Emplacement Vulcaanweg
Bestemmingsplan - Gemeente Vlaardingen
Vastgesteld op 04-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Emplacement Vulcaanweg van de gemeente Vlaardingen.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met identificatienummer NL.IMRO.0622.0279bpEmvu2018-0030 met de bijbehorende regels en bijlage.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.6 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.7 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.8 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.9 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.10 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.11 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.12 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.13 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.14 geluidzone - industrie
een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.
1.15 gezoneerd industrieterrein
een terrein waaraan in hoofdzaak een bestemming is gegeven voor de vestiging van bedrijven en waarvan de bestemming voor het gehele terrein of een gedeelte daarvan de mogelijkheid insluit van vestiging van bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
1.16 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.17 peil
3,45 m + NAP.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. plantsoenen en parken;
- c. bermen en beplanting;
- d. water;
met daaraan ondergeschikt:
- e. ontsluitingen, wegen en wandel- en fietspaden;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. sport- en speelvoorzieningen;
- h. straatmeubilair;
- i. kunstwerken;
- j. oevers;
- k. oeververbindingen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd, met een oppervlakte van ten hoogste 12 m2;
- b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
- c. er mogen andere bouwwerken, geen overkappingen - anders dan speelvoorzieningen - zijnde, worden gebouwd;
- d. de bouwhoogte van licht-, reclame- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
- e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met ten hoogste 1 x 2 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - emplacement': tevens een spoorwegemplacement;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'spoorweg': tevens een spoorweg;
- d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen, (beeldende) kunstwerken en water.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 9 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' is het verboden om met goederentreinen over te steken op werkdagen tussen 7.00 en 9.00 en tussen 17.00 en 19.00.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden – gelet op het archeologische rapport – door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;
- d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – kan leiden tot schade aan de betrokken archeologisch waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden; deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
- e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 2 m onder NAP en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden – gelet op het archeologische rapport – door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;
- d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – kan leiden tot schade aan de betrokken archeologisch waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden; deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
- e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlak van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 1 m onder NAP en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
- c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – worden gebouwd, indien de betrokken archeologische waarden – gelet op het archeologische rapport – door de bouwactiviteiten niet worden geschaad;
- d. voor zover het bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – kan leiden tot schade aan de betrokken archeologisch waarden kan het bevoegd gezag voorschriften aan de omgevingsvergunning voor het bouwen verbinden; deze voorschriften zijn gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een erkende partij op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
- e. het bepaalde onder b t/m d is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlak van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 2 m onder NAP en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde -Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 9 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 8.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen en (raam)prostitutie.
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - dijk
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn de gronden, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangewezen voor het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.
11.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk'
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
- b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen ;
- c. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, waarvan de oppervlakte ten hoogste 30 m² en de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
- d. het bouwen van reclamemasten of (beeldende) kunstwerken met een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen.
Artikel 14 Overige Regels
14.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Emplacement Vulcaanweg'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De gemeente Rotterdam heeft in overleg met de gemeente Vlaardingen besloten om bij de Vulcaanweg een emplacement op te richten, ter vervanging van het emplacement bij het station. Geconstateerd is dat dit (op basis van de vigerende bestemmingsplannen) deels binnen het gezoneerde industrieterrein Vulcaanhaven – Klein Vettenoord en deels daarbuiten valt. Hierdoor valt het toetsingskader voor het milieudeel binnen 2 wetten. Het is wenselijk de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein (zoals nu opgenomen in de bestemmingsplannen KW-kades en Rivierzone-Oost) aan te passen, zodat de nieuwe grens samenvalt met de grens tussen de bestemmingen Bedrijventerrein en Verkeer. Hiertoe is een nieuw postzegelbestemmingsplan nodig. In dit postzegelbestemmingsplan wordt het emplacement tevens planologisch vastgelegd.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten zuidoosten van de kern Vlaardingen, ter hoogte van de Vulcaanweg.
De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging en begrenzing plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen KW-kades (vastgesteld in 2014), Rivierzone-Oost (vastgesteld in 2015) en Oostwijk-Zuid (vastgesteld in 2014). Het plangebied heeft (groten)deels de bestemming Verkeer, deels de bestemmingen Verkeer - Railverkeer en Groen en diverse dubbelbestemmingen. De gronden hebben een gebiedsaanduiding voor 'gezoneerd industrieterrein'. Ter plaatse van bestaand spoor binnen de bestemming Verkeer is de aanduiding 'spoorweg' opgenomen.
1.4 Planvorm
Het bestemmingsplan bestaat uit een digitale verbeelding (kaart met regels) en de daarbij behorende toelichting. De verbeelding is uitgevoerd conform de RO Standaarden 2012 (IMRO2012, SVBP2012 en STRI2012).
1.5 Planproces
Het ontwerpbestemmingsplan ligt op basis van artikel 3.8 van de Wro gedurende zes weken ter inzage (tezamen met de ontwerpomgevingsvergunning milieu). Binnen deze periode kunnen zienswijzen worden ingediend. Hierna volgt de vaststelling van het bestemmingsplan door de gemeenteraad, al dan niet gewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan beroep worden ingesteld tegen de vaststelling van het bestemmingsplan.
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de bestaande en nieuwe situatie. In hoofdstuk 3 is het relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op de relevante sectorale aspecten, waaronder geluid. In hoofdstuk 5 is een toelichting op de juridische regeling van het bestemmingsplan opgenomen. Hoofdstuk 6 ten slotte gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 2 Het Plan
In de huidige situatie rijden goederentreinen van Vlaardingen Oost over de spoorbrug
naar Vlaardingen Centrum. Daar kan de trein keren (‘kopmaken’). Vervolgens rijdt de
trein van Vlaardingen Centrum weer terug om via een wissel het industrieterrein
Vulcaanhaven te bereiken.
Figuur 2.1 Huidige situatie
In de nieuwe situatie kunnen de goederentreinen van Vlaardingen Oost via een wissel
en de nieuwe sporen rechtstreeks naar het industrieterrein Vulcaanhaven rijden. De
bestaande aftakking naar industrieterrein Vulcaanhaven is gelegen ter hoogte van de
Binnensingel en komt te vervallen met de realisatie van het emplacement.
Figuur 2.2 Nieuwe situatie
Met de (inmiddels gerealiseerde) aanleg van de wissel en de nieuwe sporen hoeft een goederentrein niet meer door te rijden naar Vlaardingen Centrum. Dit levert de volgende voordelen op voor
zowel bewoners, bedrijven als openbaar vervoer:
- Er worden met de goederentreinen veel minder meters gereden, en ook hoeft niet meer over de spoorbrug te worden gereden, waardoor minder geluidhinder ontstaat voor omwonenden;
- De bedrijven zijn minder tijd kwijt door de kortere rijroute;
- Minder verstoring van metroverkeer doordat de goederentreinen en het metroverkeer minder gemeenschappelijk spoor gebruiken en dus minder op elkaar hoeven te wachten.
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Inleiding
In dit hoofdstuk is een samenvattend overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau die relevant zijn voor het bestemmingsplan Emplacement Vulcaanweg.
3.2 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig. De verschillende beleidsnota's op het gebied van ruimte en mobiliteit zijn gedateerd door nieuwe politieke accenten en veranderende omstandigheden zoals de economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen onder andere omdat groei, stagnatie en krimp gelijktijdig plaatsvinden. De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.
Doelen
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Er is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in de zin van het Bro.
3.3 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerd april 2019)
Knooppunten en stedelijke centra
Binnen de stedelijke agglomeratie stuurt de provincie op sterke en complementaire centra en ontwikkelingslocaties bij knooppunten. Nieuwe investeringen in gebiedsontwikkeling, mobiliteit en infrastructuur worden zo veel mogelijk geconcentreerd. Daarvoor komen locaties in aanmerking binnen de stedelijke agglomeratie, waar het infrastructuurnetwerk nog onbenutte capaciteit heeft en waar door de stedelijke dynamiek kansen liggen voor de versterking van de agglomeratiekracht en complementariteit in de regio. Andere ontwikkelingslocaties kunnen in aanmerking komen, als ze uitstekend zijn ontsloten over de weg en per hoogwaardig openbaar vervoer en goed te bereiken zijn per fiets. Nieuwe bovenregionale voorzieningen (zoals bovenregionale ziekenhuizen, opleidingscentra en culturele voorzieningen) wil de provincie concentreren op locaties die verschillende voordelen combineren: de te bereiken schaalvoordelen, de bijdrage aan de stedelijke dynamiek van de gebieden en het benutten van de capaciteit op het mobiliteitsnetwerk.
De provincie zet in op een combinatie van knooppuntontwikkeling met bijzondere aandacht voor onderbenutte capaciteit op het netwerk. De provincie zet het bestaande beleid van Stedenbaan door. Naast de impulsen van Stedenbaan, het R-net en het Programma Hoogfrequent Spoor blijft het oplossen van knelpunten belangrijk.
Adequaat aanbod openbaar vervoer
De provincie realiseert een adequaat aanbod van Openbaar Vervoer in Zuid-Holland. Daartoe regelt de provincie:
1. de kaderstelling en vertegenwoordiging voor regional openbaar vervoer;
2. het aanbesteden en het aansturen van de regionale OV-concessies en –contracten.
3. het uitvoeren van infrastructurele projecten / maatregelen voor het openbaar vervoer.
4. het uitvoeren van projecten / maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het OV.
5. het stimuleren van mobiliteitsaanbod waar onvoldoende regulier OV beschikbaar is.
6. het samenwerken met aantal gemeenten en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag aan een netwerk van personenvervoer over water in samenhang met ruimtelijke ontwikkelingen en ontwikkelingen in de vraag naar OV.
7. het stimuleren van veren en de verbetering van de veerinfrastructuur in Zuid-Holland.
8. het subsidiëren van projecten en maatregelen in het Openbaar Vervoer in Zuid-Holland.
Voor de stedelijke gebieden werkt de provincie met het Rijk, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en gemeenten samen aan impulsen zoals Stedenbaan en het Programma Hoogfrequent Spoor. De provincie zet daarbij in op de ontwikkeling van het R-net netwerk. En daarnaast zoekt de provincie in de samenwerking met het Rijk en de regio’s naar het oplossen van (toekomstige) OV-knelpunten.
Conclusie
Het omvormen van de Hoekse lijn naar een metroverbinding is een van de concrete uitvoeringsprojecten uit het programma Stedenbaan. Het verleggen van het emplacement draagt bij aan vergroting van de capaciteit van deze metroverbinding en daarmee ook aan een goed functionerend HOV-netwerk. Dit past binnen de beleidsdoelstellingen van de provincie.
Programma ruimte (geconsolideerd februari 2019)
De doelstelling van Stedenbaan is het verhogen van het aantal reizigers per openbaar vervoer door het verkorten, versnellen en veraangenamen van de reis, waardoor deze aantrekkelijker wordt. Dit draagt bij aan de agglomeratiekracht van de Zuidelijke Randstad. In het kader van Stedenbaan zijn in 2007 en 2011 ruimtelijke ambities vastgesteld door de Zuidvleugelpartners.
Conclusie
Het omvormen van de Hoekse lijn naar een metroverbinding is een van de concrete uitvoeringsprojecten uit het programma Stedenbaan.
Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerd april 2019)
In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke plannen. Het plangebied is aangemerkt als Provinciale infrastructuur. Er zijn enkele artikelen die betrekking hebben op de provinciale infrastructuur.
Toetsing
Het plan vergroot het doelmatig gebruik van infrastructuur. Omdat geen fysieke werkzaamheden nodig zijn, zijn de regels uit de Omgevingsverordening niet relevant voor de realisering van het emplacement.
Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
- 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
- a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
- b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
- zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
- c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
- een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
- het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
Lid 2 tm 7 NVT
Toetsing
Het plangebied is op de kwaliteitskaart aangemerkt als rivierdijk en als infrastructuur-spoorlijn. De relevante richtpunten zijn:
Relevante richtpunten voor rivierdijken
- Behoud van maat en weidsheid van de poldereenheden. Eventuele nieuwe bebouwing en bouwwerken worden geplaatst binnen het bestaande dijklint en niet in de veenweidepolders.
- Behouden van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende landschap.
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of herstel van de openbaarheid van oevers.
Relevante richtpunten infrastructuur
- Ontwikkelingen in stad en land houden rekening met het zicht vanuit de trein op de omgeving.
- Ontwikkelingen in stationsgebieden dragen bij aan de versterking van de (hoog)stedelijke kwaliteit ter plaatse.
- Nieuwe infrastructuur wordt aangelegd als een logische verbinding van A naar B die ook na langere tijd nog begrijpbaar is.
- Nieuwe of aan te passen infrastructuur wordt altijd beschouwd als een integrale gebiedsopgave inclusief inpassingsvraagstukken. Hieronder wordt naast ligging in het landschap ook verstaan; zorgvuldig omgaan met doorlopende landschappelijke structuren, logische oplossingen voor doorgaande ecologische en recreatieve verbindingen en behoud van gebruiks- en belevingswaarde van het omliggend gebied en logische verbinding met aansluitende infrastructuur.
Er is sprake van 'inpassen'. De ontwikkeling vindt plaats bij een bestaand spoortracé op een rivierdijk. Er is geen sprake van wijzigingen op structuurniveau.
3.4 Regionaal Beleid
Regionaal afsprakenkader geluid & ruimtelijke ontwikkeling
De gemeente Vlaardingen heeft samen met andere gemeenten in de regio, Havenbedrijf Rotterdam, provincie Zuid-Holland, Deltalinqs en DCMR het Regionaal afsprakenkader geluid en ruimtelijke ontwikkeling (RAK) ondertekend. In dit convenant zijn afspraken vastgelegd over ruimtelijke plannen in de omgeving van de gezoneerde industrieterreinen. Het doel van het RAK is een brede afstemming op regionaal niveau in een vroeg stadium van woningbouw- en havenontwikkeling om problemen in vergunningprocedures te voorkomen, elkaar niet te verrassen en geen onnodige kosten te maken. In het RAK wordt afgesproken met welke werkwijze de partners rondom haven en omgeving, binnen de geldende geluidkaders, samenwerken om zowel haven als omgeving te blijven ontwikkelen.
3.5 Gemeentelijk Beleid
Gebiedsgericht milieubeleid Vlaardingen, ambitiedocument (2013)
Het in 2013 vastgestelde Ambitiedocument Gebiedsgerichte milieubeleid geeft voor diverse gebieden van Vlaardingen door middel van milieukwaliteitsprofielen de ambities voor geluid weer. In het Actieplan Geluid wordt hierop nader ingegaan.
Actieplan Geluid Vlaardingen 2016-2018 (vastgesteld 29 november 2016)
Dit actieplan beschrijft de maatregelen die Vlaardingen de komende vijf jaar gaat treffen om de geluidsoverlast voor Vlaardingers ten minste gelijk te houden, maar liefst te verbeteren. De ambitie van het actieplan is de berekende geluidhinder van de gevelbelasting in de planperiode niet toe te laten nemen (stand still) en waar mogelijk terug te dringen. Daarnaast wordt met aanvullende maatregelen gewerkt aan het verminderen van de ervaren hinder door geluid. De belangrijkste maatregel die het college hiervoor tot haar beschikking heeft, is de toepassing van stiller wegdek.
Ingezet wordt op een breed programma van aanvullende maatregelen, waarbij naast stiller wegdek ook acties gericht zijn op:
- overdrachtsmaatregelen aan gevels van woningen langs infrastructuur (isolatie);
- preventieve maatregelen bij stedelijke ontwikkeling (voorkomen nieuwe geluidgehinderden); en
- projecten die aangrijpen op de beleving van geluid en geluidhinder in Vlaardingen.
Daarnaast is ervoor gekozen het actieplan te richten op activiteiten waarbij de gemeente zelf bevoegd gezag is. De maatregelen hebben dan ook geen betrekking op treinverkeer, op hinder door rijkswegen of industriegeluid van de Rotterdamse haven. Verkeersreducties worden niet meegenomen als oplossingsmogelijkheid voor de aanpak van de geluidproblematiek, omdat het verkeer met 50% verminderd moet worden voordat dit in de stad hoorbaar is. Wel kan het terugdringen van geluidhinder worden meegenomen bij de ontwikkeling van het Actieplan Mobiliteit.
Conclusie
De verplaatsing van het emplacement betekent een afname van het geluidhinderniveau en het aantal geluidgehinderden en past daarmee binnen de doelstellingen van het Actieplan.
Visie externe veiligheid (2012)
In de beleidsvisie Ruimte voor duurzame veiligheid staat de samenhang tussen ruimtelijke ordening, economie, beheersbaarheid en verantwoording van risico's centraal. Met deze beleidsvisie geeft de gemeente concreet richting aan een aanvaardbaar veilige invulling van haar ruimtelijke ontwikkelingen. Voor concrete bouwplannen of bij het opstellen van bestemmingsplannen geeft deze visie de planologische kaders voor het omgaan met risico's. Indien nodig worden hieraan voorwaarden gekoppeld die de risico's beheersbaar houden of zelfs geheel uitsluiten. Deze planologische kaders bieden vooraf duidelijkheid in de omgang met externe veiligheid bij ruimtelijke plannen. Dat geldt zowel voor de ruimtelijke ontwikkelingen in de buurt van risicobronnen als voor nieuwe en bestaande risicobronnen. De beleidsvisie bestaat uit vier delen. In het eerste deel zijn de ambities weergegeven, die invulling geven aan het doel van de visie: “concreet richting geven aan een aanvaardbaar veilige en duurzame invulling van de ruimtelijke ontwikkelingen in Vlaardingen”. In het tweede deel is het wettelijk kader weergegeven en de huidige risicosituatie beschreven waaruit de beleidsuitgangspunten en ambities zijn ontstaan. In het derde deel is het risicobeleid uitgewerkt voor specifieke onderwerpen zoals nieuwe en bestaande risicobronnen, veranderingen bij inrichtingen, advisering veiligheidsregio, GR-verantwoording en risicocommunicatie. In het vierde en laatste deel van de visie zijn de ambities uitgewerkt in concrete planologische kaders voor nieuwe ruimtelijke plannen. Bij het opstellen van de planologische kaders is onderscheid gemaakt in risicobronnen en gebieden.
Integraal Veiligheidsplan 2015 - 2018 (2016)
De gemeente stelt in het integraal veiligheidsbeleid de volgende prioriteiten ten aanzien van Externe veiligheid/rampenbestrijding
Externe veiligheid, de bescherming tegen (de gevolgen van) incidenten en rampen, scoort niet zo hoog in onderzoeken naar veiligheidsbeleving. Pas wanneer een incident plaats heeft en iets fout gaat in de bestrijding daarvan, blijkt het belang van een goede aanpak. Gezien de ligging van Vlaardingen, de enorme impact die een incident of ramp kan hebben en het altijd weer onverwachte karakter ervan, blijft maximale inzet op externe veiligheid noodzakelijk. De tendens dat de gemeente en met name de burgemeester hierbij een essentiële rol vervult is ongewijzigd van kracht. Dit rechtvaardigt de hoogste prioriteit voor externe veiligheid binnen het gemeentelijk veiligheidsbeleid.
Het aantal incidenten wordt beïnvloed door het succes van preventieve activiteiten maar niet alleen daardoor. Schade en aantallen slachtoffers worden onder meer beïnvloed door repressieve activiteiten en geoefendheid. Naast de bestaande organisatie heeft Vlaardingen een crisisorganisatie die in beginsel een lege organisatie is. Op het moment dat hier reden voor bestaat, worden medewerkers uit de staande organisatie onttrokken om de crisisorganisatie te bemensen.
Programma Duurzaamheid 2012-2015
Met het duurzaamheidsprogramma wil de gemeente een extra impuls geven aan energiebesparende maatregelen, het stimuleren van het gebruik van duurzame energie, zoals zonne- en windenergie, warmte/koude opslag en aardwarmte. Verder stimuleert de gemeente duurzame mobiliteit, het duurzaam gebruik van grondstoffen en het hergebruik van afvalstoffen. Voorbeelden van duurzame mobiliteit zijn elektrisch vervoer, openbaar vervoer (ook over het water) en de fiets. Deze maatregelen dragen ook bij aan het verminderen van de CO2-uitstoot en het verminderen van geluidsoverlast, luchtverontreiniging en stank.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
In het kader van het MER en de planologische afwijking voor de Hoekse Lijn is uitgebreid milieuonderzoek uitgevoerd. Daarbij zijn de gevolgen van de verplaatsing van het emplacement in beeld gebracht en afgewogen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante milieuaspecten, waarbij gebruik wordt gemaakt van reeds beschikbare informatie, waar nodig aangevuld met meer specifieke informatie en onderzoeksgegevens.
4.2 Besluit Milieueffectrapportage
Mer-(beoordelings)plicht
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met mogelijke verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage. De wijziging of uitbreiding van een spoorlijn is mer-beoordelingsplichtig indien deze bestaat uit een uitbreiding met één of meer sporen met een aaneengesloten tracélengte van 5 kilometer of meer en voor zover deze is gelegen in een gevoelig gebied (categorie D2.2). Gezien de beperkte omvang van de aanpassingen ten behoeve van het emplacement en de locatie (niet binnen gevoelig gebied) is op zich zelf geen sprake van een mer-(beoordelings)plicht. De verplaatsing van het emplacement is echter wel onderdeel van de voorgenomen activiteiten die zijn onderzocht in het MER voor de Hoekse Lijn (in een variant Aanpassing goederenspoor Vulcaanhaven). In dit hoofdstuk wordt waar relevant gebruik gemaakt van de informatie uit dat MER.
Conclusie
Gezien het voorgaande is geen sprake van een mer-(beoordelings)plicht in het kader van het bestemmingsplan voor het emplacement.
4.3 Milieuzonering
Milieucategorisering en richtafstanden
In de omgeving van het emplacement zijn woningen gelegen. Voor de afstemming tussen potentieel milieuhinderlijke functies (zoals een goederenemplacement) en milieugevoelige functies (zoals woningen) kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag de richtafstand met één stap worden verkleind. Gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
Op grond van de VNG-publicatie vallen rangeerterreinen en overslagstations in categorie 4.2: richtafstand 300 meter (rustige woonwijk) of 200 meter (gemengd gebied). Geluid en gevaar zijn de maatgevende milieuaspecten. Gezien de aard en omvang van het emplacement in Vlaardingen zal de milieuimpact in dit geval aanzienlijk beperkter zijn (van het rangeren van treinen of overslag is geen sprake). Direct ten noorden van het plangebied zijn woningen aanwezig. Dat betekent dat akoestisch onderzoek noodzakelijk is om de gevolgen van de verplaatsing van het emplacement noodzakelijk is. Van transport of het rangeren van gevaarlijke stoffen is geen sprake. Nader onderzoek naar de risicosituatie ter plaatse is daarmee niet aan de orde. Wel dient aandacht te worden besteed aan eventuele trillingshinder.
Geluid
In het kader van de voor het emplacement vereiste vergunning op grond van de Wet milieubeheer is door Antea akoestisch onderzoek uitgevoerd om de geluidsbelasting te bepalen op de woningen langs het emplacement (zie bijlage 1). Daarbij is zowel gekeken naar het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als naar de maximaal optredende geluidniveaus (pieken).
Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijk dat de verplaatsing van het emplacement positieve gevolgen heeft voor de optredende geluidbelasting ter plaatse van de woningen ten noorden van het beoogde emplacement (langtijdgemiddelde beoordelingsniveau). Dat positieve effect wordt enerzijds veroorzaakt door het vervallen van de goederentreinen op het doorgaande spoor en anderzijds door de maatregelen die worden getroffen om de geluidbelasting verder te beperken (snelheidsverlaging naar 10 km/h, spoorstaafconditioneringsinstallatie en middenbermscherm). De maximaal optredende geluidbelasting in de beoogde situatie bedraagt 54 dB(A) etmaalwaarde. Gezien de significante verbetering van de akoestische situatie en het feit dat verdergaande maatregelen niet kosteneffectief zijn, wordt deze beperkte overschrijding van de richtwaarde (50 dB(A)) aanvaardbaar geacht.
Als het gaat om de maximale geluidniveaus treedt ter plaatse van de woningen in de directe omgeving van het bestaande emplacement een verbetering op en ter plaatse van de woningen ter hoogte van het een nieuwe emplacement een verslechtering. In de toekomstige situatie bedraagt het maximale geluidniveau als gevolg van remmen ten hoogste 79 dB(A) in de dagperiode en 82 dB(A) in de avondperiode. Als gevolg van het afbuigend berijden van wissels bedraagt het maximale geluidniveau ten hoogste 75 dB(A) in de dagperiode en 68 dB(A) in de avondperiode. Er wordt voldaan aan de eisen uit de 'Circulaire Piek'. Per saldo is er sprake van een verbetering van de situatie, omdat het aantal woningen met een relevante geluidbelasting afneemt en ook de maximale pieken in de beoogde situatie lager zijn dan in de huidige situatie.
Het emplacement is geen onderdeel van het gezoneerde industrieterrein 'Vulcaanhaven/Koningin Wilhelminahaven/Klein Vettenoord'. Vanwege de ligging van het plangebied binnen de geluidzone van dit terrein (en de geluidzone van Botlek-Pernis) is op de verbeelding wel de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen. De grens van het gezoneerde industrieterrein komt grotendeels overeen met de zuidelijke grens van het plangebied. Alleen het deel van de Vulcaanweg dat het industrieterrein ontsluit is onderdeel van het gezoneerde industrieterrein.
Trillingen
In het MER voor de Hoekse Lijn is ook gekeken naar de mogelijke gevolgen van de aanpassing van het goederenspoor voor het optreden van trillingen. Geconcludeerd wordt dat de verplaatsing van het emplacement op dit punt geen relevante gevolgen heeft (geen negatieve, maar ook geen positieve gevolgen). Op geen enkele locatie in Vlaardingen is sprake van een overschrijding van de streefwaarde voor de trillingsintensiteit, niet in de referentiesituatie en ook niet in de beoogde situatie met verplaatsing van het emplacement. Dat geldt dus ook voor de woningen ter hoogte van het nieuwe emplacement.
Conclusie
De verplaatsing van het emplacement leidt niet tot onaanvaardbare milieusituaties ter plaatse van omliggende woningen. Waar het gaat om de akoestische situatie is per saldo sprake van een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
4.4 Luchtkwaliteit
Uit gegevens die beschikbaar zijn via de monitoringstool (onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) blijkt dat in de omgeving van het plangebied wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Figuur 4.1 laat de meest actuele informatie zien op basis van de monitoringstool (situatie 2020). Uit de onderliggende gegevens blijkt dat ter hoogte van het emplacement (onder andere rekenpunt 15952903) aan de zijde van de Vulcaanweg de jaargemiddelde concentratie NO2 ongeveer 27 µg/m3 bedraagt, de jaargemiddelde concentratie PM10 circa 20 µg/m3 en de jaargemiddelde concentratie PM2.5 circa 12 µg/m3. In het MER voor de Hoekse Lijn zijn de effecten van de aanpassingen aan het spoor als niet onderscheidend beoordeeld. De verplaatsing van het goederenemplacement kan plaatselijk beperkte gevolgen hebben voor de concentraties luchtverontreinigende stoffen, waarbij deze gevolgen per saldo positief zullen zijn doordat de transportroute in de beoogde situatie wordt verkleind. Het plan voldoet aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheheer.
Figuur 4.1 Uitsnede NSL-monitoringstool (2020): jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10
4.5 Externe Veiligheid
Er worden geen gevaarlijke stoffen over het spoor vervoerd. Het plaatsgebonden risico en het groepsrisico wijzigen niet als gevolg het verplaatsen van het emplacement. In de omgeving van het plangebied zijn verschillende risicobronnen aanwezig (risicovolle inrichtingen en transportroutes), maar deze vormen geen belemmering voor de verplaatsing van het emplacement.
4.6 Kabels En Leidingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen planologisch relevante kabels of leidingen gelegen.
4.7 Bodemkwaliteit
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.
In het MER voor de Hoekse Lijn is op hoofdlijnen ingegaan op de bodemkwaliteit binnen het plangebied. Daarbij is aangegeven dat voor de locatie aanpassing goederenspoor Vulcaanhaven geen SBNS onderzoeksgegevens voor handen zijn. Op de verontreinigingstekening is geen verontreinigingscontour aangegeven. Gegevens afkomstig van DCMR Milieudienst Rijnmond geven in deze strook wel een verontreiniging aan. Uit de samenvatting blijkt dat er een ernstige verontreiniging aanwezig is, maar geen spoedsanering. Dit betekent dat de strook zeer waarschijnlijk (deels) is verontreinigd met immobiele parameters (zware metalen en/of PAK). Tussen de rails wordt een matige tot sterke verontreiniging verwacht. De bodemkwaliteit ter plaatse staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.Na vergunningverlening wordt een nulsituatieonderzoek uitgevoerd.
4.8 Niet Gesprongen Explosieven
Direct ten zuiden van het station Vlaardingen Oost en het spoor is sprake van een verdacht gebied voor niet gesprongen explosieven (NGE). Er vinden hier geen werkzaamheden plaats in het kader van de de realisatie van het emplacement.
4.9 Water
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgelegd om ten behoeve van de voorbereiding van een ruimtelijk plan vooroverleg te voeren met de waterbeheerder(s), de zogenaamde watertoets. De waterbeheerders zijn ook betrokken geweest bij de totstandkoming van het deelrapport 'Water' bij het MER voor de Hoekse Lijn. In dat kader is ook de verplaatsing van het emplacement beoordeeld.
Het plangebied is gelegen op de grens van het buiten- en binnendijkse gebied. In het bestemmingsplan is een beschermende regeling opgenomen voor de waterkering (dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering voor de kering zelf en aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' voor de (binnen)beschermingszone). Voor het project Hoekselijn locatie Spoorsingel/Vulcaanweg is in november 2016 een watervergunning door het Hoogheemraadschap verleend.
4.10 Ecologie
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In het kader van het MER voor de Hoekse Lijn de mogelijke gevolgen voor natuurwaarden in beeld gebracht.
Effecten op beschermde gebieden kunnen gezien de afstand tot het plangebied worden uitgesloten. Dit blijkt ook uit de resultaten van het in december 2019 uitgevoerde onderzoek stikstofdepositie (zie bijlage 2). De verplaatsing van het emplacement leidt niet tot een toename van stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden.
De zone langs het spoor vormt marginaal leefgebied van licht beschermde soorten. Er zijn geen fysieke ingrepen voorzien. Het is uitgesloten dat populaties zodanig worden aangetast dat hun voortbestaan in het geding komt. Het bestemmingsplan is uitvoerbaar binnen de geldende kaders.
4.11 Archeologie
In de Erfgoedwet is opgenomen dat de gemeenteraad bij de bestemming van de grond rekening houdt met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten.
In het plangebied is een terrein van archeologische waarde aanwezig. Het terrein staat op de archeologische monumentenkaart van de provincie en omvat de top van een rivierduin waarop neolithische bewoning is aangetroffen. Rondom dit terrein strekt de rivierduin dieper in de bodem verder uit. Aan de oostzijde van het plangebied ligt de voormalige zeedijk in de bodem. Daarnaast geldt voor het hele plangebied een middelhoge archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische resten vanaf de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen. Deze resten zijn op een niveau vanaf 2 meter onder NAP en dieper aan te treffen.
Er zijn drie dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische (verwachtings)waarden te beschermen. Dubbelbestemming WR-A-1 betreft het archeologisch waardevolle terrein. Dubbelbestemming WR-A-2 beschermt de resten van de oude zeedijk. WR-A-3 geldt voor de overige delen van het plangebied. Elke dubbelbestemming heeft haar eigen beschermingsregime.
Met de realisering van het emplacement worden geen archeologische (verwachtings) waarden verstoord.
4.12 Cultuurhistorie
Het plangebied is onderdeel van het Beschermd Stadsgezicht. De realisering van het emplacement heeft geen invloed op de structuur van de stedenbouwkundig waardevolle wijken, beeldbepalende objecten en overige waardevolle elementen.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt een koppeling gemaakt tussen de in de voorgaande hoofdstukken beschreven elementen en de verbeelding (plankaart en regels). De verbeelding vormt het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
5.2 Opzet Regels
De regels zijn gestructureerd in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de begrippen en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan. De algemene regels (waaronder ook de parkeerregeling) zijn opgenomen in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels.
5.3 Bestemmingen
In deze paragraaf is een beschrijving gegeven van de bestemmingen in het gebied.
Enkelbestemmingen
Groen
Deze bestemming is toegekend aan de huidge groenstrook in het noordoosten van het plangebied.
Verkeer
De openbare ontsluitingswegen zijn bestemd tot Verkeer. De spoorweg is voorzien van de aanduiding 'spoorweg'. Het emplacement is ook voorzien van een specifieke aanduiding. Er is - met het oog op de verkeersveiligheid en de doorstroming - een specifieke gebruiksregel opgenomen met een verbod op het oversteken van goederenterreinen in de spitsuren ter hoogte van een tweetal locaties.
Dubbelbestemmingen
Waarde - Archeologie - 1, Waarde - Archeologie - 2 en Waarde - Archeologie - 3
Aan het gehele plangebied is een archeologische dubbelbestemming toegekend (zie ook paragraaf 4.11). Ten behoeve van de dubbelbestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan nodig. Een archeologisch rapport is in de in de regeling opgenomen gevallen indieningsvereiste bij de aanvraag om omgevingsvergunning ten behoeve van bouwen dan wel aanleggen.
Waterstaat - Waterkering
Deze bestemming is toegekend aan de kernzone van de waterkering. Bouwwerken ten behoeve van samenvallende bestemmingen mogen slechts onder voorwaarden worden gebouwd. Daarnaast is voor diverse werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren ervan nodig.
5.4 Gebiedsaanduidingen
Het plangebied is grotendeels voorzien van de gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie'. De zuidelijke uitloper heeft de gebiedsaanduiding 'gezoneerd industrieterrein'. De beschermingszone van de waterkering is tevens voorzien van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk'. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk' geldt een omgevingsvergunningenstelsel voor diverse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. De waterkeringsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
In de bestuurlijke overeenkomsten zijn de afspraken inzake de financiële uitvoerbaarheid van
de ombouw van de Hoekse Lijn, de verlenging van de Hoekse Lijn, de (toekomstige)
exploitatie van de Hoekse Lijn en de aanleg van het emplacement vastgelegd. Zo komt de uitvoering van het project voor rekening en risico van de MRDH en stelt de MRDH (als subsidieverlener) de gemeenten middelen beschikbaar voor de realisatie van het project. Ook zijn afspraken gemaakt over de overdracht van Rijksgronden en gronden van derde partijen.
Met deze bestuurlijke overeenkomsten is anderszins in het verhaal van kosten van de
grondexploitatie voorzien. Zodoende bestaat geen noodzaak om hiervoor een exploitatieplan
vast te stellen. Gelet op de gesloten overeenkomsten kan tevens gesteld worden dat het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar is.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vanwege de aard van het plan is afgezien van het houden van inspraak en overleg.
In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is dit bestemmingsplan, conform de wettelijke vereisten, gedurende 6 weken als ontwerpplan ter inzage gelegd. Gedurende deze periode konden zienswijzen door eenieder worden ingediend. In deze periode zijn geen reacties ontvangen.
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek