Havens
Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam
Vastgesteld op 16-09-2015 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Havens van de gemeente Schiedam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0606.BP0023-0003 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan huis gebonden beroep:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.4 aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten:
het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw verlenen van diensten, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed and breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.5 aanbouw:
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.8 aaneengesloten woningen:
een blok bestaande uit meer dan twee woningen waarvan het hoofdgebouw aan ten minste één zijde aan het op het aangrenzende perceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.
1.9 achtergevel:
de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
1.10 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.11 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.13 bed and breakfast:
het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.
1.14 bedrijf:
elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken of installeren van goederen.
1.15 bedrijfsgebonden kantoor:
(een gedeelte van) een bedrijfsgebouw welke wordt gebruikt voor het verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten ten behoeve van dat bedrijf.
1.16 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.
1.17 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.
1.18 beperkt kwetsbaar object:
beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.19 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.28 (bruto) vloeroppervlakte:
totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.
1.29 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.30 dagrecreatie:
een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.
1.31 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondersteunende horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.
1.33 dienstverlenend bedrijf:
inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied.
1.34 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.35 erf:
het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.
1.36 erker:
een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.
1.37 extensieve recreatie:
recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.
1.38 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.39 geluidgevoelig object:
een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.40 geluidszone - industrie:
een geluidszone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.
1.41 geluidzoneringsplichtige bedrijven:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.42 gezoneerd industrieterrein:
een terrein waarop bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.43 groepsrisico:
de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.
1.44 havengebonden kantoor:
een zelfstandig kantoor verbonden aan een havengebied of waarvan de bedrijfsactiviteiten uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste staan van water- en/of havengebonden bedrijven.
1.45 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is.
1.46 horeca(bedrijf):
- a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
- b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.47 hotel:
een bedrijf of inrichting geheel of in overwegende mate gericht op het verschaffen van logies per nacht al dan niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken.
1.48 kap:
een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden met een dakhelling van ten minste 30° en ten hoogte 60°.
1.49 kwetsbaar object:
kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.
1.50 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.
1.51 luifel:
een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.
1.52 maatschappelijke voorziening:
(sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijde kinderdagverblijven en buiten- of naschoolse opvang, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.
1.53 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning in het hoofdgebouw of een aan- of bijgebouw.
1.54 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang, voorkomend in een gebied.
1.55 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.56 omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit:
het wijzigen of beëindigen van de bedrijfsvoering van een bedrijf, waarna het bestaande of nieuw gevestigde bedrijf onder een andere sbi-code valt, zoals opgenomen in de van toepassing zijnde Staat van milieubelastende activiteiten.
1.57 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.58 ondersteunende horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.59 overkapping:
een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.
1.60 peil:
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.
1.61 plaatsgebonden risico:
de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde locatie buiten een inrichting of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of op de transportroute waarbij een gevaarlijke (afval)stof betrokken is.
1.62 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
1.63 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters.
1.64 risicovolle inrichting:
een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.65 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.66 speelvoorziening:
ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.
1.67 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..
1.68 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.69 verblijfsgebied:
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel-, groen- en nutsvoorzieningen.
1.70 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.71 volumineuze detailhandel:
detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten.
1.72 voorgevel:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.73 voorgevelrooilijn:
de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde grens van het bouwvlak, of indien het een bouwvlak betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde grenzen, die grens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
1.74 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.
1.75 zelfstandig kantoor
(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.
2.2 bebouwingspercentage:
percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.
2.3 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.5 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.6 hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de turbine.
2.7 (horizontale) diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 oppervlakte van een overkapping:
tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.
2.11 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
- b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorziening
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- b. erven;
- c. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 2,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
- b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- d. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1', tevens het bestaande bedrijf in categorie 4.1 als bedoeld in als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in 4.1, onder c;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens volumineuze detailhandel;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', tevens zakelijke dienstverlening;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca 1;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk', tevens maatschappelijke voorzieningen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens beroepsonderwijs;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - havengebonden kantoor 1', tevens een havengebonden kantoor;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - havengebonden kantoor 2', tevens havengebonden kantoren, uitsluitend op de verdieping(en);
- n. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens een sportcentrum;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens één bedrijfswoning;
- p. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- q. tuinen en erven;
- r. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- s. groenvoorzieningen;
- t. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- u. ondersteunende horeca;
- v. nutsvoorzieningen;
- w. laad- en losvoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
- b. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
- c. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- e. opslag van goederen en/of materialen dient inpandig plaats te vinden.
- f. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
- g. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
- h. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
- i. met betrekking tot het bestaand gebruik van een bedrijfswoning geldt dat afsplitsing van een bedrijfswoning van het bedrijf(sperceel) als bedoeld in de als bijlage 5 opgenomen 'Inventarisatie vanbedrijfswoningen' niet is toegestaan, alsmede dat na beëindiging van het gebruik van een bedrijfswoning voor een periode langer dan 1 jaar dit gebruik niet mag worden hervat, waarbij deze situatie zicht niet voordoet indien de bedrijfswoning aantoonbaar te koop wordt aangeboden en tijdens deze periode niet of tijdelijk voor een andere functie dan het wonen wordt gebruikt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijventerrein' te wijzigen door de aanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen, zodra het gebruik als bedrijfswoning ter plaatse langer dan 1 jaar is beëindigd en deze op een andere wijze dan ten behoeve van het wonen wordt gebruikt en de eigenaar en gebruiker van het pand hierover vooraf zijn gehoord. Deze situatie doet zich daarbij niet voor indien de bedrijfswoning aantoonbaar te koop wordt aangeboden en tijdens deze periode niet of tijdelijk voor een andere functie dan het wonen wordt gebruikt. De bij de bedrijfswoning behorende milieuzonering ten opzichte van omliggende bedrijven komt hiermee te vervallen, waarbij het bestemmingsplan voor wat betreft de milieuzonering overeenkomstig kan worden gewijzigd.
Artikel 5 Bedrijventerrein - Haven
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
- b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
- c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
- d. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2'
- e. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 5.1 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 5.1';
- f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 4.1', tevens het bestaande bedrijf in categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in 5.1, onder b;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 5.1', tevens het bestaande bedrijf in categorie 5.1 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in 5.1, onder d;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 5.2', tevens het bestaande bedrijf in categorie 5.2 als bedoeld in de als bijlage 3 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in 5.1, onder e;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens beroepsonderwijs;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', tevens een risicovolle inrichting;
- l. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- m. tuinen en erven;
- n. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- o. groenvoorzieningen;
- p. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. laad- en losvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om uit het oogpunt van externe veiligheid nadere eisen te stellen ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen een afstand van 35,0 meter van de als 'Veiligheidszone - bevi' aangewezen gronden, inzake:
- 1. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
- 2. de brandwerendheid van de naar de risicobron gerichte gevels en/of het glasoppervlak, waarbij deze bestand dient te zijn tegen een warmtestralingsflux van 15 kW/m².
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.5 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'water- en havengebonden bedrijven' zijn uitsluitend de volgende bedrijven toegestaan:
- 1. haven- en watergebonden bedrijven;
- 2. bedrijven die uitsluitend of overwegend diensten verlenen voor water- en havengebonden bedrijven.
- 3. overige (niet-havengerelateerde) bedrijven voor zover zij aanwezig waren ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.
- b. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een bestaande risicovolle inrichting ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting'.
- c. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
- d. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieu-effectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
- e. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
- f. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
- g. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m², uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van kantoor - havengebonden kantoor 3' waar geen maxima gelden ten aanzien van de oppervlakte aan bedrijfsgebonden kantoren.
- h. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.2', tevens het bestaande bedrijf in categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage 1 opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, met dien verstande dat bij omschakeling naar een andere bedrijfsactiviteit voldaan dient te worden aan het bepaalde in lid 6.1, onder a;
- c. cultuur en ontspanning;
- d. dienstverlening;
- e. horeca 1, uitsluitend op de begane grond;
- f. maatschappelijke voorzieningen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens een sportcentrum;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - roeivereniging', tevens een roeivereniging;
- j. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- k. tuinen en erven;
- l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
- m. ontsluitingswegen;
- n. groenvoorzieningen;
- o. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- p. ondersteunende horeca;
- q. nutsvoorzieningen;
- r. laad- en losvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
- a. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
- b. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, uitgezonderd bestaande kantoren ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
- c. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Groen - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. extensieve recreatie;
- c. speel- en jongerenvoorzieningen;
- d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
met daarbij behorende:
- e. straatmeubilair;
- f. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- g. bruggen en duikers;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- i. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
- 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 7.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.
Artikel 8 Groen - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het behoud en de versterking van natuur- en landschapswaarden;
- b. bos- en groenvoorzieningen;
- c. extensieve recreatie;
met daarbij behorende:
- d. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
- e. cultuur en milieueducatieve voorzieningen;
- f. ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden;
- g. bruggen en duikers;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
8.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca 1;
met daarbij behorende:
- c. ondergeschikte horeca;
- d. erven en tuinen;
- e. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
- c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 3,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
- 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.2, onder d, sub 1 voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 3,0 meter.
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport;
- b. een zwembad;
met daarbij behorende:
- c. ondergeschikte detailhandel;
- d. ondersteunende horeca;
- e. tuinen en erven;
- f. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 7,0 meter voor ballenvangers, palen en masten;
- 2. maximaal 20,0 meter voor lichtmasten ter verlichting van sportvoorzieningen;
- 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Sport' te wijzigen naar de bestemming 'Gemengd', met de daarbij horende regels, voor zover het gebruik van het bestemmingsvlak ten behoeve van sport blijvend en/of duurzaam is gestaakt dan wel wordt gestaakt.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijstroken en daarbij behorende voorzieningen;
- b. erftoegangswegen;
- c. fiets- en wandelpaden;
- d. verblijfsgebieden;
- e. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- f. groenvoorzieningen;
- g. bruggen en duikers;
- h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
11.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. erftoegangswegen;
- b. fiets- en wandelpaden;
- c. verblijfsgebieden;
- d. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- e. groenvoorzieningen;
- f. bruggen en duikers;
- g. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
12.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen, met uitzondering van overkappingen waarvan de hoogte maximaal 3,0 meter mag bedragen;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij tram- en bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.
Artikel 13 Water
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- b. scheepvaartverkeer en watersport;
- c. bruggen en duikers;
- d. een haven met daarbij behorende voorzieningen, zoals haven- en afmeervoorzieningen, steigers en andere drijvende (bouw)werken, ten behoeve van bedrijfsactiviteiten voor zover uitgevoerd door bedrijven binnen de aangrenzende of in de nabijheid gelegen percelen met de bestemming 'Bedrijventerrein - Haven' of de aanduiding 'water- en havengebonden bedrijven';
- e. op- en overslag van goederen met bijbehorende kades en aanlegplaatsen;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - scouting', tevens een scoutingvereniging;
met daarbij behorende:
- g. oevers en kaden;
- h. groenvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- b. de hoogte van hijskranen, hijsinrichtingen of overige naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mag maximaal 90,0 meter bedragen, gemeten vanaf NAP;
- c. de hoogte van overige bouwwerken mag maximaal 10,0 meter bedragen, gemeten vanaf NAP.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.2, onder b, en een bouwhoogte toestaan van maximaal 120,0 meter, gemeten vanaf NAP, mits:
- a. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
- b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van de omliggende percelen.
Artikel 14 Wonen
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. mantelzorg;
- c. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit behorende tot ten hoogste categorie 2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten, mits de gezamenlijke oppervlakte welke ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning;
met daarbij behorende:
- d. tuinen en erven;
- e. parkeervoorzieningen.
14.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
14.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Waarde - Archeologie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
15.2 Bouwregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd :
- a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie 1', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 0,0 meter NAP;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie 2', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.
15.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 15.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - archeologie' samenvalt.
- b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
- c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 16 Waarde - Cultuurhistorie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor
- a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden;
- b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.
16.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:
- a. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming;
- b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
16.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 16.2, voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw, gelet op de bouwmassa, dakvorm en gevelindeling.
16.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Artikel 17 Waterstaat - Waterkering
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het beheer van waterstaatsdoeleinden.
17.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 17.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 19 Algemene Bouwregels
19.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte of oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
19.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
20.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.
20.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)
Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
21.1 Geluidzone
- a. Binnen de 'Geluidzone' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidsgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone', voor zover een wijziging van de bij een industrieterrein behorende geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder daartoe aanleiding geeft.
21.2 Milieuzone - gezoneerd industrieterrein
- a. Binnen de 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein' zijn geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder toegelaten.
- b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het wijzigen of geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein' ten behoeve van het wijzigen of (gedeeltelijke) opheffen van een gezoneerd industrieterrein, indien:
- 1. een geluidzoneringsplichtig bedrijf verhuist of anderszins ophoudt te bestaan en het bedrijfsperceel niet is of wordt ingevuld door een ander of nieuw geluidzoneringsplichtig bedrijf, en;
- 2. de wijziging niet leidt tot een onevenredige benadeling van de overige binnen de 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein' gevestigde bedrijven.
21.3 Veiligheidszone - bevi
- a. Binnen de 'Veiligheidszone - bevi' is de bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichting niet toegelaten, tenzij de uitbreiding niet ziet op een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen.
- b. Binnen de 'Veiligheidszone - bevi' is het niet toegelaten een inrichting welke valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen uit te breiden.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder b voor het uitbreiden van een inrichting, voor zover deze is toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' samenvalt, en de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat niet langer wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit externe veiligheid met betrekking tot het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' in verband met het beëindigen van het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van de ter plekke aanwezige inrichting welke valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
21.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen [A en B]
- a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen A' en de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' is de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B', mits:
- 1. het gebouwen betreft met een groot maatschappelijk of economisch belang;
- 2. de gebouwen toegelaten zijn op grond van de regels van de bestemmingen waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' samenvalt, en;
- 3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
- c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval voorwaarden worden verbonden met betrekking tot:
- 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels;
- 2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;
- 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;
- 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;
- 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas en/of beglazing;
- 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
- 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
- 8. de ontruimingstijd van bouwwerken.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
- e. het oprichten van voorzieningen ter geleiding en/of beveiliging van het scheepvaartverkeer op de Nieuwe Maas en de daaraan gelegen havens, mits deze worden gebouwd in of op een afstand van minder dan 40,0 meter van de Nieuwe Maas en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20,0 meter;
- f. geluidwerende voorzieningen;
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
23.1 Algemene wijzigingsregel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
23.2 Wro - wijzigingsgebied 1
- a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Kantoor' en/of 'Verkeer - verblijfsgebied', met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid indien dit vereist is voor het verplaatsen van de (bestaande) ontsluiting van het bedrijventerrein op de Vlaardingerdijk;
- 2. de situering van het bouwvlak mag worden gewijzigd, waarbij geldt dat de oppervlakte van het bouwvlak en de maximaal toegelaten bouwhoogte niet mogen worden gewijzigd;
- 3. ter plaatse van de bestemming 'Kantoor' tevens 'horeca 1' is toegelaten';
- 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen;
- 5. de waterkerende functie van de als 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden geen belemmering vormt, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
- b. Burgemeester en wethouder zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming 'Horeca', met dien verstande dat:
- 1. uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het mogelijk maken van 'horeca 1';
- 2. de situering van het bouwvlak niet wordt gewijzigd;
- 3. de bouwhoogte van gebouwen niet meer bedraagt dan 7,0 meter;
- 4. de waterkerende functie van de als 'Waterstaat - Waterkering' bestemde gronden geen belemmering vormt, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
23.3 Wro - wijzigingsgebied 2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro -wijzigingsgebied 2' te wijzigen en de aanduiding 'kantoor' toe te voegen, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend gebruik kan worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van zelfstandige;
- b. de oppervlakte van de kantoren niet meer bedraagt dan 15.000 m²;
- c. zelfstandige kantoren uitsluitend zijn toegelaten op het moment dat geen of onvoldoende ruimte aanwezige is op het bedrijventerrein Schieveste;
- d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen.
Artikel 24 Overige Regels
24.1 Bevoegd gezag
Indien op grond van de wet Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:
- 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
- 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
- 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;
in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.
24.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
24.3 Bedrijfswoningen
Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage is gelegd, als bedoeld in de als bijlage 5 opgenomen Inventarisatie van bedrijfswoningen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 25 Overgangsrecht
25.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 25.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 25.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
25.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 25.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 25.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 25.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 26 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Havens van de gemeente Schiedam".
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam
in de openbare vergadering van
de griffier, de voorzitter,
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
SBI-code | Omschrijving | Grootste afstand | Categorie |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW | ||
011, 012, 013 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 30 | 2 |
011, 012, 013, 016 | Tuinbouw: | ||
011, 012, 013 | - bedrijfsgebouwen | 30 | 2 |
011, 012, 013 | - kassen zonder verwarming | 30 | 2 |
011, 012, 013 | - kassen met gasverwarming | 30 | 2 |
0113 | - champignonkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
0113 | - champignonkwekerijen met mestfermentatie | 100 | 3.2 |
0163 | - bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 30 | 2 |
011 | - witlofkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
016 | Dienstverlening t.b.v. de landbouw: | ||
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 |
016 | - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² | 30 | 2 |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² | 50 | 3.1 |
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² | 30 | 2 |
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 100 | 3.2 |
132 | Weven van textiel: | ||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 100 | 3.2 |
132 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 300 | 4.2 |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 |
139 | Vervaardiging van textielwaren | 50 | 3.1 |
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 200 | 4.1 |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 50 | 3.1 |
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 50 | 3.1 |
141 | Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) | 30 | 2 |
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) | ||
151,152 | Lederfabrieken | 300 | 4.2 |
151 | Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) | 50 | 3.1 |
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 |
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. | ||
16101 | Houtzagerijen | 100 | 3.2 |
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
16102 | - met creosootolie | 200 | 4.1 |
16102 | - met zoutoplossingen | 50 | 3.1 |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 3.2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 100 | 3.2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 30 | 2 |
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 100 | 3.2 |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) | 100 | 3.2 |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 30 | 2 |
1814 | Grafische afwerking | 10 | 1 |
1814 | Binderijen | 30 | 2 |
1813 | Grafische reproduktie en zetten | 30 | 2 |
1814 | Overige grafische aktiviteiten | 30 | 2 |
182 | Reproduktiebedrijven opgenomen media | 10 | 1 |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 4.2 |
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
221102 | - vloeropp. < 100 m2 | 50 | 3.1 |
221102 | - vloeropp. >= 100 m2 | 200 | 4.1 |
2219 | Rubber-artikelenfabrieken | 100 | 3.2 |
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
222 | - zonder fenolharsen | 200 | 4.1 |
222 | - met fenolharsen | 300 | 4.2 |
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 3.1 |
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN | ||
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 50 | 3.1 |
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 30 | 2 |
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 100 | 3.2 |
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 |
237 | - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
2391 | Slijp- en polijstmiddelen fabrieken | 50 | 3.1 |
25, 31 | VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) | ||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen | ||
251, 331 | - gesloten gebouw | 100 | 3.2 |
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
2529, 3311 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||
2529, 3311 | - p.o. < 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
2529, 3311 | - p.o. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 200 | 4.1 |
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 200 | 4.1 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. | 100 | 3.2 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||
2561, 3311 | - algemeen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - stralen | 200 | 4.1 |
2561, 3311 | - metaalharden | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - thermisch verzinken | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - thermisch vertinnen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - chemische oppervlaktebehandeling | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) | 100 | 3.2 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 100 | 3.2 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 | 50 | 3.1 |
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
259, 331 | - p.o. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 100 | 3.2 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 | 50 | 3.1 |
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie: | ||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m2 | 100 | 3.2 |
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m2 | 200 | 4.1 |
28, 33 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 |
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie | 30 | 2 |
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. | ||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie | 200 | 4.1 |
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 4.1 |
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 200 | 4.1 |
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 3.2 |
274 | Lampenfabrieken | 300 | 4.2 |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 2 |
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. | ||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie | 50 | 3.1 |
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 |
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie | 30 | 2 |
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven | ||
291 | - p.o. < 10.000 m2 | 200 | 4.1 |
291 | - p.o. >= 10.000 m2 | 300 | 4.2 |
29201 | Carrosseriefabrieken | 200 | 4.1 |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 200 | 4.1 |
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 100 | 3.2 |
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
301, 3315 | - houten schepen | 50 | 3.1 |
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 3.2 |
301, 3315 | - metalen schepen < 25 m | 200 | 4.1 |
301, 3315 | - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW | 500 | 5.1 |
3831 | Scheepssloperijen | 700 | 5.2 |
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||
302, 317 | - algemeen | 100 | 3.2 |
302, 317 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 300 | 4.2 |
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 200 | 4.1 |
303, 3316 | - met proefdraaien motoren | 1000 | 5.3 |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 100 | 3.2 |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 100 | 3.2 |
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
310 | Meubelfabrieken | 100 | 3.2 |
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 | 10 | 1 |
321 | Fabricage van munten, sieraden e.d. | 30 | 2 |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 |
323 | Sportartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
324 | Speelgoedartikelenfabrieken | 50 | 3.1 |
32991 | Sociale werkvoorziening | 30 | 2 |
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | ||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² | 100 | 3.2 |
41, 42, 43 | Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² | 50 | 3.1 |
41, 42, 43 | Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² | 30 | 2 |
45, 47 | HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
451, 452, 454 | Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 30 | 2 |
451 | Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) | 100 | 3.2 |
45204 | Autoplaatwerkerijen | 100 | 3.2 |
45204 | Autobeklederijen | 10 | 1 |
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 |
45205 | Autowasserijen | 30 | 2 |
453 | Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 30 | 2 |
46 | GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING | ||
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders | 50 | 3.1 |
4621 | Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer | 300 | 4.2 |
4622 | Grth in bloemen en planten | 30 | 2 |
4623 | Grth in levende dieren | 100 | 3.2 |
4624 | Grth in huiden, vellen en leder | 50 | 3.1 |
46217, 4631 | Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen | 50 | 3.1 |
4632, 4633 | Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën | 50 | 3.1 |
4634 | Grth in dranken | 30 | 2 |
4635 | Grth in tabaksprodukten | 30 | 2 |
4636 | Grth in suiker, chocolade en suikerwerk | 30 | 2 |
4637 | Grth in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 |
4638, 4639 | Grth in overige voedings- en genotmiddelen | 30 | 2 |
464, 46733 | Grth in overige consumentenartikelen | 30 | 2 |
46499 | Grth in vuurwerk en munitie: | ||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 30 | 2 |
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton | 50 | 3.1 |
46499 | - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats < 750 kg (en > 25 kg theatervuurwerk) | 500 | 5.1 |
46499 | - professioneel vuurwerk, netto expl. massa per bewaarplaats 750 kg tot 6 ton | 1000 | 5.3 |
46499 | - munitie | 30 | 2 |
46711 | Grth in vaste brandstoffen: | ||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 50 | 3.1 |
46711 | - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 | 500 | 5.1 |
46712 | Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: | ||
46712 | - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 | 200 | 4.1 |
46712 | - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 | 500 | 5.1 |
46712 | - tot vloeistof verdichte gassen | 300 | 4.2 |
46713 | Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) | 100 | 3.2 |
46721 | Grth in metaalertsen: | ||
46721 | - opslag opp. < 2.000 m2 | 300 | 4.2 |
46721 | - opslag opp. >= 2.000 m2 | 700 | 5.2 |
46722, 46723 | Grth in metalen en -halffabrikaten | 100 | 3.2 |
4673 | Grth in hout en bouwmaterialen: | ||
4673 | - algemeen: b.o. > 2000 m² | 50 | 3.1 |
4673 | - algemeen: b.o. <= 2000 m² | 30 | 2 |
46735 | zand en grind: | ||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 100 | 3.2 |
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 30 | 2 |
4674 | Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 50 | 3.1 |
4674 | - algemeen: b.o. < = 2.000 m² | 30 | 2 |
46751 | Grth in chemische produkten | 100 | 3.2 |
46752 | Grth in kunstmeststoffen | 30 | 2 |
4676 | Grth in overige intermediaire goederen | 30 | 2 |
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 |
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 |
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² | 100 | 3.2 |
4677 | - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² | 50 | 3.1 |
466 | Grth in machines en apparaten: | ||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 100 | 3.2 |
466 | - overige | 50 | 3.1 |
466, 469 | Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. | 30 | 2 |
47 | DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN | ||
952 | Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) | 10 | 1 |
55 | LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING | ||
562 | Cateringbedrijven | 30 | 2 |
52 | DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER | ||
52102, 52109 | Distributiecentra, pak- en koelhuizen | 50 | 3.1 |
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 30 | 2 |
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 30 | 2 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 10 | 1 |
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 30 | 2 |
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) | 50 | 3.1 |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 50 | 3.1 |
772 | Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. | 30 | 2 |
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
62 | Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. | 10 | 1 |
58, 63 | Datacentra | 30 | 2 |
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 3.1 |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 30 | 2 |
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst e.d. | 10 | 1 |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 30 | 2 |
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
96011 | Wasserijen en strijkinrichtingen | 50 | 3.1 |
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 50 | 3.1 |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |
96013 | Wasserettes, wassalons | 10 | 1 |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.
Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:
Milieucategorie | 1 | 2 | 3.1 | 3.2 | 4.1 | 4.2 | 5.1 | 5.2 | 5.3 | 6 |
Richtafstand | 10 | 30 | 50 | 100 | 200 | 300 | 500 | 700 | 1.000 | 1.500 |
Bestemmingsplantoetsing
De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.
De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.
Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.
Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.
Bijlage 3 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
SBI-code | Omschrijving | Grootste afstand | Categorie |
01 | LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW | ||
0111, 0113 | Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) | 10 | 1 |
011, 012, 013, 016 | Tuinbouw: | ||
011, 012, 013 | - bedrijfsgebouwen | 10 | 1 |
011, 012, 013 | - kassen zonder verwarming | 10 | 1 |
011, 012, 013 | - kassen met gasverwarming | 10 | 1 |
0113 | - champignonkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
0113 | - champignonkwekerijen met mestfermentatie | 100 | 3.2 |
0163 | - bloembollendroog- en prepareerbedrijven | 30 | 2 |
011 | - witlofkwekerijen (algemeen) | 30 | 2 |
016 | Dienstverlening ten behoeve van de landbouw: | ||
016 | - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² | 30 | 2 |
016 | - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m² | 30 | 2 |
016 | - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55 | ||
016 | - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven | 30 | 2 |
0162 | KI-stations | 30 | 2 |
10, 11 | VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANK | ||
1031 | Aardappelproductenfabrieken: | ||
1031 | - vervaardiging van aardappelproducten | 300 | 4.2 |
1031 | - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 |
1032, 1039 | Groente- en fruitconservenfabrieken: | ||
1032, 1039 | - jam | 50 | 3.1 |
1032, 1039 | - groente algemeen | 50 | 3.1 |
1032, 1039 | - met koolsoorten | 100 | 3.2 |
1032, 1039 | - met drogerijen | 300 | 4.2 |
1032, 1039 | - met uienconservering (zoutinleggerij) | 300 | 4.2 |
104101 | Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
104101 | - p.c. < 250.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
104101 | - p.c. >= 250.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
104102 | Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten: | ||
104102 | - p.c. < 250.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
104102 | - p.c. >= 250.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
1042 | Margarinefabrieken: | ||
1042 | - p.c. < 250.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
1042 | - p.c. >= 250.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
1051 | Zuivelproductenfabrieken: | ||
1051 | - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton / uur | 200 | 4.1 |
1051 | - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton / uur | 200 | 4.1 |
1051 | - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton / jaar | 50 | 3.1 |
1051 | - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
1051 | - overige zuivelproductenfabrieken | 50 | 3.1 |
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² | 50 | 3.1 |
1052 | Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² | 10 | 1 |
1061 | Meelfabrieken: | ||
1061 | - p.c. >= 500 ton / uur | 200 | 4.1 |
1061 | - p.c. < 500 ton / uur | 100 | 3.2 |
1061 | Grutterswarenfabrieken | 100 | 3.2 |
1062 | Zetmeelfabrieken: | ||
1062 | - p.c. < 10 ton / uur | 200 | 4.1 |
1062 | - p.c. >= 10 ton / uur | 300 | 4.2 |
1092 | Vervaardiging van voer voor huisdieren | 200 | 4.1 |
1071 | Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: | ||
1071 | - v.c. < 7.500 kg meel / week, bij gebruik van charge-overs | 30 | 2 |
1071 | - v.c. >= 7.500 kg meel / week | 100 | 3.2 |
1072 | Banket, biscuit- en koekfabrieken | 100 | 3.2 |
10821 | Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk: | ||
10821 | - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² | 500 | 5.1 |
10821 | - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² | 100 | 3.2 |
10821 | - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² | 30 | 2 |
10821 | - suikerwerkfabrieken met suikerbranden | 300 | 4.2 |
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m² | 100 | 3.2 |
10821 | - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² | 30 | 2 |
1073 | Deegwarenfabrieken | 50 | 3.1 |
1083 | Koffiebranderijen en theepakkerijen: | ||
1083 | - koffiebranderijen | 500 | 5.1 |
1083 | - theepakkerijen | 100 | 3.2 |
108401 | Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden | 200 | 4.1 |
1089 | Vervaardiging van overige voedingsmiddelen | 200 | 4.1 |
1089 | Bakkerijgrondstoffenfabrieken | 200 | 4.1 |
1089 | Soep- en soeparomafabrieken: | ||
1089 | - zonder poederdrogen | 100 | 3.2 |
1089 | - met poederdrogen | 300 | 4.2 |
1089 | Bakmeel- en puddingpoederfabrieken | 200 | 4.1 |
12 | VERWERKING VAN TABAK | ||
120 | Tabakverwerkende industrie | 200 | 4.1 |
13 | VERVAARDIGING VAN TEXTIEL | ||
131 | Bewerken en spinnen van textielvezels | 50 | 3.1 |
132 | Weven van textiel: | ||
132 | - aantal weefgetouwen < 50 | 10 | 1 |
132 | - aantal weefgetouwen >= 50 | 50 | 3.1 |
133 | Textielveredelingsbedrijven | 50 | 3.1 |
139 | Vervaardiging van textielwaren | 10 | 1 |
1393 | Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken | 100 | 3.2 |
139, 143 | Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen | 10 | 1 |
14 | VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT | ||
141 | Vervaardiging kleding van leer | 30 | 2 |
141 | Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer) | 10 | 1 |
142, 151 | Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont | 50 | 3.1 |
15 | VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING) | ||
151, 152 | Lederfabrieken | 300 | 4.2 |
151 | Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) | 50 | 3.1 |
152 | Schoenenfabrieken | 50 | 3.1 |
16 | HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE | ||
16101 | Houtzagerijen | 50 | 3.1 |
16102 | Houtconserveringsbedrijven: | ||
16102 | - met creosootolie | 200 | 4.1 |
16102 | - met zoutoplossingen | 30 | 2 |
1621 | Fineer- en plaatmaterialenfabrieken | 100 | 3.2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout | 30 | 2 |
162 | Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² | 30 | 2 |
162902 | Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken | 10 | 1 |
17 | VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN | ||
1711 | Vervaardiging van pulp | 200 | 4.1 |
1712 | Papier- en kartonfabrieken: | ||
1712 | - p.c. < 3 ton / uur | 50 | 3.1 |
1712 | - p.c. 3 - 15 ton / uur | 100 | 3.2 |
1712 | - p.c. >= 15 ton / uur | 200 | 4.1 |
172 | Papier- en kartonwarenfabrieken | 30 | 2 |
17212 | Golfkartonfabrieken: | ||
17212 | - p.c. < 3 ton / uur | 30 | 2 |
17212 | - p.c. >= 3 ton / uur | 50 | 3.1 |
58 | UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA | ||
1811 | Drukkerijen van dagbladen | 30 | 2 |
1812 | Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) | 30 | 2 |
18129 | Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen | 10 | 1 |
1814 | Grafische afwerking | 0 | 1 |
1814 | Binderijen | 30 | 2 |
1813 | Grafische reproductie en zetten | 30 | 2 |
1814 | Overige grafische activiteiten | 30 | 2 |
182 | Reproductiebedrijven opgenomen media | 0 | 1 |
19 | AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN | ||
19202 | Smeeroliën- en vettenfabrieken | 50 | 3.1 |
19202 | Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie | 300 | 4.2 |
19202 | Aardolieproductenfabrieken n.e.g. | 300 | 4.2 |
20 | VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN | ||
2011 | Vervaardiging van industriële gassen: | ||
2011 | - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton / dag lucht | 100 | 3.2 |
2011 | - overige gassenfabrieken, niet explosief | 100 | 3.2 |
2011 | - overige gassenfabrieken, explosief | 300 | 4.2 |
2012 | Kleur- en verfstoffenfabrieken | 200 | 4.1 |
2012 | Anorganische chemische grondstoffenfabrieken: | ||
2012 | - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 300 | 4.2 |
2012 | - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 700 | 5.2 |
20141 | Organische chemische grondstoffenfabrieken: | ||
20141 | - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 300 | 4.2 |
20141 | - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' | 1000 | 5.3 |
20141 | Methanolfabrieken: | ||
20141 | - p.c. < 100.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
20141 | - p.c. >= 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
20149 | Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische): | ||
20149 | - p.c. < 50.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
20149 | - p.c. >= 50.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
2015 | Kunstmeststoffenfabrieken | 500 | 5.1 |
2016 | Kunstharsenfabrieken en dergelijke | 700 | 5.2 |
202 | Landbouwchemicaliënfabrieken: | ||
202 | - fabricage | 1000 | 5.3 |
202 | - formulering en afvullen | 500 | 5.1 |
203 | Verf, lak en vernisfabrieken | 300 | 4.2 |
2110 | Farmaceutische grondstoffenfabrieken: | ||
2110 | - p.c. < 1.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
2110 | - p.c. >= 1.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
2120 | Farmaceutische productenfabrieken: | ||
2120 | - formulering en afvullen geneesmiddelen | 50 | 3.1 |
2120 | - verbandmiddelenfabrieken | 10 | 1 |
2041 | Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken | 300 | 4.2 |
2042 | Parfumerie- en cosmeticafabrieken | 300 | 4.2 |
2052 | Lijm- en plakmiddelenfabrieken: | ||
2052 | - zonder dierlijke grondstoffen | 100 | 3.2 |
2052 | - met dierlijke grondstoffen | 500 | 5.1 |
205902 | Fotochemische productenfabrieken | 50 | 3.1 |
205903 | Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken | 50 | 3.1 |
205903 | Overige chemische productenfabrieken n.e.g. | 200 | 4.1 |
2060 | Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken | 300 | 4.2 |
22 | VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF | ||
221101 | Rubberbandenfabrieken | 300 | 4.2 |
221102 | Loopvlakvernieuwingsbedrijven: | ||
221102 | - vloeroppervlak < 100 m² | 50 | 3.1 |
221102 | - vloeroppervlak >= 100 m² | 200 | 4.1 |
2219 | Rubberartikelenfabrieken | 100 | 3.2 |
222 | Kunststofverwerkende bedrijven: | ||
222 | - zonder fenolharsen | 200 | 4.1 |
222 | - met fenolharsen | 300 | 4.2 |
222 | - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen | 50 | 3.1 |
23 | VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN | ||
231 | Glasfabrieken: | ||
231 | - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton / jaar | 30 | 2 |
231 | - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
231 | - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
231 | - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
231 | Glas-in-loodzetterij | 30 | 2 |
231 | Glasbewerkingsbedrijven | 30 | 2 |
232, 234 | Aardewerkfabrieken: | ||
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW | 10 | 1 |
232, 234 | - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW | 50 | 3.1 |
233 | Baksteen en baksteenelementenfabrieken | 200 | 4.1 |
233 | Dakpannenfabrieken | 200 | 4.1 |
2351 | Cementfabrieken: | ||
2351 | - p.c. < 100.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
2351 | - p.c. >= 100.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
235201 | Kalkfabrieken: | ||
235201 | - p.c. < 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
235201 | - p.c. >= 100.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
235202 | Gipsfabrieken: | ||
235202 | - p.c. < 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
235202 | - p.c. >= 100.000 ton / jaar | 500 | 5.1 |
23611 | Betonwarenfabrieken: | ||
23611 | - zonder persen, triltafels en bekistingtriller | 100 | 3.2 |
23611 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton / dag | 100 | 3.2 |
23611 | - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton / dag | 200 | 4.1 |
23612 | Kalkzandsteenfabrieken: | ||
23612 | - p.c. < 100.000 ton / jaar | 50 | 3.1 |
23612 | - p.c. >= 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
2362 | Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken | 50 | 3.1 |
2363, 2364 | Betonmortelcentrales: | ||
2363, 2364 | - p.c. < 100 ton / uur | 100 | 3.2 |
2363, 2364 | - p.c. >= 100 ton / uur | 200 | 4.1 |
2365, 2369 | Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips: | ||
2365, 2369 | - p.c. < 100 ton / dag | 50 | 3.1 |
2365, 2369 | - p.c. >= 100 ton / dag | 200 | 4.1 |
237 | Natuursteenbewerkingsbedrijven: | ||
237 | - zonder breken, zeven en drogen | 30 | 2 |
237 | - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
237 | - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
2391 | Slijp- en polijstmiddelenfabrieken | 30 | 2 |
2399 | Bitumineuze materialenfabrieken: | ||
2399 | - p.c. < 100 ton / uur | 300 | 4.2 |
2399 | - p.c. >= 100 ton / uur | 500 | 5.1 |
2399 | Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol): | ||
2399 | - steenwol, p.c. >= 5.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
2399 | - overige isolatiematerialen | 200 | 4.1 |
2399 | Minerale productenfabrieken n.e.g. | 50 | 3.1 |
2399 | Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton / uur | 100 | 3.2 |
2399 | Asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton / uur | 200 | 4.1 |
24 | VERVAARDIGING VAN METALEN | ||
241 | Ruwijzer- en staalfabrieken: | ||
241 | - p.c. < 1.000 ton / jaar | 700 | 5.2 |
241 | - p.c. >= 1.000 ton / jaar | 1500 | 6 |
245 | Ijzeren- en stalenbuizenfabrieken: | ||
245 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 2 |
245 | - p.o. >= 2.000 m² | 100 | 3.2 |
243 | Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen: | ||
243 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 2 |
243 | - p.o. >= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
244 | Non-ferro-metaalfabrieken: | ||
244 | - p.c. < 1.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
244 | - p.c. >= 1.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
244 | Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke: | ||
244 | - p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 |
244 | - p.o. >= 2.000 m² | 200 | 4.1 |
2451, 2452 | Ijzer- en staalgieterijen / -smelterijen: | ||
2451, 2452 | - p.c. < 4.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
2451, 2452 | - p.c. >= 4.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
2453, 2454 | Non-ferro-metaalgieterijen / -smelterijen: | ||
2453, 2454 | - p.c. < 4.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
2453, 2454 | - p.c. >= 4.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
25, 31 | VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES / TRANSPORTMIDDELEN) | ||
251, 331 | Constructiewerkplaatsen: | ||
251, 331 | - gesloten gebouw | 30 | 2 |
251, 331 | - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² | 30 | 2 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 |
251, 331 | - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² | 200 | 4.1 |
2529, 3311 | Tank- en reservoirbouwbedrijven: | ||
2529, 3311 | - p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 |
2529, 3311 | - p.o. >= 2.000 m² | 100 | 3.2 |
2521, 2530, 3311 | Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels | 30 | 2 |
255, 331 | Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven | 30 | 2 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke | 50 | 3.1 |
255, 331 | Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² | 30 | 2 |
2561, 3311 | Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: | ||
2561, 3311 | - algemeen | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | - stralen | 200 | 4.1 |
2561, 3311 | - metaalharden | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | - lakspuiten en moffelen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - scoperen (opspuiten van zink) | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | - thermisch verzinken en thermisch vertinnen | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | - anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling | 50 | 3.1 |
2561, 3311 | - emailleren | 100 | 3.2 |
2561, 3311 | - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) | 50 | 3.1 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie | 30 | 2 |
2562, 3311 | Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² | 30 | 2 |
259, 331 | Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: | ||
259, 331 | - p.o. < 2.000 m² | 50 | 3.1 |
259, 331 | - p.o. >= 2.000 m² | 100 | 3.2 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. | 30 | 2 |
259, 331 | Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² | 30 | 2 |
27, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN | ||
27, 28, 33 | Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie: | ||
27, 28, 33 | - p.o. < 2.000 m² | 30 | 2 |
27, 28, 33 | - p.o. >= 2.000 m² | 50 | 3.1 |
28, 33 | - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 3.1 |
27, 28, 33 | - reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW motoren | 30 | 2 |
26, 28, 33 | VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS | ||
26, 28, 33 | Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie | 30 | 2 |
26, 27, 33 | VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN | ||
271, 331 | Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie | 200 | 4.1 |
271, 273 | Schakel- en installatiemateriaalfabrieken | 200 | 4.1 |
273 | Elektrische draad- en kabelfabrieken | 100 | 3.2 |
272 | Accumulatoren- en batterijenfabrieken | 100 | 3.2 |
274 | Lampenfabrieken | 300 | 4.2 |
293 | Elektrotechnische industrie n.e.g. | 30 | 2 |
2790 | Koolelektrodenfabrieken | 1500 | 6 |
26, 33 | VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN | ||
261, 263, 264, 331 | Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie | 30 | 2 |
2612 | Fabrieken voor gedrukte bedrading | 50 | 3.1 |
26, 32, 33 | VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN | ||
26, 32, 33 | Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie | 30 | 2 |
29 | VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS | ||
291 | Autofabrieken en assemblagebedrijven: | ||
291 | - p.o. < 10.000 m² | 100 | 3.2 |
291 | - p.o. >= 10.000 m² | 200 | 4.1 |
29201 | Carrosseriefabrieken | 100 | 3.2 |
29202 | Aanhangwagen- en opleggerfabrieken | 30 | 2 |
293 | Auto-onderdelenfabrieken | 30 | 2 |
30 | VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS) | ||
301, 3315 | Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: | ||
301, 3315 | - houten schepen | 30 | 2 |
301, 3315 | - kunststof schepen | 100 | 3.2 |
301, 3315 | - metalen schepen < 25 m | 100 | 3.2 |
301, 3315 | - metalen schepen >= 25 m en / of proefdraaien motoren >= 1 MW | 100 | 3.2 |
301, 3315 | - onderhoud / reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen | 50 | 3.1 |
3831 | Scheepssloperijen | 200 | 4.1 |
302, 317 | Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: | ||
302, 317 | - algemeen | 50 | 3.1 |
302, 317 | - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW | 50 | 3.1 |
303, 3316 | Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: | ||
303, 3316 | - zonder proefdraaien motoren | 50 | 3.1 |
303, 3316 | - met proefdraaien motoren | 100 | 3.2 |
309 | Rijwiel- en motorrijwielfabrieken | 30 | 2 |
3099 | Transportmiddelenindustrie n.e.g. | 30 | 2 |
31 | VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. | ||
310 | Meubelfabrieken | 50 | 3.1 |
9524 | Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² | 10 | 1 |
321 | Fabricage van munten, sieraden en dergelijke | 30 | 2 |
322 | Muziekinstrumentenfabrieken | 30 | 2 |
323, 324 | Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken | 30 | 2 |
32991 | Sociale werkvoorziening | 30 | 2 |
32999 | Vervaardiging van overige goederen n.e.g. | 30 | 2 |
38 | VOORBEREIDING TOT RECYCLING | ||
383201 | Metaal- en autoschredders | 100 | 3.2 |
383202 | Puinbrekerijen en -malerijen: | ||
383202 | - v.c. < 100.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
383202 | - v.c. >= 100.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
383202 | Rubberregeneratiebedrijven | 300 | 4.2 |
383202 | Afvalscheidingsinstallaties | 200 | 4.1 |
35 | PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER | ||
35 | Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe) | ||
35 | - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 700 | 5.2 |
35 | - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 3.2 |
35 | - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 3.2 |
35 | - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth | 100 | 3.2 |
35 | Bio-energie-installaties elektrisch vermogen < 50 MWe: | ||
35 | - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie | 100 | 3.2 |
35 | - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa | 50 | 3.1 |
35 | Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: | ||
35 | - < 10 MVA | 10 | 1 |
35 | - 10 - 100 MVA | 30 | 2 |
35 | - >= 100 MVA | 50 | 3.1 |
35 | Gasdistributiebedrijven: | ||
35 | - gascompressorstations vermogen < 100 MW | 100 | 3.2 |
35 | - gascompressorstations vermogen >= 100 MW | 200 | 4.1 |
35 | - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A | 10 | 1 |
35 | - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C | 10 | 1 |
35 | - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D | 50 | 3.1 |
35 | Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: | ||
35 | - stadsverwarming | 50 | 3.1 |
35 | - blokverwarming | 10 | 1 |
36 | WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER | ||
36 | Waterwinning-/bereidingbedrijven: | ||
36 | - met chloorgas | 1000 | 5.3 |
36 | - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling | 30 | 2 |
36 | Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: | 10 | 1 |
41, 42, 43 | BOUWNIJVERHEID | ||
41, 42, 43 | Bouwbedrijven / aannemers algemeen | ||
41, 42, 43 | - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m² | 30 | 2 |
41, 42, 43 | - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² | 10 | 1 |
432 | Bouwinstallatie algemeen | 30 | 2 |
4322 | Installatie sanitair / centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij | 50 | 3.1 |
4321 | Elektrotechnische installatie | 10 | 1 |
45, 47 | HANDEL / REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS | ||
451, 452, 454 | Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven | 10 | 1 |
451 | Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) | 10 | 1 |
45204 | Autoplaatwerkerijen | 30 | 2 |
45204 | Autobeklederijen | 10 | 1 |
45204 | Autospuitinrichtingen | 50 | 3.1 |
45205 | Autowasserijen | 10 | 1 |
453 | Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires | 10 | 1 |
46 | GROOTHANDEL EN OPSLAG | ||
4621 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders | 30 | 2 |
4621 | Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton / uur of meer | 100 | 3.2 |
4622 | Groothandel in bloemen en planten | 10 | 1 |
4623 | Groothandel in levende dieren | 50 | 3.1 |
4624 | Groothandel in huiden, vellen en leder | 50 | 3.1 |
46217, 4631 | Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen | 50 | 3.1 |
4632, 4633 | Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën | 50 | 3.1 |
4634 | Groothandel in dranken | 0 | 1 |
4635 | Groothandel in tabaksproducten | 10 | 1 |
4636 | Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk | 10 | 1 |
4637 | Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen | 30 | 2 |
4638, 4639 | Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen | 10 | 1 |
464, 46733 | Groothandel in overige consumentenartikelen | 10 | 1 |
46499 | Groothandel in vuurwerk en munitie: | ||
46499 | - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton | 10 | 1 |
46499 | - munitie | 30 | 2 |
46711 | Groothandel in vaste brandstoffen: | ||
46711 | - klein, lokaal verzorgingsgebied | 50 | 3.1 |
46711 | - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² | 500 | 5.1 |
46712 | Groothandel in vloeibare brandstoffen: | ||
46712 | - ondergronds, K1/K2/K3-klasse | 10 | 1 |
46712 | - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ | 50 | 3.1 |
46712 | - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ | 100 | 3.2 |
46712 | - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ | 10 | 1 |
46712 | - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ | 50 | 3.1 |
46712 | - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ | 200 | 4.1 |
46712 | - o.c. >= 100.000 m³ | 500 | 5.1 |
46712 | - tot vloeistof verdichte gassen | 300 | 4.2 |
46712 | Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)): | ||
46712 | - bovengronds, < 2 m³ | 30 | 2 |
46712 | - bovengronds, 2 - 8 m³ | 50 | 3.1 |
46712 | - bovengronds, 8 - 80 m³ | 100 | 3.2 |
46712 | - bovengronds, 80 - 250 m³ | 300 | 4.2 |
46712 | - ondergronds, < 80 m³ | 50 | 3.1 |
46712 | - ondergronds, 80 - 250 m³ | 200 | 4.1 |
46712 | - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ | 200 | 4.1 |
46712 | - o.c. >= 100.000 m³ | 500 | 5.1 |
46712 | Gasvormige brandstoffen in gasflessen | ||
46712 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | 10 | 1 |
46712 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | 30 | 2 |
46712 | - grote hoeveelheden (> 150 ton) en / of laag beschermingsniveau | 500 | 5.1 |
46712 | Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld | 50 | 3.1 |
46713 | Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) | 100 | 3.2 |
46721 | Groothandel in metaalertsen: | ||
46721 | - opslag oppervlak < 2.000 m² | 300 | 4.2 |
46721 | - opslag oppervlak >= 2.000 m² | 700 | 5.2 |
46722, 46723 | Groothandel in metalen en -halffabrikaten | 10 | 1 |
4673 | Groothandel in hout en bouwmaterialen: | ||
4673 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 1 |
4673 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 10 | 1 |
46735 | Zand en grind: | ||
46735 | - algemeen: b.o. > 200 m² | 30 | 2 |
46735 | - algemeen: b.o. <= 200 m² | 10 | 1 |
4674 | Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: | ||
4674 | - algemeen: b.o. > 2.000 m² | 10 | 1 |
4674 | - algemeen: b.o. <= 2.000 m² | 0 | 1 |
46751 | Groothandel in chemische producten | 100 | 3.2 |
46752 | Groothandel in kunstmeststoffen | 30 | 2 |
46752 | Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen | ||
46752 | - kleine hoeveelheden < 10 ton | 10 | 1 |
46752 | - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau | 30 | 2 |
46752 | - grote hoeveelheden (>150 ton) en / of laag beschermingsniveau | 500 | 5.1 |
4676 | Groothandel in overige intermediaire goederen | 10 | 1 |
4677 | Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² | 30 | 2 |
4677 | - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² | 10 | 1 |
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² | 30 | 2 |
4677 | Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² | 10 | 1 |
466 | Groothandel in machines en apparaten: | ||
466 | - machines voor de bouwnijverheid | 10 | 1 |
466 | - overige | 10 | 1 |
466 | - overig met oppervlak <= 2.000 m² | 10 | 1 |
466, 469 | Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) | 0 | 1 |
47 | REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN | ||
4791 | Postorderbedrijven | 0 | 1 |
952 | Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) | 10 | 1 |
49 | VERVOER OVER LAND | ||
493 | Taxibedrijven | 0 | 1 |
493 | Touringcarbedrijven | 10 | 1 |
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² | 30 | 2 |
494 | Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² | 30 | 2 |
52 | DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER | ||
522 | Loswal | 30 | 2 |
52241 | Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen: | ||
52241 | - containers | 100 | 3.2 |
52241 | - stukgoederen | 100 | 3.2 |
52241 | - ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² | 700 | 5.2 |
52241 | - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur | 500 | 5.1 |
52241 | - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² | 700 | 5.2 |
52241 | - olie, lpg, en dergelijke | 1000 | 5.3 |
52241 | - tankercleaning | 300 | 4.2 |
52242 | Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart: | ||
52242 | - containers | 50 | 3.1 |
52242 | - tankercleaning | 300 | 4.2 |
52242 | - stukgoederen | 50 | 3.1 |
52242 | - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m² | 200 | 4.1 |
52242 | - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² | 700 | 5.2 |
52242 | - granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton / uur | 300 | 4.2 |
52242 | - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur | 500 | 5.1 |
52242 | - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² | 300 | 4.2 |
52242 | - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² | 500 | 5.1 |
52242 | - olie, lpg, en dergelijke | 700 | 5.2 |
52102, 52109 | Distributie, pak- en koelhuizen | 50 | 3.1 |
52109 | Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) | 10 | 1 |
5221 | Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) | 30 | 2 |
53 | POST EN TELECOMMUNICATIE | ||
531, 532 | Post- en koeriersdiensten | 0 | 1 |
61 | Telecommunicatiebedrijven | 0 | 1 |
77 | VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN | ||
7711 | Personenautoverhuurbedrijven | 10 | 1 |
7712, 7739 | Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) | 10 | 1 |
773 | Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen | 10 | 1 |
7733 | Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers | 10 | 1 |
62 | COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE | ||
62 | Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines | 0 | 1 |
58, 63 | Datacentra | 0 | 1 |
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 | OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING | ||
812 | Reinigingsbedrijven voor gebouwen | 50 | 3.1 |
74203 | Foto- en filmontwikkelcentrales | 10 | 1 |
82991 | Veilingen voor landbouw- en visserijproducten | 50 | 3.1 |
82992 | Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke | 0 | 1 |
37, 38, 39 | MILIEUDIENSTVERLENING | ||
3700 | RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: | ||
3700 | - < 100.000 i.e. | 200 | 4.1 |
3700 | - 100.000 - 300.000 i.e. | 300 | 4.2 |
3700 | - >= 300.000 i.e. | 500 | 5.1 |
3700 | Rioolgemalen | 30 | 2 |
381 | Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke | 50 | 3.1 |
381 | Gemeentewerven (afvalinzameldepots) | 30 | 2 |
381 | Vuiloverslagstations | 200 | 4.1 |
382 | Afvalverwerkingsbedrijven: | ||
382 | - mestverwerking / korrelfabrieken | 500 | 5.1 |
382 | - kabelbranderijen | 100 | 3.2 |
382 | - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) | 50 | 3.1 |
382 | - oplosmiddelterugwinning | 100 | 3.2 |
382 | - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW | 300 | 4.2 |
382 | - verwerking fotochemisch en galvano-afval | 30 | 2 |
382 | Vuilstortplaatsen | 300 | 4.2 |
382 | Composteerbedrijven: | ||
382 | - niet-belucht v.c. < 5.000 ton / jaar | 300 | 4.2 |
382 | - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton / jaar | 700 | 5.2 |
382 | - belucht v.c. < 20.000 ton / jaar | 100 | 3.2 |
382 | - belucht v.c. > 20.000 ton / jaar | 200 | 4.1 |
382 | - gft in gesloten gebouw | 200 | 4.1 |
59 | CULTUUR, SPORT EN RECREATIE | ||
591, 592, 601, 602 | Studio's (film, TV, radio, geluid) | 10 | 1 |
96 | OVERIGE DIENSTVERLENING | ||
96011 | Wasserijen en linnenverhuur | 30 | 2 |
96011 | Tapijtreinigingsbedrijven | 30 | 2 |
96012 | Chemische wasserijen en ververijen | 30 | 2 |
96013 | Wasverzendinrichtingen | 30 | 2 |
Verklaring gebruikte afkortingen
- : niet van toepassing / niet relevant | o.c. : opslagcapaciteit |
< : kleiner dan | p.c. : productiecapaciteit |
> : groter dan | p.o. : productieoppervlak |
= : gelijk aan | b.o. : bedrijfsoppervlak |
cat. : categorie | v.c. : verwerkingscapaciteit |
e.d. : en dergelijke | u : uur |
i.e. : inwonereenheden | d : dag |
kl. : klasse | w : week |
n.e.g. : niet elders genoemd | j : jaar |
Bijlage 4 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.
Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar
De Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. Het milieuaspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, omdat geluid, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en de omgevingsvergunning milieu).
Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de drie verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de drie. In de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt de grootste afstand genoemd.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.
Categorie
De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:
Milieucategorie | 1 | 2 | 3.1 | 3.2 | 4.1 | 4.2 | 5.1 | 5.2 | 5.3 | 6 |
Richtafstand | 10 | 30 | 50 | 100 | 200 | 300 | 500 | 700 | 1.000 | 1.500 |
Bestemmingsplantoetsing
De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.
Het milieuaspect geluid is niet in de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Het aspect geluid wordt op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder gereguleerd. De milieuzonering via de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' heeft om deze reden geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder.
De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.
Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.
Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.
Bijlage 5 Inventarisatie Van Bedrijfswoningen
De in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen zijn allen op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'bedrijfswoning'. In de navolgende tabel is per bedrijfswoning aangegeven bij welk bedrijf(sperceel) deze behoort. Afsplitsing van de bedrijfswoning van het bedrijf(sperceel) is niet toegelaten.
Adres | Adres bijbehorend bedrijf |
Admiraal Lucashof 12 (verdieping) | Admiraal Lucashof 12 (begane grond) |
Admiraal Lucashof 15 (verdieping) | Admiraal Lucashof 15 (begane grond) |
Admiraal Lucashof 16 (verdieping) | Admiraal Lucashof 16 (begane grond) |
Jan Evertsenweg 20 | Jan Evertsenweg 18 |
Jan Evertsenweg 28 (verdieping) | Jan Evertsenweg 28 (begane grond |
Jan Evertsenweg 30 (verdieping) | Jan Evertsenweg 30 (begane grond) |
Jan Evertsenweg 32 (verdieping | Jan Evertsenweg 32 (begane grond) |
Jan Evertsenweg 34 | Jan Evertsenweg 36 |
Karel Doormanweg 37 | Karel Doormanweg 39 |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Aanleiding
De gemeente Schiedam is, mede naar aanleiding van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor de actualisatie van de bestemmingsplannen heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 het projectplan 'Actualisatie bestemmingsplannen' vastgesteld. Het projectplan dient ertoe om de actualisatieopgave versneld te voltooien. Doel van het projectplan is om in 2013 in de gehele gemeente de beschikking te hebben over volledig geactualiseerde bestemmingsplannen.
Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerreinen Vijfsluizen en Wilhelminahaven in het zuidwesten van Schiedam. Voor het plangebied is een herziening van de daar nu geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. De huidige bestemmingsplanregelingen dateren grotendeels uit de jaren '40 en '50 van de vorige eeuw.
Doelstelling
Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate planologische regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. Hierbij is het enerzijds van belang dat het bestemmingsplan rechtszekerheid biedt en anderzijds vóór de inwerkingtreding kan dienen als ruimtelijke onderbouwing voor te doorlopen (project)afwijkingsbesluiten en ná de inwerkingtreding als bouwtitel voor aanvragen om omgevingsvergunning. Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en beheersen.
Uitgangspunt is het verminderen van de behoefte en/of noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken. Het bestemmingsplan is tevens gericht op een goed beheer en conservering van de bestaande situatie en past binnen de gemeentelijke doelstelling om uniformiteit in de bestemmingsplannen te brengen. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan wordt opgesteld in overeenstemming met de “Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP2008” en het “Informatiemodel ruimtelijke ordening IMRO2008. Het plan is hierdoor digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Wel is de regeling waar mogelijk globaal en flexibel gemaakt, om te kunnen inspelen op initiatieven die zich aandienen. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan opgenomen voor zover het aannemelijk is dat deze binnen de planperiode van 10 jaar worden gerealiseerd. Dit betreft de projecten voor woningbouw aan de oostzijde van de Houthaven en de bouw van twee havengebonden kantoren op de kop van de landtong aan de Havenstraat. Voor beide projecten is in 2011 een vergunning verleend.
1.2 Begrenzing Plangebied
Het betreft een gebied met hoofdzakelijk bedrijvigheid. Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van Schiedam en wordt grotendeels omringd door het water van de Wiltonhaven, de Wilhelminahaven en de Nieuwe Maas. In de Nieuwe Maas ligt de gemeentegrens. Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op het Volkspark en de wijk West. Ten westen liggen de Beneluxtunnel en de rijksweg A4, ten oosten de jachthaven en het Park Maasboulevard. Op afbeelding 1 is het plangebied weergegeven.
Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn momenteel vijf bestemmingsplannen van kracht. Het betreft de volgende plannen:
Bestemmingsplan | Vastgesteld door Raad | Goedgekeurd door GS |
Plan van uitbreiding gemeente Schiedam | 4 juli 1944 | 11 juli 1945 |
Bebouwingsvoorschriften voor de Bebouwde Kom | 8 augustus 1944 | 3 februari 1945 |
Wilhelminahaven e.o. | 16 januari 1953 | 12 mei 1953 |
Verzamelherziening grootschalige perifere detailhandel | 5 juli 1993 | 19 oktober 1993 |
Groene Long 2007 | 12 november 2007 | 6 maart 2008 |
Het bestemmingsplan grenst aan het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan “West”. De grens tussen beide bestemmingsplannen wordt bepaald door de Westfrankelandsedijk. Aan de oostzijde vindt qua begrenzing afstemming plaats met het eveneens in 2012 vastgestelde bestemmingsplan “Zuid”. Aan de westzijde grenst het bestemmingsplan aan het in 1996 vastgestelde bestemmingsplan “Bencor 1994”, welke wordt herzien in het bestemmingsplan "Harga".
1.4 Uitgangspunten
Het plangebied bestaat uit de bedrijventerreinen Vijfsluizen en Wilhelminahaven en het gebied rond de Houthaven, waar woningbouw wordt gerealiseerd. Het bedrijventerrein Vijfsluizen is recent geherstructureerd. De ruimtelijke kwaliteit is goed. Het is efficiënt ingedeeld en modern van aard. De ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein Wilhelminahaven is voldoende. Vooral een verbetering van het ruimtegebruik biedt nog kansen. De Wilhelminahaven is voorzien als transformatiegebied. De mogelijke transformatie van delen van de Wilhelminahaven zal op zijn vroegst na 2030 plaatsvinden. Tot dat moment blijft de Wilhelminahaven volledig functioneren als bedrijventerrein en zal de economische functie centraal staan. Gedurende de planperiode zal de transformatie niet plaatsvinden.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van karakter. De plansystematiek is te kenmerken als een “globaal gedetailleerd bestemmingsplan”. Dit betekent enerzijds dat de in het plangebied voorkomende bebouwing en functies gedetailleerd worden bestemd, terwijl anderzijds gewenste ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Dit laatste is gedaan door ofwel globaal te bestemmen ofwel door het opnemen van afwijkings- en/of wijzigingsbevoegdheden.
Bij de gehanteerde bestemmingen is het conserveren van de bestaande situatie leidend. Ten aanzien van de bebouwing is vrijwel overal het huidige gebruik vastgelegd. Daarbij gaat het vooral om de bedrijfsfunctie. De bedrijventerreinen hebben een interne zonering gekregen, waarbij aangesloten is bij de aanwezige bedrijven en de bijbehorende milieucategorieën. Daarnaast zijn, conform bestaand gebruik, de functies kantoren, wonen, en sport vastgelegd.
Bij het gebruik van de openbare ruimte is eveneens vrijwel overal het huidige gebruik vastgelegd. Dat geldt voor het water, de wegen, paden en de hoofdwaterkering van de Nieuwe Maas ter plekke van de Westfrankelandsedijk. De verkeersbestemming laat daarbij kleine aanpassingen in de inrichting van de openbare ruimte toe. De geldende milieu- en Wro-zones worden eveneens in het bestemmingsplan opgenomen.
1.5 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.
De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:
- Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur.
- In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied.
- De gevolgen of effecten op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hoewel de gevolgen van deze aspecten, gelet op het conserverend karakter van het plan, minimaal zijn dienen deze aspecten wel benoemd te worden.
- De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
- In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
- Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
- Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ligging
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van Schiedam en bestaat overwegend uit bedrijvigheid op de bedrijventerreinen Vijfsluizen en Wilhelminahaven. Het gebied wordt voor een groot deel omringd door het water van de Wiltonhaven, de Wilhelminahaven en de Nieuwe Maas. In de Nieuwe Maas ligt de gemeentegrens. Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op de parkzone, bestaande uit het Juliana- en het Volkspark, welke een groene buffer vormt tussen het bedrijventerrein Wilhelminahaven en de woonbebouwing van de wijk West. Ook de landtong met de Havenstraat maakt deel uit van het plangebied. Dit gebied ligt tussen de Wilhelminahaven en de Spuihaven. Ten oosten van de Havenstraat liggen de jachthaven Spuihaven en het Park Maasboulevard. Ten westen van het plangebied liggen de Beneluxtunnel en de rijksweg A4. De Vlaardingerdijk en de Westfrankelandsedijk vormen de noordelijke begrenzing van het plangebied. Rond het zwembad Zuid buigt de Westfrankelandsedijk zuidwaarts af. Dit recreatief gebied met het boezemwater en de beoogde woningbouw aan de oostzijde van de Houthaven vormt de begrenzing met de woonwijk Zuid.
2.2 Ontstaansgeschiedenis
Om de afwatering van het veenweidegebied van Midden Delfland te verbeteren, werd de Poldervaart gegraven van Vrijeban (bij Delft) naar Schiedam. Deze was in 1280 gereed. De afwatering naar de Maas gebeurde in die tijd met zogenaamde getijdensluizen (spuisluizen), wat wil zeggen dat afwatering alleen mogelijk was als het water in de Maas lager was dan in de boezem. Er waren toen vijf van deze "getijdensluizen". De naam van het huidige bedrijventerrein Vijfsluizen stamt uit deze tijd, toen de ambachten uit het achterland ieder één van de sluizen moest onderhouden, namelijk Kethel, Hof van Delft, Pijnacker, Vrijeban en Berkel.
In 1908 wordt een begin gemaakt om het moeras- en krekengebied ten westen van de Spuihaven in te richten als industrieterrein. Hiertoe wordt baggerspecie uit de Waalhaven (Rotterdam) opgespoten. Op het oostelijk deel van dit circa 70 hectare grote terrein wordt het eerste volkstuinencomplex van Nederland en een bos van 56 hectare aangelegd, het zogenaamde Sterrebos (naar de vorm van de lanen en wandelpaden, ontworpen door J.K. Dominicus, tuinarchitect bij de gemeente Schiedam). In 1914 wordt een deel van het Sterrebos in erfpacht uitgegeven aan de N.V. Scheepsbouwmaatschappij De Nieuwe Waterweg. Ter compensatie wordt een stuk grond begrensd door de Westfrankelandsedijk opgespoten met grond die vrijkomt bij de aanleg van de Wilhelminahaven. Dit wordt het latere Volkspark. In 1962 maakt het laatste restant van het Sterrebos plaats voor het nieuwe reuzendok van Wilton-Feijenoord.
In Schiedam kwam de aan de scheepvaart gerelateerde bedrijvigheid in de tweede helft van de 19e eeuw tot ontwikkeling door de aanleg van de Nieuwe Waterweg en de groeiende doorvoerhandel vanuit Rotterdam. De scheepsbouw- en reparatiebedrijven waren voor Schiedam een vervanging voor de teruglopende omzet van de moutwijnindustrie. Een aantal grote bedrijven vestigden zich in de loop der jaren aan de Nieuwe Maas, zoals Gusto (oprichting 1905, sluiting 1978), Wilton (1916) en de N.V. Scheepsbouwmaatschappij De Nieuwe Waterweg aan de Wilhelminahaven (1915).
Het plangebied omvat twee grote havens: de Wiltonhaven en de Wilhelminahaven. Het gemeentebestuur wilde graag een zeehaven en om deze reden wordt tussen 1914 en 1916 de Wilhelminahaven gegraven, in eerste instantie alleen het deel dat vrijwel loodrecht op de Nieuwe Maas aansluit. De Wilhelminahaven wordt tussen 1920 en 1922 verlengd door haaks op de bestaande haven een verlenging te graven, waardoor de haven haar L-vorm krijgt. In 1942 wordt de naam Wilhelminahaven tot het einde van de Tweede Wereldoorlog gewijzigd in Admiraal de Ruyterhaven, omdat de Duitsers het gebruik van namen van levende personen van het Koninklijk Huis verbieden. De Wiltonhaven wordt in 1924 opgeleverd.
Afbeelding 2 - Topografische militaire kaart 1921 (bron: Kadaster)
2.3 Ruimtelijke Beschrijving
Het plangebied Havens bestaat uit de bedrijventerreinen Vijfsluizen en Wilhelminahaven. Hier zijn overwegend grootschalige bedrijfsgebouwen aanwezig. In Vijfsluizen is de dichtheid qua bebouwing aanzienlijk hoger dan in Wilhelminahaven. Dit komt omdat de Wilhelminahaven zware industrie herbergt welke niet gepaard gaat met een hoge bebouwingsgraad. Veel van de bedrijfsactiviteiten vinden hier buiten plaats. Daarnaast is ten (noord)oosten van de Westfrankelandsedijk een recreatief gebied aanwezig, bestaande uit de Groene Long van Schiedam en het boezemwater van de Houthaven. Hier staat het zwembad Zuid en is woningbouw aan de oostzijde van de Houthaven vergund. Ten zuiden hiervan bevindt zich op de landtong rond de Havenstraat een gemengd gebied. De belangrijkste toegangswegen tot het plangebied zijn aan de westzijde de rijksweg A4, aan de noordzijde de Vlaardingerdijk en de Westfrankelandsedijk, en aan de oostzijde de Havendijk. Er is een directe aansluiting op de snelweg A4 bij afrit Vijfsluizen.
Afbeelding 3 - Bedrijventerreinen (bruin gekleurd)
2.3.1 Bedrijventerrein Vijfsluizen
Het bedrijventerrein Vijfsluizen is geherstructureerd omdat de oude functie als scheepswerfterrein (vml. Wilton Feijenoord) verloren gegaan is. Het bedrijventerrein is gelegen naast de Beneluxtunnel en rijksweg A4. Het terrein ligt aan de noordkade van de Nieuwe Maas, ten westen van de Wiltonhaven, en wordt gebruikt voor kantoren en lichtere bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3. Op het zuidelijk deel van het terrein bevindt zich aan de Nieuwe Maas het bedrijf Mammoet Holding BV.
2.3.2 Wilhelminahaven
Het industrieterrein Wilhelminahaven ligt aan diep vaarwater in de nabijheid van de rijksweg A4. Op het terrein is circa 71 hectare netto terreinoppervlak en 29 hectare waterbekkens aanwezig. Wilhelminahaven is een relatief groot industrieterrein met vooral havengerelateerde bedrijvigheid, een groene openbare ruimte en geur- en geluidskwalificerende activiteiten. Het terrein wordt begrensd door de Westfrankelandsedijk aan de noordzijde, bedrijventerrein Vijfsluizen aan de westzijde, de landtong bij de Havenstraat aan de oostzijde en de Nieuwe Maas aan de zuidzijde.
2.3.3 Landtong Havenstraat
De Havenstraat is gelegen op een landtong tussen de Spuihaven en de Wilhelminahaven. In dit gebied bevinden zich twee grote bedrijven: een scheepsreparatiebedrijf en een leveringsbedrijf van industriële gassen. Daarnaast komen kantoorfuncties voor.
2.3.4 Houthaven en omgeving
Het gebied Houthaven is gelegen ten (noord)oosten van de Westfrankelandsedijk. Het is een recreatief gebied bestaande uit structurerend groen welke onderdeel uitmaakt van de Groene Long van Schiedam en het boezemwater. Westelijk van de Westfrankelandsedijk bevindt zich het buitendijks gelegen zwembad Zuid. In het noordoosten wordt, aansluitend op de wijk Zuid, binnendijkse woningbouw aan de Houthaven gerealiseerd.
2.4 Functionele Beschrijving
De structurerende elementen binnen het plangebied zijn de insteekhavens. Hierdoor wordt het plangebied feitelijk verdeeld in vier deelgebieden, met voor elk deelgebied kenmerkende functies:
- 1. Bedrijventerrein Vijfsluizen: dit gebied ligt in het westen van het plangebied en kenmerkt zich door ruimte-intensieve bedrijvigheid met een maximale milieucategorie van 3.2. Naast bedrijven komen hier ook kantoren voor.
- 2. Industrieterrein Wilhelminahaven: het centraal gelegen havengebied, met water- en havengebonden bedrijvigheid in zwaardere milieucategorieën. Het gebied kenmerkt zich door ruimte-extensieve bedrijvigheid en is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder, waar zogenaamde 'grote lawaaimakers' zijn toegestaan. Aan de noordzijde van dit gebied bevindt zich enige bedrijvigheid in een lagere milieucategorie.
- 3. Landtong Havenstraat: een gemengd gebied aan de oostzijde van het plangebied met twee ruimte-intensieve bedrijven en enkele kantoorlocaties.
- 4. Houthaven en omgeving: een gemengd gebied met geplande woningbouw, een zwembad en grotere groenstructuren langs het boezemwater van de Houthaven.
2.4.1 Bedrijventerrein Vijfsluizen
De gunstige ligging maakt Vijfsluizen geschikt voor meerdere typen bedrijvigheid. Het noordwestelijke deel, de zichtlocatie langs rijksweg A4, wordt gebruikt voor kantoren. In het noordoostelijke deel aan de Jan Evertsenweg komen kleinschalige bedrijven, kantoren en detailhandel voor. De zuid(in)waarts gelegen delen hebben een meer bedrijfsmatige functie voor bedrijven in de sectoren handel, lichte industrie, transport en distributie. Ook komen hier kantoren en detailhandelsactiviteiten voor.
2.4.2 Gezoneerd industrieterrein Wilhelminahaven
Het gezoneerd industrieterrein Wilhelminahaven wordt niet gekenmerkt door de aanwezigheid van een duidelijk economisch cluster. Diverse sectoren zijn hier vertegenwoordigd; vooral de sectoren industrie, bouwnijverheid, groothandel en vervoer en opslag komen voor. Binnen de sectoren is eveneens een diversiteit aan economische activiteiten die de bedrijven ontplooien. Circa tweederde deel van het terrein is in gebruik door ruimte-extensieve bedrijven met middelzware bedrijvigheid. Veel van deze bedrijven zijn water- en havengebonden.
2.4.3 Landtong Havenstraat
De landtong Havenstraat is een gemengd gebied, hoofdzakelijk bestaande uit bedrijven en kantoren. In het gebied zijn, gelet op een goede milieuzonering in relatie tot de omliggende woonbebouwing en vooruitlopend aan een mogelijk toekomstige transformatie van het gebied, bedrijven tot milieucategorie 3.1 toegelaten. Op de landtong bevinden zich twee bedrijven welke beiden een hogere milieucategorie hebben: Linde Gas Benelux B.V. (milieucategorie 3.2) en Wärtsilä (milieucategorie 4.1). De beide bedrijven nemen nagenoeg de volledige landtong in gebruik. Wärtsilä is voornemens de bedrijfsvoering in de planperiode te continueren. De focus komt daarbij meer te liggen op de haven, waardoor deze bestemd is als 'Bedrijventerrein'. Linde Gas Benelux B.V.is binnen de bestemming 'Gemengd' aangegeven met een specifieke aanduiding.
Zowel aan de entree van de landtong als op de kop aan de Nieuwe Maas bevinden zich enkele kantoorgebouwen. Deze zijn met de aanduiding 'kantoor' aangeduid op de verbeelding. Dit geldt ook voor het op de begane grond van het kantoor Westfrankelandsedijk 1 gevestigde sportcentrum, welke op de verbeelding is aangeduid als 'sport'. Op het adres Havenstraat 6-8 heeft roeiersvereniging VIOS haar verenigingsgebouw.
2.4.4 Houthaven en omgeving
Binnen dit gebied zijn geen voorzieningen aanwezig, behalve het buitendijks gelegen zwembad Zuid. Het zwembad is bestemd als 'Sport'. Voor het overige kenmerkt het gebied zich door een groene uitstraling met een (extensief) recreatief karakter met geprojecteerde woningbouw aan de oostzijde van de Houthaven.
2.5 Cultuurhistorische Waarden En Monumenten
2.5.1 Cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuur
Het terrein tussen de Wilton- en Wilhelminahaven heeft een cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuur. Oorspronkelijk kenmerkte het aan de Nieuwe Maas gelegen terrein van de N.V. Scheepsbouwmaatschappij De Nieuwe Waterweg zich vanaf het poortgebouw naast het voormalig hotel Sterrebosch (Nieuwe Waterwegstraat 14) door een grasvlakte met loodrecht op de Nieuwe Maas gerichte scheepshellingen. Rond deze scheepshellingen waren de vaak vrijstaande gebouwen in een U-vorm gesitueerd. Vanuit het poortgebouw liep een rechte weg naar de werkplaatsen en het kantoorgebouw. Deze weg lag in het verlengde van de toegangsweg tot het Sterrebos. De huidige Nieuwe Waterwegstraat volgt grotendeels dit traject. Tegenwoordig is het terrein opgesplitst in percelen van verschillende bedrijven die ieder hun eigen gebouwen hebben opgericht. In de situering van de gebouwen is de oorspronkelijke inrichting van het scheepsbouwterrein nog grotendeels herkenbaar.
Op het terrein van het voormalige Wilton-Feijenoord (tegenwoordig Damen Shiprepair) is in feite niets meer herkenbaar van de richting van de wandelpaden van het Sterrebos. Het terrein is natuurlijk nog wel zeer herkenbaar als scheepswerf, maar alle bouwwerken dateren van na de Tweede Wereldoorlog. De enige waardevolle stedenbouwkundige structuur wordt in dat deel van het plangebied bepaald door de kade van de Wiltonhaven. Van het terrein parallel aan de Westfrankelandsedijk is alleen de ligging van de Admiraal de Ruyterstraat van historische stedenbouwkundige betekenis.
2.5.2 Waardevolle en karakteristieke bebouwing
Binnen het plangebied bevinden zich geen monumenten. Wel aanwezig zijn enkele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Deze gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde -cultuurhistorie'. De volgende waardevolle panden zijn in het plangebied aanwezig.
Fabrieksgebouwen Wilton-Feijenoord
Op de hoek Karel Doormanweg en Daniel Pichotstraat bevindt zich een tweetal bedrijfsgebouwen van het voormalige scheepsbouwbedrijf Wilton-Feijenoord. De timmerfabriek en loods zijn gebouwd in 1948 en 1941. De panden hebben cultuurhistorische en typologische waarde als onderdeel van het voormalige scheepsbouwbedrijf. De enige overgebleven bouwwerken in het westelijk gedeelte van dit cultuurhistorisch waardevolle bedrijf. De panden hebben architectuurhistorische waarde vanwege de kwaliteit van het ontwerp.
Transformatorstation GEB Rotterdam
Op de hoek van de Westfrankelandsedijk en Admiraal Trompstraat bevindt zich een in 1955 gebouwd transformatorstation. Dit gebouw is ontwerpen door ir. F.C. de Weger en gebouwd in opdracht van het GEB Rotterdam, ten behoeve van de elektriciteitsvoorziening in het havengebied.
Hotel 't Sterrebosch
Aan de Nieuwe Waterwegstraat 14 bevindt zich het voormalige hotel en schaftlokaal 't Sterrebosch. Het hotel is in 1921 ontworpen door architect Piet Sanders, in opdracht van dhr. Broekzitter. Het gebouw heeft herinneringswaarde als onderdeel van het voormalige wandelpark.
Wiltonvilla
De villa van Wilton is gelegen aan de Nieuwe Maas op het terrein van de voormalige N.V. Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Feijenoord. De villa werd in 1922 gebouwd met de bedoeling dat één der leden van de Wilton-familie het pand zou gaan bewonen. Dat is inderdaad gebeurd maar voor een zeer korte tijd. Na de oorlog werd het pand nog een tijdje bewoond door de weduwe van de in de slag in de Javazee omgekomen schout-bij-nacht Karel Doorman. Het pand werd daarna voornamelijk gebruikt voor vergaderingen van de directie van Wilton-Feijenoord en voor ontvangst van hoge gasten. De villa heeft stedenbouwkundige waarde vanwege de beeldbepalende ligging aan het water, destijds bereikbaar via het Sterrebos. Het pand is architectuurhistorisch van belang vanwege de kwaliteit van het zorgvuldig uitgewerkte ontwerp. Daarnaast is de villa van historisch belang als onderdeel van de voormalige N.V. Dok- en Werfmaatschappij Wilton-Feijenoord.
Panden N.V. Scheepsbouwmaatschappij De Nieuwe Waterweg
Aan de Nieuwe Waterwegstraat 45 was de voormalige N.V. Scheepsbouwmaatschappij De Nieuwe Waterweg gevestigd. De van het scheepsbouwbedrijf resterende bebouwing is hoofdzakelijk in twee fasen tot stand gekomen. Met uitzondering van de uitbreiding van de hal voor de timmerwerkplaats, het magazijn en de koperslagerij zijn de hallen in de eerste fase tot stand gekomen. De uitbreiding van de timmerwerkplaats en de koperslagerij zijn in de derde fase (1921) opgericht. Het magazijn is in 1929 gebouwd. De hallen zijn door verschillende constructiewerkplaatsen geleverd.
De cultuurhistorische waarden van het voormalige scheepsbouwterrein de Nieuwe Waterweg zijn gelegen in:
- de ensemblewaarde van de bouwwerken, als goed voorbeeld van een scheepsbouwbedrijf uit het begin van de twintigste eeuw;
- de karakteristieke, deels nog gave, stedenbouwkundige structuur en beeldbepalende waarde van het scheepsbouwensemble, daterend uit de periode van oprichting;
- de karakteristieke visuele relatie met de Nieuwe Maas en de Wilhelminahaven;
- de historische waarde als scheepsbouwbedrijf uit het eerste kwart van de twintigste eeuw, de periode dat de scheepsbouwindustrie een voor Schiedam belangrijke inkomstenbron was;
- de ensemblewaarde met de RDM, zowel vanwege de situering aan de overzijde van de rivier als ook als een later onderdeel van het bedrijf;
- de zeldzaamheid van het scheepsbouwensemble; inmiddels zijn veel scheepsbouwterreinen verdwenen, bijvoorbeeld Gusto, of aangepast om aan de huidige eisen te voldoen, zoals de bouwwerken van voormalige scheepsbouwer Wilton en de bouwwerken op het terrein van de RDM;
- de waardevolle bebouwing
Naast de waarde van de bouwwerken als scheepsbouwensemble vertegenwoordigen de gebouwen afzonderlijk eveneens een belang. Uniek aan de bouwwerken is de grote gaafheid, daterend uit het eerste kwart van de twintigste eeuw. Met uitzondering van het restant van het poortgebouw zijn alle bouwwerken beschermingswaardig, waarbij het kantoorgebouw en de machinefabriek een meerwaarde hebben: het kantoorgebouw als centraal baken tussen de hallen en de machinefabriek vanwege de beeldbepalende situering op de kop van het havenhoofd, met het imposante formaat en de hoge belevingswaarde.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het voorliggende bestemmingsplan.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte
Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.
Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij. Het behoud en versterking van hoogwaardige (havengebonden) bedrijventerreinen, welke (milieutechnisch) goed zijn ingepast in hun omgeving, sluit aan op deze ambities.
3.1.2 AMvB Ruimte
De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is laatst gewijzigd op 1 oktober 2012. Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de mainportontwikkeling Rotterdam, rijksvaarwegen, primaire waterkeringen en de veiligheid rond grote rivieren.
De Nieuwe Maas is aangemerkt als 'grote rivier', welke samen met de daarbij behorende buitendijks gelegen gronden en havens het rivierbed vormt. Voor het rivierbed van grote rivieren geldt dat een bestemmingsplan in vergelijking tot voorafgaande bestemmingsplannen geen nieuwe bestemmingen mag toelaten. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan voor wat betreft het gebruik van het havengebied wordt voldaan aan de van rijkswege gestelde regels ten aanzien van 'grote rivieren'. De Nieuwe Maas is tevens aangemerkt als rijksvaarweg (CEMT-klasse Va). Het bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen welke van invloed zijn op het gebruik van de rijksvaarweg. De Delflandsedijk is een primaire waterkering. Voor deze waterkering, met inbegrip van de bijbehorende beschermingszone, geldt conform het bepaalde in het Barro een beschermende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan het Barro.
Afbeelding 4 - Ligging rivierbed, Barro, bijlage 3a.
3.1.3 Waterbeleid 21e eeuw
Een belangrijke conclusie uit het 'Waterbeleid 21e eeuw' is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:
- waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
- waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.
Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld (paragraaf 4.1). De relevante waterhuishoudkundige thema's voor het plangebied en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan zijn hierin opgenomen.
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening moeten gemeenten, provincies en Rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. Deze structuurvisie is laatst gewijzigd op 30 januari 2013. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing in kwaliteit. In de structuurvisie is het bedrijventerrein aangeduid als 'Bedrijventerrein Mainport' en het gebied Houthaven als 'Stedelijk groen buiten de contour'. Een groot deel van de Wilhelminahaven is als 'Transformatiegebied' aangewezen.
Het gebied is onderdeel van de Mainport Rotterdam. De Mainport Rotterdam is een complex van industrie, handel, transport en logistiek, gevestigd op het haven- en industriegebied langs de Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Merwede en Dordtsche Kil. De provincie heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie verder te ontwikkelen. De Mainport omvat het aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen, evenals de hieraan verbonden kantoorfuncties in het haven- en industriegebied. Hierbinnen moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan gevonden worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren.
Afbeelding 5 - Functiekaart, Provinciale Structuurvisie
Tegelijkertijd is de bestaande stadshaven aangewezen als transformatiegebied. Voor dit deel is transformatie gewenst. Dit houdt verband met de uitbreiding van de mainport met de Tweede Maasvlakte. Hierdoor ontstaat ruimte voor een herverkaveling van het haven- en industriecomplex. Deze verschuiving van functies vindt onder andere plaats binnen het waterfront Schiedam. Het gebied kan daardoor worden getransformeerd naar een gemengd stedelijk woonwerkmilieu. Bij de transformatie is het voor de provincie van belang dat dit bijdraagt aan de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie, waarbij rekening wordt gehouden met kwalitatieve vraagontwikkelingen op de regionale woningmarkt en het versterken van de mainportfunctie.
De provinciale structuurvisie heeft de provinciale belangen met bijbehorende ambities uitgewerkt in een uitvoeringsstrategie. Deze heeft, voor zover relevant voor het voorliggende bestemmingsplan, betrekking op:
- de concentratie en bundeling van verstedelijking binnen het bestaand stedelijk gebied;
- het verbeteren van de waterveiligheid door het versterken van primaire waterkeringen met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
- externe veiligheid in relatie tot het vervoer over de Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg;
- het inzichtelijk maken van hoogwaterrisico's bij buitendijkse ontwikkelingen;
- het behouden en aantrekken van (watergebonden) bedrijvigheid en werkgelegenheid;
- het optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;
- het zoveel mogelijk op een duurzame wijze realiseren van nieuwe ontwikkelingen.
De structuurvisie zet in op duurzame energievoorziening en het bieden van ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie. Gekozen is voor de concentratie in geschikte gebieden en het voorkomen van versnippering over de hele provincie, waarbij de plaatsingsvisie uit de Nota Werveleder (2011) het uitgangspunt vormt. Het haven- en industriegebied van Rotterdam wordt als één van de gebieden gezien welke bij uitstek geschikt zijn voor windenergie. Voor het Schiedamse deel van de havens betreft dit de locatie aan de zuidzijde van het bedrijventerrein Vijfsluizen.
3.2.2 Provinciale verordening Ruimte
Samen met de structuurvisie is de verordening 'Ruimte, ontwikkelen met schaarse ruimte' vastgesteld en laatst gewijzigd op 30 januari 2013. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt daarbij regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Voor het havengebied betreft dit de aspecten bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, buitendijks bouwen en externe veiligheid.
3.2.3 Herstructureringsprogramma Bedrijventerreinen Zuid-Holland
Ruimte voor economische activiteiten is in de provincie Zuid-Holland een schaars goed. Daarom vindt de provincie het belangrijk dat op een duurzame en efficiënte manier gebruik wordt gemaakt van beschikbare bedrijventerreinen. Er wordt daarom ingezet op het herstructureren van bestaande en verouderde gebieden. Op dit moment is een deel van de werklocaties dermate verouderd dat zij niet meer voldoen aan de wensen en eisen van deze tijd. De provinciale herstructureringsopgave bedraagt momenteel ongeveer 3.500 hectare. Daarnaast blijft er vraag naar nieuwe vestigingsplaatsen. Dit komt door groei van bedrijven, het compenseren van naar woningbouw getransformeerde bedrijventerreinen en omdat er schuifruimte nodig is om de herstructurering op gang te brengen. In de periode 2010 tot 2020 is in de ruimtelijke planningsopgave 1.120 hectare voor nieuwe bedrijventerreinen opgenomen.
Om de herstructurering een stimulans te geven, is het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Zuid-Holland 2009-2013 (maart 2010) vastgesteld. Dit is een uitwerking van afspraken uit het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 (Rijk-IPO-VNG). In dit programma staan de ambities van de provincie en de regionaal samenwerkende gemeenten en zijn prioritaire herstructureringsprojecten opgenomen. De provincie is regisseur van het bedrijventerreinenbeleid en de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van herstructureringsprojecten. Voor de Wilhelminahaven wordt ingezet op revitalisering. Revitalisering houdt in: forse ingrepen op het bedrijventerrein om de kwaliteiten van de locatie te verbeteren (aanpak van de infrastructuur, openbare en private ruimte) die nodig is indien er sprake is van (dreigende) structurele leegstand en ernstige achteruitgang van het terrein. Het bestemmingsplan maakt deze herstructurering mogelijk.
Aanvullend op de nationale afspraken heeft de provincie, in het Convenant duurzame bedrijventerreinen Zuid-Holland, verdergaande afspraken gemaakt met regionaal samenwerkende gemeenten, het bedrijfsleven en de milieufederatie. Het landelijk convenant richt zich vooral op de kwantitatieve aspecten van de herstructurering (hectaren), de Zuid-Hollandse afspraken stimuleren meer de duurzaamheidaspecten. Afgesproken is gezamenlijk te werken aan de herstructureringsopgave en verduurzaming van bedrijventerreinen in Zuid-Holland.
3.2.4 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) dat in oktober 2005 is vastgesteld als streekplan door de provincie Zuid-Holland en als regionaal structuurplan voor de Stadsregio Rotterdam. De streekplanfunctie is vanwege de provinciale structuurvisie inmiddels vervallen, maar RR2020 geldt nog steeds als regionaal structuurplan. Het plan bestrijkt het grondgebied van alle bij de stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bedoeld voor een periode van vijftien jaar (2005-2020). De kern van de RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving.
Vijfsluizen is als bedrijventerrein en de Wilhelminahaven zowel als haven- en industriegebied te ontwikkelen gebied aangewezen. Het water in het plangebied is als vaarweg aangeduid. Vijfsluizen is een aansluitpunt en (boven)regionaal knooppunt. Het te ontwikkelen gebied betreft een zoekgebied gemengd wonen / werken aan de rivier. Woonlocaties aan het water hebben vaak te maken met een mindere milieukwaliteit. De woningbouw moet te verenigen zijn met de milieuruimte van bedrijvigheid (bijvoorbeeld naar het model van het afsprakenkader voor de Rechtermaasoever) en de zoneringen van de scheepvaart. Voor buitendijks gelegen gebieden moet inzicht bestaan in het risico van inundatie.
3.2.5 Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond
De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio, provincie Zuid-Holland, Kamer van Koophandel en Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst.
De werkgroep RO/Milieu heeft een zogenaamde milieuaandachtszone ontwikkeld. Achterliggende gedachte is dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever gecompenseerd kan worden door een hoge ruimtelijke kwaliteit. Bij het bepalen van de begrenzing van deze zone is naar alle relevante milieuaspecten gekeken (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004). Voor het inrichten van locaties in de milieuaandachtszone is altijd maatwerk nodig, waarbij met alle relevante milieuaspecten (geluidhinder, externe veiligheid, luchtkwaliteit, e.d.) rekening wordt gehouden. Daarbij geldt dat de beschikbare milieuruimte voor bedrijven zoveel als mogelijk niet wordt aangetast ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen op de Rechter Maasoever. Zo geldt dat de aanpassing van de vigerende vergunningen alleen zal geschieden op basis van voortschrijdend inzicht op het terrein van ALARA (actualisering vergunningen). Dat betekent dat de bestaande rechten van de bedrijven worden gerespecteerd.
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.3.1 Stadsvisie
Op 28 september 2009 heeft de raad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie.
In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden. Op deze opgaven wil de gemeente zich de komende jaren focussen. Een drietal daarvan is relevant voor het plangebied.
3.3.2 Verkennende gebiedsvisie Wilhelminahaven
Het gebied rond de Wilhelminahaven is in de provinciale structuurvisie aangewezen als een transformatiegebied. In 2009 heeft een verkenning plaatsgevonden naar de mogelijkheden voor transformatie van het gebied op de middellange termijn (2030), de gebiedsvisie Wilhelmina(stads)haven. De gebiedsvisie zet in op een combinatie van een transformatie naar een gemengd gebied en de herstructurering van een belangrijk deel als modern maritiem bedrijvenpark. De huidige onderbenutting van het gebied biedt kansen om te verdichten waardoor meer functies, arbeidsplaatsen, woningen en ruimte voor vrijetijdsfuncties kunnen worden ontwikkeld. De Wilhelminahaven moet als attractieve bestemming verbonden worden met de binnenstad, met als scharnierpunt het gebied Houthavens / zwembad. Daar kunnen 'bijzondere woonmilieus' gerealiseerd worden.
Het beoogde tijdspad voor de gebiedsontwikkeling van Wilhelminahaven wordt afgestemd op ontwikkelingen in de stad en de regio en de (fysieke) mogelijkheden in het gebied Wilhelminahaven zelf. De start van de gebiedsontwikkeling zal niet plaatsvinden voor 2030. De reden voor een geleidelijke ontwikkeling is om bedrijven tijd te geven om hun investeringen te kunnen afstemmen op de mogelijkheden die de ontwikkeling van de Wilhelminahaven hen biedt. Daarnaast zijn er lopende erfpachtcontracten die gerespecteerd moeten worden, zolang erfpachters deze wensen te continueren. Elke keer als een terrein vrijkomt zal worden gekeken of dit eerst tijdelijk zal worden geëxploiteerd, bijvoorbeeld voor functies die ook in de toekomst gewenst zijn, dan wel dat direct de definitieve bestemming kan worden gerealiseerd.
3.3.3 Nota Bedrijventerreinen
In 2009 is de Nota Bedrijventerreinen vastgesteld. De nota heeft een focus tot 2020. Uitgangspunt is het optimaliseren van de werkgelegenheid, onder andere door het vinden van uitbreidingsruimte voor en nieuwvestiging van (hoogwaardige) bedrijven, welke uit milieuoogpunt in te passen zijn in de stedelijke omgeving. Een doel om dit uitgangspunt te bereiken is het intensiveren van het gebruik van de bestaande bedrijventerreinen door verdichting. Voor de Wilhelminahaven en Vijfsluizen geldt dat de gebruiksintensiteit ruim boven de 80% ligt. Deze terreinen worden reeds zo efficiënt benut dat verdichting niet mogelijk is.
Voor de Wilhelminahaven wordt naar de toekomst ingezet op verkleuring naar meer hoogwaardige werkvormen en het toepassen van functiemenging. Op de korte en middellange termijn zullen de bedrijfsmatige functie en bestaande gebruikers nog dominant aanwezig zijn en is herontwikkeling slechts beperkt mogelijk. Nadrukkelijke aandacht is vereist voor het bieden van verplaatsingsmogelijkheden voor bestaande gebruikers van het terrein, met specifieke aandacht voor haven- en watergerelateerde bedrijvigheid. Arbeidsextensieve bedrijven kunnen mogelijk plaats maken voor hoogwaardiger bedrijven die ook meer werkgelegenheid scheppen. Aandacht voor conflictsituaties tussen kwetsbare stedelijke functies en de bedrijvenfunctie is hierbij vereist.
De doorontwikkeling van het terrein Vijfsluizen biedt perspectieven voor een verdere groei van werkgelegenheid voor hoger opgeleiden. De werkgelegenheidspotentie voor dit gebied is echter relatief beperkt, gelet op het zeer (arbeids)intensieve gebruik van het gebied.
3.3.4 Woonvisie Schiedam 2030
Op 28 juni 2012 is de Woonvisie Schiedam 2030 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de in de Stadsvisie benoemde hoofdopgaven met betrekking tot het wonen voor de periode tot 2030. Uitgangspunt is dat alle Schiedammers de kans moet worden geboden om aantrekkelijk te kunnen wonen in een kwalitatief goede woon- en leefomgeving welke voldoende mogelijkheden biedt voor sociale stijging. Deze ambitie wordt gerealiseerd door nieuwe woonmilieus in Schiedam te ontwikkelen door stedelijke vernieuwing en Schiedam om te vormen naar een levensloopvriendelijke stad.
De Woonvisie gaat uit van de bouw van 3.500 nieuwe woningen tot 2030. Dit zal zowel plaatsvinden op nieuwe woningbouwlocaties als door herstructurering van bestaande woongebieden. Daarnaast zet de Woonvisie in op het voltooien van projecten welke in de afgelopen jaren reeds zijn opgepakt. De ontwikkeling van de 'Houthaven' betreft één van de in de onder de noemer 'afmaken waarmee we begonnen zijn' benoemde projecten.
3.3.5 Groenstructuurplan
In het Groenstructuurplan uit 1995 is het gemeentelijk groenbeleid vastgelegd. Het structuurplan is een belangrijk instrument voor de langere termijn (10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare ruimte en de manier waarop water en groen, in relatie tot recreatie en ecologie, daarin een rol spelen. Het doel van het Groenstructuurplan is samen te vatten als "het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de openbare ruimte in Schiedam".
In het Groenstructuurplan ligt het accent op de kwaliteit van de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Uitgangspunt is dat het groen in Schiedam een hoge kwaliteit moet hebben. Het groen moet aan vier voorwaarden voldoen om te kunnen spreken van een hoge kwaliteit:
- het groen moet duurzaam zijn, met name de hoofdgroenstructuur;
- het groen moet functioneel zijn;
- het groen moet een eigen sfeer hebben;
- samenhang tussen de groenelementen (visueel en ecologisch).
Evaluatie Groenstructuurplan
In 2008 is het Groenstructuurplan geëvalueerd. In deze evaluatie zijn de beoogde maatregelen uit het Groenstructuurplan tegen het licht gehouden. Met betrekking tot het bedrijventerrein Vijfsluizen zijn in het Groenstructuurplan de volgende maatregelen genoemd:
- 1. Vooruitlopend op de realisatie van de bedrijfsgebouwen, planten van laanbomen van de eerste grootte (20-30 meter).
- 2. Het uitgeven van voldoende grote percelen. De capaciteit van de bedrijventerreinen moet zodanig zijn dat in de toekomst geen openbaar groen verwijderd hoeft te worden voor de aanleg van extra parkeerplaatsen of voor de uitbreiding van het bedrijf.
- 3. Het verbeteren van de ecologische relatie tussen de Poldervaart en de Nieuwe Maas. De aanleg van de metro kan aangegrepen worden voor het opzetten van een natuurontwikkelingsproject in de Vijfsluizerhaven.
- 4. Het creëren van een overzichtelijk entreegebied voor het metrostation met goede aansluitingen naar het bedrijventerrein en de verdere omgeving.
- 5. Het aanleggen van een duidelijke doorgaande fietsroute via het bedrijventerrein Vijfsluizen naar de toekomstige Beneluxtunnel.
Uit de evaluatie blijkt dat niet alle nagestreefde doelen gehaald zijn. Het uitgeven van grote percelen is niet gelukt. Daarnaast is de ecologische relatie tussen de Poldervaart en de Nieuwe Maas weinig verbeterd. De overige maatregelen zijn wel gerealiseerd.
In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden een groenbestemming gekregen. Dit geldt alleen voor het aanwezige groen in het recreatief gebied Houthaven. Door dit gebied als 'Groen - 1' en 'Groen - 2' te bestemmen blijft de uitstraling behouden en blijft het van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De groenstroken op de bedrijventerreinen zijn opgenomen in de verkeersbestemming, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied. Dit betekent niet dat deze groenstroken niet van waarde zijn voor de bedrijventerreinen Vijfsluizen en Wilhelminahaven. Zij vervullen een belangrijke groene invulling van en het verkeer begeleidende functie op de bedrijventerreinen. De aanleg van nieuwe groenvoorzieningen binnen deze bestemming is toegelaten.
3.3.6 Bestemmingsplan Groene Long
In november 2007 heeft de gemeenteraad, ter bescherming van de belangrijkste en structuurbepalende groengebieden, het bestemmingsplan "Groene Long 2007" vastgesteld. De gemeente heeft sinds 1995 een Groenstructuurplan. Dit plan is nog steeds actueel, maar heeft voor burgers geen juridisch bindende waarde. Het bestemmingsplan "Groene Long 2007" is de juridische vertaling van het Groenstructuurplan.
Het bestemmingsplan "Groene Long 2007" kan gezien worden als een herziening/aanvulling op de geldende bestemmingsplannen in het plangebied. De gebruiksfuncties uit deze plannen zijn in het bestemmingsplan “Groene Long” min of meer indirect bestemd. De gebruiksfuncties zijn positief bestemd door middel van een parapluregeling. Dit houdt in dat een nadere afweging vereist is wanneer aanspraak wordt gemaakt op de gebruiksfuncties uit de vigerende plannen.
De gras- en bosgronden aan de oostzijde van de Westfrankelandsedijk zijn op grond van dit bestemmingsplan onderdeel van de ecologische groenstructuur van bosgebieden en -linten. Ook de groenstructuur aan de noordzijde van het plangebied ter plaatse van het Volkspark en aan de westzijde van Vijfsluizen behoren tot de 'Groene Long' maar vallen buiten het plangebied. Het streven is het behoud, herstel en waar mogelijk versterken van de ecologische structuur en het creëren van samenhang tussen de verschillende groen- en waterstructuren met als doel te komen tot een ononderbroken ecologische structuur. Dit gebied is bestemd als 'Groen - 2'. Door dit gebied op deze manier te bestemmen worden de doelstellingen zoals deze zijn geformuleerd in het bestemmingsplan “Groene Long” gecontinueerd.
Afbeelding 6 - Bestemmingsplan Groene Long
3.3.7 Nota Snippergroen 'Groen brengt leven in de stad'
Momenteel wordt de nota 'Snippergroen, De waarde van groen' voorbereid. De nota is nog niet vastgesteld maar kan, wanneer dit wel is gebeurd, gezien worden als vervanging van het Groenstructuurplan. Hoofddoel van nota is niet de uitgifte van openbaar groen, maar vooral de 'bescherming' er van. (Beperkte) uitgifte van openbaar groen zal alleen plaatsvinden als daarmee de uitstraling van de stad en de rest van het openbaar groen verbeterd kan worden, doordat bijvoorbeeld het straatbeeld wordt verfraaid, de samenhang wordt versterkt of het onderhoud kan worden verbeterd.
In het plangebied hebben de bestaande structuurbepalende groengebieden van Houthaven een groenbestemming gekregen. Door deze gebieden zo te bestemmen behouden ze hun uitstraling en blijven ze van waarde voor de uitstraling van het openbaar gebied. De kleinere groenstroken op de bedrijventerreinen zijn opgenomen in de verkeersbestemmingen, omdat deze niet bepalend zijn voor de groenstructuren in het plangebied en ze eenvoudig opgenomen kunnen worden in deze verkeersbestemmingen.
3.3.8 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan
Het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan 2011-2020 "Schiedam duurzaam bereikbaar" (GVVP) is in 2011 vastgesteld. In het GVVP wordt beschreven op welke wijze de gemeente zich de komende jaren wil inzetten om haar strategische positie in de Zuidvleugel van de Randstad te behouden en te versterken en hoe het lokale bereikbaarheidsbeleid wordt vormgegeven om bij te dragen aan een vitale stad, waar het goed leven is. Gekozen is voor duurzame bereikbaarheid, goed voor mens, economie en milieu en voor langere tijd een oplossing biedend.
Langs de Nieuwe Maas is sprake van een aantal ontwikkelingen: Rotterdam Stadshavens, Merwehaven en Vierhavengebied, een mogelijke nieuwe stadsbrug naar Rotterdam Zuid, herstructurering van de Wiltonhaven en Vijfsluizen (m.n. Vlaardingen), terwijl op termijn de herontwikkeling van de Wilhelminahaven in Schiedam wordt voorzien. Mede gelet op deze ontwikkelingen is het wenselijk de route langs de zuidkant van de stad, die nu loopt langs Van Deventerstraat, Nieuw Mathenesserstraat, Maasdijk, Havendijk, Westfrankelandsedijk en Vlaardingerdijk, meer ruimtelijke samenhang te geven en om te vormen tot Havenroute. Andere wegen, zoals de ontsluitingsstructuur van de Schiedamse havens, sluiten dan aan op deze route. Bij de verdere ontwikkeling van deze route wordt bijzondere aandacht gevraagd voor de omgeving van de snelwegaansluiting bij Vijfsluizen (Schiedam West). Daarnaast heeft de Stadsregio het plan om de P&R functie nabij metrostation Vijfsluizen sterk uit te breiden. Bij de vormgeving van de Havenroute dient tevens rekening te worden gehouden met de wens tot realisering van een hoogwaardige OV-verbinding langs deze corridor.
Het gedeelte van de Havenroute gelegen tussen de Havendijk en de Willem de Zwijgerlaan bevindt zich binnen het plangebied. De overige delen van de Havenroute (Westfrankelandsedijk en Vlaardingerdijk) bevinden zich net buiten het plangebied. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor realisatie van deze plannen, welke de bereikbaarheid van het plangebied zullen verbeteren.
3.3.9 Kadernota Parkeerbeleid
De parkeerproblematiek in Schiedam is in de Kadernota Parkeerbeleid 2009-2013 (2009) integraal geanalyseerd. De nota is een stedelijk beleidsplan met een doorvertaling naar de verschillende wijken en bedrijventerreinen. Het parkeerbeleid in de nota omvat zeven stedelijke hoofdpunten, die binnen een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden worden geplaatst. Hierbij is rekening gehouden met gerelateerde beleidsterreinen. Voor de bedrijventerreinen is op hoofdlijnen aangegeven hoe dit beleid in de specifieke problematiek van die terreinen kan worden uitgevoerd. Tenslotte is een uitvoeringsplan op hoofdlijnen opgenomen, waarin de voorgestelde maatregelen worden ingedeeld in maatregelen die op korte- of middellange termijn kunnen worden uitgevoerd, maatregelen die samenwerking met andere partijen vereisen en maatregelen waarvoor nog nader onderzoek nodig is. Het parkeerbeleid wordt op basis van het GVVP gecontinueerd voor de periode tot 2020.
In de kadernota wordt geconstateerd dat het beleid om op Vijfsluizen parkeren alleen op eigen terrein toe te staan leidt tot een beperking van de uitwisselingsmogelijkheden en extra drukte op het parkeerterrein van het metrostation Vijfsluizen. De parkeercapaciteit bij het metrostation is daarom uitgebreid. Deze uitbreiding is bedoeld voor reizigers per openbaar vervoer. De parkeervoorzieningen bij het metrostation zijn dan langer te gebruiken als overloop voor het parkeren door werknemers op het bedrijventerrein.
Ten aanzien van de Schiedamse bedrijventerreinen wordt in algemene zin geconstateerd dat het parkeren (veel) ruimte inneemt. Dit vormt een belemmering voor het optimaal benutten van de ruimte en van de uitstraling van de terreinen. Voor bedrijventerreinen liggen er kansen om de uitstraling en de benutting te vergroten door het parkeren anders te ordenen door bijvoorbeeld het concentreren van parkeervoorzieningen in collectieve en/of openbare parkeervoorzieningen (garages). De parkeerruimte bij het bedrijf op eigen terrein kan dan beperkt blijven tot de benodigde parkeerruimte voor de bedrijfsauto's. Eventuele parkeerplaatsen op straat zijn dan uitsluitend bedoeld voor bezoekers. Parkeervoorzieningen bij bedrijven kunnen eventueel worden omgezet in bedrijfsruimte. Samen met vertegenwoordigers van de bedrijventerreinen wordt bepaald waar deze aanpak wenselijk is en kans van slagen heeft.
Dit bestemmingsplan vormt geen beperking voor herinrichting van het openbaar gebied ten behoeve van het realiseren van extra parkeercapaciteit, in samenhang met groenvoorzieningen. Dit bestemmingsplan beoogt echter niet de bestaande parkeersituatie op Vijfsluizen en Wilhelminahaven te veranderen. Voor Vijfsluizen zijn afspraken gemaakt in de erfpachtcontracten over parkeren op eigen terrein. Dit beleid verandert niet. Voor de Wilhelminahaven geldt dat het parkeren deels op eigen terrein en deels op de daarvoor bestemde parkeervakken langs de hoofdweg wordt opgelost.
3.3.10 Hoogbouwvisie Schiedam
In 2008 is de Hoogbouwvisie Schiedam vastgesteld. De grootstedelijke opgave waar Schiedam voor staat richt zich minder op verdere stedelijke uitbreiding en meer op stedelijke herontwikkeling en herstructurering binnen haar gemeentegrenzen. Bij deze stadsvernieuwing komt regelmatig de wens tot hoogbouwinitiatieven vanuit de markt naar voren. De nota is bedoeld om de vraag naar hoogbouw te structureren. Het buitendijks gebied van Schiedam, waaronder Vijfsluizen, Wiltonhaven en Wilhelminahaven vallen, wordt belicht als een kansrijk gebied voor hoogbouw. Over de zone „buitendijks” wordt onder meer bepaald dat hoogbouw, enerzijds als middel om hogere dichtheden te halen, anderzijds als verschijningsvorm om qua maat en schaal een antwoord te kunnen geven op de grootschalige omgeving, een uitgelezen kans lijkt in deze zone met als resultaat een hoogstedelijk woon- en werkmilieu in een havengebied.
3.3.11 Detailhandelsnota
In 2009 is de 'Detailhandelsnota 2010-2020' vastgesteld. De nota tracht door middel van een onderlinge afstemming tussen de winkelgebieden en geplande ontwikkeling een sterk detailhandelsapparaat op te bouwen met als doel te komen tot een evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur voor de consument waarin de markt met vertrouwen durft te investeren.
Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie. Wel zijn enkele grote aanbieders aanwezig op bedrijventerreinen (elektronica, bouwmarkten). Vanwege het grote aanbod in de omgeving (o.a. Alexandrium III, Ikea Delft) is er geen aanleiding om dit aanbod in de periferie substantieel uit te breiden. Wel is concentratie van winkels in volumineuze branches (bouwmarkten, woninginrichting, tuincentra) gewenst. Voor de hand ligt om concentratie na te streven op bedrijventerrein 's-Graveland waar momenteel het grootste deel van het aanbod is gevestigd. Hierdoor kunnen de winkels meer van elkaars nabijheid profiteren en worden de eventuele negatieve effecten als forse toename van het verkeer en strengere milieunormen voor overige bedrijven op het bedrijventerrein beperkt.
In het bestemmingsplan wordt detailhandel beperkt tot de bestaande detailhandelsvestigingen. Deze worden op de verbeelding door middel van de aanduidingen 'detailhandel' en 'detailhandel volumineus' aangeduid. Hiermee wordt voorkomen dat elders in het plangebied nieuwe detailhandel wordt gerealiseerd. Het uitvoeren van detailhandelsactiviteiten ondergeschikt aan de op het terrein toegelaten bedrijfsactiviteiten is onder voorwaarden toegelaten.
3.3.12 Nota Horecabeleid
In 2008 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012' vastgesteld. Op grond van deze nota wordt getracht een goede balans te bereiken tussen horeca als belangrijke economische functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie, zodat negatieve effecten van de horeca kunnen worden voorkomen. De strategie om deze balans te bereiken zag oorspronkelijk op het consolideren van horeca in woonwijken (geen nieuwe bedrijven en geen uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven) en het aangeven van de (on)wenselijkheid van de verschillende typen horecabedrijven in het centrum. Met de herziening van het horecabeleid in 2008 is de nadruk meer komen te liggen op het sociaal-recreatieve aspect van horeca en het meer toelaten van horeca, vooral waar dit aansluit op nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt blijft daarbij dat het woon- en leefmilieu behouden blijft waarbij de belasting en overlast voor de omgeving en omwonenden beperkt blijft.
Algemene uitgangspunten horecabeleid
Het (herziene) horecabeleid stelt dat bepaalde typen winkelbedrijven, zoals bakkerijen, slagerijen, viswinkels en koffie- en theewinkels de behoefte hebben om naast de verkoop van levensmiddelen ook kleinschalige horeca-activiteiten te ondernemen. Gezien het geringe overlastrisico dat winkels (o.a. vanwege de winkeltijden en het niet mogen schenken van alcoholhoudende drank) opleveren en de overige van toepassing zijnde regelgeving kan nog flexibeler worden omgegaan met dergelijke initiatieven. Dit geldt eveneens voor het kleinschalig verschaffen van logies.
In het plangebied bevinden zich geen winkels, waardoor bovenstaande algemene uitgangspunten niet vertaald worden in de planregels door ondergeschikte lichte horeca bij detailhandel toe te laten. Het hebben van een bed-and-breakfast is als aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteit toegelaten binnen de woonbestemming.
Gebiedsgerichte uitgangspunten
In het gebied Vijfsluizen wordt nagenoeg niet gewoond. Er bevinden zich hoofdzakelijk dienstverlenende bedrijven van diverse grootte en enige industrie. De nieuwe invulling van het bedrijventerrein Vijfsluizen is afgerond. Waar voorheen de scheepswerf Wilton-Feijenoord was gevestigd, wordt nu een groot aantal dienstverlenende bedrijven geëxploiteerd. Het terrein ligt relatief ver van winkels of horecabedrijven. Om de werknemers te faciliteren is het toegestaan dat zich in dit gebied maximaal 2 nieuwe verstrekkers van kleine etenswaren vestigen met openingstijden tot maximaal 22.00 uur. Latere openingstijden zijn niet nodig omdat het terrein in de avonduren niet of nauwelijks meer bevolkt is. Vanwege de nabijheid van eet- en drinkgelegenheden op het Rubensplein en omgeving zijn cafés en restaurants in dit gebied niet noodzakelijk/wenselijk. Uitbreiding van deze categorieën is niet noodzakelijk/wenselijk.
In het bestemmingsplan wordt horeca beperkt tot de huidige locaties op de bedrijventerreinen door middel van de aanduidingen 'horeca'. Voor het braakliggende perceel op de hoek van de Vlaardingerdijk en de Karel Doormanweg geldt een wijzigingsbevoegdheid waarmee horeca op deze locatie mogelijk kan worden gemaakt.
3.3.13 Nota Architectuur & Welstand
In november 2003 heeft de gemeente Schiedam de Nota Architectuur & Welstand vastgesteld. In deze nota zijn voor alle wijken in Schiedam de architectonische en stedenbouwkundige kenmerken beschreven. Het welstandsbeleid dat betrekking heeft op industrieterreinen is er op gericht om te voorkomen dat zogenaamde “blikken dozen” worden gebouwd. Bedrijfsgebouwen moeten zijn voorzien van een duidelijk herkenbare plint en beëindiging c.q. dakrand. De naar het openbare gebied gekeerde gevels moeten zijn opgebouwd uit meerdere componenten en geledingen om te bevorderen dat interessante architectuur ontstaat. De nota wordt momenteel herzien.
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.
4.1 Waterparagraaf
Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is de 'Waterparagraaf Havens' opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 1 november 2012 aangegeven in te kunnen stemmen met deze waterparagraaf. De volledige waterparagraaf 'Waterparagraaf bestemmingsplan Havens' is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Rijkswaterstaat heeft, als waterbeheerder van de Nieuwe Maas, aangegeven geen op- of aanmerkingen te hebben.
In deze waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het doel van de waterparagraaf is het vastleggen en behouden van de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan, zoals oppervlaktewater en waterkeringen. Daarnaast wordt stilgestaan bij de randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en de waterafvoer.
4.2 Bodem
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen. In het kader van dit bestemmingsplan is door de gemeente Schiedam een milieu-hygiënisch bodemadvies opgesteld.
4.2.1 Bodemkwaliteit
Voordat het havengebied ontwikkeld kon worden, diende het eerst te worden opgehoogd, aangezien dit gebied bestond uit buitendijks gelegen schorren en slikken die regelmatig onder water liepen. Rond 1909 werd gestart met de ontwikkeling van het havengebied. Hierbij is grond en materiaal dat vrijkwam bij het graven van de Waalhaven in Rotterdam aangebracht in het Schiedamse havengebied. Na het opspuiten van het havengebied zijn in 1916 de Wilton- en Wilhelminahaven gegraven. Ook hierbij zal vrijgekomen grond en materiaal weer in het Schiedamse havengebied zijn hergebruikt. De Wilhelminahaven is in een later stadium nog verder uitgebreid.
Mede door deze menselijke activiteiten is de grond binnen het gehele plangebied bijgemengd met bodemvreemd materiaal en worden gemiddeld matig verhoogde gehaltes gemeten aan stoffen als zware metalen en PAK (teerachtige stoffen). Deze gemiddelde bodemkwaliteit levert geen directe risico's op voor de volksgezondheid en het milieu bij een bodemgebruik als 'bedrijfsterrein', 'verkeer of infra' en voor '(extensief) groen'. Deze gemiddelde bodemkwaliteit is niet geschikt voor een bodemgebruik als 'wonen', 'natuur' en 'volkstuinen en recreatie', hetgeen betekent dat bij herinrichting naar dit (gevoeliger) gebruik altijd bodemonderzoek moet worden uitgevoerd of er geen (aanvullende) sanerende maatregelen moeten worden getroffen.
Binnen het plangebied zijn deelgebieden aanwezig waar zware metalen en PAK zijn gemeten in gehaltes boven de saneringsnorm. Afhankelijk van het soort bodemvreemd materiaal waarmee de bodem is bijgemengd is de grond plaatselijk ook verontreinigd geraakt met asbest. Een aantal van deze deelgebieden zijn gesaneerd door middel van een aangebrachte 'schone(re)' leeflaag (met een dikte variërend tussen 0,5 en 1,0 meter) of een gesloten verharding. Voor deze terreinen geldt de gebruiksbeperking dat deze leeflaag of gesloten verharding in stand gehouden moet worden. Deze beperkingen zijn per perceel kadastraal geregistreerd.
4.2.2 Puntbronnen
In nagenoeg het gehele plangebied vonden in het verleden bodembedreigende activiteiten of productieprocessen plaats. De kans op het aantreffen van een puntbron gerelateerde bodemverontreiniging in het havengebied is daarom substantieel. In het gebied bevinden of bevonden zich veel ondergrondse brandstoftanks. Als gevolg van deze puntbronnen staan in het gemeentelijke Bodeminformatiesysteem (Squit XO) diverse bodemverontreinigingen geregistreerd, variërend van kleine plaatselijke spots tot gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Verontreinigende stoffen die voornamelijk als gevolg van deze puntbronnen in grond en grondwater voorkomen zijn aromaten en minerale olie. De meest omvangrijke en/of risicovolle bodemverontreinigingen doen zich voor op de percelen aan de Admiraal de Ruyterstraat 27-33 en het slibdepot aan de Nieuwe Waterwegstraat.
4.2.3 Sanerende maatregelen
Voor een omgevingsvergunning, voor afwijking van het bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of beëindiging van erfpacht, bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente of bij (andere) voornemens tot grondverzet, is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek wordt uitgeoefend conform de NEN 5740 en, indien van toepassing, de NTA 5755 voor nader onderzoek. Tijdens dit onderzoek dient tevens een uitspraak te worden gedaan in hoeverre de bodem verdacht is op het voorkomen van asbest. Indien daarvan sprake is, dient tevens conform de NEN 5707 te worden vastgesteld in hoeverre de bodem verontreinigd is met asbest.
Indien de interventiewaarden worden overschreden kunnen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht). Op grond van het huidige saneringsbeleid dienen bouwplannen (en de daarbij te voeren dieptematen) en saneringsplannen zodanig op elkaar te worden afgestemd dat:
- het saneren van mobiele verontreinigingen (met bijvoorbeeld olie en oplosmiddelen) gericht is op het zoveel mogelijk wegnemen van bron en verontreiniging tot een kleine stabiele restverontreiniging, en;
- het saneren van immobiele verontreinigingen (bijvoorbeeld zware metalen en PAK) gericht is op het voorkomen van contactmogelijkheden, hetgeen kan worden gerealiseerd door het aanbrengen van een leeflaag van geschikte kwaliteit of een gesloten verharding (zoals een betonvloer).
Bij afvoer van grond moet rekening gehouden worden met relatief hoge kosten voor verwerking (stort en/of reinigen). Indien het alleen verontreinigingen van immobiele aard betreft, is het aan te bevelen om binnen de saneringslocatie zoveel mogelijk te herschikken op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Hierbij geldt het 'standstill'-principe dat de algehele bodemkwaliteit niet verslechtert.
4.2.4 Gebruiksbeperkingen
Op bepaalde percelen waar een besluit is genomen op grond van de Wet bodembescherming kan tevens van rechtswege (vanwege dat besluit) sprake zijn van een beperking van het bodemgebruik. Deze beperkingen zijn geregistreerd in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Veelal betekenen deze beperkingen (het in stand houden van de aangebrachte duurzame afdeklaag of leeflaag) dat herinrichting of grondverzet gepaard dient te gaan met een bodemsanering. Tevens kan de beperking bestaan uit het feit dat de eigenaar bepaalde (na)zorgmaatregelen dient te treffen dan wel nazorgvoorzieningen in stand dient te houden.
4.2.5 Bodembeheer
Het veroorzaken van bodemverontreiniging dient terstond te worden gemeld bij het bevoegd gezag Wet bodembescherming (buiten inrichtingen) of het Activiteitenbesluit (binnen inrichtingen). In beginsel dient de veroorzaker in het kader van zijn/haar zorgplicht de oorspronkelijke bodemkwaliteit volledig te herstellen.
Voor hergebruik van grond of terugsaneerwaarden geldt binnen het bestemmingsplan Havens gebiedsspecifiek bodembeleid. Deze is vastgelegd in de Nota bodembeheer Schiedam 2010. In deze Nota is vastgelegd dat bij de uitvoering van een bodemsanering moet worden teruggesaneerd tot bepaalde stofgehaltes en dat in toe te passen grond en bagger bepaalde stofgehaltes niet mogen worden overschreden. Deze stofgehaltes zijn gebaseerd op het bodemgebruik in relatie tot risico's bij blootstelling (contact, digestie, etc.) en aan de gemeten achtergrondgehaltes van die stoffen in een gebied.
Toepassingen van grond of bagger die op basis van het generieke beleid uit het Besluit bodemkwaliteit door mogen gaan voor 'grootschalig', om zodoende grond te mogen toepassen van slechtere kwaliteit dan die van de ontvangende bodem, zijn op grond van de Nota bodembeheer niet toegestaan.
Als door het bevoegd gezag wordt vastgesteld dat bij het huidige dan wel het voorgenomen gebruik sprake is van risico's voor milieu, mens, plant of dier, dienen, ongeacht een voornemen tot bouw of herinrichting, spoedige sanerende maatregelen te worden getroffen. Het bevoegd gezag legt in een beschikking het tijdstip van saneren vast en/of bepaald welke (tijdelijke) beveiligingsmaatregelen tot het moment van saneren getroffen dienen te worden.
4.3 Flora En Fauna
4.3.1 Soortenbescherming
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Uitgangspunt voor de Flora- en faunawet is het "nee-tenzij"-principe. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden nagegaan of de wet uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.
Aan de hand van een literatuuronderzoek en globaal veldonderzoek is door afdeling Beheer en openbare ruimte van de gemeente Schiedam een flora- en faunaparagraaf opgesteld voor het plangebied. De volledige rapportage van het literatuur- en veldonderzoek 'Flora- en faunaparagraaf bestemmingsplan Havens' (Cluster Stedelijke Ontwikkeling, afdeling beheer en openbare ruimte, d.d. 27 maart 2012) is als bijlage bij het plan gevoegd.
Opgemerkt wordt dat het onderzoek een momentopname betreft. Met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde planten en dieren nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Het plangebied is in enige mate geschikt als biotoop voor beschermde flora en fauna. Binnen het plangebied worden meerdere beschermde soorten, extra beschermde soorten en soorten van de rode lijst aangetroffen. Aangezien er meerdere soorten beschermde flora en fauna en / of soorten van de rode lijst zijn aangetroffen dienen de wettelijke voorschriften tot zorgvuldig handelen, de compensatieplicht en zorgplicht zoals omschreven in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen.
Op grond van deze rapportage en het bijbehorend onderzoek worden de volgende conclusies getrokken:
- Het plangebied maakt geen onderdeel uit en is niet gelegen in de nabijheid van natuur- of groengebieden met een wettelijk beschermde status of ecologische verbindingszones (EHS, PEHS). Er is daarom geen sprake van een regionale ecologische betekenis van het plangebied.
- De groenstructuren maken grotendeels geen deel uit van de stedelijke ecologische structuur.
- Binnen het plangebied ligt één groenstructuur welke onderdeel uitmaakt van de stedelijke ecologische structuur en is beschermd via bestemmingsplan de Groene Long. Het betreft hier een deel van het oostelijke talud van de Westfrankelandsedijk ter hoogte van de Houthavens.
- Binnen het plangebied worden meerdere biotopen aangetroffen welke potentieel geschikt zijn voor beschermde vaatplanten, mossen, korstmossen, paddenstoelen, vogels, zoogdieren, insecten en vissen.
- Er zijn actuele gegevens beschikbaar met betrekking tot het voorkomen van beschermde soorten vaatplanten, vogels en zoogdieren binnen het plangebied. Aangezien er meerdere soorten beschermde flora en fauna en / of soorten van de rode lijst zijn aangetroffen binnen het plangebied dienen de wettelijk voorschriften tot zorgvuldig handelen, de compensatieplicht en de zorgplicht in acht te worden genomen.
4.3.2 Gebiedsbescherming
De gebiedsbescherming is geïmplementeerd in de Natuurbeschermingswet 1998 en omvat de Natura 2000-gebieden. In de Natura 2000-gebieden zijn de beschermde natuurmonumenten alsmede de gebieden met de status Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied opgenomen. Globaal kan gesteld worden dat de gebiedsbescherming gericht is op de bescherming van de waarden waarvoor een gebied is aangewezen. Deze bescherming is gebiedspecifiek, maar kent wel de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat ook handelingen buiten het beschermde gebied niet mogen leiden tot verlies aan kwaliteit in het beschermde gebied.
Op grond van artikel 19j, tweede lid van de Natuurbeschermingswet geldt voor plannen welke niet direct verband houden met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die afzonderlijk of in combinatie met andere plannen significante gevolgen kunnen hebben op het desbetreffende gebied dat een passende beoordeling van de gevolgen voor het gebied vereist is. Gekeken is naar de vereiste van een dergelijke passende beoordeling gelet op enige in de ruime omgeving van het plangebied gelegen Natura 2000-gebieden.
Afbeelding 7 - Ligging Natura-2000 gebieden
In de ruimte omgeving van het plangebied bevinden zich de volgende Natura 2000-gebieden:
- Oude Maas, ruim 5 kilometer ten zuiden van het plangebied;
- Kinderdijk Boezems, 16 kilometer ten oosten van het plangebied;
- Oudeland van Strijen, 16 kilometer ten zuiden van het plangebied;
- Solleveld & Kapittelduinen, 18 kilometer ten oosten van het plangebied;
- Voornes Duin, 19 kilometer ten westen van het plangebied.
De afstand tussen het plangebied en de Natura 2000-gebieden is aanzienlijk, waardoor geen sprake is van een directe werking en alleen sprake is van een mogelijke externe werking (licht, geluid of stikstofdepositie). Tussen het plangebied en deze gebieden bevinden zich diverse licht- en geluidbronnen van wegen, woon- en werkgebieden. Enige significante effecten van het plangebied op deze gebieden als gevolg van licht en geluid zijn daardoor uitgesloten. Dit geldt eveneens voor enige significante invloed ten gevolge van stikstofdepositie gelet op deze afstanden, alsmede het feit dat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt. Met betrekking tot stikstofdeposities in deze gebieden geldt aanvullend:
- Het gebied Boezems Kinderdijk is van belang vanwege de aanwezigheid van de noordse woelmuis, broedvogels (purperreiger, porseleinhoen, zwarte stern, snor) en niet-broedvogels (smient, krakeend en slobeend). Het gebied is niet aangewezen voor habitattypen. Negatieve effecten door externe werking op stikstofgevoelige habitattypen zijn daarom voor dit gebied niet aan de orde.
- Negatieve effecten zijn er evenmin op het gebied Oudeland van Strijen omdat aldaar geen stikstofgevoelige leefgebieden voorkomen van vogelsoorten met een instandhoudingsdoelstelling.
- In het gebied Oude Maas zijn geen stikstofgevoelige habitattypen of soorten met een instandhoudingsdoelstelling aanwezig. De actuele stikstofdepositie (1550 mol N/ha/jaar; 2010) ligt daarbij ver benden de kritische depositiewaarde van 2410 mol N/ha/jaar.
- De gebieden Solleveld & Kapittelduinen en Voornes Duin liggen op grote afstand van het plangebied en tegen de heersende windrichting in. De activiteiten in het plangebied hebben gelet hierop, alsmede het beperkte aandeel van industrie (1%) op de totale depositie in deze gebieden, geen significant effect op de stikstofdepositie in deze gebieden.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk welke significante gevolgen kunnen hebben voor enige in de ruimte omgeving gelegen Natura 2000-gebieden. Een passende beoordeling van de gevolgen voor deze gebieden is derhalve niet vereist.
4.4 Externe Veiligheid
4.4.1 Algemeen
Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:
- het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
- het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.
Kwetsbare objecten, zoals woningen, zijn niet toegestaan binnen de 10-6 contour van het PR:
- rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
- langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
Op 10 juli 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 vastgesteld. In deze visie is invulling gegeven aan de beleidsvrijheid inzake de verantwoording van het GR. In de visie is aangegeven op welke wijze de gemeente plannen en/of projecten welke gevolgen hebben voor de externe veiligheidssituatie beoordelt en verantwoordt.
4.4.2 Risicobronnen
Voor dit bestemmingsplan heeft de DCMR Milieudienst Rijnmond de externe veiligheidsaspecten voor het plangebied in kaart gebracht. De volledige notitie is als bijlage 3 bij de toelichting gevoegd.
4.4.3 Verantwoording groepsrisico
Voor het plangebied geldt dat sprake is van twee voor het groepsrisico relevante risicobronnen, het transport van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A4 en het transport over de Nieuwe Maas. Het groepsrisico ten gevolge van de A4 is laag. Voor het vervoer over de Nieuwe Maas geldt dat deze overeenkomstig het Basisnet Water de oriëntatiewaarde niet zal overschrijden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk welke een substantiële toename van de personendichtheid binnen het plangebied tot gevolg heeft. Het groepsrisico zal ten gevolge van dit bestemmingsplan dan ook niet toenemen.
De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Het advies (adviesnr. 3816/031, d.d. 11 januari 2013) is als bijlage 4 bijgevoegd. Geadviseerd wordt de herontwikkeling of nieuwbouw binnen een afstand van 35,0 meter uit de A4 en het bedrijfsperceel van Argos Storage B.V. of binnen een afstand van 40,0 meter uit de Nieuwe Maas zodanig te construeren dat in geval van een (dreigende) plasbrand aanwezigen de tijd en gelegenheid hebben om van de risicobron af te kunnen vluchten. Daarbij dienen de naar de risicobron gerichte gevels of glasoppervlakken bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux van meer dan 15 kW/m². Het bestemmingsplan biedt de bevoegdheid om met betrekking tot de vluchtmogelijkheden en de brandwerendheid- en bestendigheid, uit het oogpunt van externe veiligheid, nadere eisen of voorwaarden te stellen indien wordt gebouwd binnen de door de VRR benoemde zones (zie artikel 5.3 en artikel 21.3).
Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is gekeken naar de consequenties van het bestemmingsplan op het groepsrisico. Gezien het lage groepsrisico, de beperkte toename daarvan en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om op locaties met een verhoogd risico nadere eisen of voorwaarden te stellen is de gemeente Schiedam van mening dat uitvoering van het bestemmingsplan op een verantwoorde wijze plaats kan vinden.
4.5 Geluid
Met betrekking tot het aspect geluid worden het wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en de industrie als potentiële geluidsbronnen onderscheiden. Op grond van de Wet geluidhinder, en voor vliegverkeer de Luchtvaartwet en Wet luchtvaart, geldt voor deze geluidsbronnen een voorkeursgrenswaarde waar woningen en anderen geluidgevoelige objecten aan moeten voldoen. Voor de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen één of meerdere van deze zones is een akoestisch onderzoek vereist, waaruit de geluidsbelasting op de gevel blijkt. De verschillende geluidsbronnen welke van invloed zijn op het plangebied worden in het navolgende beschreven. Dit geldt niet voor het vliegverkeerlawaai aangezien het plangebied ruimschoots buiten de 35 Ke-contour van Rotterdam The Hague Airport is gelegen.
4.5.1 Industrielawaai
4.5.2 Wegverkeerslawaai
De Westfrankelandsedijk, Vlaardingerdijk en alle op het bedrijventerrein gelegen wegen zijn gezoneerde wegen als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Dit geldt ook voor de op de Westfrankelandsedijk aansluitende en buiten het plangebied gelegen Havendijk en Willem de Zwijgerlaan. De rijksweg A4, gelegen aan de westzijde van het plangebied, is eveneens een gezoneerde weg. De buurtontsluitingswegen ter plaatse van het bouwproject aan de oostzijde van de Houthaven zijn bestaand of geprojecteerd 30 km/h-gebied, welke op grond van de Wet geluidhinder niet gezoneerd zijn. Binnen de wettelijke geluidzones voor het wegverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
4.5.3 Railverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle spoorwegen geluidszones. Het noordoostelijke deel van Vijfsluizen is gelegen binnen de geluidzone behorende bij (het bovengrondse deel van) het metrotracé Schiedam-Spijkenisse (traject 622). Op grond van de Regeling zonekaart spoorwegen geldt voor dit traject een geluidzone van 100 meter aan weerszijden van het spoor. Binnen de geluidzone voor het railverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt.
4.6 Luchtkwaliteit
Luchtkwaliteitseisen worden benoemd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). Centraal staat een gebiedsgerichte aanpak via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Deze programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen, zodat de luchtkwaliteit verbetert en gewenste ontwikkelingen in de ruimtelijke ordening door kunnen gaan.
Het NSL is een samenwerkingsprogramma van het Rijk, de provincies en gemeenten om samen de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd tot 1 augustus 2014. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in AMvB's en ministeriële regelingen:
- een belangrijk nieuw aspect is de AMVB "niet in betekenende mate" (nibm). Dit betekent dat als een project minder dan 3% van de grenswaarde voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, het project doorgang kan vinden. Deze projecten hoeven niet te worden getoetst aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren;
- projecten die wel "in betekende mate" (ibm) bijdragen zijn vaak al opgenomen in het NSL. Het NSL is er op gericht om overal de Europese grenswaarden te halen. Daartoe is een pakket aan maatregelen opgenomen in het NSL, zowel (generieke) Rijksmaatregelen als locatiespecifieke maatregelen van gemeenten en provincies. Dit pakket aan maatregelen zorgt ervoor dat alle negatieve effecten van de geplande ruimtelijke ontwikkelingen ruim worden gecompenseerd;
- als een project ibm is en niet is opgenomen in het NSL, kan projectsaldering worden toegepast. Dit is uitgewerkt in de ministeriële regeling "projectsaldering luchtkwaliteit 2007". Dit betekent dat bij het project 'onlosmakelijke maatregelen' worden genomen die de luchtkwaliteit verbeteren / niet verslechteren, of projectsaldering wordt toegepast. Saldering dient plaats te vinden in een gebied dat een functionele of geografische relatie heeft met het plangebied;
- daarnaast is op 15 januari 2009 de AMvB Gevoelige bestemmingen in werking getreden. Hierin is vastgelegd dat als een bestuursorgaan voornemens is om nieuwe gevoelige bestemmingen (zoals scholen, kinderopvang, bejaarden-, verzorgings- en verpleeghuizen) binnen 300 meter van een rijksweg of binnen 50 meter van een provinciale weg te realiseren, eerst onderzocht moet worden of op die locatie sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden van PM10 en/of NO2.
Binnen het plangebied zijn er geen projecten die zijn opgenomen in het NSL. Omdat dit bestemmingsplan een conserverend plan is, worden geen projecten verwacht die het label ibm zullen krijgen. De AMvB Gevoelige bestemmingen is voor dit bestemmingsplan niet van toepassing.
4.7 Milieuhinder Bedrijvigheid
4.7.1 Milieuzonering
4.7.2 Geur
Met betrekking tot geur is de provinciale “Geuraanpak kerngebied Rijnmond” van toepassing. Het beleid streeft er naar om door middel van het toepassen van de beste beschikbare technieken te komen tot een situatie waarbij op de terreingrens geen geur afkomstig van een inrichting waarneembaar is (maatregelenniveau I). Het beleid laat ruimte een lager maatregelenniveau vast te leggen waarbij geen geur wordt waargenomen bij een geurgevoelige locatie (maatregelenniveau II) of geen geuroverlast wordt veroorzaakt bij een dergelijke locatie (maatregelenniveau III). Het op een inrichting van toepassing zijnde maatregelenniveau wordt in de voor een inrichting geldende milieuvergunning (als voorwaarde) gesteld.
Grondregel is dat geen sprake mag zijn van geurwaarneming en geurhinder. Een geuremissie van 1,0 ge/m³ als 98 percentiel wordt als toelaatbaar geacht, omdat de waargenomen geur bij een dergelijke immissie feitelijk als verwaarloosbaar kan worden beschouwd.
In het plangebied bevindt zich één bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten tot gevolg kunnen hebben dat geur waargenomen wordt in de omgeving. Dit is het bedrijf van Huisman Equipment B.V. aan de Admiraal Trompstraat 2. Direct ten noorden van dit bedrijf bevinden zich aan de Jan Evertsenweg enkele bedrijfswoningen. De meest nabij gelegen burgerwoningen liggen ongeveer 120 meter ten noorden van dit bedrijf aan de Julianalaan in de wijk West.
Bij besluit van 13 februari 1997 is Huisman Equipment BV een oprichtingsvergunning als bedoeld in de Wet milieubeheer verleend. In navolging hiervan is een aantal veranderingsvergunningen verleend. In de considerans van de vergunning van 18 september 2007 is overwogen dat het gebruik van verf en ontvetter door de activiteiten van het bedrijf niet leidt tot geurwaarneming buiten de inrichting. Uit nader onderzoek naar de geurimmissie (Peutz, rapportnr. FL 16125-6-RD, d.d. 27 juli 2010), in verband met de verhoging van de contstructieloods, is gebleken dat als gevolg van de straal- en spuitactiviteiten de geurimmissie ten opzichte van de vergunde situatie met maximaal 0,01 ge/m³ toeneemt ter plaatse van de nabijgelegen woningen. In de bestaande situatie is er geen sprake van geurhinder voor nabijgelegen woningen.
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Het plangebied behoudt een functie als bedrijven- en industrieterrein. Nieuwe geurgevoelige bestemmingen worden niet mogelijk gemaakt. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt in het plangebied welke effect hebben op het aspect geur. Het aspect geur vormt, mede gelet op de in het gebied toegepaste milieuzonering, geen belemmering voor realisering van het bestemmingsplan
4.8 Milieueffectrapportage
Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of MER-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).
Het plangebied, met name het deelgebied Wilhelminahaven, biedt plaats aan relatief zware, water- en havengebonden bedrijvigheid. Met dit bestemmingsplan wordt de vestiging van bedrijven die in het kader van de omgevingsvergunning (milieu) MER-(beoordelings)plichtig zijn uitgesloten. Het bestemmingsplan vormt hiermee niet het kader voor MER-(beoordelings)plichtige activiteiten, waardoor voor dit bestemmingsplan dan ook geen sprake is van een planMER-plicht.
Het bestemmingsplan kent een wijzigingsbevoegdheid welke het mogelijk maakt het bestemmingsplan te wijzigen en een activiteit welke MER-(beoordelings)plichtig is toe te laten in het plangebied, mits de activiteit blijkens een milieueffectrapportage ter plekke uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening en het voorkomen van nadelige effecten op het milieu acceptabel is. De aard van het voorliggende bestemmingsplan maakt het niet mogelijk nu reeds een inschatting te maken of en welke mer-(beoordelings)plichtige bedrijven zich in de toekomst in het plangebied zullen vestigen en op welke locatie. Tevens is niets bekend over de bedrijfsvoering van een dergelijk bedrijf (capaciteit productie, lay-out bebouwing, maatregelen om milieubelasting te voorkomen of beperken). Dergelijke activiteiten zijn om deze reden alleen toegelaten na wijziging van het bestemmingsplan in welke kader de effecten van de ontwikkeling op het milieu kunnen worden beoordeeld.
Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (onderdeel D 11.2 Besluit m.e.r.) en de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein (onderdeel D 11.3 Besluit m.e.r.) geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben.
- Voor het bestemmingsplan geldt dat geen sprake is van de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. De huidige juridisch-planologische kaders, op grond waarvan het gebied reeds als industrieterrein gebruikt mag worden, zijn bij dit bestemmingsplan als uitgangspunt genomen. De verouderde planregels zijn daarbij 'gemoderniseerd' en de bestaande situatie is positief bestemd op basis van milieuzonering ten opzichte van gevoelige bestemmingen. Het moderniseren van de planregels waarbij de mogelijkheden voor bedrijven voor zowel de toegelaten milieucategorieën als de toegelaten bebouwing worden beperkt kan niet worden aangemerkt als de wijziging van een industrieterrein als bedoeld in het Besluit m.e.r..
- Aan de noordzijde van deelgebied Vijfsluizen bevindt zich een kantorenzone. Binnen deze zone zijn nog twee vrije kavels waar een kantoor met één hoogte van 36 en één met een hoogte van 24 meter kan worden gerealiseerd. Een dergelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt als de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject. De bouw van twee kantoren blijft ruim onder de drempelwaarde van 100 hectare of 200.000 m². Gelet op de schaal van de kantoren, de situering op een goed ontsloten bedrijventerrein waar reeds kantoorbebouwing aanwezig is en de kenmerken van de potentiële effecten van een dergelijk project zullen geen belangrijke negatieve milieueffecten optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten, zoals deze eerder in dit hoofdstuk zijn opgenomen.
Geconcludeerd wordt dat voor het bestemmingsplan, mede gelet op de beperkende wijze van conserverend bestemmen en de beperkte omvang van de toegelaten kantorenontwikkeling, geen MER-(beoordelings)procedure conform het Besluit m.e.r. vereist is.
4.9 Energie En Duurzaamheid
De gemeente Schiedam geeft milieu en duurzaamheid een belangrijke plaats in bestemmingsplannen en bij de uitwerking van ruimtelijke projecten. Klimaatbeleid, duurzaam bouwen en cradle-to-cradle zijn hierbij speerpunten. Het streven is om duurzame bedrijventerreinen te realiseren, welke zich karakteriseren als een terrein waar vanuit locatiekeuze, ontwerp, inrichting, aanleg, uitgifte en beheer planmatig rekening wordt gehouden met mens en milieu. Deze aspecten vormen uitgangspunten bij de herontwikkelingen en/of transformatie van bedrijventerreinen. Het duurzaamheidsaspect wordt uitgewerkt in een aantal thema's. Deze thema's vormen de uitgangspunten van het vastgestelde gemeentelijk beleid, welke op zich veelal niet juridisch afdwingbaar zijn via het bestemmingsplan of enige andere regeling.
4.9.1 Verkeer en vervoer
De visie van de gemeente Schiedam op verkeer en vervoer voor de regio is weergegeven in het 'Deltaplan Duurzame Bereikbaarheid'. Hierin wordt een gecombineerde aanpak van beprijzing, mobiliteitsmanagement en versterking van het openbaar vervoer voorgesteld, die een structurele oplossing biedt voor de verkeersproblematiek in de hele regio.
Voor het gemotoriseerde verkeer worden de wegen veelal ingericht volgens de landelijke principes van Duurzaam Veilig. Dit houdt in dat het wegprofiel en de weginrichting worden afgestemd op het gebruik van deze weg. Een weg waar het verblijven centraal staat krijgt zo een ander karakter dan een weg op een bedrijventerrein waar de snelle afwikkeling van verkeer centraal staat. Door het toepassen van deze duurzaam veilige weginrichting is het voor de weggebruiker duidelijk welk gedrag er van hem verwacht wordt en wordt hij 'gestuurd' in zijn routekeuze.
Uitgangspunten voor een duurzaam bedrijventerrein zijn het creëren van een snelle afwikkeling van groot transport, het bevorderen van langzaam verkeer en openbaar vervoer, het benutten van mogelijkheden om de automobiliteit terug te dringen en vooral de mogelijkheden binnen vervoersmanagement voor bedrijven (door middel van het uitvoeren van vervoersscans). Dit alles ter besparing van transportkilometers en -kosten, met als gevolg de vermindering van de verkeersemissies van fijnstof, NOx en CO2.
De bereikbaarheid en leefbaarheid van de Schiedamse havens kunnen worden verbeterd door toepassing van de volgende maatregelen:
- het stimuleren van branche- of gebiedsgerichte scans bij bedrijven;
- het verschuiven van lading van de weg naar het vervoer per schip (modal shift);
- verbeteren interne logistiek en ritplanning;
- het stimuleren van openbaar vervoer, langzaam verkeer (fietsvervoer, vrij liggende fietsroutes en fietsvoorzieningen) en collectief vervoer (vanpool/carpool);
- bedrijven te ondersteunen bij de implementatie van maatregelen;
- vervoersmanagement als onderdeel van parkmanagement;
- minimaliseren van het verhard oppervlak voor wegen en parkeerplaatsen;
- inrichten van inpandige parkeervoorzieningen en gebruik maken van eigen terreinen.
4.9.2 Klimaat en energie
De gemeente Schiedam heeft in de Nota Klimaatbeleid als doel gesteld dat in 2040 de uitstoot van broeikasgassen 80% lager is dan in 1990 (in 2020 30% lager). Terugdringen van broeikasgassen kan middels het besparen van energie en het inzetten van duurzame energiebronnen. De gemeente Schiedam maakt onderdeel uit van de stadsregionale Klimaatagenda waarbij de regiogemeenten een convenant hebben gesloten en samenwerken om in 2025 40% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Door verschillende samenwerkingsprojecten wordt hier invulling aan gegeven: zoals stimuleren en opleggen van maatregelen aan bedrijven, energieprestatie-afspraken met woningbouwcorporaties, warmte- en koudenetten, verduurzaming openbare verlichting.
In stadsregionaal verband is tevens een convenant gesloten met andere regiogemeenten om een bijdrage te leveren aan de doelstelling van het Rijk en de provincie aangaande de realisatie en opbrengst van duurzame energie door middel van windturbines. In het plangebied liggen twee studielocaties voor het plaatsen hiervan: 'Beneluxtunnel noord' en 'Oostelijk van Mammoet'.
4.9.3 Duurzaam bouwen
De energiezuinigheid in de gebouwde omgeving kan worden uitgedrukt in een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De gemeente Schiedam heeft hoge ambities voor deze EPC: bij nieuwbouw wordt gestreefd naar energieneutrale gebouwen. Dit alles is in lijn met het Convenant verbeteren energieprestaties nieuwbouw dat de gemeente met alle gemeenten van de Stadsregio heeft afgesloten, en waarbij ook wordt gestreefd naar een lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven.
4.9.4 Parkmanagement
Een hoge milieukwaliteit kan met name op bedrijfsniveau worden gerealiseerd en in mindere mate op inrichtingsniveau. Bij duurzame bedrijfsprocessen gaat het niet alleen om het duurzaam produceren (interne bedrijfsprocessen), maar ook om onderling samenwerken (externe bedrijfsprocessen). Parkmanagement geeft invulling aan een operationele samenwerking tussen het bedrijfsleven onderling en het bedrijfsleven en de overheid (gemeente, provincie) en draagt bij aan een duurzame ontwikkeling en beheer van bedrijventerreinen.
Naast uitwisseling van energie ter bevordering van energie extensivering, biedt parkmanagement ook mogelijkheden op het gebied van:
- integraal ketenbeheer, het sluiten van (stof)kringlopen en spaarzaam gebruik van natuurlijke grondstoffen;
- gezamenlijk gebruik van utilities en bedrijfsfuncties;
- bedrijfsgerichte commerciële dienstverlening, zoals collectieve terreinbeveiliging en collectief onderhoud van gebouwen, groen en openbaar gebied;
- collectieve inzameling, afvoer en koppeling van afvalstoffen en -stromen;
- gezamenlijk duurzaam energiebeheer;
- het combineren van vervoer van goederen en personen.
Door parkmanagement te introduceren op nieuwe of bestaande bedrijventerreinen, kan een bijdrage worden geleverd aan het zorgvuldig gebruik en inrichting van de beschikbare ruimte en het milieu. Ook bedrijven profiteren hiervan. Zaken collectief regelen leidt tot kostenbesparingen. Daarnaast zal een bedrijventerrein dat goed onderhouden wordt, ertoe bijdragen dat het vastgoed zijn waarde zal behouden. Om dit te waarborgen kan een parkmanagementorganisatie worden opgericht, waarin alle bedrijven in het plangebied (verplicht) participeren. Voor het bestemmingsplan Havens zijn als kansrijk aan te geven:
- collectieve afvalinzameling;
- postbus en postservice op het terrein;
- collectieve schoonmaakservice;
- vervoermanagement;
- collectief uitbesteden van onderhoud en beheer van gebouwen;
- collectief beheer openbare ruimte;
- collectief onderhoud groen;
- uitwisseling grondstoffen en restproducten.
4.10 Archeologie
Door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam is ten behoeve van het bestemmingsplan een archeologieparagraaf opgesteld.
4.10.1 Beleidskader
De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een 'archeologieparagraaf'.
Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid:
- te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
- te zorgen voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
- te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.
Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.
4.10.2 Bewoningsgeschiedenis
Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet in verschillende periodes (Afzettingen van Duinkerke 0-III). Op het veen werd in de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) gewoond. Op de Afzettingen van Duinkerke 0 en I kunnen bewoningssporen uit de Ijzertijd en Romeinse tijd voorkomen. Het gebied bevindt zich tussen de mondingen van de (voormalige) waterlopen Harg en Schie. De riviertjes dateren vermoedelijk uit de laatste eeuwen voor Christus. De kleiafzettingen in het gebied zullen deels afkomstig zijn van deze riviertjes en voor een deel van de Nieuwe Maas. Op dergelijke oever- en dekafzettingen werd in de Romeinse tijd en (Vroege) Middeleeuwen gewoond.
In het zuidwesten van het plangebied is in de ondergrond een belangrijk, voor de bewoningsgeschiedenis belangwekkend fenomeen aanwezig: een rivierduin. Het betreft het gebied tussen de Vulcaanhaven (net buiten het bestemmingsplangebied) en de Wiltonhaven. Het is één van de meest westelijk gelegen rivierduinen in Nederland, die zo'n 14.000-12.000 jaar geleden zijn gevormd en in de prehistorie (gedurende het Mesolithicum en Neolithicum, 7.700 tot 2.000 voor Christus) veelvuldig als verblijfplaats werden benut. Een aanwijzing voor bewoning op of bij dit rivierduin werd aangetroffen bij de Wiltonhaven. Hier werd, op 8 meter diepte bij de aanleg van een dokput in 1953-1954, een fragment van een pot gevonden, daterend uit 5.000 voor Christus.
In de 10e / 11e eeuw werd het (klei-op) veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering van het veen maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. Ten noorden van het plangebied ligt de (vermoedelijk) 12e-eeuwse Vlaardingerdijk. Tegen de Vlaardingerdijk werd in fasen vanaf de 14e eeuw het Oud- en Nieuw Westfrankenland en het Zuidergors bedijkt. Door het bestemmingsplangebied loopt de Frankenlandsedijk (nu Westfrankelandsedijk-Havendijk), die in de 17e eeuw werd aangelegd in de Gorzen voor het Frankenland. Ten zuiden daarvan ligt nog de 18e-eeuwse kade van het Zuidergors. Het hele plangebied is in de 20e eeuw sterk opgehoogd (tot 3,5 à 4,0 meter boven NAP) en ontwikkeld als haven- en industriegebied.
4.10.3 Archeologische verwachting
In het gehele bestemmingsplangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. Het gebied met een donk in de diepere ondergrond heeft een hoge archeologische verwachting voor bewoningssporen uit het Meso- en Neolithicum. De tracés van de dijken en kades met een strook ter weerszijden ervan zijn kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Nieuwe tijd.
4.10.4 Aanbevelingen
Uit het oogpunt van de bescherming van archeologische waarden gelden de navolgende regelingen:
- Voor het landdeel van het plangebied geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden vereist voor (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² én dieper dan 0,0 meter NAP.
- Voor het binnen de plangebied gelegen water geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde vereist voor (bouw)werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² én die dieper reiken dan de huidige onderwaterbodem.
De gronden van het bestemmingsplan hebben de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden welke de aanbevolen oppervlakte- en dieptematen overschrijden. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. De dubbelbestemming geldt niet ter plaatse van de woningbouwlocatie aan de oostzijde van de Houthaven. Voor deze locatie is in het kader van de vergunningprocedure een archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij geen archeologische waarden zijn aangetroffen.
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan 'Havens' heeft een overwegend conserverend karakter. Voor grote delen van het plangebied bestaan slechts beperkte mogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke en functionele ontwikkelingen. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat het plangebied (nagenoeg) is voltooid. Het bestemmingsplan is in eerste instantie gericht op het bieden van een actueel en eenduidig juridisch-planologisch kader voor het gehele plangebied. Inhoudelijk gaat het plan in op de bestemmingsregelingen voor bestaande bedrijventerreinen, openbaar gebied, voorzieningen, water-, groen-, en verkeersstructuren. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.
5.2 Doelstellingen
Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten moet worden op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is, zijn dan ook een belangrijke informatiebron bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast is ook de feitelijke situatie geanalyseerd. Dit was nodig omdat de geldende planregelingen uit de jaren '40 en '50 van de vorige eeuw dateren.
Naast de vigerende en feitelijke situatie, dient het plan ook te voldoen aan het geformuleerde beleid. Het plan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan niet strijdig is met de relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsstukken. In het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de mogelijke transformatie van het gebied rond de Wilhelminahaven in de periode na 2030 tot een gemengd gebied. Deze transformatie zal niet plaatsvinden gedurende de planperiode. De economische functie staat gedurende de planperiode centraal. Waar mogelijk is wel op een mogelijke transformatie ingespeeld bij het vaststellen van de toelaatbaarheid van de verschillende bedrijfscategorieën. Bij die toelaatbaarheid is uitgegaan van een interne / inwaartse zonering van het bedrijventerrein, waarmee een eerste stap is genomen in de richting van de transformatie van het gebied op de (middel)lange termijn.
Een ander doel is om het bestemmingsplan 'Havens' te baseren op de nieuwe standaardregels van de gemeente Schiedam. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de geldende bestemmingsplanregelingen zoveel mogelijk verweven in de gemeentelijke standaardregels. Voorliggend bestemmingsplan heeft de beschikking over een set regels dat zich conformeert aan de standaardregels van Schiedam, maar geen beperking vormt ten opzichte van de oorspronkelijke rechten van de burgers en ondernemers.
5.3 Uitgangspunten
Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie met beperkte ruimte voor de ontwikkeling van bestaande bedrijven. Het voornaamste aandachtspunt daarbij is de relatie tussen het bedrijventerrein en de omliggende woonwijken, specifiek voor wat betreft een goede milieuzonering, het beperken van de milieuoverlast en het verbeteren van het woon- en leefklimaat. Een secundair aandachtspunt vormt de mogelijke transformatie van het gebied als beschreven in de 'Verkennende gebiedsvisieWilhelminahaven'. Waar mogelijk is met deze mogelijke herontwikkeling op de (middel)lange termijn rekening gehouden, zonder dat dit leidt tot beperkingen van de bedrijfsbelangen en ontwikkelingsmogelijkheden van de in het gebied aanwezige bedrijven.
In dit bestemmingsplan wordt er voor gekozen de bestemmingsregels flexibel te houden. Binnen de verschillende zones worden bouwvlakken opgenomen, waarvan een bepaald percentage mag worden bebouwd. Binnen de zones wordt ook een algemene bouwhoogte opgenomen die is toegelaten binnen de bouwvlakken in de zone. Het bebouwingspercentage en de bouwhoogte wordt bepaald door de aard van de bedrijfsactiviteiten die binnen een zone zijn toegestaan. Dit zijn maten die op grond van het vigerende bestemmingsplan ook grotendeels waren toegelaten. Voor zover afwijkende maten aanwezig zijn, worden deze specifiek aangegeven op de verbeelding.
5.3.1 Gezoneerd industrieterrein
In verband met de aanwezigheid van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder (kunnen) veroorzaken is voor het industrieterrein bij Koninklijk Besluit een geluidszone vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt een deel van het gezoneerde industrieterrein opgeheven. Dit geldt voor het bedrijventerrein Vijfsluizen en de landtong Havenstraat, waar geen 'grote' lawaaimakers aanwezig of gewenst zijn. Het gezoneerde industrieterrein wordt verkleind en zal in de toekomst bestaan uit het gebied rond de Wilhelminahaven samen met de kade langs de Wiltonhaven en het bedrijfsperceel van Mammoet op Vijfsluizen (zie paragraaf 4.5.1.3).
Binnen het gezoneerde terrein zijn nieuwe zoneringsplichtige activiteiten uitsluitend toegelaten in het gebied met de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein'. Dat zoneringsplichtige activiteiten op grond van het bestemmingsplan zijn toegelaten betekent daarbij niet dat dergelijke bedrijven zich ongelimiteerd kunnen vestigen op het gezoneerde industrieterrein. Voor bedrijven welke zich in dit gebied willen vestigen geldt dat op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beoordeeld moet worden of deze bedrijven passen binnen de 'geluidsruimte' op het industrieterrein. De aanwezige 'geluidsruimte' vormt daarmee een beperkende factor voor de vestiging van zoneringsplichtige activiteiten.
Voor de delen van het plangebied welke buiten het gezoneerde industrieterrein liggen geldt dat deze geheel binnen de wettelijke geluidzone van 50 dB(A) behorende bij het gezoneerde industrieterrein liggen. Voor deze zone geldt dat geen uitbreiding van het aantal woningen en nieuwvestiging van geluidsgevoelige functies is toegelaten, tenzij op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden (geluid) kunnen worden verleend. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'geluidzone - industrie'.
5.3.2 Milieuzonering
Het structurerend element binnen het havengebied zijn de havenarmen. Hierdoor is het gebied feitelijk verdeeld in een aantal deelgebieden. Organisch is het bedrijventerrein zo ontstaan dat sprake is van een differentiatie naar bedrijfsbestemmingen. Voor Vijfsluizen geldt dat de gemeente dit proces gestuurd heeft met de recente herstructurering van dit gebied. De aanwezige bedrijvigheid vormt het uitgangspunt bij de milieuzonering. Door het toepassen van richtafstanden tot de woonbebouwing ontstaat een interne milieuzonering waarbij lichtere vormen van bedrijvigheid aan de randen van het industrieterrein toegelaten zijn en op grotere afstanden zwaardere bedrijfsactiviteiten (tot milieucategorie 5.1). De interne milieuzonering is in de eerste plaats bepaald op basis van de afstand tot de woonwijken West en Zuid in Schiedam en Pernis in de Rotterdamse deelgemeente.
Hoewel het bestemmingsplan niet voorziet in de beoogde transformatie van de Wilhelminahaven, is waar mogelijk wel rekening gehouden met de toekomstige transformatie. Dit neemt niet weg dat, voor het goed functioneren van het industrieterrein, het voorkomen van leegstand en het tegengaan van verloedering, zwaardere milieucategorieën toegelaten blijven. De toegelaten milieucategorieën zijn bepaald op grond van de richtafstanden tot woonbebouwing op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Daarbij is waar mogelijk rekening gehouden met bestaande perceels- of inrichtingsgrenzen en de situering van bebouwing.
Uitzondering op de interne milieuzonering vormen bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie dan op grond van de richtafstanden mogelijk zou zijn. Voor deze bedrijven geldt dat een hogere milieucategorie is toegelaten, welke met een aanduiding zijn aangegeven op de verbeelding. Aanvullend geldt dat bij beëindiging van het bedrijf of een omschakeling naar andere bedrijfsactiviteiten voldaan dient te worden aan de op grond van de richtafstanden ter plekke toegelaten milieucategorie. Deze wijze van bestemmen respecteert enerzijds de bestaande rechten van zittende bedrijven, maar heeft anderzijds tot doel om gelet op een goede ruimtelijke ordening te komen tot een verbetering van het woon- en leefklimaat in de omliggende woongebieden.
5.3.3 Risicovolle inrichtingen
Het bedrijf Argos Storage B.V. aan de Admiraal de Ruyterstraat 33-37 valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het bedrijf is om deze reden op de verbeelding aangeduid als 'risicovolle'. Aanvullend geldt ter plaatse van het bedrijfsperceel de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' op grond waarvan beperkingen worden gesteld aan het bouwen van (beperkt) kwetsbare objecten. Op grond van de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is er in beperkte mate ruimte voor de vestiging van andere risicovolle inrichtingen rond de Wilhelminahaven. De invloed die een dergelijke inrichting kan hebben op de woon-, leef- en werkomgeving maakt dat het niet wenselijk is dergelijke inrichtingen met dit bestemmingsplan bij recht toe te laten. Voor nieuwvestiging van een risicovolle inrichting is om deze reden een afzonderlijke procedure vereist, op welk moment de met externe veiligheid samenvallende risico's kunnen worden beoordeeld en afgewogen.
5.3.4 Staat van milieubelastende activiteiten
Voor bedrijventerreinen geldt dat alleen bedrijven zijn toegelaten welke zijn genoemd in de als bijlage bij de regels genoemde Staat van milieubelastende activiteiten en welke voldoen aan de ter plekke toegelaten milieucategorie. De Staat van milieubelastende activiteiten is een 'geschoonde' versie van de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Toegelaten zijn uitsluitend die bedrijven welke passen bij de aard van de bedrijvigheid op het bestaande bedrijventerrein. Het is daarbij mogelijk dat bedrijven in de staat worden genoemd welke een hogere milieucategorie hebben dan ter plekke is toegelaten. Voor deze bedrijven geldt dat deze met een afwijkingsbevoegdheid zijn toegelaten indien de bedrijfsvoering dusdanig van aard is dat deze qua milieuinvloed gelijk kan worden gesteld aan de ter plekke toegelaten (lagere) milieucategorie.
Voor het gebied behorende tot het gezoneerde industrieterrein geldt de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Deze staat betreft een versie van de staat waar het aspect geluid uit is weggelaten. Reden hiervoor is dat geluid op een gezoneerd industrieterrein wordt gereguleerd via de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Omdat geluid via het milieuspoor wordt gereguleerd is het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet noodzakelijk om voor wat betreft de zonering ook rekening te houden met het aspect geluid (zie paragraaf 'milieuzonering').
5.3.5 Water- en havengebonden bedrijven
Binnen het plangebied vinden zowel water- en havengebonden activiteiten plaats als activiteiten welke geen directe relatie hebben met het water of de haven. Aan de Wilhelminahaven en de Wiltonhaven en langs de Nieuwe Maas komen diverse water- en havengerelateerde bedrijven voor. Voor deze delen van het plangebied geldt de bestemming 'Bedrijventerrein - Haven'. Een deel van de als zodanig bestemde gronden is nader aangeduid als 'water- en havengebonden bedrijven'. Binnen deze zone zijn (bij nieuwvestiging) uitsluitend water- en havengebonden bedrijven toegelaten. Dit geldt ook voor het braakliggende perceel op de hoek van de Karel Doormanweg en de Jan van Galenstraat waar een havengebonden kantoor is toegelaten.
In verband met de beoogde transformatie van de zone rond de Wilhelminahaven tot een gemengd woon- en werkgebied geldt voor de overige delen van het industrieterrein dat daar, naast water- en havengerelateerde bedrijvigheid, ook andere bedrijvigheid toegelaten is.
5.3.6 Bouwmogelijkheden
Om bedrijven de ruimte te bieden zich te ontwikkelen kent het bestemmingsplan ruime en flexibele bouwregels. Zowel in bebouwingspercentage als bouwhoogte wordt de bedrijven veel vrijheid geboden. Voor een groot deel van het bedrijventerrein geldt een bebouwingspercentage van 70% tot 80 % en een bouwhoogte van 15 meter. Hoogteaccenten zijn toegelaten op de zichtlocaties langs de rijksweg A4 en ter plaatse van de kantorenzone aan de noordzijde van Vijfsluizen. Hogere bouwhoogtes zijn toegelaten waar deze reeds aanwezig waren.
In het gebied bevinden zich veel constructies, zoals hijskranen, hijsinrichtingen, kraanbanen of schoorstenen, zowel op het land als op het water, welke in relatie staan tot het gebruik van het gebied als haven. Deze constructies zijn gelet op hun aard en doel in het algemeen zeer hoog en omvangrijk. Voor dergelijke bouwwerken geldt dat deze tot een hoogte van 90 meter zijn toegelaten en in voorkomende gevallen kan worden afgeweken van het bestemmingsplan tot een hoogte van 120 meter.
5.3.7 Bedrijfswoningen
De vestiging van (nieuwe) bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is in strijd met het provinciaal beleid. Nieuwe bedrijfswoningen zijn om deze reden niet toegelaten in het plangebied. De bestaande bedrijfswoningen zijn allen op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning'. Voor bedrijfswoningen geldt een beperkende regeling op grond waarvan de woningen als bedrijfswoning kunnen blijven functioneren, maar welke het verbiedt de woning af te splitsen van het bedrijf waartoe deze behoort. Het bestemmingsplan biedt aanvullend de ruimte om op het moment dat de bedrijfswoning voor een ander doel dan het wonen wordt gebruikt de aanduiding 'bedrijfswoning' te verwijderen. Deze bevoegdheid geldt niet voor de situatie dat de bedrijfswoning (voor langere tijd) te koop wordt aangeboden.
5.4 Ontwikkelingen
Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is door de gemeente bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen/dienen te worden. Er zijn geen ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk gemaakt worden. Evenmin zijn er in de directe omgeving van het plangebied ontwikkelingen waarmee in dit plan rekening gehouden moet worden. Een tweetal ontwikkelingen waarvoor reeds een (omgevings)vergunning is verleend, worden positief bestemd. Dat zijn het projectbesluit met betrekking tot de woningbouw aan de oostzijde van de Houthaven en de omgevingsvergunning voor havengebonden kantoren aan de Havenstraat 21.
In het plangebied zijn drie nieuwe ontwikkelingen voorzien welke plaats kunnen vinden binnen de planperiode, maar waarvoor de plannen thans nog onvoldoende zijn uitgewerkt om deze positief te bestemmen in het bestemmingsplan. Voor deze ontwikkelingen kent het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid. Dit betreft:
- 1. het verbeteren van de toegang tot het bedrijventerrein Vijfsluizen, mede in relatie tot eventueel vereiste verkeerskundige ingrepen ter plaats van knooppunt Vijfsluizen en het verbeteren van de ruimtelijke samenhang van de (haven)route via de Vlaardingerdijk-Westfrankelandsedijk-Havendijk. Hierdoor is het in de toekomst mogelijk noodzakelijk de entree tot het bedrijventerrein vanaf de Vlaardingerdijk enkele tientallen meters in oostelijke richting te verschuiven.
- 2. de ontwikkeling van horeca op het braakliggende terrein op de hoek van de Karel Doormanweg en de Vlaardingerdijk. De vraag naar nieuwe kantorenlocaties is sterk afgenomen, waardoor is gekeken naar alternatieve ontwikkelingsmogelijkheden voor deze locatie. Gelet op de beperkte omvang, de goede zichtbaarheid en ligging ten opzichte van de snelweg en de afstand tot de omliggende woonbebouwing biedt deze locatie de ruimte voor de vestiging van dag- en avondhoreca (in de vorm van een fastfood-formule).
- 3. de ontwikkeling van het braakliggende terrein op de hoek van de Jan van Galenstraat en de Karel Doormanweg als kantorenlocatie. Het realiseren van kantoren aan de noordzijde van Vijfsluizen vormde één van de uitgangspunten bij de eerdere herstructurering van Vijfsluizen. De vraag naar nieuwe kantorenlocaties is ten gevolge van ontwikkelingen op de markt sterk afgenomen. Daarnaast wordt het gebied Schieveste ontwikkeld als nieuwe kantorenlocatie. Gelet op deze ontwikkelingen heeft het braakliggende terrein een bedrijfsbestemming gekregen. Daarbij wordt de ruimte gelaten om op het perceel, gelet op de ligging aan de Wiltonhaven, water- of havengebonden kantoren op te richten. Aanvullend wordt de mogelijkheid geboden om afhankelijk van de verdere ontwikkeling van Schieveste en de behoefte aan kantoorruimte de bestemming te wijzigen naar een niet-functiegebonden kantoorbestemming.
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
In voorliggend bestemmingsplan wordt de juridisch-planologische basis gelegd voor het industrie- en bedrijventerrein rond de Wilhelminahaven en Wiltonhaven. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de, per 1 oktober 2012 herziene, RO standaarden 2012. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de plankaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen. Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening; een plan met directe bouw- en gebruiksregels. Het plan bestaat uit de bestemmingen en bepalingen (zie paragraaf 6.2, 6.3 en 6.4).
Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels van de gemeente vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in voorliggend bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit gebiedsspecifieke situaties.
De regels zijn als volgt gestructureerd:
- Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. Bij de 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals hoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
- In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 en 6.3 nader toegelicht.
- In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene afwijkingsregeling, aanduidingsregels en wijzigingsregels.
- Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.
6.2 Bestemmingen
6.2.1 Bedrijventerrein
De in het plangebied aanwezige bedrijfsgronden zijn bestemd als bedrijventerrein. Onderscheid is gemaakt tussen het gebied Vijfsluizen, de aansluitende zone rond de Jan Evertsenweg en de bedrijfsverzamelgebouwen in de omgeving van de Admiraal Trompstraat, welke bestemd zijn als 'Bedrijventerrein', en de Wilhelminahaven welke bestemd is als 'Bedrijventerrein - Haven'. Het onderscheid tussen beide gebieden wordt primair bepaald door de aard van de bedrijvigheid, waarbij op het als 'Bedrijventerrein - Haven' de zwaardere, hoofdzakelijk haven- en watergebonden, bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten.
Beide bestemmingen hebben een eigen Staat van Milieubelastende activiteiten gebaseerd op de richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. De Staatvan milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' welke van toepassing is op de bestemming 'Bedrijventerrein - Haven' wijkt af van de VNG-brochure doordat het aspect geluid in deze staat is weggelaten omdat dit aspect op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder wordt gereguleerd.
Bestaande bedrijven uit een hogere milieucategorie dan op grond van de richtafstanden zijn toegelaten zijn voorzien van een specifieke aanduiding. Hierbij geldt dat bij beëindiging van het bedrijf of een omschakeling naar andere bedrijfsactiviteiten voldaan dient te worden aan de op grond van de richtafstanden ter plekke toegelaten milieucategorie. De in het gebied aanwezige Bevi-inrichting heeft gelet op de specifieke regelgeving welke samenhangt met dergelijke inrichtingen de aanduiding 'risicovolle inrichting' gekregen.
Bestaande niet-bedrijfsactiviteiten, zoals kantoren, horeca, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en sportscholen, zijn op de verbeelding aangeduid met een specifiek aanduiding. Ook de in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen zijn aangeduid op de verbeelding. Voor bedrijfswoningen geldt een beperkende regeling op grond waarvan de woningen als bedrijfswoning kunnen blijven functioneren, maar welke het verbiedt de woning af te splitsen van het bedrijf waartoe deze behoort.
Voor het grote Transformatorstation van het GEB Rotterdam op de hoek van de Westfrankelandsedijk en Admiraal Trompstraat is een afzonderlijke bestemming 'Bedrijf - nutsvoorziening' opgenomen.
6.2.2 Gemengd
Het gebied van de landtong Havenstraat is grotendeels bestemd als 'Gemengd'. In dit gebied zijn verschillende gebruiksvormen toegelaten, zoals dienstverlening, cultuur en ontspanning en bedrijven tot milieucategorie 3.1. Kantoren zijn alleen toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'. De in het gebied aanwezige bedrijven bevinden zich in een hogere milieucategorie dan op grond van de richtafstanden is toegelaten. Deze bedrijven zijn voorzien van een specifieke aanduiding, waarbij geldt dat bij beëindiging van het bedrijf of een omschakeling naar andere bedrijfsactiviteiten voldaan dient te worden aan de op grond van de richtafstanden ter plekke toegelaten milieucategorie.
6.2.3 Groen
De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als “Groen - 1”. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen diverse bestemmingen.
De belangrijkste groenstructuur aan de Westfrankelandsedijk heeft de bestemming 'Groen - 2' gekregen. Het bestemmen op deze manier is gebaseerd op het bestemmingsplan 'Groene Long 2007'. Binnen de bestemming 'Groen - 2' worden de aanwezige natuur- en landschapswaarden behouden. Voet- en fietspaden ten behoeve van extensieve recreatie zijn binnen deze bestemming toegestaan.
6.2.4 Kantoor
De kantorenzone aan de noordzijde van Vijfsluizen is bestemd als 'Kantoor'. De in het plangebied voorkomende, veelal kleinschalige kantoren buiten deze zone zijn met een aanduiding aangegeven op de verbeelding. Uitzondering vormen bedrijfsgebonden kantoren, welke als onderdeel van het bedrijf onder beperkende voorwaarden voor wat betreft de oppervlakte zijn toegelaten bij de in het bestemmingsplan toegelaten bedrijven.
6.2.5 Sport
Het zwembad Zuid aan de Westfrankelandsedijk is bestemd als 'Sport'. De betreffende gronden mogen ook gebruikt worden voor andere sportactiviteiten. Voor de bestemming geldt een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan de bestemming kan worden gewijzigd naar 'Gemengd' op het moment dat het gebruik van de gronden ten behoeve van sport wordt gestaakt.
6.2.6 Verkeer
Er is een onderscheid gemaakt in wegen met voornamelijk een stroomfunctie en wegen die als verblijfsgebied zijn ingericht. In het gebied aan de Houthaven waar woningbouw plaatsvindt in aansluiting op de bestaande bebouwing overheerst de verblijfsfunctie. Deze gebieden zijn om deze reden bestemd als 'Verkeer -verblijfsgebied'. Dit geldt ook voor de interne wegenstructuur op het bedrijventerrein. De Westfrankelandsedijk is een gebiedsontsluitingsweg en is om deze reden bestemd als 'Verkeer'.
6.2.7 Water
Binnen diverse bestemmingen mogen watergangen en -partijen gerealiseerd worden. De Nieuwe Maas en de daaraan gelegen insteekhavens zijn bestemd als 'Water'. De als water bestemde gronden mogen worden gebruikt voor water- en havengerelateerde functies.
6.2.8 Wonen
De woningen aan Houthaven zijn bestemd als 'Wonen'. Op de betreffende gronden zijn alleen aaneengesloten woningen toegestaan. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen een maximale goot-en bouwhoogte opgenomen. De gronden mogen worden gebruikt als erf, tuin en weg.
6.3 Dubbelbestemmingen
6.3.1 Waarde - Archeologie
Voor het gehele plangebied geldt een archeologische (verwachtings)waarde (zie paragraaf 4.10). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door het geven van de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' aan het gehele plangebied, met uitzondering van het gebied aan de oostzijde van de Houthaven. Op basis van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen van werken en werkzaamheden. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning kan pas nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de afwijking of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Indien uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen archeologische waarden aanwezig zijn kan de dubbelbestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.
6.3.2 Waarde - cultuurhistorie
Deze dubbelbestemming is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen bij panden en/of percelen met monumentale waarden. Het bouwen is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het verlenen van de afwijking betrokken. Daarnaast geldt dat voor de aanleg van diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.
6.3.3 Waterstaat - waterkering
De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.
6.4 Overige Bepalingen
6.4.1 Algemene aanduidingsregels
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van meerdere gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone'. In overeenstemming met het bepaalde in de Wet geluidhinder geldt dat binnen deze geluidszone geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid of een verkregen hogere (geluids)waarde.
Het gebied rond de Wilhelminahaven is een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegelaten, terwijl woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zijn uitgesloten. Op de verbeelding is deze zone aangeduid als 'Milieuzone - gezoneerdindustrieterrein'.
Op het adres Admiraal de Ruyterstraat 33-37 bevindt zich een op- en overslagbedrijf voor brandstoffen en smeermiddelen. Dit bedrijf betreft een Bevi-inrichting en is om deze reden op de verbeelding aangeduid als 'risicovolle inrichting'. Het bij de inrichting behorende invloedsgebied is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi'. Binnen deze zone zijn (beperkt) kwetsbare objecten uitgesloten.
In overeenstemming met het bepaalde in de provinciale verordening 'Ruimte' is langs de Nieuwe Maas een veiligheidszone gelegd waarbinnen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang.
6.4.2 Algemene afwijkingsregels
In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. Er is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en geluidwerende voorzieningen.
6.4.3 Wijzigingsregels
In voorliggend bestemmingsplan is één algemene wijzigingsregel opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen op te vangen. Daarnaast geldt voor twee gebieden een wijzigingsbevoegdheid (zie paragraaf 5.4):
- 1. Ter plekke van de 'Wro - wijzigingsgebied 1' kan de begrenzing van de bestemmings- en bouwvlakken worden gewijzigd indien dit noodzakelijk is voor het herinrichten van de entree tot het bedrijventerrein Vijfsluizen vanaf de Vlaardingerdijk. Aanvullend wordt de ruimte geboden om de kantoorbestemming te wijzigen naar een horecabestemming.
- 2. Voor het perceel op de hoek Jan van Galenstraat en de Karel Doormanweg geldt de aanduiding 'Wro -wijzigingsgebied 2'. Voor deze gronden geldt dat de bestemming, overeenkomstig de uitgangspunten van de herstructurering van Vijfsluizen, gewijzigd kan worden naar een kantoorbestemming. Voorwaarde om gebruik te kunnen maken van deze wijzigingsbevoegdheid is dat de locatie Schieveste geen ruimte (meer) biedt voor nieuwe kantoorontwikkelingen. Ook kan gebruik worden gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid indien sprake is van een water- of havengebonden kantoor en welke zich om deze reden functioneel verhoudt met het havengebied.
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
7.2 Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van een van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.
De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:
- de bouw van één of meer woningen;
- de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
- de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 of met een of meer woningen;
- de verbouwing van één of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
- de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
- de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.
Om te voorkomen dat de gemeente ook bij kleine functiewijzigingen in de vorm van de verbouwing van een bestaand gebouw een exploitatieplan zal of moet opstellen, heeft de wetgever voor functiewijzigingen een ondergrens gesteld van 1000 m2 bruto vloeroppervlak voor kantoor en horeca en een aantal van 10 voor woningen. Voor bouwplannen met functiewijzigingen onder deze grens is de wettelijke verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet van toepassing.
Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en de woningbouwcategorieën afdoende zijn geregeld.
Beoordeling exploitatieplanplicht
Gelet op het conserverende karakter van het plan, beoordeeld in relatie tot artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, en het in gemeentelijk eigendom zijn van de braakliggende gronden hoeft voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bestuurlijk vooroverleg
In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, het ministerie van I&M, het Hoogheemraadschap van Delfland en overige organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Havens'. Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.
Inspraak
Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 12 december 2012 tot en met 16 januari 2012 ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Schiedam. De reacties welke in het kader van de inspraak zijn ontvangen zijn opgenomen in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Havens'.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft vanaf 7 maart 2013 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn 61 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen en de reactie hierop zijn opgenomen in de "Nota van zienswijzen bestemmingsplan Havens".
Beroep
De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.