt voor één woongebouw in de zuidoostelijke hoek van een plangebied een nadere voorwaarde gesteld, dat ingebruikname van de woningen niet eerder mag plaatsvinden dan na 31 juli 2032. Daarnaast is via een aanduiding op de verbeelding een aandachtsgebied geluid bepaald, waarbinnen het toevoegen van geluidsgevoelige functies alleen onder voorwaarden is toegestaan. Hiermee is geborgd dat ter plaatse sprake is van een goed woon- en leefklimaat, en dat geen sprake is van beperkingen in de bedrijfsvoering van BSR Van Uden.
Overigens wordt volledigheidshalve opgemerkt dat de bedoelde omgevingsvergunning als ontwerp in procedure is gebracht na de aanvankelijke vaststelling van het bestemmingsplan in juni 2024. Gelet hierop, en op het feit dat de omgevingsvergunning nadien aan BSR Van Uden is verleend, kan er van worden uitgegaan dat geen sprake is van een onaanbaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Bij de vergunningverlening wordt immers geacht rekening te zijn gehouden met de bouw- en gebruiksmogelijkheden van het voorliggende bestemmingsplan.
5.4.3 Hogere waarden (geluid)
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.10 van het Besluit geluidhinder en artikel 83 en 110a van de Wet geluidhinder worden, in samenhang met dit bestemmingsplan, hogere waarden (geluid) vastgesteld. Het hogere waardenbesluit wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan in procedure gebracht. De hogere waarden zijn toegekend voordat de raad heeft besloten over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Gelet op de beleidsnota hogere waarden en het actieplein 'Lucht & Geluid' is bij het verlenen van hogere waarden (geluid) in aanmerking genomen dat, via de werking van het Bouwbesluit, alle woningen een binnenwaarde van 33 dB dienen te hebben. Ook is de opzet van het plan zodanig dat alle woningen beschikken over een geluidluwe zijde of in de directe nabijheid kunnen beschikken over geluidluwe buitenruimtes. Hierbij is ook de parkstructuur en verdere openbare ruimte binnen het plangebied in ogenschouw genomen. Wanneer geen geluidluwe zijde aanwezig is zijn gebouwgebonden maatregelen nodig. Hiermee is voor alle woningen een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.
In paragraaf 5.4.2 is reeds toegelicht dat voor enkele specifieke locaties binnen het plangebied door regelstelling is geborgd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
5.4.4 Conclusie
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat voor een aantal woningen hogere waarden in het kader van de Wgh nodig zijn. De ten hoogste toelaatbare geluidbelastingen voor wegverkeerslawaai en industrielawaai worden niet overschreden. Het besluit tot vaststelling van hogere waarden maakt procedureel onderdeel uit van het bestemmingsplan. Bij de beoordeling van de concrete woningbouwplannen wordt bij de verdere uitwerking rekening gehouden met het aspect nestgeluid bij de bepaling van de gevelwering of andere gebouwgebonden maatregelen.
Voorts blijkt uit het onderzoek dat een groot deel van de beschouwde gevels waarvoor een hogere waarde benodigd is, niet standaard beschikt over een geluidluwe gevel in het kader van het hogere waardenbeleid van de gemeente Schiedam. Voor die woningen wordt nader bezien of deze middels gebouwgebonden maatregelen kan worden gecreëerd.
Ten behoeve van het instandhouden van een goede leefomgeving is ook gekeken naar de bestaande bedrijvigheid. Hiervoor is gekeken naar de huidige situatie van de bedrijven, inclusief de benodigde ontwikkelingsruimte. Uit het onderzoek waarop de dezonering van het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse is gebaseerd (bestemmingsplan Geluidzone Havens Noordwest / Oost-Frankeland, vastgesteld 6 februari 2024 en inmiddels geheel onherroepelijk), komt naar voren dat voor de bestaande bedrijven geen sprake is van inperking van de bedrijfsvoering.
Met toekenning van hogere waarden wordt het plan haalbaar geacht binnen de kaders van de Wet geluidhinder en het gemeentelijk geluidbeleid. Een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Gelet op de geluidbelasting ter plaatse is het niet nodig de gebouwgebonden maatregelen op voorhand bindend voor te schrijven via de regels.
5.5 Natuur En Ecologie
5.5.1 Algemeen
De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels.
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. In het kader van de Wet natuurbescherming moet uitgesloten worden dat significante negatieve effecten optreden in Natura 2000- gebieden. Hier kan sprake van zijn wanneer een ontwikkeling binnen een Natura 2000-gebied plaatsvindt, maar ook stikstofdepositie kan verslechterende gevolgen hebben voor stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die als Natura 2000-gebied zijn aangewezen. Deze gevolgen kunnen significant zijn wanneer een plan, project of handeling leidt tot een toename van stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden die overbelast zijn. Als gevolg hiervan dient in Nederland voor elk project een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden. Wanneer uit de rekenresultaten een hogere depositie dan 0,00 mol/ha/jaar, kan al sprake zijn van een significant negatief effect.
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'. Afhankelijk van de provincie kan dit ook gelden voor projectgebieden in de nabijheid van het NNN.
5.5.2 Relatie tot ontwikkeling
Soortenbescherming
Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.
Voor de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. In deze paragraaf wordt kort ingegaan op de belangrijkste bevindingen en conclusies uit de diverse onderzoeken.
Voor het terrein van de voormalige glasfabriek en het VROM-terrein is een quickscan ecologie uitgevoerd door De Bouwecoloog (d.d. 16 december 2020, projectnummer 20033). De aanleiding voor de quickscan is de voorgenomen ontwikkeling met bouw van woningen en diverse bedrijfsmatige functies zoals met het voorliggende bestemmingsplan wordt beoogd. De bestaande bebouwing in het plangebied zal grotendeels worden gesloopt om deze herontwikkeling mogelijk te maken. Het huidige terrein is nagenoeg geheel verhard en deels bebouwd. Op basis van het bronnenonderzoek en het oriënterend locatiebezoek worden, behalve voor vleermuizen, geen vaste rust- of verblijfplaatsen of essentiële leefgebieden van beschermde soorten zonder vrijstelling verwacht. De quickscan biedt dus onvoldoende basis om te dienen als goede onderbouwing voor de voorgenomen ontwikkeling.
Op basis van de quickscan wordt geconcludeerd dat voor een deel van het terrein een nader onderzoek naar vleermuizen noodzakelijk is, om te bepalen of een ontheffing op de Wet natuurbescherming nodig is. Op voorhand is niet uit te sluiten dat in enkele (delen van) bestaande gebouwen verspreid op het terrein vaste verblijfsplaatsen van vleermuizen kunnen worden aangetroffen. Alle vleermuissoorten zijn beschermd op grond van de Wet natuurbescherming, evenals hun verblijfplaatsen en vaste delen van hun leef- en foerageergebied. Verder wordt volledigheidshalve opgemerkt dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd voldoende rekening moet worden gehouden met het broedseizoen en de zorgplicht ten aanzien van beschermde soorten.
Het nader onderzoek naar vleermuizen is uitgevoerd door Laneco Landschaps en Ecologisch advies (d.d. 10 januari 2022, projectnummer 141.21.03). Het onderzoek is uitgevoerd conform het Vleermuisprotocol 2021 zoals opgesteld door het Netwerk Groene Bureaus. Gedurende 2021 zijn diverse onderzoeksrondes uitgevoerd. Daarbij zijn fouragerende vleermuizen van verschillende soorten aangetroffen. Ook zijn vier zomerverblijfplaatsen vastgesteld en een paarverblijfplaats. Tijdens de waarnemingen zijn ook enkele overvliegende vleermuizen waargenomen die geen (fourageer- of verblijfs)binding met het plangebied leken te hebben.
De aangetroffen zomerverblijfplaatsen bevinden zich in bebouwing aan de Buitenhavenweg, westelijk van het voormalige kantoorgebouw. Mogelijk wordt in het kader van de herontwikkeling beoogd deze gebouwen te slopen, of anderszins aan te passen aan een toekomstig gebruik. De paarverblijfplaats bevindt zich in een kantoorgebouw aan de Buitenhavenweg. Gelet op de beoogde herontwikkeling is denkbaar dat deze verblijfplaats door werkzaamheden om het pand geschikt te maken voor een nieuwe functie, teniet zal worden gedaan. Dit betekent dat in het kader van de werkzaamheden een ontheffing van de Wet natuurbescherming voor vleermuizen moet worden aangevraagd. Deze aanvraag om ontheffing moet samen met een beschrijving van compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgewerkt in een projectplan.
Tijdens het onderzoek is in een van de fabriekshallen het vergane restant van een valk aangetroffen. Vanwege de staat was een uitgebreide determinatie niet mogelijk. Verdere aanwijzingen van de aanwezigheid van valken of andere beschermde diersoorten zijn niet aangetroffen. De conclusies uit de quickscan zijn hiermee bevestigd.
Als uitwerking is bij het bevoegd gezag een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd en zijn in het voorjaar van 2022 diverse maatregelen, gekoppeld aan de ontheffingsaanvraag, uitgevoerd. Het bevoegd gezag heeft bij monde van de Omgevingsdienst Haaglanden op 8 maart 2023 de benodigde beschikking verzonden (kenmerk ODH599904, zaaknummer 01035415). De beschikking is als bijlage 5 aan de toelichting toegevoegd. Aan de ontheffing zijn voorschriften verbonden. Deze voorschriften hebben geen directe invloed op de uitwerking van het bestemmingsplan, maar zien onder andere op het inbedden en naleven van diverse maatregelen ten gunste van vleermuizen binnen het plangebied. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dus mogelijk dat deze maatregelen ook getroffen kunnen worden.
Met de ontheffing en de doorgevoerde maatregelen is geen sprake van belemmeringen op het vlak van soortenbescherming voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Verspreide percelen
Voor de diverse verspreide percelen waar geen herontwikkeling wordt voorgestaan is sprake van een conserverende bestemminsgslegging. Ten opzichte van het voorheen geldende planologisch regime is geen sprake van substantiële wijzigingen in gebruiksmogelijkheden of een verandering van bouwmogelijkheden. Het bestaande gebruik op deze locaties wordt voortgezet. Nader onderzoek naar het specifieke voorkomen van beschermde soorten is niet noodzakelijk. De algemene zorgplicht en verbodsbepalingen uit de Wet natuurbescherming zijn in deze afdoende.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied betreft de Oude Maas, ten zuiden van het plangebied op ruim 8 kilometer. Dit betreft geen stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft Solleveld & Kapittelduinen op circa 16,5 kilometer. Gelet op de onderlinge afstand zijn significante negatieve gevolgen op de natuurlijke waarden van de Natura 2000-gebieden voor storingfactoren als verstoring, verdroging en licht- en geluidverstoring vermoedelijk uitgesloten.
Voor stikstofgerelateerde storingsfactoren (verzuring en vermesting) geldt dat deze via de lucht verder kunnen reiken dan de directe omgeving van het plangebied. Gelet hierop is ten behoeve van het plan een stikstofonderzoek uitgevoerd, uitgaande van een totaal te realiseren programma van 130.000 m2 brutovloeroppervlak aan bebouwing binnen het plangebied.
Door Equipe adviseurs is een rapportage stikstofdepositie opgesteld (d.d. 22 november 2023 (versie 4), projectnummer 223287), die als bijlage 6 bij deze toelichting is gevoegd. Voor het planvoornemen is een analyse en een berekening uitgevoerd naar de stikstofemissie en mogelijke stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden in de gebruiksfase na planrealisatie (d.d. 22 november 2023, zie bijlage 7). Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van depositie op voor stikstof gevoelige gebieden.
Voor de bouwfase is door Equipe adviseurs een projectberekening uitgevoerd (d.d. 22 november 2023, zie bijlage 8 bij deze toelichting). In de berekening is de bouwfase doorgerekend voor vijf jaren, uitgaande van realisatie in de periode van 2025 tot 2030 in vijf gelijke bouwfasen. Daarbij is 2029 als maatgevend jaar beschouwd, omdat daarbij ook reeds 80% van het plangebied als in gebruik zijnde is meegenomen. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van depositie op voor stikstof gevoelige gebieden.
De DCMR heeft desgevraagd per brief van 4 januari 2024 (kenmerk 2365342_5550209) advies aan de gemeente uitgebracht over het geactualiseerde stikstofonderzoek. Geconcludeerd wordt dat het uitgevoerde onderzoek aantoont dat het bestemmingsplan geen negatieve effecten op beschermde natuur zal veroorzaken. Het onderdeel stikstofdepositie vormt geen belemmering en een vergunningplicht is niet aan de orde.
Gelet hierop is geen sprake van een vergunningplicht voor realisatie en ingebruikname van het project op grond van de Wet natuurbescherming.
5.5.3 Conclusie
Het aspect natuur en ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling ter plaatse van de projectlocatie. Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk welke significante gevolgen kunnen hebben voor Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling van de gevolgen voor deze gebieden is derhalve niet vereist, er is geen sprake van een vergunningplicht op grond van de Wet natuurbescherming vanwege het aspect stikstof. Vanuit het oogpunt van soortenbescherming is een ontheffing Wet natuurbescherming onder voorwaarden verleend. Binnen het plangebied liggen geen groenstructuren die onderdeel uitmaken van de stedelijke ecologische structuur. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet negatief van invloed op het functioneren van de ecologische structuur. Door de transformatie van het plangebied wordt de mogelijkheid voor versterking van de ecologische structuur vergroot. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie inzake ecologie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
5.6 Externe Veiligheid
5.6.1 Algemeen
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Deze verantwoordingsplicht geldt ook indien sprake is van een GR hoger dan de oriëntatiewaarde.
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de 'Visie Externe Veiligheid 2012-2020' vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordeelt en verantwoordt. Onderdeel van de visie is het kwetsbaarheidszonemodel zoals deze door de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond is ontwikkeld. Met het model wordt de kwetsbaarheid van een object in relatie gebracht met de risicobron, om zo vroegtijdig te kunnen bepalen welke objecten en functies aanvaardbaar zijn op een bepaalde locatie.
5.6.2 Relatie tot ontwikkeling
Door Peutz is een notitie uitgebracht met betrekking tot externe veiligheid (d.d. 15 november 2022, projectnummer HH/HH/TvdE/O 16860-3-NO-001), die als bijlage 9 bij de toelichting is gevoegd. De te realiseren woningen binnen het plangebied zijn kwetsbare objecten, waardoor aandacht nodig is voor het aspect externe veiligheid. Externe veiligheidsrisico's vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water of vanwege risicobronnen binnen inrichtingen, zijn mogelijk relevant voor de ontwikkeling. De notitie beschrijft deze.
Geconcludeerd wordt dat in de omgeving van het plangebied geen sprake is van risicobronnen die om een nadere beschouwing vragen. Het aspect externe veiligheid levert geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling.
Vanwege een bestaand alcoholvulpunt bij een bedrijf ten zuiden van het plangebied ligt de 1% letaliteitscontour voor een klein deel over het plangebied (straal van 115 meter rondom het vulpunt). Binnen deze contour mogen geen zeer kwetsbare objecten worden opgericht. Op de verbeelding is een specifieke aanduiding opgenomen, waarbij door een koppeling met de regels deze mogelijkheid specifiek is uitgesloten. Het gaat om een klein deel van het plangebied, in de uiterste zuidoosthoek. Het opnemen van de aanduiding heeft geen invloed op de beoogde stedenbouwkundige en functionele opzet voor het te ontwikkelen gebied.
Afbeelding 17 Ligging 1% letaliteitscontour
Op verzoek van de gemeente heeft de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR), gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's en risicoafweging, geadviseerd op de (concept)notitie en het bestemmingsplan (d.d. 12 oktober 2022, kenmerk 69873 / 206904). Het concept rapport van Peutz is op basis van het advies van de VRR definitief gemaakt. Met het onderzoek van Peutz en de doorgevoerde maatregelen in het bestemmingsplan kan worden ingestemd. Door opname van een specifieke aanduiding waarmee zeer kwetsbare objecten binnen een deel van het plangebied worden uitgesloten, is het belangrijkste advies van de VRR in het bestemmingsplan verwerkt.
De VRR adviseert verder om rondom de te realiseren gebouwen zorg te dragen voor toereikende bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen zodat hulpdiensten bij een incident adequaat kunnen optreden. De regionaal vastgestelde 'Handleiding advies bluswater en bereikbaarheid VRR' biedt mogelijkheden om daar invulling aan te geven. Ook wordt geadviseerd om de (nood)uitgang(en) van het terrein zodanig te situeren dat aanwezigen veilig in tegengestelde richting van een mogelijk incident aan de zuidzijde van het plangebied kunnen vluchten, waardoor de zelfredzaamheid van aanwezigen wordt verbeterd en het aantal slachtoffers kan worden beperkt. Aan de noordzijde van het plangebied zijn hiervoor diverse geschikte mogelijkheden. Tot slot wordt geadviseerd om zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van de binnen het plangebied aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. Bij het sluiten van een huur- of koopcontract kunnen bewoners en gebruikers op de (externe) veiligheidsrisico's gewezen worden. Er kan informatie worden verstrekt over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding van incidenten en over de daarbij te volgen gedragslijn.
Deze adviezen raken niet direct aan de inhoud van het voorliggende bestemmingsplan, maar kunnen door de initiatiefnemer van de herontwikkeling wel goed worden meegenomen in de verdere uitwerking van concrete bouwplannen en de communicatie naar toekomstige bewoners en gebruikers.
5.6.3 Conclusie
Met inachtneming van de relevante wet- en regelgeving op het vlak van externe veiligheid is sprake van een bestemmingsplan waarvan de uitvoering op een verantwoorde wijze plaats kan vinden. In de regels en op de verbeelding zijn de mogelijkheden voor vestiging van (zeer) kwetsbare objecten waar nodig nader gereguleerd. In de concrete planuitwerking ten behoeve van de realisatie kunnen diverse adviezen van de VRR nog nader worden verwerkt en toegepast.
5.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
5.7.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van woningen enerzijds een goede woon- en leefomgeving gegarandeerd kan worden en anderzijds rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen te maken wordt aangesloten bij de publicatie Bedrijven en Milieuzonering 2009 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG-brochure geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar indicatieve afstanden bepaald. De VNG-categorie bevat een tabel met indicatieve afstanden. Hiermee kan de vraag worden beantwoord welke afstanden aanvaardbaar is. De zonering vindt plaats door het toepassen van minimale richtafstanden tussen bedrijven en woningen, afhankelijk van de milieucategorie van de bedrijfsactiviteiten. In hoofdstuk 4 van die brochure is beschreven op welke wijze het bevoegd gezag kan afwijken van de indicatieve afstanden uit de VNG-brochure.
5.7.2 Milieu-impact bedrijvigheid
Beschrijving relevante aspecten uit de omgeving
De omgeving van het plangebied kan getypeerd worden als gemengd gebied. In de directe omgeving van het gebied zijn diverse gemengde-, bedrijfs- en woonbestemmingen gesitueerd en planologisch toegestaan.
Rotterdamsedijk zuidzijde (diverse functies)
Ten noorden van het VROM-terrein, parallel aan de Rotterdamsedijk, bevindt zich een strook bebouwing die bestemd is als 'Wonen – 3'. De bebouwing op de hoek nabij de Koemarkt, kent tevens de functieaanduiding 'detailhandel' en 'dienstverlening'. Deze functies zijn uitsluitend toegestaan op de begane grond. De functie horeca is eveneens toegestaan. Het betreft horeca 1 en 2. Deze horeca bestemming is direct aan een woonbestemming gesitueerd en planologisch toegestaan in het voor de betreffende percelen geldende bestemmingsplan. De bedrijfsuitoefening van deze horeca bestemming zal reeds rekening dienen te houden met de naastgelegen bestemming wonen. Met name de hinderaspecten van deze onderneming, zoals geluid en geurhinder worden hierdoor reeds beperkt. De middels dit plan mogelijk te maken woningen (gevoelige bestemmingen) zijn verder gelegen (minimaal 20 meter). Hieruit kan geconcludeerd worden dat hinderaspecten afkomstig van deze horeca geen invloed hebben op woningen binnen het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.
Glasbuurt-Oost
Ten oosten van het plangebied, in de Glasbuurt-Oost, is momenteel bedrijvigheid toegestaan tot en met milieucategorie 3.1. Dergelijke bedrijvigheid kent een maximaal te hanteren richtafstand van 30 meter. Binnen deze bestemming is tevens een deel bestemd te zijn als 'specifieke vorm van bedrijf – 6' (Nieuw – Mathenesserstraat 15) waardoor hier een autoplaatwerkerij is toegestaan. Dergelijke bedrijven behoren tot milieucategorie 3.2, met een richtafstand van 50 meter. Het maatgevende aspect betreft geluid. Voor de Glasbuurt-Oost wordt door de gemeente gewerkt aan planvorming voor transformatie tot gemengd nieuw woon-werkgebied. In dat kader wordt de toegestane milieucategorie qua bedrijvigheid dan teruggebracht naar categorie A en B (of vergelijkbaar). Bij de realisatie vormt dit dan ook geen belemmering meer voor het voorliggende bestemmingsplan.
Van Deventer-driehoek Rotterdam
Aan de zuidoostzijde van het plangebied raakt de plangrens de gemeentegrens met Rotterdam. In de Rotterdamse Van Deventer-driehoek is momenteel een verscheidenheid aan bedrijfsfuncties aanwezig. In het nieuwe bestemmingsplan Merwe-Vierhavens wordt de bedrijvigheid beperkt tot hoofdzakelijk milieucategorie 3.1, afgestemd op de bestaande functies en uitgangspunten voor de gebiedsontwikkeling M4H. Uitgaande van een richtafstand van 30 meter nadert de eventuele impact van de bedrijvigheid alleen in de uiterste zuidoosthoek het plangebied van dit bestemmingsplan. In geen geval is echter sprake van een belemmering voor de realisatie van het voorliggend plan.
Nieuw-Mathenesse Zuid
Schiedam staat van oudsher bekend als de jeneverstad. De bestaande distilleerdijen zijn een belangrijke economische drager voor de stad. Op het bedrijventerrein Nieuw Mathenesse is een distilleerderijcluster ontstaan met de bedrijven De Kuyper, Nolet en Onder de Boompjes.
Historisch gezien is binnen Schiedam een situatie ontstaan waarbij woningen en bedrijven naast elkaar aanwezig zijn. Dit geldt ook voor het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. Deze menging van wonen en werken maakt onderdeel uit van de Schiedamse identiteit. De combinatie van wonen en werken heeft tot gevolg dat de bedrijfsactiviteiten kunnen leiden tot mogelijke hinder. Daar waar sprake is van nieuwe woningen binnen de richtafstand is specifieke aandacht noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de directe omgeving van woningen:
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de desbetreffende bedrijven;
- ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd.
De impact die een bedrijf veroorzaakt is afhankelijk van de milieuruimte die het inneemt en wordt voornamelijk bepaald door de aard van het bedrijf en de activiteiten die binnen een bedrijf worden uitgevoerd. Bij ruimtelijke ordening wordt voor het bepalen van de impact die een bedrijf kan hebben gebruik gemaakt van de VNG-richtafstanden. De grootte van de richtafstanden zijn afhankelijk van de milieucategorie van de betreffende industrie. De richtafstanden uit deze brochure zijn indicatief en een gemeenteraad kan gemotiveerd afwijken van de richtafstand.
Hiervoor is in hoofdstuk 4 van de VNG-brochure een uitleg gegeven hoe milieuzonering kan worden toegepast in een bestemmingsplan. In paragraaf 4.2. staat een stappenplan om de beoordeling te maken:
- Bepaal de milieubelasting voor de maatgevende milieuaspecten conform de milieuvergunning of de algemene milieuregels uit het Activiteitenbesluit. Betrek daarbij ook eventuele bestaande woningen die tussen het bedrijf en de locatie zijn gelegen;
- Ga na of de bedrijven concrete ontwikkelingsplannen hebben waarmee rekening gehouden dient te worden. Geef de gevolgen van de bedrijfsplannen voor de milieubelasting aan.
- Ga na welke maatregelen mogelijk zijn om de milieubelasting in de omgeving te verkleinen.
Als op basis van deze acties kan worden vastgesteld dat een korte afstand aanvaardbaar is, kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan worden afgeweken van de richtafstand.
Ten zuiden van onderhavig bestemmingsplan is het bedrijf Koninklijke De Kuyper BV (De Kuyper) gevestigd, evenals het bedrijf Onder de Boompjes. De gronden kennen de bestemming 'Bedrijventerrein – 1' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1'. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', zijn distilleerderijen en likeurstokerijen toegestaan. Dergelijke bedrijvigheid (SBI-code 110101) wordt gekwalificeerd als milieucategorie 4.2 met een te hanteren richtafstand van 300 meter voor het aspect geur.
Ter nadere onderbouwing van het bestemmingsplan heeft de DCMR een advies uitgebracht in de vorm van een bureaonderzoek (d.d. 18 april 2024, kenmerk 2499499_5871057). Het bureaonderzoek is als bijlage 15 integraal bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.
Bij de inventarisatie van de situatie is onder andere gekeken naar de eventuele geurimpact en de beschrijving van de milieuruimte die een bedrijf volgens zijn vigerende milieuvergunning inneemt. Getoetst is naar richtafstand behorende bij de betreffende milieucategorie die volgens de handreiking bedrijven en milieuzonering van de VNG gelden ten opzichte van gemengd gebied. In de huidige situatie is geen sprake van geurwaarneming buiten de inrichtinggrenzen. Door middel van dossieronderzoek is vervolgens geïnventariseerd welke specifieke voorschriften voor geur in de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu zijn opgenomen. Ook is gekeken naar mogelijke uitbreidingsmogelijkheden voor De Kuyper. Als de bedrijfsactiviteiten zodanig worden aangepast dat er sprake is van mogelijke geurwaarneming buiten de terreingrenzen, is sprake van een nieuw activiteit. Daarvoor geldt als uitgangspunt dat fysieke maatregelen nodig zijn ter voorkoming van geuremissie, zodat geen geurwaarneming buiten de terreingrenzen wordt waargenomen, Voor het aspect geur is een globale inschatting gemaakt om te kijken of er sprake kan zijn van geurhinder buiten de grenzen van het bedrijf.
Voor het bedrijf De Kuyper is in de verleende vergunning geen geurcontour vastgelegd, omdat de aanvrager ook heeft aangegeven geen geurhinder te veroorzaken. In dit geval valt men voor geur terug op het zorgvuldigheidsbeginsel onder het Activiteitenbesluit wat volgens de zorgplichtbepaling stelt dat van elk bedrijf verwacht wordt dat het permanent werkt aan het (verder) minimaliseren van de emissies. Bij het bepalen of het bedrijf incidenteel geuroverlast kan veroorzaken is verder meegenomen of er in het verleden klachten zijn geweest over een bedrijf, of er zich in het verleden ongewone voorvallen hebben voorgedaan waardoor voorschriften tijdelijk zijn overtreden. Tot slot is bij de beoordeling meegenomen dat bij de andere distilleerderijen ook geen sprake is van geurhinder, waarbij de woningen ook direct grenzen aan een distilleerderij.
Schiedam conformeert zich bij de beoordeling van een vergunning aan het landelijk- en provinciaal beleid om het bestaande geurhinderniveau te reduceren en nieuwe geurhinder te voorkomen. Als ter plaatse aan de streefkwaliteit wordt voldaan, is de geurbelasting beperkt en zijn ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het rijksgeurbeleid moet worden toegepast bij zowel milieuregelgeving als in de ruimtelijke ordening.
De activiteiten van De Kuyper moet zoals gezegd voldoen aan de voorschriften van het Activiteitenbesluit en de bijbehorende regeling. De geurvoorschriften staan in artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Deze regeling staat nu in de Bruidsschat. Het algemene uitgangspunt is het voorkomen of tot een aanvaardbaar niveau beperken van geurhinder.
Uit een indicatieve beoordeling van de DCMR blijkt dat de geurbelasting relatief laag is. Voor een nadere toelichting op de diverse geur-gerelateerde aspecten wordt verwezen naar bijlage 15 bij deze toelichting.
tabel 1 Geurdrempel 15,6 mg/m³ (LOA)
Op grond van het provinciale geurhinderbeleid ligt de hindergrens bij 0,5 ouE/m3 en de ernstige hindergrens bij 5,0 ouE/m3. Het aanvaardbaar hinderniveau ligt in het gebied tussen de ernstige hindergrens en de streefwaarde (geen hinder). De cumulatieve geurbelasting ter hoogte van het plangebied ligt weliswaar op één punt boven de hindergrens van 0,5 ouE/m3, maar ook ruim onder de ernstige hindergrens van 5,0 ouE/m3.
Uit tabel 1 blijkt dat de geurbelasting voor een persoon met een gemiddeld reukvermogen ter plaatse van de nieuwe geprojecteerde woningen onder de geurdrempel ligt. Er zal voor de meeste mensen geen geur waarneembaar zijn bij de woningen. Uitgangspunt bij deze berekening is ook dat De Kuyper de arbo- en milieueisen naleeft voor wat betreft de concentratie alcohol in de leefomgeving.
Naast de 4.2 categorie is in het bestemmingsplan Nieuw Mathenesse milieucategorie 3.2 toegestaan met een toetsafstand van 100 meter voor geur. De geprojecteerde woningen staan binnen deze toetsafstand. Op grond van de VNG-brochure kan deze afstand met een stap teruggebracht voor een "gemengd gebied" naar een afstand van 50 meter. Binnen deze afstand van het bedrijf De Kuyper zijn geen nieuwe woningen geprojecteerd, deze liggen op circa 60 meter van De Kuyper. Ook binnen de 50 meter van het bedrijf is buiten de erfgrens overigens feitelijk geen geur waarneembaar.
De nieuwe ontwikkeling op het terrein van de glasfabriek betreffen een gemengd woon-werkgebied, waarbij ook uitgangspunt is dat wonen en werken door elkaar plaatsvinden. Dit beoogde stedelijk interactiemilieu is niet vergelijkbaar met een rustige, puur op wonen gerichte wijk. Verder wordt opgemerkt dat in de bestaande situatie reeds woonbestemmingen van derden op kortere afstand tot de bedrijfspanden van Koninklijke De Kuyper aanwezig zijn (kleinste afstand circa 50 meter). Deze woningen zijn in beginsel maatgevend voor de beoordeling.
Voor de aspecten stof en gevaar geldt een te hanteren richtafstand van 30 meter. Voor wat betreft geur zijn het distillatie- en blendproces potentiële geurbronnen. Beide processen vinden inpandig plaats in gesloten systemen. Op grond van de milieuvergunningen voor beide bedrijven is vastgelegd dat er geen geurhinder buiten de inrichting optreedt. Gelet hierop is enige invloed van de bedrijven op de omgeving voor wat betreft geur niet aannemelijk. In paragraaf 5.4 is het aspect geluid nader beschouwd. Uit de notitie van Peutz (d.d. 15 november 2022, projectnummer HH/HH/TvdE/O 16860-3-NO-001) blijkt dat de inrichting van De Kuyper voor wat betreft gevaar ook geen belemmering vormt voor het plan dat met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Voor de locatie van Onder de Boompjes op de locatie Nieuwsticht 17 is als onderdeel van de vergunningaanvraag wel een risicocontour bepaald in de kwantitatieve risicoanalyse (QRA). Vanwege een alcoholvulpunt bij dit bedrijf valt de 1% letaliteitscontour voor een klein deel over het plangebied (straal van 115 meter rondom het vulpunt). Binnen deze contour mogen geen zeer kwetsbare objecten worden opgericht. Het voorliggende bestemmingsplan ziet niet op dergelijke functies (zie ook het eerder beschrevene in paragraaf 5.6). Geconcludeerd kan worden dat de milieuaspecten geen belemmeringen vormt voor het plan dat in onderhavig bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt.
Gustoweg Rotterdam (BSR Van Uden Stevedoring)
Aan de Gustoweg in Rotterdam is in het gebied Merwe-Vierhavens het bedrijf BSR Van Uden Stevedoring gevestigd. Dit bedrijf richt zich op de op- en overslag van containers, bulkgoederen, afvalstoffen en stukgoederen zoals staalproducten. Daarbij vindt de overlslag plaats van en naar zeeschepen, binnenvaartschepen en vrachtwagens. Producten die op- en overgeslagen worden zijn onder andere agribulk, kunstmest, biomassa, ijzererts, schroot, verontreinigde grond, afvalwater, vliegas, kolen, mineralen en diverse stukgoederen, waaronder heavy-lift en projectlading, staal, bosbouwproducten en non-ferro metalen. Bij de op- en overslag wordt gebruik gemaakt van big bags, coils, silo's, bunkers, pallets en containers. De activiteiten zorgen voor geluid, stofemissie, fijnstof- en stikstofoxiden als gevolg van de bedrijfsactiviteiten.
Het bedrijf ligt op een gezoneerd industrieterrein. Een bedrijf op een gezoneerd bedrijfsterrein heeft voor nu en de toekomst de zekerheid dat alle bedrijven tezamen een bepaalde hoeveelheid geluid mogen veroorzaken. Overigens is de toekomst van BSR Van Uden op het bedrijventerrein Merwe-Vierhavens in tijd beperkt, omdat de erfpacht per 31 juli 2032 niet wordt verlengd door het Havenbedrijf Rotterdam. Vermoedelijk zal het bedrijf eerder de bedrijfsactiviteiten moeten staken, omdat het terrein schoon en gesaneerd terug geleverd moet worden aan de erfpachter.
Het bedrijf heeft een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu uit 2019. Op 22 april 2023 heeft het bedrijf een aanvraag voor de wijziging van de milieuvergunning aangevraagd . Het gaat om een verandering van de verdeling van ligplaatsen en het toevoegen als activiteit van de op- en overslag van containers. De ligplaatsen worden in de aanvraag geconcentreerd bij het noordelijk deel van de kade. Dit is noodzakelijk vanwege de beperkingen die het Havenbedrijf heeft opgelegd bij het zuidelijk deel van de kade. De omgevingsvergunning is nog niet onherroepelijk omdat hiertegen beroep is ingesteld. Volledigheidshalve is voor een nadere beschouwing de milieusituatie echter getoetst aan de recente nieuwe omgevingsvergunning voor de activiteit milieu, zoals die in augustus 2024 is verleend.In relatie tot de richtafstanden die volgen uit de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering, is een nadere beschouwing van de impact van het bedrijf op de omgeving gemaakt. De VNG-brochure geeft op hoofdlijnen een opzet van de richtafstanden die tussen bepaalde typen bedrijvigheid en bepaalde gevoelige functies, waaronder wonen, kunnen worden aangehouden. De brochure geeft ook een stappenplan waarmee gemotiveerd kan worden afgeweken van de richtafstanden. De richtafstanden gelden nadrukkelijk dan ook niet als minimaal aan te houden afstanden tussen verschillende functies.
Het stappenplan zoals die in paragraaf 4.2 van de VNG-brochure is opgenomen is ook in het voorliggende geval gevolgd. Ter uitwerking van de vierde stap is de milieubelasting van het bedrijf bepaald op basis van de vergunning en het Activiteitenbesluit en kan worden geconcludeerd dat de afwijking van de richtafstand gerechtvaardigd is.
Voor het bepalen van de relevante richtafstanden is het allereerst van belang op te merken dat het voorliggende plangebied bestaat uit een gemengd gebied. De functies wonen, bedrijvigheid, horeca en diverse vormen van (maatschappelijke) voorzieningen worden gemengd door elkaar gerealiseerd. Als uitgangspunt voor de relevante richtafstand is in dit geval dus 500 meter aan de orde. De eerste constatering die daar op volgt, is dat slechts een deel van het plangebied van het bestemmingsplan binnen deze richtafstand ligt. De inrichtingsgrens van Van Uden ligt op de kortste afstand op circa 200 meter afstand van het plangebied. Wanneer wordt gekeken naar de functie wonen, dan bedraagt de afstand tussen de aangeduide woonfuncties binnen het plangebied tot aan de grens van de inrichting circa 225 meter.
Opgemerkt wordt dat binnen de richtafstand van 500 meter in de huidige bestaande situatie reeds grote aantallen woningen aanwezig zijn. De kortste afstand van reeds bestaande woningen tot de inrichting bedraagt circa 175-180 meter (Van Deventerstraat 4). Naast deze losse woning bevindt zich binnen een afstand van 200 meter tot de inrichting onder andere de Schiedamse Grensflat, met enkele tientallen woningen. In de bestaande wijken Schiedam-Oost, Schiedam-Zuid, Schiedam-Binnenstad en Rotterdam - Oud-Mathenesse, bevinden zich daarnaast vele honderden woningen binnen de richtafstand van 500 meter tot de inrichtingsgrens. Wat hier ook van zij, het voorliggende bestemmingsplan maakt dus in ieder geval geen woningbouw dichter op de inrichting van BSR Van Uden mogelijk, dan dat ook nu reeds in significante aantallen op basis van bestaande legale situaties het geval is. Hoewel het aantal woningen toeneemt, is geen sprake van woningbouw dichter op de bedrijfspercelen van Van Uden. In die zin kan de voorgenomen woningbouw binnen het plangebied niet leiden tot beperkingen op de bedrijfsvoering van Van Uden.
Dat momenteel reeds op circa 180 meter van de inrichting woningen aanwezig zijn, wil niet zeggen dat per definitie deze afstand als een aanvaardbare afstand kan worden aangehouden, en dat de richtafstand hiermee kan worden teruggebracht naar bijvoorbeeld 200 meter (de afstand tussen het plangebied en de inrichtingsgrens van Van Uden). Wel heeft dit aspect uiteraard meegespeeld in de afweging die bij de vaststelling zijn gemaakt.
De VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering is een hulpmiddel voor milieuzonering in de ruimtelijke planvorming voor de aspecten gevaar, stof, geluid en geur. In de VNG-publicatie staan voor deze milieuaspecten richtafstanden aangegeven per bedrijfscategorie. De generieke VNG-richtafstanden voor bedrijfsactiviteiten van BSR Van Uden gaat uit van een richtafstand van 500 meter voor zowel geluid als stof (in een gemengd gebied) ten opzichte van woningen vanwege de milieucategorie van 5.3.
Onder bepaalde omstandigheden kan gemotiveerd worden afgeweken van de indicatieve VNG-richtafstanden op basis van nader onderzoek en/of locatie specifieke kenmerken. Omdat voor de afstand voor geluid en stof aanzienlijk wordt afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure kan voor deze aspecten het stappenplan uit bijlage 5.3 uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering worden doorlopen. Hiermee wordt zoveel mogelijk hinder en gevaar voor omwonenden voorkomen en hebben bedrijven voldoende zekerheid dat zij hun activiteiten kunnen (blijven) uitoefenen en is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Voor de activiteiten van BSR Van Uden zijn de richtafstanden voor de aspecten 'geluid' en 'stof' relevant. De overige milieuaspecten 'gevaar' en 'geur' zijn voor de beoordeling niet relevant en worden verder niet inhoudelijk beoordeeld.
In het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van BSR Van Uden. Het geluidsaspect is o.a. meegenomen in de Milieueffectrapportage en vervolgens in het geluidsrapport van Peutz behorende bij het bestemmingsplan. In paragraaf 5.4 is het aspect geluid reeds toegelicht en gemotiveerd.
Voor het aspect stof is een nader onderzoek verricht naar de emissie en depositie van stof als gevolg van de bedrijfsvoering van BSR Van Uden. Dit onderzoek is als bijlage 16 bij de toelichting gevoegd, vanwege de technische aard van het onderzoek wordt volledigheidshalve naar deze bijlage verwezen.
In het stofdepositieonderzoek is rekening gehouden met de vergunde situatie ten aanzien van de bedrijfsvoering van BSR Van Uden, waarbij een belangrijk aspect is dat in de vigerende milieuvergunning diverse maatregelen zijn opgenomen die er toe moeten leiden dat een onaanvaardbare hinder door stofemissie op de omgeving wordt voorkomen.
Voor de relevante voorschriften uit de in basis relevante milieuvergunning wordt verwezen naar deze vergunning zelf (6 maart 2019, 999965641_9999570588 OMV.17.11.00308). De milieuvergunning bevat meerdere bepalingen die waarborgen dat stofemissie vanuit het bedrijf naar de omgeving niet mag plaatsvinden, althans zoveel mogelijk moet worden voorkomen. Voorschrift 9.1.1 bepaalt dat bij handelingen met niet-inerte goederen zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat stofverspreiding optreedt. Voorschrift 9.1.2 schrijft daartoe diverse maatregelen voor. Voorschrift 9.1.3 bepaalt uitdrukkelijk dat handelingen met stoffen die leiden tot visueel waarneembare stofverspreiding niet mogen worden uitgevoerd. Voorschrift 9.1.4 stelt dat de buitenopslag niet tot emissie buiten het terrein van de inrichting mag leiden. Verder geldt als eis dat de storthoogte bij het overslaan van stuifgevoelige stoffen maximaal één meter is, ter voorkoming van stofemissies. Ook gelden er beperkingen voor activiteiten met stuifgevoelige stoffen in geval van bepaalde windomstandigheden (voorschrift 9.1.7-9.1.9), moeten stuifgevoelige stoffen in stuifklasse S1 of S3 in gesloten ruimtes worden opgeslagen en moet gebruik worden gemaakt van (gesloten) transportbanden.
Daarnaast gelden ingevolge de milieuvergunning de voorschriften voor de op- en overslag van zogenaamde inerte goederen uit het Activiteitenbesluit. Daarin zijn eveneens voorschriften opgenomen die waarborgen dat geen onaanvaardbare stofemissie kan optreden. Zo geldt dat op grond van artikel 3.32, eerste lid, onder a, van het Activiteitenbesluit zoveel mogelijk wordt voorkomen dat stofverspreiding optreedt die op een afstand van meer dan 2 meter van de bron met het blote oog waarneembaar is. In artikel 3.37 van het Activiteitenbesluit worden beperkingen aan activiteiten met stuifgevoelige goederen gesteld afhankelijk van de windsnelheid. Artikel 3.38 van het Activiteitenbesluit bepaalt dat opslaan en mengen van goederen behorend tot stuifklassen S1 of S3 van bijlage 3 plaatsvindt in gesloten ruimtes. Het tweede lid stelt grenzen aan de emissieconcentraties.
Reeds op grond van deze voorschriften die BSR Van Uden in acht dient te nemen, kan worden uitgesloten dat onaanvaardbare emissiehinder optreedt buiten het bedrijf. Onaanvaardbare emissiehinder voorbij de plangrens van het voorliggend bestemmingsplan, op meer dan 200 meter afstand van de inrichting, is des te meer uitgesloten.
Het bovenstaand benoemde wordt door het nader onderzoek bevestigd. Dit onderzoek gaat uit van een theoretische mogelijkheid van stofverspreiding in de situatie dat appellant in strijd met de geldende voorschriften niet iedere stofemissie voorkomt.
Uit het onderzoek blijkt dat het theoretisch depositiemodel een situatie laat zien waarbij wel sprake kan zijn van waarneembare stofdepositie buiten de inrichtingsgrens, zij het dat deze hinder aanvaardbaar wordt geacht. Voor de duidelijkheid: de berekende verspreiding berust op een theoretisch model dat het effect van de maatregelen die BSR Van Uden op grond van haar vergunning moet nemen ter voorkoming van stofemissie, onderschat. Deze situatie komt dan ook niet overeen met de in de praktijk werkelijke ervaren stofhinder. Uit registraties bij de DCMR, blijkt dat de afgelopen jaren slechts enkele malen per jaar melding is gedaan van stofhinder. Onduidelijk is of en in hoeverre het hier gaat om stof afkomstig van de bedrijfsvoering van appellant en zo ja, of appellant zich daarbij aan de toepasselijke voorschriften heeft gehouden. Feit is wel, dat geen sprake is van een substantieel klachtenpatroon met betrekking tot stofdepositie in het gebied rondom het bedrijf van appellant.
Jaar | Aantal meldingen |
2024 | 1 |
2023 | 6 |
2022 | 4 |
2021 | 2 |
2020 | 3 |
Tabel 2 Aantal meldingen op jaarbasis van stofhinder in Schiedam
In de geldende vergunning is het BSR Van Uden toegestaan om jaarlijks 3,5 miljoen ton product door te zetten. Hiervan wordt 20.000 ton per gesloten transportband verplaatst en is 10.000 ton van de verplaatste goederen stukgoed. In het onderzoek is geen onderscheidt gemaakt tussen rechtstreekse overslag (boord naar boord) en overslag in twee stappen (boord naar wal naar boord/vrachtwagen). Daarom is in het onderzoek behorende bij de omgevingsvergunning gerekend met een doorzet van 4,03 miljoen ton verstuifbaar materiaal per jaar.
In het onderzoek is gerekend met de TNO 1987 methode stofemissies stuifgevoelige bulkgoederen en de NTA8029 methode stofemissies stuifgevoelige bulkgoederen. Ten opzichte van de TNO-methode is de methode van NTA 8029 anders opgezet. In het onderzoek zijn de verschillen tussen beide methodes nader toegelicht. De TNO methode wordt door de raad aangenomen als meest gangbaar model. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat uit het onderzoek blijkt dat de emissiecontouren bij toepassing van de NTA methode minder ver uitstrekken over de omgeving dan uit de berekeningen volgens de TNO methode.
In het onderzoek is gekozen om te berekenen wat de verwachte stofdepositie over een jaar is met behulp van het OPS-verspreidingsmodel. De jaargemiddelde stofdepositie die is uitgedrukt als het voorkomen van zichtbaar stof in de omgeving op tijdsbasis (bijvoorbeeld wekelijks zichtbaar stof).
Op basis van het TNO 1987 model is het volgende effect door stofdepositie in de richting van het plangebied Nieuw-Mathenesse Noord berekend:
- Tot ongeveer maximaal 175 meter is er dagelijks tot wekelijks zichtbaar stof in de directe omgeving van BSR van Uden (de oranje lijn op afbeelding 18);
- Tot een afstand van ongeveer maximaal 500 meter van het bedrijf is wekelijks tot maandelijks stof zichtbaar (de gele lijn op afbeelding 18).
Afbeelding 18 Stofdepositie rondom BSR Van Uden contourenkaart op basis van TNO 1987
De precieze berekening van de verspreiding is weergegeven door middel van contouren rondom de bronnen die binnen de inrichtingsgrens van appellant zorgen voor stofemissie. Daarbij wordt opgemerkt dat de afstanden zijn berekend vanaf de bronnen, en dat de hierboven genoemde afstanden dus niet afstanden zijn die gemeten zijn vanaf de inrichtingsgrens.
Binnen de contouren is er verschil tussen de frequentie waarmee stof zichtbaar is. Hoe verder een locatie binnen een contour van het bedrijf van appellant is gelegen, des te lager is de kans op zichtbaar stof. Afbeelding 18 geeft weer dat de contour met dagelijks tot wekelijks zichtbare stofdepositie (de oranje lijn) niet over Nieuw-Mathenesse Noord valt. De contour met wekelijks tot maandelijkse zichtbare stofdepositie ligt over Glasbuurt- Oost en voor een klein gedeelte over Glasbuurt-West (de gele lijn). Een groot deel van het betreffende gebied in Glasbuurt-West wordt ingericht als park, en kent beperkt bouwmogelijkheden voor woningen. Tevens moet worden opgemerkt dat de ontvangsthoogte maaiveldhoogte is. Naar alle waarschijnlijkheid is de overlast op balkons op hoogbouw minder dan nu is weergegeven in het onderzoek. Dit omdat de depositie van stof op grotere hoogte minder is dan op maaiveldhoogte, omdat stof in de lucht naar mate de afgelegde afstand groter is zich op steeds lagere hoogte bevindt.
Afbeelding 19 Stofdepositie contourenkaart ingezoomd op Nieuw-Mathenesse Noord
Er gelden geen harde grenswaarden voor zichtbaar stof. Bij het voldoen aan de voorschriften uit de omgevingsvergunning en het Activiteitenbesluit, hetgeen feitelijk een verplichting is voor BSR Van Uden, kan zichtbaar (totaal) stof buiten de inrichting en buiten de 175 meter vanaf de stofverspreidende bronnen binnen de inrichting, niet worden verwacht. Ondanks alle maatregelen blijft een zekere mate van stofverspreiding in de directe omgeving van de inrichting mogelijk. De feitelijk stofuitstoot is afhankelijk van de hoeveelheid doorzet, de productmix en de kwaliteit van werken binnen het bedrijf. Dat zijn veel uiteenlopende variabelen.
Op basis van het OPS-verspreidingsmodel is vanwege de uiteenlopende producten een worst case benadering uitgewerkt. Uitgaande van de berekende stofdepositie op basis van de TNO 1987-methode ligt een groot deel van Schiedam Oost, Schiedam Zuid en een deel van de Plantage binnen de contour: wekelijks tot maandelijks stof zichtbaar. De dichtstbijzijnde bestaande woningen liggen op circa 175 meter van het bedrijf, en op circa 350 meter afstand van de stofemitterende bronnen binnen het bedrijf. Het voorliggend bestemmingsplan maakt op circa 225 meter afstand van de inrichtingsgrens van appellant woningbouw op mogelijk, op circa 350 meter afstand van de stofemitterende bronnen binnen het bedrijf.
Ten aanzien van de aanvaardbaarheid van nieuwe woningbouw in relatie tot de bedrijfsvoering van BSR Van Uden heeft een nadere afweging plaatsgevonden in relatie tot de verwachte stofhinder. Daarbij is allereerst nogmaals van belang te duiden dat slechts een klein deel van het plangebied binnen de contour ligt waarbij in een worst case scenario wekelijks tot maandelijks stofhinder is te verwachten. Voor de plandelen die buiten die contour (dus buiten de gele lijn) liggen, is sprake van minder dan maandelijks sprake van stofhinder. Dit wordt generiek als aanvaardbaar geacht gelet op de stedelijke context waarbinnen het plangebied wordt ontwikkeld. Enige vorm van stofhinder is in de dichtbebouwde stedelijke omgeving van de Zuidelijke Randstad inherent aan de omgeving en niet te voorkomen.
Een worst case situatie waarin toekomstige bewoners wekelijks tot maandelijks stofhinder kunnen verwachten is suboptimaal, maar wordt wel aanvaardbaar geacht. Vooropgesteld is het belangrijk om te noemen dat zichtbaar stof hinderlijk is, maar geen gezondheidseffecten heeft, zoals fijnstof. Dit maakt dat enige hinder, nu geen sprake is van gezondheidsrisico's, als aanvaardbaar wordt gezien. Een relevante omstandigheid is ook de tijdelijkheid van de eventuele stofhinder: uiterlijk 31 juli 2032 dient BSR Van Uden haar activiteiten te hebben gestaakt en haar bedrijfspercelen gesaneerd en leeg te hebben opgeleverd. Dit betekent dat voor die datum de eventuele stofhinder als gevolg van de bedrijfsvoering zal verdwijnen. De eerste start bouw binnen het plangebied van het voorliggend bestemmingsplan is beoogd voor medio 2025. Het gaat hier om woningen op ruim 500 meter afstand van de inrichting van BSR Van Uden. Beoogd wordt deze woningen medio 2026 op te leveren. Nadien zal het plangebied gefaseerd worden bebouwd, waarbij denkbaar is dat het merendeel van de woningen in het plangebied mogelijk in 2029 of 2030 wordt opgeleverd. De periode met verwachte stofhinder is dus beperkt. De oplevering van de woningen op de locatie die het dichtstbij BSR Van Uden is gelegen, is pas voorzien na 31 juli 2032, wanneer de bedrijfsvoering reeds moet zijn gestaakt. Dit wordt bovendien geborgd in de planregels vanwege de geluidsbelasting (zie 5.4). Het aspect stof is voor deze woningen dus in het geheel niet relevant.
Verder zullen toekomstige bewoners in het plangebied volledigheidshalve op de hoogte worden gesteld van de mogelijk te verwachten stofhinder. Zo kunnen zij zelf de keuze maken of dit voor hen aanvaardbaar is of niet. Daarbij zal voor veel toekomstige (vroege) bewoners ook meespelen dat zij nog enkele jaren in een gebied in transformatie zullen wonen. Naar huidig inzicht zal rond 2030 een groot deel van Nieuw-Mathenesse herontwikkeld zijn, en zal pas nadien het eindbeeld van de beoogde Glasbuurt duidelijker zichtbaar zijn. Rond die tijd zal BSR Van Uden reeds substantieel haar bedrijfsvoering moeten gaan afbouwen, wil zij uiterlijk 31 juli 2032 haar terreinen leeg en gesaneerd kunnen terugleveren.
Tot slot speelt hier ook het belang van de woningbouwopgave. De gemeente Schiedam heeft immers afspraken gemaakt op Rijks-, provinciaal en regionaal niveau over het aantal en de locatie van binnenstedelijk te realiseren woningen tot 2030. Op grond van diverse Rijkssubsidies voor versnelling van de woningbouw, zijn er ook voorwaarden gesteld door het Rijk over de termijn waarbinnen met die woningbouw moet worden gestart. Het gedurende enige tijd aanvaarden van een mogelijke beperkte vorm van stofhinder is passend bij die bouwopgave, uitstel van alle woningbouwontwikkelingen in de ruime omgeving van BSR Van Uden tot zij haar bedrijfsvoering heeft gestaakt, is geen optie.
Hoewel er in de tijdelijke situatie sprake in een worst case situatie sprake kan zijn van stofhinder in het toekomstige woongebied, wordt dit op basis van bovenstaande afweging aanvaardbaar geacht. Dit onderschrijft de bestemmingslegging zoals die met dit bestemmingsplan is vastgesteld. Van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat zal dan ook geen sprake zijn. Evenmin is sprake van een belemmering van de bedrijfsvoering van BSR Van Uden.
Concluderend
Nu zowel de maatgevende aspecten stof als geluid zijn beschouwd, wordt concluderend gesteld dat gemotiveerd kan worden afgeweken van de richtafstanden uit de VNG-brochure.
Beschrijving relevante aspecten binnen het plangebied
Binnen het bestemmingsplan worden naast woningen ook bedrijven en commerciële functies toegestaan. Beoogd wordt een gemengd woon-werkgebied te realiseren. Binnen het plangebied is dus sprake van functiemenging. De systematiek voor het bepalen van welke typologie aan bedrijvigheid is toegestaan wordt nader geduid in bijlage 2 bij de regels. In algemene zin gaat het qua bedrijvigheid om activiteiten die goed inpasbaar zijn in gemengde woon-werkgebieden, waar het mengen van functies bijdraagt aan het creëren van een levendig stedelijk interactiemilieu.
Couwenhovenstraat (diverse bedrijvigheid)
Aan de Couwenhovenstraat zijn bedrijven uit ten hoogste categorie B toegestaan, aangevuld met bestaande garagebedrijven. Deze bestemmingslegging is conserverend van aard. Voor dit type bedrijf geldt dat het toelaatbaar is als het bouwkundig afgeschermd is van woningen. Omdat deze bebouwingsstrook op enige afstand van het te transformeren plangebied staat, onder andere door de Couwenhovenstraat zelf, is geen sprake van belemmeringen voor de nieuwe ontwikkeling. Hierbij is ook relevant dat aan de noordzijde op korte afstand (minder dan 10 meter) reeds woonbebouwing aanwezig is.
Buitenhavenweg 132 (Onder de Boompjes)
Aan de Buitenhavenweg 132 bevindt zich het distilleerbedrijf Onder de Boompjes. Op deze locatie rust een omgevingsvergunning uit 2017 voor oprichting van de huidige distilleerderij. Deze inrichting is volgens de aanvraag en de vergunning geen inrichtingen die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) of het Besluit risico's zware ongevallen (BRZO). Dat betekent dat er geen externe plaatsgebonden risicocontouren gelden. Er ligt dus rondom deze locatie geen risicocontour. Verder is de schaal en de milieubelasting van de brouwerij/stokerij op deze locatie, niet te vergelijken met een bedrijf dat gericht is op de productie van grote hoeveelheden alcohol. De grootschalige bedrijfsactiviteiten vindt plaats op Nieuwsticht 17.
Op korte afstand van de locatie Buitenhavenweg 132 zijn nieuwe woningen geprojecteerd. Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd om de gevolgen inzake een goede ruimtelijke ordening te beoordelen. De woningen liggen binnen de afstanden volgens de VNG brochure voor gemengd gebied. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsvoorschriften uit de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit milieu ter plaatse van de nieuw voorziene woningen niet wordt gehaald. Bij de woningen in de omringende blokken moeten noodzakelijke geluidwerende voorzieningen zoals bedoeld in een bijlage bij het onderzoek worden gerealiseerd en in stand gehouden, of moeten maatregelen bij distilleerderij Onder de Boompjes worden getroffen. Primair uitgangspunt is planaanpassing voor wat betreft de nieuwe woningen. Om die reden is in de regels aanvullend geborgd dat bij de nieuwe woningen extra geluidwerende voorzieningen moeten worden getroffen, waarmee is geborgd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat zodat dat de bedrijfsvoering van Onder de Boompjes wordt beperkt.
Buitenhavenweg 140 (diverse bedrijvigheid)
Aan de Buitenhavenweg 140 bevindt zich ambachtelijke bedrijvigheid. Het betreft onder andere een koffiebranderij en een smederij. Binnen het plangebied wordt beoogd deze te verplaatsen naar de zuidwestzijde van het plangebied, tegen de bedrijfslocatie van De Kuyper. In de regels van onderhavig plan is ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd – 2' opgenomen, waar ook een koffiebranderij met SBI-code 1083 is toegestaan. De bedrijfsfuncties zijn beperkt tot maximaal 200 m2 BVO.
Volgens de publicatie Bedrijven en milieuzonering is een koffiebranderij een categorie 5.1 bedrijf. De koffiebranderij is ter plaatse toegestaan als sprake is van maximale milieu-impact vergelijkbaar met een categorie B bedrijf volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Volgens de genoemde publicatie zijn de aspecten geur en geluid bepalend. Om te kunnen voldoen aan de geurnormen moet de koffiebrander technische maatregelen treffen om geen overlast te veroorzaken bij de woningen. Voor het aspect geluid zijn geen nadere maatregelen nodig. De koffiebranderij en andere bedrijfsmatige functies zijn ruimtelijk aanvaardbaar in een functioneel gemengd gebied.
5.7.3 Conclusie
Gelet op het bovenstaande wordt geconcludeerd dat geen sprake is van beperkingen voor de planrealisatie als gevolg van bedrijvigheid in de omgeving. Met de vergunde activiteiten en planologisch mogelijke uitbreidingsmogelijkheden voor De Kuyper is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aannemelijk voor het aspect geur. De geurhinderafstand van 50 meter is voldoende om geuroverlast bij de geprojecteerde woningen te voorkomen. Evenmin is de beoogde ontwikkeling beperkend voor de overige bestaande bedrijvigheid rondom het plangebied. Indien nodig of wenselijk is de bestemmingslegging voor de bedrijven in het plangebied nader geduid in de regels, zodat duidelijk is welke situatie wordt beoogd en er geen sprake is van een onevenredige impact op de omgeving. Ook is hiermee het goede woon- en leefklimaat binnen het plangebied zelf geborgd. Daarbij wordt benadrukt dat sprake is van een gemengd woon-werkgebied, waar de functies wonen en werken naast en door elkaar worden beoogd. De regels zijn hierop afgestemd. Specifiek rondom het pand van Onder de Boompjes aan de Buitenhavenweg 132 is met het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in de regels geborgd dat de nieuwe woningen extra geluidwerende maatregelen op de gevel moeten treffen.
5.8 Luchtkwaliteit
5.8.1 Algemeen
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Voor NO2 en PM10 geldt een grenswaarde van maximaal 40 µg/m² als jaargemiddelde concentratie. Voor PM2,5 geldt een maximale grenswaarde van 25,0 µg/m².
Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening door kunnen gaan. In de NSL zijn de meeste projecten opgenomen die "in betekende mate" (ibm) bijdragen. Het NSL is er op gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL, zowel (generieke) rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket aan maatregelen zorgt er voor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen.
Op grond van artikel 5.16 van de Wet luchtkwaliteit kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
- de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
- bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
- de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
- het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het NSL of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.
In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2, PM10 (= 1,2 µg/m³) en PM2,5 (= 0,75 µg/m³) of een project valt in een categorie welke is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden, een project doorgang kan vinden zonder nadere toetsing aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren.
De definitie van 'niet in betekenende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m³ (µg/m³). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling NIBM uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
- woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen;
- kantoorlocaties: 100.000 m² brutovloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m² brutovloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.
Actieplan Lucht & Geluid
In 2019 heeft de gemeente het Actieplan Lucht & Geluid (2019-2022) vastgesteld. Met de maatregelen in dit actieplan wordt mede een bijdrage geleverd aan het realiseren van de ambities van het college: Schiedam als een gezonde, aantrekkelijke, leefbare, groene en bereikbare stad, waar het prettig wonen, werken, ondernemen en recreëren is. Duurzaamheid is daarin het fundament voor alle acties in de komende periode, en vormt samen met stedelijke ontwikkeling, mobiliteit en gezondheid de rode draad door dit actieplan.
Schiedam voldoet momenteel overal aan de Europese, en dus ook Nederlandse, normen voor fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2). Daarentegen is er sprake van een overschrijding van de WHO-advieswaarde voor roet (EC, de belangrijkste gezondheids-indicator). Met het oog op de lagere grenswaarden die door vele instanties wordt aanbevolen voor een gezonde leefomgeving (WHO, GGD, Gezondheidsraad) kiest Schiedam voor de volgende doelstelling, aangevuld met een onderzoek naar hoe Schiedam in 2030 aan de WHO-normen kan gaan voldoen: "Schiedam kiest voor gezonde lucht voor iedere Schiedammer. Binnen vijf jaar (2022) is het doel daarom om de in het actieplan genoemde (jaargemiddelde) waardes te halen."
5.8.2 Relatie tot ontwikkeling
Het plan voorziet in de realisatie van maximaal 738 woningen en is daarmee dusdanig beperkt in omvang dat geconcludeerd mag worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een goed woon- en leefklimaat te worden gewaarborgd. Op basis van de NSL Monitoringstool kan worden beoordeeld wat de huidige grootschalige achtergrondconcentratie voor een bepaald jaar is ter plaatse van een specifieke locatie. Aan de hand daarvan kan worden beoordeeld of sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de projectlocatie. De grenswaarden voor toetsing van deze jaargemiddelde concentraties zijn: 40 µg/m³ voor stikstofdioxide NO2, 40 µg/m³ voor fijnstof PM10 en 25 µg/m³ voor fijnstof PM2,5.
Te zien is dat ter plaatse van het plangebied de grootschalige achtergrondconcentraties in 2020 van stikstofdioxide NO2 28,3 µg/m³ , van fijnstof PM10 19,9 µg/m³ en van fijnstof PM2,5 12 µg/m³ waren. In 2030 betreft dit voor NO2 20,8 µg/m³ , van fijnstof PM10 17,1 µg/v en van fijnstof PM2,5 9.6 µg/m³ (zie tabel 2).
Jaar | GCN-achtergrondconcentratie rekenpunt: 15939425 | ||
NO2 (µg/m3) | PM10 (µg/m3) | PM2,5 (µg/m3) | |
2020 | 28,3 | 19,9 | 12 |
2030 | 20,8 | 17,1 | 9,6 |
Grenswaarden | 40 | 40 | 25 |
Tabel 3 Achtergrondconcentraties stikstofdioxide en fijnstof ter plaatse van het plangebied
De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m³ en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m³ de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zullen de concentraties van zowel fijnstof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
5.8.3 Conclusie
Gelet op bovenstaande toelichting wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van het onderhavige plan.
5.9 Bodem
5.9.1 Algemeen
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen of bestemmingswijziging. De ontwikkeling omvat de realisatie van woningen. Woningen betreffen gevoelige functies in het kader van de Wet bodembescherming, waarvan de gebruikers beschermd dienen te worden tegen onacceptabele verontreinigen in de bodem waarmee zij in aanraking kunnen komen. Ten behoeve van de planrealisatie zijn diverse (verkennende) bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn als bijlagen bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. In deze paragraaf wordt kort samengevat ingegaan op de conclusies en aanbevelingen uit deze onderzoeken. Ook wordt ingegaan op de specifieke maatregelen die naar aanleiding van de onderzoeken zijn of worden genomen en hoe deze, in voorkomende gevallen, doorwerking hebben gekregen in de planregels van dit bestemmingsplan.
5.9.2 Relatie tot de ontwikkeling
De milieukundige bodemsituatie ter plaatse van de glasfabriek is vanwege het staken van de bedrijfsactiviteiten door de voormalige eigenaar O-I Manufacturing Schiedam, als eindsituatie vastgesteld. Ook voor het VROM-terrein zijn diverse onderzoeken bekend en zijn saneringsrapportages opgesteld.
Op de locatie Buitenhavenweg 114-120 (voormalige glasfabriek) zijn de volgende onderzoeken uitgevoerd:
- historisch onderzoek glasfabrieksterrein (Tukkers, kenmerk 43100787-3, 19 december 1994);
- verkennend bodemonderzoek bedrijfsterrein van de Verenigde Glasfabrieken te Schiedam (NBM, kenmerk 62.024, 8 juli 1997);
- historisch onderzoek in het kader van het Landsdekkend Beeld in de gemeente Schiedam, locatie Buitenhavenweg 114-120 (Geofox-Lexmond, AA060600034, 30 oktober 2008);
- eindsituatie bodemonderzoek O-I Manufacturing Schiedam, Buitenhavenweg 114-116 Schiedam (Tebodin, kenmerk 48368, november 2016);
- eindsituatie bodemonderzoek O-I Manufacturing Schiedam, Buitenhavenweg 114-116 Schiedam (Tebodin, kenmerk 52151, juli 2018).
Van de locatie Buitenhavenweg 154-176 (VROM-terrein) zijn de volgende onderzoeken en saneringsrapportages bekend:
- nader bodemonderzoek Buitenhavenweg te Schiedam (Milieu Adviesbureau Interproject, kenmerk 5088.10.02, 27 oktober 1995);
- aanvullend bodemonderzoek voormalig VROM-terrein, Buitenhavenweg te Schiedam (Milieu Adviesbureau Adverbo, kenmerk 99.10.0196.170, 17 april 2000);
- saneringsplan voormalig VROM-terrein, Buitenhavenweg te Schiedam (Milieu Adviesbureau Adverbo, kenmerk 03.10.0989.170, 12 juni 2003);
- milieukundig Bodemonderzoek terrein aan de Buitenhavenweg (voormalig VROM-terrein) te Schiedam (Adverbo, kenmerk 07.10.2203.170, 5 december 2007);
- evaluatie saneringswerkzaamheden Buitenhavenweg 154-176 te Schiedam (Milieu Adviesbureau Adverbo, kenmerk 08.20.2456.170, 16 april 2009);
- beschikking instemming evaluatieverslag locatie Buitenhavenweg 154-176 te Schiedam (gemeente Schiedam, kenmerk SC060600247, d.d. 23 juni 2009).
Uit de onderzoeken verricht ter plaatse van de Buitenhavenweg 114-120 komt naar voren dat ter plaatse een ophooglaag aanwezig is bestaande uit een mengsel van zand, puin, kolengruis, verbrandingsresten en glas. De laag is naar verwachting deels aangebracht bij ingebruikname van de terreinen om de onderliggende bodemlagen te verstevigen en de bodem begaan te maken voor materieel. Verwacht wordt dat als gevolg van verzakkingen er in de loop der jaren extra lagen zijn aangebracht waardoor uiteindelijk een ophooglaag is ontstaan met een dikte van 1,0 à 1,5 meter. Door de bijmengingen met verbrandingsresten maar ook omdat in oude bouwmaterialen zware metalen werden toegepast om ze beter weerbestendig te maken is de laag verontreinigd met zware metalen en PAK's. Naast deze integraal aanwezige verontreinigde laag zijn lokaal ook spots met minerale olie aanwezig. Deze hangen samen met de opslag en het gebruik van brandstoffen en smeerolie, één spot is naar verwachting het gevolg van een morsing.
Ter plaatse van de Buitenhavenweg 154-176, het VROM-terrein, zijn als het gevolg van het bedrijfsmatige gebruik van de locatie alsmede stort (ophoging) en verbranding van huisvuil en veegafval verontreinigingen ontstaan. Tijdens een sanering in 2008 zijn resterende tanks en mobiele verontreinigingen verwijderd en is ook het asbesthoudende deel van de ophooglaag van de locatie afgevoerd. In de eindsituatie resteert een ophooglaag bestaande uit zand vermengd met puin en verbrandingsresten met een dikte van 1,0 à 1,5 meter die matig tot sterk verontreinigd is met zware metalen en PAK. In de ophooglaag zijn schone sleuven aangelegd ten behoeve van kabels en leidingen. De verontreinigde laag is geïsoleerd door het aanbrengen van een gesloten verharding (10 cm schoon zand en stelconplaten). In het grondwater zijn bij de voorgaande onderzoeken licht verhoogde gehalten aan arseen, vluchtige aromaten en cyanide aangetoond. De uitgevoerde sanering is goedgekeurd door de gemeente Schiedam. Als nazorgverplichting geldt dat de aanwezige verharding in stand dient te worden gehouden.
Naar aanleiding van de diverse onderzoeken is de noodzaak tot sanering van enkele delen van het terrein vastgesteld. Ook is geconcludeerd dat bij de beoogde herontwikkeling tot gemengd woon-werkgebied het aanbrengen van een leeflaag wenselijk is, om zodoende een geschikte bodemkwaliteit te kunnen garanderen. In het door Antea Group uitgevoerde cq. opgestelde nader onderzoek en raamsaneringsplan voor de locatie, zijn de diverse maatregelen uitgewerkt en vastgelegd (d.d. 6 juni 2023, kenmerk 0466025, revisieversie 3).
Op 23 november 2023 is een beschikking Wet bodembescherming afgegeven (kenmerk 1982019_4805105), waarmee is vastgelegd dat de bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied geschikt is cq. gemaakt wordt voor het beoogde gebruik. In de regels van het bestemmingsplan is verder een voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de geschikte bodemkwaliteit in stand moet worden gehouden. Hiermee is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan voor dit aspect geborgd.
PFAS en asbest
Specifiek naar het voorkomen van PFAS en asbest in de bodem is afzonderlijk onderzoek uitgevoerd door Antea Nederland BV (project nr. 0472110.100, d.d. 14 september 2021). Onderzoek is uitgevoerd ter plaatse van de te saneren perceeldelen, door monsterneming in de ontgravingsvlakken.
Ter plaatse bestaat de mogelijkheid dat de bodem door atmosferische depositie met PFAS is verontreinigd. Onderzoek naar PFAS is van toepassing wanneer grond vrijkomt welke niet eerder op deze stofgroep is onderzocht en elders dient te worden toegepast of wordt aangeboden aan een erkend verwerker. Gezien de aard van de beoogde werkzaamheden (sanering) is het aannemelijk dat bij de saneringswerkzaamheden grond vrijkomt en dat deze moet worden afgevoerd. Om die reden is onderzoek naar het voorkomen van PFAS uitgevoerd, conform NEN5740. Omdat de onderzoeksaanleiding ligt in de bodemsanering, en dus de afvoer van grond, is geen grondwateronderzoek uitgevoerd. Voor asbest is relevant dat glasfabrieken voor zover bekend niet bijzonder verdacht zijn voor wat betreft de aanwezigheid van asbest in de bodem. Gezien de historische aanwezigheid van glasfabricage op het terrein zijn er geen andere bedrijfsmatige activiteiten die de aanname dat sprake is van een onverdachte situatie in de weg staan. Voor zover bekend is de locatie niet eerder op asbest onderzocht.
In juli en september 2021 zijn veldwerkzaamheden ter plaatse uitgevoerd, waarbij diverse grondboringen zijn gezet. Naast de boringen is ook een fysieke inspectie op de aanwezigheid van asbesthoudende materialen uitgevoerd. Er zijn geen aanwijzigingen van bodemverontreiniging geconstateerd. Wel zijn verspreid over het terrein in verschillende gradaties kolengruis, olie-water reacties, teergeuren, baksteen, glas, metselpuin en beton aangetroffen. De grondboringen zijn vervolgens geanalyseerd op het voorkomen van PFAS en asbest. Uit de analyseresultaten blijkt dat geen sprake is van verhoogde gehalten aan PFAS in de bodem. De geanalyseerde monsters vallen voor wat betreft PFAS onder de kwaliteitsklasse Landbouw/Natuur. Dit betekent dat er wat betreft PFAS geen belemmeringen zijn voor de af te voeren vrijkomende grond tijdens de saneringswerkzaamheden. In de geanalyseerde monsters is voor asbest geen overschrijding van de actiewaarde aangetroffen. Bij het als worst-case aan te merken bodemmonster is sprake van 1/3 van de actiewaarde.
Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt geconcludeerd dat de grond ter plaatse van de verschillende deellocaties als niet-PFAS-houdend en niet-asbesthoudend kan worden aangemerkt (indicatief). Nader onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen is niet noodzakelijk, de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan wordt door dit aspect niet in de weg gestaan.
Verspreide percelen
Voor de diverse verspreide percelen waar geen herontwikkeling wordt voorgestaan is sprake van een conserverende bestemminsgslegging. Ten opzichte van het voorheen geldende planologisch regime is geen sprake van substantiële wijzigingen in gebruiksmogelijkheden of een verandering van bouwmogelijkheden. Het bestaande gebruik op deze locaties wordt voortgezet. Nader onderzoek naar de bodemgesteldheid is in het kader van het bestemmingsplan niet noodzakelijk.
5.9.3 Conclusie
Op grond van de uitgevoerde onderzoeken wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit in voldoende mate is vastgesteld en dat, in de huidige situatie, de aanwezige bodemverontreiniging in principe een belemmering vormt voor de voorgenomen herontwikkeling. Deze belemmering kan worden weggenomen door saneringsmaatregelen te nemen die er voor zorgen dat toekomstige gebruikers niet worden blootgesteld aan de aanwezige verontreiniging. De maatregelen dienen zo te worden vormgegeven dat de risico's worden weggenomen en dat de nazorg wordt geminimaliseerd. Vanwege de omvang en de aard van de aanwezige verontreiniging is het niet noodzakelijk de verontreiniging volledig te verwijderen. De verontreiniging mag geïsoleerd worden onder toekomstige bebouwing en verhardingen of het aanbrengen van leeflagen.
De saneringsmaatregelen zijn uitgewerkt in samenhang met de geplande ontwikkeling en vastgelegd in een raamsaneringsplan dat door de gemeente is goedgekeurd via een beschikking Wet bodembescherming (kenmerk 1982019_4805105, d.d. 23 november 2023). Op basis van het vastgestelde saneringsplan wordt toegewerkt naar een situatie waarbij de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functies die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De instandhouding van de bodemkwaliteit is planologisch geborgd door opname van een voorwaardelijke verplichting in de regels van het bestemmingsplan.
5.10 Niet Gesprongen Explosieven
5.10.1 Algemeen
Door Saricon is gemeentebreed een vooronderzoek naar niet-gesprongen explosieven uitgevoerd (kenmerk 16S134, d.d. 6 maart 2018). In dit vooronderzoek zijn onder meer de volgende gebeurtenissen en omstandigheden in kaart gebracht:
- Grondgevechten tussen Nederlandse en Duitse eenheden in mei 1940;
- Luchtaanvallen door Duitse en geallieerde luchtstrijdkrachten;
- De aanwezigheid van mijnenvelden;
- De aanwezigheid van militaire verdedigingswerken;
- Vliegtuigcrashes;
- Munitievondsten.
Bij de beoordeling van de gebeurtenissen zijn verspreid over het grondgebied van de gemeente diverse gebieden aangemerkt welke verdacht zijn voor de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Deze verdachte gebieden zijn opgenomen op een CE-bodembelastingskaart.
5.10.2 Relatie tot ontwikkeling
Uit de CE-bodembelastingkaart van de gemeente blijkt dat het plangebied ter plaatse van de voormalige glasfabriek en het VROM-terrein geheel onverdacht zijn. Ten aanzien van het plangebied is door Saricon een briefrapportage opgesteld die gebaseerd is op de resultaten van het vooronderzoek Conventionele Explosieven (CE). Op grond van de rapportage (kenmerk 20S096-BR-01, d.d. 2 november 2020) kan geconcludeerd worden dat er geen aanleiding is om een verdacht gebied aan te merken binnen het plangebied. Het plangebied is onverdacht op de aanwezigheid van conventionele explosieven.
5.10.3 Conclusie
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is er geen aanleiding om op voorhand gebieden als verdacht te markeren voor de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Indien bij werkzaamheden binnen het plangebied onverhoopt toch explosieven worden aangetroffen dan dienen de geldende procedures te worden opgevolgd. Risico's moeten worden vermeden, en na inschakeling van de relevante hulpdiensten zal de EOD van de vondst in kennis worden gesteld.
5.11 Kabels En Leidingen
5.11.1 Algemeen
In paragraaf 5.6 zijn de relevante buisleidingen voor externe veiligheid reeds beschouwd. Hieruit is gebleken dat deze leidingen geen belemmeringen vormen voor het plan. Naast de planologisch relevante kabels en leidingen zijn er ook andere kabels leidingen aanwezig in de ondergrond.
5.11.2 Relatie tot de ontwikkeling
De aanwezige kabels en leidingen zijn geïnventariseerd en zullen waar nodig worden verlegd of aangepast aan de voorgenomen transformatie van het gebied. De aanwezige kabels en leidingen vormen daarmee geen belemmering voor uitvoering van het plan. Belangrijk daarbij is dat sprake is van een nagenoeg totale herontwikkeling van het plangebied. Zowel op gebouwniveau als voor wat betreft het stratenpatroon en de openbare ruimte gaat het gebied grotendeels op de schop. De transformatie van industrieterrein naar gemengd woon-werkgebied betekent dat bestaande kabels en leidingen worden verlegd en aangepast aan de beoogde nieuwe situatie. In overleg met de betrokken nutsbedrijven zal de concrete uitvoering van deze aanpassingen nader worden vormgegeven.
5.11.3 Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.12 Archeologie
5.12.1 Algemeen
De gemeente Schiedam heeft archeologisch beleid, met bijbehorende beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
De locatie is zowel vanuit vigerend gemeentelijk beleid, waaronder het voorheen geldende bestemmingsplan, als op basis van archeologisch inhoudelijke bronnen verdacht op de aanwezigheid van archeologische resten.
5.12.2 Relatie tot ontwikkeling
Gelet op de voorgenomen transformatie van het plangebied, en de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied op basis van het voorliggende bestemmingsplan meestal groter zijn dan 200 m2. Op basis van de voorheen geldende dubbelbestemming voor bescherming van archeologische waarden was dan nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.
In het plangebied is door Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (kenmerk 466025, d.d. 6 november 2020, zie bijlage 10). Op grond van het onderzoek wordt geconcludeerd dat voor het plangebied een brede archeologische verwachting geldt. Wel kan deze, zeker voor de periode van de late middeleeuwen en nieuwe tijd, nader geconcretiseerd worden . De aanwezigheid van oudere resten is sterk afhankelijk van de aard van de bodemopbouw (die nog niet of enkel (te) grof bekend is). Er kunnen archeologische resten worden aangetroffen uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd, afhankelijk van de bodemopbouw in het plangebied. De hoogste verwachting geldt echter op het aantreffen van resten uit de nieuwe tijd, gebaseerd op de historische kaarten uit het gebied. De stroomrug langs de Schie, die aan de westkant van het plangebied ligt, vormde mogelijk een gunstige vestigingslocatie tussen de ijzertijd en de vroege middeleeuwen. Deze verwachting is vervolgens alleen van toepassing indien de bodemopbouw niet geroerd is geraakt en alle lagen nog intact aanwezig zijn.
De locatie is zowel vanuit vigerend gemeentelijk beleid als op basis van archeologisch inhoudelijke bronnen verdacht op de aanwezigheid van archeologische resten. Archeologie zal verder in de planvorming als één van de te onderzoeken aspecten moeten worden meegenomen. Pas wanneer kan worden aangetoond dat het plangebied tot voorbij de archeologisch relevante niveaus reeds verstoord is óf middels een waarderend archeologisch veldonderzoek er geen behoudenswaardige vindplaats binnen het plangebied wordt aangetroffen, kan de gemeente Schiedam het plangebied vrijgegeven voor wat betreft het aspect archeologie binnen het ruimtelijk domein.
De aanwezigheid van archeologische sporen is sterk afhankelijk van het feit of de bodemopbouw in het plangebied verstoord is geraakt door bebouwing of andere grondwerkzaamheden. Dit kan niet worden bepaald door een archeologisch bureauonderzoek alleen. Antea Group adviseert dan ook om in het plangebied een verkennend booronderzoek uit te voeren om de mate van intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische lagen te bepalen. Op die manier kan een gefundeerd advies worden gegeven over de impact van de herinrichting van het plangebied en de noodzakelijke archeologische onderzoeken die daarvoor moeten worden uitgevoerd.
De gemeente Schiedam heeft het onderzoeksrapport laten beoordelen door haar vaste adviseur, de afdeling Archeologie van de gemeente Rotterdam, en besloten het advies van de afdeling Archeologie van de gemeente Rotterdam uit haar brief van 11 november 2022 (kenmerk AS22/12186-22/9022806) over te nemen. Het onderzoeksrapport is goedgekeurd. Verder wordt de in het rapport geformuleerde aanbeveling opgevolgd, namelijk om in het plangebied een vervolgonderzoek uit te voeren maar de insteek hiervan te laten afhangen van de concrete bouw- en inrichtingsplannen. Een archeologische planbeoordeling moet, zodra deze plannen definitief zijn, nog worden uitgevoerd. Pas dan wordt bepaald of een veldonderzoek nodig zal zijn en, zo ja, of dit voor het gehele plangebied geldt of voor delen ervan. Ook kan op dat moment worden bekeken welke vorm van onderzoek het meest geschikt is om de archeologische verwachting te toetsen.
Omdat in dit geval een projectbestemmingsplan voor het plan wordt opgesteld, voldoet het om de regels uit het voorheen geldende bestemmingsplan en de daarin opgenomen archeologische dubbelbestemming(en) over te nemen. Hiermee is afdoende geborgd dat bij de nadere uitvoer van bouwplannen de archeologische onderzoeksplicht moet worden nagekomen, en kan de opzet van het onderzoek worden afgestemd op de concreet voorliggende bouwplannen.
Verspreide percelen
Ten aanzien van de diverse verspreide percelen is het beschermingsregime uit het voorgaande bestemmingsplan overgenomen. Omdat op deze locaties geen nieuwe ontwikkelingen worden voorgestaan is nader onderzoek niet nodig. Indien zich ontwikkelingen voordoen biedt het opgenomen archeologisch beschermingsregime voldoende handvaten om de eventuele archeologische waarde nader te bepalen.
5.12.3 Conclusie
Uit oogpunt van de bescherming van archeologische waarden geldt voor het gehele plangebied een archeologische dubbelbestemming. Belemmeringen voor de uitvoering worden niet verwacht.
5.13 Duurzaamheid
5.13.1 Algemeen
Het gemeentelijke beleid ten aanzien van duurzaamheid is neergelegd in het Klimaatbeleidsplan (gericht op klimaatmitigatie: aanpakken van de oorzaken van klimaatverandering) en het Klimaatadaptatieplan (gericht op adaptatie: aanpassen van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering). Het nieuwe Klimaatbeleidsplan 'Een wereld te winnen' is op 3 november 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Dit klimaatbeleidsplan is aangepast, geactualiseerd en aangevuld en bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid (2016-2018) en het Klimaatbeleidsplan 2016-2020. Het Klimaatadaptatieplan Schiedam en het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2019 tot en met 2023 zijn op 12 maart 2019 vastgesteld door de gemeenteraad. Het Klimaatadaptatieplan gaat in op vier thema's: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingsrisico's.
5.13.2 Klimaatadaptatie
Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Ingezet wordt op het hebben van voldoende mogelijkheden voor waterberging in geval van wateroverlast door overvloedige regen, alsmede het beperken van her risico op instabiliteit van kaden en verzakkingen ten gevolge van droogte. Om wateroverlast te voorkomen, is uitgangspunt dat de stad een extreme bui (waarbij 60 mm neerslag valt in een uur tijd) kan verwerken. Om in tijden van droogte het uitdrogen van de bodem en het 'uitzakken' van de grondwaterstand tegen te gaan, wordt zoveel mogelijk water opgevangen, vastgehouden en geïnfiltreerd in de bodem.
Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Uitgangspunt is dat het stedelijk gebied bij hittegolven niet meer dan 2 graden Celsius opwarmt ten opzichte van het omliggende gebied. Om die reden is het wenselijk dat maatregelen worden getroffen die extreme opwarming tegengaan, zoals het toepassen van 'vergroenende' maatregelen. In het algemeen geldt dat indien 40% van de planlocatie wordt vergroend, een daling van 2 graden Celcius optreedt. Naast 'vergroenende' maatregelen is het ook belangrijk om bouwtechnische voorzieningen te treffen.
De transformatie van het Glasfabriek terrein te Schiedam vindt plaats in meerdere fasen, waarbij het terrein transformeert van bedrijvigheid naar een combinatie van gemengd wonen en werken. De concrete uitwerking van maatregelen vindt gefaseerd plaats. Het gaat daarbij om het zoeken van een combinatie van maatregelen die enerzijds bijdragen aan een aantrekkelijk woon- en leefgebied, en die anderzijds soms nodig zijn om aan bepaalde wettelijke eisen te voldoen.
Uitwerking VROM-locatie als voorbeeld
In samenhang met de uitwerking van het (ontwerp)bestemmingsplan is ook een (ontwerp)omgevingsvergunning voor bebouwing van het VROM-terrein uitgewerkt. Het bouwplan voor het VROM-terrein kan als voorbeeld dienen voor de wijze waarop diverse maatregelen binnen het plangebied worden uitgewerkt. Door Laneco is in samenwerking met VOIDS, ten behoeve van de vergunningaanvraag, een Memo natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen uitgewerkt (d.d. 15 augustus 2023). De memo is onderdeel van het vergunningdossier. In de memo zijn de ambities voor vergroening en natuurinclusief bouwen beschreven. Omdat de gemeente Schiedam geen eigenstandig systeem heeft, is bij de uitwerking het puntensysteem Groen en Natuurinclusief Bouwen van de gemeente Den Haag als basis genomen.
De transformatie van de voormalige glasfabriek en omgeving vergroot het aandeel (oppervlakte)groen fors, en daarmee de ecologische- en natuurlijke waarde van het terrein. Het VROM-terrein als voorbeeld bestaat uit een bouwblok met een drietal (afsluitbare) openingen. Aan de binnenzijde van het bouwblok komt een centrale binnentuin voor alle bewoners van de VROM-locatie.
Wateropgave
Om wateroverlast te voorkomen zorgt de ontwikkelaar voor de mogelijkheid tot infiltratie op zowel de daken van de bebouwing als in de binnentuin. Uitgangspunt is dat de VROM-locatie een piekbui van 60 mm/uur kan verwerken. Als principe wordt er gehanteerd dat het hemelwater wordt opgevangen, vastgehouden/ geïnfiltreerd (minimaal 24 uur) en vervolgens (vertraagd) wordt afgevoerd naar de Schie. Naast de privéterrassen bij de woningen bestaat de binnentuin uit 90% onverharde materialen. Ook wordt gedacht aan extra waterberging in de vorm van een wadi, wat ook bijdraagt aan de biodiversiteit.
Hittestress
Hittestress is gelet op de klimaatverandering een steeds urgentere opgave, voornamelijk in het stedelijk gebied. Als uitgangspunt voor het VROM-terrein is gekozen zoveel mogelijk warmte absorberende materialen in de buitenruimte te gebruiken. Meer dan 30% van de schil wordt warmtewerend of verkoelend ingericht. Alle daken worden uitgevoerd als groendaken en de binnentuin bestaat voor 90% uit groen en halfverharding. Alleen de privéterrassen en de toegangen hier naar toe vanuit de binnentuin, worden uitgevoerd in klinkers. Daarnaast wordt de beplanting in de binnentuin niet alleen benut voor biodiversiteit, maar geeft deze ook schaduw in de binnentuin.
Vergroening binnentuin
Voor de inrichting van de binnentuin is gekeken naar soorten die van nature in de omgeving voorkomen, en soorten die naar verwachting de meeste kans hebben om een meerwaarde voor biodiversiteit te bieden. In de planvorming zijn slechts beperkt doelsoorten voor fauna opgenomen. Door gelegenheid te bieden aan een breed spectrum van diersoorten is de verwachting dat van nature voorkomende dieren het gebied uit zichzelf zullen koloniseren. Enkel voor vleermuizen, huismus en gierzwaluw zijn specifieke eisen opgenomen.
Qua bomen is de keuze gemaakt om in ieder geval één grote volwassen boom te plaatsen die direct meerwaarde kan bieden voor onder meer vogels en insecten. Er wordt gekozen voor een inheemse boom, bij voorkeur een die een lange levensverwachting heeft en hiermee voor meerdere jaren een rol in het ecosysteem kan vervullen (bijvoorbeeld zomerlinde of zomereik).
Daken en gevels
De gevels en daken worden gezien als verlengde van de binnentuin, met specifieke eigenschappen en mogelijkheden voor zowel het versterken van de biodiversiteit als de woonkwaliteit. Voor het VROM-terrein wordt gekozen voor klimplanten, met een afwisseling in groei- en bloeiperiodes, en bij voorkeur ook enkele geurende soorten. Hierdoor wordt een zo lang mogelijke periode gerealiseerd waarin insecten en vlinders nectar kunnen verzamelen, en is ook sprake van een aantrekkelijke omgeving voor de bewoners. Het gevelgroen biedt ook ruimte aan (broed)vogels voor nestplaatsen, beschutting en mogelijke voedselbronnen. Alle daken worden vergroend. Op enkele daken gaat dit samen met de plaatsing van zonnepanelen. De combinatie van zonnepanelen met een groen dak zorgt voor een minder sterke opwarming van de omgeving, een verbeterde waterbuffering van hemelwater en een betere opbrengst van de PV-panelen. De groene daken worden deels afgewisseld met faunavoorzieningen door delen te bedekken met kiezels.
Er worden 50 nestkasten gerealiseerd in het bouwblok op het VROM-terrein. De nestkasten worden geclusterd in de drie doorgangen van het bouwblok. Door aanbod van een diversiteit aan nestgelegenheden met wisselende materialen en groottes van invliegopeningen, wordt voor verschillende soorten de gelegenheid geboden om van het terrein gebruik te maken. Denk hierbij aan algemene broedvogels, vlinders, bijen en overige insecten. Bij de plaatsing van de nestkasten wordt rekening gehouden met de specifieke condities die nodig zijn om de kans voor een succesvol gebruik van de nestkasten te vergroten.
5.13.3 Klimaatmitigatie
Energie
Het beoogde energieconcept voor het project De Glasfabriek is een collectief bodemenergiesysteem. Bij dit systeem worden zes warme en koude bronnen gekoppeld worden aan een ringleidingnet. Dit systeem wordt vervolgens gekoppeld aan één of meerdere collectieve centrales in het gebied waarmee het systeem goed gefaseerd kan worden aangelegd. Het energieconcept staat voor een hoog energierendement en een lage CO2-uitstoot. Bovendien zijn de onderhoudskosten voor de eindgebruikers laag en kan er vanuit dit systeem zowel warmte als koude worden geleverd.
Afbeelding 20 Indicatieve aanduiding warmte- en koudebronnen
Voor de ten gunste van dit systeem te boren bronnen is door de ontwikkelaar een waterwetvergunning aangevraagd, deze is inmiddels ook verleend (kenmerk ODH955217, d.d. 22 februari 2024). Op de bovenstaande afbeelding zijn de (indicatieve) locaties voor de warmte- en koudebronnen aangegeven, in overeenstemming met de aan de ontwikkelaar verleende waterwetvergunning.
5.13.4 Conclusie
Binnen de kaders van het bestemmingsplan is een verdere uitwerking van de concrete plannen mogelijk, en zijn eventuele verdere duurzaamheidsmaatregelen uit te werken.
5.14 Windhinder
5.14.1 Algemeen
In het kader van een goede ruimtelijke ontwikkeling is het wenselijk om te kunnen vaststellen of er een aanvaardbaar windklimaat optreedt na voltooiing van het plan, zodat duidelijk is dat geen windgevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Windhinder op een bepaalde plek is het aantal uur per jaar dat het op deze plek harder waait dan de gestelde grens van 20 km/h. In de NEN8100 zijn hiervoor kwaliteitsklassen opgenomen. Hoe iemand het windklimaat ervaart hangt af van zijn activiteit. In een park of speeltuin is meer behoefte aan een rustiger windklimaat dan op een parkeerplaats. De norm beschrijft daarom drie activiteitsklassen. De waardering van het lokale windklimaat wordt gekwalificeerd met goed, matig of slecht.
Het plangebied kent een omvang van circa vijftien hectare, en beoogd onder andere in beperkte mate vormen van hoogbouw te realiseren. Daarbij ligt het plangebied nabij de gebiedsontwikkeling Merwe-/Vierhavens, waar eveneens sprake is van ontwikkelingen met hoogbouw. Op enige afstand ten zuiden en oosten van het plangebied ligt voorts het open water van de Nieuwe Maas en het havenbekken van de Merwehaven. Hoewel op enige afstand, wordt het plangebied vooralsnog niet door substantiële hoogbouw of opgaande beplanting van deze open gebieden gescheiden.
5.14.2 Relatie tot ontwikkeling
Ter onderbouwing van het bestemmingsplan en de ontwikkeling is een windhinderonderzoek uitgevoerd door Peutz (d.d. 10 november 2023, kenmerk O 16860-7-RA-003 ). Het gaat om een theoretische beschouwing van het windklimaat. Voor de opzet van het onderzoek en de beoordeling van het windklimaat is uitgegaan van de Nederlandse norm NEN 8100:2006 Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving. Met behulp van het Computational Fluid Dynamics (CFD) model is onderzoek verricht naar de te verwachten windklimaatsituatie rondom het terrein van de voormalige glasfabriek. Deze beoordeling geeft een eerste inzicht in het te verwachten windklimaat rond de beoogde gebiedsontwikkeling. Aan de hand van onderstaande tabel 4, afkomstig uit de NEN 8100, wordt een beoordeling gegeven van de te verwachten mate van windhinder.
tabel 4 Criteria windhinder volgens NEN 8100
Het windklimaat wordt beoordeeld op basis van de uitgevoerde CFD-berekeningen, de windstatistiek van de betreffende locatie en de grenswaarden uit de NEN 8100.
Afbeelding 21 Het te verwachten windklimaat in de beoogde situatie, conform NEN 8100
Uit de resultaten van het onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden:
- rond de geplande bebouwing is overwegend sprake van een goed windklimaat voor zowel de activiteit slenteren als de activiteit doorlopen (blauw/groen in afbeelding);
- in de nabijheid van gebouw A en D is in grote mate sprake van een beoordeling matig;
- verblijfsgebieden moeten worden gerealiseerd in gebieden met een voor goede kwaliteit voor slenteren;
- het treffen van windafschermende maatregelen kan een positief effect hebben op de windkwaliteit.
Met lokale ingrepen kan het windklimaat worden verbeterd. Om het windklimaat beter te kunnen beoordelen of de verbeteringsmaatregelen (luifels, schermen of begroeiing) daadwerkelijk een positief effect hebben op het windklimaat in een definitieve bouwplan, is aanvullend onderzoek nodig op basis van een concreet bouw- of inrichtingsplan. Dit kan worden geborgd door in de regels een voorwaardelijke verplichting op te nemen.
Gewijzigde vaststelling
De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan beperkt wijzigingen aangebracht. Voor het aspect windhinder is relevant dat de toegestane hoogte ter plaatse van het silocomplex is aangepast naar ten hoogste 58 meter. Door Peutz is een aanvullende notitie uitgewerkt (kenmerk O 16860-12-NO, d.d. 23 april 2024). Hierin is toegelicht dat het verlagen van de silo’s een licht positief effect heeft op het windklimaat. Door de aanpassing zal het windklimaat rondom het silocomplex een fractie gunstiger worden. Naar verwachting blijft het windklimaat bij de noordwesthoek van de silo’s matig voor doorlopen, het gebied met een matig windklimaat zal echter wel enigszins in omvang afnemen. De planaanpassing werkt dus positief door.
5.14.3 Conclusie
Het aspect windhinder geeft op enkele plekken binnen het plangebied aandachtspunten voor de verdere uitwerking van bouw- en inrichtingsplannen. Er is geen sprake van onaanvaardbare windhinder, of van een zodanige impact van wind op de voorgenomen bouwplannen dat dit directe gevolgen heeft voor de bestemmingslegging. Binnen de kaders van het bestemmingsplan is een verdere uitwerking van de concrete plannen mogelijk, en zijn eventuele maatregelen uit te werken. In de regels bij de bestemming Gemengd-3 is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee is geborgd dat bij de concrete uitwerking van een bouwplan een aanvaardbaar verblijfsklimaat is verzekerd. Het thema wind(hinder) vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5.15 Bezonning
5.15.1 Algemeen
Bij bezonning bij ruimtelijke plannen gaat het om voldoende zon op de gevel en om schaduwwerking. Nieuwbouw kan schaduw veroorzaken op de bebouwing van omwonenden of de openbare ruimte. Voorkomen moet worden dat de schaduw te veel toeneemt. Sommige functies hebben juist een goede bezonning nodig, zoals tuinen, terrassen of speelplekken.
Wet- en regelgeving
Er is geen wet- en regelgeving voor bezonning en schaduw. In Schiedam hanteren wij de TNO-norm. Bezonningsdiagrammen geven inzicht in de bezonning van de gevels en (extra) schaduw op de omgeving. De 'lichte' TNO-norm houdt in dat ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag moet zijn in de periode van 19 februari - 21 oktober (gedurende 8 maanden). Deze norm wordt alleen toegepast op gevels die zon kunnen ontvangen. Noordgevels ontvangen immers - hoogbouw of niet - nooit direct zonlicht.
Bestemmingsplan
Als een bestemmingsplan nieuwe bebouwing toestaat moet beoordeeld worden of deze bebouwing effect heeft op de omgeving. Het onderzoek is gebaseerd op de rekenkundige bezonning van een 3D-model van de bestaande en nieuwe plansituatie. Ook bij de nieuwbouw zelf moet sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit betekent dat de nieuwe bebouwing, tuinen, terrassen, speelplekken, openbare ruimte etc. voldoende zon moeten krijgen.
In het bestemmingsplan kan door de wijze van bestemmen van de bouwmassa's en openbare ruimte voorkomen worden dat er onaanvaardbare schaduwwerking optreedt. Bijvoorbeeld door lagere bebouwing en zongericht verkavelen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten we een afweging maken. Als er een toename is van schaduw, kan het toch een wenselijke ontwikkeling zijn. Er vindt een afweging plaats tussen verschillende belangen.
5.15.2 Relatie tot ontwikkeling
Ten behoeve van de beoogde planontwikkeling is een bezonningstudie uitgevoerd om te toetsen of aan de lichte TNO-norm kan worden voldaan. De door Peutz uitgevoerde bezonningstudie bestaat uit een vergelijking tussen de huidige en toekomstige planologische situatie (rapportnummer O 16860-6-RA-006, d.d. 10 november 2023). In het rekenmodel zijn geen bomen meegenomen. De reden hiervoor is dat in de maanden met de minste zonuren deze geen tot weinig blad hebben en zon er doorheen kan schijnen. Wanneer de bomen meegenomen zouden worden geeft dit een onrealistisch beeld weer.
Uit de bezonningstudie blijkt dat nagenoeg alle omliggende woningen ten minste twee uur zon per dag ontvangen en voldoet daarmee aan de lichte TNO-norm. Uit de berekeningen blijkt verder dat de grootste invloed van de geplande bebouwing gevonden wordt op de lagere verdiepingen van de bebouwing aan de Rotterdamsedijk direct ten noorden van het plangebied. Hierdoor voldoet lokaal zes woningen aan de Rotterdamsedijk niet aan de lichte TNO-norm.
Afbeelding 21 Weergave berekende bezonningsduur op 21 september
De gemeente Schiedam vindt het ruimtelijk aanvaardbaar als niet overal wordt voldaan aan de lichte TNO-norm. Als argumentatie wordt daarbij het volgende opgemerkt:
- De betreffende geveldelen voldoen een groot deel van het jaar wél aan de lichte TNO-norm, globaal van maart tot en met september, doordat de zon net na 19 februari al, en net voor 21 oktober nog snel, significant hoger staat. In de zomerperiode is er op deze woningen geen sprake van enige schaduwwerking van de geplande nieuwbouw.
- De realisatie van een groot aantal woningen op deze plek is van groot maatschappelijk belang. De herontwikkeling van het glasfabriekterrein draagt bij aan de stedelijke vernieuwing van Schiedam. Een grote woningdichtheid dicht bij het centrum van Schiedam wordt door alle overheden nagestreefd.
Ter verduidelijking is op afbeelding 22 aangegeven welke bouwhoogtes zijn gebruikt voor de uitvoering van het bezonningsonderzoek. Het gaat om een maximale invulling van de bouwhoogten zoals die op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn aangeduid.
Afbeelding 22 Gebruikte bouwhoogtes ten behoeve van bezonningsonderzoek
Gewijzigde vaststelling
De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan beperkt wijzigingen aangebracht. Voor het aspect bezonning is relevant dat de toegestane hoogte ter plaatse van het silocomplex is aangepast naar ten hoogste 58 meter. Door Peutz is een aanvullende notitie uitgewerkt (kenmerk O 16860-12-NO, d.d. 23 april 2024). Hierin is toegelicht dat het verlagen van de silo’s een beperkte vermindering van de schaduwwerking op de woningen in het plangebied met zich mee zal brengen, waardoor op een aantal plekken de bezonningsduur toe zal nemen. Deze verbetering van de bezonningssituatie zal met name op het op het terrein van de voormalige glasfabriek zelf zichtbaar zijn. De verlaging van de toegestane bouwhoogte heeft geen invloed op de bezonning van de woningen aan de Rotterdamsedijk. De planaanpassing werkt dus positief door.
Daglicht
Daglichttoetreding is wat anders dan bezonning. Bij bezonning gaat het om zonlicht in de tuin, openbare ruimte of op de gevel. Bij daglichttoetreding gaat het om daglicht in de woning. In het bouwbesluit staan eisen voor de daglichttoetreding in woningen. Bij nieuwe woningen wordt getoetst of het plan hieraan voldoet. Het bouwbesluit stelt geen eisen aan de daglichttoetreding bij naastgelegen woningen. In het Bouwbesluit 2012 staat in artikel 3.11 dat een gebouw voldoende daglichttoetreding moet hebben. Per gebruiksfunctie gelden verschillende eisen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat aan deze eisen niet meer wordt voldaan.
5.15.3 Conclusie
Het aspect bezonning geeft op enkele plekken rondom het plangebied aandachtspunten voor de verdere uitwerking van bouw- en inrichtingsplannen. Binnen de kaders van het bestemmingsplan is een verdere uitwerking van de concrete plannen mogelijk, en zijn eventuele maatregelen uit te werken. Gelet op onder andere het grote maatschappelijke belang dat is gemoeid met de voorgenomen ontwikkeling is het aspect bezonning als aanvaardbaar beoordeeld.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
In dit bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor de herontwikkeling van Nieuw-Mathenesse Glasbuurt-West van (nagenoeg) monofunctioneel bedrijventerrein naar een gemengd woon-werkgebied. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de RO-standaarden SVBP2012 en IMRO 2012, binnen de kaders van de Wet ruimtelijke ordening.
Op de verbeelding (plankaart) is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen of de beoogde ontwikkeling.
Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
- In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen (zie paragraaf 6.2 en 6.3).
- In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Bedrijf
De bestemming 'Bedrijf' is gelegd op de beoogde locatie van de nieuwe centrale parkeervoorziening in het plangebied, voor zover het gaat om gronden die alleen voor een bedrijfsmatig geëxploiteerde parkeergarage worden gebruikt. Naast een bedrijfsmatig geëxploiteerde parkeervoorziening zijn ook regulier bedrijfsactiviteiten op dit perceel toegestaan.
6.2.2 Gemengd
De bestemmingslegging is een uitwerking van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1 en de nadere afspraken die met de eigenaren van de voormalige glasfabriek zijn gemaakt over de herontwikkeling van de terreinen in haar eigendom. Gekozen is voor bestemmingen Gemengd omdat wordt gestreefd naar een stedelijk interactiemilieu, waarbij wonen, bedrijvigheid en voorzieningen gemengd in het gebied hun plek vinden.
Het VROM-terrein is bestemd als 'Gemengd - 1'. Het VROM-terrein heeft een afzonderlijke bestemming gekregen omdat wordt beoogd dit deel van het plangebied als eerste in ontwikkeling te brengen. Gelijktijdig met het ontwerpbestemmingsplan is ook een ontwerp-omgevingsvergunning voor de bebouwing van dit terrein in procedure gebracht. De bestemming Gemengd-1 is afgestemd op deze omgevingsvergunning. De primaire functie is hier wonen, maar er is ook enige ruimte geboden voor horeca 1 (bijvoorbeeld een koffiezaak) en horeca 2 (bijvoorbeeld een wijnbar) en bedrijvigheid.
Het noordelijk deel van het terrein van de glasfabriek is bestemd als 'Gemengd - 2'. Binnen deze bestemmingen zijn diverse functies toegestaan, met name wonen en bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten met een beperkte milieuimpact, maar ook diverse vormen van horeca, (maatschappelijke) voorzieningen en dienstverlening. De bestemming Gemengd - 2 is ook gelegd op de bebouwingsstrook aan de noordzijde van de Couwenhovenstraat. De bestemmingslegging is daarbij in hoofdzaak afgestemd op de bestaande planologische mogelijkheden, en bouw van woningen is uitgesloten.
Het zuidelijke deel van het plangebied, grenzend aan het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse, is bestemd als 'Gemengd - 3'. Binnen deze bestemming zijn diverse functies toegestaan, met name bedrijven en bedrijfsmatige activiteiten met een beperkte milieuimpact, maar ook diverse vormen van horeca, voorzieningen en dienstverlening. De functie wonen is minder prominent aanwezig, en zo nodig op maat aangeduid. Dit deel van het plangebied fungeert daarmee als een overgangszone tussen het wat meer op wonen ingerichte gebied aan de noordzijde van het plangebied, en de zwaardere bedrijfsactiviteiten die ten zuiden van het plangebied gehandhaafd blijven.
Uitgangspunt voor de bestemmingslegging is dat sprake is van een gemengd woon-werkgebied. De functies wonen en bedrijvigheid vinden naast en door elkaar plaats, en de systematiek in de regels is zodanig dat de toegestane functies geen noemenswaardige hinder veroorzaken of elkaars activiteiten hinderen. Enkele functies zijn specifiek uitgezonderd of op maat bestemd. Zo zijn bijvoorbeeld geen zelfstandige kantoren toegestaan, en zijn functies als horeca en dienstverlening gereguleerd. Beoogd wordt een aantrekkelijk stedelijk woon- en werkmilieu te realiseren. De toegestane bedrijvigheid is met name gericht op de interactie tussen bewoners en bezoekers van het gebied. Denk aan ambachtelijke bedrijvigheid, ontwerptechnische- en kunstzinnige beroepen (ateliers), creatieve maakindustrie en andere bedrijvigheid die bijdraagt aan een levendig straatbeeld. Als onderdeel van de bedrijvigheid is ondergeschikte detailhandel van de eigen producten toegestaan. Op kleinschaliger niveau kunnen veel van deze activiteiten ook als beroep aan huis worden uitgeoefend. In samenhang met de horeca, zowel daghoreca, enkele cafés en een hotel, en door de ligging op de route tussen de Schiedamse binnenstad en het oostelijker gelegen Glasbuurt-Oost en M4H, is sprake van een levendig straatbeeld met een aantrekkelijk verblijfsklimaat. De inrichting van het openbaar gebied is hier verder op afgestemd.
Met de bestemmingslegging is zowel een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied geborgd, als het verantwoord voortzetten van de bestaande bedrijvigheid in het distilleercluster en elders op het bedrijventerrein. Gelet op het gewenste gemengd woon-werkgebied is er voor het reguleren van de toegestane bedrijfsfuncties voor gekozen om gebruik te maken van de zogenaamde ABC-systematiek voor gemengde gebieden. In Bijlage 2 bij de regels is een uitgebreidere toelichting op de werking van deze systematiek opgenomen.
Voor het gehele plangebied zijn afspraken gemaakt over het minimaal percentage te realiseren sociale huurwoningen. Dit percentage bedraagt 30% (van de in totaal 738 toe te voegen woningen). Woningen zijn toegestaan binnen de bestemmingen Gemengd - 1, Gemengd - 2 en Gemengd - 3. Binnen de bestemming Gemengd - 1 worden echter geen sociale huurwoningen gerealiseerd. Om die reden is het percentage sociale huurwoningen in de artikelen 5.6.2 en 6.6.2 van de regels bepaald op 33,85%. Per saldo, over het gehele plangebied gezien, is echter sprake van een minimum van 30% sociale huurwoningen.
Het voorliggend plan betreft een omvangrijke binnenstedelijke herontwikkeling, waarvan de realisatie diverse jaren in beslag zal nemen. De bestemmingsregels kennen mede daarom diverse flexibiliteitsbepalingen, waaronder, binnen kaders, uitwisselbaarheid tussen bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen de bestemmingen Gemengd en afwijkingen van maatvoering. Hiermee wordt enige flexibiliteit geboden ten aanzien van de concrete uitwerking van bouwplannen, maar is wel op voorhand gekaderd binnen welke bandbreedte dit moet bewegen.
6.2.3 Verkeer en Verkeer - Verblijfsgebied
De bestaande wegen in het plangebied die blijven behouden, zijn bestemd als 'Verkeer' (doorgaande wegen) of 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De planologische mogelijkheden zijn voor het merendeel overgenomen uit de voorheen geldende bestemmingsplannen. Ook is een verkeersbestemming gelegd op de nieuwe weg die wordt aangelegd ter ontsluiting van diverse nieuwe (woon)gebouwen. Deze nieuwe weg wordt op enig moment overgedragen in eigendom aan de gemeente.
6.2.4 Water
Het water van de Buitenhaven is bestemd als 'Water'. De planologische mogelijkheden zijn voor het merendeel overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan, en waar nodig nader afgestemd op de beoogde ontwikkeling in het plangebied.
6.3 Dubbelbestemmingen
6.3.1 Waarde - Archeologie
Voor het gehele plangebied geldt één archeologische (verwachtings)waarde (zie Archeologie). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Binnen deze dubbelbestemming is in de regels een bouwverbod en omgevingsvergunningplicht gegeven voor bouw- en graafwerkzaamheden welke de in de regels genoemde oppervlakte en dieptemaat overschrijden. Ontheffing of aanlegvergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van een ontheffing of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Hierdoor kunnen mogelijk aanwezige monumenten in de bodem worden behouden gekoppeld aan de reguliere omgevingsvergunning. Aanvullend is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waardoor deze bij het verkrijgen van nadere informatie geheel of gedeeltelijk kan worden verwijderd.
6.3.2 Waarde - Cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen ten aanzien van monumentale panden. Het bouwen, voor zover sprake is van aanpassing van de gebouwen, is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het moment van verlenen van de afwijking betrokken in de afweging. De bestemmingslegging heeft met name een signaalfunctie, als aanduiding van de (gemeentelijke) monumenten in het plangebied.
6.3.3 Waterstaat - Waterkering
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Het gaat om een klein deel van het plangebied, in de uiterste zuidoostpunt. De dubbelbestemming dient ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de goede waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
6.4 Overige Bepalingen
Het plan kent verder diverse algemene regels, welke vaak standaard in bestemmingsplannen worden opgenomen indien dit wenselijk wordt geacht.
6.4.1 Algemene aanduidingen
Het plangebied ligt binnen de geluidzones van diverse nabijgelegen (gezoneerde) industrieterreinen, en binnen de geluidzones van wegen. De geluidzone is op de verbeelding aangeduid, en gekoppeld aan regels met betrekking tot het toestaan van nieuwe (geluidgevoelige) functies.
6.4.2 Algemene afwijkingsregels
In het bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling grotendeels bij recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de individuele bestemmingen is een aantal 'Algemeneafwijkingsregels' opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van bouwwerken voor nutsdoeleinden.
6.4.3 Algemene gebruiksregels
Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. Een aantal zaken geldt uniform voor het gehele plangebied en zijn daarom benoemd in de 'Algemenegebruiksregels'. Voor het gehele plangebied is zo bepaald welke vormen van gebruik niet zijn toegestaan, zoals een verbod op het uitoefenen van een seksinrichting of het permanent bewonen van niet voor bewoning bedoelde gebouwen. Ook zijn enkele regels opgenomen met betrekking tot de eisen aan berging van hemelwater en de oppervlakte van woningen. Tot slot is een specifieke gebruiksregel opgenomen voor het aspect parkeren e.d.. Het gaat in basis om een standaardregeling voor Schiedam, waarbij sprake is van een dynamische verwijzing naar de geldende Mobiliteitsnormen.
6.4.4 Algemene wijzigingsregels
Het plan kent een algemene wijzigingsregel waarmee bestemmingsgrenzen in het plan beperkt kunnen worden gewijzigd wanneer dit bij het uitmeten van de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan moet op grond van artikel 3.1.6, eerste lid, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet onder andere in de herontwikkeling van een voormalig bedrijventerrein, waarbij woningen worden gerealiseerd in combinatie met diverse andersoortige functies.
Privaat eigendom
Een groot deel van het plangebied betreft gronden in privaat eigendom (gronden voormalige glasfabriek, diverse verspreid over het plangebied gelegen percelen met bedrijfsbebouwing).
De verspreide percelen met bedrijfsbebouwing hebben in het voorliggende plan een bestemming gekregen welke feitelijk overgenomen is uit de voorheen vigerende planologische regelingen. Op deze percelen worden geen nieuwe ontwikkelingen voorgestaan, anders dan ontwikkelingen welke ook reeds op basis van het voorheen geldende planologische regime mogelijk waren. Van substantiële wijzigingen is geen sprake, er is geen sprake van aangewezen bouwplannen conform de Wet ruimtelijke ordening. De economische uitvoerbaarheid van deze plandelen is daarmee gegarandeerd en vormt geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Voor de gronden van de voormalige glasfabriek en het VROM-terrein is tussen de eigenaren en de gemeente een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten waarin de randvoorwaarden en nadere afspraken ten aanzien van de voorgestane ontwikkeling zijn vastgelegd (zie ook paragraaf 7.2). Bij de uitwerking van de stedenbouwkundige invulling voor deze gronden is de financiële haalbaarheid getoetst, waarbij de haalbaarheidsstudie een neutraal/positief resultaat laat zien.
Gemeentelijk eigendom
Een klein deel van het plangebied is gemeentelijk eigendom. Het gaat met name om de bestaande openbare gronden in het plangebied.
Het huidige openbare gebied blijft openbaar. Structurele wijzigingen die van invloed zijn op de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan zijn niet aan de orde. Mogelijk dat als gevolg van de herontwikkeling wijzigingen in de uitvoering nodig zijn, maar de kosten hiervoor zijn ofwel via de reguliere beheer- en onderhoudscyclus, danwel via de grondexploitatie behorend bij de gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse, gedekt.
Planschade
Het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan met een planologische wijziging kan in beginsel aanleiding geven tot voor vergoeding in aanmerking komende planschade. De kans op planschade door de herontwikkeling wordt gering geacht, maar dat sprake zal zijn van voor vergoeding in aanmerking komende schade kan niet op voorhand worden uitgesloten.
Gelet hierop is voor de herontwikkeling een planschadeovereenkomst met de relevante grondeigenaren gesloten, als onderdeel van de anterieure exploitatieovereenkomst. Dit betekent dat eventuele gegronde planschadeclaims financieel niet door de gemeente Schiedam worden afgehandeld, maar door de initiatiefnemer voor herontwikkeling van de voormalige glasfabriek. Het aspect planschade is hiermee voldoende afgedekt.
7.2 Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 Bro benoemd. Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld.
Het toevoegen van (maximaal) 738 woningen betreft een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Voor de gronden van de voormalige glasfabriek en het VROM-terrein is een anterieure exploitatieovereenkomst gesloten met de eigenaar van de gronden. In deze overeenkomst zijn onder andere afspraken gemaakt over het kostenverhaal en zijn locatie-eisen en regels voor de beoogde woningbouwcategorieën vastgelegd. Hiermee is het kostenverhaal voor de gronden van de voormalige glasfabriek anderszins verzekerd. Ook is er geen reden om aanvullend nog locatie-eisen te stellen. Gelet hierop bestaat er geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Wettelijk Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke overlegpartners, waaronder de provincie Zuid-Holland en het Hoogheemraadschap van Delfland. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse Noord-West'. Deze nota vormt mede de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerpbestemmingsplan, en is als bijlage 14 aan de toelichting toegevoegd.
8.2 Participatie En Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan is uitgewerkt op basis van het Ruimtelijk Raamwerk Nieuw-Mathenesse fase 1, dat in september 2021 door de gemeenteraad is vastgesteld. In het kader van de opstelling van dit Ruimtelijk Raamwerk heeft een participatietraject plaatsgevonden, waarbij inbreng van een ieder mogelijk was. Aanvullend is met diverse afzonderlijke partijen inhoudelijk overleg gevoerd over de kaders en uitwerking van de gebiedsontwikkeling Nieuw-Mathenesse, en is in het kader van concrete onderwerpen specifiek afstemming gezocht. Ook zijn enkele algemene informatiebijeenkomsten gehouden over de gebiedsontwikkeling.
In het kader van de planuitwerking is door de betrokken projectontwikkelaars een participatietraject doorlopen. Hierbij is aan omwonenden, bedrijven uit de omgeving en andere geïnteresseerden de insteek ten aanzien van de planontwikkeling toegelicht, en is inbreng opgehaald met betrekking tot de uitwerking van het stedenbouwkundig plan.
Het bestemmingsplan vormt de planologisch-juridische uitwerking van het Ruimtelijk Raamwerk en de nadere uitwerking in een stedenbouwkundig plan. Er geldt geen wettelijke verplichting om inspraak te bieden op het voorontwerp. Om die reden is het voorontwerp bestemmingsplan niet in het kader van een inspraakprocedure ter inzage gelegd. Een ieder is de gelegenheid geboden om een zienswijze te geven op het ontwerpbestemmingsplan.