Park Vijfsluizen
Bestemmingsplan - Vlaardingen
Onherroepelijk op 20-12-2012 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan
het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen" van de gemeente Vlaardingen;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0212bpVijf2007-0040, met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan- en uitbouwen
een grondgebonden ondergeschikte uitbreiding van één bouwlaag aan één of meer gevels van een hoofdgebouw;
1.6 aan-huis-gebonden bedrijf
Het op een bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen vergunnings- of meldingsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie- kunnen worden uitgeoefend.
1.7 aan-huis-gebonden beroep
Het uitoefenen van een vrij beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie - kan worden uitgeoefend;
1.8 antenne-installatie
het geheel van zend- en ontvangstapparatuur ten behoeve van de mobiele telecommunicatie en straalverbindingen, zijnde andere bouwwerken, overwegend bestaande uit een mast, een antennesysteem en een apparatuurkast;
1.9 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.10 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het belang voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.12 begane grond
de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwlaag
een voor mensen toegankelijk deel van een gebouw, dat aan de onder- en bovenzijde door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren wordt begrensd;
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.19 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 brutovloeroppervlakte
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.21 bijgebouw
een vrijstaand of op zichzelf staand gebouw, bestaande uit één bouwlaag, ten dienste van en ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw, zoals een garage, hobbyruimte, prieel of berging alsmede hobbykassen en huisdierenverblijven;
1.22 dakantenne
een staaf, spriet (al dan niet met dwarssprieten) of schotel voor het ontvangen en zenden van televisie- en radiosignalen, waaronder begrepen voorzieningen voor zendamateurs;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsactiviteit, zulks met uitzondering van horecabedrijven;
1.24 evenement
gebeurtenissen, gericht op publiek, op het vlak van kunst, sport, ontspanning, cultuur en vermaak;
1.25 gebouw
elk bouwwerk, dat voor een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 grootschalige detailhandel
detailhandel met een minimum brutovloeroppervlakte van 1.000 m² per vestiging, in goederen anders dan voorzien onder lid 1.35 perifere detailhandel;
vervallen: reactieve aanwijzing provincie
1.27 horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek, feestzaal en partyboerderij. Het onderscheid in de volgende typen is relevant:
- a. Categorie 1: Lichte horeca / dagzaken (lunchroom, ijssalon, coffeeshop, snackbar).
Hierbij gaat het om winkelondersteunende horeca zonder alcoholvergunning. - b. Categorie 2: Horeca (restaurant, bistro, hotel, shoarma).
Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden/eten. Alleen hebben zij of een drank- & horecavergunning zoals bistro, restaurant,eetcafé en/of zijn zij gedurende langere tijden geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking zoals shoarma- en pizzeriazaken. Ook bedrijven en inrichtingen gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of dranken vallen onder deze categorie. - c. Categorie 3; Middelzware horeca (grand café, proeflokaal, snooker- en biljartcentrum).
In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en de voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen. - d. Categorie 4: Zware horeca (discotheek, casino, zalenverhuur).
Met de zware horeca worden de zaken aangeduid die gelet op het vloeroppervlakte veel bezoekers trekken en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Het casino is ook bij de categorie zware horeca geplaatst, gelet op de bijzondere wetgeving waarmee deze vorm van vrijetijdsbesteding te maken heeft. Als zodanig veroorzaakt deze categorie aanmerkelijke hinder voor de omgeving en is om deze reden in principe niet gewenste in de binnenstad.
1.28 kantoor
voorzieningen gericht op het verlenen van diensten, al dan niet met ondergeschikte baliefunctie, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
1.29 kleinschalige detailhandel
detailhandel met een maximum brutovloeroppervlakte van 200 m².
1.30 maatschappelijke voorzieningen
sociale, culturele, medische, paramedische, educatieve (kinderopvang en buitenschoolse opvang daaronder begrepen), recreatieve, levensbeschouwelijke en overheidsvoorzieningen, bejaardenzorg, alsmede daarmee naar de aard gelijk te stellen voorzieningen;
1.31 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, Warmte-Koude-Opslag en apparatuur voor telecommunicatie.
1.32 ondergrondse bouwwerken
Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het maaiveld is gelegen, waaronder een kelder.
1.33 openbaar gebied
een weg als bedoeld in artikel 1 eerste lid onder b van de Wegenverkeerswet en het openbaar groen (waaronder begrepen water);
1.34 peil
- 1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg;
- 2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse van de bouw, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.35 perifere detailhandel
detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans,keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grovebouwmaterialen en landbouwwerktuigen;tuincentra;bouwmarkten;grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichtingen stoffering) met een brutovloeroppervlakte van minimaal 1.000 m².
vervallen: reactieve aanwijzing provincie
1.36 publiekgerichte dienstverlening
aan detailhandel verwante dienstverlening, zoals reis- en uitzendbureaus, videotheken, kap- en schoonheidssalons, zonnestudio' s, hypotheekwinkels, baliefuncties van banken en van andere kantoren, en andere vormen van dienstverlening met overwegend een baliefunctie; onder dienstverlening is hier geen detailhandel en geen horeca begrepen;
1.37 recreatieve voorzieningen
voorzieningen ter zake van recreatie hoofdzakelijk binnen gebouwen, zoals fitness-, bowling-, snooker- en biljartcentra, sauna's, ballet-, dans- en sportscholen en daarmee naar hun aard vergelijkbare voorzieningen, met bijbehorende kantinevoorzieningen; onder deze voorzieningen zijn in ieder geval niet begrepen bioscopen en seksinrichtingen en daarmee naar hun aard vergelijkbare voorzieningen;
1.38 straatmeubilair
bij of op de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals lichtmasten, verkeersgeleiders, zitbanken, speeltoestellen, reclamezuilen, bloembakken, glasbakken, voorzieningen voor de verzameling van vuilcontainers en abri's; bouwwerken, ten behoeve van de verkoop van motorbrandstoffen, worden hieronder niet begrepen.
1.39 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde
tussen het peil en het hoogste punt van het bouwwerk; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend;
2.5 de bouwhoogte van een antenne-installatie
- in geval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
- in geval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
2.6 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
2.7 brutovloeroppervlakte (bvo)
de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Centrum - Centrale Parkvoorzieningen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum - Centrale Parkvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren,
- b. horeca categorie 1,
- c. horeca categorie 2,
- d. hotel,
- e. publiekgerichte dienstverlening,
- f. kleinschalige detailhandel,
- g. recreatieve voorzieningen met uitzondering van bioscopen,
- h. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk',
- i. sportvoorzieningen,
- j. ontsluitingswegen en verblijfsgebied,
- k. groenvoorzieningen,
- l. water,
- m. oppervlaktewater ter plaatse van aanduiding 'water', met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan water binnen deze aanduiding en ter plaatse van de aanduiding 'water' op gronden als bedoeld in artikel 4 (Groen) niet minder dan 8.000 m² mag bedragen,
- n. ontsluiting ten behoeve van calamiteitenverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting calamiteitenroute',
- o. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein',
- p. bij ter plaatse toegestane functies behorende werkplaatsen en atelier-, praktijk-, en opslagruimten,
- q. bij een en ander behorende binnenplaatsen, speelvoorzieningen en tuinen,
- r. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, fietsvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen, parken, watergangen en waterpartijen,
- b. parkeervoorzieningen,
- c. oppervlaktewater ter plaatse van aanduiding 'water', met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan water binnen deze aanduiding en ter plaatse van de aanduiding 'water' op gronden als bedoeld in artikel 3 (Centrum - CentraleParkvoorzieningen) niet minder dan 8.000 m² mag bedragen,
- d. ontsluiting ten behoeve van calamiteitenverkeer, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting calamiteitenroute',
- e. evenemententerrein, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein',
- f. nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en andere ondergeschikte verhardingen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.
4.2 Bouwregels
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 8 rijstroken,
- b. voorzieningen, zoals in- en uitvoeg- en opstelstroken, bushaltes en geluidwerende voorzieningen,
- c. fiets- en voetpaden, en
- d. bermen en andere groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming als bedoeld in artikel 16 geldt tevens het gebruik van gronden als bedoeld in lid 5.1 ten behoeve van parkeren.
Artikel 6 Gemengd
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
grootschalige detailhandel;vervallen: reactieve aanwijzing provincie - b. kleinschalige detailhandel
- c. perifere detailhandel;
- d. horeca categorie 1,
- e. horeca categorie 2,
- f. kantoren,
- g. recreatieve voorzieningen, met uitzondering van bioscopen,
- h. sportvoorzieningen,
- i. ontsluitingswegen en verblijf,
- j. voet- en fietspaden,
- k. groenvoorzieningen en water,
- l. bij een en ander behorende speelvoorzieningen en tuinen,
- m. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 6.3.2 onder a voor het vestigen van andere branches indien uit distributie-planologisch onderzoek blijkt dat er geen sprake is van de ontwrichting van de detailhandelsstructuur.
vervallen: reactieve aanwijzing provincie
Artikel 7 Gemengd - Uit Te Werken
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen als dan niet in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep dan wel een aan-huis-gebonden bedrijf,
- b. maatschappelijke voorzieningen,
- c. kantoren,
- d. horeca categorie 1,
- e. horeca categorie 2,
- f. kleinschalige detailhandel,
- g. sportvoorzieningen,
- h. ontsluitingswegen en verblijf,
- i. voet- en fietspaden,
- j. groenvoorzieningen en water,
- k. bij een en ander behorende speelvoorzieningen en tuinen,
- l. bij een en ander behorende in- en uitritten, parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en andere voorzieningen, waaronder begrepen nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van Warmte-Koude-Opslag.
7.2 Uitwerkingsregels
Burgemeester en wethouders werken het plan, voor zover betreft de gronden als bedoeld in lid 7.1, in zijn geheel of in gedeelten uit volgens de volgende regels:
- a. op en in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van gebouwen en het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
- d. in afwijking van het bepaalde onder c mag een hoogteaccent met een maximale bouwhoogte van 60 m en een maximale oppervlakte van 25% van het bouwvlak worden gebouwd;
- e. het bouwen van een geluidsgevoelig gebouw is slechts toegestaan indien vaststaat dat op de gevel(s) van dit gebouw de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder of de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting (hogere waarde) ingevolge een beschikking hogere waarde, met inachtneming van de in deze beschikking gestelde voorwaarde(n), niet overschrijdt;
- f. bij uitwerking mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan kleinschaligedetailhandel in combinatie met kleinschalige detailhandel gerealiseerd dan wel vergund op basis van artikel 3 (Centrum - Centrale Parkvoorzieningen) en artikel 6 (Gemengd) niet meer dan 200 m² bedragen;
- g. bij uitwerking mag de gezamenlijke brutovloeroppervlakte aan kantoren in combinatie met kantoren gerealiseerd dan wel vergund op basis van artikel 3 (Centrum - Centrale Parkvoorzieningen) en artikel 6 (Gemengd) niet meer dan 80.000 m² bedragen;
- h. er dient te worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen overeenkomstig de als bedoeld in bijlage 1 Parkeernota Vlaardingen.
7.3 Bouwregels
Zolang en voor zover een uitwerking nog geen rechtskracht heeft gekregen, mag in het desbetreffende deel van het plan niet worden gebouwd.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 8 Waarde - Archeologie 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie1 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 1.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Archeologie 2
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie2 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 2.
9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie3 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 3.
10.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie4 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 4.
11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 4 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 12 Waarde - Archeologie 5
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de aanwezige archeologische waarden;
- b. indien er strijd ontstaat tussen het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie5 en het bepaalde in de overige daar voorkomende bestemmingen (behoudens de bestemming Waterstaat - Waterkering), prevaleert het bepaalde in de bestemming Waarde - Archeologie 5.
12.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 13 Waterstaat - Waterkering
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de primaire waterkering en waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Bestaande maten
- a. De op het tijdstip van in werkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden geacht.
- b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden.
- c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
15.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.
15.3 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2, paragraaf 5 van de bouwverordening Vlaardingen zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
15.4 Bebouwing geluidsgevoelige objecten langs verkeerswegen
De realisering van geluidsgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan, indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Opslag
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van gronden:
- a. als stand- of ligplaats van onderkomens;
- b. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden en voor instandhouding van het terrein.
Seksinrichtingen
- c. tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
16.2 Beroep en bedrijf aan huis
Beroep en bedrijf aan huis is uitsluitend toegestaan, mits:
- a. dit ondergeschikt is aan de woonfunctie,
- b. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt voor beroep en bedrijf aan huis niet meer bedraagt dan 25% van de vloeroppervlakte van de woning, met een maximum van 50 m².
Artikel 17 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:
- a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen,waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
- b. indien en voor zover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
- c. voor afwijkingen van bepalingen, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
- d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
- e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie;
- f. ten behoeve van het bouwen van een reclamemast of (beeldende) kunstwerken, vanaf peil met een bouwhoogte van maximaal 40 m;
- g. ten behoeve van het afwijken van de parkeernormen als bedoeld in bijlage 1Parkeernota Vlaardingen.
Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 18 Algemene Wijzigingsregels
18.1 Algemene wijzigingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de grenzen van bestemmingen en aanduidingen, en bouwvlakken als volgt te wijzigen:
- a. van vlakken met de hierna vermelde bestemmingen en aanduidingen mogen de grenzen met ten hoogste de daarbij aangegeven maat worden verschoven en mogen de oppervlakten met ten hoogste de daarbij aangegeven percentages worden verkleind of vergroot:
vlakken met de bestemming max. grens-
verschuivingmax. oppervlaktewijziging Centrum 10 m + 10% Groen 10 m + 10% Verkeer 10 m + 10% Gemengd 10 m + 10% Gemengd - Uit te werken 10 m + 10% Leiding - Water 10 m + 10 % - b. grenzen van aanduidingen mogen uitsluitend binnen de betreffende bestemming met ten hoogste 10 m worden verschoven.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 20 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Park Vijfsluizen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Vlaardingen voorziet voor het voormalige sportpark "Vijfsluizen" in Vlaardingen een multifunctioneel park met kantoorfuncties en bijbehorende voorzieningen op bovenregionaal niveau. De gemeente wil hoogwaardige nieuwe werkgelegenheid creëren in de sfeer van zakelijke dienstverlening en kenniscentra. Gestreefd wordt het karakteristieke recreatiegebouw en een deel van de thans al aanwezige groene onbebouwde ruimte te behouden.
Het voormalige sportpark "Vijfsluizen" in Vlaardingen is een driehoekvormige locatie gelegen langs de rijksweg A4. Deze locatie is onderdeel van het Structuurplan Rivierzone dat in januari 2004 door de gemeenteraad van Vlaardingen is vastgesteld. Het park was een voormalig sportcomplex van Koninklijke Shell voor haar werknemers. De laatste jaren diende het voornamelijk als algemeen sportcomplex voor Vlaardingen en omstreken. Het terrein is in 2005 verkocht aan OVG Projectontwikkeling bv in Rotterdam.
Grondeigenaar OVG Projectontwikkeling wil op de locatie een multifunctioneel (kantoren)park realiseren en daarbij invulling geven aan haar filosofie en ambities ten aanzien van de toekomstige Nederlandse kantooromgeving. In deze filosofie worden aan de werkomgeving van werknemers steeds hogere kwaliteitseisen gesteld. De werknemers moeten zich in de werkomgeving op een zelfde manier kunnen ontplooien als in de thuissituatie. Inspirerende gebieden en kwalitatief hoogwaardige voorzieningen in de buurt worden steeds meer van belang, voor met name nationaal en internationaal opererende bedrijven. Door de implementatie van de ambities ten aanzien van het "nieuwe werken" en "duurzaam ontwikkelen" te koppelen aan locaties met reeds aanwezige bijzondere kwaliteiten en uitstekende bereikbaarheid per openbaar vervoer en wegverkeer, ontstaat hier een multifunctioneel park dat aansluit bij de maatschappelijke ontwikkelingen en een duurzaam succes zal zijn.
Dit bestemmingsplan biedt de juridische basis voor realisatie van de geplande ontwikkelingen op Park Vijfsluizen.
1.2 Ligging Plangebied
De locatie van Park Vijfsluizen is het voormalig sportcomplex van de Koninklijke Shell, sportpark "Vijfsluizen". Deze driehoekvormige locatie wordt begrensd aan de zuidkant door de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk, aan de oostkant door de Rijksweg A4 en aan de noord-westkant door de spoorlijn Rotterdam- Hoek van Holland. De landschappelijke elementen en de gunstige ligging ten opzichte van verschillende hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen en de A4 maken het een geschikte locatie voor een multifunctioneel park dat aansluit bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen.
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Binnen de grenzen van het plangebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
- "Plan in onderdelen B" in combinatie met de daarbij behorende "Bebouwingsregels I uitbreidingsplan Vlaardingen", vastgesteld op 28 april 1950. Het sportpark "Vijfsluizen" wordt daarin hoofdzakelijk bestemd als "recreatieve doeleinden B'. Aan de kant van het spoor zijn de openbare wegen ingetekend met aan weerszijde een strook bestemd als "recreatieve doeleinden b".
- Beneluxcorridor, vastgesteld op 10 april 1996. Daarin is de zuidkant rondom de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk bestemd als verkeersdoeleinden klasse a en verkeersdoeleinden klasse b met daarin een strook als groenvoorziening. De waterkering is opgenomen in de plankaart en regels. Aan de oostzijde van het plangebied is een smalle strook bestemd als recreatieve doeleinden. In de punt van het noordelijk deel van de plankaart is een stukje als groenvoorziening bestemd.
1.4 Planvorm
De nieuwe ontwikkelingen zijn gericht op de transformatie van het voormalige sportcomplex naar een multifunctioneel park met kantoorfuncties en bijbehorende voorzieningen. Ook zal een deel van de bestaande bebouwing en een deel van het park in de huidige staat behouden blijven met een andere invulling.
Om die reden is een op maat gesneden juridische planvorm noodzakelijk die is afgestemd op de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Ten behoeve van de diverse gewenste ontwikkelingen is in het bestemmingsplan binnen duidelijke grenzen een mate van flexibiliteit opgenomen in de vorm van globale bestemmingen.
De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor gebruikers en omwonenden van het gebied.
1.5 Leeswijzer
Na deze inleiding zal in hoofdstuk 2 worden ingegaan op het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid . In hoofdstuk 3 is de huidige situatie en een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen. De juridische vormgeving van het bestemmingsplan wordt in hoofdstuk 4 toegelicht. Hierin worden de gekozen bestemmingen en de methodiek van de regels verklaard. De benodigde onderzoeken ten behoeve van deze ontwikkeling en bestemmingsplan worden in hoofdstuk 5 weergegeven. In hoofdstuk 6 wordt op de economische uitvoerbaarheid ingegaan van het bestemmingsplan. De resultaten van het wettelijk vooroverleg worden in hoofdstuk 7 vermeld.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
Nota Ruimte; Ruimte voor ontwikkeling (2006)
De Nota Ruimte is vastgesteld door de Ministerraad op 23 april 2004 en op 27 februari 2006 in werking getreden. De nota bevat het nationaal ruimtelijk beleid tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn. Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Daarbij richt het kabinet zich op vier algemene doelen:
- versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
- bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
- borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
- borging van de veiligheid.
In de Nota Ruimte zijn 6 stedelijke netwerken en 13 economische kerngebieden aangewezen, waarbinnen het rijk veel kansen ziet voor economische ontwikkeling. Vooral door hun strategische ligging bevinden zich in deze gebieden de belangrijkste concentraties van en potenties voor stuwende bedrijvigheid en werkgelegenheid en wordt de meeste toegevoegde waarde gerealiseerd. Ter versterking van de kracht van de steden en ter verbetering van de internationale economische concurrentiepositie en de daarbij behorende ruimtelijk-economische structuur van Nederland, geeft het rijk prioriteit aan de ontwikkeling van nationale stedelijke netwerken en van veelal binnen deze netwerken gelegen economische kerngebieden. De gemeente Vlaardingen valt binnen de zuidvleugel van het economische kerngebied Randstad Holland.
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
Provinciale Structuurvisie op Zuid-Holland (2010)
Op basis van de Wro moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in een of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen een integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is lokaal wat kan, provinciaal wat moet. In de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Op 2 juli 2010 heeft Provinciale Staten de provinciale structuurvisie, de Verordening ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Tot 2020 staan de volgende provinciale belangen centraal:
- 1. versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra;
- 2. optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters;
- 3. verbeteren interne en externe bereikbaarheid.
Op de functiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als het stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. De aanduiding stads- en dorpsgebied geeft aan dat de gronden zijn aangewezen voor 'aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen'.
De gronden met de aanduiding 'stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer' zijn aangewezen voor delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid en invloedssfeer liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
Provinciale Verordening Ruimte (2010)
In deze verordening zijn specifieke eisen gesteld waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.
Kantoren
Met betrekking tot kantoren stelt de verordening het volgende. Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedssfeer van bestaande haltes van het Zuidvleugelnet en buiten in een geldend bestemmingsplan opgenomen kantoorbestemmingen wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe bebouwing voor kantoren mogelijk maken. Binnen de invloedsfeer van de haltes van het zuidvleugelnet liggen gronden die binnen 10 minuten vanaf de haltes bereikbaar zijn te voet of met hoogfrequente bus- en tramverbindingen.
Met het huidige trein- en toekomstige lightrail-station Vlaardingen-Oost op een steenworp afstand, het metrostation Vijfsluizen op 400 meter afstand en een hoogwaardige openbaar vervoersverbinding (HOV)-busbaan pal voor de deur, voldoet Park Vijfsluizen aan dit afstandscriterium (zie ook paragraaf 3.6 van deze Toelichting) en kan dit bestemmingsplan op Park Vijfsluizen nieuwe kantoorbebouwing mogelijk maken.
Het voorgenomen kantorenprogramma op Park Vijfsluizen bedraagt 80.000 m² bruto (of bedrijfs-)vloeroppervlak (bvo). Dat is het resultaat van een uitgebreid overlegtraject met de Stadsregio Rotterdam, op basis van een in opdracht van de Stadsregio verricht onderzoek door Bureau STEC (zie hierna bij het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam). Uiteindelijk heeft het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam op 17 september 2008 expliciet besloten dat op Park Vijfsluizen 80.000 m² bvo aan kantoren kan worden gerealiseerd en dat dat past in de regionale kantorenvisie.
Het vermelde STEC-rapport en het besluit van het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam dateren echter van vóór de recente discussie over leegstand in de kantorenmarkt. In dat verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de brief van de Minister "Actieprogramma Aanpak Leegstand Kantoren" en de "Handreiking, leegstand te lijf, handvatten voor langetermijnstrategie" van de VNG.
Op basis van gesprekken met de Stadsregio van 2010 en 2011 mag echter geconcludeerd worden dat de ontwikkeling van Park Vijfsluizen met 80.000 m² bvo kantoorruimte nog steeds voorziet in een behoefte, waarmee het westelijke deel van het Stadsregiogebied zich kan profileren. De goede bereikbaarheid per auto en openbaar vervoer, de in het plan uitgewerkte mix van functies (functionele duurzaamheid), de voorgestane duurzaamheidsambitie ten aanzien van de te realiseren gebouwen en het groene, parkachtige karakter van het plangebied dragen substantieel bij aan de aantrekkelijkheid van de locatie als vestigingsplaats voor bovenregionale gebruikers. Deze potentie en randvoorwaarden zijn lokaal niet te realiseren door herstructurering of intensivering van bestaande locaties, omdat bestaande kantoorlocaties in Vlaardingen niet of slechts in zeer beperkte mate aanwezig zijn. Om die reden is compensatie door sloop of functieverandering dan ook niet mogelijk.
Regionaal zijn evenmin nauwelijks bestaande locaties te vinden, die de onderscheidende randvoorwaarden van Park Vijfsluizen kunnen bieden en daarmee als logisch alternatief voor toekomstige gebruikers kunnen gelden. De overige marktomstandigheden, die maken dat toekomstige gebruikers al dan niet voor nieuwbouw op Park Vijfsluizen kiezen, zijn door de gemeente niet te sturen. De uiteindelijke afzet van de te realiseren gebouwen komt voor risico van OVG Projectontwikkeling als grondeigenaar.
Transportroutes vervoer van gevaarlijke stoffen
Bestemmingsplannen voor gronden langs transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen dienen voor wat betreft het aanwijzen van bestemmingen en het stellen van regels die nieuwe kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten, in de zin van de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (zoals die luidde op 1 augustus 2008), mogelijk maken, te voldoen aan de grenswaarde PR 10-6 voor kwetsbare objecten en de richtwaarde PR 10-6 voor beperkt kwetsbare objecten.
De groepsrisicoafweging geldt voor het invloedsgebied van de transportroutes. Bij een toename van het groepsrisico moet een groepsrisico afweging gemaakt worden.
Onder transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt verstaan alle routes zoals opgenomen in de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (zoals die luidde op 1 augustus 2008) die niet uitgesloten zijn van het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Indien op grond van het bovenstaande een groepsrisicoafweging moet worden gemaakt, dient hierbij de CHAMP-methodiek te worden gehanteerd, zoals opgenomen in de nota 'Risico's in Balans' (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 4 juli 2006).
In paragraaf 5.3 wordt voor het plangebied nader ingegaan op de externe veiligheid in het algemeen en op de verantwoording van een eventueel aanwezig groepsrisico.
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) (2005)
RR2020 is zowel een streekplan als een regionaal structuurplan, opgesteld door de Stadsregio Rotterdam, en bevat het vastgestelde regionale ruimtelijke beleid. De drie hoofddoelstellingen van RR2020 zijn:
- verbeteren van de woon- en leefomgeving;
- versterken en diversifiëren van het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief;
- bevorderen van de sociaal-culturele diversiteit.
De kern van de gezamenlijke ontwikkelingsopgave bestaat uit tien punten. In deze tien punten zit de essentie van de regionale opgave voor de komende vijftien jaar.
Vijfsluizen behoort met name tot het kernpunt 9 "Investeren in de versterking van infrastructuur en knooppunten".
Vijfsluizen is een van de zeven met name genoemde knooppunten en ligt bovendien in het bij kernpunt 1 aangeduide gebied "Noordas: diversiteit op de binnenflank van de Randstad".
Bij knooppunt Vijfsluizen liggen kansen om een hoogwaardige locatie binnen de Benelux-corridor te ontwikkelen. Het knooppunt ligt na de aanleg van de A4-Noord aan het (inter)nationale wegennet en kent een goede aansluiting op het regionale openbaarvervoersnet, via metrostation Vijfsluizen en de Hoekse Lijn
De Stadsregio Rotterdam bevordert op verschillende manieren dat ook op knooppunten, rivierzones en andere lastige ontwikkelingslocaties een goede milieukwaliteit gerealiseerd kan worden.
De voorgestane ontwikkeling van een bedrijventerrein bij Vijfsluizen is in overeenstemming met het RR2020, waarin de ontwikkeling van een bedrijventerrein ter plaatse is opgenomen.
Het project wijkt echter af van het in RR2020 opgenomen indicatieve bvo (50.000 m²). Daarnaast wijkt het project, waarmee zo spoedig mogelijk de ontwikkeling van Park Vijfsluizen wordt beoogd, af van de in het RR2020 opgenomen planning van het "Programma kantoren". De realisatie van de genoemde 50.000 m² bvo is in RR2020 pas voorzien voor de periode 2011-2020. Omdat de voorziene functie van de locatie Vijfsluizen overeenkomt met de functie zoals opgenomen in het RR2020 is er geen sprake van afwijking van structurerende elementen, waarvoor een partiële herziening van het streekplan RR2020 nodig zou zijn. Voor de afwijking wat betreft het aantal extra vierkante meters bvo en het daarvoor geldende programma geldt dan ook slechts een verzwaarde motiveringsplicht.
Hierbij valt te denken aan een distributie-planologisch onderzoek (dpo) waaruit blijkt dat de versnelde ontwikkeling van Park Vijfsluizen geen of geringe beperkingen met zich brengt voor de uitvoering van de overige punten van het "Programma kantoren". De Stadsregio Rotterdam heeft in 2008 aan het bureau STEC (rapport 'Kantoren strategie Stadsregio Rotterdam 2008') advies gevraagd over de ontwikkelpotentie van alle kantorenlocaties in de stadsregio. STEC heeft in haar rapport het plan voor Park Vijfsluizen omschreven als kansrijk en de verwachting uitgesproken dat de ontwikkelingsomvang voor de locatie tot 2020 substantieel hoger kan zijn dan de indicatief genoemde 50.000 m² uit RR2020, waaraan in tegenstelling tot het onderzoek van bureau STEC geen marktonderzoek of onderbouwing ten grondslag ligt. In dit rapport wordt daarnaast bevestigd dat het duurzame ontwikkelingsconcept voor het park een zeer eigen kopersgroep aanspreekt en een geheel eigen marktsegment bedient.
Tenslotte dienen de afwijkende plannen in overeenstemming te zijn met het voor de knooppunten voorziene bovenregionale karakter. Gelet op de uitstekende bereikbaarheid vanwege de nabijgelegen snelweg A4 en het trein- en metrostation, de oppervlakte en het bijzondere (unieke) karakter van het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, zal Park Vijfsluizen aantrekkelijk zijn voor bedrijven van bovenregionaal formaat en aldus voldoen aan de voorwaarde "bovenregionaal karakter".
Concluderend is geen streekplanwijziging noodzakelijk voor de voorgestane ontwikkeling van Park Vijfsluizen, maar voor de afwijking van het RR2020 is, naast een verzwaarde motiveringsplicht, medewerking van de Stadsregio en de provincie wel vereist. Het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam heeft in haar vergadering van 17 september 2008 – mede op basis van het STEC-rapport - besloten dat door de ontwikkeling van Park Vijfsluizen in Vlaardingen de ontwikkelpotentie op Schieveste niet wordt belemmerd en dat de gemeente Vlaardingen in Park Vijfsluizen een oppervlakte van 80.000 m² bvo kantoren mag realiseren in de periode van 2009-2020.
ROM Rijnmond: 'Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond' (2000)
De revitalisering van het rivierfront is ondergebracht in het ROM Rijnmondproject 'Herstructurering rivierfront Rechtermaasoever'. Dit project is een gezamenlijk initiatief van onder meer de gemeenten Maassluis, Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, de Stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland, de Kamer van Koophandel en de Ministeries van EZ, V&W en VROM. Als eerste fase is de Contourennota Herstructurering Rechtermaasoever Rijnmond (januari 2000) verschenen. Het rapport gaat in op het dilemma van economische revitalisering en de noodzaak van verbetering van de leefbaarheid in het gebied. De verbetering van de leefbaarheid staat onder druk omdat de verwachting is dat de milieuhinder vanwege geluid in de toekomst onvoldoende zal afnemen ondanks geluidsbeperkende maatregelen. Herontwikkeling van de Rechtermaasoever is zowel vanuit economisch perspectief als vanuit leefbaarheidsoverwegingen dringend gewenst. Begin 2002 is een regionale ontwikkelingsvisie verschenen, gevolgd door een bestuurlijke intentieovereenkomst.
De werkgroep RO/Milieu, waarin de provincie is vertegenwoordigd, heeft inmiddels voorstellen ontwikkeld voor een zogenoemde 'milieuaandachtszone'.
Achterliggende gedachte bij het instellen van een dergelijke zone is het feit dat de matige milieukwaliteit op de Rechtermaasoever kan worden gecompenseerd door een hoge ruimtelijke kwaliteit (bijvoorbeeld karakteristieke oude binnenhaven). Bij het bepalen van de begrenzing van de aandachtszone zijn alle milieuaspecten in beschouwing genomen (Bestuurlijk afsprakenkader Herstructurering Rechtermaasoever, december 2004).
Het plangebied Park Vijfsluizen ligt als onderdeel van de Rivierzone in Vlaardingen in het gebied van de Rechtermaasoever.
De voorgenomen plannen voor Park Vijfsluizen geven het plangebied een hoge ruimtelijke kwaliteit, waardoor Park Vijfsluizen een substantiële bijdrage levert aan de door de werkgroep RO/Milieu voorgestane compensatie.
Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004 (Groen, Water en Milieu 2006-2010)
In dit beleidsplan van de provincie Zuid-Holland staan duurzaamheid en omgevingskwaliteit centraal. De provincie continueert haar gevoerde beleid van saneren en beheren, maar zet daarenboven in op de ontwerpende opgave om daarmee milieuproblemen in de toekomst te voorkomen. Om de kwaliteit van de omgeving duurzaam te verbeteren, krijgt het milieu- en waterbeleid een meer sturende rol in de ruimtelijke en economische ontwikkelingen. Het beleidsplan geeft de hoofdlijnen hiervan aan. Door in te spelen op maatschappelijke ontwikkelingen, wil de provincie voorkomen dat handelingen van vandaag ten koste gaan van de milieukwaliteit van morgen. Het beleidsplan beschrijft de provinciale duurzaamheid en omgevingskwaliteit. Het streeft naar een vitaal stedelijk gebied met een sterk sociaal-economisch draagvlak door onder andere het terugdringen van luchtverontreiniging, het faciliteren van duurzame mobiliteit, het openhouden van de groene ruimte rond de steden, het vergroten van het waterbergend vermogen en duurzaam bouwen.
De basis voor duurzaamheid wordt mede gelegd door de ruimtelijke inrichting. Een goede ruimtelijke inrichting draagt bij aan het voorkomen van milieuproblemen en biedt mogelijkheden de omgevingskwaliteit te verbeteren.
Bij het bepalen van de uitgangspunten voor een duurzame ruimtelijke inrichting gaat het erom dat:
- een gezond niveau van milieuhygiëne en externe veiligheid wordt bereikt door onder meer een goede ruimtelijke inrichting;
- gewenste maatschappelijke ontwikkelingen worden gestimuleerd;
- kansen worden benut voor een goede ruimtelijke situering van functies;
- toekomstige, voor de duurzame ruimtelijke structuur noodzakelijke, ontwikkelingen niet worden geblokkeerd;
- knelpunten met betrekking tot het water worden voorkomen en opgelost.
Structuurvisie detailhandel Zuid-Holland (2007)
De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De structuurvisie heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken.
Meer verantwoordelijkheid lagere overheden
De provincie kent de gemeenten een grotere beleidsvrijheid toe om de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en om deze dynamiek zoveel mogelijk aan de bestaande structuur ten goede te laten komen. Daarbij legt de provincie de grens waarbij het REO (Regionaal Economische Overleg) moet adviseren voor winkelcentra op 2.000 m² bvo, onder de voorwaarde van een 'goede ruimtelijke onderbouwing', bij voorkeur in de vorm van een lokale structuurvisie detailhandel.
Voor ontwikkelingen buiten de winkelcentra legt de provincie de grens waarbij REO's moeten adviseren bij 1.000 m² bvo (vanwege de mogelijk structuurverstorende effecten van perifere ontwikkelingen).
Geen nieuwe winkelcentra
De provincie ziet het als haar taak om de dynamiek te bevorderen, de structuur te versterken en ernstige verstoringen daarvan te voorkomen; niet om de concurrentie te beperken of de dynamiek in de detailhandel te belemmeren door een volumebeleid te voeren. De provincie wil de dynamiek zoveel mogelijk binnen de bestaande structuur accommoderen en slechts bij uitzondering instemmen met nieuwe regionale aankoopplaatsen, omdat de winkelmarkt op de lange termijn van een groeimarkt zal veranderen in een vervangingsmarkt.
Provinciale visie perifere detailhandel
De richtlijnen voor vestiging van perifere detailhandel zijn:
- nieuwe voorzieningen dienen regionaal te worden afgestemd op de verzorgingsfunctie en het inwonertal van kernen, waarbij rekening moet worden gehouden met de effecten op de functie van omliggende winkelcentra;
- nieuwe voorzieningen mogen niet leiden tot een structurele aantasting van het voorzieningenniveau elders;
- nieuwe voorzieningen moeten worden gerealiseerd in de centra van steden, dorpen en wijken; een uitzondering hierop is mogelijk in de volgende gevallen:
- 1. buurt- en gemakswinkels;
- 2. op knopen, voor zover passend binnen het knoopprofiel;
- 3. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
- 4. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
- 5. tuincentra;
- 6. bouwmarkten of grootschalige meubelbedrijven (inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting en stoffering) met een bedrijfsvloeroppervlak van minimaal 1.000 m² en na onderzoek naar de bovengemeentelijke effecten en na instemming van Gedeputeerde Staten;
- nieuwe perifere detailhandel is alleen toegestaan indien het om reeds elders in de gemeente gevestigde bedrijven gaat, of wanneer het terrein in een regionale of provinciale structuurvisie detailhandel is aangewezen als opvanglocatie voor grootschalige detailhandel.
Perifere detailhandel in de Stadsregio Rotterdam
De Stadsregio beschikt over een groot aantal locaties voor perifere detailhandel. Uit inventarisatie is gebleken dat de meeste gemeenten voldoende ruimte hebben voor de eventuele aanvraag of verplaatsing van perifere detailhandel.
Een aantal locaties functioneert nauwelijks bovenlokaal of trekt weinig bestedingen uit de eigen gemeente. Het betreft de locaties Hoogstad in Vlaardingen, Donkersloot in Ridderkerk, Kickersbloem in Hellevoetsluis en Elektraweg in Maassluis. Om verdere versnippering van het aanbod te voorkomen, stelt de provincie voor om van uitbreiding van deze locaties af te zien. Toekomstige marktruimte kan beter ten goede komen aan levensvatbare concentraties elders in de regio.
Voor Park Vijfsluizen is een DPO gedaan naar het voorgenomen detailhandelprogramma (zie ook paragraaf 5.3 van deze Toelichting). Een deel van het programma in de functie retail (de grootschalige detailhandel) is nader uit te werken en zal (zodra concrete ontwikkelingen binnen deze functie zich voordoen) ook worden getoetst aan het provinciaal beleid terzake. Voor de grootschalige detailhandel zal dan een apart DPO worden gedaan en deze categorie zal slechts gerealiseerd kunnen worden wanneer een gelijk metrage voor de functie kantoren gerealiseerd wordt (1 op 1-verhouding, zie ook paragraaf 3.4 van deze Toelichting).
Structuurvisie retail en leisure Stadsregio Rotterdam (2003)
Dit beleidsdocument is de formele beleidsinzet vanuit de Stadsregio Rotterdam en de stuurgroep REO Rijnmond.
Inzet REO
Het REO streeft een beleidsmatig evenwicht na tussen enerzijds het open staan voor nieuwe ontwikkelingen en nieuwe formules en anderzijds het voorkomen van nadelige effecten op te behouden bestaande structuren of ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen. Er blijft gelden dat detailhandel conform het bestaande beleid moet worden gehuisvest op de huidige, daartoe aangewezen locaties conform bestemmingsplannen en streekplan. De bestaande toelatingsprocedure hiervoor, met de adviserende rol voor REO en werkgroep detailhandel bij de bestemmingsplanvrijstellingprocedure wordt gehandhaafd
Visie Perifere Detailhandel Vestigingen (PDV)
De bestaande PDV's die goed functioneren kunnen gehandhaafd blijven. PDV-clusters die dreigen hun levensvatbaarheid te verliezen moeten een functieverandering ondergaan. Het bestemmingsplan moet zodanig gewijzigd worden dat geen reguliere detailhandel zich kan vestigen.
Middelgrote en kleinschalige bouwmarkten (tussen 1.000 en 10.000 m² bvo) moeten zoveel mogelijk geaccommodeerd worden aansluitend op lokaal of regionaal verzorgende perifere retailclusters of verspreid in woonbuurten, bij voorkeur aansluitend aan bestaande retail- en/of PDV-clusters.
Regionaal kantorenprogramma 2011
Op 26 oktober 2011 heeft het algemeen bestuur van de Stadsregio Rotterdam het regionaal afgestemde kantorenprogramma vastgesteld. De Stadsregio kent al jaren ene strategie om de beperkte investeringen te concentreren op een aantal wenselijke Knooppuntlocaties. Ruimtelijk economische doelen en mobiliteitsdoelen vinden elkaar in de Knooppuntstrategie. Regionale afstemming is nadrukkelijk meer dan een kwantitatieve exercitie. Ook kwalitatieve afstemming is nodig; is er een goede balans tussen vraag en aanbod in de verschillende kantoormilieus en locaties. Een eerste conclusie is dat het actuele oplageaanbod in lijn ligt met de behoefteraming (inclusief het percentage voor plantuitval). Een groot deel van de reductie van planaanbod heet al in 2010 plaatsgevonden; zo'n 700.000 m² bvo. De verwachting in de gemeenten is dat door onzekerheden bij diverse plannen het aanbod nog verder gereduceerd en gefaseerd zal worden. Dit proces zal worden gemonitord door de vier Knooppuntgemeenten. Het huidige kantorenprogramma is voldoende in lijn met de Knooppuntenstrategie. Vijsluizen is aangewezen als regionaal knooppunt.
Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 (2005)
Op 26 januari 2005 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2005-2014 "Samenhang en samenspel" vastgesteld. De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) aan verandering onderhevig.
Het provinciale beleid is erop gericht voor alle bevolkingsgroepen een voldoende en passend woningaanbod te realiseren. Dit betekent dat in de periode tot 2014 circa 214.000 woningen zullen moeten worden gebouwd om de bevolkingsgroei op te kunnen vangen.
Een deel daarvan zal door middel van verdichting en inbreiding moeten worden opgevangen en wel in de centra van steden en dorpen en de bebouwde kom nabij bestaande of nieuw te ontwikkelen stations en haltes van openbaar vervoer.
De overige behoefte dient op nieuwe uitleggebieden te worden gerealiseerd.
2.3 Gemeentelijk Beleid
Stadsvisie "Koers op 2020" (2000)
Op 18 januari 2000 heeft de gemeenteraad van Vlaardingen de Stadsvisie vastgesteld. Hierin zijn diverse ambities naar voren gekomen waarvan de voor dit bestemmingsplan meest relevante hieronder zijn aangegeven:
- Intensivering van het ruimtegebruik met het streven naar combinaties van voorzieningen en dubbel grondgebruik, maar met behoud van kwaliteit, groen en ruimte voor ontmoeting.
- De gemeente wil in de toekomst zoveel mogelijk verkeer uit woonwijken weren. Er zal daarom altijd behoefte zijn aan specifieke bedrijventerreinen, die echter wel zoveel mogelijk met de stad worden verbonden.
- De locatie Vijfsluizen wordt gezien als een aantrekkelijke locatie voor kantoorontwikkeling en bijvoorbeeld hightech bedrijvigheid. Vestiging van schone bedrijvigheid en kantoren wil de gemeente binnen het stedelijk gebied ook toestaan in meer noordelijke richting langs de A4, maar dan in combinatie met mogelijkheden voor sport en groen.
Ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 (2003)
De ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 is de ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie "Koers op 2020". De visie van het rapport op het gebied Vijfsluizen:
Het best ontsloten gebied binnen Vlaardingen is Vijfsluizen, deel van de A4-zone. Hier stoppen trein en metro en er ligt een directe aansluiting op het rijkswegennet. In de regionale planvorming is Vijfsluizen en een gedeelte Schiedams grondgebied, aangemerkt als knooppunt. Deze bijzondere positie moet zich weerspiegelen in het ruimtegebruik. De locatie krijgt betekenis als vestigingsplaats voor kantoren met een regionaal of bovenregionaal werkgebied en ondersteunende voorzieningen. Realisatie in hoogbouw is mogelijk. Het gebied krijgt een hoogwaardige uitstraling. De presentatie aan de zijde van de A4 moet uitgroeien tot een nieuw visitekaartje voor Vlaardingen. Minstens zo belangrijk is de kwaliteit van Vijfsluizen op straatniveau: de ruimte voor de voetganger, de aansluiting voor voetgangers op het station Vlaardingen-Oost, de inpassing van het karakteristieke centrale gebouw, het inpandig parkeren en het openbaar groen.
Gemeentelijk structuurplan "Rivierzone" (2004)
Op 28 januari 2004 heeft de gemeenteraad van Vlaardingen het gemeentelijk structuurplan "Rivierzone" (ex artikel 7 WRO) vastgesteld. Binnen het structuurplan is de locatie Vijfsluizen/station Oost aangeduid als een ontwikkelingslocatie voor representatieve kantoorbebouwing langs de A4 met een bovenregionaal vestigingsmilieu ("bovenregionaal knooppunt"). Daarbij is in het "Programma kantoren" voor deze locatie uitgegaan van de ontwikkeling van 168.000 m² bvo voor de periode 2009-2020 en 1.700 m² bvo aan publieke functies.
Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan 2005-2015, Kwaliteit in bereikbaarheid (2005)
In het door de gemeenteraad op 16 maart 2005 vastgestelde "Gemeentelijk Verkeers- en Vervoer Plan" (GVVP) wordt ingezet op "kwaliteit in bereikbaarheid". Het GVVP draagt, als uitwerking van de Ruimtelijke Structuurschets, bij aan de ruimtelijke ambities van de stad.
Het stimuleren van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer (OV) is daarvoor de basis. Het gemeentebestuur realiseert zich daarnaast dat een voortgaande groei van de automobiliteit onafwendbaar is. Gekozen is om deze groei op te vangen binnen de grenzen van leefbaarheid en veiligheid.
Het GVVP richt zich op kwaliteit en bereikbaarheid. Dit impliceert:
- veilige speelruimte voor kinderen (bijvoorbeeld in 30 km/uur zones);
- veilige en prettige bereikbaarheid van scholen (over vrijliggende fietspaden)
- ongehinderde bevoorrading van winkels (op vastgelegde tijden);
- aanpassing wegennet in de Rivierzone;
- goede regioverbindingen;
- prettige en veilige winkelmogelijkheden in het stadshart (voetgangersgebied).
De gewenste bereikbaarheid krijgt gestalte in een vijftal beleidsrichtingen:
- 1. waarborgen van de bereikbaarheid door middel van een samenhangend verkeersnetwerk;
- 2. vergroten van de verkeersveiligheid;
- 3. bijdragen aan de kwaliteit van de leefomgeving en de ruimtelijke organisatie van de stad;
- 4. bevorderen van de economische dynamiek (door knooppuntontwikkeling);
- 5. monitoren binnen de jaarlijkse begrotingscyclus.
In Vlaardingen wordt het doorgaande verkeer gebundeld op gebiedsontsluitingswegen. Binnen de bebouwde kom geldt op deze wegen een maximum snelheid van 50 km/uur. Buiten de bebouwde kom mag op de gebiedsontsluitingswegen maximaal 80 km/uur gereden worden. Waar mogelijk wordt langzaam en snelverkeer op deze wegen van elkaar gescheiden. De overige wegen worden ingericht als erftoegangswegen, bijvoorbeeld in de vorm van 30 km/uur-zones binnen de bebouwde kom of 60 km/uur-zones buiten de bebouwde kom. Op de erftoegangswegen wordt langzaam en snelverkeer in principe gemengd. Te veel verkeer, voornamelijk veroorzaakt door doorgaand verkeer, is hier ongewenst. Voor alle wegen en fietsroutes in Vlaardingen geldt het streven naar een duurzaam veilige inrichting. Vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid en doorstroming is het gewenst om de kruisingen tussen gebiedsontsluitingswegen vorm te geven met rotondes, indien de hoeveelheid verkeer dat toelaat.
De rijkswegen (A20 en A4) door en langs Vlaardingen zijn bepalend voor de ruimtelijke indeling van de stad. Ook de Hoekse Lijn in het zuiden en TramPlus in het noorden zijn belangrijke ruimtelijke elementen. Binnen de stad vormen de westelijke ontsluitingsroute (Marathonweg, Deltaweg, Galgkade), de oostelijke ontsluitingsroute (Vulcaanweg, Schiedamsedijk) en de noordelijke ontsluitingsroute (Holysingel) belangrijke gebiedsontsluitingswegen. Transport van gevaarlijke stoffen wordt zoveel mogelijk gebundeld op deze routes. Naast hiervoor bedoelde infrastructuur moet ook ruimte worden gereserveerd voor de verbindende en ontsluitende regionale fietsroutes.
Rekening houdend met de groei van de automobiliteit zal de gemeente de maatschappelijke kosten doorberekenen aan de gebruiker. Gezien haar mogelijkheden wordt dit gerealiseerd in het parkeerbeleid.
Goede bereikbaarheid is een voorwaarde voor economische ontwikkeling. Door het realiseren van het gewenste verkeers- en vervoernetwerk wordt bijgedragen aan de bereikbaarheid. Op knooppunten waar verschillende vervoerwijzen bij elkaar komen kan de bereikbaarheid het best gewaarborgd worden. Door stedelijke functies en het verkeers- en vervoersysteem op deze knooppunten goed op elkaar af te stemmen kan het gebruik van OV en fiets gestimuleerd worden. Park Vijfsluizen ligt op een dergelijk knooppunt. Hier zal een aantrekkelijk vestigingsklimaat geboden worden aan bedrijven. Om de knooppuntontwikkeling tot stand te brengen zal de gemeente Vlaardingen in overleg met de Stadsregio Rotterdam inzetten op vernieuwd locatiebeleid. Naast snelle directe verbindingen wordt ketenmobiliteit (overstap auto-OV of fiets-OV) bevorderd. Tevens is hierbij is aandacht voor de aanleg van P+R voorzieningen, die overigens niet op Park Vijfsluizen zijn voorzien. Zie verder paragraaf 3.6 van deze Toelichting.
Fietsbeleid (2008)
De Fietsnota Vlaardingen, die door de gemeenteraad is vastgesteld op 3 april 2008, is een uitwerking van het Gemeentelijk Verkeer- Vervoerplan (GVVP). De Fietsnota richt zich op het stimuleren van het fietsgebruik in Vlaardingen. De wijze waarop met het fietsbeleid moet worden omgegaan, nodigt uit tot een integrale benadering van het mobiliteitsvraagstuk in relatie met aanverwante begrippen als veiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, economische vitaliteit, welzijn en duurzaamheid.
Het fietsbeleid in de gemeente hanteert de volgende uitgangspunten:
- stimuleren van het gebruik van duurzame vervoerwijzen;
- bijdrage leveren aan een levendige, economische, bloeiende en (verkeers)veilige stad met een daarbij passend fietsbeleid;
- de fiets een prominente plek geven in ruimtelijke ontwikkelingen;
- een bijdrage leveren aan het verbeteren van de luchtkwaliteit.
Het Vlaardingse fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:
- verkeersveiligheid voor fietsers;
- comfortabele en aantrekkelijke routes;
- korte reistijd en goede doorstroming;
- directe en samenhangende routes.
Het aanpassen van de fietsinfrastructuur alleen is niet voldoende om het fietsgebruik te stimuleren. Om het fietsen aantrekkelijker te maken, vindt een integrale benadering plaats op de volgende speerpunten:
- goede en aantrekkelijke fietsparkeervoorzieningen;
- goede bewegwijzering;
- verbeteren van de sociale veiligheid voor fietsers (onder andere openbare verlichting);
- aanpak van fietsendiefstal;
- stimuleren en faciliteren van verkeerseducatie.
In paragraaf 3.6 van deze Toelichting wordt nader ingegaan op de uitwerking van het fietsbeleid voor Park Vijfsluizen.
Parkeerbeleid (2008)
De doelstelling van het parkeerbeleid is een evenwichtige verdeling op maat tussen vraag naar en aanbod van de beschikbare parkeerplaatsen voor alle vervoermiddelen. Het streven is dat in Vlaardingen de verschillende doelgroepen op redelijke afstand van de bestemmingen kunnen parkeren of dat er goede alternatieve vervoermiddelen zijn.
Gezien de doelstelling van het parkeerbeleid, heeft de gemeenteraad op 24 januari 2008 de volgende beleidskaders voor het parkeerbeleid in Vlaardingen vastgesteld:
- 1. het parkeerbeleid moet gericht zijn op het zo efficiënt mogelijk omgaan met de schaarse publieke ruimte en een bijdrage leveren aan de leefbaarheid en de ruimtelijke kwaliteit;
- 2. het parkeerbeleid is erop gericht om de parkeervraag en het parkeeraanbod zoveel mogelijk per gebied op elkaar af te stemmen zodat gebieden zo min mogelijk met elkaars probleem worden opgezadeld;
- 3. het parkeerbeleid houdt rekening met de ontwikkeling van een vitale binnenstad;
- 4. het parkeerbeleid stimuleert het gebruik van duurzame vervoerwijzen;
- 5. het parkeerbeleid moet op lange termijn kostendekkend zijn;
- 6. het zijn vooral de beleidskaders 1 en 2 die voor het plangebied Park Vijfsluizen van belang zijn.
In de Parkeernota 2008, op 30 oktober 2008 door de raad vastgesteld als beleidsuitwerking van de beleidskaders voor het parkeren, zijn parkeernormen vastgelegd.
De nota werkt met parkeerkencijfers. Deze zijn per deelgebied verder uitgewerkt.
Het plangebied Park Vijfsluizen valt onder het deelgebied 'rest bebouwde kom'. De parkeerkerncijfers variëren per functie. Voor nieuwe ontwikkelingen geldt als uitgangspunt parkeren op eigen terrein. In paragraaf 3.7 van deze Toelichting wordt nader ingegaan op het aspect parkeren voor Park Vijfsluizen.
Actieplan Geluid (2009)
Vlaardingen heeft, ingevolge de Europese richtlijn inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai, een Actieplan Geluid opgesteld voor het binnenstedelijk wegverkeer (Actieplan Geluid, gemeente Vlaardingen, 14 december 2009). Het actieplan is opgesteld nadat een inventarisatie is uitgevoerd naar de geluidbelasting vanwege binnenstedelijke wegen op de woningen binnen de gemeente Vlaardingen. De resultaten van deze inventarisatie zijn vastgelegd in de geluidbelastingkaarten.
De doelstellingen van het actieplan geluid zijn:
- het terugdringen van het aantal woningen waarbij sprake is van een plandrempel-overschrijding;
- mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen behouden en creëren;
- het kader scheppen voor het opstellen van maatregelen om de bovenstaande doelstellingen te bereiken;
- samenhang brengen tussen de diverse beleidsterreinen die de akoestische kwaliteit (mede) bepalen.
De gewenste effecten van de doelstellingen zijn:
- dat er minder geluidgehinderden zullen zijn; hierdoor zijn er ook minder negatieve gezondheidseffecten;
- verbeteren van de akoestische kwaliteit (leefomgeving) voor de inwoners van Vlaardingen
Voor het actieplan is een plandrempel vastgesteld. Dit is de grens van de geluidbelasting op woningen waarvan Vlaardingen vindt dat een hogere geluidsbelasting niet wenselijk is. Na afweging van belangen op basis van haalbaarheid en betaalbaarheid is als plandrempel een geluidsbelasting van 65 dB voor het binnenstedelijk wegverkeerslawaai voorgesteld. De Vlaardingse industrieterreinen zijn inmiddels gesaneerd. Door de provincie Zuid-Holland zijn zogenaamde maximaal toelaatbare geluidsbelastingen (MTG), na sanering, vastgesteld. Deze waarden gelden als grenswaarden binnen de zone en mogen niet overschreden worden. Voor de plandrempel van de Vlaardingse industrieterreinen wordt de MTG aangehouden. Buitenstedelijk wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai afkomstig van gezoneerde industrieterreinen buiten de gemeente Vlaardingen vallen buiten het actieplan.
In het Actieplan Geluid zijn maatregelen beschreven die in de periode 2009-2013 moeten worden uitgevoerd. De belangrijkste maatregel is het toepassen van geluidreducerend asfalt en geluidreducerende klinkers op plaatsen waar normen worden overschreden. In paragraaf 5.2 van deze Toelichting wordt voor Park Vijfsluizen specifiek ingegaan op het milieuaspect geluid.
Milieubeleidsvisie 2004-2007 (2004)
In de door de gemeenteraad vastgestelde Milieubeleidsvisie 2004-2007 werd de behoefte aangegeven om het milieubeleid te stellen en te communiceren. De rol van burgers en bedrijven in de uitvoering van milieubeleid, maar ook die van de gemeentelijke organisatie komt tot uitdrukking door middel van actuele thema's en strategische doelen. Een van de strategische doelen van milieubeleid is dat duurzame ontwikkeling en omgevingskwaliteit uitgangspunt zijn voor de stedelijke vernieuwing.
Concretisering vindt plaats in ruimtelijke visies en bestemmingsplannen.
Economische visie 2004-2010 (2004)
De Economische Visie geeft op hoofdlijnen het economisch beleid van de gemeente Vlaardingen voor de periode 2004-2010 weer.
Prioriteiten
De gemeente Vlaardingen ziet twee prioriteiten voor het ruimtelijk economisch beleid:
- De (her)ontwikkeling van (verouderde) bedrijvenlocaties vormt de topprioriteit. Aanbod van voldoende bedrijfsruimte op goede locaties is van levensbelang voor de Vlaardingse economie. De beschikbaarheid van ruimte is namelijk een belangrijke vestigingsvoorwaarde. Aanwezigheid van bedrijvigheid heeft een stuwende werking voor de economie van Vlaardingen en legt daarmee de basis voor het ontwikkelen van andere belangrijke voorzieningen;
- Herstructurering van woonwijken. De Economische Visie plaatst de herstructurering en revitalisering van bedrijventerreinen voorop, maar ziet daarnaast het belang van herstructurering van woonwijken en voorzieningen.
Visie Rivierzone
De gemeente streeft versterking na van de economische structuur van Vlaardingen. Een belangrijke rol hierbij spelen de plannen in de Rivierzone, de herstructurering van bedrijventerreinen en de ontwikkeling van locaties die de potentie hebben om economische groei te stimuleren.
Er wordt waar mogelijk segmentering en parkmanagement toegepast, waardoor de terreinen in de toekomst hun kwaliteit behouden. Duurzaam ondernemen is hier een onderdeel van.
Met de uitvoering van de plannen uit het Integraal Uitvoeringsplan Rivierzone (waarvan Park Vijfsluizen onderdeel is) ontstaat 50 hectare aan nieuw en geherstructureerd bedrijventerrein. Hiermee zijn naar schatting duizenden nieuwe arbeidsplaatsen gemoeid waardoor de economische structuur van de stad wordt versterkt. Daarnaast zorgt de bouw van nieuwe woningen in het Rivierzonegebied voor een versterking van de lokale voorzieningen.
Detailhandelsnota 2007-2012 (2007)
De Detailhandelsnota 2007-2012 beschrijft het gemeentelijk beleid met betrekking tot de detailhandel in Vlaardingen. De nota beperkt zich tot hoofdlijnen en fungeert als bouwsteen bij het opstellen van bestemmingsplannen en als toetsingskader bij uitbreidings- en nieuwbouwplannen van ondernemers.
Uitgangspunten detailhandelsbeleid
Het doel van het detailhandelsbeleid is het versterken van de ruimtelijke en economische kwaliteit van de winkelcentra om (vooral de Vlaardingse) koopkracht aan de eigen winkelcentra te binden.
Belangrijkste uitgangspunt daarbij is dat de gemeente in haar detailhandelsbeleid de vraag van de consument leidend laat zijn. De gemeente creëert stimulerende randvoorwaarden en grijpt slechts in, in de werking van de markt als daar goede redenen voor zijn. Waar de consument volgens het onderzoek behoefte aan heeft, is meer kwaliteit in de winkelcentra. Dit wordt gerealiseerd in compacte, complete en comfortabele winkelcentra. De gemeente kiest voor een fijnmazige winkelstructuur en hiërarchie die bestaan uit:
- een hoofdwinkelcentrum voor recreatief winkelen en dagelijkse boodschappen;
- wijk- en buurtwinkelcentra voor dagelijkse boodschappen en frequent benodigde niet-dagelijkse boodschappen;
- een centrum voor doelgerichte aankopen (PDV-locatie Hoogstad).
Deze structuur wordt gehandhaafd en waar mogelijk versterkt.
Visie PDV-/GDV-locaties in het algemeen
Binnen het kader van het provinciale beleid en de afspraken met de Stadsregio Rotterdam zal de gemeente aanvragen voor het vestigen van een PDV behandelen. Met name delen van de Rivierzone worden geschikt geacht voor dergelijke ontwikkelingen. Dit betreft dus aanvragen in de branches tuincentra, bouwmarkten, woninginrichting, keukens en sanitair.
De gemeente staat afwijzend tegen grootschalige ontwikkelingen in de dagelijkse sector, zoals weidewinkels. Voor Grootschalige Detailhandels Vestigingen (GDV), (individuele) vestigingen boven de 10.000 m² bvo, is in Vlaardingen geen plaats. In paragraaf 5.12 van deze Toelichting wordt op het voor Park Vijfsluizen verrichte DPO ingegaan.
Nota Monumenten 2005 (2005)
De nota Monumenten 2005 benadrukt het belang van de cultuurhistorie voor het onderscheidend vermogen van Vlaardingen. Een belangrijk hulpmiddel om de structuur van gebieden te behouden is de opstelling van een cultuurhistorische waardenkaart. Ook het Rijk beoogt met de Modernisering Monumentenzorg (Momo) de rol van dergelijke waarderingskaarten te onderstrepen. Deze kaart is er nog niet.
Naast de bescherming van structuren is het mogelijk op objectniveau bescherming te bieden. In de nota Monumenten 2005 is vermeld dat de vermelde inventarisaties nader uitgewerkt kunnen worden. De lijst beeldbepalende panden is door het college van burgemeester en wethouders op 11 januari 2011 vastgesteld. In de regels van nieuwe bestemmingsplannen worden hiervoor - indien noodzakelijk - bouwregels opgenomen. De lijst kan ook worden gezien als basis voor de mogelijke aanwijzing van gemeentelijke monumenten.
In paragraaf 5.11 van deze Toelichting wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plan Park Vijfsluizen.
Groenbeleidsplan Vlaardingen 1998-2008 (1998)
Voortvloeiend uit de intenties en conclusies van de Structuurschets 1993 is het Groenbeleidsplan ontwikkeld dat in 1998 als sectoraal kaderplan door de gemeenteraad is vastgesteld. De Structuurschets 1993 legt een aantal ruimtelijke claims door het benoemen van de Groene Hoofd- en Substructuur. In het Groenbeleidsplan worden op basis van de doelen van de Structuurschets en de sterke en zwakke kanten van het Vlaardingse groen, vijf planonderdelen benoemd, die het huidige groenareaal een positieve impuls moeten geven en waardoor de zwakke kanten moeten worden omgebogen tot sterke kwaliteiten.
- Stad van Verschil: Vlaardingen kent een groot aantal stedelijke milieus. Deze verzameling van sterk verschillende wijken op een relatief gering oppervlak bepaalt de sterke woonkwaliteit van Vlaardingen.
- Stad aan het landschap: zeker 75% van de Vlaardingse stadsrand grenst aan het weiderecreatielandschap of aan de rivier. Deze hechte relatie van stad en omgeving kan zowel ruimtelijk als functioneel meer worden uitgebuit.
- Natuur in de Stad: in Vlaardingen is onderscheid te maken in twee aspecten van natuur: Natuurwaarde, die gebieden die door maat, schaal en verbinding met het buitengebied een rijkdom aan planten en dieren herbergen (Broekpolder) en Natuurbeleving, waarbij het gaat om het beeld dat in de buurt wordt ervaren. Door inrichting en beplanting kan hier een landschappelijke sfeer worden opgeroepen.
- Het gebruik: voor de stad spelen openbare ruimtes door hun functie en gebruiksintensiteit een belangrijke rol. De bereikbaarheid van sport- en recreatieve voorzieningen is een belangrijk beleidsuitgangspunt.
- Boulevards: op basis van het huidige bomenbestand wordt een versterking van de wijkspecifieke bomenstructuur voorgesteld.
De locatie Park Vijfsluizen valt onder het ecologisch lint: dijk- en bermlint. Voor elk lint en elk landschap is een specifiek palet samengesteld. Hierin staan de beplantingsvormen en de soortenkeuze. Bij de invulling van een gebied wordt rekening gehouden met de verschillende soorten die men kan benutten (zie ook paragraaf 5.9 van deze Toelichting).
Waterplan Vlaardingen 2008-2015 (2008)
De gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap van Delfland hebben gezamenlijk het Waterplan Vlaardingen 2008-2015 opgesteld. Het waterplan is een integratiekader voor het totale waterbeheer in Vlaardingen. De integrale wateropgave is bepaald en de maatregelen in deze periode zijn weergegeven. Verder geeft het waterplan inzicht op de visie van het watersysteem tot 2030.
In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009 heeft de gemeente haar visie op het stedelijk waterbeheer vastgelegd. Binnen dit plan is er sprake van drie verschillende zorgplichten; stedelijk afvalwater, afstromend hemelwater en afvloeiend grondwater. De doelstellingen van de zorgplichten sluiten aan bij de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000). De hierin beschreven ontwikkelingen en het meerjaren onderhoudsprogramma zijn de basis voor de vastgestelde gemeentelijke rioolheffing over deze periode. In paragraaf 5.6 van deze Toelichting is de waterparagraaf voor Park Vijfsluizen opgenomen.
Archeologisch beleidsplan 2009-2013 (2009)
Om archeologische waarden van meet af aan volwaardig mee te kunnen wegen in ruimtelijke plannen is de archeologie via de WAMZ (Wet op de Archeologische Monumentenzorg) en de herziening van de Wet ruimtelijke ordening in 2008 geïntegreerd in de systematiek van de ruimtelijke ordening in Nederland. De meeste beslissingen over ruimtelijke inrichting worden op gemeentelijk niveau genomen. Gemeenten krijgen op basis van de Monumentenwet dan wel de WAMZ de rol van bevoegd gezag. Dit betekent dat de gemeente bij ruimtelijke plannen ervoor dient te zorgen dat archeologische belangen bekend zijn en dat er in het afwegingsproces zorgvuldig mee wordt omgesprongen. Voor de gemeente heeft dit de volgende consequenties.
Archeologie wordt primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid
- De gemeente moet archeologiegevoelige gebieden opnemen in bestemmingsplannen (desnoods op aanwijzing van de provincie);
- De gemeente mag zelf voorwaarden stellen of ontheffing verlenen bij vergunningverlening (bouw- en sloopvergunning, aanlegvergunning);
- De gemeente is verantwoordelijk voor, en aanspreekbaar op, haar archeologische beslissingen en keuzes;
- De gemeente moet in haar hoedanigheid van bevoegd gezag toezien op de kwaliteit van de uitvoering van archeologische werkzaamheden.
Vlaardingen heeft met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen de "Beleidsnota Archeologie 2009-2013 opgesteld, met daarin opgenomen de regels hoe om te gaan met de bodem in relatie tot ruimtelijke plannen. Deze beleidsnotitie is vastgesteld op 1 oktober 2009.
In paragraaf 5.10 van deze Toelichting wordt een en ander uitgewerkt voor Park Vijfsluizen.
Nota horecabeleid 2010 (2010)
In het nieuwe horecabeleid is gekozen om het beleid per wijk te beschrijven, waarbij is aangesloten bij de gebiedsindeling van de gebiedsgerichte uitwerking van het Actieplan Wonen. Het bestemmingsplan in deze wijken is leidend en deze nota geeft dan ook de uitgangspunten voor de mogelijkheden die nog in de wijken zijn. Daarbij is gekozen voor versterking van de winkelondersteunende horeca in een gedeelte van het centrum.
De horeca is verdeeld in diverse categorieën.
Categorie 1 Lichte horeca/dagzaken
Deze categorie omvat de winkelondersteunende horeca, zonder alcoholvergunning. Het voornaamste criterium is de Winkeltijdenwet, die inhoudt dat winkels van maandag tot en met zaterdag geopend zijn tot maximaal 22.00 uur en op koopzondagen. Hierdoor veroorzaken zij slechts in beperkte mate hinder voor omwonenden. Tot de categorie lichte horeca behoren zaken als een automatiek, broodjeszaak, lunchroom, ijssalon, traiteur/afhaalcentrum.
Daarbij moet worden opgemerkt dat indien zaken als een ijssalon, traiteur of afhaalcentrum niet beschikken over voorzieningen of faciliteiten om het gekochte voedsel ter plaatse te nuttigen, zij in bestemmingsplantechnische zin niet vallen onder horeca-inrichtingen, maar zijn aan te merken als detailhandel (winkel). Dit laat echter onverlet dat zij dienen te beschikken over een horeca-exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Voor bepaalde zaken als een traiteur, ijssalon en afhaalcentrum, geldt dat zij wel op zondag geopend mogen zijn, omdat zij vallen onder artikel 10b van het Vrijstellingenbesluit Winkeltijdenwet.
Categorie 2 Horeca
Onder deze categorie vallen horeca-inrichtingen waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van maaltijden/eten. Alleen hebben zij een drank- en horecavergunning (zoals bistro, restaurant, eetcafé) en/of zijn zij buiten de tijden van de Winkeltijdenwet geopend en hebben een verkeersaantrekkende werking (zoals shoarmazaken en pizzeria's). Tevens kunnen zij over een bezorg- of afhaalservice beschikken, waardoor zij aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken. Ook bedrijven/inrichtingen, gericht op het verschaffen van logies, al of niet in combinatie met het verstrekken van consumpties en/of drank, vallen onder deze categorie (zoals hotel, pension).
Categorie 3 Middelzware horeca
In deze categorie zitten de horecabedrijven waarbij de exploitatie primair is gebaseerd op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en die voor een goed functioneren ook een gedeelte van de nacht geopend zijn. Daardoor kunnen zij een groter publiek aantrekken en daardoor aanmerkelijke hinder voor de omgeving met zich meebrengen. Zaken als een (grand)café, bierhuis, biljart- of poolcentrum en een proeflokaal vallen onder deze categorie. (N.B. Als het proeflokaal gecombineerd wordt met eten, valt het onder categorie 2).
Categorie 4 Zware horeca
Met zware horeca worden zaken aangeduid die, gelet op vloeroppervlakte, veel bezoekers hebben en waar geluid een belangrijk onderdeel is van de bedrijfsvoering. Hieronder vallen zaken als zalenverhuur/partycentrum (regulier gebruik t.b.v. feesten, muziek, dansevenementen), dancing/discotheek, bar/nachtclub en een casino of amusementscentrum (met horeca).
De laatste groep zaken valt in categorie 4 vanwege de bijzondere wetgeving waarmee deze te maken heeft.
In de komende jaren zal het gebied rondom Vijfsluizen veranderen in een multifunctioneel park met onder andere kantoren. Op deze locatie zal ruimte zijn voor horeca en leisure, een en ander ook als aanvulling op de behoefte vanuit het gebied.
Handhavingsbeleid
Onder handhaving van bouw- en ruimtelijke regelgeving wordt verstaan: "het gebruik maken van de noodzakelijke en beschikbare middelen om de normen van deze regelgeving na te doen leven". Het beleidsplan heeft als doel vast te leggen op welke wijze in de gemeente Vlaardingen middelen, zoals wettelijke regelingen en menskracht, worden ingezet, teneinde een adequaat handhavingsniveau te kunnen bereiken. Bij het inzetten van alle beschikbare middelen spreekt men van handhaving in ruime zin. Het inzetten van enkel juridische instrumenten om regels te doen naleven is te beschouwen als handhaving in enge zin. De reden om een handhavingswijze vast te willen leggen in een beleidsplan zal dagelijks in de gemeentepraktijk te ervaren zijn.
Een consequente handhaving:
- zal de gemeente uiteindelijk in steeds grotere mate naar het garanderen van de kwaliteit van leef- en ruimtelijke omgeving leiden;
- heeft zijn uitwerking op het maatschappelijk draagvlak en daarmee op de naleving van deze regels;
- zal zowel intern (bestuurder en ambtenaar) als extern (burger en bedrijven) duidelijkheid en rechtszekerheid bieden.
Activiteiten op het gebied van de handhaving komen uiteindelijk tot uitdrukking in concrete situaties. Daarbij is het van belang handhaving op een gestructureerde wijze vorm te geven door een bijbehorend handhavingsprogramma te ontwikkelen. Hierin kunnen de organisatie, de werkwijzen en de handhavingsacties onderling worden afgestemd en is het eerder mogelijk financieel draagvlak te creëren. Op het moment dat beleid eenmaal is vastgesteld kan er ook gerichte monitoring van dat beleid plaatsvinden en kan er tijdig worden bijgestuurd. Beleid voeren betekent niet meer en niet minder dan dat het college van burgemeester en wethouders prioriteiten vaststelt, inhoudende welke overtredingen het eerst worden aangepakt en welke op een later tijdstip.
Het gaat dan onder meer om de volgende wettelijke gebieden:
Wet ruimtelijke ordening:
- gebruik bouwwerken en terreinen;
- gebruiksregels;
- aanleggen van werken.
Woningwet, Bouwbesluit en Bouwverordening:
- kwaliteitstoezicht bestaande (legale) bouw, toetsing Bouwbesluit en welstand;
- Wabo;
- toestand open erven en terreinen.
Hoewel er raakvlakken zijn, betreft deze nota niet de naleving van de milieuregelgeving, de Algemene plaatselijke verordening en de regels die ingevolge gebruiksvergunningen worden opgelegd. Er is bewust gekozen voor een beperking. De leidende gedachte hierachter is dat eerst dit proces effectief geleid moet worden alvorens het kan worden geïntegreerd in het grote geheel van andere genoemde werkgebieden van de gemeente.
Door de gemeente is een risicoanalyse betreffende de van de bouwregelgeving kenbare overtredingen uitgevoerd met een daartoe ontwikkeld model. Deze risicoanalyse vindt doorwerking in de te formuleren doelstellingen, de te plannen uitvoering en de prioriteiten van de handhavingsacties. De volgende handhavingsovertredingen hebben prioriteit gekregen. De overtredingen zijn in rangorde van 1 tot 9 gewaardeerd.
- 1. Bouwen zonder vergunning.
- 2. Bouwen in afwijking van een vergunning.
- 3. Onvoldoende naleving brandveiligheidsregels niet gebruiksvergunningplichtige bouwwerken.
- 4. Sloop zonder of in afwijking van een vergunning.
- 5. Niet voldoen aan vereisten bestaande bouw.
- 6. Gebruik in strijd met het bestemmingsplan.
- 7. Niet tijdig beëindigen van (het gebruik van) tijdelijke bouwwerken.
- 8. Aanbrengen van reclame-uitingen zonder of in afwijking van een vergunning.
- 9. Niet of onvoldoende voldoen aan welstandeisen.
Deze nota is geen eindproduct. Het zal gevolgd moeten worden door een pragmatische uitvoering. Deze zal in onderdelen direct na vaststelling van deze nota nader uitgewerkt worden en in een separate notitie worden neergelegd.
In de periode van 2006-2014 zal het geformuleerde beleid gestalte moeten krijgen. Dat wil zeggen dat alle in het beleid geselecteerde overtredingen in acht jaren gehandhaafd zullen worden.
Het beleid ten uitvoer brengen is geen strikt statisch proces, maar kent een voortdurende bijstelling, waar ook het beleid zelf op onderdelen niet van gevrijwaard blijft. Dit noemen we handhaven in de vorm van een beleidscyclus. Zo zal een jaarlijkse evaluatie van het uitvoeringsprogramma kunnen leiden tot bijstelling van de risicoanalyse, maar ook van de daaruit voortvloeiende handhavingsprioriteiten.
Speelruimtebeleid d.d. 15 november 2005 (2005)
Als algemene doelstelling voor speelruimtebeleid is geformuleerd: "De gemeente Vlaardingen wil de leefbaarheid van buurten en wijken bevorderen. In het kader daarvan stelt zij zich ten doel in nauwe samenwerking met de bewoners (jong en oud) speelruimte voor kinderen en jongeren te realiseren, die tegemoet komt aan de behoeften van de bewoners van het betreffende verzorgingsgebied en de kwaliteit daarvan te handhaven."
Op Park Vijfsluizen zal eventueel speelruimte worden gecreëerd welke ondersteunend is aan de doelstelling van het park. In het bestemmingsplan is ervoor gekozen om de speelplaatsen niet gedetailleerd te bestemmen zodat hiermee flexibel kan worden omgegaan.
2.4 Conclusie
De ontwikkeling van Park Vijfsluizen staat niet op zichzelf. Het maakt deel uit van het beleid van de gemeente Vlaardingen (Stadsvisie 2020 en de Ruimtelijke Structuurschets, Vlaardingen 2020, Gemeentelijk structuurplan "Rivierzone").
Al geruime tijd is de gemeente Vlaardingen met de provincie in gesprek over de potentie van de ontwikkeling van Park Vijfsluizen tot een knooppunt met een kantoorprogramma. Dit is tot uiting gekomen in het door de provincie goedgekeurde Gemeentelijk Structuurplan Rivierzone van 2004. In het Structuurplan is een kantorenprogramma van 168.000 m² bvo opgenomen en 1.700 m² bvo aan publieke functies, te realiseren in de periode 2009-2020.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling van een multifunctioneel park met kantoorfuncties en (bijbehorende) voorzieningen binnen Park Vijfsluizen past binnen de doelstellingen die op lokaal, regionaal, provinciaal en nationaal niveau zijn geformuleerd.
Hoofdstuk 3 Stedenbouwkundige Visie
Dit hoofdstuk beschrijft de geschiedenis en de bestaande situatie van het sportpark "Vijfsluizen". Daarna wordt beschreven wat de visie is op het gebied aan de hand van een aantal ruimtelijke aspecten. Zie ook in de bijlage het rapport Stedenbouwkundig plan Park Vijfsluizen, Group A, januari 2011.
3.1 Historie Van De Locatie
Sportpark "Vijfsluizen" ontleent haar naam aan de, voorheen, aanwezige afwatering van vijf sluizen van de ambachten Vrijenban, Hof van Delft, Berkel, Kethel en Pijnakker.
Het park is begin jaren vijftig ontwikkeld in opdracht van Shell voor recreatief en sportief gebruik door haar medewerkers. De driehoekvormige locatie, tussen de A4 en het station Vlaardingen-Oost, is in het collectieve geheugen van vele Vlaardingers en Schiedammers verankerd als een park waaraan vele plezierige jeugdherinneringen gekoppeld zijn. Het was een park, aangelegd in de Engelse landschapsstijl, waarin volop gesport en gerecreëerd kon worden.
Het park is ontworpen door de plantsoenendienst van gemeentewerken Vlaardingen en geïnspireerd op ontwerpen van de beroemde landschapsarchitect Zocher. Het parklandschap bestaat uit een grillig patroon van waterpartijen met houten boogbruggen, kronkelende wandelpaden, vista's en niveauverschillen. Boom- en heestergroepen worden afgewisseld door open gebieden bedekt met gras.
In de oorspronkelijke opzet kent het sportpark "Vijfsluizen", naast het weelderige parklandschap, ook een brede strook waarin diverse sportvelden, een openluchtbad en een sintelbaan zijn gesitueerd. Een centrale en karakteristieke positie in deze strook wordt ingenomen door het Shell Clubgebouw.
Het centraal gelegen verhoogde middendeel van het clubgebouw, de Sporthal, en flankerende zijvleugels zijn door de architect van de bouwkundige dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij Van Riet in 1950 ontworpen. Het ontwerp is geïnspireerd door het hoofdkantoor van Shell in Den Haag van architect J. J. P. Oud en is door de gebroken witte kleurstelling, dakvorm en gevelopbouw verwant aan het "Nieuwe Bouwen" en de Nederlandse jaren-vijftig-architectuur in de voormalige overzeese gebiedsdelen.
Shell heeft het sportpark " Vijfsluizen" ooit opgezet om de kwaliteit van leven van haar medewerkers te verhogen. Het park heeft daardoor tot in de eenentwintigste eeuw kunnen bloeien.
3.2 Bestaande Situatie
In 2005 heeft OVG Projectontwikkeling het voormalige sportpark "Vijfsluizen" verworven, OVG Projectontwikkeling herkende een treffende gelijkenis in de oorspronkelijke activiteiten op het park en haar eigen doelstellingen in de ontwikkeling van de toekomstige werkomgeving.
Nu het onderscheid tussen werk en privé meer en meer vervaagt en de eisen van werknemers aan hun werkomgeving toeneemt, lijkt de ontwikkeling van juist deze locatie tot een multifunctioneel park voor de hand liggend en zonder meer kansrijk.
Naast recreëren en sporten in de groene, inspirerende en hoogwaardige omgeving van het Park Vijfsluizen zullen nu ook 'werken', 'verblijven' en andere functies als activiteit op het park worden toegevoegd. Met deze uitbreiding van functies gaat het park een nieuwe, toekomstgerichte en vitale levensfase in.
3.3 Duurzaamheid
Park Vijfsluizen en de ontwikkeling daarvan zal op een voor het klimaat verantwoorde wijze tot stand komen en opereren. De doelstellingen hierbij zijn van een hoog ambitieniveau en sluiten aan op de missie die OVG Projectontwikkeling voor zichzelf heeft gedefinieerd en die wordt onderschreven door de gemeente.
Voor de bepaling van de mate waarin duurzaamheid wordt toegepast, wordt op dit moment de BREEAM (NL) methode gehanteerd. BREEAM (NL) is een meetinstrument voor de beoordeling van de duurzaamheid van gebouwen. De afkorting staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method. De toevoeging NL geeft aan dat het de voor Nederlandse markt aangepaste versie betreft. In Engeland wordt inmiddels al 20 jaar met BREEAM gewerkt en ook daarbuiten wordt BREEAM (International) vaak toegepast.
Binnen BREEAM wordt vastgoed op een groot aantal duurzaamheidaspecten beoordeeld. Deze zijn ondergebracht in een negental categorieën. Ieder categorie heeft een vastgestelde weging: Management 12% Gezondheid 15% Energie 19% Transport 8% Water 6% Materialen 12,5% Afval 7,5% Landgebruik en ecologie 10% Vervuiling 10%
Naast gebouwgebonden credits, wordt ook een aantal omgevingsfactoren beoordeeld. Hiermee worden in feite de keuze voor een goede (duurzame) locatie gestimuleerd. Positieve omgevingsfactoren als gevolg van een goede locatie dragen dus direct bij aan de score van het vastgoed, zoals:
- mobiliteit, het park is goed bereikbaar met (hoogwaardig) openbaar vervoer;
- behoud bestaande waarden waarbij de bestaande situatie het uitgangspunt is van de ontwikkeling.
3.4 Bouwprogramma
Het totale bouwprogramma voor Park Vijfsluizen gaat uit van maximaal 135.000m² bvo, bestaande uit de navolgende functies:
- kantoor, maximaal circa 80.000 m² bvo;
- hotel en voorzieningen inclusief publiekgerichte dienstverlening, kleinschalige detailhandel, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen m.u.v. bioscopen , maximaal circa 20.000 m² bvo;
- grootschalige en perifere detailhandel, maximaal circa 10.000 m² bvo;
- maatschappelijke voorzieningen, zoals educatie, zorg en/of woningen, maximaal circa 25.000 m² bvo
- parkeren, conform de parkeernormen uit de CROW en de Parkeernota Vlaardingen.
De in het bouwprogramma genoemde functies maatschappelijke voorzieningen, zoals zorg en/of wonen, recreatieve voorzieningen m.u.v. bioscopen zijn zowel onderling uitwisselbaar als uitwisselbaar met de functie kantoren. Het bouwprogramma in de functie hotel en voorzieningen omvat - naast de functie hotel - ook maximaal circa 1.000 m² bvo publiekgerichte dienstverlening en maximaal 200 m² bvo kleinschalige detailhandel. Deze subfuncties zijn eveneens met elkaar uitwisselbaar, met dien verstande dat het totale bouwprogramma in deze functie nooit groter zal zijn dan 20.000 m² bvo. Grootschalige detailhandel is alleen binnen de bestemming Gemengd mogelijk indien uit een DPO blijkt dat dit haalbaar is. Het totale bouwprogramma van Park Vijfsluizen zal onafhankelijk van de concrete invulling nooit groter zijn dan 135.000 m² bvo.
3.5 Stedenbouwkundig Plan
Het ruimtelijke concept voor het stedenbouwkundig plan is gebaseerd op het mogelijk maken van goede aansluitingen op Vlaardingen-Oost, zowel fysiek als mentaal. Alleen dan kan Park Vijfsluizen een geïntegreerd onderdeel worden van de vervoersknoop en van Vlaardingen-Oost. Continuering van de groenstructuur en het netwerk van openbare ruimte zijn sturend in de layout van het plan. Een centraal gelegen park met in het hart het karakteristieke sportgebouw vormt de stevige drager van kwaliteit voor de verschillende gebruikers van Park Vijfsluizen.
Een logische functionele zonering in radialen vanuit station Vlaardingen-Oost naar de snelweg A4 ligt ten grondslag aan het ruimtelijke concept.
Stationszone: deze zone die direct aan het station grenst heeft een multifunctioneel karakter. De bereikbaarheid is hier optimaal en er is een directe relatie met station Vlaardingen-Oost en de aan de noordzijde van de spoordijk gelegen woonbuurt Babberspolder-Oost.
Parkzone: deze middenzone betreft een park met een vijver, een centrale functie in het voormalige Shell-sportgebouw en een pleinachtige ruimte die aansluit bij de stationszone. Deze parkachtige zone zorgt voor waarborging van het groene netwerk en maakt Vijfsluizen tot een kwalitatief onderdeel van een groter stedelijk weefsel.
A4-zone: deze zone langs de A4 is hoofdzakelijk bestemd voor kantoren. Alle kantoren zijn goed zichtbaar en bereikbaar vanaf de snelweg. De kantorenzone schermt het park af van de snelweg en het geluid.
Elk van deze radiale zones loopt door tot aan de Schiedamsedijk/Mr. L.A. Kesperweg. Dit is tevens de primaire waterkering en hoofdontsluiting van Vlaardingen-Oost. De onderlinge samenhang in de bebouwing aan de dijk is daarom van een bijzonder belang. Het zoneringsconcept zorgt voor een goede aansluiting op de omgeving en biedt tegelijkertijd voldoende flexibiliteit voor de toekomst.
Inpassing en versterking context
Het stedenbouwkundig ontwerp is maximaal ingepast in haar directe omgeving. Een goede aantakking op het station is een voorwaarde en daardoor ontstaat ook de mogelijkheid Park Vijfsluizen ruimtelijk en fysiek goed aan te sluiten op de woonbuurt Babberspolder-Oost aan de noordzijde van de spoordijk. Door de in hoofdzaak noord-zuidgerichte lay out van de bebouwingszone langs de A4 en de parkzone wordt geanticipeerd op de mogelijke toekomstige herontwikkeling van de rivierlocaties. De Parkzone heeft een hoge mate van toegankelijkheid en vormt een wezenlijk onderdeel van de hoofdgroenstructuur. Park Vijfsluizen vormt zo een wezenlijk onderdeel van het stedelijk weefsel.
Samenhang en identiteit (imago)
De samenhang en ritmiek in de kantorenzone zijn bepalend voor de identiteit van Vijfsluizen vanaf de snelweg. Vanaf de snelwegafslag en vanuit Schiedam presenteert de locatie zich aan de dijk en het rivierenfront. De zuidelijk gelegen gebouwclusters liggen aan de dijk in plaats van onderaan de dijk en ze flankeren het doorzicht naar het karakteristieke centrale gebouw. Park Vijfsluizen krijgt een duidelijk 'gezicht' aan de dijk en geeft daarmee ook invulling aan de ambitie om de oostelijke entree van Vlaardingen vorm te geven. De samenhang in de gebouwclusters en het doorzicht naar het karakteristieke centrale gebouw is bepalend voor het identiteit van Vijfsluizen en Vlaardingen-Oost.
Ontwikkelingsstrategie en flexibiliteit voor de toekomst
De kantoorbebouwing in de A4-zone is gebaseerd op een grid, dat het parkeren onder de kantoorgebouwen mogelijk maakt. Het betreft een eenvoudig basisprincipe dat stand houdt bij verschillende invullingen (m² bvo's, verschijningsvorm, etcetera). Dynamiek en transparantie tussen A4-zone en Parkzone blijven gewaarborgd terwijl er toch voldoende mogelijkheden zijn om bouwvolumes op te splitsen of te koppelen. Voor de bebouwing aan de dijk zijn rooilijnen en een globale omvang van gebouwclusters bepaald en kan de exacte invulling van elk van de clusters nog wijzigen afhankelijk van de functies. De uitwerking van de Stationszone is nog geheel afhankelijk van de programmatische invulling en daarvoor is alleen een bouwvlek, hoofdontsluiting en zichtlijn bepaald.
Infrastructuur
Uitgangspunt in de interne ontsluiting van Park Vijfsluizen is de keuze van een heldere drager voor het auto- en bevoorradingsverkeer. Deze parkachtige laan drapeert zich in een halve cirkel rond het middengebied en wordt soms eenzijdig, soms tweezijdig geflankeerd door gebouwen. Op diverse punten langs deze route is een oriënterende doorkijk mogelijk naar het centrale gebouw.
Het netwerk van voetgangers- en fietspaden ligt in een veel vrijere vorm over de locatie heen. Alleen de aantakking op de drie hoekpunten van de locatie wordt door de omgeving gedicteerd. Voor het overige wordt het verloop van de paden bepaald door aanwezige landschappelijke of gebouw gerelateerde aspecten.
3.6 Verkeer En Ontsluiting
Algemeen
Verkeer en vervoer leggen een aanzienlijk beslag op de ruimte in de stad. In het verlengde van het GVVP, het Fietsplan Vlaardingen en de nota Parkeerbeleid Vlaardingen 2008 moet de ruimte voor het verkeer binnen het streven naar efficiënt ruimtegebruik worden vastgelegd in het bestemmingsplan.
Met het groeiende autobezit hangt samen dat de hoeveelheid verkeer jaarlijks toeneemt. De toename is locatiegebonden en afhankelijk van de functie van het gebied en de infrastructuur binnen dat gebied. In het plangebied Park Vijfsluizen zijn de komende jaren diverse ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Dit heeft gevolgen voor de hoeveelheid verkeer in en om het plangebied. Goudappel Coffeng BV te Den Haag heeft in het kader van deze ontwikkelingen een verkeersstudie uitgevoerd om inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige situatie wat betreft de verkeersafwikkeling in en rond Vijfsluizen (zie de rapporten 'Verkeer en Park Vijfsluizen (OVG058/Bsm/0154),Goudappel Coffeng, 6 juni 2011) en 'Berekeningen verkeersafwikkeling Park Vijfsluizen van 28 maart 2012 (Verkeer Vijfsluizen_VDG035_2 april 2012.pdf), dat als bijlagen bij dit bestemmingsplan zijn gevoegd).
Verkeersstructuur
De categorie-indeling van het wegennet in gebiedsontsluitingswegen (50 km/u) en erftoegangswegen (30 km/u) is een belangrijke bouwsteen van Duurzaam Veilig. Hierbij worden functie, vormgeving en gebruik van de weg op elkaar afgestemd. Waar bij gebiedsontsluitingswegen de nadruk ligt op het bereikbaar houden en vlot afwikkelen van het verkeer, ligt bij erftoegangswegen de nadruk meer op de toegankelijkheid en de verblijfsfunctie. Bij aanleg van c.q. werkzaamheden aan de wegen in het plangebied worden deze zoveel mogelijk conform de uitgangspunten van Duurzaam Veilig vormgegeven.
De gebiedsontsluitingswegen binnen het plangebied zijn de Mr. L.A. Kesperweg, de Schiedamsedijk en de Vulcaanweg. Alle overige wegen in het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen.
Om het verkeer in de toekomst af te kunnen wikkelen is een wijziging van de ontsluiting van Park Vijfsluizen nodig. De Mr. L.A. Kesperweg zal worden verlegd in een zogenaamde lus, waarop de verkeersstructuur van Park Vijfsluizen aangesloten zal worden.
Uit het rapport van Goudappel Coffeng van 6 juni 2011 blijkt en dit wordt bevestigd in het nieuwe rapport van 28 maart 2012 wat de effecten zijn van de realisatie van het voorgenomen programma voor Park Vijfsluizen op de verkeersafwikkeling op een viertal kruispunten in de directe nabijheid van het plangebied en welke maatregelen op die kruispunten moeten (en zullen) worden getroffen om de verkeersafwikkeling ter plaatse optimaal te laten verlopen. Die kruispunten zijn de volgende:
- de verlegde Mr. L.A. Kesperweg met Park Vijfsluizen (de geplande rotonde die de entree van het multifunctionele park moet gaan vormen);
- de Schiedamsedijk met de verlegde Mr. L.A. Kesperweg en het bedrijventerrein van DFDS (de geplande kruising met verkeersregelinstallatie (VRI));
- de Schiedamsedijk met bedrijventerrein Benelux Workpark (de gewijzigde kruising met VRI);
- de westelijke aansluiting van de A4 op de Schiedamsedijk (met VRI).
In het nieuwe rapport wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van Park Vijfsluizen per saldo een geringe toename van de verkeersproductie rond het knooppunt tot gevolg heeft. Deze toename is het hoogst op de wegen direct in de nabijheid van Park Vijfsluizen, zoals de Schiedamsedijk: +74%. De verkeerstoename veroorzaakt door Park Vijfsluizen is het laagst op verder weg gelegen wegen zoals bijvoorbeeld de Vlaardingerdijk: +2%. Door de realisatie van het doseerpunt Sluisplein blijft de toename van verkeer in de omgeving van Park Vijfsluizen beperkt.
In de rappporten wordt voorts aandacht besteed aan de oplossing voor de interne ontsluiting en de directe omgeving (de lus). De ontsluiting zal naar verwachting in 2015 worden opgeleverd. Op de kruising van de lus met de Schiedamsedijk is het nodig een aantal extra opstelstroken aan te leggen. Dit wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Verder constateert Goudappel Coffeng een zwaar belaste situatie rond de westelijke en vooral de oostelijke aansluiting met de A4 Noord. Deze zwaar belaste situatie kan slechts voor een klein deel worden toegeschreven aan de ontwikkeling van Park Vijfsluizen. In grotere mate is de zwaar belaste situatie toe te schrijven aan de autonome groei van het verkeer en de door het Rijk voorgenomen doortrekking van de A4 Noord. Daarbij dient te worden aangetekend dat de gemeente Vlaardingen rondom het knooppunt, inclusief Park Vijfsluizen, 20% minder motorvoertuigen als herkomstbestemming heeft dan de gemeente Schiedam.
De gemeenten Vlaardingen en Schiedam, de Stadsregio Rotterdam en Rijkswaterstaat onderkennen de problematiek van de toekomstige congestie op de aansluiting op de A4 en hebben zich allen bereid verklaard mee te werken aan gezamenlijk overleg. Dit overleg is inmiddels gestart in het kader van de doortrekking A4 Delft-Schiedam. De kruispunten van de aansluiting Vijfsluizen vallen echter buiten de grenzen en het bereik van het onderhavige bestemmingsplan. De grenzen van het bestemmingsplan zijn wel al afgestemd op een vergroting in capaciteit van het knooppunt. Deze vergroting in capaciteit kan hierdoor autonoom plaatsvinden.
Structuur voor fietsers en voetgangers
Het gebruik van de fiets en het lopen wordt vanuit mobiliteits- en milieuoogpunt bevorderd. Het Vlaardingse fietsnetwerk krijgt door middel van de volgende doelstellingen gestalte:
- verkeersveiligheid voor fietsers;
- comfortabele en aantrekkelijke routes;
- korte reistijd en goede doorstroming;
- directe en samenhangende routes.
In Park Vijfsluizen bevinden zich twee regionale fietsverbindingen die beide met dezelfde route door het plangebied gaan. Het betreft de regionale verbindende fietsroutes 1 en 8 die gebruik maken van de vrijliggende fietspaden vanuit Vlaardingen langs de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk richting Schiedam.
Naast de regionale fietsverbindingen zijn in het GVVP en het Fietsplan ook lokale fietsverbindingen opgenomen. De lokale en regionale fietsverbindingen zijn weergegeven in figuur 1. Alle in figuur 1 aangegeven fietsverbindingen zijn bestaande fietsverbindingen.
Figuur 1
Bij ontwikkelingen moeten voldoende fietsparkeerplaatsen aangebracht worden. De toepassing van de meest recente fietsparkeernormen bij ontwikkelingen zorgt voor voldoende fietsparkeerplaatsen.
De genoemde uitgangspunten voor de fietsstructuur zijn ook van toepassing op de structuur van voetpaden. Hierbij zijn directe, veilige en aantrekkelijke routes voor voor- en natransport naar haltes van openbaar vervoer van belang.
Ontsluiting binnen Park Vijfsluizen
De formele toegang tot Park Vijfsluizen valt samen met de parkafslag op de rotonde op de lus van de Mr. L.A. Kesperweg en markeert het begin van de ontsluitingsweg op het park. Aan weerszijden van de ontsluitingsweg zijn alle parkeervoorzieningen gesitueerd voor zowel bezoekers als werknemers en zijn de toegangen tot het laden- en lossen van de individuele gebouwen geplaatst.
Voor de verkeerslogistiek op het park is gekozen voor een heldere scheiding tussen het auto- en bevoorradings verkeer enerzijds en het langzaam verkeer anderzijds. Op een paar plaatsen kruisen de verkeersstromen elkaar, waarbij het autoverkeer ondergeschikt is gemaakt aan de voetgangers en fietsers.
De ontsluiting voor langzaam verkeer verloopt via een pad vanaf de Schiedamsedijk en via het Hargapad dat vanuit het noorden door het spoortunneltje heen het park binnenkomt. Vanaf station Vlaardingen-Oost komen voetgangers via een (nog te realiseren) rechtstreekse route vanaf het perron het park binnen. Vanuit het centrale deel van het park zijn nagenoeg alle hoofdentrees van de gebouwen goed herkenbaar. Een heldere interne padenstructuur leidt de bezoeker vervolgens naar zijn bestemming.
Het netwerk van publiek toegankelijke voetgangers- en fietspaden sluit soepel aan op het omliggende netwerk en maakt Park Vijfsluizen volledig "doorwaadbaar". Dat is noodzakelijk voor het creëren van een optimale werk-, woon- en verblijfomgeving maar ook voor de flexibiliteit in de programmatische invulling van de Stationszone. Binnen de Stationszone moet ook de bereikbaarheid en toegankelijkheid van woningen en/of scholen en andere functies gewaarborgd kunnen worden.
Openbaar vervoersontsluiting
Naast de bereikbaarheid per auto, is de uitstekende bereikbaarheid van Park Vijfsluizen per openbaar vervoer kenmerkend voor de locatie. Met het huidige trein- en toekomstige lightrail-station Vlaardingen-Oost op een steenworp afstand, het metrostation Vijfsluizen op 400 meter afstand en een HOV (hoogwaardig openbaar vervoer)-busbaan pal voor de deur, is Park Vijfsluizen ruimschoots en goed ontsloten. De HOV-busbaan ligt aan de noordzijde van de Schiedamsedijk en loopt samen met de huidige Mr. L.A. Kesperweg onder het spoorviaduct door en eindigt op het stationsplein. Een bushalte aan deze HOV ter hoogte van Park Vijfsluizen behoort tot de mogelijkheden.
De spoor- en metrolijnen zorgen voor de verbinding van Vlaardingen met Schiedam en Rotterdam. Daar kan overgestapt worden richting Den Haag/Amsterdam, Utrecht, Dordrecht en verder. De Stadsregio Rotterdam is voornemens om de Hoekse Lijn om te bouwen tot light-rail. De Hoekse Lijn zal dan aangesloten worden op de Calandlijn. Daarmee ontstaat een rechtstreekse verbinding met het centrum van Rotterdam, het Rivium en Alexander en vervalt de rechtstreekse spooraansluiting op Rotterdam Centraal Station.
3.7 Parkeren
Voor het bepalen van het aantal benodigde parkeerplaatsen als gevolg van de in Park Vijfsluizen geplande ontwikkelingen wordt gerekend met parkeernormen. Deze staan in de meest recente parkeernota van de gemeente Vlaardingen en zijn gebaseerd op de parkeerkencijfers van de CROW (publicatie 182). Park Vijfsluizen behoort tot de categorie zeer sterk stedelijk gebied en tot het gebied 'rest bebouwde kom'.
Uitgangspunt voor de ontwikkelingen in Park Vijfsluizen is dat de te verwezenlijken bouwprojecten op eigen terrein voldoen aan de parkeernorm. Het bevorderen van het parkeren op eigen terrein komt in het bestemmingsplan tot uitdrukking door het stellen van parkeernormen aan nieuwe planologische ontwikkelingen.
Bij het berekenen van het benodigde aantal parkeerplaatsen bij ontwikkelingen wordt onder meer rekening gehouden met dubbelgebruik van parkeerplaatsen, waarin parkeerplaatsen bij verschillende functies, bijvoorbeeld woningen en kantoren, met elkaar uitgewisseld kunnen worden. Overdag zijn er bij woningen minder parkeerplaatsen nodig en bij kantoren meer en 's avonds is dit omgekeerd. Dit maakt dubbelgebruik mogelijk.
De goede openbaar vervoervoorzieningen zullen de druk op de parkeerplaatsen beperken. Mobiliteitsplannen van de te vestigen bedrijven zullen hierdoor op deze locatie gunstig scoren. Met betrekking tot de duurzaamheidambities wordt gestreefd de te vestigen bedrijven te motiveren en te stimuleren om zoveel mogelijk gebruik te laten maken van het openbaar vervoer. De gehanteerde parkeernorm zou hiermee lager kunnen worden.
Ruimtelijke aspecten van parkeeroplossingen
Een algemeen uitgangspunt is de parkeerplaatsen, vanuit het park bekeken, zoveel mogelijk aan het oog te onttrekken. Een ander uitgangspunt is het concentreren van parkeervoorzieningen voor elke zone. Zo zullen de parkeerplaatsen voor de kantoren in de directe nabijheid van kantoorgebouwen worden gesitueerd. Het hotel krijgt een eigen parkeervoorziening direct voor de deur. Voor de andere dijkgebouwen zullen afhankelijk van de uiteindelijke bestemming parkeerplaatsen tegen de dijk en onder/naast de gebouwen en/of op het dak van het gebouw worden voorzien. Voor de Stationszone wordt vooralsnog uitgegaan van parkeren onder of naast de gebouwen met een overdekking.
Verder zal in de Parkzone een beperkt aantal parkeerplaatsen op het maaiveld worden voorzien ten behoeve van het centrale gebouw. Alle parkeerplaatsen ten behoeve van kantoren in de A4-zone zullen op maaiveld worden gesitueerd waarbij voor de inrichting wordt gestreefd naar groen karakter door het aanplanten van bomen. Een ander deel van deze parkeerplaatsen zal onder de 'opgetilde' gebouwen plaats vinden. Een dijklichaam tussen de waterpartijen en het parkeren zorgt ervoor dat het zicht vanuit het park op de auto's wordt ontnomen. De inrichting van de parkeervoorziening van de overige bouwclusters zal in later stadium verder worden uitgewerkt en is afhankelijk van de uiteindelijk te realiseren functie(s).
3.8 Landschap En Openbare Ruimte
Het landschap is een belangrijk onderdeel in de beleving van Park Vijfsluizen. De aanwezigheid van het bestaande park geeft een krachtige impuls aan de ontwikkeling van het totale landschap, dat zorg draagt voor de samenhang binnen het park. Het landschap fungeert als collectieve en herkenbare drager voor de gebouwen.
Er ontstaan interessante overgangsgebieden tussen het bestaande, dichte parklandschap, en het nieuw aangelegde, meer open landschap naar het centrale deel van het park toe.
De inrichting van de Parkzone met daarin het karakteristieke centrale gebouw vormt de basis van de verblijfskwaliteit van Park Vijfsluizen. Het sportpark is indertijd ontworpen als een park in Engelse landschapsstijl, waarin volop kon worden gesport en gerecreëerd. Na ruim vijftig jaar is het parklandschap inmiddels tot volle wasdom gekomen met grillige waterpartijen en prachtige bomen en heestergroepen.
Er zal een grondig herstel, revitalisering en uitbreiding moeten plaats vinden waarmee het park de kwaliteitsdrager van het gebied kan worden.
Vooral de uitbreiding en vernieuwing van het openbare parkgebied zal zodanig moeten worden ontworpen dat het optimaal kan functioneren als een dynamisch stedelijke buitenruimte, die aantrekkelijk is voor de gebruikers van de omliggende gebouwen.
Onderdeel hiervan is de uitbreiding van de oppervlakte aan waterpartijen. Dit wordt ingegeven zowel vanuit het waterbeleid van het Hoogheemraadschap van Delfland en het duurzaamheidsoogpunt van waterretentie als vanuit de belevingskwaliteit die water heeft.
3.9 Massa En Hoogte
De A4-zone is het meest gespecificeerd omdat hier als eerste gebouwd zal gaan worden. Voor de betreffende gebouwen zijn bebouwingsvlakken en rooilijnen vastgelegd. De bouwhoogte is bepaald op maximaal 45 meter boven maaiveld waarvoor 'hoogtesprongen' tussen aangrenzende gebouwen nader gespecificeerd worden in het beeldkwaliteitplan en de specifieke welstandscriteria die voor Park Vijfsluizen worden opgesteld. Alle gebouwen zijn 'opgetild' om parkeren eronder mogelijk te maken.
Langs de dijk wordt continuïteit nagestreefd door twee vergelijkbare bouwenveloppen aan weerszijde van de toegang tot het park te bepalen. Voor beide gebouwclusters zijn maximale bebouwingsvlakken vastgelegd. Alleen daar waar de gebouwclusters de verbinding naar het park flankeren worden rooilijnen vastgelegd. Enige vorm van repetitie in de gebouwmassa van beide clusters aan de dijkzijde dient te worden nagestreefd. De maximale bouwhoogte is 45 meter boven maaiveld met uitzondering van twee hoogteaccenten in het zuidoostelijke gebouwcluster (maximale bouwhoogte 75 meter) en in het noordoostelijke gebouwcluster (maximale bouwhoogte 85 meter).
In de Parkzone zijn, ten noorden van het reeds bestaande gebouw, maximaal twee paviljoens toegestaan met maximaal bouwoppervlak van 50 m² en een maximale bouwhoogte van 4 m.
De gebouwmassa's en bouwhoogten binnen de Stationszone zullen pas in een later stadium bepaald worden en zijn afhankelijk van de uiteindelijk te realiseren functie(s). Vooralsnog wordt op de verbeelding voor deze zone uitgegaan van een maximale bouwhoogte van 48 meter boven maaiveld met een hoogteaccent (maximale bouwhoogte 60 m).
Hoofdstuk 4 Juridische Planbeschrijving
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de uitgangspunten voor het plangebied. Om deze uitgangspunten te kunnen waarmaken dienen deze (voorzover ruimtelijk relevant en mogelijk) juridisch doorvertaald te worden. Het aangewezen planlogische instrument hiervoor is het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze de uitgangspunten vertaald zullen worden in het bestemmingsplan.
In het algemeen kan worden gesteld dat in het nieuwe bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten aan de ene kant en naar voldoende flexibiliteit aan de andere kant. Voorkomen moet worden dat voor ruimtelijk aanvaardbare bouw- of andere initiatieven een afwijkingsprocedure dan wel een procedure tot wijziging van het bestemmingsplan moet worden doorlopen. Het zoveel mogelijk voorkomen van binnenplanse afwijkingsbepalingen bevordert daarbij de rechtszekerheid. Het kan echter toch wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van binnenplanse afwijkingsbevoegdheden, zodat er een extra toetsingsmoment is.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de kaart worden alle functies zodanig bestemd, dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen (zie ook uitsnede). Uitgangspunt daarbij is dat de kaart zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn ook afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden en aanlegregels opgenomen.
4.1 Opzet Regels
De regels zijn gestructureerd in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De algemene regels zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregel.
4.2 Bestemmingen
In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de bestemmingen in het gebied.
Rechtstreeks worden bestemd de functies kantoren, horeca, hotel inclusief recreatieve voorzieningen m.u.v. bioscopen en sportvoorzieningen en de overige voorzieningen (waaronder publiekgerichte dienstverlening (tot 1.000 m² bvo) en kleinschalige detailhandel (tot 200 m² bvo), maatschappelijke voorzieningen en perifere detailhandel met een brutovloeroppervlak van maximaal 1.000 m². Het openbare gebied van Park Vijfsluizen is als groen bestemd, ter waarborging van het groene karakter van het plangebied. Verdere perifere- en grootschalige detailhandel is beperkt tot (gezamenlijk) 10.000 m² en niet rechtstreeks mogelijk gemaakt, maar alleen op grond van een afwijkingsbevoegdheid.
Op één locatie worden de functies maatschappelijke voorzieningen zoals educatie, zorg en/of wonen, sportvoorzieningen, horeca en een mogelijke uitbreiding van de oppervlakte van de functie kantoren opgenomen met een uitwerkingsplicht. Voordat tot concrete uitwerking van een of meerdere genoemde functies wordt overgegaan, zullen partijen met elkaar in overleg treden over de stedenbouwkundige invulling van dit deelgebied.
De in het bouwprogramma genoemde functies zijn voor zover passen binnen het bestemmingsplan, zowel onderling uitwisselbare functies als uitwisselbaar met de functie kantoren
Hoofdstuk 5 Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening en het zorgvuldigheidsbeginsel zijn externe veiligheid, geur, geluid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, water, ecologie, geologie, bomen, archeologie, cultuurhistorie, distributie-planologisch onderzoek (dpo), milieu-effectrapportage (mer)-beoordeling en niet gesprongen explosieven aspecten die in de plantoelichting aan de orde komen.
Milieuaspecten
De gemeente Vlaardingen wenst in samenwerking met OVG Projectontwikkeling een aanvaardbare milieukwaliteit te realiseren. Daarom zijn voorafgaand aan het ontwerpproces ambities en randvoorwaarden voor de aspecten: geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit opgesteld. Tijdens het ontwerpproces zijn mogelijke maatregelen afwegingen geïntegreerd in het plan. Het rapport 'Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen: Geur, geluid, externe veiligheid en luchtkwaliteit, opgesteld door DGMR te Den Haag, van 21 augustus 2007 en het rapport verantwoording groepsrisico, eveneens opgesteld door DGMR in 2007 en verwerkt in het voorontwerpbestemmingsplan, bevatten het eindresultaat van het ontwerpproces en beschrijven het effect van de genomen maatregelen op de milieukwaliteit. Beide rapporten zijn als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. In juni 2011 zijn de genoemde rapporten geactualiseerd. Ook deze rapporten zijn als bijlage bijgevoegd. Uit deze (geactualiseerde) onderzoeken blijkt dat het plan Park Vijfsluizen aan alle wettelijke randvoorwaarden voldoet.
5.1 Geurhinder
Wettelijk kader/beleid
Het landelijke geurbeleid, vastgelegd in de brief van de Minister van VROM van 30 juni 1995 (kenmerk MBL276.95004) en de Nederlandse emissie Richtlijn lucht, is decentraal nader uitgewerkt en vastgesteld door de gemeente Vlaardingen in de Geuraanpak Kerngebied Rijnmond (GKR). De gemeente en OVG Projectontwikkeling hebben in aanvulling hierop gezamenlijk de ambitie 'geen geurhinder' voor het plangebied gedefinieerd. Deze ambitie is geoperationaliseerd door een cumulatieve concentratie van 1,0 ge/m³ als 98-percentiel als streefwaarde aan te houden voor het plangebied.
Beoordeling plan
In de omgeving van het plangebied liggen twee, voor geur, relevante bedrijven: Vopak en Romi. Uit onderzoek (Integrale Milieunota Rivierzone, als onderdeel van het Gemeentelijke structuurplan Rivierzone vastgesteld door de gemeenteraad op 28 januari 2004) blijkt dat van Romi geen hinder te verwachten is bij een lagere concentratie dan 2,4 ge/m³ als 98-percentiel. Het plangebied Park Vijfsluizen ligt ruimschoots buiten deze contour. Van Vopak is geen individuele contour bekend. Uit het Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen van DGMR van 21 augustus 2007, geactualiseerd in de notitie 'Onderzoek geur' (M.2007.1006.13.N001) van DGMR van 17 juni 2011 (zie de bijlagen) blijkt dat de streefwaarde (een cumulatieve concentratie van 1,0 ge/m³ als 98-percentiel) en daarmee de hiervoor omschreven ambitie gehaald wordt.
Conclusie
De voor het plangebied Park Vijfsluizen voorgenomen plannen voldoen aan het vastgestelde geurbeleid.
5.2 Geluid
Wettelijk kader/beleid
De Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn van toepassing.
Beoordeling plan
De ontwikkeling van Park Vijfsluizen valt binnen het toepassingsgebied van de Wet geluidhinder. Binnen het plangebied worden geluidsgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Deze geluidgevoelige bestemmingen worden op nog uit te werken bestemmingsvlakken mogelijk gemaakt. Vanuit de uitwerkingsplicht zal worden onderzocht of de gevoelige bestemmingen voldoen aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. In dit bestemmingsplan is onderzocht of geluidgevoelige bestemmingen inpasbaar kunnen zijn in het bestemmingsvlak. In de direct te bestemmen vlakken worden geen geluidgevoelige bestemmingen gerealiseerd. Hier wordt alleen in het kader van een goede ruimtelijke ordening onderzocht wat de gecumuleerde geluidbelastingen zijn.
Conclusie
Uit het rapport 'Ontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen: Akoestisch onderzoek' van DGMR van 16 juni 2011 (M.2007.1006.11.R001), dat op het vlak van geluid de actualisatie is van het Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen van 27 augustus 2007, blijkt dat geluidgevoelige bestemmingen mogelijk zijn. Wel zijn er beperkingen te verwachten met betrekking tot precieze locaties en/of gebruik dove gevels op een aantal locaties. Bij het uitwerkingsplan zal per gevoelige bestemming getoetst worden aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder. Daarbij zal ook rekening gehouden worden met de daadwerkelijk te realiseren niet geluidgevoelige bestemmingen. Het milieuaspect geluid vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van Park Vijfsluizen.
Ten aanzien van de direct te bestemmen planonderdelen zal gelijktijdig met de vaststelling van dit bestemmingsplan een besluit hogere grenswaarden worden genomen, waardoor de realisatie van bestemmingen in deze planonderdelen voor wat betreft het geluid afdoende zijn ingekaderd.
5.3 Externe Veiligheid
Wettelijk kader/beleid
Doel van het beleid externe veiligheid en de daaruit voorvloeiende wet- en regelgeving is het beperken van risico's die optreden als gevolg van een calamiteit waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaarbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.
Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn.
Voor transportassen zijn de regels vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS) en voor bedrijven in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Beide besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het omgevingsbesluit
Beoordeling plan
Beschouwing risico
In de omgeving van Park Vijfsluizen vinden activiteiten met gevaarlijke stoffen plaats. Het plan maakt de realisatie van (kwetsbare) objecten mogelijk. In het rapport 'Ontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen: Risico-inventarisatie en -analyse externe veiligheid' (M.2007.1006.12.R001) van DGMR van 21 augustus 2011 (zie bijlagen), dat op het vlak van externe veiligheid de actualisatie is van het Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen, zijn de relevante risicobronnen geanalyseerd.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied Park Vijfsluizen zijn zes bedrijven met activiteiten met gevaarlijke stoffen aanwezig. De grenswaardecontour voor het plaatsgebonden risico ligt van alle bedrijven buiten het plangebied.
Het invloedsgebied van de bedrijven Vopak en Cimcool valt nog net samen met het plangebied. De invloed op het groepsrisico van het plan is vanwege de afstand in termen van risico's verwaarloosbaar. Bij de invulling van de verantwoordingsplicht groepsrisico is rekening gehouden met toxische effecten in het plangebied als gevolg van een ongeval bij onder meer deze bedrijven.
Het bedrijf DFDS Seaways is op basis van de vigerende vergunning niet relevant voor het plan. DFDS heeft een vergunning aangevraagd waarvan overslag van gevaarlijke stoffen van tankcontainers onderdeel is. Het invloedsgebied van de aangevraagde activiteiten valt samen met het plangebied Park Vijfsluizen. Het groepsrisico van DFDS is na planontwikkeling van Park Vijfsluizen lager dan de oriëntatiewaarde en stijgt marginaal, in termen van risico's verwaarloosbare, als gevolg van de planontwikkeling.
Transportassen
Het invloedsgebied van vervoer van gevaarlijke stoffen door de lucht, over water, door buisleidingen en over het spoor valt niet samen met Park Vijfsluizen. Deze modaliteiten zijn voor wat betreft externe veiligheid niet relevant voor het plan.
Langs het plangebied vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats over de A4 en de Schiedamsedijk/ Mr. L.A. Kesperweg. De grenswaardecontour voor het plaatsgebonden risico valt niet samen met kwetsbare objecten in het plangebied. Dit geldt eveneens voor de veiligheidszone (23 meter)en het plasbrandaandachtsgebied (30 meter) van de A4. Uit de risicoanalyse blijkt dat het groepsrisico van beide wegen ruim onder de oriëntatiewaarde ligt. Het groepsrisico van beide wegen stijgt als gevolg van de planontwikkeling voor Park Vijfsluizen.
Verantwoordingsplicht groepsrisico
De verantwoordingsplicht groepsrisico is van toepassing omdat het groepsrisico van twee wegen stijgt als gevolg van het plan Park Vijfsluizen. Indien de vergunning van DFDS Seaways van kracht wordt voorafgaand aan het vaststellen van het bestemmingsplan Park Vijfsluizen is dat ook vanwege het groepsrisico van dit bedrijf het geval.
De verantwoordingsplicht groepsrisico is in overleg met betrokken partijen ingevuld en onderdeel van het voorontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen (2007). Het advies van de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond van 26 november 2006 was hierin betrokken. De onderdelen van de verantwoordingsplicht zijn hierna ingevuld op basis van de nieuwe risicosituatie en de afweging uit 2007.
a. Aanwezige dichtheid van personen in het invloedsgebied van de betrokken risicobron
In het plangebied zijn na de planontwikkeling in de dagperiode de meeste mensen aanwezig. Het betreft gemiddeld maximaal 4010 personen. In de huidige situatie zijn maximaal 130 personen aanwezig.
b. De omvang van het groepsrisico
In het rapport 'Ontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen: Risico-inventarisatie en -analyse externe veiligheid' zijn groepsrisico's van de relevante bronnen weergegeven. Het groepsrisico van DFDS is met 0,8 maal de oriëntatiewaarde het hoogst.
De invloed van het plan op het groepsrisico van DFDS is in termen van groepsrisico's verwaarloosbaar. De hoogte en stijging van het geprognosticeerde groepsrisico van de Schiedamsedijk/Mr. L.A. Kesperweg en A4 is ongeveer gelijk. Voor beide wegen stijgt de quotiënt voor de frequentie en oriëntatiewaarde voor het groepsrisico met circa een factor 10. Het groepsrisico van beide wegen is na planontwikkeling circa 33 maal lager dan de oriëntatiewaarde.
Het groepsrisico in het plangebied Park Vijfsluizen wordt voornamelijk bepaald door een BLEVE1 op de twee wegen. Het optreden van een toxisch scenario waarvan het plangebied een lethaal effect ondervindt kan niet worden uitgesloten. Bij het afwegen van maatregelen is rekening gehouden met beide ongevalscenario's.
c. De voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico bij de betrokken inrichting(en) en transportroute en in het ruimtelijk besluit.
Het advies Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond van 26 november 2006 is betrokken bij het afwegen van maatregelen. In het voorontwerpbestemmingsplan zijn de adviezen aangaande zelfredzaamheid en beheersbaarheid overgenomen. Omdat de relevante ongevalscenario's gelijk zijn gebleven zijn de adviezen eveneens in voorliggend ontwerpbestemmingsplan overgenomen. Samengevat worden de volgende maatregelen getroffen:
- De afstand tussen kwetsbare objecten en de A4 is tenminste 30 meter.
- De gemeente draagt zorg voor goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijden een calamiteit. De gemeente geeft hieraan uitvoering via de campagne 'Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand'.
- Een tweede ontsluiting van het plangebied voor hulpverleningdiensten noordoosthoek van Park Vijfsluizen vanaf de A4. Een doorgang door de vangrail is daarbij nodig. Op deze wijze is het plangebied tweezijdig ontsloten voor hulpverleningsdiensten.
- De calamiteitenroute in het plangebied Park Vijfsluizen wordt aangesloten op het Hargapad. Deze route kan gebruikt worden als uitgang voor de ambulancedienst richting het noorden. De uitgang bij de A4 zou een grote omweg betekenen.
- Daarnaast zijn de routes voor hulpverleningsdiensten binnen het plangebied Park Vijfsluizen opgenomen op de Verbeelding. Deze is geïntegreerd in het definitieve stedenbouwkundig plan.
- De primaire bluswatervoorziening zal aan route voor hulpverleningsdiensten overeenkomstig voornoemde NVBR-richtlijn worden aangelegd. Aanvullend zal voor gebouwen met een hoogte van meer dan 20 meter een brandkraan bij de ingang worden geplaatst.
- Gebouwen zullen, indien de uiteindelijk te realiseren plattegrond dat toestaat, minimaal tweezijdig worden ontsloten. Hierbij is minimaal één nooduitgang van de bron af gericht.
- De functie kinderdagverblijf is op tenminste 200 meter van de A4 geprojecteerd.
d. De mogelijkheid tot voorbereiding op en bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval
De bereikbaarheid van Park Vijfsluizen is hiervoor aan de orde gekomen. Alle gebouwen zijn via de ontsluitingsweg bereikbaar voor de hulpverleningsdiensten en voorzien van voldoende bluswatervoorzieningen.
e. De omvang van de effecten van een ongeval kan de hulpverleningscapaciteit te boven gaan
Met uitvoering van de maatregelen zoals hiervoor omschreven blijft de kans op dodelijke slachtoffers en gewonden bestaan.
Gegeven de relatief lage bijdrage van het plan aan het groepsrisico van DFDS en het relatief lage groepsrisico van beide wegen na planontwikkeling voor Park Vijfsluizen zijn de effecten van een ongeval met de voorgenomen maatregelen zoveel als redelijkerwijs mogelijk beperkt en aanvaardbaar.
f. De mogelijkheden van personen om zichzelf in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid)
Met de voorgenomen maatregelen is altijd een van de risicobron afgerichte vluchtweg beschikbaar. De mentale en fysieke mogelijkheden van aanwezigen voor het zichzelf in veiligheid brengen is voor de meeste functies goed. De functies kinderdagverblijf en zorg vormen hierop een uitzondering. Daarom is ervoor gekozen om de functie kinderdagverblijf op tenminste 200 meter van de twee relevante wegen te projecteren.
g. De voor- en nadelen van andere mogelijkheden tot ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico
Eén van de doelstellingen uit Gemeentelijke structuurplan Rivierzone is het creëren van een brede basis voor werken en ondernemen. Park Vijfsluizen kent een uitstekende bereikbaarheid per OV en auto. In het rapport 'Knopen Leggen' van de provincie Zuid-Holland en in RR2020 wordt de locatie aangemerkt als bovenregionaal knooppunt met belangrijke economische potenties. In het structuurplan Rivierzone is de locatie aangemerkt als (boven)regionale kantorenlocatie, waarbij kantoren langs de A4 10 bouwlagen kunnen hebben. Het structuurplan bevat een indicatief programma van circa 168.000 m² kantoren en 1.700 m² publieke functies. Het programma zoals opgenomen in het bestemmingsplan bevat minder oppervlakte bvo en daarmee minder aanwezigen.
De uitstekende ontsluiting, het creëren van werkgelegenheid en de duurzame invulling van het plan Park Vijfsluizen zijn argumenten voor het ontwikkelen van de locatie. De gemeente vindt, het voorgaande in overweging nemende, dat een verhoging van het groepsrisico verantwoord mag plaatsvinden en zal noodzakelijke maatregelen treffen om de veiligheid in het plangebied Park Vijfsluizen te borgen.
h. De mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van het groepsrisico in de nabije toekomst
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A4 en de Schiedamsedijk/Mr. L.A. Kesperweg is niet tijdelijk. Dit geldt ook voor de activiteiten van DFDS, Cimcool en Vopak. In de omgeving van deze risicobronnen zijn geen voorzienbare ontwikkelingen gepland die in de toekomst tot een verhoging van het groepsrisico leiden. Andere dan de hiervoor genoemde maatregelen in het plangebied Park Vijfsluizen zijn in de nabije toekomst niet nodig.
Conclusie
Het plan Park Vijfsluizen voldoet aan de grens- en richtwaarden van externe veiligheid. Als gevolg van de transformatie van het plangebied Park Vijfsluizen stijgt het groepsrisico. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt voor geen van de risicobronnen overschreden.
Het is gezien de locatie en de aanwezige risicobronnen niet mogelijk om de kans op en het effect van een eventueel ongeval met gevaarlijke stoffen geheel weg te nemen. Gezien de gecreëerde en aanwezige mogelijkheden voor zelfredzaamheid en beheersbaarheid, de hoogte van het groepsrisico en het nut en de noodzaak van de ontwikkeling, is het plan vanuit het oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar. Hiermee voldoet het plan aan de externe veiligheidseisen.
- 1. BLEVE staat voor "boiling liquid expanding vapor explosion"; de ontploffing van een tot vloeistof verdicht gas
5.4 Luchtkwaliteit
Wettelijk kader/beleid
De normen voor de luchtkwaliteit zijn vastgelegd in de Wet milieubeheer.
Beoordeling plan
Park Vijfsluizen heeft gevolgen voor de luchtkwaliteit langs de ontsluitingswegen van het plangebied. Deze gevolgen zijn overeenkomstig de vigerende regelgeving en uitvoeringsbesluiten bepaald.
Conclusie
Uit de resultaten van het rapport 'Ontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen: Onderzoek luchtkwaliteit' van DGMR van 16 juni 2011 (M.2007.1006.10.N001), dat op het vlak van luchtkwaliteit de actualisatie is van het Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen van 21 augustus 2007, blijkt dat er geen overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden op de wegen rond het plangebied Park Vijfsluizen. Tevens zijn er vanwege het plan Park Vijfsluizen op andere wegen geen mogelijke toenames in betekenende mate. Andere wegen dan die, waaraan getoetst is, behoeven dan ook niet meegenomen te worden. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van Park Vijfsluizen. Het plan voldoet aan de in de Wet milieubeheer geldende grenzen en voorwaarden.
5.5 Bodemkwaliteit
Wettelijk kader/beleid
Met betrekking tot de bodemkwaliteit zijn de volgende beleidsnota's voor het onderhavige plangebied relevant:
- Nationaal Milieubeleidsplan. Eventueel aanwezige (ernstige) bodemverontreiniging dient te worden verwijderd, bij voorkeur tijdens de bouwwerkzaamheden.
- Beleidsvernieuwing bodemsanering (BEVER). Uitgangspunt is dat verontreinigingen functiegericht moeten worden gesaneerd. Hierbij is de overweging dat niet elk gebruik van de bodem om geheel schone grond vraagt. Voor het plangebied betekent dit dat aanwezige bodemverontreinigingen waarvoor een saneringsnoodzaak bestaat, functiegericht en kosteneffectief gesaneerd dienen te worden.
- De Wet bodembescherming (2002). Deze wet kent een algemene zorgplicht met betrekking tot de verontreiniging van de bodem. De voorgenomen activiteit mag geen nieuwe bodemverontreinigingen veroorzaken. Gebeurt dit wel of worden bestaande bodemverontreinigingen aangetroffen, dan geeft de wet aan dat deze bodemverontreinigingen moeten worden gesaneerd en op welke wijze dit moet gebeuren.
- Het provinciaal beleid is onder meer verwoord in de nota "Gezamenlijk Bodemsaneringbeleid" (BOBEL 3). De doelstelling van de nota is een duurzame bodemkwaliteit te realiseren en behouden door preventie, saneren en beheersen. Het provinciaal beheer is ook verwoord in het beleidsplan Milieu en water en het Grondwaterbeheersplan. Daarnaast is meer algemeen bodem beleid geformuleerd in het beleidsplan Milieu en water. Hierin wordt gesteld dat nieuwe activiteiten niet ten koste mogen gaan van de milieukwaliteit.
- Bouwstoffenbesluit. Dit besluit schept een kader voor het hergebruik van de vrijgekomen schone en licht verontreinigde grond. Voor het plangebied betekent dit dat de vrijkomende grond zoveel mogelijk (op locatie) hergebruikt dient te worden.
Beoordeling plan
In en rond het plangebied Park Vijfsluizen zijn tussen 1993 en 2011 de volgende bodemonderzoeken gedaan:
- 1. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9193R.016, Raamovereenkomst ZHt 5023, projectcode 206, 'Historisch onderzoek 2e Beneluxtunnel', van 26 maart 1993;
- 2. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9194R.044, deelovereenkomst 21, 'Aanbleg 2e Beneluxtunnel (VO t.p.v. kruising A4 met spoorlijn Hoek van Holland-Rotterdam km 10,83 tot km 71,70)', van 26 augustus 1994;
- 3. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9194R.046, deelovereenkomst 20, 'Aanleg 2e Beneluxtunnel (VO t.p.v. kruising A4 Kesperweg/Vlaardingerdijk)', van 2 september 1994;
- 4. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9194R.047, deelopdracht 30, 'Aanleg 2e Beneluxtunnel (VO oost-, west-, en middenberm A4 tussen Kethelplein en spoorlijn)', van 7 oktober 1994;
- 5. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9195R.046, 'Overzicht milieukundige onderzoeken ten behoeve van aanleg 2e Beneluxtunnel, Rijksweg 4 (Kethelplein - Beneluxster)', van 31 augustus 1995;
- 6. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9195R.041, deelovereenkomst 40, 'Grondstromenplan 2e Beneluxtunnel Traject nat tracé', van 8 november 1995;
- 7. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9195R.052, deelovereenkomst 45, 'Grondstromenplan 2e Beneluxtunnel Traject ten zuiden van de Nieuwe Maas', van 14 december 1995;
- 8. Bureau voor Milieumanagement B.V., RWW9195R.051, deelovereenkomst 44, 'Grondstromenplan 2e Beneluxtunnel Traject ten noorden van de Nieuwe Maas', van 12 februari 1996;
- 9. Grontmij afdeling wegbouwkunde te De Bilt, Mr. L.A. Kesperweg en Schiedamsedijk ('Milieutechnisch onderzoek verhardingen en verhardingsadvies ten behoeve van reconstructie'), van 13 januari 1999;
- 10. Grontmij Advies en Techniek B.V. te Waddinxveen, 'Grondonderzoek locatie mr. L.A. Kesperweg te Vlaardingen', van februari 1999;
- 11. SGS Ecocare B.V., project 15852, 'Partijkeuring aan de mr. L.A. Kesperweg', van 25 januari 2002;
- 12. Grontmij Nederland B.V. te Houten, Sportpark de Vijfsluizen aan de Mr. L.A. Kesperweg 45 te Vlaardingen ('Nader onderzoek en plan van aanpak ter plaatse van de ondergrondse tank en eindsituatieonderzoek op het gehele terrein'), Revisie D1, van 11 januari 2005;
- 13. Heidemij Advies B.V., 633/WA95/3981/25192, 'Bodemonderzoek Sportpark de Vijf Sluizen', van 30 juni 2005;
- 14. Amos Milieutechniek B.V., 05.40.001.BR.11.OKL, 'Indicatief bodemonderzoek in verband met de voorgenomen herinrichting van het perceel "De vijfsluizen" aan de Mr. L.A. Kesperweg 45 te Vlaardingen', van 20 oktober 2005;
- 15. Vink Milieutechnisch Adviesbureau B.V. te Barneveld, 'Verkennend waterbodemonderzoek Vijfsluizen Vlaardingen',van 28 maart 2008;
- 16. Tauw Adviesbureau, rapportnummer 4695936, 'Verkennend onderzoek conform NEN 5740 betreffende mr. L.A. Kesperweg (Bastionhotel) te Vlaardingen', van 26 januari 2010;
- 17. Mos Grondmechanica te Rhoon, 'Grondonderzoek t.b.v. Vijfsluizen te Vlaardingen', van 4 mei 2010;
- 18. Geofox-Lexmond bv te Bodegraven, rapportnummer 20101211/TPEP, 'Verkennend- en nader bodemonderzoek Bastionhotel nabij mr. L.A. Kesperweg te Vlaardingen', van 29 juni 2010;
- 19. Geofox-Lexmond bv te Bodegraven, rapportnummer 20101807/RSME, 'Aanvullend nader bodemonderzoek en waterbodemonderzoek mr. L.A. Kesperweg (Bastionhotel) te Vlaardingen', van 14 oktober 2010;
- 20. Evaluatieverslag sanering categorie immobiel (art. 1.2.a.) inzake mr. L.A. Kesperweg te Vlaardingen.
De onderzoeken 1 tot en met 8 betreffen de aanleg van de 2e Beneluxtunnel in Rijksweg A4. Voor deze onderzoeken geldt dat de herbruikbare grond binnen het werk is hergebruikt en dat niet toepasbare grond is afgevoerd. In het grondwater zijn lichte tot matige verontreinigingen aangetoond van diverse parameters. In een enkel geval is ook een interventiewaarde overschrijding aangetoond, maar gezien de mate van verontreiniging is geen actie ondernomen. Tevens is deze interventiewaarde overschrijding dieper dan 10 m beneden maaiveld aangetoond. Een en ander heeft geen consequenties voor de voorgenomen plannen op Park Vijfsluizen.
De onderzoeken 9 tot en met 11 betreffen de reconstructie van de (lokale) Mr. L.A. Kesperweg, gelegen in het zuidelijke deel van het plangebied.
In onderzoek 9 is in twee asfaltkernen PAK aangetoond tot 209 mg/kg. De teerhoudende laag bevindt zich in de bovenste 3 centimeter van de asfaltconstructie. De onderzochte monsters voldoen aan de grenswaarde. Uitloogonderzoek toont aan dat de funderingslagen voldoen aan de toetsingswaarde voor categorie 1 bouwstof, behalve de laag hoogovenslak. Deze waarde blijft wel onder de maximale uitloogwaarde voor een categorie 2 bouwstof. Het onderzoek richt zich enkel op de verhardingsconstructie en eventuele teerhoudendheid van het asfalt. Er worden geen gegevens verstrekt over de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem. Derhalve zijn er geen implicaties voor het plangebied.
In onderzoek 10 bevinden enkele boringen zich dichtbij het te ontwikkelen gedeelte van Park Vijfsluizen; deze zijn zwak puinhoudend. Uit de analyseresultaten blijken achtergrondwaarde overschrijdingen koper en zink en een tussenwaarde overschrijding kwik. De betreffende grond is tijdens de onderzoekswerkzaamheden voor onderzoek 15 in depot gezet en voor hergebruik nogmaals bemonsterd en geanalyseerd; daarbij is geen kwik aangetoond.
Onderzoek 11 betreft een partijkeuring voor het afvoeren van een hoeveelheid grond die vrijkwam bij een werk aan de Mr. L.A. Kesperweg. De grond bleek op enkele parameters de tussenwaarde te overschrijden. De afgevoerde grond vormt geen belemmering voor het plangebied Park Vijfsluizen.
De onderzoeken 12 tot en met 15 zijn gedaan ten behoeve van de planvoorbereiding van de herontwikkeling van het voormalige Sportpark de Vijfsluizen tot het multifunctionele Park Vijfsluizen.
Onderzoek 13 betreft een onderzoek naar een ondergrondse olietank. Er wordt een lichte verontreiniging met minerale olie aangetoond in de grond nabij de tank zelf. Verder worden er geen verontreinigingen aangetoond. De tank is inmiddels conform het plan van aanpak verwijderd. Dit onderzoek heeft verder geen gevolgen voor het plangebied Park Vijfsluizen.
Onderzoek 12 is een verkennend onderzoek naar het voormalige sportpark en de daarin aanwezige voorzieningen, die zijn beschreven als deellocaties.
a. Onverdacht terreindeel
Stof | Overschrijding | Oorzaak |
EOX | Streefwaarde | Onbekend |
Minerale olie | Streefwaarde | Puin/kolengruis |
Cd, Cu, Hg, Pb, Zn | Streefwaarde | Puin |
b. Verhardingen (sintelbaan, asfaltpaden, parkeerplaats)
Stof | Overschrijding | Oorzaak |
EOX | Streefwaarde | Onbekend |
PAK | Geen | Asfalt |
c. Verdachte deellocaties
Stof | Overschrijding | Oorzaak |
Buffertank | ||
Ni | Streefwaarde | Onbekend |
Machineopslag | ||
Ni | Streefwaarde | Onbekend |
Pompen | ||
Cu, Zn, EOX | Streefwaarde | Onbekend |
Brandstofopslag (gasflessen) | ||
Cu, Hg, Zn, EOX, Minerale olie | Streefwaarde | Onbekend |
Vrijwel overal wordt in het grondwater de parameter Arseen licht verhoogd aangetoond, op een enkele locatie zelfs boven de tussenwaarde. Circa de helft van de grondmonsters bevat licht verhoogd Chroom. Plaatselijk bevat het grondwater ook Cadmium, Nikkel, 1,2-dichlooretheen en 1,1,2-trichlooretheen boven de streefwaarde. Arseen en Chroom worden gerelateerd aan regionaal verhoogde achtergrondwaarde, de overige verontreinigingen worden niet verklaard. De aangetoonde stoffen zijn opgenomen in de standaardpakketten voor grond en grondwater. Het betreft slechts streefwaarde overschrijdingen, dus de informatie vormt geen belemmering voor de planontwikkeling voor park Vijfsluizen.
Aanleiding voor onderzoek 14 is de voorgenomen overdracht van het voormalige sportpark aan en de voorgenomen herinrichting daarvan door OVG Projectontwikkeling. Het doel van het onderzoek is om van een aantal specifieke punten in het terrein vast te stellen wat de milieuhygiënische kwaliteit is, om de risico's bij herinrichting zichtbaar te maken.
a. Verdachte deellocaties:
Deellocatie | Verdacht op | Overschrijding | Oorzaak | Advies |
Voetbalvelden | - | - | Drainagelaag | - |
Asfalt | Teer | Nee | Geen | |
Vijverslib | Zware metalen | Zn | Onbekend | Nader onderzoek |
Tennisbanen, sintelbaan | Zware metalen, minerale olie, PAK, EOX | Nee | - | - |
Asbest in bodem | Asbest | Ja | - | VO op basis van NEN 5707 |
Zwembad | - | Ja | As, Tolueen, Xylenen | - |
Uit het onderzoek blijkt dat in zowel de bovengrond als in de ondergrond lichte verontreinigingen aanwezig zijn. Het PAK gehalte in de asfaltverhardingen die zijn onderzocht blijft onder de norm voor teerhoudend asfalt. In het grondwater bevinden zich lichte verontreinigingen door zware metalen, gechloreerde koolwaterstoffen en een licht tot sterk gehalte aan Arseen, waarbij voor Arseen wordt uitgegaan van een regionaal achtergrondgehalte. Hiervoor zijn geen saneringsmaatregelen nodig. De singels in en rond het terrein zijn onderzocht en de bagger is sterk verontreinigd.
De olieverontreiniging ter plaatse van de ondergrondse tank is gesaneerd. De verontreiniging van de singels moet nog verder onderzocht worden. De verontreinigingen dienen te worden gesaneerd nadat een saneringsplan is opgesteld. Het Hoogheemraadschap van Delfland is hiervoor het bevoegd gezag. Onderzoek 15 ziet met name op de verontreiniging van de waterbodem.
De onderzoeken 16 tot en met 20 zijn verricht in het kader van de realisatie van een Bastionhotel in de zuidoostelijke hoek van Park Vijfsluizen, bij afrit 18 van de A4.
Onderzoek 16 concludeert tot het doen van nader onderzoek, dat is uitgevoerd in de onderzoeken 17 (in het kader van de verkoop door OVG Projectontwikkeling van grond op het voormalige sportpark ten behoeve van de realisatie van het hotel) en 18 en 19 (meer specifiek ten behoeve van de verkoop door de gemeente voor het parkeerterrein en de groenvoorzieningen van het nieuwe hotel).
De conclusies uit die laatstgenoemde twee onderzoeken zijn dat bij het chemisch onderzoek verontreinigingen met barium in de grond zijn aangetoond, in gehalten die de interventiewaarde overschrijden. Deze verontreiniging is aangetoond over een oppervlakte van naar schatting 250 m² met een laagdikte van 1 meter. Geadviseerd wordt om bij de voorgenomen ontwikkeling van een parkeerterrein een sanering uit te voeren. Dit kan door middel van een BUSmelding. p 25 oktober 2010 is een BUS (Besluit Uniforme Saneringen)-melding gedaan, waaraan het bevoegde gezag op 9 november 2010 goedkeuring heeft verleend (behandelnummer TC1044902, dossier DC062200390/B96). Op 15 november 2010 is gestart met de saneringswerkzaamheden. Tijdens de ontgraving is gebleken dat er sprake was van een puinfundering (>50% puin) in plaats van een bodemlaag, waarvan in het onderzoek was uitgegaan. Het uitkomende materiaal is, op de eerste twee vrachten na (die zijn afgevoerd naar een grondreinigend bedrijf), naar een puinbreker afgevoerd en daarmee is de bodemsanering beëindigd. Het bevoegd gezag heeft hiermee ingestemd, wat blijkt uit het evaluatieverslag van de sanering (onderzoek 20). Na afvoer van het materiaal is de putbodem uitgekeurd op barium conform het geldende protocol.
5.6 Water
Watertoets en waterbeheer
Sinds 1 november 2003 is voor ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. De initiatiefnemer dient in dat kader in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
De verantwoordelijkheid van het waterbeheer (waterkwaliteit, waterkwantiteit en veiligheid) voor de "Waterweggemeenten", waaronder Vlaardingen, week tot voor kort af van de nabijgelegen poldergemeenten. Tot 1 januari 2006 was Rijkswaterstaat waterbeheerder inzake waterkwantiteit en de waterkeringen van de buitendijkse gebieden. Sinds 1 januari 2006 zijn naast waterkwaliteit ook deze taken onder het beheer gekomen van het Hoogheemraadschap van Delfland. In de periode voorafgaand aan januari 2006 heeft de gemeente met Rijkswaterstaat overleg gevoerd over de ontwikkeling in de Rivierzone,. Voor de buitendijkse gebieden is nieuw beleid in ontwikkeling; in afwachting hiervan is het vigerende beleid van Rijkswaterstaat van kracht en zijn adviezen bij de planontwikkeling in acht genomen.
Op 1 januari 2007 heeft gemeente Vlaardingen het waterkwantiteitsbeheer overgedragen aan het Hoogheemraadschap van Delfland, zodat deze laatste voor het gehele waterbeheer verantwoordelijk is. In de navolgende tekst wordt daarom in een aantal gevallen expliciet aangegeven in welk kader tot bepaalde beslissingen is gekomen omtrent de inrichting en met welke waterbeheerder afspraken zijn gemaakt.
Beleid en toetsingskader
Europees beleid
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) moeten hebben bereikt en dat sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.
Rijksbeleid
De hoofddoelstelling binnen de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1998) is het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het instandhouden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd. Van belang zijn het doen van onderzoek naar de knelpunten in het stedelijk waterbeheer, het ontwikkelen van een gemeenschappelijke visie van gemeenten en waterbeheerders en meer aandacht voor het afkoppelen van verhard oppervlak en infiltratie in de bodem.
Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw omarmd. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden.
Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren" en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) is een overeenkomst tussen het Rijk, de Provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord.
Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder andere de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Beleid Hoogheemraadschap van Delfland
Als gevolg van de hevige neerslag in de afgelopen jaren heeft het Hoogheemraadschap van Delfland, mede gebaseerd op het rijksbeleid, in haar beleid ABC-polders (2000) de volgende belangrijkste uitgangspunten voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vastgesteld:
- hemelwater moet ter plaatse worden vastgehouden en waar mogelijk in de bodem worden geïnfiltreerd. De overige neerslag kan in het oppervlaktewater worden geborgen.
- de bergingsnorm voor oppervlaktewater in stedelijk gebied bedraagt 325 m³/hectare oppervlak plangebied;
- bemalingsnorm onverhard oppervlak: 6 m³ per uur per hectare (10 m³ per minuut per 100 hectare) en verhard oppervlak: 12 m³ per uur per hectare (20 m³ per minuut per 100 hectare);
- zo min mogelijk inlaten van gebiedsvreemd water, zeker als deze van matige kwaliteit is;
- voldoende drooglegging (minimaal 0,8 m) in bebouwd gebied;
- duurzaam beheer en onderhoud van watergangen.
Waterbeheerplan Hoogheemraadschap van Delfland
In het Waterbeheersplan 2010-2015 heeft het hoogheemraadschap de ambities voor de komende jaren vastgelegd.
Het plan beschrijft de doelen voor het waterbeheer en de financiële consequenties daarvan. Vooral het vergroten van de veiligheid, het verbeteren van de waterkwaliteit, het tegengaan van wateroverlast en het optimaliseren van de zuivering van afvalwater staan centraal. Daarbij zullen klimaatverandering, zeespiegelstijging, verzilting en nieuwe wetten en regels het waterbeheer de komende decennia ingrijpend gaan veranderen. In het waterbeheerplan legt het hoogheemraadschap sterk de nadruk op een verantwoorde, realistische en betaalbare uitvoering van alle doelstellingen.
Voor werkzaamheden en activiteiten aan het water of aan waterkeringen geldt een aantal regels, zodat het waterschap zijn taken goed kan uitoefenen. Deze regels zijn vastgelegd in een verordening, genaamd Delflands Algemene Keur. In de Keur staan gedoogplichten, geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. In de Keur is geregeld dat kern- en beschermingszones voor waterkeringen (en watergangen) in acht dienen te worden genomen. De kernzone wordt inmiddels aangeduid als het waterstaatswerk.
Het komt erop neer dat binnen deze zones niet zonder meer gebouwd en opgeslagen mag worden, waarbij voor het waterstaatswerk een strenger regiem (bouwen binnen het waterstaatswerk is niet toegestaan) geldt dan voor de aangrenzende beschermingszone. Deze bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast dan wel het onderhoud wordt gehinderd. De breedte en maatvoeringen van deze zones zijn vastgelegd in de legger. Voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem, zoals bouwen binnen de zones van een waterkering, dient bij het hoogheemraadschap ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). Voor lozingen op het oppervlaktewater dient toestemming verkregen te worden in het kader van de Waterwet .
Huidige situatie en autonome ontwikkelingen
Landschappelijke aanleg in Engelse stijl
Het voormalige sportpark Vijfsluizen is indertijd ontworpen als een park in Engelse landschapsstijl waarin volop gesport en gerecreëerd kon worden. Het park heeft een oppervlakte van circa 12 hectare. Vooral aan de noordzijde van de locatie heeft het park een structurerende kwaliteit van paden, grillige vijverpartijen met boogbruggen, vista's en vele volwassen bomen.
Het huidige watersysteem
Park Vijfsluizen maakt onderdeel uit van de Babberspolder, maar heeft momenteel een eigen peilbeheer. Het watersysteem in Park Vijfsluizen wordt gekenmerkt door een gestuwd peilbeheer van NAP - 2.15 m, terwijl het overige deel van de aan de noord-west zijde grenzende Babberspolder een peil heeft van NAP - 2.35 m.
Aan de zuid-west zijde is de polder via een duiker doorverbonden met de waterlopen ter weerzijden van Rijksweg A4. Vanwege de open verbinding heerst op deze locaties een overeenkomstig waterpeil. Aan de noord-west zijde liggen twee duikers, die de verbinding tussen de twee gebieden vormen. In één van de twee duikers ligt een stuw (zie kaart Peilbeheer, kunstwerk 5142) die het peil in het plangebied op NAP - 2.15 m houdt. Afvoer vanuit het gebied vindt dus plaats over deze stuw naar de Babberspolder en vanwege de open verbinding mogelijk ook via de duiker bij de A4. Er is nog een tweede duiker met een afsluiter (zie kaart Peilbeheer, kunstwerk 5148).
Naast de natuurlijke neerslag op het gebied, vindt ook wateraanvoer plaats vanuit de Vlaardingse Vaart via een bermsloot langs de Rijksweg A4. Dit is een vrij lange aanvoerroute waarvan een deel eveneens is te zien in de kaart peilbeheer. Er zijn enkele waterpartijen in het gebied, vijvers en slootverbindingen, gezamenlijk circa 1,3 hectare groot (circa 11 % van het totale gebiedsoppervlak)).
afbeelding - Peilbeheer en wateraan- en -afvoerroute
De waterpartijen worden door de stuw in de Babberspolder op peil gehouden. De huidige doorstroming van het plangebied moet gering worden geacht door de locatie van de aanvoer en afvoerpunten. In de loop der jaren is het gebied aanzienlijk verzakt. Bij het huidige peilbeheer is het gebied na stevige regenval erg drassig.
Veiligheid en waterkering
Aan de zuidkant van het plangebied ligt de Delflandse Dijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Er zijn geen regulier verzamelde waterkwaliteits en/of ecologische gegevens van het gebied bekend. De huidige ecologische waarde ligt vooral in de groenstructuren van het park, waarvan de belevingswaarde in combinatie met de vijverpartijen aantrekkelijk is.
Riolering
Het bestaande gebouwencomplex is via een persleiding aangesloten op het gemengde rioolsysteem bij de Van de Duijn van Maasdamlaan. Het bestaande rioolsysteem op het terrein is ook van het gemengde type.
Knelpunten
Er zijn in het plangebied geen knelpunten ten aanzien van water.
Autonome ontwikkelingen
Er spelen geen autonome ontwikkelingen binnen het plangebied.
Toekomstige situatie
Het toekomstig watersysteem
Het toekomstig watersysteem wordt gekenmerkt door een uitbreiding van het wateroppervlak tot circa 1,4 ha , circa 11% van het plangebied (zie overzichtskaart). Het voldoet hiermee ruimschoots aan de eisen die worden gesteld ten aanzien van de waterberging (325 m³/hectare). Wat betreft het toekomstig peil is het de intentie om aan te sluiten bij het peil van NAP - 2.35 m zoals dat in de westelijk gelegen Babberspolder bestaat. Er zal dan dus een open verbinding komen tussen de twee gebieden. De verbinding zal voldoende capaciteit krijgen om wateruitwisseling in een periode van hevige neerslag te kunnen verwerken. Tevens zal rekening worden gehouden met tijdelijke peilstijging bij hevige neerslag in het watersysteem binnen het plangebied. In de constructie van gebouwen en overige voorzieningen in het plangebied wordt daar rekening mee gehouden. De hemelwaterafvoer via de daken van de gebouwen wordt losgekoppeld van het rioolsysteem en naar het oppervlaktewater geleid.
Veiligheid en waterkering
Park Vijfsluizen voorziet in de aanleg van nieuwe infrastructuur rond en door Vijfsluizen (in de vorm van een lus). Zie de overzichtskaart. Het voornemen is om hiervoor de primaire waterkering aan de zuidkant aan te passen, waarbij een viaduct zal worden gebouwd. Voor een deel van de gebouwen die tegen de primaire waterkering aan komen te liggen is onderheiing in de beschermingszone van de dijk voorzien. Op genoemde werkzaamheden is de Keur van het Hoogheemraadschap Delfland van toepassing. Het Hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor alle activiteiten en gedragingen in het zogenoemde Keurgebied en kan in de Keur gebods- en verbodsregels stellen met betrekking tot de waterstaatswerken die bij het waterschap in beheer zijn.
Daarnaast is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor alle rijkswaterstaatswerken, zoals waterkeringen. Evenals de Keur van het Hoogheemraadschap kent ook de Wet beheer rijkswaterstaatswerken een verbodsbepaling waarbij het verboden is zonder vergunning van de Minister van Verkeer en Waterstaat gebruik te maken van een Waterstaatswerk. De nieuwe legger van de Delflandsedijk is per 15 maart 2011 geactualiseerd in werking. De huidige dijktafelhoogte is NAP +4,60 m. De dijktafelhoogte100 jaar is NAP +5,60 m. De nieuwe legger is meer naar de rivier verschoven. Het beoordelingsprofiel is vervangen door een 'medegebruik vrij profiel'. Doorsnijdt een werk dit profiel, dan moet door de initiatiefnemer met berekeningen worden aangetoond dat het werk de waterkerende functie van de dijk niet in gevaar brengt.
afbeelding - Overzichtskaart
Het medegebruikvrije profiel binnen de zonering van de nieuwe legger wordt bepaald door twee lijnen: een lijn met een helling van 1:4 vanuit de grens van de dijktafel (5,5 m vanuit de referentielijn) dan wel het niveau van de dijk dat op 5 m boven NAP is gelegen en een lijn met een helling van 1:3 vanaf de grens van het waterstaatswerk (22,1 m vanuit de referentielijn) tot het niveau van 1 m beneden NAP. Vanaf dat niveau gaat de lijn horizontaal door tot de grens van het jurisdictiegebied (47 m uit de referentielijn). In de doorsnede 1-1 is een en ander weergegeven voor het plangebied Park Vijfsluizen.
afbeelding - Doorsnede 1-1 (vanaf grens waterstaatwerk 1:3)
Watersysteemkwaliteit en ecologie
De waterkwaliteit in het gebied zal niet verslechteren. De gemeente Vlaardingen voert een ontmoedigingsbeleid ten aanzien van zinken daken. Naar verwachting zal er door de afkoppeling van de hemelwaterafvoer geen extra vuilbelasting op het oppervlaktewater optreden.
Riolering
Er zal in het plangebied een gescheiden rioolsysteem worden toegepast. De hemelwaterafvoer wordt volledig losgekoppeld van het rioolsysteem en wordt via het oppervlaktewater afgevoerd. Water van wegen wordt via een bodempassage of een gelijkwaardig alternatief naar het singelstelsel in het plangebied afgevoerd. Huishoudelijk en bedrijfsafvalwater wordt via een pompput en persleiding afgevoerd naar het rioolstelsel van de Babberspolder en aangesloten op de put ter plaatse van de kruising van de Van Hogendorplaan met de Van der Duijn van Maasdamlaan. De pomp en persleiding worden gedimensioneerd in overleg met de afdeling Openbare Werken van de gemeente Vlaardingen. De capaciteit van het rioolstelsel is voldoende om de toename van de DWA-afvoer te compenseren.
Conclusie
In Park Vijfsluizen wordt een rioleringsstelsel aangelegd als volledig gescheiden riolering. Het DWA water zal via een persleiding buiten het gebied worden afgevoerd en het RWA water zal binnen het projectgebied worden opgevangen. De opvang van het RWA water zal aan het beleid van het Hoogheemraadschap van Delfland moeten voldoen, als weergegeven in ABC-polders (2000). Dat betekent onder andere, dat aan de bergingsnorm van 325 m³/ hectare zal moeten worden voldaan, wat in het plan Park Vijfsluizen het geval is.
Bij de planontwikkeling zal rekening moeten worden gehouden met de primaire waterkering in de Delflandsedijk, met de daarbij opgenomen zoneringen. De ligging van het "medegebruik vrije profiel" ten opzichte van de gewenste bouwactiviteit is bepalend voor de benodigde maatregelen ter realisatie van de bouwactiviteit. Dit speelt met name voor de bestemming Gemengd - 1 - Uit te werken langs de dijk.
5.7 Ecologie
Wettelijk kader/beleid
Flora- en faunawet
Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. Per 1 januari 2005 geldt het gewijzigde Besluit vrijstelling beschermde plant- en diersoorten (Staatsblad 2004, 501).
Planbeoordeling
Gebiedsbescherming
Voor wat betreft de gebiedsbescherming geldt dat in en in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Er zijn ook geen gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in de zin van de Europese Vogel- of Habitatrichtlijn. De meest nabijgelegen SBZ 'Oude Maas' bevindt zich op circa 4,5 kilometer ten zuiden van het sportpark, aan de overzijde van de Nieuwe Maas.
Soortbescherming
Uit onderzoek in 2007 ('Natuurtoets herontwikkeling Vijfsluizen' van Ecogroen van 20 augustus 2007), geactualiseerd door Aqua Terra Nova op 5 juli 2011, welke onderzoeksrapporten als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd, komt naar voren dat de ecologische kwaliteiten van het plangebied beperkt zijn. Er zijn geen beschermde of bedreigde (Rode Lijst) soorten aangetroffen. Aanvullend onderzoek naar vleermuizen, jaarrond vaste verblijfplaatsen van broedvogels en roestplaatsen van ransuilen is noodzakelijk en zal in gang worden gezet bij de aanvraag van een omgevingsvergunning activiteit bouwen.
Voorgenomen ontwikkelingen de effecten op beschermde waarden
De werkzaamheden kunnen in het plangebied aanwezige natuurwaarden aantasten en een (tijdelijk) verstorende werking hebben. Deze effecten zijn als volgt:
- Het slopen van gebouwen kan leiden tot het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedsels van vogels;
- Het snoeien of verwijderen van bomen of groen kan ook leiden tot het vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en broedsels van vogels.
- De grondwerkzaamheden voor de aanleg van infrastructuur en het bouwrijp maken leidt tot (tijdelijke ) vernietiging en verstoring van het leefgebied van de aanwezige broedvogels, zoogdieren en amfibieën;
- Na het graven van nieuwe waterpartijen met deels natuurvriendelijke oevers zijn er (her)vestigingsmogelijkheden voor amfibieën, watervogels, libellen en waterplanten. Het biotoop wordt zelfs vergroot ten opzichte van de huidige situatie en de waterkwaliteit zal sterk verbeteren;
- Na genoemde werkzaamheden zal het bouwen van bedrijfsbebouwing geen aantasting of verstoring meer veroorzaken.
Na afloop van de werkzaamheden kunnen verstoorde soorten zich hervestigen in het gebied. Verstoring van de omgeving is niet aannemelijk, omdat het bouwverkeer via het bestaande, reeds intensief gebruikte wegennet zal worden afgewikkeld.
Conclusies
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van en is niet gelegen nabij een beschermd natuurgebied.
Soortbescherming
Voor alle aanwezige beschermde soorten kan geconcludeerd worden dat de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt. In alle redelijkheid kan worden verwacht dat eventueel noodzakelijke ontheffingen zullen worden verleend. Het bestemmingsplan wordt daarom op dit punt uitvoerbaar geacht.
5.8 Geologie
Om inzicht te verkrijgen omtrent de bodemopbouw en met name het vaststellen van de diepte en vastheid van de pleistocene zanden zijn er 20 sonderingen verspreid over het terrein uitgevoerd. Het rapport Beschouwing funderingswijze, 20-10-2005, concludeert dat de overgang van de holocene (klei- en veenafzettingen) naar de vastere zandlagen op ca. NAP -19,0 m is aangetroffen. Voor een fundering van bebouwing dienen palen te worden toegepast die gefundeerd zijn in de pleistocene zandlagen. Afhankelijk van de paalbelasting wordt geadviseerd om te heien van 22 tot 25 m onder NAP.
5.9 Bomeninventarisatie
Op het terrein van het voormalig sportpark Vijfsluizen te Vlaardingen is een boominventarisatie uitgevoerd waarbij de beplantingen zijn beoordeeld op vitaliteit, ecologische waarde en 'belevingswaarde', zie in de bijlage het rapport 'Inventarisatie bomenbestand Vijfsluizen' van Loo plan, voor bos, natuur en landschap van 9 augustus 2007. Door het ontwerp over de huidige situatie heen te projecteren (zie ingevoegde kaart) wordt een indicatie verkregen van de groenelementen die in de huidige vorm gehandhaafd kunnen blijven. Gezien de fase waarin het ontwerp zich op dit moment bevindt en verschillen in de gebruikte basisgegevens, is het maar beperkt mogelijk om op boomniveau uitspraken te doen over de te handhaven bomen. Daarom is gekozen om de bomen en bosjes afzonderlijk te beoordelen op vitaliteit, veiligheid en ecologische waarden.
Onafhankelijk van de geplande ontwikkeling zijn alle opgaande beplantingen op de onderzoekslocatie beoordeeld. Hierdoor kunnen de gevolgen voor de beplanting van eventuele aanpassingen in het ontwerp eenvoudig inzichtelijk worden gemaakt. Ongeveer 1/6e deel van de terreinoppervlakte bestaat uit opgaande beplanting. Deze zijn met name aan de randen gesitueerd. Tijdens de veldopname stond het peil van het oppervlaktewater op ongeveer 0,3-0,4 meter onder het maaiveld. Omdat de beplanting slechts kan wortelen tot het grondwater, is de beworteling naar verwachting oppervlakkig en breedwerpig. Dit wordt bevestigd door de verharde paden die deels door wortels zijn opgedrukt.
Binnen de onderzoekslocatie is een groot aantal beplantingsobjecten aanwezig. Op basis van veldinventarisatie zijn alle objecten op verschillende aspecten beoordeeld. In de figuur zijn alle beplantingsobjecten opgenomen die zonder de voorgenomen nieuwbouw langdurig gehandhaafd zouden kunnen worden of bijzondere ecologische waarden bezitten. Een deel van deze objecten is in de nu voorliggende bouwplannen zonder meer te handhaven.
Deze objecten zijn in de kaart groen gearceerd. De roodgearceerde beplantingen zijn met de voorliggende bouwplannen niet, deels, of enkel met aangepaste inrichtingsmaatregelen te behouden. Of de bomen en beplanting ook op lange termijn gehandhaafd kunnen blijven is mede afhankelijk van de te treffen maatregelen ter bescherming bij de sloop- en bouwwerkzaamheden. Verder moeten eventuele wijzigingen in de (grond)waterstand zoveel als mogelijk geleidelijk plaatsvinden. Gezien de huidige hoge grondwaterstanden zou de bewortelbare diepte van de beplanting kunnen toenemen, hetgeen positief kan werken op de stabiliteit van de bomen.
5.10 Archeologie
Kader
In de Monumentenwet 1988 is aangegeven bij het vaststellen van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen grond rekening dient te worden gehouden met in de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
Historie
Het plangebied Park Vijfsluizen is gelegen in een voormalig kweldergebied waar kreken mogelijk vanaf de Midden IJzertijd kleidekken en zandige oeverwallen hebben afgezet. Langs, of in de nabijheid van kreken bouwden inheemse boeren hun boerderijen. Tussen de kreken zal sprake zijn geweest van natte gebieden waar veengroei kon plaatsvinden. Op de hogere kussens werd, met name in de IJzertijd, gewoond. In de Romeinse Tijd lijkt de bewoning zich vooral langs de kreken te bevinden. Deze bewoning verdween grotendeels gedurende de derde eeuw na Chr., vermoedelijk door een toenemende invloed van de zee. Hierdoor werd het gebied te nat om te bewonen. Enigszins onduidelijk is wanneer het gebied weer bewoond werd. Rond 1000 na Chr. werd in Vlaardingen een hof gesticht van waaruit de omgeving ontgonnen werd. Mogelijk is de Babberspolder, waar het plangebied onderdeel van is, ook in deze tijd in cultuur gebracht. In de 12e eeuw werd Vlaardingen geteisterd door overstromingen. Ter bescherming van het in cultuur gebrachte land werd de Schiedamse dijk aangelegd. Hierachter kon veilig worden gewerkt. Binnen het plangebied bleef de agrarische functie tot in de 20e eeuw bestaan.
Archeologische waarden en verwachtingen
Het Centraal Archeologisch Archief, dat door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed wordt beheerd en is te raadplegen via ARCHIS 2 (Archeologisch Informatiesysteem), omvat digitaal ontsloten gegevens over archeologische vindplaatsen, vondsten en onderzoeken (zie kaart 1). De oostzijde van de kaart is leeg omdat deze buiten Vlaardingen valt. Soms is hieronder een VLAK-code gebruikt (codes die verwijzen naar het archief van het Vlaardings Archeologisch Kantoor van de Gemeente Vlaardingen). Enerzijds omdat sommige zaken niet in Archis opgenomen zijn, en anderzijds om verschillende archiswaarnemingen te bundelen.
Archeologische monumenten
Ten westen van het plangebied Park Vijfsluizen ligt AMK-terrein 10428, een terrein van zeer hoge archeologische waarde. Hier liggen met sporen van bewoning uit het Midden Neolithicum (Vlaardingen/Hazendonk I). De sporen zijn aangetroffen op een donk. Dit terrein heeft een hoge waarde door de hoge kwaliteit; de hoge gaafheid en hoge conservering van de donk, en door de hoge informatiewaarde van de sporen, alsmede door de archeologische en landschappelijke context van het monument met andere waardevolle terreinen in de omgeving. De donk ligt met minimaal 4 m te diep om tijdens reguliere graafwerkzaamheden te worden geroerd. De destijds uitgezeefde kern van een Bergmann-boring, gezet tijdens sonderingen in 1984, leverde houtskool, bot, vis en vuursteen als vondstmateriaal op. C14-dateringen wezen op een datering van 3900 v.Chr. Daarmee zijn het de oudste vondsten die in Vlaardingen zijn gedaan.
Kaart 1: archeologisch overzicht (ARCHIS, CHS, VLAK-archief, RAAP)
Waarnemingen met betrekking tot het plangebied Park Vijfsluizen
17329: voormalig AMK-terrein 37GN-30 (zie ook nummer 409811 hieronder). Terrein met sporen van bewoning uit de Romeinse tijd. Eveneens zijn vondsten gedaan uit de Late Middeleeuwen van de 11e-14e eeuw. Aangezien de resten grotendeels zijn opgegraven is dit terrein van de AMK-lijst afgevoerd.
Onderzoeken met betrekking tot het plangebied Park Vijfsluizen
409811: zie ook waarneming 17329. Bij archeologisch onderzoek in 1985 werd, naast materiaal uit de Late Middeleeuwen - 11e tot en met 14e eeuw - op 210 cm -NAP nederzettingssporen uit de Romeinse Tijd aangetroffen. Stratigrafisch volgt de Romeinse vondstlaag waarschijnlijk op geulnabije sedimenten die zijn afgezet tijdens de DI-transgressiefase vanuit een DO-restgeul. Misschien bleef deze geul tot in de Romeinse Tijd actief. De waargenomen grondsporen bestonden uit een greppel, kuilen, waaronder één waarvan de bodem gedeeltelijk bekleed was met halfgebakken klei, en 2 loodrecht op elkaar staande rijen paalverkleuringen. Het aardewerk bestaat voor ongeveer 10% uit Romeinse import. Het inheemse materiaal is voor het overgrote deel plantaardig gemagerd, minder dan 1% is versierd. Opvallend zijn de scherven van cilindervormige potten met golfranden, welke vermoedelijk gebruikt zijn als verpakkingsmiddel bij het verhandelen en vervoer van zeezout. De meeste vondsten dateren waarschijnlijk uit de tweede eeuw. De site is overdekt met een laag zandige klei, afgezet vóór de 11e eeuw.
De gevonden restanten van menselijke activiteit in de volle middeleeuwen laten zich niet gemakkelijk interpreteren, zeker niet omdat geen duidelijk overzicht van de sporen kon worden verkregen. De meest opvallende sporen waren ingegraven rondovale kuilen, waarvan de bodem uit een ter plekke gebakken kleilaag bestond. Het kan handelen om haardkuilen, brandkuilen, of om kuilen die met een speciale activiteit, zoals smeden, brood bakken of iets dergelijks, te maken hebben. Het schervenmateriaal in de vulling van de kuilen duidt op een datering in de 11e/12e eeuw. In de campagne van 1986 werden kleiige terppakketten waargenomen, waarin zich 13e eeuws aardewerk bevond. Waarschijnlijk horen deze pakketten bij een boerderijterp, die op deze plaats ligt, maar door grondverzet totaal onherkenbaar is geworden. De recente (19e/20ste eeuw) fundatie van de bijbehorende boerderij werd hier gevonden, bestaande uit tonnen, gevuld met slieten, waar overheen planken lagen, waarop de stenen fundatiemuur rustte.
03.032. Deze VLAK code verwijst naar een booronderzoek door RAAP, uitgevoerd op (voormalig) sportpark Vijfsluizen (De Groot, 2008). Op het sportterrein is door RAAP vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven uitgevoerd (ARCHIS onderzoeksmeldingsnummer 30077. Kruidhof, 2009, 4e concept). Hierbij zijn twee behoudenswaardige vindplaatsen aangetroffen. Eén uit de IJzertijd, en één uit de Romeinse Tijd-Middeleeuwen. Op kaart 1 zijn deze met een groene stip aangegeven.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid Holland (CHS)
Op kaart 1a, Archeologie Kenmerken, van de CHS wordt het gebied als "zeeafzettingen" en "bewoning vanaf de IJzertijd of Romeinse Tijd". beschreven en krijgt (op kaart 1b van de CHS) de waarde "Redelijk tot grote kans op archeologische sporen" (zie kaart 1).
Historische kaarten
In figuur 2 is het bestemmingsplangebied ruwweg aangegeven op een kaart uitbegin 18e eeuw. Uit de figuur komt naar voren dat aan de zuidzijde van het plangebied historische bebouwing en structuren (de dijk) aanwezig waren.
Figuur 2: Plangebied op historische kaart uit begin 18e eeuw (ruwe projectie)
Conclusie
Binnen het plangebied liggen bekende en verwachte archeologische waarden, zoals blijkt uit het daartoe door RAAP opgestelde 'Archeologisch vooronderzoek' van juni 2009.
Vertaling in bestemmingsplan
Om de aanwezige en verwachte archeologische monumenten tegen vernietiging te behoeden, is in dit bestemmingsplan een beschermende regeling opgenomen.
Er worden vijf dubbelbestemmingen onderscheiden:
- Waarde Archeologie 1. (WR-A1). Plannen die de bodem verstoren dienen aandacht aan archeologie te besteden. Plannen die de bodem niet dieper dan 50 cm verstoren zijn van deze verplichting vrijgesteld.
- Waarde Archeologie 2 (WR-A2): Plannen met een omvang van meer dan 100 m² dienen aandacht aan archeologie te besteden. Indien deze plannen de bodem minder diep dan 50 cm verstoren geldt deze verplichting niet.
- Waarde Archeologie 3 (WR-A3): Plannen waarbij de bodem dieper dan 100 cm onder maaiveld wordt ontgraven dienen aandacht aan archeologie te besteden. Indien deze ontgravingen een omvang onder 100 m² hebben geldt deze verplichting niet.
- Waarde Archeologie 4 (WR-A4): Plannen waarbij de bodem dieper dan 200 cm onder maaiveld wordt ontgraven dienen aandacht aan archeologie te besteden. Indien deze ontgravingen een omvang onder 100 m² hebben geldt deze verplichting niet.
- Waarde Archeologie 5 (WR-A5): Plannen met een omvang van meer dan 100 m² dienen aandacht aan archeologie te besteden. Indien deze plannen de bodem minder diep dan 200 cm onder NAP verstoren geldt deze verplichting niet. Een uitzondering voor deze vrijstelling zijn gevallen waarbij het maaiveld tot onder 0 meter NAP wordt verlaagd.
Toelichting
Om kleine ingrepen te behoeden voor hoge archeologische kosten zijn plannen met een omvang van minder dan 100 m² die worden uitgevoerd in archeologische verwachtingsgebieden vrijgesteld van de verplichting om aandacht aan archeologie te besteden. Op de delen waar behoudenswaardige archeologie is aangetoond geldt deze vrijstelling niet.
De ligging van de gebieden is overwegend gebaseerd op de onderzoeken die door RAAP op het voormalige sportpark zijn uitgevoerd. Delen van het terrein zijn hierbij teruggeschaald naar een lage archeologische verwachting. Dat wil zeggen dat daar een kleine kans op het aantreffen van archeologische waarden resteert. Voor deze delen is geen beschermende regeling opgenomen. Dit neemt niet weg dat er onverwacht toch archeologische waarden aan het licht kunnen komen. Andere delen van het plangebied zijn zodanig klein of smal van omvang dat ook hier een beschermende regeling achterwege is gelaten.
WR-A1: Hier liggen de door RAAP aangegeven behoudenswaardige vindplaatsen.
WR-A2: Dit zijn delen van het bestemmingsplangebied waar fossiele kreken en / of oeverwallen in de bodem aanwezig kunnen zijn. Hier kunnen archeologische waarden nog aanwezig zijn.
WR-A3: Dit is het gebied van het voormalige tracé van de oude Schiedamse dijk. Mogelijk zijn nog delen van deze dijk intact in de bodem aanwezig. Plannen die niet dieper reiken dan 1 m onder maaiveld zijn vrijgesteld. Dit heeft te maken met de wijze waarop de archeologische informatie ontsloten moet worden. Zinvol archeologisch onderzoek naar de opbouw van de dijk is pas mogelijk indien er een ruime doorsnede blootgelegd kan worden. Met 1 meter hoogte is dit naar verwachting het geval.
WR-A4: In kreken langs vindplaatsen kunnen archeologische waarden, zoals dammen (met duikers) en afvalpakketten aanwezig zijn. Deze vondsten liggen dieper dan de naastgelegen vindplaats. Deze diepteligging geeft al de nodige bescherming.
Enkel in het geval van projecten waarbij de bodem tot op grote diepte wordt ontgraven, dient er een archeologisch traject te worden ingezet. De grens voor dergelijke ontgravingen is op 2 m onder maaiveld gezet. De grens van 2 m is ingegeven op grond van de overweging dat eventuele vondstcomplexen zoals een afvalpakket dat op de bodem van een kreek gelegen kunnen zijn. Bij het bedrijventerrein Hoogstad (VLAK-code 6.036) is van een kreek met dam uit de Romeinse tijd een goed profiel getekend waarvan NAP-waarden kunnen worden ontleend. De kreekbodem is gelegen op circa 400 cm - NAP (maximaal 340 cm beneden de gereconstrueerde maximale top (60 cm - NAP) van de oeverwal). De genoemde maat van 340 is aanzienlijk meer dan de hierboven genoemde 2 meter en zullen bij ingrepen tot 200 cm diep zeker niet worden geraakt. Eventuele dammen met duikers, kunnen zich echter al op een veel hoger niveau manifesteren. De dammen op Hoogstad waren vanaf circa 240 cm - NAP zichtbaar (circa 180 cm onder de gereconstrueerde top van de oeverwal). Verwacht mag worden dat de dammen oorspronkelijk veel hoger lagen, mogelijk zelfs aansloten op top van de oeverwal en wellicht zelfs nog daarboven (in het geval dat dam onderdeel uitmaakte van een bedijking). Door latere kreekactiviteiten is het bovenste deel van de dammen echter geërodeerd.
Het aanhouden van de diepte is zodoende afhankelijk van het niveau waarop de diepte van de top van de oeverwal in het Vijfsluizen verwacht mag worden. Op het oostelijk gelegen nederzettingsterrein uit de Romeinse Tijd (opgraving VLAK, 2002), bevond de Romeinse bewoningslaag op de oeverwal zich op circa 210 cm - NAP, dit komt overeen met de maat van RAAP voor de middeleeuwse vindplaats op de oeverwal, die eveneens op 210 cm - NAP is gelegen (90 cm beneden maaiveld). Als we dezelfde diepteligging van de top van de dammen aan houden als bij het bedrijventerrein Hoogstad, zou de top van de dam op circa 270 cm (180 cm + 90 cm) beneden maaiveld kunnen liggen. Het is echter mogelijk dat op Vijfsluizen de toppen van de dammen niet zijn aangetast en tot op grotere hoogte bewaard zijn gebleven, maar een zekere mate van erosie van dammen mag echter wel verwacht worden. Derhalve is een grens van 200 cm aangehouden onder maaiveld omdat de kans daarmee klein wordt geacht dat eventuele dammen worden aangesneden.
WR-A5: Dit gebied is voor het overgrote deel fors opgehoogd. Onder deze ophoging kunnen nog archeologische waarden aanwezig zijn. Deze diepteligging geeft al de nodige bescherming. Naar verwachting is archeologie op een diepte vanaf 2 m onder NAP en dieper aan te treffen. Deze hoogtemaat volgt uit het hierboven vermelde onderzoek 409811. Ook de middeleeuwse vindplaats die RAAP heeft aangetroffen ligt ongeveer op dit niveau. Aangezien het huidige maaiveld hier meters boven ligt, is in de praktijk geen goed archeologisch onderzoek naar mogelijk aanwezige archeologie mogelijk. Om deze reden komen enkel ontgravingen die dieper dan 2 m onder NAP gaan in aanmerking voor archeologisch onderzoek. Echter, indien de plannen een verlaging van het maaiveld omvatten tot onder nul meter NAP, dan is onderzoek naar mogelijk aanwezige archeologie, vanaf het dan verlaagde maaiveld, wel mogelijk. Om deze reden dienen ook dergelijke plannen aandacht aan archeologie te besteden. In alle gevallen geldt een vrijstelling voor plannen onder 100 m².
Algemene omgang met archeologie
In het kader van de archeologische monumentenzorg geldt een algemene procedure, de AMZ-cyclus. In deze procedure wordt een aantal stappen onderscheiden. Ten eerste dient een inventarisatie te worden gedaan, het zogeheten 'bureauonderzoek' (BO). In deze fase worden alle bestaande archeologische gegevens verzameld. Indien er aanwijzingen bestaan voor de aanwezigheid van archeologische waarden (bestaand of verwacht), of juist indien er onvoldoende informatie voorhanden blijkt te zijn, zal de procedure door een "Inventariserend Veldonderzoek" (IVO) worden gevolgd.
In het IVO worden door middel van non-destructief onderzoek (bijvoorbeeld grondboringen, grondradar, weerstandsmetingen) of meer destructieve methoden als het trekken van proefsleuven meer archeologische gegevens verzameld. Het onderzoek resulteert in een verslag waarin op grond van de verkregen gegevens terreinen worden gewaardeerd. Op basis van de waardering kunnen terreinen worden aangewezen die archeologische waarden bevatten.
Het uitgangspunt van de archeologische monumentenzorg is dat terreinen die archeologische waarden bevatten door middel van planaanpassing behouden blijven. De bescherming en het behoud van archeologische waarden wordt hiermee geoptimaliseerd en werkt bovendien kostenbesparend. De inventarisatie van archeologische waarden dient dan ook in een zo vroeg mogelijk stadium van de planvorming plaats te vinden. Bij onontkoombare vernietiging van belangrijke archeologische waarden dienen deze door middel van een opgraving te worden gedocumenteerd. Hieronder kan ook worden verstaan, het archeologisch begeleiden van de werkzaamheden. Opgraven en begeleiden dient te gebeuren door een bedrijf dat hiertoe volgens de Monumentenwet toe gemachtigd is.
De kosten voor de stappen die in de procedure gevolgd worden komen ten laste van het project (de initiatiefnemer/veroorzaker).
5.11 Cultuurhistorie
Het centrale gebouw op het sportcomplex "Vijfsluizen", gebouwd in de wederopbouwperiode in een moderne stijl die gerelateerd is aan Het Nieuwe bouwen, heeft tot enkele jaren geleden gefunctioneerd als sport- en recreatieoord voor het Shellpersoneel (voorheen Bataafse Petroleum Maatschappij). Ten behoeve van die functie is het enkele malen uitgebreid. Deze goed te traceren uitbreidingen hebben voor een deel de heldere plattegrond en het aanzien van de bouw aangetast. Vooral het nagenoeg dicht bouwen van de open ruimten tussen het middendeel en de zijvleugels doet afbreuk aan het oorspronkelijke ontwerp. De uitbreiding aan de zijvleugels waardoor de kruisvorm ontstond, is minder ernstig hoewel het horizontale aanzicht vanaf de noord- en zuidzijde hierdoor sterk verminderd is. Een tweede opvallende verandering die niet positief genoemd kan worden is de gewijzigde kleurstelling van het gebouw. Wit was de kenmerkende kleur voor de architectuur van deze richting in die tijd. Doordat het onderhoud de laatste jaren nagenoeg achterwege is gebleven, ziet het gebouw er tamelijk havenloos uit maar grote technische gebreken zijn niet geconstateerd. De fundering en constructie geven geen wezenlijke problemen. Hetzelfde geldt voor het park. De structuur van het park is nog aanwezig, maar door het minimale onderhoud nog maar nauwelijks zichtbaar. Paden, waterpartijen, banen en velden zijn overwoekerd. De deels nog aanwezige gebouwtjes op het terrein zien er door zeer matig onderhoud nog weinig aantrekkelijk uit. Weliswaar zijn vanwege uitbreiding aan het wegennet buiten het terrein en wellicht ook om andere redenen een aantal gebouwen gesloopt en is enig terrein verloren gegaan, het complex als geheel is nog zeer herkenbaar en voor het merendeel gaaf bewaard.
De cultuurhistorische waarde van het park en het centrale gebouw (sporthal met zijvleugels) is groot. Het complex is een voortzetting in de geschiedenis van fabrikanten die hun werknemers een gezonde levenswijze aanboden; hier is de naoorlogse periode door middel van sportfaciliteiten gecombineerd met recreatieve mogelijkheden in een zeer aantrekkelijk ontworpen omgeving. De architectuur en kunsthistorische waarde wordt gewaardeerd vanwege de hoogwaardige architectonische kwaliteiten van het centrale gebouw (sporthal met zijvleugels). Hoewel van de ontwerper van het centrale gebouw, de heer S. van Riet, niet veel bekend is, valt zijn creativiteit en kunde van het gebouw af te lezen. Het is geen avant-gardistische architectuur, maar een architectuur die verwant is aan Het Nieuwe Bouwen. Aan het ontwerp is te zien dat hij met maat en harmonie wist om te gaan. Het is een gebouw dat het tijdsbeeld goed weergeeft en met gevoel voor detail is afgewerkt. Het complex is ook waardevol omdat het als uniek voorbeeld van een naoorlogs sportcomplex nog nagenoeg compleet en gaaf bewaard is. De kleine gebouwtjes op het terrein maken deel uit van de geschiedenis van het complex, maar zijn als zelfstandige objecten van minder belang.
Op 11 januari 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders een beleidslijn vastgesteld met betrekking tot objecten die karakteristiek zijn als gevolg van hun cultuurhistorische en architectonische waarde en situering. Uit de aan dat besluit ten grondslag liggende inventarisatie is het centrale gebouw op Park Vijfsluizen als cultuurhistorisch waardevol naar voren gekomen. Op de verbeelding is de aanduiding "karakteristiek" vermeld en in de regels is een regeling opgenomen ter bescherming van de karakteristieke waarde.
5.12 Distributie-planologisch Onderzoek (Dpo)
Goudappel Coffeng te Deventer heeft in 2007 en 2010 een DPO gemaakt op basis van het toenmalige voorgenomen bouwprogramma. Dit rapport is op 12 april 2011 geactualiseerd op basis van de huidige situatie en 11 april 2012 aangepast. Het rapport 'DPO retailprogramma 'Park Vijfsluizen' (OVG057/Hft/0151), Goudappel Coffeng, 11april 2012) is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. De conclusies uit dit DPO zijn als volgt.
Het programma detailhandel en ondersteunende commerciële voorzieningen en horeca voor Park Vijfsluizen is beperkt (1.500 m² bvo). Dit programma bestaat voor een belangrijk deel niet uit detailhandel, maar uit diensten (stomerij, repro, kapper, bankfiliaal) en horeca (broodjescounter). Het overige circa 200 m² bvo wordt volgens de plannen met kleinschalige detailhandel ingevuld als een boekwinkel, bloemenzaak, winkel in persoonlijke verzorging en versspeciaalzaak. Het aanbod in Vlaardingen en Schiedam in de functie uit het voorgestelde programma is thans relatief beperkt.
Het toe te voegen detailhandelmetrage in de dagelijkse sector in Park Vijfsluizen (250 m² wwo versspeciaal en persoonlijke verzorging) betreft nog geen 1% van het bestaande aanbod in de dagelijkse sector in Vlaardingen en Schiedam. Specifiek voor bloemenzaken en mediawinkels betreft de toevoeging circa 3%.
Bovendien zal het merendeel van de omzet van de winkels op Park Vijfsluizen afkomstig zijn van de werknemers van het Park Vijfsluizen die voor een groot deel buiten Vlaardingen en Schiedam wonen. De omzet van deze werknemers is te beschouwen als extra koopkrachttoevloeiing naar het gebied Vlaardingen en Schiedam en zal niet ten koste gaan van de gevestigde detailhandel in Vlaardingen en Schiedam. Hetzelfde geldt overigens voor de niet-detailhandelfuncties (stomerij, repro, kapper, bankfiliaal en broodjescounter).
De verwachte marktverschuivingen als gevolg van de ontwikkeling van het in het plan opgenomen detailhandeldeel voor Park Vijfsluizen zijn marginaal en leidt niet tot verstoring van de lokale detailhandelsstructuur. Met de ontwikkeling van het kleinschalige en op maat gesneden programma detailhandel en ondersteunende commerciële diensten voor de werknemers op Park Vijfsluizen, wordt ingespeeld op actuele trends in de detailhandel en in het moderne consumentengedrag. De bestaande voorzieningen in Schiedam en Vlaardingen kunnen tevens profiteren van de aantrekkingskracht van het Park Vijfsluizen. De circa 5.000 werknemers en de circa 50.000 tot 100.000 bezoekers van de hotel- en conferentiefaciliteiten en facilitaire voorzieningen op het park, komen voor een belangrijk deel uit Vlaardingen en Schiedam. Deze zullen voor een deel ook gericht zijn op de bestaande detailhandelsvoorzieningen en andere commerciële diensten en horeca in Vlaardingen en Schiedam. Naar verwachting is deze positieve spin-off van de werknemers en bezoekers van het Park Vijfsluizen vele malen groter dan de marginale marktverschuiving van de bescheiden detailhandelontwikkeling.
De in de plannen voor Park Vijfsluizen voorziene ruimte voor grootschalige detailhandel (maximaal 10.000 m² bvo) krijgt de bestemming Gemengd. Er zal een specifiek DPO moeten worden opgesteld dat de realisatie van een concrete ontwikkeling binnen deze categorie onderbouwt. Goudappel Coffeng heeft op 11 april 2012 een nieuw distributie-planologisch onderzoek (DPO) opgesteld om de mogelijkheden van grootschalige en perifere detailhandel op de locatie Vijfsluizen te analyseren. Doel van het onderzoek is om enerzijds te bepalen welke branches haalbaar en geschikt zijn om zich met een grote vestiging in de gemeente Vlaardingen te vestigen en anderzijds te bepalen wat de effecten voor de lokale en regionale detailhandelsstructuur zijn. Uit het rapport blijkt dat voor de perifere detailhandel op dit moment mogelijkheden zijn voor de branches buitensport en tuincentra. Voor de grootschalige detailhandel zijn vestigingen mogelijk vanuit de branches elektronica, sport- en sportspeciaalzaken en een supermarkt.
5.13 Milieu-effectrapportage (Mer)-beoordeling
Op grond van de (gewijzigde) bijlage D.11.2 bij het Besluit mer en de Wet milieubeheer is de uitvoering van een stadsproject met een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer MER-beoordelingsplichtig. Voor het plan Park Vijfsluizen is een bouwprogramma van maximaal 135.000 m² bvo dat ver onder de drempelwaarde van het Besluit mer ligt. Na het arrest van het Europese Hof van Justitie van 15 oktober 2009 is duidelijk dat in het geval een project geen overschrijding van deze drempel met zich brengt, tóch een milieubeoordelingsplicht kan bestaan. Voor projecten zal ook een toets aan de (andere) relevante selectiecriteria genoemd in bijlage III bij de mer-richtlijn (kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en de kenmerken van het potentiële effect) moeten plaatsvinden.
Bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is al een mer-beoordeling uitgevoerd, waarbij alle in dit hoofdstuk besproken aspecten en stukken zijn betrokken. Op grond hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders op 8 oktober 2007 besloten dat het doorlopen van een mer-procedure niet nodig is voor Park Vijfsluizen. Het betreffende document is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Aangezien sindsdien het voorgenomen bouwprogramma van Park Vijfsluizen sterk is verminderd en alle voornoemde milieu-aspecten recent zijn geactualiseerd, kan Park Vijfsluizen de toets aan de (andere) relevante selectiecriteria genoemd in bijlage III bij de mer-richtlijn probleemloos doorstaan. Park Vijfsluizen zal geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben.
5.14 Niet Gesprongen Explosieven (Nge's)
Het bureau REASeuro B.V. te Riel heeft op 5 maart 2009 een vooronderzoek gedaan naar niet gesprongen explosieven. In het daaruit voortvloeiende 'Rapport Probleeminventarisatie en -analyse Vijfsluizen Vlaardingen', dat als bijlage bij dit bestemmingsplan is gevoegd, wordt geconcludeerd dat er een gerede kans is op het aantreffen van een of meer niet gesprongen conventionele explosieven in het op onderstaande tekening aangegeven tekening met het ruitraster aangegeven opsporingsgebied. Geadviseerd wordt om in relatie tot de voorgenomen werkzaamheden in het opsporingsgebied die het maaiveld (gemeten naar de situatie van 1945) roeren ter gelegenheid van de aanvraag van een omgevingsvergunning een projectgebonden risicoanalyse te laten uitvoeren. Indien dergelijke werkzaamheden niet worden uitgevoerd, kan overwogen worden de projectgebonden risicoanalyse achterwege te laten en de werkzaamheden regulier uit te voeren.
Figuur 3: Opsporingsgebied niet gesprongen explosieven
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Het project Vijfsluizen omvat de realisering van een multifunctioneel (kantoren)park met (bijbehorende) voorzieningen. Park Vijfsluizen is eigendom van OVG Projectontwikkeling en zal voor rekening en risico van deze partij worden ontwikkeld . De gemeente heeft met OVG Projectontwikkeling een anterieure overeenkomst gesloten. Voor de gemeente zijn er derhalve aan de planontwikkeling van Park Vijfsluizen geen kosten verbonden. De gemeente zal voor eigen rekening en risico de aanleg van de ontsluiting ten gunste van het Businesspark en de directe omgeving realiseren. In de anterieure overeenkomst is vastgelegd dat OVG Projectontwikkeling een financiële bijdrage levert aan de realisatiekosten van de ontsluiting. Gezien het bovenstaande wordt de financiële uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd geacht.
Hoofdstuk 7 Informatiebijeenkomst En Overleg
7.1 Informatiebijeenkomst
Tot voor kort was inspraak bij een bestemmingsplan wettelijk verplicht. Die wettelijke verplichting geldt niet meer. Gemeenten zijn hierdoor vrij om zelf te bepalen of er ruimte wordt geboden aan inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening 2005.
De relevante belanghebbenden zijn tijdig geïnformeerd over het nieuwe bestemmingsplan. Het niveau van burgerparticipatie is daarmee voor dit plan gesteld op informeren. Daartoe werd door de gemeente over het ontwerpbestemmingsplan een informatiebijeenkomst op 23 augustus 2011 georganiseerd. Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan in het kader van de wettelijke procedure ter visie worden gelegd, waarin een ieder in staat werd gesteld hun (formele) zienswijze op het plan in te dienen.
7.2 Overleg Ex Artikel 3.1.1 Bro
Inleiding
Voorontwerpbestemmingsplan kantorenpark Vijfsluizen, 2007
Al geruime tijd is de gemeente Vlaardingen in samenwerking met OVG Projectontwikkeling bezig met het voorbereiden van de ontwikkeling van het plangebied Vijfsluizen. Het betreft een driehoekig gebied dat aan de zuidkant wordt begrensd door de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk, aan de oostkant door de rijksweg A4 en aan de noord-westkant door de spoorlijn Rotterdam-Hoek van Holland.
In september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders het voorontwerpbestemmingsplan vastgesteld en vrijgegeven voor verzending naar de wettelijke partners op grond van het Besluit ruimtelijke ordening. De reacties van de wettelijke partners gaven aanleiding tot het stopzetten van het bestemmingsplanproces en in overleg te treden met de wettelijke partners. Een discussiepunt betrof de omvang en het tempo van het in het RR2020 opgenomen programma kantoren. Dit heeft in september 2008 geleid tot een besluit van het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam om in te stemmen met het voorstel van de gemeente Vlaardingen een bestemmingsplan te maken voor maximaal 80.000 m² bvo kantoren.
In 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Met ingang van 1 juli 2013 moet er voor het gehele grondgebied van de gemeente bestemmingsplannen gelden die digitaal toegankelijk zijn. Het voorontwerpbestemmingsplan is in overeenstemming gebracht met de wettelijke RO Standaarden 2008, waaronder de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008. De benamingen van de diverse aanduidingen zijn aangepast zoals de regels (voorheen voorschriften) en de verbeelding (voorheen plankaart). In oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Het bestemmingsplan is Wabo-proof gemaakt. In het bestemmingsplan kunnen alleen ontwikkelingen worden vastgelegd die ook daadwerkelijk in de komende 10 jaar worden gerealiseerd.
In 2010 is op basis van een projectbesluit gestart met de ontwikkeling van een hotel op de locatie Vijfsluizen. Oplevering van het hotel heeft plaatsgevonden in augustus 2011. Door de implementatie van de ambities ten aanzien van het "nieuwe werken" en "duurzaam ontwikkelen" te koppelen aan locaties met al aanwezige bijzondere kwaliteiten en uitstekende bereikbaarheid per openbaar vervoer en wegverkeer, ontstaat hier een multifunctioneel park dat aansluit bij de maatschappelijke ontwikkelingen en een duurzaam succes zal zijn. In de huidige marktomstandigheden is een multifunctioneel park een prè voor het vinden van afnemers van kantoorruimte. Het verschaft het terrein een functionele duurzaamheid, naast de technische duurzaamheid die OVG Projectontwikkeling nastreeft in de gebouwen en de groene uitstraling die het Park Vijfsluizen nu al bezit.
Alles overwegende is dan ook besloten om het bestemmingsplan nu verder te brengen van voorontwerp naar ontwerp voor de ontwikkeling van Park Vijfsluizen met 135.000 m² bvo waarvan maximaal 80.000 m² bvo kantoren van bovenregionaal niveau in de sfeer van zakelijke dienstverlening en kenniscentra, en verder bestaande uit overige voorzieningen (zoals sportvoorzieningen, kleinschalige detailhandel, perifere en grootschalige detailhandel, maatschappelijke voorziening zoals educatie, zorg en/of woningen).
In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) is het voorontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:
- 1. Provincie Zuid-Holland, Directie Ruimte en Mobiliteit, afdeling Ruimte en Wonen;
- 2. VROM-Inspectie, Regio Zuid-West;
- 3. Stadsregio Rotterdam
- 4. Rijkswaterstaat Regio Zuid-Holland
- 5. Hoogheemraadschap van Delfland;
- 6. Ministerie van Defensie, Dienst Gebouwen, Werken en Terreinen, Directie Zuid Holland
- 7. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
- 8. De Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed;
- 9. Stedin;
- 10. de N.V. Nederlandse Gasunie;
- 11. Netbeheerder Tennet bv;
- 12. Kamer van Koophandel;
- 13. de Vlaardingse adviescommissie Wonen;
- 14. de Welstandscommissie/ monumenten commissie
- 15. Waterbedrijf Evides;
- 16. Gemeente Schiedam.
- 17. Gemeente Rotterdam
- 18. Gemeente Maassluis
- 19. Prorail
- 20. NS Poort
De reacties van de onder 1, 2, 4, 5, 13, 15, 16, 19 vermelde instanties zijn in deze paragraaf opgenomen en van gemeentelijk commentaar voorzien. De VROM-inspectie heeft een gezamenlijke reactie gegeven waarin ook de reactie van het RACM (onder 8) en Rijkswaterstaat (onder 4) is verwerkt. Van de onder 3, 12 en 17 vermelde instanties zijn geen reacties ontvangen. De onder 6, 7, 9, 10, 1, 18, 20 vermelde instanties hebben per brief laten weten geen opmerkingen over het plan te hebben.
Wettelijke reacties
1. Provincie Zuid-Holland
Samenvatting
De ontwikkeling van Park Vijfsluizen wijkt sterk af in zowel omvang als in tempo van het in het RR2020 opgenomen programma kantoren. Op grond van het detailhandelsbeleid kan op bedrijventerrein ondersteunende detailhandel worden toegestaan tot een oppervlakte van 125 m². Uit de bij het plan behorende verkeerssituatie lijkt dat er in de toekomst, mede als gevolg van het plan, problemen zijn te verwachten in de verkeersafwikkeling op onder andere de aansluiting Vijfsluizen op de A4. De luchtkwaliteitseisen zijn op dit plan van toepassing. Onduidelijk is welke geursituatie van toepassing is. De resultaten van het externe veiligheidsonderzoek en het advies van de Veiligheidregio Rotterdam moeten in het plan zijn verankerd. In de toelichting dient verslag te worden gedaan van het overleg met de waterbeheerder en dient te worden aangegeven hoe het advies van de waterbeheerder is verwerkt in het bestemmingsplan. In de waterparagraaf is het provinciale beleid niet opgenomen. Een omschrijving van de te verwachten effecten van de ruimtelijke ingreep op de waterkeringzorg ontbreekt. De hoeveelheid te realiseren water moet juridisch en planologisch worden vastgelegd.
Gemeentelijke reactie
RR2020
Al geruime tijd is de gemeente Vlaardingen met de provincie in gesprek over de potentie van de ontwikkeling van Park Vijfsluizen tot een knooppunt met een kantoorprogramma. Dit is tot uiting gekomen in het door de provincie goedgekeurde Gemeentelijk Structuurplan Rivierzone van 2004. In het Structuurplan is een kantorenprogramma van 168.000 m² bvo opgenomen. Het in RR2020 opgenomen programma (50.000 m² bvo kantoren) is indicatief en niet maatgevend. Er is door de Stadsregio Rotterdam aan het bureau STEC (rapport Kantoren strategie Stadsregio Rotterdam 2008) advies gevraagd over de ontwikkelpotentie van alle kantorenlocaties in de stadsregio. STEC heeft in haar rapport het plan voor Park Vijfsluizen omschreven als kansrijk en de verwachting uitgesproken dat de ontwikkelingsomvang voor de locatie tot 2020 substantieel hoger kan zijn dan de indicatief genoemde 50.000 m² bvo uit RR2020, waaraan in tegenstelling tot het onderzoek van bureau STEC geen marktonderzoek of -onderbouwing ten grondslag ligt. In dit rapport wordt daarnaast bevestigd dat het duurzame ontwikkelingsconcept voor het park een zeer eigen kopersgroep aanspreekt en een geheel eigen marktsegment bedient.
Het dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam heeft in haar vergadering van 17 september 2008 dan ook besloten dat door de ontwikkeling van Park Vijfsluizen in Vlaardingen de ontwikkelpotentie op de locatie Schieveste in Schiedam niet wordt belemmerd en dat de gemeente Vlaardingen een oppervlakte van 80.000 m² bvo kantoren mag realiseren. De kracht van beide locaties zal versterkt moeten worden door een gedragen 'branding' van de westelijke kant van de regio.
Uit het ontwerpatelier dat in november 2008 is gehouden op basis van de (concept) resultaten van een studie van Royal Haskoning in opdracht van de Stadsregio Rotterdam (de studie Van Dinteren) wordt het beeld bevestigd dat de imago's van Vlaardingen en Schiedam te wensen over laten. Een verdere groei van kantoorfuncties in de westvleugel van de Stadsregio Rotterdam is van belang om een verbreding van de plaatselijke economie te bewerkstellingen en de aansluiting te houden met veranderde economische structuren. De kantorenlocaties Schieveste en Vijfsluizen kunnen in die verbetering van het beeld een belangrijke rol spelen. Het doortrekken van de A4 Noord biedt een grote kans voor de gemeenten Schiedam en Vlaardingen. Gebruik makend van de te verwachten extra toestroom van verkeer kunnen beide steden zich veel sterker profileren. Het effect daarvan is het grootst als dat in gezamenlijkheid gebeurt. Tenslotte is de gemeente van mening dat de realisatie van het totale programma slechts geringe toevoeging van de totale oppervlakte kantoorontwikkeling in de Stadsregio Rotterdam tot 2020 betekent en geen substantiële invloed heeft op de ontwikkelingskansen van de andere locaties in de regio.
Economie
Het plangebied Park Vijfsluizen is in de Provinciale Structuurvisie aangewezen als stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer en niet als bedrijventerrein. Bij het opstellen van het voorontwerpbestemmingsplan is door Goudappel Coffeng een DPO verricht. In verband met wijziging van het programma is het DPO op 12 april 2011 geactualiseerd. Hieruit blijkt dat in het voorgestelde retailprogramma hooguit 500 m² bvo is bestemd als zuivere detailhandel. Een functie als kiosk functioneert op het snijvlak van detailhandel (kranten, tijdschriften) en horeca (koffie). De stomerij, kapper, de repro, het bankfiliaal en de broodjescounter vormen geen detailhandel, maar zijn dienstverlenende bedrijven of horeca. Het mogelijke retailprogramma bestaat uit een bloemenzaak, boekhandel, versspeciaalzaak en een winkel in persoonlijke verzorging. Dit gaat allemaal om kleine winkelunits met een totale omvang van 500 m² bvo. Dit betreft nog geen 1% van het bestaande aanbod in de dagelijkse sector in Vlaardingen en Schiedam. Ook voor de niet-dagelijkse sector is versterking van het aanbod met een met een boekhandel en bloemenzaak marginaal. Wanneer wordt uitgegaan van units van 100 m² bvo en dit afzetten tegen het huidige aanbod van in Vlaardingen en Schiedam, dan bedraagt de toevoeging circa 3% ten opzichte van het huidige aanbod in zowel de bloemenwinkels als de mediawinkels. Dit is een zeer geringe uitbreiding van het winkelaanbod. Daarbij komt dat een belangrijk deel van de omzet van de winkels op Park Vijfsluizen afkomstig is van werknemers op het Park. Daarvan is een redelijk percentage niet woonachtig in Vlaardingen en Schiedam. Bestedingen van deze specifieke klantengroep is nieuwe omzet en gaat niet ten koste bij de bestaande aanbieders in Vlaardingen en Schiedam. Zie verder ook paragraaf 5.12 van deze Toelichting.
Mobiliteit en infrastructuur
Het knooppunt Vijfsluizen met de A4 ligt op de grens van de gemeente Schiedam en Vlaardingen. Deze aansluiting biedt een directe verbinding met het nationale hoofdwegennet van de regio Rotterdam. Sinds de realisatie van dit knooppunt en de tweede Beneluxtunnel (begin 2002) is er sprake van een hoge verkeersdruk rond deze aansluiting.
Alle wegbeheerders hebben zich in de afgelopen jaren ingespannen voor een verbeterde verkeersafwikkeling door middel van een betere afstelling van de verkeerslichten op het onderliggende wegennet. Vanwege de hoge verkeersdruk rond het knooppunt heeft het adviesbureau Goudappel Coffeng B.V. te Den Haag in 2007 en 2009 een uitgebreide studie uitgevoerd, die op 6 juni 2011 is geactualiseerd, naar de verkeerseffecten van de realisatie van Park Vijfsluizen op de totale verkeersafwikkeling rond Vijfsluizen. In deze studie wordt (zoals in paragraaf 3.6 van deze Toelichting is aangegeven, geconcludeerd dat de ontwikkeling van Park Vijfsluizen per saldo een geringe toename van de verkeersproductie rond het knooppunt tot gevolg heeft. Deze toename is het hoogst op de wegen direct in de nabijheid van Park Vijfsluizen, zoals de Schiedamsedijk: +54%. De verkeerstoename veroorzaakt door Park Vijfsluizen is het laagst op verder weg gelegen wegen zoals bijvoorbeeld de Vlaardingerdijk: +3%. Door de realisatie van het doseerpunt Sluisplein blijft de toename van verkeer in de omgeving van Park Vijfsluizen beperkt.
In het rapport wordt voorts aandacht besteed aan de oplossing voor de interne ontsluiting en de directe omgeving (de lus). De ontsluiting zal naar verwachting in 2015 worden opgeleverd. Op de kruising van de lus met de Schiedamsedijk is het nodig een aantal extra opstelstroken aan te leggen. Dit wordt juridisch-planologisch mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan. Verder constateert Goudappel Coffeng een zwaar belaste situatie rond de westelijke en vooral de oostelijke aansluiting met de A4 Noord. Deze zwaar belaste situatie kan slechts voor een klein deel worden toegeschreven aan de ontwikkeling van Park Vijfsluizen. In grotere mate is de zwaar belaste situatie toe te schrijven aan de autonome groei van het verkeer en de door het Rijk voorgenomen doortrekking van de A4 Noord. Daarbij dient te worden aangetekend dat de gemeente Vlaardingen rondom het knooppunt, inclusief Park Vijfsluizen, 20% minder motorvoertuigen als herkomstbestemming heeft dan de gemeente Schiedam.
De gemeenten Vlaardingen en Schiedam, de Stadsregio Rotterdam en Rijkswaterstaat onderkennen de problematiek van de toekomstige congestie op de aansluiting op de A4 en hebben zich allen bereid verklaard mee te werken aan gezamenlijk overleg. Dit overleg is inmiddels gestart in het kader van de doortrekking A4 Delft-Schiedam.
De kruispunten van de aansluiting Vijfsluizen vallen echter uiten de grenzen en het bereik van het onderhavige bestemmingsplan. De grenzen van het bestemmingsplan zijn wel al afgestemd op een vergroting in capaciteit van het knooppunt. Deze vergroting in capaciteit kan hierdoor autonoom plaatsvinden.
Luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer ook wel Wet Luchtkwaliteit genoemd. De paragraaf luchtkwaliteit (paragraaf 5.4 van deze Toelichting) is hierop geactualiseerd.
Geurhinder
In de omgeving van het plangebied liggen twee voor geur relevante bedrijven: Vopak en Romi. Uit onderzoek (integrale milieunota rivierzone) blijkt dat van Romi geen hinder is te verwachten is bij een lagere concentratie dan 2,4 ge/m3 als 98-percentiel. Het plangebied ligt ruimschoots buiten deze contour. De contour van Vopak ligt ook ruim buiten het plangebied. Uit het onderzoek blijkt dat de ambitie om 'geen' geurhinder door een cumulatieve concentratie van 1,0 me/m3 als 98-percentiel als streefwaarden aan te houden worden gehaald. Zie verder paragraaf 5.1 van deze Toelichting.
Externe veiligheid
De resultaten van het externe veiligheidsonderzoek en het advies van de Veiligheidsregio zijn in de toelichting opgenomen. Ook de groepsrisicoverantwoording is in paragraaf 5.3 van deze Toelichting opgenomen.
Water
Het genoemde stuk "Regels voor Ruimte" is in paragraaf 5.6 van deze Toelichting opgenomen als Provinciale Structuurvisie (PSV). Ook is het beleidsplan Milieu en water 2000-2004 (Groen, Water en Milieu 2006-2010) opgenomen in de toelichting. Bij de totstandkoming van dit plan is de waterbeheerder betrokken. In de regels wordt aangegeven wat er minimaal aan waterberging moet worden gerealiseerd.
2. VROM-inspectie
Samenvatting
Op de inhoudelijke aspecten van Tak architecten over cultuurhistorie wordt nergens ingegaan. Ook de afweging die met het oog op het cultuurhistorisch belang een rol hebben gespeeld ontbreken. In de archeologische paragraaf wordt uitgebreid aangegeven wat tot nu toe gedaan is en welke stappen nog gezet zullen worden. Het ontbreekt echter aan de vaststelling van een belangrijk uitgangspunt: "behoud in situ" en daarmee dus ook aan een vertaling daarvan in de voorschriften en op de plankaart. De mogelijk aanwezige archeologische vindplaatsen en ook de huidige cultuurhistorische waarden veel meer in het ontwerp zouden kunnen terugkomen. Overeenkomstig de geldende meet- en rekenvoorschriften in het luchtonderzoek worden aangegeven of ook in 2010 aan de grenswaarden wordt voldaan. Ter vervanging van het Besluit luchtkwaliteit 2005 wordt vervangen door de nieuwe Wet luchtkwaliteiteisen. Het ontbreekt aan inzicht in de luchtkwaliteiteffecten die het extra verkeer op omliggende wegen als gevolg van uw nieuwe plan kunnen veroorzaken en inzicht te geven over de uitkomsten voor rijksweg A4. Bij het vaststellen van het plan moet rekening worden gehouden met de te verwachten ontwikkelingen van het Basisnet. Bij het onderdeel zelfredzaamheid wordt aangegeven dat gebouwen minimaal tweezijdig worden ontsloten. Deze maatregel is niet geborgd in het bestemmingsplan. In het plan ontbreekt inzicht in de verkeersveiligheideffecten en eventueel te treffen maatregelen. De locatie van de aanduiding van de calamiteitenroute op de plankaart geniet niet de voorkeur. In verband met de mogelijke uitbreiding van rijksweg A4 moet er vanuit de westelijke kant van het wegdek een zone van minimaal 7 meter vrij worden gehouden van nieuwe ontwikkelingen.
Gemeentelijke reactie
Cultuurhistorie
Na een bezoek ter plaatse zijn er twee vergaderingen geweest van de geïntegreerde welstands- en monumentencommissie. Tijdens de bijeenkomsten is een verdere uitwerking gepresenteerd van de eerdere in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen aspecten. De uitwerking laat zien dat de karakteristieke delen van het centrale gebouw worden behouden. Wel krijgen de sobere, gesloten gevels meer het open karakter van de voorgevel.
Als ook al door de commissie is verwoord wordt aanbevolen een beeldkwaliteitplan te maken van de locatie. Aan een beeldkwaliteitsplan voor het plangebied wordt gewerkt. De opmerkingen in het rapport van Tak architecten (p4) die de aanwijzing in de weg zouden staan worden niet onderschreven; zo is er hier welzeker sprake van een object met grote architectonische kwaliteit.
Het college van burgemeester en wethouders heeft op 11 januari 2011 het hoofdgebouw aangewezen als beeldbepalend ('karakteristiek'). Zie verder paragraaf 5.11 van deze Toelichting.
Archeologie
De gemeente Vlaardingen streeft naar een juiste balans tussen het provinciaal- en rijksbeleid inzake archeologie en de eigen invulling daarvan via het behoud van representatieve delen van het verleden landschap en de archeologische vindplaatsen die daarin liggen verborgen. Algemeen beleidsuitgangspunt is dat archeologische resten bij voorkeur in de grond (in situ) behouden dienen te worden. Dit is vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie 2009-2013. Grote delen van het plangebied zijn onderzocht en hiervoor zijn in het bestemmingsplan beschermende regels opgenomen. Zie verder paragraaf 5.10 van deze Toelichting.
Luchtkwaliteit
Voor luchtkwaliteit in het algemeen wordt hier kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.4 van deze Toelichting en naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
Luchtkwaliteit Rijkswaterstaat Zuid-West
In de onderzoeken luchtkwaliteit en de verkeeronderzoeken is ook gekeken naar de luchtkwaliteiteffecten als gevolg van de rijksweg A4.
Externe Veiligheid
In het concept basisnet Weg geldt voor de A4 een zone van 30 meter (op basis van een plasbrand scenario) vanaf de rechterrand en de rechterrijstrook (dus niet de vluchtstrook of afrit);
In de wetgeving wordt naar verwachting opgenomen dat gemotiveerd binnen de 30 meter zone gebouwd mag worden. Onderdeel van de motivering zal zijn: de noodzaak, de kwetsbaarheid van de functie, maatregelen zoals een geul of sloot en een brandwerende gevel. In het plan is met deze afstand rekening gehouden met betrekking tot de gebouwen.
Het onderdeel zelfredzaamheid met als aandachtsgebied het tweezijdig ontsluiten van gebouwen zal bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen aan de orde komen en worden getoetst door de Regionale Brandweer (zie verder paragraaf 5.3 van deze Toelichting)
Mobiliteit en infrastructuur
Kortheidshalve wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 3.6 van deze Toelichting en naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
Calamiteitenroute
Na overleg met Rijkswaterstaat is de situering van de calamiteitenroute aangepast en aangegeven op de verbeelding.
Vrijwaringszone langs rijksweg A4
In het plan is rekening gehouden met de vrijwaringszone van 7 meter vanuit de westelijke kant van het wegdek van rijksweg A4..
3. Hoogheemraadschap van Delfland
Samenvatting
De beoogde ligging van twee gebouwen in de beschermingszone van de waterkering, de voorgestelde peilwijziging van het oppervlakte water en de aanleg van de toegangsweg vragen om aanvullend onderzoek. Naast de kernzone moet ook de beschermingszone van de waterkering op de plankaart worden opgenomen. Er moet onderzoek worden gedaan naar de peilverlaging in verband met de zetting van grondlichamen. In het bestemmingsplan wordt niet aangegeven wie het beheer van het oppervlaktewater uitgaat voeren. Het plan leidt tot een toename van de afvoer van vulwater. Deze toename moet passen binnen het Gemeentelijk rioleringsplan en mag niet leiden tot extra overstortingen.
Gemeentelijke reactie
Veiligheid en waterkeringen
Omdat deze zaken eerst bij de nadere planuitwerking vorm en inhoud krijgen, zal overleg worden gepleegd met het team Keurbeheer van het Hoogheemraadschap van Delfland en zal een keurvergunning worden aangevraagd. Deze aanvraag zal o.m. worden onderbouwd met de door Delfland noodzakelijk geachte stabiliteitsberekeningen.
Verbeelding
Op de verbeelding zal naast de kernzone ook de beschermingszone worden opgenomen. Beide zoneringen worden gebaseerd op de herziene legger zoals door de Verenigde Vergadering van het Hoogheemraadschap van Delfland is vastgesteld en per 15 maart 2011 in werking is getreden. Daarin is overigens geen sprake meer van een kern- en een beschermingszone, maar van een dijktafel en, een (grens van een) waterstaatswerk en een medgebruikvrije zone. De dijktafel en de grens van het waterstaatswerk zijn op de verbeelding aangegeven.
Waterkwantiteit
Ten behoeve van de gewenste peilverlaging heeft ingenieursbureau Wareco in opdracht van de gemeente een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van daarvan. Het onderzoeksrapport is op 7 april 2008 in concept voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Delfland. De gemeente heeft daarbij aangegeven de aanbevelingen ten aanzien van drainagevoorzieningen over te nemen.
Op 14 april 2008 is als reactie binnengekomen dat het Hoogheemraadschap van Delfland ervan uitgaat dat in het plangebied voldoende compenserende en/of mitigerende maatregelen zullen worden genomen om de nadelige effecten van de peilverlaging op te heffen. Daartoe dient voor de werkzaamheden aan oppervlaktewater een keuraanvraag te worden ingediend bij het Hoogheemraadschap van Delfland, waarbij de maatregelen uit genoemd onderzoeksrapport leidend zullen zijn.
Onderhoud en baggeren
Ten aanzien van het beheer en onderhoud kan worden gesteld dat in het betreffende gebied geen sprake is van hoofdwatergangen. De inrichting van de waterpartijen en oevers zal in overleg met het Hoogheemraadschap van Delfland plaatsvinden, waarbij rekening wordt gehouden met wederzijdse belangen. Omdat in Vlaardingen in principe nat wordt gebaggerd en geen baggerspecie op de kant mag worden gezet, zullen geen onderhoudsstroken worden aangelegd.
Afvalwater en riolering
Tenslotte wordt vanuit de toekomstige bebouwing alleen huishoudelijk afvalwater afgevoerd. De toename van de hoeveelheid afvalwater past binnen het Gemeentelijk Rioleringsplan en zal niet leiden tot extra overstortingen.
4. Gemeente Schiedam
Samenvatting
RR2020 geeft aan dat in de periode tot 2020 in Vlaardingen op Park Vijfsluizen 50.000 m² bvo aan kantoren mag worden gerealiseerd, onderverdeeld in 25.000 m² bvo in de periode 2011-2015 en 25.000 m² in de periode 2016-2020. Het bestemmingsplan geeft een heel ander beeld, namelijk een totaal programma van 120.000 m² tot 2020. Dit heeft ingrijpende consequenties. De verkeersafwikkeling naar het knooppunt Vijfsluizen moet goed geregeld worden, inclusief de kantoren op Park Vijfsluizen te Vlaardingen. Dit is een punt van zorg, met name de afwikkeling van verkeer bij de op- en afritten van de A4. Het is van belang een structurele oplossing voor de verkeersproblematiek te zoeken en uit te voeren. De milieuaspecten worden in het bestemmingsplan onvoldoende belicht. Dit geldt met name ten aanzien van luchtkwaliteit en externe veiligheid. Er vindt geen vertaling plaats in de bestemmingsplanvoorschriften aangaande duurzaam bouwen en aan klimaatbeleid.
Gemeentelijke reactie
Programma
Kortheidshalve wordt op dit punt verwezen naar de paragraven 2.2 en 2.4 van deze Toelichting en naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
Mobiliteit en infrastructuur
Ook nu wordt voor dit punt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 3.6 van deze Toelichting en naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
Milieu
Voor dit punt wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 5.4 van deze Toelichting en naar de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
5. ProRail
Samenvatting
In het bestemmingsplan staat een parkeervoorziening gepland op deels spoorgronden. Deze gronden maken onlosmakelijk deel uit van de spoorbaan. Of de spoorgronden vallen buiten het plan of deze gronden krijgen de bestemming "spoordoeleinden". In hoofdstuk 5 is geen rekening gehouden met de invloeden van het spoor op het plangebied.
Gemeentelijke reactie
Spoorgronden
In het stedenbouwkundige plan van januari 2011 en in dit bestemmingsplan is alleen sprake van een (nog nader uit te werken) ontwikkeling op gronden die eigendom zijn van hetzij de gemeente Vlaardingen, hetzij OVG Projectontwikkeling. Er is dus geen sprake van enige ontwikkeling op spoorgronden en dus evenmin noodzaak om gronden een bestemming 'spoordoeleinden' te geven.
Onderzoek
In het akoestisch onderzoek van DGMR (zie paragraaf 5.2 van deze Toelichting) is rekening gehouden met het railverkeer. Er is gebruik gemaakt van de intensiteiten van het jaar 2007 welke op afzienbare termijn gaan gelden als geluidproductieplafond. Prorail heeft aangegeven dat voor projecten het jaar 2007 aangehouden kan worden. Op de berekende geluidbelasting wordt vervolgens een toeslag van 1,5dB aangehouden om rekening te houden met de ruimte binnen het productieplafond.
6. VAC Wonen
Samenvatting
Wordt er door de bouw van dit nieuwe kantorenpark niet nog meer leegstand gecreëerd. Voor de langzame verkeersdeelnemers adviseren wij ongelijkvloerse kruisingen. Aandacht besteden aan de vluchtroutes Voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het van belang een royaal groene parkachtige inrichting in het bestemmingsplan op te nemen.
Gemeentelijke reactie
Leegstand
Uit het door STEC en Royal Haskoning in opdracht van de Stadsregio Rotterdam uitgevoerde onderzoek blijkt dat de ontwikkeling van Park Vijfsluizen - mede in re latie tot de ontwikkeling van Schieveste in Schiedam -bijdraagt aan een realistisch en uitvoerbaar economisch klimaat in het westelijke deel van de regio. Zie verder paragraven 2.2 en 2.4 van deze Toelichting en de gemeentelijke reactie op de reactie van de provincie Zuid-Holland.
Ongelijkvloerse kruisingen
Bij de uitwerking van het plan is langzaam verkeer zeker niet uit het oog verloren. Daarbij is ten doel gesteld om zo min mogelijk conflicten te creëren tussen het langzaam en snelverkeer. Door de realisatie van een viaduct wordt het kruispunt Mr. L.A. Kesperweg - Schiedamsedijk anders ingericht. Hierdoor hoeft het langzaam verkeer tussen Schiedam en Vlaardingen slechts een kruispunt over te steken.
De toekomstige langzaam verkeersaansluiting tussen het station Vlaardingen-oost en metrohalte Vijfsluizen roept vragen bij u op. Deze verbinding zal conform de stedenbouwkundige schets globaal op dezelfde locatie gehandhaafd blijven, parallel lopend met de busbaan. De veiligheid op deze route zal daarbij vergroten door het wegvallen van het kruispunt Mr. L.A. Kesperweg - Schiedamsedijk als gevolg van de aanleg van het nieuwe viaduct en de nieuwe aansluiting van de Mr. L.A. Kesperweg op de Schiedamsedijk in westelijke richting. Deze aanleg zal ook positieve gevolgen hebben voor de doorstroming van het busverkeer op de busbaan tussen beide openbaar vervoerknooppunten. Zie verder paragraaf 3.6 van deze Toelichting.
Parkeren
De constatering dat 1.000 parkeerplaatsen op Park Vijfsluizen gelabeld zijn als P+R plaats is onjuist. In het vigerende Regionaal Verkeers- en vervoersplan 2003-2020 en de daarbij behorende regionale uitvoeringsagenda 2007-2011 wordt de opgave van 1.000 P+R parkeerplaatsen in de plankaart consequent geprojecteerd op het grondgebied van de gemeente Schiedam, verder wordt bij de taakstelling van 1.000 P+R parkeerplaatsen specifiek verwezen naar de locatie Vijfsluizen in Schiedam.
Om continu in te kunnen spelen op actuele inzichten op het gebied van parkeer- en locatiebeleid worden geen concrete parkeernormen meer opgenomen in het bestemmingsplan, maar wordt in plaats hiervan verwezen naar het vigerende parkeerbeleid. In paragraaf 3.7 van deze Toelichting is deze verwijzing opgenomen en ook opgenomen in de regels. Van deze normen kan worden afgeweken na het afsluiten van een zogenoemd openbaar vervoer arrangement. Het college van burgemeester en wethouders dient hiervoor eerst goedkeuring te verlenen.
Groene inrichting
Het deel van het huidige park blijft behouden, maar ook bij de realisatie van de gebouwen wordt rekening gehouden met een groene uitstraling. In alle bestemmingsomschrijvingen van het bestemmingsplan wordt dit mogelijk gemaakt
7. Evides
Samenvatting
In het plangebied is een leiding van Evides aanwezig. Conform het beleid van Evides dienen leidingen in gronden, die in eigendom zijn bij particulieren, te worden verlegd naar openbare grond.
Gemeentelijke reactie
Waterleiding
Er is continu overleg tussen alle betrokken partijen (Evides, gemeente Vlaardingen en OVG Projectontwikkeling) om dit goed te regelen.
Bijlage 1 Parkeernota Vlaardingen
Bijlage 1 Parkeernota Vlaardingen
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Park Vijfsluizen, Group A, Januari 2011
Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan Park Vijfsluizen, Group A, januari 2011
Bijlage 2 Verkeer En Park Vijfsluizen (Ovg058/bsm/0154), Goudappel Coffeng, 6 Juni 2011
Bijlage 2 Verkeer en Park Vijfsluizen (OVG058/Bsm/0154), Goudappel Coffeng, 6 juni 2011
Bijlage 3 Verkeer Vijfsluizen_vdg035_2 April 2012.pdf
Bijlage 3 Verkeer Vijfsluizen_VDG035_2 april 2012.pdf
Bijlage 4 Verkeer Aanvullend Onderzoek_ 19 April 2012
Bijlage 4 Verkeer aanvullend onderzoek_ 19 april 2012
Bijlage 5 Milieuaspectenonderzoek Vijfsluizen: Geur, Geluid, Externe Veiligheid En Luchtkwaliteit, Dgmr, 21 Augustus 2007
Bijlage 6 Onderzoek Geur (M.2007.1006.13.n001), Dgmr,17 Juni 2011
Bijlage 6 Onderzoek geur (M.2007.1006.13.N001), DGMR,17 juni 2011
Bijlage 7 Ontwerpbestemmingsplan Vijfsluizen: Akoestisch Onderzoek(m.2007.1006.11.r001), Dgmr, 16 Juni 2011
Bijlage 8 Risico-inventarisatie En -Analyse Externe Veiligheid' (M.2007.1006.12.r001), Dgmr, 21 Augustus 2011
Bijlage 9 Onderzoek Lucht (M.2007.1006.10n001), Dgmr, 16 Juni 2011
Bijlage 9 Onderzoek Lucht (M.2007.1006.10N001), DGMR, 16 juni 2011
Bijlage 10 Indicatief Bodemonderzoek In Verband Met De Voorgenomen Herinrichting Van Het "De Vijfsluizen" Aan De Mr. L.a. Kesperweg 45 Te Vlaardingen
Bijlage 11 Verkennend Waterbodemonderzoek Vijfsluizen Vlaardingen, Vink Milieutechnisch Adviesbureau B.v., 28 Maart 2008
Bijlage 12 Grondonderzoek T.b.v. Vijfsluizen Te Vlaardingen, Mos Grondmechanica Te Rhoon, 4 Mei 2010
Bijlage 12 Grondonderzoek t.b.v. Vijfsluizen te Vlaardingen, Mos Grondmechanica te Rhoon, 4 mei 2010
Bijlage 13 Natuurtoets Herontwikkeling Vijfsluizen Vlaardingen, Ecogroen, 20 Augustus 2007
Bijlage 13 Natuurtoets herontwikkeling Vijfsluizen Vlaardingen, Ecogroen, 20 augustus 2007
Bijlage 14 Oplegnotitie Ecologische Scan (211185/aqt301aff/tg) Vijfsluizen, Aqua Terra Nova, Datum 2011
Bijlage 15 Inventarisatie Bomenbestand Vijfsluizen, Loo Plan, Voor Bos, Natuur En Landschap, 9 Augustus 2007
Bijlage 16 Archeologisch Vooronderzoek, Raap, Juni 2009
Bijlage 16 Archeologisch vooronderzoek, RAAP, juni 2009
Bijlage 17 Dpo Retailprogramma 'Park Vijfsluizen' (Ovg057/hft/0151), Goudappel Coffeng, 11 April 2012
Bijlage 18 Besluit Met Betrekking Tot Mer-beoordeling, Burgemeester En Wethouders Vanvlaardingen, 8 Oktober 2007
Bijlage 19 Probleeminventarisatie En -Analyse Vijfsluizen Vlaardingen, Reaseuro B.v.,5 Maart 2009
Bijlage 19 Probleeminventarisatie en -analyse Vijfsluizen Vlaardingen, REASeuro B.V.,5 maart 2009
Bijlage 20 Mr. La Kesperweg Verkennend En Nader Bodemonderzoek
Bijlage 20 Mr. LA Kesperweg verkennend en nader bodemonderzoek
Bijlage 21 Verkennend Bodemonderzoek Nabij Schiedamsedijk, Vlaardingen
Bijlage 21 Verkennend bodemonderzoek nabij Schiedamsedijk, Vlaardingen