KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Verkeer
Artikel 3 Leiding - Gas 4
Artikel 4 Leiding - Olie
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
Artikel 9 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie
2.1 Inleiding
2.2 Bestaande Situatie Plangebied
2.3 Toekomstige Situatie
2.4 Toetsing Aan Wijzigingsregels
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Besluit Milieueffectrapportage
4.3 Verkeer
4.4 Milieuzonering Bedrijvigheid
4.5 Geluid
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Bodemkwaliteit
4.10 Water
4.11 Ecologie
4.12 Archeologie
4.13 Trillingshinder
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Verbeelding En Regels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Ontwerptekeningen
Bijlage 2 Bodemonderzoek- Hoofdrapport
Bijlage 3 Bodemonderzoek - Bijlage Verkennend Onderzoek Deellocaties A - E
Bijlage 4 Bodemonderzoek - Bijlage Nader Onderzoek Deellocaties A - E
Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 6 Notitie Verkeersafwikkeling
Bijlage 7 Vormvrije Mer-beoordeling
Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit
Bijlage 9 Trillingsonderzoek 0 - Trawlerweg
Bijlage 10 Trillingsonderzoek 1 Trawlerweg
Bijlage 11 Trillingsonderzoek 2 Vikingbank
Bijlage 12 Nota Van Zienswijzen

Scheurstrookweg

Wijzigingsplan - Gemeente Vlaardingen

Vastgesteld op 18-12-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan 'Scheurstrookweg' van de gemeente Vlaardingen.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030 met de bijbehorende regels.

1.3 bestemmingsplan 'Maasoeverzone'

het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0208bpMaas2009-0130 van de gemeente Vlaardingen.

1.4 bestemmingsplan 'Maasoeverzone ,1e herziening'

het bestemmingsplan 'Maasoeverzone ,1e herziening' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0622.0238ph01Maas2009-0140 van de gemeente Vlaardingen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Verkeer

De regels van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 3 Leiding - Gas 4

De regels van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4 Leiding - Olie

De regels van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

De regels van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

De regels van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het wijzigingsplan Scheurstrookweg'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente Vlaardingen is voornemens om de bestemming 'Groen' van de gronden van de zogenaamde Scheurstrook (kadastrale gemeente Vlaardingen, sectie D, perceelsnummer 8205) te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'.

Met het wijzigen van de bestemming wordt het mogelijk hier een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen voor de bedrijfsgronden direct ten oosten van het plangebied. In de toekomst kunnen tevens de bedrijven aan de westzijde van het plangebied gebruik maken van de nieuwe ontsluitingsweg.

Deze bestemmingswijziging is mogelijk op basis van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.3.2 van het vigerende bestemmingsplan 'Maasoeverzone'.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van het wijzigingsplan is gelegen ten zuiden van de Maassluissedijk te Vlaardingen. De Scheurstrook ligt tussen twee buitendijks gelegen bedrijventerrein ('t Scheur en Zevenmanshaven). De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0001.jpg"

Figuur 1.1 Locatie plangebied binnen rode contour

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' (vastgesteld 20 december 2011). De 1e herziening van dit bestemmingsplan is vastgesteld op 6 juni 2013. De herziening heeft geen gevolgen voor de gronden en regels waarop de onderhavige wijziging van toepassing is.

In het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn de gronden van het wijzigingsplan bestemd als 'Groen'. De gronden zijn bedoeld voor enkele structurele groenstroken. Ook zijn onderhoudswegen toegestaan.

Voor de gronden gelden tevens (deels) de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas 4', 'Leiding - Olie', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie', 'overige zone - gezoneerd industrieterrein', 'wetgevingszone - wijzigingszone - 1', 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 2' en 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 4'.

Voor de gronden met de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied - 4' bevat artikel 4.3.2 een wijzigingsbevoegdheid om de bestemming te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'.

In figuur 1.2 is een uitsnede opgenomen van het bestemmingplan 'Maasoeverzone' ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Maasoeverzone'. Plangebied binnen gele contour

1.4 Planvorm

Het wijzigingsplan Scheurstrookweg Vlaardingen is een plan dat de ontwikkeling zoals uiteengezet in hoofdstuk 2 juridisch-planologisch mogelijk maakt. Daarbij wordt getoetst aan de voorwaarden verbonden aan de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.3.2 van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone'.

1.5 Planproces

Voordat het wijzigingsplan rechtskracht verkrijgt, dient de procedure te worden doorlopen, zoals deze is neergelegd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na vrijgave van het ontwerpwijzigingsplan vindt afstemming in het kader van het wettelijk vooroverleg plaats. Ook is het mogelijk een zienswijze op het ontwerpwijzigingsplan in te dienen. Na deze fase wordt het wijzigingsplan vastgesteld door het college van B&W van de gemeente Vlaardingen.

1.6 Leeswijzer

Het wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en regels. De plantoelichting bevat achtereenvolgens de volgende hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 2 geeft een weergave van de huidige en toekomstige situatie;
  • Hoofdstuk 3 vat de relevante beleidsstukken samen;
  • Hoofdstuk 4 toont de uitgevoerde onderzoeken op gebied van milieu, verkeer, bodem, archeologie, ecologie, etc.;
  • Hoofdstuk 5 geeft uitleg bij de regels die bij dit plan behoren;
  • Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Tot slot bevat de toelichting een aantal bijlagen.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van de bestaande en toekomstige situatie van het plangebied. In paragraaf 2.4 wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingsregels.

2.2 Bestaande Situatie Plangebied

In de huidige situatie bestaat het plangebied uit natuurlijk grasland, ingesloten aan zowel de west als oostzijde voor bedrijventerrein. Zie figuur 2.1 en 2.1 voor een impressie van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0003.jpg"

Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied (bron: Arcview)

Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Nieuwe Maas, onderdeel van het Rotterdams havengebied. De noordzijde wordt begrensd door de primaire waterkering en Maassluissedijk. Zoals te zien in figuur 2.2 is een hekwerk aanwezig om onbevoegden uit het gebied te weren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0004.jpg"

Figuur 2.2 Vogelvlucht foto (bron: Bingmaps) en streetview foto (bron: Google earth)

De gronden aan de oostzijde van de Scheurstrook zijn in eigendom bij de initiatiefnemer/ontwikkelaar. De firma Beelen is huurder van het noordelijke deel van deze gronden. De initiatiefnemers (Firma Beelen David Hart Vastgoed /DHG) zijn voornemens de onbebouwde gronden aan de zuidoostzijde van het plangebied te ontwikkelen ten behoeve van industrie en watergebonden bedrijvigheid. Ook de gronden ten westen van de Scheurstrook worden in de nabije toekomst (her)ontwikkeld.

2.3 Toekomstige Situatie

Zoals kort aangehaald in paragraaf 2.2 is de eigenaar van de gronden ten oosten van de Scheurstrook voornemens om hier nieuwe bedrijvigheid te realiseren. De huidige ontsluiting van deze gronden gaat over het bedrijfsperceel van de firma Beelen (huurder van de naastgelegen gronden en het te ontwikkelen bedrijfsterrein). In verband met veiligheidsaspecten en bedrijfsefficiëntie is deze ontsluiting onwenselijk voor de nieuwe bedrijvigheid.

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' is reeds rekening gehouden met een mogelijk herontwikkeling van de diverse bedrijventerreinen aan zowel de oost als westzide van de Scheurstrook en is reeds voorzien in de aanleg van een nieuwe ontsluitingsstructuur voor bedrijventerrein 't Scheur. De Scheurstrook is aangewezen als locatie voor een nieuwe ontsluitingsweg. Hiervoor is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

Nieuwe aansluiting

Voor de ontsluiting van de nieuwe bedrijvigheid zal de Trawlerweg worden verlengd tot de aansluiting met de nieuwe Scheurstrookweg. In bijlage 1 is de concept ontwerptekening opgenomen van de nieuwe weg. Over het gehele tracé van de nieuwe weg wordt een wegprofiel van minimaal 7,5 breed meter aangelegd. Zwaar vervoer kan elkaar hier zonder hinder passeren. De weg krijgt in totaal 3 aftakkingen naar de oostelijk gelegen bedrijven, waarvan 2 richting firma Beelen en eindigt bij het nieuwe bedrijf gelegen aan de oever van de Nieuwe Maas. Ten behoeve van de afwatering van hemelwater vindt vrije afstroom plaats naar de berm. Nabij de aansluiting met de Trawlerweg zijn kolken voorzien, welke aansluiten op het bestaande gemeentelijk rioleringsstelsel. Een aansluiting voor vuilwater is niet aan de orde. De ontwikkeling en aanleg vindt plaats in opdracht van de initiatiefnemers. Na realisatie worden de gronden overgedragen aan de gemeente.

2.4 Toetsing Aan Wijzigingsregels

In artikel 4.3.2 van het vigerende bestemmingplan 'Maasoeverzone' zijn de wijzigingsregels ten behoeve van de bestemmingswijziging naar Verkeer' voor de aanleg van een ontsluitingsweg geregeld. Hierna wordt getoetst aan deze regels. De conclusie is dat wordt voldaan aan de wijzigingsregels.

4.3 Wijzigingsbevoegdheid

4.3.2 Wijzigingsbevoegdheid ontsluitingsweg

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied-4' de bestemming 'Groen' wijzigen in 'Verkeer', met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de economische uitvoerbaarheid van een nieuwe ontsluitingsweg dient te zijn aangetoond;
  2. b. in het wijzigingsplan wordt – voor zover van toepassing – de dubbelbestemming 'Leiding - Gas - 4' en/of 'Leiding - Olie' opgenomen of in de toelichting op het wijzigingsplan wordt aangegeven hoe rekening is gehouden met de belangen van de leiding(en);
  3. c. na planwijziging is het bepaalde in artikel 5 van toepassing.

Toetsing aan de wijzigingsregels

Hieronder wordt puntsgewijs getoetst aan de voorwaarden:

  1. a. Het project wordt op initiatief van de eigenaar van de gronden direct ten oosten van de Scheurstrook gerealiseerd. De kosten in verband met de procedure van het wijzigingsplan en de aanvraag omgevingsvergunning zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemers. Het project wordt gefinancierd uit middelen van de initiatiefnemers. Tussen initiatiefnemers en gemeente Vlaardingen is een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee de financiële uitvoerbaarheid van het voornemen wordt geborgd.
  2. b. Ten behoeve van het wijzigingsplan wordt een nieuwe verbeelding opgesteld voor de gronden van de ontsluitingsweg. Het plangebied wordt hierbij gelijkgesteld aan de grenzen van de wijzigingsbevoegdheid, zoals weergegeven met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied wro-zone - wijzigingsgebied - 4' van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone'. Aangezien de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas - 4' en 'Leiding - Olie' nog steeds betrekking hebben op aanwezige leidingen worden de beide dubbelbestemmingen opgenomen op de nieuwe verbeelding.
  3. c. Voor het gehele plangebied wordt de bestemming 'Verkeer', conform artikel 5 van het vigerende bestemmingsplan 'Maasoeverzone', opgenomen. De regels van het vigerende bestemmingsplan zijn van toepassing.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden die gekoppeld zijn aan het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 4.3.2 van het bestemmingsplan 'Maasoeverzone'.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk is uiteengezet of de transformatie past binnen het geldende ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit. In dit beleidsdocument staat beschreven in welke grote infrastructurele projecten het kabinet tot en met 2040 wil gaan investeren. Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. De ambities die tot 2028 zijn geformuleerd luiden als volgt:

  1. a. het vergroten van de concurrentiepositie door de ruimtelijk- economische structuur te versterken;
  2. b. het verbeteren van de bereikbaarheid;
  3. c. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving, met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Toetsing

Het voornemen betreft de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg in het buitendijks gebied van de Nieuwe Maas. De gronden maken indirect onderdeel uit van de aansluitende bedrijventerreinen. Bij het opstellen van het moederplan is reeds rekening gehouden met de beoogde ontwikkeling.

Het Rijksbeleid, vastgelegd in het SVIR en Bro, richt zich op een dusdanig schaalniveau en abstractie dat hieruit geen concrete beleidskaders voortkomen voor de betreffende ontwikkeling. Het SvIR en Bro staan de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de ecologische hoofdstructuur.

Toetsing

In het Barro is het plangebied aangewezen als onderdeel van het rivierbed. Het rivierbed is het gebied dat begrensd is overeenkomstig artikel 3.1, tweede lid, van de Waterwet. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden getoetst aan artikel 2.4.3 van het Barro.

Artikel 2.4.3 (rivierbed)

Een bestemmingsplan wijst ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan alleen nieuwe bestemmingen in een rivierbed aan in het geval er sprake is van:

  1. 1. een zodanige situering van de bestemming dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktewaterlichaam gewaarborgd blijft;
    1. a. geen feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
    2. b. een zodanige situering van de bestemming dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is, en
    3. c. een zodanige situering van de bestemming dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechtert.
  2. 2. Bij toepassing van het eerste lid worden resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen gecompenseerd.
  3. 3. In een bestemmingsplan wordt vastgelegd hoe de effecten op de waterstand en de afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd.

Toetsing aan artikel 2.4.3

  1. 1. Het voornemen betreft de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg in het buitendijks gebied van de Nieuwe Maas. De locatie van de beoogde weg ligt dwars op het stroombed van de rivier en wordt ingesloten door twee delen van één bedrijventerrein. Bij de aanleg wordt het maaiveld beperkt opgehoogd. Deze ophoging heeft als gevolg van de ligging geen gevolgen voor het veilig en doelmatig gebruik van de waterweg. De ophoging heeft geen waterstandsverhoging tot gevolg. Bij de aanleg wordt gebruik gemaakt van duurzame verantwoorde materialen. Afwatering gebeurt via vrije afstroom naar de berm. Tijdens de aanleg is wel een HWA leiding voorzien, welke pas wordt aangesloten bij ontwikkeling van de westelijk gelegen gronden. De ontwikkeling heeft dan ook geen nadelige ecologische effecten op de toestand van het oppervlaktewaterlichaam. Zie ook paragraaf 4.11 ten aanzien van de overige ecologische aspecten van het voornemen.
  2. 2. Het voornemen heeft zoals staat beschreven onder 1 geen negatieve effecten op de waterstand en het waterbergend vermogen van het rivierbed.
  3. 3. Niet van toepassing.

Conclusie

Het voornemen is realiseerbaar en passend binnen de kaders van het Barro.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Visie Ruimte en Mobiliteit (2014, actualisatie 2016)

De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is:

  • Ruimte bieden aan ontwikkelingen.
  • Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit.
  • Allianties aangaan met maatschappelijke partners.
  • Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen.

Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit.

4 rode draden

  1. 1. beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  2. 2. vergroten van de agglomeratiekracht;
  3. 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

1. Beter benutten en opwaarderen
De provincie vangt de groei van de bevolking, de mobiliteit en de economische activiteit vooral op in de bestaande netwerken en bebouwde gebieden. Beter benutten en opwaarderen leidt tot een intensiever, compact ruimtegebruik.

2. Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht)
Meer concentratie en specialisatie van locaties die onderling goed verbonden zijn, leidt tot de versterking van de kennis- en bedrijvencentra op het Europese en wereldtoneel. De provincie wijst in de VRM de concentratielocaties met goede ontsluiting aan. Daarnaast werkt de provincie aan een goede aantakking van de Zuid-Hollandse economie op het nationale, Europese en wereldwijde netwerken van goederen- en personenvervoer.

Detailhandel is een belangrijke drager voor levendige centra. De VRM concentreert winkels zoveel mogelijk in bestaande winkelgebieden om leegstand in de binnenstad te voorkomen.

3. Versterken ruimtelijke kwaliteit
Het provinciale landschap valt onder te verdelen in drie typen, gekenmerkt door veenweiden, rivieren en kust. Het verstedelijkingspatroon, de natuurwaarden en het agrarisch gebruik sluiten daarop aan. De provincie stelt de versterking van de kwaliteiten van gebieden centraal in het provinciaal beleid. Per nieuwe ontwikkeling zal voortaan eerst worden bekeken of het nodig is om het buiten bestaand stads – en dorpsgebied te realiseren.

De voorwaarde hierbij is dat de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Bij ruimtelijke kwaliteit gaat het om een integrale benadering waarbij de samenhang tussen bruikbaarheid, duurzaamheid én belevingswaarde in acht wordt genomen.

4. Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
In de VRM zet de provincie in op de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving. Door ruimtelijke reserveringen te maken voor de benodigde netwerken en via haar vergunningen- en concessiebeleid, draagt de provincie hieraan bij.

Bestaand stad- en dorpsgebied

De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder 'bebouwde ruimte' wordt het stelsel verstaan van de systemen stedelijke agglomeratie, dorpen en linten en logistiek-industrieel systeem, inclusief de bijbehorende infrastructuur. Het bedrijventerrein Het Scheur maakt onderdeel uit van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD) van de gemeente Vlaardingen. Voor het BSD streeft de provincie naar het optimaal benutten van de ruimte en het verbeteren bestaande netwerken en bereikbaarheid van gebieden.

Toetsing

Het voornemen betreft de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg in het buitendijks gebied van de Nieuwe Maas. De gronden maken indirect onderdeel uit van de aansluitende bedrijventerreinen. Bij het opstellen van het moederplan is reeds rekening gehouden met de beoogde ontwikkeling.

Met het effectueren van de wijzigingsbevoegdheid wordt aangesloten bij de uitgangspunten en uitwerkingen van de Visie Ruimte en Mobiliteit. De aanleg van de weg draag bij aan de verdere ontwikkeling van de bedrijventerreinen en het havenindustrieel complex van Mainport Rotterdam. Door de nieuwe weg worden de aanliggende bedrijven beter ontsloten, waardoor ze zich verder kunnen ontwikkelen. Het wijzigingen van de bestemming sluit dan ook aan bij de provinciale visie voor het gebied.

3.3.2 Verordening ruimte 2014 (actualisering 2016)

In samenhang met de structuurvisie is de Verordening ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Toetsing

Ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling stelt de Verordening ruimte geen voorwaarden.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Stadsvisie 'Koers op 2020' (2000)

In de Stadsvisie zijn diverse ambities naar voren gekomen waarvan de voor dit bestemmingsplan meest relevante hieronder zijn aangegeven:

  • het meer aanbrengen van fysieke samenhang binnen het centrum en het versterken van de verbinding tussen het winkelcentrum en het cultureel-historische centrum;
  • het streven naar gedifferentieerde woon- en werkmilieus in de Vlaardingse wijken;
  • het vergroten van het aanbod kwalitatief goede woningen in de (middel)hoogbouw;
  • het zoveel mogelijk aansturen op behoud van bestaande schone bedrijvigheid en werkgelegenheid, maar niet per definitie op de huidige locaties;
  • het binnen bepaalde randvoorwaarden aantrekken van nieuwe bedrijvigheid met name in de dienstverlening en recreatie;
  • het verbeteren van de ontsluiting van de industriezone en de relatie met het woongebied.

In de Stadsvisie is de herstructurering van de Rivierzone aangegeven als één van de gemeentelijke prioriteiten. Doelstelling is om verouderde, overlastgevende industrieën geleidelijk te vervangen door economische activiteiten in de sectoren dienstverlening/recreatie. De Rivierzone heeft de potentie om 'de moderne kamer van het Vlaardingse hart' te worden.

Toetsing

Met de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg wordt bijgedragen aan de herontwikkeling van de verouderde industrieterreinen.

3.4.2 Ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 (2003)

De ruimtelijke structuurschets Vlaardingen 2020 is de ruimtelijke uitwerking van de Stadsvisie 'Koers op 2020'. In het rapport zijn zeven doelstellingen aangegeven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling voor de drie noemers: ongedeelde stad, vitale stad en duurzame stad:

  • versterken van de stedelijke groenstructuur;
  • herwaarderen van de cultuurhistorie;
  • vergroten van de differentiatie tussen woonmilieus;
  • spreiden van zorgvoorzieningen;
  • versterken van de stadsranden en de Broekpolder;
  • anticiperen op ontwikkeling van de hoofdinfrastructuur;
  • vergroten van de werkgelegenheid.

Toetsing

Met de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg wordt bijgedragen aan de versterking van de infrastructuur en economie van de stad.

3.4.3 Structuurplan Rivierzone (2004)

Op 28 januari 2004 is het Structuurplan Rivierzone vastgesteld met de daarbij behorende Integrale Milieunota. Dit Structuurplan biedt het formele beleidskader voor de revitalisering en herontwikkeling van de Rivierzone. Belangrijk onderdeel van deze ontwikkeling vindt plaats in het Stad & Milieugebied: hier moet de stad Vlaardingen opnieuw een verbinding krijgen met de rivier. In dit gebied vindt daarom een transformatie plaats van bestaand bedrijvengebied tot hoogwaardig woon-, werk- en verblijfsgebied. Hiertoe zullen enkele gevestigde (en milieubelastende) bedrijven worden verplaatst. Delen van de Maasoeverzone zijn aangewezen voor herontwikkeling.

Toetsing

Het gebied direct ten oosten van het plangebied is in het Structuurplan aangewezen voor herontwikkeling van industrie en watergebonden bedrijvigheid. Ten behoeve van de optimale ontwikkeling van deze gronden dient te worden voorzien in een goede ontsluiting. Bij het opstellen van het vigerend bestemmingsplan is reeds rekening gehouden met de (her)ontwikkeling van deze gronden door het opnemen van de wijzigingsbevoegdheid waar in deze procedure gebruik van wordt gemaakt. De aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg levert dan ook een directe bijdrage aan de (her)ontwikkeling tot industrie en watergebonden bedrijvigheid van het gebied aan de Zevenmanshaven. Door het plan wordt dan ook aangesloten bij het Structuurplan Rivierzone.

3.4.4 Actieplan Economie (2013)

Het plan streeft naar een betere balans tussen wonen, werken en recreëren. Om dat te bereiken is een groot aantal maatregelen beschreven om de economie in Vlaardingen te stimuleren. De doorgaande (her)ontwikkeling van bedrijventerreinen is een van de aandachtspunten van het actieplan.

Toetsing

Met de ontwikkeling van de nieuwe ontsluitingsweg wordt een bijdrage geleverd aan de herontwikkeling van het bedrijventerreinen direct ten oosten en de toekomstige ontwikkeling van de gronden te westen van het plangebied.

3.4.5 Beleidsnota Archeologie 2009 - 2013

In 2009 is de archeologische beleidsnota 'Blik op de toekomst, oog voor het verleden. Een nieuw archeologisch beleid' vastgesteld. Bescherming van (verwachte) archeologische monumenten, bij voorkeur in-situ, is uitgangspunt van beleid.

Toetsing

Het aspect archeologie is getoetst in paragraaf 4.12.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening en op basis van jurisprudentie dient de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk project te worden aangetoond en dient te worden onderbouwd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In dit hoofdstuk zijn de milieutechnische aspecten beschreven en getoetst die voor dit wijzigingsplan relevant zijn.

4.2 Besluit Milieueffectrapportage

Toetsingskader

Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het kader van de aanpassing Besluit m.e.r. van 7 juli 2017, is een vormvrije mer-beoordeling opgesteld (zie bijlage 7). De activiteit is immers wél genoemd in de D-lijst van het Besluit MER waardoor de vormvrije mer-beoordeling dient plaats te vinden. Zie tabel 4.1.

Tabel 4.1 Uitsnede uit bijlage D van het Besluit m.e.r.

Nr. Activiteit Mer-beoordelings-
plichtig
Plannen Besluiten
D 1.2 De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een, autosnelweg of autoweg.

In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer. Het plan, bedoeld in de artikelen 5 en 8 j° 9, tweede lid, van de Planwet verkeer en vervoer, de structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1 en 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening en het plan, bedoeld in de artikelen 3.1, eerste lid, 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van die wet. De vaststelling van het tracé op grond van de Tracéwet door de Minister van Infrastructuur en Milieu, dan wel het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
D 11.3 De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer. De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet. De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.

Op 30 oktober 2018 is bij besluit van de Burgemeester en wethouders van Vlaardingen vastgesteld dat geen MER nodig is, zie bijlage 8.Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

4.3 Verkeer

Het voornemen voorziet in de ontwikkeling en realisatie van een nieuwe ontsluitingsweg van een bestaand bedrijventerrein. Dit bestaande terrein zal worden herontwikkeld en heringericht met nieuwe bedrijven. Reeds bij het opstellen en vaststellen van het vigerende bestemmingsplan 'Maasoeverzone' is met vooruitziende blik een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de nieuwe weg planologisch mogelijk te maken.

De realisatie van de Zevenmanshaven-West leidt op zichzelf niet tot het genereren van verkeer, maar faciliteert wel de ontsluiting van bestaande en nog te vestigen bedrijven in het gebied rond de Zevenmanshaven-West. De weg wordt aangesloten op de Trawlerweg, waardoor het verkeer via de Trawlerweg en de Haringbuisweg kan afwikkelen naar de Maassluissedijk. Dit leidt tot extra verkeer op de Trawlerweg. Gelet op bovenstaande kan dit verkeer over de bestaande wegenstructuur afwikkelen. Bovendien is de Trawlerweg verbreed, waardoor meer ruimte ontstaat voor parkeren en tweerichtingsverkeer voor (vracht)verkeer.

In bijlage 6, notitie verkeersafwikking wordt nader ingegaan op bovenstaande conclusie.

Het voornemen heeft geen gevolgen ten aanzien van het aspect parkeren.

4.4 Milieuzonering Bedrijvigheid

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de bestemmingswijziging van 'Groen' naar 'Verkeer'. Met het wijzigen van de bestemming wordt het mogelijk hier een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen voor de bedrijfsgronden direct ten oosten en ten westen van het plangebied. Een weg wordt niet genoemd in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. De relevante milieuhinderaspecten worden in aparte paragrafen behandeld.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering is niet van belang voor de beoogde bestemmingswijziging.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Volgens de Wet geluidhinder (Wgh) dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. De bedoelde inrichtingen - vroeger ook wel 'A-inrichtingen' genoemd - zijn nader genoemd in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai en de optredende geluidbelasting binnen de zone.

Ten aanzien van wegverkeerslawaai is in de Wgh aangegeven dat langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - zich op grond van de Wgh geluidszones bevinden waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Onderzoek

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van Klein Vettenoord en Vulcaanhaven. Binnen de geluidzone mogen wettelijk nieuwe geluidsgevoelige functies alleen onder voorwaarden gerealiseerd worden. Een ontsluitingsweg is geen geluidsgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Het aspect industrielawaai vormt dan ook geen belemmering.

In de nabijheid van de nieuw aan te leggen weg liggen geen bestaande geluidsgevoelige functies waarvoor bij aanleg van de weg een onderzoeksplicht is naar mogelijke uitsralingseffecten. Zodoende vormt wegverkeerslawaai geen belemmering.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door titel 5.2 van de Wet milieubeheer, ook wel Wet luchtkwaliteit (Wlk) genoemd. De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang.

Besluit Niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)

In dit NIBM en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorie betreft woningbouw- en kantoorlocaties onder bepaalde voorwaarden.

Onderzoek

Het voornemen betreft de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg voor een bestaand bedrijventerrein. Hierdoor is geen sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen en toename uitstoot schadelijke gassen. De aanleg van de weg heeft geen relevante effecten ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2016 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Marathonweg. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden liggen. Met het gewijzigd ontsluiten van het bestaande bedrijventerrein worden de grenswaarden niet overschreden.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling betreft de bestemmingswijziging van 'Groen' naar 'Verkeer' met als doel de realisatie van een ontsluitingsweg. Een weg is geen (beperkt) kwetsbaar object zoals dat is aangegeven in artikel 1 lid b en l van het Bevt en het Bevi. Er hoeft daarom geen toetsing plaats te vinden van de invloed van andere risicobronnen in de omgeving op de weg.

4.8 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.

Onderzoek

Aan de oostzijde van het plangebied is een hogedruk aardgasleiding van de Gasunie en een DPO leiding gelegen. De gasleiding is voor een klein deel binnen het plangebied gelegen. De gasleiding heeft een belemmeringenstrook van 5 meter en de DPO leiding heeft een belemmeringenstrook van 4 meter. De belemmeringenstroken liggen gedeeltelijk binnen het plangebied. De belemmeringenstrook is vastgelegd in het privaatrecht en gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant. Deze strook wordt ook wel zakelijk rechtstrook genoemd. In deze strook mag enkel bebouwing ten behoeve van de leiding worden gerealiseerd. Daarnaast mogen zonder aanlegvergunning geen grondroerende activiteiten plaatsvinden. Bij realisatie van de ontsluitingsweg dient daarom een aanlegvergunning aangevraagd te worden. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn verder geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de wijziging van de bestemming niet in de weg. Bij aanleg van de ontsluitingsweg dienen meerdere aanlegvergunningen aangevraagd te worden.

4.9 Bodemkwaliteit

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Onderzoek

Ter plaatse van het plangebied zijn vanaf 2006 diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Naast verkennende bodemonderzoeken (bijlage 3) zijn ook nadere/aanvullende bodemonderzoeken uitgevoerd (bijlage 4). Uit de bodemonderzoeken uit 2006 t/m 2009 blijkt dat zowel de boven- als ondergrond sterk verontreinigd is met zware metalen, PAK en OCB. In het grondwater zijn sterk verhoogde gehalten aan OCB en arseen gemeten. Tevens zijn diverse lichte verhogingen aangetoond.

In 2008 heeft Geofox-Lexmond een raamsaneringsplan ingediend. De provincie concludeerde dat sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Een spoedige sanering is niet noodzakelijk. Voor zover bekend is de sanering vervolgens niet uitgevoerd. Er zijn in ieder geval geen saneringsevaluatie bekend op de locatie. Tijdens het onderzoek van maart 2011 zijn de resultaten van de onderzoeken uit 2006 t/m 2009 deels bevestigd. Tijdens dit onderzoek is echter geen analyse uitgevoerd op OCB's, waardoor het onduidelijk is wat de verontreinigingssituatie was. De grond is wel onderzocht op de aanwezigheid van asbest. Tijdens het veldwerk werd een stukje asbest aangetroffen. In de grond is echter analytisch geen asbest aangetoond.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is in 2016 actualiserend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (bijlage 2). De resultaten uit dit onderzoek bevestigen de conclusies van de voorgaande onderzoeken. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat sprake is van 'een geval van ernstige bodemverontreiniging'. De verontreinigingen zijn te relateren aan de ophooggeschiedenis van de locatie.

In verband met de voorgenomen herontwikkeling zal de aangetroffen verontreiniging worden afgedekt met een leeflaag. Hiervoor wordt een melding conform de BUS-regeling (Besluit Uniforme Saneringen) ingediend.

Aanbevolen wordt om de verontreinigde grond welke vrijkomt bij de aanleg van de nieuwe weg af te voeren naar een gemeentelijk depot. Hierover zijn afspraken gemaakt tussen initiatiefnemer en gemeente.

Met betrekking tot de verontreiniging van het grondwater geldt dat deze geen gevolgen heeft voor de ontwikkeling. De werkzaamheden strekken niet tot de diepte van het verontreinigde grondwater. Blootstelling aan het verontreinigde grondwater is dan ook niet aan de orde. Sanering van het grondwater maakt geen onderdeel uit van de voorgenomen ontwikkelingen.

Conclusie

In verband met de voorgenomen herontwikkeling wordt de aangetroffen verontreiniging waar nodig afgedekt.

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan zal overleg worden gevoerd met de het hoogheemraadschap over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Beleid hoogheemraadschap

In 2007 hebben de gemeente Vlaardingen en het Hoogheemraadschap van Delfland gezamenlijk het Waterplan Vlaardingen vastgesteld. In dit plan is Europees-, Rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van het waterbeheer geïmplementeerd. Het Waterplan vormt dan ook de basis van deze waterparagraaf.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied omvat de Scheurstrook, gelegen ten zuiden van de Delflandsedijk (primaire waterkering) te Vlaardingen. De Scheurstrook ligt tussen twee buitendijks gelegen bedrijventerreinen. De ligging van het plangebied is opgenomen in figuur 1.1.

Bodem en grondwater

Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Vlaardingen ligt is het plangebied niet gekarteerd. Ten noordoosten van het plangebied bestaat de bodem uit klei. Ter plaatse van deze kleigronden is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen 0,8 en 1,2 m beneden het maaiveld.

Waterkwantiteit

Ten noordoosten van het plangebied is een primaire watergang gelegen (figuur 4.1). De breedte van de beschermingszone hangt af van de periode wanneer de watergang is aangelegd (voor 1 juni 2009 of na 1 juni 2009). De maximale beschermingszone bedraagt 4 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied ligt ruimschoots buiten de beschermingszone. In het kader van het project Spoorkruising Marathonweg is deze watergang omgetoverd tot een (blus)vijver.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0005.png"

Figuur 4.1. Uitsnede Legger plangebied

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen binnen de beschermingszone van de Delflandsedijk. Binnen deze zone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. Het plangebied is daarnaast buitendijks gelegen. Overeenkomstig artikel 6.16 van het Waterbesluit geldt voor dit buitendijks gebied een vrijstelling van de vergunningplicht voor Rijkswaterstaat.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel niet aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel. Enkel ter plaatse van de Trawlerweg is een gemeentelijk rioleringsstelsel aanwezig. Voor de bedrijven rond de Zevenmanshaven geldt dat de verantwoordelijkheid voor het realiseren van het rioolstelsel, de aanleg van een gemaal en een persleiding naar het eindgemaal, is gelegen bij de ontwikkelaar en/of grondeigenaren. De gemeente neemt het beheer van deze voorzieningen na aanleg over.

Toekomstige situatie

Algemeen

De gemeente Vlaardingen is voornemens om de bestemming 'Groen' van de gronden van de zogenaamde Scheurstrook te wijzigen naar de bestemming 'Verkeer'. Met het wijzigen van de bestemming wordt het mogelijk hier een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen voor de bedrijfsgronden direct ten oosten van het plangebied. Als gevolg van deze ontwikkeling wordt extra verharding aangelegd. Compensatie van de toename van verhard oppervlak is echter niet noodzakelijk aangezien het plangebied probleemloos afwatert op de bermen waarna natuurlijke infiltratie optreed. Ter ondersteuning wordt een rioleringssysteem aangelegd onder de nieuwe weg, welke pas wordt aangesloten bij de ontwikkeling van de westelijk gelegen gronden.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend beleid van het hoogheemraadschap is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater is ten aanzien van de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg niet aan de orde. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Voor dit wijzigingsplan is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk. Bij realisatie van de ontsluitingsweg dient wel een vergunning op basis van de Keur te worden aangevraagd.

Waterstaat in het wijzigingsplan

Voor de beschermingszone van de waterkering is de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' opgenomen.

Conclusie

De bestemmingswijziging heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Bij realisatie van de ontsluitingsweg dient daarnaast een vergunning op basis van de Keur te worden aangevraagd.

4.11 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:

  • Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • Natura 2000-gebieden.

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.

In de provincie Zuid-Holland geldt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud een vrijstelling voor een groot deel van de “overig” beschermde soorten. Het betreft de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de Europees beschermde soorten (Vogel- en Habitatrichtlijn) is geen beleidsruimte en is de bescherming onveranderd.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oude Maas, ligt op een afstand van circa 3 kilometer. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van circa 1,8 km (zie figuur 4.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0267wp01Maas2009-0030_0006.png"

Figuur 4.2 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van beschermde gebieden

Het plangebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Gezien de afstand kunnen tevens effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. Vanwege de geringe ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oude Maas genereert de bestemmingswijziging qua stikstofdepositie eveneens geen problemen. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden. Gezien de bovenstaande conclusies staat de Wnb en het beleid van de provincie de uitvoering van het project niet in de weg.

Soortenbescherming

Ten gevolge van de aanleg van de ontsluitingsweg is een quickscan flora & fauna uitgevoerd (bijlage 5). In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen. Daarnaast foerageren en vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de ontsluitingsweg kunnen deze soorten er blijven foerageren en vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Zuid-Holland. Voor overige soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt. Op grond van de bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen voor de Scheurstrook zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wnb.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde soorten en natuurgebieden. De Wet natuurbescherming staat het plan niet niet in de weg.

4.12 Archeologie

Toetsingskader

In de Monumentenwet 1988 is opgenomen dat de gemeenteraad bij de bestemming van de grond rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Hoewel met het in werking treden van de Erfgoedwet per 1 juli 2016 de Monumentenwet is vervangen, is via het overgangsrecht (hoofdstuk 9 van de Erfgoedwet) geregeld dat bepalingen uit de Monumentenwet 1988, waaronder de hier genoemde, nog altijd van toepassing zijn.

Gemeentelijk beleid

Gemeentelijk beleid In de beleidsnota Archeologie 2009-2013 is uitgewerkt op welke wijze de gemeente Vlaardingen, binnen de kaders van rijks- en provinciaal beleid, invulling geeft aan de archeologische monumentenzorg. Daarbij wordt ook specifiek aandacht besteed aan de wijze waarop in bestemmingsplannen om dient te worden gegaan met archeologische waarden.

Vigerend bestemmingsplan

Om de aanwezige en verwachte archeologische monumenten tegen vernietiging te behoeden, is in het vigerend bestemmingsplan 'Maasoeverzone' een beschermende regeling opgenomen. Voor gebieden met een hoge archeologische verwachting geldt de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 (WR-A-1). Gebieden met een middelhoge archeologische verwachting hebben de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 (WR-A-2). Bescherming vindt plaats door middel van specifieke bouwregels en een omgevingsvergunningenstelsel voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Voor projecten die een omvang van 100 m² of meer hebben is voorafgaand aan de activiteiten archeologisch onderzoek nodig. Projecten binnen WR-A-1 die de bodem minder diep dan 50 cm onder maaiveld verstoren en projecten binnen WR-A-2 die de bodem minder diep dan 5 m onder maaiveld verstoren zijn hiervan vrijgesteld.

Toetsing

Voor het gehele plangebied is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 (WR-A-2) opgenomen. De geplande werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg hebben geen verstorende werking dieper dan 5 meter onder maaiveld. Archeologisch onderzoek is dan ook niet aan de orde.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling.

4.13 Trillingshinder

Door het bedrijf Quattro Expertise is onderzoek uitgevoerd naar mogelijke trillingshinder door de aanleg van de nieuwe weg. Dit heeft geresulteerd in drie rapporten, zie bijlagen 9, 10 en 11.

Onderzocht is welke trillingseffecten de nieuwe vervoersstromen creëert op de objecten (bedrijfsgebouwen) langs de nieuwe weg een aansluitende Trawlerweg. De meetresultaten zijn getoetst aan de richtlijnen van de Stichting Bouw research (SBR).

Conclusie bijlage 9:

De toelaatbare grenswaarde van 2,08 mm/sec is in de gehele periode niet overschreden door het passerende verkeer. Het gemiddeld trillingsniveau lag tussen de circa 0,3 – 0,5 mm/sec.

Op basis van de gemeten trillingsintensiteiten kan conform de SBR-richtlijnen 2002 worden vastgesteld dat in de periode van 12 t/m 19 juli 2017 het ontstaan van bouwkundige schade, door passerend verkeer, kleiner is dan 1%.

Conclusie bijlage 10:

SBR-A "schade aan gebouwen"

Wat betreft schade aan gebouwen wordt er ruim onder de grenswaarde van de SBR richtlijn A gebleven. De hoogst gemeten representatieve waarde ter plaatse meetpunt 1 bedroeg 1,12 mm/s met een frequentie van 4 Hz. De hoogst gemeten representatieve waarde ter plaatse meetpunt 2 bedroeg 0,83 mm/s met een frequentie van 4½ Hz.

In de huidige situatie wordt de kans op schade aan de hand van de SBR-A "schade aan gebouwen" nihil geacht, lees: kleiner dan 1%.

SBR-B "hinder voor personen in gebouwen"

Ook op het gebied van hinder blijven de meetwaarden ruim onder de streefwaarden zoals gesteld in de SBR-B richtlijn. De maximaal toegestane waarde voor de Veff,max is 1,20, de hoogst gemeten waarde bedroeg 0,30. Gedurende de dagperiode is de maximaal toegestane waarde voor de Vper is 0,15, de hoogst geregistreerde waarde bedroeg 0,02.

SBR-C "Storing aan apparatuur"

Storing aan apparatuur is niet beschouwd aangezien, zoals in paragraaf 3.6 toegelicht, dit door Firma Houdijk niet nodig noodzakelijk gevonden werd.

Gezien de lage trillingsniveaus ten opzichte van de SBR-richtlijnen A en B achten wij de kans op het overschrijden van de normen door de gewijzigde situatie zeer klein. I

Conclusie bijlage 11:

SBR-A "schade aan gebouwen"

Wat betreft schade aan gebouwen wordt er ruim onder de grenswaarde van de SBR richtlijn A gebleven. De hoogst gemeten representatieve waarde ter plaatse meetpunt 1 bedroeg 0,29 mm/s met een frequentie van 11 Hz.

In de huidige situatie wordt de kans op schade aan de hand van de SBR-A "schade aan gebouwen" nihil geacht, lees: kleiner dan 1%.

SBR-B "hinder voor personen in gebouwen"

Ook op het gebied van hinder blijven de meetwaarden ruim onder de streefwaarden zoals gesteld in de SBR-B richtlijn. De maximaal toegestane waarde voor de Veff,max is 1,20, de hoogst gemeten waarde bedroeg 0,13. Gedurende de dagperiode is de maximaal toegestane waarde voor de Vper is 0,15, de hoogst geregistreerde waarde bedroeg 0,00.

SBR-C "storing aan apparatuur" (Rondslijpmachine)

De hoogst gemeten snelheid bedroeg 0,77 mm/s met een frequentie van ½ Hz. De grootst gemeten versnelling bedroeg 0,31 m/s2. Aan de hand van deze data, de door ons uitgevoerde proeven bij aanvang van de meting en de locatie van de machine (zie hoofdstuk 4) menen wij dat de trillingen die gemeten zijn gedurende de meetperiode veroorzaakt zijn door het in bedrijf stellen van de machine.

Gezien de lage trillingsniveaus ten opzichte van de SBR-richtlijnen A en B en het niet trillingsgevoelig zijn van de vloer ter plaatse van de meest kritische machine achten wij de kans op het overschrijden van de normen door de verkeersbelasting op de nieuw aan te legen Scheurstrookweg zeer klein.

Conclusie algemeen

Het aspect trillingshinder vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.

De bestemmingslegging, zoals gehanteerd in het wijzigingsplan, sluit aan op de bestemming zoals vastgelegd voor de overige verkeerskundige functies aansluitend aan het plangebied en opgenomen in het moederplan. Dit betreft de enkelbestemming 'Verkeer'.

Ter plaatse van het plangebied blijven de dubbelbestemmingen 'Leiding - Gas 4', 'Leiding - Olie', 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'overige zone - gezoneerd industrieterrein' conform het moederplan van kracht.

5.2 Verbeelding En Regels

Om na te gaan welke regeling geldt, zal dit wijzigingsplan steeds in samenhang met het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' en het bestemmingsplan 'Maasoeverzone, 1e herziening' moeten worden gelezen. Dit omdat voor de bestemmingsregeling, de regels zoals vastgelegd in deze bestemmingsplannen van kracht blijven (zie ook paragraaf 5.1). De volgende artikelen uit het bestemmingsplan 'Maasoeverzone' zijn op het plangebied van toepassing:

  • Hoofdstuk 1: inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2:

Artikel 5 Verkeer;

Artikel 10 Leiding - Gas - 4;

Artikel 12 Leiding - Olie;

Artikel 15 Waarde - Archeologie -2;

Artikel 16 Waterstaat - Waterkering;

  • Hoofdstuk 3: algemene regels;
  • Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan het bevoegd gezag bij het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te tellen indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Planspecifiek

Het project wordt op initiatief van de initiatiefnemer gerealiseerd. De kosten in verband met de procedure van het wijzigingsplan en de aanvraag omgevingsvergunning zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. Het project wordt gefinancierd uit middelen van de initiatiefnemer. Tussen initiatiefnemer en gemeente Vlaardingen wordt een anterieure overeenkomst gesloten. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet meer aan de orde.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Participatie

Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan zal er een inloopbijeenkomst voor de omliggende bedrijven en andere belanghebbenden worden georganiseerd.

Ontwerpwijzigingsplan

Het ontwerp-wijzigingsplan “Scheurstrookweg” heeft van 30 juni 2017 tot en met 10 augustus 2017 ter inzage gelegen. Voorafgaand aan de terinzagelegging is er op 1 juni 2017 een inloopbijeenkomst gehouden voor de bedrijven op het “Scheur”. Deze bijeenkomst vond plaats bij een bedrijf op het betreffende industrieterrein te Vlaardingen.

Tijdens de terinzagelegging is er één zienswijze ingediend.

In bijlage 12, Nota van zienswijzen wordt de zienswijze kort samengevat, een reactie gegeven en aangegeven of de zienswijze wordt overgenomen en wat voor consequenties dit heeft voor het uiteindelijke besluit. Naar aanleiding van de zienswijze zijn de volgende aanpassingen in deze toelichting doorgevoerd:

  • Toegevoegd onderdeel verkeer, Notitie verkeersafwikkeling (zie bijlage 6);
  • Toegevoegd paragraaf 4.13 Trillingshinder;
    1. 1. Uitgevoerd en toegevoegd drie trillingsonderzoeken: bijlage 9, 10 en 11;

Naast genoemde aanpassingen aan de toelichting als gevolg van de zienswijze is als onderdeel van een wetswijziging een mer-beoordeling opgesteld (zie bijlage 7), waarop positief is geoordeeld (zie bijlage 8).

Vast te stellen wijzigingsplan

Het wijzigingsplan is per 18 december 20188 vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders. Zie Vaststellingsbesluit.

Bijlage 1 Ontwerptekeningen

Bijlage 1 Ontwerptekeningen

Bijlage 2 Bodemonderzoek- Hoofdrapport

Bijlage 2 Bodemonderzoek- Hoofdrapport

Bijlage 3 Bodemonderzoek - Bijlage Verkennend Onderzoek Deellocaties A - E

Bijlage 3 Bodemonderzoek - Bijlage Verkennend onderzoek deellocaties A - E

Bijlage 4 Bodemonderzoek - Bijlage Nader Onderzoek Deellocaties A - E

Bijlage 4 Bodemonderzoek - Bijlage Nader onderzoek deellocaties A - E

Bijlage 5 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 5 Quickscan flora en fauna

Bijlage 6 Notitie Verkeersafwikkeling

Bijlage 6 Notitie verkeersafwikkeling

Bijlage 7 Vormvrije Mer-beoordeling

Bijlage 7 Vormvrije mer-beoordeling

Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit

Bijlage 8 Mer-beoordelingsbesluit

Bijlage 9 Trillingsonderzoek 0 - Trawlerweg

Bijlage 9 Trillingsonderzoek 0 - Trawlerweg

Bijlage 10 Trillingsonderzoek 1 Trawlerweg

Bijlage 10 Trillingsonderzoek 1 Trawlerweg

Bijlage 11 Trillingsonderzoek 2 Vikingbank

Bijlage 11 Trillingsonderzoek 2 Vikingbank

Bijlage 12 Nota Van Zienswijzen

Bijlage 12 Nota van zienswijzen