KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Artikel 4 Gemengd
Artikel 5 Groen - 1
Artikel 6 Groen - 2
Artikel 7 Horeca
Artikel 8 Kantoor
Artikel 9 Recreatie
Artikel 10 Tuin
Artikel 11 Verkeer
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
Artikel 13 Verkeer - Rijksweg
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Wonen - Woonwagen
Artikel 18 Woongebied
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Anti-dubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Bouwregels
Artikel 28 Algemene Gebruiksregels
Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 30 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 31 Overgangsrecht
Artikel 32 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten
Bijlage 3 Parkeernormen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie
2.1 Ligging
2.2 Ontstaansgeschiedenis
2.3 Ruimtelijke Beschrijving
2.4 Functionele Beschrijving
2.5 Verkeerskundige Beschrijving
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden
4.1 Milieueffectrapportage
4.2 Water
4.3 Bodem
4.4 Natuur
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Bedrijven En Milieuzonering
4.9 Archeologie
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Doelstellingen
5.3 Uitgangspunten
5.4 Ontwikkelingen
5.5 Duurzame Verstedelijking
5.6 Duurzaamheid
5.7 Veiligheid
Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten
6.1 Algemene Juridische Opzet
6.2 Bestemmingen
6.3 Dubbelbestemmingen
6.4 Overige Bepalingen
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Exploitatieplan
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsnotitie 'S-graveland & Spaanse Polder
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-rijnmond
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek 'S-graveland & Spaanse Polder
Bijlage 4 Ontwikkelperspectief 'S-gravelandsepolder En Spaanse Polder
Bijlage 5 Toetsingskader Duurzaamheid
Bijlage 6 Gebiedsopdracht Schiedistrict
Bijlage 7 Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan
Bijlage 8 Overlegreactie Luchtverkeersleiding Nederland
Bijlage 9 Ladderonderbouwing Kantoren En Bedrijfsruimte

's-Graveland & Spaanse Polder 2020

Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam

Vastgesteld op 31-10-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

Het bestemmingsplan 's-Graveland & Spaanse Polder 2020 met identificatienummer NL.IMRO.0606.BP0037-0004 van de gemeente Schiedam.

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 (bruto) vloeroppervlakte:

totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.

1.4 aan huis gebonden beroep / (bedrijfs-) activiteiten:

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid (geheel of overwegend door middel van handwerk uit te oefenen) of het hebben van een bed & breakfast, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.5 aanbouw:

een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar functioneel wel onderdeel van kan uitmaken.

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 achtergevel:

de van de weg gekeerde gevel van een gebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.9 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antennestaaf, -spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in één of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 archeologisch waardevol gebied:

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.13 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bed and breakfast:

het in een woning of woonschip verstrekken van toeristisch nachtverblijf met maximaal vier bedden en twee kamers.

1.15 bedrijf:

elke volwaardige onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken en installeren van goederen.

1.16 bedrijfsgebonden kantoor:

(een gedeelte van) een bedrijfsgebouw welke wordt gebruik voor het verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten ten behoeve van dat bedrijf.

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw dat noodzakelijk is voor de uitoefening van ter plaatse toegestane (bedrijfs-)activiteiten, hieronder wordt geen bedrijfs- of dienstwoning verstaan.

1.18 bedrijfsterreingebonden kantoor

(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij:

  1. a. de dienstverlening uitsluitend of in hoofdzaak ten dienste staat van en verbonden is aan bedrijven welke elders binnen het plangebied van het bestemmingsplan gevestigd zijn; of
  2. b. de dienstverlening anderszins een lokaal verzorgingsgebied kent en aansluit bij de uitgangspunten uit het Ontwikkelperspectief.

1.19 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.

1.20 begane grondlaag:

de eerste op, of nagenoeg op, het maaiveld gelegen bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een onderbouw.

1.21 beperkt kwetsbaar object:

beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels beperkt kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.

1.22 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.25 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.26 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.27 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping). Daarbij geldt dat een bouwlaag regulier voor personen begaanbaar is en, gelet op de ter plaatse beoogde gebruiksfunctie, voldoet aan de eventuele vereiste minimum hoogte.

1.28 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.30 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.31 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect, met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.32 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.33 dagrecreatie:

een recreatieve activiteit waarbij geen nachtverblijf mogelijk is.

1.34 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich in of boven de oorspronkelijke dakgoot bevindt.

1.35 detailhandel:

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede ondersteunende horeca 1 (lichte horeca).

1.36 dienstverlenend bedrijf:

inrichting ten behoeve van het bedrijfsmatig verlenen van diensten, op commerciële dan wel niet commerciële basis, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder mede begrepen publiekgerichte dienstverlening op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied.

1.37 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.38 erker:

een ondergeschikte uitbouw in of aan de gevel van het hoofdgebouw, met een maximale horizontale diepte van 1,0 meter en een maximale breedte van 2/3 van de breedte van de gevel waaraan wordt gebouwd.

1.39 extensieve recreatie:

recreatief (mede)gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden en rust- en picknickplaatsen, en die in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving.

1.40 garagebedrijf:

bedrijven met SBI-code 45, inclusief alle subcategorieën, als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, met dien verstande dat de verkoop van motorbrandstoffen is uitgezonderd.

1.41 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 geluidgevoelig object:

woningen en andere geluidsgevoelig gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.43 geluidszone - industrie:

een geluidszone, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein de waarde van 50dB(A) niet te boven mag gaan.

1.44 geluidzoneringsplichtige bedrijven:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.45 gezoneerd industrieterrein:

een terrein waarop bedrijven zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht zijn toegelaten, welke in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.46 groepsrisico:

de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval op een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is.

1.47 halfvrijstaande woning / 2-onder-1-kapwoning:

een woning die deel uitmaakt van een blok van twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan één zijde aan het op het aangrenzend bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd.

1.48 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van en perceel en, indien meer gebouwen op een perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.49 horeca(bedrijf):

  1. a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, shoarma/grillroom, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
  2. b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
  3. c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.

1.50 jachthaven:

haven waar gelegenheid wordt geboden tot het aanleggen, afmeren en afgemeerd houden van recreatievaartuigen.

1.51 kap:

een afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met één of meer schuine zijden.

1.52 kwetsbaar object:

kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, waarbij een bedrijfsverzamelgebouw waar op grond van de regels kwetsbare objecten zijn toegelaten als één object wordt aangemerkt.

1.53 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied.

1.54 ligplaats:

de ruimte die door een woonschip kan worden ingenomen.

1.55 LPG-doorzet:

de doorzet van LPG in m³ per jaar.

1.56 luifel:

een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.

1.57 maatschappelijke voorziening:

(sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijde kinderdagverblijven en buiten- of naschoolse opvang, als ook ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.58 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.59 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.

1.60 onderbouw:

een gedeelte van een gebouw dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen.

1.61 ondergeschikte detailhandel:

niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.62 ondersteunende horeca:

niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.

1.63 ontwikkelperspectief:

het Ontwikkelperspectief (Ruimtelijk Economische Visie en Agenda) voor het gebied 's-Graveland en Spaanse Polder, zoals vastgesteld voor het grondgebied van Schiedam door burgemeester en wethouders op 29 oktober 2019.

1.64 overkapping:

een overdekte constructie met maximaal drie wanden waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.65 parkeervoorziening:

een plek die geschikt is en ook gebruikt kan worden om bijvoorbeeld een auto, fiets, of invalidenvoertuig te parkeren en waar het tevens mogelijk is om bepaalde maatregelen te treffen om dat parkeren ook daadwerkelijk mogelijk te maken.

1.66 peil:

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de (ontwerp- of streef-)hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein of dak van een parkeervoorziening ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil.

1.67 plaatsgebonden risico:

de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde locatie buiten een inrichting of een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of op de transportroute waarbij een gevaarlijke (afval)stof betrokken is.

1.68 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.69 prostitutie:

het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.

1.70 risicovolle inrichting:

  1. a. een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand moet worden aangehouden tot op grond van het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. een inrichting waarvoor regels gelden krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer.

1.71 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.72 showroom

een uitstallingsruimte voor groothandels- of productiebedrijven ten behoeve van wederverkopers of afnemers voor het gebruik in het eigen bedrijf, waarbij geen sprake is van detailhandel.

1.73 speelvoorziening:

ontmoetingsplek waarbij wordt voorzien in de behoefte tot vermaak en ontspanning.

1.74 standplaats

een standplaats ten behoeve van een verplaatsbare verkoopinrichting met een oppervlak van ten hoogste 30 m² als bedoeld in artikel 5.21b, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Schiedam 2013.

1.75 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, abri's e.d..

1.76 toetsingskader duurzaamheid:

het Toetsingskader Duurzaamheid Spaanse Polder en 's-Gravelandsepolder gemeente Schiedam, zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 29 oktober 2019, inclusief eventuele nadien vastgestelde wijzigingen of aanvullingen.

1.77 toetsingsvlak:

de toetsingsvlakken ILS06Rotterdam en VDF Rotterdam, behorend bij Rotterdam The Hague Airport.

1.78 verblijfsgebied:

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.79 verkoopvloeroppervlakte:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.

1.80 volumineuze detailhandel:

detailhandelsbedrijven die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling zoals detailhandel in auto's, kampeermiddelen, boten, keukens, sanitair, bouwmaterialen, tuinartikelen, woninginrichtingen e.d., inclusief bij het hoofdassortiment passende nevenassortimenten.

1.81 voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.82 (voor)gevelrooilijn:

  1. a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
  2. b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is: de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak.

1.83 vrijstaande woning:

een woning welke, met inbegrip van aanbouwen en aangebouwde overkappingen, los staat van de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.84 woning:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.

1.85 woonschip:

een (in op- of aanbouw zijnd) vaartuig of de overblijfselen daarvan, daaronder begrepen een object te water, gebruikt als of bestemd tot woonverblijf.

1.86 woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.87 woonwagenstandplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.88 zaalverhuur:

Het bedrijfsmatig exploiteren van een zaalaccommodatie in de vorm van ceremonies, feesten en partijen, niet zijnde een discotheek, dancing of nachtclub.

1.89 (zakelijke) dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. Bij zakelijke dienstverlening is sprake van aan kantoorfunctie verwante dienstverlening, zoals uitzendbureau, makelaarskantoor of bankfiliaal.

1.90 zelfstandig kantoor:

(een gedeelte van) een gebouw welke wordt gebruikt voor het beroepsmatig verlenen van administratieve, financiële, ontwerptechnische, juridische of andere daarmee gelijk te stellen diensten, waarbij de dienstverlening niet ten dienste staat van en verbonden is aan de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, maar een afzonderlijke eenheid vormt.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand, loodrecht gemeten, tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

percentage van de oppervlakte van een bouwperceel of ander vlak, dat mag worden bebouwd.

2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, zonnepanelen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 hoogte van een bouwlaag:

tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

2.8 (horizontale) diepte van een gebouw:

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.9 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen, goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  2. b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

2.11 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.12 oppervlakte van een overkapping:

tussen de (neerwaarts geprojecteerde) buitenzijde van de afdekking van de overkapping.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2';
  2. b. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  3. c. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  4. d. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  5. e. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  6. f. bedrijfsgebonden kantoren;
  7. g. parkeergarages en parkeervoorzieningen;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. h. 'detailhandel volumineus' voor volumineuze detailhandel;
  2. i. 'gemaal' voor een gemaal;
  3. j. 'kantoor' voor zelfstandige kantoren;
  4. k. 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf' voor scheepswerven voor vaartuigen tot een lengte van maximaal 25 meter;
  5. l. 'specifieke vorm van cultuur en ontspanning - studio' voor een muziekstudio;
  6. m. 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt volumineus' voor een bouwmarkt;
  7. n. 'specifieke vorm van detailhandel - kringloopwinkel' voor een kringloopwinkel;
  8. o. 'specifieke vorm van detailhandel - meubels volumineus' voor volumineuze detailhandel in meubels en keukens, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment aan woninginrichting;
  9. p. 'specifieke vorm van detailhandel - pick-up point' voor een afhaalpunt voor bestelde (dagelijkse) boodschappen;
  10. q. 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening' voor zakelijke;
  11. r. 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' voor bedrijfsterreingebonden kantoren en zelfstandige kantoren;
  12. s. 'sportcentrum' voor een sportschool of sportcentrum;
  13. t. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  14. u. 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' voor een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg;

met daarbij behorende:

  1. v. straatmeubilair;
  2. w. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  3. x. groenvoorzieningen;
  4. y. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. z. ondergeschikte productiegebonden detailhandel;
  6. aa. laad- en losvoorzieningen;
  7. ab. nutsvoorzieningen;
  8. ac. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek of afname van duurzame energie.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, gelet op de waarborging van de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein zoals geformuleerd in het ontwikkelperspectief, bevoegd nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het toetsingskader duurzaamheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. nieuwe garagebedrijven zijn uitsluitend toegelaten indien deze een minimale brutovloeroppervlakte hebben van 1.000 m².
  2. b. nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m².
  3. c. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
  4. d. zelfstandige kantoren zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' en ter plaatse van de aanduiding 'kantoor'.
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' geldt dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van zelfstandige kantoren binnen het aanduidingsvlak niet meer bedraagt dan 1.000 m2, uitgezonderd bestaande legale zelfstandige kantoren met een groter oppervlak, in welk geval het legaal bestaande gezamenlijke bruto vloeroppervlakte als maximum geldt.
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - etalagezone' geldt dat de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte van bedrijfsterreingebonden kantoren en zelfstandige binnen de aanduidingsgrens ten hoogste 30.000 m² bedraagt.
  7. g. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan, uitgezonderd een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'.
  8. h. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
  9. i. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  10. j. opslag van meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  11. k. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan.
  1. l. Een omgevingsvergunning voor de in 3.2 bedoelde gebouwen en bijbehorende bouwwerken wordt niet eerder verleend nadat:
    a. nader soortenonderzoek naar vleermuizen voor wat betreft verblijfsplaatsen, fourageergebieden en vliegroutes heeft aangetoond dat er geen verstoring van de leefomgeving van deze soorten plaatsvindt;
  2. m. b. eventuele noodzakelijke mitigerende maatregelen, die mogelijk naar voren komen op basis van het nader soorten onderzoek, zijn getroffen om de aanwezige beschermde diersoorten te beschermen;
  3. n. c. uit bovengenoemde nader soortenonderzoek naar voren komt dat aanvullende maatregelen dienen te worden getroffen of ontheffingen zijn verleend alvorens de sloop van gebouwen plaatsvindt of de gronden in gebruik worden genomen.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat van milieubelastende activiteiten;
  2. b. (zakelijke) dienstverlening;
  3. c. horeca 1;
  4. d. kleinschalige kantoorruimte met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen, niet zijnde kinderdagverblijven of buitenschoolse opvang;
  6. f. trambanen en daarbij behorende voorzieningen;
  7. g. een trein-, tram- en/of busstation met daaraan ondergeschikte detailhandel tot maximaal 200 m², ondersteunende dienstverlening en ondersteunende horeca;
  8. h. parkeergarages en parkeervoorzieningen;

met daarbij behorende:

  1. i. erven;
  2. j. ontsluitingswegen;
  3. k. straatmeubilair;
  4. l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  5. m. groenvoorzieningen;
  6. n. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. o. nutsvoorzieningen;
  8. p. laad- en losvoorzieningen;
  9. q. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, gelet op de waarborging van de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein zoals geformuleerd in het ontwikkelperspectief, bevoegd nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het toetsingskader duurzaamheid.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. garagebedrijven zijn uitsluitend toegelaten indien deze een minimale brutovloeroppervlakte hebben van 1.000 m²;
  2. b. nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m².
  3. c. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m².
  4. d. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.
  5. e. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.
  6. f. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage.
  7. g. opslag van meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk is niet toegestaan.
  8. h. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Groen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. extensieve recreatie;
  3. c. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van afval;
  4. d. ontsluitings- en/of erftoegangswegen;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. e. 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bestaande bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten;
  2. f. 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bestaande bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.1 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten;
  3. g. 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bestaande bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten;

met daarbij behorende:

  1. h. straatmeubilair;
  2. i. fiets- en voetpaden;
  3. j. bruggen, vlonders, steigers en duikers;
  4. k. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen
  5. l. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

5.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 10,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf tot en met categorie 3.2', 'bedrijf tot en met categorie 4.1' en 'bedrijf tot en met categorie 4.2' gebouwen toegestaan voor zover deze legaal aanwezig zijn danwel gebouwd kunnen worden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

5.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter;
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 5.2, onder c, en (delen van) gebouwen toestaan ten behoeve van de aangeduide bedrijfscategorieen, mits dit geen afbreuk doet aan de uitgangspunten voor de gronden zoals geformuleerd in het Ontwikkelperspectief.

5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid 1' te wijzigen naar de bestemmingen Gemengd, Verkeer, Water en/of Groen-2. Daarbij geldende de volgende voorwaarden:

  1. a. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats als verdere uitwerking van de uitgangspunten en ambities voor het bedrijventerrein zoals vastgelegd in het ontwikkelperspectief;
  2. b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats nadat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan voor het gehele wijzigingsgebied hebben vastgesteld. In dit inrichtingsplan wordt onder andere ingegaan op:
  1. 1. de beoogde ligging van de bestemming Gemengd (uitgeefbare gronden) en de aanduiding van het openbaar gebied;
  2. 2. de wijze waarop wordt voorzien in een goede waterhuishoudkundige situatie;
  3. 3. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de in of nabij het wijzigingsgebied gelegen dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en andere relevante omgevingsaspecten;
  4. 4. de wijze waarop wordt voorzien in een duurzame en klimaatbestendige inrichting van het gebied en de toekomstige bebouwing;
  5. 5. de relatie van de voorgenomen inrichting met andere ontwikkelingen in de directe nabijheid.
  1. c. voordat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid vindt overleg plaats met de beheerder van het watersysteem over de eventuele voorwaarden die worden gesteld gelet op de waterveiligheid, de waterkwaliteit en de waterberging in het gebied;
  2. d. voordat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid vindt overleg plaats met de beheerder van de hoogspanningsverbinding en de waterleiding over de eventuele voorwaarden die worden gesteld gelet op het beschermen van de belangen van de hoogspanningsverbinding en waterleiding;
  3. e. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de maximaal toegestane bouwhoogte, het maximale bebouwingspercentage, de ligging van bestemmings- en bouwvlakken, voorgevelrooilijnen en specifieke bouw- en gebiedsaanduidingen bepaald;
  4. f. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de maximaal toegestane milieucategorie voor bedrijven bepaald. Risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  5. g. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld volgens de eisen van de Wet milieubeheer;
  6. h. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan;
  7. i. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de overeenkomstige regels bij de afzonderlijke bestemmingen uit dit bestemmingsplan van toepassing. Indien nodig of wenselijk kunnen burgemeester en wethouders aanvullende bepalingen opnemen die het toegestane gebruik binnen deze bestemmingen reguleren.

Artikel 6 Groen - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud en versterking van natuur- en landschapswaarden;
  2. b. bos- en groenvoorzieningen;
  3. c. extensieve recreatie;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. d. 'wonen' voor maximaal 1 woning, waarbij geldt dat na beëindiging van het gebruik van de woning voor een periode langer dan 1 jaar dit gebruik niet mag worden hervat;

met daarbij behorende:

  1. e. bruggen en duikers;
  2. f. cultuur- en milieueducatieve voorzieningen;
  3. g. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  4. h. straatmeubilair en speelvoorzieningen;
  5. i. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 1,0 meter voor terreinafscheidingen;
    2. 2. maximaal 10,0 meter voor palen en masten;
    3. 3. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 6.2, onder b, sub 1 tot een hoogte van 3,0 meter.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid 2' te wijzigen naar de bestemming 'Bedrijventerrein', 'Verkeer', 'Water' en/of 'Groen - 1'. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats als verdere uitwerking van de uitgangspunten en ambities voor het bedrijventerrein zoals vastgesteld in het ontwikkelperspectief;
  2. b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats nadat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan voor het gehele wijzigingsgebied hebben vastgesteld. In dit inrichtingsplan wordt onder andere ingegaan op:
    1. 1. de beoogde ligging van de bestemming 'Bedrijventerrein' (uitgeefbare gronden) en de aanduiding van het openbaar gebied;
    2. 2. de wijze waarop wordt voorzien in een goede waterhuishoudkundige situatie;
    3. 3. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de in of nabij het wijzigingsgebied gelegen dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en andere relevante omgevingsaspecten;
    4. 4. de wijze waarop wordt voorzien in een duurzame en klimaatbestendige inrichting van het gebied en de toekomstige bebouwing;
    5. 5. de relatie van de voorgenomen inrichting met andere ontwikkelingen in de directe nabijheid.
  3. c. v0ordat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid vindt overleg plaats met de beheerder van het watersysteem over de eventuele voorwaarden die worden gesteld gelet op de waterveiligheid, de waterkwaliteit en de waterberging in het gebied;
  4. d. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de maximaal toegestane bouwhoogte, het maximale bebouwingspercentage, de ligging van bestemmings- en bouwvlakken, voorgevelrooilijnen en specifieke bouw- en gebiedsaanduidingen bepaald;
  5. e. bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de maximaal toegestane milieucategorie voor bedrijven bepaald. Risicovolle inrichtingen en geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn niet toegestaan;
  6. f. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de betreffende bijlage, mits vooraf een milieueffectrapportage wordt opgesteld volgens de eisen van de Wet milieubeheer;
  7. g. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan;
  8. h. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de overeenkomstige regels bij de afzonderlijke bestemmingen uit dit bestemmingsplan van toepassing. Indien nodig of wenselijk kunnen burgemeester en wethouders aanvullende bepalingen opnemen die het toegestane gebruik binnen deze bestemmingen reguleren.

Artikel 7 Horeca

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca 1;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 4.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten;

met daarbij behorende:

  1. c. erven;
  2. d. ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. g. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

7.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bestemmingsvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bestemmingsvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 2,0 meter voor erf- en terreinafscheidingen,
    2. 2. maximaal 10,0 meter voor palen;
    3. 3. maximaal 40,0 meter voor maximaal één reclamemast;
    4. 4. maximaal 5,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. garagebedrijven zijn uitsluitend toegelaten indien deze een minimale brutovloeroppervlakte hebben van 1.000 m²;
  2. b. nieuwe bedrijfspercelen hebben een minimum oppervlakte van 1.250 m²;
  3. c. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, tot een oppervlakte van maximaal 3.000 m²;
  4. d. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  5. e. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  6. f. geluidzoneringsplichtige bedrijven zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein';
  7. g. activiteiten uit kolom 1 van onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen als genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  8. h. opslag van meer dan 10.000 kg aan consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  9. i. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, gelet op de waarborging van de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein zoals geformuleerd in het ontwikkelperspectief, bevoegd nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het toetsingskader duurzaamheid.

Artikel 8 Kantoor

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kantoren;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'bedrijf tot en met categorie 3.2' voor bedrijfsmatige activiteiten die een milieubelasting kennen die niet hoger is dan categorie 3.2 als bedoeld in de als bijlage opgenomen Staat vanmilieubelastende activiteiten;
  2. c. 'sportcentrum' voor een sportschool of sportcentrum;
  3. d. 'specifieke vorm van horeca - feestzaal' voor een feestzaal en/of zaalverhuur;

met daarbij behorende:

  1. e. erven;
  2. f. groenvoorzieningen;
  3. g. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  4. h. parkeervoorzieningen;
  5. i. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. j. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

8.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn, gelet op de waarborging van de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein zoals geformuleerd in het ontwikkelperspectief, bevoegd nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het toetsingskader duurzaamheid.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik gelden de volgende regels:

  1. a. garagebedrijven zijn uitsluitend toegelaten indien deze een minimale brutovloeroppervlakte hebben van 1.000 m²;
  2. b. (bedrijfs)woningen zijn niet toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - feestzaal' is het gebruik voor een feestzaal en/of zaalverhuur op maandag tot en met donderdag alleen toegestaan na 18.00u, waarbij het aantal bezoekers niet meer mag bedragen dan 450.

Artikel 9 Recreatie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een jachthaven;

met daarbij behorende:

  1. b. erven;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. ondergeschikte detailhandel tot maximaal 200 m²;
  4. e. ondersteunende horeca;
  5. f. ontsluitingswegen, paden en verhardingen;
  6. g. parkeervoorzieningen;
  7. h. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  4. d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
    1. 1. maximaal 10,0 meter voor palen en masten;
    2. 2. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen.

10.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen;
  2. b. voor de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen geldt dat:
    1. 1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,0 meter mag bedragen, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    2. 2. de hoogte van palen en masten mag maximaal 10,0 meter bedragen;
    3. 3. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,0 meter bedragen.
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a en b zijn ondergeschikte bouwdelen, als bedoeld in artikel 2.10, toegelaten.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken het bepaalde in lid 10.2, onder b voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen, tot een hoogte van 2,0 meter.

Artikel 11 Verkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. (gebieds)ontsluitingswegen en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. trambanen en daarbij behorende voorzieningen;
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. onder- en/of bovengrondse voorzieningen ten behoeve van het inzamelen van afval;
  6. f. parkeergarages en andere parkeervoorzieningen;
  7. g. verblijfsgebieden;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. h. 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg;
  2. i. 'overige zone - hub dagrecreatie' voorzieningen ten behoeve van de dagrecreatie.

met daarbij behorende:

  1. j. straatmeubilair;
  2. k. geluidwerende voorzieningen;
  3. l. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  4. m. standplaatsen;
  5. n. tunnels, viaducten, bruggen, duikers en bijbehorende voorzieningen;
  6. o. voorzieningen ten behoeve van:
    1. 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het (weg)verkeer, alsmede verlichting;
    2. 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (weg)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (weg)verkeer;
    3. 3. het onderhoud van de weg, alsmede dienstwegen;
  7. p. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 12 Verkeer - Railverkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen, railverkeer en daarbij behorende voorzieningen;
  2. b. een treinstation met daaraan ondergeschikte detailhandel tot maximaal 200 m², ondersteunende dienstverlening en ondersteunende horeca;
  3. c. gelijkvloers en ongelijkvloers kruisende paden, wegen en trambanen;
  4. d. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  1. e. straatmeubilair;
  2. f. geluidwerende voorzieningen;
  3. g. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  4. h. tunnels, viaducten, bruggen, duikers en bijbehorende voorzieningen;
  5. i. voorzieningen ten behoeve van:
    1. 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het railverkeer, alsmede verlichting;
    2. 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (rail)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (rail)verkeer;
    3. 3. het onderhoud van het spoor, alsmede dienstwegen;
  6. j. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regel:

  1. a. de hoogte van bouwwerken, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf, mag maximaal 10,0 meter bedragen.
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bruggen toegelaten tot een hoogte van 20,0 meter.

Artikel 13 Verkeer - Rijksweg

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Rijksweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. autosnelweg;
  2. b. gelijkvloers en ongelijkvloers kruisende paden, wegen, trein- en trambanen;
  3. c. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  1. d. straatmeubilair;
  2. e. geluidwerende voorzieningen;
  3. f. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  4. g. tunnels, viaducten, bruggen, duikers en bijbehorende voorzieningen;
  5. h. voorzieningen ten behoeve van:
    1. 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het (weg)verkeer, alsmede verlichting;
    2. 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (weg)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (weg)verkeer;
    3. 3. het onderhoud van de weg, alsmede dienstwegen;
  6. i. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. j. (dag)recreatief medegebruik ter plaatse van tunnels en onderdoorgangen.

13.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 10,0 meter;
  2. b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn bruggen toegelaten tot een hoogte van 20,0 meter;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van voorzieningen ter verlichting van de weg maximaal 30,0 meter bedragen.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten en pleinen;
  2. b. erftoegangswegen
  3. c. fiets- en wandelpaden;
  4. d. parkeervoorzieningen;
  5. e. verblijfsgebieden;

met daarbij behorende:

  1. f. straatmeubilair;
  2. g. groenvoorzieningen, taluds en bermen;
  3. h. standplaatsen;
  4. i. bruggen en duikers;
  5. j. voorzieningen ten behoeve van:
    1. 1. het regelen, geleiden en bewegwijzeren van het (weg)verkeer, alsmede verlichting;
    2. 2. het weren van voorwerpen die de veiligheid van het (weg)verkeer in gevaar kunnen brengen en het beveiligen van het (weg)verkeer;
    3. 3. het onderhoud van de weg, alsmede dienstwegen;
  6. k. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. l. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

14.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. b. scheepvaartverkeer en watersport;
  3. c. bruggen, vlonders, steigers en duikers;
  4. d. wegverkeer ter plaatse van bruggen, tunnels, vlonders, steigers en duikers;
  5. e. extensieve recreatie;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. f. 'gemaal' voor een gemaal;
  2. g. 'jachthaven' voor een jachthaven;
  3. h. 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf', voor scheepswerven voor vaartuigen tot een lengte van maximaal 25 meter;
  4. i. 'overige zone - hub dagrecreatie', voorzieningen ten behoeve van de dagrecretie;

met daarbij behorende:

  1. j. oevers en kaden;
  2. k. groenvoorzieningen.

15.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. b. de hoogte mag maximaal 5,0 meter bedragen, gemeten vanaf het maaiveld;
  3. c. in afwijking van het bepaalde onder b zijn bruggen toegestaan tot een hoogte van 20,0 meter, gemeten vanaf het maaiveld;
  4. d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' gebouwen toegestaan waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
  5. e. bij de bouw van bruggen, vlonders, steigers en andere bouwwerken bedoeld voor het wegverkeer of ten behoeve van de dagrecreatie wordt vooraf advies gevraagd aan de beheerder van het water met betrekking tot het effect van de bouwwerken op de goede werking van het watersysteem.

15.3 Specifieke gebruiksregels

Ten aanzien van het gebruik geldt dat:

  1. a. woonschepenligplaatsen en permanente bewoning niet zijn toegestaan.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 15.1 voor:

  1. a. het gebruik van het water ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten behorende bij de aanliggende of in de directe nabijheid gelegen bedrijven, mits deze activiteiten verband houden met de aan- of afvoer van goederen, grondstoffen, halffabricaten of producten via het water (watergebonden bedrijven).
  2. b. voordat afwijking wordt verleend wordt advies gevraagd aan de beheerder van het water met betrekking tot het effect van de activiteiten op de goede werking van het watersysteem.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daarbij behorende:

  1. b. paden en verhardingen;
  2. c. parkeervoorzieningen;
  3. d. tuinen en erven.

16.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
  3. c. landschappelijke- en cultuurhistorische waarden;
  4. d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 16.2.3, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen, tot een hoogte van 2,0 meter.

16.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 17 Wonen - Woonwagen

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonwagen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen in de vorm van woonwagens op maximaal 20 woonwagenstandplaatsen;

alsmede ter plaatse van de aanduiding:

  1. b. 'garage' voor garageboxen,

met de daarbij behorende:

  1. c. paden en verhardingen;
  2. d. parkeervoorzieningen;
  3. e. tuinen en erven.

17.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. de brandveiligheid (van naastgelegen woonwagens);
  3. c. een evenwichtig ruimtelijk beeld.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 17.2.4, onder a voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen, tot een hoogte van 2,0 meter.

17.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

Artikel 18 Woongebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;

met daarbij behorende:

  1. b. tuinen en erven;
  2. c. straatmeubilair;
  3. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. e. parkeervoorzieningen;
  5. f. groenvoorzieningen;
  6. g. waterlopen, waterberging en waterhuishoudkundige voorzieninge';
  7. h. (collectieve) voorzieningen ten behoeve van de opwek en afname van duurzame energie.

18.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. het bestemmingsvlak mag worden opgedeeld in meerdere (bouw)kavels welke haaks op de Polderweg of Schiekade zijn gelegen, waarbij de kavels door middel van sloten van elkaar zijn afgescheiden;
  2. b. de afstand tussen de bebouwing en de zijdelingse kavelsloten bedraagt minimaal 3,0 meter;
  3. c. de afstand tussen de bebouwing en de grenzen van het bestemmingsvlak bedraagt minimaal 3,0 meter;
  4. d. voor hoofdgebouwen gelegen op een afstand tot 50 meter uit de met de Polderweg of Schiekade samenvallende grens van het bestemmingsvlak geldt dat:
    1. 1. gebouwd wordt in de kavelrichting, of daar haaks op;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4,0 meter;
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7,0 meter;
    4. 4. de oppervlakte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 90 m²;
    5. 5. de oppervlakte aan hoofdgebouwen op dit deel van het kavel niet meer bedraagt dan 200 m²;
  5. e. voor hoofdgebouwen gelegen op een afstand van meer dan 50 meter uit de met de Polderweg of Schiekade samenvallende grens van het bestemmingsvlak geldt dat:
    1. 1. gebouwd wordt in de kavelrichting;
    2. 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 4.0 meter
    3. 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 10,0 meter;
    4. 4. de oppervlakte aan hoofdgebouwen op dit deel van het kavel niet meer bedraagt dan 300 m²;
  6. f. hoofdgebouwen dienen een dakafdekking te hebben in de vorm van een kap(verdieping);
  7. g. voor aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat:
    1. 1. de oppervlakte per hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 75 m², mits niet meer dan 50% van het erf van het hoofdgebouw wordt bebouwd;
    2. 2. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde overkappingen niet meer bedraagt dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,3 meter;
    3. 3. de goothoogte van bijgebouwen en vrijstaande overkappingen niet meer bedraagt dan 3,5 meter;
    4. 4. de dakhelling van een kap niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    5. 5. deze op een afstand van minimaal 1,0 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd.
  8. h. voor (overige) bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
    1. 1. deze in afwijking van het bepaalde onder c en d op het gehele bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    2. 2. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan 2,0 meter, tenzij deze zijn gelegen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan, in welk geval de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,0 meter;
    3. 3. de hoogte van palen en masten niet meer mag bedragen dan 7,0 meter;
    4. 4. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3,0 meter.

18.3 Nadere eisen

18.3.1 Nadere eisen ten aanzien van situering en maatvoering

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen, ter waarborging van:

  1. a. de verkeersveiligheid;
  2. b. een evenwichtig ruimtelijk beeld en de landschappelijke waarden, zoals deze zijn vastgelegd in het 'Beeldkwaliteitsplan Polderwetering';
  3. c. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.

18.3.2 Nadere eisen ten aanzien van waterberging

Burgemeester en wethouders zijn, ter waarborging van de goede werking van het watersysteem, bevoegd nadere eisen te stellen aan de wijze waarop wordt voorzien in maatregelen ter compensatie van de toename aan het oppervlak verharding en de afname van overloopcapaciteit, voor zover maatregelen naar oordeel van de beheerder van het watersysteem ter plaatse noodzakelijk zijn.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken het bepaalde in lid 18.2, onder h, voor erf- en terreinafscheidingen welke voor de voorgevel of het verlengde daarvan zijn gelegen, tot een hoogte van 2,0 meter.

18.5 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning is niet toegestaan.

18.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om het plan ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid 3' te wijzigen naar de bestemming 'Groen - 1', 'Groen - 2' of 'Water'. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  1. a. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats als verdere uitwerking van de uitgangspunten en ambities voor het bedrijventerrein zoals vastgesteld in het ontwikkelperspectief;
  2. b. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid vindt plaats nadat burgemeester en wethouders een inrichtingsplan voor het gehele wijzigingsgebied hebben vastgesteld. In dit inrichtingsplan wordt onder andere ingegaan op:
    1. 1. de wijze waarop wordt voorzien in een goede waterhuishoudkundige, ecologische en klimaatbestendige situatie;
    2. 2. de wijze waarop rekening wordt gehouden met de in of nabij het wijzigingsgebied gelegen dubbelbestemmingen, gebiedsaanduidingen en andere relevante omgevingsaspecten;
    3. 3. de relatie van de voorgenomen inrichting met andere ontwikkelingen in de directe nabijheid.
  3. c. voordat toepassing wordt gegeven aan de wijzigingsbevoegdheid vindt overleg plaats met de beheerder van het watersysteem over de eventuele voorwaarden die worden gesteld gelet op de waterveiligheid, de waterkwaliteit en de waterberging in het gebied;
  4. d. na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn de overeenkomstige regels bij de afzonderlijke bestemmingen uit dit bestemmingsplan van toepassing. Indien nodig of wenselijk kunnen burgemeester en wethouders aanvullende bepalingen opnemen die het toegestane gebruik binnen deze bestemmingen reguleren.

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en het beheer en onderhoud van een gasleiding met bijbehorende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas' met een diameter van 16 inch en een druk van 40 bar, met een belemmeringszone ter breedte van 4,0 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

19.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mag, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' samenvalt, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze regels, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding;
  2. b. het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen, indien daardoor een kwetsbaar object wordt toegestaan.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, blijkens een schriftelijk advies van de leidingbeheerder, de bestemming 'Leiding - Gas' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk:

  1. a. te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen;
  2. b. te verschuiven indien dit vereist is ten gevolge van de bouw van bouwwerken, aanleg van wegen, paden, leidingen of watergangen of de aanwezigheid van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de als Leiding - Gas bestemde gronden, mits het groepsrisico als bedoeld in het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt verantwoord.

Artikel 20 Leiding - Hoogspanningsverbinding

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en het beheer en onderhoud van een bovengrondse hoogspanningsverbinding van maximaal 150 kV met bijbehorende masten en (veiligheids)voorzieningen, met een belemmeringszone ter breedte van 25 meter aan weerszijden van de hartlijn van de hoogspanningsverbinding.

20.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding', tot een hoogte van maximaal 40,0 meter.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 20.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding -Hoogspanningsverbinding' samenvalt, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder, waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

20.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de hoogspanningsverbinding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijk advies van de leidingbeheerder.

Artikel 21 Leiding - Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en het beheer en onderhoud van een watertransportleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water', met een belemmeringszone ter breedte van 4,0 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding.

21.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvallende bestemming, op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Water', tot een hoogte van maximaal 3,0 meter.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 21.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Water' samenvalt, mits vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, blijkens een schriftelijk advies van de leidingbeheerder, de bestemming 'Leiding - Water' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk:

  1. a. te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen;
  2. b. te verschuiven indien dit vereist is ten gevolge van de bouw van bouwwerken of de aanleg van wegen, paden, leidingen of watergangen binnen de als 'Leiding - Water' bestemde gronden.

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

22.2 Bouwregels

In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en), geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 1', die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 2', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 100 m²;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 3', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m²;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 4', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² én die dieper reiken dan 0,5 meter beneden het maaiveld;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 5', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² én die dieper reiken dan 3,0 meter beneden het maaiveld;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 6', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² én die dieper reiken dan 1,0 meter beneden het maaiveld;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie 7', waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 200 m² én dieper dan de huidige onderwaterbodem.

22.3 Afwijken van de bouwregels

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 22.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
  2. b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
  3. c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

22.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 23 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het beheer van waterstaatsdoeleinden;
  2. b. waterstaatkundige voorzieningen, zoals waterkeringen en persleidingen.

23.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  2. b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 23.2, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
  2. b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders de waterstaatbeheerder.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

23.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterstaatkundige functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de waterstaatbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Geluidzone - industrie

  1. a. Binnen de 'Geluidzone - industrie' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van industrielawaai niet meer bedraagt dan;
    1. 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, of;
    2. 2. een voor de locatie waar de nieuwbouw plaatsvindt vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone - industrie', voor zover een wijziging van een gezoneerd industrieterrein daartoe aanleiding geeft.

25.2 Geluidzone - luchtvaart

  1. a. Binnen de 'Geluidzone - luchtvaart' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het verkleinen, verwijderen of vergroten van de aanduiding 'Geluidzone - luchtvaart' indien door een wijziging van het voor Rotterdam the Hague Airport geldende luchthavenbesluit, de bij dit besluit behorende 56 dB(A) Lden-contour wordt gewijzigd.

25.3 Geluidzone - spoor

  1. a. Binnen de 'Geluidzone - spoor' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van railverkeerlawaai niet meer bedraagt dan:
    1. 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, of;
    2. 2. een voor de locatie waar de nieuwbouw plaatsvindt vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone - spoor', voor zover een wijziging van een spoorweg daartoe aanleiding geeft.

25.4 Geluidzone - weg

  1. a. Binnen de 'Geluidzone - weg' is nieuwbouw ten behoeve van de uitbreiding van het aantal woningen en de nieuwvestiging van geluidgevoelige objecten niet toegelaten, tenzij de geluidsbelasting op de gevel ten gevolge van wegverkeerlawaai niet meer bedraagt dan:
    1. 1. de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder, of;
    2. 2. een voor de locatie waar de nieuwbouw plaatsvindt vastgestelde hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Geluidzone - weg', voor zover een wijziging van een gezoneerde weg daartoe aanleiding geeft.

25.5 Milieuzone - gezoneerd industrieterrein

  1. a. Binnen de 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein' zijn geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het wijzigen of geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerdindustrieterrein' ten behoeve van het wijzigen of (gedeeltelijke) opheffen van een gezoneerd industrieterrein, mits de wijziging niet leidt tot een onevenredige benadeling of beperking van de gebruiksmogelijkheden van de binnen de 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein' gevestigde geluidzoneringsplichtige bedrijven.

25.6 Veiligheidszone - bevi

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - bevi' is de bouw of uitbreiding van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten, tenzij de uitbreiding niet ziet op een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen.
  2. b. Binnen de 'Veiligheidszone - bevi' is het niet toegelaten de doorzet aan LPG uit te breiden naar meer dan 1.000 m³ per jaar.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - bevi' voor zover het stopzetten van de bedrijfsvoering of een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.

25.7 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

  1. a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is de bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten, tenzij de uitbreiding niet ziet op een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a voor de bouw van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de bestemming(en) waarmee de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' samenvalt en vooraf advies wordt ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond.
  3. c. Aan de afwijking kunnen uit het oogpunt van externe veiligheid en het verbeteren van de zelfredzaamheid in voorwaarden worden verbonden met betrekking tot de luchtdichtheid van constructies en gevels, de afsluitbaarheid van ventilatiesystemen en de situering van de luchttoevoer van het luchtverversingssysteem ten opzichte van de risicobron.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.

25.8 Vrijwaringszone - provinciale vaarweg

  1. a. Binnen de 'Vrijwaringszone - provinciale vaarweg' is de bouw van bouwwerken of het aanbrengen van beplanting of bomen niet toegelaten.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a indien de activiteiten geen belemmering vormen voor de veiligheid en doorvaart van de scheepvaart, de bereikbaarheid van de vaarweg voor hulpdiensten en het uitvoeren van beheer en onderhoud aan de vaarweg én vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de vaarweg.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:

  1. a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
  2. b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
  3. c. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
  4. d. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
  5. e. het in geringe mate, doch met niet meer dan 3,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of het profiel van de weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
  6. f. geluidwerende voorzieningen tot een hoogte van 15,0 meter;

mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.

26.2 Adviesplicht

Voordat een besluit over het afwijken van de regels zoals bedoeld in lid 1 wordt genomen vragen burgemeester en wethouders schriftelijk advies aan de desbetreffende leidingbeheerder wanneer het voorgenomen bouwplan zich bevindt binnen de dubbelbestemming Leiding - Gas, Leiding - of Leiding - Water. Uit het advies moet blijken dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.

Artikel 27 Algemene Bouwregels

27.1 Bestaande afwijkingen

Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.

27.2 Aangrenzende terreinen

Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.

Artikel 28 Algemene Gebruiksregels

28.1 Vormen van verboden gebruik

Het is verboden de gronden en gebouwen te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik (van gebouwen) ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) straat- of raamprostitutie.

28.2 Parkeren, laden, lossen en stallen

  1. 1. Het gebruik op grond van de regels in Hoofdstuk 2 (oprichting van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik) is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
    1. a. voldoende parkeergelegenheid, met in achtneming van de als Bijlage 3 bij deze regels opgenomen Parkeernormen;
    2. b. voldoende ruimte voor het laden en lossen en/of het stallen van fietsen.
  2. 2. Het bepaalde in lid 1, onder b geldt niet ten behoeve van het wonen.
  3. 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
    1. a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
    2. b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
    3. c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in naburige parkeervoorziening binnen een straal van 300 meter.
  4. 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorziening, bij:
    1. a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum;
    2. b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
    3. c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
    4. d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto.
  5. 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 3 en 4 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk belang gemoeid is.
  6. 6. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b en c indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in ruimte voor laden en/of lossen en stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van dergelijke voorzieningen.
  7. 7. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
  8. 8. Burgemeester en wethouders kunnen de bij de regels met betrekking tot het parkeren behorende bijlage Parkeernormen wijzigen indien deze parkeernormen of de bijbehorende gebiedsindeling worden herzien.

28.3 Entrees en toegangsportalen

De begane grond van enig gebouw mag eveneens worden gebruikt ten behoeve van een inpandige entree of toegangsportaal ten behoeve van de vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels zijn toegelaten op de verdiepingen van het betreffende gebouw.

28.4 Gebruik kelder, onderbouw, tussenverdieping en onbebouwd erf

Een kelder, onderbouw, op de begane grondlaag aansluitende tussenverdieping alsmede het bijbehorende onbebouwde erf mogen worden gebruikt ten dienste van alle vormen van gebruik welke blijkens de van toepassing zijnde regels toegelaten zijn op het perceel, mits dit geen zelfstandige functie betreft.

28.5 Wonen

Onder wonen als bedoeld in dit bestemmingsplan wordt tevens verstaan het gebruik ten behoeve van:

  1. a. mantelzorg;
  2. b. de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of aan huis verbonden (bedrijfs)activiteit, mits de gezamenlijke oppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale oppervlakte van de woning.

Artikel 29 Algemene Wijzigingsregels

29.1 Wijzigingsbevoegdheid voor geringe afwijkingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.

29.2 Wijzigingsbevoegdheid ter bescherming van waterkeringen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door het toevoegen van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie', met een bijbehorende verbodsbepaling, ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering, mits:

  1. a. het gronden betreft welke ten gevolge van het aanleggen, verleggen en/of verplaatsen van een waterkering behoren tot een zone waarvoor een keur- of watervergunning vereist is, én;
  2. b. op schriftelijk verzoek van de betreffende waterstaatbeheerder.

Artikel 30 Overige Regels

30.1 Voorrangsregel

30.2 Bevoegd gezag

Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:

  1. 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
  2. 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
  3. 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;

in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.

30.3 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 31.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Lid 31.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 31.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 31.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 31.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan 's-Graveland & Spaanse Polder 2020 van de gemeente Schiedam"

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam

in de openbare vergadering van

de griffier, de voorzitter,

Bijlagen

Bijlage 1 Staat Van Milieubelastende Activiteiten

SBI-code Omschrijving Grootste afstand Categorie
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN DE LANDBOUW
0111, 0113 Akkerbouw en fruitteelt (bedrijfsgebouwen) 10 1
011, 012, 013, 016 Tuinbouw:
011, 012, 013 - bedrijfsgebouwen 10 1
011, 012, 013 - kassen zonder verwarming 10 1
011, 012, 013 - kassen met gasverwarming 10 1
0113 - champignonkwekerijen (algemeen) 10 2
0113 - champignonkwekerijen met mestfermentatie 50 3.2
0163 - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 10 2
011 - witlofkwekerijen (algemeen) 10 2
016 Dienstverlening ten behoeve van de landbouw:
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. > 500 m² 10 2
016 - algemeen (onder andere loonbedrijven): b.o. <= 500 m² 10 2
016 - algemeen met opslag bestrijdingsmiddelen > 10 ton: zie SBI-code 51.55
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven 10 2
0162 KI-stations 10 2
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANK
1031 Aardappelproductenfabrieken:
1031 - vervaardiging van aardappelproducten 200 4.2
1031 - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² 30 3.1
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1032, 1039 - jam 30 3.1
1032, 1039 - groente algemeen 30 3.1
1032, 1039 - met koolsoorten 50 3.2
1032, 1039 - met drogerijen 200 4.2
1032, 1039 - met uienconservering (zoutinleggerij) 200 4.2
104101 Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104101 - p.c. < 250.000 ton / jaar 100 4.1
104101 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 200 4.2
104102 Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten:
104102 - p.c. < 250.000 ton / jaar 100 4.1
104102 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 200 4.2
1042 Margarinefabrieken:
1042 - p.c. < 250.000 ton / jaar 50 3.2
1042 - p.c. >= 250.000 ton / jaar 100 4.1
1051 Zuivelproductenfabrieken:
1051 - gedroogde producten, p.c. >= 1,5 ton / uur 100 4.1
1051 - geconcentreerde producten, verdampingscapaciteit >= 20 ton / uur 100 4.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. < 55.000 ton / jaar 30 3.1
1051 - melkproductenfabrieken v.c. >= 55.000 ton / jaar 50 3.2
1051 - overige zuivelproductenfabrieken 30 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² 30 3.1
1052 Consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 1
1061 Meelfabrieken:
1061 - p.c. >= 500 ton / uur 100 4.1
1061 - p.c. < 500 ton / uur 50 3.2
1061 Grutterswarenfabrieken 50 3.2
1062 Zetmeelfabrieken:
1062 - p.c. < 10 ton / uur 100 4.1
1062 - p.c. >= 10 ton / uur 200 4.2
1092 Vervaardiging van voer voor huisdieren 100 4.1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7.500 kg meel / week, bij gebruik van charge-overs 10 2
1071 - v.c. >= 7.500 kg meel / week 50 3.2
1072 Banket, biscuit- en koekfabrieken 50 3.2
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken: p.o. > 2.000 m² 300 5.1
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 50 3.2
10821 - cacao- en chocoladefabriek en vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 10 2
10821 - suikerwerkfabrieken met suikerbranden 200 4.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. > 200 m² 50 3.2
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suikerbranden: p.o. <= 200 m² 10 2
1073 Deegwarenfabrieken 30 3.1
1083 Koffiebranderijen en theepakkerijen:
1083 - koffiebranderijen 300 5.1
1083 - theepakkerijen 50 3.2
108401 Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiden 100 4.1
1089 Vervaardiging van overige voedingsmiddelen 100 4.1
1089 Bakkerijgrondstoffenfabrieken 100 4.1
1089 Soep- en soeparomafabrieken:
1089 - zonder poederdrogen 50 3.2
1089 - met poederdrogen 200 4.2
1089 Bakmeel- en puddingpoederfabrieken 100 4.1
110101 Destilleerderijen en likeurstokerijen 100 4.2
110102 Vervaardiging van ethylalcoholdoorgisting:
110102 - p.c. < 5.000 ton / jaar 100 4.1
110102 - p.c. >= 5.000 ton / jaar 200 4.2
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider en dergelijke 10 1
1105 Bierbrouwerijen 200 4.2
1106 Mouterijen 200 4.2
1107 Mineraalwater- en frisdrankfabrieken 30 3.1
12 VERWERKING VAN TABAK
120 Tabakverwerkende industrie 200 4.1
13 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL
131 Bewerken en spinnen van textielvezels 30 3.1
132 Weven van textiel:
132 - aantal weefgetouwen < 50 10 1
132 - aantal weefgetouwen >= 50 30 3.1
133 Textielveredelingsbedrijven 30 3.1
139 Vervaardiging van textielwaren 10 1
1393 Tapijt-, kokos- en vloermattenfabrieken 50 3.2
139, 143 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen 10 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging kleding van leer 10 2
141 Vervaardiging van kleding en –toebehoren (exclusief van leer) 10 1
142, 151 Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont 30 3.1
15 VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCLUSIEF KLEDING)
151, 152 Lederfabrieken 200 4.2
151 Lederwarenfabrieken (exclusief kleding en schoeisel) 30 3.1
152 Schoenenfabrieken 30 3.1
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK EN DERGELIJKE
16101 Houtzagerijen 30 3.1
16102 Houtconserveringsbedrijven:
16102 - met creosootolie 100 4.1
16102 - met zoutoplossingen 10 2
1621 Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 50 3.2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 10 2
162 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² 10 2
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 1
17 VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN
1711 Vervaardiging van pulp 100 4.1
1712 Papier- en kartonfabrieken:
1712 - p.c. < 3 ton / uur 30 3.1
1712 - p.c. 3 - 15 ton / uur 50 3.2
1712 - p.c. >= 15 ton / uur 100 4.1
172 Papier- en kartonwarenfabrieken 10 2
17212 Golfkartonfabrieken:
17212 - p.c. < 3 ton / uur 10 2
17212 - p.c. >= 3 ton / uur 30 3.1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
1811 Drukkerijen van dagbladen 10 2
1812 Drukkerijen (vlak- en rotatiediepdrukkerijen) 10 2
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 1
1814 Grafische afwerking 10 1
1814 Binderijen 10 2
1813 Grafische reproductie en zetten 10 2
1814 Overige grafische activiteiten 10 2
182 Reproductiebedrijven opgenomen media 10 1
19 AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERKENDE INDUSTRIE; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN
19202 Smeeroliën- en vettenfabrieken 30 3.1
19202 Recyclingbedrijven voor afgewerkte olie 200 4.2
19202 Aardolieproductenfabrieken n.e.g. 200 4.2
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2011 Vervaardiging van industriële gassen:
2011 - luchtscheidingsinstallatie v.c. >= 10 ton / dag lucht 50 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, niet explosief 50 3.2
2011 - overige gassenfabrieken, explosief 200 4.2
2012 Kleur- en verfstoffenfabrieken 100 4.1
2012 Anorganische chemische grondstoffenfabrieken:
2012 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 200 4.2
2012 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 500 5.2
20141 Organische chemische grondstoffenfabrieken:
20141 - niet vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 200 4.2
20141 - vallend onder 'post-Seveso-richtlijn' 1000 5.3
20141 Methanolfabrieken:
20141 - p.c. < 100.000 ton / jaar 50 3.2
20141 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 100 4.1
20149 Vetzuren en alkanolenfabrieken (niet synthetische):
20149 - p.c. < 50.000 ton / jaar 200 4.2
20149 - p.c. >= 50.000 ton / jaar 300 5.1
2015 Kunstmeststoffenfabrieken 300 5.1
2016 Kunstharsenfabrieken en dergelijke 500 5.2
202 Landbouwchemicaliënfabrieken:
202 - fabricage 700 5.3
202 - formulering en afvullen 300 5.1
203 Verf, lak en vernisfabrieken 200 4.2
2110 Farmaceutische grondstoffenfabrieken:
2110 - p.c. < 1.000 ton / jaar 200 4.2
2110 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 300 5.1
2120 Farmaceutische productenfabrieken:
2120 - formulering en afvullen geneesmiddelen 30 3.1
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 1
2041 Zeep-, was- en reinigingsmiddelenfabrieken 200 4.2
2042 Parfumerie- en cosmeticafabrieken 200 4.2
2052 Lijm- en plakmiddelenfabrieken:
2052 - zonder dierlijke grondstoffen 50 3.2
2052 - met dierlijke grondstoffen 300 5.1
205902 Fotochemische productenfabrieken 30 3.1
205903 Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken 30 3.1
205903 Overige chemische productenfabrieken n.e.g. 100 4.1
2060 Kunstmatige synthetische garen- en vezelfabrieken 200 4.2
22 VERVAARDIGING VAN PRODUCTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF
221101 Rubberbandenfabrieken 200 4.2
221102 Loopvlakvernieuwingsbedrijven:
221102 - vloeroppervlak < 100 m² 30 3.1
221102 - vloeroppervlak >= 100 m² 100 4.1
2219 Rubberartikelenfabrieken 50 3.2
222 Kunststofverwerkende bedrijven:
222 - zonder fenolharsen 100 4.1
222 - met fenolharsen 200 4.2
222 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen 30 3.1
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
231 Glasfabrieken:
231 - glas en glasproducten, p.c. < 5.000 ton / jaar 10 2
231 - glas en glasproducten, p.c. >= 5.000 ton / jaar 50 3.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c.< 5.000 ton / jaar 200 4.2
231 - glaswol en glasvezels, p.c. >= 5.000 ton / jaar 300 5.1
231 Glas-in-loodzetterij 10 2
231 Glasbewerkingsbedrijven 10 2
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 1
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 30 3.1
233 Baksteen en baksteenelementenfabrieken 100 4.1
233 Dakpannenfabrieken 100 4.1
2351 Cementfabrieken:
2351 - p.c. < 100.000 ton / jaar 200 4.2
2351 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 300 5.1
235201 Kalkfabrieken:
235201 - p.c. < 100.000 ton / jaar 100 4.1
235201 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 300 5.1
235202 Gipsfabrieken:
235202 - p.c. < 100.000 ton / jaar 100 4.1
235202 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 300 5.1
23611 Betonwarenfabrieken:
23611 - zonder persen, triltafels en bekistingtriller 50 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. < 100 ton / dag 50 3.2
23611 - met persen, triltafels of bekistingtrillers, p.c. >= 100 ton / dag 100 4.1
23612 Kalkzandsteenfabrieken:
23612 - p.c. < 100.000 ton / jaar 30 3.1
23612 - p.c. >= 100.000 ton / jaar 100 4.1
2362 Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 30 3.1
2363, 2364 Betonmortelcentrales:
2363, 2364 - p.c. < 100 ton / uur 50 3.2
2363, 2364 - p.c. >= 100 ton / uur 100 4.1
2365, 2369 Vervaardiging van producten van beton, (vezel)cement en gips:
2365, 2369 - p.c. < 100 ton / dag 30 3.1
2365, 2369 - p.c. >= 100 ton / dag 100 4.1
237 Natuursteenbewerkingsbedrijven:
237 - zonder breken, zeven en drogen 10 2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. < 100.000 ton / jaar 50 3.2
237 - met breken, zeven of drogen, v.c. >= 100.000 ton / jaar 100 4.1
2391 Slijp- en polijstmiddelenfabrieken 10 2
2399 Bitumineuze materialenfabrieken:
2399 - p.c. < 100 ton / uur 200 4.2
2399 - p.c. >= 100 ton / uur 300 5.1
2399 Isolatiematerialenfabrieken (exclusief glaswol):
2399 - steenwol, p.c. >= 5.000 ton / jaar 100 4.1
2399 - overige isolatiematerialen 100 4.1
2399 Minerale productenfabrieken n.e.g. 30 3.1
2399 Asfaltcentrales: p.c. < 100 ton / uur 50 3.2
2399 Asfaltcentrales: p.c. >= 100 ton / uur 100 4.1
24 VERVAARDIGING VAN METALEN
241 Ruwijzer- en staalfabrieken:
241 - p.c. < 1.000 ton / jaar 500 5.2
241 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 1000 6
245 IJzeren- en stalenbuizenfabrieken:
245 - p.o. < 2.000 m² 10 2
245 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.2
243 Draadtrekkerijen, koudbandwalserijen en profielzetterijen:
243 - p.o. < 2.000 m² 10 2
243 - p.o. >= 2.000 m² 30 3.1
244 Non-ferro-metaalfabrieken:
244 - p.c. < 1.000 ton / jaar 50 3.2
244 - p.c. >= 1.000 ton / jaar 200 4.2
244 Non-ferro-metaalwalserijen, -trekkerijen en dergelijke:
244 - p.o. < 2.000 m² 30 3.1
244 - p.o. >= 2.000 m² 100 4.1
2451, 2452 IJzer- en staalgieterijen / -smelterijen:
2451, 2452 - p.c. < 4.000 ton / jaar 50 3.2
2451, 2452 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 100 4.1
2453, 2454 Non-ferro-metaalgieterijen / -smelterijen:
2453, 2454 - p.c. < 4.000 ton / jaar 50 3.2
2453, 2454 - p.c. >= 4.000 ton / jaar 100 4.1

25, 31
VERVAARDIGING EN REPARATIE VAN PRODUCTEN VAN METAAL (EXCLUSIEF MACHINES / TRANSPORTMIDDELEN)
251, 331 Constructiewerkplaatsen:
251, 331 - gesloten gebouw 10 2
251, 331 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² 10 2
251, 331 - in open lucht, p.o. < 2.000 m² 30 3.1
251, 331 - in open lucht, p.o. >= 2.000 m² 100 4.1
2529, 3311 Tank- en reservoirbouwbedrijven:
2529, 3311 - p.o. < 2.000 m² 30 3.1
2529, 3311 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.2
2521, 2530, 3311 Vervaardiging van verwarmingsketels, radiatoren en stoomketels 10 2
255, 331 Stamp-, pers-, dieptrek- en forceerbedrijven 10 2
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke 30 3.1
255, 331 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen en dergelijke, p.o. < 200 m² 10 2
2561, 3311 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven:
2561, 3311 - algemeen 30 3.1
2561, 3311 - stralen 100 4.1
2561, 3311 - metaalharden 30 3.1
2561, 3311 - lakspuiten en moffelen 50 3.2
2561, 3311 - scoperen (opspuiten van zink) 30 3.1
2561, 3311 - thermisch verzinken en thermisch vertinnen 50 3.2
2561, 3311 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 30 3.1
2561, 3311 - anodiseren, eloxeren en chemische oppervlaktebehandeling 30 3.1
2561, 3311 - emailleren 50 3.2
2561, 3311 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen en dergelijke) 30 3.1
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie 10 2
2562, 3311 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. < 200 m² 10 2
259, 331 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken:
259, 331 - p.o. < 2.000 m² 30 3.1
259, 331 - p.o. >= 2.000 m² 50 3.2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. 10 2
259, 331 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. < 200 m² 10 2
27, 28, 33 VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN
27, 28, 33 Machine- en apparatenfabrieken, inclusief reparatie:
27, 28, 33 - p.o. < 2.000 m² 10 2
27, 28, 33 - p.o. >= 2.000 m² 30 3.1
28, 33 - met proefdraaien verbrandingsmotoren >= 1 MW 30 3.1
27, 28, 33 - reparatie van machines en apparaten, zonder proefdraaien verbrandingsmotoren = 1 MW motoren 10 2
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken, inclusief reparatie 10 2
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVERIGE ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
271, 331 Elektromotoren- en generatorenfabrieken en dergelijke, inclusief reparatie 100 4.1
271, 273 Schakel- en installatiemateriaalfabrieken 100 4.1
273 Elektrische draad- en kabelfabrieken 50 3.2
272 Accumulatoren- en batterijenfabrieken 50 3.2
274 Lampenfabrieken 200 4.2
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 10 2
2790 Koolelektrodenfabrieken 1000 6
26, 33 VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOMMUNICATIEAPPARATEN EN -BENODIGDHEDEN
261, 263, 264, 331 Vervaardiging van audio-, video- en telecommunicatieapparatuur en dergelijke inclusief reparatie 10 2
2612 Fabrieken voor gedrukte bedrading 30 3.1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten en dergelijke inclusief reparatie 10 2
29 VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS
291 Autofabrieken en assemblagebedrijven:
291 - p.o. < 10.000 m² 50 3.2
291 - p.o. >= 10.000 m² 100 4.1
29201 Carrosseriefabrieken 50 3.2
29202 Aanhangwagen- en opleggerfabrieken 10 2
293 Auto-onderdelenfabrieken 10 2
30 VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCLUSIEF AUTO'S, AANHANGWAGENS)
301, 3315 Scheepsbouw- en reparatiebedrijven:
301, 3315 - houten schepen 10 2
301, 3315 - kunststof schepen 50 3.2
301, 3315 - metalen schepen < 25 m 50 3.2
301, 3315 - metalen schepen >= 25 m en / of proefdraaien motoren >= 1 MW 50 3.2
301, 3315 - onderhoud / reparatie metalen schepen < 25 m, incidenteel bouwen 20 3.1
3831 Scheepssloperijen 100 4.1
302, 317 Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen:
302, 317 - algemeen 30 3.1
302, 317 - met proefdraaien van verbrandingsmotoren >= 1 MW 30 3.1
303, 3316 Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven:
303, 3316 - zonder proefdraaien motoren 30 3.1
303, 3316 - met proefdraaien motoren 50 3.2
309 Rijwiel- en motorrijwielfabrieken 10 2
3099 Transportmiddelenindustrie n.e.g. 10 2
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
310 Meubelfabrieken 30 3.1
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 10 1
321 Fabricage van munten, sieraden en dergelijke 10 2
322 Muziekinstrumentenfabrieken 10 2
323, 324 Sportartikelenfabrieken en speelgoedartikelenfabrieken 10 2
32991 Sociale werkvoorziening 10 2
32999 Vervaardiging van overige goederen n.e.g. 10 2
38 VOORBEREIDING TOT RECYCLING
383201 Metaal- en autoschredders 50 3.2
383202 Puinbrekerijen en -malerijen:
383202 - v.c. < 100.000 ton / jaar 50 3.2
383202 - v.c. >= 100.000 ton / jaar 100 4.1
383202 Rubberregeneratiebedrijven 200 4.2
383202 Afvalscheidingsinstallaties 100 4.1
35 PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsproductiebedrijven (elektrisch vermogen >= 50 MWe)
35 - kolengestookt (inclusief meestook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 500 5.2
35 - oliegestookt, thermisch vermogen > 75 MWth 50 3.2
35 - gasgestookt (inclusief bijstook biomassa), thermisch vermogen > 75 MWth 50 3.2
35 - warmtekrachtinstallaties (gas), thermisch vermogen > 75 MWth 50 3.2
35 Bio-energie-installaties elektrisch vermogen < 50 MWe:
35 - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, gft en reststromen voedingsindustrie 50 3.2
35 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa 30 3.1
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 10 1
35 - 10 - 100 MVA 10 2
35 - >= 100 MVA 30 3.1
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gascompressorstations vermogen < 100 MW 50 3.2
35 - gascompressorstations vermogen >= 100 MW 100 4.1
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties, categorie A 10 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), categorie B en C 10 1
35 - gasontvang- en -verdeelstations, categorie D 30 3.1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - stadsverwarming 30 3.1
35 - blokverwarming 10 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/bereidingbedrijven:
36 - met chloorgas 700 5.3
36 - bereiding met chloorbleekloog en dergelijke en / of straling 10 2
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: 10 1
41, 42, 43 BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 Bouwbedrijven / aannemers algemeen
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. > 1.000 m² 10 2
41, 42, 43 - bouwbedrijven / aannemers algemeen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
432 Bouwinstallatie algemeen 10 2
4322 Installatie sanitair / centrale verwarmingsapparatuur indien met spuiterij 30 3.1
4321 Elektrotechnische installatie 10 1
45, 47 HANDEL / REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 1
451 Groothandel in vrachtauto's (inclusief import en reparatie) 10 1
45204 Autoplaatwerkerijen 10 2
45204 Autobeklederijen 10 1
45204 Autospuitinrichtingen 30 3.1
45205 Autowasserijen 10 1
453 Groothandel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 10 1
46 GROOTHANDEL EN OPSLAG
4621 Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders 10 2

4621
Groothandel in akkerbouwproducten en veevoeders met een verwerkingscapaciteit van 500 ton / uur of meer 50 3.2
4622 Groothandel in bloemen en planten 10 1
4623 Groothandel in levende dieren 30 3.1
4624 Groothandel in huiden, vellen en leder 30 3.1
46217, 4631 Groothandel in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptieaardappelen 30 3.1
4632, 4633 Groothandel in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 30 3.1
4634 Groothandel in dranken 10 1
4635 Groothandel in tabaksproducten 10 1
4636 Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk 10 1
4637 Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen 10 2
4638, 4639 Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen 10 1
464, 46733 Groothandel in overige consumentenartikelen 10 1
46499 Groothandel in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 1
46499 - munitie 10 2
46711 Groothandel in vaste brandstoffen:
46711 - klein, lokaal verzorgingsgebied 30 3.1
46711 - kolenterminal, opslag oppervlak >= 2.000 m² 300 5.1
46712 Groothandel in vloeibare brandstoffen:
46712 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. < 10 m³ 30 3.1
46712 - bovengronds, K1/K2-kl.: o.c. 10 - 1.000 m³ 50 3.2
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. < 10 m³ 10 1
46712 - bovengronds, K3-klasse: o.c. 10 - 1.000 m³ 30 3.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 100 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 300 5.1
46712 - tot vloeistof verdichte gassen 200 4.2
46712 Groothandel in gasvormige brandstoffen (butaan, propaan, lpg (in tanks)):
46712 - bovengronds, < 2 m³ 10 2
46712 - bovengronds, 2 - 8 m³ 30 3.1
46712 - bovengronds, 8 - 80 m³ 50 3.2
46712 - bovengronds, 80 - 250 m³ 200 4.2
46712 - ondergronds, < 80 m³ 30 3.1
46712 - ondergronds, 80 - 250 m³ 100 4.1
46712 - o.c. > 1.000 m³, < 100.000 m³ 100 4.1
46712 - o.c. >= 100.000 m³ 300 5.1
46712 Gasvormige brandstoffen in gasflessen
46712 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46712 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 10 2
46712 - grote hoeveelheden (> 150 ton) en / of laag beschermingsniveau 300 5.1
46712 Niet-reactieve gassen (inclusief zuurstof), gekoeld 30 3.1
46713 Groothandel minerale olieproducten (exclusief brandstoffen) 50 3.2
46721 Groothandel in metaalertsen:
46721 - opslag oppervlak < 2.000 m² 200 4.2
46721 - opslag oppervlak >= 2.000 m² 500 5.2
46722, 46723 Groothandel in metalen en -halffabrikaten 10 1
4673 Groothandel in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4673 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 1
46735 Zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. > 200 m² 10 2
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 10 1
4674 Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. > 2.000 m² 10 1
4674 - algemeen: b.o. <= 2.000 m² 10 1
46751 Groothandel in chemische producten 50 3.2
46752 Groothandel in kunstmeststoffen 10 2
46752 Groothandel in bestrijdingsmiddelen in emballage of in gasflessen
46752 - kleine hoeveelheden < 10 ton 10 1
46752 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog beschermingsniveau 10 2
46752 - grote hoeveelheden (>150 ton) en / of laag beschermingsniveau 300 5.1
4676 Groothandel in overige intermediaire goederen 10 1
4677 Autosloperijen: b.o. > 1.000 m² 10 2
4677 - autosloperijen: b.o. <= 1.000 m² 10 1
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1.000 m² 10 2
4677 Overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1.000 m² 10 1
466 Groothandel in machines en apparaten:
466 - machines voor de bouwnijverheid 10 1
466 - overige 10 1
466 - overig met oppervlak <= 2.000 m² 10 1
466, 469 Overige groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden en dergelijke) 10 1
47 REPARATIE TEN BEHOEVE VAN PARTICULIEREN
4791 Postorderbedrijven 10 1
952 Reparatie ten behoeve van particulieren (exclusief auto's en motorfietsen) 10 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 10 1
493 Touringcarbedrijven 10 1
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1.000 m² 10 2
494 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. <= 1.000 m² 10 2
52 DIENSTVERLENING TEN BEHOEVE VAN HET VERVOER
522 Loswal 10 2
52241 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van zeeschepen:
52241 - containers 50 3.2
52241 - stukgoederen 50 3.2
52241 - ertsen, mineralen en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 500 5.2
52241 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 300 5.1
52241 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 500 5.2
52241 - olie, lpg, en dergelijke 700 5.3
52241 - tankercleaning 200 4.2
52242 Laad-, los- en overslagbedrijven ten behoeve van binnenvaart:
52242 - containers 30 3.1
52242 - tankercleaning 200 4.2
52242 - stukgoederen 30 3.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak < 2.000 m² 100 4.1
52242 - ertsen, mineralen, en dergelijke, opslagoppervlak >= 2.000 m² 500 5.2
52242 - granen of meelsoorten , v.c. < 500 ton / uur 200 4.2
52242 - granen of meelsoorten, v.c. >= 500 ton / uur 300 5.1
52242 - steenkool, opslagoppervlak < 2.000 m² 200 4.2
52242 - steenkool, opslagoppervlak >= 2.000 m² 300 5.1
52242 - olie, lpg, en dergelijke 500 5.2
52102, 52109 Distributie, pak- en koelhuizen 30 3.1
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 10 1
5221 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) 10 2
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 10 1
61 Telecommunicatiebedrijven 10 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 1
7712, 7739 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (exclusief personenauto's) 10 1
773 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen 10 1
7733 Verhuurbedrijven voor kantoormachines en computers 10 1
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Onderhoud en reparatie computers en kantoormachines 10 1
58, 63 Datacentra 10 1
63, 69 t/m 71, 73, 74, 77, 78, 80 t/m 82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
812 Reinigingsbedrijven voor gebouwen 30 3.1
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 1
82991 Veilingen voor landbouw- en visserijproducten 30 3.1
82992 Veilingen voor huisraad, kunst en dergelijke 10 1
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks:
3700 - < 100.000 i.e. 100 4.1
3700 - 100.000 - 300.000 i.e. 200 4.2
3700 - >= 300.000 i.e. 300 5.1
3700 Rioolgemalen 10 2
381 Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven en dergelijke 30 3.1
381 Gemeentewerven (afvalinzameldepots) 10 2
381 Vuiloverslagstations 100 4.1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - mestverwerking / korrelfabrieken 300 5.1
382 - kabelbranderijen 50 3.2
382 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) 30 3.1
382 - oplosmiddelterugwinning 50 3.2
382 - afvalverbrandingsinrichtingen, thermisch vermogen > 75 MW 200 4.2
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 2
382 Composteerbedrijven:
382 - niet-belucht v.c. < 5.000 ton / jaar 200 4.2
382 - niet-belucht v.c. 5.000 tot 20.000 ton / jaar 500 5.2
382 - belucht v.c. < 20.000 ton / jaar 50 3.2
382 - belucht v.c. > 20.000 ton / jaar 100 4.1
382 - gft in gesloten gebouw 100 4.1
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 10 1
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96011 Wasserijen en linnenverhuur 10 2
96011 Tapijtreinigingsbedrijven 10 2
96012 Chemische wasserijen en ververijen 10 2
96013 Wasverzendinrichtingen 10 2

Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant o.c. : opslagcapaciteit
< : kleiner dan p.c. : productiecapaciteit
> : groter dan p.o. : productieoppervlak
= : gelijk aan b.o. : bedrijfsoppervlak
cat. : categorie v.c. : verwerkingscapaciteit
e.d. : en dergelijke u : uur
i.e. : inwonereenheden d : dag
kl. : klasse w : week
n.e.g. : niet elders genoemd j : jaar

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Milieubelastende Activiteiten

De Staat van milieubelastende activiteiten is ontleend aan bijlage 1 van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (Sdu Uitgevers BV, 2009). Bijlage 1 omvat de milieubelastende activiteiten met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI). Bij die activiteiten is rekening gehouden met de normaliter bij deze activiteiten voorkomende opslagen en installaties.

Richtafstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

De Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt gehanteerd om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten op een gezoneerd industrieterrein te regelen. Het milieuaspect geluid is niet in de milieuzonering opgenomen, omdat geluid, vanwege de status als gezoneerd industrieterrein, is gereguleerd via de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer (onder andere met behulp van een zonebeheermodel en de omgevingsvergunning milieu).

Per milieubelastende activiteit zijn voor elk van de aspecten geur, stof en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen de activiteit en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van de milieubelastende activiteit en anderzijds de gevel van een woning. Uit de drie verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de drie. In de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wordt de grootste afstand genoemd.

Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- of activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie. Voor gemengde gebieden gelden kleinere afstanden. Voor dit bestemmingsplan zijn de afstanden aangehouden tot gemengde gebieden. Dit betekent dat de aan te houden afstand een trede verlaagd is. Daarnaast dient in de milieuzonering rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van eventuele bedrijfswoningen op een bedrijventerrein. Bedrijfswoningen op een bedrijventerrein zijn in het algemeen minder milieugevoelig dan de omgevingstypen rustige woonwijk en gemengd gebied. Het voorliggende bestemmingsplan biedt overigens geen mogelijkheid voor het oprichten van (nieuwe) bedrijfswoningen.

Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de richtafstanden voor geur, stof en gevaar. De milieucategorie is vermeld in de kolom 'categorie'. De Standaard onderscheidt tien mogelijke milieucategorieën. De volgende tabel geeft voor het omgevingstype gemengd gebied per milieucategorie inzicht in de gewenste richtafstanden:

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000

Bestemmingsplantoetsing

De in dit bestemmingsplan opgenomen standaard Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' komt in verregaande mate overeen met de voorbeeld Staat van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen uit de VNG-publicatie. Conform de aanbevelingen van de VNG-publicatie is de Staat aangepast aan de specifieke kenmerken van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat activiteiten die niet passen binnen de definitie van bedrijf volgens de begripsbepalingen in de regels van het bestemmingsplan niet zijn opgenomen. Dit geldt ook voor activiteiten die vanuit planologische overwegingen niet gewenst zijn op een bedrijventerrein.

Het plangebied wordt omgeven door een divers gebied. Aan de westzijde vormt een spoorlijn de grens tussen bedrijventerrein en het sport-, groen- en recreatiegied van Thurlede en het Beatrixpark. Aan de zuidzijde vormt de rijksweg A20 de grens van het bedrijventerrein. Aan de oostzijde loopt het Schiedamse deel van de Spaanse Polder direct over in het Rotterdamse deel van het bedrijventerrein. Aan de noordkant van het plangebied grenst het bedrijventerrein aan de gemengde bebouwing rondom de Polderweg en Schiekade. Functies als wonen, bedrijf en agrarisch wisselen elkaar hier af. Daarnaast grenst het plangebied hier aan het bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam. Gelet op deze omgeving is het gebruik van de afstandsmaten tot 'gemengd gebied' aanvaardbaar geacht.

Het milieuaspect geluid is niet in de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' opgenomen. Het aspect geluid wordt op een gezoneerd industrieterrein via de Wet geluidhinder gereguleerd. De milieuzonering via de Staat van milieuactiviteiten 'gezoneerd industrieterrein' heeft om deze reden geen betrekking op het aspect geluid. Hiermee wordt een dubbele regeling via zowel de Wet ruimtelijke ordening als de Wet geluidhinder voorkomen. Tevens wordt enerzijds voorkomen dat de milieuzonering met richtafstanden onnodige geluidsbeperkingen opleveren ten opzichte van de specifieke geluidsmogelijkheden die de Wet geluidhinder voor het industrieterrein biedt. Anderzijds wordt voorkomen dat de te hanteren richtafstanden voor andere milieuaspecten in de verdrukking komen wanneer in de milieuzonering zo veel mogelijk tegemoet wordt gekomen aan de geluidsmogelijkheden conform de Wet geluidhinder.

De opsomming in de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' wil niet zeggen dat alle daarin voorkomende activiteiten ook gerekend moeten worden tot milieubelastende activiteiten in de zin van dit bestemmingsplan. Daarmee is deze systematiek toepasbaar op iedere bestemming waarin functies voorkomen die milieubelastend kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld aan huis verbonden (bedrijfs)activiteiten.

Voor een juiste toepassing van deze lijst is het van belang dat eerst wordt bepaald of een bepaalde activiteit passend is binnen de het op grond van het bestemmingsplan toegelaten gebruik. Daarna volgt een tweede toets aan de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein', in welke mate belast de passende milieubelastende activiteit de milieugevoelige activiteit (het wonen). Dit betreft een dubbele toetsing met cumulatieve voorwaarden.

Voor activiteiten die een zwaardere milieubelasting kennen dan de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie, maar waarvan de functie wel overeenkomst met het bestemmingsplan, is in sommige gevallen een binnenplanse afwijking mogelijk. Dit betreft activiteiten die op grond van de Staat van milieubelastende activiteiten 'gezoneerd industrieterrein' weliswaar worden ingedeeld in een hogere categorie dan is toegelaten, maar in de praktijk een milieubelasting hebben die valt binnen de op grond van het bestemmingsplan toegelaten categorie. In dergelijke gevallen zal aan de hand van onderzoeken aangetoond moeten worden dat de milieufactor die bepalend is voor de indeling in een categorie voor deze specifieke activiteit naar beneden kan worden bijgesteld.

Bijlage 3 Parkeernormen

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Bedrijventerreinen ontwikkelen zich continu. Het is daarom van belang dat voor elk bedrijventerrein in Schiedam een actueel bestemmingsplan geldt welke bedrijven rechtszekerheid geeft en hen de ruimte biedt om te kunnen groeien en zich ontwikkelen. Om deze ontwikkelingsruimte te bieden is het voorgaande bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004' uit 2005 herzien en geactualiseerd.

Het hoofddoel van het voorliggende bestemmingsplan is een adequate planologische regeling waarin het meest recente ruimtelijk beleid in een juridisch bindende vorm is neergelegd. Met het nieuwe bestemmingsplan beschikt de gemeente over een instrument om bedrijven te faciliteren in hun groei en ontwikkeling, maar ook om ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen te sturen. Uitgangspunt daarbij is om ruimte te bieden en de behoefte en/of noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken te verminderen.

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. De bestaande situatie is leidend. Het merendeel van de regels bestaat dan ook uit een geactualiseerde versie van het planologisch kader zoals dat in 2005 is vastgelegd.

Wel is de regeling waar mogelijk globaal en flexibel gemaakt, om te kunnen inspelen op initiatieven die zich aandienen. Het plan past daarmee ook beter bij de huidige autonome ontwikkelingen in het gebied. Het bestemmingsplan zet verder specifiek in op het bieden van ruimte voor revitalisatie van (delen) van het bedrijventerrein. Een belangrijk beleidskader hiervoor is het zoals dat in oktober 2019 door het college is vastgesteld. Ook de gebiedsopdracht, geactualiseerd vastgesteld in april 2020, vormt een belangrijk kader waarmee met name de dwarsverbanden en relaties van de bedrijventerreinen met het omringende stedelijk weefsel van Schiedam is vormgegeven.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied wordt globaal begrensd door de rijksweg A20 aan de zuidzijde, de spoorlijn Den Haag-Rotterdam aan de westzijde, de 's-Gravelandseweg, Polderweg en Schiekade aan de noordzijde en de Schie en de Strickledeweg aan de oostzijde. Het betreft een gebied met hoofdzakelijk bedrijvigheid. Aan de noord- en oostzijde grenst het gebied aan de bedrijventerreinen Noord-West en het Rotterdamse deel van Spaanse Polder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0002.jpg"

Afbeelding 1 - Begrenzing plangebied

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

In het merendeel van het plangebied is momenteel één bestemmingsplan van kracht, welke met dit plan integraal wordt herzien. Het betreft het bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004', dat op 12 december 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad en op 4 april 2006 is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten.

De zuidelijke rijbaan van de A20 en de afrit Schiedam vallen momenteel in het bestemmingsplan 'Schieveste', vastgesteld op 2 februari 2012. Door de gehele A20 in het plangebied te brengen is voor dit deel van de rijksweg voortaan een eensluidend planologisch regime van toepassing.

Aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg en aan de Polderdwarsweg zijn enkele percelen toegevoegd aan het plangebied. Voor deze percelen is het bestemmingsplan 'Polderwetering' van toepassing, op 18 december 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.

Daarnaast zijn diverse paraplu-bestemmingsplannen van toepassing op het gebied. Het bestemmingsplan Groene Long (vastgesteld 12 november 2007) ziet op de binnenstedelijke groenstructuur in Schiedam. Voor zover van toepassing op het plangebied is de regelgeving overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. Uit het paraplu-bestemmingsplan Wonen (vastgesteld 25 november 2014) is de relevante begripsomschrijving voor woning onverkort in deze herziening is overgenomen. Meest recent heeft de raad op 5 juni 2018 de parapluherziening Parkeren vastgesteld. Hiermee is voor het plangebied van dit bestemmingsplan een regeling ten aanzien van het onderwerp parkeren van kracht geworden. Deze regeling is eveneens in het nieuwe plan overgenomen.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  • de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
  • de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
  • een verbeelding (plankaart), met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 beschrijft de geschiedenis en de huidige situatie van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 is een beknopt overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsvisies van andere overheden die relevant zijn voor het plangebied. De gevolgen of effecten op de planologische en milieutechnische aspecten worden in hoofdstuk 4 beschreven.
  • De visie op het plangebied is beschreven in hoofdstuk 5. Op basis van verschillende aspecten wordt een beeld gevormd van herontwikkeling van het plangebied.
  • In hoofdstuk 6 worden de gehanteerde bestemmingen met bijbehorende regeling beschreven.
  • Hoofdstuk 7 heeft betrekking op de economische uitvoerbaarheid van het plan.
  • Hoofdstuk 8 behandelt ten slotte de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Hierin worden de resultaten beschreven van de gevolgde inspraakprocedure en het vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Bestaande Situatie

2.1 Ligging

Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder ligt in een uitgestrekt en dynamisch stedelijk krachtenveld. De zuidwestelijke flank van de Randstad wordt gevormd door een in oost-westrichting uitgestrekte, stedelijke agglomeratie die van Rotterdam via Schiedam en Vlaardingen richting de Maasvlakte en de Noordzee loopt. Het plangebied ligt in het noordelijke deel van deze stedelijke agglomeratie. Het plangebied wordt globaal begrensd door de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, een uitloper van het veenweidegebied Midden-Delfland rondom de Polderweg, de Schiedamse Schie en de Strickledeweg en de rijksweg A20.

De stedelijke inbedding van het bedrijventerrein is het meest zichtbaar door de ligging naast het bedrijventerrein Rotterdam Noord-West in het noorden, en het direct aansluitende Rotterdamse deel van de Spaanse Polder in het oosten van het plangebied. Aan de zuidzijde grenst het plangebied direct aan het in ontwikkeling zijnde multifunctionele gebied Schieveste, nabij het trein-, metr0- en busstation Schiedam Centrum. De bedrijventerreinen maken, samen met Schieveste en enkele andere ontwikkelingen aan de zuidzijde van Schieveste, onderdeel uit van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict.

De Schiedamse Schie vormt een fysieke en ruimtelijke scheiding tussen 's-Graveland en Spaanse Polder, zowel voor wat betreft het Schiedamse als het Rotterdamse deel ervan. Aan de westzijde van het plangebied is door de spoorlijn en het westelijk daarvan gelegen sportpark Thurlede en het Prinses Beatrixpark sprake van een vrije harde grens. Op een enkele langzaamverkeerverbinding na is de relatie tussen het plangebied en de rest van de stad aan die zijde het minst zichtbaar.

2.2 Ontstaansgeschiedenis

De ontstaansgeschiedenis van het plangebied valt in twee delen uiteen. In min of meer chronologische volgorde is eerst Spaanse Polder, het zuidelijke deel van het plangebied, ontwikkeld en daarna het direct ten westen daarvan gelegen bedrijventerrein 's-Graveland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0003.png"

Afbeelding 2 - Historisch ontwikkeling 's-Graveland & Spaanse Polder

2.2.1 Spaanse Polder

Het Schiedamse deel van de Spaanse Polder kent een ontwikkelingsgeschiedenis die grotendeels samenvalt met die van het Rotterdamse deel. Dit is met name veroorzaakt doordat het gebied ten westen van de Strickledeweg pas in 1951, na een grenscorrectie, bij Schiedam werd gevoegd. Tot die tijd behoorde dit deel tot de gemeente Rotterdam (en voor 1941 tot de gemeente Overschie). Het bedrijventerrein Spaanse Polder (en dus ook het Schiedamse deel) is gelegen in de gelijknamige Spaansche Polder, een voormalig veenweidegebied ten oosten van Schiedam, dat in de 13e eeuw is ontstaan. De naam ervan gaat terug tot die van een oud kasteel, 'Huis ter Spangen' (tevens de naam van een oud riviertje), één van de twee die ooit in dit gebied hebben gestaan. In de volksmond is de oorspronkelijke naam Spangense Polder verbasterd tot Spaansche Polder.

Eeuwenlang was de polder als veeteelt- en weidegebied in gebruik. Afgezien van enige (lint-)bebouwing langs de Schiedamse Schie en later nabij station Schiedam was er tot aan het begin van de 20e eeuw nauwelijks sprake van bewoning of (industriële) bedrijvigheid. De eerste inrichtingsideeën voor de Spaanse Polder als bedrijventerrein dateren uit de jaren '20 van de vorige eeuw. Eén van de eerste industriële gebouwen die invulling gaf aan dit gebied, is de bekende Van Nelle-fabriek uit 1925-1931, nu aan de zuidzijde van de A20. Ook werd in 1933 door de NS ter hoogte van de Matlingeweg een rangeerterrein (en goederenemplacement) aangelegd.

De economische crisis van de jaren '30 toonde in Rotterdam de kwetsbaarheid van een eenzijdige economische structuur gericht op de haven. Het creëren van grote autonome industriecomplexen te midden van infrastructuur en nieuwe aan te leggen woonwijken in de (tot dan toe) periferie van de stad werd gezien als een mogelijke oplossing. De Spaanse Polder voldeed aan deze criteria. Het gebied wordt aan meerdere zijden omgeven door waterwegen, een spoorwegaansluiting was eenvoudig te maken en de geplande aanleg van de rijksweg A20 (1967-1970) zou zorgen voor aansluiting op het nationale snelwegennet. Tevens was in de nabijheid het Rotterdamse vliegveld Zestienhoven (1956), het huidige Rotterdam-The Hague Airport, gepland. Ook een koppeling aan bestaande en toekomstige woongebieden behoorde tot de gewenste mogelijkheden, zodat personeel van de bedrijven in de nabijheid kon wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0004.png"

Afbeelding 3 - Luchtfoto Spaansche Polder (KLM Aerocarto N.V., 1920-1930)

In 1946 werd een gedetailleerd inrichtingsplan, het 'Plan voor een industriegebied in den Spaansche Polder', opgesteld. In het plan werden van oost naar west vier zones onderscheiden: de havenbekkens aan de Delfshavense Schie, de orthogonaal verkavelde strook tussen de Industrieweg en de Schuttevaerweg, de wigvormige zone met groenvoorzieningen en het spoorwegemplacement tussen de Schuttevaerweg en de Thurledeweg en de orthogonaal verkavelde zone tussen de Thurledeweg en de Schiedamse Schie. Deze laatste zone was vooral bedoeld voor kleinschalige industrie, aansluitend op de reeds aanwezige industrie langs de noordwestzijde (Overschieseweg) van het plangebied.

Voor het gedeelte van de Spaanse Polder dat in 1951 bij Schiedam werd gevoegd werd in 1955 het 'Aanvullend Plan in Hoofdzaak Spaanse Polder' vastgesteld. In 1958 volgde voor het Rotterdamse gedeelte het 'Uitbreidingsplan in onderdelen Spaanse Polder'. De plannen voorzagen, in vergelijking tot het inrichtingsplan uit 1946, in een beperking van het aantal insteekhavens en van de spoorwegvoorzieningen. Door aan het gebied de ruime bestemming 'Industrieterrein voor handel en nijverheid' te geven is een enorme verscheidenheid aan bedrijven ontstaan, met name in de branches groothandel, autohandel en -reparatie, industrie, voedselproductie, bouw en zakelijke dienstverlening. Het Schiedamse deel van de Spaanse Polder is overwegend in de periode van 1950 tot 1965 bebouwd.

2.2.2 's-Gravelandsepolder

Het noordelijke gedeelte van het plangebied kent, hoewel er parallellen zijn met de ontstaansgeschiedenis van de Spaanse Polder, een meer zelfstandige ontstaansgeschiedenis. De naam van het bedrijventerrein 's-Graveland is afgeleid van de gelijknamige 's-Gravelandsche Polder, een smalle polder aan de westkant van de Schie. Het noordelijk deel van deze polder vormt, samen met de noordoostelijke delen van de Nieuwlandsche en West-Abts Polder, de ondergrond voor het huidige 's-Graveland. Deze polders waren veenweidegebieden, gelegen ten noordwesten van de oude binnenstad van Schiedam, die in de 13e eeuw zijn ontstaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0005.png"

Afbeelding 4 - Luchtfoto Spaanse Polder en 's-Graveland (Aero Camera, 1970)

Eeuwenlang waren ook deze polders als veeteelt- en weidegebied in gebruik. Afgezien van de (lint-)bebouwing langs de Polderweg en in de zuidoosthoek van het gebied, langs de Schiedamse Schie, was er tot aan het begin van de 20e eeuw nauwelijks sprake van enige bewoning of (industriële) bedrijvigheid. Hoewel 's-Graveland in de eerste plannen voor de ontwikkeling van de Spaanse Polder wel werd meegenomen, werd het gebied hier later toch van losgekoppeld. Het kent een eigen ontwikkelingsgeschiedenis, die in eerste aanleg begon langs de westelijke oever van de Schiedamse Schie naar de De Brauwweg, ook wel 's-Graveland-Zuid genoemd. Het gebied werd verder in de periode van 1950 tot 1980 vanuit het zuiden verder ingevuld binnen een orthogonale structuur rond de centraal gelegen 's-Gravelandseweg. Pas aan het eind van de 20e eeuw werd de 's-Gravelandseweg doorgetrokken naar de woonwijk Spaland, aan de westkant van de spoorlijn. Aan de uiterste noordkant van het plangebied, rondom de kruising met de spoorlijn, zijn nog enkele percelen grond beschikbaar voor uitgifte aan bedrijven.

2.2.3 Uitloper langs de Schiedamse Schie

Een bijzonder element in het plangebied vormt de noordoostelijke uitloper langs de Schiedamse Schie, welke ligt ingeklemd tussen de Rotterdamse bedrijventerreinen Spaanse Polder en Rotterdam Noord-West. Historisch gezien was dit gebied gelegen in de voormalige Oost-Abts Polder. Het betreft een smal gedeelte ten noorden van de Schiedamse Schie en de Polderweg, tegenover Overschie. In dit gebied bevond zich een eeuwenoude boerderij, 's-Gravenhuize (1632). Er zijn aanwijzingen dat zich op deze plek de oudste dam in de Schie heeft bevonden. Hier bevindt zich ook een belangrijke aftakking van de Schiedamse Schie, de Delfshavense Schie, een kanaal uit het einde van de 14e eeuw. Aan de zuidwestzijde van het gebied sluit de Polderwetering aan op de Schiedamse Schie. Hier bevindt zich ook enige historische lintbebouwing, waarmee het nog steeds een duidelijk beleefbare verbinding vormt tussen de stedelijke bebouwing aan de zuidzijde en het meer noordelijk gelegen poldergebied van het Delfland.

Het gebied is grotendeels onbebouwd gebleven en bestaat voor een deel uit enigszins 'verwilderd' groen. In de loop der jaren hebben zich enkele bedrijven langs de Schiedamse Schie gevestigd. Aan de Schiekade is een woonwagencentrum gelegen, aangrenzend is aan de Polderweg reeds lage tijd een woongebied bestemd maar tot realisatie hiervan is het nog niet gekomen. Bij de aansluiting van de Polderwetering op de Schiedamse Schie is een jachthaven aangelegd. Dwars over dit gebied en de Schiedamse Schie is de Matlingeweg met een verkeersbrug, de Oost-Abtsbrug (1980), gerealiseerd, die het noordelijke deel van de Rotterdamse Spaanse Polder verbindt met het bedrijvenpark Rotterdam Noord-West. De meest recente ingreep heeft plaatsvonden in de uiterste oostpunt van het gebied, waar begin 2019 de zogenaamde Bochtafsnijding in de Schie is geopend. Hierdoor is de verbinding voor de scheepvaart van de Delfshavense Schie naar de Delftse Schie verbeterd, door twee vrij scherpe bochten in de Schie bij Overschie af te snijden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0006.png"

Afbeelding 5 - Overgang Polderwetering en Schiedamse Schie (KLM Aerocarto N.V., 1928)

2.2.4 's-Graveland en Spaanse Polder

Vanwege een steeds verdergaande kwalitatieve achteruitgang van met name de Spaanse Polder en 's-Graveland-Zuid en een tekort aan geschikte bedrijventerreinen in de Rotterdamse regio werd aan het einde van de 20e eeuw het gehele plangebied meegenomen in één, samen met de gemeente Rotterdam opgezet, beleidsontwikkelingsproces voor het Rotterdamse en Schiedamse deel van de Spaanse Polder en 's-Graveland. Beoogd werd om door middel van herstructurering in ruimtelijke en functioneel-economische zin te komen tot een algehele revitalisering van de bedrijventerreinen. Hierbij werd onder andere gestreefd naar een thematische clustering van bedrijven, een goede bereikbaarheid, een intensivering van de bebouwing op de kavels en een adequate milieuzonering. Speciale aandacht ging uit naar de Spaanse Polder als geheel en het aangrenzende 's-Graveland-Zuid, omdat hier de noodzaak tot herstructurering en herinrichting van het openbare gebied het meest noodzakelijk werd gevonden. In dat kader is in 2012 de beeldkwaliteitsstrategie 'Revitalisatie Spaanse Polder en 's-Graveland' vastgesteld.

Voor het Schiedamse deel is in de jaren daarop verder gewerkt aan een Ruimtelijk Economische Visie en Aanpak (REVA). Uiteindelijk heeft dit geleidt tot de vaststelling van het Ontwikkelperspectief voor 's-Graveland en Spaanse Polder in oktober 2019 en herijking van de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020. In de navolgende hoofdstukken wordt uitgebreider op de inhoud hiervan ingegaan, ook in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan.

2.3 Ruimtelijke Beschrijving

Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder vormt, samen met het Rotterdamse deel van Spaanse Polder, een groot industrieel bedrijventerrein. Het bedrijventerrein is gelegen op korte afstand van de stad en is ingepast in het stedelijk weefsel. De belangrijkste kenmerken van het bedrijventerrein zijn de zeer goede ontsluiting, evenals de relatief grote omvang van het gebied in combinatie met de nabijheid van een groot stedelijk woongebied. Het plangebied vormt op zichzelf geen ruimtelijke eenheid en is zelfs enigszins grillig en onsamenhangend van vorm en samenstelling. Dit wordt onder andere veroorzaakt door het samenkomen van een aantal 'vrij bewegende' elementen, zoals de rijksweg A20, de spoorlijn Den Haag-Rotterdam, de Polderweg en de Schiedamse Schie, en de orthogonale vormen en structuren, die gekoppeld zijn aan de 's-Gravelandseweg en de Strickledeweg. Globaal gezien zijn er vier deelgebieden te onderscheiden. Van zuid naar noord en met 'de klok mee draaiend' zijn dit het Schiedamse deel van de Spaanse Polder, 's-Graveland-Zuid, 's-Graveland-Noord, en de uitloper langs de Polderwetering en Schiedamse Schie.

Relevant is verder dat het merendeel van de gronden in het gebied in erfpacht is uitgegeven door de gemeente Schiedam. Met name in het zuidelijke deel van het plangebied zijn veel van de erfpachtcontracten inmiddels afgelopen of verlopen deze op korte termijn. Op sommige plekken is naar aanleiding daarvan de nodige bebouwing gesloopt, in afwachting van hernieuwde uitgifte van de gronden in erfpacht.

2.3.1 Grenzen en randen

De ruimtelijke structuur van het gebied wordt in de eerste plaats bepaald door de spoorlijn tussen Rotterdam en Den Haag en de rijksweg A20. Deze structurerende elementen vormen een duidelijke begrenzing van het bedrijventerrein, die het gebied afscheiden van de rest van de (woon)stad Schiedam.

De rijksweg A20 vormt aan de zuidzijde een duidelijke begrenzing van het plangebied. Door zijn verhoogde ligging op een dijklichaam van enkele meters hoog werkt hij als een ruimtelijke barrière tussen het plangebied en de directe omgeving. De barrière wordt onderbroken door grote viaducten ter plaatse van de 's-Gravelandseweg en de Schiedamse Schie (Overschieseweg) en een kleine tunnel met hoogtebeperking halverwege de Bokelweg. De verhoogde ligging van de A20 zorgt anderzijds wel voor een grote waarneembaarheid (zichtlijnen) van het plangebied van buitenaf. Opvallend is dat de bebouwing in het Schiedamse deel van de Spaanse Polder verder van de A20 ligt dan in het Rotterdamse deel. Het brede en groenere profiel van de weg vormt op deze wijze een entree tot het plangebied.

Aan de westzijde vormt de spoordijk van de spoorlijn Rotterdam - Den Haag eveneens een duidelijke begrenzing. Ook hier zorgt een groen talud voor een zodanige ruimtelijke barrière dat het aangrenzende sportpark Thurlede en Prinses Beatrixpark niet of nauwelijks waarneembaar zijn. Deze barrière wordt alleen ter plaatse van de voet- en fietstunnel bij het Hazepad doorbroken. Aan de noordkant van het plangebied wordt de 's-Gravelandseweg door een tunnel, met ruimtereservering voor een eventuele trambaan, onder de spoorlijn doorgeleidt.

Zowel de rijksweg A20 als de spoorlijn Den Haag-Rotterdam maakt deel uit van structuurbepalende elementen, die de schaal van het plangebied verre overstijgen.

Aan de noordzijde wordt het plangebied ruimtelijk begrensd door de groen landschappelijke zone langs de Polderweg en de Polderwatering. Deze zone vormt een ruimtelijke uitloper van het veenweidegebied van Midden-Delfland. Deze uitloper reikt hier diep binnen het plangebied, maar heeft geen duidelijke functionele relatie met het bedrijventerrein. Het gebied vormt met zijn lintbebouwing en open, groene karakter een sterk contrast met het dichtbebouwde karakter van de Schiedamse en Rotterdamse bedrijventerreinen waartussen dit gebied ligt ingeklemd. Het gebied vormt daarbij een belangrijke toeristisch-recreatieve route tussen de stad en Midden-Delfland. Daarnaast heeft het een relatief belangrijke woonfunctie, omdat het gebied voor Schiedamse begrippen de mogelijkheid biedt voor een groen woonmilieu. Mede om die reden was ook in het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 de functie wonen nadrukkelijk aanwezig binnen het plangebied. Het beoogde woongebied is tot op heden nog niet in ontwikkeling genomen. De feitelijke situatie langs de Polderweg oogt dus anders dan de planologische. Wel is in deze zone een woonwagencentrum gevestigd met twintig plaatsen, en zijn bij de aansluiting van de Polderwetering op de Schie enkele vrijstaande woningen aanwezig.

De Schiedamse Schie vormt voor een belangrijk gedeelte de oostelijke begrenzing van het gebied. De Schie vormt een cultuurhistorisch, structuurbepalend en -dragend element en kent een licht slingerend verloop. Hiermee contrasteert de Schie qua karakter met de industriële en meer orthogonale opzet van het bedrijventerrein. De Schie is in relatie tot de omgeving geen structuurdrager en heeft in Schiedam geen duidelijke relatie met de omliggende bedrijfsbebouwing, zoals wel het geval is langs de oostoever van de Schie (Overschieseweg) in Rotterdam. De Schie loopt in Schiedam langs de achterkanten van de bedrijfspercelen. De oorspronkelijke kades (kleine dijklichamen langs de rivier) zijn vanwege de grote ophogingen in het plangebied niet of nauwelijks meer zichtbaar. Alleen aan de Rotterdamse zijde zijn, vanwege de aanwezigheid van enige historische lintbebouwing, nog niveauverschillen waarneembaar. De watergang wordt op een viertal plaatsen, verspreid over het gebied, overbrugd door de Delflandbrug, de 's-Gravelandbrug, de Rolbrug (alleen voor voet- en fietsverkeer) en de Oost-Abtsbrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0007.png"

Afbeelding 6 - Ruimtelijke dragers

2.3.2 Interne structuur

De interne structuur van het plangebied wordt verder gevormd door een aantal ruimtelijke dragers welke het gebied doorkruisen. Dit betreft in de eerste plaats de 's-Gravelandseweg. De weg heeft het redelijk eenduidige en planmatige karakter van een boulevard, geflankeerd door groene bermen en parallelwegen. Meerdere rijen routebegeleidende bomen geven de 's-Gravelandseweg tevens een laanachtig karakter. Dit komt elders in het plangebied nauwelijks voor. Deze route doorsnijdt het deelgebied 's-Graveland-Noord en vormt daarbinnen de drager van een fijnmazige en orthogonale ontsluitings- en verkavelingsstructuur. Als hoofdontsluitingsroute verbindt hij het bedrijventerrein aan de zuidzijde met de rijksweg A20 en het centrum van Schiedam en aan de noordzijde met de noordelijke woonwijken.

De De Brauwweg vormt de voornaamste verbinding tussen het Schiedamse en Rotterdamse deel van het bedrijventerrein. De weg vormt ook de begrenzing tussen het meer grootschalige noordelijke deel van het bedrijventerrein en het wat oudere, en op sommige plekken meer kleinschalig en rommeliger ogende zuidelijke gedeelte, gevormd door 's-Graveland-Zuid en het Schiedamse deel van de Spaanse Polder. De laatste jaren heeft met name in het gebied direct ten zuiden van de De Brauwweg sloop plaatsgevonden van oudere bedrijfsbebouwing. Deze zijn of worden vervangen door moderne, grootschalige bedrijfspanden, welke meer aansluiten bij de ruimtelijke uitstraling van het noordelijke deel van het bedrijventerrein.

De Strickledeweg vormt de scheiding tussen het Rotterdamse en Schiedamse deel van de Spaanse Polder. Deze weg is de drager en voortzetter van de orthogonale verkavelings- en ontsluitingsstructuur van het bedrijventerrein Spaanse Polder. De Strickledeweg vormt de belangrijkste verkeersontsluitingsroute van de Schiedamse deel van de Spaanse Polder en verbindt de secundaire ontsluitingswegen ervan met zowel De Brauwweg als de Vlaardingweg. De weg kent een eenvoudig profiel, karakteristiek voor dit deel van het plangebied: een breedte van ongeveer 20 meter met aan beide zijden 1 of 2 laagse platafgedekte bedrijfsbebouwing. De Matlingeweg vormt een bijzonder element door de wijze waarop deze, via de Oost-Abtsbrug het plangebied doorkruist. Hierdoor ligt het meest oostelijke deel van de uitloper langs de Schiekade ruimtelijk nog meer van het geheel geïsoleerd, dan anders het geval zou zijn geweest.

2.3.3 Deelgebieden

Het plangebied laat zich opdelen in een viertal deelgebieden.

Dit betreft in de eerste plaats het Schiedamse deel van de Spaanse Polder. Dit deelgebied wordt begrensd door de rijksweg A20 (en parallel de Bokelweg) in het zuiden, de Schiedamse Schie in het westen en de Strickledeweg in het oosten. Het gebied maakt zowel in aanleg en ontwikkeling als in ruimtelijke samenstelling bijna onlosmakelijk deel uit van de Spaanse Polder als geheel. Het gebied behoort tot de iets oudere delen van het plangebied en kent een eenvoudige orthogonale verkavelings- en bebouwingsstructuur, die aan de westzijde bijna abrupt wordt afgesneden door de Schie en in het zuiden wordt afgebogen door de rijksweg A20. We vinden er op dit moment nog de meest kleinschalige kaveleenheden en bedrijfspanden van het plangebied, afgewisseld door middelgrote panden. De ruimtelijke invulling bestaat overwegend uit 1 of 2 laagse bedrijfsgebouwen, voorzien van een eenvoudig, veelal plat afgedekt profiel met aan de randen een kantoorgedeelte op de eerste verdieping. De presentatie van dit deelgebied aan de rijksweg A20 is bescheiden en oogt verouderd. Veel van de panden zijn in de basis al sinds de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw aanwezig.

Deelgebied 's-Graveland-Zuid behoort eveneens tot de oudere delen van het plangebied. Het gebied wordt begrensd door de rijksweg A20, de De Brauwweg en de Schiedamse Schie en heeft hierdoor een min of meer driehoekige hoofdvorm. De verkavelings- en bebouwingsstructuur rondom de centraal gelegen Jan van Riebeeckweg oogt weinig homogeen. Aan de oostzijde ervan wordt min of meer de kromming van de Schie gevolgd, terwijl aan de noordwestzijde op een orthogonale wijze de richting van de De Brauwweg gevolgd wordt. Het plangebied wordt ruimtelijk ingevuld door overwegend middelgrote verkavelings- en bebouwingseenheden met relatief veel open terreinen en of niet meer bebouwde gedeelten. Het geheel maakt ruimtelijk een onsamenhangende en rommelige indruk. Dit wordt versterkt door het ontbreken van duidelijke rooilijnen. De contrasten in kwaliteit zijn groot. Ook hier vinden we met name langs de randen, langs de Nieuwpoortweg en de De Brauwweg, panden met een kantoorgedeelte op de eerste verdieping. De afgelopen jaren is in dit gedeelte veel verouderde bebouwing gesloopt vooruitlopend op hernieuwde uitgifte van de gronden.

Het gebied 's-Graveland-Noord is voor wat betreft de oppervlakte het grootste deelgebied en kent de meest recente ontstaansgeschiedenis. Dit deel wordt begrensd door de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, de De Brauwweg, de Schiedamse Schie en de Polderwatering. Het gebied kent een fijnmazige ontsluitings- en verkavelingsstructuur rondom een centrale as, de 's-Gravelandseweg. De ruimtelijke invulling bestaat ook hier overwegend uit 1 of 2 laagse bedrijfsgebouwen, voorzien van een eenvoudige, veelal platte afdekking. Langs de 's-Gravelandseweg is de bebouwing grootschaliger van karakter, waarbij soms sprake is van verspringende voorgevelrooilijnen. De grootte van de kavels en de schaal van de gebouwen zijn gemiddeld genomen groter dan elders in het plangebied. In het noordelijke gedeelte van dit deelgebied bevinden zich enkele nog niet bebouwde of in gebruik zijnde kavels.

De uitloper langs de Polderwetering en Schiedamse Schie vormt het noordelijke deelgebied. Deze uitloper vormt feitelijk een (ongeplande) buffer tussen 's-Graveland en de Rotterdamse bedrijventerreinen Spaanse Polder en Noordwest. In dit overwegend groene en enigszins verwilderde gebied treffen we naast enige bedrijfsbebouwing langs de Schiedamse Schie een stevige brug (de Oost-Abtsbrug), een gemaal, een woonwagencentrum en een jachthaven aan. Aan de noordzijde van de Polderweg is een groot deel van de gronden bestemd voor wonen.

2.3.4 Bijzondere elementen

Op de hoek van de Nieuwpoortweg met de 's-Gravelandseweg, bij de zuidelijke entree tot het plangebied, bevindt zich een witte kantoortoren. De toren bestaat uit acht bouwlagen met een dubbele, gespiegelde, driehoekige, tweelaagse onderbouw. Door zijn vrije, bijna solitaire, ligging voor de rooilijn van de gebouwen aan de Nieuwpoortweg, zijn hoogte en witte gevelbeplating, is het één van de meest in het oog springende gebouwen van het plangebied. De betekenis van dit gebouw als herkenningspunt wordt echter enigszins beperkt door het grote multifunctionele kantorencomplex, de Klaverstede, aan de noordzijde van de De Brauwweg. Dit ensemble staat, vanuit meerdere perspectieven, regelmatig prominent in beeld. Een derde herkenningspunt wordt gevormd door het kantoorgebouw de Torendijk (tien bouwlagen) op de hoek van 's-Gravelandseweg en Neherstraat.

Bescheiden herkenningspunten binnen het plangebied worden gevormd door de vier van elkaar te onderscheiden bruggen over de Schiedamse Schie, te weten de Delflandbrug, de 's-Gravelandbrug, de Rolbrug en de Oost-Abtsbrug. Daarnaast vormt de jachthaven, gelegen aan het einde van de Polderweg, aansluitend op de Schiedamse Schie, eveneens een karakteristiek en beeldbepalend element binnen het plangebied. Ook het tracé van de bovengrondse hoogspanningsverbinding over de smalle kavel- en bebouwingsstrook, parallel aan de spoordijk in het westen van het plangebied is duidelijk herkenbaar. Dit tracé heeft overigens een gebruiksbeperkende invloed op dit deel van het plangebied.

2.3.5 Openbare ruimte en groen

De openbare ruimte van het bedrijventerrein heeft een sober, doelmatig en ook 'stenig' karakter en wordt volledig gedomineerd door het auto- en vrachtverkeer, het parkeren en de vele in- en uitritten tot de bedrijfspanden en bijbehorende terreinen. Het groen vervult daarin een ondergeschikte rol. Dit ruimtelijke beeld is in de Schiedamse deel van Spaanse Polder het sterkst aanwezig. Met name 's-Graveland-Noord maakt, vanwege het laankarakter van de 's-Gravelandseweg en de aanwezigheid van meerdere rijen bomen, een groener aangeklede indruk. Samen met de groenzones langs de rijksweg A20, de spoorlijn Rotterdam - Den Haag, de Polderweg en de Schiekade verzorgt deze weg de hoofdgroenstructuur van het hele plangebied. Mede vanwege het beeldbepalende karakter wordt momenteel gewerkt aan een visie op de toekomstig beoogde inrichting van de openbare ruimte.

2.4 Functionele Beschrijving

Het plangebied is vooral en van oudsher een bedrijventerrein. De meeste gebouwen zijn dan ook in gebruik door particuliere bedrijven. Binnen de grenzen van het plangebied bevinden zich diverse economische functies. Dit betreft voornamelijk bedrijfsvestigingen uiteenlopend van productiebedrijven tot dienstverlening. Het plangebied biedt ruimte aan ongeveer 320 bedrijven, met ruim 5.000 arbeidsplaatsen.

2.4.1 Bedrijven

Het bedrijventerrein kent een gemengd karakter, met geen duidelijke functionele clustering van bedrijfsactiviteiten. De activiteiten betreffen veelal middelzware tot zwaardere bedrijvigheid in milieucategorie 2 tot 4.2. De lagere milieucategorieen bevinden zich met name langs de randen van het gebied. Het betreft voornamelijk maak- en productiebedrijven en groothandel. De bedrijven op 's-Graveland zijn daarbij over het algemeen wat grootschaliger van aard dan de bedrijven op het Schiedamse deel van Spaanse Polder.

2.4.2 Detailhandel

Op het bedrijventerrein bevinden zich meerdere detailhandelsbedrijven in (volumineuze) goederen. Het gaat met name om diverse auto- en motordealers, meubelzaken en bouwmarkten. Deze bedrijven zijn alle voorzien van aanduidingen, waarmee de functie aanvullend op maat is bestemd. Het gaat om de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'volumineuze detailhandel - meubels' of 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt volumineus'. Door de lopende herstructurering van het bedrijventerrein is met name in de Spaanse Polder en op het zuidelijk deel van 's-Graveland een aantal eerdere detailhandelsbedrijven verdwenen.

Een bijzondere vorm van detailhandel betreft het pick-up point van supermarkt Jumbo aan de 's-Gravelandseweg 406. Dit betreft geen reguliere detailhandel maar een afhaalpunt voor boodschappen die via het internet besteld zijn. Ook de kringloopwinkel aan de 's-Gravelandseweg 268-274 is op maat bestemd. Het tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395 en de tankstations aan de Scholtenstraat zijn eveneens op maat bestemd, waarbij het tankstation aan de 's-Gravelandseweg ook een aanduiding heeft voor de verkoop van lpg.

Ondergeschikte detailhandel is onder voorwaarden toegestaan, waarbij belangrijke voorwaarde is dat het moet gaan om verkoop van ter plaatse gefabriceerde producten. Dergelijke detailhandel is niet specifiek op de verbeelding aangeduid.

2.4.3 Kantoren

De verspreid gelegen zelfstandige kantoren in het plangebied zijn vrijwel allen gelegen langs / nabij de 's-Gravelandseweg. Dit betreft de locaties 's-Gravelandseweg 256, 's-Gravelandseweg 258, Neherstraat 2-6, Ringerstraat 21 en Nieuwpoortweg 11. Deze zijn binnen de bestemming Bedrijventerrein opgenomen maar nog wel aangeduid met een specifieke functieaanduiding 'kantoor'. Mocht het kantoorgebruik komen te vervallen dan zijn deze locaties ook regulier voor bedrijfsvestiging te gebruiken. Daarnaast is aan de noordzijde van de De Brauwweg sprake van een beperkt cluster van kantoren. Bij de entree van het bedrijventerrein staat eveneens een solitair kantoorpand. Deze locaties zijn op de verbeelding aangeduid met de bestemming 'Kantoor'.

Aan de zuidzijde van het plangebied, in de etalagezone langs de A20, is de mogelijkheid opgenomen om kantoorfuncties uit het gebied te clusteren. Deze zogenaamde bedrijfsterreingebonden kantoorfuncties kunnen bestaan uit kantoren behorend bij de bedrijven elders op het terrein, aangevuld met kantoren die een functie hebben ten behoeve van deze bedrijven of anderszins een lokaal verzorgingsgebied kennen. Insteek is dat in de etalagezone, op loopafstand van het station Schiedam Centrum, ruimte wordt geboden aan kantoren gerelateerd aan de bedrijvigheid in het gebied. Hierdoor kan het overige deel van het bedrijventerrein efficienter worden benut voor de primaire bedrijfsfuncties.

2.4.4 (Bedrijfs)woningen

Net als in het voorgaande bestemmingsplan bestaat er geen mogelijkheid voor realisatie van (nieuwe) bedrijfswoningen. Beleidsmatig is de afgelopen jaren gestreefd de legale bestaande bedrijfswoningen bij herontwikkeling van percelen te saneren. Vestiging van nieuwe bedrijfswoningen binnen de grenzen van het gezoneerde industrieterrein is niet gewenst.

Wel is sprake van een aantal bestaande reguliere woningen langs de Schiekade. Het gaat om woningen die van oudsher aanwezig zijn, soms al van voor de aanleg van het bedrijventerrein. Aan de Schiekade ligt ook een woonwagencentrum. Langs de Polderweg ligt een strook grond welke ook in het voorheen geldende bestemmingsplan reeds als woongebied was bestemd, maar waar de beoogde woningbouw nog niet is gerealiseerd. De voorheen geldende bestemmingslegging, inclusief de bijbehorende voorwaarden, is in het plan overgenomen. In het gebied met deze bestemming bevindt zich op dit moment een bestaande woning, de overige bouwmogelijkheden zijn nog niet benut.

2.4.5 Overige functies

Binnen het plangebied is daarnaast sprake van enkele overige (commerciële) functies. Dit betreft:

  • Horeca is binnen het plangebied gevestigd op het adres 's-Gravelandseweg 414 (Burger King). Deze locatie is op de verbeelding bestemd als 'Horeca'.
  • Een bijzondere vorm van horeca vormt de zalenverhuur, zoals feestzalen, die gevestigd is op het bedrijventerrein. Deze inrichtingen zijn door middel van een specifieke aanduiding benoemd binnen de hoofdbestemming. De regels zijn afgestemd op de geldende vergunningen.
  • Aan de Scholtenstraat 5 is een muziekstudio gevestigd. Deze is binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' aangeduid met een specifieke functieaanduiding.
  • Op enkele bedrijfspercelen (Calandstraat 88A/88H, Fokkerstraat 574, 's-Gravelandseweg 398 en Ringersstraat 23) is sprake van zakelijke dienstverlening. Deze bedrijven zijn op de verbeelding aangeduid als 'specifieke vorm van dienstverlening - zakelijke dienstverlening'.
  • Op de locaties De Brauwweg 46-50 en 's-Gravelandseweg 266 bevindt zich een sportschool of sportcentrum. Deze zijn op de verbeelding aangeduid met een functieaanduiding 'sportschool'.
  • Langs de Schie bevindt zich een jachthaven. Deze is bestemd als Recreatie en, voor zover het gaat om de bestemming Water, nader aangeduid op de verbeelding als 'jachthaven'.

2.5 Verkeerskundige Beschrijving

Het plangebied grenst aan de zuidzijde direct aan het gebied Schieveste, waar het openbaar vervoersknooppunt Schiedam Centrum uitstekende mogelijkheden biedt voor het reizen per trein, metro, tram en bus. Het plangebied kent een directe aansluiting op de rijksweg A20, en sluit daarmee indirect ook goed aan op de A4, de A13 en het overige landelijke snelwegennet. Een meervoudige verankering van de fijnmazige ontsluitingsstructuur in de omringende hoofdwegenstructuur zorgt voor goede verbindingen met de aangrenzende bedrijventerreinen en woongebieden. Hierdoor is ook de bereikbaarheid voor langzaam verkeer goed. De ligging aan de Schie maakt in principe (goederen-)transport over water mogelijk, via de Delftse Schie en de Delfshavense Schie, waardoor watergebonden bedrijvigheid mogelijk is. Tenslotte bevindt het plangebied zich in de nabijheid van Rotterdam-The Hague Airport.

2.5.1 Openbaar vervoer

Het station Schiedam Centrum, een regionaal OV-knooppunt, ligt direct ten zuiden van het plangebied. Door de nabijheid van dit station kan een aanzienlijk deel van de werknemers gebruik maken van één van de vervoersmodaliteiten vanaf dit knooppunt. Gecombineerd met de bereikbaarheids- en parkeeruitdagingen voor autoverkeer is het de ambitie om de fietsroutes van het station naar het bedrijventerrein te verbeteren.

Het station Schiedam Centrum kent stoptreinverbindingen tussen Hoek van Holland en Rotterdam CS en tussen Den Haag CS, Rotterdam CS en Dordrecht en is halteplaats voor de intercity tussen Den Haag HS en Vlissingen. Daarnaast wordt het station bediend door drie metrolijnen (A, B en C), tramlijnen 21 en 24 en diverse buslijnen.

's-Graveland-Zuid en de Spaanse Polder liggen op loopafstand van het station, zeker na het inmiddels al weer meerdere jaren geleden gereed komen van de uitgang van het station aan de Schieveste-zijde. Werknemers en bezoekers van bedrijven in 's-Graveland kunnen de fiets goed als natransportmiddel gebruiken van en naar het station (bijvoorbeeld de OV-fiets). Binnen 10 minuten zijn zo alle bedrijven bereikbaar. Op werkdagen wordt 's-Graveland bediend door een buslijn tussen station Schiedam-Centrum en Schiedam-Noord.

Sinds het najaar van 2019 is de voormalige treinverbinding naar Vlaardingen, Maassluis en Hoek van Holland omgevormd tot metrolijn. Tevens is voor het treinverkeer een viersporige tunnel in Delft aangelegd. Alleen tussen Delft-Zuid en Schiedam Centrum is nog een tweesporig baanvak op de drukke treincorridor tussen Den Haag en Rotterdam. Plannen voor een toekomstige spoorverdubbeling op dit baanvak zijn nog niet dusdanig concreet dat met dit bestemmingsplan hier op wordt voorgesorteerd. Om een toekomstige spoorverdubbeling niet onmogelijk te maken geldt aan de oostzijde van het bestaande spoor een bebouwingsvrij zone. Het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 kende reeds de mogelijkheid om ter plaatse van de kruising van de 's-Gravelandseweg met de spoorlijn een treinstation te realiseren (Schiedam-Kethel). De mogelijkheden hiervoor zijn in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen. Dit geldt ook voor de mogelijkheid om bij het treinstation een tramstation aan te leggen, inclusief bijbehorende voorzieningen, en een busstation. Verlenging van het bestaande tramtracé vanaf de huidige eindhalte bij de Harreweg naar de 's-Gravelandseweg is beoogd wanneer het treinstation Schiedam-Kethel wordt gerealiseerd. Mogelijk worden dan ook de busverbindingen met bijvoorbeeld het bedrijventerrein Noord-West (Rotterdam) aangepast. Het voorliggende plan biedt daarvoor, net als het huidige plan, in principe de mogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0008.png"

Afbeelding 7 - Haltes en routes OV Afbeelding 8 - Fietsroutes

2.5.2 Ontsluiting langzaam verkeer

Het plangebied haakt aan op drie belangrijke hoofdroutes voor het langzaam verkeer: 's-Gravelandseweg - Broersvest (noord-zuid), Hazepad - Nieuwpoortweg - Bokelweg (oost-west) en 's-Gravelandseweg - Polderweg - Overschie (oost-west). Op een deel van de 's-Gravelandseweg rijden fietsers op de ventweg. Aanvullende fietsroutes lopen via de De Brauwweg en de Vlaardingweg, waarlangs een fietspad ligt en de directe verbinding met bedrijventerrein Noord-West via de Polderdwarsweg. Voor de routes langs wegen met een maximum snelheid van 50 km/u geldt dat er naar gestreefd wordt de fietsroutes vrijliggend te maken (veiligheid in verband met het vele vrachtverkeer) en te voorzien van asfalt (comfort).

De afwikkeling van het langzaam verkeer vindt op de overige wegen in het plangebied gemengd met het autoverkeer plaats. Dit komt de verkeersveiligheid niet ten goede, mede als gevolg van het grote aandeel vrachtverkeer. Dit is een belangrijke reden om op termijn sommige wegen met veel langzaam verkeer als 30 km/u-gebied in te richten, passend bij de inrichting van bedrijventerreinen. Gezien het ongevallenbeeld zijn met name maatregelen bij de kruisingen gewenst. Het bedrijventerrein ligt gunstig ten opzichte van station Schiedam Centrum. Bij dit station is een bewaakte fietsenstalling aanwezig (werknemers) en kan door bezoekers gebruik worden gemaakt van de OV-fiets. Het hoofdfietsnetwerk is direct via de Overschieseweg bereikbaar.

Op termijn wordt beoogd het bedrijventerrein westelijk te ontsluiten via sportpark Thurlede in de richting van het Beatrixpark via een nieuwe verbinding onder de spoorlijn door. Concrete plannen hiervoor zijn er op dit moment echter nog niet.

2.5.3 Ontsluiting autoverkeer

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de rijksweg A20 (Gouda - Hoek van Holland). Het bedrijventerrein 's-Graveland heeft bij de 's-Gravelandseweg een directe aansluiting op de A20. Voor de Spaanse Polder is de ontsluiting minder direct, maar nog steeds goed te noemen. Behalve via afrit 11 (Schiedam) kan het Schiedamse deel van de Spaanse Polder ook goed via afrit 12 (Rotterdam-Delfshaven) vanaf de A20 worden bereikt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0009.png"

Afbeelding 9 - Hoofdverkeersstructuur

De bereikbaarheid van het plangebied is in 2015 verbeterd door de opening van de A4 tussen Delft en knooppunt Kethelplein in Schiedam. De druk op het noordelijke deel van de 'Ruit van de Rotterdam' (A20) zal hierdoor naar verwachting afnemen. De deels door het plangebied lopende alternatieve verbinding tussen A20 en A13 via secundaire wegen, om het Kleinpolderplein te vermijden, zal door sluipverkeer minder vaak worden gebruikt. Voor de lokale ontsluiting is de nieuwe verbinding tussen afrit 11 van de A20 en het gebied Schieveste van belang, waarmee de bereikbaarheid van Spaanse Polder kan verbeteren. Op alle wegen in het plangebied geldt een 50 km/u-regime, ook op de interne verkeersstructuur die hoofdzakelijk een orthogonaal rasterpatroon kent.

De gebiedsontsluitingswegen worden gekenmerkt door asfaltverharding, fietspaden of ventwegen en het ontbreken van parkeerplaatsen langs de rijbaan. De gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn de 's-Gravelandseweg en de De Brauwweg. De inrichting van het wegprofiel van de 's-Gravelandseweg wordt zo ver mogelijk richting de stad en naar het noorden doorgezet. Hierdoor ontstaat een soort 'boulevardverbinding' met de stad. Het laankarakter van de 's-Gravelandseweg zal in de toekomst verder worden versterkt. In het profiel van de weg is ruimte gereserveerd voor een OV-verbinding. De aanleg hiervan zal niet ten koste gaan van het aantal rijbanen, maar kan wel ten koste gaan van het aantal parkeerplaatsen.

De Matlingeweg, een andere gebiedsontsluitingsweg, valt voor een klein deel in het plangebied. Deze weg heeft vooral een functie voor de ontsluiting en verbinding van het Rotterdamse deel van de Spaanse Polder en het bedrijventerrein Noord-West. De overige wegen zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen. Dat houdt in, dat de wegen (op termijn) naar een 30 km/u-regime kunnen gaan. Het profiel van de erftoegangswegen is op een zodanige wijze ingericht dat vrachtwagens met een matige snelheid elkaar kunnen passeren. Deze wegen worden uitgevoerd in klinkerbestrating, om het karakter en de functie van de weg (stromen/verblijven) te benadrukken. Door het rasterpatroon wordt het gebied in meerdere richtingen ontsloten en is ook bij calamiteiten de bereikbaarheid voldoende gewaarborgd.

2.5.4 Parkeren

Het parkeren op het bedrijventerrein vindt deels op eigen terrein en deels op de openbare weg plaats. Daarnaast is er een aantal parkeerterreinen op diverse plaatsen in het gebied. Omdat de parkeerruimte in het openbaar gebied beperkt is, wordt er naar gestreefd het parkeren zoveel mogelijk te laten plaatsvinden op eigen terrein. Binnen het plangebied kan gratis worden geparkeerd. Rondom station Schiedam Centrum is enkele jaren geleden betaald parkeren geïntroduceerd, waardoor zichtbaar is dat OV-reizigers hun auto in de Spaanse Polder parkeren. Hierdoor neemt de parkeerdruk toe. Een mogelijke oplossing hiervoor is het reguleren van het parkeren ten behoeve van werknemers en bezoekers van Spaanse Polder, bijvoorbeeld door het realiseren van centrale parkeervoorzieningen op enkele bedrijfskavels of andere vormen van betaald parkeren.

Om het reizen met de fiets te stimuleren wordt, in samenwerking met bedrijven in het gebied, op steeds meer plekken ook de mogelijkheid geboden voor fietsparkeren. Verder wordt gewerkt aan het creeren van aanvullende 'last-mile' voorzieningen, waarmee het gebruik van andere vormen van vervoer dan de auto wordt gestimuleerd.

2.5.5 Goederentransport

Goederentransport vindt voor een belangrijk deel over de weg plaats en in zeer beperkte mate over het water.

De haakse bocht in de doorgaande vaarverbinding Delft - Delfshaven via de Schie is nabij Overschie inmiddels door de bochtafsnijding weggenomen. Dit betekent voor transport over het water voor het Schiedamse deel van het bedrijventerrein echter niet direct een verbetering. De Schie is in principe binnen het plangebied geschikt voor de binnenvaart (klasse II), waarmee watergebonden bedrijvigheid tot op zekere hoogte mogelijk is. Extra binnenvaartvervoer over de Schie betekent wel dat de bruggen vaker open zullen moeten voor het gemotoriseerd verkeer. Met name de Matlingeweg en de De Brauwweg hebben een belangrijke ontsluitingsfunctie voor het autoverkeer. Een goed openingsregime van de bruggen is daarom belangrijk. Een aantal ondernemingen in het gebied heeft aangegeven dat met een goed openingsregime de afwikkeling van goederentransport via het water op termijn een optie kan zijn.

Voor de afwikkeling van vervoer via de weg is de bestaande infrastructuur in principe voldoende.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van het relevante ruimtelijk beleid voor het bestemmingsplan op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk schaalniveau. Per beleidsstuk is aangegeven in hoeverre deze haar doorwerking heeft in het bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Ook in de toekomst moet Nederland een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving bieden en economisch kunnen floreren. Daarom is het van belang om inzicht te hebben in de opgaven waar Nederland voor staat. De druk op de ruimte, op onze leefomgeving, vraagt voortdurend om afweging van verschillende belangen. Internationale ontwikkelingen, de invloed van technologie en de groeiende verschillen tussen regio’s vragen om snellere, creatieve en integrale afwegingen. Het klimaat verandert en er moet zorgvuldiger worden omgaan met energiebronnen en grondstoffen. Ook daaruit vloeien nieuwe opgaven. In aanloop naar de Omgevingswet komt er één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. De eerste Nationale Omgevingsvisie is in september 2020 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.

De NOVI schetst een duurzaam toekomstperspectief voor de leefomgeving in Nederland in 2050. Dit toekomstperspectief voor Nederland is:

  1. 1. Een klimaatbestendige delta, waarbij Nederland beschermd is tegen de negatieve gevolgen van klimaatverandering, waterveiligheid (ook voor de laaggelegen gebieden in het westen) gegarandeerd is en voldoende zoetwater beschikbaar is van goede kwaliteit;
  2. 2. Duurzaam, concurrerend en circulair: een toekomstbestendige en volledig circulaire economie zonder vervuilende manieren van produceren en consumeren, met een uitstekend vestigingsklimaat en een hoge quality of life, met een zo goed mogelijke inpassing van duurzame energie in onze leefomgeving en slimme combinaties van functies zonder de risico's en milieunadelen te vergroten. Een economie die veel maatschappelijke winst oplevert in termen van banen, innovatie en nieuwe bedrijvigheid en exportmogelijkheden;
  3. 3. Kwaliteit van leven in stad en dorp: met een aantrekkelijke woon- en leefomgeving en een goede verbondenheid van stad en land. De ontwikkelingen zijn gericht op kwaliteit, met gecontroleerde en doordachte groei waar dat nodig is, waardoor diversiteit in wonen, een stedelijk netwerk, prettige woonmilieus, met rust en ruimte maar ook vitale en leefbare regio's ontstaan.
  4. 4. Nabijheid en betrouwbare verbindingen: een uitstekende bereikbaarheid wordt met een goede en betrouwbare infrastructuur gegarandeerd, waarbij wordt ingespeeld op locatiekeuzes voor wonen en werken (nabijheid). De infrastructuur is onderdeel van een mobiliteitssysteem dat een meer divers patroon van mobiliteit veilig, robuust en duurzaam afhandelt. Luchthavens blijven belangrijk voor een sterk internationaal netwerk voor de lange afstanden. De uitdaging is om het vliegverkeer net als het goederenvervoer op een zo veilige, efficiënte en duurzame manier vorm te geven.
  5. 5. Veilig en gezond, herkenbaar en natuurlijk: een veilig en gezond leven voor iedereen staat voorop. De leefomgeving nodigt uit om te bewegen, elkaar te ontmoeten en te ontspannen. Daarbij horen een goede milieukwaliteit, robuuste natuur, klimaatbestendigheid en voor iedereen goede toegang tot wonen, werken en voorzieningen.

Het realiseren van een fysieke leefomgeving die dit toekomstperspectief mogelijk maakt, is een

gezamenlijke verantwoordelijkheid van alle overheden. In de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen voor het omgevingsbeleid, inclusief de opgaven en de rol van het Rijk in het realiseren van deze opgaven. Deze opgaven komen samen in vier prioriteiten. Deze prioriteiten vormen complexe, omvangrijke en dringende opgaven die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Deze prioriteiten zijn:

1. Naar een duurzame en concurrerende economie;

2. Naar een klimaatbestendige en klimaatneutrale samenleving;

3. Naar een toekomstbestendige en bereikbare woon- en werkomgeving;

4. Naar een waardevolle leefomgeving.

Deze vier opgaven kunnen alleen in samenhang verder worden gebracht wanneer aandacht is voor thema’s die hier dwars doorheen lopen, zoals omgevingskwaliteit, gezondheid, cultuurhistorie, klimaatadaptatie, water, bodem, (nationale) veiligheid en milieukwaliteit.

Schiedam maakt onderdeel uit van de regio Zuidelijke Randstad. Voor onder andere de Zuidelijke Randstad is het Rijk voornemens om de regie in de verstedelijkingsopgave duidelijker te nemen. Als uitwerking van de NOVI worden hiervoor nadere (investerings)afspraken gemaakt.

De NOVI geeft in relatie tot het voorliggende bestemmingsplan geen specifieke opgaven. In algemene zin wordt geconcludeerd dat het bestemmingsplan bijdraagt aan het realiseren van rijksambities, zoals een duurzame en concurrerende economie en een toekomstbestendige werkomgeving.Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat in de stedelijke regio's is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) aan bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen. Ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen horen daarbij. Het behoud en de versterking van hoogwaardige bedrijventerreinen, welke (milieutechnisch) goed zijn ingepast in hun omgeving, sluit aan op deze ambities.

De NOVI gaat eveneens uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking in samenwerking door provincies, gemeenten en marktpartijen. Een dergelijke wijze van programmeren is vereist om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en om krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beiden te bereiken is een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening op grond waarvan bij ruimtelijke besluiten gemotiveerd moet worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik (zie paragraaf Duurzame verstedelijking).

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de structuurvisie die juridisch borging vragen zijn opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal rijksbelangen wordt met dit besluit geborgd in bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen van overheden. Onderwerpen die aan bod komen zijn: rijksvaarwegen, de mainportontwikkeling Rotterdam, kustfundament, grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, defensie, hoofdwegen en landelijke spoorwegen, elektriciteitsvoorziening, buisleidingen, primaire waterkeringen, de ecologische hoofdstructuur, het IJsselmeergebied, erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en de ruimtereservering voor de parallelle Kaagbaan.

Het plangebied is gelegen aan de rijksweg A20, ter hoogte van afrit Schiedam-Centrum. De locatie is niet aangewezen als reserveringsgebied voor de verbreding van bestaande hoofdwegen. Door het plangebied loopt ook een deel van de spoorverbinding tussen Schiedam en Delft. Het Rijk trekt 300 miljoen euro uit voor volledige spoorverdubbeling tussen Den Haag en Rotterdam. Er wordt uitgegaan van een spoorverdubbeling op het traject Schiedam-Delft en het verbeteren van de sociale veiligheid en aantrekkelijkheid van OV-knooppunten. De verdubbeling van het spoor geldt alleen voor het gebied ten westen van het station. De planvorming is echter nog niet dusdanig concreet dat dit tot aanpassingen in het bestemmingsplan leidt, mochten deze al nodig zijn. De opgenomen bestemmingslegging staat deze voor de toekomst echter ook niet in de weg.

Geen van de andere rijksbelangen zijn van toepassing op deze locatie. Het bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met het bepaalde in het Barro.

3.2 Provinciaal Beleid

Het provinciale omgevingsbeleid wordt gevormd door de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening die per 1 april 2019 in werking zijn en daarna reeds diverse malen (partieel) zijn herzien. Met het samenbrengen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving tot één integraal Omgevingsbeleid sorteert de provincie voor op de Omgevingswet, die naar verwachting in 2024 in werking treedt.

Met haar omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Hieraan geeft men richting door het maken van samenhangende beleidskeuzes, die volgen uit de provinciale opgaven zoals geformuleerd in de provinciale omgevingsvisie. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening.

3.2.1 Provinciale omgevingsvisie

De Omgevingsvisie omvat de volgende wettelijk verplichte plannen: de ruimtelijke structuurvisie, het milieubeleidsplan, het regionale waterplan, het verkeers- en vervoersplan en de natuurvisie.

Ten aanzien van sturing wil de provincie meer ruimte en vertrouwen geven aan maatschappelijke initiatieven. Men werkt vanuit een aantal principes en kaders, als waarborg voor kwaliteit. Deze sturingsprincipes zijn: opgavegericht, provinciaal belang, maatwerk (gebiedsgericht, uitgaan van passend schaalniveau, ruimte voor differentiatie). Vanuit provinciaal belang is beleid ontwikkeld voor twaalf 'Opgaven Omgevingskwaliteit', waar men samen met andere overheden en maatschappelijke partners aan werkt. Bij deze opgaven horen diverse beleidsuitwerkingen (samenhangende beleidskeuzes). Onderstaand zijn de voor dit bestemmingsplan relevante opgaven en beleidsuitwerkingen toegelicht.

Opgave 'Versterken vitale, innovatieve en toekomstbestendige regionale economie'

In de beleidsuitwerking 'Toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken' is de beleidskeuze gemaakt dat de provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op het beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen, en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën en watergebonden bedrijven.

Voor de beleidsuitwerking 'Juiste kantoor op de juiste plek' hanteert de provincie een kantoren (hoofd)structuur die recht doet aan de eigenschappen van een bepaalde locatie. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in drie categorieën. In de beleidsuitwerking is de beleidskeuze gemaakt dat nieuwe kantorenontwikkelingen zich bij voorkeur concentreren op 'toplocaties' (centrum Rotterdam en centrum Den Haag) en scienceparken. Een gebied rondom station Schiedam-Centrum (waaronder de locatie Schieveste en een deel van het plangebied langs de A20 (de etalagezone)) valt in de categorie 'OV-knooppuntlocatie en centrum / (intercity) stationslocaties' (zie Figuur 10). Deze locaties hebben, na de grootstedelijke toplocaties, de meeste toekomstpotentie. De kwaliteit en het onderscheidend vermogen van deze locaties is dan ook bovengemiddeld. Binnen dit locatietype is er wel een verschil tussen strategieën met een beperkte groei op enkele locaties, en afname van planaanbod op andere locaties. In het Programma Ruimte is voor de locatie Schieveste e.o. de strategie 'Afname planaanbod' opgenomen.

Opgave 'Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied'

In de beleidsuitwerking 'Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied' zet de provincie in lijn met de maatschappelijke behoefte in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen of zij ook behoefte hebben aan regionale visies ter afstemming van het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen en detailhandel, of aan regionale ruimtelijke visies. Gedeputeerde Staten kunnen echter voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken.

In de beleidsuitwerking 'Knooppunten en stedelijke centra' stuurt de provincie binnen de stedelijke agglomeratie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio. Andere ontwikkelingslocaties kunnen in aanmerking komen, als ze uitstekend zijn ontsloten over de weg en per hoogwaardig openbaar vervoer (HOV) en goed te bereiken zijn per fiets. Nieuwe bovenregionale voorzieningen, zoals ziekenhuizen, opleidingscentra en culturele voorzieningen, wil de provincie concentreren op locaties die verschillende voordelen combineren: de te bereiken schaalvoordelen, de bijdrage aan de stedelijke dynamiek van de gebieden en het benutten van de capaciteit op het mobiliteitsnetwerk. Aanleiding is het stimuleren van het gebruik van het openbaar vervoer, waarvoor het van belang is dat wonen en werken zoveel als mogelijk plaatsvindt nabij HOV en juist daar de hoogste dichtheden worden gerealiseerd. Meer mensen kunnen dan gebruik maken van het openbaar vervoer.

In de beleidsuitwerking 'Behoud en versterking ruimtelijke kwaliteit' geeft de provincie richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en gebiedskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit).

Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten, samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening ('handelingskader ruimtelijke kwaliteit'). Dit beleid maakt naar zijn aard meerdere uitleg mogelijk. Vanuit de nieuwe sturingsfilosofie is dit een kans en geen bedreiging. Gelet op het gezamenlijke belang is een gedeelde opvatting over de uitleg en interpretatie van het kwaliteitsbeleid per concreet gebied wenselijk. Daarmee ontstaat ruimte voor maatwerk. De kwaliteitskaart en de richtpunten geven richting aan de interpretatie van ruimtelijke kwaliteit. Voor bepaalde gebieden heeft de provincie gebiedsprofielen opgesteld, maar voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn die er niet.

Om te kunnen bepalen of een ontwikkeling past bij de gebiedskwaliteit, onderscheidt de provincie ruimtelijke ontwikkelingen naar hun mate van impact op de omgeving. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.

Opgave 'Zorgen voor een gezonde en veilige leefomgeving en het beperken van hinder'

In de beleidsuitwerking 'Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)' is het hoofddoel een veiliger Zuid-Holland door de kans te minimaliseren dat grote groepen mensen slachtoffer worden van ongevallen met gevaarlijke stoffen. Om het ontstaan van nieuwe knelpunten rond de risicobronnen te voorkomen, vraagt de provincie gemeenten om aannemelijk te maken dat op termijn aan de oriëntatiewaarde wordt voldaan, wanneer het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijke ontwikkeling toeneemt en het berekende groepsrisico boven de oriëntatiewaarde ligt. De provincie vraagt in dat geval aan te tonen dat een maximale inspanning is geleverd om de gevolgen van een ongeval tot een minimum te beperken. Indien in bovengenoemde situatie het aantal blootgestelden toeneemt, dan vraagt de provincie maatregelen te nemen ter voorkoming of mitigatie van de gevolgen.

In de beleidsuitwerking 'Gezonde leefomgeving' streeft de provincie naar het voorkomen en verminderen van stress-gerelateerde ziektes door het aanbieden van verschillende soorten groen (bos, park, recreatieterreinen).

In de beleidsuitwerking 'Luchtkwaliteit' is de provinciale inzet om de gezondheidsschade aan mensen en natuur door luchtverontreiniging te beperken en daardoor bij te dragen aan een gezonde woon- en leefomgeving. Inzet van het provinciale luchtkwaliteitsbeleid is om in samenwerking met andere partijen aan de wettelijke Europese luchtkwaliteitseisen te voldoen.

3.2.2 Provinciale omgevingsverordening

De Omgevingsverordening stelt regels met betrekking tot belangrijke ruimtelijke elementen die een doorwerking hebben in het bestemmingsplan. Onderwerpen die aan bod komen zijn onder andere ruimtelijke kwaliteit, de ladder voor duurzame verstedelijking, kantoren, bedrijven, detailhandel, veiligheidszonering oevers Nieuwe Maas, ruimtelijke kwaliteit, herbestemmen bestaande bebouwing buiten het bestaand stadsgebied, ecologische hoofdstructuur, molenbiotopen, windenergie, regionale waterkeringen, buitendijks bouwen en archeologie. De volgende provinciale belangen zijn van toepassing op het plangebied.

Ruimtelijke kwaliteit

Ruimtelijke kwaliteit is van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen (artikel 6.9). Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. 1. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. 2. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen;
  3. 3. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

In de omgevingsverordening is ook een kaart (14) opgenomen met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën. Het plangebied van dit bestemmingsplan valt niet binnen een bepaalde op die kaart aangeduide beschermingscategorie.

Het voorliggende bestemmingsplan is in hoofdzaak een actualisatie van het bestaande planologische kader. Voor zover het plan ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt is met name sprake van herstructurering en doorontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein. Als nieuwe ruimtelijke ontwikkeling binnen dit plangebied zou alleen de mogelijkheid voor bouw van (bedrijfsterreingebonden) kantoren in de etalagezone langs de A20 benoemd kunnen worden. Het gaat daarbij om verschuiving van programma van de zuidkant van de A20 naar de noordkant van de A20. Feitelijk is hier sprake van verschuiving binnen hetzelfde gebied. Daarnaast is opname van deze mogelijkheid bedoeld om bedrijfsgebonden kantoren van bedrijven die op het terrein gevestigd zijn te concentreren. De mogelijkheden zoals die nu in het bestemmingsplan zijn opgenomen passen binnen de beleidsruimte die de provincie voor het aspect kantoren biedt (zie onderstaand). Om deze redenen is sprake van inpassing. De bouw van bedrijfsterreingebonden kantoren past, net als de rest van de mogelijkheden uit het bestemmingsplan, bij de bestaande gebiedsidentiteit, de aard en de schaal van het gebied. Er is geen sprake van structuurwijzigingen. Er is dus sprake van inpassen.

Duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame ontwikkeling uit het Besluit ruimtelijke ordening is geïncorporeerd in artikel 6.10 van de provinciale omgevingsverordening. Dit houdt in dat een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting een verantwoording moet bevatten dat sprake is van een actuele, zo nodig regionaal afgestemde, behoefte die binnen het bestaand stedelijk gebied voorzien wordt.

Het bestemmingsplan is in hoofdzaak conserverend van aard en maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk anders dan herstructurering en herontwikkeling van het bestaande bedrijventerrein. Onderdeel daarvan is de mogelijkheid om een beperkt oppervlak aan kantoren te realiseren in de zone direct ten noorden van de A20 (etalagezone). Het gaat hierbij om een verplaatsing van een deel van het bestaande programma aan de zuidzijde van de A20. Deze verplaatsing is wenselijk omdat de beoogde mogelijkheden beter aansluiten bij de wensen van bedrijven uit het plangebied. Door clustering van kantoren van die bedrijven aan de A20 kan het overige bedrijventerrein efficiënter worden benut. Daarnaast is het programma wat nu aan de noordzijde wordt beoogd feitelijk afkomstig van de locatie Schieveste, aan de zuidzijde van de A20. Op de locatie Schieveste wordt beoogd een programma te realiseren met grotendeels wonen met een hoge dichtheid. Dit draagt eveneens bij aan een duurzamer gebruik van het bestaand stedelijk gebied. Onderstaand wordt nog uitgebreider op de onderbouwing voor het aspect kantoren ingegaan.

Kantoren

Voor het onderwerp kantoren geldt aanvullend artikel 6.11 van de provinciale verordening. Op grond van lid 1 sub b kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe kantoren op gronden binnen de OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties, indicatief aangegeven op kaart 10 (zie onderstaande figuur). Een en ander mits is aangetoond dat de behoefte aan kantoren groter is dan de nog onbenutte plancapaciteit voor kantoren op de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0010.png"

Afbeelding 10 - OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening

De indicatieve aanduiding rondom station Schiedam-Centrum strekt zich over een groot deel van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan uit. Nagenoeg het hele Schiedamse deel van de Spaanse Polder valt binnen de aanduiding, evenals het zuidelijke deel van het gebied 's-Graveland. Buiten het plangebied vallen ook de locaties Schieveste en een deel van de Schiedamse binnenstad binnen de aanduiding.

De bestaande kantoorlocaties aan de De Brauwweg vallen binnen de aanduiding, evenals de etalagezone langs de rijksweg A20. Ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 is de mogelijkheid om in de zone langs de A20 bedrijfsterreingebonden en zelfstandige kantoren te realiseren nieuw opgenomen. De zone langs de A20 waar onder voorwaarden de mogelijkheid wordt geboden om kantoren op te richten is circa 30m diep, en is alleen aangeduid op locaties waar een bedrijfsbestemming ligt. Het oppervlak van het gebied is circa 20.000m2. De minimale bouwhoogte is vier bouwlagen de maximale bouwhoogte (onder voorwaarden) 40m. Dit biedt in principe mogelijkheden om circa 80.000 m² tot 200.000 m² vloeroppervlakte aan kantoren te realiseren. Een dergelijk oppervlak aan kantoren is ongewenst. Onder verwijzing naar onder andere onder andere de regionale strategie Werklocaties van de MRDH (zie paragraaf 3.3.2) en de opgestelde Ladderonderbouwing kantoren en bedrijfsruimte, wordt het gezamenlijke maximum vloeroppervlak beperkt tot 30.000 m². Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan de voorwaarde van regionale afstemming, ook past dit oppervlak binnen de behoefteraming zoals die uit de strategie Werklocaties blijkt en binnen het uitgangspunt dat de totale plancapaciteit rondom het station Schiedam Centrum wordt afgewaardeerd. Ogemerkt wordt dat de plancapaciteit voor kantoorruimte in het geldende bestemmingsplan voor Schieveste reeds daadwerkelijk is afgewaardeerd. Op de locatie Schieveste is het kantoorprogramma van de eerdere 94.400m2 afgenomen naar 21.000m2 (waaronder 10.000m2 bestaande kantoren). In combinatie met de verschuiving van 30.000m2 naar het voorliggende plangebied met dit bestemmingsplan is daarmee de minimale afname aan kantoorcapaciteit van 32.500 m² zoals in de strategie Werklocaties is opgenomen, gerealiseerd. Deze afname wordt volledig gerealiseerd binnen de indicatieve aanduiding OV-knooppuntlocaties en centrum- en (intercity)stationslocaties zoals die in de provinciale verordening is opgenomen.

Het bestemmingsplan voldoet hiermee aan artikel 6.11 lid 1 sub b van de omgevingsverordening.

De omgevingsverordening biedt, in uitzondering op het bepaalde in artikel 6.11 lid 1, enkele uitzonderingen voor het mogelijk maken van kantoren. Deze uitzonderingen staan in het tweede lid van 6.11 en zijn:

  1. a. kantoren die in overeenstemming zijn met een actuele regionale visie die is aanvaard door gedeputeerde staten;
  2. b. kleinschalige zelfstandige kantoren, tot een bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging;
  3. c. kantoren met een lokaal verzorgingsgebied;
  4. d. bedrijfsgebonden kantoren tot maximaal 50% van het bruto vloeroppervlak van het bedrijf;
  5. e. functiegebonden kantoren bij een luchthaven, een haven of een veiling.

Het bestemmingsplan biedt op zichzelf geen ruimte voor nieuwe kantoren zoals bedoeld in dit lid. Binnen de bestemming 'Gemengd' biedt het plan mogelijkheden voor realisatie van kleinschalige zelfstandige kantoren (tot een maximum van 1.000 m²) en breder binnen de bestemming Bedrijventerrein voor bedrijfsgebonden kantoren. Dit zijn echter bestaande planologische mogelijkheden die op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 ook reeds konden worden gerealiseerd. Daarbij zijn de mogelijkheden in het voorliggende bestemmingsplan niet substantieel gewijzigd en wordt aangesloten bij de voorwaarden zoals de omgevingsverordening die stelt. Het bestemmingsplan is ook op dat punt dus in overeenstemming met de provinciale verordening.

Bedrijven

Voor het onderwerp bedrijven geldt artikel 6.12 van de omgevingsverordening.

Voor bedrijventerreinen geldt dat bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, passend bij de omgeving, worden toegelaten, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte. Bij het bepalen van de hoogst toegelaten milieucategorieën is in het bestemmingsplan rekening gehouden met drie factoren: de richtafstanden op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering', de milieucategorie van bestaande bedrijven en de aard en uitstraling van het bedrijventerrein. Op grond van deze uitgangspunten is aan de gronden een zo hoog mogelijke milieucategorie gegeven.

Ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan is op een aantal deelgebieden binnen het plangebied de maximaal toegestane milieucategorie aangepast. Op een aantal gronden langs de A20 is de toegestane categorie verlaagt. In alle gevallen blijft miliecategorie 3.2 toegestaan. Daarnaast is in diverse deelgebieden de toegestane categorie verhoogt. Dit is met name het geval in het noordelijk deel van het plangebied. De verhoging van categorie 2 en 3 tot (in de meeste) gevallen categorie 4.1 en 4.2 heeft door het behoud van het uitgangspunt van inwaartse zonering geen effecten op gebieden buiten het plangebied.

Daarnaast is een aantal percelen welke voorheen primair als kantoor waren bestemd, in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als bedrijventerrein met een nadere functieaanduiding kantoor. Dit biedt voor de toekomst de mogelijkheid om, naast kantoren, ter plaatse ook bedrijfsfuncties toe te staan. Het bedrijventerrein kan hierdoor beter worden benut. Beter benutten is ook mogelijk door het beperkt verhogen van de toegestane bouwhoogte langs de A20, waardoor een groter bedrijfsvloeroppervlak kan worden gerealiseerd op hetzelfde grondvlak. Daarbij is een nieuwe regel opgenomen dat gebouwen minimaal uit vier bouwlagen moeten bestaan, wat ook bijdraagt aan het beter benutten van de zone direct langs de A20. Tot slot is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden bedrijven tot twee milieucategorien hoger toe te staan. Ook dit is een verruiming ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan.

Aan de noordzijde van het plangebied zijn twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee een beperkte uitbreiding van het bedrijventerrein kan worden gerealiseerd. Aan de Schiekade gaat het om een gebied van ongeveer 2.3ha, aan de 's-Gravelandseweg om circa 2.6ha. De toe te stane milieucategorie aan bedrijvigheid is nader te bepalen.

Per saldo is sprake van een opwaardering van toegestane bedrijvigheid, hoogte van toegestane milieucategorie en flexibiliteitsbepalingen. De doorgevoerde wijzigingen zijn feitelijk te beschouwen als nuancering van de bestaande mogelijkheden binnen het bedrijventerrein. Hierdoor is geen verdere compensatie nodig. In onderstaande tabel is op hoofdlijnen inzichtelijk gemaakt welke wijzigingen zijn aangebracht. Het gaat om wijzigingen tussen het voorgaande bestemmingsplan uit 2005 ('van') en het voorliggende bestemmingsplan ('naar').

Wijzigingen milieucategorie
Van Naar Opp. m2 Opp. ha
Bedrijf cat. 4 Bedrijf cat. 3.2 139250 13,925
Bedrijf cat. 3 Bedrijf cat. 4.2 77000 7,7
Bedrijf cat. 3 Bedrijf cat. 4.1 38000 3,8
Bedrijf cat. 2 Bedrijf cat. 3.1 29500 2,95
Groen Bedrijf cat. 3.2 1500 0,15
Kantoor Bedrijf cat. 4.2 7500 0,75
Kantoor Bedrijf cat. 3.2 18500 1,85
Bedrijf cat. 3&4 Verkeer 14000 1,4
Groen Bedrijf cat. n.t.b. 49000 4,9
totaal categorie verlaagd 139250 13,925
totaal categorie verhoogd 144500 14,45
totaal terrein toegevoegd 27500 2,75
totaal terrein onttrokken 14000 1,4
totaal toek. terrein toevoeging 49000 4,9

Tabel 1 Wijzigingen milieucategorie

Op grond van het provinciaal beleid is het plangebied niet specifiek aangeduid voor watergebonden bedrijvigheid. Gelet op de ligging aan de Schie, welke in principe voor de binnenvaart bevaarbaar is, bevinden zich van oudsher enkele bedrijven in het gebied die zich richten op de maritieme sector. In het noordoosten van het plangebied bevinden zich enkele kleine scheepswerven en een bedrijf wat zich richt op onderhoud en dienstverlening in de maritieme sector. Het plan kent geen specifieke regels ten aanzien van watergebonden bedrijvigheid, met uitzondering van de bestemming Water. Hierin is een mogelijkheid opgenomen om het water mede te gebruiken voor activiteiten ten behoeve van watergebonden bedrijvigheid. Voor het overige staan de planregels vestiging van watergebonden bedrijven niet in de weg. In vergelijking met bijvoorbeeld het gebied rondom de Wilhelminahaven en de Wiltonhaven in Schiedam is het belang van watergebonden bedrijvigheid op dit bedrijventerrein ook van oudsher beperkt.

Een bestemmingsplan voor een bestaand bedrijventerrein kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met de hoogst mogelijke milieucategorie.

Binnen de grenzen van het bedrijventerrein zelf is geen mogelijkheid geboden voor (bedrijfs)woningen. Onder andere vanwege de aanduiding als gezoneerd industrieterrein is het bieden van mogelijkheden voor (bedrijfs)woningen niet gewenst. Dit zou immers de goede werking van het bedrijventerrein, gelet op onder andere de toegestane milieucategorie aan bedrijvigheid, onevenredig belemmeren. Ook het voorgaande bestemmingsplan bood al geen mogelijkheden meer voor de realisatie van bedrijfswoningen bij bedrijfspanden. Beleidsmatig is het uitgangspunt sinds die tijd ook geweest om waar mogelijk eventuele bestaande legale bedrijfswoningen te saneren, bijvoorbeeld bij hernieuwde uitgifte van gronden in erfpacht.

Het bestemmingsplan maakt binnen de bestemming Woongebied realisatie van woningen mogelijk. Het gaat hier echter om een bestaande planologische mogelijkheid, feitelijk buiten het bestaande bedrijventerrein. Daarbij wordt nog gekeken op welke wijze ontwikkeling van het gebied tot uitvoering wordt gebracht. Het gebied kent ook een wijzigingsbevoegdheid waarmee de bestemming kan worden omgezet naar Groen en Water. In alle gevallen zal realisatie van de woningen geen negatieve gevolgen hebben voor de uitvoering van bedrijfsactiviteiten op de daartoe bestemde percelen. Aan de diverse afstandsmaten kan worden voldaan.

Detailhandel

Nieuwe detailhandel moet op grond van artikel 6.13 van de verordening gevestigd worden binnen of direct aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken. Het bepaalde met betrekking tot de vestiging van detailhandel in de centra is niet van toepassing op een aantal in het derde lid genoemde categorieën, waaronder bijvoorbeeld volumineuze detailhandel.

Het bestemmingsplan omvat een aantal locaties waar reeds (volumineuze) detailhandelsbedrijven aanwezig zijn. Voor de bestaande detailhandelsbedrijven is een passende regeling opgenomen (zie paragraaf 2.4.2). Deze regeling biedt geen ruimte voor uitbreiding van of wijziging naar een vorm van detailhandel welke niet expliciet is toegelaten op grond van het provinciaal beleid. Overeenkomstig de provinciale verordening is op alle locaties waar volumineuze detailhandel aanwezig is detailhandel in auto's, boten, caravans, motoren, scooters, zwembaden, buitenspeelapparatuur, fitnessapparatuur, piano's surfplanken, tenten, grove bouwmaterialen, landbouwwerktuigen en brand- en explosiegevaarlijke goederen toegelaten.

De bestaande mogelijkheden voor kleinschalige of ondergeschikte detailhandel zoals die op het bedrijventerrein reeds mogelijk waren zijn overgenomen. Daarbij wordt opgemerkt dat ten opzichte van het voorgaande bestemmingsplan op diverse locaties de mogelijkheid voor detailhandel is verwijderd. Bij hernieuwde uitgifte van gronden in erfpacht is de laatste jaren de mogelijkheid voor detailhandel waar mogelijk niet langer opgenomen. Om in te kunnen spelen op eventuele toekomstige behoefte kent het plan een afwijkingsmogelijkheid onder voorwaarden om medewerking te kunnen verlenen aan (volumineuze) detailhandel. Per saldo is echter ook dan nog sprake van een afname aan mogelijkheden voor detailhandel. Nieuwe detailhandel vanuit planologisch oogpunt is dus niet aan de orde. Het bestemmingsplan voldoet op het punt detailhandel dus aan de verordening.

Provinciale vaarwegen

Artikel 6.19 regelt de bescherming van de vrijwaringszone van provinciale vaarwegen. In de noordoosthoek van het plangebied is de Delftse Schie in de omgevingsverordening aangemerkt als provinciale vaarweg, inclusief vrijwaringszone (zie de afbeelding hieronder). Om een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart te waarborgen moet worden voorkomen dat deze wordt beperkt door nieuwe ontwikkelingen nabij provinciale vaarwegen. Voor de bijbehorende vrijwaringszone geldt dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen uitsluitend mogelijk zijn mits rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor de zichtlijnen van bemanning en navigatieapparatuur, het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten, de toegankelijkheid van de vaarweg voor hulpdiensten vanaf de wal, en het uitvoeren van beheer en onderhoud. (Overigens komt de afbeelding op kaart 2 in Bijlage II van de Omgevingsverordening nog niet overeen met de inmiddels gerealiseerde Bochtafsnijding in de Schie.)

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0011.png"


Afbeelding 11 - Provinciale vaarwegen - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening

De bij de Schie behorende vrijwaringszone is op de verbeelding bestemd als 'Vrijwaringszone - provinciale vaarweg'. De vrijwaringszone heeft een breedte van 10 meter aan weerszijden van de vaarweg. Het bestemmingsplan voorziet niet in (nieuwe) stedelijke ontwikkelingen binnen deze vrijwaringszone en vormt daarmee geen belemmering voor de doorvaart van het scheepvaartverkeer op de Schie.

Regionale waterkeringen

Artikel 6.22 van de verordening regelt hoe de bescherming van regionale waterkeringen in het bestemmingsplan moet worden vastgelegd. De waterkering en beschermingszone moeten als zodanig worden bestemd, waarbij moet worden uitgegaan van de door de beheerder vastgestelde legger. Nieuwe ontwikkelingen kunnen slechts mogelijk worden gemaakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan (naar oordeel van de beheerder) geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0012.png"

Afbeelding 12 - Regionale waterkeringen - Uitsnede uit de Provinciale Omgevingsverordening

De in het plan aanwezige regionale waterkeringen langs de Schiedamse Schie, de Bochtafsnijding en de Polderwetering en de bijbehorende beschermingszone zijn bestemd als 'Waterstaat - Waterkering'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend na een positief advies van de beheerder van de waterkering. Het bestemmingsplan is hiermee in overeenstemming met artikel 6.22 van de verordening.

Archeologie

Een bestemmingsplan voor gronden met een hoge of zeer hoge bekende archeologische waarde dient een regeling te bevatten die deze waarden beschermt. Het bestemmingsplan omvat geen gronden als aangewezen op de bij de verordening behorende kaart 8 Archeologische waarden en is in zoverre in overeenstemming met de provinciale verordening. Op grond van het gemeentelijk beleid worden de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze regeling is een vergunning vereist voor het bouwen en het uitvoeren van werken of werkzaamheden. De vergunning kan pas worden verleend nadat een archeologisch onderzoek is uitgevoerd.

3.3 Regionaal Beleid

3.3.1 Hoogheemraadschap van Delfland

In de voorbereiding van het bestemmingsplan is beleid van het hoogheemraadschap van Delfland uitgewerkt in de bij deze toelichting gevoegde waterparagraaf.

De diverse planologische beperkingen die vanwege de bescherming van het waterstaatsbelang noodzakelijk zijn, zijn opgenomen in de regels via dubbelbestemmingen of aanvullende voorwaarden. Het hoogheemraadschap is verder ook in de voorbereiding van het bestemmingsplan betrokken. Het bestemmingsplan is niet in strijd met het beleid van het schap.

3.3.2 Metropoolregio Rotterdam Den Haag

De Metropoolregio Rotterdam Den Haag is een vrijwillig samenwerkingsverband in de vorm van een gemeenschappelijke regeling van 23 gemeenten. De Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) heeft taken op het gebied van bereikbaarheid en economisch vestigingsklimaat.

Binnen de MRDH wordt ook de regionale afstemming gezocht over diverse economische thema's. In dat kader relevant voor het bestemmingsplan is dat op 14 december 2018 de strategie Werklocaties 2019-2030 is vastgesteld. Deze strategie bevat de visie tot 2030 en regionale afspraken tot 2023 over werklocaties in de MRDH. Hiermee versterken de regiogemeenten het regionaal economisch vestigingsklimaat door kwalitatief én kwantitatief te sturen op de voorraad. Het doel is werkgelegenheidsgroei en arbeidskansen voor de economie van morgen én duurzaam ruimtegebruik. De integraliteit draagt bij aan regionale samenhang en duidelijkheid bij stakeholders zoals vastgoedpartijen.

De MRDH is een samenwerkingsverband waar concrete ruimtelijk-economische vraagstukken worden geagendeerd. Die rol is ook het uitgangspunt van de strategie. Regionale afstemming is ook een vereiste vanuit de provincie Zuid-Holland bij wijzigingen in gemeentelijke bestemmingsplannen. De strategie is geen blauwdruk van de regio. Het is een samenhangende visie op de ontwikkeling van werklocaties vanuit de bestaande situatie, en richting de gewenste ramingen tot 2030. Met deze strategie bepalen MRDH en regiogemeenten de juiste acties voor de huidige bestuursperiode. Relevant voor het voorliggende bestemmingsplan zijn twee deelonderwerpen uit de strategie: kantoren en bedrijventerreinen.

Kantoren

Het kantorenbeleid stuurt op het kwalitatief versterken van de bestaande voorraad en het onttrekken van incourant bestaand aanbod en overmatige plancapaciteit (geplande nieuwbouw). De geactualiseerde aanbodinventarisatie geeft nieuwe inzichten. Toplocaties en (inter)nationaal concurrerende vestigingsmilieus kunnen uitbreiden, en op minder goed met OV-bereikbare locaties wordt het aanbod geoptimaliseerd. Daarnaast wordt op veel snelweglocaties de overmaat in het vastgoed gereduceerd door transformatie naar nieuwe functies (zoals wonen). Met maatwerk stemmen de regiogemeenten het aanbod af op specifieke ruimtelijk-economische ontwikkelingen. Voor kantorenlocaties met een strategische opgave (versterken, optimaliseren of herbestemmen) stellen de regiogemeenten gebiedsvisies op om de goede voornemens concreet te maken. Waar nodig ondersteunt en faciliteert de MRDH de gemeentelijke aanpak. In aanvulling op de Ladder van de Duurzame Verstedelijking is een nieuw regionaal afwegingskader ontwikkeld om de toevoeging van plancapaciteit te kunnen toetsen. Daarbij wordt vooral gekeken naar de marktruimte, onderscheidende kwaliteiten en toegevoegde waarde voor de regionale kantorenmarkt. Voor verduurzaming richten de regiogemeenten zich zowel op bestaande bouw, samen met de eigenaren, vastgoedpartijen en gebruikers.

Voor dit bestemmingsplan is relevant dat de zuidzijde van het plangebied valt binnen de goed bereikbare OV-knooppuntlocaties zoals aangeduid in het provinciaal beleid, aangevuld met een goede bereikbaarheid voor autoverkeer. Daarbij is sprake van een programmatische en ruimtelijke samenhang van het plangebied nabij de A20 met het gebied direct ten zuiden van de A20 (Schieveste). In de strategie Werklocaties is vastgelegd dat een groot deel van het programma voor kantoren aan de zuidzijde van de A20 (harde plancapaciteit) wordt omgezet naar de functie wonen. Deze herbestemming is in een afzonderlijk bestemmingsplan voor Schieveste doorgevoerd. Daarnaast wordt een deel van het beoogde kantorenprogramma verplaatst naar de noordzijde van de A20 (30.000 m²). Die verschuiving vindt plaats met het voorliggende bestemmingsplan. Per saldo leidt dit tot een minimale afname aan kantoorprogramma van 32.500 m² rondom de A20. Dit uitgangspunt is ook in het Ontwikkelperspectief voor het gebied rondom de A20 opgenomen. Daarnaast is het nieuwe bestemmingsplan mede bedoeld om de verduurzaming van het gehele bedrijventerrein te faciliteren. Dit geldt uiteraard ook voor de bestaande bedrijfsgebonden en zelfstandige kantoren die zich reeds binnen het plangebied bevinden.

Bedrijventerreinen

Het beleid voor bedrijventerreinen uit de strategie Werklocaties stuurt op evenwicht tussen vraag en aanbod, en borgt duurzame vitaliteit. Het marktevenwicht is redelijk in balans, maar in sommige gebieden gaat de uitgifte bovengemiddeld snel. In de hele regio zorgt het forse woningtekort voor conflicterende ruimteclaims in het stedelijke gebied. Op veel bedrijventerreinen wordt gekeken naar transformatiemogelijkheden naar wonen. Die bedrijventerreinen zijn echter wel belangrijk in de ontwikkeling en behoud van de regionale werkgelegenheid. Veel bedrijventerreinen hebben een kwalitatieve achterstand opgelopen die revitalisering of herprofilering noodzakelijk maakt. De regiogemeenten maken gebiedsvisies en verbeteren de organisatiegraad van ondernemers met Bedrijfsinvesteringszones, ondernemersfondsen of parkmanagement. Dit vergroot ook draagvlak en mogelijkheden voor investeringen in de verduurzaming van bedrijventerreinen.

Voor dit bestemmingsplan is relevant dat het bestaande bedrijventerrein behouden blijft als bedrijventerrein. De functie van de Schiedamse 's-Gravelandsepolder en Spaanse Polder blijft, met de aangrenzende Rotterdamse delen van Spaanse Polder en het bedrijventerrein Noord-West, primair gericht op het bieden van ruimte aan bedrijfsactiviteiten. Dit is in lijn met de aanduiding in de strategie Werklocaties als industrieel werkmilieu, met ruimte voor bedrijfsvestigingen in de zwaardere milieucategorieën. Met name voor de Spaanse Polder ligt daarbij een opgave in de herprofilering van het terrein. In de uitwerking van het Ontwikkelperspectief is hier uitgebreid aandacht aan besteed, en wordt ingezet op het treffen van maatregelen om de herprofilering van het bedrijventerrein te versterken. Daarnaast is het efficiënt en duurzaam benutten van de beschikbare ruimte op het terrein een van de uitgangspunten van het gemeentelijk beleid. Dit betekent onder andere dat gebiedsvreemde functies indien mogelijk worden uitgefaseerd, zoals de mogelijkheid voor (bedrijfs)woningen op het bedrijventerrein. Bij de hernieuwde uitgifte van bedrijventerrein in erfpacht wordt verder aandacht besteed aan profilering van het terrein en de bijdrage die nieuwe ontwikkelingen leveren aan het versterken van het ondernemersklimaat in de regio.

Zoals toegelicht is op onderdelen sprake van beperkte aanpassingen in de toegestane milieucategorisering in bedrijvigheid. Dit wordt enerzijds ingegeven door actualisatie van het verouderde plan naar de bestaande situatie, ook is het beleidskader voor het bedrijventerrein verwerkt in het bestemmingsplan. Per saldo is sprake van een opwaardering van toegestane bedrijvigheid en hoogte van toegestane milieucategorie. Hierdoor is geen verdere compensatie nodig.

3.3.3 Verstedelijkingsalliantie Zuidelijke Randstad

De gemeenten Rotterdam, Leiden, Zoetermeer, Den Haag, Rijswijk, Delft, Schiedam en Dordrecht hebben zich sinds eind 2017, met het oog op de woningbouwopgave, verenigd in de 'Verstedelijkingsalliantie'. Deze alliantie is een samenwerkingsverband met de provincie Zuid-Holland en de Metropoolregio Rotterdam-Den Haag. Begin 2018 heeft deze alliantie een pamflet opgesteld, waarin wordt geschetst op welke wijze deze gemeenten de verstedelijkingsopgave (versneld) op zich willen nemen. Gekozen wordt voor een geconcentreerde verstedelijking langs de bestaande infrastructuur; de spoorlijn Dordrecht-Leiden. De woningbouwopgave en de versterking van de economische toplocaties worden in samenhang met investeringen in hoogwaardig openbaar vervoer op een integrale wijze uitgevoerd. Deze aanpak moet er toe leiden dat in deze gemeenten tot 2040 in totaal 170.000 extra woningen worden gerealiseerd, waarvan 150.000 in een (centrum)stedelijk milieu en waarvan 75.000 in de directe nabijheid van treinstations. Op 20 november 2019 zijn de afspraken hierover vastgelegd in het Integraal Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad, ondertekend door de betrokken gemeenten, de provincie Zuid-Holland en het Rijk. Naast woningen zijn ook aantrekkelijke werklocaties van groot belang voor een vitale en duurzame verstedelijking. Het voorliggende bestemmingsplan draagt hier aan bij, onder andere ook door de programmatische en functionele relatie met Schieveste en andere gebieden binnen SchieDistrict.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Het beleidskader voor het bestemmingsplan ligt vast in diverse beleidsstukken. Een aantal is reeds vastgesteld, aan andere is gedurende het traject van opstelling van het voorliggende bestemmingsplan nog gewerkt. Van groot belang voor het plangebied zijn het Ontwikkelperspectief met bijbehorend beleid, zoals het Toetsingskader duurzaamheid. Deze beleidsstukken zijn met de actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020 nog duidelijker met elkaar verbonden. Het gemeentelijk beleidskader vormt de onderbouwing van het bestemmingsplan. De wijze van bestemmen is in bepaalde specifieke gevallen afgestemd op de uitgangspunten uit het beleid, zodat het bestemmingsplan daadwerkelijk fungeert als de concrete vertaling van beleid naar toetsingskader voor vergunningen en toestemmingen.

3.4.1 Stadsvisie

Op 28 september 2009 heeft de gemeenteraad de 'Stadsvisie Schiedam 2030' vastgesteld. Deze Stadsvisie geldt als een structuurvisie als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. De Stadsvisie is tot stand gekomen in samenspraak met veel partijen uit de stad. In dit kader is van december 2008 tot en met april 2009 een interactief traject uitgevoerd met een grote betrokkenheid van burgers, partners, ondernemers en raadsleden. De uitkomsten van dit traject zijn opgenomen in de Stadsvisie. In de Stadsvisie wordt geconcludeerd dat het onmogelijk is om alle hoofdopgaven tegelijk uit te voeren. Daarom vormen de hoofdopgaven het kader waar, binnen de periode 2010-2030, ruimtelijke werkzaamheden uit voortvloeien. In de Stadsvisie worden acht ruimtelijke opgaven onderscheiden waar de gemeente zich op gaat focussen. Het voortzetten van de herstructurering en moderniseren van 's-Graveland (Zuid) en Spaanse Polder wordt als een van de ruimtelijke hoofdopgaven benoemd. De afgelopen jaren is hieraan gewerkt binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0013.png"

Afbeelding 13 - Stadsvisie 2030, economische functies

In augustus 2020 heeft het college besloten te starten met de herijking van de Stadsvisie Schiedam. Mede aanleiding hiervoor is de komst van de Omgevingswet, waarvan de inwerkingtreding wordt beoogd op 1 januari 2022. Insteek van de actualisatie van de huidige stadsvisie is dat deze volgens het kader uit de Omgevingswet wordt opgesteld. De actualisatie wordt dan ook beoogd als omgevingsvisie vast te stellen. De opzet en planning van de omgevingsvisie wordt momenteel bezien.

3.4.2 Economische visie 'Kansen voor Schiedam'

De economische visie Kansen voor Schiedam is door de gemeenteraad vastgesteld op 2 november 2021. De visie beschrijft de gemeentelijke koers ten aanzien van de economische ontwikkeling en het werken en ondernemen in de stad voor de komende vijf jaar, met een doorkijk van tien jaar. De visie vernieuwt die van de Kadernota Economie ‘Ruimte voor ondernemen’, zoals die in 2016 is vastgesteld, en fungeert tevens als bouwsteen voor toepassing in de instrumenten uit de toekomstige Omgevingswet.

De visie kent als uitgangspunt dat wordt gewerkt aan het ontwikkelen en versterken van het economisch vestigingsklimaat, door in te zetten op de speerpunten Maken en Beleven. Gekozen is voor een focus op die punten waarmee Schiedam zich we op het vlak van economische ontwikkeling regionaal, nationaal en wereldwijd op korte en langere termijn kan onderscheiden. De ambitie ten aanzien van een sterke en toekomstbestendige economische ontwikkeling kent voor ondernemers als doel een optimaal vestigingsklimaat te realiseren, om toekomstbestendig te kunnen ondernemen, investeren en groeien. Voor bewoners is het doel voldoende passende en toekomstgerichte werkgelegenheid voor stad en regio, met een optimaal voorzieningenniveau. Het doel voor bezoekers is het bieden van een optimale beleving van Schiedam, met optimale voorzieningen.

Als deelambities en kaders voor de uitvoering is een aantal focusonderwerpen benoemt:

  1. 1. dienstverlening en partnerschap;
  2. 2. innovatie en innovatief vestigingsklimaat;
  3. 3. samenwerken en netwerken;
  4. 4. circulaire economie;
  5. 5. onderwijs en arbeidsmarkt;
  6. 6. vrijetijdseconomie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0014.png"

Afbeelding 14 - Werklocaties in Schiedam

Voor bedrijventerreinen zijn de volgende uitgangspunten benoemd:

  1. 1. (Behouden en realiseren van) Voldoende en passende fysieke ruimte en milieuruimte voor bedrijvigheid, in het bijzonder voor (vestiging en uitbreiding van) de innovatieve maakindustrie en/of clusterversterkende bedrijven;
  2. 2. (Behoud en realiseren van) Een veerkrachtig en robuust vestigingsklimaat en bijbehorende economische structuur, met sterke en toekomstbestendige bedrijfsclusters;
  3. 3. (Behoud en/of realiseren van) Kwalitatief hoogwaardige en duurzame bedrijventerreinen.

Voor kantorenlocaties is relevant dat 's-Graveland & Spaanse Polder een deel van het kantorenprogramma binnen SchieDistrict realiseert. Voor de kantorenlocaties zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  1. 1. Ontwikkeling van nieuwe zelfstandige kantoren alleen op de daartoe aangewezen, goed en multimodaal ontsloten kantorenlocaties; optimale benutting van aanwezige OV-mogelijkheden;
  2. 2. Beschikbare plancapaciteit voor kantoren benutten voor het versterken van de economische structuur, de aanwezige maakclusters en/of de profilering van een gebied/terrein;
  3. 3. (Inzet op) Het verplaatsen van kantoren van minder goede en incourante plekken naar de aangewezen kantorenlocaties, wanneer zich daartoe mogelijkheden voordoen (waarbij tevens ruimte kan worden vrijgespeeld voor nieuwe ontwikkelingen).

Naast algemene economische aandachtspunten zijn in de visie concrete (economische) ontwikkelrichtingen voor vier gebiedsontwikkelingen uitgewerkt. Voor 's-Graveland & Spaanse Polder, als onderdeel van SchieDistrict, zijn onder andere de volgende relevant:

  1. 1. Herstructurering, waarmee het terrein beter wordt benut (ontwikkelen braakliggende kavels, sloop-nieuwbouw vastgoed, intensivering);
  2. 2. Ontwikkeling cq. uitgifte van nieuwe bedrijfskavels op 's-Graveland Noord (bruto circa 5ha), ter compensatie voor gedeeltelijke transformatie van Nieuw-Mathenesse Noord;
  3. 3. In de zone langs de A20 zijn mogelijkheden voor de ontwikkeling van bedrijfsgebonden en zelfstandige kantoren (max. 30.000 m2). Insteek is dat deze gerelateerd zijn aan de maakindustrie op het bedrijventerrein;
  4. 4. Verduurzamen gebied en bedrijfsbebouwing op de bedrijventerreinen;
  5. 5. Creëren van aantrekkelijke verbindingen richting het station met veel aandacht voor openbare ruimte en groen; opheffen van de barrièrewerking van de A20 tussen Schieveste en de rest van het SchieDistrict;
  6. 6. borgen van bereikbaarheid en mobiliteit.

Als doelgroepen voor bedrijfsvestiging in de Spaanse- en ’s-Gravelandse Polder worden onder andere de maakindustrice, mechatrnoica en fijnmechanicat genoemd. Ook stadslogistiek en groothandelsbedrijven komen aan bod, en in de etalagezone langs de A20 is plaats voor representatieve arbeidsintensieve bedrijven en kantoren.

Detailhandel

Met de vaststelling van de Economische visie is het detailhandelsbeleid daar in ondergebracht. Schiedam heeft geen grootschalige perifere detailhandelsconcentratie. Wel zijn enkele grote aanbieders aanwezig op bedrijventerreinen (bijv. bouwmarkten). De ruimte voor reguliere detailhandel op het bedrijventerrein is beperkt, het bedrijventerrein is in de Economische visie niet aangemerkt als detailhandelslocatie.

Vanwege het grote aanbod in de regio is er geen aanleiding om het aanbod aan perifere of volumineuze detailhandel substantieel uit te breiden. Diverse voorheen bestaande planologische mogelijkheden voor dergelijke detailhandel zijn met het voorliggende bestemmingsplan verwijderd omdat deze mogelijkheden niet meer werden benut en gelet op de doelstellingen voor de gebiedsontwikkeling ook niet langer gewenst zijn. De diverse bestaande vormen van volumineuze en andersoortige detailhandel zijn van een maatbestemming voorzien.

Als onderdeel van een bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan.

Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met het detailhandelsbeleid.

3.4.3 Ontwikkelperspectief en Ruimtelijk Economische Visie en Agenda (REVA)

Als verdere uitwerking van de eerdere Kadernota Economie (de voorganger van de Economische) is op 1o juli 2018 besloten over de vaststelling van een gebiedsopdracht voor de A20 zone ('s-Graveland, Spaanse Polder, Schieveste en een klein deel van Oost rondom het station Schiedam Centrum). Deze gebiedsopdracht ziet dus naast ontwikkelingen op het bedrijventerrein, ook op bijvoorbeeld de ontwikkeling van Schieveste en het stationsgebied.

Op 29 oktober 2019 heeft de gemeenteraad als uitwerking van de gebiedsopdracht de Ruimtelijk Economische Visie en Agenda (REVA) voor het gebied 's-Graveland en Spaanse Polder en het bijbehorende "Ontwikkelperspectief 's-Gravelandsepolder & Spaanse Polder: hèt bedrijventerrein van de toekomst" vastgesteld. De Spaanse Polder en 's Gravelandsepolder zijn een belangrijk werkgebied in Schiedam en een cruciale bouwsteen van de lokale en regionale economie. Het is met het naastgelegen Rotterdamse werkgebied één van de grootste bedrijventerreinen van West-Europa. De ligging is uitstekend: naast de snelweg A20, aan een IC-station Schiedam Centrum en direct op de kennisas Leiden - TU-Delft – Erasmus Universiteit. Zo speelt het gebied op verschillende schaalniveaus een belangrijke rol; niet alleen als poort naar de stad (Schiedam; Rotterdam), maar ook als schakel binnen de MRDH en het internationale havenindustrieel complex.

Het economische deel van de REVA is in gezamenlijke opdracht van Schiedam en Rotterdam opgesteld door Buck Consultants International (BCI) en Perron 14. Het geeft een integrale analyse van de sterkten, zwaktes, kansen en bedreigingen voor de verdere ontwikkeling van dit gebied. Aan deze analyse hebben ondernemers en vastgoedeigenaren uit het gebied hun bijdrage geleverd. Zo is een breed gedragen beeld ontstaan van de mogelijkheden voor dit gebied; een economische motor waar nu al ca. 25.000 mensen uit Schiedam en de regio werkzaam zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0015.png"

Afbeelding 15 - Toekomstbeeld 's-Gravelandsepolder en Spaanse Polder

Het economische deel van de REVA is voor Schiedam verder uitgewerkt in een ruimtelijke visie voor het gebied. Deze visie bevat diverse belangrijke uitgangspunten die doorwerken in het voorliggende bestemmingsplan. Belangrijk uitgangspunt is dat 's-Graveland en Spaanse Polder een gemengd bedrijventerrein blijft, waarin een diversiteit aan bedrijven plek vinden door optimaal, intensief ruimtegebruik. In lijn met de uitgangspunten van de Roadmap Next Economy (RNE) ontstaat een bedrijventerrein waar innovatie, maakindustrie en RNE-start-ups hun vaste landingsplek hebben. Vanwege de investeringsbereidheid in het gebied houden we ruimte voor zones met bedrijvigheid in hogere milieucategorieën. Aan de randen is dat afgestemd met het wonen dat in de omgeving van het gebied (zoals Schieveste) zijn plaats heeft. Het gebied is daarmee een robuuste motor voor de arbeidsmarkt van Schiedam en de regio, en een plaats waar bedrijfsleven en onderwijs samenkomen. Kortom, een bedrijventerrein als onderdeel van de A20 zone waar werken, wonen (op Schieveste) en een goed functionerend OV-knooppunt op duurzame wijze zijn gerealiseerd.

Deverse uitgangspunten uit deze visie zijn nadien verwerkt in de Economische visie, en zijn ook in het bestemmingsplan zichtbaar. Denk aan het inzetten van de etalagezone, het verbeteren van de bereikbaarheid van het gebied, inzet op verduurzaming en innovatie in bedrijvigheid (onder andere door campusontwikkeling) en het verbeteren van de kwaliteit van zowel bebouwing als openbare ruimte.

Voor een uitgebreidere toelichting op het Ontwikkelperspectief wordt verwezen naar de bijlagen bij deze toelichting.

3.4.4 Gebiedsopdracht SchieDistrict

In juli 2018 heeft het college besloten de gebiedsontwikkeling A20-zone Schiedam op te starten en is een gebiedsopdracht geformuleerd. In het voorjaar van 2020 is de naam van de gebiedsontwikkeling gewijzigd naar SchieDistrict. Sinds de start van de gebiedsontwikkeling is steeds duidelijker zichtbaar hoezeer schaalsprongen op het gebied van wonen (verdichten), economie (werken en een leven lang ontwikkelen) en mobiliteit (bereikbaarheid met alle (deel)modaliteiten) nodig zijn om verstedelijking, betere leefbaarheid en maatschappelijke inclusie op een duurzame manier te realiseren. Dit is mede aanleiding geweest om de gebiedsopdracht SchieDistrict in april 2020 te actualiseren. De gebiedsopdracht ziet op diverse deelgebieden.

Naast de bedrijventerreinen Spaanse Polder en 's-Gravelandsepolder zijn dit ook de gebieden Schieveste, het station Schiedam Centrum, de Kop van de Singel, het AMEC-gebouw, de Peperkliplocatie en de diverse corridors in en naar het gebied (zoals de verbinding tussen Spaanse Polder en Nieuw-Mathenesse en het Merwe-/Vierhavens gebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0016.png"

Afbeelding 16 - Overzicht van de gebiedsopdracht SchieDistrict

De actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict bouwt voort op het Ontwikkelperspectief uit oktober 2019 en versterkt de onderlinge samenhang tussen de diverse beleidsdocumenten.

Aan de hand van het Ontwikkelperspectief worden de ’s-Gravelandsepolder en Spaanse Polder ontwikkeld tot ‘hot spot in bedrijf’; een perfect bereikbaar gemengd bedrijventerrein voor innovatieve ondernemingen, hightech maakindustrie en start- & grown ups. Met name voor de hightech maak-bedrijven ontstaan er zo kansen op samenwerking in concepten als de (inmiddels als zodanig aangeduide) Mechatronica Innovatie Campus Schiedam (MICS).

Ook stedenbouwkundig moet er een grote verbeterslag plaats vinden. Op de zichtlocaties vereist dat meer aandacht voor de uitstraling van bedrijven. Met name in de zone langs de rijksweg A20 moet een gebied komen waar hoogwaardige bedrijven zich presenteren (etalagezone). De hoogwaardige bedrijven in dit gebied liggen dicht op het hoogwaardig openbaar vervoer-knooppunt van Schiedam Centrum. Deze panden moeten een minimale hoogte van vier bouwlagen hebben met een bovengemiddelde architectonische uitstraling.

Met deze ingrepen blijft het gebied op lange termijn een robuuste motor voor de arbeidsmarkt van Schiedam en de regio en groeit het uit tot een vliegwiel voor innovatie en duurzaamheid waar bedrijfsleven, onderwijs en een leven lang ontwikkelen elkaar weten te vinden en te versterken. Een verdere uitbouw van de samenwerking met partijen als MRDH en Innovation Quarter, die de Schiedamse ontwikkelingen met grote belangstelling volgen, versterkt dit perspectief van een economisch ecosysteem dat past in de transitie naar een ‘next economy’. Er is ruimte in het gebied om dit te faciliteren en er zijn diverse Schiedamse bedrijven die hierin het voortouw kunnen en willen nemen.

De gebiedsopdracht gaat onder in op zaken als erfpacht, veiligheid en ondermijning en andere voor de gebiedsontwikkeling relevante aspecten. Ook wordt op diverse ruimtelijke aspecten ingegaan. Voor de volledige gebiedsopdracht wordt verwezen naar de bijlage bij deze toelichting.

3.4.5 Strategie Werklocaties

In 2020 is gewerkt aan de opstelling van een Strategie Werklocaties Schiedam. De Strategie Werklocaties geeft de ruimtelijk-economische onderbouwing voor de strategische ontwikkeling van de werklocaties in Schiedam, als onderdeel van de economische visie die parallel wordt opgesteld. De bedrijventerreinen 's-Graveland en Spaanse Polder zijn als onderdeel van het SchieDistrict een belangrijke component in de Strategie Werklocaties. Het document geeft een analyse van de bestaande ruimtelijk-economische positie van Schiedam en een analyse van de structuur en de ontwikkelingen voor de werklocaties. Ook bevat het een behoefteraming voor kantoren en bedrijventerreinen naar type werkmilieu en een toekomstperspectief met ambitiekaart voor de ontwikkeling van de werklocaties de komende periode.

In een bij de Strategie werklocaties behorend separaat rapport is de onderbouwing voor het kantorenprogramma binnen SchieDistrict gegeven. In aanvulling hierop is inmidels ook een separate Ladderonderbouwing kantoren en bedrijfsruimte opgesteld. Hiermee is ook de uitwerking gegeven van de te doorlopen ladder voor duurzame verstedelijking.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0017.jpg"

Afbeelding 17 - Ambitiekaart uit de (concept) Strategie Werklocaties

3.4.6 Woonvisie

Op 29 september 2020 is de woonvisie 'Groei als kans voor de stad' vastgesteld. De woonvisie geeft een actuele kijk op het wonen in Schiedam en beschrijft de koers die de gemeente de komende 20 jaar wil volgen. De belangrijkste ambities van de woonvisie zijn: groei als kans voor de stad, wooncarrière voor alle Schiedammers, passende en herkenbare woonmilieus, passende woningen, groei van de kwaliteit van de woningvoorraad en de leefomgeving, een veilige en leefbare woonomgeving en verduurzaming van de bestaande bouw en nieuwbouw. Om deze ambities te realiseren gaat de woonvisie uit van:

  • het toevoegen van 6.000 woningen en het vervangen van 1.000 woningen tot 2030;
  • het realiseren van 2.000 passende woningen voor senioren;
  • het gelijk houden van de sociale woningvoorraad (niveau 2018);
  • versterken aanpak particuliere woningverbetering, inclusief verduurzamen bestaande woningen.

De Woonvisie geeft in relatie tot het plangebied op zichzelf weinig beleidsmatige uitspraken. De functie wonen is binnen de grenzen van het bedrijventerrein zelf (bestemmingen Bedrijventerrein, Gemengd, Kantoor) niet gewenst. Het bestemmingsplan maakt ook geen (bedrijfs)woningen mogelijk. De afgelopen jaren is het beperkt aantal van oudsher nog aanwezige bedrijfswoningen op het terrein gesaneerd, op een aantal plekken is dit proces in de afrondende fase. Bij hernieuwde uitgifte van bedrijfspercelen bestaat geen mogelijkheid om een bedrijfswoning op te richten. Het toestaan van (bedrijfs)woningen op het bedrijventerrein is vanwege diverse aspecten ongewenst. Allereerst kan geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd, gelet op de ligging op het gezoneerde industrieterrein. De eventuele maatregelen die aan de woningen getroffen zouden moeten worden zouden dusdanig ingrijpend zijn dat van een goed functionerende woning geen sprake zou zijn. Wonen op het bedrijventerrein voegt dan ook niets toe aan de beoogde kwaliteit en diversiteit aan woonmilieus in Schiedam en sluit daarmee dus niet aan bij de Woonvisie. Daarnaast beperken (bedrijfs)woningen de goede en efficiente werking van het bedrijventerrein. Zowel vanuit het oogpunt van de woonfunctie als de bedrijfsfunctie is wonen op het bedrijventerrein daarom niet wenselijk.

Aan de noordkant van het plangebied, langs de Polderweg, is beperkt ruimte voor woningbouw. De beoogde transitie van kleine (agrarische) bedrijfskavels naar woningbouw draagt bij aan het realiseren van de ambitie om beperkt ruim wonen in een groene setting te ontwikkelen. Op onderstaande afbeelding is dit aangeduid met nummer 1. Het nog te ontwikkelen woongebied aan de noordzijde van de Polderweg is binnen het plangebied van het bestemmingsplan opgenomen, evenals het reeds bestaande woonwagencentrum aan de Schiekade. Dit vanwege het feit dat ook in het geldende bestemmingsplan uit 2005 dit gebied onderdeel is van het plangebied. Ingrijpende wijzigingen in de mogelijkheden voor woningbouw ter plaatse zijn niet aande orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0018.jpg"

Afbeelding 18 - Woonvisie, locaties lopende projecten

De Woonvisie geeft naast lopende projecten ook een overzicht van diverse gebiedsontwikkelingen. Op onderstaande afbeelding zijn deze aangeduid. In en nabij het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan liggen de gebiedsontwikkelingen Station Kethel (1) en SchieDistrict/Schieveste (5).

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0019.jpg"

Afbeelding 19 Woonvisie, overzicht gebiedsontwikkelingen

De beoogde ontwikkeling van station Kethel is reeds voorzien in het voorgaande bestemmingsplan. Voor wat betreft de mogelijkheden van het station zelf zijn de planologische mogelijkheden daartoe in het bestemmingsplan behouden. De Woonvisie agendeert voor de periode 2025-2035 een verkenning naar woningbouw rondom het toekomstige station. Het gaat nadrukkelijk om een onderzoek. Het mogelijke onderzoeksgebied bevindt zich deels binnen het plangebied van het bestemmingsplan. In de huidige bestemmingslegging is geen ruimte voor de ontwikkeling van woningen. Onder andere vanwege de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein is woningbouw op dit moment niet mogelijk.

Een tweede ontwikkeling welke raakt aan het bestemmingsplan is de realisatie van Schieveste, net als de bedrijventerreinen onderdeel van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict. De bouw van woningen is echter niet voorzien binnen het plangebied van dit bestemmingsplan, en richt zich op de zuidzijde van de A20. Net als rondom station Kethel is bouw van woningen binnen de grenzen van het bedrijventerrein niet aan de orde.

Concluderend wordt gesteld dat het onderwerp wonen slechts beperkt relevant is voor het bestemmingsplan. Het plangebied kent alleen enkele bestaande woningen buiten het feitelijke bedrijventerrein en ziet verder niet op woningbouwontwikkelingen. Het bestemmingsplan is in lijn met de Woonvisie.

3.4.7 Mobiliteitsvisie

De mobiliteitsvisie 'Op weg naar de toekomst' is op 3 november 2020 vastgesteld. De mobiliteitsvisie heeft als ambitie om bij te dragen aan het realiseren van een leefbare en bereikbare stad, een gezonde en duurzame stad en een sociale en veilig stad.

Een aantrekkelijke stad is een stad waar ruimte is voor wonen, ontmoeten, werken en recreëren. Mobiliteit zorgt voor verbinding en kan ontwikkelingen aanjagen. Mobiliteit heeft ook een keerzijde; hoge parkeerdruk, toenemende overlast van binnenstadslogistiek en een groeiend aantal files in en rondom de stad, die de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad onder druk zetten. Tegelijkertijd heeft een goede bereikbaarheid van bedrijven voor werknemers, werkgevers en leveranciers een directe invloed op het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie van Schiedam in de regio. De mobiliteitsvisie geeft een andere, vernieuwende kijk op mobiliteit, met een juiste balans als uitgangspunt. Keuzes die verblijfkwaliteit toevoegen en er tegelijkertijd voor zorgen dat mensen en plekken verbonden blijven. Daarbij wordt meer ingezet op duurzame en ruimte-efficiënte vervoersmiddelen, zoals lopen, fietsen en een kwalitatief hoogwaardig OV en worden auto's en vrachtverkeer zoveel als mogelijk geweerd uit de drukke binnenstad. Tegelijkertijd wordt het eenvoudiger en aantrekkelijker om te kiezen voor alternatieven.

Transportmiddelen zijn verantwoordelijk voor bijna een derde van alle CO2 uitstoot door verkeer en voor meer dan 60 procent van de uitstoot van stikstofdioxide (NO2). De bijdrage hiervan aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee ook de gezondheid is aanzienlijk. De ambitie is om deze uitstoot terug te dringen, met een sterkere inzet op duurzame en groene alternatieven voor met name het auto- en vrachtverkeer. Bij de sociale component van mobiliteit wordt ingezet op 'inclusiviteit': iedereen moet van het mobiliteitsaanbod gebruik kunnen maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0020.jpg"

Afbeelding 20 - Gebiedsontwikkelingen in Schiedam

De Mobiliteitsvisie noemt twee voor het plangebied relevante gebiedsontwikkelingen: station Kethel en SchieDistrict/Schieveste.

Realisatie van het station Kethel was op basis van het voorgaande bestemmingsplan reeds mogelijk. De planologische mogelijkheden zijn behouden, evenals het doortrekken van de tramverbinding vanuit de wijk Spaland. Toekomstige ontwikkeling zal positief bijdragen aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein. Een tweede relevante ontwikkeling is SchieDistrict/Schieveste. De focus bij de ontwikkeling ligt hier met name op Schieveste. Afgeleid is er een doorwerking naar het plangebied voor wat bedrijft verplaatsing van functies (m.n. kantoor) en het beter benutten van de ligging van de etalagezone langs de A20 op loopafstand van het station Schiedam Centrum. In de revitalisatie van met name het zuidelijk deel van het plangebied is de ligging nabij het OV-knooppunt een belangrijk uitgangspunt in de planvorming.

De benoemde uitgangspunten komen ook terug op onderstaande afbeelding met daarop aangeduid de economische kerngebieden van Schiedam. De aandachtspunten die generiek voor SchieDistrict benoemd staan gelden (in wellicht af en toe wat mindere mate) ook voor de bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0021.jpg"

Afbeelding 21 Economische kerngebieden en de opgaven vanuit mobiliteit

3.4.8 Groenvisie

In december 2020 is de Groenvisie Schiedam vastgesteld. Deze Groenvisie vervangt de eerdere Visie Openbare Ruimte, vastgesteld in september 2009.

Bij de publieke discussie die in het kader van de Stadsvisie is gevoerd, is gebleken dat de openbare ruimte een belangrijk punt van aandacht is. Dit loopt uiteen van samenhang en uitstraling tot het functionele gebruik en de manier van beheren. De Visie Openbare Ruimte Schiedam (september 2009) ging over de betekenis en de uitstraling van de openbare ruimte, in samenhang met investeringsniveau en beheer. In de visie werd de samenhang tussen en de structuur binnen de openbare ruimte gedefinieerd. In de visie werd onder andere ingezet op verbetering van de uitstraling van de openbare ruimte door herstructurering van het bedrijventerrein. Ook de verbetering van de kwaliteit van de Schie als landschappelijke en groene drager voor het gebied werd benoemd.

Begin 2015 is de GroenBlauwe Structuurvisie vastgesteld. Daarin wordt een visie gegeven op het toewerken van het toekomstige groenblauwe netwerk naar sfeer, gebruik, status en toekomstwaarde en de relaties tussen de verschillende onderdelen van het groenblauwe netwerk. Deze groenblauwe structuurvisie heeft de status van een structuurvisie conform de Wet ruimtelijke ordening. De visie beschrijft in hoofdlijnen een groenblauwe structuur die opgebouwd is uit drie grootheden. Twee sterke eigen identiteiten met hun eigen invloeden en sferen, namelijk de wereld rond de rivier en het landschap van Midden-Delfland. De verbindende factor tussen deze twee werelden is het landschap in de Poldervaartpolder welke gekenmerkt wordt door een sterk centraal element, de naamdrager van de polder: de Poldervaart. Hiermee ligt een basis voor een grootschalige, robuuste groenblauwe structuur voor de stad. Over deze structuur ligt een fijnmaziger netwerk van groen- en blauwstructuren welke deze grootheden verbindt met aanpalende wijken en de binnenstad.

De Groenvisie Schiedam zet het beleid zoals dat is vastgelegd in de Visie Openbare Ruimte en de Groenblauwe structuurvisie voort. Daarbij heeft een actualisatie plaatsgevonden vanwege recente ontwikkelingen en inzichten. Onderstaande afbeelding is de ambitiekaart afkomstig uit de Groenvisie. Hierop zijn een aantal voor het plangebied relevante zaken te onderscheiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0022.jpg"

Afbeelding 22 - Groenvisie ambitiekaart

Met de bestemming van de beide Schie-oevers tot Groen-1 wordt concreet invulling gegeven aan de ambitie om de Schie te ontwikkelen als groen-blauw verbindend element tussen de binnenstad van Schiedam en het open gebied van Midden Delfland. Door de beoogde doorontwikkeling op de bedrijventerreinen ligt er daarnaast een ambitie om de kwaliteit van het groen in het gebied te versterken en daarmee de aantrekkelijkheid van het bedrijventerrein als vestigingsplaats voor bedrijven te vergroten. Een robuustere groenstructuur op het bedrijventerrein draagt ook bij aan een aantrekkelijk werkklimaat. De Schie-oevers zijn hier een belangrijke component in.

Voor wat betreft het gebied noordelijk van de Polderweg en de Schiekade is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die omzetting naar Groen of Water mogelijk maakt. Toepassing van deze bevoegdheden is pas mogelijk nadat voor de gebieden inrichtingsplannen zijn gemaakt.

In de gebiedsopdracht SchieDistrict is opgenomen dat specifiek voor het bedrijventerrein wordt gewerkt aan de uitwerking van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de beoogde verduurzaming van de buitenruimte in een afzonderlijke visie Buitenruimte. Deze visie is momenteel nog in ontwikkeling.

3.4.9 Milieu- en Klimaatbeleid

Op basis van het gemeentelijk Milieubeleidsplan wordt gestreefd naar het beperken van de milieuhinder en het verkleinen van de 'milieuruimte' in de stad. De ambitie is daarbij om de in gang gezette milieuverbeteringen minimaal vast te houden en te versterken, een goede balans te vinden en vast te houden tussen verstedelijking en de kwaliteit van de leefomgeving en leefbaarheid en duurzaamheid. Bij de uitwerking van het milieubeleid worden leefbaarheid (gericht op de directe leefomgeving, lokaal), duurzaamheid (gericht op de wereld, mondiaal) en cradle-to-cradle (alle gebruikte materialen kunnen na hun leven in het ene product nuttig worden ingezet in een ander product) als leidende principes gehanteerd.

Het Klimaatadaptatieplan is op 12 maart 2019 vastgesteld door gemeenteraad van Schiedam. Het plan beschrijft in hoofdlijnen hoe Schiedam de komende jaren wil werken aan klimaatadaptatie: aan het aanpassen van de stad aan de gevolgen van de klimaatverandering. Het concept gaat in op vier thema's: wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Het document geeft inzicht in ambitie, strategie en financiering.

Op 3 november 2020 heeft de gemeenteraad het klimaatbeleid 'Een wereld te winnen' vastgesteld. Het klimaatbeleid bouwt voort op de weg die is ingeslagen met het Programma Duurzaamheid, het Klimaatbeleidsplan 2016-2020 en het Klimaatadaptatieplan. De ambitie is om de uitstoot van broeikasgassen verder te verminderen en te anticiperen op de gevolgen van klimaatverandering. Daarbij gelden als belangrijkste doelstellingen:

• 49% minder uitstaat van broeikasgassen in 2030 ten opzichte van 1990;

• in 2050 is Schiedam CO2-neutraal;

• iedereen kan meedoen in de energietransitie;

• Schiedam is voorbereid op extreme weersomstandigheden;

• het vergroten van de biodiversiteit ven het versterken van de ecologische waarde in en buiten Schiedam.

Om deze doelstellingen te bereiken wordt verder ingezet op de toepassing van zonne-energie, met als ambitie om in 2030 op 40% van de daken zonnepanelen te hebben. Ook is er ruimte voor andere vormen van hernieuwbare energie-voorziening, zoals windenergie, warmtepompen en warmte-koude opslag. De ambities zijn er op gericht om in 2050 voor wat betreft de woningen volledig aardgasvrij te zijn. Voor nieuwbouw en bij herstructurering geldt daarbij dat voldaan moet worden aan de wettelijke BENG-normen ten aanzien van energiezuinigheid en dat zoveel als mogelijk gebruikt wordt van duurzame en/of herbruikbare materialen.

Een tweede belangrijke pijler van het klimaatbeleid is de klimaatadaptatie. Met het beleid wordt ingezet op een aanpassing van de stad aan de gevolgen van klimaatverandering. Ingezet wordt op het hebben van voldoende mogelijkheden voor waterberging in geval van wateroverlast door overvloedige regen, alsmede het beperken van her risico op instabiliteit van kaden en verzakkingen ten gevolge van droogte. Daarnaast wordt ook gekeken naar 'vergroenende' maatregelen om de gevolgen van hittestress bij extreem hoge temperaturen tegen te gaan. Dit laatste draagt, samen met natuurinclusieve maatregelen in de bebouwing, eveneens bij aan het versterken van de biodiversiteit in de stad.

Het Klimaatbeleidsplan legt ook een nadrukkelijke relatie met het realiseren van de Sustainable Development Goals (SDG's) van de Verenigde Naties. Als Global Goals gemeente heeft Schiedam zich tot doel gesteld om in de beleidsuitwerking in te zetten op duurzaamheid in brede zin: de integratie van sociale, economische en ecologische ontwikkeling. Het Klimaatbeleidsplan vormt in belangrijke stap hierin.

Het bestemmingsplan levert op diverse manieren een bijdrage aan het realiseren van de doelen uit de beleidsplannen. Concrete uitwerking van het beleid vindt met name plaats door de afspraken die met bedrijven worden gemaakt ten aanzien van energiebesparing, binnen de mogelijkheden van vergunningverlening, erfpacht, en de Wet milieubeheer. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan gebeurt dit bijvoorbeeld met behulp van het Toetsingskader Duurzaamheid. Het toetsingskader stelt een aantal randvoorwaarden waaraan (potentiële) erfpachters moeten voldoen op het gebied van duurzaamheid. Ten grondslag aan het toetsingskader liggen vijf pijlers: (1) energie, (2) milieu, (3) gezondheid, (4) gebruikskwaliteit en (5) toekomstwaarde. Ook wordt nog gewerkt aan een structuurvisie voor de buitenruimte en een bijbehorende toetsingsmethode om ook de buitenruimte zo klimaatbestendig mogelijk in te richten. Het bestemmingsplan is kaderstellend, in de zin dat de regels zodanig zijn geformuleerd dat hierbinnen de uitwerking van de diverse beleidsdoelstelling kan worden gerealiseerd.

Een belangrijke doelstelling is Schiedam Co2-neutraal in 2050. Een groot aandeel in het behalen van de daarvoor benodigde CO2 winst valt in de categorie mobiliteit; op bedrijventerreinen het woon-werkverkeer van werknemers van de bedrijven. Het nieuwe bestemmingsplan ziet onder andere op een intensivering van het bedrijventerrein dicht bij het station Schiedam-C entrum: de etalagezone langs de A20. Door in deze zone ruimte te bieden aan een intensiever gebruik van de grond, gericht op arbeidsintensieve bedrijvigheid, wordt gestimuleerd dat een groter deel van het woon-werkverkeer met openbaar vervoer en andere duurzame mobiliteitsvormen reist.

Uit het Klimaatbeleidsplan volgt verder dat het uitgangspunt van de 'trias materialica' wordt onderschreven. Deze bestaat uit de volgende drie componenten:

1. Bespaar zo veel mogelijk materiaal.

2. Gebruik zo veel mogelijk duurzame materalen.

3. Zorg dat materialen zo efficient mogelijk (her)gebruikt kunnen worden.

Voor het bedrijventerrein wordt hier uitvoering aangegeven door bijvoorbeeld bij nieuwbouwplannen voor bedrijfsgebouwen een materialenpaspoort te vragen. Ook wordt via het Toetsingskader duurzaamheid gekeken naar de GPR-score van bedrijfsgebouwen en kantoren. Doel hiervan is een actieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van een circulaire economie, het verminderen van de CO2 uitstoot en het beperken van de energievraag.

Ook het versterken van groen-blauwe structuren op bedrijventerreinen draagt bij aan het realiseren van de doelstellingen uit het Klimaatbeleidsplan. Wanneer bedrijventerreinen vergroenen geeft datletterlijk meer ademruimte voor de Schiedammer en de gevestigde bedrijven. Ook verkennen we waar we op bedrijventerreinen de verbinding met water beter kunnen maken. Het bestemmingsplan geeft hier onder andere uitvoering aan door de oeverzone langs de Schie zodanig te bestemmen dat de mogelijkheid ontstaat voor een groen-blauwe verbindingsroute van het stadscentrum naar Midden-Delfland. De zichtbaarheid van de Schie wordt groter en de buitenruimte kan duurzamer en klimaatbestendiger worden ingericht.

In het Ontwikkelperspectief voor het bedrijventerrein wordt aan het thema klimaat en duurzaamheid uitgebreid aandacht besteed. Gekoppeld aan het Ontwikkelperspectief is ook gewerkt aan een Toetsingskader duurzaamheid. Hierin zijn de voor het gebied geformuleerde duurzaamheidsambities op het gebied van digitalisering, energietransitie, circulariteit, innovatie/samenwerking en inclusiviteit, concreet handen en voeten gegeven. Dit maakt voor eenieder inzichtelijk welke concrete maatregelen nodig zijn om op het de verschillende schaalniveaus (gebied; gebouw; gebruik) duurzaamheid te bevorderen. In het toetsingskader wordt ook ingegaan op wie vanuit welke rol aan zet is om maatregelen te treffen. Gelet op het ambitieniveau is in de regels ook een mogelijkheid opgenomen om in voorkomende gevallen nadere eisen te stellen aan bouwplannen met betrekking tot het aspect duurzaamheid. Het gaat dan nadrukkelijk om aspecten die niet al via reguliere wettelijke kaders zoals het Bouwbesluit zijn geregeld.

3.4.10 Horecabeleid

Het Horecabeleid Schiedam 2021 geeft inzicht in hoe de gemeente Schiedam vormgeeft aan de balans tussen horeca in de stad, de openbare orde & veiligheid en het woon- en leefklimaat van de inwoners. De visie van het beleid ziet op het creëren van een sfeervolle stad met een aantrekkelijk klimaat voor horeca-exploitanten, toeristen en bewoners. Hierbij ziet het centrumgebied op een dynamische en levendige omgeving en hebben de overige gebieden de nadruk op wonen en bedrijven. Dit betekent dat in het centrumgebied meer activiteiten en bedrijvigheid wordt toegestaan en bezoekers en bewoners zich daarvan bewust moeten zijn dan wel dienen te dulden. Voor het woonwijkgebied is meer aandacht voor het waarborgen van het woon- en leefklimaat en dient overlast van horecabedrijven tot een minimum beperkt te blijven.

Gebiedsgericht beleid

Het gebiedsgericht beleid verdeelt de stad in drie gebieden (centrum, woonwijken, bedrijventerreinen). Het plangebied valt binnen de categorie bedrijventerreinen. Op grond van het beleid moet horeca op bedrijventerreinen zich met name richten op de aldaar gevestigde bedrijven, met bijbehorende klanten- en bezoekersstromen. Horeca kan daarbij ook een functie vervullen in het bieden van ontmoetingsruimten aan bedrijven, en zo bijdragen aan kennisdeling en kennisopbouw. Langs de afrit van de A20 is ruimte voor grote horecaconcepten, mits de opzet is afgestemd op de ligging nabij de snelweg en er bijvoorbeeld voldoende parkeergelegenheid is.

Op dit moment is van daadwerkelijke horecazaken op het bedrijventerrein geen sprake, met uitzondering van het filiaal van de Burger King waarvoor ruimere sluitingstijden gelden vanwege zijn ligging naast de afrit van de snelweg A20. Voor eventuele zakenlunches en dergelijke zijn restaurants en cafés op de 's-Gravelandseweg en in het centrum nabijgelegen. Met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid wordt beperkt ruimte geboden voor uitbreiding van daghoreca op het bedrijventerrein, ter versterking van het vestigingsklimaat.

Een bijzondere vorm van horeca betreft de zaalverhuur en/of feestzalen. Binnen het plangebied is een bestaande inrichting aanwezig. De mogelijkheid voor zalenverhuur is alleen toegestaan wanneer er een specifieke aanduiding op de verbeelding is opgenomen. Het medegebruik voor deze functie is in de regels afgestemd op de bestaande vergunningen.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Randvoorwaarden

Het al dan niet voldoen aan verschillende planologische en milieutechnische randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuw bestemmingsplan ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan getoetst op planologische en milieutechnische randvoorwaarden.

Voor het bestemmingsplan is een m.e.r.-beoordeling gemaakt, waarin op een groot aantal milieutechnische aspecten wordt ingegaan, met op diverse punten ook (verwijzingen naar) specifieke onderzoeken. De m.e.r.-beoordeling is als bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd. In dit hoofdstuk wordt, onder verwijzing naar deze bijlage, daarom alleen op hoofdlijnen ingegaan op de diverse thema's. Een uitgebreidere omschrijving kan worden gevonden via de bijlage, en de onderzoeken die daaraan ten grondslag liggen. Enkele milieuonderzoeken die eerder als afzonderlijke bijlage bij de toelichting waren gevoegd, zijn nu als bijlage bij de m.e.r.-beoordelingsnotitie gevoegd. Ze maken daarmee nog steeds deel uit van de toelichting op, en onderbouwing van, de bestemmingslegging.

4.1 Milieueffectrapportage

Op grond van de Wet milieubeheer worden activiteiten aangewezen welke belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu, of waarvoor beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige invloed hebben. In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planMER-plichtig, projectMER-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de genoemde activiteiten welke niet aan de drempelwaarden voldoen, te beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben (gelet op kenmerken, locatie en potentiële effecten).

Met dit bestemmingsplan wordt de vestiging van bedrijven die in het kader van de omgevingsvergunning (milieu) m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn uitgesloten. Het bestemmingsplan vormt hiermee niet het kader voor m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten, waardoor voor dit bestemmingsplan vanuit dit oogpunt dan ook geen sprake is van een planMER-plicht.

Voor de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject (onderdeel D 11.2 Besluit m.e.r.) geldt dat beoordeeld moet worden of deze activiteiten nadelige effecten voor het milieu kunnen hebben. Deze beoordelingsvereiste geldt in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m². Op grond van het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 geldt dat niet alleen de vraag of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt niet alleen afhankelijk is van de omvang van het project, maar dat ook beoordeeld moet worden of het project gelet op de andere selectiecriteria van bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn door de aard en ligging aanzienlijke milieugevolgen tot gevolg zou kunnen hebben.

Op grond van artikel 2, lid 5 Besluit m.e.r. dient, voor activiteiten of plannen die wel zijn genoemd in onderdeel D, maar onder de drempelwaarden blijven, evenwel een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' te worden gemaakt om te bezien of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden uitgesloten. Als blijkt dat aanzienlijke nadelige milieugevolgen niet zijn uit te sluiten, is alsnog een volledige m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-procedure nodig.

Om die reden is de m.e.r.-beoordelingsnotitie 's-Graveland & Spaanse Polder opgesteld, die ook als bijlage bij deze toelichting is gevoegd. In de beoordeling van de milieugevolgen is aangesloten bij Bijlage III van de Europese Richtlijn milieueffectbeoordeling. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de kenmerken van het plan (criterium 1) en de locatie en omgeving van het plan (criterium 2) beschouwd. Daaruit volgt dat de voorgenomen activiteit beperkt is tot het plangebied en er geen invloeden zijn op de omgeving. In hoofdstuk 4 zijn de potentiële effecten beschreven (criterium 3). Hieruit volgt de conclusie dat geen sprake is aanzienlijke nadelige milieugevolgen en het opstellen van een MER niet noodzakelijk wordt geacht.

Bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft de raad, op basis van de m.e.r.-beoordelingsnotitie, dan ook besloten dat geen opstelling van een m.e.r.-(beoordelings)procedure conform het Besluit m.e.r. vereist is. De m.e.r.-beoordelingsnotitie geeft een goed overzicht van alle relevante aspecten voor zover het gaat om de standpuntbepaling op de vraag of een formele m.e.r.-(beoordelings)procedure nodig is. Mede gelet op het feit dat het bestemmingsplan ziet op een bestaand en als zodanig functionerend bedrijventerrein, is de conclusie gerechtvaardigd dat met de nadere onderbouwing en toelichting zoals die in de m.e.r.-beoordelingsnotitie is uitgewerkt, geen start van een m.e.r.-(beoordelings)procedure nodig is.

In de navolgende paragrafen is volledigheidshalve op diverse aspecten ingegaan. Dit betreft deels een herhaling van hetgeen in de m.e.r.-beoordelingsnotitie is uitgewerkt.

4.2 Water

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijk verplichte watertoets is voor dit bestemmingsplan een waterparagraaf opgesteld. De volledige waterparagraaf is als bijlage 2 bij de m.e.r.-beoordelingsnotitie gevoegd.

In de waterparagraaf wordt stilgestaan bij de belangrijkste aspecten met betrekking tot de waterhuishouding. Aandacht wordt besteed aan de watergerelateerde functies in het bestemmingsplan, zoals bescherming van oppervlaktewater en waterkeringen. Daarnaast wordt stilgestaan bij de randvoorwaarden die gelden voor toekomstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onder andere aandacht geschonken aan de waterkwantiteit, waterkwaliteit en ecologie.

Voldaan wordt aan de vereisten met betrekking tot de waterhuishouding. De kern- en beschermingszone behorende bij de regionale waterkeringen langs de Schie, inclusief de Bochtafsnijding, en Polderwetering is, overeenkomstig de Keur en Legger van het Hoogheemraadschap van Delfland, bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterstaatkundige functie'. Handelingen binnen deze zone zijn uitsluitend toegelaten nadat de waterstaatsbeheerder om advies is gevraagd. Daarnaast wordt door de opname van de bestemming 'Groen-1' langs de Schie voorkomen dat gebouwd wordt binnen de kernzone van de Schie. Bij enkele flexibiliteitsbepalingen in het plan is een adviesplicht opgenomen, waarbij het waterstaatkundig belang in het voortraject van een vergunning kan worden meegewogen.

Langs de Bochtafsnijding in de Schie is, conform het provinciaal beleid, een aanduiding opgenomen waarmee de vrijwaringszone van deze provinciale vaarweg is geborgd.

4.3 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient een bodemanalyse te worden verricht met het oog op de beoordeling van de realiseerbaarheid van bepaalde bestemmingen. In het kader van dit bestemmingsplan is door de gemeente Schiedam de milieuhygiënische bodemsituatie onderzocht.

4.3.1 Bodemkwaliteit

De Spaanse Polder is in de periode 1940-1960 in gebruik genomen als bedrijventerrein. In deze polder is geen (haven)slib opgespoten. Deze polder is enkel opgehoogd met zand. Deze zandlaag heeft over het algemeen genomen een dikte van 2 meter. Ook in deze ophooglaag wordt regelmatig bodemvreemd materiaal als puin, koolassen en slakken aangetroffen.

In de periode 1954-1963 is deelgebied 's-Gravelandsepolder bouwrijp gemaakt. Grote delen van het gebied zijn in die periode opgespoten met slib uit de Willemshaven, Wilhelminahaven, Oost-Abtspolder en Woudhoek. De sliblaag heeft een dikte van 3 tot 4 meter waarin regelmatig teer en stookolie aangetroffen wordt. Uit de ontgravingskaart van de Nota bodembeheer blijkt dat het opgespoten slib overwegend sterk verontreinigd is met zware metalen en/of minerale olie in de zin van de Wet bodembescherming. Daarmee is graafwerk in deze bodemlaag niet zonder meer toegestaan en is de grond bij vrijkomen, milieuhygiënisch gezien, niet geschikt voor hergebruik elders. Over de sliblaag ligt een zandlaag met een dikte van 1 meter. In de zandlaag wordt regelmatig bodemvreemd materiaal aangetroffen zoals puin, koolassen en slakken.


Het deelgebied Spaanse Polder is alleen opgehoogd met een zandlaag met een dikte van 2 meter. In deze laag wordt net als in het deelgebied 's-Gravelandsepolder regelmatig bodemvreemd materiaal aangetroffen zoals puin, koolassen en slakken.

4.3.2 Puntbronnen

Verspreid over het plangebied zijn puntbronnen aanwezig, waarvan de meeste in het deelgebied Spaanse Polder liggen. Voor de meeste puntbronnen heeft bodemonderzoek plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat er vaak sprake is van ernstige bodemverontreiniging waarop een saneringsplicht rust. Dat betekent dat er op termijn gesaneerd moet worden. Er is geen sprake van een situatie waarbij zich zodanige risico's voordoen (humaan, verspreiding, of ecologische risico's) dat met enige spoed sanerende maatregelen moeten worden getroffen.

Op diverse plaatsen in het plangebied is de afgelopen jaren verouderde bebouwing gesloopt, en hebben ook diverse (beperkte) bodemsaneringen plaatsgevonden.

4.3.3 PFAS

PFAS is een verzamelnaam voor een groep, door de mens gemaakte, chemische stoffen die niet van nature in het milieu voorkomen en die een negatief effect kunnen hebben op milieu en gezondheid. Het is toegestaan om 0,8 microgram PFAS per kilo droge grond toe te passen zonder dat er sprake is van gezondheidsrisico's voor mens en dier. Er is onderzoek gedaan naar factoren in het plangebied die kunnen leiden tot een verhoogde concentratie PFAS in de grond. Specifiek betreft dit inrichtingen waar in grote hoeveelheden PFAS worden gebruikt of geproduceerd. Dergelijke inrichtingen bevinden zich niet in of in de nabijheid van Schiedam, en dus evenmin binnen het plangebied. Het ontbreken van dergelijk inrichtingen maakt dat het niet aannemelijk is dat in Schiedam de norm van 0,8 microgram PFAS wordt overschreden. Dit beeld wordt onderschreven door de meetresultaten uit de in de afgelopen jaren uitgevoerde bodemonderzoeken. Een eventuele sanering kan plaatsvinden op een 'natuurlijk' moment, zoals wanneer een herinrichting op nieuwbouw aan de orde is.

Mede gelet op de recente ontwikkelingen op het gebied van PFAS is in 2020 de Bodemkwaliteitkaart voor Schiedam geactualiseerd.

4.3.4 Bodemonderzoek en sanering

Het is verplicht om bodemonderzoek volgens de NEN5740 uit te voeren bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, afwijking van een bestemmingsplan, herinrichting waarbij sprake is van een functiewijziging, bij uitgifte of beëindiging van erfpacht, bij aan- en verkoop van gronden of bij (voornemens) tot grondverzet. Bij dit bodemonderzoek wordt onderzocht of de grond is verontreinigd met asbest. Indien dit het geval is moet er nader onderzoek plaatsvinden (NEN 5707). Waar de interventiewaarden worden overschreden kunnen sanerende maatregelen verplicht zijn, dit zijn de volgende:

  • Het saneren van mobiele verontreinigingen (met bijvoorbeeld olie en oplosmiddelen) gericht is op het zoveel mogelijk wegnemen van bron en verontreiniging tot een kleine stabiele restverontreiniging.
  • Het saneren van immobiele verontreinigingen (bijvoorbeeld zware metalen en PAK) gericht is op het voorkomen van contactmogelijkheden, hetgeen kan worden gerealiseerd door het aanbrengen van een leeflaag van geschikte kwaliteit of een gesloten verharding (zoals een betonvloer). Wanneer het alleen om verontreinigingen van immobiele aard gaat, is het aan te bevelen om binnen de saneringslocatie zoveel mogelijk te herschikken op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Hierbij geldt het 'standstill'-principe dat de algehele bodemkwaliteit niet verslechtert.


De gemeente Schiedam heeft in haar 'Nota bodembeheer Schiedam 2010' voorschriften opgenomen hoe omgegaan moet worden met de uitvoering van bodemsanering en toepassing van gronden of bagger.

Bij afvoer van grond moet rekening gehouden worden met relatief hoge kosten voor verwerking (stort en/of reinigen). Wanneer het alleen verontreinigingen van immobiele aard betreft, is het aan te bevelen om binnen de saneringslocatie zoveel mogelijk te herschikken op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan. Hierbij geldt het 'standstill'-principe dat de algehele bodemkwaliteit niet verslechtert.

4.3.5 Conclusie

Het bestemmingsplan is voornamelijk consoliderend van aard en maakt geen voor de beoordeling van bodemkwaliteit relevante functiewijzigingen mogelijk. In het kader van het bestemmingsplan is om deze reden geen verder bodemonderzoek noodzakelijk. In het gebied zal waarschijnlijk geen of beperkte sanering plaatsvinden. Het vaststellen van het bestemmingsplan heeft geen negatief effect op bodemkwaliteit. Bij toekomstige initiatieven dient in het kader van de noodzakelijke omgevingsvergunning een actueel bodemonderzoek te worden overlegd. De bodemkwaliteit binnen het plangebied staat de vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg.

4.4 Natuur

De Wet natuurbescherming vormt het voornaamste beleidsmatige toetsingskader op het gebied van de ecologische soortenbescherming en ecologische gebiedsbescherming. In de toelichting van een bestemmingsplan moeten de gevolgen van het bestemmingsplan voor ecologische waarden in beeld worden gebracht, zodat aannemelijk kan worden gemaakt of de ontwikkeling voldoet aan de op grond van de Wet natuurbescherming gestelde regels. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in soortenbescherming en gebiedsbescherming.

4.4.1 Soortenbescherming

Soortenbescherming is onder de Wet natuurbescherming geregeld op basis van een drietal verschillende beschermingsregimes, namelijk voor vogelrichtlijnsoorten, habitatrichtlijnsoorten en overige soorten. Voor al deze soorten geldt dat het verboden is ze opzettelijk te doden, te vangen of te verstoren, om eventuele eieren opzettelijk te vernielen, om de vaste voortplantings- of rustplaatsen te beschadigen en om beschermde plantensoorten opzettelijk te ontwortelen of te vernielen. Hiervan kan onder andere sprake zijn bij het kappen van bomen, het slopen van gebouwen of het storten en afgraven van gronden.

Voor het bestemmingsplan is een bureaustudie en het veldbezoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het mogelijk is dat met toekomstige ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt, vaste rust- en verblijfplaatsen worden aangetast van onder de Wet natuurbescherming beschermde soorten. Indien er sprake is van concrete ontwikkelingen in gebieden die in de quickscan zijn benoemd, moet mogelijk nader onderzoek worden uitgevoerd. Het gaat om een aantal locaties aan de west- en noordzijde van het plangebied, in het deelgebied 's-Gravelandesepolder. Insteek en aard van een nader onderzoek is sterk casuistisch, en ook afhankelijk van de precieze insteek van het voorgenomen concrete bouwvoornemen. Daarbij is relevant dat een nadere onderzoeksplicht alleen van toepassing kan zijn in enkele gebieden aan de randen van het plangebied waar geen concrete ontwikkelingen voorzienbaar zijn, ofwel waar het bestemmingsplan geen titel voor bebouwing bevat. De gronden zijn gemeentelijk eigendom, en voor zover sprake is van uitgifte in erfpacht is voor sloop-, nieuwbouw- en andere omgevingsvergunning-plichtige activiteiten vooraf toestemming van de gemeente nodig is. Op basis van het concrete voornemen kan dan ook de eventuele noodzaak van nader onderzoek aan een eventuele toestemmingsverlening worden verbonden. Generiek wordt voor Schiedam gewerkt aan de voorbereiding van een soortenmanagementplan (SMP). De komende periode wordt in dat kader uitgebreider onderzoek naar het voorkomen van verschillende soorten in de stad gedaan, en wordt ook reeds verkend of en op welke manier het leefklimaat van soorten kan worden behouden en versterkt.

Tot slot is de wettelijke zorgplicht altijd van toepassing. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor beschermde gebieden, in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Opgemerkt wordt dat het onderzoek een momentopname betreft. Met het verstrijken van de tijd kan het spontaan voorkomen of verdwijnen van beschermde planten en dieren nooit met volledige zekerheid worden voorzien of uitgesloten. Op grond van deze rapportage en het bijbehorend onderzoek wordt geconcludeerd dat, met inachtname van de regels en de algemene zorgplicht, de instandhouding van deze soorten bij uitvoering van het bestemmingsplan niet in het geding is. Het onderzoek is als bijlage 4 bij de m.e.r.-beoordelingsnotitie gevoegd.

4.4.2 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied of binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN) waardoor bij voorbaat kan worden uitgesloten dat er sprake is van een direct negatief effect op beschermde natuurgebieden door "vernietiging" of "directe aantasting".


Op zo'n 8 kilometer afstand van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied Oude Maas. Door de afstand tot dit beschermde Natura 2000-gebieden worden geen belangrijke negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.


Gezien de omvang van het plangebied, in relatie tot mogelijke werkzaamheden, het aspect verkeer en het mogelijke intensievere gebruik van het gebied, is onderzocht of sprake is van een toename van de stikstofuitstoot. Uit dit onderzoek blijkt dat geen sprake is van een toename van uitstoot. Hiermee is uitgesloten dat de vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot een belangrijke negatieve effecten als gevolg van het aspect stikstof. Het onderzoek is als bijlage 3 opgenomen bij de m.e.r.-beoordelingsnotitie.

4.5 Externe Veiligheid

4.5.1 Algemeen

Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico's moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd:

  • het Plaatsgebonden Risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen.

Kwetsbare objecten, zoals woningen en functies met veel bezoekers, zijn niet toegestaan binnen de 10-6-contour van het PR rond inrichtingen waarin opslag / verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), in geval van inrichtingen, het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), in geval van transportroutes voor gevaarlijke stoffen, en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), in geval van buisleidingen is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt. Voor de risico's samenhangend met het vliegverkeer van en naar Rotterdam The Hague Airport geldt het provinciale beleidskader 'Groepsrisico in de omgeving van Rotterdam The Hague Airport' (2012).

4.5.2 Risicobronnen

Voor dit bestemmingsplan zijn de externe veiligheidsaspecten in kaart gebracht. Bij het uitwerken van de m.e.r.-beoordelingsnotitie is deze informatie gebruikt en nader geduid.

In de huidige situatie zijn binnen het plangebied en in de omgeving verschillende risicobronnen aanwezig voor externe veiligheid. Er wordt onderscheid gemaakt in inrichtingen en transport.


Inrichtingen

Binnen het plangebied liggen drie inrichtingen die relevant zijn om te benoemen, namelijk:

  • Tankstation Total, 's-Gravelandseweg 395 (Bevi);
  • Dijktank BV, Scholtenstraat 13 (RRGS);
  • Oliehandel Kerkhof BV, Ringerspad 5 (RRGS).


Nabij het plangebied ligt nog een inrichting die mogelijk relevant is met het oog op externe veiligheid, namelijk De Haan Minerale Oliën, Matlingeweg 65 Rotterdam (Bevi).

Het meest noordelijke deel van het plangebied valt binnen het verantwoordingsgebied van Rotterdam - The Hague Airport (RTHA), Rotterdam.


Transport

Ten zuiden van het plangebied is de rijksweg A20 gelegen, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De afstand tot het plangebied is daarom 0 meter. Volgens het basisnet moet voor dit deel van de A20 een veiligheidsafstand worden gehanteerd van 20 meter vanaf de as van de weg. Binnen deze afstand mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Deze afstand reikt niet tot de rand van de weg, aangezien de weg, inclusief vluchtstroken, ter plaatse breder is dan 40 meter. Ten oosten en ten zuiden van het plangebied zijn twee hogedruk aardgasleidingen aanwezig.


Ten zuiden en ten oosten van het plangebied zijn twee hogedruk aardgasleidingen aanwezig. De leiding ten zuiden van het plangebied met kenmerk W 521-03-KR-003 kent geen 10-6 contour. Aan de oostkant van het plangebied loopt de hogedruk aardgasleiding W521-06. Deze leiding heeft wel een 10-6 risicocontour, maar deze ligt buiten het plangebied.

4.5.3 Verantwoording

Binnen het plangebied zijn risicovolle inrichtingen volgens het Besluit en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi) niet toegestaan met uitzondering op één locatie bij de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg voor een verkooppunt van motorbrandstoffen met lpg". Bedrijven die wel toegestaan zijn hebben een milieucategorie van maximaal 4.2. Daarbij kan op kleinschalig niveau sprake zijn van handelingen met en/of opslag van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten hebben echter geen significante invloed op de externe veiligheid in het gebied. Nieuwe Bevi-inrichtingen zijn op grond van het bestemmingsplan niet toegestaan. Een eerdere mogelijkheid om via een wijzigingsbevoegdheid dit wel toe te staan, is in het voorliggende plan niet meer opgenomen.


Binnen 's-Graveland & Spaanse Polder is ook sprake van beperkt kwetsbare objecten. Te denken valt dan aan gebouwen waarin minder grote aantallen personen een groot deel van de dag verblijven, zoals kantoren ondergeschikt aan de bedrijfsvoering. Nieuwe (zeer) beperkte objecten in de nabijheid van risicovolle bedrijven is uitgesloten.


Verder is het plangebied gelegen binnen het invloedsgebied van de hogedruk aardgasleiding W521-06, A20 en voor een beperkt deel binnen de contour van RTHA. Het gaat om een klein deel van het plangebied, wat voor een deel onbebouwd is. Er kan worden aangenomen dat het groepsrisico hier laag is.


Het groepsrisico voor de meeste risicobronnen is lager dan 10% van de oriëntatiewaarde. Alleen van de A20 is het groepsrisico hoger. Als rekening wordt gehouden met de reeds bestemde ontwikkelingen in Schieveste, is het groepsrisico hoger dan de oriëntatiewaarde. Het plan biedt geen ruimte voor maatregelen om het groepsrisico te verlagen.

Een beperkte verantwoording van het groepsrisico met aandacht voor de maatregelen op gebied van zelfredzaamheid en rampenbestrijding is noodzakelijk.


Omdat het plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt, neem het groepsrisico van RTHA niet toe. De luchthaven wordt daarom verder buiten beschouwing gelaten.


Alleen vanwege de A20 en de hogedruk aardgasleiding W-521-03 stijgt het groepsrisico. Als rekening wordt gehouden met de reeds bestemde ontwikkelingen in Schieveste, is het groepsrisico zelfs hoger dan de oriëntatiewaarde. Het plan biedt geen ruimte voor maatregelen om het groepsrisico te verlagen en vanuit de kenmerken van de locatie en mogelijke maatregelen is het groepsrisico te verantwoorden. Gelet hierop zijn belangrijke nadelige gevolgen niet te verwachten.

Advies VRR

De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) heeft, gelet op de met externe veiligheid samenhangende risico's, geadviseerd inzake de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid. Geadviseerd wordt:

  1. 1. (her)ontwikkelingen binnen 120 meter vanuit het hart van de rijksweg A20 zodanig te construeren dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van aanwezigen verbeterd worden.
  2. 2. (her)ontwikkelingen binnen 30 meter vanuit de rechterrijbaan van de rijksweg A20 zodanig te construeren dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand, zodat aanwezigen bij een (dreigende) plasbrand goede ontvluchtingsmogelijkheden hebben.
  3. 3. (her)ontwikkelingen binnen een afstand van 15 meter van de hogedruk aardgastransportleiding W-521 zodanig te construeren dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een fakkelbrand, zodat aanwezigen bij een (dreigende) fakkelbrand meer tijd en gelegenheid hebben om te vluchten.
  4. 4. zorg te dragen voor een goede voorlichting en instructie van aanwezigen in het plangebied zodat zij weten hoe te handelen bij een calamiteit.

Maatregelen ter verbetering zelfredzaamheid en hulpverlening

Gelet op het advies van de VRR en de Visie Externe Veiligheid zijn de volgende maatregelen getroffen in het bestemmingsplan om de mogelijkheden van zelfredzaamheid en hulpverlening in het plangebied te verbeteren:

  • De uitvoering van het bestemmingsplan, specifiek de herstructurering van delen van het plangebied, kan er toe leiden dat beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd binnen het invloedsgebied (120 meter) van de rijksweg A20. Voor dergelijke objecten geldt op grond van de gemeentelijke visie dat deze aanvaardbaar zijn, mits uit het oogpunt van externe veiligheid harde kwaliteitseisen worden gesteld. Het invloedsgebied behorende bij de weg is op de verbeelding aangeduid als 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. De door de VRR genoemde aanbevelingen zijn onderdeel van de hiervoor geldende regeling.
  • Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk binnen het plasbrandaandachtsgebied behorende bij de rijksweg, waardoor voor deze zone geen extra regels zijn opgenomen.
  • Het plangebied wordt aan de west- en zuidzijde doorkruist door een hogedruk aardgastransportleiding. De invloedszone van 15 meter van deze leiding reikt uitsluitend ter hoogte van de bebouwing op de hoek van de Overschieseweg en de Kommiezenlaan over gronden waar bebouwing is toegelaten. Aanvankelijk was het invloedsgebied van de leiding op de verbeelding aangeduid als veiligheidszone. In een zienswijze heeft de Gasunie als leidingbeheerder echter aangegeven dat dit niet nodig is. De aanduiding is daarop uit het plan verwijderd.

Onderdeel vier van het advies van de VRR, “Het zorgdragen van een goede voorlichting en instructie” leent zich niet voor verankering in het bestemmingsplan. De gebruikers van het plangebied zullen hierover op andere wijze worden geïnformeerd.

Conclusie

Met inachtneming van de artikelen 12 en 13 van het Bevi en de Visie Externe Veiligheid 2012-2020 Schiedam is gekeken naar de consequenties van het bestemmingsplan op het groepsrisico. Gezien het lage groepsrisico, de beperkte toename daarvan en de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt om op locaties met een verhoogd risico nadere eisen of voorwaarden te stellen is de gemeente Schiedam van mening dat uitvoering van het bestemmingsplan op een verantwoorde wijze plaats kan vinden.

4.6 Geluid

Met betrekking tot het aspect geluid worden het wegverkeer, railverkeer, vliegverkeer en de industrie als potentiële geluidsbronnen onderscheiden. Op grond van de Wet geluidhinder, en voor vliegverkeer de Luchtvaartwet en Wet luchtvaart, geldt voor deze geluidsbronnen een voorkeursgrenswaarde waar woningen en andere geluidgevoelige objecten aan moeten voldoen. Voor de realisatie van woningen en andere geluidgevoelige objecten binnen één of meerdere van deze zones is een akoestisch onderzoek vereist, waaruit de geluidsbelasting op de gevel blijkt. De verschillende geluidsbronnen welke van invloed zijn op het plangebied worden in het navolgende beschreven.

4.6.1 Industrielawaai

Het bedrijventerrein 's-Graveland & Spaanse Polder is in het kader van de Wet geluidhinder bij Koninklijk Besluit (1991) een gezoneerd industrieterrein voor de gemeenten Rotterdam en Schiedam. Het toevoegen van bedrijven op het industrieterrein mag niet leiden tot een verhoging van de geluidsbelasting op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone en hiermee gepaard gaand, het groeien van de vastgestelde geluidscontour. Hiertoe heeft de DCMR een zonebeheermodel opgezet. Bij elk nieuw te vestigen bedrijf zal de DCMR toetsen of de beschikbare geluidsruimte wordt overschreden. In dit bestemmingsplan is het wijzigen van de geluidscontour en de groei van de daarbij behorende geluidsruimte niet voorzien.


Bij elk nieuw te vestigen bedrijf zal de DCMR toetsen of de beschikbare geluidsruimte wordt overschreden. In dit bestemmingsplan is het wijzigen van de geluidscontour en de groei van de daar bijbehorende geluidsruimte niet voorzien. Vaststelling van het bestemmingsplan hoeft daarom niet nader akoestisch te worden onderbouwd.

4.6.2 Overige geluidsbronnen

Wegverkeer

Voor wegverkeerslawaai is gekeken naar de geluidbelasting door wegverkeer in het jaar 2021 volgens het Regionaal Verkeersmodel van de DCMR. Ook is gekeken naar de geluidbelasting in het jaar 2031. Op bijgaande afbeelding is dit inzichtelijk gemaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0023.png"

Afbeelding 23 - Geluidbelasting door wegverkeerslawaain in dB, situatie 2031

In het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen of nieuwe zoneplichtige wegen mogelijk gemaakt. Voor dit aspect is akoestisch onderzoek daarom niet nodig. De geluidzone behorende bij de gezoneerde wegen is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone -weg'.

Railverkeer

De spoorlijn Rotterdam-Schiedam-Delft en de aftakking richting Hoek van Holland zijn gezoneerd op grond van het Besluit geluidhinder. De breedte van de geluidzone is afhankelijk van de hoogte van het voor het betreffende (deel van het) spoor vastgestelde geluidproductieplafond. De vastgestelde geluidproductieplafonds van de spoorlijn Schiedam-Delft ligt tussen de 66 en 71 dB, waardoor de bij deze spoorweg behorende geluidzone een breedte heeft van 600 meter. De geluidproductieplafonds van de spoorlijn Rotterdam-Schiedam ligt tussen de 61 en 66 dB, waardoor voor deze spoorweg een geluidzone geldt met een breedte van 300 meter. De geluidzone wordt gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf. Het zuidelijke en westelijke deel van het plangebied liggen binnen de als 'Geluidzone - spoor' aangeduide geluidzone behorende bij deze spoorwegen.

Luchtverkeer

De aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport ligt net ten noorden van het plangebied. Op grond van artikel 12 van het Besluit burgerluchthavens is nieuwbouw van woningen binnen de 56 dB(A) Lden-contour (35 Ke-contour) behorende bij het vliegveld niet toegelaten. Deze contour, aangeduid als 'Geluidzone - luchtvaart', reikt over het noordwestelijke deel van het plangebied. Binnen deze contour bevinden zich geen woningen. Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor woningbouw binnen deze contour.

4.7 Luchtkwaliteit

Voor het bestemmingsplan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Hierin is getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen stikstofdioxide en fijnstof (PM10 en PM2.5) uit de Wet milieubeheer.

In onderstaande tabel zijn de wettelijke normen en WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit weergegeven. De gemeente Schiedam neemt deel aan het Schone Luchtakkoord (SLA) waarmee het streven is uitgesproken om in 2030 te voldoen aan de WHO-advieswaarden, deze zijn strenger dan de wettelijke normen.

Stof Wettelijke normen WHO-advieswaarde
Jaargemiddelde concentratie NO2 40 mg/m³ 40 mg/m³
Jaargemiddelde concentratie PM10 40 mg/m³ 20 mg/m³
Jaargemiddelde concentratie PM2.5 25 mg/m³ 10 mg/m³
Aantal overschrijdingsdagen etmaalgemiddelde concentratie PM10 35 dagen (> 50 mg/m³) n.v.t.

Tabel - Wettelijke normen en WHO-advieswaarden luchtkwaliteit

Volgens de Wet milieubeheer (artikel 5.16 lid 1) kan een ruimtelijke ontwikkeling met het oog op luchtkwaliteit doorgaan als wordt voldaan aan één van de onderstaande punten:

  • Er is geen sprake van normoverschrijding;
  • Er is per saldo geen sprake van verbetering (saldo-benadering);
  • Het project draagt niet in betekende mate (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • Het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De berekeningen voor dit bestemmingsplan zijn uitgevoerd op basis van verkeerscijfers voor het jaar 2040, er is gerekend met de achtergrondconcentratie voor het jaar 2024. Er is gebruik gemaakt van het verkeersmodel Metropoolregio Rotterdam-Den Haag waarin de ontwikkelingen uit het bestemmingsplan zijn opgenomen. Daarnaast zijn ook diverse omgevingskenmerken meegenomen die invloed hebben op de luchtkwaliteit, zoals het wegtype, snelheidstype en boomfactor. De verwachting is dat er in de toekomst sprake is van een verbetering van de luchtkwaliteit, onder andere door lagere voertuigemissies. Daarmee zijn de berekeningen uit het onderzoek beschouwd als worst-case situatie.

Concluderend blijkt dat er in de berekende plansituatie in geen geval sprake is van een overschrijding van de wettelijke normen uit de Wet milieubeheer. Het aspect luchtkwaliteit vormt daarmee geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen (artikel 5.16 lid 1a Wm). Bovendien wordt in de plansituatie ook voldaan aan de WHO-advieswaarden, waardoor de vaststelling van het bestemmingsplan ook geen belemmering vormt voor de ambities uit het Schone Lucht Akkoord. Het onderzoek is als bijlage 6 toegevoegd aan de m.e.r.-beoordelingsnotitie.

4.8 Bedrijven En Milieuzonering

Voor het bestemmingsplan is voor het aspect bedrijven- en milieuzonering gekeken naar de afstanden tussen bedrijven en milieugevoelige functies zoals wonen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, ter plaatse van woningen een goed woon- en leefmilieu gegarandeerd kan worden en rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. Voor het aspect bedrijven- en milieuzonering is niet gekeken naar industrielawaai, dit komt aan bod in het hoofdstuk dat in gaat op geluid.


Voor het bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van milieuzonering, waarbij bij het bepalen van de maximaal toegestane milieucategorie is gekeken naar de impact en ligging in relatie tot functies in de omgeving. Dit betekent dat er voldoende ruimtelijke scheiding is tussen milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies zoals woningen. Op die manier wordt de overlast door bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. Voor de milieuzonering heeft de gemeente Schiedam de 'Staat van Milieubelastende activiteiten' uit de VNG-publicatie Bedrijven- en milieuzonering (2009) gebruikt. Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder is en blijft in hoofdzaak een bedrijventerrein. De aanwezige bedrijven vormen het uitgangspunt voor de milieuzonering. Hierin worden richtafstanden gebruikt tussen bedrijfsactiviteiten en gevoelige functies, de richtafstanden zijn als volgt.

Milieucategorie 1 2 3.1 3.2 4.1 4.2 5.1 5.2 5.3 6
Richtafstand 10 10 30 50 100 200 300 500 700 1.000

In de bestemmingsregeling is uitgegaan van bovengenoemd zoneringprincipe. Dit houdt in dat het plangebied zodanig is ingedeeld dat de richtafstanden als leidraad worden gebruikt voor de zonering in het plangebied. Door het toepassen van richtafstanden tot de woonbebouwing ontstaat een interne milieuzonering, waarbij lichtere vormen van bedrijvigheid aan de randen van het industrieterrein toegelaten zijn en op grotere afstanden zwaardere bedrijfsactiviteiten (tot milieucategorie 4.2). De interne milieuzonering is bepaald op basis van de afstand tot de bestaande woonbebouwing in de omgeving danwel de planologische mogelijkheden daartoe (zoals op de locatie Schieveste ten zuiden van het plangebied). Voor de ontwikkeling langs de A20 is de milieucategorie verlaagd als gevolg van de woningbouwplannen op Schieveste. De milieucategorieën 5 en 6 komen binnen het plangebied niet voor.

In dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de 'Staat van milieubelastende activiteiten'. Omdat het bestemmingsplan een gezoneerd industrieterrein betreft, geldt dat het aspect geluid gereguleerd wordt via de Wet geluidhinder, de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Aangezien het aspect geluid langs een andere weg wordt gereguleerd is het niet noodzakelijk om tevens te zoneren op grond van het aspect geluid. Om deze reden wordt in de 'Staat van milieubelastende activiteiten' geen rekening gehouden met de richtafstanden voor geluid. De richtafstanden voor geluid zijn uit deze staat gelaten en voor de toegelaten bedrijfsactiviteiten is een aangepaste milieucategorie bepaald op grond van de grootste richtafstand voor de overige milieuaspecten (geur, stof of gevaar).

4.9 Archeologie

4.9.1 Beleidskader

De gemeente Schiedam heeft een archeologisch beleid en beleidsinstrumenten ontwikkeld, waaronder de beleidsnota 'Archeologische Monumentenzorg gemeente Schiedam' en de 'Archeologische Waardenkaart Schiedam' (januari 2008). Hiermee is een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen gewaarborgd. Het beleid sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het Europese 'Verdrag van Malta' is ontwikkeld.

Meer specifiek is het doel van het voorgenomen archeologisch beleid te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem, voor documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is en dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureauonderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0024.png"

Afbeelding 24 - Archeologisch waardevolle gebieden (potentieel)

4.9.2 Bewoningsgeschiedenis

Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een klei-op-veengebied aan de rechteroever van de Nieuwe Maas ten westen van de Schiedamse Schie. Uit bodemonderzoek blijkt dat de Schiedamse Schie reeds vanaf de late prehistorie een voorloper heeft gekend, van waaruit sedimentatie plaatsvond. In (de directe omgeving van) het plangebied zijn bewoningssporen uit de IJzertijd (800 voor Christus - begin jaartelling) en vooral de Romeinse tijd (begin jaartelling - 350 na Christus) vastgesteld. De bewoningssporen lijken samen te hangen met de oeverzones van (voormalige) waterlopen, zoals de Schiedamse Schie en fossiele zijtakken daarvan. Eén zo'n zijtak lag ter plaatse van de Polderweg. Een bekende vindplaats uit de Romeinse tijd in dit gebied (Archis-waarnemingsnummer 24528) betreft een houten ontwateringsduiker, gelegen tussen de Fokkerstraat en de spoorlijn. De vindplaats met mogelijk een dam en ontwateringssloten is wellicht nog intact aanwezig onder (sub)recent aangebrachte ophogingen.

In de 10e/11e eeuw werd het (klei-op-)veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontwatering maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. Rond het midden van de 12e eeuw werd het gebied overstroomd en werd een kleipakket afgezet. De aanleg van rivier- en polderdijken werd noodzakelijk. Verschillende dijktracés komen in het plangebied voor. Eén van de dijken ten oosten van de Schie maakte een opvallende bocht, hetgeen waarschijnlijk te wijten is aan de aanwezigheid van een vroegere meander van de Schie ter plaatse. Andere dijken zijn de voormalige 's-Gravelandsche weg, die aan de westzijde en parallel aan de Schie lag en de nog wat oudere voormalige Oude Dijk, die dwars door het plangebied liep. De Oude Dijk sloot mogelijk aan de oostzijde aan op de oude dam in de Schie, tegenover Overschie. De dijken en de directe omgeving ervan werden vanaf het begin vaak als woonplaats benut. Een voorbeeld is de voormalige boerderij 's-Gravenhuize, die recentelijk archeologisch is onderzocht.

4.9.3 Archeologische verwachting

In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen A (1000-1250) en B (1250-1500) te verwachten. De bewoningsresten uit de verschillende periodes kunnen op behoorlijk wisselende dieptes voorkomen, in een aantal zones zelfs direct onder maaiveld. Voor de IJzertijd en de Romeinse tijd lijkt de ligging van de vindplaatsen bepaald te zijn door de Duinkerke I-geul en oeverafzettingen. De Schieoevers en de omgeving van de Polderweg hebben in deze een verhoogde archeologische potentie. De (voormalige) dijktracés hebben een verhoogde verwachting voor bewoningssporen en vondsten vanaf 1200.

4.9.4 Dubbelbestemming archeologie

Het plangebied heeft een redelijk hoge tot hoge verwachting voor wat betreft de aanwezigheid van archeologische waarden. Gelet op de mogelijk aanwezige archeologische waarden is het uitvoeren van een archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk. Dit kan bestaan uit het uitvoeren van archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden die worden uitgevoerd tijdens de herinrichting van de locatie of het uitvoeren van proefsleuven voorafgaand aan de start van de herinrichting.

Voor het gehele plangebied geldt gelet op de verwachte aanwezige waarden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod (met afwijkingsbevoegdheid) en een vereiste tot het hebben van een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden welke de aanbevolen oppervlakte- en dieptematen overschrijden. Een archeologisch onderzoek is verplicht gesteld om af te kunnen wijken van het bouwverboden of om de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te kunnen verlenen. Per deelgebied gelden de volgende oppervlakte- en dieptematen:

  • Waarde - Archeologie 1: activiteiten dieper dan 1,0 meter beneden maaiveld, ongeacht de oppervlakte.
  • Waarde - Archeologie 2: activiteiten groter dan 100 m², ongeacht de diepte.
  • Waarde - Archeologie 3: activiteiten groter dan 200 m², ongeacht de diepte.
  • Waarde - Archeologie 4: activiteiten groter dan 200 m² én dieper dan 0,5 meter beneden maaiveld.
  • Waarde - Archeologie 5: activiteiten groter dan 200 m² én dieper dan 3,0 meter beneden maaiveld.
  • Waarde - Archeologie 6: activiteiten groter dan 200 m² én dieper dan 1,0 meter beneden maaiveld.
  • Waarde - Archeologie 7: activiteiten groter dan 200 m² én dieper dan de huidige onderwaterbodem.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0025.png"

Afbeelding 25 - Deelgebieden archeologische dubbelbestemming

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan ''s-Graveland & Spaanse Polder 2020' ziet in hoofdlijnen op het voortzetten van het planologisch regime uit het bestemmingsplan 'Spaanse Polder en 's-Graveland 2004', op specifieke punten aangevuld met regels die voortvloeien uit het in oktober 2019 vastgestelde beleidskader voor het bedrijventerrein (het Ontwikkelperspectief met bijbehorende stukken). Het voornaamste uitgangspunt daarbij is het bieden van ruimte voor ontwikkeling van het bedrijventerrein en het wegnemen van belemmeringen. Door het plangebied op deze wijze te bestemmen ontstaat een globaal bestemmingsplan, dat zowel ruimte laat aan bedrijven om zich te ontwikkelen, als de herstructurering van de oudere deelgebieden van het bedrijventerrein faciliteert. De juridische vertaling van het plan in de vorm van regels is in hoofdstuk 6 beschreven.

5.2 Doelstellingen

Als belangrijke doelstelling voor het plangebied geldt dat in het nieuwe bestemmingsplan zoveel mogelijk aangesloten wordt op de geldende bestemmingsplanregeling. In hoofdzaak ziet het voorliggende bestemmingsplan dus op een actualisatie van het voorheen geldende planologische kader zoals vastgeteld in het bestemmingsplan "Spaanse Polder en 's-Graveland 2004". Daarbij is belangrijk om te vermelden dat de regels en verbeelding van het voorliggende plan zo veel mogelijk in lijn zijn gebracht met de inmiddels gebruikelijke wijze van formulering van bestemmingsregels in Schiedam. Dit aspect is met name relevant omdat het voorheen geldende bestemmingsplan nog niet voldeed aan de digitale vereisten uit de Wet ruimtelijke ordening. Waar de bestaande feitelijke situatie op legale wijze afwijkt van het voorheen geldende bestemmingsplan is dit in het nu voorliggende plan verwerkt.

Naast de vigerende en feitelijke situatie, dient het plan ook te voldoen aan het geformuleerde beleid. Het plan dient logischerwijs de bestaande situatie weer te geven en niet strijdig te zijn met het geformuleerde beleid. In hoofdstuk 3 is per beleidsstuk kort aangegeven in welke mate een beleidsstuk verband houdt met het bestemmingsplan. Uit deze paragrafen blijkt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de relevante Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsstukken. De economische functie staat gedurende de planperiode centraal. Belangrijk aspect hierbij is dat in oktober 2019 diverse beleidsstukken zijn vastgesteld die zien op de revitalisatie, doorontwikkeling en verduurzaming van het bedrijventerrein. Waar nodig danwel mogelijk is bij de zonering van bedrijfsactiviteiten rekening gehouden met mogelijke toekomstige woningbouwplannen in de omgeving van het plangebied.

5.3 Uitgangspunten

5.3.1 Ontwikkeling en revitalisatie bedrijventerrein

Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het consolideren van de bestaande planologische situatie als basis om ruimte te bieden voor de ontwikkeling van bestaande en nieuwe bedrijven. Hiermee kan het gebied zich verder ontwikkelen tot de grootste innovatieve hotspot in de metropoolregio; een modern, stedelijk en dynamisch werkgebied passend bij de behoeften van innovatieve ondernemers en bedrijven. Door ruimte te bieden aan kennisintensieve maakindustrie, groothandel en logistiek en de bijbehorende dienstverlening wordt de werkgelegenheid vergroot, (de waarde van) het vastgoed verbeterd en verdere kennisontwikkeling bij bedrijven gestimuleerd.

Om dit mogelijk te maken is ruimte geboden om het gebied te herstructureren. Voorname aandachtspunten daarbij zijn de relatie tussen het bedrijventerrein, de omliggende woonwijken en Schieveste als nabijgelegen ontwikkellocatie, specifiek voor wat betreft een goede milieuzonering, het beperken van de milieuoverlast en het verbeteren van het woon- en leefklimaat. In dit bestemmingsplan wordt er voor gekozen de bestemmingsregels flexibel te houden. Binnen de verschillende zones zijn bouwvlakken opgenomen welke volledig mogen worden bebouwd tot een bouwhoogte van 15 meter, met specifiek in de etalagezone langs de A20 een bouwhoogte van 40 meter. Dit biedt bedrijven ruimte en vrijheid om zich, afhankelijk van hun eigen behoeften, te ontwikkelen. Voor zover in de bestaande situatie afwijkende maten aanwezig zijn, worden deze specifiek aangegeven op de verbeelding. Het bestemmingsplan voorziet daarnaast in de mogelijkheid af te wijken van de bij recht toegestane bouwhoogte ten behoeve van een hogere bouwhoogte wanneer dit noodzakelijk of gewenst is voor de bedrijfsactiviteiten.

Het bestemmingsplan zet in op het verbeteren van de (ruimtelijke) kwaliteit en intensiever gebruik van het eigen terrein ten behoeve van het economisch duurzaam functioneren van het gebied. De ligging nabij het OV-knooppunt Schiedam-Centrum maakt daarnaast doorontwikkeling van het aspect mobiliteit goed mogelijk. Door in te zetten op andere vormen van vervoer dan de auto, met name bij bedrijven in de etalagezone langs de A20, kan de beschikbare ruimte hoogwaardig worden benut. Om intensiever gebruik van de bedrijfsgronden te stimuleren en om versnippering van bedrijfsgrond tegen te gaan is kleinschalige bedrijvigheid uitsluitend toegelaten als onderdeel van een bedrijfsverzamelgebouw. Insteek is dat nieuw uit te geven bedrijfspercelen een minimale omvang hebben van 1.250m2. Gelet op de impact op de leefomgeving is dit uitgangspunt ook in de regels van het bestemmingsplan opgenomen.

Het bestemmingsplan biedt ruimte voor de revitalisatie van de deelgebieden op basis van het Ontwikkelperspectief, op basis waarvan onder andere wordt ingezet om de kleinschalige, verouderde bedrijfsbebouwing aan de zuidzijde van het gebied te transformeren naar representatieve, vernieuwende bebouwing. De matige kwaliteit van de bestaande bebouwing heeft in de toekomst plaats gemaakt voor economisch-duurzaam en toekomstbestendig vastgoed. De revitalisering is daarbij gericht op maatwerk per bedrijf, met aandacht voor verbetering van de ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid, innovatie en de sociaal-maatschappelijke waarde van een goed ondernemersklimaat. Met de actualisatie van de gebiedsopdracht SchieDistrict is de positie van het bedrijventerrein binnen de ruimere context van het SchieDistrict verder beleidsmatig vastgelegd. Hiermee is ook duidelijker dat het bedrijventerrein niet als losstaande entiteit opereert maar dat sprake is van een sterke interactie met de stad en ontwikkelingen buiten het plangebied.

In aanloop naar de inwerkingtreding van het voorliggende bestemmingsplan is een groot aantal percelen binnen het plangebied vrij gekomen van erfpacht. In lijn met de pachtvoorwaarden is de bebouwing op de betreffende percelen gesloopt. Hernieuwde uitgifte is in bepaalde situaties aangehouden in afwachting van het voorliggende bestemmingsplan. Met de vaststelling van het bestemmingsplan wordt de doorontwikkeling van het bedrijventerrein verder gefaciliteerd.

5.3.2 Gezoneerd industrieterrein

In verband met de vestiging van bedrijven die in belangrijke mate geluidhinder (kunnen) veroorzaken is voor het industrieterrein 's-Graveland & Spaanse Polder bij Koninklijk Besluit een geluidszone vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt het gezoneerde industrieterrein in stand gelaten. Gelet op de situatie aan de Polderweg en Schiekade (te ontwikkelen woongebied en bestaand woonwagencentrum) is gekeken in hoeverre een beperkte aanpassing van de begrenzing van het gezoneerde bedrijventerrein noodzakelijk danwel wenselijk is. Hiermee zouden de nieuw beoogde woningen en het woonwagencentrum buiten het gezoneerde industrieterrein komen te liggen. Nut en noodzaak van aanpassing worden nog nader bezien, met name omdat op dit moment wordt bekeken op welke wijze het woongebied tot ontwikkeling wordt gebracht. Eventuele aanpassing van de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein wordt afhankelijk gesteld van de uitkomst van deze verkenning. Indien blijkt dat dezonering mogelijk en wenselijk is zal hiervoor een separate procedure worden doorlopen. Het bestemmingsplan bevat een wijzigingsbevoegdheid op grond waarvan dezonering mogelijk is. Gelet op de impact van het gezoneerde industrieterrein buiten het plangebied, en ook buiten het grondgebied van Schiedam, is daarbij tevens goede afstemming met Rotterdam nodig.

Binnen het gezoneerde terrein zijn nieuwe zoneringsplichtige activiteiten uitsluitend toegelaten in het gebied met de aanduiding 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'. Dat zoneringsplichtige activiteiten op grond van het bestemmingsplan zijn toegelaten betekent daarbij niet dat dergelijke bedrijven zich ongelimiteerd kunnen vestigen op het gezoneerde industrieterrein. Voor bedrijven welke zich in dit gebied willen vestigen geldt dat op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer beoordeeld moet worden of deze bedrijven passen binnen de 'geluidsruimte' op het industrieterrein. De aanwezige 'geluidsruimte' vormt daarmee een beperkende factor voor de vestiging van zoneringsplichtige activiteiten.

Voor de delen van het plangebied welke buiten het gezoneerde industrieterrein liggen geldt dat deze nagenoeg geheel binnen de wettelijke geluidzone van 50 dB(A) behorende bij het gezoneerde industrieterrein liggen. Voor deze zone geldt dat geen uitbreiding van het aantal woningen en nieuwvestiging van geluidsgevoelige functies is toegelaten, tenzij op grond van de Wet geluidhinder hogere waarden (geluid) kunnen worden verleend. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - industrie'.

5.3.3 Bedrijven en milieuzonering

Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder is en blijft in hoofdzaak een bedrijventerrein. Het beleid voor het plangebied is daarom gericht op de versterking van de bedrijfsfunctie en de modernisering van het bedrijventerrein. De aanwezige bedrijvigheid vormt het uitgangspunt bij de milieuzonering. De toegelaten milieucategorieën zijn bepaald op grond van de richtafstanden tot de woonbebouwing op grond van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' voor een rustige woonwijk. Daarbij is rekening gehouden met bestaande perceels- of inrichtingsgrenzen en de situering van bebouwing. Door deze wijze van zoneren ontstaat een interne milieuzonering, waarbij lichtere vormen van bedrijvigheid aan de randen van het industrieterrein toegelaten zijn en op grotere afstanden zwaardere bedrijfsactiviteiten (tot milieucategorie 4.2). De interne milieuzonering is bepaald op basis van de afstand tot de bestaande woonbebouwing in de omgeving, zoals de woningen en woningbouwmogelijkheden langs de Polderweg en de toekomstige ontwikkeling van woningen op Schieveste . Deze wijze van zoneren vormt geen beperking van de bestaande rechten van de zittende bedrijven. Daarbij is er voor gekozen om de richtlijnen voor een gemengd gebied te volgen.

Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Polderweg. De Polderweg is een gebied waar afwisselend zowel woningen als (agrarische) bedrijven zijn toegestaan.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt Schieveste. Dit gebied is deels nog te ontwikkelen, waarbij planvorming momenteel met name ziet op realisatie van woningen. De toekomstige woningen worden echter door de snelweg A20 afgeschermd van het bedrijventerrein. Aan de westzijde vormt de spoorlijn de grens tussen bedrijventerrein en het groen-, sport- en recreatiegebied van Thurlede en het Beatrixpark. Aan de oostzijde tot slot gaat het bedrijventerrein over in de Rotterdamse Spaanse Polder. Dit rechtvaardigt voldoende de keuze om voor de afstandsmaten uit te gaan van de typering gemengd gebied. Daarbij bedraagt de afstand tussen het bedrijventerrein en (toekomstige) aangrenzende woningen aan de zuidzijde van het plangebied over het algemeen al meer dan 100m. Aan de noordkant is de afstand tot (toekomstige) woningen op een aantal punten wat korter, maar hier zijn de toegestane bedrijfscategorieen op aangepast. Daarnaast grenzen de woningen aan de Polderweg in de meeste gevallen ook reeds op kortere afstand aan andere bedrijven, buiten dit plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0026.jpg"

Afbeelding 28 - Milieuzonering Spaanse Polder / 's-Gravelandse Polder

5.3.4 Staat van milieubelastende activiteiten

Voor bedrijventerreinen geldt dat in principe alleen bedrijven zijn toegelaten welke zijn genoemd in de als bijlage bij de regels genoemde Staat van milieubelastende activiteiten en welke voldoen aan de ter plekke toegelaten milieucategorie. De Staat van milieubelastende activiteiten is gebaseerd op de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten' uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Het aspect geluid is daarbij buiten beschouwing gelaten, omdat dit aspect op een gezoneerd industrieterrein wordt gereguleerd via de Wet geluidhinder en Wet milieubeheer (zie: Bedrijven en milieuzonering). Toegelaten zijn uitsluitend die bedrijven welke passen bij de aard van de bedrijvigheid op het bestaande bedrijventerrein.

Het is daarbij mogelijk dat bedrijven in de staat worden genoemd welke een hogere milieucategorie hebben dan ter plekke is toegelaten. Voor deze bedrijven geldt dat deze met een afwijkingsbevoegdheid zijn toegelaten indien de bedrijfsvoering dusdanig van aard is dat deze qua milieuinvloed gelijk kan worden gesteld aan de ter plekke toegelaten (lagere) milieucategorie. Hiermee kunnen bedrijfsactiviteiten worden toegestaan die twee categorieen hoger zijn dan direct toegestaan. Daarnaast kent het plan regels die het mogelijk maken om bedrijfstypen toe te staan die niet in de Staat van milieubelastende activiteiten staan benoemd, maar die naar aard en omvang van de activiteiten gelijk kunnen worden gesteld met toegestane bedrijfscategorieen. Hiermee kan in voorkomende gevallen maatwerk worden toegepast.

5.3.5 Risicovolle inrichtingen

Het Total Tankstation aan de 's-Gravelandseweg 395 valt vanwege de doorzet van LPG onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het bedrijf is om deze reden specifiek aangeduid als 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG'. De bij deze inrichting behorende risicocontouren (PR 10-6) reiken niet over bedrijfspercelen van andere in de omgeving gevestigde bedrijven of gronden waar bedrijven zijn toegelaten. Rond het tankstation gelden daarom geen expliciete beperkingen voor het vestigen van (beperkt) kwetsbare objecten.

Nieuwvestiging van risicovolle inrichtingen is niet gewenst en om die reden ook niet mogelijk gemaakt.

5.3.6 Bouwhoogten

Het bestemmingsplan kent in basis de de bouwhoogten die ook in het voorgaande bestemmingsplan aan gronden waren toegekend. Het merendeel van het plangebied kent een bouwhoogte van maximaal 15m, in de noordoostpunt van het plangebied is de bouwhoogte bepaald op maximaal 7m. In de etalagezone langs de A20 is de bouwhoogte bepaald op ten hoogste 40m, een verruiming ten opzichte van de voorheen geldende regeling (21m of 28m, in combinatie met toegestane hoogteaccenten tot 45m) en bedoeld om de efficiente benutting van deze strook in lijn met het beleidskader uit het Ontwikkelperspectief te faciliteren. Binnen het plangebied zijn verder verspreid enkele bestaande afwijkingen op maat bestemd (met name kantoren). Het plan kent verder een afwijkingsbevoegdheid voor het college om een afwijkende bouwhoogte tot maximaal 15m boven het bij recht toegestane maximum te vergunnen.

In relatie tot de bouwhoogte speelt het aspect veiligheid voor het luchtvaartverkeer. Het plangebied ligt binnen de grenzen van de toetsingsvlakken ILS 06 en VDF Rotterdam, behorende bij Rotterdam The Hague Airport. De toetsingsvlakken behoren bij de veiligheidssystemen die onderdeel zijn van de navigatieinfrastructuur voor de luchtvaart in Nederland. De toetsingsvlakken geven ter bescherming van de goede werking van de veiligheidssystemen voor de luchtvaart maximale bouwhoogten. Hiermee wordt in principe voorkomen dat hoge objecten binnen de toetsingsvlakken worden gerealiseerd, die mogelijk een negatieve invloed hebben op de goede werking van de veiligheidssystemen.

Binnen het plangebied worden de bouwhoogten uit de toetsingsvlakken op een aantal punten overschreden. Dit gaat met name op voor de bouwhoogten uit toetsingsvlak ILS 06 aan de zuidzijde van het plangebied, nabij de A20. Ook bij gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid uit het plan voor een hogere bouwhoogte dan bij recht is toegestaan kan de bouwhoogte uit de toetsingsvlakken worden overschreden. In de regels is daarom opgenomen dat vergunning van bouwplannen die de maximale hoogten uit de toetsingsvlakken overschrijden alleen mogelijk is nadat advies is ingewonnen bij Luchtverkeersleiding Nederland. Dit geldt ook voor de toepassing van een afwijkingsbevoegdheid om de bij recht toegestane bouwhoogte te verhogen. Hiermee is het belang van een goede werking van de veiligheidssysytemen voor de luchtvaart geborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0027.jpg"

Afbeelding 29 - Uitsnede uit toetsingsvlak ILS06 Rotterdam met aanduiding plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0606.BP0037-0004_0028.jpg"

Afbeelding 30 - Uitsnede toetsingsvlak VDF Rotterdam met aanduiding plangebied

Op afbeeldingen 29 en 30 is het plangebied weergegeven op uitsnedes uit de toetsingsvlakken. De volledige afbeeldingen behorend bij de toetsingsvlakken zijn te vinden in de overlegreactie van Luchtverkeersleiding Nederland op het voorontwerp bestemmingsplan. Omwille van de duidelijkheid is, naast de samenvatting en beantwoording in de Reactienota, de overlegreactie ook nog integraal als bijlage bij deze toelichting gevoegd.

5.3.7 Garagebedrijven

In het plangebied waren voorheen ongeveer 70 garagebedrijven gevestigd; bedrijven waarbij uitsluitend of hoofdzakelijk sprake is van verkoop, onderhoud en reparatie van motorvoertuigen. Dit betrof zowel kleinschalige garagebedrijven, soms met een oppervlakte van minder dan 200 m², als grote merkdealers met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 2.000 m². Meer dan tweederde van deze bedrijven was gevestigd in het deelgebied Spaanse Polder. In dit deelgebied is daarmee een (over)concentratie van veelal kleine garagebedrijven ontstaan. De grootschalige merkdealers bevinden zich daarentegen met name in het deelgebied 's-Graveland.

De vestiging van grote aantallen kleinschalige garagebedrijven past niet bij de visie voor het bedrijventerrein. Daarbij is de bedrijfsruimte van garagebedrijven veelal krap bemeten, waardoor de ruimtelijke uitstraling rommelig overkomt. Een dergelijke uitstraling doet afbreuk aan een goed werk- en ondernemersklimaat en kan daarmee negatieve effecten hebben op het goed functioneren van het bedrijventerrein. Om de vestiging van kleinschalige garagebedrijven en de daarmee samenhangende verrommeling te voorkomen is in de planregels een specifieke gebruiksregel opgenomen. Op grond van deze regel is de nieuwvestiging van garagebedrijven met een oppervlakte van minder dan 1.000 m² niet toegelaten. Met deze regel wordt aangesloten bij de algemene uitgangspunten voor het bedrijventerrein en de gelijkluidende regel uit het bestemmingsplan 'Spaanse Polder' van de gemeente Rotterdam. Hiermee wordt tevens voorkomen dat garagebedrijven, welke zich niet langer op het Rotterdamse deel van Spaanse Polder mogen vestigen, zich naar het aangrenzende Schiedamse deel verplaatsen. Een dergelijk 'waterbedeffect' wordt als ongewenst beschouwd omdat dit juist bij kan dragen aan een verdere verrommeling van het bedrijventerrein.

5.3.8 Bedrijfswoningen

De vestiging van (nieuwe) bedrijfswoningen op het bedrijventerrein is uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening niet wenselijk. Enerzijds kan de vestiging van bedrijfswoningen leiden tot een ongewenste beperking van de bedrijfsvoering van bedrijven, anderzijds kan bewoners geen goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn om deze reden niet toegelaten.

Ook in het voorgaande bestemmingsplan was vestiging van bedrijfswoningen niet toegestaan. Als uitwerking van het beleidskader op dit vlak zijn de legaal aanwezige bedrijfswoningen de afgelopen jaren gesaneerd op het moment dat de gelegenheid zich voordeed, zoals bij herontwikkeling van een perceel of bij het maken van afspraken over hernieuwde uitgifte van gronden.

5.3.9 Woningbouw Polderweg

De Polderweg is een belangrijk historisch landschappelijk element, welke een verbinding vormt tussen de stad en het veenweidelandschap van Midden-Delfland. Langs vrijwel de gehele Polderweg is sprake van kleinschalige lintbebouwing. Uitzondering hierop vormt het zuidelijke deel van de Polderweg, welke ligt ingeklemd tussen de bedrijventerreinen 's-Graveland in Schiedam en Noord-West in Rotterdam. Het nog niet ontwikkelde deel van de Polderweg, en het begin van de Schiekade, is één van de locaties welke op grond van de Woonvisie zijn aangemerkt voor nieuwbouw van woningen. Ingezet wordt op het realiseren van een bijzondere woonomgeving met een combinatie tussen natuur en de woningen. De ambitie is om de woningen loodrecht op de weg te situeren in beperkte clusters van ongeveer vijf woningen, waarbij de bebouwing langs de weg zowel in volume als hoogte kleinschaliger is dan de bebouwing dieper op het kavel. De verschillende clusters worden door robuuste groen- en waterstroken van elkaar gescheiden. Een landschappelijke zone met een diepte van ongeveer 50 meter scheidt de woonclusters van het groene dijklichaam welke het bedrijventerrein Noord-West in Rotterdam omzoomt. De woningbouwlocatie is op de verbeelding bestemd als 'Woongebied'. Ook in het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 was het gebied reeds aangeduid als woongebied.

5.3.10 Invulling noordwestelijk kwadrant (station Schiedam Kethel)

Aan de noordzijde van het plangebied, ter hoogte van de aansluiting van de Polderdwarsweg op de 's-Gravelandseweg, bevindt zich een nog grotendeels braakliggend terrein welke nog niet is uitgegeven. De mogelijkheden voor de vestiging van nieuwe bedrijven op dit terrein hangen samen met de plannen voor de verdubbeling van het spoor tussen Schiedam en Delft. In het verlengde daarvan is op deze locatie het station Schiedam-Kethel beoogd, met de bijbehorende tramkeerlus voor het doorgetrokken TramPlus-tracé. De aan dit terrein gegeven bestemming 'Gemengd' maakt deze ontwikkelingen onder voorwaarden mogelijk. Daarbij geldt dat uitgifte van gronden voor de vestiging van nieuwe bedrijven mogelijk is, mits dit de mogelijkheden voor een spoorverdubbeling en de ontwikkeling van station Schiedam-Kethel niet beperkt. Bij nieuwvestiging van bedrijven dient aanvullend rekening te worden gehouden met het bouwverbod ter plaatse van de bovengrondse hoogspanningsverbinding. Op het moment dat station Schiedam-Kethel ontwikkeld wordt, of wellicht al eerder, is een aanvullende (bus)verbinding van het station met het bedrijventerrein Rotterdam Noord-West gewenst. Aan de zuidzijde van de Polderdwarsweg is een ruimtelijke reservering met een breedte van 15 meter opgenomen in de vorm van een verkeersbestemming. De bestemmingslegging voor het gebied is in hoofdzaak overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005.

5.4 Ontwikkelingen

5.4.1 Algemeen

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan is bekeken welke ontwikkelingen binnen het plangebied meegenomen kunnen worden. Dit betreft een aantal ontwikkelingen welke reeds waren toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan, maar vooralsnog niet gerealiseerd zijn: de woningbouw aan de Polderweg en de invulling van het noordwestelijke deel van het bedrijventerrein. Van nieuwe planologische ontwikkelingen is hierbij feitelijk dus geen sprake. Daarnaast blijft het bestemmingsplan ruimte bieden voor de reeds ingezette revitalisering het gehele terrein. De ambities uit het Ontwikkelperspectief zijn verwerkt in het bestemmingsplan, wat overigens niet tot een substantieel andere opzet van het plan leidt. Met name het beleid voor de etalagezone langs de A20 betekent dat enkele specifieke regelingen zijn toegevoegd, waarbij de relatie met het zuidelijk van de A20 gelegen deel van het SchieDistrict duidelijker naar voren komt (functioneel en programmatisch, maar ook qua bouwmogelijkheden). Ook de diverse hub-locaties zijn op de verbeelding aangeduid, evenals de beoogde groene oeverinrichting langs de Schie. Het gaat echter met name om een nadere nuancering van de regels en gebruiksmogelijkheden ter plaatse, passend bij de doorontwikkeling van het bedrijventerrein.

Er zijn geen andere ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. Evenmin zijn er in de directe omgeving van het plangebied ontwikkelingen waarmee in dit plan rekening gehouden moet worden in de zin dat deze leiden tot aanpassingen in het planologisch kader.

5.4.2 Wijzigingsbevoegdheden

Om in de toekomst mogelijk op twee plaatsen een geringe uitbreiding van het bedrijventerrein te kunnen realiseren zijn aan de noordzijde van de 's-Gravelandseweg en ten oosten van de Matlingeweg twee wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Het gaat in beide gevallen om terreinen van minder dan drie hectare groot. De wijzigingsbevoegdheden zijn gelegd om in de toekomst sneller in te kunnen spelen op een vraag naar bedrijfsruimte, bijvoorbeeld wanneer dit als gevolg van sanering van bedrijventerreinen elders in Schiedam aan de orde zal zijn.

In beide gevallen gaat het om bestaande delen van het bedrijventerrein, welke tot nu toe niet specifiek in ontwikkeling zijn genomen of anderzins functioneel zijn ingericht.

Het wijzigingsgebied aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg (wijzigingsgebied 1) sluit aan bij het reeds als Gemengd bestemde gebied aan de zuidkant van de 's-Gravelandseweg. Beide zijden van de 's-Gravelandseweg sluiten aan bij de locatie van het beoogde station Schiedam Kethel. Denkbaar is dat op moment dat er duidelijkheid ontstaat over de komst van dit station, en na uitwerking van de plannen voor het bijbehorende stationsgebied, overgegaan kan worden tot toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.

Het wijzigingsgebied aan de noordkant van de Schiekade, oostelijk van de Matlingeweg (wijzigingsgebied 2) vormt feitelijk de afronding van de reeds bestaande bedrijvigheid aan de zuidkant van de Schiekade ter plaatse, aan de oevers van de Schie. Nu de bochtafsnijding in de Schie is gerealiseerd kan worden bezien hoe dit deel van het plangebied verder te ontwikkelen. Een van de opties is om een beperkte vorm van bedrijvigheid toe te staan. Eventueel is hier ook beperkt ruimte beschikbaar voor werklocaties die elders in Schiedam verdwijnen. Opname van de wijzigingsbevoegdheid past hiermee in de beleidsambities voor het SchieDistrict.

Het wijzigingsgebied aan de Polderweg (wijzigingsgebied 3) ziet op omzetting van de huidige bestemming Woongebied naar Groen-1, Groen-2 of Water. Hoewel het woongebied ook in het voorgaande bestemmingsplan al als zodanig was bestemd, is het tot op heden niet gerealiseerd. In het gebied staat slechts een bestaande woning, het overige is in gebruik als weiland en een deel bestaat uit (verwilderd) groengebied. Het gebied is gemeentelijk eigendom. Hoewel woningbouw op deze locatie goed denkbaar is, kan ook worden overwogen het gebied geheel of gedeeltelijk als onderdeel van de groenstructuur in en rondom het bedrijventerrein in te zetten. Met gerichte inrichting- en beheermaatregelen kan het gebied zo de gebiedskwaliteit ook versterken. Daarbij kan toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ook worden gekoppeld aan bijvoorbeeld de ontwikkeling van station Schiedam Kethel en toepassing van de wijzigingsbevoegdheden 1 en 2. Een (gedeeltelijke) omzetting naar Groen sluit daarnaast aan bij de uitgangspunten voor het gebied verder noordelijk aan de Polderweg, buiten het plangebied van dit bestemmingsplan. Op basis van wijzigingsbevoegdheden in het daar geldende bestemmingsplan Polderwetering kunnen (agrarisch) bedrijfsfuncties worden omgezet naar Wonen en Groen. Dit ook met als insteek een landschappelijke en ecologische kwaliteitsverbetering te realiseren. Wijzigingsgebied 3 kan in relatie tot deze ontwikkelingen worden gezien.

In de regels van de wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat voordat toepassing wordt gegeven, burgemeester en wethouders een inrichtingsplan voor het gebied vaststellen. In dat inrichtingsplan moet ook de relatie met eventuele ontwikkelingen in de nabijheid worden geduid.

5.5 Duurzame Verstedelijking

De Nationale Omgevingsvisie gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven. Indien de ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied plaatsvindt moet gemotiveerd worden waarom dit niet mogelijk is binnen het bestaand stedelijk gebied. De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van het provinciale omgevingsbeleid.

Het bestemmingsplan voorziet in een stedelijke ontwikkeling in de vorm van de bouw van woningen aan de Polderweg, aansluitend op de bestaande bebouwing. Deze ontwikkeling was reeds toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan en voorziet in het realiseren van een kwalitatief woonmilieu waaraan een tekort is in Schiedam en de regio. Het plan is passend in het regionale woningbouwprogramma en draagt bij aan het realiseren van de provinciale, regionale en gemeentelijke doelstelling om te voorzien in een meer gevarieerd aanbod aan woonmilieus. Hoewel geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, voldoet de ontwikkeling ook aan het vereiste van een duurzame verstedelijking.

Daarnaast biedt het plan de mogelijkheid voor realisatie van een beperkt programma aan kantoren en extra bedrijfsruimte langs de A20. Het gaat in deze om een gedeeltelijke verplaatsing van programma binnen de kaders van de gebiedsontwikkeling SchieDistrict, van de zuidzijde van de A20 (Schieveste) naar de noordzijde van de rijksweg. Daarbij is deze mogelijkheid met name opgenomen om ruimte te kunnen bieden aan arbeidsintensieve werkplekken in de directe nabijheid van het (intercity)trein-, tram-, metro- en busstation Schiedam-Centrum. Vanuit het bedrijventerrein is er behoefte om kantoorvoorzieningen te concentreren. Clustering van de kantoren langs de A20 biedt goede mogelijkheden voor het realiseren van een hoogwaardige 'etalage' voor het gebied, waarbij de ligging nabij het openbaar vervoer knooppunt een gunstige impact heeft op het mobiliteitsvraagstuk. Door de mogelijkheid te bieden voor realisatie van bedrijfsterreingebonden kantoren aan de A20 kan het bedrijventerrein zelf efficienter benut worden voor de huisvesting van primaire bedrijfsfuncties. Verwachting is dan ook dat het oppervlak bedrijfsgebonden kantoren op het bedrijventerrein in de toekomst zal afnemen, doordat bedrijven bij groei van hun kantoorbehoefte deze zullen clusteren langs de A20.

Vooruitlopend op de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan, zijn de eerder bestaande planologische mogelijkheden voor realisatie van kantoren op Schieveste aangepast (bestemmingsplan Schieveste 2021 zoals vastgesteld op 30 mei 2023 met plan-idn NL.IMRO.0606.BP0046-0003). Daarbij is een fors deel van het kantoorprogramma verwijderd. Mede gelet op de beperking van het oppervlak kantoren in de zone aan de noordkant van de A20 tot maximaal 30.000 m2, neemt de plancapaciteit voor nieuwe kantoren in Schiedam dus per saldo flink af. De gedeeltelijke verschuiving van programma binnen de A20 zone en de daarmee gecombineerde afwaardering van planologische capaciteit past binnen de strategie Werklocaties zoals de MRDH die in december 2018 heeft vastgesteld.

Ter onderbouwing van de behoefte aan kantoren en bedrijfsruimte is een zogenaamde Ladderonderbouwing kantoren en bedrijfsruimte opgesteld. Deze is ook als bijlage bij de toelichting van het voorliggende bestemmingsplan gevoegd. In de onderbouwing wordt geconcludeerd dat de er voldoende vraag is naar kantoren en bedrijfsruimte in Schiedam, en dat de voorgenomen bestemmingslegging niet leidt tot onaanvaardbare leegstand elders in Schiedam of in de regio. Mede met inachtname van deze Ladderonderbouwing voldoet het bestemmingsplan aan de ladder van duurzame verstedelijking.

5.6 Duurzaamheid

De gemeente Schiedam geeft milieu en duurzaamheid een belangrijke plaats in bestemmingsplannen en bij de uitwerking van ruimtelijke projecten. Klimaatbeleid, duurzaam bouwen en circulaire economie zijn hierbij speerpunten. Het streven is om duurzame bedrijventerreinen te realiseren, die zich karakteriseren als terreinnen waar vanuit locatiekeuze, ontwerp, inrichting, aanleg, uitgifte en beheer planmatig rekening wordt gehouden met mens en milieu. Deze aspecten vormen uitgangspunten bij de herontwikkelingen en/of transformatie van bedrijventerreinen. Via diverse wegen wordt gestreefd de duurzame ontwikkeling van het gebied te bevorderen. Dit zal in de eerste plaats gebeuren bij heruitgifte van gronden in erfpacht of uitgifte in eigendom. Uitgifte is alleen mogelijk indien de bedrijven een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsambities, waarbij niet alleen aandacht wordt gevraagd voor duurzame energie en (economisch) duurzaam bouwen, maar ook maatschappelijk verantwoord ondernemen. Daarnaast zullen bedrijven in het kader van het Milieu- en Klimaatbeleid geïnformeerd worden over de bijdrage die zij kunnen leveren aan een duurzame samenleving. Bij de vaststelling van het Ontwikkelperspectief is daarnaast ook het Toetsingskader duurzaamheid vastgesteld. Deze wordt bij de hernieuwde uitgifte van nieuwe terreinen toegepast. In de regels van het bestemmingsplan is verder de mogelijkheid opgenomen voor het college om nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorpanden met het oog op de waarborging van de verduurzaming van het gebied. Deze nadere eisen zien op aspecten die niet via wet- of regelgeving al zijn gereguleerd.

5.6.1 Klimaat en energie

In het Klimaatbeleidsplan is als doel gesteld om een CO2-reductie te halen in 2030 van 30%. Dit percentage is gebaseerd op de huidige stand der technieken en op de nulmeting en potentiaalstudie die is uitgevoerd in 2015. Besparen op energie en het vergroten van de inzet van duurzame energiebronnen staat in dit plan centraal. Voor bedrijven en kantoren betekent dit tot 2030 een besparing van gas en elektriciteit van 2,0% tot 2,5%, naast de plaatsing van 136.000 m2 aan zonnepanelen. Ook de toepassing van luchtwarmtepompen en energieopslag in de bodem zijn voorbeelden van maatregelen die nodig zijn om de doelstelling te halen. In de regels van het bestemmingsplan is de mogelijkheid voor het realiseren van bouweerken ten behoeve van de (collectieve) opwek of afname van duurzame energie expliciet benoemd.

5.6.2 Duurzaam bouwen

De energiezuinigheid in de gebouwde omgeving kan worden uitgedrukt in een Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC). De gemeente Schiedam heeft hoge ambities voor deze EPC: bij nieuwbouw wordt gestreefd naar energieneutrale gebouwen. Dit is in lijn met het Convenant verbeteren energieprestaties nieuwbouw dat de gemeente met alle gemeenten van de voormalige Stadsregio heeft afgesloten, en waarbij wordt gestreefd naar een lagere EPC dan wettelijk voorgeschreven. In het Klimaatbeleidsplan is dit nog eens extra bevestigd. Daarnaast wordt bij nieuwbouw gestreefd naar circulair bouwen. Dit betekent enerzijds een zo hoogwaardig mogelijk gebruik en maximaal hergebruik van grondstoffen en materialen. Anderzijds wordt door middel van een rationele verkaveling van het terrein en een efficiënt en multifunctioneel ontwerp de (economische) levensduur van gebouwen verlengd en de mogelijkheden voor hergebruik van gebouwen bevorderd. Specifiek voor het bedrijventerrein is in het Toetsingskader duurzaamheid uitgewerkt hoe de gemeente de verduurzaming van de bouw voor zich ziet, en hoe de gemeente ondernemers en andere initiatiefnemers faciliteert bij het komen tot duurzaam bouwen.

5.6.3 Verkeer en vervoer

De visie van de gemeente Schiedam op verkeer en vervoer voor de regio is weergegeven in het 'Deltaplan Duurzame Bereikbaarheid'. Hierin wordt een gecombineerde aanpak van beprijzing, mobiliteitsmanagement en versterking van het openbaar vervoer voorgesteld, die een structurele oplossing biedt voor de verkeersproblematiek in de hele regio. Voor het gemotoriseerde verkeer worden de wegen veelal ingericht volgens de landelijke principes van Duurzaam Veilig. Dit houdt in dat het wegprofiel en de weginrichting wordt afgestemd op het gebruik van deze weg. Een weg waar het verblijven centraal staat krijgt zo een ander karakter dan een weg op een bedrijventerrein waar de snelle afwikkeling van verkeer centraal staat. Door het toepassen van deze duurzaam veilige weginrichting is het voor de weggebruiker duidelijk welk gedrag er van hem verwacht wordt en wordt hij 'gestuurd' in zijn routekeuze.

Uitgangspunten voor een duurzaam bedrijventerrein zijn het creëren van een snelle afwikkeling van groot transport, het bevorderen van langzaam verkeer en openbaar vervoer, het benutten van mogelijkheden om de automobiliteit terug te dringen en vooral de mogelijkheden binnen vervoersmanagement voor bedrijven (door middel van het uitvoeren van vervoersscans). Dit alles ter besparing van transportkilometers en -kosten, met als gevolg de vermindering van de verkeersemissies van fijnstof, NOx en CO2. De bereikbaarheid en leefbaarheid van het bedrijventerrein kan worden verbeterd door het verbeteren van de interne logistiek en ritplanning, het stimuleren van openbaar vervoer, langzaam verkeer (fietsvervoer, vrij liggende fietsroutes en fietsvoorzieningen) en collectief vervoer (vanpool/carpool), het minimaliseren van het verhard oppervlak voor wegen en parkeerplaatsen en inrichten van inpandige parkeervoorzieningen en gebruik maken van eigen terreinen.

Voor wat betreft de afwikkeling van verkeer via het bestaande (hoofd)wegennet brengt het bestemmingsplan ten opzichte van de bestaande situatie geen noemenswaardige verandering. De bestaande infrastructuur is in principe geschikt voor de afwikkeling van het reguliere verkeer. Het bestemmingsplan kent geen ontwikkelingen die een substantiële groei van het wegverkeer tot gevolg hebben, ook is geen sprake van andere noemenswaardige wijzigingen in de verkeersstromen. De inzet op het bevorderen van langzaam verkeer en gebruik van het openbaar vervoer zal wellicht eerder een beperkte afname van het wegverkeer betekenen.

5.7 Veiligheid

Een goed ondernemers- en werkklimaat wordt mede bepaald door de veiligheid op een bedrijventerrein. Met de herinrichting van het openbaar gebied is de aanblik van de openbare ruimte verfraaid, verlichting toegevoegd en de parkeerdruk verminderd. De veiligheid in de openbare ruimte en leefbaarheid in het gebied zijn hiermee versterkt. De komende planperiode is het streven de sociale veiligheid en leefbaarheid verder te versterken door beheermaatregelen in het openbaar gebied, maar ook door het transformeren van verrommelde, kleinschalige bedrijfsbebouwing naar representatieve, vernieuwde bedrijfsbebouwing. Het bestemmingsplan biedt hiertoe de ruimte.

Daarnaast zullen ook andere middelen worden ingezet om de veiligheid en leefbaarheid in het gebied te verbeteren. Dit betreft zowel het vooraf weren van ondermijnende en criminele bedrijfsactiviteiten op grond van de mogelijkheden die de Algemene plaatselijke verordening biedt om een onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat tegen te gaan als de mogelijkheden om criminele activiteiten te weren op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob). Daarnaast zal door middel van integrale handhaving worden toegezien op het naleven van geldende wet- en regelgeving. Tot slot wordt de samenwerking met de gemeente Rotterdam op het gebied van veiligheid en gebiedsbeheer voortgezet en geïntensiveerd.

Een ander aspect van veiligheid is een goede bereikbaarheid voor hulpdiensten en het voldoende beschikbaar zijn van bijvoorbeeld bluswatervoorzieningen. Op dit moment is geen sprake van specifieke aandachtspunten op dit gebied, maar bij de hernieuwde uitgifte van percelen in erfpacht worden deze aspecten meegenomen in de planuitwerking

Hoofdstuk 6 Juridische Aspecten

6.1 Algemene Juridische Opzet

In dit bestemmingsplan wordt de planologisch-juridische basis gelegd voor het bedrijventerrein 's-Graveland & Spaanse Polder. Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Het plan is opgesteld op basis van de SVBP2012 en het IMRO 2012.

Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn. Eveneens is op de verbeelding de exacte omvang en ligging van het plangebied vastgelegd. De regels behorende bij het bestemmingsplan zijn gebaseerd op standaardregels van de gemeente Schiedam. De standaardregels vormen de basis voor keuzes met betrekking tot gebruik van bestemmingen en aanduidingen in het bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen.

Opbouw regels
De regels zijn als volgt gestructureerd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen (artikel 1) waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd. In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven hoe de voorgeschreven maatvoering (zoals goothoogte, bouwhoogte, inhoud en oppervlakte) in het plan gemeten moet worden.
  • In hoofdstuk 2 zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. Per bestemming is bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bebouwingsregels gelden. Tevens zijn waar mogelijk flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Uitgangspunt is om ten minste de bestaande planologische situatie te bestemmen (zie paragraaf 6.2 en 6.3).
  • In hoofdstuk 3 staan aanvullende bepalingen die, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, voor het hele plangebied gelden. Hierbij kan worden gedacht aan de algemene afwijkingsregeling, die het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken;
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

6.2 Bestemmingen

Het merendeel van de mogelijkheden is overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005. De eerdere plansystematiek is aangepast aan de eisen uit de Wet ruimtelijke ordening. Verder is uiteraard gekeken naar actuele ontwikkelingen in het gebied en zijn afwijkingen die in het verleden vergund zijn verwerkt in de regels. Ook zijn op enkele onderdelen het Ontwikkelperspectief en de gebiedsopdracht SchieDistrict verwerkt.

6.2.1 Bedrijventerrein

De in het plangebied aanwezige bedrijfsgronden zijn bestemd als 'Bedrijventerrein'. Het bestemmingsplan biedt ruime bouwmogelijkheden, waarbij vrijwel elk bedrijfsperceel volledig mag worden bebouwd tot een hoogte van 15 meter. Een hogere bouwhoogte geldt voor de etalagezone langs de rijksweg A20, hier is een bouwhoogte van 40 meter toegestaan. Dit biedt bedrijven de ruimte om zich te ontwikkelen, alsmede mogelijkheden om de herstructurering van de oudere deelgebieden van het bedrijventerrein doorgang te laten vinden.

Door het toepassen van milieuzonering wordt gereguleerd dat lichtere bedrijvigheid zich aan de randen van het bedrijventerrein kan vestigen en zwaardere bedrijvigheid in het middengebied. Hiermee wordt voldoende afstand tussen de bedrijven en gevoelige functies, zoals woningen, geborgd. De indeling in zwaarte van de bedrijvigheid is gebaseerd op de bij de regels gevoegde 'Staat van milieubelastende activiteiten', waarbij wordt uitgegaan van afstanden tot 'gemengd gebied'.

Bestaande niet-bedrijfsactiviteiten, zoals verspreide kantoren, detailhandel en sportscholen, zijn op de verbeelding aangeduid met een specifiek aanduiding. Dergelijke bedrijvigheid is daarmee aanvullend op de reguliere bestemming op maat bestemd. Nieuwvestiging van garagebedrijven met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m² is uitgesloten. Nieuwe bedrijfspercelen moeten een minimale omvang van 1.250m2 hebben. Afzonderlijke bedrijfsvestigingen kunnen een kleinere omvang hebben, mits deze in een bedrijfsverzamelgebouw zijn gehuisvest. In de etalagezone langs de A20 is de mogelijkheid opgenomen om bedrijfsterreingebonden kantoren te realiseren. Gekoppeld aan de in de etalagezone geldende regel dat gebouwen minimaal uit vier bouwlagen bestaan, en andere bouw- en gebruiksregels, kan hiermee worden gestuurd op een aantrekkelijke en afwisselende invulling van de zichtlocatie. De etalagezone voor bedrijven aan de noordkant van de A20 vult daarmee de hoogwaardige stedelijke invulling aan de zuidzijde van de A20 aan (Schieveste en andere ontwikkelingen binnen SchieDistrict). Waar op Schieveste met name de functie wonen tot ontwikkeling gaat komen, blijft 's-Graveland en Spaanse Polder echter bij uitstek bedrijfsmatige activiteiten faciliteren.

Met de vaststelling van het Ontwikkelperspectief, en bijbehorende documenten zoals het Toetsingskader duurzaamheid, is de nadere uitwerking van de beoogde revitalisatie en doorontwikkeling van de het bedrijventerrein in gang gezet. Om deze doorontwikkeling ook planologisch te faciliteren zijn in de regels diverse flexibiliteitsbepalingen opgenomen waarmee het college bevoegd is afwijkingen van de regels te vergunnen. Voorbeelden zijn het toestaan van een hogere bouwhoogte of het toestaan van volumineuze detailhandel. Een belangrijk toetsingscriterium voor medewerking is de mate waarin een dergelijke afwijking bijdraagt aan de realisatie van uitgangspunten uit het Ontwikkelperspectief. Waar nodig zijn deze afwijkingsmogelijkheden gekoppeld aan adviesverplichtingen, bijvoorbeeld om de goede werking van het luchtvaartbeveiligingssysteem te borgen of om vooraf te borgen dat plannen in overeenstemming zijn met regionaal of provinciaal beleid.

Verder is in de regels opgenomen dat het college bevoegd is om nadere eisen te stellen aan bedrijfs- en kantoorgebouwen op het gebied van energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De mogelijkheid is opgenomen om de beoogde verduurzaming van het bedrijventerrein te kunnen waarborgen. De nadere eisen zien alleen op aspecten waarvoor geen wettelijke eisen zijn vastgelegd. De wijze waarop bouwplannen worden beoordeeld is vastgelegd in het Toetsingskader duurzaamheid. De mogelijkheid tot het stellen van nadere eisen op dit vlak is ook opgenomen voor de bestemmingen Gemengd, Kantoor en Horeca.

6.2.2 Gemengd

De noordwestelijke hoek van het bedrijventerrein is nog deels onbebouwd. In dit gebied is met name ruimte gereserveerd voor de bouw van het OV-station Schiedam-Kethel. Deze locatie is bestemd als 'Gemengd'. Deze bestemming biedt de ruimte voor verschillende gebruiksvormen, zoals bedrijven tot milieucategorie 3.2, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, kleinschalige kantoren en horeca en andere ondersteunende voorzieningen ten behoeve van het openbaar vervoer. De maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt net als op de rest van het bedrijventerrein 15 meter. Gebouwen dienen te worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak. Dit bouwvlak mag volledig worden bebouwd. De mogelijkheden zijn overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005.

6.2.3 Groen

De structurerende groenvoorzieningen langs de Polderwatering en de Schie, welke op grond van de als zodanig zijn aangemerkt, zijn bestemd als 'Groen - 2'. Belangrijkste uitgangspunt van deze groenstructuren is het bijdragen aan een versterking van de landschappelijke kwaliteit.

De overige grotere groenelementen langs de A20, de spoorlijn en langs de oevers van de Schie zijn bestemd als 'Groen - 1'. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, watergangen, watervoorzieningen en extensieve recreatie toegelaten, evenals paden en wegen. Langs de oevers van de Schie is, gelet op het bestaande gebruik van een deel van de terreinen, ook de voortzetting van bestaande bedrijvigheid is toegestaan. Insteek is wel dat op termijn sprake is van een doorgaande fiets- en wandelverbinding langs de Schie. De woning aan de Schiekade 20 is binnen de bestemming 'Groen - 2' met een aanduiding toegelaten. Voor deze woning geldt een uitsterfconstructie. Kleinere groenelementen zijn bestemd binnen diverse bestemmingen.

In het meest noordwestelijke deel van het plangebied is op een deel aan de noordkant van de 's-Gravelandseweg een wijzigingsbevoegdheid gelegd. Waar aan de zuidkant van de 's-Gravelandsweg rondom station Schiedam Kethel de bestemming Gemengd al opgenomen was, is invulling van het stuk bedrijventerrein aan de noordkant van de weg nog onderwerp van nader onderzoek. Het gaat om een oppervlak van circa 26.000m2. Totdat duidelijk is of en op welke wijze de gronden worden bestemd, zijn deze bestemd als Groen-1. De wijzigingsbevoegdheid geeft de kaders waarbinnen omzetting naar andere bestemmingen mogelijk is.

Dezelfde redenering is gevolgd in het noordoostelijke uitloper van het plangebied, nabij de Schiekade en de Bochtafsnijding in de Schie. De wijzigingsbevoegdheid alhier maakt op een terreindeel van circa 23.000m2 onder voorwaarden bedrijfsvestiging mogelijk. Ook hier is op dit moment nog onvoldoende concreet op welke wijze dit wordt vormgegeven, reden om de gronden vooralsnog als Groen-2 te bestemmen.

6.2.4 Horeca

Binnen het plangebied komt op een plek reguliere horeca voor. Het bestaande Burger King restaurant aan de 's-Gravelandseweg is bestemd als 'Horeca'. De bouwregeling is afgestemd op het bestaande restaurant. De overige in het plangebied voorkomende horeca (feestzaal) is met een specifieke aanduiding aangeduid.

Bij afwijking kunnen burgemeester en wethouders ook elders binnen het plangebied onder voorwaarden beperkte vormen van horeca toestaan, bijvoorbeeld ter ondersteuning van een hub-locatie waarmee het vestigingsklimaat op het bedrijventerrein wordt versterkt of ten behoeve van de dagrecreatie.

6.2.5 Kantoor

De bestaande kantoren aan de De Brauwweg en Nieuwpoortweg zijn bestemd als 'Kantoor'. Andere functies welke binnen deze bestemming worden uitgeoefend, zoals een sportcentrum en feestzaal/zaalverhuur, zijn met een aanduiding aangegeven. De solitaire kantoren langs en nabij de 's-Gravelandseweg zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' aangeduid als 'kantoor'. Dit biedt de ruimte om deze panden (of percelen) zowel voor kantoor- als bedrijfsfuncties te gebruiken. Buiten de als kantoor bestemde of aangeduide locaties bevinden zich binnen het plangebied geen zelfstandige kantoorfuncties. Wel is binnen het plangebied sprake van bedrijfsgebonden kantoren, welke als onderdeel van een bedrijf onder beperkende voorwaarden voor wat betreft de oppervlakte zijn toegelaten.

In de etalagezone direct langs de A20 is aanvullend de mogelijkheid geboden om ook kantoren toe te staan die gerelateerd zijn aan het bedrijventerrein. Het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van zelfstandige kantoren en bedrijfsterreingebonden kantoren in deze zone is gemaximeerd op 30.000m2. Beoogd wordt hiermee ruimte te bieden aan bedrijven elders op het bedrijventerrein om hun kantoorvoorzieningen aan de A20 te profileren, in de directe nabijheid van het OV-knooppunt Schiedam Centrum. Hiermee kan het bedrijventerrein zelf zich specifiek blijven richten op de bedrijfsmatige activiteiten.

6.2.6 Recreatie

De bestaande jachthaven aan de Van Vlissingenstraat / Algerastraat heeft de bestemming 'Recreatie' gekregen. Binnen deze bestemming is ook ondersteunende horeca en ondergeschikte detailhandel ten behoeve van de jachthaven toegelaten.

6.2.7 Verkeer

Er is een onderscheid gemaakt in wegen met voornamelijk een stroomfunctie en wegen die als verblijfsgebied zijn ingericht. De interne wegenstructuur op het bedrijventerrein en de gebieden waar de verblijfsfunctie overheerst, zijn bestemd tot 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De 's-Gravelandseweg en de De Brauwweg hebben een functie als gebiedsontsluitingsroute. Deze wegen zijn om deze reden bestemd als 'Verkeer'. De deels binnen het plangebied gelegen rijksweg A20 is bestemd als 'Verkeer - Rijksweg', terwijl de spoorlijn aan de westzijde van het plangebied bestemd is als 'Verkeer - Railverkeer'.

6.2.8 Water

Binnen diverse bestemmingen mogen watergangen en -partijen gerealiseerd worden. De Schie en de Polderwatering zijn bestemd als 'Water'. Dat geldt ook voor de Bochtafsnijding in de Schie ter hoogte van Rotterdam Overschie. De als water bestemde gronden mogen worden gebruikt voor water- en waterhuishoudkundige voorzieningen, alsmede een jachthaven ter plaatse van de betreffende aanduiding. Om de aanleg van een doorgaande wandel- en fietsroute langs de Schie te faciliteren is ook de mogelijkheid opgenomen om, na instemming van de waterbeheerder, binnen de bestemming Water vlonders en steigers aan te leggen. Hiermee ontstaat de mogelijkheid om bedrijfsterreinen via het water te passeren wanneer een doorgaande verbinding over de oever op die plek (nog) niet mogelijk is.

Ter plaatse van de scheepswerven aan de Schiekade, in de noordoosthoek van het plangebied, mag het water ook worden gebruikt voor de bedrijfsvoering. Verder kent het plan een afwijkingsbevoegdheid om indien wenselijk ook elders een medegebruik van het water voor watergebonden bedrijvigheid toe te staan.

6.2.9 Wonen en Tuin

Ter hoogte van de rolbrug over de Schie bevinden zich enkele woningen. Deze woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen de woonbestemming is een bouwvlak opgenomen, waarbinnen de woningen mogen worden gebouwd. Voor de woningen is in alle gevallen een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. Bij een tweetal woningen is sprake van de huur van gemeentegrond voor gebruik als tuin. Gelet hierop en het feit dat aanvullende erfbebouwing op deze gronden niet wenselijk is, zijn deze delen van het erf bestemd als 'Tuin'.

6.2.10 Wonen - Woonwagen

Aan de Schiekade bevindt zich een woonwagencentrum. Het centrum is bestemd als 'Wonen -Woonwagen'. Het aantal standplaatsen is in de regels gemaximeerd tot het bestaande aantal van 20. De bestemmingsregeling voorziet in een minimale afstand tussen de woonwagens, mede uit het oogpunt van brandveiligheid. Daarnaast worden beperkingen gesteld ten aanzien van de aanwezigheid van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Aanbouwen aan de voorzijde van de woonwagens zijn niet toegelaten.

6.2.11 Woongebied

Voor het woongebied aan de noordzijde van de Polderweg is de bestemming 'Woongebied' overgenomen uit het voorheen geldende bestemmingsplan. Binnen deze bestemming is nieuwbouw van woningen in een ruime opzet mogelijk, aansluitend op de rest van de Polderweg. Een onderscheid wordt gemaakt tussen de eerste- en tweedelijnsbebouwing. Voor de eerstelijnsbebouwing (tot 50 meter uit de Polderweg en Schiekade) geldt dat bebouwing bestaande uit één bouwlaag met een kap is toegelaten, waarbij de grondoppervlakte per woning niet meer mag bedragen dan 90 m². De tweedelijnsbebouwing mag bestaan uit twee bouwlagen met een kap, waarbij de vrijheid bestaat om de maximaal toegelaten grondoppervlakte van 300 m² op te delen in één of meerdere hoofdgebouwen. De regels voor erfbebouwing sluiten aan op de standaardmogelijkheden zoals deze voor heel Schiedam gelden.

Op het gebied is ook een wijzigingsbevoegdheid gelegd die omzetting naar 'Groen-1', 'Groen-2' of 'Water' mogelijk maakt.

6.3 Dubbelbestemmingen

6.3.1 Leiding

De diverse in het plangebied aanwezige leidingen zijn op de verbeelding met een dubbelbestemming aangeduid. De hogedruk aardgasleiding welke het plangebied aan de zuidzijde doorkruist is bestemd als 'Leiding - Gas'. Dat geldt ook voor de aardgasleiding aan de westzijde van het spoor Schiedam-Delft, welke gedeeltelijk binnen het plangebied valt. De bovengrondse hoogspanningsverbinding gelegen aan de westzijde van de Fokkerstraat, welke het plangebied van noord naar zuid doorkruist, is bestemd als 'Leiding - Hoogspanningsverbinding'. Met de dubbelbestemming 'Leiding - Water' worden de drinkwatertransportleidingen en de aan de zuidzijde van het plangebied gelegen warmwaterleiding bestemd. Ter plaatse van al deze leidingen geldt binnen de op de verbeelding aangegeven belemmeringszone een bouwverbod. Daarnaast is voor het aanleggen van werken en werkzaamheden binnen deze dubbelbestemming een omgevingsvergunning vereist.

Binnen het plangebied bevinden zich diverse andere leidingen. Deze leidingen zijn echter planologisch niet relevant, wat betekent dat ze niet met een dubbelbestemming op de verbeelding zijn weergegeven. Een uitzondering is gemaakt voor de persleiding voor afvoer van oppervlaktewater onder de Neherstraat en Ringerstraat. Vanwege het bijzondere karakter van deze persleiding is deze voorzien van een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige'.

6.3.2 Archeologie

Voor het gehele plangebied gelden meerdere archeologische (verwachtings)waarden (zie: Archeologie). Deze verwachtingswaarden worden beschermd door de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie'. Op basis van deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning vereist voor het aanleggen van werken en werkzaamheden. Afwijken van het bouwverbod of het verlenen van een omgevingsvergunning kan pas nadat archeologisch onderzoek is uitgevoerd. Aan het verlenen van de afwijking of omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden. Indien uit onderzoek blijkt dat ter plekke geen archeologische waarden aanwezig zijn kan de dubbelbestemming middels een wijzigingsbevoegdheid worden verwijderd.

6.3.3 Waterstaat

De waterstaatkundige functie is in het bestemmingsplan bestemd als 'Waterstaat -Waterstaatkundige functie', ter bescherming en instandhouding van de waterkering en de waterhuishouding. In de regels is bepaald dat alleen gebouwd mag worden volgens de van kracht zijnde bestemming van deze gronden, mits de belangen van de waterstaat zich daartegen niet verzetten. Bouwen ten behoeve van een van kracht zijnde bestemming is pas mogelijk na toestemming van burgemeester en wethouders, waarbij advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap van Delfland. Een vergelijkbare regeling geldt voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor de aanleg van werken en werkzaamheden.

6.3.4 Voorrangsregel

Artikel 30 geeft de regels omtrent de verhouding tussen een enkelbestemming en dubbelbestemmingen. Hiermee is gereguleerd welke bestemmingslegging prevaleert in geval er sprake is van een enkelbestemming en dubbelbestemming(en).

6.4 Overige Bepalingen

6.4.1 Algemene aanduidingen

Het bedrijventerrein 's-Graveland en Spaanse Polder is, samen met het Rotterdamse deel van Spaanse Polder, aangewezen als gezoneerd industrieterrein als bedoeld in de Wet geluidhinder. Binnen deze zone zijn geluidzoneringsplichtige bedrijven toegelaten, terwijl woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen zijn uitgesloten. Op de verbeelding is deze zone aangeduid als 'Milieuzone - gezoneerd industrieterrein'.

De delen van het plangebied buiten het gezoneerde industrieterrein zijn gelegen binnen de bij het industrieterrein behorende geluidzone. Deze zone is op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone -industrie'. Het plangebied is eveneens gelegen binnen de geluidzone behorende bij verkeerswegen, spoorwegen en de aanvliegroute naar Rotterdam The Hague Airport. Deze geluidzones zijn op de verbeelding aangeduid als 'Geluidzone - weg', 'Geluidzone - spoor' en 'Geluidzone - luchtvaart'. In overeenstemming met het bepaalde in de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder en het Besluit burgerluchtvaart geldt dat binnen deze geluidszones geen nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige objecten mogen worden gebouwd, tenzij wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor geluid of een verkregen hogere (geluids)waarde.

Aan de 's-Gravelandseweg 395 bevindt zich een tankstation waar LPG wordt doorgezet. De doorzet van LPG maakt dat sprake is van een Bevi-inrichting. De bij deze inrichting behorende risicocontour (PR 10-6-contour) is aangeduid als 'Veiligheidszone - bevi'. De risicocontour behorende bij de rijksweg A20 is aangeduid als en 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'. Binnen deze veiligheidszone is de bouw of uitbreiding van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten niet toegelaten, tenzij geen sprake is van een toename van het aantal in het gebouw verblijvende personen. De bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten is onder voorwaarden met een afwijking van het bestemmingsplan toegelaten. De voorwaarden betreffen de vereiste tot het treffen van aanvullende maatregelen uit het oogpunt van externe veiligheid, welke tot doel hebben de zelfredzaamheid te verbeteren.

Langs de Bochtafsnijding in de Schie geldt op grond van het provinciaal beleid een vrijwaringszone. Binnen deze zone zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen uitsluitend mogelijk indien deze geen belemmering vormen voor het scheepvaartverkeer of de bereikbaarheid en het beheer en onderhoud van de watergang. De vrijwaringszone is bestemd als 'Vrijwaringszone - provinciale vaarweg'.

6.4.2 Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk met recht bestemd. In aanvulling op de afwijkingsmogelijkheden bij de individuele bestemmingen is een aantal 'Algemene afwijkingsregels' opgenomen. Om te voorkomen dat kleine meetfouten tot grote gevolgen leiden en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlaktes enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingen opgenomen ten behoeve van het oprichten van openbare nutsdoeleinden en geluidwerende voorzieningen.

6.4.3 Algemene gebruiksregels

Het toegelaten gebruik van de gronden is geregeld in de individuele bestemmingen. Een aantal zaken geldt uniform voor het gehele plangebied en zijn daarom benoemd in de 'Algemenegebruiksregels'. Voor het gehele plangebied geldt dat entrees en toegangsportalen op de begane grond ook mogen worden gebruikt ten behoeve van gebruiksfuncties welke uitsluitend op de verdieping zijn toegelaten. Dat geldt ook voor een kelder, onderbouw, tussenverdieping of onbebouwd erf. Daarnaast geldt dat daar waar wonen is toegelaten eveneens een aan huis geboden beroep, een aan huis verboden bedrijf is toegelaten of mantelzorg is toegelaten.

6.4.4 Parkeren, laden, lossen en stallen

Parkeren

Bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt de vereiste dat, om parkeerproblemen te voorkomen, voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid. Deze vereiste vond voorheen zijn grondslag in de gemeentelijke bouwverordening. Door een wijziging in de wet heeft de gemeentelijke bouwverordening op dit punt zijn werking verloren. In juni 2018 is daarom een paraplu-herziening Parkeren vastgesteld, waardoor onder andere het voorheen geldende bestemmingsplan uit 2005 met een parkeerregeling is aangevuld. Deze regeling is in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.

Laden en lossen

Voor diverse gebruiksfuncties is, uit het oogpunt van doorstroming en gebruik van de openbare weg, een voorziening voor het laden en lossen vereist. Het is wenselijk om een dergelijke voorziening te hebben, indien de aard en omvang van een ruimtelijke ontwikkelingen daar aanleiding toe geeft. Gelet op de grote verscheidenheid aan ontwikkelingen is het niet mogelijk hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties.

Fietsparkeren

Het gebruik van de fiets maakt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen ook ruimte moet worden gereserveerd voor het stallen van fietsen. Deze vereiste gold voorheen op grond van het Bouwbesluit. Gelet op het hoge fietsgebruik en om wildparkeren van fietsen te voorkomen is het wenselijk dergelijke stallingsvoorzieningen te hebben. De grote verscheidenheid aan ontwikkelingen maakt dat het niet mogelijk is hiervoor op voorhand normen op te nemen. De aard, omvang, situering en noodzaak van deze voorziening wordt om deze reden op basis van de specifieke eigenschappen van een ruimtelijke ontwikkeling bepaald. Deze vereiste geldt niet voor woonfuncties, omdat voor woningen op grond van het Bouwbesluit nog wel een verplichting geldt voor het hebben van een (fietsen)berging.

6.4.5 Algemene wijzigingsregels

In het bestemmingsplan is een tweetal algemene wijzigingsregels opgenomen. De eerste wijzigingsbevoegdheid is bedoeld om kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen op te vangen. De tweede ziet op de mogelijkheid om aan gronden de dubbelbestemming 'Waterstaat -Waterstaatkundige functie' toe te voegen indien het aanleggen, verleggen of verplaatsen van een waterkering dit noodzakelijk maakt. Van deze wijzigingsbevoegdheid kan alleen gebruik worden gemaakt indien de beheerder van de waterkering hierom verzoekt.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. Voorliggend bestemmingsplan heeft een overwegend conserverend karakter. Enkel aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn kosten verbonden welke door de gemeente bekostigd worden binnen het regulier beschikbare budget voor actualisatie van ruimtelijke plannen. De economische uitvoerbaarheid van dit in basis conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.

7.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en artikel 6.2.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient, indien sprake is van één van de in artikel 6.2.1 van het Bro genoemde bouwactiviteiten, een exploitatieplan te worden vastgesteld. Een exploitatieplan heeft onder meer tot doel om te komen tot een adequaat publiekrechtelijk kostenverhaal, het realiseren van een goede inrichting van de openbare ruimte door middel van het stellen van locatie-eisen en het bieden van een goede grondslag om de verdeling van woningbouwcategorieën te ondersteunen.

De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is, staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Indien een exploitatieplan vereist is moet de gemeenteraad het exploitatieplan tegelijk vaststellen met de planologische maatregel die het bouwen mogelijk maakt. Een gemeente behoeft geen exploitatieplan op te stellen indien het kostenverhaal al op een andere manier geregeld is ('anderszins verzekerd') en tevens locatie-eisen en regels voor woningbouwcategorieën niet nodig zijn. Die laatste situatie kan zich voordoen wanneer met alle eigenaren een overeenkomst is gesloten waarin de inrichting van de locatie en het kostenverhaal is geregeld.

Beoordeling exploitatieplanplicht

Het bestemmingsplan is in vergelijking tot de bestaande situatie en het voorheen geldende bestemmingsplan in basis conserverend van karakter.

De mogelijkheid die het bestemmingsplan biedt om woningen te ontwikkelen aan de Polderweg betreft in principe een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waarvoor een exploitatieplan vereist is. De betreffende gronden zijn echter in eigendom van de gemeente Schiedam. Dit biedt de mogelijkheid om een (anterieure) overeenkomst te sluiten met een partij welke deze gronden gaat ontwikkelen. Dit is uitgangspunt bij een eventuele start van realisatie. Daarnaast gaat het om overname van reeds bestaande, maar nog niet gerealiseerde, planologische mogelijkheden. Er is dus geen sprake van nieuwe planologische mogelijkheden waarvoor een plicht tot opstelling van een exploitatieplan geldt.

De gronden op het bedrijventerrein zijn grotendeels in eigendom van de gemeente en worden via erfpacht uitgegeven. Ook in dat verband kunnen desnoods aanvullende afspraken worden gemaakt indien sprake is van een noodzaak tot kostenverhaal. Daarbij wordt opgemerkt dat mede vanwege de omvang van het plangebied, de eventueel te verhalen plankosten de drempel zoals genoemd in artikel 6.2.1a onder a van het Bro niet zullen overschrijden. Het bestemmingsplan biedt daarbij ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan geen nieuwe planologische mogelijkheden waarvoor een plicht tot opstelling van een exploitatieplan geldt. Voor de bedrijventerreinen is door de raad een grondexploitatie geopend, welke periodiek wordt geactualiseerd en herijkt. Alle kosten voor actualisatie en aanpassing van het planologisch kader, waaronder het voorliggende bestemmingsplan, zijn in de grondexploitatie meegenomen en van een dekking voorzien.

Behalve de mogelijke situaties waarbij een plicht tot kostenverhaal geldt zijn er verder geen redenen om een exploitatieplan op te stellen. Er zijn geen redenen om locatie-eisen te stellen zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Gelet op het feit dat het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, is er geen aanleiding tot het vaststellen van een exploitatieplan.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro

In het kader van het wettelijk verplicht vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke overlegpartners. Van de overlegpartners zijn vijf reacties ontvangen. De resultaten van het vooroverleg zijn verwerkt in de Reactienota voorontwerp bestemmingsplan 's-Graveland &. Deze nota vormt mede de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerp. Diverse overlegreacties zijn aanleiding geweest om de regels of verbeelding aan te passen. Het gaat daarbij met name om een nadere detaillering of verfijning, afgeleid van de belangen of beleidsuitgangspunten van de desbetreffende overlegpartner. waar nodig is ook de toelichting uitgebreid of aangepast in reactie op het vooroverleg. In algemene zin geldt dat het bestemmingsplan niet structureel is gewijzigd naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg.

De Reactienota is als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Omwille van de duidelijkheid is de overlegreactie van Luchtverkeersleiding Nederland in zijn geheel nog afzonderlijk als bijlage toegevoegd.

Resultaten inspraak

Op 18 december 2019 is bekend gemaakt dat het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van een inspraakprocedure ter inzage wordt gelegd. De publicatie van deze ter inzage legging heeft plaatsgevonden in de Staatscourant, het Gemeenteblad en op de gemeentepagina in het Nieuwe Stadsblad.

Het voorontwerp heeft van 19 december 2019 tot en met 29 januari 2020 voor een ieder ter inzage gelegen in het stadskantoor. Ook was het plan digitaal te raadplegen via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.

Tijdens de inzagetermijn zijn twee inspraakreacties ontvangen. Deze reacties zijn samengevat en beantwoord in de Reactienota voorontwerp bestemmingsplan 's-Graveland & Spaanse Polder 2020. Deze nota vormt mede de basis voor de aanpassing van het voorontwerp bestemmingsplan naar een ontwerp. De inspraakreacties hebben niet geleid tot aanpassing van de regels of verbeelding van het plan. Wel is naar aanleiding van het inspraaktraject de toelichting op diverse punten uitgebreid. Dit met name voor een betere duiding van het gebruikte beleidskader, en om de bestemmingslegging duidelijker te motiveren.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsnotitie 'S-graveland & Spaanse Polder

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio Rotterdam-rijnmond

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek 'S-graveland & Spaanse Polder

Bijlage 4 Ontwikkelperspectief 'S-gravelandsepolder En Spaanse Polder

Bijlage 5 Toetsingskader Duurzaamheid

Bijlage 6 Gebiedsopdracht Schiedistrict

Bijlage 7 Reactienota Voorontwerp Bestemmingsplan

Bijlage 8 Overlegreactie Luchtverkeersleiding Nederland

Bijlage 9 Ladderonderbouwing Kantoren En Bedrijfsruimte