Schieveste fase 5, eerste herziening
Bestemmingsplan - Gemeente Schiedam
Vastgesteld op 16-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Schieveste fase 5, eerste herziening van de gemeente Schiedam.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0606.BP0045-0002 met de bijbehorende regels.
1.3 (bruto) vloeroppervlakte:
totale oppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar, ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 archeologisch waardevol gebied:
gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.
1.7 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.17 cultuur- en ontspanning
onder voorzieningen ten behoeve van cultuur- en ontspanning wordt verstaan: een bioscoop, muziekschool, dansschool, sportschool, casino, gamecenter, (muziek)theater, museum, kinderindoorspeelplaats of een combinatie van de hiervoor genoemde functies.
1.18 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, alsmede als uitzondering op het voorgaande: ondersteunende horeca 1.
1.20 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke gericht is op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal.
1.21 gamecenter:
een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van behendigheids- en/of kermisautomaten te laten beoefenen en waar geen kansspelautomaten aanwezig zijn.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 geluidgevoelig object:
een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.24 gemakswinkel
een winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen.
1.25 hotel:
een bedrijf of inrichting geheel of in overwegende mate gericht op het verschaffen van logies per nacht al dan niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken, met inbegrip van congres- en vergaderfaciliteiten.
1.26 horeca(bedrijf):
- a. horeca 1 (lichte horeca): horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend, hoofdzakelijk zijn gericht op het al dan niet ter plaatse consumeren van ter plaatse verstrekte etenswaren en maaltijden en daardoor slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden veroorzaken, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, snackbar, tearoom, traiteur, bistro en restaurant (met bezorg- en afhaalservice);
- b. horeca 2 (middelzware horeca): horecabedrijven die ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals een bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom en zalenverhuur (ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- c. horeca 3 (zware horeca): horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals een dancing, discotheek, nachtclub of partycentrum.
1.27 kinderindoorspeelplaats
overdekte speelplaats voor kinderen waar geen gelegenheid tot logies geboden wordt.
1.28 luifel:
een aan de gevel van een gebouw aangebracht, niet op de grond rustend of anderszins ondersteund (uitschuifbaar) afdak.
1.29 milieuhygiënische belemmering
wettelijke belemmering op het vlak van geur, geluid, fijn stof, bodem etc.
1.30 nutsvoorziening:
voorziening ten behoeve van het openbaar nut, zoals voorzieningen ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatienetwerken, alsmede ten behoeve van riolering en afvalinzameling.
1.31 ondergeschikte detailhandel:
niet-zelfstandige detailhandel, uitsluitend zijnde detailhandel die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.32 ondersteunende horeca:
niet-zelfstandige horeca, uitsluitend zijnde horeca die wordt of is gerealiseerd binnen een andere hoofdfunctie en daar zowel functioneel als naar oppervlakte en ruimtelijke uitstraling ondergeschikt aan is.
1.33 parkeergarage
een overdekte inpandige ruimte die geschikt en gebruikt kan worden om auto's, invalidenmobielen, fiets of andere voertuigen te stallen.
1.34 peil:
Normaal Amsterdams Peil.
1.35 prostitutie:
het zich ten behoeve van een ander tegen vergoeding beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele diensten.
1.36 raamprostitutie:
het etaleren van prostituees achter vensters.
1.37 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.38 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals: verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halte-aanduidingen, parkeerregulerende constructies, roadbarriers, afvalinzamelsystemen, brandkranen, informatie- en reclameobjecten, rijwielstandaards, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, beeldende kunst, gedenktekens, speelvoorzieningen, skatevoorzieningen, abri's e.d..
1.39 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg, in de openbare ruimte of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig door middel van handeling, houding, woord, gebaar of op een andere wijze beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.40 verblijfsgebied:
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.
1.41 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke winkelruimte ten behoeve van de detailhandel, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank.
1.42 voorgevelrooilijn:
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn welke aansluit aan de ligging van de voorgevels van de bestaande hoofdgebouwen en een zo gelijkmatig beloop overeenkomstig de weg heeft;
- b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als bedoeld onder a aanwezig is:
- 1. bij een wegbreedte van tenminste 10,0 meter, de lijn gelegen op 15,0 meter uit de as van de weg;
- 2. bij een wegbreedte minder dan 10,0 meter de lijn gelegen op 10,0 meter uit de as van de weg.
1.43 woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse (bouw)perceelgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.
2.2 (bouw)hoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:
- a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 2,0 meter;
- b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) een technische installatie buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal toegelaten hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. hotel, inclusief ondersteunende horecavoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
- b. horeca 1;
- c. cultuur- en ontspanning, met dien verstande dat een bioscoop en/of bioscoopzaal niet is toegelaten ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
- d. onderwijs en andere educatieve doeleinden;
- e. sportvoorzieningen;
- f. kleinschalige detailhandel (gemakswinkel tot een gezamenlijk maximum van 500 m²;
- g. parkeervoorzieningen;
met daarbij behorende:
- h. ontsluitingswegen;
- i. ondergeschikte horeca;
- j. groenvoorzieningen;
- k. straatmeubilair;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. vluchttrappen(huizen);
- n. waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag, ook ondergronds, uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. de gebouwen, inclusief niet ondergeschikte delen van deze gebouwen, dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
- b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van:
- 1. maximaal 8,0 meter voor palen en masten;
- 2. maximaal 3,0 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde erf- of terreinafscheidingen;
- d. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
- e. de gebouwen en bouwwerken als bedoeld onder a en c zijn slechts toegestaan indien deze geen (mogelijke) effecten hebben op de verkeersveiligheid van de nabijgelegen rijksweg.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- c. waterhuishoudkundige zaken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken:
- a. van het bepaalde in lid 3.2 Bouwregels, onder d ten behoeve van de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ter plekke van het maatvoeringsvlak met een maximale bouwhoogte van 47,0 meter, waarbij deze mag worden verhoogd tot een bouwhoogte van maximaal 65,0 meter, mits:
- 1. advies is ingewonnen bij de Luchtvaartinspectie met het oog op de belangen van de luchtvaart;
- 2. advies is ingewonnen bij het waterbeheerder met het oog op de waterbelangen;
- 3. advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en de DCMR met het oog op externe veiligheid;
- 4. geconstateerd is dat er geen milieuhygiënische belemmeringen zijn om aan de bedoelde verhoging van de bouwhoogte medewerking te verlenen.
- b. van het bepaalde in lid 3.2, onder e ten behoeve van bouwwerken geen gebouwen zijnde die een (mogelijk) effect hebben op de verkeersveiligheid van de nabijgelegen rijksweg , mits vooraf advies wordt gevraagd bij de wegbeheerder van de rijksweg.
Artikel 4 Leiding - Hoogspanning
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hoogspanningsleiding van ten hoogste 150kV.
4.2 Bouwregels
In het belang van de bescherming van de ter plekke aanwezige leiding mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' samenvallende bestemmingen, op deze gronden uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning', waarbij bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegelaten tot een hoogte van maximaal 5,0 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' samenvalt, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder waaruit blijkt dat de belangen van de leidingbeheerder niet worden geschaad.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de leiding is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de leidingbeheerder.
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
In het belang van de archeologische monumentenzorg mogen, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvallende bestemming(en) ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - Archeologie' geen bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) worden gebouwd waarvan het gezamenlijk oppervlak groter is dan 100 m² en die dieper reiken dan 2,0 meter beneden het maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 5.2, voor bouwwerken voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen waarmee de bestemming 'Waarde - Archeologie' samenvalt.
- b. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien op basis van een archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarden veilig te stellen.
- c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waarde - Archeologie' wijzigen door de betreffende bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse, op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 6 Waterstaat
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.
6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegelaten zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van waterstaatsdoeleinden;
- b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5,0 meter bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 6.2, met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijken van de bouwregels voor andere bouwwerken is mogelijk, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een besluit over het afwijken van de bouwregels wordt genomen horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterkering.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Waterstaat' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien ter plaatse de waterkerende functie is komen te vervallen, blijkens een schriftelijke verklaring van de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
8.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
- a. Binnen de 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' is de bouw of uitbreiding van (beperkt) kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichting slechts toegelaten, indien uit het oogpunt van externe veiligheid in ieder geval wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. ramen, deuren en ventilatiesystemen moeten afsluitbaar zijn;
- 2. voldoende (nood)uitgangen bevinden zich in de van de risicobron (A20) af gerichte gevel.
- b. Als er sprake is van een functie bedoeld voor personen die verminderd zelfredzaam zijn, zoals ouderen, kinderen tot 8 jaar of zieken, moet bovendien ten behoeve van een veilig verblijf bij een incident op de A20 worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- 1. de constructie van het betreffende bouwdeel is bestand tegen een overdruk die kan optreden bij een koude Bleve;
- 2. de naar de risicobron gerichte gevel is bestand tegen de hittestraling die kan optreden als gevolg van een koude Bleve;
- 3. Voor de schuilmogelijkheden, optredende druk en warmtestraling moet vooraf advies in worden gewonnen bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond.
- c. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de aanduiding 'Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' of het aanpassen van de bijbehorende voorwaarden voor zover een verandering in de externe veiligheidsnormering- en waardering daartoe aanleiding geeft.
8.2 Geluidzone
Binnen de 'Geluidzone' zijn geen woningen en andere geluidgevoelige objecten als bedoeld in de Wet geluidhinder toegelaten.
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de regels van het plan, voor:
- a. het oprichten van bouwwerken van algemeen nut, mits de oppervlakte van een gebouw niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte van de bouwwerken niet meer zal bedragen dan 3,5 meter;
- b. het overschrijden van in deze regels genoemde maten en percentages, zoals goothoogte, bouwhoogte en oppervlakte van gebouwen en bouwwerken en bebouwingspercentages, met niet meer dan 10%;
- c. beneden peil gelegen kelders alsmede erkers, balkons, galerijen, luifels, buitentrappen en soortgelijke onderdelen, waarbij de grenzen van het bouwvlak met niet meer dan 1,0 meter mogen worden overschreden;
- d. geluidwerende voorzieningen;
mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen niet in onevenredige mate worden beperkt en de ter plaatse aanwezige waarden niet op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
Artikel 10 Algemene Bouwregels
10.1 Bestaande afwijkingen
Een bestaand bouwwerk, waarvan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan de feitelijk aanwezige hoogte, oppervlakte of afstand tot een ander gebouw of grenslijn in strijd is met een in dit plan voorgeschreven maximum dan wel minimum hoogte, oppervlakte of afstand, mag worden gehandhaafd, veranderd en/of vernieuwd, maar niet worden vergroot of anders gesitueerd.
10.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Parkeren
- 1. Het gebruik van gronden, waaronder tevens wordt verstaan het oprichten van een gebouw, verandering van een functie en uitbreiding of wijziging van bestaand gebruik, is slechts toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in:
- a. voldoende parkeergelegenheid;
- b. voldoende ruimte voor het stallen van fietsen.
- 2. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, door:
- a. de aanleg van nieuwe parkeergelegenheden in het openbaar gebied;
- b. het gebruik van bestaande parkeerplaatsen in het openbaar gebied, voor zover deze zijn gelegen binnen een straal van 300 meter en de kosten samenhangend met de aanleg van deze parkeerplaatsen worden vergoed;
- c. duurzaam gebruik van parkeerplaatsen in een naburige parkeervoorziening binnen een straal van 300 meter.
- 3. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien sprake is van uitwisselbaarheid van parkeervoorzieningen bij:
- a. woningbouw welke overwegend wordt gerealiseerd binnen 500 meter van station Schiedam Centrum of 300 meter van station Schiedam Nieuwland;
- b. de aanwezigheid van gemeenschappelijke parkeervoorzieningen, welke voorzien in de parkeerbehoefte van een afgebakend gebied;
- c. buurtvoorzieningen, waarbij aannemelijk is dat bezoekers geen gebruik zullen maken van de auto;
- d. de toepassing van andere mobiliteitsvormen dan de auto;
- e. woningen waarbij blijkens de koopakte bij verkoop wordt afgezien van een parkeerplaats.
- 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder a indien het bepaalde in lid 2 en 3 niet van toepassing is en met de verwezenlijking van het plan een bijzonder gemeentelijk of maatschappelijk belang gemoeid is.
- 5. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 1, onder b indien aantoonbaar op een andere wijze aan de vereiste te voorzien in een stallingsvoorziening voor fietsen wordt voldaan, of het gebruik geen aanleiding geeft tot het aanwezig zijn van een dergelijke voorziening.
- 6. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de aard, plaats en inrichting van de lid 1 genoemde voorzieningen.
- 7. Burgemeester en wethouders passen de regels met betrekking tot het parkeren toe met inachtneming van de door hen vastgestelde beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals deze gelden op het tijdstip van indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning, of, indien geen omgevingsvergunning vereist is, het moment waarop het gebruik van de gronden wordt gewijzigd.
11.2 Vormen van verboden gebruik
Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, of tot een doel, strijdig met het bestemmingsplan. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:
- 1. het gebruik (van gebouwen) ten behoeve van het (doen) exploiteren van een seksinrichting of (het laten uitoefenen van) straat- of raamprostitutie;
- 2. als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 12 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het in geringe mate, doch met niet meer dan 10,0 meter, afwijken van een bestemmingsgrens of van het profiel van een weg, voor zover dit noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen.
Artikel 13 Overige Regels
13.1 Bevoegd gezag
Indien op grond van het bepaalde in het Besluit omgevingsrecht Gedeputeerde Staten of de Minister is aangewezen als het bevoegd gezag bij het verlenen van een omgevingsvergunning, wordt waar op grond van dit bestemmingsplan burgemeester en wethouders bevoegd zijn om:
- 1. af te wijken van het bestemmingsplan;
- 2. een omgevingsvergunning te verlenen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden;
- 3. een omgevingsvergunning te verlenen voor het slopen van een bouwwerk;
in plaats van 'burgemeester en wethouders' gelezen 'Gedeputeerde Staten' dan wel 'de Minister'.
13.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Lid 14.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 14.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Lid 14.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Schieveste fase 5, eerste herziening van de gemeente Schiedam"
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam
in de openbare vergadering van
de griffier, de voorzitter,
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
De gemeenteraad van Schiedam heeft op 13 september 2015 het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' vastgesteld. Dit bestemmingsplan biedt een flexibel kader voor de realisatie van een actief en publiek programma, bestaande uit een bioscoop, hotel, horeca, sportvoorzieningen, kinderindoorspeelplaats en parkeervoorzieningen. Voor de bouw van het bioscoopcomplex zijn op 3 mei 2016, en later op 9 januari 2019, omgevingsvergunningen verleend. De verleende omgevingsvergunningen en ingebruikname van het bioscoopcomplex geven aanleiding het bestemmingsplan voor dit deel van het plangebied te wijzigen, waarbij ruimte wordt gelaten voor een mogelijke toekomstige uitbreiding van de bioscoop.
Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' werd flexibiliteit en ruimte geboden voor de ontwikkeling van een bioscoopcomplex. Deze flexibiliteit en ruimte is, nu het bioscoopcomplex gereed is, niet meer nodig. Ook omdat dit afbreuk kan doen aan het op grond van het Stedenbouwkundig plan Schieveste fase 5 (2012) gewenste eindbeeld. Met de herziening van dit bestemmingsplan wordt dit eindbeeld geborgd, waarbij ruimte wordt gelaten voor een beperkte uitbreiding van de bioscoop. Daarnaast blijft het op grond van het oorspronkelijke bestemmingsplan mogelijk een hotel te ontwikkelen op het braakliggende (noordoostelijke) gedeelte van het terrein. Wel worden met de herziening van het bestemmingsplan de mogelijkheden om ter plaatse van het beoogde hotel een bioscoop te vestigen weggenomen.
Afbeelding 1 - Impressiebeelden vergunde situatie
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied betreft het Euroscoop-complex en het naastgelegen hotelkavel. De locatie ligt ingeklemd tussen de A20 en de spoorlijn. Op afbeelding 1 is de ligging visueel weergegeven.
Afbeelding 2 - Ligging plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
In het plangebied zijn momenteel twee bestemmingsplan van kracht, die met dit plan (gedeeltelijk) worden herzien. Dit betreft het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' (id-nummer NL.IMRO.0606.BP0025-0002) en het facetbestemmingsplan 'Parkeren' (id-nummer NL.IMRO.0606.BP0044-0002).
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
- 1. de toelichting: hierin worden de overwegingen beschreven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen;
- 2. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing van de in dit plan begrepen gronden, en;
- 3. een verbeelding/plankaart, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle in het plan begrepen gronden.
Hoofdstuk 2 Beleid, Milieu En Juridisch
2.1 Beleidskader
In het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan ´Schieveste fase 5´ zijn alle voor deze locatie relevante beleidskaders beoordeeld. Destijds is geconcludeerd dat de ontwikkeling van een bioscoopcomplex, hotel en bijbehorende voorzieningen in overeenstemming is met relevante ruimtelijke beleid op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau. De herziening van het bestemmingsplan, waarmee de planologische situatie in overeenstemming wordt gebracht met de vergunde situatie, leidt niet tot een ander oordeel. Evenmin is sprake van gewijzigd beleid op grond waarvan een bioscoopcomplex en hotel op deze locatie thans niet wenselijk zijn. Aanvullend wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de toelichting op het bestemmingsplan ´Schieveste fase 5´.
2.2 Milieu
In het kader van het in 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' zijn alle relevante milieuaspecten voor de ontwikkeling van een bioscoopcomplex, hotel en bijbehorende voorzieningen beoordeeld. Dit bestemmingsplan betreft uitsluitend een herziening van de planologische regeling door deze in overeenstemming te brengen met de vergunde situatie. Het bestemmingsplan heeft derhalve geen milieueffecten anders dan reeds beoordeeld in het kader van het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5'. Verwezen wordt naar hoofdstuk 4 van de toelichting op het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5'.
2.3 Juridische Aspecten
De planologische regeling uit het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' is, voor zover van toepassing op het plangebied, overgenomen in deze herziening. In vergelijking tot dat bestemmingsplan zijn de planregels en verbeelding aangepast voor wat betreft de toegelaten bouwhoogte en de begrenzing van de als 'Gemengd' bestemde gronden, overeenkomstig de voor het bioscoopcomplex verleende omgevingsvergunningen. Daarbij wordt ruimte gelaten voor een eventuele toekomstige uitbreiding van het bioscoopcomplex. De herziening van het bestemmingsplan betreft daarnaast een zodanige aanpassing van de planregels dat ter plaatse van het bioscoopcomplex geen hotel is toegelaten en ter plaatse van het toekomstige hotel geen bioscoop. Ter plaatse van het bioscoopcomplex zal wel een gamecenter worden toegelaten. Aanvullend is een regeling met betrekking tot het parkeren, stallen, laden en lossen opgenomen, overeenkomstig het eveneens geldende facetbestemmingsplan 'Parkeren'.
Op grond van het bestemmingsplan blijft het mogelijk om één hotel te ontwikkelen op het braakliggende terrein ten noordoosten van het bioscoopcomplex. Met deze aanpassing wordt recht gedaan aan het op grond van het Stedenbouwkundig plan Schieveste fase 5 (2012) beoogde eindbeeld.
2.4 Duurzame Verstedelijking
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte gaat uit van het vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking. Om dit te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking als motiveringseis opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke besluiten, waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder vereist dat indien een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt de behoefte aan deze ontwikkeling wordt beschreven.
De uitgangspunten van duurzame verstedelijking zijn tevens onderdeel van de provinciale verordening Ruimte. De vereisten wijken echter af van de vereisten uit het Besluit ruimtelijke ordening. De provinciale ladder vereist dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet voorzien in een actuele regionale behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd, en welke plaatsvindt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied. Ontwikkeling buiten het bestaand stads- en dorpsgezicht is alleen toegelaten in de in de verordening genoemde gevallen en op de genoemde locaties.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor een bioscoop (reeds gerealiseerd) en een hotel (in voorbereiding). Beiden ontwikkelingen waren reeds toegelaten op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan 'Schieveste fase 5'. Dit maakt dat in dit geval geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (zie: ECLI:NL:RVS:2014:2294).
Voor de berekening van de marktruimte voor hotelkamers in Schiedam zijn in de afgelopen jaren diverse onderzoeken uitgevoerd: Hotelbeleid Schiedam van Grontmij (2008-2015) en Horwath-onderzoek naar hotelontwikkeling Schieveste (2016). Op grond van deze onderzoeken alsmede de economische groeiontwikkeling sedert 2016 is er marktruimte in Schiedam voor een groot aantal hotelkamers. Dit groeipotentieel is vergeven aan hotel Van der Valk aan de Hargalaan, waarvoor op 5 juli 2018 een vergunning is verleend alsmede voor het te realiseren hotel op de Schieveste waar dit bestemmingsplan op ziet en welke reeds expliciet mogelijk is gemaakt met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5'(2015).
Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid
3.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6, lid 1, sub f van het Besluit ruimtelijke ordening onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. De financiële aspecten samenhangend met dit bestemmingsplan zijn onderdeel van de 'Grondexploitatie Schieveste fase 5, herziening 2020', die op 28 januari 2020 is vastgesteld door de gemeenteraad. De economische uitvoerbaarheid van dit conserverende plan kan daarom als aangetoond worden beschouwd.
3.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bestuurlijk vooroverleg
In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven dat de diverse bestuurlijke partners worden betrokken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Dit vooroverleg heeft in het kader van het bestemmingsplan 'Schieveste fase 5' reeds plaatsgevonden.
Zienswijzen
Het bestemmingsplan heeft vanaf 19 september 2019gedurende zes weken als ontwerp ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om zienswijzen tegen het plan in te dienen. De ingediende zienswijze is op 6 oktober 2020 ingetrokken, waardoor geen zienswijzen zijn ingediend ten aanzien van het ontwerp-bestemmingsplan.
Beroep
De vaststelling van het bestemmingsplan is op de in artikel 3.8, derde lid van de Wro voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbenden kunnen binnen de wettelijke beroepstermijn tegen het besluit tot vaststellen van het bestemmingsplan beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.