KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Horeca - Hotel
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - 1
Artikel 7 Woongebied
Artikel 8 Leiding - Water
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
Artikel 10 Waarde - Archeologie 3
Artikel 11 Waarde - Archeologie 5
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Overige Regels
Artikel 14 Antidubbeltelregel
Artikel 15 Algemene Gebruiksregels
Artikel 16 Algemene Bouwregels
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
Artikel 21 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Voorgaand Bestemmingsplan
1.4 Planvorm
1.5 Planproces
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal Beleid
2.4 Regionaal Beleid
2.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie
3.1 Inleiding
3.2 Historie Van De Locatie
3.3 Stedenbouwkundige Visie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 M.e.r.-beoordeling
4.3 Bodemkwaliteit
4.4 Akoestische Aspecten
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Milieuzonering
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Natuur En Landschap
4.9 Water
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11 Mobiliteit
4.12 Overige Belemmeringen
4.13 Gezondheid
4.14 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Methodiek En Ontwikkelingsstrategie
5.3 Opzet Regels
5.4 Geometrisch Bepaalde Bestemmingen
5.5 Handhaving
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Overleg En Terinzagelegging
7.1 Overleg
7.2 Inspraak
7.3 Ontwerpfase
7.4 Vaststellingsfase
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Situering En Hoogte Geluidafschermende Voorzieningen
Bijlage 1 Abf Research (17 Januari 2017) Onderbouwing Woningbehoefte Park Vijfsluizen [N2017-0004wf]
Bijlage 2 Kuipercompagnons (15 Juni 2021) Stedenbouwkundig Plan
Bijlage 3 Heijmans Et Al. (Mei 2021) Beeldkwaliteitsplan [618.167.42_versie13]
Bijlage 4 Kuipercompagnons (20 Mei 2021) Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling
Bijlage 5 Gemeente Vlaardingen (19 Januari 2021) Mer-beoordelingsbesluit
Bijlage 6 Heijmans (10 Augustus 2017) Verkennend Bodemonderzoek [17.0097 Versie 01]
Bijlage 7 Heijmans (29 Mei 2020) Verkennend (Water)bodem- En Nader Bodemonderzoek
Bijlage 8 Kuipercompagnons (30 December 2020) Akoestisch Onderzoek (Excl. Bijlagen) [616.102.56]
Bijlage 9 Kuipercompagnons (30 December 2020) Akoestisch Onderzoek (Bijlagen) [616.102.56]
Bijlage 10 Kuipercompagnons (12 Mei 2021) Aanvulling Akoestisch Onderzoek [616.102.56]
Bijlage 11 Gemeente Vlaardingen (15 Juni 2021) Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder
Bijlage 12 Dgmr (20 Maart 2017) Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 13 Dgmr (31 Maart 2021) Onderbouwing Luchtkwaliteit Gevoelige Bestemming Zorggebouw Vijfsluizen
Bijlage 14 Kuipercompagnons (29 April 2021) Quickscan Bedrijven En Milieuzonering
Bijlage 15 Kuipercompagnons (17 November 2020) Akoestisch Onderzoek Metrostation
Bijlage 16 Dgmr (20 Mei 2021) Analyse Bastion Hotel [Versie 001]
Bijlage 17 Dgmr (4 December 2020) Onderzoek Externe Veiligheid Park Vijfsluizen [Versie 001]
Bijlage 18 Regelink (18 Februari 2019) Ecologische Quickscan [Ra18439-02]
Bijlage 19 Regelink (3 Februari 2020) Soortgericht Onderzoek [Ra-19439-03]
Bijlage 20 Regelink (4 Feburari 2020) Mitigatieplan Gewone- & Ruige Dwergvleermuis [Ra-19488-02]
Bijlage 21 Omgevingsdienst Haaglanden (16 November 2020) Beschikking Wet Natuurbescherming - Soortenbescherming
Bijlage 22 Rho (27 Oktober 2020) Onderzoek Stikstofdepositie
Bijlage 23 Gebiedsmanagers (21 Augustus 2020) Waterparagraaf
Bijlage 24 Raap (Mei 2020) Archeologisch Vooronderzoek [4480]
Bijlage 25 Gemeente Vlaardingen (17 Mei 2021) Archeologische Inventarisatiescan [2019.013]
Bijlage 26 Tak Architecten (28 Juni 2007) Cultuurhistorische Waardestelling Voor Het Voormalige Sportpark 'De Vijfsluizen'
Bijlage 27 Kuipercompagnons (17 December 2019) Onderzoek Milieuaspect "Geur"
Bijlage 28 Bombs Away (3 September 2019) Vooronderzoek Conventionele Explosieven
Bijlage 29 Dgmr (10 December 2020) Kwalitatief Windonderzoek
Bijlage 30 Klunder Architecten (1 April 2021) Bezonningsstudie Vijfsluizen - Vlaardingen
Bijlage 31 Klunder Architecten (1 April 2021) Bezonningsstudie Bastion Hotel Vlaardingen - Vlaardingen
Bijlage 32 Lichtidee (23 April 2021) Lichthinderonderzoek
Bijlage 33 Heijmans (Z.j.) Natuur Inclusief Ontwikkelen
Bijlage 34 Dtv (22 December 2016) Memo Verkeersberekeningen Park Vijfsluizen
Bijlage 35 Dtv (6 Januari 2021) Actualisatie Ontsluiting Verkeer Park Vijfsluizen 2040
Bijlage 36 Nota Vooroverleg (17 December 2020)
Bijlage 37 Dtv (30 Maart 2021) Robuustheidstoets Ontsluiting Verkeer Park Vijfsluizen 2040
Bijlage 38 Nota Van Zienswijzen (15 Juni 2021)
Bijlage 39 Gemeente Vlaardingen (14 Juli 2021) Raadsbesluit Beeldkwaliteitsplan

Park Vijfsluizen

Bestemmingsplan - Gemeente Vlaardingen

Vastgesteld op 14-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen" met identificatienummer NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030 van de gemeente Vlaardingen;

1.2 bestemmingsplan:

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.

Verdere begrippen in alfabetische volgorde:

1.3 aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 abri:

wachthuisje, schuilplaats (bijvoorbeeld bij tram- of bushalte) of kleinschalige voorziening voor centrale distributie voor pakket- en bezorgdiensten.

1.6 achtergevel:

de gevel achter de voorgevel, meestal evenwijdig daaraan, zoals deze oorspronkelijk bij de bouw is gerealiseerd.

1.7 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de verhouding van het oppervlakte van alle in een bouwvlak gelegen bouwwerken tezamen in relatie tot de oppervlakte van het bouwvlak, uitgedrukt in een percentage.

1.10 bedrijf aan huis:

het door de bewoner van de woning op een bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten waarvoor geen vergunnings- of meldingsplicht op grond van milieuwetgeving geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie - kunnen worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel.

1.11 bedrijf:

een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten; aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.12 beroep aan huis:

Het door de bewoner van de woning uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op medisch, paramedisch, therapeutisch, administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang, tot maximaal 30% van de woning of 50 m2, in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing - met behoud van de woonfunctie - kan worden uitgeoefend.

1.13 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bevoegd gezag:

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.21 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk:

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.25 cultuur en ontspanning met beperkte ruimtelijke uitstraling:

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning met een beperkte ruimtelijke uitstraling (dat wil zeggen waarvan relatief weinig hinder in de vorm van geluid/verkeerstromen of anderszins kan worden ervaren/ of beperkte invloed op de fysieke leefomgeving); waaronder ateliers, podiumkunsten en/of muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra. Casino’s en feestzalenverhuur worden niet gerekend tot activiteiten met een beperkte invloed op de fysieke leefomgeving.

1.26 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, al dan niet met een hellingshoek.

1.27 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; zulks met uitzondering van horeca-activiteiten.

1.28 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen op zakelijk, financieel, maatschappelijk, educatief of commercieel gebied; waaronder een belwinkel en een internetcafé; zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.

1.29 dove gevel:

een gevel, zoals bedoeld inlid 1.36, met dien verstande dat er sprake is van:

  • een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A), alsmede
  • een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte. In dit verband wordt onder een geluidsgevoelige ruimte verstaan een ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon- of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd.

1.30 erf:

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw, en de bestemming het gebruik van deze inrichting niet verbiedt.

1.31 evenement:

elke voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak.

1.32 fysieke leefomgeving:

De fysieke leefomgeving zoals bedoeld in de Omgevingswet.

1.33 gastouderopvang:

Een specifieke vorm van kinderopvang in de eigen woning van de gastouder of woning waar de kinderen woonachtig zijn met, op grond van de wet kinderopvang, een maximum van 6 kindplaatsen, waarbij ook de eigen kinderen tot 10 jaar meetellen.

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 gestapelde woning:

een woning, die zich bevindt in een groter gebouw, dat bestaat uit twee of meer boven - of nagenoeg boven - elkaar gesitueerde woningen, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid is gewaarborgd, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau

1.36 gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak.

1.37 gevellijn:

een geometrisch bepaald figuur, waarmee de locatie is aangeduid, waar ingevolge de regels de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gesitueerd.

1.38 grondgebonden woning:

een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gesitueerde, woningen omvat.

1.39 hogere grenswaarde:

Een bij besluit op grond van de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder vast te stellen wettelijke grenswaarde voor zoneringsplichtig wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai of industrielawaai, groter dan de voorkeursgrenswaarde maar lager dan de maximale ten hoogste toelaatbare waarde van de geluidbelasting op grond van de Wet en het uitvoeringsbesluit.

1.40 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.41 horeca:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf, op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, zulks met uitzondering van seksinrichtingen.

1.42 horecaterras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend onoverdekt en onverwarmd deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.43 huishouden:

Eén of meer personen die in vast verband samenleven, waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid. Kamerverhuur wordt niet aangemerkt als huishouden.

1.44 kantoor:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties;

1.45 kap:

een gesloten en (gedeeltelijk) hellende bovenbeëindiging van een gebouw.

1.46 kleinschalige kantoren:

kantoren met een maximum bruto vloeroppervlak van 1.000 m² per vestiging.

1.47 maaiveld:

de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van een bouwwerk, al dan niet na ophoging van de gronden.

1.48 maatschappelijke voorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten dan wel voorzieningen, gericht op de zorg en kinderopvang en sociale, culturele, medische, maatschappelijke, educatieve, religieuze en/of openbare dienstverlening.

1.49 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.50 nutsvoorziening:

voorziening ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.51 omgevingsvergunning:

een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.52 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het maaiveld is gelegen; waaronder in ieder geval begrepen een kelder.

1.53 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.54 peil:

  1. a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de door de gemeenteraad of burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van de weg;
  2. b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het terrein ter plaatse van de bouw, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.55 prostitutie:

het aanbieden van seksuele diensten tegen materiële vergoeding.

1.56 speelvoorzieningen:

voorzieningen die het spelen mogelijk maken, zoals een schommel of een wip, niet zijnde een speelplaats.

1.57 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privéhuis, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon; al dan niet in combinatie met elkaar.

1.58 sportvoorzieningen:

het uitoefenen van activiteiten gericht op sport en/of spel, uitsluitend binnen gebouwen, waaronder fitnesscentra, sporthallen et cetera.

1.59 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

Lijst met bedrijfsactiviteiten ingedeeld naar toelaatbaarheid in relatie tot de afstand tot al dan niet milieugevoelige locaties of gebieden, zoals opgenomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten van deze regels.

1.60 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, kunstobjecten, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaarden, papier- en plantenbakken, zitbanken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelvoorzieningen en abri's.

1.61 tophoek:

de hoek in graden aan de bovenzijde van een geluidafschermende voorziening, gemeten tussen de voorkant en de achterkant van een geluidafschermende voorziening, zoals aangegeven op onderstaande afbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0020.png"

1.62 vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

1.63 voldoende parkeergelegenheid:

Parkeergelegenheid voor auto's en fietsen, waarvan het aantal parkeerplaatsen en de omvang daarvan voldoet aan de beleidsregels over parkeren en laden en lossen, die zijn vastgesteld door het bevoegd gezag.

1.64 voorgevel:

de voorgevel zoals deze bij de bouw van het betrokken gebouw oorspronkelijk is gerealiseerd. Van een woning op de hoek van twee straten is slechts één gevel de voorgevel. Voor de bepaling van de voorgevel geldt in eerste instantie de gevel waar de voordeur of hoofdingang van de woning is gelegen of in tweede instantie de zijde waaraan de hoofdontsluiting van het perceel is gesitueerd.

1.65 voorzieningen met een publieksgericht karakter:

voorzieningen die in overwegende mate overdag geopend zijn en in meer of mindere mate consumenten, bezoekers of anderszins geïnteresseerden, fysiek aantrekken en ontvangen, en waarbij in beginsel een ieder welkom is, al dan niet door eerst een persoonlijke afspraak te maken.

1.66 waterkering:

alle dijken, kaden, natuurlijke hoogten en ophogingen, bestemd om in het openbaar belang water te keren, met inbegrip van het gehele lichaam van de dijk en kaden.

1.67 Wet geluidhinder:

De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.

1.68 wonen:

Huisvesting van één huishouden of maximaal twee personen die niet tot een huishouding behoren, in één woning.

1.69 woning / wooneenheid:

Besloten ruimte die, met inbegrip van daarbij bijbehorende ruimten, een eigen toegang heeft, bestemd en geschikt voor wonen, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte. Als wezenlijke voorzieningen worden in ieder geval aangemerkt: slaapkamer, woon/eetkamer, keuken, badkamer of douche en toilet.

1.70 zijgevel:

de zijgevel links of rechts, meestal haaks op de voorgevel, zoals deze bij de bouw is gerealiseerd en grenst aan het zijerf.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. plantsoenen en parken;
  3. c. bermen en beplanting;
  4. d. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  5. e. geluidafschermende voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. (fiets)paden en kruisende infrastructuur;
  2. g. openbaar toegankelijk verblijfsgebied;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. sport- en speelvoorzieningen;
  5. j. straatmeubilair;
  6. k. kunstwerken;
  7. l. oevers;
  8. m. oeververbindingen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Horeca - Hotel

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca - Hotel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. hotel uit categorie 2 van Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten); met bijbehorende ondergeschikte (horeca)voorzieningen zoals restaurant, terras;

al dan niet in combinatie met:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. d. ontsluitingen, wegen en paden en parkeervoorzieningen;
  4. e. nutsvoorzieningen;
  5. f. straatmeubilair;
  6. g. kunstwerken;
  7. h. oevers;
  8. i. oeververbindingen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ontsluitingen met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  2. b. wegen en paden;
  3. c. parkeervoorzieningen, al dan niet gebouwd en/of ondergronds;

al dan niet in combinatie met:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. straatmeubilair;
  4. g. kunstwerken;
  5. h. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  6. i. oevers;
  7. j. oeververbindingen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Verkeer - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een ontsluitingsweg;

al dan niet in combinatie met:

  1. b. nutsvoorzieningen;
  2. c. groenvoorzieningen;
  3. d. straatmeubilair;
  4. e. kunstwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

De rijba(a)n(en) van de ontsluitingsweg zoals bedoeld in lid 6.1 sub a dient een minimale breedte te hebben van 6 m, of een kleinere breedte indien aangetoond wordt dat dit voldoende is om een verkeersveilige afhandeling van verkeer mogelijk te maken, passend bij het gebruik van de aan deze ontsluitingsweg grenzende mogelijkheden voor gebruik.

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. ontsluitingen, wegen en paden;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voorzieningen met een publieksgericht karakter: in de vorm van maatschappelijke voorzieningen, horeca (tot maximaal categorie 1 van Bijlage 1 Staatvan horeca-activiteiten) en/of detailhandel; uitsluitend op de begane grond. Bij een horecavoorziening zijn, direct aansluitend aan het aanduidingsvlak, tevens bijbehorende horecaterrassen toegestaan;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' tevens een woonzorgvoorziening met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes; met bijbehorende (gezamenlijke) voorzieningen, en al dan niet met ondersteunende zorgfuncties die ook voor niet-bewoners toegankelijk zijn, zoals fysiotherapie, podotherapie, ergotherapie e.d.;
  5. e. groenvoorzieningen, plantsoenen en parken;
  6. f. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  7. g. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. beroep en bedrijf aan huis;

al dan niet in combinatie met:

  1. i. geluidafschermende voorzieningen;
  2. j. tuinen;
  3. k. erven;
  4. l. openbaar toegankelijk gebied;
  5. m. parkeervoorzieningen, al dan niet gebouwd en al dan niet ondergronds;
  6. n. speelvoorzieningen;
  7. o. nutsvoorzieningen;
  8. p. straatmeubilair;
  9. q. kunstwerken;
  10. r. oevers;
  11. s. oeververbindingen.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 en toestaan dat:

  1. a. de maximum bouwhoogte wordt verhoogd met 3 m, met dien verstande dat:
    1. 1. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
    2. 2. voldaan wordt aan de bepalingen uit de Wet geluidhinder;
    3. 3. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    4. 4. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.
  2. b. bijbehorende bouwwerken worden afgedekt met een kap, met dien verstande dat:
    1. 1. de dakhelling is afgestemd, dan wel gelijk is aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
    2. 2. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    3. 3. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.
  3. c. bijbehorende bouwwerken op minder dan 2 meter achter de erfgrens grenzend aan openbaar gebied mogen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. 1. een goed woon- en leefklimaat is gegarandeerd;
    2. 2. geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor de directe omgeving;
    3. 3. een positief advies is gegeven door de gemeentelijk stedenbouwkundige.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse waterleiding.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 voor de bouw van bouwwerken ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen, onder de voorwaarde dat:

  1. a. de belangen met betrekking tot de betrokken leidingen dit toelaten;
  2. b. alvorens omgevingsvergunning te verlenen schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betrokken leiding.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

  1. a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  2. b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  3. c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder NAP van ten hoogste 320 cm is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  4. d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 320 cm onder NAP, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  5. e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  6. f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek, is toegestaan.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 3

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

  1. a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  2. b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  3. c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder maaiveld van ten hoogste 100 cm of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  4. d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 1 m ten opzichte van het maaiveld of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  5. e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  6. f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek, is toegestaan.

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 3 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 5

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

  1. a. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de hierna genoemde.
  2. b. Verbouwing en nieuwbouw van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, is toegestaan voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  3. c. De bouw van een bijbehorend bouwwerk of de uitbreiding van een bestaand hoofdgebouw met een diepte onder NAP van ten hoogste 200 cm of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2 is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  4. d. De bouw van bouwwerken waarvan de ondergrondse bouwdiepte niet meer bedraagt dan 200 cm ten opzichte van NAP of een oppervlakte van ten hoogste 100 m2, is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  5. e. De bouw van vergunningsvrije bouwwerken is toegestaan, voor zover dit ook is toegestaan in de andere daar voorkomende bestemming.
  6. f. De bouw van bouwwerken die uitsluitend zijn bedoeld voor archeologisch onderzoek is toegestaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Waarde - Archeologie 5 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

  1. a. Er mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming als bedoeld in lid 12.1.1.
  2. b. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  3. c. De maximum hoogte voor het bouwen van andere bouwwerken bedraagt 2,5 meter.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken bepaalde in lid 12.2 sub a en toestaan dat ten behoeve van en volgens de regels van de secundaire bestemming en (eventuele) dubbelbestemming gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterhuishouding en de waterkering, en er vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende watergang en waterkering.

12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 13 Overige Regels

13.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

13.2 Voorwaardelijke verplichting akoestiek

  1. a. Tot een gebruik, in strijd met het plan, wordt in elk geval begrepen het gebruik van woningen of andere geluidgevoelige functies, als niet wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de hoofdgebouwen van de betreffende woning(en) of andere geluidgevoelige functie(s) (of bebouwing die nodig is voor afscherming van geluid blijkens het akoestisch onderzoek zoals opgenomen als Bijlage 8, Bijlage 9 en/of Bijlage 10), voor wat betreft situering, hoogte en afmetingen zijn gebouwd conform het bepaalde ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - massa geluidberekening' en de bijbehorende aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' (in meters), waarbij geldt dat:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' de aangegeven massa alleen aanwezig is vanaf de tweede bouwlaag en eventueel hoger, op de begane grond is ter plaatse van deze aanduiding geen bebouwing aanwezig;
      • voor wat betreft de hoogte, voor de hoofdgebouwen langs de randen van het plangebied (de eerstelijns bebouwing) een marge van maximaal 0,5 m hoger is toegestaan;
      • voor wat betreft de hoogte, voor de overige hoofdgebouwen in het plangebied een marge van maximaal 0,5 m hoger en lager is toegestaan;

en:

    1. 1. de gevels van de betreffende hoofdgebouwen als dove gevel worden uitgevoerd (en in stand worden gehouden), behalve als de berekende geluidbelasting (uitgaande van de realisatie van alle bebouwing in het plan) op de betreffende gevel niet méér bedraagt dan de maximale ontheffingswaarde per bronsoort uit de Wet geluidhinder (Wgh) zoals deze geldt ten tijde van het in ontwerp ter inzage gaan van het plan. Ook is het toegestaan om een bouwkundige oplossing toe te passen (en in stand te houden) waarmee de geluidbelasting op de gevel kan worden teruggebracht tot maximaal de ontheffingswaarde;

en:

    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidwal A4' een geluidafschermende voorziening is opgericht en in stand wordt gehouden die voldoet aan de volgende voorwaarden:
      • Het hoogste punt van de geluidafschermende voorziening wordt gerealiseerd op of ten hoogste 0,5 m uit de oostelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3;
      • De hoogte van de geluidafschermende voorziening bedraagt minimaal de hoogte zoals aangegeven ter plaatse van de oostelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 1.54 de in die bijlage weergegeven maaiveldhoogten als plaatselijk peil gelden;
      • De geluidafschermende voorziening aan beide zijdes voor minimaal 80% absorberend is uitgevoerd;
      • De tophoek: van de geluidafschermende voorziening bedraagt maximaal 70 graden;

en:

    1. 1. voor zover het woning(en) of andere geluidgevoelige functies betreft die niet is of zijn gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg': ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid herenhuizen Kesperweg' de bebouwing is opgericht en in stand wordt gehouden conform de situering, hoogte en afmetingen zoals aangegeven middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - massa geluidberekening' en de bijbehorende aanduiding 'hoogte massa geluidberekening' (in meters), waarbij voor wat betreft de hoogte, voor deze hoofdgebouwen een marge van maximaal 0,5 m hoger is toegestaan;

en:

    1. 1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - volgordelijkheid geluid geluidsscherm Kesperweg' een geluidafschermende voorziening is opgericht en in stand wordt gehouden die voldoet aan de volgende voorwaarden:
      • de geluidafschermende voorziening wordt gerealiseerd ter plaatse van de zuidelijke bordeauxrode lijn in Bijlage 3; met minimaal de daarbij behorende bouwhoogtes, waarbij in afwijking van het bepaalde in lid 1.54 de in die bijlage weergegeven maaiveldhoogten als plaatselijk peil gelden. De situering van de geluidafschermende voorziening op een andere locatie binnen de aanduiding en met een andere bouwhoogte dan zoals aangegeven, is ook toegestaan ingeval uit akoestisch onderzoek blijkt dat het geluidafschermende effect minimaal gelijk is aan het effect van de voorziening conform Bijlage 3;
      • De geluidafschermende voorziening aan de zijde van Park Vijfsluizen voor minimaal 80% absorberend is uitgevoerd;
      • De tophoek: van de geluidafschermende voorziening bedraagt maximaal 70 graden;

en:

    1. 1. Voldaan wordt aan het hogere waarden-besluit (Bijlage 11).
  1. b. Anders dan bepaald onder a, wordt het gebruik van woningen of andere geluidgevoelige functies niet als in strijd zijnde met het plan beschouwd, als er sprake is van een andere situering, hoogte en/of afmetingen dan zoals voorgeschreven onder a1, en/of in geval er niet wordt voldaan aan het bepaalde in a2, a3, a4 en/of a5, mits wordt aangetoond dat de uit het akoestisch onderzoek (Bijlage8 en Bijlage 9) volgende geluidbelastingen niet worden overschreden, en mits voldaan wordt aan het hogere waarden-besluit (Bijlage 11).

13.3 Voorwaardelijke verplichting windhinder ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'

Een omgevingsvergunning voor het bouwen of het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' wordt slechts verleend indien volgens de NEN 8100 'Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving' ten minste een goed windklimaat gerealiseerd kan worden voor de activiteit 'doorlopen'.

13.4 Voorwaardelijke verplichting woonzorgvoorziening (gebruik van gronden of bouwwerken)

Het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' is slechts toegestaan in combinatie met het gebruik van gronden of bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' voor de functies zoals bedoeld in 7.1 sub c, met een oppervlakte van 90 tot 120 m2 b.v.o.

13.5 Voorwaardelijke verplichting woonzorgvoorziening (omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel het wijzigen van het gebruik)

  1. a. Een omgevingsvergunning voor de bouw van en/of het wijzigen van het gebruik naar een woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d, wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de richtafstand van 10 meter zoals bedoeld in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' 2009.
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van en/of het wijzigen van het gebruik naar een woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d, ook verleend als niet wordt voldaan aan de richtafstand zoals bedoeld onder a, indien uit nader akoestisch onderzoek (al dan niet na het treffen van maatregelen) blijkt dat wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de nabijgelegen woningen.

13.6 Voorwaardelijke verplichting wonen

  1. a. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning wordt alleen verleend indien voldaan wordt aan de richtafstand van 10 meter zoals bedoeld in de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' 2009 tussen de betreffende woning en de woonzorgvoorziening, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub d;
  2. b. In afwijking van het bepaalde onder a, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning ook verleend als niet wordt voldaan aan de richtafstand zoals bedoeld onder a, indien uit nader akoestisch onderzoek (al dan niet na het treffen van maatregelen) blijkt dat wel sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de betreffende woning.

13.7 Voorwaardelijke verplichting horeca

Een omgevingsvergunning voor horeca, zoals bedoeld in lid 7.1 sub c, wordt alleen verleend indien:

  1. a. de horeca alleen in de dag- en avondperiode geopend is (07.00 - 23.00u); en
  2. b. een eventueel horecaterras uitsluitend onverwarmd en onoverdekt is; en
  3. c. installaties dusdanig worden gebouwd of geplaatst dat zij, naar redelijkheid, zo min mogelijk overlast opleveren voor omliggende woningen.

13.8 Voorwaardelijke verplichting parkeren

13.9 Geluidzone - industrie

  1. a. Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt een zone vanwege een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
  2. b. Nieuwe geluidgevoelige objecten zijn slechts toegestaan indien de geluidbelasting vanwege de gezoneerde industrieterreinen op de betreffende gevels niet hoger is dan de wettelijke voorkeursgrenswaarde of een verleende hogere grenswaarde.

13.10 Overige zone - groen raamwerk

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - groen raamwerk' dient functioneel aansluiting te worden gezocht bij de bestemming 'Groen' en is de bouw van hoofdgebouwen in de vorm van woningen niet toegestaan. Dit houdt onder meer in dat autoprarkeerplaatsen slechts in ondergeschikte zin zijn toegestaan.

13.11 Voorwaardelijke verplichting waterberging

Artikel 14 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene Gebruiksregels

15.1 Strijdig gebruik

15.2 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels omtrent het gebruik van gronden en gebouwen, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 16 Algemene Bouwregels

16.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen, zoals trappenhuizen, plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.

16.2 Bestaande maten

  1. a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden geacht.
  2. b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS is voorgeschreven, mogen als tenminste toelaatbaar worden aangehouden.
  3. c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a. en b. slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels

17.1 Karakteristieke bebouwing

Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels

18.1 Afwijken van voorgeschreven maatvoering

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering, met ten hoogste 10%.

18.2 Overschrijden van bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

18.3 Vergroten bouwhoogte van andere bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de bouwhoogte van andere bouwwerken wordt vergroot met maximaal 10 meter.

18.4 Vergroten bouwhoogte van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken, en toestaan dat de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 meter.
  2. b. Losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn niet toegestaan.
  3. c. Installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand; met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de welstand- en monumentencommissie; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.

18.5 Toestaan van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsbepalingen ten behoeve van het realiseren van gebouwtjes voor voorzieningen van algemeen nut, zoals telefooncellen, abri's (inclusief dienstregelingaanduiding), nutsvoorzieningen, dienstgebouwen ten behoeve van het onderhoud of gebruik van openbaar groen, wegen en speelplaatsen, mits deze gebouwtjes geen grotere inhoud hebben dan 50 m3.

Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels

19.1 Overschrijding van bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen en/of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

19.2 Overschrijding van de bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen, ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a., een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

20.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan "Park Vijfsluizen".

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doel

De gemeente Vlaardingen en Heijmans Vastgoed B.V. hebben het voornemen om het voormalige sportpark 'Vijfsluizen' in Vlaardingen te herontwikkelen. Het sportpark is in 1953 gerealiseerd door de toenmalige Bataafse Petroleum Maatschappij (tegenwoordig Shell). In 2005 zijn de gronden verkocht aan OVG Projectontwikkeling, welke partij als doel had om op deze plek een multifunctionele kantoorlocatie te ontwikkelen. Hiertoe is het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' opgesteld, wat is vastgesteld op 20 december 2012.

De kantorenmarkt is echter drastisch veranderd en daarnaast is er een grote vraag naar woningen ontstaan, met name in en rond de grote steden. Op basis van de plannen uit 2012 is alleen een nieuw hotel gebouwd, het Bastion Hotel in de zuidoostzijde van het plangebied. De huidige ontwikkelaar, Heijmans, wil op deze veranderde vraag inspelen en heeft het voornemen om het gebied te ontwikkelen tot een woongebied. De gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied heeft vorm gekregen in een stedenbouwkundig plan en een beeldkwaliteitsplan, opgesteld door Heijmans en KuiperCompagnons.

Het is de bedoeling om een gevarieerde woonwijk te ontwikkelen, met 437 woningen: herenhuizen, verandawoningen, hofwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en (loft)appartementen. De woningen en appartementen worden zowel voor de (sociale) huurmarkt als voor de koopmarkt gerealiseerd. Daarnaast wordt een woonzorgvoorziening met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes voor senioren met geheugenproblematiek en/of een verpleeghuis gerealiseerd, in combinatie met 90 tot 120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter (zoals horeca, maatschappelijke voorzieningen en/of detailhandel). Park Vijfsluizen zorgt daarmee voor meer diversiteit in het woningaanbod in Vlaardingen en ligt op korte afstand van de historische stadscentra van Vlaardingen en Schiedam. Verder is het gebied goed ontsloten door twee metrolijnen (inclusief stations) en de aangrenzende rijksweg A4. De oorspronkelijke bebouwing, behorende bij het sportpark en aangewezen als beeldbepalend pand, blijft behouden. De landschappelijke elementen en de gunstige ligging ten opzichte van verschillende hoogwaardige openbaar vervoerverbindingen en de A4 maken het een geschikte locatie voor een multifunctioneel woonpark dat aansluit bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen.

De beoogde ontwikkeling van Park Vijfsluizen wordt met dit bestemmingsplan van een flexibel juridisch-planologisch kader voorzien. Het plan is globaal van aard en bevat voldoende ruimte voor de uiteindelijke invulling van het plangebied. Wel zijn de belangrijkste stedenbouwkundige en milieutechnische kaders vastgelegd.

1.2 Ligging Plangebied

De locatie Park Vijfsluizen betreft het voormalig sportcomplex van de Koninklijke Shell, sportpark 'Vijfsluizen'. Deze driehoekvormige locatie wordt aan de zuidkant begrensd door de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk, aan de oostkant door de Rijksweg A4 en aan de noordwestkant door metrolijn A en B (de Hoekselijn). De ligging van het plangebied is in afbeelding 1.1 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 Plangebied Park Vijfsluizen

1.3 Voorgaand Bestemmingsplan

Binnen de grenzen van het plangebied vigeert, voordat het voorliggende plan in werking treedt, het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen', vastgesteld op 20 december 2012. Bij besluit van 30 januari 2013 heeft de provincie Zuid-Holland een reactieve aanwijzing gegeven ten aanzien van perifere en grootschalige detailhandel, ertoe strekkende dat de regels 6.3.1, 1.26, 6.1a, 6.3.2 en 6.4 geen onderdeel zijn blijven uitmaken van het bestemmingsplan.

Het ter plaatse van het Bastion Hotel genomen projectbesluit 'Bastion Vijfsluizen' van 11 oktober 2010 is in het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' uit 2012 geïntegreerd.

De bouw- en ontwikkelingsmogelijkheden voor kantoren en andere functies uit het bestemmingsplan uit 2012 zijn tot op heden niet geëffectueerd.

Voor het zuidelijke deel van het plangebied (de Mr. L.A. Kesperweg en de Schiedamsedijk) geldt tevens de omgevingsvergunning 'Knooppunt Vijfsluizen' van 22 november 2016. Deze omgevingsvergunning had tot doel de verbetering van de aan- en toevoerwegen naar de A4 mogelijk te maken en was nodig omdat de bestemmingen 'Gemengd', 'Groen' en 'Centrum - Centrale Parkvoorzieningen' uit het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' uit 2012 alleen ontsluitingswegen mogelijk maakten en geen doorgaand verkeer.

De voornoemde ruimtelijke plannen worden met het voorliggende bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' geheel vervangen.

Tot slot zijn binnen het plangebied twee paraplubestemmingsplannen relevant. Het paraplubestemmingsplan 'Parkeren 2019' (vastgesteld op 30 januari 2020) is opgesteld om het vigerende gemeentelijke parkeerbeleid in bestaande bestemmingsplannen te integreren. Het paraplubestemmingsplan 'Wonen' (vastgesteld op 15 oktober 2020) ziet er op toe dat woningen niet voor de huisvesting van meerdere huishoudens en als onzelfstandige kamerverhuur worden ingezet. De regeling van deze twee paraplubestemmingsplannen is inhoudelijk ongewijzigd overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan. De parapluplannen worden met de vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' ter plaatse van het plangebied vervangen, maar blijven nog wel gelden in de rest van Vlaardingen.

1.4 Planvorm

De nieuwe ontwikkelingen zijn gericht op de transformatie van het voormalige sportcomplex naar een woongebied en een woonzorgvoorziening in combinatie met voorzieningen met een publieksgericht karakter. Daarbij zal de bestaande karakteristieke bebouwing en een deel van het park in de huidige staat behouden blijven, maar met een andere invulling.

De exacte situering en fasering van de nieuwe bebouwing ligt nog niet geheel vast. Zoals gebruikelijk bij grootschalige gebiedsontwikkelingen wordt het bestemmingsplan opgesteld op basis van een stedenbouwkundig plan, wat door de ontwikkelende partij later verder - op bouwplanniveau - wordt uitgewerkt. Het is daarom gewenst om enige flexibiliteit in het bestemmingsplan op te nemen. Echter, de complexe milieukundige aspecten - in casu vooral geluid - dwingen ertoe om toch specifieke zaken te onderzoeken en vast te leggen. In het bestemmingsplan is gezocht naar een goede balans hiertussen. Ten behoeve van de gewenste ontwikkelingen is in het bestemmingsplan binnen duidelijke grenzen een mate van flexibiliteit opgenomen in de vorm van globale bestemmingen. De bestemmingen en de bijbehorende juridische regeling inzake akoestiek, zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor gebruikers en omwonenden van het gebied.

1.5 Planproces

In het voortraject om te komen tot de ontwikkeling van Park Vijfsluizen zijn voor het gebied door Heijmans, in nauw overleg met de gemeente, stedenbouwkundige uitgangspunten opgesteld. Deze zijn vertaald in het aan dit bestemmingsplan ten grondslag liggende stedenbouwkundig plan (inclusief beeldkwaliteitsplan).

Voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan zijn door Heijmans informele overleggen gevoerd met diverse partijen zoals de provincie, het Hoogheemraadschap van Delfland, de GGD, Rijkswaterstaat, de VRR en omliggende bedrijven. Ook zijn er informatieavonden voor omwonenden georganiseerd. In overleg met de gemeente is naar aanleiding hiervan besloten om de fase van het voorontwerpbestemmingsplan over te slaan .

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voor het wettelijke verplichte vooroverleg toegezonden aan de overlegpartners. De reacties van de vooroverlegpartijen zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan, dat ter inzage is gelegd. Daarbij kon een ieder reageren door middel van een zienswijze (zie ook Hoofdstuk7 Overleg en terinzagelegging). Na de terinzagelegging beslist de gemeenteraad over de eventueel ingediende zienswijzen en over de vaststelling van het bestemmingsplan. Na inwerkingtreding van het bestemmingsplan start de fase van vergunningverlening.

Hoofdstuk 2 Beleid

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is een samenvattend overzicht opgenomen van de beleidsdocumenten die ruimtelijk relevant zijn en daarmee ook relevant voor het bestemmingsplan Park Vijfsluizen. Dit overzicht is niet uitputtend maar geeft wel het kader waarbinnen het bestemmingsplan moet worden opgesteld.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR/2012)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van het Ministerie van Infrastructuur en Ruimte van kracht geworden. De structuurvisie vervangt verschillende nota's, waaronder de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit die door veranderende omstandigheden zoals de beschrijving economische crisis, benadering klimaatverandering en toenemende regionale verschillen achterhaald zijn geraakt. De visie schetst de doelen, belangen en opgaven van het Rijk tot 2028 en de ambities tot 2040. Uitgangspunt is de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk over te laten aan gemeenten en provincies (decentraal, tenzij), minder nationale belangen te benoemen, en eenvoudigere regelgeving toe te passen.

Doelen

In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Nationale belangen

Voorgaande (hoofd)doelstellingen zijn in de structuurvisie vertaald naar nationale belangen. Deze zijn - direct of indirect - ook opgenomen in het Barro, waarmee zij juridisch doorwerken in bestemmingsplannen. De volgende rijksbeleidspunten zijn van toepassing op het plangebied:

  1. 1. Een excellent en internationaal bereikbaar vestigingsklimaat in de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. In dit kader blijft het Rijk gebiedsgerichte afspraken maken met de stedelijke regio's over de programmering van verstedelijking (woningbouw), zowel kwantitatief als kwalitatief.
  2. 2. Efficiënt gebruik van de ondergrond.
  3. 3. Een robuust hoofdnetwerk van weg, spoor en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen.
  4. 4. Het instandhouden van de hoofdnetwerken van weg, spoor en vaarwegen om het functioneren van de netwerken te waarborgen.
  5. 5. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's.
  6. 6. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling.
  7. 7. Ruimte voor behoud en versterking van (inter) nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten.
  8. 8. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten.
  9. 9. Zorgvuldige afwegingen en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen.

Het Rijk beschrijft in de visie een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Ambities SVIR; doorkijk
Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is daarvoor nodig.

Doorvertaling

De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het Barro kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit.

Conclusie SVIR voor Park Vijfsluizen

De beoogde ontwikkeling van Park Vijfsluizen past volledig in het streven naar het benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Wet ruimtelijke ordening geeft aan de regering de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur (AmvB) regels te geven waarmee gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening moeten houden. Het gaat daarbij niet alleen om procedureregels maar ook om de inhoud van bestemmingsplannen. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden (Stb. 2011, 391). Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen maar ook bij projectuitvoeringsbesluiten (Crisis- en herstelwet) moeten gemeenten rekening houden met het Barro. Een aantal projecten dat de regering van Rijksbelang vindt, wordt met het Barro dwingend geborgd in bestemmingsplannen of in andere ruimtelijke plannen van lagere overheden. De projecten worden benoemd en middels digitale kaarten ingekaderd. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.

Per project worden regels gegeven waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. Voor Vlaardingen zijn de binnen de gemeente gelegen

  • mainportontwikkeling van Rotterdam en grote rivieren,
  • Westelijke Oververbinding (Blankenburgverbinding),
  • Tracé aansluiting A20 van belang.

Conclusie Barro voor Park Vijfsluizen

Hoewel deze projecten in de nabijheid liggen van het plangebied levert dit volgens het Barro voor bestemmingsplan Park Vijfsluizen geen punten van Rijksbelang op, waarmee bij vaststelling van dit plan rekening gehouden moet worden.

2.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Verantwoord dient te worden dat er behoefte is aan nieuwe ruimte voor woningen, werken, detailhandel en voorzieningen. Deze behoefte moet blijken uit een regionaal afgestemd programma en de afspraken gemaakt in gemeenten in een Regionaal Structuurplan 2020. Het Bro bepaalt dat voor bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen.

Sinds 1 juli 2017 luidt de formulering van de Ladder in genoemd artikel van het Bro:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

In het vigerende bestemmingsplan is woningbouw niet toegestaan. Met de voorgenomen ontwikkeling worden 437 woningen mogelijk gemaakt. Ondergeschikt hieraan wordt voorzien in een woonzorgvoorziening in combinatie met 90 tot 120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter. Dit betekent dat het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. De behoefte is als volgt gemotiveerd:

  1. 1. De behoefte aan nieuwe woningen in de gemeente Vlaardingen is aangetoond en vastgelegd in de Notitie 'ABF Research (januari 2017) Onderbouwing woningbehoefte Park Vijfsluizen Vlaardingen', opgenomen als Bijlage 1 bij deze toelichting. In deze notitie is de behoefte naar circa 800 woningen aangetoond voor de planperiode 2015-2025. De Woningbehoefteraming 2019 (WBR2019) van de provincie Zuid Holland geeft voor elke regio inzicht in hoeveel extra woningen er nodig zijn, voor het huisvesten van nieuwe huishoudens. Vlaardingen maakt onderdeel uit van de regio Rotterdam. Uit de WBR2019 blijkt dat er in de regio Rotterdam in de periode van 2019-2030 behoefte is aan 54.600 woningen, waarvan 1.900 woningen in Vlaardingen. Dit is vergelijkbaar met de woningvoorraadontwikkelingcijfers uit het onderzoek van ABF in de planperiode 2015-2025. Voorts wordt de locatie Vijfsluizen opgenomen in het regionale woningbouwprogramma, waarmee de voorgenomen ontwikkeling voldoet aan Ladder voor duurzame verstedelijking.
  2. 2. In het Regioakkoord Nieuwe Woningmarktafspraken Regio Rotterdam (2019) hebben de veertien gemeenten van het Samenwerkingsverband Wonen zich samen sterk gemaakt om het aantal woningen in de regio Rotterdam met 54.000 uit te breiden. Met de ontwikkeling van Park Vijfsluizen wordt hier aan bijgedragen.
  3. 3. De ontwikkeling van Park Vijfsluizen vindt plaats binnen Bestaand Stedelijk Gebied (zie paragraaf 2.3). De betreffende locatie was voorheen bestemd voor kantoren, een functie waarnaar de vraag fors is afgenomen. Door herstructurering en nieuwbouw wil de gemeente het gebied transformeren tot een aangenaam groen-stedelijk woonmilieu.

2.2.4 Nationale omgevingsvisie (ontwerp)

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Hiermee kunnen we inspelen op de grote uitdagingen die voor ons liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op onze leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes. Want onze ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken. Niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt. Met de NOVI zetten we een proces in gang waarmee we keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter kunnen maken. Zo bouwen we samen aan een mooier en sterker Nederland.

De NOVI komt voort uit de Omgevingswet, die naar verwachting in 2022 in werking treedt. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen we in gebieden komen tot betere, meer geïntegreerde keuzes. Op de Noordzee ligt er bijvoorbeeld een opgave om meer windmolens te plaatsen. Dat kan alleen als we goede afspraken maken met andere gebruikers. Ook moeten we goed nadenken over de plekken waar de opgewekte windenergie aan land komt. Het is efficiënt om juist daar plaats te bieden aan bedrijven die veel stroom gebruiken.

Vier prioriteiten

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:

  1. 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Park Vijfsluizen voldoet aan deze prioriteiten. Door Heijmans is het project aangewezen als 'proeftuin' voor duurzaamheid. Daarnaast wordt binnen bestaand stedelijk gebied op een multimodaal ontsloten locaties voorzien in woningbouw. Dit versterkt het woon- en leefklimaat van Vlaardingen.

2.3 Provinciaal Beleid

2.3.1 Omgevingsbeleid Zuid-Holland

Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit.

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Uit de provinciale opgaven worden samenhangende beleidskeuzes gemaakt, die doorwerken naar uitvoeringsprogramma's en naar regels in de verordening. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.

2.3.2 Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Zuid-Holland

Door het samenvoegen van verschillende beleidsplannen voor de fysieke leefomgeving sorteert de provincie voor op de Omgevingswet. De Omgevingswet verplicht het Rijk, de provincies en gemeenten een omgevingsvisie te maken. De provinciale Omgevingsvisie bestaat uit de volgende onderdelen:

  1. 1. Een beschrijving en kaartbeelden van de ruimtelijke hoofdstructuur;
  2. 2. De ontwikkelrichting van het omgevingsbeleid: ambities en sturing;
  3. 3. Een beschrijving van de omgevingskwaliteit van Zuid-Holland, waaronder de provinciale inzet voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  4. 4. De samenhangende beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving.

Ad. 1 Ruimtelijke hoofdstructuur

De ruimtelijke hoofdstructuur toont de essentie en de samenhang van verschillende ruimtelijke beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie. Het integrale kaartbeeld van de ruimtelijke hoofdstructuur is opgebouwd uit de volgende kaartbeelden:

  • het dagelijks stedelijk systeem, dat bestaat uit de stedelijke agglomeratie en de daarmee via hov verbonden regiokernen;
  • de hoogstedelijke zone tussen leiden en dordrecht;
  • het logistiek-industriële systeem van mainport, greenports langs vaarwegen en zware infrastructuur;
  • de samenhang van grote landschappelijke eenheden met de stedelijke agglomeratie;
  • de groene ruimte en de groenblauwe structuur;
  • het bodem- en watersysteem;
  • energie.

Ad. 2 Omgevingsbeleid: ambities en sturing

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0002.png"

De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:

  • Naar een klimaatbestendige delta;
  • Naar een nieuwe economie: the next level;
  • Naar een levendige meerkernige metropool;
  • Energievernieuwing;
  • Best bereikbare provincie;
  • Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving.

Ad. 3 Omgevingskwaliteit

Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. Ofwel een samenvoeging van ruimtelijke kwaliteit (belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde) en milieukwaliteit (gezondheid en veiligheid).

De Omgevingskwaliteit bestaat uit de unieke kwaliteiten van Zuid-Holland, het toepassen van de leefomgevingstoets (beleidscyclus en monitoring) en een nadere uitwerking van het provinciale beleid. Dit laatste gebeurt door middel van een 'kwaliteitskaart' en bijbehorende 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit'.

Kwaliteitskaart, richtpunten en gebiedsprofielen

De provincie geeft richting en ruimte aan een optimale wisselwerking tussen ruimtelijke ontwikkelingen en omgevingskwaliteit. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid'; ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.

Voor het plangebied van 'Park Vijfsluizen' zijn twee kwaliteitskaarten relevant: de Laag van de ondergrond en Laag van de stedelijke occupatie:

Laag van de ondergrond

Rivierdeltacomplex: Zoals overal in Zuid-Holland heeft het water en het menselijk handelen grote invloed gehad op de geomorfologie van dit deel van de provincie. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden.

Jonge zeeklei: De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden. De deltawateren zijn onderdeel van het deltacomplex. De estuariene dynamiek is een belangrijk natuurlijk gegeven. Nauw verbonden met de deltawateren zijn de niet ingepolderde, buitendijkse kleigronden. Dit betreft de slikken, (bekade) gorzen, grienden, wilgenbossen en de uiterwaarden langs de rivieren. Het zijn natuurlijke landschappen waar ruimte is voor dynamische processen.

Richtpunt:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Water als structuurdrager: Het watersysteem beslaat zowel het oppervlakte- als het grondwater en is daarmee zeer bepalend voor het functioneren van de provincie in al haar facetten. Daarmee is het watersysteem ook medebepalend voor de ruimtelijke kwaliteit en vormt het een structuurdrager van de Zuid-Hollandse identiteit.

Het water in Zuid-Holland kent vele verschijningsvormen: grote rivieren, deltawateren, (boezem)vaarten, kanalen, veenstroompjes, sloten en plassen. Dit water vertelt veel over de geschiedenis van Zuid-Holland en de kunde op het gebied van waterbeheersing. Wonen of recreëren op of langs dit water is een waarde voor veel inwoners en bezoekers. Over de belangrijkste vaarwegen worden mensen en goederen vervoerd. Ook natuurwaarden hangen nauw samen met de kwaliteit en kwantiteit van water.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
  • Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.

Laag van de stedelijke occupatie

Steden en dorpen: Kenmerken als de identiteit van de plek (historische, culturele, toeristische en ruimtelijke kenmerken), de geografische strategische ligging in het stedelijk netwerk en de aanwezige en nieuwe economische dragers maken van iedere stad en ieder centrum in het systeem een unieke plek met een eigen (ruimtelijke) karakteristiek. Een brede waaier aan woon- en werkmilieus is een belangrijke voorwaarde voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Als herstructurering, transformatie of verdichting plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan de versterking van de ruimtelijke karakteristiek. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stadsontwerp. De hoogstedelijke centrumgebieden kennen een hoge bereikbaarheid en sterke identiteit. Ze bieden plaats aan (inter)nationale voorzieningen en bijzondere stedelijke woonmilieus.

Richtpunten:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met "zwaartepunten" in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.
  • Bij bedrijventerreinen krijgt de beeldkwaliteit van de randen, een goede ontsluiting en de samenhang met de omgeving extra aandacht.

Binnen het plangebied van 'Park Vijfsluizen' is door de Provincie Zuid-Holland geen gebiedsprofiel opgesteld.

Ad. 4 Beleidskeuzes

De provincie heeft twaalf provinciale opgaven gedefinieerd, die elk bestaan uit samenhangende beleidskeuzes. Deze beleidskeuzes werken door naar uitvoeringsprogramma's en regels in de verordening. De relevante beleidskeuzes worden hieronder beknopt toegelicht.

Opgave: Beschermen, versterken en beleefbaar maken van de kwaliteit van het landschap, cultuurhistorische waarden en natuurlijke karakteristieken van de leefomgeving

Beleidskeuze: Restaureren en herbestemmen van monumenten

De provincie stimuleert het restaureren en herbestemmen van rijksmonumenten. De provincie doet dit om te zorgen voor beschermd, benut en beleefbaar cultureel erfgoed. De provincie stimuleert door kaders te stellen en de provincie te vertegenwoordigen ten behoeve van het restaureren en herbestemmen van monumenten.

Opgave: Zorgen voor een zorgvuldig ruimtegebruik en een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied

Beleidskeuze: Stedelijke ontwikkelingen binnen bestaand stads- en dorpsgebied

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder.

Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd, met als doel een zorgvuldig gebruik van de ruimte. Nieuwe verstedelijking moet daarom passen in regionale visies, de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit en andere in de visie en verordening aangegeven ruimtelijke kaders.

2.3.3 Programma ruimte

Het Programma Ruimte (20 februari 2019) is parallel aan de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening opgesteld. Het Programma Ruimte bevat een nadere invulling en operationalisering van ruimtelijk relevante onderdelen van de Omgevingsvisie. Het is enerzijds een beleidsdocument, namelijk een uitwerking van de beleidsbeslissingen, en anderzijds gericht op uitvoering. Het document is toegespitst op de thema's Bebouwde ruimte en mobiliteit, Landschap, groen en erfgoed en Water, bodem en energie.

In het programma ruimte is het plangebied aangeduid als 'stedelijke ontwikkeling'. Op basis van het programma dient voor bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling een toelichting op de ladder voor duurzame verstedelijking worden gegeven. Aan de ladder voor duurzame verstedelijking is in paragraaf 2.2 reeds aandacht besteed.

2.4 Regionaal Beleid

2.4.1 Metropoolregio Rotterdam-Den Haag

De metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) is een samenwerkingsverband van 23 gemeenten die hun krachten bundelen om het gebied beter bereikbaar te maken en het economisch vestigingsklimaat te versterken. De MRDH werkt vanuit twee agenda's. De Strategische Bereikbaarheidsagenda Vervoersautoriteit en de Agenda Economisch Vestigingsklimaat. De metropoolregio zet zich in voor:

  1. 1. Verbetering van de (internationale) bereikbaarheid van de metropoolregio;
  2. 2. Economische vernieuwing;
  3. 3. Transitie naar toonaangevende duurzaamheid;
  4. 4. Attractiviteit van de regio.

De ontwikkeling van Park Vijfsluizen is passend binnen het bovenstaande.De wijk wordt energieneutraal ontworpen, en richt zich op duurzame mobiliteit, circulariteit, natuurinclusief wonen en een hoogwaardig en groen leefklimaat.

2.4.2 Strategische Agenda Metropoolregio RDH 2020

De Strategische Agenda MRDH (SAMRDH) is maart 2020 vastgesteld. Het benoemt de gezamenlijke ambities, ruimtelijk en economisch, van de 23 gemeenten. Het versterken van het economisch vestigingsklimaat en verbeteren van bereikbaarheid is de inzet van de nieuwe samenwerking. De samenwerking tussen overheden, ondernemers en kennisinstellingen is uitgewerkt in de strategische agenda.

De ontwikkeling van Park Vijfsluizen is passend binnen het bovenstaande.Het toevoegen van woningen binnen bestaand stedelijk gebied versterkt het economisch vestigingsklimaat.

2.4.3 Vervoersautoriteit MRDH: Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid 2016-2025

Ter voorbereiding op de Vervoersautoriteit is in 2013 de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA) voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) opgesteld. Deze is op 19 december 2014 vastgesteld. De SBA vormt het inhoudelijk kader voor de nieuwe Vervoersautoriteit, die per 1 januari 2015 is opgericht. De Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid geeft nadere uitwerking aan deze SBA. De agenda geeft invulling aan de gezamenlijke regionale mobiliteitsopgaven in de metropoolregio. Deze volgen uit de noodzaak om de gezamenlijke agglomeratiekracht te versterken. Daarbij bouwt de MRDH voort op de karakteristieken van de afzonderlijke gemeenten en gebiedstypen in de metropoolregio. In de Uitvoeringsagenda wordt een samenhangend pakket aan maatregelen voorgesteld voor de periode 2016-2025.

De Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid is een doorvertaling van de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie Zuid-Holland en de MRDH zelf. Dit zijn achtereenvolgens:

  • de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, Rijk);
  • de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM, provincie Zuid-Holland);
  • de Strategische Bereikbaarheidsagenda (SBA, MRDH);
  • de Economische Agenda: ‘Agenda Economisch Vestigingsklimaat’ (MRDH);
  • de Adaptieve Agenda Zuidvleugel (Rijk en Zuidvleugel).

Naast deze beleidskaders speelt vanzelfsprekend ook een wisselwerking tussen de Uitvoeringsagenda Bereikbaarheid en de gemeentelijk beleidskaders op het gebied van verkeer en vervoer.

Vlaardingen valt in gebiedstype 'Stedelijk woon- en werkgebied' De hoofdopgave is de basis op orde brengen en waar relevant de vitaliteit versterken met herstructurering van voorzieningencentra (met name winkelcentra) en vergroten van de aantrekkelijkheid. De verbindingen met de bestaande, stedelijke gebieden en omliggende centra worden versterkt. Het aandeel OV en fiets is substantieel maar ook het auto-aandeel is groot, zeker voor langere afstanden.

  • Versterken OV op hoofdassen. In de andere richtingen wordt gekeken naar alternatieve mobiliteit, inclusief P+R naar omliggende steden.
  • Ontsluitende lijnen herstructureren.
  • Meer metropolitane hoofdfietsroutes voor de fiets, het ontvlechten van netwerken en het wegnemen van barrières.
  • Aanbieden van (deel-) fietsvoorzieningen op knooppunten en bij OV-haltes in samenhang met het verbeteren van de microbereikbaarheid van de halten.
  • Garanderen bereikbaarheid voor de auto.
  • Zorgdragen voor betrouwbare aansluitingen op het hoofdwegennet.

De voorgenomen ontwikkeling ziet niet op de verbetering van de bereikbaarheid. Wel zorgt de bestaande infrastructuur, zoals de nabijheid van metrostations en de snelweg voor een goede ontsluiting van de nieuw toe te voegen woningen.

2.5 Gemeentelijk Beleid

2.5.1 Toekomstvisie Vlaardingen 2020-2040: Koers op de toekomst (30 januari 2020)

Bestuur en ambtelijke organisatie hebben gesprekken gevoerd met heel veel mensen. Inwoners, ondernemers en organisaties gaven hun kijk op de toekomst van de stad. Een veelzijdige kijk, maar wat opvalt zijn juist ook de overeenkomsten. Mensen met heel verschillende achtergronden, leeftijden en levensstijlen bestempelden los van elkaar dezelfde onderwerpen als belangrijk. Bijvoorbeeld een woningaanbod dat aansluit bij verschillende groepen bewoners, een levendige binnenstad en een groene Broekpolder.

Om het toekomstscenario te verwezenlijken zijn vier ambities geformuleerd waarop de gemeente zich de komende jaren richt. Samen vormen ze de koers van de gemeente Vlaardingen. Deze ambities zijn tot stand gekomen na een uitgebreid verkennings- en participatietraject met inwoners, ambtenaren, jongeren en andere stakeholders. Ze zijn gebaseerd op hun expertise, ideeën en gewenste toekomstbeelden.

Vier ambities

Elke ambitie start met een korte samenvatting van het toekomstbeeld in 2040. Vervolgens wordt een beeld geschetst van de huidige kwaliteiten van Vlaardingen die kansen bieden voor deze ambitie, en de uitdagingen die naar voren komen in deze ambitie. Tot slot volgt het toekomstbeeld voor Vlaardingen richting 2040. Elke ambitie is tevens voorzien van een infographic met relevante actuele cijfers. Als deze vier ambities in 2040 tot stand zijn gebracht, is daarmee ook het toekomstscenario voor Vlaardingen verwezenlijkt. De vier ambities zijn:

  • Ambitie 1: Vlaardingen is sociaal en veilig
  • Ambitie 2: Vlaardingen een woonstad voor iedereen
  • Ambitie 3: Vlaardingen als innovatieve opleider
  • Ambitie 4: De Vlaardingse binnenstad leeft Samen werken aan een mooie toekomst

De toekomstvisie vormt een uitnodiging aan onze inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties om samen met ons aan de slag te gaan om deze ambities waar te maken. Zo werken we samen aan een mooie toekomst van Vlaardingen. Voor sommige ambities zijn door de gemeente al eerste stappen gezet. En voor alle ambities geldt dat ze niet realiseerbaar zijn zonder samenwerking met inwoners, ondernemers en (maatschappelijke) partners.

Uitgangspunten

Visie hebben betekent keuzes durven maken, beschrijven vanuit welke uitgangspunten de gemeente Vlaardingen werkt. Uitgangspunten voor het realiseren van de ambities uit deze visie, maar ook uitgangspunten voor het werken aan het bestaande beleid en toekomstige opgaven en besluiten die niet in deze toekomstvisie aan bod komen. Zo vormt de toekomstvisie een belangrijke opmaat voor de Omgevingsvisie. De uitgangspunten spelen ook een rol als het gaat om de keuzes voor de inrichting van de fysieke leefomgeving.

  1. 1. Sluit aan bij de Vlaardingse schaal en identiteit “We zijn geen Rotterdam, juist de kleinschaligheid is onze kracht”
  2. 2. Houd de Vlaardingers in je vizier “Een deel van onze inwoners is echt aan het overleven, we moeten hen niet vergeten”
  3. 3. Doe het samen “Regionale afspraken over wonen en onderwijs zijn belangrijk”
  4. 4. Zorg voor brede maatschappelijke betrokkenheid “Mijn toekomstdroom is dat de gemeente en bewoners dichter bij elkaar komen te staan door te luisteren naar elkaar vanuit gelijkwaardigheid en respect.”

De ontwikkeling van Park Vijfsluizen is passend binnen het bovenstaande.

2.5.2 Contourennota Woonvisie Vlaardingen 2021-2030

De ambitie is dat Vlaardingen in 2040 een woonstad voor iedereen is. Bij de bouw van extra woningen en het opknappen en herstructureren van bestaande woningen zetten we in op een uitgebreid en evenwichtig woningaanbod. De gemeente werkt aan een woonstad in balans met mogelijkheden voor iedere Vlaardinger. Er wordt gezorgd voor een gevarieerd woonprogramma en een prettige, duurzame leefomgeving. Om dit te bereiken worden afspraken gemaakt met marktpartijen en woningcorporaties, worden particuliere woningeigenaren gestimuleerd en wet- en regelgeving die hiervoor beschikbaar is benut.

Op basis van vijf ontwikkellijnen werkt de gemeente samen met betrokken partners om Vlaardingen als woonstad in balans te brengen en om de ontwikkellijnen als rode draad te verwezenlijken. De volgende ontwikkellijnen zijn onmisbaar om de stad verder in balans te brengen:

  • Samen bouwen aan Vlaardingen
  • Iedereen meer op zijn plek
  • Extra aandacht waar nodig
  • Bestaande voorraad klaar voor de toekomst
  • Vlaardingen op de kaart

De woningbouw in het plan Park Vijfsluizen draagt bij aan de ambities en ontwikkellijnen zoals gesteld in de Contourennota. Ten behoeve van de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie paragraaf 2.2.3) is het te realiseren woningbouwprogramma zorgvuldig afgewogen. De woningen dragen bij aan een uitgebreid en evenwichtig woningaanbod. Doordat er ook wordt voorzien in appartementen en betaalbare woningen wordt bovendien de doorstroming op de woningmarkt bevorderd.

2.5.3 Werkplan Economische Zaken: Samen voor de stad

Het Werkplan Economische Zaken 2019-2022 vervangt het Actieplan Economie Vlaardingen en is opgesteld om binnen de kaders van het Actieplan Economie de focus aan te brengen die nodig is om de beschikbare capaciteit zo goed mogelijk in te zetten. De gemeente Vlaardingen richt zich op de basisactiviteiten, namelijk beleid en accountmanagement (alleen nog MKB / Grootbedrijf / industrie) en op de opdrachten uit het Coalitieakkoord 2019-2022 Handen uit de Mouwen, de Toekomstvisie Vlaardingen 2020-2040 en zoekt aansluiting bij de Strategische Agenda van de MRDH.

Het Werkplan focust zich met name op:

  1. 1. Stimuleren van onderwijs en arbeidsmarkt, campusontwikkeling;
  2. 2. Verbeteren het vestigingsklimaat op bedrijventerreinen;
  3. 3. Stimuleren en regionaal samenwerken op vrijetijdseconomie;
  4. 4. Ondersteunen van de binnenstad.

De ontwikkeling van Park Vijfsluizen heeft geen directe relatie met de focusgebieden uit het Werkplan. Wel zorgt het toevoegen van maximaal 437 woningen voor meer inwoners, waardoor indirect en bijdrage wordt geleverd aan het het stimuleren, verbeteren en ondersteunen van de vier genoemde focusgebieden.

2.5.4 Detailhandelsnota 2013 (2012)

De gemeente Vlaardingen heeft de ambitie om de tweede winkel- en uitgaansstad van de regio na Rotterdam te worden. Die ambitie is gebaseerd op de aanwezigheid van breed gedragen plannen in de samenleving. De gemeente Vlaardingen werkt aan een leefbare en attractieve stad waar inwoners, ondernemers en bezoekers zich thuis voelen. Daarbij hoort een gevarieerd en aantrekkelijk winkelaanbod met een goed functionerende verzorgingsstructuur. Het is juist nu van belang om de gewenste detailhandelsstructuur vorm en inhoud te geven. Alle ingrediënten voor het verwezenlijken van de ambitie zijn aanwezig: een mooie historische binnenstad, lokale speciaalzaken en landelijke ketens, betrokken ondernemers met oog voor service, goede bereikbaarheid met de auto, fiets en OV, bruisende horeca en evenementen, een gezellige weekmarkt en ga zo maar door. De komende jaren gaat het om het vinden van de juiste verhouding en het communiceren van het product.

Juist in deze nieuwe tijden is het belangrijk dat er bij het opstellen van een detailhandelsvisie keuzes worden gemaakt. Bij het maken van die keuzes, vindt de gemeente de volgende punten van belang:

  • Een winkelstructuur, die zowel voorziet in voldoende voorwaarden voor een gezond ondernemersklimaat als in een voorzieningenaanbod dat aantrekkelijk voor consumenten is, als in een bepaalde mate van duurzaamheid: meervoudig ruimtegebruik waar mogelijk, voldoende ruimtelijke kwaliteit en alternatief aanwendbare gebouwen.
  • Voortbouwen op wat al sterk en kansrijk is. Dit verdient de voorkeur boven het nieuw in de markt zetten van winkelgebieden.
  • Bij het (her)ontwikkelen van winkelgebieden zorgen voor voldoende kritische massa, een massa die past bij het (reëel gedefinieerde) ambitie- en verzorgingsniveau, en niet overmatig groot is of juist te klein gekozen is.
  • De keuze voor een duidelijk profiel voor elk winkelgebied, vertaald in promotie, branchering, winkelgrootte, maar ook in ruimtelijke randvoorwaarden ten aanzien van bijvoorbeeld bereikbaarheid, parkeren en de inrichting van de openbare ruimte.
  • Voorkomen van nieuwe solitaire ontwikkelingen, en zorgen voor zo veel mogelijk clustering qua bezoekmotief van gelijksoortige detailhandel. Dit betekent bijvoorbeeld concentratie in de binnenstad van branches en formules waar het recreatieve bezoekmotief domineert, concentratie van branches en formules waar boodschappen doen centraal staat in de hoofd- en wijkcentra, en zoveel mogelijk concentratie van winkels waar het doelgerichte motief domineert in perifere centra.

De kwalitatieve verbetering van de winkelstructuur is leidend, een verbetering die in overeenstemming is met het ambitieniveau. Staar niet blind op de vierkante meters, maar beantwoord de vraag of het voor de consument nu en straks leidt tot meer keuze, op aanvaardbare afstand. Bij een visie op de gewenste winkelstructuur hoort ook een visie hoe om te gaan met winkelgebieden of winkellocaties die als weinig perspectiefrijk worden gezien. Dit laat zich vertalen in een centrale doelstelling van het detailhandelsbeleid, namelijk: 'Het realiseren van een evenwichtige detailhandelsstructuur, die aansluit bij de aankoopbehoeften en bezoekmotieven van de consument, en dusdanig duurzaam is, dat gemeente en ondernemers hierin willen blijven investeren.' Naast dit hoofddoel streeft de gemeente de volgende subdoelen na:

  • het versterken van de koopkrachtbinding en -toevloeiing van Vlaardingen als regionaal verzorgend centrum om de bestedingen in de detailhandelssector te doen toenemen.
  • het consolideren van de werkgelegenheid in de detailhandelssector en gerelateerde sectoren.
  • het stimuleren van de aantrekkingskracht en wederzijdse versterking tussen detailhandel, warenmarkt, toerisme, cultuur en horeca, als belangrijke onderdelen van het totaalproduct 'binnenstad'. De gemeentelijke rol is vooral randvoorwaardelijk, regisserend en stimulerend. De gemeente wil in uitvoerende zin ontwikkelingen vooral mogelijk maken of zo nodig tegengaan en is zich daarbij bewust van de ontwikkelingen en trends in de markt. Binnen de in het beleid vastgestelde kaders moeten marktpartijen in samenspraak met de gemeente een marktconforme invulling kunnen vinden. Het Vlaardingse detailhandelsbeleid richt zich daarom niet op de individuele ondernemer, maar op de grotere lijnen en het behouden van gelijke kansen voor ondernemers. De nota fungeert als bouwsteen bij het opstellen van bestemmingsplannen en als toetsingskader bij uitbreidings- en nieuwbouwplannen van ondernemers. Tenslotte speelt de gemeente een belangrijke handhavende rol. Bestemmingsplannen vormen het belangrijkste kader voor het handhavingsbeleid. Het is daarom van belang dat deze detailhandelsnota haar vertaling krijgt in bestemmingsplannen. Verder is flankerend beleid, zoals de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), een instrument.

Park Vijfsluizen

In de Detailhandelsnota 2013 werd Vijfsluizen gezien als een geschikte locatie voor grootschalige (kantoor)ontwikkelingen. Op basis van deze ambities heeft de gemeenteraad in 2012 het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' vastgesteld. De huidige marktomstandigheden leveren echter een gewijzigd beeld op. De vraag naar kantoren en detailhandel is sterk afgenomen, en de vraag naar woningen neemt juist toe. Op basis van deze gewijzigde inzichten is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. Hierin wordt naast woningen slechts ruimte geboden voor een kleinschalige woonzorgvoorziening in combinatie met voorzieningen met een publieksgericht karakter, waaronder horeca en detailhandel. De nadruk binnen het plangebied ligt dan ook op de functie wonen in een parkachtige setting.

2.5.5 Actieplan Mobiliteit (2018)

Het Actieplan Mobiliteit vormt het spoorboekje voor het uitvoeren van het verkeers- en vervoerbeleid tot 2030. In het Actieplan is een aantal kernopgaven geformuleerd. Deze kernopgaven vormen de basis voor de verdere uitwerking de komende jaren in diverse uitvoeringsprogramma’s. Het doel is om de verkeersstructuur zo in te richten, dat een duurzaam veilig wegennet ontstaat en een goede bereikbaarheid gegarandeerd is. De focus ligt daarbij op het verder uitbouwen van een prettige, leefbare en gezonde stad om te wonen, te verblijven, te recreeren en te ondernemen.

Verkeersveiligheid is altijd het uitgangspunt. De principes van Duurzaam Veilig worden toegepast op het gehele wegennet en voor alle verkeersdeelnemers. Daarbij is extra aandacht voor kwetsbare verkeersdeelnemers: fietsers en voetgangers in het algemeen, scholieren, ouderen en mensen met een handicap in het bijzonder. De weginrichting wordt zoveel mogelijk in overeenstemming gebracht met het beoogde gedrag. Hierdoor wordt het gewenste gedrag uitgelokt en is handhaving minder noodzakelijk.

Uniek aan Vlaardingen is de ligging aan de Nieuwe Maas en de havenactiviteiten. Dit brengt veel (zwaar) verkeer met zich mee. De gemeente kiest met dit Actieplan duidelijk voor bundelen van verkeer op de daarvoor geschikte wegen. Een mogelijkheid is om de verblijfsfunctie elders uit te bouwen en verder te versterken. De gemeente heroverweegt daarbij de functie van de belangrijkste 50 km/h-wegen in de stad. Het verder uitbouwen van de autoluwe binnenstad is ook een speerpunt in dit Actieplan.

Er liggen grote kansen om het fietsgebruik binnen de stad te vergroten. De afstanden binnen Vlaardingen lenen zich bij uitstek voor het gebruik van de fiets. Enerzijds wil de gemeente de fietsstructuur zowel kwantitatief als kwalitatief verbeteren. In dit Actieplan worden – op basis van het wensbeeld voor het fietsnetwerk – concrete voorstellen gedaan. Het gaat vooral om het realiseren van ontbrekende schakels, een kwaliteitsverbetering op bestaande routes en het herkenbaar maken van bestaande routes en routestructuren.

Anderzijds wil de gemeente door een doelgroepenbenadering het fietsen stimuleren. Daarbij kan gedacht worden aan educatieve programma’s op scholen en het toegankelijk maken van de fietspaden voor specifieke doelgroepen. In dit Actieplan wordt ook aandacht besteed aan de voetganger. Het netwerk van looproutes en de kwaliteit van de voetgangersgebieden moet worden verbeterd. Ontbrekende schakels moeten worden gerealiseerd, zoals een goede looproute tussen de Rivierzone, station Vlaardingen Centrum en de binnenstad.

De gemeente ziet kansen om innovatieve instrumenten in te zetten om het verkeer beter door de stad te laten stromen. Het beter benutten van infrastructuur is daar een onderdeel van. Vaak wordt het vergroten van de wegcapaciteit overbodig als de bestaande infrastructuur beter benut wordt. In het Actieplan zijn enkele voorstellen gedaan. Een goede bereikbaarheid per openbaar vervoer is een basisvoorwaarde. Ook hier kan innovatie een oplossingsrichting zijn. Daarbij kan gedacht worden aan het vervangen van laag bezette buslijnen door oproepgestuurd, eventueel automatisch, vervoer. Het Actieplan Mobiliteit dient een doel: zorgen dat iedereen zich op een verkeersveilige manier door de stad kan verplaatsen om te wonen, te verblijven, te recreeren en te ondernemen. De volgende kernbegrippen zijn daarbij van toepassing:veilig, bereikbaar en gezond.

Park Vijfsluizen voldoet aan de doelstellingen uit het Actieplan Mobiliteit. De wijk wordt Duurzaam Veilig ingericht. Daarnaast komen er verbindingen voor langzaam verkeer (fietsers en voetgangers).

2.5.6 Beleidsregel Parkeernormen (2019)

De beleidsregel Parkeernormen 2019 voorziet in toegesneden parkeernormen en flexibiliteit om te komen tot een realistische parkeereis. Het beleid is volgend op de ontwikkeling van de behoefte en biedt daarnaast ruimte voor maatwerk zodat waar nodig vraagsturing kan worden toegepast. Het parkeerbeleid is daarmee ondersteunend aan algemene ambities op het gebied van duurzaamheid en biedt ruimte om gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en zorgvuldig ruimtegebruik mogelijk te maken. Het uitgangspunt blijft dat bij iedere nieuwe ontwikkeling op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte. Bij het berekenen van de behoefte wordt rekening gehouden met dubbelgebruik en salderen ten opzichte van voorgaand gebruik op die locatie. Bij specifiek mobiliteitsbeleid, bijvoorbeeld in de vorm van deelauto’s, kan de parkeereis verder omlaag worden gebracht. Wanneer niet of niet geheel kan worden voldaan aan de parkeereis is het mogelijk deze af te kopen met een afdracht aan het parkeerfonds. Daarnaast kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting, uitvoering en afmetingen van de parkeervoorzieningen. Op vergelijkbare wijze wordt omgegaan met de benodigde voorzieningen voor fietsparkeren en voor benodigde ruimte voor laden en lossen.

In paragraaf 4.11.2 is de situatie voor Park Vijfsluizen onderzocht.

2.5.7 Visie Openbare Ruimte (2014)

Identiteit, gastvrij en bruikbaar, gezond en duurzaam. Dat zijn de waarden die belangrijk zijn voor de openbare ruimte in Vlaardingen. De openbare ruimte doet ertoe. Een prettige openbare ruimte verhoogt het woonplezier, trekt mensen aan en versterkt de economie.

De kracht van de Visie Openbare Ruimte is dat er naast de technisch inhoudelijke benadering, nu met een andere blik naar de openbare ruimte kan worden gekeken waarbij het gebruik en de betekenis meer een plek krijgen in zowel het maken van nieuwe plannen als het dagelijks beheer en onderhoud. Hierdoor kan het goede gesprek gevoerd worden samen met inwoners, ondernemers en instellingen om de kansen van andere maatschappelijke ontwikkelingen te benutten en meer impact te maken.

Behalve een beschrijving van de waarden van de openbare ruimte voorziet de visie ook in praktische instrumenten om de visie in praktijk te brengen. Hiervoor is o.a. een vragenlijst opgesteld die gebruikt wordt bij nieuwe projecten en op bestaande locaties. Op deze lijst staat op welke manier de verschillende waarden op een locatie voorkomen. De waarden zijn meetbaar gemaakt. De vragenlijst is daardoor bruikbaar om voor, tijdens en na een plan precies te bepalen wat bereikt is en nog bereikt kan worden. Dit kan via startgesprekken met bewoners en belanghebbenden maar ook met een meting achteraf. De uitkomsten van de meting helpt bij het maken van keuzes over de huidige en toekomstige inrichting, beheer en gebruik van de openbare ruimte.

Iedereen gebruikt de openbare ruimte op zijn of haar eigen manier. Als bewoner om van huis naar werk te komen, te sporten of te picknicken in het park. Als ondernemer om bereikbaar en aantrekkelijk te zijn voor klanten. Of als ontwikkelaar om potentiele kopers over de streep te trekken voor het kopen van een woning. Door de verandering in gebruik, beheer en inrichting van de openbare ruimte vraagt het ontwikkelen en handhaven van een kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte om een visie en het vermogen keuzes te maken. De Visie Openbare Ruimte helpt hierbij.

2.5.8 Actieplan Geluid 2016 - 2018 (ontwerp)

De Europese Unie verplicht stedelijke gebieden - waaronder Vlaardingen - om elke vijf jaar de geluidhinder in kaart te brengen én om een Actieplan geluid op te stellen om deze hinder en daarmee de gezondheidsgevolgen van geluid aan te pakken. Het Actieplan geluid 2016 - 2018 is het tweede actieplan dat verschijnt. Het eerste actieplan is geëvalueerd en leerpunten zijn meegenomen in het nieuwe actieplan. Het Actieplan geluid Vlaardingen 2016 - 2018 verkeert in de ontwerpfase (december 2015) en wordt vastgesteld door het college, nadat ook belanghebbenden zienswijzen hebben kunnen indienen. Daarnaast wordt de gemeenteraad/raadscommissie in de gelegenheid gesteld zijn mening over het actieplan te geven.

Vlaardingen wil een duurzame stad zijn: schoon, groen en gezond. De opgaven in het programma Duurzaamheid Vlaardingen 2012 - 2015 zijn nog actueel. In dit programma zijn voor het verminderen van geluidoverlast een aantal doelstellingen geformuleerd:

  1. 1. Het aantal geluidgehinderden in 2025 is ten opzichte van 2006 met 30% verminderd.
  2. 2. In de ruimtelijke planvorming houden wij vroegtijdig rekening met het integreren van maatregelen tegen geluidhinder en het bevorderen van luchtkwaliteit.
  3. 3. Bij de aanbesteding van infrastructurele projecten zijn maatregelen voor het verbeteren van de luchtkwaliteit en het verminderen van geluidhinder een ontwerpeis.

De doelstelling van de vermindering van het aantal geluidgehinderden met 30% is zeer ambitieus en in grote mate afhankelijk van (inter)nationale maatregelen die leiden tot stillere (elektrische) voertuigen en stille banden. Hierop heeft de gemeente nauwelijks invloed. In de tussentijd is in dit plan ingezet op een ambitieniveau dat realistisch is binnen de bestaande financiële mogelijkheden en uitvoerbaar door de gemeente zoals stillere wegdekken. De ambitie is de berekende geluidhinder vanwege gevelbelasting in de planperiode niet toe te laten nemen (stand still) en waar mogelijk - ook financieel - terug te dringen.

Het vertrekpunt voor het Actieplan geluid zijn de Geluidkaarten 2012. Door de geluidkaarten zijn het industriegeluid van gezoneerde terreinen (inclusief Botlek-Pernis) en geluid door wegverkeer, luchtvaart en railverkeer in kaart gebracht. In Vlaardingen staat bijna 60% van de woningen op een plek met teveel geluidhinder. Hierdoor is een aantal van 10.757 Vlaardingers gehinderd, waarvan 4.537 ernstig gehinderd. Het stedelijk wegverkeer geeft de meeste geluidhinder (9.598 gehinderden). Dit Actieplan geluid richt zich dan ook met name op deze bron.

Ingezet wordt op een breed programma van aanvullende maatregelen, waarbij naast stiller wegdek ook acties gericht zijn op:

  • overdrachtsmaatregelen aan gevels van woningen langs infrastructuur (isolatie);
  • preventieve maatregelen bij stedelijke ontwikkeling (voorkomen nieuwe gehinderden); en
  • projecten die aangrijpen op de beleving van geluid en geluidhinder in Vlaardingen.

Daarnaast is ervoor gekozen het actieplan te richten op activiteiten waarbij de gemeente zelf bevoegd gezag is. De maatregelen hebben dan ook geen betrekking op treinverkeer, op hinder door rijkswegen of industriegeluid van de Rotterdamse haven. Verkeersreducties worden niet meegenomen als oplossingsmogelijkheid voor de aanpak van de geluidproblematiek, omdat het verkeer met 50% verminderd moet worden voordat dit in de stad hoorbaar is. Wel kan het terugdringen van geluidhinder meegenomen worden bij de ontwikkeling van het Actieplan Mobiliteit.

Plandrempel

Bij de aanpak van geluid is uitgegaan van een geluidbelasting van 55 dB, de zogenaamde plandrempel. In het vorige actieplan is gebruik gemaakt van een plandrempel van 65dB. Voor de nu lagere plandrempel is gekozen om een verschuiving van de inzet van het aanpakken van knelpunten (zwaarst belaste locaties) naar een aanpak gericht op het meeste resultaat (grootste vermindering gehinderden) mogelijk te maken. Zo kan de geluidhinder bij een grotere groep Vlaardingers aangepakt worden.

Deze plandrempel is tevens afgeleid van een advies van de Wereld Gezondheidsorganisatie welke door de EU in haar beleid overgenomen is. Vanaf 55 dB kunnen negatieve gezondheidsgevolgen optreden. De plandrempel wordt alleen gebruikt voor het kiezen en afwegen van maatregelen in dit actieplan en gaat primair om bestaande woningen.

Acties in het Actieplan Geluid: stil wegdek

Stil wegdek – stil asfalt of stillere klinkers - is voor de gemeente in de praktijk de meest effectieve en efficiënte manier om het aantal geluidgehinderden direct te verminderen. Stil wegdek wordt toegepast wanneer het wegdek aan vervanging toe is (onderhoudsprogramma), het technisch mogelijk en effectief is (gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt). Stil wegdek is vanzelfsprekend niet zinvol wanneer een andere geluidbron bepalend is voor het geluidniveau, bijvoorbeeld geluid van de industrie.

In kaart is gebracht bij welke wegen het geluidniveau zo hoog is dat toepassing van stil asfalt/stille klinkers zinvol is. Vervolgens is gekeken naar de aantallen gehinderden langs deze wegen en is een prioriteit aangegeven. De realisatie blijft echter primair afhankelijk van het onderhoudsprogramma: pas bij onderhoud of bij vervanging van riolering kan de nieuwe stillere verharding worden aangebracht.

In paragraaf 4.4 wordt voor Park Vijfsluizen specifiek ingegaan op het milieuaspect geluid.

2.5.9 Ambitiedocument Gebiedsgericht milieubeleid Vlaardingen (2012)

In 2012 is het Ambitiedocument Gebiedsgericht milieubeleid Vlaardingen vastgesteld. Dit document benoemt de Vlaardingse ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid. Hiervoor is de gemeente ingedeeld in gebiedstypen, met een set typerende ruimtelijk-functionele kenmerken. Op basis van de gebiedstypen zijn milieukwaliteitscriteria geformuleerd, die weer hebben geleid tot verschillende ambitieniveaus voor de diverse milieuaspecten. De basis voor het gebiedsgerichte milieubeleid is het Programma Duurzaamheid 2012-2015 van de gemeente Vlaardingen.

Voor dit plan zijn met name de ambities op het gebied van luchtkwaliteit van belang. Voor dit bestemmingsplan is de luchtkwaliteit onderzocht. In paragraaf 4.5 wordt hier aandacht aan besteed.

2.5.10 Gemeentelijk Plan van aanpak luchtkwaliteit

Verontreinigende stoffen in de buitenlucht hebben een negatieve invloed op de gezondheid. De componenten stikstofdioxide en fijn stof (NO2 en PM10) zijn momenteel de belangrijkste veroorzakers van negatieve effecten. Wanneer er over gezondheidseffecten wordt gesproken wordt er onderscheid gemaakt tussen acute en chronische effecten. Acute effecten treden op na een kortdurende blootstelling, van enkele uren tot dagen, aan verhoogde concentraties van luchtverontreinigende stoffen. Chronische effecten treden op na jarenlange blootstelling aan gemiddelde niveaus van luchtverontreiniging.

Belangrijke bronnen van luchtverontreiniging zijn (diesel)motoren van wegverkeer, maar in de regio Rijnmond ook industrie (inclusief overslag en raffinaderijen), mobiele werktuigen, zeescheepvaart en binnenvaart. Vanwege Europese en nationale regelgeving is voor Vlaardingen een Plan van aanpak Luchtkwaliteit opgesteld (2007) met een aantal lokale maatregelen. De meeste maatregelen zijn verkeer- en vervoergerelateerd.

Het gaat hier onder meer om:

  • Geen doorgaand verkeer over sommige weggedeelten;
  • Autoluw maken van het stadshart;
  • Streven naar een schoon gemeentelijk wagenpark door schone(re) motoren, alternatieve brandstoffen als groengas/aardgas en elektrisch vervoer;
  • Kwaliteitsverbetering fietsnetwerk;
  • Aanleg van diverse rotondes om de doorstroming te bevorderen, waardoor emissies worden gereduceerd.

De maatregelen zijn in diverse stadia van uitvoering. Met betrekking tot de scheepvaart is/wordt op diverse locaties walstroom geïnstalleerd of onderzocht. Het gaat om de Oude Haven, KW-haven, de Buitenhaven en de Vulcaanhaven (kade DFDS). De Vlaardingse maatregelen liggen in het verlengde van zowel het Regionaal Actieprogramma Luchtkwaliteit van de Stadsregio als de Rotterdamse Aanpak Luchtkwaliteit (RAP/RAL). Door maatregelen te treffen en daarmee te voldoen aan de normen - of zelfs tot verder onder de norm te gaan - kunnen ruimtelijke projecten doorgang vinden en wordt bijgedragen aan een gezonder leefklimaat voor bewoners en bezoekers. Deze plannen dateren al van 2005. Daarnaast is in augustus 2009 het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Dit programma is een samenwerkingsverband tussen overheden dat door het uitvoeren van maatregelen is gericht op het halen van de Europese normen. Het programma wordt jaarlijks gemonitord.

Voor dit bestemmingsplan is de luchtkwaliteit onderzocht. In paragraaf 4.5 wordt hier aandacht aan besteed.

2.5.11 Groenplan - Vlaardingen blijvend groen (2012)

Het Groenplan heeft tot taak de kwaliteit en identiteit van het groen in de toekomst te waarborgen en, indien mogelijk, te verbeteren. Ondanks een bezuiniging op de beheerbudgetten. Het biedt kaders voor inrichting, gebruik en beheer. Hiermee legt zij de basis voor een duurzame en gezonde groenstructuur in de gemeente.

De ambitie is als volgt. Vlaardingen is trots op haar groene imago en wil dat de komende jaren verder versterken: Vlaardingen blijvend groen! Groen is van groot belang voor de burgers. De aanwezigheid van groen draagt bij aan een prettige woon- en werkomgeving. Openbaar groen nodigt uit om te verblijven, ontmoeten, spelen en recreëren. Openbare groenstroken vormen de longen van de stad en zijn daarmee ook van grote waarde voor een gezonde leefomgeving. Met het motto "Buitenstad Vlaardingen" geeft Vlaardingen aan dat de stad een aantrekkelijk groen woon- en werkklimaat wil blijven bieden voor haar inwoners. Bovendien zorgt de aanwezigheid van groen ervoor dat de stad een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven is. Vlaardingen streeft naar waardevol, ecologisch groen. Ecologisch groen heeft een waarde voor planten en dieren. Ook draagt het bij aan de belevingswaarde van groen en 'natuurbeleving' in de stad. De gemeente hecht belang aan het op een duurzame manier behouden van de kwaliteit van het groen. Alleen zo kan de continuïteit geboden worden waar de gebruikers om vragen.

De speerpunten zijn om gebruik en beleving te stimuleren, structuur en netwerk te versterken, ecologie te verrijken en duurzame instandhouding te garanderen. Deze zijn vertaald in een aantal heldere spelregels voor inrichting en beheer. Gezien de economische en praktische omstandigheden is gekozen voor een pragmatische strategie: het behouden en consolideren van wat de afgelopen jaren is bereikt. Prioriteit wordt gegeven aan duurzaamheid en kwaliteit.

Voor nieuwe ontwikkelingen of herinrichtingen zijn zowel voor het reeds aanwezige groen en voor het nieuw aan te leggen groen uitgangspunten geformuleerd. Om voldoende kritische massa te hebben streeft Vlaardingen naar een aandeel groen en water van minimaal 20% van het oppervlak in de groenstedelijke gebieden en minimaal 10% aan groen in de centrumstedelijke gebieden. Speciale aandacht is er voor bomen in bestaande en nieuwe situaties.

De kwaliteiten van het plangebied worden bepaald door de aanwezige beplanting en de openheid van de voormalige sportvelden. Het doel is dit parkachtige karakter zoveel mogelijk te behouden.

Het plangebied is aangemerkt als Groenstedelijk. Het percentage aan groene ruimte is derhalve gesteld op minimaal 20% van de oppervlakte. In de structuur van het plan zijn zoveel mogelijk bomen met een hoge toekomstverwachting geïntegreerd, waardoor het plan in beginsel beschikt over een kwalitatief hoogwaardige groene dooradering. Een aantal individuele bomen en enkele boomstructuren zijn als te behouden aangemerkt. Om aan het beoogde lommerrijke woonmilieu daadwerkelijk handen en voeten te geven zijn in aanvulling op de bestaande beplanting de nodige nieuwe bomen en bosschages aangebracht. Hiermee wordt voldaan aan de ambities uit het Groenplan - Vlaardingen blijvend groen.

Wonen in Park Vijfsluizen bestaat bij de gratie van het vele groen. Eén van de spelregels is bijvoorbeeld dat alle woningen ten minste met één woonzijde op autovrij groen of water zijn georiënteerd. Bestaande bomen zijn daarom belangrijk en zo veel als mogelijk behouden. De stedenbouwkundige structuur is hierop geënt. Om het groene, duurzame en lommerrijke karakter van Park Vijfsluizen te kunnen realiseren, zullen er bijna evenveel bomen terug geplant worden als dat er verdwijnen. In totaal worden 629 bomen geveld. Op basis van de Bomenstructuurkaart en het vooruitzicht op het inrichtingsplan, zullen er 650 nieuwe bomen worden aangeplant, variërend van 1e tot 3e grootte, toegespitst op de standplaats.

De nieuwe standplaatsen worden qua groeivolume geschikt gemaakt voor de gekozen bomen en bij de soortkeuze wordt rekening gehouden met de aanwezige bodemgesteldheid, waterhuishouding en bebouwde context. Zo kunnen de nieuwe bomen uitgroeien en bijdragen aan een volwassen groene woonwijk met gezonde bomen en heesters. Bij het uitwerken van de standplaats wordt het door de gemeente in de SUV aangegeven ambitieniveau van 40 jaar aangehouden om het ondergronds volume te bepalen middels de Boommonitor van het Normeninstituut Bomen.

Voor de te vellen bomen is in december 2020 een kapvergunning aangevraagd. Verder is in de regels van het bestemmingsplan in artikel 7.4.3 een specifieke gebruiksregel opgenomen waarin is bepaald dat in elk geval minimaal 20% van de oppervlakte van de bestemming moet worden ingericht als groen (waarbij in functioneel opzicht aangesloten dient te worden bij de bestemming 'Groen').

2.5.12 Bomenverordening Vlaardingen (2010)

De Bomenverordening geldt voor het gehele grondgebied van een gemeente dus zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Met het vaststellen van deze gemeentelijke bomenverordening wordt bescherming van houtopstanden en behoud van monumentale of cultuurhistorische houtopstanden beoogd. Uitgangspunt daarbij is dat het bestaande groen zoveel als mogelijk duurzaam wordt behouden dan wel ingepast. Met andere woorden “duurzaamheid in inrichting en beheer”.

De gemeente Vlaardingen streeft naar een duurzaam ingerichte en te beheren buitenruimte. Voor het groen is een gezond en vitaal bomenbestand de basis. Hiervoor is onder andere voldoende ondergrondse en bovengrondse groeiruimte nodig, zodat de (groei)omstandigheden goed zijn en beheerproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen.

Zoals in paragraaf 2.5.11 al is beschreven worden zoveel mogelijk bomen met een hoge toekomstverwachting in het plan geïntegreerd.

2.5.13 Gemeentelijk Speelruimtebeleid (2013)

Op 24 januari 2013 heeft de gemeenteraad het 'Speelruimteplan - Spelen in Vlaardingen' vastgesteld. De speerpunten van het speelruimtebeleid zijn:

  1. 1. Kwaliteitsverbetering van formele speelruimte. Dit betekent dat het opknappen van speelplekken, of omvormen voor een andere leeftijdsgroep, of verwijderen. Kwaliteit gaat daarbij voor kwantiteit. De spreiding en sociale en fysieke veiligheid worden daarbij meegewogen.
  2. 2. Kwaliteitsbehoud van informele speelruimte. Dit wordt bereikt door het onderhoud af te stemmen op speelmogelijkheden en doorgaand verkeer om woonbuurten heen te leiden.
  3. 3. Kwaliteitsverbetering en -behoud in samenspraak en samenwerking met bewoners en beheerders.

In het bestemmingsplan worden binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Woongebied' voldoende mogelijkheden geboden om speelvoorzieningen te realiseren. Bovendien zijn veel speelvoorzieningen vergunningsvrij.

2.5.14 Erfgoed

Nota Vlaardings Erfgoed

Op 21 december 2017 heeft de gemeenteraad van Vlaardingen de richtinggevende nota "Vlaardings Erfgoed" vastgesteld. De nota vervangt de "Monumentennota 2005" en de Beleidsnota Archeologie 2009-2013".

De gemeente Vlaardingen heeft twee wettelijke taken:

  1. 1. ze is het bevoegd gezag in de belangenafweging in ruimtelijke ordeningsbeslissingen;
  2. 2. ze dient ervoor te zorgen dat de overheidsarchieven bewaard blijven en in te zien zijn.

Daarnaast heeft de gemeente Vlaardingen de taak van depothouder voor de archeologische collectie toegewezen gekregen door de provincie. Daar horen wettelijke verplichtingen bij, zoals het toegankelijk maken van de objecten in het depot. Ook als initiatiefnemer van projecten in de ruimtelijke ordening en in het kader van de vaststelling van bestemmingsplannen (of onder de Omgevingswet: omgevingsplannen en -visies) heeft de gemeente verplichtingen, zoals het uit (laten) voeren van archeologisch onderzoek

In de erfgoednota beschrijft de gemeente het belang van het optimaal behouden, beschermen en benutten van het kwetsbare Vlaardingse erfgoed. Om dat te kunnen borgen moet het erfgoed bekend zijn, beheerd (kunnen) worden en toegankelijk zijn. De gemeente neemt daarin de regie, stuurt aan op samenwerking met derden en stelt middelen beschikbaar. Objecten die als Vlaardings erfgoed zijn bestempeld, hebben een beschermde status. In die gevallen kan handhaving worden ingezet als middel om het erfgoed goed te kunnen beschermen.

Kadernota Erfgoed Vlaardingen

In de "Kadernota Erfgoed Vlaardingen" (2019) zijn de hoofdpunten van het erfgoedbeleid met beleidsmatige en financiële kaders onderbouwd. De gemeentelijke verantwoordelijkheid ligt bij de verzameling objecten waar de gemeente invloed op heeft doordat het in eigendom is, er regels aan gesteld kunnen worden en/of er subsidies kunnen worden verstrekt voor de instandhouding ervan. Het gaat over:

  • cultuurhistorische structuren en elementen (landschappelijk en stedelijk);
  • gebouwen en objecten (monumenten en beeldbepalende panden/objecten);
  • bekende en verwachte archeologische vindplaatsen en vondsten;
  • archiefbescheiden.

Beeldbepalende panden

Vlaardingen heeft ruim 500 beeldbepalende panden en objecten. Een beeldbepalend pand of object heeft kenmerken die Vlaardingen als stad een eigen gezicht geven. Samen met de gemeentelijke monumenten en de Rijksmonumenten vormen de panden en objecten het cultuurhistorische kapitaal van de stad.

Door de aanwijzing van de beeldbepalende panden en objecten is er meer aandacht voor deze panden en objecten en hun waarde. Ook heeft de gemeente in bestemmingsplannen en in de welstandsnota beschermende maatregelen opgenomen. Het overgrote deel van de beeldbepalende panden en objecten ligt in het gebied dat in februari 2013 door de rijksoverheid tot beschermd stadsgezicht is aangewezen.

Een officieel aangewezen beeldbepalend pand of object wordt in bestemmingsplannen aangeduid als 'karakteristiek'. Binnen het beschermd stadsgezicht heeft de gemeente mogelijkheden om beeldbepalende panden en objecten te beschermen. In bestemmingsplannen voor gebieden buiten het beschermd stadsgezicht kunnen bepalingen komen, waardoor de historische waarde van panden mee kan wegen bij sloop- en nieuwbouwplannen.

De monumentencommissie zal adviseren over veranderingen aan karakteristieke panden. Ook in de welstandsnota staat beleid voor beeldbepalende panden, waardoor karakteristieke waarden beschermd kunnen worden. De welstandscommissie oordeelt over plannen naar aanleiding van regels uit de Welstandsnota. Bij sloop of grote ingrepen worden plannen behandeld in een geïntegreerde vergadering van de Commissie Welstand en Monumenten.

In paragraaf 4.10 wordt een en ander uitgewerkt voor Park Vijfsluizen.

2.5.15 Programma Duurzaamheid (2012)

De gemeenteraad heeft in juni 2012 het Programma Duurzaamheid Vlaardingen 2012-2015 'Samen voor een duurzaam Vlaardingen' vastgesteld. Vlaardingen wil zowel voor zijn huidige bewoners als voor toekomstige generaties een duurzame stad aan het water zijn: schoon, groen en gezond. Uitgangspunt is om samen met burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden te werken aan een stad met een hoge kwaliteit van leven waar het prettig wonen, werken en recreëren is.

De ontwikkeling van Park Vijfsluizen voldoet aan de landelijke doelstelling alsmede wet- en regelgeving omtrent de energieprestaties van nieuwbouwwoningen. In paragraaf 4.14 is dit verder onderbouwd.

2.5.16 Visie Externe veiligheid (2012)

Het risicobeeld en de ruimtelijke ambities van Vlaardingen leiden tot de volgende beleidsuitgangspunten voor de omgang met externe veiligheid:

  1. 1. Het aantal risicobronnen neemt niet toe, de hoogte van bestaande risico's neemt af.
  2. 2. In bestemmingsplannen worden geen nieuwe Bevi-bedrijven toegestaan.
  3. 3. Er mogen geen nieuwe risicobronnen binnen de woongebieden worden gesitueerd.
  4. 4. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico mag niet worden overschreden, met uitzondering van het gebied langs de Nieuwe Maas/Rivierzone.
  5. 5. Grenswaardecontouren van risicovolle bedrijven liggen binnen de inrichtinggrenzen en worden vastgelegd in de bestemmingsplannen.
  6. 6. Van bedrijven wordt verwacht dat zij actief communiceren over hun risico's naar de omgeving.
  7. 7. Verminderd zelfredzame personen worden extra beschermd tegen externe veiligheidsrisico's.
  8. 8. De plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven buiten de gemeente reiken niet over de gemeentegrens. Tenzij wordt aangetoond dat er geen belemmeringen ontstaan voor de geplande woningbouw in de rivierzone

Een significante toename van het groepsrisico dient bestuurlijk te worden verantwoord. De zwaarte van de verantwoording wordt bepaald door de omvang van het risico, de toename ervan, de bestrijdbaarheid van de mogelijke calamiteit en de mate van zelfredzaamheid van personen nabij de risicobron. In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op het onderwerp externe veiligheid.

Hoofdstuk 3 Gebiedsvisie

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis en de bestaande situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens worden de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen toegelicht. De invulling van dit hoofdstuk is grotendeels gebaseerd op het stedenbouwkundig plan (Bijlage 2) en het beeldkwaliteitsplan (Bijlage 3). In de collegevergadering van 15 juni 2021 is ingestemd met het stedenbouwkundig plan. Door de gemeenteraad is op 14 juli 2021 gelijktijdig met het bestemmingsplan het beeldkwaliteitsplan vastgesteld (Bijlage 39).

3.2 Historie Van De Locatie

Sportpark 'Vijfsluizen' ontleent haar naam aan de voorheen aanwezige afwatering van vijf sluizen van de ambachten Vrijenban, Hof van Delft, Berkel, Kethel en Pijnakker.

Het park is begin jaren 1950 ontwikkeld in opdracht van Shell voor recreatief en sportief gebruik door haar medewerkers. De driehoekvormige locatie, tussen de A4 en de metrostations Vlaardingen Oost en Vijfsluizen, is in het collectieve geheugen van vele Vlaardingers en Schiedammers verankerd als een park waaraan vele plezierige jeugdherinneringen gekoppeld zijn. Afbeelding 3.1. geeft een impressie van de historie van de locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0003.jpg"

Afbeelding 3.1.: Park Vijfsluizen is een voormalig sportcomplex van Shell voor haar werknemers

Het was een park, aangelegd in de Engelse landschapsstijl, waarin volop gesport en gerecreëerd kon worden. Het park is ontworpen door de plantsoenendienst van gemeentewerken Vlaardingen en geïnspireerd op ontwerpen van de beroemde landschapsarchitect Zocher. Het parklandschap bestaat uit een grillig patroon van waterpartijen met houten boogbruggen, kronkelende wandelpaden, vista's en niveauverschillen. Boom- en heestergroepen worden afgewisseld door open gebieden bedekt met gras.

In de oorspronkelijke opzet kent het sportpark 'Vijfsluizen', naast het weelderige parklandschap, ook een brede strook waarin diverse sportvelden, een openluchtbad en een sintelbaan zijn gesitueerd. Een centrale en karakteristieke positie in deze strook wordt ingenomen door het karakteristieke Shell Clubgebouw.

Het centraal gelegen verhoogde middendeel van het clubgebouw, de Sporthal, en flankerende zijvleugels zijn door de architect van de bouwkundige dienst van de Bataafsche Petroleum Maatschappij Van Riet in 1950 ontworpen. Het ontwerp is geïnspireerd op het hoofdkantoor van Shell in Den Haag van architect J.J.P. Oud en is door de gebroken witte kleurstelling, dakvorm en gevelopbouw verwant aan het "Nieuwe Bouwen" en de Nederlandse jaren-vijftig-architectuur in de voormalige overzeese gebiedsdelen. Shell heeft het sportpark "Vijfsluizen" ooit opgezet om de kwaliteit van leven van haar medewerkers te verhogen. Het park heeft daardoor tot in de eenentwintigste eeuw kunnen bloeien. Afbeelding 3.2. geeft een beeld weer van de bestaande situatie in het plangebied. Hoewel het gebied heel groen oogt, is gebleken dat er feitelijk weinig sterke, gezonde volgroeide bomen aanwezig zijn. Er is veel sprake van ondergroei van braamstruiken, brandnetels e.d.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0004.jpg"

Afbeelding 3.2: bestaande situatie in het plangebied (foto: KuiperCompagnons, februari 2017)

3.3 Stedenbouwkundige Visie

Nadat Park Vijfsluizen haar functie als sportterrein van Shell had verloren, is ingezet op een grootschalige invulling van het gebied met zelfstandige kantoren (bestemmingsplan 2012). Toen duidelijk werd dat er, mede als gevolg van de vastgoedcrisis, geen vraag meer is naar kantoren, is een nieuwe ontwikkelvisie opgesteld waarin de mogelijkheden zijn geschetst voor woningbouw op deze voor Vlaardingen zo bijzondere plek. Hieronder wordt de visie op het gebied nader uiteen gezet.

Verkaveling

Tegenover de dynamiek van het verkeer op de snelweg en de maritieme industrie rond de Nieuwe Maas, is het plangebied een groene oase. Deze tegenstelling is leidraad geweest voor de lay-out van de verkaveling. In afbeelding 3.3 is de locatie in zijn omgeving weergegeven. Afbeelding 3.4 laat de bouwstenen zien die de basis hebben gevormd voor het stedenbouwkundig plan (afbeelding 3.5).

Park Vijfsluizen heeft een intiem karakter en wordt gekenmerkt door een robuuste groenstructuur. Het gebied is omgeven door hoger gelegen wegen en het dijklichaam van de metro, waardoor het een introvert karakter heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0005.jpg"Afbeelding 3.3: Park Vijfsluizen in relatie tot de omgeving

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0006.jpg"

Afbeelding 3.4: Bouwstenen voor identiteit Park Vijfsluizen

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0007.jpg"

Afbeelding 3.5: Stedenbouwkundig plan Park Vijfsluizen, versie 14 mei 2021

Het stedenbouwkundig plan (Bijlage 2) zet in op een ontspannen woonmilieu, waarbinnen de geplande woningen zich op de parkachtige inrichting oriënteren. Uitgangspunt zijn de bestaande groenstructuren en watergangen. Zo zijn waardevolle bestaande bomen behouden en ingepast in het stedenbouwkundig ontwerp. In de collegevergadering van 15 juni 2021 is ingestemd met het stedenbouwkundig plan.

De woningen staan zoveel mogelijk met hun voeten in het groen en/of aan water. De overgang van binnen en buiten, van privé naar openbaar verloopt zoveel mogelijk geleidelijk. De woningen staan als het ware te gast in het park en worden omringd door het groen.

Het voormalig sportcomplex van Shell vormt het hart en centrum van het plangebied. Vanuit het sportcomplex is een denkbeeldige centrale as getrokken over het plangebied waar verschillende plandelen zich op oriënteren. De as wordt geaccentueerd met een gebouwaccent aan de westzijde. De bebouwing langs de centrale as oriënteert zich op het open groene veld of op de vijverhof.

Een losse structuur van twee-onder-één-kapwoningen langs groene wallen en singels vormt de noordrand van het plangebied. Aan de zuidzijde vormen de statige herenhuizen de zuidrand van het plangebied.

Het merendeel van de woningen zal bestaan uit laagbouw van drie lagen. Woningen met platte daken worden voorzien van een groen dak.

Geluidswal en andere geluidafschemende voorzieningen

Aan de oostzijde van het plangebied wordt een geluidswal / geluidsscherm gerealiseerd. Hierdoor wordt het geluid komende vanaf de rijksweg A4 beperkt, en bovendien vormt de geluidswal een groene zone aan de rand van het plangebied. Ook langs de zuidzijde worden geluidafschermende voorzieningen gerealiseerd, soms in de vorm van de bebouwing zelf (die dan aan de geluidbelaste zijdes deels doof wordt uitgevoerd), soms in de vorm van geluidsschermen.

Beeldkwaliteit

Uitgangspunt van de ontwikkeling van Park Vijfsluizen is een kwalitatief hoogwaardige uitstraling. Om dit vast te leggen is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Bijlage 3). Door de gemeenteraad is op 14 juli 2021 gelijktijdig met het bestemmingsplan het beeldkwaliteitsplan vastgesteld (Bijlage 39).

Het resultaat is een architectuur die refereert naar de moderne stijl van het Nieuwe Bouwen, met heldere vormen en aandacht voor detaillering en subtiele accenten. Om architectonische samenhang te realiseren in het plan wordt er gestreefd naar een consequente doorvertaling van deze stijl bij de vormgeving, materialisatie en detaillering van de woningen. Een beperkte kleurstelling en materialenpalet zorgt voor eenheid in het plan. Het witte Shellgebouw vormt de inspiratiebron voor de architectuur in de verschillende plandelen.

Woningaanbod en voorzieningen

Er wordt een grote variatie aan woontypologieën nagestreefd (afbeelding 3.7). In het noorden van het plangebied zijn twee-onder-een-kapwoningen voorzien. Het westen biedt ruimte voor verandawoningen aan het veld langs groene zichtassen. In het midden worden woningen in samenhang met het Shellgebouw gerealiseerd die tezamen een tuinkamer vormen. In het zuidoosten van het plangebied zullen hofwoningen rond een groene collectieve binnenwereld worden ontwikkeld. Langs de Kesperweg worden herenhuizen gerealiseerd. In de zuidwesthoek tenslotte wordt een appartementencluster gerealiseerd. Het Shellgebouw wordt getransformeerd tot een woonzorgvoorziening in combinatie met 90 tot 120 m2 ruimte voor voorzieningen met een publieksgericht karakter. Gedacht kan worden aan maatschappelijke voorzieningen, kleinschalige horea of detailhandel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0008.jpg"

Afbeelding 3.6: Woningaanbod

Het woningbouwprogramma is als volgt:

  • 48 twee-onder-één-kapwoningen van circa 145 m2 g.b.o.;
  • 16 loft- en beneden-bovenwoningen van circa 80 m2 g.b.o.;
  • 183 rijwoningen van circa 115-160 m2 g.b.o.;
  • 190 appartementen van circa 50 m2 g.b.o.

Het totale aantal woningen bedraagt dus maximaal 437. Het totale woningbouwprogramma binnen het 9 hectare groot plangebied zorgt voor een woningdichtheid van circa 50 woningen per hectare.

Het maximale aantal woningen van 437 is vastgelegd in het bestemmingsplan. De nadere onderverdeling zoals hierboven opgesomd echter niet; er is dus nog (beperkte) schuifruimte tussen de verschillende woningcategorieën en -typologieën.

Daarnaast wordt een woonzorgvoorziening voor senioren met geheugenproblematiek en/of een verpleeghuis gerealiseerd. Het beoogde programma voor dit gebouw bestaat uit:

  • Particuliere woonzorgvoorziening voor senioren met geheugenproblematiek (PG). De bewoners hebben een zorgindicatie van ZZP4 en hoger;
  • Een verpleeghuis met maximaal 38 studio's van ongeveer 35m2 gebruiksoppervlak; onzelfstandige woonruimte met eigen badkamer;
  • Ondersteunende functies voor het verpleegtehuis zoals gezamenlijke woonkamer(s), dinerzaal en bibliotheek;
  • Mogelijk ondersteunende functies voor het verpleegtehuis zoals behandelruimtes ten behoeve van fysio- podo- en ergotherapie. Deze voorzieningen zullen ook voor derden toegankelijk zijn, niet enkel voor de bewoners van het verpleeghuis.

De woonzorgvoorziening is alleen toegestaan indien 90 tot 120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter worden gerealiseerd. Gedacht kan worden aan maatschappelijke voorzieningen, kleinschalige horea of detailhandel.

Duurzaamheid

Een belangrijk thema in 'Park Vijfsluizen' is dat er optimaal geprofiteerd wordt van wonen in het groen. De woningen hebben relatief kleine privétuinen, maar staan allemaal wel in een grote, openbare, groene ruimte. Een groene geluidwering aan de snelwegzijde en gesloten bebouwing aan de industriezijde zorgen voor (relatieve) rust. Het groen verbindt de mens met de natuur, en bewoners raken meer betrokken bij hun woonomgeving. Dit zorgt naar verwachting voor een sterke sociale cohesie, en inspireert tot meer bewegen. Bovendien kunnen kinderen hier veilig buitenspelen. Daarnaast werkt het groen ook ontspannend, verhoogt de beplanting de luchtkwaliteit en voorkomt hittestress.

De voorgenomen ontwikkeling is ook toekomstbestendig. De wijk wordt energieneutraal ontworpen, en richt zich op duurzame mobiliteit, circulariteit, natuurinclusief wonen en een hoogwaardig en groen leefklimaat. Zo ontstaat een comfortabel binnenklimaat.

Het aspect duurzaamheid wordt in paragraaf 4.14 nader toegelicht.

Openbare ruimte

Om het groene karakter van het gebied te behouden en te versterken wordt een omgeving gecreëerd waarin auto’s te gast zijn (afbeelding 3.7). Het gebied wordt ontsloten door één hoofdroute en een nevenroute (eenrichtingsverkeer), met als doel het autoverkeer zo snel mogelijk naar de buitenranden van het gebied te geleiden. Het bestaande hotel aan de zuidoostzijde van het plangebied wordt ontsloten via de hoofdroute.

De hoofdontsluiting van het plangebied is gelegen aan de Mr. L.A. Kesperweg (en is feitelijk al aanwezig, inclusief verkeersregelinstallaties). In het noordwesten is een calamiteitenroute geprojecteerd. Deze verbinding vormt tevens een (permanente) ontsluiting voor langzaam verkeer. Op die manier wordt het groene hart zoveel mogelijk gevrijwaard van auto’s en krijgen fietsers en voetgangers alle ruimte. Bovendien komt dit de verkeersveiligheid ten goede.

Het bestaande fietspad zal ruim vóór en ná de tunnel worden verlaagd en verbreed, zodat de secundaire ontsluitingsroute voor de hulpdiensten bruikbaar wordt.

Daarnaast zal de inrichting van het fietspad worden aangepast aan de eisen die hulpdiensten stellen aan secundaire ontsluitingsroutes.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0009.jpg"

Afbeelding 3.7: Ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer. Het bestaande hotel wordt ontsloten via de hoofdontsluitingsstructuur in het plangebied.

Fietsers en voetgangers

Voor fietsers zijn er verschillende verbindingen met de omgeving (afbeelding 3.8). Een fietspad langs de Mr. L.A. Kesperweg staat garant voor een snelle verbinding met de metro en de centra van Vlaardingen en Schiedam. Doordat het fietsverkeer het gebied ook kan verlaten via het bestaande tunneltje aan de noordzijde wordt een doorgaande fietsverbinding gecreëerd als onderdeel van het hoofdfietsnetwerk in Vlaardingen. In het Actieplan Mobiliteit wordt deze verbinding nog benoemd als ontbrekende schakel.

Op deze wijze zijn er twee tunnelverbindingen onder de metrolijn door die een snelle route mogelijk maken naar het winkelcentrum Babberspolder.

Een fijnmazig netwerk van paden maakt het voetgangers mogelijk hun weg door het park te vinden. Via één van de tunnels onder de metrolijn wordt de randparkzone van Babberspolder ontsloten en is het slechts 10-15 minuten lopen naar het winkelcentrum van Babberspolder waar ook scholen en andere voorzieningen aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0010.jpg"

Afbeelding 3.8: Ontsluiting voor langzaam verkeer

Mobiliteit

Park Vijfsluizen ligt binnen hoogstedelijk gebied en dat is gunstig voor de toekomstige bewoners: veel bestemmingen liggen namelijk op loop- en fietsafstand van het plangebied en dat biedt alleen daarom al mogelijkheden voor het bevorderen van een actieve mobiliteit (lopen en fietsen). Dat is gezond en goed voor de leefbaarheid van bestaande en nieuwe inwoners.

Daarnaast is er sprake van een zeer goede bereikbaarheid per openbaar vervoer: de metrostations Vlaardingen Oost en Vijfsluizen met frequente regionale verbindingen liggen op loopafstand. Uit onderzoek blijkt dat mensen railverbindingen aantrekkelijker vinden dan een busverbinding. Met de nabijheid van 3 metrolijnen is er een reële kans dat bewoners en bezoekers de auto laten staan en het openbaar vervoer kiezen. Het centrum van Rotterdam is in circa een kwartier te bereiken met de metro.

Binnen het plangebied maakt de fiets gebruik van de interne wegenstructuur, omdat de verkeersdruk er laag is. Met de inrichting wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van de fiets door een lage maximumsnelheid (30 km/h), voldoende rijbaanbreedte en voldoende zicht bij kruispunten.

Fietsparkeren vindt zo dicht mogelijk bij de woningen plaats. Ook hier is de gemeentelijke parkeernorm het vertrekpunt. Met een fiets dichtbij worden bewoners actief gestimuleerd om de fiets te gebruiken en niet de auto.

Met het bevorderen van elektrische automobiliteit kunnen de geluidshinder en uitstoot verminderd en de leefbaarheid in de omgeving verbeterd worden. Voor de uitrol van elektrische automobiliteit is het wenselijk om de laadinfrastructuur op orde te hebben. Landelijk kennisinstituut CROW hanteert in publicatie 'Toekomstbestendig parkeren' voor appartementen een aandeel laadpunten voor elektrische auto's tussen 0,07% en 1,7%. Heijmans Ontwikkeling biedt dit aan. Daarnaast zullen alle parkerplaatsen voorbereid zijn om extra laadpunten in de toekomst mogelijk te kunnen maken. Daarmee is Vijfsluizen helemaal voorbereid op de toekomst.

Tot slot zullen voor de bewoners van Park Vijfsluizen deelauto's beschikbaar komen. Naast de bovengenoemde punten biedt dit een extra stimulans om geen (tweede) auto in bezit te hebben, maar alleen te huren op momenten dat dat nodig is. Met een deelauto-aanbieder wordt een contract afgesloten zodat de beschikbaarheid van deelauto's langdurig zeker gesteld kan worden.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

Een van de strategische doelen van het milieubeleid in Vlaardingen is dat duurzame ontwikkeling en omgevingskwaliteit uitgangspunten zijn voor de stedelijke vernieuwing. Concretisering vindt plaats in een bestemmingsplan, zoals het voorliggende. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de milieu- en omgevingsaspecten die voor dit plan relevant zijn.

4.2 M.e.r.-beoordeling

4.2.1 Kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor projecten met grote milieugevolgen, een plan-m.e.r. op te stellen. Categorie D 11.2 (D-lijst) van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Hierbij geldt sinds de aanpassing van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 de omvang als richtwaarde en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten en kenmerken van het potentiële effect. Het mag duidelijk zijn dat wanneer een project ruim beneden de omvang uit de bijlage van het Besluit m.e.r. blijft, deze beoordeling beknopt kan zijn.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het Besluit m.e.r. zijn categorieën van gevallen aangegeven die (mogelijk) m.e.r-(beoordelings)plichtig zijn. Voor de bouw van woningen is dit in het Besluit m.e.r. als volgt geformuleerd:

  • D.11.2: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen, bij een oppervlakte van 100 hectare of meer aaneengesloten gebied en dat 2.000 woningen of meer omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer betreft.

De ontwikkeling van het voormalige sportpark 'Vijfsluizen' tot een woongebied, heeft betrekking op de realisatie van 437 woningen en een woonzorgvoorziening in combinatie met voorzieningen met een publieksgericht karakter. Daarmee blijft de omvang ruim onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel D.11.2. Het plan is daarom niet plan m.e.r.-plichtig.

De drempelwaarden in onderdeel D van het Besluit m.e.r. zijn echter indicatieve waarden. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit m.e.r. is daarom wel deze vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig.

Als blijkt dat er mogelijk belangrijke milieugevolgen zijn, is alsnog een uitgebreide m.e.r.-beoordeling of MER noodzakelijk.

Omdat het niet de gemeente is die initiatiefnemer is in dit project, moet de m.e.r.-beoordeling in de vorm van een aanmeldnotitie worden opgesteld, waarin de verschillende milieuaspecten afgewogen zijn. Deze is opgenomen als Bijlage 4.

Tevens zijn in dit hoofdstuk diverse milieuaspecten zorgvuldig afgewogen. Per aspect is bepaald of de ontwikkeling gevolgen heeft voor onder andere bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid, bodemgeschiktheid, flora en fauna, water, archeologie, cultuurhistorie, verkeer en parkeren.

Uit de aanmeldnotitie blijkt dat de voorgenomen ontwikkelingen geen nadelige milieueffecten met zich mee zal brengen. Het opstellen van een MER is dan ook niet benodigd. Het bijbehorende besluit van 19 januari 2021 is opgenomen als Bijlage 5.

4.3 Bodemkwaliteit

4.3.1 Kader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.

Relatie Wabo, Wbb en Woningwet (Wonw)

De inwerkingtreding van de Wabo (1 oktober 2010) heeft ook effect op de Wbb en de Woningwet (Ww): in de Wabo is aangegeven dat in de plaats van de aanhoudingsgrond (uit de Ww) een afstemmingsregeling wordt opgesteld waarbij de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning wordt afgestemd op de acties ten aanzien van de bodemverontreiniging. Voorts geldt ten aanzien van de bodem dat de Woningwet gemeenten verplicht in hun bouwverordening voorschriften omtrent het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem op te nemen. Die voorschriften moeten in elk geval betrekking te hebben op het verrichten van onderzoek naar aard en mate van verontreiniging van de bodem, op de aard en omvang van dat onderzoek en op inrichting van het op te stellen onderzoeksrapport.

Gemeentelijk bodembeleid

Nota Bodembeheer 2016-2026

De gemeenten Maassluis en Vlaardingen willen nog beter invulling geven aan haar huidige duurzame bodembeleid. De gemeenten hebben daarom een bodemfunctieklassenkaart, een bodemkwaliteitskaart en de nota bodembeheer opgesteld. De kaarten zijn de instrumenten voor dit duurzame beleid. Deze nota bodembeheer geeft aan hoe vrijgekomen grond op en in de landbodem van de gemeente Maassluis en Vlaardingen kan en mag worden opgeslagen (tijdelijk), hergebruikt of toegepast. Ook zijn regels en procedures voor dit beleid geformuleerd.

De gemeenten vullen haar bodembeleid in door vrijkomende grond en baggerspecie (bij graaf- en baggerwerkzaamheden) zoveel als mogelijk te hergebruiken zodat minder materiaal wordt gestort en minder primaire grondstoffen worden gewonnen. De wet- en regelgeving voor het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond en baggerspecie is geregeld in het Besluit bodemkwaliteit. Het is niet zonder meer toegestaan om grond en baggerspecie ergens te ontgraven en op een andere plaats tijdelijk neer te leggen of het toe te passen. Voorkomen moet worden dat het tijdelijk opslaan en het toepassen van grond en baggerspecie de ontvangende bodem verontreinigd en risico's vormt voor het (toekomstige) bodemgebruik.

In de bodemkwaliteitskaart van de gemeenten Maassluis en Vlaardingen zijn op basis van bodemtype, gebruikshistorie en bodemkwaliteit in totaal 17 bodemkwaliteitszones in de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 1,0 meter diepte en 16 bodemkwaliteitszones in de bodemlaag vanaf 1,0 tot en met 2,0 meter diepte onderscheiden. Binnen een bodemkwaliteitszone wordt dezelfde gebiedseigen bodemkwaliteit aangetroffen. Hierbij is rekening gehouden dat de bovenste meter van de bodem doorgaans meer belast is met verontreinigende stoffen dan de onderliggende bodemlaag. De kaart is opgesteld volgens de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten en de afspraken die met de gemeenten en de DCMR zijn gemaakt. De bodemkwaliteitskaart is vastgesteld voor de stoffen arseen, barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, molybdeen, lood, nikkel, zink, minerale olie en de stofgroepen polychloorbifenylen (PCB) en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK).

4.3.2 Onderzoek

Verkennend bodemonderzoek

Door Heijmans Wegen B.V. is in 2017 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 6). In dit onderzoek is de algemene bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied vastgesteld door middel van grondanalyses op mengmonsters. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de bovengrond overwegend uit klei bestaat die ten hoogste licht verontreinigd is met zware metalen (zink, cadmium, kwik, koper, lood) en PCB. Dit geldt zowel voor de zintuiglijk schone klei als de beton, baksteen en slakken houdende bodem. De bodem op de onderzoekslocatie bestaat plaatselijk uit zand. Het zintuiglijk schone zand is ten hoogste licht verontreinigd met kobalt.

De ondergrond bestaat uit klei en is overwegend vrij van verontreinigde parameters. Uitzondering hierop is grondboring 45 waar een sterke verontreiniging met lood is aangetroffen in het traject van 0,4-0,6 m-mv. In dit bodemtraject worden betonresten aangetroffen. De omvang van de sterke grondverontreiniging is niet bepaald.

Indicatief getoetst aan het Besluit bodemkwaliteit wordt de bodem op de onderzoekslocatie overwegend beoordeeld als altijd toepasbaar en klasse Wonen. Uitzondering daarop is MM4 die wordt beoordeeld als klasse Industrie en de sterke loodverontreiniging in grondboring 45.

De locatie is niet verdacht voor asbest. Visueel is op het maaiveld als in de actuele contactzone geen asbest waargenomen op de onderzoekslocatie. Tevens blijkt dat in de meest verdachte grond (baksteenhoudende klei) analytisch geen asbest wordt aangetroffen.

Aan de zuidzijde van het hoofdgebouw heeft een ondergrondse HBO-tank gelegen. De ondergrondse tank is verwijderd, de verontreinigde grond is afgevoerd en aangevuld met (schoon) zand. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat zowel de grond als het grondwater niet verontreinigd zijn met minerale olie en vluchtige aromaten.

Het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie is licht verontreinigd met naftaleen en zware metalen (barium, kobalt, nikkel, cadmium).

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0011.png"

Afbeelding 4.3.1: Situatieoverzicht (Heijmans (10 augustus 2017) Verkennend Bodemonderzoek[17.0097 versie 01])

In het onderzoek wordt geadviseerd om een nader bodemonderzoek uit te laten voeren naar de aangetroffen sterke verontreiniging met lood in de grond, met name gericht op de bepaling van de verticale en horizontale verspreiding.

Nader bodemonderzoek, verkennend (water)bodemonderzoek (incl. PFAS)

In mei 2020 is door Heijmans een verkennend (water)bodem- en nader bodemonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 7.

Het doel van dit verkennende (water)bodemonderzoek is het vaststellen van de actuele milieuhygiënische kwaliteit van de waterbodem en het vaststellen van de actuele milieuhygiënische bodemkwaliteit ten aanzien van PFAS op locatie. Daarnaast is in het nader bodemonderzoek de omvang vastgesteld van de sterke verontreiniging met lood en of sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging in de zin van de Wet bodembescherming. De onderzoeksresultaten van het verkennende (water)bodemonderzoek en het nader bodemonderzoek zijn als volgt.

Bodemopbouw

De bovengrond bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, zwak humeuze klei. Plaatselijk betreft de bovengrond matig fijn, matig siltig, zwak tot matig humeus zand. De ondergrond bestaat overwegend uit matig siltige klei. In de watergangen is een sliblaag aangetroffen met een dikte variërend van 9 tot 50 centimeter. De vaste waterbodem bestaat overwegend uit matig tot sterk zandig, matig humeuze klei. Plaatselijk bestaat de vaste waterbodem uit zwak kleiig veen.

Milieuhygiënische bodemkwaliteit

Uit de analyseresultaten ten aanzien van PFAS in grond blijkt dat in de bovengrond ten hoogste licht verhoogde gehalten aan PFOA zijn gemeten. Het gehalte aan PFOS overschrijdt de achtergrondwaarde niet. In enkele monsters van de ondergrond zijn licht verhoogde gehalten aan PFOA en PFOS gemeten. De monsters van de boven- en ondergrond voldoen aan de functieklasse Landbouw/natuur of Wonen/industrie.

De gemeten concentraties PFOS en PFOA in het grondwater overschrijden de normen van INEV (Indicatieve Niveaus voor Ernstige Verontreiniging) niet. Op basis van de huidige analyseresultaten is er ter plaatse van de onderzochte locatie geen sprake van een matige of sterke bodemverontreiniging. De sterke verontreiniging met lood is in onderhavig onderzoek niet aangetoond. Er is waarschijnlijk sprake geweest van een incidentele uitbijter.

Het vrijkomende slib uit de watergangen bevat licht verhoogde gehalten aan zware metalen, minerale olie, PAK en PCB en wordt beoordeeld als klasse A. Bij toepassing op landbodem wordt het slib beoordeeld als klasse industrie. Het slib is verspreidbaar over aangrenzende percelen. In de vaste waterbodem zijn geen verhoogde gehalten gemeten en wordt beoordeeld als altijd toepasbaar. Bij toepassing op landbodem wordt de vaste waterbodem beoordeeld als altijd toepasbaar en verspreidbaar over aangrenzende percelen. In de mengmonsters van de waterbodem zijn geen verhoogde gehalten aan PFOS en PFOA gemeten.

4.3.3 Conclusies

Het verkennend bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de onderzoeksresultaten geen belemmering vormen voor de herinrichting van het gebied en dat dit onderzoek afdoende is voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

De sterke verontreiniging met lood in de grond ter plaatse van boring 45 uit het onderzoek van Heijmans Wegen (2017) is met de analyseresultaten uit het onderzoek van mei 2020 niet bevestigd. Er is geen sprake van een matige of sterke verontreiniging met lood in de grond.

De onderzoeksresultaten vormen dan ook geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van de locatie. De aangetroffen gehalten aan PFAS vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik als wonen. Nader bodemonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht.

Indien grond en/of puin van de locatie verwijderd wordt, zal door middel van een partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit bepaald moeten worden of de vrijkomende grond geschikt is voor hergebruik.

Ten aanzien van het asbestonderzoek moet opgemerkt worden dat een deel van de onderzoekslocatie (circa 25%) niet voldoende geïnspecteerd kon worden door overmatige begroeiing, verharding en bebouwing. Geadviseerd wordt om een aanvullende (maaiveld)inspectie uit te laten voeren zodra de locatie vrij beschikbaar is en/of overmatige begroeiing is verwijderd. Dit onderzoek en een risico-inventarisatie zal worden uitgevoerd in het kader van de omgevingsvergunning.

Daarnaast wordt in het kader van de omgevingsvergunning een partijkeuring op PFAS onderzocht.

Bij het werken op de locatie wordt het nemen van maatregelen conform Publicatie 400 van CROW aanbevolen. De werkzaamheden kunnen conform “basishygiëne” uitgevoerd worden. Aanbevolen wordt om een risico-inventarisatie ten aanzien van de Japanse Duizendknoop uit te laten voeren door een deskundig persoon.

4.4 Akoestische Aspecten

4.4.1 Kader

In de Wet geluidhinder (verder Wgh) zijn geluidbronnen aangewezen. Deze geluidbronnen zijn voorzien van een geluidzone. Per bronsoort zijn voorkeurswaarden en maximale ontheffingswaarden opgenomen. Deze waarden gelden voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de zone. Andere geluidgevoelige bestemmingen zijn onder andere scholen, kinderopvang, ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. Het plangebied heeft te maken met geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer, railverkeer, industrie (inclusief nestgeluid) en scheepvaartlawaai.

4.4.2 Onderzoek

Door KuiperCompagnons is de geluidbelasting vanwege wegverkeerslawaai bepaald ter plaatse van het plangebied. Dit onderzoek d.d. 30 december 2020 is als Bijlage 8 opgenomen. De bijlagen behorende bij het onderzoek zijn als Bijlage 9 opgenomen.

In het akoestisch onderzoek is uitgegaan van de verkeersprognoses conform het verkeersmodel 'Vlaardingen - hoog scenario', zoals gebruikelijk in Vlaardingen.

Naar aanleiding van de binnengekomen zienswijzen is het akoestisch onderzoek aangevuld. Deze aanvullingen zijn in een aparte notitie beschreven, die als Bijlage 10 is opgenomen.

4.4.3 Conclusies

In het onderzoek zijn voor de in totaal 437 te realiseren woningen, appartementen en de woonzorgvoorziening met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes de geluidsbelastingen bepaald ten gevolge van het wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai, industrielawaai (inclusief nestgeluid) en scheepvaartlawaai alsmede de gecumuleerde geluidsbelastingen van deze bronnen samen uitgedrukt in de dosismaat Ltotaal (hinder gewogen genormeerd voor weg-verkeerslawaai Lvl,cum).

Te realiseren geluidbeperkende maatregelen binnen 'Park Vijfsluizen'

Binnen het plangebied wordt rekening gehouden met de realisatie van de volgende geluidbeperkende
maatregelen:

  • Een geluidsscherm/geluidswal langs de rijksweg A4 met een lengte van circa 500 meter
    en een hoogte van 10,0 meter, ten opzichte van de kantverharding van de rijksweg A4. Aan de zijde van het Bastion-hotel is daarnaast, aansluitend, nog voorzien in een 23 meter lang en 6 meter hoog geluidsscherm langs de ontsluitingsweg naar het Bastion-hotel;
  • Een geluidsscherm langs de Mr. L.A. Kesperweg met een lengte van ca. 220 meter en een hoogte van 1,0 meter, oplopend naar 2,0 meter ter plaatse van de beëindiging van het scherm, in verband het verloop in maaiveld;
  • Afschermende randbebouwing in de vorm van de herenhuizen en het appartementengebouw A aan de Mr. L.A. Kesperweg. Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn de twee meest oostelijke herenhuizen komen te vervallen. Het gaat hierbij niet concreet om twee woningen minder te realiseren, maar om de afstand tot het hotel te vergroten. Om het akoestische gat te dichten, worden hier garageboxen met daar bovenop een scherm (van in totaal 16 m hoog) gerealiseerd;
  • Een geluidsarme elementenverharding op een deel van de hoofdroute binnen Park Vijfsluizen.

Daarnaast worden delen van de appartementengebouwen A (langs de Mr. L.A. Kesperweg) en C (langs de hoofdroute in ‘Park Vijfsluizen’) en de herenhuizen voorzien van een zogenaamde ‘dove’ gevel.

Geluidsbelastingen

Uit het onderzoek volgt dat ondanks de hiervoor beschreven te realiseren geluidbeperkende maatregelen, de geluidsbelasting ten gevolge van de volgende geluidsbronnen de wettelijke grenswaarde overschrijdt:

  • Rijkswegen;
  • Mr. L.A. Kesperweg/Westlandseweg;
  • Schiedamsedijk/Vlaardingerdijk;
  • Spoorweg (metrolijn Hoekse Lijn);
  • Industrieterrein Vulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord;
  • Industrieterrein Schiedam-Zuid;
  • Industrieterrein Botlek-Pernis.

Voor de rijkswegen en industrieterrein 'Vulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord' wordt eveneens de vast te stellen maximale hogere waarde overschreden. Het gaat hierbij om respectievelijk 1 woning en 20 woningen/appartementen. Zonder aanvullende gebouw-geïntegreerde maatregelen zullen de betreffende gevels/geveldelen als 'dove' gevel dienen te worden uitgevoerd.

Aanvullende maatregelen ter verlaging van de geluidsbelasting(en)

Voor de verschillende geluidsbronnen is nagegaan/onderzocht of er aanvullende bron- of overdrachtsmaatregelen mogelijk zijn om de geluidsbelastingen verder te verlagen. Uit het onderzoek volgt dat er aanvullende maatregelen denkbaar zijn, maar deze in de praktijk op overwegende bezwaren stuiten van financiële, verkeerskundige en/of landschappelijke aard. Daarnaast zijn maatregelen ook niet altijd doelmatig (onvoldoende reductie) of praktisch niet realiseerbaar (medewerking bronbeheerder). In verband hiermee blijven de maatregelen beperkt tot de te realiseren geluidbeperkende maatregelen binnen 'Park Vijfsluizen'.

Toets gemeentelijk geluidsbeleid

Uit het onderzoek volgt dat de appartementen/woningen niet in alle gevallen beschikken over een volledig geluidsluwe gevel voor wegverkeerslawaai. Dit betekent dat niet op alle verdiepingen sprake is van een geluidsbelasting van 53 dB voor het wegverkeerslawaai.

Voor de betreffende woningen/appartementen is het nodig af te wijken van het gemeentelijk geluidsbeleid, ten aanzien van de eis met betrekking tot een volledig geluidsluwe gevel. Uit het onderzoek volgt dat de overschrijding van de geluidsbelasting van 53 dB met name wordt veroorzaakt door de geluidsbelasting in de nachtperiode. Voor deze periode is de slaapverstoring van belang. Op grond van het Bouwbesluit zal de geluidsbelasting in de geluidsgevoelige ruimten voldoen aan de wettelijke eisen, zodat hier geen extra hinder optreedt ten opzichte van woningen waar wel aan de 53 dB wordt voldaan.

In verband met de overschrijding van de beleidseis van 53 dB, zal voor de betreffende verdiepingen, bij het realiseren van een geluidsgevoelige ruimte, een gelijkwaardig of beter alternatiefworden toegepast in de vorm van:

  • een hogere geluidwering, waardoor er in de betrokken ruimten sprake is van een lager binnenniveau en dus lagere slaapverstoring dan wettelijk vereist; of
  • een scherm (al dan niet in combinatie met absorberende cassettes) voor de te openen delen in de betrokken geluidsgevoelige ruimten, waarmee het geluid op het te openendeel wordt gereduceerd.

Toepassing extra 'dove' gevels

Uit het onderzoek volgt dat de geluidsbelasting ten gevolge van de rijkswegen bij 1 woning de ten hoogste toelaatbare waarde van 53 dB overschrijdt. De overschrijding doet zich voor ter plaatse van de zijgevel en de kap. Zonder aanvullende gebouw-geintegreerde maatregelen zullen de betreffende gevel en kap als 'dove' gevel dienen te worden uitgevoerd.

Daarnaast volgt uit het onderzoek dat de geluidsbelasting ten gevolge van het industrieterreinVulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord bij 20 woningen/appartementen de maximale hogere waarde van 55 dB(A) overschrijdt. Zonder aanvullende gebouw-geintegreerde maatregelen zullen de betreffende gevel en kap als 'dove' gevel dienen te worden uitgevoerd.

Hogere waarden

Gezien de ligging van 'Park Vijfsluizen' in de zone van meerdere geluidsbronnen is er een noodzaak is tot het vaststellen van veel hogere waarden.

Om te voorkomen dat het aantal hogere waarden bij de uitwerking onvoldoende blijkt te zijn is hierin de nodige flexibiliteit in woningaantallen en vast te stellen waarde ingebouwd. Voor de volgende woningaantallen en geluidsbronnen is een hogere waarde vastgesteld:

  • Rijkswegen: 57 woningen 51 dB, 269 woningen + 1 zorginstelling 53 dB
  • Mr. L.A. Kesperweg/Westlandseweg: 18 woningen 50 dB, 9 woningen 55 dB
  • Schiedamsedijk/Vlaardingerdijk: 9 woningen 49 dB,
  • Spoorweg (metrolijn Hoekse Lijn): 31 woningen 56 dB, 12 woningen 57 dB, 4 woningen 58 dB, 4 woningen 59 dB, 2 woningen 60 dB, 2 woningen 61 dB, 4 woningen 63 dB
  • IT Vulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord: 240 woningen + 1 zorginstelling 55 dB(A)
  • IT Schiedam-Zuid: 149 woningen + 1 zorginstelling 52 dB(A)
  • IT Botlek-Pernis: 37 woningen 52 dB(A), 91 woningen 53 dB(A).

Het definitieve hogere grenswaardenbesluit is opgenomen als Bijlage 11. Dit besluit is verleend op 15 juni 2021.

Beoordeling geluidskwaliteit Park Vijfsluizen

Aanvullend op het akoestisch onderzoek wordt in deze toelichting een beoordeling gegeven van de geluidskwaliteit in het plangebied.

Voor de beoordeling van de geluidskwaliteit binnen Park Vijfsluizen is de hindergewogen gecumuleerde geluidsbelasting, uitgedrukt in de dosismaat Lvl,cum, van belang.

In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de minimale, maximale en gemiddelde gecumuleerde geluidsbelastingen Lvl,cum ter plaatse van de gevels van de woningen en appartementen, ten gevolge van alle geluidsbronnen (inclusief het zogenaamde nestgeluid), per periode en voor het etmaal (Ltotaal), zoals volgen uit bijlage 8.2 van het akoestisch onderzoek.

Geluidbelasting Lvl,cum dag avond nacht Ltotaal
Minimumwaarde 43 41 39 49
Maximumwaarde (incl. 'dove' gevels) 64 61 58 68
Maximumwaarde (excl. 'dove' gevels) 61 57 54 63
Gemiddelde waarde 54 51 48 57
  • Voor de dag-, avond- en nachtperiode zijn de werkelijk optredende geluidsbelastingen opgenomen zonder de hindercorrectie van 5 en 10 dB voor respectievelijk de avond- en nachtperiode.


De resultaten in de bovenstaande tabel laten zien dat er sprake is van een forse spreiding in de absolute gecumuleerde geluidsbelastingen en eveneens in de gecumuleerde waarden per periode. Verder volgt uit de in de tabel opgenomen waarden, dat feitelijk de nachtperiode (+10 dB) bepalend is voor de etmaalwaarde (Ltotaal) van de gecumuleerde geluidsbelasting. In de dag- en avondperiode zijn de gecumuleerde geluidsbelastingen (substantieel) lager dan de etmaalwaarde (Ltotaal). Dat de nachtperiode feitelijk bepalend is voor de gecumuleerde geluidsbelasting wordt veroorzaakt door het geluid van de industrieterreinen. Dit geluid heeft een vrijwel continue karakter, wat betekent dat de absolute geluidsbelastingen gedurende de dag-, avond- en nachtperiode vrijwel gelijk zijn.

De maximumwaarde van 68 dB voor de gecumuleerde geluidsbelasting (Ltotaal) treedt op ter plaatse van de 'dove' gevels aan de zijde van Mr. L.A. Kesperweg. Indien de waarden ter plaatse van de 'dove' gevels buiten beschouwing worden gelaten bedraagt de maximale gecumuleerde geluidsbelasting (Ltotaal) 63 dB.

Gezien de grote variatie in gecumuleerde geluidsbelastingen binnen het plangebied ligt het in de rede de akoestische kwaliteit niet alleen te beoordelen op basis van maximaal optredende waarde op één beoordelingspunt op een woning (in casu de hoogste verdieping). De akoestische kwaliteit wordt immers niet alleen bepaald door het hoogste gecumuleerde geluidsniveau, maar ook door het laagste gecumuleerde geluidsniveau. Het ligt daarom in de rede de akoestische kwaliteit te beoordelen op de basis van de gemiddelde gecumuleerde geluidsbelasting.


In het gemeentelijk geluidsbeleid worden de volgende geluidsniveaus aangehouden voor de kwantitatieve perceptie (gebaseerd op de Ltotaal):

  • 40 dB stil
  • 43 dB rustig
  • 48 dB hoorbaar
  • 53-58 dB druk
  • 58-63 dB lawaaiig
  • 63-73 dB zeer lawaaiig


Op basis van voorgaande indeling kan de gemiddelde geluidskwaliteit (gebaseerd op Ltotaal) binnen Park Vijfsluizen worden gekwalificeerd als 'druk', waarbij er zowel naar beneden als boven uitschieters zijn. Er zijn locaties waar sprake is van een 'hoorbaar' geluidsniveau, maar ook waar sprake is van een 'lawaaiig' geluidsniveau. Daarbij is nog van belang dat de akoestische kwaliteit, bij een beoordeling per periode, in de dagperiode aanzienlijk beter en in de avondperiode beter is dan de kwaliteit beoordeeld over de gehele etmaalperiode.

Uit het aanvullende onderzoek volgt verder:

  • Dat de in verband met het bedrijfsgeluid noodzakelijke verhoging / verlenging van de geluidswal / scherm langs de ontsluitingsweg van/naar het Bastion Hotel zorgt voor een geluidsafname van met circa 1 tot 2 dB ter plaatse van de begane grond (achterzijde) en met 1 tot 4 dB op de 1e verdieping (achterzijde) voor het verkeerslawaai en met circa 1 tot 2 dB ter plaatse van de begane grond (achterzijde) voor het industrielawaai van het industrieterrein Vulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord;
  • Dat een uitbreiding van de bouwvlakken ter plaatse van de vleugels aan het hoofdgebouw niet leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde voor zowel de rijkswegen als het industrieterrein Vulcaanhaven-Koningin Wilhelminahaven-Vettenoord. De uitbreiding heeft evenmin gevolgen voor de hoogte van de geluidsbelastingen van omliggende woningen;
  • Dat de aanpassing van de verkeerssamenstelling voor het verkeer van/naar het Bastion Hotel alsmede de verschuiving van de ontsluitingsweg van/naar het Bastion Hotel zorgt voor een toename van de (gecumuleerde) geluidsbelasting. Hierdoor wordt bij de herenhuizen en de tegenover gelegen hof- en coulissenwoningen niet (meer) voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor de ontsluitingsweg en voldoet de gecumuleerde geluidsbelasting op meer plaatsen niet aan de gemeentelijke beleidseis van 53 dB, die geldt voor een geluidsluwe gevel en tuin. Hierdoor zijn zwaardere en aanvullende afschermende maatregelen noodzakelijk om ter plaatse van de te openen ramen en de tuinen te kunnen voldoen aan de waarde voor een geluidsluwe gevel en tuin. Bij de tuinen van de hof- en coulissen-woningen kan de geluidsbelasting worden teruggebracht door het plaatsen van tuinmuren/tuinschermen. Ter plaatse van de openen ramen zullen akoestisch zwaardere en meer afschermende voorzieningen noodzakelijk zijn. Door het treffen van de aanvullende en zwaardere maatregelen is er nog steeds sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Kader

Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van de Wet luchtkwaliteit (hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer).

De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit in belangrijke mate verslechteren.

Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.

Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.

4.5.2 Onderzoek

DGMR heeft in maart 2017 onderzoek (Bijlage 12) uitgevoerd naar het aspect luchtkwaliteit met betrekking tot het plangebied. In dit onderzoek is uitgegaan van 745 woningen. De voorgenomen ontwikkeling betreft nu 437 woningen en een woonzorgvoorziening in combinatie met voorzieningen met een publieksgericht karakter. Omdat de huidige ontwikkelingen uitgaan van een kleiner programma dan waar in 2017 mee is gerekend wordt geconcludeerd dat de onderzoeksresultaten nog steeds gehanteerd kunnen worden. DCMR heeft dit bevestigd.

Op basis van het onderzoek valt Park Vijfsluizen met 745 woningen onder artikel 4 van de Regeling niet in betekende mate bijdragen. Toetsing van het plan aan de normen uit de Wet luchtkwaliteit is daarom niet aan de orde. Voor het oordeel over het woon- en leefklimaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening aangesloten bij de wettelijke luchtkwaliteitsnormen. Hieruit blijkt dat bij een worstcase scenario in het beoordelingsjaar 2018:

  • De jaargemiddelde concentratie en de uurgemiddelde concentratie NO2 bij planontwikkeling ruim onder de grenswaarde ligt.
  • De jaargemiddelde concentratie PM10 en PM2.5 en de 24-uurgemidddelde concentratie PM10 ruim onder de grenswaarde ligt.

Daarnaast wordt met de vaststelling van het bestemmingsplan een woonzorgvoorziening in combinatie met voorzieningen met een publieksgericht karakter mogelijk gemaakt. In tegenstelling tot normale woningen zijn zorgwoningen een gevoelige bestemming voor wat betreft luchtkwaliteit. Om die reden heeft DGMR in maart 2021 het plan opnieuw getoetst (Bijlage 13). Hieruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling, inclusief de woonzorgvoorziening, niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Bovendien liggen ter plaatse van het zorggebouw en ook langs de nabij gelegen snelweg en stadsweg de concentraties NO2 en PM10 ver onder de grenswaarde van 40 µg/m3. Daarmee is geen sprake van een dreigende overschrijding.

4.5.3 Conclusies

De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Daarnaast liggen binnen het plangebied de concentraties NO2 en PM10 ver onder de grenswaarden van 40 µg/m3.

De GGD is weliswaar kritisch over de luchtkwaliteit in het plan, zo dicht bij de snelweg, maar ziet ook in dat (verdere) maatregelen hier niet mogelijk zijn. Om die reden zien zij dan ook geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Zie ook Bijlage 36 Notavooroverleg (17 december 2020).

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Kader

Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken.

4.6.2 Onderzoek

Quickscan bedrijven en inrichtingen nabij het plangebied

In de VNG-publicatie wordt onderscheid gemaakt tussen de omgevingstypen “rustige woonwijk / rustig buitengebied” en “gemengd gebied”. Gezien de aanwezige functiemenging en de ligging langs de hoofdinfrastructuur is sprake van een “gemengd gebied”. Met dit uitgangspunt is door KuiperCompagnons een quickscan naar bedrijven en milieuzonering uitgevoerd (Bijlage 14).

Uit de quickscan blijkt dat van circa 17 bedrijven (waaronder het metrostation Vlaardingen-Oost) de richtafstand tot over het plangebied reikt.

Voor deze bedrijven / inrichtingen is nader onderzoek noodzakelijk om aan te tonen dat ter plaatse van de ontwikkeling een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd én dat de bestaande bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden geschaad ten gevolge van de ontwikkeling.

Nader onderzoek

Nader onderzoek naar de bedrijven en inrichtingen nabij het plangebied heeft plaatsgekregen in het akoestisch onderzoek (zie paragraaf 4.4), het luchtkwaliteitsonderzoek (zie paragraaf 4.5), het externe veiligheidsonderzoek (zie paragraaf 4.7) en het geuronderzoek (zie paragraaf 4.12.1). Voorts is specifiek voor het metrostation Vlaardingen Oost aan het Burgemeester van Lierplein 81 een afzonderlijk akoestisch onderzoek uitgevoerd, opgenomen als Bijlage 15 bij de toelichting. Uit dit onderzoek blijkt dat ter plaatse van de nieuwe woningen in Park Vijfsluizen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als gevolg van de activiteiten van het metrostation.

Woonzorgvoorziening in Park Vijfsluizen

Daarnaast wordt in het plangebied een kleinschalige woonzorgvoorziening in combinatie met 90 tot 120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter. Gedacht kan worden aan maatschappelijke voorzieningen, kleinschalige horea of detailhandel. In de richtafstandenlijst van de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' geldt voor dergelijke voorzieningen een richtafstand van 10 m. Bij een 'gemengd gebied' mag een stap terug worden genomen, waarbij de richtafstand 0 m wordt. Voor de woonzorgvoorziening gelden respectievelijk een richtafstand van 30 en 10 m. Park Vijfsluizen is een stedelijke ontwikkeling en wordt gerealiseerd in de nabijheid van bedrijven, inrichtingen en (spoor)wegen. Om die reden is Park Vijfsluizen getypeerd als 'gemengd gebied'. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden. Voor de zekerheid is in de regels vastgelegd dat voor deze functies moet worden voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure, uitgaande van het gebiedstype 'gemengd gebied'. Hierbij wordt wel de mogelijkheid opengelaten om gemotiveerd af te wijken van de richtafstand.

Bastion-hotel

Binnen het plangebied is, op de Mr. L.A. Kesperweg 51, in de bestaande situatie een hotel gelegen; het Bastion-hotel. Een hotel inclusief ondergeschikte nevenfuncties (zoals een restaurant, terras) is in de richtafstandenlijst van de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' gecategoriseerd als categorie 1-inrichting, waarbij in gemengd gebied een richtafstand van 0 m moet worden aangehouden. De dichtstbijzijnde nieuwe woningen zijn gelegen op ruim 20 meter vanaf de perceelsgrens van het hotel. Voldaan wordt dus aan de richtafstand, ook als deze niet gereduceerd zou mogen worden.

Evenwel is nader ingezoomd op het hotel. In het kader van 'een goede ruimtelijke ordening' is onderzocht of het hotel na realisering van de woningen niet wordt gehinderd in de bedrijfsvoering en of het hotel aan de in artikel 2.19a van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: Activiteitenbesluit) gestelde normen kan voldoen. Naar aanleiding van de zienswijze is dit, aan de hand van de door het hotel aangeleverde brongegevens, door het DGMR nader onderzocht. Dit onderzoek is als Bijlage 16 opgenomen.

De aanvraag voor de exploitatievergunning voor het hotel is door de gemeente / Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (hierna: de DCMR) op 12 september 2011 beoordeeld als een melding in het kader van het Activiteitenbesluit. Uit deze melding blijkt dat het een type-B inrichting betreft zodat de activiteiten vooraf bij het bevoegde gezag moeten worden gemeld. Bij de melding is geen akoestisch onderzoek gevoegd ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Volgens de exploitatievergunning (verleend op 24 augustus 2011) is ter plaatse een restaurant (van 260 m2) met terras (60 m2) toegestaan. Het maximum aantal tafels en stoelen op het terras bedraagt 5 respectievelijk 20.

De openingstijden van het restaurant zijn maandag t/m zondag van 07:00 uur tot 01:00 uur (vrijdag en zaterdag tot 02:00 uur). De openingstijden van het terras zijn maandag t/m zondag van 09:00 uur tot 24:00 uur. Het terras mag worden gebruikt van 1 april tot en met 31 oktober (7 maanden per jaar).

Daarnaast wordt in de exploitatievergunning toestemming verleend tot het afspelen van mechanisch versterkte muziek. Op het terras mag echter géén muziek ten gehore worden gebracht.

M+P Raadgevend Ingenieurs (hierna M+P), de akoestisch adviseur van het Bastion hotel, heeft in de zienswijzenperiode van dit bestemmingsplan, brongegevens aangeleverd van het hotel. Deze geluidgegevens, waarin een forse opgave voor het verkeer van en naar het hotel is opgenomen, zijn niettemin als uitgangspunt voor het onderzoek genomen. Op basis van deze gegevens bedragen de verkeersbewegingen voor de representatieve bedrijfssituatie van het hotel in totaal 498 motorvoertuigen per weekdag.

Het meten en berekenen van de geluidniveaus en het beoordelen van de meetresultaten heeft plaatsgevonden overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai (VROM, 1999).Uit deze berekeningen blijkt dat op een aantal beoordelingspunten op de gevels van de woningen in de avond en de nacht niet wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit vanwege de activiteiten van het hotel. Dit geldt zowel voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) als het maximale geluidsniveau (Lamax).

Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau geldt dat met name de voertuigbewegingen van en naar het hotel verantwoordelijk zijn voor de overschrijding van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. Hierbij is het verkeer op het parkeerterrein de belangrijkste oorzaak van de overschrijdingen. Voor het maximale geluidsniveau geldt dat de kraanwagens, zware vrachtwagens en touringcars leiden tot geluidsniveaus boven de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit. De overige bronnen, inclusief stemgeluid en rijden met bestelbussen en personenwagens, voldoen wel.

De oorzaak van de relatief hoge geluidbelasting is vooral gelegen in het rijden met zwaar materieel, zoals zware vrachtwagens en kraanwagens op het parkeerterrein van het hotel. Indien dit niet wordt meegenomen wordt wel voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit van 70, 65 en 60 dB(A) in respectievelijk de dag, avond en nachtperiode.

De totale jaargemiddelde verkeersintensiteit van een hotel bedraagt echter slechts 267 motorvoertuigen/weekdag. Dit aantal is gebaseerd op de gemiddelde verkeersgeneratie van 19,8 motorvoertuigen per 10 kamers conform CROW-kentallen voor een 4 sterrenhotel met 135 kamers in de rest van de bebouwde kom in zeer stedelijk gebied. De verkeersgeneratie gebaseerd op de CROW-kentallen wordt representatief geacht voor de jaargemiddelde bedrijfssituatie.

De representatieve bedrijfssituatie zal zich immers meer dan 12x per jaar voordoen, maar niet elke dag van het jaar. Omdat de jaargemiddelde cijfers lager zijn dan de cijfers voor de representatieve bedrijfssituatie wordt de geluidsemissie op basis van de verkeerssamenstelling zoals opgegeven door M+P als 'worst case' beschouwd.

Uit het nader onderzoek blijkt dat het Bastion hotel niet aan de standaard voorschriften uit het Activiteitenbesluit kan voldoen. Ook wordt niet voldaan aan de toetswaarden uit stap 2 van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Daarop zijn maatregelen onderzocht en is onderzocht of een afwijking van de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en naar de toetswaarden uit stap 3 van de VNG-publicatie mogelijk is. Hieruit zijn de volgende conclusies getrokken:

  • Door drie kopgevels doof uit te voeren worden de grootste overschrijdingen weggenomen;
  • Door het treffen van een maatregel aan LBK 2 (afscherming of bronmaatregel) kan aan de zuidzijde bij de herenhuizen worden voldaan aan de grenswaarde uit stap 2 en het Activiteitenbesluit;
  • Door het verleggen van de inrit van het hotel naar het oosten kan worden voldlaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en wordt de overschrijdingg van de maximale geluidsniveaus gereduceerd. Het is echter naar verwachting niet haalbaar de inrit hierheen te verplaatsen.

Door deze maatregelen wordt niet voorkomen dat de grenswaarden in de avond- en nachtperiode worden overschreden. Hierdoor is het stellen van (aanvullende) maatwerkvoorschriften noodzakelijk. In het maatwerkbesluit, dat na vaststelling van het bestemmingsplan in overleg met Bastion zal worden genomen, zullen de bestaande rechten van Bastion zoveel mogelijk worden gerespecteerd en geborgd. Op grond van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak, zie o.a. de uitspraak van 22 februari 2017/ECLI:NL:RVS:2017:462 hoeven maatwerkvoorschriften niet al vóór de vaststelling van een bestemmingsplan te zijn vastgesteld mits de raad inzichtelijk heeft gemaakt of er maatwerkvoorschriften zullen worden vastgesteld en of deze in een beroepsprocedure stand kunnen houden. Gelet op de aard en (geringe) impact op de bedrijfsvoering van Bastion is de raad van mening, dat deze maatwerkvoorschriften stand zullen houden.

Met voornoemde maatregelen en maatwerkvoorschriften is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen in het plangebied. Het stellen van maatwerkvoorschriften, gebaseerd op de jaargemiddelde verkeersgeneratie, leidt bovendien niet tot een beperking van de gebruiksmogelijkheden/exploitatie van het hotel, aangezien de representatieve bedrijfssituatie van het hotel ten aanzien van het aantal en type verkeersbewegingen zich niet dagelijks zal voordoen.

Daarnaast is door KuiperCompagnons (Bijlage 10) aanvullend akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het onderdeel wegverkeerslawaai (Wet geluidhinder), als gevolg van de namens het hotel doorgegeven verkeersintensiteiten en -verdeling. Ook in dit onderzoek is uitgegaan van de verkeersintensiteiten op basis van de CROW-norm omdat deze het beste aansluiten op het langtijd gemiddelde geluidniveau op basis waarvan verkeerslawaai wordt beoordeeld waarbij wel rekening is gehouden met de verdeling over dag, avond nacht én licht, middel en zwaar verkeer zoals M+P die heeft opgegeven gehanteerd. Hierbij wordt opgemerkt dat in het kader van de beoordeling van het wegverkeerslawaai geen rekening gehouden hoeft te worden met een 30km-weg, zoals de onderhavige ontsluitingsweg van en naar het hotel. Het verkeersgeluid op deze weg dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter wel te worden beoordeeld.

Gelet op de hoeveelheid verkeer van en naar het hotel, zijn in het akoestisch rekenmodel de lengte en hoogte van de geluidwal/scherm langs de ontsluitingsweg aangepast en is ook de ligging van de ontsluitingsweg aangepast. De geluidwal wordt verlengd van 13 naar 23 meter en verhoogd van 3 naar 6 meter. In verband met de verlenging van de geluidwal wordt de ontsluitingsweg recht getrokken en wordt de aanwezige flauwe bocht eruit gehaald. Hierdoor verschuift de weg circa 2,5 m in zuidelijke richting. Daarnaast is de ontsluitingsweg aan de zijde van het hotel ingekort tot aan de perceelsgrens.

Uit het onderzoek volgt dat de aanpassing van de verkeerssamenstelling voor het verkeer van/naar het Bastion Hotel alsmede de verschuiving van de ontsluitingsweg van/naar het Bastion Hotel zorgt voor een toename van de (gecumuleerde) geluidsbelasting. Hierdoor wordt bij de herenhuizen en de tegenover gelegen hof- en coulissenwoningen niet (meer) voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor de ontsluitingsweg en voldoet de gecumuleerde geluidsbelasting op meer plaatsen niet aan de gemeentelijke beleidseis van 53 dB, die geldt voor een geluidsluwe gevel en tuin. Hierdoor zijn zwaardere en aanvullende afschermende maatregelen noodzakelijk om ter plaatse van de te openen ramen en de tuinen te kunnen voldoen aan de waarde voor een geluidsluwe gevel en tuin. Bij de tuinen van de hof- en coulissenwoningen kan de geluidsbelasting worden teruggebracht door het plaatsen van tuinmuren/tuinschermen. Ter plaatse van de te openen ramen zullen zwaardere en meer afschermende voorzieningen noodzakelijk zijn. Indien deze maatregelen worden getroffen, is er nog steeds sprake van een goede ruimtelijke ordening.

4.6.3 Conclusie

Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' leidt niet tot belemmeringen voor de planrealisatie. In het maatwerkbesluit, dat na vaststelling van het bestemmingsplan in overleg met het Bastion-hotel zal worden genomen, zullen de bestaande rechten van Bastion zoveel mogelijk worden gerespecteerd en geborgd.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Kader

Eisen vanuit externe veiligheid beïnvloeden de ontwikkelingsmogelijkheden. De gemeente Vlaardingen heeft in de Visie externe veiligheid "Ruimte voor duurzame veiligheid" (2012) een nadere invulling van de wet- en regelgeving gegeven.

Doel van het beleid externe veiligheid en de daaruit voorvloeiende wet- en regelgeving is het beperken van risico's die optreden als gevolg van een calamiteit waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De aan de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen verbonden risico's moeten volgens het beleid externe veiligheid aanvaardbaar blijven. De wet- en regelgeving voor externe veiligheid is dan ook gestoeld op een risicobenadering.

Het gaat in de eerste plaats om de kans op een groep dodelijke slachtoffers door een ongeval met een gevaarlijke stof, ofwel het groepsrisico. Dit risico drukt de kans uit op een ramp van bepaalde omvang in doden. In de tweede plaats gaat het over de persoonlijke veiligheid van de individuele burger, ofwel het plaatsgebonden risico. Dit is de overlijdenskans die een persoon loopt, door op een bepaalde afstand van een inrichting of een transportroute permanent aanwezig te zijn.

De regels zijn vastgelegd in een aantal besluiten. Deze besluiten hanteren dezelfde risicobenadering. Voor het plaatsgebonden risico geldt een grens- en een richtwaarde. De beoordeling van het groepsrisico vindt niet plaats door toetsing aan een vaste norm maar door middel van het afleggen van een verantwoording. Het bevoegd gezag beoordeelt hierbij de aanvaardbaarheid van het groepsrisico in het ruimtelijk besluit. In het bestemmingsplan Park Vijfsluizen is dat voor de kantoorontwikkeling gedaan.

4.7.2 Onderzoek

Door DGMR is in december 2020 actualiserend onderzoek naar externe veiligheid uitgevoerd (Bijlage17). In dit onderzoek is het actuele stedenbouwkundig plan (juni 2020) verwerkt en is een voorzet gedaan voor de verantwoording van het groepsrisico. Ook is het concept-advies van de VRR, waarmee in juli 2019 en in juni 2020 informele vooroverleggen zijn gevoerd, in het rapport verwerkt.

Ten zuiden van het plangebied ligt het bedrijf DFDS Seaways. Dit bedrijf heeft uitbreidingsplannen. DFDS heeft daarom een QRA uit laten voeren. In het onderzoek van DGMR is deze QRA meegenomen als alternatief in de analyse. Omdat de toekomstige situatie nog niet vergund is, is in de basis uitgegaan van de feitelijk aanwezige, vergunde situatie.

Externe veiligheidsbronnen

In de omgeving van het plangebied bevinden zich diverse externe veiligheidsbronnen: de bedrijven DFDS, Cimcool en Vopak, en verder het transport van geklasseerde stoffen over de A4 en de Schiedamsedijk.

Voor alle bronnen wordt voldaan aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico van DFDS neemt toe van 0,50 naar 0,54 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico van de A4 en de Schiedamsedijk neemt beperkt toe en blijft lager dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. De bijdrage van het plan aan het groepsrisico van Cimcool en Vopak is, gezien de afstand tot deze bedrijven, verwaarloosbaar. De bouwwerken in het plangebied Park Vijfsluizen komen niet in het plasbrandaandachtsgebied dat langs de A4 ligt. Ook ligt het plangebied buiten het 100% letaliteitsgebied van de industriële bedrijven.

De volgende bedrijven zijn wel beschouwd, maar vormen geen extern risico voor het plangebied: APK Beheer B.V., Avezaat, NEM, Aveno N.V., Damen Ship Repair, Organegas en Shell Vlaardingerdijk (voormalig LPG-tankstation). Deze bedrijven hoeven daarom niet nader te worden beschouwd.

Verantwoording groepsrisico

In hoofdstuk 6 van het voornoemde rapport is door DGMR een verantwoording van het groepsrisico gegeven. Het plan heeft in alle gevallen een marginale invloed op het groepsrisico. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico moet evenwel worden ingegaan op de voor- en nadelen van ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico, op mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, op mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp en op mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden voor aanwezigen. In de rapportage is hier uitgebreid op in gegaan. Onder meer het feit dat langs de A4 een geluidafschermende voorziening in de vorm van (grotendeels) een aarden wal wordt gerealiseerd, draagt in positieve zin bij aan de externe veiligheidssituatie in het plan. Deze wal schermt het plangebied namelijk af van de warmtestraling in het geval van een plasbrand, en beperkt de effecten van explosies laag bij de grond. Ook creëert deze wal een ruimte tussen de woningen en de snelweg van circa 60 meter. Ook kan worden vermeld dat waar dit vanuit het Bouwbesluit of vanuit geluidhinder nodig is, in het plan wordt voorzien van gelaagd glas. Dit is tevens letselbeperkend in het geval van een breuk. In het geval van een BLEVE leidt dit glas niet of nauwelijks tot scherpe glassplinters. Verder moet mechanische ventilatie in het plan handmatig kunnen worden uitgeschakeld. Heijmans is van plan om in alle gebouwen mechanische ventilatie toe te passen. Aangezien het vanuit het Bouwbesluit verpicht is dat deze handmatig uitgeschakeld moet kunnen worden zal hieraan worden voldaan.

De adviespunten uit het concept-advies van de VRR zijn in het rapport in tabelvorm opgenomen, waarbij is aangegeven of dit wordt toegepast of niet. Voor de overzichtelijkheid wordt de tabel hier herhaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0012.jpg"

Tabel: voorgestelde maatregel uit concept-VRR-advies en of de betreffende maatregel wel of niet in het plan wordt toegepast.

Daarnaast heeft de VRR in een apart advies nog een tweetal organisatorische maatregelen genoemd met betrekking tot de zelfredzaamheid van de bewoners van de woonzorgvoorziening:

  • Zorg dat de BHV-organisatie van de zorgvoorziening op de hoogte is van de mogelijkheid van het optreden van een incident, ook buiten het object, en weet hoe er op dat moment gehandeld moet worden. Doorgaans is schuilen in het gebouw de beste optie; sluit ramen en deuren, schakel het ventilatiesysteem af, blijf weg bij ramen en schuil bij voorkeur in dat deel van het gebouw dat zo ver mogelijk van het incident af is gelegen.
  • Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. Dit kan door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”. Op de website “www.rijnmondveilig.nl” vindt u meer informatie over wat te doen in geval van een incident.

4.7.3 Conclusie

Uit het onderzoek externe veiligheid van DGMR blijkt dat het plan in alle gevallen een marginale invloed op het groepsrisico heeft. Ongeacht de hoogte van het groepsrisico moet toch worden ingegaan op de voor- en nadelen van ruimtelijke alternatieven met een lager groepsrisico, op mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, op mogelijkheden tot voorbereiding en bestrijding van een ramp en op mogelijkheden voor zelfredzaamheid en vluchtmogelijkheden voor aanwezigen. In het rapport van DGMR is hier uitgebreid op in gegaan. De toekomstige (nog niet vergunde) situatie van DFDS is als variant meebeschouwd.

De adviezen en toelichting vanuit de VRR, waarmee al tweemaal informeel overleg is gevoerd, zijn hierin verwerkt. In het kader van het wettelijk vooroverleg is de VRR om een formele reactie gevraagd. Zij kunnen zich vinden in het door DGMR opgestelde rapport (zie ook paragraaf 7.1) De gemeenteraad geeft bij vaststelling van dit bestemmingsplan formeel de verantwoording van het groepsrisico.

4.8 Natuur En Landschap

4.8.1 Kader

Wet natuurbescherming

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden.

Soortenbescherming

Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.

Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.

Gebiedsbescherming

De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur / EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincies hebben in een verordening regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.

4.8.2 Onderzoek

Soortenbescherming

Ecologische quickscan

Door Regelink is in februari 2019 een ecologische quickscan uitgevoerd (Bijlage 18). Uit het onderzoek blijkt dat het plangebied potentieel geschikt is voor verblijfplaatsen van een aantal beschermde diersoorten en vogels met een jaarrond beschermd nest. Voordat een uitspraak kan worden gedaan of de werkzaamheden negatieve effecten hebben op deze soorten dient eerst nader, soortgericht onderzoek uitgevoerd te worden naar de aanwezigheid en functies binnen het plangebied van de navolgende soorten/soortgroepen:

  • ransuil;
  • sperwer;
  • buizerd;
  • boomvalk;
  • vleermuizen;
  • steenmarter;
  • alpenwatersalamander.

Tevens dient een omgevingscheck uitgevoerd te worden om de geschiktheid en beschikbaarheid van nabijgelegen gebieden te bepalen voor de volgende categorie 5 soorten:

  • bosuil;
  • groene specht;
  • grote bonte specht;
  • zwarte roodstaart.

Soortgericht onderzoek

Het soortgericht onderzoek naar de bovengenoemde soorten is, in februari 2020, eveneens door Regelink uitgevoerd (Bijlage 19). Dit onderzoek heeft plaatsgevonden volgens het Vleermuisprotocol 2017 en de soortinventarisatieprotocollen van het NGB zodat gesteld kan worden dat het plangebied afdoende is geïnventariseerd. Voor het uitvoeren van de werkzaamheden is een ontheffing van de Wet natuurbescherming verleend. De belangrijkste resultaten uit het soortgericht onderzoek zijn hieronder beschreven.

Vogels

Gierzwaluwen werden alleen hoog foeragerend en vliegend boven het plangebied waargenomen. De aanwezigheid van nesten kan worden uitgesloten. Tijdens het roofvogelonderzoek werden geen functionele nesten aangetroffen, tevens ontbrak nestindicatief gedrag van de aanwezige buizerd. De waarnemingen worden geïnterpreteerd als een solitaire, overzomerende vogel zonder nest. Tijdens een van de vleermuisrondes werd een roepende volwassen ransuil waargenomen. Tijdens alle andere inventarisatiemomenten werd gekeken naar ransuilen, maar werden niet waargenomen. De roepende ransuil wordt daarom geïnterpreteerd als een incidentele waarneming en naar alle waarschijnlijkheid heeft de ransuil buiten het plangebied een territorium. De aanwezigheid van een ransuilnest kan redelijkerwijs worden uitgesloten. In het noorden van het plangebied kon een broedgeval van een groene specht worden vastgesteld, op basis van een baltsende vogel in het voorjaar en een juveniele vogel in de zomer.

Vleermuizen

Het plangebied fungeert als foerageergebied voor gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis. Het plangebied is niet essentieel op grond van de korte verblijfsduur van de foeragerende dieren. Gedurende het onderzoek werden geen vliegroutes waargenomen. Het is waarschijnlijk dat in het plangebied geen essentiële vliegroutes aanwezig zijn. Er werd gedurende de avonden wel een kleine toename vastgesteld in het aantal dieren langs de spoorlijn, het gaat hier vermoedelijk om dieren die uit de wijk aan de andere kant van de spoorlijn komen. In het plangebied zijn drie territoria van gewone dwergvleermuizen aanwezig. De precieze locatie van de paarverblijfplaatsen in de territoria kon niet worden vastgesteld. Er is hoogst waarschijnlijk een paarverblijfplaats aanwezig in het hoofdgebouw. Tevens is een paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis in een boom nabij de noordoostelijke vijver aanwezig. Er zijn geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van overwinterende dieren.

Steenmarter

De cameraval heeft in een periode van 78 dagen vijf keer een volwassen steenmarter geregistreerd. Gezien de weinige waarnemingen en de afwezigheid van latrines en andere sporen kan de aanwezigheid van een vaste rust- en verblijfplaats redelijkerwijs worden uitgesloten

Amfibieën

Tijdens het onderzoek naar alpenwatersalamander werden geen exemplaren van deze soort gevonden. Het plangebied heeft geen functie voor deze soort.

Vervolgstappen: Mitigatieplan en ontheffingsaanvraag

Met de sloop van het grote pand en de overige opstallen verdwijnen 3 paarterritoria van gewone dwergvleermuis. Omdat deze 3 paarterritoria indicatief zijn voor de aanwezigheid van 3 paarverblijfplaatsen, dienen verzachtende maatregelen te worden genomen zoals het aanbieden van alternatieve verblijfplaatsen. Omdat de dieren worden gedwongen te verhuizen is er juridisch gezien sprake van verstoring, wat een overtreding van de Wet natuurbescherming betekent.

Het kappen van bomen en opgaand groen in de noordpunt van het plangebied leidt tot het verdwijnen van een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis, wat een overtreding van de Wet natuurbescherming betekent.

Voor het uitvoeren van de werkzaamheden dient een mitigatieplan/projectplan opgesteld te worden waarmee overtreding van de Wet natuurbescherming zoveel mogelijk voorkomen kan worden. Dit mitigatieplan is in februari 2020 door Regelink opgesteld (Bijlage 20), en dient bij het uitvoeren van de werkzaamheden opgevolgd te worden. Zo moeten onder andere - om te voorkomen dat bij de sloop van de gebouwen en de kap van bomen dieren worden gedood - de werkzaamheden plaatsvinden in de minst kwetsbare periode van gewone- en ruige dwergvleermuis. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels.

Om de periode tussen renovatie/sloop en voltooiing van renovatie en de nieuwbouw te overbruggen worden in de directe omgeving van het plangebied zestien vleermuiskasten opgehangen die aantoonbaar geschikt zijn als paarverblijfplaats voor gewone- en ruige dwergvleermuizen. Deze kasten moeten blijven hangen tot minimaal zes maanden nadat permanente verblijfplaatsen in de nieuwbouw gerealiseerd zijn.

Bij de realisatie van de nieuwbouw wordt een minimaal aantal van 16 permanente inbouwkasten gerealiseerd. Voor het beste effect worden deze kasten verspreid over verschillende huizenblokken en in verschillende windrichtingen geplaatst. Het mitigatieplan is onderdeel van de ontheffingsaanvraag voor de beschermde soorten. Op 16 november 2020 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden ontheffing verleend. De beschikking is opgenomen als Bijlage 21.

Advies natuurinclusieve herinrichting

In het soortgericht onderzoek worden de volgende aanbevelingen gegeven ten aanzien van een natuurinclusieve herinrichting.

  • Houd rekening met de periode waarin vleermuizen moeten wennen aan vleermuiskasten.
  • Wanneer voldoende areaal bos/groen van voldoende ecologische kwaliteit behouden blijft, en daarmee het functionele leefgebied van steenmarter en de paarverblijfplaats van ruige dwergvleermuis, is het aanvragen van een ontheffing ten aanzien van steenmarter en ruige dwergvleermuis niet meer nodig.
  • De registraties van steenmarter zijn bijzonder, steenmarters zijn in West-Nederland zeldzaam. Door het handhaven van al het groen, inclusief bomen, in de noordpunt (tussen vijver – noordpunt – opstallen) blijft er leefgebied behouden.
  • Bij het aanleggen van vijvers leidt een talud met een taludhelling van 1:10 tot 1:20 tot een optimale ontwikkeling van oevervegetatie, in de volksmond ook wel natuurvriendelijke oever genoemd. Dit kan goed worden geïntegreerd met tijdelijke opslagcapaciteit van teveel aan regen.
  • Steile oevers – met beschoeiing – zijn natuuronvriendelijk, en worden sterk afgeraden.
  • Kies voor openbaar groen voor meerjarige, inheemse soorten.
  • In de toekomstige situatie komen er (veel) meer gebouwen dan in de oude situatie. Inzetten op voorzieningen voor gebouwbewonende soorten levert veel winst op voor de natuur.

Tot slot dient voor het uitvoeren van de werkzaamheden een werkprotocol te worden opgesteld en nageleefd.

Gebiedsbescherming

De voorgenomen ontwikkeling kan leiden tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in Natura 2000-gebieden door extra stikstofdepositie. Om te bepalen of dit aan de orde is of kan zijn, is door Rho een stikstofonderzoek uitgevoerd (Bijlage 22).

Op basis van de resultaten van uitgevoerde Aerius-berekeningen wordt geconcludeerd dat de woningbouwontwikkeling Vijfsluizen niet leidt tot een depositietoename op verzuringsgevoelige habitats binnen Natura 2000. De berekende depositie bedraagt zowel in de gebruiksfase als de aanlegfase 0,00 mol/ha/jaar. Significante negatieve effecten kunnen worden uitgesloten. Er is geen vergunning voor stikstof op grond van de Wet natuurbescherming vereist.

Overigens is de analyse inzake de verkeersaantrekkende werking van het plan van DTV (zie 4.11.2Onderzoek) ''worst case' te noemen aangezien zij voor het bepalen van de verkeersaantrekkende werking, van standaard CROW-normen zijn uitgegaan. In het gemeentelijk verkeersmodel zijn lagere aantallen voor deze locatie opgenomen, met name vanwege de nabijheid van metrostations. In het akoestisch onderzoek en het stikstofonderzoek zijn, in overleg met de gemeentelijk verkeerskundige, wel de lagere aantallen, uit het gemeentelijk verkeersmodel, aangehouden, daar dat realistischer is voor de geluidbelasting en de stikstofemissie.

Door de grotere afstand tot aan Natura 2000-gebieden is het ook uitgesloten dat andere externe effecten optreden (zoals lichthinder, geluidhinder, trillingshinder) ter plaatse van deze beschermde natuur.

De ingreep vindt niet plaats binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Hierdoor is het afwegingskader Ecologische Hoofdstructuur c.q. Natuurnetwerk Nederland niet van toepassing.

4.8.3 Conclusies

Ten aanzien van soortenbescherming is op basis van de uitkomsten uit de quickscan een soortgericht onderzoek uitgevoerd naar de ransuil, sperwer, buizerd, boomvalk, vleermuizen, steenmarter en alpenwatersalamaner. Tevens is voor een aantal categorie 5 soorten een omgevingscheck uitgevoerd om de geschiktheid en beschikbaarheid van nabijgelegen gebieden te bepalen.

Op basis van de uitkomsten van het soorgericht onderzoek is een mitigatieplan opgesteld voor de gewone & ruige dwergvleermuis. Vervolgens is een werkprotocol opgesteld en is een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd. Op 16 november 2020 heeft de Omgevingsdienst Haaglanden ontheffing verleend. De beschikking is opgenomen als Bijlage 21.

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot significante negatieve effecten op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Tevens ligt het plangebied niet binnen het NNN. Hiermee vormt het aspect gebiedsbescherming geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkelingen.

4.9 Water

4.9.1 Kader en onderzoek

In het kader van een ruimtelijke procedure dient de watertoets te worden doorlopen. Op basis hiervan dient een waterparagraaf opgesteld te worden. In deze waterparagraaf zijn de belangrijkste waterhuishoudkundige aspecten vastgelegd voor de ontwikkeling Vijfsluizen in Vlaardingen.

Het Hoogheemraadschap van Delfland is de waterbeheerder van het binnendijks gebied. Rijkswaterstaat is de waterbeheerder van de Nieuwe Maas en het buitendijks gebied. De waterparagraaf is opgesteld in afstemming met het Hoogheemraadschap van Delfland, en opgenomen als Bijlage 23 bij de toelichting. In de waterparagraaf is uitgebreid ingegaan op het beleid, het watersysteem en hoe daar in het bestemmingsplan mee om is gegaan. Kortheidshalve wordt naar de betreffende bijlage verwezen.

De verbreding van de ontsluitingsweg zal geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding. In de regels van het bestemmingsplan is, in artikel 13.11, een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor voldoende waterberging, geregeld over het totale plangebied. Het direct bestemmen van de ontsluitingsweg zal derhalve geen gevolgen hebben voor de waterhuishouding.

4.9.2 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het plangebied en het daarbinnen vallende relevante beleid. Op welke manier de waterhuishoudkundige functies in regels en verbeelding worden geborgd is hieronder beschreven.

Advies waterbeheerder

Om te voldoen aan de verhardingscompensatie binnen de ontwikkeling Vijfsluizen wordt er richting de Babberspolder een automatische stuw gerealiseerd of voor een vergelijkbare oplossing gekozen en krijgt de ontwikkeling een eigen peilgebied. Aanvullend speelt de waterkwaliteit een belangrijke rol, doordat er weinig doorspoeling is in de ontwikkeling is er een risico op opwarming van het oppervlaktewater in combinatie met stilstaand water. Door het overgrote deel van de oevers aan te planten als natuurvriendelijke oever wordt de waterkwaliteit verbetert in de ontwikkeling. Daarnaast wordt het hemelwater vanaf de A4 verwerkt in waterkwaliteitsmaatregelen waardoor het hemelwater alleen bij extreme situaties direct loost op het oppervlaktewater van Vijfsluizen en worden de negatieve gevolgen voor de ontwikkeling beperkt. Een laatste maatregel voor het verbeteren van de doorstroming is het plaatsen van een pomp, waardoor oppervlaktewater wordt verpompt vanaf het noorden in het zuidelijke helofytenfilter. Hierdoor ontstaat er stroming en een extra waterzuiveringsstap van het oppervlaktewater.

Ontwateringsdiepte

De ontwateringsdiepte nabij het Shellgebouw op het punt van de grondwaterstandmetingen (centrum van het plangebied), komt bij hoge grondwaterstanden neer op een hoogte van slechts 0,1 m. De reden dat de grondwaterstand in de huidige situatie dermate hoog is kan verklaard worden door de grote hoeveelheid onverhard oppervlak in combinatie met slecht doorlatende grondlagen en relatief grote afstanden tot de watergangen, tot ongeveer 100 meter.

De nieuwe drooglegging in de toekomstige situatie wordt aangehouden op 1 tot 1,2 m. De te behalen ontwateringsdiepte dient te voldoen en te zijn vormgegeven volgens de in het Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (vGRP) 2019 vastgelegde voorkeursvolgorde van maatregelen om bij nieuwbouw aan de ontwateringseisen te voldoen. Daarnaast worden de groenvoorzieningen op verschillende locaties hoger aangelegd dan de huidige situatie en aanvullend verschraald met zand om de afwatering naar de nabijgelegen drainage, watergang te kunnen versnellen en om grondwateroverlast te voorkomen.

Consequenties ontwikkeling

De voorgenomen ontwikkeling heeft tot gevolg dat in hogere mate verhard oppervlak gerealiseerd wordt in het plangebied. Dit heeft tot gevolg dat hemelwater sneller afstroomt richting de watergang.

  • Ten behoeve van de watercompensatie wordt er een automatische stuw gerealiseerd of voor een vergelijkbare oplossing gekozen om voldoende peilstijging te creëren, waardoor de toename van verhard oppervlak wordt gecompenseerd;
  • Het waterpeil wordt verlaagd van -2,06 m N.A.P. naar -2,20 m N.A.P.;
  • De ontwikkeling realiseert zoveel als mogelijk water vertragende voorzieningen of vasthoudende voorzieningen. Denkend aan: groene daken, groen parkeren, wadi’s en helofytenfilters;
  • In het plan wordt aandacht besteed aan de verbetering van de waterkwaliteit, van het hemelwater afkomstig van de A4, door middel van de realisatie van een helofytenfilter en grindkoffers welke het hemelwater zuiveren voordat dit in het oppervlaktewater van de ontwikkeling Vijfsluizen terecht komt;
  • Stilstaand water te voorkomen wordt er een pomp gerealiseerd welke water rondpompt door het oppervlaktewatersysteem van de ontwikkeling Vijfsluizen;
  • Ecologie staat hoog in het vaandel en ten behoeve daarvan wordt een grote diversiteit aan lokale beplanting gerealiseerd en worden er nestplaatsen gerealiseerd voor lokale fauna.

Bestemmingsplan

De aanwezige waterkering aan de zuidzijde van het plangebied is in het bestemmingsplan voorzien van de beschermende dubbelbestemming ‘Waterstaat - Waterkering’. De realisatie van water of waterhuishoudkundige voorzieningen is in elke bestemming mogelijk, zodat te allen tijde kan worden voldaan aan de gewenste oplossingen inzake de waterhuishouding.

Daarnaast is in de algemene regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is bepaald dat het gebruik van de woningen en gebouwen voor de andere functies slechts is toegestaan als in het plangebied is voorzien in de aanleg en instandhouding van waterhuishoudkundige voorzieningen met een minimale waterbergende inhoud van in totaal 1520 m3.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

4.10.1 Archeologie

4.10.2 Cultuurhistorie

4.11 Mobiliteit

4.11.1 Kader

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) voorziet een groei in de mobiliteitsbehoefte tot 2030. Deze groei is het grootst in de Randstad en Brabant. Om de concurrentiekracht van Nederland te versterken, is een netwerk van hoogwaardige internationale verbindingen nodig, net als een goede nationale bereikbaarheid van onze belangrijkste economische regio's. Het Rijk zet de gebruiker van mobiliteit centraal. Het verknopen van verkeerssystemen en vervoerwijzen neemt daarbij een belangrijke plaats in, net als het beter benutten van infrastructuur, met een volwaardige plaats voor langzaam en recreatief verkeer. Het Rijk mikt op multimodale (keten)maatregelen die het gebruik van de capaciteit optimaliseren.

In de ambitie van het Rijk is Nederland in 2040 een bepalende speler in de transitie naar duurzame mobiliteit. In de SVIR gaat het Rijk vooral in op de transitie naar schone voertuigen, uitgewerkt in de duurzaamheidsagenda. Deze doet een beroep op bedrijfsleven (Green Deals) en decentrale overheden (Klimaatagenda).

4.11.2 Onderzoek

Verkeersafwikkeling

In paragraaf 3.3 is reeds uiteengezet hoe het verkeer van en naar het plangebied wordt afgewikkeld. In het gebied wordt één hoofdroute aangelegd en een nevenroute (eenrichtingsverkeer), met als doel het autoverkeer zo snel mogelijk naar de buitenranden van het gebied te geleiden. De hoofdontsluiting van het plangebied is gelegen aan de Mr. L.A. Kesperweg (deze is feitelijk al aanwezig, inclusief verkeersregelinstallatie). In het noordwesten is daarnaast tevens een calamiteitenroute geprojecteerd via de bestaande fietstunnel onder de Hoekse Lijn. Deze verbinding vormt tevens een (permanente) ontsluiting voor langzaam verkeer. Het groene hart van het plangebied wordt zoveel mogelijk gevrijwaard van auto's en fietsers en voetgangers krijgen alle ruimte. In het kader van het bestemmingsplan is door DTV Consultants in 2016 en 2021 mobiliteitsonderzoek uitgevoerd. De rapportages hiervan zijn respectievelijk opgenomen als bijlage 34 en bijlage 35 bij de toelichting. De resultaten zijn hieronder beknopt uiteen gezet.

Onderzoek december 2016

In 2016 is door DTV Consultants op basis van het toen bekende programma (te weten 700 appartementen, 120 zorgappartementen, 500 m2 zorg, 25.000 m2 onderwijs en 5.000 m2 foodhal) de verkeersafwikkeling onderzocht van het kruispunt van Vijfsluizen op de Meester L.A. Kesperweg. (Dit kruispunt heeft toen de werknaam Klavervier gekregen, welke naam nu niet meer gebruikt wordt. Voor de leesbaarheid wordt de naam hierna toch gebruikt). Hieruit bleek dat de verkeerslichtenregeling op het kruispunt Klavervier de verkeersstromen (redelijk) goed kan verwerken. Er zijn geen problemen te verwachten. Ten zuidoosten van kruispunt Klavervier zijn vier kruispunten gelegen waarvan de verkeerslichtenregelingen onderling zijn gekoppeld. Uit een simulatie waarin de voorgenomen ontwikkeling is meegenomen blijkt dat het ontwerp en de verkeerslichtenregelingen voldoende restcapaciteit hebben om het (extra) verkeer te kunnen afwikkelen, zowel in de ochtend- als avondspits.

Onderzoek januari 2021

In januari 2021 is op basis van het nu voorliggende programma en de huidige situatie door DTV Consultants een nieuwe memo opgesteld. In dit mobiliteitsonderzoek is voor het programma berekend welke verkeersgeneratie hierbij hoort. Voor de verkeersgeneratie is uitgegaan van de worst-case getallen uit de CROW-publicatie. Het bestaande Bastionhotel is met 135 kamers ook opgenomen in het overzicht, omdat verkeer van en naar het hotel ook van de hoofdontsluiting van het woongebied gebruik gaat maken. Hierdoor wordt de huidige ontsluiting van het Bastionhotel direct na het kruispunt met de Schiedamsedijk opgeheven, wat de verkeersveiligheid ten goede komt. De totale verkeersgeneratie per werkdag is (inclusief het hotel) minimaal 2.594 en maximaal 3.029 motorvoertuigen volgens de gegevens van het CROW. In het mobiliteitsrapport zijn deze aantallen verder uitgesplitst in aantallen motorvoertuigen per uur in de ochtend- en avondspits.

In het mobiliteitsonderzoek (Bijlage 35) is het kruispunt met de Meester L.A. Kesperweg geanalyseerd. Hieruit blijkt dat het verkeersaanbod van en naar Park Vijfsluizen eenvoudig afgewikkeld kan worden binnen de vastgroentijd. Uit het onderzoek blijkt dat het kruispunt voldoende capaciteit heeft om de beoogde verkeersstromen te verwerken en voldoende restcapaciteit heeft om fluctuaties op te vangen. De kans dat door fluctuaties oververzadiging ontstaat is dus gering. De wachtrij vanaf Park Vijfsluizen wordt in een gemiddelde cyclus maximaal 30 meter. Deze wachtrijlengte kan ruimschoots opgevangen worden, ook wanneer de op dit kruispunt overstekende lijnbus betrokken wordt in de berekeningen.

Daarnaast is in het kader van een worst-case analyse berekend wat er gebeurt als de volledige verkeersgeneratie van het Bastionhotel op etmaalbasis gedurende de spitsperiodes op het kruispunt afgewikkeld wordt (robuustheidstoets). De cyclustijd neemt in de ochtend- en avondspits met enkele seconden toe. Deze beperkte toename in cyclustijd geeft aan dat het kruispunt zeer robuust is en fluctuaties op de zijrichtingen goed op kan vangen.

Naderhand is door DTV ook nog gekeken naar een situatie waarin het Bastion-hotel de vigerende planologische mogelijkheden maximaal zou invullen (Bijlage 37). In casu betekent dat 93 extra kamers (inschatting). Uit het onderzoek blijkt dat deze invulling in de reguliere situatie, waarbij het verkeer van het Bastionhotel verspreid over de dag afwikkelt, vrijwel niets verandert aan de verkeersafwikkeling, omdat het dan om slechts enkele voertuigen gaat in de spits. Bij de robuustheidstoets, waarbij uitgegaan wordt van volledige afwikkeling in de ochtend- en avondspits, wordt de cyclustijd op het kruispunt wel wat hoger. Dat is te verklaren door de grotere aantallen verkeer die in deze worst-casesituatie naar het hotel zouden rijden. De cyclustijd blijft echter ruim binnen de maximaal acceptabele normen. Ook in deze situatie is er daarom geen sprake van een afwikkelingsprobleem. Het verkeer van Park Vijfsluizen, het Bastionhotel en het reguliere verkeer op de Mr. L.A. Kesperweg kan goed afgewikkeld worden.

Aanvullende analyse overige kruispunten

In het onderzoek uit 2021 is alleen het kruispunt direct bij de aansluiting met Park Vijfsluizen onderzocht, er is niet afzonderlijk ingegaan op de overige kruispunten, zoals dat in 2016 wel was gedaan. Hierover kan het volgende worden gemeld.

De totale verkeersaantrekkende werking van het toen voorliggende programma is in het onderzoek uit 2016 in het 'ergste' geval berekend op maximaal 500 mvt/uur in de avondspits. In het onderzoek uit 2020 is dat, met het huidige programma dus, veel lager: namelijk maximaal 230 mvt/uur in de ochtendspits.

Met zekerheid kan worden gesteld dat de verkeerseffecten van het huidige, voorliggende plan (veel) kleiner zullen zijn dan die van het plan in 2016, waarbij dus toen al bleek dat de kruispunten het extra verkeer aan kunnen.

Punt van aandacht is wel dat sinds 2016 de modelgegevens zijn gewijzigd en dat Vlaardingen een forse woningbouwopgave kent, waardoor op termijn wel afwikkelingsproblemen rondom Vijfsluizen zouden kunnen gaan spelen. Daarom is onderzocht welke effecten optreden als het doorgaande verkeer op de Meester L.A. Kesperweg door andere ontwikkelingen in de omgeving verder toeneemt dan waar de prognoses in het verkeersmodel van uitgaan. Daaruit blijkt dat de capaciteit van het kruispunt in de avondspits wel kritisch kan worden, vanwege de beperkte opstelruimte tussen het kruispunt met de Schiedamsedijk op knooppunt Vijfsluizen en het kruispunt op de Meester L.A. Kesperweg De berekende wachtrij voor rechtdoorgaand verkeer bedraagt dan maximaal zo'n 90 meter, terwijl de afstand tot aan het kruispunt met de Schiedamsedijk maar zo'n 100 meter bedraagt. Deze afstand kan bovendien niet volledig benut worden als opstelruimte, aangezien er ruimte moet zijn om het verkeer vanaf de Schiedamsedijk-oost vanaf de bypass te laten weven/samenvoegen met verkeer uit de andere richtingen. Mocht dit probleem in de praktijk optreden dan kan een koppeling tussen de verkeerslichten op de Mr. L.A. Kesperweg en de verkeerslichten rondom het knooppunt Vijfsluizen er voor zorgen dat de doorstroming en verkeersveiligheid gewaarborgd blijft.

Verkeersveiligheid woonstraat langs de herenhuizen

De woonstraat langs de herenhuizen, welke ook de ontsluiting biedt naar het Bastionhotel, heeft in beginsel een wegbreedte van 4,5 m met een rabatstrook van 0,9 m. Hierdoor ontstaat een feitelijke wegbreedte van 5,4 m. Op grond van CROW-kencijfers blijkt dat deze wegbreedte voldoende is voor de ontsluiting van de woningen en van het Bastionhotel. Het Bastionhotel heeft in de huidige situatie een directe aansluiting op de Mr. L.A. Kesperweg. Deze aansluiting komt te vervallen. Gelet op het feit dat de ontsluiting door het woongebied de enige toegangsweg voor het Bastionhotel wordt, is overeengekomen de wegbreedte op 6,0 m te stellen. In combinatie met de beoogde snelheidsremmende maatregelen wordt zo een goede balans gevonden tussen een verkeersveilige weginrichting en de ontsluitingsfunctie van de weg voor het Bastionhotel.

Parkeren

In het plangebied zullen autoparkeerplaatsen worden gerealiseerd, waarbij als basis de beleidsregel Parkeernormen 2019 geldt. In de beleidsregel is het plangebied aangeduid als 'rest bebouwde kom'. In de beleidsregel is aangegeven dat wanneer de dominante functie van het gebied wijzigt, het gebiedstype ook verandert. Omdat hier sprake is van de realisatie van een woonwijk, is het gebiedstype op basis van de beleidsregel, na besluit van het college van B&W op 26 januari 2021, gewijzigd naar gebiedstype 'woonwijk' met de daarbij behorende parkeernormen.

De beleidsregel Parkeernormen 2019 biedt de mogelijkheid om extra reducties van de parkeernorm toe te passen als gebruik gemaakt wordt van bijvoorbeeld deelauto's, Mobility as a Service, extra parkeerplaatsen voor fietsen en indien in de locatie is gelegen in de nabijheid van OV-stations. In Park Vijfsluizen wordt hiervan gebruik gemaakt door in te zetten op het stimuleren van deelvervoer, fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer. Dit leidt op basis van de beleidsregel parkeernormen tevens tot een reductie van de parkeernorm. In afbeelding 4.11.1 is aangegeven waar het parkeeraanbod is beoogd. De parkeerbehoefte van bewoners in grofweg het noordelijke en zuidelijke gedeelte wordt op eigen terrein opgelost, bezoekers parkeren in openbaar gebied. De parkeerbehoefte van de woningen in het centrale gedeelte wordt geheel in openbaar gebied opgelost. Voor de voorzieningen die in het centrale hoofdgebouw worden ondergebracht, wordt rondom in het openbaar gebied geparkeerd. Hier worden ook meerdere locaties voor (elektrische) deelauto's gerealiseerd. Het parkeren bij het appartementencomplex wordt geheel op eigen terrein opgelost. Het vergt nadere uitwerking of hier een gebouwde parkeervoorziening wordt gerealiseerd of niet. De behoefte aan fietsparkeerplaatsen voor bewoners van de appartementen wordt voorzien in de bergingen danwel een collectieve fietsenruimte onder het gebouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0013.jpg"

Afbeelding 4.11.1: parkeeraanbod binnen Park Vijfsluizen (3 december 2020)

Op afbeelding 4.11.2 is de concept-parkeerbalans per deelgebied zichtbaar. Het betreft een concept, omdat de inrichting van het plangebied nog niet definitief is. Voor het bestemmingsplan is dat ook niet nodig; het bestemmingsplan geeft flexibiliteit voor de verdere planuitwerking. Ten tijde van de vergunningverlening moet worden aangetoond dat aan de parkeernormen kan worden voldaan. Om te laten zien dat het plan wel uitvoerbaar is, wordt de concept-parkeerbalans in deze paragraaf toegelicht.

In deze parkeerbalans is uitgegaan van de realisatie van 394 woningen, terwijl het bestemmingsplan maximaal 437 woningen mogelijk maakt. Het verschil zit in het aantal appartementen in het appartementencomplex. Omdat hiervoor is voorgeschreven dat het parkeren geheel op eigen terrein wordt opgelost, zal een groter woningaantal niet leiden tot een extra parkeerdruk in het toekomstig openbaar gebied in Vijfsluizen. Sommige deelgebieden hebben een kleine plus, andere een kleine min. Per saldo is sprake van een sluitende parkeerbalans met een klein overschot: in totaal zijn er 377 parkeerplaatsen nodig en wordt een aanbod van 380 plaatsen gerealiseerd. Voor het bepalen van de parkeerbehoefte is het meest kritische moment, te weten 'werkdag avond', gehanteerd als uitgangspunt. Verder is uitgegaan van uitwisselbaarheid van de openbare plaatsen als gevolg van aanwezigheidspercentages, en een reductie als gevolg van de toepassing van elektrische deelauto's en de nabijheid van hoogwaardig openbaar vervoer. Dit wordt momenteel nog nader uitgewerkt in een mobiliteitsstrategie, waarin precies wordt aangegeven welke vormen van deelmobiliteit worden toegepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0014.jpg"
Afbeelding 4.11.2: concept-parkeerbalans binnen Park Vijfsluizen (3 december 2020)

Fietsverkeer

In hoofdstuk 3.3 is beschreven hoe de verkeersstructuur voor fietsers en voetgangers in de wijk wordt vormgegeven. Belangrijk is te vermelden dat in het plangebied een ontbrekende schakel in de fietsstructuur van Vlaardingen wordt gerealiseerd. In het Actieplan Mobiliteit is opgenomen dat een fietsverbinding tussen de Mr. L.A. Kesperweg en het Hargapad van belang is. Deze route loopt door het plangebied en wordt als hoofdfietsroute vormgegeven. De wegen in het plangebied zijn erftoegangswegen met een maximumsnelheid van 30 km/h. Wanneer een hoofdfietsroute over een erftoegangsweg loopt, mag het fietsverkeer volgens het Actieplan Mobiliteit gemengd met het gemotoriseerd verkeer worden afgewikkeld. Desalniettemin is ervoor gekozen om vanaf de Mr. L.A. Kesperweg toch een vrijliggend fietspad de wijk in te realiseren. Zo wordt het fietsverkeer op de plekken in de wijk waar het meeste autoverkeer verwacht wordt toch gescheiden afgewikkeld. Verderop in de wijk wordt het fietsverkeer gemengd met het gemotoriseerd verkeer afgewikkeld naar het bestaande fietstunneltje onder de Hoekse Lijn. De intensiteit van het autoverkeer is hier zodanig beperkt, dat dit geen probleem vormt. Bij het inrichtingsplan wordt gedetailleerd gekeken naar een zo goed mogelijke positie van de fietser op deze wegen.

Op deze manier wordt een ontbrekende schakel in de fietsstructuur gerealiseerd. Dit komt de bereikbaarheid per fiets van het plangebied en de omgeving ten goede.

4.11.3 Conclusies

Verkeersafwikkeling

De kruispuntvormgeving uit het definitief ontwerp voor de ontsluiting van Park Vijfsluizen op de Meester L.A. Kesperweg is voldoende robuust om de verwachte verkeerstromen in 2040 te verwerken. De verkeersafwikkeling in de omgeving en op de Meester L.A. Kesperweg wordt niet significant verslechterd door de ontwikkeling van Park Vijfsluizen. Wel kan het op termijn gewenst zijn om de verkeerslichten bij de ontsluiting van Park Vijfsluizen te koppelen met de verkeerslichten op de Schiedamsedijk om de wachtrijvorming op de Meester L.A. Kesperweg te kunnen beïnvloeden. Dit staat echter grotendeels los van de ontwikkeling van Park Vijfsluizen en hangt vooral af van de groei van doorgaand verkeer op het wegvak.

Parkeren

Op basis van de normen uit de beleidsregel 'Parkeernormen 2019' is een parkeerbalans opgesteld voor het nu voorliggende concept-inrichtingsplan. Dit geeft een indicatie van de daadwerkelijke inrichting straks, maar is nu nog geen blauwdruk. De parkeerbalans geeft aan dat het plan uitvoerbaar is. Door gebruik te maken van onder meer elektrische deelauto's en -fietsen, alsmede door uit te gaan van een bepaalde mate van onderlinge uitwisselbaarheid van de autoparkeerplaatsen, kan efficiënter met de ruimte worden omgegaan. Dit wordt momenteel nog nader uitgewerkt in een mobiliteitsvisie. Ten tijde van de vergunningverlening moet in elk geval sprake zijn van een sluitende parkeerbalans. In de regels van het bestemmingsplan is 'alleen', met een dynamische verwijzing, verwezen naar de beleidsregel 'Parkeernormen 2019'. Daarbij is overigens wel specifiek aangegeven dat Vijfsluizen wordt gezien als 'woonwijken' en niet als 'rest bebouwde kom', en dat de parkeerbehoefte ter plaatse van de appartementen binnen of in de directe nabijheid van die locatie moet worden opgelost. Op die manier wordt voorkomen dat er teveel parkeerplaatsen in de openbare ruimte elders in het plangebied worden gerealiseerd, wat het groene beeld teveel zou kunnen aantasten. Voor de mogelijke andere invulling van het hoofdgebouw (meer voorzieningen, ten koste van een aantal woningen), waarvoor in de planregels een afwijkingsbevoegdheid voor B&W is opgenomen, is daarnaast expliciet aangegeven dat de afwijking verkeerskundig (o.a. parkeren) en stedenbouwkundig en landschappelijk op acceptabele manier wordt opgelost.

Door de dynamische verwijzing naar de beleidsregel is deze juridisch bindend en ten tijde van de vergunningverlening moet worden aangetoond dat kan worden voldaan.

4.12 Overige Belemmeringen

4.12.1 Geur

Door KuiperCompagnons is een aanvullend onderzoek uitgevoerd met betrekking tot het milieuaspect geur (Bijlage 27). Het doel van dit onderzoek is te bepalen in hoeverre het milieuaspect geur relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling en in hoeverre sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de nieuwe woningen binnen het plangebied.

Ten behoeve van het onderzoek is allereerst nagegaan welke omliggende bedrijven geurrelevant kunnen zijn en vervolgens zijn van deze bedrijven de milieuvergunningen nader onderzocht op het aspect geur. Bij het uitvoeren van dit onderzoek is tevens gebruik gemaakt van eerder uitgevoerde onderzoeken voor het plan “Park Vijfsluizen”.

Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Daarnaast wordt geconcludeerd dat bestaande bedrijven voor wat betreft het aspect geur als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.

4.12.2 Explosieven

Door Bombs away is een vooronderzoek naar conventionele explosieven uitgevoerd (Bijlage 28). Het doel van dit onderzoek is het vaststellen of er in de geraadpleegde bronnen indicaties zijn waaruit blijkt dat het onderzoeksgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog (deels) betrokken is geweest bij oorlogshandelingen waardoor er mogelijk conventionele explosieven in de bodem zijn achtergebleven.

Door alle verplichte en optionele bronnen te raadplegen volgens de WSCS-OCE zijn de gebeurtenissen zo compleet mogelijk beschreven en in kaart gebracht.

Op basis van de resultaten van dit vooronderzoek en de conclusies is het onderzoeksgebied gedeeltelijk verdacht verklaard op het aantreffen van conventionele explosieven (zie afbeelding 4.12.1). Het betreft een gedeelte buiten het te daadwerkelijk te ontwikkelen gebied - het onderzoeksgebied van het explosievenonderzoek was groter dan het te ontwikkelen gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0015.png"

Afbeelding 4.12.1 Bodembelastingkaart Conventionele explosieven

Het advies met betrekking tot de aanwezigheid van conventionele explosieven en de uit te voeren werkzaamheden is als volgt:

Onverdachte gebieden

Voor de onverdachte gebieden geldt dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen in de geraadpleegde bronnen dat er oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden waardoor conventionele explosieven in de bodem zijn achtergebleven. In de onverdachte gebieden kunnen de voorgenomen werkzaamheden plaatsvinden zonder dat er vervolgstappen in de explosievenopsporing noodzakelijk zijn. De voorgenomen werkzaamheden in de onverdachte gebieden kunnen plaatsvinden zonder nader onderzoek of OCE-begeleiding.

Verdachte gebieden

De verdachte gebieden liggen deels buiten het bestemmingsplangebied en in ieder geval buiten het gebied waar werkzaamheden plaats gaan vinden. Als er toch werkzaamheden plaats vinden binnen de verdachte gebieden - dat is thans niet aan de orde - dan geldt het volgende:

  • Werkzaamheden die plaatsvinden op of boven het maaiveld in de verdachte gebieden kunnen plaatsvinden zonder vervolgstappen in de conventionele explosieven-opsporing.
  • Voor overige werkzaamheden is het advies om de werkzaamheden te verplaatsen naar buiten de verdachte gebieden. Dit kan zowel in horizontale als in verticale zin.
  • Indien verplaatsen van de werkzaamheden niet mogelijk is, dan is het advies om binnen de gebieden die verdacht zijn naar aanleiding van de militaire aanwezigheid de werkzaamheden uit te voeren met een protocol spontaan aantreffen conventionele explosieven. Naoorlogs hebben in deze verdachte gebieden veel ontwikkelingen plaatsgevonden waarbij de bodem is geroerd. Voor de gebieden die verdacht zijn op afwerpmunitie is het advies om middels aanvullend sondeeronderzoek de maximale diepteligging te bepalen en een Projectgebonden Risicoanalyse (PRA) te laten opstellen.

4.12.3 Windhinder

Voor het plangebied is een onderzoek uitgevoerd naar windhinder (Bijlage 29). Uit dit onderzoek blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling weinig effect heeft voor het windklimaat in de nabije omgeving. Ook in het plangebied zelf heerst over het algemeen een goed windklimaat.

Voor windhinder en windgevaar is geen formele, landelijke vastgestelde eis. Sinds 2006 wordt voor de beoordeling veelal gebruik gemaakt van de NEN 8100. Aan de hand van de NEN 8100 ‘Windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving’ kan het windklimaat bepaald worden. Dit wordt uitgedrukt in overschrijdingskansen per jaar (in procenten) dat de windsnelheid boven een bepaalde waarde zal liggen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen windhinder en windgevaar.

Het onderzoek toont aan dat op een aantal locaties in en rond het plangebied gebieden aanwezig zijn met lichte windhinder. Dit is een aandachtspunt voor entrees en terrassen. Met maatregelen als schermen of in het ontwerp geïntegreerde maatregelen (bijvoorbeeld de entree inpandig uitvoeren) is nabij de entree een goed windklimaat mogelijk. Om een goed windklimaat te garanderen worden de genoemde maatregelen genomen. De exacte uitwerking hiervan zal in overleg bepaald worden. Om dit te bewerkstelligen is in de regels in artikel 13.3 een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Daarnaast is het windklimaat op metrostation Vlaardingen-Oost onderzocht. De ontwikkelingen binnen Park Vijfsluizen zullen hier niet of nauwelijks effect hebben. Dit komt onder andere door de hoogte van de appartementen en de afstand tot het station (ruim 100 meter).

Het aspect windhinder vormt dan ook geen belemmering in en rond het plangebied.

4.12.4 Bezonning

Voor het plangebied is een onderzoek uitgevoerd naar bezonning (Bijlage 30 en 31) en bijbehorende schaduwwerking van (bestaande) hoogbouw in en rond het plangebied. Hierbij is gekeken naar zowel de nieuwbouw, als naar de effecten van het Bastion Hotel op de woningen. Uit deze onderzoeken blijkt dat deze schaduwwerking niet zorgt voor minder dan twee mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari tot 21 oktober.

Hieruit kan geconcludeerd worden dat het ontwerp van de (bestaande) hoogbouw voldoet aan de 'lichte' TNO-norm ten opzichte van de naastliggende laagbouw.

Een bezonningsstudie toont aan of bestaande bebouwing wordt belemmerd door schaduw als gevolg van de voorgenomen ontwikkelingen. Voor bezonning is geen formele, landelijke vastgestelde eis. Veelal wordt gebruik gemaakt van de TNO-norm. TNO kent een 'lichte' en een 'strenge' norm:

  • De 'lichte TNO-norm: ten minste 2 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode van 19 februari – 21 oktober (gedurende 8 maanden ) in midden vensterbank binnenkant raam;
  • De 'strenge' TNO-norm: ten minste 3 mogelijke bezonningsuren per dag in de periode 21 januari – 22 november (gedurende 10 maanden) in midden vensterbank binnenkant raam.

Het aspect bezonning vormt op basis van de 'lichte' TNO-norm niet tot een belemmering in en rond het plangebied.

4.12.5 Lichthinder

In het kader van het vast te stellen bestemmingsplan is door LICHTidee een lichthinderonderzoek uitgevoerd (Bijlage 32). Uit dit onderzoek blijkt op enkele hotspots in de lichtreclame een helderheid (luminantie) van meer dan 500 Cd/m2 optreedt. De gemiddelde helderheid (luminantie) is met 350 Cd/m2 een stuk lager.

In zone E3 geldt voor het aspect licht een grenswaarde van 300 Cd/m2 voor een dergelijk oppervlak. De bestaande lichtreclame van Bastion overschrijdt deze waarden. In het onderzoek van LICHTidee is uitgegaan van de zone E4, maar in overleg met de omgevingsdienst DCMR is gekeken naar de grenswaarden die gelden voor zone E3. In overleg met het Bastion-hotel wordt gekeken hoe de lichtintensiteit van de bestaande lichtreclame naar beneden kan worden gebracht. Gedacht kan worden aan het toepassen van LED-verlichting. De inspanningen van het bevoegd gezag en de ontwikkelaar zijn er in ieder geval op gericht om in overleg met het hotel het lichtniveau van de reclame terug te brengen.

Het aspect lichthinder vormt vanuit de voorgenomen ontwikkeling gezien dan ook geen belemmering.

4.13 Gezondheid

Park Vijfsluizen krijgt een groene uitstraling, wat bijdraagt aan een gezond woon- en leefklimaat. Zo wordt het gehele gebied groen omrand en krijgen alle woningen tenminste één zijde op het groen. Daarnaast worden een aantal ambities nagestreefd:

  • De woningen worden zonder rookkanalen aangeboden, ook niet als optie. Dit bevordert de luchtkwaliteit ter plaatse;
  • Er is bewust gekozen voor relatief kleine particuliere tuinen/buitenruimtes om het gebruik van de groene openbare ruimte te stimuleren;
  • De woningen worden natuurinclusief gebouwd; naast handhaving van bestaand groen worden ook veel nestgelegenheden voor vogels en insecten in woningen aangeboden, waardoor de groene buitenruimte ook gaat en blijft leven!

Daarnaast zijn er veel fiets- en voetgangersroutes, en is er een extra ontsluiting voor langzaam verkeer. Dit moet het fietsgebruik in de wijk stimuleren. Bovendien ligt het metrostation op loopafstand en wordt voorzien in (elektrische) deelauto's.
In afbeelding 4.13.1 tot en met 4.13.4 is de cumulatieve geluidsbelasting op de geprojecteerde woningen weergegeven. Een geluidbelasting van 50 dB of minder wordt gezien als geluidluw en biedt een gezond woon- en leefklimaat. Tot 55 dB geeft een acceptabel niveau. Boven de 55 dB is vanuit geluid een slecht woon- en leefklimaat. De geluidbelasting in het rekenmodel is echter een worst-case scenario en de waarden liggen hoger dan deze zich in werkelijkheid voor zullen doen. Zo is de mate van geluidbelasting op de gevel ook afhankelijk van bijvoorbeeld de windrichting en de daadwerkelijke geluidbelasting per bron op een bepaald moment.

De voorgenomen ontwikkeling is met de GGD afgestemd. De opmerkingen en aanbevelingen zijn waar mogelijk in het plan verwerkt. De GGD is kritisch op de realisatie van een woonwijk op deze plek, vanwege de hoge geluidbelasting en luchtkwaliteit, zo dichtbij de snelweg. Evenwel heeft de GGD bewondering uitgesproken voor de manier waarop de ontwikkelende partij optimalisaties heeft doorgevoerd in het stedenbouwkundig plan, om de milieusituatie in het plan zo goed mogelijk te maken. Uiteraard wordt voldaan aan alle wettelijke bepalingen inzake milieu. De vraag naar woningen in de regio is groot. De ontwikkeling voorziet in een fors aantal woningen, in verschillende typologieën, waaraan in Vlaardingen grote behoefte is. Gezien dit gegeven wordt de milieusituatie door de gemeente als acceptabel beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0016.jpg"Afbeelding 4.13.1 Cumulatieve geluidbelasting (plangebied vanuit het zuiden gezien)

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0017.jpg"Afbeelding 4.13.2 Cumulatieve geluidbelasting (plangebied vanuit het oosten gezien)

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0018.jpg"Afbeelding 4.13.3 Cumulatieve geluidbelasting (plangebied vanuit het noorden gezien)

afbeelding "i_NL.IMRO.0622.0287bpVijf2019-0030_0019.jpg"Afbeelding 4.13.4 Cumulatieve geluidbelasting (plangebied vanuit het westen gezien)

4.14 Duurzaamheid

Park Vijfsluizen wordt een duurzame wijk. Dit geldt voor zowel de gebouwde omgeving als de openbare ruimte. Hiervoor zijn ambities vastgesteld voor tien duurzaamheidsaspecten. Deze worden meegenomen in alle fasen van de ontwikkeling (verkaveling, ontwerp, inkoop, etc.). De ambities zien toe op:

  • Stimuleren van een positieve energiebalans.
  • Zorgen voor een duurzame waterbalans in het gebied waarbij rekening gehouden wordt met de wateropgave van de toekomst.
  • Stimuleren van toepassing duurzame producten en materialen in het project.
  • Bevorderen van duurzame mobiliteit en inspelen op de mobiliteitsvraag van de toekomst.
  • Stimuleren sociale veiligheid en cohesie.
  • Verbeteren van de luchtkwaliteit.
  • Verminderen hinder van geluid en trillingen.
  • Verbeteren van externe, sociale en verkeersveiligheid.
  • Rekening houden met gedrag, gebruik en het ontwerp van het gebouw.
  • Creëren van een gebied waarin mensen gezond kunnen leven, wonen en werken.

Uitgangspunt is dat duurzaam bouwen en beheren verder gaat dan alleen het toepassen van minder milieubelastende materialen. Het gaat hierbij ook om het realiseren van gebouwen met een lange levensduur en een openbaar gebied waar men graag wil verblijven.

Mobiliteit

Vijfsluizen biedt met een reeds aanwezig hoogwaardig openbaar vervoersprofiel een grote kans om het autogebruik terug te dringen. Daarnaast is de ligging, aan de ruit van Rotterdam, in het hart van de Metropoolregio Rotterdam Den Haag, een belangrijke kwaliteit. Gegeven deze factoren kan Vijfsluizen op het gebied van nieuwe woon-/mobiliteitscombinaties een voorbeeldplan voor de deltametropool worden.

Energie

De woningen binnen het plangebied worden gasloos en krijgen een individuele WKO. Het appartementengebouw krijgt een eigen energiesysteem. Het bestaande Bastion Hotel heeft wel een gasaansluiting, deze blijft gehandhaafd. Alle woningen zullen daarnaast voldoen aan BENG. Een aantal woningen krijgen een dak, volledig van PV-panelen. Op deze wijze worden de hoge duurzaamheidsambities (Vijfsluizen als proeftuin) van Heijmans nagestreefd.

Natuurinclusief ontwikkelen

Om het totale ontwikkelgebied te laten bijdragen aan klimaatdoelen, natuur en biodiversiteit, is het van belang dat het gebied als integraal geheel kan functioneren. Dit houdt in dat als structuren een aaneengesloten karakter krijgen, ze elkaar versterken en aanzienlijke hogere kwaliteit en meerwaarde kennen in ecosysteemdiensten. Een fysieke aansluiting, waardoor beplantingen, watergangen en ruimtelijke structuren doorlopend zijn is hierin belangrijk, maar ook dat er variatie is in samenstelling van boom-, struik- en plantensoorten. Het gebruik van (vooral) inheemse en regio eigen beplanting is hierin van grote waarde voor natuur.

Park Vijfsluizen wordt natuurinclusief ontwikkeld, waarbij aandacht is voor de kwaliteit van woon- en leefgebied voor mens én natuur. Door Heijmans Vastgoed B.V. is het document 'Natuurinclusief ontwikkelen' opgesteld. Het document is opgesteld vanuit de amibtie een gezonde leefomgeving te maken, en meer gebruik te maken van de diensten die natuur en groen kunnen leveren. Dit betreft maatregelen die verder gaan dan de verplichtingen naar de Wet natuurbescherming (hoofdstuk 4.8). Het document is als bijlage 33 opgenomen. Bij het opstellen van dat document was sprake van de realisatie van een natuurzwemvijver. In de planontwikkeling is hier later vanaf gezien.

Het plangebied is in zes deelgebieden verdeeld, die elk een eigen beplantingsschema hebben gekregen. In het document is elk deelgebied uitgewerkt, waarbij aandacht is voor inheemse planten- en boomsoorten en de aanwezige diersoorten. Ook de woningen worden natuurinclusief ontwikkeld, door bijvoorbeeld groene gevels toe te passen of in het metselwerk nestkastvoorzieningen voor verschillende vogels te integreren.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan 'Park Vijfsluizen' bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemming van de gronden is geometrisch bepaald door middel van lijnen, coderingen en arceringen. In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.

5.2 Methodiek En Ontwikkelingsstrategie

In een bestemmingsplan kan worden gekozen voor een globale of een gedetailleerde wijze van bestemmen, of voor een tussenvorm. De bestemmingsplanmethodiek is afhankelijk van het soort plan (conserverend of ontwikkelingsgericht) en van hoeveel flexibiliteit er wenselijk is. Een gedetailleerd plan geeft veel rechtszekerheid, maar is vaak ook star. Een globaal plan is flexibel, maar geeft weer weinig rechtszekerheid. Het voorliggende bestemmingsplan moet de ontwikkelingen mogelijk maken uit het stedenbouwkundig plan. Aangezien het uiteindelijke eindbeeld nog niet vastligt (er zijn nog geen concrete bouwplannen) is gekozen voor een globale bestemmingsmethodiek. Dit betekent dat de stedenbouwkundige uitgangspunten als onderlegger zijn overgenomen en dat daaroverheen ruimere bestemmingen zijn gelegd. In het bestemmingsplan zijn alleen eindbestemmingen opgenomen. Dat zijn bestemmingen waarbij in principe – dat wil zeggen wanneer een bouwplan past binnen de bestemmingsplankaders – een directe bouwtitel geldt. Er is dus geen sprake van uit te werken bestemmingen en/of wijzigingsbevoegdheden. Zoals in paragraaf 1.4 al is aangegeven, heeft de complexe akoestische situatie op deze plek er evenwel toe geleid dat een vrij specifieke regeling inzake akoestiek is opgenomen. Hierop wordt hieronder nader ingegaan.

In het bestemmingsplan worden de volgende stedenbouwkundige uitgangpunten geregeld:

Maximum aantal woningen en verschijningsvorm

Het maximum aantal woningen is vastgelegd in het bestemmingsplan in de bestemming 'Woongebied'. In totaal zijn 437 woningen toegestaan. Er kunnen woningen worden gebouwd binnen de gehele bestemming 'Woongebied'. Wel is onderscheid gemaakt tussen gestapelde woningen (appartementen), die alleen zijn toegestaan in het zuidwestelijke deel van het plangebied. Hier is de aanduiding 'gestapeld' opgenomen. In de rest van de bestemming 'Woongebied' zijn alleen grondgebonden woningen toegestaan.

Woonzorgvoorziening

Het voormalige Shellgebouw wordt getransformeerd naar een woonzorgvoorziening voor senioren met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes. Binnen de bestemming 'Woongebied' is hiervoor de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' opgenomen. De woonzorgvoorziening wordt in combinatie met 90-120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter gerealiseerd. Deze voorzieningen zijn toegestaan binnen de aanduiding 'gemengd'. Via diverse voorwaardelijke verplichtingen zijn bepaalde zaken nader geborgd, zoals de verplichte ingebruikname van de publieksgerichte voorzieningen en regels inzake de milieuhinder vanwege horeca en de woonzorgvoorziening.

Bouwhoogte

De maximaal toegestane bouwhoogtes van de nieuwbouw zijn vastgelegd in het bestemmingsplan door middel van hoogteaanduidingen. Het betreft maximaal 35 m in het gedeelte waar gestapelde woningen mogen worden gebouwd, en maximaal 15 meter in het overige deel van de bestemming 'Woongebied'.

De maximum toegestane bouwhoogte is niet te verwarren met de specifieke, gedetailleerd vastgelegde hoogtes in de akoestische regeling; zie ook hierna.

Peil

Met betrekking tot het begrip 'peil' geldt dat de standaardbepaling (dat het peil het ter plaatse afgewerkte maaiveld betreft) in het plangebied toereikend is. Het huidige maaiveld is in het plangebied, exclusief de randen, namelijk redelijk egaal. Over het hele plangebied is een verloop van ongeveer 0,5 m waarneembaar. De bebouwing uit het stedenbouwkundig plan, zoals ook opgenomen in de juridische borging van de akoestische aspecten, is, per bouwblok, gerelateerd aan het ter plaatse aanwezige peil. Ook als opgehoogd gaat worden, gaat deze rederning op. Uitzondering hierop zijn dus de randen, waar het maaiveld in de huidige situatie wel een forser verloop kent: de omliggende infrastructuur ligt hoger dan Vijfsluizen en kent onderling ook nog een aanzienlijk verloop. Omdat hier geen bebouwing mogelijk wordt gemaakt, hoeft hiervoor evenwel geen specifieke juridische regeling te worden opgenomen. Uitzondering hierop betreft de borging van de geluidafschermende voorziening aan de oost- en zuidzijde. Hiervoor is in de regels een specifieke regeling (middels een kaart met gedetailleerde maaiveld- en geluidschermhoogtes) opgenomen.

Ontsluiting

In het plangebied dienen buurtontsluitingswegen te worden gerealiseerd voor gemotoriseerd verkeer. Om het groene karakter van het gebied te behouden en te versterken is een omgeving gecreëerd waarin auto’s te gast zijn. Het gebied wordt ontsloten met een enkelvoudige ring, met als doel het autoverkeer zo snel mogelijk naar de buitenranden van het gebied te geleiden. De exacte ligging van deze ontsluitingswegen is niet vastgelegd, maar is mogelijk binnen de bestemming 'Woongebied'.

Uitzondering hierop vormt de ontsluiting van het Bastion-hotel. De huidige ontsluiting van het hotel, direct op de Mr. L.A. Kesperweg, (hierna: Kesperweg) komt te vervallen conform de uitdrukkelijke verkeerskundige en stedenbouwkundige doelstellingen vanuit de gemeente, waarbij de situatie als verkeersonveilig is beoordeeld.

De exacte vormgeving van de nieuwe wegen is nog niet bekend, de uitwerking vindt momenteel plaats. Het bestemmingsplan is ook niet de plek waar dergelijke inrichtingsaspecten gedetailleerd behoeven te worden vastgelegd. Uiteraard is er wel een conceptuele ligging en inrichting van de weg bekend, die ook is doorgerekend in onder meer het akoestisch onderzoek.

Om meer (rechts)zekerheid te geven aan het hotel, zoals gevraagd in diens zienswijze, wordt de ontsluitingsweg tussen de Kesperweg en het Bastion Hotel bestemd als 'Verkeer - 1'. Binnen deze bestemming is een ontsluitingsweg van minimaal 6 meter breed toegestaan, of een kleinere breedte als dit een verkeersveilige afhandeling van verkeer mogelijk maakt, passend bij het gebruik van de aan deze ontsluitingsweg grenzende mogelijkheden voor gebruik. De weg is uitdrukkelijk niet alleen ter ontsluiting van het hotel, maar maakt deel uit van de hoofdontsluitingsroute van de nieuwe woonwijk Park Vijfsluizen.

Behoud karakteristieke waarden

In het plangebied zijn geen monumenten gelegen. Wel heeft het een deel van het Shellgebouw een beeldbepalend karakter. Deze karakteristieke waarden zijn in het bestemmingsplan voorzien van een beschermende regeling binnen de aanduiding 'karakteristiek'.

Parkeren

Het parkeren is in het stedenbouwkundig plan zoveel mogelijk langs de centrale ontsluitingsroute geprojecteerd. Voor het appartementengebouw in het zuidwesten van het plangebied zijn de parkeerplaatsen onder het gebouw of onder een parkeerdek geprojecteerd. Voor het benodigd aantal parkeerplaatsen geldt de beleidsregel Parkeernormen 2019, wat in dit bestemmingsplan is opgenomen in artikel 13.8 van de regels. Indien gebruik gemaakt wordt van bijvoorbeeld deelmobiliteit kan afgeweken worden van de parkeernormen.

5.3 Opzet Regels

De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels
  • Bestemmingsregels
  • Algemene regels
  • Overgangs- en slotregels

Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan opgenomen regels.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

In dit hoofdstuk is in Artikel 1 Begrippen een aantal begrippen verklaard, dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is Artikel 2 Wijze van meten opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan geïnterpreteerd moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen. Hierna wordt een artikelsgewijze toelichting gegeven.

Artikel 3 Groen

De bestemming 'Groen' is opgenomen voor het groen aan de randen langs het nieuwe woongebied. Binnen de bestemming zijn geluidafschermende voorzieningen toegestaan, zodat de geluidwal aan de oostzijde, langs de A4, mogelijk is. Verder zijn binnen de bestemming bijbehorende ondergeschikte doeleinden zoals water, (fiets)paden en kruisende infrastructuur toegestaan.

Artikel 4 Horeca - Hotel

In het zuidoostelijk deel van het plangebied, aan de Meester L.A. Kesperweg 51 is in de bestaande situatie een hotel aanwezig. Voor het hotel en de bijbehorende gronden is de bestemming 'Horeca -Hotel' opgenomen. Voor het bouwvlak is een maximum bouwhoogte opgenomen.

Artikel 5 Verkeer

De verkeersbestemming is toegekend aan de doorgaande wegen binnen het plangebied: de Meester L.A. Kesperweg, Schiedamsedijk/Vlaardingerdijk en de afrit van de A4. Naast doorgaande en ontsluitingswegen zijn binnen deze bestemming ook paden, parkeervoorzieningen en overige doeleinden zoals nuts- en groenvoorzieningen, straatmeubilair, kunstwerken, water, oevers en oeververbindingen toegestaan.

Artikel 6 Verkeer - 1

Deze specifieke verkeersbestemming is toegekend aan de ontsluitingsweg vanaf de Meester L.A. Kesperweg tot aan het Bastion hotel. Hierdoor wordt vastgelegd dat het hotel in ieder geval bereikbaar is, ongeacht de verdere invulling van het plangebied.

Binnen deze bestemming dient ten minste een ontsluitingsweg van minimaal 6 m breed te worden aangelegd, behalve als bij een kleinere breedte is aangetoond dat dit voldoende is om een verkeersveilige afhandeling van verkeer mogelijk te maken, passend bij het gebruik van de aan deze ontsluitingsweg grenzende mogelijkheden voor gebruik.

Artikel 7 Woongebied

Het nieuwe woongebied 'Park Vijfsluizen' heeft de bestemming 'Woongebied' gekregen. De belangrijkste stedenbouwkundige uitgangspunten zijn vastgelegd op de verbeelding en deels verbaal geregeld in de regels. Samenvattend gaat het hierbij om de maximum bouwhoogten en het totaal aantal woningen en voorzieningen. In alle woningen is – onder bepaalde voorwaarden – beroep en bedrijf aan huis toegestaan alsook inwoning ten behoeve van mantelzorg. Binnen de woonbestemming mogen ten hoogste 437 woningen worden gebouwd.

Tevens is binnen de bestemming een aanduiding 'parkeergarage' opgenomen, ter plaatse van het appartementengebouw aan de zuidwestzijde. Binnen deze aanduiding is ook een gebouwde parkeervoorziening (inclusief bijbehorende voorzieningen zoals hellingbaan, toegangen, stijgpunten e.d.) toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 8 meter en waarbij de ondergrondse bouwdiepte niet meer mag bedragen dan 8 meter. In de rest van de bestemming is alleen parkeren op maaiveld toegestaan.

Op de locatie van het voormalige Shellgebouw zijn de aanduidingen 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorg' en 'gemengd' opgenomen. Binnen de aanduiding 'zorg' is een woonzorgvoorziening toegestaan met maximaal 38 onzelfstandige woonruimtes. Door middel van een voorwaardelijke verplichting is vastgelegd dat de woonzorgvoorziening alleen in gebruik mag zijn indien ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' 90 tot 120 m2 voorzieningen met een publieksgericht karakter worden gerealiseerd. Ook is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die erop toeziet dat (blijkens onderzoek, en al dan niet na het treffen van maatregelen) een goed woon- en leefklimaat bij de woningen rondom de woonzorgvoorziening wordt bewerkstelligd, ingeval niet aan de richtafstand uit de VNG-brochure 'bedrijven en milieuzonering' wordt voldaan.

Om het groene karakter te waarborgen is binnen de bestemming 'Woongebied' een gebiedsaanduiding 'Overige Zone – Groen Raamwerk’ opgenomen. Binnen deze aanduiding is het bouwen van (hoofd)gebouwen in de vorm van woningen niet toegestaan en parkeerplaatsen alleen in ondergeschikte mate.

Artikel 8 Leiding - Water (dubbelbestemming)

In het plangebied is een ondergrondse drinkwatertransportleiding gelegen. Deze leiding is met een zone aan weerszijden van de aanduiding 'hartlijn leiding - water' aangegeven en bestemd met een dubbelbestemming 'Leiding - Water'. Het bestemmingsplan gebruikt ter bescherming van deze leiding een vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden. In de regels is aangegeven welke werkzaamheden verboden zijn. Ook is aangegeven voor welke werkzaamheden een vergunning verleend kan worden na een positief advies van de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1, Artikel 10 Waarde - Archeologie 3 en Artikel 11 Waarde - Archeologie5 (dubbelbestemmingen)

Het gebied is voor een deel voorzien van archeologische dubbelbestemmingen. Op basis van het gemeentelijk beleid is er onderscheid gemaakt in drie verschillende bestemmingen: 'Waarde -Archeologie 1', 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 5'. Binnen deze bestemmingen is een stelsel opgenomen dat verplicht tot het krijgen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden. Doel hiervan is om de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden te beschermen.

Artikel 12 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

De gronden die behoren tot het dijklichaam van de Schiedamsedijk kennen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Deze gronden zijn primair bestemd voor de waterhuishouding, het onderhoud en de verbetering van de waterkering. Voor de onderliggende bestemmingen geldt hetgeen bij de betreffende bestemmingsbepalingen aan de orde is gekomen. Bouwen ten behoeve van die onderliggende functies is alleen toegestaan indien de belangen van de waterkering zich daar niet tegen verzetten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden enkele algemene regels gegeven, zoals de anti-dubbeltelregel. Ook worden algemene gebruiksregels gegeven. Daarnaast worden enkele algemene afwijkings- en wijzigingsregels gegeven die de flexibiliteit van het plan vergroten.

Geluid

Aanleiding

De exacte situering van de bebouwing is nog niet helemaal definitief. Het stedenbouwkundig plan wordt per fase nader uitgewerkt in bouwplannen. Niet uit te sluiten valt dat, naar aanleiding van actuele marktomstandigheden, na vaststelling van het bestemmingsplan nog kleine verschuivingen of andere wijzigingen plaatsvinden. Het is daarom gewenst om een flexibel bestemmingsplan te hebben, waarin bouwvlakken niet worden vastgepind. Tegelijkertijd is de akoestische situatie ter plaatse van dit plangebied zeer complex, met geluidbronnen van alle kanten. Met name de A4 aan de oostzijde en de havenindustrie aan de zuidzijde zijn hierbij van belang.

De Wet geluidhinder en bijbehorende rekenregels vereisen dat de akoestische situatie zeer gedetailleerd wordt beschouwd en berekend. Naar aanleiding van akoestisch onderzoek is de stedenbouwkundige situering nu zo optimaal mogelijk gemaakt vanuit het oogpunt van akoestiek. Daarbij is naar voren gekomen dat qua akoestiek vrijwel alles van elkaar afhankelijk is. De kleinste verschuiving van een bouwblok kan al verschil maken in de akoestische rekenresultaten. Het is zaak te zoeken naar bestemmingsregeling die enerzijds voldoet aan de gewenste flexibiliteit van het bestemmingsplan, en anderszins aan de noodzakelijke detaillering van het akoestisch onderzoek.

De regeling

De regeling in het bestemmingsplan komt er kort gezegd op neer dat we werken met één grote bestemming 'Woongebied' (“gele vlek”) in het bestemmingsplan, waarin geen bouwvlakken of rooilijnen worden vastgelegd. Op de verbeelding zijn wel alle vlakjes en hoogtes uit het stedenbouwkundig plan ingetekend. Vanuit het oogpunt van digitale raadpleegbaarheid van deze vlakken is ervoor gekozen, deze – inclusief specifieke bouwhoogte - op de verbeelding van het bestemmingsplan in te tekenen. Op deze manier zijn ze direct aanklikbaar, meetbaar en juridisch bindend. Het zijn dus uitdrukkelijk geen bouwvlakken.

Voorwaardelijke verplichting voor bouwen, anders dan volgens het stedenbouwkundig plan

In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarbij wordt geregeld dat een omgevingsvergunning voor de bouw van woningen alleen wordt verleend als dit gebeurt volgens de massa's en hoogtes van de voornoemde vlakken (die dus op de verbeelding staan). Dit is de situatie die in het akoestisch onderzoek minutieus is doorgerekend, waar hogere waarden op gebaseerd zijn en die daarmee verantwoord wordt geacht. Als in de toekomst blijkt dat toch een iets andere situering of hoogte gewenst is, kan dat zonder bestemmingsplanwijziging, maar middels een afwijkingsbesluit (dat in dezelfde omgevingsvergunning kan worden opgenomen als voor de activiteit 'bouwen'), waarbij moet worden aangetoond dat wordt voldaan aan de eerdere uitkomsten uit het akoestisch onderzoek (de maximaal berekende geluidwaarden op de gevels) en het Hogere Waarden-besluit. Het is bij deze aanpak dan ook essentieel, dat in het Hogere Waarden-besluit wordt ingezet op maximale woningaantallen en maximale geluidwaarden, en dat in het Hogere Waarden-besluit de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid zijn opgenomen (voor wat betreft geluidluwe zijde en geluidluwe buitenruimte).

Borging dove gevels

Jurisprudentie bepaalt dat voor zover dove gevels nodig zijn, dit in het bestemmingsplan moet worden geborgd. Daarom is een bepaling opgenomen die expliciet bepaalt dat de gevels van woningen doof (of vergelijkbaar) moeten worden uitgevoerd, behalve als de berekende geluidwaarde op de betreffende gevel niet meer bedraagt dat de maximale ontheffingswaarde (per bronsoort) uit de Wgh. Voor de gevallen waarin exact wordt gebouwd conform de vlakken en hoogtes uit het stedenbouwkundig plan, wordt uit het akoestisch onderzoek thans duidelijk welke gevels / geveldelen doof (of vergelijkbaar) moeten worden en welke niet. Wanneer gebruik wordt gemaakt van de afwijking zoals hierboven beschreven, moet opnieuw akoestisch onderzoek worden gedaan en moet alsdan blijken welke gevels / geveldelen doof (of vergelijkbaar) moeten worden uitgevoerd. Deze bepaling dwingt dat af. Verder is een bepaling opgenomen om te zorgen dat de betreffende dove gevels dan ook daadwerkelijk in stand worden gehouden (bepaling inzake strijdig gebruik).

Fasering

De woningen in Park Vijfsluizen zullen niet allemaal in één keer gebouwd worden. Gedacht wordt aan een opdeling in vijf fases. Vanwege de complexe akoestische situatie is er sprake van een bepaalde volgordelijkheid in de bebouwing. Kort gezegd moet om het geluid van de A4 beheersbaar te houden, eerst de geluidwal aan de oostzijde aanwezig zijn en om het geluid van de havenindustrie beheersbaar te houden, moeten eerst de herenhuizen langs de Kesperweg worden gebouwd. En voor het woon- en leefklimaat van de herenhuizen zelf, moet aan de zuidzijde een (lager) scherm (langs de Kesperweg) worden gebouwd. Om dit af te dwingen is daartoe ook expliciet een bepaling opgenomen in de planregels. Bovenstaande drie zaken zijn het belangrijkst in de volgordelijkheid voor wat betreft geluid. Echter, zoals hierboven al gemeld, is in dit complexe gebied feitelijk alles van invloed op elkaar. Wanneer ook maar één blokje niet wordt gerealiseerd, betekent dit een andere akoestische situatie. Het is lastig dit juridisch te borgen binnen de gewenste flexibele bestemmingsregeling die wordt nagestreefd. Evenwel geldt dat de bepaling inzake de dove gevels (zie hierboven) juridisch gezien al borgt dat te allen tijde aan de maximale ontheffingswaarden uit de Wgh wordt voldaan, ook als voornoemde geluidwal en herenhuizen niet eerst worden gerealiseerd. In de praktijk zal dat echter tot onrealistische bouwwerken leiden, zoals huizen die aan alle kanten doof zijn. Dat is uiteraard niet realistisch. De bovengenoemde drie maatregelen zijn voldoende om in algemene zin te kunnen stellen dat een realistische en aanvaardbare akoestische situatie wordt gerealiseerd.

Karakteristieke bebouwing

Het Shellgebouw is een beeldbepalend gebouw en mag niet zondermeer gesloopt worden. Hiertoe is een Algemene aanduidingsregel opgenomen waarin is bepaald dat binnen de aanduiding 'karakteristiek' (in casu het Shellgebouw) de gronden tevens bestemd zijn voor het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning voor het slopen ter plaatse van deze aanduiding, bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen.

Parkeerregeling

Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige voorschriften uit de Bouwverordening 2010 van de gemeente Vlaardingen, waaronder de voorschriften over parkeernormen, komen te vervallen. Dat betekent dat er vanaf dat moment niet meer getoetst kan worden aan die voorschriften en er dus geen parkeernormen meer gelden. Gelet daarop, is er op 30 januari 2020 over parkeren beleid vastgesteld. Het betreft de "Beleidsregel Parkeernormen 2019" (hierna: de beleidsregeling). De beleidsregeling is op 30 januari 2020 in werking getreden. De beleidsregeling geeft normen voor parkeren van auto's én fietsen. Aan deze normen moet voldaan worden bij een omgevingsvergunning voor het bouwen of bij een omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken.

Om aan dit beleid te kunnen toetsen is er in het bestemmingsplan in artikel 13.8 een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend als sprake is van voldoende parkeergelegenheid voor auto's en fietsen op basis van het geldende beleid ten aanzien van parkeren in de gemeente Vlaardingen. De bepaling is vormgegeven als een zogenaamde "dynamische verwijzing". Dat wil zeggen dat er alleen wordt geregeld dat er voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor fietsers en auto's conform het in de gemeente Vlaardingen geldende parkeerbeleid. In de bepaling wordt niet expliciet verwezen naar de hiervoor genoemde beleidsregeling. Dat is een bewuste keuze. Op het moment van tot stand komen van dit bestemmingsplan is de "Beleidsregel Parkeernormen 2019" het geldende beleid waaraan getoetst moet worden. Dit beleid kan in de toekomst echter wijzigen. Om ook aan een eventuele wijziging van het beleid van de gemeente Vlaardingen te toetsen, zonder dat het bestemmingsplan daarvoor aangepast moet worden, is de beleidsregeling niet expliciet genoemd of bijgevoegd. Met de bepaling is bedoeld dat er bij het verlenen van een omgevingsvergunning voldoende parkeergelegenheid moet zijn voor auto's en fietsen op basis van parkeerbeleid van de gemeente Vlaardingen dat geldt op het moment van verlenen van de omgevingsvergunning.

Voor Park Vijfsluizen is tussen de gemeente en de ontwikkelende partij wel afgesproken dat wordt uitgegaan van het gebiedstype 'woonwijken' in plaats van 'rest bebouwd gebied'. Dit is in de regels ook expliciet opgenomen. Met de realisatie van Park Vijfsluizen wordt het gebied namelijk getransformeerd tot woonwijk. Daar hoort ook een bijpassend parkeerregime bij, dat aansluit bij de nieuwe realiteit. Afwijken is mogelijk, waarbij wordt verwezen naar de afwijkingsmogelijkheden uit de parkeernota zelf. Daarbij gaat het onder meer om het inzetten van deelmobiliteit.

Beleidsregeling

Op dit moment geldt de 'Beleidsregel Parkeernormen 2019'. Deze beleidsregeling geeft parkeernormen voor zowel auto's als fietsen. Bij de omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het gebruiken van gronden of bouwwerken wordt een parkeereis gesteld conform de gebiedsindeling die bij de beleidsregeling als bijlage is opgenomen. De parkeereis moet in beginsel volledig op eigen terrein worden opgelost. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van de inpassing van de parkeervoorzieningen in het gebouw of de omgeving, het laden en lossen etc.

Van de parkeereis kan worden afgeweken; zowel van de eis zelf (geheel of gedeeltelijk) als van de voorwaarde dat op eigen terrein moet worden geparkeerd. Ook kan van de parkeereis geheel of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend. In de beleidsregeling is uitgebreid omschreven onder welke voorwaarden van de parkeereis kan worden afgeweken of vrijstelling kan worden verleend.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.

In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

5.4 Geometrisch Bepaalde Bestemmingen

Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

5.5 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder omgevingsvergunning voor het bouwen, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke vergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en voor werkzaamheden (de vroegere aanlegvergunning) en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking.

Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving.

Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting.

Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro, de Wabo of de Woningwet.

De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels.

Vertaling naar bestemmingsregeling

In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik, bijvoorbeeld ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven. Vervolgens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene afwijkingsregels, algemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen. De geometrische plaatsbepaling, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De gronden uit het plangebied waar ontwikkelingen zullen plaatsvinden, zijn in eigendom bij de ontwikkelende partij. Tussen de gemeente en de ontwikkelende partij wordt een anterieure overeenkomst gesloten om het kostenverhaal te verzekeren. Hierdoor wordt het plan economisch haalbaar geacht.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Plan(vormings)proces

Ten tijde van de voorbereidingen van het stedenbouwkundig plan zijn informatieavonden gehouden voor omwonenden en omliggende bedrijven.

Ook zijn informele overleggen gevoerd met partijen zoals de GGD, de VRR, Rijkswaterstaat en de provincie. Hiervan is verslag gedaan in Bijlage 36 Nota vooroverleg (17 december 2020). De opmerkingen en aanbevelingen zijn waar mogelijk in het plan verwerkt. De GGD is kritisch op de realisatie van een woonwijk op deze plek, vanwege de hoge geluidbelasting en luchtkwaliteit, zo dichtbij de snelweg. Evenwel heeft de GGD bewondering uitgesproken voor de manier waarop de ontwikkelende partij optimalisaties heeft doorgevoerd in het stedenbouwkundig plan, om de milieusituatie in het plan zo goed mogelijk te maken. Uiteraard wordt voldaan aan alle wettelijke bepalingen inzake milieu. De vraag naar woningen in de regio is groot. De ontwikkeling voorziet in een fors aantal woningen, in verschillende typologieën, waaraan in Vlaardingen grote behoefte is. Gezien dit gegeven wordt de milieusituatie door de gemeente als acceptabel wordt beoordeeld.

Daarnaast is in de bestemmingsplanprocedure de gelegenheid geboden op het plan te reageren. Zie ook hoofdstuk Hoofdstuk 7 Overleg en terinzagelegging.

Conclusie

Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht.

Hoofdstuk 7 Overleg En Terinzagelegging

7.1 Overleg

In de aanloop naar het ontwerpbestemmingsplan is op informele basis met diverse vooroverlegpartijen, overleg gepleegd. Daarvan is in Bijlage 36 Nota vooroverleg (17 december 2020) verslag gedaan. De gesprekken worden tezamen gezien als het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Naar aanleiding van de gesprekken is het stedenbouwkundig plan - en daarmee het bestemmingsplan - op onderdelen aangepast.

Vooroverlegpartijen

Het plan is besproken met de volgende instanties:

  1. 1. Rijkswaterstaat (overleg 28-05-2019)
  2. 2. Provincie Zuid-Holland (overleg 23-06-2020)
  3. 3. GGD Rotterdam-Rijnmond (overleg 04-07-2019, overleg 16-06-2020 + mailwisseling naderhand)
  4. 4. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (overleg 05-07-2019, overleg 22-06-2020)
  5. 5. Hoogheemraadschap van Delfland (inhoudelijk-technisch overleg met civieltechnische specialisten + overleg bestemmingsplan oktober 2020).

Naast de wettelijke overlegpartners heeft eigenaar en ontwikkelaar Heijmans Vastgoed B.V. ook één-op-één gesproken met de grotere bedrijven uit de directe omgeving waar (milieu)raakvlakken mee zijn. Dit zijn Bastion Hotel en DFDS. Daarnaast zijn er twee informatiebijeenkomsten gehouden. De één was gericht op de bewoners van de Oostwijk en Babberspolder. De andere bijeenkomst was voor de ondernemers ten zuiden van het plangebied en de ondernemersvereniging.

In de Nota is een korte beschrijving van het overleg weergegeven, is aangegeven wat de doorwerking ervan is in de planvorming.

7.2 Inspraak

Gezien de zorgvuldige wijze waarop in het voortraject informatie is verschaft over de planvorming, en gezien het feit dat er geen direct aanwonenden zijn, is besloten om de voorontwerpfase - en dus de terinzagelegging voor inspraak - van het bestemmingsplan over te slaan.

7.3 Ontwerpfase

Na het vooroverleg is de formele bestemmingsplanprocedure gestart. Op 26 januari 2021 heeft het college de ontwerpstukken vrijgegeven voor tervisielegging. Het ontwerpbestemmingsplan, het ontwerpbesluit hogere grenswaarden en de overige bijbehorende stukken hebben met ingang van 4 februari 2021 gedurende een termijn van 6 weken (tot en met 17 maart) ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn drie zienswijzen ingediend. Twee van de drie indieners zijn één of meerdere malen gehoord. De mondelinge toelichting van de Fietsersbond Vlaardingen heeft plaatsgevonden op 6 april.

De binnengekomen zienswijzen zijn samengevat en beantwoord. Deze Nota van Zienswijzen is als Bijlage 38 van dit bestemmingsplan opgenomen. De aanpassingen die volgden uit de beantwoording van de zienswijzen zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.

7.4 Vaststellingsfase

Na de termijn van terinzagelegging dient de gemeenteraad te beslissen omtrent de eventueel ingediende zienswijzen en omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot vergunningverlening kan worden overgegaan.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Situering En Hoogte Geluidafschermende Voorzieningen

Bijlage 3 Situering en hoogte geluidafschermende voorzieningen

Bijlage 1 Abf Research (17 Januari 2017) Onderbouwing Woningbehoefte Park Vijfsluizen [N2017-0004wf]

Bijlage 1 ABF Research (17 januari 2017) Onderbouwing woningbehoefte Park Vijfsluizen [n2017-0004WF]

Bijlage 2 Kuipercompagnons (15 Juni 2021) Stedenbouwkundig Plan

Bijlage 2 KuiperCompagnons (15 juni 2021) Stedenbouwkundig plan

Bijlage 3 Heijmans Et Al. (Mei 2021) Beeldkwaliteitsplan [618.167.42_versie13]

Bijlage 3 Heijmans et al. (mei 2021) Beeldkwaliteitsplan [618.167.42_versie13]

Bijlage 4 Kuipercompagnons (20 Mei 2021) Aanmeldnotitie M.e.r.-beoordeling

Bijlage 4 KuiperCompagnons (20 mei 2021) Aanmeldnotitie m.e.r.-beoordeling

Bijlage 5 Gemeente Vlaardingen (19 Januari 2021) Mer-beoordelingsbesluit

Bijlage 5 Gemeente Vlaardingen (19 januari 2021) MER-beoordelingsbesluit

Bijlage 6 Heijmans (10 Augustus 2017) Verkennend Bodemonderzoek [17.0097 Versie 01]

Bijlage 6 Heijmans (10 augustus 2017) Verkennend Bodemonderzoek [17.0097 versie 01]

Bijlage 7 Heijmans (29 Mei 2020) Verkennend (Water)bodem- En Nader Bodemonderzoek

Bijlage 7 Heijmans (29 mei 2020) Verkennend (water)bodem- en nader bodemonderzoek

Bijlage 8 Kuipercompagnons (30 December 2020) Akoestisch Onderzoek (Excl. Bijlagen) [616.102.56]

Bijlage 8 KuiperCompagnons (30 december 2020) Akoestisch onderzoek (excl. bijlagen) [616.102.56]

Bijlage 9 Kuipercompagnons (30 December 2020) Akoestisch Onderzoek (Bijlagen) [616.102.56]

Bijlage 9 KuiperCompagnons (30 december 2020) Akoestisch onderzoek (bijlagen) [616.102.56]

Bijlage 10 Kuipercompagnons (12 Mei 2021) Aanvulling Akoestisch Onderzoek [616.102.56]

Bijlage 10 KuiperCompagnons (12 mei 2021) Aanvulling akoestisch onderzoek [616.102.56]

Bijlage 11 Gemeente Vlaardingen (15 Juni 2021) Besluit Hogere Waarden Wet Geluidhinder

Bijlage 11 Gemeente Vlaardingen (15 juni 2021) Besluit hogere waarden Wet geluidhinder

Bijlage 12 Dgmr (20 Maart 2017) Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 12 DGMR (20 maart 2017) Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 13 Dgmr (31 Maart 2021) Onderbouwing Luchtkwaliteit Gevoelige Bestemming Zorggebouw Vijfsluizen

Bijlage 13 DGMR (31 maart 2021) Onderbouwing luchtkwaliteit gevoelige bestemming zorggebouw Vijfsluizen

Bijlage 14 Kuipercompagnons (29 April 2021) Quickscan Bedrijven En Milieuzonering

Bijlage 14 KuiperCompagnons (29 april 2021) Quickscan Bedrijven en milieuzonering

Bijlage 15 Kuipercompagnons (17 November 2020) Akoestisch Onderzoek Metrostation

Bijlage 15 KuiperCompagnons (17 november 2020) Akoestisch onderzoek metrostation

Bijlage 16 Dgmr (20 Mei 2021) Analyse Bastion Hotel [Versie 001]

Bijlage 16 DGMR (20 mei 2021) Analyse Bastion Hotel [versie 001]

Bijlage 17 Dgmr (4 December 2020) Onderzoek Externe Veiligheid Park Vijfsluizen [Versie 001]

Bijlage 17 DGMR (4 december 2020) Onderzoek externe veiligheid Park Vijfsluizen [versie 001]

Bijlage 18 Regelink (18 Februari 2019) Ecologische Quickscan [Ra18439-02]

Bijlage 18 Regelink (18 februari 2019) Ecologische quickscan [RA18439-02]

Bijlage 19 Regelink (3 Februari 2020) Soortgericht Onderzoek [Ra-19439-03]

Bijlage 19 Regelink (3 februari 2020) Soortgericht onderzoek [RA-19439-03]

Bijlage 20 Regelink (4 Feburari 2020) Mitigatieplan Gewone- & Ruige Dwergvleermuis [Ra-19488-02]

Bijlage 20 Regelink (4 feburari 2020) Mitigatieplan gewone- & ruige dwergvleermuis [RA-19488-02]

Bijlage 21 Omgevingsdienst Haaglanden (16 November 2020) Beschikking Wet Natuurbescherming - Soortenbescherming

Bijlage 21 Omgevingsdienst Haaglanden (16 november 2020) Beschikking Wet natuurbescherming - soortenbescherming

Bijlage 22 Rho (27 Oktober 2020) Onderzoek Stikstofdepositie

Bijlage 22 Rho (27 oktober 2020) Onderzoek stikstofdepositie

Bijlage 23 Gebiedsmanagers (21 Augustus 2020) Waterparagraaf

Bijlage 23 Gebiedsmanagers (21 augustus 2020) Waterparagraaf

Bijlage 24 Raap (Mei 2020) Archeologisch Vooronderzoek [4480]

Bijlage 24 RAAP (mei 2020) Archeologisch vooronderzoek [4480]

Bijlage 25 Gemeente Vlaardingen (17 Mei 2021) Archeologische Inventarisatiescan [2019.013]

Bijlage 25 Gemeente Vlaardingen (17 mei 2021) Archeologische inventarisatiescan [2019.013]

Bijlage 26 Tak Architecten (28 Juni 2007) Cultuurhistorische Waardestelling Voor Het Voormalige Sportpark 'De Vijfsluizen'

Bijlage 26 TAK architecten (28 juni 2007) Cultuurhistorische waardestelling voor het voormalige sportpark 'De Vijfsluizen'

Bijlage 27 Kuipercompagnons (17 December 2019) Onderzoek Milieuaspect "Geur"

Bijlage 27 KuiperCompagnons (17 december 2019) Onderzoek milieuaspect "Geur"

Bijlage 28 Bombs Away (3 September 2019) Vooronderzoek Conventionele Explosieven

Bijlage 28 Bombs away (3 september 2019) Vooronderzoek conventionele explosieven

Bijlage 29 Dgmr (10 December 2020) Kwalitatief Windonderzoek

Bijlage 29 DGMR (10 december 2020) Kwalitatief windonderzoek

Bijlage 30 Klunder Architecten (1 April 2021) Bezonningsstudie Vijfsluizen - Vlaardingen

Bijlage 30 Klunder Architecten (1 april 2021) Bezonningsstudie Vijfsluizen - Vlaardingen

Bijlage 31 Klunder Architecten (1 April 2021) Bezonningsstudie Bastion Hotel Vlaardingen - Vlaardingen

Bijlage 31 Klunder Architecten (1 april 2021) Bezonningsstudie Bastion Hotel Vlaardingen - Vlaardingen

Bijlage 32 Lichtidee (23 April 2021) Lichthinderonderzoek

Bijlage 32 LICHTidee (23 april 2021) Lichthinderonderzoek

Bijlage 33 Heijmans (Z.j.) Natuur Inclusief Ontwikkelen

Bijlage 33 Heijmans (z.j.) Natuur Inclusief Ontwikkelen

Bijlage 34 Dtv (22 December 2016) Memo Verkeersberekeningen Park Vijfsluizen

Bijlage 34 DTV (22 december 2016) Memo Verkeersberekeningen Park Vijfsluizen

Bijlage 35 Dtv (6 Januari 2021) Actualisatie Ontsluiting Verkeer Park Vijfsluizen 2040

Bijlage 35 DTV (6 januari 2021) Actualisatie ontsluiting verkeer Park Vijfsluizen 2040

Bijlage 36 Nota Vooroverleg (17 December 2020)

Bijlage 36 Nota vooroverleg (17 december 2020)

Bijlage 37 Dtv (30 Maart 2021) Robuustheidstoets Ontsluiting Verkeer Park Vijfsluizen 2040

Bijlage 37 DTV (30 maart 2021) Robuustheidstoets ontsluiting verkeer Park Vijfsluizen 2040

Bijlage 38 Nota Van Zienswijzen (15 Juni 2021)

Bijlage 38 Nota van Zienswijzen (15 juni 2021)

Bijlage 39 Gemeente Vlaardingen (14 Juli 2021) Raadsbesluit Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 39 Gemeente Vlaardingen (14 juli 2021) Raadsbesluit beeldkwaliteitsplan