KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - 1
Artikel 4 Bedrijventerrein - 2
Artikel 5 Gemengd
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Verkeer
Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 9 Water
Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 11 Waarde - Archeologie
Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Bouwregels
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 20 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
Artikel 22 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Relatie Met Milieueffectrapport
1.5 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ontstaansgeschiedenis
2.2 Ruimtelijke Beschrijving
2.3 Verkeerskundige Beschrijving
2.4 Functionele Beschrijving
2.5 Cultuurhistorische Waarden En Monumenten
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Milieueffectrapport
4.2 Waterparagraaf
4.3 Bodem
4.4 Flora En Fauna
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Milieuhinder Bedrijvigheid
4.9 Verkeer
4.10 Energie En Duurzaamheid
4.11 Archeologie
4.12 Kabels En Leidingen
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Uitgangspunten
5.3 Ontwikkelingen
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
6.2 Bestemmingen
6.3 Dubbelbestemmingen
6.4 Overige Bepalingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Exploitatieplan
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'
Bijlage 3 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Bedrijventerrein'
Bijlage 4 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 1 Cultuurhistorisch Waardevolle Complexen
Bijlage 2 Waterparagraaf Nieuw-mathenesse
Bijlage 3 Flora- En Faunaparagraaf Nieuw-mathenesse
Bijlage 4 Flora- En Faunaparagraaf Nieuw-mathenesse (Aanvulling)
Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-rijnmond
Bijlage 6 Bedrijven Met Een Maatbestemming
Bijlage 7 Reactienota Voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-mathenesse
Bijlage 8 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse
Bijlage 9 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse
Bijlage 10 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Verkeer En Vervoer
Bijlage 11 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Notitie Verkeer Bestemmingsplanalternatief Nieuw-mathenesse
Bijlage 12 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Scheepvaartverkeer
Bijlage 13 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Luchtkwaliteit En Geur
Bijlage 14 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Externe Veiligheid
Bijlage 15 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Industrielawaai
Bijlage 16 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Geluid Weg- En Scheepvaartverkeer
Bijlage 17 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Informatiepakket Graanalcoholfabriek Nolet Distillery

Nieuw-Mathenesse

Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam

Vastgesteld op 25-06-2013 - deels onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0606.BP0024-0002 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.6 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf:

elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en/of installeren van goederen.

1.9 bedrijfsgebonden kantoor:

(een gedeelte van) een bedrijfsgebouw welke wordt gebruikt voor het verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten ten behoeve van dat bedrijf.

1.10 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.

1.11 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.12 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.

1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 (bruto) vloeroppervlakte:

totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.

1.22 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.23 dagrecreatie:

een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondergeschikte horeca 1 (lichte horeca) waarbij geen mogelijkheid wordt geboden tot het ter plekke consumeren van etenswaren en maaltijden.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.26 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.27 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.29 geluidgevoelig object:

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.30 geluidszone - industrie:

een geluidszone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

1.31 geluidzoneringsplichtige bedrijven:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.32 gezoneerd industrieterrein:

terrein waarop bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.33 groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.34 horeca(bedrijf):

  1. a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  2. b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor
  3. c. aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  4. d. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.

1.35 kwetsbaar object:

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.

1.36 maatschappelijke voorziening:

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.37 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.38 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.39 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.40 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.41 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.

1.42 plaatsgebonden risico:

de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde locatie buiten een inrichting of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of op de transportroute waarbij een gevaarlijke (afval)stof betrokken is.

1.43 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.44 raamprostitutie:

het etaleren van prostituees achter vensters.

1.45 risicovolle inrichting:

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.46 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.48 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..

1.49 straatprostitutie:

het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.51 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.52 volumineuze detailhandel:

detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d..

1.53 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.54 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.

1.55 woonschepenligplaats:

de ruimte die door een woonschip kan worden ingenomen.

1.56 woonschip:

een (in op- of aanbouw zijnd) vaartuig of de overblijfselen daarvan, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.

1.57 zelfstandig kantoor

(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.2 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.3 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  2. b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  3. c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 1', tevens distilleerderijen en likeurstokerijen met SBI-code 110101 uit ten hoogste categorie 4.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 2', tevens een glasfabriek met SBI-code 231 uit ten hoogste categorie 3.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten'gezoneerd industrieterrein';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 3', tevens een lampenfabriek met SBI-code 274 uit ten hoogste categorie 4.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 4', tevens de vervaardiging van ethylalcohol door gisting, met SBI-code 110102 en mouterijen met SBI-code 1106 uit ten hoogste categorie 4.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein';
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens volumineuze detailhandel;
  9. i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
  10. j. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens beroepsonderwijs;
  11. k. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', tevens één bedrijfswoning;
  12. l. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. m. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. n. groenvoorzieningen;
  3. o. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. p. ondergeschikte detailhandel;
  5. q. laad- en losvoorzieningen;
  6. r. nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1, onder c en een bouwhoogte voor gebouwen toestaan van ten hoogste 45,0 meter, mits:
    1. 1. de op grond van lid 3.2.1, onder c toegelaten bouwhoogte over niet meer dan 10% van het bouwperceel wordt overschreden;
    2. 2. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
    3. 3. de verhoging zodanig wordt gesitueerd dat deze geen onevenredige invloed heeft op in de omgeving gelegen woningen.
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.3, onder b en een bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde toestaan van ten hoogste 60,0 meter.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
  2. b. nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  3. c. risicovolle inrichtingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting', met dien verstande dat de PR 10-6-contour gelegen is op gronden aangeduid als 'veiligheidszone - bevi'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 3.1, onder a t/m c voor:

  1. a. een bedrijfsmatige activiteit uit ten hoogste twee categorieën hoger dan genoemd in lid 3.1, onder a t/m c, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  2. b. een bedrijfsmatige activiteit die niet in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' genoemd is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een risicovolle inrichting en de aanduiding 'risicovolle inrichting' toe te voegen aan de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de bij de risicovolle inrichting behorende PR 10-6-contour binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting is gelegen of op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en/of 'Water';
  2. b. de wijziging van het bestemmingsplan gepaard gaat met een verantwoording van het groepsrisico.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  3. c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - 5', tevens een bouwbedrijf met SBI-code 41/42/43 uit ten hoogste categorie 3.1, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten 'bedrijventerrein';
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- 6', tevens een autoplaatwerkerij met SBI-code 45204 uit ten hoogste categorie 3.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten 'bedrijventerrein';
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus', tevens volumineuze detailhandel;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs', tevens beroepsonderwijs;
  9. i. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. j. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  2. k. groenvoorzieningen;
  3. l. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. m. ondergeschikte detailhandel;
  5. n. laad- en losvoorzieningen;
  6. o. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1, onder c en een bouwhoogte voor gebouwen toestaan van ten hoogste 16,0 meter, mits:

  1. a. de op grond van lid 4.2.1, onder c toegelaten bouwhoogte over niet meer dan 20% van het bouwperceel wordt overschreden;
  2. b. dit noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
  2. b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  3. c. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.1, onder a t/m c voor:

  1. a. een bedrijfsmatige activiteit uit ten hoogste twee categorieën hoger dan genoemd in lid 4.1, onder a t/m c, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving, gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm, gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten;
  2. b. een bedrijfsmatige activiteit die niet in de Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein' genoemd is, mits de betreffende bedrijfsactiviteit naar de feitelijke aard en (milieu-)invloed op de omgeving gelijk kan worden gesteld met de in de afzonderlijke leden toegelaten bedrijfsactiviteiten.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van een risicovolle inrichting en de aanduiding 'risicovolle inrichting' toe te voegen aan de bestemming, met dien verstande dat:

  1. a. de bij de risicovolle inrichting behorende PR 10-6-contour binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting is gelegen of op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en/of 'Water';
  2. b. de wijziging van het bestemmingsplan gepaard gaat met een verantwoording van het groepsrisico.

Artikel 5 Gemengd

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein';
  2. b. cultuur en ontspanning;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. horeca 1;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. g. tuinen en erven;
  2. h. ontsluitingswegen;
  3. i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. j. groenvoorzieningen;
  5. k. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. l. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen tot een hoogte van 2,0 meter.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
  2. b. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  3. c. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. d. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. extensieve recreatie;
  3. c. speel- en jongerenvoorzieningen;
  4. d. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van huishoudelijk afval;
  5. e. erftoegangswegen;

met daarbij behorende:

  1. f. straatmeubilair;
  2. g. fiets- en voetpaden;
  3. h. bruggen en duikers;
  4. i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 7,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 4,0 meter voor ballenvangers ten behoeve van speelvoorzieningen;
    4. 4. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. gebiedsontsluitingswegen met ten hoogste twee rijstroken en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. erftoegangswegen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. verblijfsgebieden;
  5. e. parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. bruggen en duikers;
  3. h. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 10,0 meter bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. erftoegangswegen;
  2. b. fiets- en wandelpaden;
  3. c. verblijfsgebieden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijfsmatige activiteiten behorende bij de op het aangrenzende terrein gelegen bedrijven;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', tevens (ambulante) detailhandel;

met daarbij behorende:

  1. g. groenvoorzieningen;
  2. h. bruggen en duikers;
  3. i. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 10,0 meter bedragen, met uitzondering van overkappingen waarvan de hoogte maximaal 3,0 meter mag bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn overkappingen en schuilgelegenheden bij bushaltes toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' een kraam, stalletje en/of verkoopwagen toegelaten tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
  5. e. in afwijking van het bepaalde onder b zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten tot een hoogte van maximaal 15,0 meter.

8.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 8.1, voor het plaatsen van een verplaatsbare kraam, stalletje en/of verkoopwagen waarvoor een standplaatsvergunning vereist is, mits de oppervlakte niet groter is dan 30 m² en de hoogte niet meer bedraagt dan 5,0 meter.

Artikel 9 Water

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. scheepvaartverkeer en watersport;
  3. c. bruggen en duikers;
  4. d. wegverkeer ter plaatse van bruggen, tunnels en duikers;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', tevens bedrijfsmatige activiteiten behorende bij de aan de overzijde van de kade gelegen bedrijven;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'sluis', tevens een sluis;

met daarbij behorende:

  1. g. oevers en kaden;
  2. h. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 5,0 meter bedragen;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten tot een hoogte van maximaal 30,0 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt dat woonschepenligplaatsen niet zijn toegestaan.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 9.1 voor het gebruik van het water ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten behorende bij de aan de overzijde van de kade gelegen bedrijven, mits deze activiteiten verband houden met de aan- of afvoer van goederen, grondstoffen, half-fabricaten of producten via het water.

Artikel 10 Leiding - Hoogspanningsverbinding

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsverbinding van maximaal 150 kV.

10.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

10.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de leidingbeheerder.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² en die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld.

11.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 11.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  3. c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor

  1. a. het behoud en herstel van actuele cultuurhistorische waarden;
  2. b. het benutten van potentiële cultuurhistorische waarden.

12.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:

  1. a. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming;
  2. b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 12.2, voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van het gebouw, gelet op de bouwmassa, dakvorm en gevelindeling.

12.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het beheer van waterstaatsdoeleinden.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 13.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders de beheerder van de waterkering.

13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Bouwregels

15.1 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte of oppervlakte in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte of oppervlakte, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

15.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 16 Algemene Gebruiksregels

16.1 Vormen van verboden gebruik (onbebouwd)

Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik voor het (doen) uitoefenen van straatprostitutie.

16.2 Vormen van verboden gebruik (gebouwen)

Het is verboden de gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gebouwen ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) raamprostitutie.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Geluidzone

  1. a. Binnen de 'Geluidzone' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone', voor zover een wijziging van de bij een industrieterrein behorende geluidzone als bedoeld in de Wet geluidhinder daartoe aanleiding geeft.

17.2 Gezoneerd industrieterrein

  1. a. Geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn, tenzij in de planregels anders is bepaald, uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Gezoneerd industrieterrein'.
  2. b. Binnen de 'Gezoneerd industrieterrein' zijn geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige toegelaten.
  3. c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het wijzigen of geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Gezoneerd industrieterrein' ten behoeve van het wijziging of (gedeeltelijke) opheffen van een gezoneerd industrieterrein.

17.3 Veiligheidszone - bevi

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - bevi' is de bouw of uitbreiding van (beperkt)kwetsbare objecten niet toegelaten, tenzij de uitbreiding niet ziet op een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van beperkt kwetsbare objecten, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de bestemming(en) waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' samenvalt, mits:
    1. 1. sprake is van gewichtige redenen;
    2. 2. dit gepaard gaat mrt een verantwoording van het groepsrisico wordt;
    3. 3. dit in overeenstemming is met de Visie Externe Veiligheid;
    4. 4. vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval voorwaarden worden verbonden met betrekking tot:
    1. 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels;
    2. 2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;
    3. 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;
    4. 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;
    5. 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas en/of beglazing;
    6. 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
    7. 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
    8. 8. de ontruimingstijd van bouwwerken.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' in verband met het beëindigen van het gebruik van de gronden en opstallen ten behoeve van de ter plekke aanwezige inrichting welke valt onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

17.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen [A en B]

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen A' en de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' is de bouw van nieuwe (beperkt)kwetsbare objecten niet toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B', mits:
    1. 1. het gebouwen betreft met een groot maatschappelijk of economisch belang;
    2. 2. de gebouwen toegelaten zijn op grond van de regels van de bestemmingen waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen B' samenvalt, en;
    3. 3. vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval voorwaarden worden verbonden met betrekking tot:
    1. 1. de brandwerendheid en explosiebestendigheid van constructies en gevels;
    2. 2. de brand- en rookontwikkeling van materialen;
    3. 3. de luchtdichtheid van constructies en gevels;
    4. 4. de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen;
    5. 5. de oppervlakte, explosiebestendigheid en het splinterwerend uitvoeren van glas en/of beglazing;
    6. 6. de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten;
    7. 7. het hebben van voldoende van de risicobron afgerichte vluchtmogelijkheden;
    8. 8. de ontruimingstijd van bouwwerken.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  5. e. geluidwerende voorzieningen;
  6. f. het oprichten van voorzieningen ter geleiding en/of beveiliging van het scheepvaartverkeer op de Nieuwe Maas en de daaraan gelegen havens, mits deze worden gebouwd in of op een afstand van minder dan 40,0 meter van de Nieuwe Maas en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 20,0 meter;
  7. g. het realiseren van laad- en losvoorzieningen in het water en op de aangrenzende kades, voor zover deze voorzieningen behoren bij de aan de overzijde van de weg gelegen bedrijven;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

19.1 Algemene wijzigingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

19.2 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen van de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied 1’ te wijzigen ten behoeve van de realisering van de volgende functies:
    1. 1. bedrijfsactiviteiten uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van milieubelastende activiteiten 'bedrijventerrein';
    2. 2. cultuur en ontspanning;
    3. 3. dienstverlening;
    4. 4. groen;
    5. 5. horeca 1;
    6. 6. maatschappelijke voorzieningen;
    7. 7. dagrecreatie;
    8. 8. sport;
    9. 9. verkeer - verblijfsgebied.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen, als bedoeld in lid 19.2, onder a, met dien verstande dat:
    1. 1. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer mag bedragen dan 12,0 meter;
    2. 2. het verkeer veilig en adequaat kan worden afgewikkeld op het omliggende wegennet;
    3. 3. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mag niet leiden tot een relevante toename van het groepsrisico binnen de toepasselijke invloedsgebieden;
    4. 4. het groepsrisico binnen de toepasselijke invloedsgebieden wordt verantwoord;
    5. 5. omliggende bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering mogen worden geschaad;
    6. 6. geluidgevoelige objecten niet zijn toegestaan, tenzij de geluidsbelasting op de gevels voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder dan wel een uiterlijk ten tijde van het wijzigingsbesluit verleende hogere grenswaarde;
    7. 7. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
    8. 8. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    9. 9. aangetoond wordt dat de bodem geschikt is voor de beoogde functie(s).

19.3 Wro-zone - wijzigingsgebied 2

  1. a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen ten behoeve van distilleerderijen en likeurstokerijen met SBI-code 110101, de vervaardiging van ethylalcohol door gisting met SBI-code 110102 en mouterijen met SBI-code 1106 uit ten hoogste categorie 4.2, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastendeactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein',
  2. b. Indien gebruik wordt gemaakt van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid en sprake is van een 'risicovolle inrichting:' dient de bij de risicovolle inrichting behorende PR 10-6-contour binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting te zijn gelegen of op gronden met de bestemming 'Verkeer', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Groen' en/of 'Water' en dient de wijziging van het bestemmingsplan gepaard gaat met een verantwoording van het groepsrisico.
  3. c. Indien gebruik wordt gemaakt van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid mag over maxmaal 10% van het bouwperceel de bouwhoogte worden verhoogd tot een hoogte van 45,0 meter, mits dit geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  4. d. De bestemming kan slechts worden gewijzigd ten behoeve van de vervaardiging van ethylalcohol door gisting met SBI-code 110102 indien het bestemmingsplan tevens zodanig wordt gewijzigd dat de aanduiding 'specifiek vorm van bedrijf - 4' als genoemd in artikel 3.1, onder g komt te vervallen.

Artikel 20 Overige Regels

20.1 Bevoegd gezag

Indien op grond van de wet Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:

  1. a. af te wijken van het bestemmingsplan;
  2. b. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  3. c. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;

in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.

20.2 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

20.3 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen worden gerekend te blijven behoren tot het bedrijf of tot de instelling waartoe zij behoorden op de eerste dag dat het bestemmingsplan als ontwerp ter inzage is gelegd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 21.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 21.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 21.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 21.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

Lid 21.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse van de gemeente Schiedam".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam

in de openbare vergadering van

de griffier, de voorzitter,

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding

De gemeente Schiedam is, mede naar aanleiding van de op 1 juli 2008 in werking getreden Wet ruimtelijke ordening, bezig haar bestemmingsplannen te actualiseren. Voor de actualisatie van de bestemmingsplannen heeft het college van burgemeester en wethouders in 2007 het projectplan 'Actualisatie bestemmingsplannen' vastgesteld. Het projectplan dient ertoe om de actualisatieopgave versneld te voltooien. Doel van het projectplan is om in 2013 in de gehele gemeente de beschikking te hebben over volledig geactualiseerde bestemmingsplannen.

Voorliggend bestemmingsplan heeft betrekking op het bedrijventerreinen Nieuw-Mathenesse in het zuidoosten van Schiedam. Voor het plangebied is een herziening van de daar nu geldende bestemmingsplannen noodzakelijk. De huidige bestemmingsplanregelingen dateren deels uit 1944 en deels uit 1990.

Doelstelling

Het hoofddoel van het bestemmingsplan is een adequate planologische regeling waarin het meest recente ruimtelijke beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. Hierbij is het enerzijds van belang dat het bestemmingsplan rechtszekerheid biedt en anderzijds vóór de inwerkingtreding kan dienen als ruimtelijke onderbouwing voor te doorlopen (project)afwijkingsbesluiten en ná de inwerkingtreding als bouwtitel voor aanvragen om omgevingsvergunning. Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om gewenste en ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen en beheersen.

Uitgangspunt is het verminderen van de behoefte en/of noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken. Het bestemmingsplan is tevens gericht op een goed beheer en conservering van de bestaande situatie en past binnen de gemeentelijke doelstelling om uniformiteit in de bestemmingsplannen te brengen. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de nieuwe wet- en regelgeving. Het bestemmingsplan wordt opgesteld in overeenstemming met de “Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen SVBP2012” en het “Informatiemodel ruimtelijke ordening IMRO2012. Het plan is hierdoor digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Wel is de regeling waar mogelijk globaal en flexibel gemaakt, om te kunnen inspelen op initiatieven die zich aandienen. Hiermee kan ook de beoogde herstructurering en modernisering van (enkele delen van) het bedrijventerrein worden gerealiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden in het bestemmingsplan opgenomen, voor zover deze voldoende zijn uitgekristalliseerd èn het aannemelijk is dat ze in de planperiode van 10 jaar zullen worden gerealiseerd.

1.2 Begrenzing Plangebied

Nieuw-Mathenesse is een gebied met hoofdzakelijk bedrijvigheid. Het plangebied ligt aan de zuidoostkant van Schiedam en wordt grotendeels omringd door het water van de Buitenhaven, de Voorhaven en de Nieuwe Maas. Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op de Rotterdamsedijk. Aan de westelijke kant ligt de grens van het plangebied in het hart van de Buitenhaven/Voorhaven (Schie). Een strook aan de oostzijde van Nieuw-Mathenesse, variërend in breedte van 70 tot 300 meter is Rotterdams grondgebied. Het plangebied loopt tot aan de gemeentegrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0001.png"

Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

In het plangebied zijn momenteel vijf bestemmingsplannen van kracht. Het betreft de volgende plannen:

Bestemmingsplan Vastgesteld door Raad Goedgekeurd door GS
Plan van uitbreiding gemeente Schiedam 4 juli 1944 11 juli 1945
Bebouwingsvoorschriften voor de Bebouwde Kom 8 augustus 1944 3 februari 1945
Mathenesse Zuid 18 augustus 1980 25 augustus 1981
Uitwerkingsplan Mathenesse Zuid 22 oktober 1990 18 december 1990
Verzamelherziening grootschalige perifere detailhandel 5 juli 1993 19 oktober 1993

Het bestemmingsplan grenst aan de noordzijde aan het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan “Oost”. De grens tussen beide bestemmingsplannen wordt bepaald door de achterzijde van de woonbebouwing aan de Rotterdamsedijk. Aan de westzijde vindt qua begrenzing afstemming plaats met het in 2004 vastgestelde bestemmingsplan "Binnenstad 2003" en het in 2012 vastgestelde bestemmingsplan “Zuid”.

1.4 Relatie Met Milieueffectrapport

Het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse biedt het kader voor toekomstige ontwikkelingen op Nieuw-Mathenesse. Het plan is kaderstellend voor mogelijke toekomstige MER-(beoordelings)-plichtige vervolgbesluiten. Het bestemmingsplan is daarmee planMER-plichtig. Activiteiten van bestaande bedrijven binnen het plangebied kunnen binnen de te bestemmen milieucategorieën in de toekomst zodanig wijzigen of uitbreiden dat er sprake is van een MER-(beoordelings)plicht bij een omgevingsvergunning voor milieu. Datzelfde geldt voor situaties waarin bestaande bedrijven plaats maken voor nieuwe bedrijven. Indien in die gevallen in de toekomst sprake is van MER-(beoordelings)plichtige besluiten, zullen de initiatiefnemers bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor milieu, een milieueffectrapport moeten overleggen.

De ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse zelf (ruimte voor stedelijke ontwikkelingen met een oppervlakte van circa 4 ha, uitbreiding van het bedrijfsvloeroppervlak met indicatief 45.000 m2 bvo) leiden niet direct tot een MER-(beoordelings)plicht. Het plangebied kan ruimtelijk echter niet los worden gezien van de Merwe-Vierhavens in Rotterdam. Beide terreinen vormen samen het geluidgezoneerde industrieterrein Havens-Noord en ontwikkelingen in beide gebieden hebben een wederzijdse invloed op elkaar.

Besloten is voor het bestemmingsplan een milieueffectrapport (MER) op te stellen omdat de ontwikkelingen in beide gebieden er toe leiden dat het bestemmingsplan planMER-plichtig is en, naar verwachting vanwege de ruimtelijke ontwikkelingen, ook direct MER-beoordelingsplichtig (als stedelijke ontwikkelingsproject en als wijziging van een industrieterrein). Uitgangspunt bij het MER zijn de ontwikkelingen welke dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Daarbij is rekening gehouden met de voorziene ontwikkelingen in het aansluitende Rotterdamse deel van het bedrijventerrein, als vastgelegd in de notitie Reikwijdte & Detailniveau MER Merwe-Vierhavens (5 december 2011). Het doel van het MER is om het milieubelang volwaardig te laten meewegen in de besluitvorming voor het bestemmingsplan. De onderzoeken welke zijn uitgevoerd in het kader van de MER, zijn gebruikt als onderbouwing ten behoeve van de verschillende relevante milieuaspecten (zie hoofdstuk 4).

1.5 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied. Hierin wordt onderscheid gemaakt tussen de ruimtelijke en functionele structuur.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied.
  • De gevolgen of effecten op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven. Hoewel de gevolgen van deze aspecten, gelet op het conserverend karakter van het plan, beperkt zijn dienen deze aspecten wel benoemd te worden.
  • De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van ontwikkelingen die zich in het plangebied afspelen of mogelijk gaan afspelen. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe deze zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
  • In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
  • Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt allereerst de ontstaansgeschiedenis van het gebied kort beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op de ruimtelijk samenhangende elementen. Daarna zal kort worden ingegaan op de diverse functies binnen het plangebied.

2.1 Ontstaansgeschiedenis

Hoewel het plangebied nu bekend staat als Nieuw-Mathenesse, is het aandeel van deze historische polder in het plangebied in oppervlak eigenlijk zeer klein. Het plangebied omvat (delen van) de polders Nieuw-Mathenesse (A), Oost Frankeland (B), Galgoord (C) en De Keilen (D) (zie afbeelding 2). De geschiedenis van de polders in het plangebied begint in de veertiende eeuw. Nieuw-Mathenesse werd rond 1350 ingepolderd ten zuiden van de toenmalige zeedijk (nu Rotterdamsedijk). Rond 1340 en 1390 werd de Schieloop gekanaliseerd. In 1390 werd de zandplaat De Noort aangekocht van de heer van Mathenesse en doorgraven. Met deze aanpassingen ontstond de Buitenhaven. Sinds 1394 behoorde het stuk grond aan weerszijden van de Buitenhaven tot de stadsvrijheid van Schiedam.

Het plangebied bleef tot in de negentiende eeuw grotendeels onbebouwd. Op de stadsplattegrond van Rutger van Bol'es uit 1770 is alleen wat bebouwing zichtbaar langs de Rotterdamsedijk en het begin van de Buitenhavenweg. De Buitenhavenweg zelf is met bomen beplant. Ten oosten van het Havenhoofd was in de tweede helft van de achttiende eeuw een steenfabriek aanwezig. In het plangebied liepen diverse zee- en zomerdijken, die de polders scheidden. Het dijklichaam tussen Oost Frankeland en Nieuw-Mathenesse stond bekend als de Groenedijk. Deze dijk was voorzien van een duiker, waar de Nieuwe Mathenesserpolder door kon afwateren in de shaven. Deze landschappelijke structuren zouden tot aan de grootschalige ingrepen in het gebied in de twintigste eeuw bepalend blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0002.png"

Afbeelding 2 - Oude Polders Afbeelding 3 - Gezicht op Schiedam vanaf de Buitenhavenweg, ca. 1855

In de negentiende eeuw neemt de ontwikkeling van het gebied Oost Frankeland een vlucht met de bouw van industriële complexen. Het gebied behoorde tot 1867 tot de zelfstandige gemeente Mathenesse, maar de nieuwe industriële zone was duidelijk georiënteerd op Schiedam. Het aantal gebouwen langs de Buitenhavenweg neemt in het tweede en derde kwart van de negentiende eeuw snel toe. In 1869 is er een vrijwel aaneengesloten gevelwand ontstaan van de afrol van de Rotterdamsedijk tot aan de Bakkershaven. Het betreft vooral aan de jeneverproductie gerelateerde industrie, zoals branderijen, pakhuizen en glasfabrieken, maar ook enkele zaagmolens. In 1854 vestigde de glas- of flessenfabriek Van Deventer zich aan de Buitenhavenweg en in 1897 de glasfabriek De Schie. In 1853 vestigde zich de Stoompelmolen 'De Rijsthalm' aan de Buitenhavenweg. Rond 1850 werd ten noorden van de Bakkershaven een aantal arbeidershuisjes gebouwd aan twee straten (Bakkershaven en Bakkersstraat). In 1854 werd ten zuiden van de Bakkershaven sociale woningbouw gepleegd. Het complex van 58 arbeiderswoningen, het 'Nieuwsticht' genaamd, werd in 1858 nog eens uitgebreid met 40 woningen. In het zuidelijk deel van het plangebied, het voormalige Galgoord, werd in 1835 de Scheepswerf de Nijverheid gevestigd. Deze Scheepswerf bleef tot 1884 in bedrijf. Iets ten noorden van De Nijverheid lag tussen 1864 en 1931 de kaarsenfabriek Apollo.

In de twintigste eeuw vindt schaalvergroting plaats langs de Buitenhavenweg. In 1910 vestigt distilleerderij de Koninklijke De Kuyper B.V. zich aan de Buitenhavenweg, ter plaatse van de uit bedrijf genomen stoompelmolen 'De Rijsthalm'. Ook het complex van de Glasfabriek De Schie, dat nauw was gelieerd aan De Kuyper groeit exponentieel. In 1913 wordt het complex belangrijk uitgebreid. Beide glasfabrieken werden in de jaren twintig ingelijfd bij de Vereenigde Glasfabrieken N.V.. In het zuidelijk deel van het plangebied wordt in 1905 de scheepswerf en machinefabriek Gusto opgericht. Het fabriekscomplex komt ten oosten van de kaarsenfabriek te liggen aan de Maasdijk. Tegenover het fabriekscomplex wordt door woningbouwvereniging De Eendracht voor de arbeiders van Gusto een woonwijkje opgericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0003.png"

Afbeelding 4 - Historische ontwikkeling Nieuw-Mathenesse

In 1921 wordt de grens tussen de gemeente Rotterdam en Schiedam opnieuw getrokken. Aanleiding vormt de expansie van de Rotterdamse havens. De Merwehaven vormt de nieuwe grens en wordt tussen 1923 en 1930 aangelegd. In 1940 wordt de gemeentegrens nog eens gecorrigeerd, waarmee de directe verbinding met de Merwehaven verloren gaat.

In de naoorlogse periode wordt het totale gebied ingericht als industriegebied. De voormalige Groenedijk wordt afgegraven, en verlegd en omgevormd tot de Nieuw-Mathenesserstraat. De Van Cleeffstraat en Van Deventerstraat worden nieuw aangelegd. Dit gebied ten oosten van de voormalige Groenedijk was tot die tijd onbebouwd gebleven, maar werd toen volop in ontwikkeling genomen. Langs de nieuwe industriewegen werden in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw diverse bedrijfscomplexen gebouwd, waaronder de bottelarij van Coca Cola. In deze periode groeide ook de Vereenigde Glasfabrieken N.V. door. In 1940 was een nieuw kantoor gebouwd met zeer bijzondere interieurelementen en in de naoorlogse periode werden de bedrijfsgebouwen belangrijk uitgebreid.

Na de jaren zeventig volgen er nog enkele grootschalige ingrepen. Gusto sluit zijn deuren in 1978. In de jaren tachtig volgde de sloop van de gebouwen ten bate van een nieuw industriegebied. Het gebied werd geheel opnieuw ingericht, zodat het huidige wegenpatroon niet tot een historische structuur behoort. In deze periode worden ook de woningen aan de Bakkershaven/Bakkersstraat, het Nieuwsticht en De Eendracht gesloopt, waarna het plangebied voornamelijk als werkgebied in gebruik wordt genomen. In de jaren tachtig en negentig worden langs de Buitenhavenweg enkele grote, moderne complexen gebouwd, waaronder een opslag voor Nolet Distillery.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0004.png"

2.2 Ruimtelijke Beschrijving

Nieuw-Mathenesse ligt direct ten zuidoosten van de Schiedamse binnenstad en is het oudste bedrijventerrein in Schiedam. Over het algemeen is Nieuw-Mathenesse te karakteriseren als een regulier, stedelijk bedrijventerrein. Op delen van het terrein is sprake van veroudering en dreigend verval. De gemeente is een proces van herstructurering gestart, met als doel om in nauwe samenwerking met de ondernemers op het terrein het verval te keren en tot vernieuwing te komen.

Op Nieuw-Mathenesse is een grote diversiteit aan bedrijven gevestigd. Op het noordelijke terreingedeelte ligt OI-Manufacturing (de glasfabriek). In de zone tussen de Buitenhavenweg en de Nieuw-Mathenesserstraat zijn overwegend grotere bedrijven gevestigd in hogere milieucategorieën, waaronder Nolet Distillery en distilleerderij Koninklijke De Kuyper. In de omgeving Nieuwsticht/Bakkershaven is een cluster van kleinere bedrijven ontstaan. Het zuidelijke terreingedeelte is in de jaren '80 van de vorige eeuw tot ontwikkeling gekomen. Nieuw-Mathenesse is daarmee het sterkst gemengde bedrijventerrein van Schiedam. In 2011 waren er ongeveer 110 bedrijven gevesigd in het plangebied, die werkgelegenheid bieden aan circa 1.850 medewerkers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0005.jpg"

De primaire waterkering (Delflandsedijk) kruist het plangebied via de Van Deventerstraat, Nieuw-Mathenesserstraat en Maasdijk. Als gevolg van ophoging van het buitendijkse gebied is de hoofdwaterkering op veel plaatsen niet herkenbaar als dijk. De dijk is het beste zichtbaar ter hoogte van de Maasdijk. Het binnendijkse gebied sluit aan op het centrum van Schiedam. De toeristisch recreatieve route langs de Buitenhaven heeft een belangrijke rol voor de verbinding tussen de stad en de Nieuwe Maas. Dit gebied heeft deels nog een historisch, industrieel karakter met een fijnmazige 'informele' structuur. De inrichting van de openbare ruimte in dit gebied ondersteunt en versterkt deze karakteristiek. Het buitendijks gebied is modern, functioneel en robuust in maat en schaal. De inrichting van de openbare ruimte in dit gebied sluit hierop aan en refereert aan het karakter van buitendijkse havengebieden.

2.3 Verkeerskundige Beschrijving

2.3.1 Infrastructuur

In de huidige situatie is het gebied ontsloten vanaf de Rotterdamsedijk via de Van Deventerstraat, Nieuw-Mathenesserstraat en de Maadijk. Deze route maakt deel uit van de oostwestroute langs de aan de Nieuwe Waterweg gelegen bedrijventerreinen, aan de zuidzijde van de binnenstad van Schiedam en de aangrenzende woonwijken. De hoofdontsluiting sluit aan de westzijde het plangebied via de Havendijk / Westfrankelandsedijk / Vlaardingerdijk aan op de rijksweg A4 ter hoogte van op- en afrit Vijfsluizen. Aan de noordzijde sluit de hoofdontsluiting aan op de Rotterdamsedijk / Schiedamseweg. Deze route sluit aan op de Tjalklaan in Rotterdam en daarmee de rijksweg A20. Via de Rotterdamsedijk loopt via de binnenstad (Broersvest) een tweede route naar de A20. Deze route is verboden voor vrachtverkeer. De hoofdontsluitingsroute van het plangebied is in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan aangemerkt als een gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). Ook de net buiten het plangebied gelegen Rotterdamsedijk is een gebiedsontsluitingsweg.

De overige wegen in het plangebied zijn aangemerkt als erftoegangsweg waar een maximale snelheid geldt van 30 km/h. De Buitenhavenweg heeft daarbij een belangrijke functie als secundaire toegangsroute van het bedrijventerrein. Het merendeel van het vrachtverkeer naar O-I Manufacturing Netherlands en Nolet Distillery wordt via deze route afgewikkeld.

Op het bedrijventerrein waren tot voor kort geen voorzieningen voor fietsers. In 2012 wordt een fietspad langs de Van Deventerstraat, Nieuw-Mathenesserstraat en Maasdijk aangelegd. De weg krijgt bij deze herinrichting een breed verkeersprofiel met een verkeersveilige inrichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0006.jpg"

2.3.2 Parkeren

Het parkeren gebeurt in de openbare ruimte, langs de weg en binnen de aanwezige parkeervakken. Daarnaast wordt geparkeerd op eigen terrein. Het parkeren is “historisch gegroeid” en daardoor niet goed vormgegeven, wat leidt tot een rommelig ruimtelijk beeld en onveilige verkeerssituaties. Met de eerder aangegeven herinrichting van de Nieuw-Mathenesserstraat wordt de parkeersituatie voor deze weg aangepast en verbeterd.

2.3.3 Openbaar vervoer

Het bedrijventerrein bevindt zich met de fiets of tram op enkele minuten vanaf het regionale OV-knooppunt NS/metrostation Schiedam-Centrum. Met name het noordelijk deel van Nieuw-Mathenesse is goed bereikbaar met de trampluslijnen 21 en 24 welke via de Rotterdamsedijk Rotterdam en Schiedam verbinden. Aan de zuidzijde is met buslijn 54 - bereikbaar door de Koninginnebrug over te steken - een verbinding met station Schiedam-Centrum. Over het bedrijventerrein zelf rijden geen bussen meer. Een bijzondere vorm van openbaar vervoer is de watertaxi, waarvoor een opstapplaats aanwezig is aan het Hoofdplein.

2.4 Functionele Beschrijving

Het plangebied is vooral en van oudsher een bedrijventerrein. De meeste gebouwen zijn dan ook in gebruik door particuliere bedrijven. Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich diverse economische functies. Dit betreft voornamelijk bedrijfsvestigingen uiteenlopend van productiebedrijven tot dienstverlening.

2.4.1 Bedrijven

Het bedrijventerrein kent qua bedrijvigheid een duidelijke tweedeling. De westzijde van het bedrijventerrein kenmerkt zich door een clustering van grootschalige, zwaardere bedrijvigheid (tot milieucategorie 4.2). Dit betreft onder andere de glasfabriek en de distilleerderijen van Nolet en De Kuyper. De rest van het bedrijventerrein kemerkt zich door bedrijven tot maximaal milieucategorie 3.2. De bedrijven aan de zuidzijde van het gebied zijn daarbij grootschaliger van aard dan de bedrijven bij de Van Deventerstraat en de Nieuwsticht.

De Berckenrode Groep Schiedam (BGS), een sociale werkvoorziening gevestigd aan de Van Berckenrodestraat en aan de Fortunaweg, biedt bedrijven, instellingen en overheden allerlei vormen van professionele dienstverlening. De BGS is een commerciële, marktconform werkende onderneming. De 450 medewerkers kunnen om uiteenlopende redenen (nog) geen 'reguliere' plek op de arbeidsmarkt krijgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0007.jpg"

2.4.2 Detailhandel

In het plangebied bevinden zich enkele detailhandelsbedrijven in volumineuze goederen. Meubelzaken zijn gevestigd aan de Buitenhavenweg 132-140 en de Van Deventerstraat 26-30. Autodealers bevinden zich op de adressen Nieuw-Mathenesserstraat 11-13 en Gustoweg 81-83. Deze detailhandelsbedrijven zijn op de verbeelding aangeduid als 'detailhandel volumineus'.

Een bijzondere vorm van detailhandel betreft de ondergeschikte detailhandel. Dit betreft beperkte vormen van detailhandel welke ondergeschikt is aan de primaire bedrijfsactiviteiten en veelal plaatsvindt in een beperkt deel van de bedrijfsbebouwing. Deze vormen van detailhandel komen verspreid voor en zijn als aan de hoofdfunctie ondergeschikte activiteit in het gehele plangebied toegelaten.

2.4.3 Overige functies

In het plangebied bevinden zich twee opleidingscentra voor het beroepsonderwijs. Dit betreft Rijnmond Bouw aan de Nieuwsticht 10 en Blom Opleidingen aan de Fortunaweg 17. Deze zijn op de verbeelding aangeduid als 'onderwijs'. Aan de Nieuw-Mathenesserstraat 38, Couwenhovenstraat 3-5 en Van Cleeffstraat 2 bevinden zich kleine zelfstandige kantoren, welke zijn aangeduid als 'kantoor'. Aan de Gustoweg 87 bevindt zich een sportschool. Omdat deze op korte termijn, in ieder geval binnen de planperiode, verdwijnt is deze op de verbeelding niet nader aangeduid.

2.4.4 (Bedrijfs)woningen

Aan de Nieuw-Marthenesserstraat 36A, Buitenhavenweg 58 en Buitenhavenweg 60 bevinden zich op de verdieping bedrijfswoningen, welke behoren tot het op hetzelfde perceel gevestigde bedrijf. Voor deze bedrijfswoningen is binnen de hoofdbestemming de aanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Het gebruik van de panden Van Deventerstraat 38, Nieuw-Mathenesserstraat 85 en Gustoweg 87 ten behoeve van het wonen is of wordt op korte termijn beëindigd. Deze panden zullen om deze reden op de verbeelding niet nadere worden bestemd. Dit geldt ook voor de panden welke in gebruik zijn of waren zonder dat daarvoor in het verleden vergunning is verleend (Gustoweg 81, Nieuw-Mathenesserstraat 32-B, Nieuw-Mathenesserstraat 87 en Couwenhovenstraat 15-B).

2.5 Cultuurhistorische Waarden En Monumenten

In het plangebied ligt het rijksmonumentaal fabriekscomplex van Koninklijke De Kuyper B.V.. Daarnaast bevinden zich in het plangebied enkele bijzondere, cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Deze bebouwing is in het onderzoek 'Wederopbouw in Schiedam' (2010) benoemd als bebouwing welke hoewel deze geen monumentale status heeft wel een hoge cultuurhistorische waarde kent. De binnen het plangebied aanwezige cultuurhistorisch waardevolle gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde -cultuurhistorie'. Dit geldt niet voor het in paragraf 2.5.2 genoemde monumentale fabriekscomplex, welke wordt beschermd via de Monumentenwet.

2.5.1 Cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuur

Door de grootschalige ingrepen in de twintigste eeuw zijn er weinig cultuurhistorisch waardevolle stedenbouwkundige structuren in het gebied bewaard gebleven. Het verloop van de kade van de Buitenhaven en de Buitenhavenweg vormt de belangrijkste constante nog aanwezige waardevolle structuur in het gebied. Om deze structuur te behouden en versterken zou de oorspronkelijke rooilijn langs de Buitenhavenweg vanaf de Rotterdamsedijk tot aan het fabriekscomplex van De Kuyper opgepakt moeten worden. Bij nieuwbouw verdient het de voorkeur om langs de Buitenhavenweg aan te sluiten bij de bouwhoogte van Buitenhavenweg 98, Buitenhavenweg 114-116 en Buitenhavenweg 132.

2.5.2 Rijksmonument 'Koninklijke De Kuyper B.V.'

Het fabriekscomplex 'Koninklijke De Kuyper B.V.' aan de Buitenhavenweg 98 dateert in vroegste vorm uit 1911, toen de bedrijfsvoering van het familiebedrijf De Kuyper van Rotterdam naar Schiedam werd verplaatst. Het bedrijfsgebouw, waarvan het kantoor zich aan de kop van het complex duidelijk als apart en representatief onderdeel onderscheidt, is kenmerkend voor de moderniserende distilleerderijen aan het begin van de twintigste eeuw. Het grootschalige complex werd ontworpen door de architect A.W. Meijneken uit Rotterdam. De gevels zijn bijzonder gedetailleerd. In 2002 is het fabriekscomplex van distilleerderij Koninklijke De Kuyper B.V. aangewezen als rijksmonument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0008.png"

2.5.3 Waardevolle en karakteristieke bebouwing

Binnen het plangebied bevinden enkele cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. Deze gebouwen zijn op de verbeelding aangeduid met de dubbelbestemming 'Waarde - cultuurhistorie'. Dit betreft de volgende bebouwing.

Fabriekscomplex 'Vereenigde Glasfabrieken N.V.

Het glasfabriekcomplex aan de Buitenhavenweg is ontstaan na de samenvoeging van de fabrieken De Schie (opgericht in 1897) en Van Deventer (opgericht in 1854). Deze fabrieken werden respectievelijk in 1923 en 1926 geïntegreerd in de Vereenigde Glasfabrieken N.V.. Het complex heeft een hoge / positieve cultuurhistorische waarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0009.png"

Vooral aan het kantoorgebouw op het adres Buitenhavenweg 114-116 wordt een hoge waarde toegekend, met name vanwege de bijzondere architectuur en interieurafwerking, waarbij het gebruik van glazen bouwblokken opvallend is. Het gebouw van de Amsterdamse architect Dirk Brouwer is opgetrokken in een functionalistische stijl. De fabrieksgebouwen zijn opgetrokken in een staalskelet, met wandvullingen van baksteen en glas. Het fabriekscomplex vormt een bijzondere en gave eenheid, waarvan de afzonderlijke onderdelen niet altijd even waardevol zijn, maar in hun samenhang bijzondere waarde vertegenwoordigen. Het behoort tot de restanten van een typisch Schiedamse bedrijfstak, die in oorsprong nauw samenhangt met de jeneverproductie. Bij eventuele herinrichting zijn het kantoorgebouw en de daarachter gelegen kantoren en loods alsmede het uitgiftemagazijn behoudenswaardig.

Voormalige branderij Buitenhavenweg 132

De voormalige branderij aan Buitenhavenweg 132 is het laatste voorbeeld in zijn soort aan de Buitenhavenweg. Na 1850 ontstond in dit gedeelte van de Buitenhavenweg een vrijwel aaneengesloten gevelrij met vergelijkbare panden. Het gebouw heeft een eenvoudige gevel in een classicistische opzet. In de gewijzigde begane grond is nog een getoogde inrijpoort aanwezig met een sluitsteen met het jaartal 1855.

Bottelarij Coca-Cola

De voormalige bottelarij van Coca-Cola op de hoek van de Van Cleeffstraat en de Couwenhovenstraat is in 1950 gebouwd. Het gebouw kenmerkt zich door schuin geplaatste ramen, bedoeld om het frabricageproces in de bottelarij van buitenaf goed zichtbaar te maken. Het gebouw was op die wijze onderdeel van de marketing van deze nieuw in Nederland geïntroduceerde frisdrank. Mede door deze vormgeving heeft het gebouw een gemiddelde tot hoge erfgoedgoedwaarde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0010.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het ruimtelijke relevante beleid voor het voorliggende bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het voorliggende bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en ruimte

Op 13 maart 2012 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit, en schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'), minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. De nationale belangen die worden benoemd betreffen de internationale concurrentiepositie, het gebruik van de ondergrond, het behouden en versterken van vervoer- en transportsystemen, de milieukwaliteit, de waterveiligheid en zoetwatervoorziening en behoud en versterken van natuur en cultuurhistorische waarden.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidvleugel. De structuurvisie zet voor wat betreft deze regio, en voor zover van belang voor Schiedam, in op het verbeteren van het vestigingsklimaat door het optimaal benutten en verbeteren van de bereikbaarheid, mede door het ontwikkelen van een efficiënt multimodaal logistiek netwerk, het borgen van de waterveiligheid en het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij. Het behoud en versterking van hoogwaardige bedrijventerreinen, welke (milieutechnisch) goed zijn ingepast in hun omgeving, sluit aan op deze ambities.

3.1.2 AMvB Ruimte

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in de AMvB Ruimte; het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is laatst gewijzigd op 1 oktober 2012. Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere de maninportontwikkeling Rotterdam, rijksvaarwegen, primaire waterkeringen en de veiligheid rond grote rivieren.

De Nieuwe Maas is aangemerkt als 'grote rivier', welke samen met de daarbij behorende buitendijks gelegen gronden en havens het rivierbed vormt. Voor het rivierbed van grote rivieren geldt dat een bestemmingsplan in vergelijking tot het voorafgaande bestemmingsplan geen nieuwe bestemmingen mag toelaten. Gelet op het conserverende karakter van het bestemmingsplan voor wat betreft het gebruik van het havengebied wordt voldaan aan de van rijkswege gestelde regels ten aanzien van 'grote rivieren'. De Nieuwe Maas is tevens aangemerkt als rijksvaarweg (CEMT-klasse Va). Het bestemmingsplan voorziet niet in wijzigingen welke van invloed zijn op het gebruik van de rijksvaarweg. De Delflandsedijk is een primaire waterkering. Voor deze waterkering, met inbegrip van de bijbehorende beschermingszone, geldt conform het bepaalde in het Barro een beschermende dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan het Barro.

3.1.3 Waterbeleid 21e eeuw

Een belangrijke conclusie uit het 'Waterbeleid 21e eeuw' is om meer ruimte te geven aan water en te voorkomen dat de waterproblematiek in tijd of ruimte wordt afgewenteld. Er worden twee drietrapsstrategieën als uitgangspunten aangegeven:

  • waterkwantiteit: Vasthouden - Bergen - Afvoeren;
  • waterkwaliteit: Schoonhouden - Scheiden - Zuiveren.

Deze strategieën vertalen zich voor het stedelijk gebied in concrete aandachtspunten als: meer ruimte voor water en een relatie tussen het stedelijk water en het water in het omliggende gebied, vergroting van het waterbergend vermogen, verbetering van de waterkwaliteit, vergroting van de belevingswaarde van water en kansen voor natuur en recreatie in en rondom stedelijk water. Voor dit bestemmingsplan is een waterparagraaf opgesteld (paragraaf 4.1). De relevante waterhuishoudkundige thema's voor het plangebied en de wijze waarop hiermee wordt omgegaan zijn hierin opgenomen.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 voor de gehele provincie de structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. Deze structuurvisie is laatst gewijzigd op 30 januari 2013. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie tot 2020, met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing in kwaliteit.

Het buitendijks gelegen deel van het plangebied is onderdeel van de Mainport Rotterdam. De Mainport Rotterdam is een complex van industrie, handel, transport en logistiek, gevestigd op het haven- en industriegebied langs de Nieuwe Waterweg, Oude Maas, Merwede en Dordtsche Kil. De provincie heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie verder te ontwikkelen. De Mainport omvat het aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie water- en havengebonden bedrijvigheid, veelal in hogere milieucategorieën, met productie, opslag, transport en distributie, nutsvoorzieningen, evenals de hieraan verbonden kantoorfuncties in het haven- en industriegebied. Hierbinnen moet alle aan de mainport gerelateerde bedrijvigheid een locatie kunnen vinden. Ruimte daarvoor kan gevonden worden door verouderde complexen te herstructureren en verwante activiteiten te clusteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0011.png"

Afbeelding 5 - Functiekaart, Provinciale Structuurvisie

Het buitendijks gelegen gebied is tegelijkertijd aangewezen als transformatiegebied. Voor dit deel is transformatie mogelijk. Dit houdt verband met de uitbreiding van de mainport met de Tweede Maasvlakte. Hierdoor ontstaat ruimte voor een herverkaveling van het haven- en industriecomplex. Deze verschuiving van functies is voorzien aan de zuidzijde en op het Rotterdamse deel van Nieuw-Mathenesse. Het gebied kan daardoor worden getransformeerd naar een gemengd stedelijk woonwerkmilieu (Stadshavens). Bij de transformatie is het voor de provincie van belang dat dit bijdraagt aan de bundeling van verstedelijking, infrastructuur, voorzieningen en economische activiteiten gericht op concentratie, waarbij rekening wordt gehouden met kwalitatieve vraagontwikkelingen op de regionale woningmarkt en het versterken van de mainportfunctie.

Het binnendijks gelegen deel van het plangebied is aangemerkt als bedrijventerrein. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt daarbij plaats door het intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10 procent. De primaire waterkering, welke het plangebied via de Maasdijk, Nieuw-Mathenesserstraat en Van Deventerstraat doorkruist, is in het kader van waterveiligheid eveneens benoemd in de structuurvisie.

De provinciale structuurvisie heeft de provinciale belangen met bijbehorende ambities uitgewerkt in een uitvoeringsstrategie. Deze heeft, voor zover relevant voor het voorliggende bestemmingsplan, betrekking op:

  • de concentratie en bundeling van verstedelijking binnen het bestaand stedelijk gebied;
  • het verbeteren van de waterveiligheid door het versterken van primaire waterkeringen met behoud van de ruimtelijke kwaliteit;
  • externe veiligheid in relatie tot het vervoer over de Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg;
  • het behouden en aantrekken van (watergebonden) bedrijvigheid en werkgelegenheid;
  • het optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;
  • het zoveel mogelijk op een duurzame wijze realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

3.2.2 Provinciale verordening Ruimte

Samen met de structuurvisie is de verordening 'Ruimte, ontwikkelen met schaarse ruimte' vastgesteld en en laatst gewijzigd op 30 januari 2013. In deze verordening vindt een juridische vertaling plaats van het beleid uit de structuurvisie. De verordening stelt daarbij regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Voor het plangebied betreft dit de aspecten bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, buitendijks bouwen en externe veiligheid.

3.2.3 Herstructureringsprogramma Bedrijventerreinen Zuid-Holland

Ruimte voor economische activiteiten is in de provincie Zuid-Holland een schaars goed. Daarom vindt de provincie het belangrijk dat op een duurzame en efficiënte manier gebruik wordt gemaakt van beschikbare bedrijventerreinen. Er wordt daarom ingezet op het herstructureren van bestaande en verouderde gebieden. Op dit moment is een deel van de werklocaties dermate verouderd dat zij niet meer voldoen aan de wensen en eisen van deze tijd. De provinciale herstructureringsopgave bedraagt momenteel ongeveer 3.500 hectare. Daarnaast blijft er vraag naar nieuwe vestigingsplaatsen. Dit komt door groei van bedrijven, het compenseren van naar woningbouw getransformeerde bedrijventerreinen en omdat er schuifruimte nodig is om de herstructurering op gang te brengen. In de periode 2010 tot 2020 is in de ruimtelijke planningsopgave 1.120 hectare voor nieuwe bedrijventerreinen opgenomen.

Om de herstructurering een stimulans te geven, is het Herstructureringsprogramma bedrijventerreinen Zuid-Holland 2009-2013 (maart 2010) vastgesteld. Dit is een uitwerking van afspraken uit het Convenant Bedrijventerreinen 2010-2020 (Rijk-IPO-VNG). In dit programma staan de ambities van de provincie en de regionaal samenwerkende gemeenten en zijn prioritaire herstructureringprojecten opgenomen. De provincie is regisseur van het bedrijventerreinenbeleid en de gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van herstructureringsprojecten. Voor Nieuw-Mathenesse wordt ingezet op herprofilering. Herprofilering is een zware vorm van revitalisering die leidt tot een (gedeeltelijke) nieuwe werkfunctie op het bedrijventerrein die veelal vraagt om (gedeeltelijke) sloop van panden en een aanpassing van de infrastructuur. Het bestemmingsplan maakt herstructurering van het gebied mogelijk.

Aanvullend op de nationale afspraken heeft de provincie, in het Convenant duurzame bedrijventerreinen Zuid-Holland, verdergaande afspraken gemaakt met regionaal samenwerkende gemeenten, het bedrijfsleven en de milieufederatie. Het landelijk convenant richt zich vooral op de kwantitatieve aspecten van de herstructurering (hectares), de Zuid-Hollandse afspraken stimuleren meer de duurzaamheidaspecten. Afgesproken is gezamenlijk te werken aan de herstructureringsopgave en verduurzaming van bedrijventerreinen in Zuid-Holland.

3.2.4 Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020

Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) is in oktober 2005 vastgesteld als streekplan door de provincie Zuid-Holland en als regionaal structuurplan voor de Stadsregio Rotterdam. De streekplanfunctie is vanwege de provinciale structuurvisie inmiddels vervallen, maar RR2020 geldt nog steeds als regionaal structuurplan. Het plan bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten en is bedoeld voor een periode van vijftien jaar (2005-2020). De kern van de RR2020 zit in de balans tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving.

Nieuw-Mathenesse vormt onderdeel van de rivierzone en is aangeduid als potentieel herstructurerings- en transformatiegebied. Dit betreft locaties die dankzij de ligging aan het water kansen bieden voor bijzondere gemengde woon-werkmilieus. Het gaat er daarbij om te komen tot modernisering van het haven- en industriegebied met de daarop aansluitende transformatie. Het is de bedoeling om de stad en de haven meer bij elkaar te brengen tot een goed functionerend havengebied in harmonie met meer stedelijk georiënteerde functies.

3.2.5 Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond

De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio, provincie Zuid-Holland, Kamer van Koophandel en Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst.

Voor de Rechtermaasoever is een milieuaandachtszone ontwikkeld. Achterliggende gedachte is dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever gecompenseerd kan worden door een hoge ruimtelijke kwaliteit. Bij het bepalen van de begrenzing van deze zone is naar alle relevante milieuaspecten gekeken (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004). Voor het inrichten van locaties in de milieuaandachtszone is altijd maatwerk nodig, waarbij met alle relevante milieuaspecten rekening wordt gehouden. Daarbij geldt dat de beschikbare milieuruimte voor bedrijven zoveel als mogelijk niet wordt aangetast ten gevolge van de voorgenomen ontwikkelingen op de Rechtermaasoever. Zo geldt dat de aanpassing van de vigerende vergunningen alleen zal geschieden op basis van voortschrijdend inzicht op het terrein van ALARA (actualisering vergunningen). Dat betekent dat de bestaande rechten van de bedrijven worden gerespecteerd.

3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid

3.3.1 Stadsvisie

Op 28 september 2009 heeft de raad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie.

In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden, waaronder de vernieuwing van Nieuw-Mathenesse. Uitgangspunt daarbij is het voortzetten van de diversificatie van werkgelegenheid en het scheppen van een sterk vestigingsklimaat voor bedrijven.

In Nieuw-Mathenesse is sprake van de ontwikkeling van een distilleercluster als moderne en met Schiedam verbonden tak van industrie; hoogwaardig en op de toekomst toegesneden. Vernieuwing van de verouderde terreindelen, in de zone tussen de dijk (Nieuw-Mathenesserstraat) en het water moet plaatsvinden in samenwerking met Rotterdam en in aansluiting op de ontwikkeling van de Merwehaven (op termijn). De door Rotterdam voorgenomen ontwikkeling is neergelegd in de Structuurvisie Stadshavens, die in september 2011 is vastgesteld door de gemeenteraad van Rotterdam. In dit gebied zijn op termijn meer stedelijke functies, waaronder wonen, in de rand aan de Merwehaven mogelijk en is de ontwikkeling niet alleen puur gericht op bedrijvigheid.

Als gevolg van de economische terugslag van de afgelopen jaren zijn de plannen voor de lange termijnontwikkeling zowel in Schiedam als in Rotterdam uitgesteld. Was aanvankelijk de start van de herontwikkeling van de Merwehaven en de zuidrand van Nieuw-Mathenesse als onderdeel van het Schiedamse waterfront voorzien in de periode vóór 2020, nu is de start van deze herontwikkeling niet voorzien binnen de planperiode van dit bestemmingsplan.

De Stadsvisie zet voorts in op het realiseren van een goede ontsluiting van de aan de zuidzijde van de stad gelegen bedrijventerreinen op het landelijke wegennet via de aansluiting A4 - Wilhelminahaven - Nieuw-Mathenesse - Merwehaven (de Havenroute). Dit betreft een langlopend project, dat voortdurend in samenhang wordt gezien met de ontwikkeling van Nieuw-Mathenesse en overige ontwikkelingen langs de Nieuwe Maas.

3.3.2 Masterplan Nieuw-Mathenesse

In december 2008 heeft de gemeente Schiedam het Masterplan Nieuw-Mathenesse vastgesteld. In het Masterplan wordt ingegaan op de ontwikkelingsmogelijkheden voor Nieuw-Mathenesse. Kernambitie is om van Nieuw-Mathenesse een modern stedelijk gebied te maken met een diversiteit aan vooral economische functies, en in mindere mate woonfuncties, en het gebied te verbinden met de hoogstedelijke omgeving van de historische binnenstad en de Rotterdamse ontwikkelingen in Merwehaven. Er wordt aandacht besteed aan zowel de ruimtelijke als de functionele aspecten en op welke deelgebieden welk soort ingrepen moeten worden gedaan om de gebiedsontwikkeling tot een succes te maken.

Het doel van de herstructurering is gericht op een duurzame herontwikkeling van het bedrijventerrein met:

  • ruimte voor nieuwe én bestaande bedrijvigheid;
  • zorgvuldig gebruik van de beschikbare ruimte;
  • een zo laag mogelijke belasting van het milieu.

Voor Nieuw-Mathenesse wordt een ontwikkeling voorgestaan naar een gemengd gebied. Aan de ene kant is er sprake van herstructurering van het bestaande bedrijventerrein. Aan de andere kant is er sprake van een transformatie van het gebied; naast (hoogwaardige) bedrijvigheid is er ook ruimte voor andere functies, zoals (op termijn) wonen. Daarbij wordt een zonering van het gebied voorgestaan, waarbij tussen de Buitenhavenweg en de Nieuw-Mathenesserstraat het distilleercluster is gesitueerd en tussen de Nieuw-Mathenesserstraat en de Gustoweg/Minervaweg het werkgebied. Deze beide gebieden samen vormen het toekomstige bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0012.png"

Afbeelding 6 - Ontwikkelingskaart, Masterplan Nieuw-Mathenesse

Buiten dit werkgebied is een overgangsgebied voorzien, met een menging van woon- en werkfuncties en andere stedelijke functies (cultuur, vrijetijdsvoorzieningen en dergelijke). De Structuurvisie Stadshavens (Rotterdam) voorziet in de zone tussen de Gustoweg en de Merwehaven op termijn een gemengd stedelijk gebied. Ditzelfde milieu voorziet het Masterplan Nieuw-Mathenesse in de zone tussen de Minervaweg en de Fortunaweg. Ten zuiden van de Fortunaweg, aan de rivier, is op langere termijn een aantrekkelijk woongebied voorzien.

Uitwerking Masterplan Nieuw-Mathenesse

Met de Uitwerking Masterplan Nieuw-Mathenesse uit 2010 zijn de uitgangspunten voor de herontwikkeling van Nieuw-Mathenesse concreter ingevuld. Nieuwe initiatieven worden waar mogelijk getoetst aan deze uitwerking. Het onderhavige bestemmingsplan is mede gebaseerd op de uitgangspunten die hierin zijn verwoord. In de Uitwerking is nader ingegaan op aspecten als ontsluiting / verkeerstructuur, milieuzonering, ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid (waarin het cradle-to-cradle-principe), economie/werkgelegenheid en cultuur. Daarnaast is ingegaan op de functionele inrichting van Nieuw-Mathenesse: de gebiedsprofielen zijn gedefinieerd en afzonderlijk beschreven, met bijbehorende randvoorwaarden.

3.3.3 Nota Bedrijventerreinen

In 2009 is de Nota Bedrijventerreinen vastgesteld. De nota heeft een focus tot 2020. Uitgangspunt van de nota is het optimaliseren van de werkgelegenheid, onder andere door het vinden van uitbreidingsruimte voor en nieuwvestiging van (hoogwaardige) bedrijven, welke uit het oogpunt van milieu in te passen zijn in de stedelijke omgeving. Een doel om dit uitgangspunt te bereiken is het intensiveren van het gebruik van de bestaande bedrijventerreinen door verdichting.

Voor Nieuw-Mathenesse zet deze nota in op intensivering van het ruimtegebruik en het uitgeven van nog beschikbare kavels. Invulling moet plaatsvinden met hoogwaardige bedrijfsmatige functies en hoogwaardige stedelijke functies. Daarmee is een toename met circa 550 arbeidsplaatsen mogelijk op Nieuw-Mathenesse. Vernieuwing kan een impuls krijgen op die plaatsen waar erfpachtconstructies aflopen. Als doelgroepen zijn de sectoren onderwijs, cultuur en recreatie geschikt, alsmede hoogwaardige bedrijvigheid gerelateerd aan het distilleercluster. Deze doelgroepen bieden werk aan relatief veel hoger opgeleiden en passen in het stedelijke en culturele klimaat van de locatie.

3.3.4 Woonvisie Schiedam 2030

Op 28 juni 2012 is de Woonvisie Schiedam 2030 vastgesteld. De Woonvisie vormt een nadere uitwerking van de in de Stadsvisie benoemde hoofdopgaven met betrekking tot het wonen voor de periode tot 2030. Uitgangspunt is dat alle Schiedammers de kans moet worden geboden om aantrekkelijk te kunnen wonen in een kwalitatief goede woon- en leefomgeving, welke voldoende mogelijkheden biedt voor sociale stijging. Deze ambitie wordt gerealiseerd door nieuwe woonmilieus in Schiedam te ontwikkelen door stedelijke vernieuwing en Schiedam om te vormen naar een levensloopvriendelijke stad.

De Woonvisie gaat uit van de bouw van 3.500 nieuwe woningen tot 2030. Dit zal zowel plaatsvinden op nieuwe woningbouwlocaties als door herstructurering van bestaande woongebieden. Daarnaast zet de Woonvisie in op het voltooien van projecten welke in de afgelopen jaren reeds zijn opgepakt. Als gevolg van de aanleg van de A4, wat bij vaststelling van de Stadsvisie niet zo snel was voorzien, komen enkele nieuwe locaties aan de orde, met name rond het Beatrixpark en op sportpark Harga. Het grootste gedeelte van de bouwopgave zal worden gerealiseerd op deze locaties. Ontwikkeling van het Schiedamse waterfront wordt mede ten gevolge van deze ontwikkelingen in de periode tot 2030 niet meer voorzien.

3.3.5 Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan

Het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan 2011-2020 "Schiedam duurzaam bereikbaar" (GVVP) is in 2011 vastgesteld. In het GVVP wordt beschreven op welke wijze de gemeente zich de komende jaren wil inzetten om haar strategische positie in de Zuidvleugel van de Randstad te behouden en te versterken en hoe het lokale bereikbaarheidsbeleid wordt vormgegeven om bij te dragen aan een vitale stad. Gekozen is voor duurzame bereikbaarheid, goed voor mens, economie en milieu en voor langere tijd een oplossing biedend.

De aanpak van duurzame logistiek richt zich op duurzame stedelijke distributie voor de binnenstad van Schiedam en bij de bedrijven met grotere goederenstromen. Op Nieuw-Mathenesse zijn O-I Manufacturing Netherlands en Nolet Distillery in dit verband belangrijke bedrijven, die hiermee actief bezig zijn.

Langs de Nieuwe Maas is sprake van een aantal ontwikkelingen: de Merwehaven en het Vierhavensgebied in het kader van Stadshavens Rotterdam, met een mogelijke nieuwe stadsbrug naar Rotterdam Zuid, terwijl op de lange termijn de herontwikkeling van een deel van de Wilhelminahaven in Schiedam als mogelijke ontwikkeling wordt gezien. Mede gelet op deze ontwikkelingen is het wenselijk de route langs de zuidkant van de stad, die nu loopt langs Van Deventerstraat, Nieuw- Mathenesserstraat, Maasdijk, Havendijk, Westfrankelandsedijk en Vlaardingerdijk, meer ruimtelijke samenhang te geven en om te vormen tot Havenroute. Een gedeelte van deze Havenroute bevindt zich binnen het plangebied. Het bestemmingsplan vormt geen belemmering voor realisatie van deze plannen, welke de bereikbaarheid van het plangebied zullen verbeteren.

3.3.6 Kadernota Parkeerbeleid

De parkeerproblematiek in Schiedam is in de Kadernota Parkeerbeleid 2009-2013 (2009) integraal geanalyseerd. De nota is een stedelijk beleidsplan met een doorvertaling naar de verschillende wijken en bedrijventerreinen. Het parkeerbeleid in de nota omvat zeven stedelijke hoofdpunten, die binnen een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden worden geplaatst. Hierbij is rekening gehouden met gerelateerde beleidsterreinen. Voor de bedrijventerreinen is op hoofdlijnen aangegeven hoe dit beleid in de specifieke problematiek van die terreinen kan worden uitgevoerd. Tenslotte is een uitvoeringsplan op hoofdlijnen opgenomen, waarin de voorgestelde maatregelen worden ingedeeld in maatregelen die op korte- of middellange termijn kunnen worden uitgevoerd, maatregelen die samenwerking met andere partijen vereisen en maatregelen waarvoor nog nader onderzoek nodig is. Het parkeerbeleid wordt op basis van het Gemeentelijk verkeer- en vervoerplan gecontinueerd voor de periode tot 2020.

Ten aanzien van de Schiedamse bedrijventerreinen wordt in algemene zin geconstateerd dat het parkeren (veel) ruimte inneemt. Dit vormt een belemmering voor het optimaal benutten van de ruimte en van de uitstraling van de terreinen. Voor bedrijventerreinen liggen er kansen om de uitstraling en de benutting te vergroten door het parkeren anders te ordenen door bijvoorbeeld het concentreren van parkeervoorzieningen in collectieve en/of openbare parkeervoorzieningen (garages). De parkeerruimte bij het bedrijf op eigen terrein kan dan beperkt blijven tot de benodigde parkeerruimte voor de bedrijfsauto's. Eventuele parkeerplaatsen op straat zijn dan uitsluitend bedoeld voor bezoekers. Parkeervoorzieningen bij bedrijven kunnen eventueel worden omgezet in bedrijfsruimte. Samen met vertegenwoordigers van de bedrijventerreinen wordt bepaald waar deze aanpak wenselijk is en kans van slagen heeft.

3.3.7 Groenstructuurplan

In het Groenstructuurplan uit 1995 is het gemeentelijk groenbeleid vastgelegd. Het structuurplan is een belangrijk instrument voor de langere termijn (10 jaar) en geeft een integrale visie op de openbare ruimte en de manier waarop water en groen, in relatie tot recreatie en ecologie, daarin een rol spelen. Het doel van het Groenstructuurplan is samen te vatten als "het veiligstellen en ontwikkelen van de specifieke kwaliteitskenmerken van de openbare ruimte in Schiedam".

In het Groenstructuurplan ligt het accent op de kwaliteit van de openbare ruimte en de manier waarop groen daarin een rol speelt. Uitgangspunt is dat het groen in Schiedam een hoge kwaliteit moet hebben. Het groen moet aan vier voorwaarden voldoen om te kunnen spreken van een hoge kwaliteit:

  • het groen moet duurzaam zijn, met name de hoofdgroenstructuur;
  • het groen moet functioneel zijn;
  • het groen moet een eigen sfeer hebben;
  • samenhang tussen de groenelementen (visueel en ecologisch).

Het plangebied is in het Groenstructuurplan indicatief aangeduid als werkgebied. In deze gebieden is geen duidelijke groenstructuur te realiseren. Wel wordt er naar gestreefd om de omgevingskwaliteit te verbeteren. Op plaatsen waar dit geen belemmering vormt voor de bedrijfsvoering kunnen bomen (die elders in de stad vrijkomen bij werkzaamheden) worden aangeplant. In het Bomenstructuurplan wordt de Buitenhavenweg aangewezen als locatie voor een beeldbepalende laanbeplanting. Dit is één van de uitgangspunten bij de herinrichting van het profiel van de Buitenhavenweg, wat binnen de planperiode zal worden gerealiseerd.

3.3.8 Detailhandelsnota

In 2009 is de 'Detailhandelsnota 2010-2020' vastgesteld. De nota tracht door middel van een onderlinge afstemming tussen de winkelgebieden en geplande ontwikkeling een sterk detailhandelsapparaat op te bouwen met als doel te komen tot een evenwichtige en duurzame voorzieningenstructuur voor de consument waarin de markt met vertrouwen durft te investeren.

Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie. Wel zijn enkele grote aanbieders aanwezig op bedrijventerreinen (elektronica, bouwmarkten). Vanwege het grote aanbod in de omgeving (o.a. Alexandrium III, Ikea Delft) is er geen aanleiding om dit aanbod in de periferie substantieel uit te breiden. Wel is concentratie van winkels in volumineuze branches (bouwmarkten, woninginrichting, tuincentra) gewenst. Voor de hand ligt om concentratie na te streven op bedrijventerrein 's-Graveland waar momenteel het grootste deel van het aanbod is gevestigd. Hierdoor kunnen de winkels meer van elkaars nabijheid profiteren en worden de eventuele negatieve effecten als forse toename van het verkeer en strengere milieunormen voor overige bedrijven op het bedrijventerrein beperkt.

In het bestemmingsplan wordt detailhandel beperkt tot de bestaande detailhandelsvestigingen. Deze worden op de verbeelding door middel van de aanduiding 'detailhandel volumineus' aangeduid. Hiermee wordt voorkomen dat elders in het plangebied nieuwe detailhandel wordt gerealiseerd. Het uitvoeren van detailhandelsactiviteiten ondergeschikt aan de op het terrein toegelaten bedrijfsactiviteiten is onder voorwaarden toegelaten.

3.3.9 Nota Horecabeleid

In 2008 is de 'Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012' vastgesteld. Op grond van deze nota wordt getracht een goede balans te bereiken tussen horeca als belangrijke economische functie en het bewaken van de woon- en leefsituatie, zodat negatieve effecten van de horeca kunnen worden voorkomen. De strategie om deze balans te bereiken zag oorspronkelijk op het consolideren van horeca in woonwijken (geen nieuwe bedrijven en geen uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven) en het aangeven van de (on)wenselijkheid van de verschillende typen horecabedrijven in het centrum. Met de herziening van het horecabeleid in 2008 is de nadruk meer komen te liggen op het sociaal-recreatieve aspect van horeca en het meer toelaten van horeca, vooral waar dit aansluit op nieuwe ontwikkelingen. Het horecabeleid sluit de nieuwvestiging van horeca op het bedrijventerrein uit.

3.3.10 Nota Architectuur & Welstand

In november 2003 heeft de gemeente Schiedam de Nota Architectuur & Welstand vastgesteld. In deze nota zijn voor alle wijken in Schiedam de architectonische en stedenbouwkundige kenmerken beschreven. Voor het sterk verouderde gebied Nieuw-Mathenesse wordt verwezen naar het herstructureringsprogramma dat inzet op een modern, gemengd en duurzaam bedrijventerrein.

In 2012 is in aansluiting op het Masterplan Nieuw-Mathenesse en de Nota Architectuur & Welstand een welstandsparagraaf voorbereid voor Nieuw-Mathenesse. In deze welstandsparagraaf zijn globale kaders vastgelegd. Basis is dat in de zone langs de Schie ingezet wordt op een uitwerking die meer aansluit bij het historisch weefsel, met langs de Schie een uitwerking die in korrel en materiaalgebruik refereert aan de historische stad. In het buitendijkse deel geldt een moderner kader.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

4.1 Milieueffectrapport

In paragraaf 1.4 is aangegeven dat samen met dit bestemmingsplan een milieueffectrapport (MER) is opgesteld, omdat de ontwikkelingen welke in het plangebied plaatsvinden, in samenhang met de voorziene ontwikkelingen in Rotterdam er toe leiden dat het bestemmingsplan planMER-plichtig is en naar verwachting ook direct MER-beoordelingsplichtig. Het MER is samen met de bestemmingsplan in procedure gebracht en als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd.

In het MER wordt uitgegaan van een drietal alternatieven: de autonome ontwikkeling van het plangebied, de voorgenomen ontwikkeling en het bestemmingsplanalternatief:

  • De autonome ontwikkeling is de ontwikkeling van het plangebied op grond van de vigerende bestemmingsplanregelingen. De autonome ontwikkeling betreft de invulling van het bedrijfskavel aan de zuidzijde van het distilleercluster, de herontwikkeling van het VROM-terrein ten behoeve van een supermarkt en het niet ontwikkelen van het Gustoterrein.
  • De voorgenomen ontwikkeling ziet op de herontwikkeling van het plangebied als vastgelegd in het 'Masterplan Nieuw-Mathenesse', uitgezonderd de ontwikkeling van het gebied gelegen langs de Nieuwe Maas tot een gemengd en woongebied. In het voornemen zal het plangebied intensiever worden gebruikt en wordt het Gusoterrein ontwikkeld als bedrijventerrein.
  • Het bestemmingsplanalternatief betreft nieuwe ontwikkelingen welke nog niet waren voorzien in de notitie 'Reikwijdte & Detailniveau MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse'. Het alternatief ziet op het naar beneden aanpassen van de milieuzonering in de Van Deventerdriehoek (maximaal milieucategorie 3.1) vanwege de geluidsbelasting, het ontwikkelen van een graanalcoholfabriek en een alternatieve ontwikkeling van het VROM-terrein.

In het MER is ingegaan op de effecten van de voorgenomen ontwikkeling en het bestemmingsplanalternatief ten opzichte van de autonome ontwikkeling. De thema's die in het MER worden behandeld zijn: weg- en, luchtkwaliteit, geur, externe veiligheid, industrielawaai en wegverkeerslawaai. De uitkomsten van het MER en de eventueel te nemen maatregelen zijn verwerkt in de navolgende paragrafen.

4.2 Waterparagraaf

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is de 'Waterparagraaf Nieuw-Mathenesse' opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft op 22 januari 2013 aangegeven in te kunnen stemmen met deze waterparagraaf. De volledige waterparagraaf 'Waterparagraaf Nieuw-Mathenesse' is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.

In deze waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Het doel van de waterparagraaf is het vastleggen en behouden van de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan, zoals oppervlaktewater en waterkeringen. Daarnaast wordt stilgestaan bij randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en de waterafvoer.

4.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen. In het kader van dit bestemmingsplan is door de gemeente Schiedam een milieu-hygiënisch bodemadvies opgesteld.

4.3.1 Toetsingskader

Bij de beoordeling van bestemmingspannen wordt de richtlijn gehanteerd dat, wanneer sprake is van functiewijziging, voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan ten minste het eerste deel van het verkennend onderzoek wordt verricht. Dit om inzicht te bieden in de kwaliteit van de bodem. De bodemkwaliteit dient geschikt te zijn voor de nieuwe functie. Hierbij dient met de uitvoering van het bestemmingsplan rekening te worden gehouden.

4.3.2 Bodemkwaliteit

Omstreeks het jaar 1400 is Nieuw-Mathenesse ontstaan door verzanding en aanslibbing. In de 17e eeuw werden er de eerste activiteiten ontplooid. Nieuw-Mathenesse werd vanaf die tijd vooral gebruikt voor de opslag van asresten van de vele stokerijen in Schiedam. Tevens werd het gebied gebruikt als stortplaats voor huisvuil en marktvuil. Vanaf de 19e eeuw waren grote delen van Nieuw-Mathenesse in gebruik bij verschillende aan de havens gerelateerde bedrijven. Verder werden er aan de Buitenhavenweg, de Maasdijk en de Rotterdamsedijk arbeiderswoningen gebouwd. Gedurende de jaren '30 van de vorige eeuw is wederom een gedeelte van Nieuw-Mathenesse als stortplaats gebruikt. De stort bevond zich vermoedelijk tussen de Rotterdamsedijk en de Maasdijk. Ook waren er in Nieuw-Mathenesse enkele watergangen en binnenhavens aanwezig, waaronder de Bakkershaven, die gedempt zijn met onbekend materiaal. In jaren de '50, '60 en '70 van de vorige eeuw hebben veel sloopactiviteiten plaatsgevonden en is het beeld ontstaan van het huidige bedrijventerrein. In deze jaren zijn grote delen van het bestemmingsplangebied opgehoogd met slib uit de Rotterdamse havens. Aangenomen wordt dat er in het gehele bestemmingsplangebied in de ondergrond (verontreinigd) afvalmateriaal en/of slib kan worden aangetroffen.

De grond in Nieuw-Mathenesse is over het algemeen licht tot sterk verontreinigd met stoffen als zware metalen, PAK (teerachtige stoffen) en minerale olie. Deze mate van bodemverontreiniging levert geen directe risico's op voor volksgezondheid en milieu, maar kan wel een beperking vormen bij het voornemen tot grondverzet. Voor zover bekend hebben deze verontreinigende stoffen in de grond de kwaliteit van het grondwater in het gebied niet of nauwelijks beïnvloed. Vanwege mogelijk bouw- en slooppuin moet in Nieuw-Mathenesse ook rekening worden gehouden met asbest in de bodem.

4.3.3 Puntbronnen

Op grote delen van Nieuw-Mathenesse vonden in het verleden bodembedreigende activiteiten plaats. De kans op het aantreffen van puntbron gerelateerde bodemverontreiniging in Nieuw-Mathenesse is substantieel. In het gebied staan voornamelijk ondergrondse brandstoftanks en productieprocessen geregistreerd als puntbron of bodembedreigende activiteit. Als gevolg van deze puntbronnen staan in het gemeentelijke Bodeminformatiesysteem (SquitXO) diverse bodemverontreinigingen geregistreerd, variërend van kleine plaatselijk spots tot gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Verontreinigende stoffen die voornamelijk in grond en grondwater als puntbron voorkomen zijn zware metalen, polycyclische koolwaterstoffen, minerale olie en aromatische verbindingen.

4.3.4 Sanerende maatregelen

Voor een omgevingsvergunning, voor afwijking van het bestemmingsplan, bij herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of beëindiging van erfpacht, bij aan- en verkoop van percelen door de gemeente of bij (andere) voornemens tot grondverzet, is bodemonderzoek noodzakelijk. Bodemonderzoek wordt uitgeoefend conform de NEN 5740 en, indien van toepassing, de NTA 5755 voor nader onderzoek. Tijdens dit onderzoek dient tevens een uitspraak te worden gedaan in hoeverre de bodem verdacht is op het voorkomen van asbest. Indien daarvan sprake is, dient tevens conform de NEN 5707 te worden vastgesteld in hoeverre de bodem verontreinigd is met asbest.

Indien de interventiewaarden worden overschreden kunnen sanerende maatregelen worden afgedwongen (bij een geval van ernstige bodemverontreiniging is dit wettelijk verplicht). Op grond van het huidige saneringsbeleid dienen bouwplannen (en de daarbij te voeren dieptematen) en saneringsplannen zodanig op elkaar te worden afgestemd dat:

  • het saneren van mobiele verontreinigingen (met bijvoorbeeld olie en oplosmiddelen) gericht is op het zoveel mogelijk wegnemen van bron en verontreiniging tot een kleine stabiele restverontreiniging, en;
  • het saneren van immobiele verontreinigingen (bijvoorbeeld zware metalen en PAK) gericht is op het voorkomen van contactmogelijkheden, hetgeen kan worden gerealiseerd door het aanbrengen van een leeflaag van geschikte kwaliteit of een gesloten verharding (zoals een betonvloer).

Bij afvoer van grond moet rekening gehouden worden met relatief hoge kosten voor verwerking (stort en/of reinigen). Indien het alleen om verontreinigingen van immobiele aard betreft, is het aan te bevelen om binnen de saneringslocatie zoveel mogelijk te herschikken op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Hierbij geldt het 'standstill'-principe dat de algehele bodemkwaliteit niet verslechtert.

4.3.5 Gebruiksbeperkingen

Op bepaalde percelen waar een besluit is genomen op grond van de Wet bodembescherming kan tevens van rechtswege (vanwege dat besluit) sprake zijn van een beperking van het bodemgebruik. Deze beperkingen zijn geregistreerd in het kader van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen. Veelal betekenen deze beperkingen (het in stand houden van de aangebrachte duurzame afdeklaag of leeflaag) dat herinrichting of grondverzet gepaard dient te gaan met een bodemsanering. Tevens kan de beperking bestaan uit het feit dat de eigenaar bepaalde (na)zorgmaatregelen dient te treffen dan wel nazorgvoorzieningen in stand dient te houden.

4.3.6 Conclusie

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en maakt geen functiewijzigingen mogelijk. In het kader van het bestemmingsplan is om deze reden geen verder bodemonderzoek noodzakelijk. In het gebied zal waarschijnlijk geen of beperkte sanering plaats vinden. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen negatief effect op bodemkwaliteit. Bij toekomstige initiatieven dient in het kader van de noodzakelijke omgevingsvergunning een actueel bodemonderzoek te worden overlegd. De bodemkwaliteit binnen het plangebied staat de vaststelling van het bestemmingsplan daarmee niet in de weg.

4.4 Flora En Fauna

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van plant- en diersoorten te bewerkstelligen. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen (Habitat- en Vogelrichtlijn, Verdrag van Bern). Uitgangspunt voor de Flora- en faunawet is het "nee-tenzij"-principe. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen, waaronder het bestemmingsplan, moet worden nagegaan of de wet uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

In deze paragraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Het plangebied kan worden getypeerd als stedelijk gebied met een stenig karakter. De belangrijkste natuurlijke waarden binnen het plangebied worden gevormd door ruigtes en braakliggende terreinen, kades, boom- en laanbeplantingen en stenig opgaand biotoop. In het zuidwesten zijn nog enkele te ontwikkelen percelen. Deze percelen liggen braak. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Alleen op de braakliggende, verruigde percelen worden enkele ontwikkelingen voorzien. Hiervoor moeten de terreinen bouwrijp worden gemaakt en zullen bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd.

Aan de hand van een literatuuronderzoek en globaal veldonderzoek is door afdeling Beheer en openbare ruimte van de gemeente Schiedam een flora- en faunaparagraaf opgesteld voor het plangebied. De volledige rapportage van het literatuur- en veldonderzoek 'Flora- en faunaparagraaf Nieuw-Mathenesse' en de aanvulling hierop zijn als bijlagen bij het plan gevoegd.

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuiden van het plangebied is de Nieuwe Maas wel aangewezen als EHS. Binnen het plangebied liggen geen groenstructuren welke onderdeel uitmaken van de stedelijke ecologische structuur. De ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet van invloed op het functioneren van deze natte EHS. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.

Het bestemmingsplan voorziet in enkele ontwikkelingen op nu braakliggende, verruigde percelen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden. Geconcludeerd wordt:

  • Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet . Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving.
  • Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Flora- en faunawet wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).
  • De ontwikkelingslocaties hebben geen bijzondere functie voor matig en zwaar beschermde soorten. Nader onderzoek is niet nodig.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

4.5.2 Toetsingskader

4.5.3 Risicobronnen

4.5.4 Verantwoording groepsrisico

Vanwege de ligging van het plangebied binnen het invloedsgebied van verschillende risicobronnen en de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, bedraagt het GR in de huidige situatie ongeveer 0,3 maal de oriënterende waarde. Het GR neemt, hoewel de populatie in het plangebied toeneemt, ten gevolge van de uitvoering van dit bestemmingsplan niet substantieel toe. Gelet hierop is een (beperkte) verantwoording van het GR noodzakelijk.

De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond heeft gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Het advies (adviesnr. 3816/032,) is als bijlage bijgevoegd. Geadviseerd wordt de herontwikkeling of nieuwbouw binnen een afstand van 40,0 meter uit de Nieuwe Maas zodanig te construeren dat in geval van een (dreigende) plasbrand aanwezigen de tijd en gelegenheid hebben om van de risicobron af te kunnen vluchten. Daarbij dienen de naar de risicobron gerichte gevels of glasoppervlakken bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux van meer dan 15 kW/m². Het bestemmingsplan biedt de bevoegdheid om met betrekking tot de vluchtmogelijkheden en de brandwerendheid- en bestendigheid, uit het oogpunt van externe veiligheid, voorwaarden te stellen indien wordt gebouwd op een afstand van minder dan 40 meter uit de Nieuwe Maas (zie artikel 17.4). Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is gekeken naar de consequenties van het bestemmingsplan op het groepsrisico. Gezien het lage groepsrisico, de beperkte toename daarvan en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om op locaties met een verhoogd risico nadere eisen of voorwaarden te stellen is de gemeente Schiedam van mening dat uitvoering van het bestemmingsplan op een verantwoorde wijze plaats kan vinden.

4.6 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid worden het wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en de industrie als potentiële geluidsbronnen onderscheiden. Op grond van de Wet geluidhinder, en voor vliegverkeer de Luchtvaartwet en Wet luchtvaart, geldt voor deze geluidsbronnen een voorkeursgrenswaarde waar woningen en anderen geluidgevoelige objecten aan moeten voldoen. Voor de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen één of meerdere van deze zones is een akoestisch onderzoek vereist, waaruit de geluidsbelasting op de gevel blijkt. De verschillende geluidsbronnen welke van invloed zijn op het plangebied worden in het navolgende beschreven. Dit geldt niet voor het rail- en vliegverkeerlawaai aangezien het plangebied ruimschoots buiten de bijbehorende geluidscontouren is gelegen.

4.6.1 Industrielawaai

4.6.2 Wegverkeerslawaai

De Maasdijk, Nieuw-Mathenesserstraat (deels) en de Van Deventerstraat zijn gezoneerde wegen als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder. Dit geldt ook voor de buiten het plangebied gelegen Rotterdamsedijk en Havendijk. De overige wegen zijn bestaand of geprojecteerd 30 km/h-gebied, welke op grond van de Wet geluidhinder niet gezoneerd zijn. Binnen de wettelijke geluidzones voor het wegverkeerslawaai worden geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Ook worden met het bestemmingsplan geen nieuwe wegen mogelijk gemaakt.

Het bestemmingsplan voorziet in het intensiveren van de bedrijvigheid door middel van verdichting. Daarnaast is het beleid er op gericht het vrachtverkeer op de Buitenhavenweg en het noordelijke deel van de Nieuw-Mathenesserstraat terug te dringen en wordt de maximumsnelheid op het noordelijke deel van de Nieuw-Mathenesserstraat verlaagd naar 30 km/h. Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg dat de verkeersafwikkeling binnen het plangebied verandert. Het verkeer wordt meer dan in de bestaande situatie geconcentreerd op de 'havenroute'. In het kader van het MER is een onderzoek uitgevoerd naar de akoestische gevolgen ter plaatse van in de omgeving van het plangebied gelegen geluidgevoelige bestemmingen. Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting op de voorgevel van de woningen op de kop van de Van Deventerstraat ten gevolge van veranderingen in de intensiteit van het verkeer op de Van Deventerstraat licht zal toenemen met 1,5 tot 1,6 dB. In aansluiting op de reeds uitgevoerde herinrichting van de Van Deventerstraat, zal ook het wegprofiel van de Van Deventerstraat tot de kruising met de Rotterdamsedijk worden heringericht. Deze herinrichting heeft tot doel de doorstroming te verbeteren met een betrekkelijk lage snelheid, waardoor de akoestische situatie zal verbeteren. Een verdere geluidreductie wordt bereikt door het toepassen van stillere wegdekken.

4.7 Luchtkwaliteit

4.7.1 Toetsingskader

Luchtkwaliteitseisen worden benoemd in de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer). De wet bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde4) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. Op 1 augustus 2009 is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Het NSL is goedgekeurd door de Europese Commissie waardoor Nederland uitstel heeft gekregen van de grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof. Andere in de wet genoemde stoffen hebben een beperkte invloed op de luchtkwaliteit bij wegen en worden daarom bij deze toetsing buiten beschouwing gelaten. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet luchtkwaliteit kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden;
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft;
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht;
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het NSL of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden.

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Indien een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg / m³) of een project valt in een categorie welke is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. De reden hiervoor is dat in het NSL voldoende maatregelen zijn genomen om de bijdrage van deze projecten aan verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren.

  1. 4. Uit de statistische relatie tussen de jaargemiddelde en uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide blijkt dat de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide pas wordt overschreden bij een jaargemiddelde concentratie boven 82 µg/m³. Dergelijke concentraties zijn niet te verwachten in en om het plangebied. Uit de berekeningen blijkt dat de concentraties in het plangebied aanzienlijk lager zijn.

4.7.2 Onderzoek

In het MER is onderzocht welke invloed de verwachte toename van verkeer en de emissies van bedrijvigheid (Power/Ferrolocatie, overslag van droog massagoed in de Rotterdamse Merwe-Vierhaven en glasfabriek, distilleercluster en graanalcoholfabriek in Nieuw-Mathenesse) heeft op de luchtkwaliteit. Aanvullend is ook onderzocht of de ontwikkelingen gevolgen hebben voor de geuremissie. Uit het onderzoek blijkt dat:

  • de ontwikkelingen als gevolg van de verkeerstoename in het algemeen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. De enige uitzondering hierop vormt de Nieuw-Mathenesserstraat (tussen de Rotterdamsedijk en de Van Cleeffstraat), waar de planbijdrage 1,3 µg/m3 bedraagt. Dit heeft geen betekenis omdat ter plaatse ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden;
  • als gevolg van bedrijvigheid geldt dat er in het plangebied Nieuw-Mathenesse en als gevolg van de invloed van de bedrijven in Nieuw-Mathenesse op de omgeving geen sprake is van een planbijdrage in de toekomstige situatie. Daarbij zal de glasfarbiek worden uitgerust met een stoffilter, waardoor de uitstoot van PM10 substantieel (ongeveer 90%) zal worden verminderd;
  • de vestiging van een graanalcoholfabriek leidt tot een te verwaarlozen toevoeging aan stikstofdioxide en fijnstof. Aanvullende maatregelen (goede afzuiging, best beschikbare technieken) zijn vereist om stofemmissies bij het lossen van graan tegen te gaan.

De wet- en regelgeving op het gebied van luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het plan voldoet uit het oogpunt van luchtkwaliteit aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

4.8 Milieuhinder Bedrijvigheid

4.8.1 Milieuzonering

4.8.2 Geur

Met betrekking tot geur is de provinciale “Geuraanpak kerngebied Rijnmond” van toepassing. Het beleid streeft er naar om door middel van het toepassen van de beste beschikbare technieken te komen tot een situatie waarbij op de terreingrens geen geur afkomstig van een inrichting waarneembaar is (maatregelenniveau I). Het beleid laat ruimte een lager maatregelenniveau vast te leggen waarbij geen geur wordt waargenomen bij een geurgevoelige locatie (maatregelenniveau II) of geen geuroverlast wordt veroorzaakt bij een dergelijke locatie (maatregelenniveau III). Het op een inrichting van toepassing zijnde maatregelenniveau wordt in de voor een inrichting geldende milieuvergunning (als voorwaarde) gesteld.

Grondregel is dat geen sprake mag zijn van geurwaarneming of geurhinder. Een geuremissie van 1,0 ge/m³ als 98 percentiel wordt als toelaatbaar geacht, omdat de waargenomen geur bij een dergelijke immissie feitelijk als verwaarloosbaar kan worden beschouwd. In het plangebied is alleen het distilleercluster voor geur relevant, de overige bedrijvigheid is kleinschalig en heeft geen relevante geurbelasting. De bij het distilleercluster behorende geurcontour van 1,0 ge/m³ ligt binnen het plangebied. Binnen deze contour bevinden zich geen woningen of andere geurgevoelige bestemmingen. De beoogde ontwikkelingen, zoals onderzocht in het MER, hebben voor Nieuw-Mathenesse geen significante gevolgen voor de geurwaarneming en de geuremissie van bedrijven. De regelgeving op het gebied van geuremissie staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.8.3 Buitendijks bouwen

In de buitendijkse gebieden van de grote rivieren neemt de druk op de ruimte toe. Gelet op de toenemende druk op deze gebieden dient op grond van de provinciale verordening bij nieuwe ontwikkelingen in de buitendijkse gebieden een goede afweging te worden gemaakt van de risico's die met hoogwater samenhangen.

Het zuidelijke en oostelijke deel van het plangebied zijn buitendijks gelegen. Dit gebied kenmerkt zich door veelal arbeidsextensieve bedrijvigheid en een lage personendichtheid. Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van het, nog braakliggende, buitendijks gelegen Gustoterrein als bedrijventerrein. Het terrein heeft een oppervlakte van 3,9 hectare en biedt de ruimte aan ongeveer 250 extra arbeidsplaatsen.

Het buitendijks gelegen gedeelte van het plangebied is in het verleden opgehoogd tot een hoogte van NAP +2,5 meter. De hoogte van het terrein biedt daarmee een adequate bescherming tegen hoogwater. Indien hogere waterstanden worden bereikt kunnen deze tijdig worden voorspeld, wat de mogelijkheid biedt tot een tijdige ontruiming van het gebied. Het feit dat sprake is van een bedrijventerrein maakt dat dit niet leidt tot een duurzame ontwrichting en dat het slachtofferrisico beperkt is. De directe aansluiting van het gebied op de primaire waterkering, welke tevens de hoofdontsluitingsroute van het gebied is, maakt dat het buitendijks gebied in geval van een calamiteit goed kan worden ontvlucht, alsmede dat deze bereikbaar blijft voor hulpdiensten. De risico's welke samenhangen met hoogwater vormen derhalve geen belemmering voor de verdere ontwikkeling van de buitendijkse delen van het plangebied.

4.9 Verkeer

Het bestemmingsplan kent een tweetal uitgangspunten welke van invloed zijn op het verkersintensiteit en -structuur binnen het plangebied. In de eerste plaats betreft dit het intensiveren van de bedrijvigheid binnen het plangebied door middel van verdichting en het toevoegen van een graanalcoholfabriek. Anderzijds wordt ingezet op het wijzigen van de verkeersafwikkeling, door de ontsluiting van het gebied te concentreren op de havenroute via de Van Deventerstraat, Nieuw-Mathenesserstraat en Maasdijk. Deze ontwikkelingen zullen extra verkeersbewegingen tot gevolg hebben, welke meer dan in de bestaande situatie geconcentreerd zullen worden via de havenroute.

De invloed van deze ontwikkelingen op de bereikbaarheid van het plangebied is in de MER beoordeeld op grond van veranderingen in verkeersintensiteit en de I/C-verhouding; de verhouding tussen de intensiteit en capaciteit van het wegvak. In het kader van het MER wordt geconcludeerd dat de ontwikkelingen leiden tot een (beperkte) toename van de verkeersinensiteit, maar dat dit geen invloed heeft op de verkeersafwikkeling binnen en in de omgeving van het plangebied. De I/C-verhouding, voor zowel de wegen in het plangebied als voor de wegen en kruispunten buiten het plangebied, zal in beperkte mate toenemen. De capaciteit van het wegenstelsel binnen en buiten het plangebied heeft voldoende capaciteit om het aangeboden verkeer af te kunnen wikkelen. De effecten van het wegverkeer op de bereikbaarheid van het plangebied zijn daarmee verwaarloosbaar klein. Voor de verdere invloed van de toename in verkeer wordt verwezen naar de paragraaf inzake geluid en luchtkwaliteit.

4.10 Energie En Duurzaamheid

De gemeente Schiedam geeft milieu en duurzaamheid een belangrijke plaats in bestemmingsplannen en bij de uitwerking van ruimtelijke projecten. Klimaatbeleid, duurzaam bouwen en cradle-to-cradle zijn hierbij speerpunten. Het toekomstperspectief voor de lange termijn is neergelegd in het Masterplan Nieuw-Mathenesse. Deze ruimtelijke visie is nader uitgewerkt in de notitie '' Duurzaamheid loont in Nieuw-Mathenesse'.

Het streven is om duurzame bedrijventerreinen te realiseren, welke zich karakteriseren als terreinen waar vanuit locatiekeuze, ontwerp, inrichting, aanleg, uitgifte en beheer planmatig rekening wordt gehouden met mens en milieu. Deze aspecten vormen uitgangspunten bij de herontwikkelingen en/of transformatie van bedrijventerreinen. Het duurzaamheidsaspect wordt uitgewerkt in een aantal thema's. Deze thema's vormen de uitgangspunten van het vastgestelde gemeentelijk beleid.

4.10.1 Verkeer en vervoer

Op Nieuw-Mathenesse wordt duurzame logistiek en mobiliteitsmanagement nagestreefd. De kansen hiervoor zijn in 2011 bij alle relevante bedrijven onderzocht. Een aantal bedrijven sluit zich aan bij een initiatief in de gemeente en de Stadsregio Rotterdam om met duurzame logistiek het goederenvervoer te beperken. Gezocht wordt naar mogelijkheden om transport te beperken door een verbeterde logistieke organisatie, verschuiving in de modal-shift (meer vervoer over water, zowel grondstoffen als gereed product), gebruik van grotere vervoerseenheden (LZV: lange zware vrachtwagen) en verbetering van de voertuigefficiency (zoals betere aerodynamica/minder brandstofverbruik).

Het mobiliteitsmanagement is gericht op het verminderen van het aantal autokilometers door werknemers en bezoekers, met name tijdens de spits. In dat kader worden de mogelijkheden voor het stimuleren van samen rijden en het gebruik van openbaar vervoer en fiets onderzocht, ook in samenwerking tussen bedrijven op het terrein.

4.10.2 Duurzaam bouwen

Ondernemers worden gestimuleerd in nieuwbouw- en verbouwplannen zoveel mogelijk duurzaam te bouwen. Hiertoe heeft de gemeente een instrument laten ontwikkelen, het Rekenmodel Duurzaam Vastgoed, dat inzicht geeft in de ontwikkeling van vastgoed en de terugverdienmogelijkheden van duurzaamheidsmaatregelen. Het rekenmodel wordt op dit moment uitgetest door enkele ondernemers.

4.10.3 Energie

Energiebesparing en gebruik van duurzame bronnen is actueel, mede in het licht van de klimaatdoelstelling om de CO2-productie sterk omlaag te brengen. In de bedrijfsvoering wordt hierop door ondernemers geïnvesteerd. Waar het gaat om de bebouwing zijn zaken als isolatie en materiaalgebruik aan de orde. Energiebesparing bij bestaande gebouwen, gebruik van zonne-energie (passief door zongericht bouwen; actief door zonnepanelen) en groene daken en wanden (isolatie) wordt gestimuleerd. In 2011 is het besparingspotentieel bij alle relevante bedrijven onderzocht. Een aantal bedrijven heeft al energiebesparingsmaatregelen toegepast, waaronder Nolet Distillery. Naast energiebesparing wekt Nolet energie op, met de nieuw geplaatste windmolen, die ondanks de traditionele vormgeving beschikt over de modernste technieken. Nolet Distillery maakt daarnaast gebruik van warmte-koude opslag in de bodem. Andere bedrijven onderzoeken de mogelijkheden voor energiebesparing of heeft concrete ambities op dit terrein.

Voor Nieuw-Mathenesse is gebruik van de restwarmte van OI-Manufacturing kansrijk. Op dit moment wordt gewerkt aan een businesscase. Van belang daarbij wordt de tracékeuze voor de warmteleiding, die op initiatief van Eneco zal worden gerealiseerd tussen Botlek-Vondelingenplaat, via Vlaardingen en Schiedam naar Merwe-Vierhavens (Leiding over Noord). Deze warmteleiding wordt aangesloten op het warmtenet in Rotterdam. Mogelijk kan OI-Manufacturing als warmteleverancier aansluiten bij dit initiatief. Ook los van het warmtenet zijn er mogelijkheden voor gebruik van restwarmte van OI-Manufacturing.

4.10.4 Grondstoffen, restproducten en afval

Er is in 2011 een verkenning gedaan naar de mogelijkheden voor uitwisseling van grondstoffen en restproducten op Nieuw-Mathenesse. Deze mogelijkheden blijken beperkt. Elke onderneming heeft een eigen markt voor het inkopen van grondstoffen en verkopen van reststoffen. Ook samenwerken op het gebied van afvoeren van afval biedt geen meerwaarde voor de bedrijven.

4.10.5 Onderhoud en beheer

Het onderhoud en beheer op de bedrijfspercelen valt onder de verantwoordelijkheid van de eigenaren/ondernemers. De gemeente is verantwoordelijk voor onderhoud en beheer van de openbare ruimte. Bij de inrichting van de openbare ruimte worden zoveel mogelijk duurzame materialen gebruikt, robuust en onderhoudsvriendelijk. Het beheer en onderhoud van het groen is duurzaam en milieubewust. Om Nieuw-Mathenesse een kwaliteitsimpuls te geven is de openbare ruimte op een hoog kwaliteitsniveau heringericht, zoals gebruikelijk is in de woonwijken.

4.10.6 Conclusie

Bij de herstructurering van Nieuw-Mathenesse staat duurzame ontwikkeling hoog in het vaandel, zowel bij de gemeente als bij ondernemers. Veel van de genoemde maatregelen zijn niet ruimtelijk relevant en worden niet geregeld in het bestemmingsplan. Wat wel geregeld kan worden in het bestemmingsplan, wordt uiteraard geregeld. Dat betreft onder meer het vergroten van de bouwmogelijkheden op de bedrijfspercelen, waarmee intensief ruimtegebruik wordt bevorderd. Compact parkeren en meervoudig ruimtegebruik wordt eveneens bevorderd met het bestemmingsplan. Door middel van milieuzonering wordt de milieubelasting op de woonomgeving in de omliggende wijken bewaakt. De regels bieden ruimte voor het realiseren van water en groen, zowel in de openbare ruimte als op de bedrijfspercelen. Archeologische en cultuurhistorische waarden worden beschermd. Daarnaast stimuleert de gemeente duurzame initiatieven, stelt zij kennis en instrumentarium ter beschikking en stelt zij voorwaarden bij de uitgifte van gronden of verlenging van erfpachtcontracten.

Of er een vorm van parkmanagement zal worden opgezet, is mede afhankelijk van de behoefte bij het bedrijfsleven, maar behoort tot de mogelijkheden. In een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bepaalde duurzaamheidsaspecten verder worden uitgewerkt (zoals vervoersmanagement, onderhoud en beheer). Een stimuleringskader voor duurzame herontwikkeling is in voorbereiding.

4.11 Archeologie

Door het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam is ten behoeve van het bestemmingsplan een archeologieparagraaf opgesteld.

4.11.1 Beleidskader

De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld. Ook worden bestemmingsplannen voorzien van een 'archeologieparagraaf'. Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid:

  • te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem;
  • te zorgen voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is;
  • te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden.

Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

4.11.2 Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet in verschillende periodes (Afzettingen van Duinkerke I-III). Op het veen werd in de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) gewoond. Op de Afzettingen van Duinkerke I kunnen bewoningssporen uit de Romeinse tijd voorkomen. Direct ten westen van het bestemmingsplangebied ligt de monding van de Schiedamse Schie. Dit riviertje dateert vermoedelijk uit de laatste eeuwen voor Christus. De kleiafzettingen in het gebied zullen deels afkomstig zijn van dit riviertje en voor een deel van de Nieuwe Maas. Op dergelijke oever- en dekafzettingen werd in de Romeinse tijd en (Vroege) Middeleeuwen gewoond.

In de 10e / 11e eeuw werd het (klei-op) veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering van het veen maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. In het bestemmingsplangebied ligt een deel van de zuidelijke dijk van de polder Oud Mathenesse (nu verdwenen) en de westelijke dijk van de polder Nieuw Mathenesse. De polder moet al vóór 1400 tegen de 13e-eeuwse 'Rotterdamse dijk' (die deel uitmaakt van Schielands Hoge Zeedijk) zijn ontstaan. Na circa 1850 is het gebied ontwikkeld tot bedrijventerrein en havengebied, waarbij grote stukken werden vergraven en andere delen sterk zijn opgehoogd.

4.11.3 Archeologische verwachting

In het gehele bestemmingsplangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen te verwachten. De tracés van de dijken met een strook ter weerszijden ervan zijn kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd.

Het plangebied is sinds de 19e eeuw deels sterk opgehoogd en dichtbebouwd, naar verwachting zijn de oudere bewoningssporen daardoor in een nog onbekende mate vergraven. De op grotere diepte aanwezige archeologische waarden worden alleen verstoord bij diepere bodemingrepen, die vaak ook een grote oppervlakte hebben. Gelet op de geplande ontwikkelingen in Schiedam Nieuw-Mathenesse, en de bouwvolumes die er al staan, zullen bodemingrepen in dit gebied meestal groter zijn dan 200 m2.

In het bestemmingsplangebied zijn zowel grote landschappelijke fenomenen (slootstructuren, akkercomplexen, dijkrestanten) te verwachten als kleinere structuren die in een booronderzoek traceerbaar zijn, zoals huisplaatsen uit de prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Dergelijke structuren hebben een gemiddelde oppervlakte van 100-200 m2. Archeologische indicatoren aangetroffen in een klein plangebied (kleiner dan 200 m2) leveren doorgaans een beperkte wetenschappelijke waarde op en de archeologische informatie is sterk gefragmenteerd. Het verlies aan archeologische informatie indien geen onderzoek wordt uitgevoerd is relatief gering.

Het registreren van een enkel spoor of een enkele vondst die bij dergelijke bodemingrepen wordt aangetroffen kan wel zinvol zijn. Daarom wijst de gemeente, wanneer (nader) archeologisch onderzoek niet verplicht is, altijd op de meldingsplicht in geval van 'toevalsvondsten', zoals verwoord in artikel 53 van de Monumentenwet 1988. Bij melding van dergelijke vondsten zal het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) indien nodig ter plekke komen documenteren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0024-0002_0017.png"

Afbeelding 12 - Archeologische onderzoeksgebieden

4.11.4 Aanbevelingen

Uit het oogpunt van de bescherming van archeologische waarden gelden de navolgende regelingen:

  • Voor de deelgebieden A geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde vereist voor activiteiten die dieper reiken dan 3,0 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte hebben van meer dan 200 m2.
  • Voor deelgebied B geldt een bouwregeling en is een omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde vereist voor activiteiten die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte hebben van meer dan 200 m2.

De gronden van het bestemmingsplan hebben allen de dubbelbestemming “Waarde - Archeologie”. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden welke de aanbevolen oppervlakte- en dieptematen overschrijden. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen.

4.12 Kabels En Leidingen

Binnen het plangebied is een ondergrondse hoogspanningsverbinding gelegen. Deze verbinding is met een zakelijke rechtstrook van 5 meter aan weerszijden van het hart van de leiding opgenomen op de verbeelding en in de regels. Verder liggen binnen het plangebied geen planologisch relevante kabels of leidingen.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Als belangrijkste doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten wordt op de geldende bestemmingsplanregeling. De plannen waar de juridische basis voor het plangebied in vastgelegd is, zijn dan ook een belangrijke informatiebron bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan. Daarnaast is de feitelijke situatie geanalyseerd.

Naast de vigerende en feitelijke situatie, dient het plan ook te voldoen aan het geformuleerde beleid. Het plan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate het verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan aansluit op de relevante Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidsstukken. In het bestemmingsplan is geen rekening gehouden met de mogelijke transformatie van de zuidzijde van het plangebied tot een (gemengd) woongebied. Deze transformatie zal niet plaatsvinden gedurende de planperiode. De economische functie staat gedurende de planperiode centraal.

Een ander doel is om het bestemmingsplan 'Nieuw-Mathenesse' te baseren op de nieuwe standaardregels van de gemeente Schiedam. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn de geldende bestemmingsplanregelingen zoveel mogelijk verweven in de gemeentelijke standaardregels. Voorliggend bestemmingsplan heeft de beschikking over een set regels dat zich conformeert aan de standaardregels van Schiedam, maar geen beperking vormt ten opzichte van de bestaande rechten van de burgers en ondernemers.

5.2 Uitgangspunten

Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande situatie, waarbij de ruimte wordt geboden om het gebied te herstructureren. Voorname aandachtspunten daarbij zijn de relatie tussen het bedrijventerrein en de omliggende woonwijken, specifiek voor wat betreft een goede milieuzonering, het beperken van de milieuoverlast en het verbeteren van het woon- en leefklimaat.

In dit bestemmingsplan wordt er voor gekozen de bestemmingsregels flexibel te houden. Binnen de verschillende zones worden bouwvlakken opgenomen, waarvan een bepaald percentage mag worden bebouwd. Binnen de zones wordt ook een algemene bouwhoogte opgenomen die is toegelaten binnen de bouwvlakken in de zone. Het bebouwingspercentage en de bouwhoogte wordt bepaald door de aard van de bedrijfsactiviteiten die binnen een zone zijn toegestaan. Dit zijn maten die op grond van het vigerende bestemmingsplan ook grotendeels waren toegelaten. Voor zover in de bestaande situatie afwijkende maten aanwezig zijn, worden deze specifiek aangegeven op de verbeelding.

5.2.1 Herstructurering en revitalisatie

In het Masterplan Nieuw-Mathenesse is de ontwikkelingsvisie verwoord. De duurzaamheidskansen voor het plangebied zijn verkend in de notitie Duurzaamheid Loont. Het onderhavige bestemmingsplan geeft hiervan waar mogelijk een ruimtelijke weerslag. Ambities als de toename van de bruto-vloeroppervlakte (bvo) van gebouwen, het realiseren van meer arbeidsintensieve bedrijvigheid en het vergroten van de bebouwingsdichtheid zijn direct te herleiden naar (de uitwerking van) het Masterplan Nieuw-Mathenesse. De werkgelegenheid zal hierdoor een impuls kunnen krijgen. Andere onderdelen van de ontwikkelingsvisie krijgen hun vertaling via ander instrumentarium, zoals bijvoorbeeld het welstandstoezicht, of zien op de periode na het verstrijken van de plantermijn.

5.2.2 Bedrijventerrein en zonering

Nieuw-Mathenesse is en blijft in hoofdzaak een bedrijventerrein. Het beleid voor het plangebied is daarom gericht op de versterking van de bedrijfsfunctie en de modernisering van het bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein bevindt zich een breed scala van typen bedrijven, zoals een glasfabriek, distilleerderijen, aannemersbedrijven, drukkerijen, een groothandel in bouwartikelen, een grote sociale werkvoorziening (met o.a. een drukkerij), metaalbewerkingbedrijven en een aantal garagebedrijven.

De mogelijkheden voor vestiging van milieubelastende bedrijven worden teruggebracht. In paragraaf 4.8.1 zijn criteria aangegeven voor de toelaatbaarheid van de verschillende bedrijfscategorieën. De toegelaten milieucategorieën zijn bepaald op grond van de afstanden tot woonbebouwing en andere milieugevoelige bestemmingen. De richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' vormen daarbij het uitgangspunt. Uitzondering op de interne milieuzonering vormen bestaande bedrijven in een hogere milieucategorie dan op grond van de richtafstanden mogelijk zou zijn. Voor deze bedrijven geldt een maatbestemming, welke met een aanduiding is aangegeven op de verbeelding. De bestaande rechten van zittende bedrijven worden hiermee gerespecteerd.

5.2.3 Staat van milieubelastende activiteiten

Voor het bedrijventerrein geldt dat alleen bedrijven zijn toegelaten welke zijn genoemd in de als bijlage bij de regels genoemde Staat van milieubelastende activiteiten en welke voldoen aan de ter plekke toegelaten milieucategorie. De Staat van milieubelastende activiteiten is een 'geschoonde' versie van de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Toegelaten zijn uitsluitend die bedrijven welke passen bij de aard van de bedrijvigheid op het bestaande bedrijventerrein. Het is daarbij mogelijk dat bedrijven in de staat worden genoemd welke een hogere milieucategorie hebben dan ter plekke is toegelaten. Voor deze bedrijven geldt dat deze met een afwijkingsbevoegdheid zijn toegelaten indien de bedrijfsvoering dusdanig van aard is dat deze qua milieuinvloed gelijk kan worden gesteld aan de ter plekke toegelaten (lagere) milieucategorie.

Voor het gebied bestemd als 'Bedrijventerrein - 1' geldt de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein'. Deze staat betreft een versie van de staat waar het aspect geluid uit is weggelaten. Reden hiervoor is dat geluid op een gezoneerd industrieterrein wordt gereguleerd via de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer. Omdat geluid via het milieuspoor wordt gereguleerd is het uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet noodzakelijk om voor wat betreft de zonering ook rekening te houden met het aspect geluid (zie paragraaf 'Bedrijventerrein en zonering').

5.2.4 Gezoneerd industrieterrein

In verband met de aanwezigheid van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder (kunnen) veroorzaken is voor het bedrijventerrein bij Koninklijk Besluit een geluidszone vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt het gezoneerde industrieterrein niet verkleind. Wel worden de mogelijkheden voor de vestiging van geluidzoneringsplichtige bedrijven beperkt, doordat deze op grond van de planregels alleen zijn toegelaten in het gebied tussen de woonbebouwig aan de Rotterdamsedijk, de Nieuw-Mathenesserstraat, de Maasdijk en de Buitenhavenweg (het Distilleercluster, zie paragraaf 4.6.1.4). De planologische regeling welke het bestemmingsplan biedt loopt daarmee vooruit op een toekomstige verkleining en splitsing van het gezoneerde industrieterrein Havens-Noord.

Binnen het bestemmingsplan zijn (nieuwe) zoneringsplichtige activiteiten uitsluitend toegelaten in het gebied met de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Dat zoneringsplichtige activiteiten op grond van het bestemmingsplan zijn toegelaten binnen deze bestemming betekent niet dat dergelijke bedrijven zich ongelimiteerd kunnen vestigen op het gezoneerde industrieterrein. Voor bedrijven welke zich in dit gebied willen vestigen geldt dat op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beoordeeld moet worden of deze bedrijven passen binnen de 'geluidsruimte' op het industrieterrein. De aanwezige 'geluidsruimte' vormt daarmee een beperkende factor voor de vestiging van zoneringsplichtige activiteiten.

5.2.5 Bedrijfswoningen

De vestiging van (nieuwe) bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is in strijd met het provinciaal beleid. Nieuwe bedrijfswoningen zijn om deze reden niet toegelaten in het plangebied. De bestaande bedrijfswoningen zijn allen op de verbeelding aangeduid als 'bedrijfswoning'. Voor bedrijfswoningen geldt een beperkende regeling op grond waarvan de woningen als bedrijfswoning kunnen blijven functioneren, maar welke het verbiedt de woning af te splitsen van het bedrijf waartoe deze behoort.

5.2.6 Infrastructuur en logistiek

Binnen het plangebied zullen de komende jaren een aantal aanpassingen in de infrastructuur plaatsvinden. Dit betreft met name de Havenroute en de Buitenhavenweg.

  1. 1. De Van Deventerstraat, Nieuw-Mathenesserstraat en Maasdijk maakt deel uit van de zogenoemde Havenroute. Deze route loopt vanaf Rotterdam (Marconiplein) via de havens naar Vijfsluizen en verder via Vlaardingen naar Maassluis. In 2012 wordt de hoofdroute heringericht, naar het voorkeursprofiel van stedelijke hoofdwegen, met een vrijliggend fietspad in twee richtingen en een voetpad. Dit biedt een betere doorstroming, meer verkeersveiligheid en betere mogelijkheden voor het bevorderen van fietsgebruik onder werknemers op Nieuw-Mathenesse.
  2. 2. De Buitenhavenweg is beoogd als ontsluiting voor de aanliggende bedrijven en als belangrijke fiets- (en voetgangers)route. De route heeft met name een recreatief karakter, als onderdeel van de historische (fiets)route langs de Schie. In 2013 wordt deze heringericht, waarbij deze een grote kwaliteitsslag ondergaat. Aansluitend op de renovatie van de kademuren wordt de kade heringericht. Voor het vrachtverkeer geldt dat het gebruik van de Buitenhavenweg zoveel mogelijk wordt ontmoedigd en het gebruik van de Nieuw-Mathenesserstraat wordt gestimuleerd. Hierdoor zal het ruimtelijke kwaliteit en de verblijfsklimaat langs de Buitenhaven sterk verbeteren.

Op het gebied van logistieke distributie zijn O-I Manufacturing Netherlands en Nolet Distillery belangrijke spelers met grote goederenstromen. Nolet Distillery heeft bij de herstructurering veel maatregelen genomen op het gebied van duurzaamheid en heeft onder andere een hoogwaardig logistiek systeem, waarin opslag verticaal is georganiseerd (intensief ruimtegebruik). Bij O-I Manufacturing Netherlands zijn plannen voor vergaande beperking van het transport in voorbereiding.

O-I Manufacturing Netherlands maakt qua logistiek gebruik van het water voor de aanvoer van grondstoffen. Daarnaast worden de mogelijkheden voor vervoer over water van gereed product verkend. Nolet Distillery heeft aangegeven een graanalcoholfabriek te willen realiseren in de nabijheid van de bestaande bedrijfsbebouwing. De aan- en afvoer van goederen, grondstoffen, half-fabricaten of (rest) producten via het water vormt een interessant alternatief, gegeven de grote goederenstroom van een dergelijk bedrijf. Het bestemmingsplan maakt het gebruik van het water voor het laden en lossen van producten mogelijk door middel van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid.

5.2.7 Parkeren

Het Masterplan Nieuw-Mathenesse zet bij het herstructureren in op het verbeteren van de (ruimtelijke) kwaliteit en intensiever gebruik van het eigen terrein ten behoeve van het economisch functioneren. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk de percelen volledig te bebouwen. Dit kan gerealiseerd worden door parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein te laten plaatsvinden en flexibel om te gaan met ruimte (parkeerlagen op hoogte en diepte) en door zowel bedrijven als bezoekers en omwonenden gebruik te laten maken van de diverse parkeermogelijkheden. Voor enkele deelgebieden worden deze mogelijkheden in samenspraak tussen ondernemers en gemeente verkend.

Het realiseren van collectieve parkeervoorzieningen kan bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en intensiever gebruik van de bedrijfsgronden. De mogelijkheid wordt verkend om een parkeergarage te realiseren aan het noordelijke deel van de Nieuw-Mathenesserstraat, op het terrein van O-I Manufacturing Netherlands. Daarmee zou de parkeerbehoefte van de glasfabriek geconcentreerd kunnen worden en komt ruimte beschikbaar voor logistieke activiteiten (onder andere opslag) op het bestaande terrein. De parkeergarage kan tevens mogelijkheden bieden voor parkeren van bedrijven in de omgeving en buiten werktijden voor bewoners van de Rotterdamsedijk. Ook zuidelijker op het bedrijventerrein wordt een dergelijke collectieve parkeervoorziening overwogen om te komen tot kosteneffectieve parkeeroplossingen.

5.3 Ontwikkelingen

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is door de gemeente bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen/dienen te worden. In het plangebied is een drietal nieuwe ontwikkelingen voorzien welke plaats kunnen vinden binnen de planperiode, maar waarvoor op dit moment nog geen concrete plannen zijn, dan wel nog onvoldoende uitgewerkte plannen. Dit betreft:

  1. 1. VROM-terrein: deze locatie bevindt zich in de noordwestelijke hoek van het bestemmingsplan, in de nabijheid van het stadscentrum. Dit gebied is gezien zijn ligging nabij het centrum en als onderdeel van de toeristisch recreatieve route geschikt voor functies als (creatieve) bedrijvigheid, (lichte) horeca, dienstverlening, ateliers, galeries en tentoonstellingen en parkeren. Op termijn is woningbouw hier niet uitgesloten. Dit moet echter eerst nader worden onderzocht. Het bestemmingsplan maakt woningbouw nog niet mogelijk. Op het moment dat een dergelijke ontwikkeling voldoende concreet is zal hiervoor een aparte planologische procedure worden doorlopen.
  2. 2. Gusto-terrein: er zijn plannen om op lange termijn in het zuidwestelijk deel van het plangebied, op het zogenaamde Gustoterrrein, woningbouw te realiseren. De omvang en aard van het woningbouwprogramma is echter nog onzeker. De invloed van de omliggende bedrijventerreinen is eveneens nog onvoldoende onderzocht om woningbouw mogelijk te maken. Om te voorkomen dat het terrein jarenlang ongebruikt blijft is gekozen voor het handhaven van de in het vigerende plan vastliggende rechtstreekse bedrijfsbestemming. Door een wijziging van het bestemmingsplan kunnen andere functies mogelijk worden gemaakt, mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden. Daarbij moet gedacht worden aan evenementen, activiteiten in de sfeer van cultuur en ontspanning, dienstverlening, horeca, recreatie en sport.
  3. 3. Graanalcholfabriek Nolet: Nolet Distillery heeft de wens een eigen graanalcoholfabriek op te richten in de directe nabijheid van de distilleerderij aan de Buitenhavenweg 48-56. Uit het MER Nieuw-Mathenesse blijkt dat een graanalcoholfabriek inpasbaar is in het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan biedt de ruimte een graanalcoholfabriek op te richten aan de noordzijde van het bedrijfsperceel. Uit het oogpunt van de bedrijfsvoering, geluid, externe veiligheid en stedenbouwkundige inpassing zou de vestiging van een graanalcoholfabriek op de nog te verwerven gronden aan de zuidzijde van het bedrijfsperceel de voorkeur verdienen. Gelet op de eigendomssituatie, alsmede de fase waarin de plannen van Nolet zich thans bevinden, is de zuidelijke variant voor een graanalcoholfabriek niet bij recht bestemd. Het bestemmingsplan kent een regeling waarbij de bestemming van het aan de zuidzijde gelegen perceel zodanig kan worden gewijzigd dat de gronden mogen worden gebruikt ten behoeve van distilleerderijen en likeurstokerijen, de vervaardiging van ethylalcohol door gisting en mouterijen (maximaal milieucategorie 4.2). Daarbij mag sprake zijn van een risicovolle inrichting, mits de bij de inrichting behorende PR 10-6-contour niet reikt tot het (bedrijfs)perceel van andere in de omgeving gevestigde bedrijven of andere functies. Een wijziging van het bestemmingsplan dient gepaard te gaan met een verantwoording van het groepsrisico.

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Juridische Opzet

In voorliggend bestemmingsplan wordt de juridisch-planologische basis gelegd voor het bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen.

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de, per 1 oktober 2012 herziene, RO standaarden 2012. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd. Ook het kleurgebruik op de plankaart is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen. Het plan is opgezet als een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening; een plan met directe bouw- en gebruiksregels. Het plan bestaat uit de bestemmingen en bepalingen (zie paragraaf 6.2, 6.3 en 6.4).

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels van de gemeente vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in voorliggend bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit gebiedsspecifieke situaties.

De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. Bij de 'wijze van meten' wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals hoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
  • In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen. Deze worden in paragraaf 6.2 en 6.3 nader toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene afwijkingsregeling, aanduidingsregels en wijzigingsregels.
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

6.2.1 Bedrijventerrein

De in het plangebied aanwezige bedrijfsgronden hebben de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. Het plangebied kent daarbij de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' en 'Bedrijventerrein - 2'. Het onderscheid tussen beide bestemmingen wordt primair bepaald door de aard van de bedrijvigheid, waarbij het ditilleercluster bestemd is als 'Bedrijventerrein - 1'. Binnen deze bestemming is zwaardere bedrijvigheid en zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegelaten.

Beide bestemmingen hebben een eigen Staat van Milieubelastende activiteiten gebaseerd op de richtafstandenlijst voor milieubelastende activteiten uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. De Staatvan milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' welke van toepassing is op de bestemming 'Bedrijventerrein - 1' wijkt af van de VNG-brochure doordat het aspect geluid in deze staat is weggelaten omdat het aspect geluid op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder wordt gereguleerd.

Bestaande bedrijven uit een hogere milieucategorie dan op grond van de richtafstanden zijn toegelaten zijn voorzien van een specifieke maatbestemming. De bestaande niet-bedrijfsactiviteiten, zoals volumineuze detailhandel, zelfstandige kantoren en onderwijsinstellingen hebben een specifieke aanduiding gekregen. Ook de in het plangebied aanwezige bedrijfswoningen zijn aangeduid op de verbeelding. Voor bedrijfswoningen geldt een beperkende regeling op grond waarvan de woningen als bedrijfswoning kunnen blijven functioneren, maar welke het verbiedt de woning af te splitsen van het bedrijf waartoe deze behoort. Risicovolle inrichtingen zijn, onder strikte voorwaarden toegelaten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'risicovolle inrichting' en verder na wijziging van het bestemmingsplan.

De maximale bouwhoogte van gebouwen en het bouwvlak waarbinnen gebouwen moeten worden gesitueerd is op de verbeelding aangegeven. De bouwvlakken mogen voor 100% worden bebouwd.

De bedrijfsbestemmingen zijn ruim opgesteld en bieden de ruimte voor (her)inrichting van de openbare ruimte. Deze wijze van bestemmen biedt de mogelijkheid het gebied tussen de Buitenhavenweg en de Nieuw-Mathenesserstraat ter hoogte van de Nieuwsticht te herinrichten. Het behoud van een dwarsverbinding tussen de Buitenhavenweg en Nieuw-Mathenesserstraat is daarbij een uitgangspunt.

6.2.2 Gemengd

Het VROM-terrein is bestemd als 'Gemengd'. In dit gebied zijn verschillende gebruiksvormen toegelaten, zoals bedrijven tot milieucategorie 2, cultuur en ontspanning, dienstverlening, horeca 1 en maatschappelijke voorzieningen. Geluidgevoelige objecten zijn ingevolge de aanduiding 'Geluidzone' niet toegelaten binnen deze bestemming. De bestemming laat voor deze locatie tevens de realisatie van een parkeervoorziening op maaiveld of in ten hoogste 1 bouwlaag toe.

6.2.3 Groen

De structurerende groenvoorzieningen in het plangebied zijn bestemd als “Groen”. Binnen deze bestemming zijn ondergeschikte watergangen, watervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen diverse bestemmingen.

6.2.4 Verkeer

Er is een onderscheid gemaakt in wegen met voornamelijk een stroomfunctie en wegen die als verblijfsgebied zijn ingericht. De gebieden waar de verblijfsfunctie overheerst, zijn tot 'Verkeer - Verblijfsgebied' bestemd. De gebiedsontsluitingsroute via de Maasdijk, Van Deventerstraat en Nieuw-Mathenesserstraat heeft een stroomfunctie. Deze wegen zijn om deze reden bestemd als 'Verkeer'. De Buitenhavenweg is ter hoogte van de glasfabriek overbouwd door een transportbrug en ter hoogte van Nolet Ditillery ondertunneld. Voor deze locaties is de aanduiding 'bedrijf' opgenomen.

6.2.5 Water

Binnen diverse bestemmingen mogen watergangen en -partijen gerealiseerd worden. De Buitenhaven, Voorhaven en de Nieuwe Maas zijn bestemd als 'Water'. Het is binnen deze bestemming toegestaan om bruggen en duikers te realiseren. De oevers binnen deze bestemming kunnen op een ecologische wijze ingericht worden. Voor de laad- en losplek ter hoogte van de glasfabriek en de transporttunnel ter hoogte van Nolet Distillery is de aanduiding 'bedrijf' opgenomen. Het bestemmingsplan biedt een afwijkingsbevoegdheid waarbij nieuwe laad- en losplekken in het water mogelijk kunnen worden gemaakt.

6.3 Dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding - hoogspanningsverbinding

Deze dubbelbestemming is bedoeld om de in het plangebied aanwezige ondergrondse hoogspanningsverbinding te beschermen. De dubbelbestemming kent een bouwverbod voor het bouwen binnen 3,0 meter van de hoogspanningsverbinding. Voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning vereist.

6.3.2 Waarde - Archeologie

Voor het gehele plangebied geldt een archeologische (verwachtings)waarde (zie paragraaf 4.10). Deze verwachtingswaarde wordt beschermd door het geven van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' aan het gehele plangebied. Op basis van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen van werken en werkzaamheden. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning kan pas nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de afwijking of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Indien uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen archeologische waarden aanwezig zijn kan de dubbelbestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.

6.3.3 Waarde - cultuurhistorie

Deze dubbelbestemming is bedoeld om een goede afweging van de cultuurhistorische belangen zeker te stellen bij panden en/of percelen met monumentale waarden. Het bouwen is op deze gronden pas mogelijk nadat wordt afgeweken van het bestemmingsplan. De aanwezige cultuurhistorische belangen en waarden worden op het verlenen van de afwijking betrokken. Daarnaast geldt dat voor de aanleg van diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist is.

6.3.4 Waterstaat - waterkering

De waterkerende functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat - Waterkering' ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterbeheersing. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.

6.4 Overige Bepalingen

6.4.1 Algemene aanduidingsregels

Het gehele bedrijventerrein betreft een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het gezoneerde industrieterrein is op de verbeelding aangeduid als als 'Gezoneerd industrieterrein'. Binnen deze zone zijn geen woningen en andere geluidgevoelige functies toegelaten.

Het gedeelte van het plangebied gelegen buiten het gezoneerde industrieterrein, de VROM-locatie, ligt geheel binnen de wettelijke geluidzone van 50 dB(A) behorende bij het gezoneerde industrieterrein. Deze locatie ligt eveneens binnen de geluidzone behorende bij de Rotterdamsedijk. Deze locatie is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone'. In overeenstemming met het bepaalde in de Wet geluidhinder geldt dat binnen deze geluidszone geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid of een verkregen hogere (geluids)waarde.

Het bestemmingsplan biedt de ruimte om op het bedrijfsperceel van Nolet Distillery aan de Buitenhavenweg 48-56 een graanalcoholfabriek op te richten. Deze activiteit betreft een Bevi-inrichting en is om deze reden op de verbeelding aangeduid als 'risicovolle inrichting'. Het bij de inrichting behorende invloedsgebied is op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - bevi'. Binnen deze zone zijn (beperkt) kwetsbare objecten uitgesloten.

In overeenstemming met het bepaalde in de provinciale verordening 'Ruimte' is langs de Nieuwe Maas een veiligheidszone gelegd waarbinnen geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht, tenzij sprake is van een groot maatschappelijk of bedrijfseconomisch belang.

6.4.2 Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. Er is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes, enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden, geluidwerende voorzieningen en voor laad- en losvoorzieningen in het water en op de aangrenzende kades (voor zover deze laatste behoren bij de aan de overzijde van de weg gelegen bedrijven).

6.4.3 Wijzigingsregels

In voorliggend bestemmingsplan is één algemene wijzigingsregel opgenomen. Deze wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen op te vangen. Daarnaast geldt voor twee locaties een wijzigingsbevoegdheid (zie paragraaf 5.3):

  1. 1. Ter plekke van de 'Wro-zone - wijzigingsgebied 1' kunnen de bestemmingen en bijbehorende regels worden gewijzigd ten behoeve van de herstructurering van het gebied. De wijzigingsbevoegdheid laat de ruimte voor een wijziging ten behoeve van cultuur en ontspanning, horeca en maatschappelijke voorzieningen. Voorwaarde daarbij is dat in ieder geval voldaan dient te worden aan de milieutechnische randvoorwaarden.
  2. 2. Voor het perceel aan de zuidzijde van Nolet Distillery geldt de aanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied 2'. Voor deze gronden geldt dat de bestemming zodanig kan worden gewijzigd dat er plekke distilleerderijen en likeurstokerijen, de vervaardiging van ethylalcohol door gisting en mouterijen tot maximaal milieucategorie 4.2 zijn toegelaten. Aanvullend geldt dat dit ook een risicovolle inrichting kan betreffen, mits de bijbehorende PR 10-6-contour niet reikt tot het (bedrijfs)perceel van andere in de omgeving gevestigde bedrijven of andere functies. Een wijziging van het bestemmingsplan dient gepaard te gaan met een verantwoording van het groepsrisico.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.

7.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van een van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening:

  • de bouw van één of meer woningen;
  • de bouw van één of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van één gebouw met ten minste 1000 m2 of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van één of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1000 m2 bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2.

Om te voorkomen dat de gemeente ook bij kleine functiewijzigingen in de vorm van de verbouwing van een bestaand gebouw een exploitatieplan zal of moet opstellen, heeft de wetgever voor functiewijzigingen een ondergrens gesteld van 1000 m2 bruto vloeroppervlak voor kantoor en horeca en een aantal van 10 voor woningen. Voor bouwplannen met functiewijzigingen onder deze grens is de wettelijke verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet van toepassing.

Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een anterieure overeenkomst is gesloten waarin het kostenverhaal afdoende is geregeld.

Beoordeling exploitatieplanplicht

De gemeente Schiedam is eigenaar van het overgrote deel van de gronden binnen in het plangebied. De gronden is/zijn in erfpacht uitgegeven. Hiertoe voert de gemeente voor eigen rekening en risico een grondexploitatie. In het geval van ontwikkelingsmogelijkheden op gronden die in eigendom zijn van derden wordt aangestuurd op het sluiten van een anterieure overeenkomst of aankoop voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan). Lukt dit niet, dan zal voor de betreffende ontwikkeling een wijzigingsbevoegdheid in plaats van direct bouwrecht worden opgenomen. Beoordeeld in relatie tot artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hoeft voor dit bestemmingsplan daarom geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Bestuurlijk vooroverleg

In het kader van het wettelijke verplichte overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, het ministerie van I&M, het Hoogheemraadschap van Delfland en overige organisaties. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplanNieuw-Mathenesse' die als bijlage is bijgevoegd. Deze nota vormt de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan.

Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 9 januari 2013 tot en met 6 februari 2012 ter inzage gelegen op het gemeentehuis te Schiedam. De reacties welke in het kader van de inspraak zijn ontvangen zijn opgenomen in de 'Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse'.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan heeft vanaf 21 maart 2013 gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. Naar aanleiding hiervan zijn8 zienswijzen ontvangen. De ingediende zienswijzen en de reactie hierop zijn opgenomen in de "Notavan zienswijzen bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse".

Beroep

De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0111, 0113 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 10 1
011, 012, 013, 016 Tuinbouw:
011, 012, 013 - bedrijfsgebouwen 10 1
011, 012, 013 - kassen zonder verwarming 10 1
011, 012, 013 - kassen met gasverwarming 10 1
0113 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 2
0113 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 3.2
0163 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 2
011 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 2
016 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² 30 2
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m² 30 2
016 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven 30 2
0162 KI-stations 30 2
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANK
1031 Aardappelproductenfabrieken:
1031 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 50 3.1
1032, 1039 - groente algemeen 50 3.1
1032, 1039 - met koolsoorten 100 3.2
1032, 1039 - met drogerijen 300 4.2
1032, 1039 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
104101 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104101 - p.c. < 250.000 ton / jaar 200 4.1
104101 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 300 4.2
104102 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104102 - p.c. < 250.000 ton / jaar 200 4.1
104102 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 300 4.2
1042 Margarinefabrieken:
1042 - p.c. < 250.000 ton / jaar 100 3.2
1042 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 200 4.1
1051 Zuivelproductenfabrieken:
1051 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton / uur 200 4.1
1051 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton / uur 200 4.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton / jaar 50 3.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton / jaar 100 3.2
1051 - overige zuivelproductenfabrieken 50 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 50 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 1
1061 Meelfabrieken:
1061 - p.c. >= 500 ton / uur 200 4.1
1061 - p.c. < 500 ton / uur 100 3.2
1061 Grutterswarenfabrieken 100 3.2
1062 Zetmeelfabrieken:
1062 - p.c. < 10 ton / uur 200 4.1
1062 - p.c. >= 10 ton / uur 300 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7.500 kg meel / week, bij gebruik van charge-overs 30 2
1071 - v.c. >= 7.500 kg meel / week 100 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 5.1
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 2
10821 - suikerwerkfabrieken met suikerbranden 300 4.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m² 100 3.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - koffiebranderijen 500 5.1
1083 - theepakkerijen 100 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 3.2
1089 - met poederdrogen 300 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
110102 Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
110102 - p.c. < 5.000 ton / jaar 200 4.1
110102 - p.c. >= 5.000 ton / jaar 300 4.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke 10 1
1105 Bierbrouwerijen 300 4.2
1106 Mouterijen 300 4.2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 50 3.1
12 VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 50 3.1
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 1
132 - aantal weefgetouwen >= 50 50 3.1
133 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 1
1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 100 3.2
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 10 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 30 2
141 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer) 10 1
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
151, 152 Lederfabrieken 300 4.2
151 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) 50 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 3.1
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
16101 Houtzagerijen 50 3.1
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met creosootolie 200 4.1
16102 - met zoutoplossingen 30 2
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 30 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 30 2
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 200 4.1
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 ton / uur 50 3.1
1712 - p.c. 3 - 15 ton / uur 100 3.2
1712 - p.c. >= 15 ton / uur 200 4.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 30 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 ton / uur 30 2
17212 - p.c. >= 3 ton / uur 50 3.1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 30 2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) 30 2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 1
1814 Grafische afwerking 0 1
1814 Binderijen 30 2
1813 Grafische reproductie en zetten 30 2
1814 Overige grafische activiteiten 30 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 0 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 50 3.1
19202 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
19202 Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 300 4.2
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2011 Vervaardiging van industriële gassen:
2011 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton / dag lucht 100 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, niet explosief 100 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, explosief 300 4.2
2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 200 4.1
2012 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2012 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 4.2
2012 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 700 5.2
20141 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
20141 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 300 4.2
20141 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 1000 5.3
20141 Methanolfabrieken:
20141 - p.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
20141 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
20149 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
20149 - p.c. < 50.000 ton / jaar 300 4.2
20149 - p.c. >= 50.000 ton / jaar 500 5.1
2015 Kunstmeststoffenfabrieken 500 5.1
2016 Kunstharsenfabrieken en dergelijke 700 5.2
202 Landbouwchemicaliënfabrieken:
202 - fabricage 1000 5.3
202 - formulering en afvullen 500 5.1
203 Verf, lak en vernisfabrieken 300 4.2
2110 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2110 - p.c. < 1.000 ton / jaar 300 4.2
2110 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 500 5.1
2120 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 1
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2052 - met dierlijke grondstoffen 500 5.1
205902 Fotochemische productenfabrieken 50 3.1
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
205903 Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 200 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
22 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeroppervlak < 100 m² 50 3.1
221102 - vloeroppervlak >= 100 m² 200 4.1
2219 Rubberartikelenfabrieken 100 3.2
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - zonder fenolharsen 200 4.1
222 - met fenolharsen 300 4.2
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton / jaar 30 2
231 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton / jaar 100 3.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton / jaar 300 4.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton / jaar 500 5.1
231 Glas-in-loodzetterij 30 2
231 Glasbewerkingsbedrijven 30 2
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 1
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 50 3.1
233 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
233 Dakpannenfabrieken 200 4.1
2351 Cementfabrieken:
2351 - p.c. < 100.000 ton / jaar 300 4.2
2351 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
235201 Kalkfabrieken:
235201 - p.c. < 100.000 ton / jaar 200 4.1
235201 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
235202 Gipsfabrieken:
235202 - p.c. < 100.000 ton / jaar 200 4.1
235202 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 500 5.1
23611 Betonwarenfabrieken:
23611 - zonder persen, triltafels en bekistingtriller 100 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton / dag 100 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton / dag 200 4.1
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 ton / jaar 50 3.1
23612 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 50 3.1
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 ton / uur 100 3.2
2363, 2364 - p.c. >= 100 ton / uur 200 4.1
2365, 2369 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 ton / dag 50 3.1
2365, 2369 - p.c. >= 100 ton / dag 200 4.1
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen 30 2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 30 2
2399 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 - p.c. < 100 ton / uur 300 4.2
2399 - p.c. >= 100 ton / uur 500 5.1
2399 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2399 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton / jaar 200 4.1
2399 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2399 Minerale productenfabrieken n.e.g. 50 3.1
2399 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton / uur 100 3.2
2399 Asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton / uur 200 4.1
24 VERVAARDIGING VAN METALEN
241 Ruwijzer- en staalfabrieken:
241 - p.c. < 1.000 ton / jaar 700 5.2
241 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 1500 6
245 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
245 - p.o. < 2.000 m² 30 2
245 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
243 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 - p.o. < 2.000 m² 30 2
243 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.1
244 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 - p.c. < 1.000 ton / jaar 100 3.2
244 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 300 4.2
244 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
244 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
244 - p.o. >= 2.000 m² 200 4.1
2451, 2452 IJzer- en staalgieterijen / -smelterijen:
2451, 2452 - p.c. < 4.000 ton / jaar 100 3.2
2451, 2452 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 200 4.1
2453, 2454 Non-ferro-metaalgieterijen / -smelterijen:
2453, 2454 - p.c. < 4.000 ton / jaar 100 3.2
2453, 2454 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 200 4.1

25, 31
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES / TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 - gesloten gebouw 30 2
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 30 2
251, 331 - in open lucht, p.o. < 2.000 m² 50 3.1
251, 331 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 200 4.1
2529, 3311 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
2529, 3311 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 30 2
255, 331 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 30 2
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke 50 3.1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² 30 2
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 50 3.1
2561, 3311 - stralen 200 4.1
2561, 3311 - metaalharden 50 3.1
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 50 3.1
2561, 3311 - thermisch verzinken en thermisch vertinnen 100 3.2
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 50 3.1
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling 50 3.1
2561, 3311 - emailleren 100 3.2
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) 50 3.1
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 30 2
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² 30 2
259, 331 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 - p.o. < 2.000 m² 50 3.1
259, 331 - p.o. >= 2.000 m² 100 3.2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 30 2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² 30 2
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 30 2
27, 28, 33 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.1
28, 33 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 3.1
27, 28, 33 - reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW motoren 30 2
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie 30 2
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie 200 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 100 3.2
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
274 Lampenfabrieken 300 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 2
2790 Koolelektrodenfabrieken 1500 6
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie 30 2
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie 30 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
291 - p.o. < 10.000 m² 100 3.2
291 - p.o. >= 10.000 m² 200 4.1
29201 Carrosseriefabrieken 100 3.2
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 30 2
293 Auto-onderdelenfabrieken 30 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 30 2
301, 3315 - kunststof schepen 100 3.2
301, 3315 - metalen schepen < 25 m 100 3.2
301, 3315 - metalen schepen >= 25 m en / of proefdraaien motoren >= 1 MW 100 3.2
301, 3315 - onderhoud / reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen 50 3.1
3831 Scheepssloperijen 200 4.1
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 50 3.1
302, 317 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 50 3.1
303, 3316 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 - zonder proefdraaien motoren 50 3.1
303, 3316 - met proefdraaien motoren 100 3.2
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 30 2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 30 2
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 50 3.1
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
323, 324 Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken 30 2
32991 Sociale werkvoorziening 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 30 2
38 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383201 Metaal- en autoschredders 100 3.2
383202 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 - v.c. < 100.000 ton / jaar 100 3.2
383202 - v.c. >= 100.000 ton / jaar 200 4.1
383202 Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
383202 Afvalscheidingsinstallaties 200 4.1
35 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
35 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 700 5.2
35 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 100 3.2
35 Bio-energie-installaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie 100 3.2
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 50 3.1
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 10 1
35 - 10 - 100 MVA 30 2
35 - >= 100 MVA 50 3.1
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 100 3.2
35 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 200 4.1
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A 10 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 10 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D 50 3.1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 50 3.1
35 - blokverwarming 10 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/bereidingbedrijven:
36 - met chloorgas 1000 5.3
36 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling 30 2
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 10 1
41, 42, 43 BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven / aannemers algemeen
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m² 30 2
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
432 Bouwinstallatie algemeen 30 2
4322 Installatie sanitair / centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij 50 3.1
4321 Elektrotechnische installatie 10 1
45, 47 HANDEL / REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 1
451 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) 10 1
45204 Autoplaatwerkerijen 30 2
45204 Autobeklederijen 10 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 3.1
45205 Autowasserijen 10 1
453 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 10 1
46 GROOTHANDEL EN OPSLAG
4621 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 30 2

4621
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton / uur of meer 100 3.2
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 1
4623 Groothandel in levende dieren 50 3.1
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 50 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen 50 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 50 3.1
4634 Groothandel in dranken 0 1
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 1
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 1
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 1
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 1
46499 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 1
46499 - munitie 30 2
46711 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
46711 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² 500 5.1
46712 Groothandel in vloeibare brandstoffen:
46712 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ 50 3.1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ 100 3.2
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ 10 1
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ 50 3.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 200 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 500 5.1
46712 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
46712 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
46712 - bovengronds, < 2 m³ 30 2
46712 - bovengronds, 2 - 8 m³ 50 3.1
46712 - bovengronds, 8 - 80 m³ 100 3.2
46712 - bovengronds, 80 - 250 m³ 300 4.2
46712 - ondergronds, < 80 m³ 50 3.1
46712 - ondergronds, 80 - 250 m³ 200 4.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 200 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 500 5.1
46712 Gasvormige brandstoffen in gasflessen
46712 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46712 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 30 2
46712 - grote hoeveelheden (> 150 ton) en / of laag beschermingsniveau 500 5.1
46712 Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld 50 3.1
46713 Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) 100 3.2
46721 Groothandel in metaalertsen:
46721 - opslag oppervlak < 2.000 m² 300 4.2
46721 - opslag oppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 10 1
4673 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4673 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 1
46735 Zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 30 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 10 1
4674 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4674 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 0 1
46751 Groothandel in chemische producten 100 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 30 2
46752 Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
46752 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46752 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 30 2
46752 - grote hoeveelheden (>150 ton) en / of laag beschermingsniveau 500 5.1
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 1
4677 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² 30 2
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² 30 2
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² 10 1
466 Groothandel in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 10 1
466 - overige 10 1
466 - overig met oppervlak <= 2.000 m² 10 1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) 0 1
47 REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 0 1
952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) 10 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 1
493 Touringcarbedrijven 10 1
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² 30 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² 30 2
52 DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
522 Loswal 30 2
52241 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen:
52241 - containers 100 3.2
52241 - stukgoederen 100 3.2
52241 - ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52241 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 500 5.1
52241 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52241 - olie, lpg, en dergelijke 1000 5.3
52241 - tankercleaning 300 4.2
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart:
52242 - containers 50 3.1
52242 - tankercleaning 300 4.2
52242 - stukgoederen 50 3.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m² 200 4.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 700 5.2
52242 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton / uur 300 4.2
52242 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 500 5.1
52242 - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² 300 4.2
52242 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 500 5.1
52242 - olie, lpg, en dergelijke 700 5.2
52102, 52109 Distributie, pak- en koelhuizen 50 3.1
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 10 1
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 30 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 1
61 Telecommunicatiebedrijven 0 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 1
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) 10 1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 1
7733 Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers 10 1
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines 0 1
58, 63 Datacentra 0 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 1
82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 50 3.1
82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke 0 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 - < 100.000 i.e. 200 4.1
3700 - 100.000 - 300.000 i.e. 300 4.2
3700 - >= 300.000 i.e. 500 5.1
3700 Rioolgemalen 30 2
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke 50 3.1
381 Gemeentewerven (afvalinzameldepots) 30 2
381 Vuiloverslagstations 200 4.1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - mestverwerking / korrelfabrieken 500 5.1
382 - kabelbranderijen 100 3.2
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
382 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
382 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
382 Composteerbedrijven:
382 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton / jaar 300 4.2
382 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton / jaar 700 5.2
382 - belucht v.c. < 20.000 ton / jaar 100 3.2
382 - belucht v.c. > 20.000 ton / jaar 200 4.1
382 - gft in gesloten gebouw 200 4.1
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 10 1
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en linnenverhuur 30 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 30 2
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
96013 Wasverzendinrichtingen 30 2

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Gezoneerd Industrieterrein'

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.

Richafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

De Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. Het milieuaspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, omdat geluid, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en de omgevingsvergunning milieu).

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de drie verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de drie. In de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden (in meters).

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000 1.500

Bestemmingsplantoetsing

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.

Het milieuaspect geluid is niet in de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Het aspect geluid wordt op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder gereguleerd. De milieuzonering via de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' heeft om deze reden geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder.

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Bijlage 3 Staat Van Milieubelastende Activiteiten 'Bedrijventerrein'

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
011, 012, 013 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 30 2
011, 012, 013, 016 Tuinbouw:
011, 012, 013 - bedrijfsgebouwen 30 2
011, 012, 013 - kassen zonder verwarming 30 2
011, 012, 013 - kassen met gasverwarming 30 2
0113 - champignonkwekerijen (algemeen) 30 2
0113 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 100 3.2
0163 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 2
011 - witlofkwekerijen (algemeen) 30 2
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o. > 500 m² 50 3.1
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 2
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. > 500 m² 50 3.1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 2
0162 KI-stations 30 2
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1031 Aardappelprodukten fabrieken:
1031 - vervaardiging van aardappelproducten 300 4.2
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 50 3.1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 100 3.2
1032, 1039 - groente algemeen 100 3.2
1032, 1039 - met koolsoorten 100 3.2
1032, 1039 - met drogerijen 300 4.2
1032, 1039 - met uienconservering (zoutinleggerij) 300 4.2
104101 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104101 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
104101 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
104102 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104102 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
104102 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1042 Margarinefabrieken:
1042 - p.c. < 250.000 t/j 200 4.1
1042 - p.c. >= 250.000 t/j 300 4.2
1051 Zuivelprodukten fabrieken:
1051 - gedroogde produkten, p.c. >= 1,5 t/u 500 5.1
1051 - geconcentreerde produkten, verdamp. cap. >=20 t/u 500 5.1
1051 - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j 100 3.2
1051 - melkprodukten fabrieken v.c. >= 55.000 t/j 300 4.2
1051 - overige zuivelprodukten fabrieken 300 4.2
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 100 3.2
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 30 2
1061 Meelfabrieken:
1061 - p.c. >= 500 t/u 300 4.2
1061 - p.c. < 500 t/u 200 4.1
1061 Grutterswarenfabrieken 200 4.1
1062 Zetmeelfabrieken:
1062 - p.c. < 10 t/u 200 4.1
1062 - p.c. >= 10 t/u 300 4.2
1091 Veevoerfabrieken:
1091 - destructiebedrijven 700 5.2
1091 - beender-, veren-, vis-, en vleesmeelfabriek 700 5.2
1091 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. < 10 t/u water 300 4.2
1091 - drogerijen (gras, pulp, groenvoeder, veevoeder) cap. >= 10 t/u water 700 5.2
1091 - mengvoeder, p.c. < 100 t/u 200 4.1
1091 - mengvoeder, p.c. >= 100 t/u 300 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 200 4.1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 2
1071 - v.c. >= 7500 kg meel/week 100 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 100 3.2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - Cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 500 5.1
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 100 3.2
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 2
10821 - Suikerwerkfabrieken met suiker branden 300 4.2
10821 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² 100 3.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 2
1073 Deegwarenfabrieken 50 3.1
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - koffiebranderijen 500 5.1
1083 - theepakkerijen 100 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 200 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 200 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 200 4.1
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 100 3.2
1089 - met poederdrogen 300 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 200 4.1
110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 300 4.2
110102 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting:
110102 - p.c. < 5.000 t/j 200 4.1
110102 - p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 30 2
1105 Bierbrouwerijen 300 4.2
1106 Mouterijen 300 4.2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 100 3.2
12 VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 100 3.2
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 100 3.2
132 - aantal weefgetouwen >= 50 300 4.2
133 Textielveredelingsbedrijven 50 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 50 3.1
1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 200 4.1
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 50 3.1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 50 3.1
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 30 2
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 50 3.1
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING)
151,152 Lederfabrieken 300 4.2
151 Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) 50 3.1
152 Schoenenfabrieken 50 3.1
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
16101 Houtzagerijen 100 3.2
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met creosootolie 200 4.1
16102 - met zoutoplossingen 50 3.1
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 100 3.2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 100 3.2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 50 3.1
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 30 2
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 200 4.1
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 t/u 50 3.1
1712 - p.c. 3 - 15 t/u 200 4.1
1712 - p.c. >= 15 t/u 300 4.2
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 100 3.2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 t/u 100 3.2
17212 - p.c. >= 3 t/u 200 4.1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 100 3.2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen) 100 3.2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 30 2
1814 Grafische afwerking 10 1
1814 Binderijen 30 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 2
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 2
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 10 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 100 3.2
19202 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 300 4.2
19202 Aardolieproduktenfabrieken n.e.g. 300 4.2
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 50 3.1
2120 - verbandmiddelenfabrieken 30 2
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 300 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 300 4.2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 100 3.2
2052 - met dierlijke grondstoffen 500 5.1
205902 Fotochemische produktenfabrieken 100 3.2
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 50 3.1
205903 Overige chemische produktenfabrieken n.e.g. 200 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 300 4.2
22 VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 300 4.2
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeropp. < 100 m2 50 3.1
221102 - vloeropp. >= 100 m2 200 4.1
2219 Rubber-artikelenfabrieken 100 3.2
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - zonder fenolharsen 200 4.1
222 - met fenolharsen 300 4.2
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 50 3.1
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j 100 3.2
231 - glas en glasprodukten, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 t/j 300 4.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 t/j 500 5.1
231 Glasbewerkingsbedrijven 50 3.1
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 30 2
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 100 3.2
233 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 200 4.1
233 Dakpannenfabrieken 200 4.1
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 100 3.2
2365, 2369 Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 t/d 100 3.2
2365, 2369 - p.c. >= 100 t/d 300 4.2
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² 100 3.2
237 - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² 50 3.1
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 t/j 300 4.2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 t/j 700 5.2
2391 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken 50 3.1
2399 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 - p.c. < 100 t/u 300 4.2
2399 - p.c. >= 100 t/u 500 5.1
2399 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol):
2399 - steenwol, p.c. >= 5.000 t/j 300 4.2
2399 - overige isolatiematerialen 200 4.1
2399 Minerale produktenfabrieken n.e.g. 100 3.2
24 VERVAARDIGING VAN METALEN
243 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
243 - p.o. >= 2.000 m2 700 5.2
244 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 - p.c. < 1.000 t/j 300 4.2
244 - p.c. >= 1.000 t/j 700 5.2
25, 31 VERVAARD. EN REPARATIE VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)
251, 331 Constructiewerkplaatsen
251, 331 - gesloten gebouw 100 3.2
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 50 3.1
251, 331 - in open lucht, p.o. < 2.000 m2 200 4.1
251, 331 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m2 300 4.2
2529, 3311 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 - p.o. < 2.000 m2 300 4.2
2529, 3311 - p.o. >= 2.000 m2 500 5.1
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 200 4.1
255, 331 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 200 4.1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. 100 3.2
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 50 3.1
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 100 3.2
2561, 3311 - stralen 200 4.1
2561, 3311 - metaalharden 100 3.2
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 100 3.2
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 100 3.2
2561, 3311 - thermisch verzinken 100 3.2
2561, 3311 - thermisch vertinnen 100 3.2
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 100 3.2
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren 100 3.2
2561, 3311 - chemische oppervlaktebehandeling 100 3.2
2561, 3311 - emailleren 100 3.2
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 100 3.2
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 100 3.2
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 50 3.1
259, 331 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 - p.o. < 2.000 m2 200 4.1
259, 331 - p.o. >= 2.000 m2 500 5.1
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 100 3.2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 50 3.1
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken incl. reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m2 100 3.2
27, 28, 33 - p.o. >= 2.000 m2 200 4.1
28, 33 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 2
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken incl. reparatie 200 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 200 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 200 4.1
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 100 3.2
274 Lampenfabrieken 300 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 2
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH.
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. incl. reparatie 50 3.1
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 50 3.1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 2
29
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 Autofabrieken en assemblagebedrijven
291 - p.o. < 10.000 m2 200 4.1
291 - p.o. >= 10.000 m2 300 4.2
29201 Carrosseriefabrieken 200 4.1
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 200 4.1
293 Auto-onderdelenfabrieken 100 3.2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 50 3.1
301, 3315 - kunststof schepen 100 3.2
301, 3315 - metalen schepen < 25 m 200 4.1
301, 3315 - metalen schepen >= 25m en/of proefdraaien motoren >= 1 MW 500 5.1
3831 Scheepssloperijen 700 5.2
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 100 3.2
302, 317 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 300 4.2
303, 3316 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 - zonder proefdraaien motoren 200 4.1
303, 3316 - met proefdraaien motoren 1000 5.3
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 100 3.2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 100 3.2
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 100 3.2
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 2
323 Sportartikelenfabrieken 50 3.1
324 Speelgoedartikelenfabrieken 50 3.1
32991 Sociale werkvoorziening 30 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 50 3.1
38 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383202 Rubberregeneratiebedrijven 300 4.2
383202 Afvalscheidingsinstallaties 300 4.2
36 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling 50 3.1
41, 42, 43 BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 100 3.2
41, 42, 43 Bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 50 3.1
41, 42, 43 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 50 3.1
41, 42, 43 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 30 2
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 30 2
451 Handel in vrachtauto's (incl. import en reparatie) 100 3.2
45204 Autoplaatwerkerijen 100 3.2
45204 Autobeklederijen 10 1
45204 Autospuitinrichtingen 50 3.1
45205 Autowasserijen 30 2
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 30 2
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
4621 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders 50 3.1
4621 Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton/uur of meer 300 4.2
4622 Grth in bloemen en planten 30 2
4623 Grth in levende dieren 100 3.2
4624 Grth in huiden, vellen en leder 50 3.1
46217, 4631 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 50 3.1
4632, 4633 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën 50 3.1
4634 Grth in dranken 30 2
4635 Grth in tabaksprodukten 30 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 30 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 30 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 30 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 30 2
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton 50 3.1
46499 - munitie 30 2
46711 Grth in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 50 3.1
46711 - kolenterminal, opslag opp. >= 2.000 m2 500 5.1
46712 Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen:
46712 - vloeistoffen, o.c. < 100.000 m3 200 4.1
46712 - vloeistoffen, o.c. >= 100.000 m3 500 5.1
46712 - tot vloeistof verdichte gassen 300 4.2
46713 Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) 100 3.2
46722, 46723 Grth in metalen en -halffabrikaten 100 3.2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2000 m² 50 3.1
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 30 2
46735 Grth in zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 100 3.2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 30 2
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 50 3.1
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 30 2
46751 Grth in chemische produkten 100 3.2
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 2
4676 Grth in overige intermediaire goederen 30 2
466 Grth in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 100 3.2
466 - overige 50 3.1
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 30 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 50 3.1
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 30 2
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 30 2
493 Touringcarbedrijven 100 3.2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 100 3.2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² 50 3.1
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 30 2
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52241 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. zeeschepen:
52241 - containers 500 5.1
52241 - stukgoederen 300 4.2
52241 - ertsen, mineralen e.d., opslagopp. >= 2.000 m2 1000 5.3
52241 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 500 5.1
52241 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 700 5.2
52241 - olie, LPG, e.d. 1000 5.3
52241 - tankercleaning 300 4.2
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart:
52242 - containers 300 4.2
52242 - tankercleaning 300 4.2
52242 - stukgoederen 100 3.2
52242 - ertsen, mineralen, e.d., opslagopp. < 2.000 m² 300 4.2
52242 - ersten, mineralen, e.d., opslagopp. >= 2.000 m² 700 5.2
52242 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 t/u 300 4.2
52242 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 t/u 500 5.1
52242 - steenkool, opslagopp. < 2.000 m2 300 4.2
52242 - steenkool, opslagopp. >= 2.000 m2 500 5.1
52242 - olie, LPG, e.d. 700 5.2
52102, 52109 Distributiecentra, pak- en koelhuizen 50 3.1
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 30 2
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 100 3.2
5222 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 10 1
5229 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 10 1
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 30 2
61 Telecommunicatiebedrijven 10 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 30 2
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) 50 3.1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 50 3.1
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 30 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 10 1
58, 63 Datacentra 30 2
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 50 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 30 2
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 10 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
381 Gemeentewerven (afval-inzameldepots) 50 3.1
381 Vuiloverslagstations 300 4.2
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - mestverwerking/korrelfabrieken 500 5.1
382 - kabelbranderijen 100 3.2
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 50 3.1
382 - oplosmiddelterugwinning 100 3.2
382 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 300 4.2
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 30 2
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 30 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en strijkinrichtingen 50 3.1
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 50 3.1
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 2
96013 Wasverzendinrichtingen 30 2
96013 Wasserettes, wassalons 10 1

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 4 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.

Richafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. In de Staat van milieubelastende activiteiten wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor de omgevingstype rustige woonwijk per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000 1.500

Bestemmingsplantoetsing

De in dit bestemmingsplan opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten; in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Bijlage 1 Cultuurhistorisch Waardevolle Complexen

Bijlage 1 Cultuurhistorisch waardevolle complexen

Bijlage 2 Waterparagraaf Nieuw-mathenesse

Bijlage 2 Waterparagraaf Nieuw-Mathenesse

Bijlage 3 Flora- En Faunaparagraaf Nieuw-mathenesse

Bijlage 3 Flora- en faunaparagraaf Nieuw-Mathenesse

Bijlage 4 Flora- En Faunaparagraaf Nieuw-mathenesse (Aanvulling)

Bijlage 4 Flora- en faunaparagraaf Nieuw-Mathenesse (aanvulling)

Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-rijnmond

Bijlage 5 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond

Bijlage 6 Bedrijven Met Een Maatbestemming

Bijlage 6 Bedrijven met een maatbestemming

Bijlage 7 Reactienota Voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-mathenesse

Bijlage 7 Reactienota voorontwerp-bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse

Bijlage 8 Nota Van Zienswijzen Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse

Bijlage 8 Nota van zienswijzen bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse

Bijlage 9 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse

Bijlage 9 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse

Bijlage 10 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Verkeer En Vervoer

Bijlage 10 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie verkeer en vervoer

Bijlage 11 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Notitie Verkeer Bestemmingsplanalternatief Nieuw-mathenesse

Bijlage 11 MER Bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - Notitie verkeer bestemmingsplanalternatief Nieuw-Mathenesse

Bijlage 12 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Scheepvaartverkeer

Bijlage 12 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie scheepvaartverkeer

Bijlage 13 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Luchtkwaliteit En Geur

Bijlage 13 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie luchtkwaliteit en geur

Bijlage 14 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Externe Veiligheid

Bijlage 14 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie externe veiligheid

Bijlage 15 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Industrielawaai

Bijlage 15 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie industrielawaai

Bijlage 16 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Deelstudie Geluid Weg- En Scheepvaartverkeer

Bijlage 16 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - deelstudie geluid weg- en scheepvaartverkeer

Bijlage 17 Mer Bestemmingsplan Nieuw-mathenesse - Informatiepakket Graanalcoholfabriek Nolet Distillery

Bijlage 17 MER bestemmingsplan Nieuw-Mathenesse - informatiepakket graanalcoholfabriek Nolet Distillery