Triangel plan 4
Uitwerkingsplan - gemeente Waddinxveen
Vastgesteld op 09-05-2017 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 het plan:
het bestemmingsplan Triangel, Uitwerkingsplan Triangel plan 4 van de gemeente Waddinxveen;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0627.Uptriangelplan4-0401 met de bijbehorende regels;
1.3 aan-huis-gebonden-beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning dan wel in een bijbehorend bouwwerk door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aanbouw/ uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 achtererf:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
1.8 bestaand bouwwerk:
bouwwerk, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.9 bestaand gebruik:
gebruik, zoals dat bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.13 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van zolder en onderbouw;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;
1.20 bouwvolume:
een hoofdgebouw dan wel een verzameling van aaneengebouwde hoofdgebouwen, niet zijnde erfbebouwing;
1.21 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.25 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/ onder een andere woning is gelegen;
1.26 grondgebonden woning
een gebouw, dat een vrijstaande, half vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat, en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd;
1.27 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.28 internetwinkel:
detailhandel via internet, met dien verstande dat:
- a. het te koop aanbieden, de uitstalling ten verkoop en het verkopen uitsluitend geschieden via internet en niet fysiek ter plaatse, en
- b. het leveren van goederen overwegend plaatsvindt via post-, pakket- of soortgelijke bezorgdiensten;
1.29 kap:
een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek tenminste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt.
1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning of in een bijbehorend bouwwerk door de bewoner op bedrijfsmatige uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding of vergunning op grond van de Wet milieubeheer vereist is, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.31 kwetsbaar object
- a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens die aangemerkt worden als beperkt kwetsbare objecten. Dit zijn: verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen, of
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- a. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
- a. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.32 maatschappelijke doeleinden
educatieve, (para-)medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen en woningen die onderdeel vormen van een woonzorgcentrum;
1.33 onderkomen:
een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met maximaal één gesloten wand;
1.35 peil:
- a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
- b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.36 patiowoning:
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof gevormd door de zijmuren van naburige dan wel op het eigen (bouw)perceel aanwezige gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.37 seksinrichting:
een inrichting, bestaande uit een of meer voor publiek toegankelijke, besloten ruimten, waarin bedrijfsmatig of op een daarmee vergelijkbare wijze, seksuele handelingen worden verricht; onder een hiervoor bedoelde inrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf en raamprostitutiebedrijf;
1.38 twee aaneen:
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee woningen die aan elkaar gebouwd / verbonden zijn;
1.39 verminderd zelfredzame personen:
personen die in het algemeen uitsluitend met individuele begeleiding een onveilige zone kunnen verlaten;
1.40 voorerf:
gedeelte van het erf dat voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen, met dien verstande dat indien het hoofdgebouw aan meerdere wegen is gelegen alle gedeelten van het erf gelegen tussen de gevel of het verlengde daarvan en de grens van de weg als voorerf wordt aangemerkt.
1.41 voorgevel:
de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel;
1.42 voorgevelrooilijn:
de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;
1.43 vrijstaande woning:
een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning;
1.44 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.45 woonwagenwoning:
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.46 zeer kwetsbare groepen:
groepen van personen met een permanente functionele beperking, te weten personen die door geestelijke of lichamelijke beperking, door zeer jonge leeftijd of door detentie niet in staat zijn om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van buitenaf, binnen korte tijd in veiligheid te brengen (vluchten), of bescherming te zoeken tegen de nadelige effecten van een calamiteit (schuilen);
voorbeelden van functies en voorzieningen waar deze groepen zich bevinden zijn: basisscholen, kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen, opvang gehandicapten en penitentiaire inrichtingen;
1.47 zijerf:
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de breedte van de voorgevel:
de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Ter verduidelijking: Indien de goot/de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel lager zijn gemonteerd dan het snijvlak van de gevel en het dakvlak, geldt de hoogte tot aan het snijvlak;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer (peil), de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke doeleinden;
- b. wonen;
- c. fietspaden, erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de parkeercapaciteit;
- c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Een omgevingsvergunning voor het bouwen van maatschappelijke voorzieningen voor verminderd zelfredzame personen wordt uitsluitend verleend indien bij de aanvraag is aangetoond dat de eis met betrekking tot de brandveiligheid voor veilig vluchten en het uitbreiden of beperken van brand uit het Bouwbesluit is verhoogd met 15 minuten.
3.5 Afwijken van de bouwregels
3.6 Specifieke gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. voetpaden, fietspaden en watergangen;
- c. speelvoorzieningen;
- d. water;
- e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder bruggen;
- f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
- g. scouting en buitenschoolse opvang uitsluitend ter laatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
met daaraan ondergeschikt:
- h. voorzieningen ten behoeve van beeldende kunst;
- i. openbare nutsvoorzieningen;
met daarbij behorende:
- j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- g. de brandveiligheid bij maatschappelijke voorzieningen waarbij de eis voor veilig vluchten en het uitbreiden of beperken van brand uit het Bouwbesluit wordt verhoogd met 15 minuten.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebiedsontsluitingswegen;
- b. erftoegangswegen;
- c. voetpaden, fietspaden;
- d. groenvoorzieningen;
- e. geluidwerende voorzieningen;
- f. kleinschalige speelvoorzieningen;
- g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming;
met daaraan ondergeschikt:
- h. parkeervoorzieningen;
- i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
- l. kunstobjecten;
met de daarbij behorende:
- m. bebouwing en kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld;
- b. een goede woonsituatie;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de sociale veiligheid;
- e. de bescherming van de groenstructuur;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 6 Verkeer - Railverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. gelijkvloerse en ongelijkvloerse kruisingen ten behoeve van wegen, straten en water;
met de daarbij behorende:
- c. stationsvoorzieningen;
- d. ongebouwde parkeervoorzieningen;
- e. fietsenstallingen en een gebouwde fietsenstalling ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling';
- f. groenvoorzieningen, waaronder bermen, taluds en beplanting;
- g. kunstwerken;
- h. water;
- i. waterhuishoudkundige voorzieningen;
6.2 Bouwregels
Artikel 7 Woongebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen in de vorm van grondgebonden en gestapelde woningen met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld uitgesloten', uitsluitend grondgebonden woningen zijn toegestaan;
- b. maximaal 4 woonwagenwoningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwagenwoning';
- c. tuinen en erven;
- d. erftoegangswegen en verblijfsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. kleinschalige speelvoorzieningen;
- i. (ondergrondse) afvalvoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoofdvorm en de situering van bouwwerken, ter waarborging van:
- a. de verkeersveiligheid;
- b. de parkeercapaciteit;
- c. een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- d. de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
7.4 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a en b, in die zin dat de maximale goot- en bouwhoogte mag worden verhoogd met 1,5 meter indien een half verdiepte parkeergarage wordt toegepast en indien het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- b. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder e, en toestaan dat geen kap wordt toegepast, mits het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Leiding - Gas
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een hogedruk aardgastransportleiding.
8.2 Bouwregels
Op de in 8.1 bestemde gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de gasleiding, met een maximale hoogte van 3m.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2 en toestaan dat in de andere bestemming bouwwerken worden gebouwd, mits:
- a. de veiligheid van de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten;
- b. vooraf een schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uivoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden.
9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming, en voorts met inachtneming van de volgende regels:
- a. uitsluitend toegestaan zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 6 m bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 met inachtneming van de volgende regels:
- a. afwijken is uitsluitend toegestaan voor bouwwerken, voor zover deze zijn toegelaten op grond van de regels van de andere bestemmingen, waarmee de dubbelbestemming samenvalt;
- b. voordat een omgevingsvergunning wordt verleend horen burgemeester en wethouders het waterschap, hoogheemraadschap of derde, welke verantwoordelijk is voor (het beheer van) de waterloop.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- a. Zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, is het verboden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- 1. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
- 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- 4. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.
- b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
- c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterloop wordt of kan worden aangetast.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Hoofdgebouwen mogen wat betreft de begane grondvloer uitsluitend als volgt worden gebouwd:
- a. de bovenkant van de begane grondvloer mag niet dieper dan 5,05 m onder N.A.P. liggen.
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
11.1 Algemeen
Een gebruik in strijd met de in het plan gegeven bestemming en met het in of krachtens het plan ten aanzien van het gebruik van gronden en bouwwerken bepaalde, is in ieder geval het gebruik van:
- a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
- b. onbebouwde gronden als stand- of ligplaats van onderkomens, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
- c. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer;
- d. niet voor bewoning bestemde gebouwen of onderkomens, voor permanente bewoning.
11.2 Parkeren
- a. In het geval van nieuwbouw of functiewijziging waarbij de parkeerbehoefte toeneemt, dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
- b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a, indien:
- 1. aanpassing van het bouwplan om alsnog te kunnen voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein redelijkerwijs niet kan worden verlangd; en
- 2. op een andere wijze is of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de toename van de parkeerbehoefte op te vangen.
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
12.1 Veiligheidszone - plaatsgebonden risico
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - plaatsgebonden risico' is geen nieuwbouw ten behoeve van kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen toegestaan.
12.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
12.3 Veiligheidszone - leiding
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het uitwerkingsplan Triangel plan 4.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen bij besluit van 9 mei 2017.
De burgemeester, | De secretaris, |
.... | .... |
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
Het plangebied voor deze opgave maakt deel uit van de nieuwe woonwijk Park Triangel aan de zuidzijde van Waddinxveen. Hiervoor is door de gemeente een masterplan opgesteld, waarin de stedenbouwkundige randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijk zijn verwoord. De gemeente Waddinxveen heeft op 24 september 2008 het uit te werken bestemmingsplan Triangel vastgesteld, om de ontwikkeling van Park Triangel in lijn met dit masterplan juridisch-planologisch te borgen. Dit houdt in dat door middel van uitwerkingsplannen ex artikel 3.6 Wro ontwikkelingen gefaseerd mogelijk worden gemaakt. Inmiddels zijn al diverse uitwerkingsplannen vastgesteld in het gebied.
Inmiddels zijn de plannen voor deelgebieden E1, E2, D, F en B2 uitgekristalliseerd. De volgende ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt:
- Deelgebied E1 heeft betrekking op het mogelijk maken van maximaal 22 woningen, en maximaal 4 woonwagenwoningen, tussen De Dreef en het bestaande woonwagenkamp aan de Pater Jornaweg.
- Deelgebied E2 ligt ten zuiden van E1. Hier worden maximaal 52 woningen mogelijk gemaakt.
- Deelgebied D ligt tussen deelgebieden E1 en E2 en het spoor. In dit deelgebied worden maximaal 140 woningen mogelijk gemaakt.
- In deelgebied F worden maximaal 170 woningen mogelijk gemaakt. Dit deelgebied ligt langs de Tweede Bloksweg, ten zuiden van de rotonde op de kruising van de Tweede Bloksweg en Zuidplaslaan.
- Deelgebied B2 ligt ten westen van het station Waddinxveen Zuid. Hier worden verschillende functies gerealiseerd: een paviljoen van maximaal 400 m² voor scouting en/of buitenschoolse opvang, een basisschool met eventueel gymzaal van maximaal 4.000 m² groot, een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, 40 (zorg)woningen en een zorgcentrum van maximaal 1.200 m². De maximale oppervlakte van de maatschappelijke voorzieningen die in dit uitwerkingsplan mogelijk worden gemaakt op deze locatie is 10.000 m².
- Een fietsenstalling behorende bij het station Waddinxveen-Zuid, dat ten zuidoosten van deelgebied B2 wordt gerealiseerd. Dit deel betreft een aanvulling van het reeds vastgestelde uitwerkingsplan 3.
In het voorliggende uitwerkingsplan worden de genoemde ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied En Begrenzing Plangebied
Park Triangel ligt aan de zuidzijde van Waddinxveen, ingesloten tussen de spoorlijn Alphen-Gouda en de Beijerincklaan. De ligging van de wijk is in de navolgende afbeelding weergegeven.
Afbeelding - Ligging Park Triangel in Waddinxveen
In de onderstaande afbeelding zijn de globale locaties van de deelgebieden weergegeven, waarbinnen de ontwikkelingen plaatsvinden.
Afbeelding - Locaties geplande ontwikkelingen
In de onderstaande afbeelding zijn de locaties van de deelgebieden E1, E2, D, B2 en F terug te vinden.
Afbeelding - Deelgebieden Park Triangel
1.3 Bestemmingsplan Triangel
Vanaf het begin heeft de gemeente Waddinxveen een hoog ambitieniveau nagestreefd voor de ontwikkeling van Park Triangel. Daarnaast zijn er enkele uitdagende ruimtelijke aspecten die beperkingen opleggen aan de stedenbouwkundige ontwikkelingen in het plangebied. Bovendien heeft de gemeente vanaf het begin gezocht naar een breed draagvlak voor de ontwikkeling van Park Triangel.
Het bestemmingsplan Triangel (vastgesteld in september 2008) is één van de vijf onderdelen van het IOP. De opgave van het bestemmingsplan Triangel is om de ontwikkeling van Park Triangel juridisch-planologisch mogelijk te maken. Daartoe is de bestemming van de gronden omgezet naar een bestemming die woningbouw mogelijk maakt. Er is gewerkt met uit te werken bestemmingen.
Voor het opstellen van het bestemmingsplan Triangel is een m.e.r.-procedure doorlopen en er zijn bij het opstellen van het bestemmingsplan verschillende aanvullende onderzoeken uitgevoerd. Hiermee is de haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen aangetoond.
Voor dit uitwerkingsplan zal ook daar waar mogelijk terug worden gegrepen naar de reeds uitgevoerde onderzoeken en het beschreven beleidskader. Daar waar nodig zijn gegevens geactualiseerd.
1.4 Opzet Uitwerkingsplan
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader kort beschreven. In hoofdstuk 3 worden de stedenbouwkundige uitgangspunten voor Park Triangel toegelicht. In hoofdstuk 4 is de huidige situatie en de geplande ontwikkeling nader beschreven.
De planologische en milieutechnische randvoorwaarden zijn beschreven in hoofdstuk 5 en in hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische bestemmingsregeling.
Hoofdstuk 7 en 8 behandelen achtereenvolgens de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan Triangel. Het plangebied is voorzien van uit te werken bestemmingen. De beleidsmatige afweging met betrekking tot de inrichting van Park Triangel is reeds gemaakt in het kader van het moederplan. Daarom wordt in dit uitwerkingsplan kort stilgestaan bij recent provinciaal/regionaal en gemeentelijk beleid. Voor de bredere beleidscontext wordt verwezen naar het moederplan.
2.1 Provinciaal/regionaal Beleid
2.1.1 Visie Ruimte en mobiliteit en Verordening Ruimte
Visie Ruimte en mobiliteit
De Visie Ruimte en mobiliteit (in werking op 1 augustus 2014, laatste wijziging op 15 juli 2016) is de provinciale Structuurvisie van Zuid-Holland zoals in de Wet ruimtelijke ordening is voorgeschreven. De Visie ruimte en mobiliteit biedt geen vast omlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel. De visie geeft zekerheid over een mobiliteitsnetwerk dat op orde is en de reiziger en de vervoerder keuzevrijheid biedt, en bevat voldoende flexibiliteit om in de ruimtelijke ontwikkeling te reageren op maatschappelijke initiatieven.
In de Visie zijn vier rode draden genoemd die richting geven aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie:
- beter benutten en opwaarderen van wat er is;
- vergroten van de agglomeratiekracht;
- verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
- bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving.
Het 'Programma ruimte' is een uitwerking van de Visie. Het programma beschrijft de operationele doelen en geeft aan welke instrumenten (realisatiemix) worden ingezet om die doelen te bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet.
Verordening ruimte
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie verschillende instrumenten, waarvan een verordening er één is. De Verordening ruimte 2014 stelt regels aan gemeentelijke bestemmingsplannen.
Niet alle onderwerpen zijn geschikt voor opname in een verordening. In het algemeen lenen vooral onderwerpen met heldere criteria en/of spelregels en een zwaarwegend provinciaal belang zich hiervoor. De provincie heeft in de Verordening ruimte 2014 daarom onder meer regels opgenomen over kantoren, bedrijven, detailhandel, glastuinbouw, boom- en sierteelt, bollenteelt, ruimtelijke kwaliteit, agrarische bedrijven, waterkeringen, provinciale vaarwegen, recreatieve vaarwegen, windenergie, archeologie en molen - en landgoedbiotopen.
Daarnaast is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van het Rijk van belang. Hierin zijn regels opgenomen waaraan provinciale verordeningen moeten voldoen. Een voor dit plangebied belangrijk onderwerp is de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een belangrijk instrument dat de provincie hanteert, en die van belang is voor Park Triangel, is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is onderdeel van het aantonen van een goede ruimtelijke ordening. De provincie Zuid-Holland heeft de ladder voor duurzame ontwikkeling opgenomen in haar Verordening ruimte als een instrument dat ingezet wordt voor zorgvuldig ruimtegebruik en om het provinciaal belang bij toepassing van deze ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie ook de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.
Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen het BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD, maar dit moet wel goed onderzocht en gemotiveerd worden.
2.1.2 Waterbeheerplan 2016 - 2021
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan 2016-2021, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers.
Het algemeen bestuur van het HHSK heeft op 29 juni 2016 het Waterbeheerplan 2016-2021 'Met mensen en water' (WBP) vastgesteld.
Het WBP geeft de visie en ambities weer op het waterbeheer voor de lange termijn. Het plan bepaalt de koers: het geeft richting aan het handelen van het HHSK en biedt burgers, bedrijven, partners en andere betrokkenen zicht op wat zij van het Hoogheemraadschap kunnen verwachten.
Het hoogheemraadschap staat voor een doelmatig en duurzaam waterbeheer in directe verbinding met de omgeving. HHSK streeft er naar haar taken tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten uit te voeren, bij te dragen aan de leefbaarheid van het gebied en de toekomstbestendigheid en duurzaamheid van het watersysteem te vergroten. Zo benoemt het waterbeheerplan concrete doelen om de impact van klimaatverandering (adaptatie) en de omvang van de klimaatverandering (mitigatie) te beperken. Een mogelijke aanscherping van doelen zal binnen de planperiode plaatsvinden.
Het HHSK gaat actief in gesprek met de omgeving en staat open voor initiatieven van burgers, bedrijven en partners.
Het streven is het watersysteem zo goed mogelijk geschikt te houden voor alle functies. Daarnaast is er aandacht voor de aantrekkelijkheid van het woon- en leefgebied voor alle gebruikers. Ambities zijn uitgewerkt binnen verschillende thema's:
- veilig en bewoonbaar (waterveiligheid)
- voldoende, schoon en aantrekkelijk water (watersysteem)
- gezuiverd water (afvalwaterketen en emissies)
- veilige wegen
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggende uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.3) wordt omgegaan.
2.2 Gemeentelijk/lokaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030
In de Structuurvisie "Waddinxveen 2030, positief en realistisch naar 2030" (vastgesteld 3 oktober 2012) is opgenomen dat Waddinxveen zich moet profileren als een vitale gemeente met een sterke identiteit op de overgang tussen stad en Groene Hart. De diversiteit en dorpse kwaliteiten moeten behouden worden. In deze structuurvisie worden de ambities uit de Structuurvisie 2006 en de wijze waarop deze worden gerealiseerd geactualiseerd. Er is opnieuw gekeken naar de kansen en mogelijkheden die Waddinxveen heeft op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente Waddinxveen heeft daardoor opnieuw een duidelijk kader voor toekomstige ontwikkelingen tot 2030.
De gemeente Waddinxveen beoogt met de structuurvisie verscheidene doelen te bereiken:
- integrale visievorming voor de lange termijn;
- bijeenbrengen en afwegen van belangen (inhoudelijk en procesmatig);
- toetsings- en inspiratiekader voor ruimtelijke beslissingen;
- basis voor uitwerking in sectoraal beleid, gebiedsgerichte visies en in juridisch-planologische kaders (zoals bestemmingsplannen);
- basis voor uitvoering: zoals het stellen van locatie-eisen en verhalen van kosten.
Het plangebied is gelegen in Park Triangel, dat in de Structuurvisie is aangeduid als nieuw woongebied en prioriteit heeft gekregen voor haar ontwikkeling.
2.2.2 Woonvisie Waddinxveen 2012-2017
De Woonvisie schetst het beleid van de gemeente Waddinxveen op het gebied van het wonen voor de korte en lange termijn. Voor het woongebied zijn twee hoofdopgaven geformuleerd:
- voorzien in de woningbehoefte van doelgroepen;
- inzet op de kwaliteit van woning en woonomgeving.
In de Woonvisie wordt ingezet op de ontwikkeling van Park Triangel.
2.2.3 Mobiliteitsplan 2013-2020
Het Mobiliteitsplan 2013-2020 is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden. Tijdens het opstellen van het mobiliteitsplan is veelvuldig gebruik gemaakt van kennis en kunde van inwoners, het bedrijfsleven en diverse maatschappelijke organisaties van Waddinxveen. Het mobiliteitsplan is een sectorale uitwerking van de voornoemde “Structuurvisie Waddinxveen 2030”. In het mobiliteitsplan staan geen detailuitwerkingen. Hiervoor worden, waar relevant, aparte plannen gemaakt.
In het Mobiliteitsplan is rekening gehouden met de nieuwe woonwijk Park Triangel.
2.2.4 Waterplan Boskoop en Waddinxveen
Het gemeentelijke beleid is vastgelegd in het Waterplan Boskoop en Waddinxveen (februari 2010). Dit Waterplan is gezamenlijk door de gemeenten Waddinxveen en Boskoop, het hoogheemraadschap van Rijnland en het HHSK opgesteld om knelpunten in het watersysteem aan te pakken en kansen op verbeteringen te benutten. Een opgave voor het Waterplan is te voorzien in de lokale implementatie van het nieuwe waterbeleid (Kaderrichtlijn Water, Nationaal Bestuursakkoord Water). Ook willen de gemeenten en de hoogheemraadschappen zorgen voor een optimale, gezamenlijke aanpak van de wateropgaven. Het waterplan focust op de maatregelen in het bebouwde gebied.
Het waterplan heeft tot doel een integrale visie op te stellen over alle aspecten van het water (met uitzondering van drinkwater en zwembaden) en het implementeren van duurzaam waterbeleid in het bebouwd gebied van beide gemeenten. Het waterplan resulteert uiteindelijk in een maatregelenpakket om te komen tot:
- een veilig en robuust watersysteem;
- het voorkomen van wateroverlast en watertekort;
- een goede waterkwaliteit en een ecologisch gezond watersysteem;
- het benutten van mogelijkheden voor beleving en recreatie;
- het optimaliseren van beheer en onderhoud;
- het optimaliseren van communicatie binnen en tussen partijen.
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitgebreid aandacht besteed aan water. Ook in de toelichting van het voorliggend uitwerkingsplan wordt aangegeven op welke wijze met de waterafspraken (zie paragraaf 4.3) wordt omgegaan.
2.2.5 Masterplan Triangel/ IOP
In het Masterplan zijn de ruimtelijke kaders voor de ontwikkeling van het gebied aangegeven. Na het Masterplan zijn diverse uitwerkingen opgesteld, zoals visies en ontwikkelingsprogramma's waaronder het IOP.
In februari 2010 heeft de gemeenteraad van Waddinxveen het IOP voor Park Triangel vastgesteld. Dit plan bestaat uit vijf onderdelen:
- 1. het Stedenbouwkundig Plan met het bijbehorende functionele programma;
- 2. het Kwaliteitsinstrumentarium, de beschrijving van de te bereiken product- en proces kwaliteit;
- 3. het Bestemmingsplan Triangel als het vigerende juridisch planologisch kader;
- 4. de Grondexploitatie van de door de gemeente Waddinxveen en BPD (Voorheen Bouwfonds Ontwikkeling) op te richten GEM;
- 5. de Samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Waddinxveen en BPD (voorheen Bouwfonds Ontwikkeling), waarin partijen hun afspraken over de samenwerking bij de ontwikkeling van Park Triangel hebben vastgelegd.
Op 22 januari 2014 heeft de gemeenteraad het IOP bevestigd.
2.2.6 Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen
Het gemeentelijk archeologiebeleid dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 14 november 2012 voldoet aan de uitgangspunten uit de Monumentenwet 1988. Ook voor het gemeentelijk archeologiebeleid van Waddinxveen gelden daarom de volgende uitgangspunten:
- archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaren en alleen opgraven als behoud in de bodem (in situ) niet mogelijk is;
- de relatie tussen archeologie en ruimtelijke ordening versterken zodat behoud van het bodemarchief onderdeel wordt van het planologische besluitvormingsproces;
- bodemverstoorders betalen archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen en zijn hiervoor operationeel verantwoordelijk.
Het archeologiebeleid is opgebouwd uit vier documenten:
- de archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Waddinxveen;
- de archeologische beleidskaart gemeente Waddinxveen;
- de geomorfologische kaart;
- de cultuurhistorische kaart;
- de archeologische inventarisatiekaart;
- een toelichting (verantwoording) op de archeologische waarden en verwachtingenkaart en de beleidskaart;
- een beleidsnota.
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart geeft inzicht in de (opbouw) van het bodemarchief. Op welke plaatsen in de gemeente Waddinxveen zijn er (zo goed als zeker) archeologische sporen aan te treffen, op welke plaatsen zijn er mogelijk archeologische sporen te verwachten, en waar ook zo goed als zeker niet. De archeologische beleidskaart geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente met deze waarden en verwachtingen in het kader van haar ro-beleid om wil gaan: waar geldt wel en waar geldt geen archeologische onderzoeksplicht voor vergunningaanvragers. De bronnen en de argumentatie op basis waarvan de archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de beleidskaart tot stand zijn gekomen zijn vermeld in de 'Toelichting op de archeologische beleidskaart Waddinxveen'. De beleidsnota geeft inzicht in de beleidsmatige, juridische en financiële aspecten. Het geeft een overzicht van de vrijstellingsgrenzen die Hazenberg Archeologie adviseert, welke taken er uit het vastgestelde beleid (kunnen) voortvloeien, welke mogelijkheid de gemeente heeft archeologiekosten te verrekenen, bijvoorbeeld via een aanpassing van de legesverordening, en welke planregels de gemeente kan opnemen in haar nieuwe bestemmingsplannen.
De essentie van het archeologiebeleid van de gemeente Waddinxveen bestaat uit het 'archeologieproof' maken van nieuwe bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Daartoe bevat dit plan voorbeelden van archeologische planregels. De archeologische beleidskaart kan gebruikt worden om de dubbelbestemming 'archeologie' in de verbeelding van de nieuw op te stellen bestemmingsplannen en beheersverordeningen op te nemen.
De archeologische beleidskaart van de gemeente Waddinxveen is op 31 oktober 2016 geactualiseerd. De aanpassingen voor Waddinxveen zijn tweeledig:
- zones met een bepaalde verwachting zijn vervallen, aangepast of ondergebracht in een andere categorie Waarde Archeologie;
- de diepteligging van archeologisch kansrijke zones is aangepast aan de feitelijke diepteligging. Dit geldt voor de ligging van de stroomgordelafzettingen.
In paragraaf 4.1 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
2.2.7 Beleidsnota externe veiligheid
De gemeente Waddinxveen heeft op 3 oktober 2012 de Beleidsnota externe veiligheid vastgesteld. In de beleidsnota zijn de volgende veiligheidsambities geformuleerd:
- woongebieden worden zo veilig mogelijk ingericht;
- de vestiging van nieuwe risicobedrijven in woongebieden is niet toegestaan;
- binnen het 100% letaliteitsgebied van risicobronnen zijn nieuwe bestemmingen voor verminderd zelfredzame personen niet toegestaan;
- de vestiging van nieuwe risicobedrijven op bedrijventerrein Coenecoop is uitsluitend toegestaan onder strikte voorwaarden;
- de vestiging van nieuwe risicobedrijven is toegestaan op Distripark Doelwijk en op het nog te ontwikkelen bedrijventerrein A12 Noord;
- nieuwe woon- en verblijfsgebouwen worden standaard uitgevoerd met afschakelbare ventilatie;
- routering gevaarlijke stoffen;
- aardgasleidingen.
Voor de uitvoering van deze ambities zijn planologische kaders opgenomen, waaraan bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen kan worden getoetst. Om de uitvoering te borgen wordt deze beleidsnota externe veiligheid gekoppeld aan de nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 (zie paragraaf 2.2.1) en wordt bij het opstellen van bestemmingsplan rekening gehouden met de geformuleerde ambities.
In paragraaf 4.1 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Algemeen
Het bestemmingsplan Triangel maakt de bouw mogelijk van circa 2.900 woningen en kent een doorlooptijd van 15 jaar. Deze lange doorlooptijd vraagt om een planconcept met een heldere structuur waarbinnen de nodige flexibiliteit mogelijk is. Ten behoeve van een flexibele ontwikkeling is voor de woonvlekken een zogenaamde uitwerkingsplicht opgenomen. Dit houdt in dat er een bouwverbod op de gronden rust, totdat de definitieve inrichting – in de vorm van een uitwerkingsplan – is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Na vaststelling van het onderhavige uitwerkingsplan maakt deze integraal onderdeel uit van het bestemmingsplan Triangel. In de uitwerkingsregeling van het bestemmingsplan zijn de randvoorwaarden opgenomen waaraan de uitwerkingsplannen moeten voldoen. Hiermee wordt zeker gesteld dat het uitwerkingsplan voldoet aan de stedenbouwkundige en milieutechnische eisen voor de ontwikkeling van Triangel, waarbij de flexibiliteit met name wordt gevonden in de detailinvullingen van de woongebieden.
3.2 Beeldmerk Park Triangel
Uitgangspunt voor de hele wijk Park Triangel is een wijk met een duidelijk herkenbaar beeldmerk. De reden voor het hanteren van een duidelijk beeldmerk is dat dit een identiteitsdrager is voor de gehele wijk en dat hiermee een samenhang op wijkniveau ontstaat.
Een beeldmerk wordt vertaald naar een aantal hoofdregels dat geldt voor alle buurten in de wijk. Per buurt kan een verbijzondering of aanvulling worden verkregen waardoor binnen de totale kwaliteit een identiteit per buurt ontstaat. De beeldkwaliteit wordt per deelplan vastgesteld door de gemeenteraad en zal dienen als toetsingskader van het Q-team. Het gaat om een geheel met daarbinnen ruimte voor nuances. De wijk kenmerkt zich door een vormgegeven openbare ruimte en stedenbouw tot een compositorisch geheel.
Het landschap is een drager voor het planontwerp voor de wijk Park Triangel. Oriëntatie, herkenning en identiteit zijn belangrijke uitgangspunten. Verschillende buurten rondom een centraal park waarin de voorzieningen liggen, dat is in essentie het voorstel voor Park Triangel.
De buurten verschillen in afmetingen, maar passen allen qua maat goed in de stedenbouwkundige opbouw van Waddinxveen en Park Triangel in het bijzonder.
De hoofdplanstructuur bestaat uit royale bomenlanen die alle buurten met elkaar verbinden. De lanen vormen de hoofdinfrastructuur van het plan. Dit maakt dat er een goede oriëntatie in het plan is. De rechtlijnigheid van de polder is voor een deel terug te vinden in de verkaveling van de buurten, met zijn rechte buurtstraten. De straten zijn niet lang, zodat een dorps karakter ontstaat. In het plan is ingezet op een goede en gevarieerde parkeeroplossing, parkeren in parkeerpockets omgeven door hagen, afgewisseld met parkeren op verschillende manieren in de straat. In de straten wordt bij voorkeur langsparkeren toegepast en geen haaks parkeren. Het buurtgroen wordt gethematiseerd per buurt. Vanuit de woning kunnen kinderen de speelplek altijd op een veilige manier bereiken binnen een beperkte loopafstand.
Uitgangspunt voor het beeldmerk is een mengvorm van Cottage en Tuindorp. De cottagestijl was als stedenbouwkundige stijl benoemt in het IOP, het is een landelijke stijl die goed aansluit bij de wens een bijzonder beeldmerk voor de gehele wijk neer te zetten. De cottagestijl is vanoudsher niet toegepast voor grote wijken maar meer toegepast voor kleinschalige ontwikkeling. Het tuindorp sluit qua landelijk karakter goed aan bij de cottagestijl, maar is beter toepasbaar op een grotere wijk. Het tuindorp is niet organisch gegroeid maar kenmerkt zich juist door een vormgegeven openbare ruimte en stedenbouw tot een compositorisch geheel.
3.3 Toekomstige Situatie
Er liggen nog geen definitieve bouwplannen voor het plangebied van dit uitwerkingsplan. Binnen de in dit uitwerkingsplan gestelde kaders en binnen de kaders van het Beeldmerk kunnen verdere stedenbouwkundige plannen worden opgesteld.
In onderstaande zijn de hoofduitgangspunten per buurt opgesomd. In de verdere uitwerking (stedenbouwkindig plan, beeldkwaliteitsplan etc.) worden deze verder verfijnd.
Deelplan E1
Deelplan E1 vormt het meest noordelijk deel van Park Triangel. Uitgangspunt voor E1 is dat geen woonwagenwoningen op de koppen aan beide rotondes worden gesitueerd. Daarom bestaat dit deel uit twee woonbuurten met respectievelijk 10 en 12 woningen met daartussen in maximaal 4 woonwagenwoningen. Nadere uitgangspunten zijn niet aan de orde voor het bestemmingsplan.
De woningen hebben een maximale bouwhoogte van 12 meter. Hierdoor kunnen eventueel ook woningen in gestapelde vorm worden gebouwd (duplexwoningen). Voor de woonwagenwoningen geldt een maximale bouwhoogte van 7 meter. De woningen worden ontsloten op de door te trekken Tweede Bloksweg, welke parallel loopt aan de Verlengde Dreef tot aan de Polderlaan.
Deelplan E2
Deelplan E2 ligt ten zuiden van Deelplan E1 en achter de eerstelijns bebouwing aan de Tweede Bloksweg. In deze buurt worden maximaal 52 woningen gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van 7 en 12 meter. Hier zijn met name vrijstaande en twee onder één kapwoningen voorzien. Gestapelde woningen zijn in een zone direct achter de bestaande woningen aan de Tweede Bloksweg uitgesloten.
De buurt wordt ontsloten op de Polderlaan, de hoofdontsluiting van Park Triangel.
Deelplan D
Deelplan D ligt in de noordoosthoek van Park Triangel en wordt begrensd door de Polderlaan, deelplan 2, de Dreef en de spoorlijn.
In deze buurt worden maximaal 140 woningen mogelijk gemaakt. De overwegende goot- bouwhoogte is 7 en 12 meter. Alleen in een zone langs de Dreef en de spoorlijn is hogere bebouwing in de vorm van appartementen toegestaan. Gestapelde woningen zijn in een zone direct achter de bestaande woningen aan de Tuinbouwweg uitgesloten.
De buurt zal worden ontsloten op de Polderlaan.
Deelplan F
Deelplan F ligt aan de zuidwestzijde van Park Triangel en bevindt zich tussen de eerstelijns bebouwing aan de Tweede Bloksweg en het nieuw aangelegd centrale park in. In deze buurt worden maximaal 170 woningen mogelijk gemaakt waarbij het accent ligt op laagbouw. In een zone direct achter de woningen aan de Tweede Bloksweg zijn gestapelde woningen uitgesloten en de woningen die grenzen aan het water van het centrale park mogen uitsluitend in vrijstaande woningen of als twee onder één kap woningen worden gerealiseerd. De buurt wordt ontsloten op de Parklaan.
Deelplan B2
Deelplan B2 vormt het centrale voorzieningencluster van Park Triangel. Met een ligging midden in de wijk, aan de Polderlaan en nabij het treinstation is de bereikbaarheid van dit cluster optimaal. Binnen dit cluster worden de maatschappelijke voorzieningen van de wijk gegroepeerd. Het gaat hierbij om functies als een basisschool, kinderopvang, een zorgcentrum, scoutinggebouw, ondersteunende voorzieningen en woningen. De voorzieningen zijn allen vanaf de begane grond bereikbaar, de woningen worden boven de voorzieningen gebouwd. Aangezien de invulling van dit gebied nog niet vast ligt is in dit uitwerkingsplan gewerkt met een flexibele regeling ten aanzien van het maximale aantal vierkante meters aan voorzieningen. In zijn algemeenheid is hier een bouwhoogte van 16 m toegestaan.
Fietsenstalling station Waddinxveen-Zuid
Aan de zuidoostzijde van deelgebied B2 wordt een nieuw treinstation (station Waddinxveen-Zuid) en bijbehorend stationsplein gerealiseerd. Deze ontwikkeling is juridisch-planologisch geborgd in het uitwerkingsplan De Triangel plan 3. In onderhavig uitwerkingsplan wordt de fietsenstalling behorende bij dit station mogelijk gemaakt aangezien ten tijde van het opstellen van het eerder genoemde uitwerkingsplan hierover nog geen duidelijkheid was.
Hoofdstuk 4 Milieu
Het milieubeleid is primair bedoeld om een optimale leefomgeving te realiseren. Dit kan er soms toe leiden dat beperkingen worden opgelegd aan gewenste ruimtelijke ontwikkelingen. In dit hoofdstuk wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan verschillende milieuaspecten.
Ten behoeve van dit uitwerkingsplan is door de Omgevingsdienst Midden-Holland een milieuonderzoek uitgevoerd. Het rapport is toegevoegd in bijlage 1. In het advies zijn randvoorwaarden en aandachtspunten opgesteld voor de milieuaspecten archeologie, bedrijven en milieuzonering, bodem, externe veiligheid, flora en fauna, geluid, luchtkwaliteit en de m.e.r.
In dit hoofdstuk worden de conclusies voor de verschillende aspecten beschreven. Vervolgens is dit hoofdstuk beoordeeld door de omgevingsdienst. Hun advies is bijgevoegd in bijlage . De aanbevelingen zijn in dit hoofdstuk verwerkt.
4.1 Milieu
De Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) heeft een milieuparagraaf opgesteld ten behoeve van de onderhavige ontwikkeling. Dit milieukundig advies richt zich op de milieuaspecten geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie, ecologie, slagschaduw en Mer. De milieuparagraaf is opgenomen in bijlage 1 In de milieuparagraaf zijn ook de percelen Tweede Bloksweg 36 en Tweede Bloksweg 42/42a beschreven. Deze percelen maken echter geen deel uit van onderhavig uitwerkingsplan.
Op basis van het advies is geconcludeerd dat de ontwikkeling van de deelgebieden B2, D, E1, E2 en F in Park Triangel vanuit het oogpunt van geluid, luchtkwaliteit, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, bodem, archeologie en ecologie zonder meer toelaatbaar zijn.
Gemaal
Aan de Tweede Bloksweg staat een gemaal van Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. Op verzoek van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waddinxveen zijn er geluidsmetingen uitgevoerd aan het gemaal vanwege de geplande woningbouw in de buurt. De metingen zijn uitgevoerd om de bronsterkte te bepalen van het gemaal tijdens een representatieve bedrijfssituatie. Aan de hand van de bepaalde bronsterkte is de geluidsbelasting ten gevolge van het gemaal inzichtelijk gemaakt binnen het plan de Triangel en de Wijsmanlocatie te Waddinxveen. Navolgende figuur geeft een overzicht van de situatie.
Afbeelding - geluiduitstraling gemaal
In bovenstaande afbeelding is het woongebied van Plan 4 geprojecteerd samen met de contouren die zijn berekend (nadat maatwerkvoorschriften zijn gesteld) voor het gemaal. Zoals te zien is, ligt het woongebied buiten de contouren van het gemaal. Het gemaal levert dan ook geen belemmeringen op voor de woningbouw in dit uitwerkingsplan.
Bereikbaarheid brandweer
De veiligheidsregio Holland-Midden heeft een zienswijze ingediend ten aanzien van de bereikbaarheid van het plangebied voor de brandweer.
De ligging van het voorzieningencluster (bestemming Gemengd) in Park Triangel valt buiten de wettelijke normen van de opkomsttijd, zie artikel 14 en 18 van de Wet Veiligheidsregio's (WvR).
De norm in een opkomsttijd bedraagt 8 minuten voor het eerste blusvoertuig (brandweer). Voor een functie met zorg (verminderd zelfredzamen) geldt op grond van de WvR zelfs een opkomsttijd van maximaal 6 minuten. De gemiddelde opkomsttijd vanuit de bestaande brandweerkazerne is op circa 12 tot 14 minuten berekend.
De gemeente kan bestuurlijk afwijken van de opkomsttijden, met motivering van de keuze van de locatie, de mate van afwijking, de aanwezige risico's en de eventuele alternatieven. De gemeente kan ook aanvullende brandveiligheidsmaatregelen in het bestemmingsplan opnemen (voorschrijven), waarmee eenzelfde mate van veiligheid wordt behaald. In dit uitwerkingsplan zijn de aanvullende maatregelen opgenomen in de regels.
Deze maatregelen richten zich op bouwkundige of installatietechnische brandveiligheidsvoorzieningen, waarmee een brand langer kan worden beheerst of iedereen langer in de gelegenheid wordt gesteld om zelfstandig te kunnen vluchten.
Voor de maatschappelijke doeleinden (verminderd zelfredzamen) in Park Triangel is de gemiddelde opkomsttijd circa 10 - 15 minuten langer dan de eis beschreven in de Wet Veiligheidsregio's (WvR).
Een gelijkwaardige uitwerking voor de locatie kan worden bereikt door de eis voor veilig vluchten en het uitbreiden of beperken van de brand uit het vigerende Bouwbesluit te verhogen met 15 minuten. Dit kan gevolgen hebben voor de WBDBO-eis tussen brandcompartimenten en/of de doorstroomsnelheid van de vluchtroute.
4.2 Bodem
Vanwege het milieuaspect bodem is het plan toelaatbaar, maar geldt nog wel een aandachtspunt. Uit het onderzoek blijkt dat een aantal vervolgacties op het gebied van bodem voor de verschillende deelplangebieden dient te worden uitgevoerd. Het betreft de volgende vervolgacties:
- Voor de deelplangebieden B2, D en E2 dient een actualiserend historisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd;
- Ter plaatse van Tweede Bloksweg 38 (deelplangebied F) dient een nader bodemonderzoek naar het grondwater te worden uitgevoerd. Tevens dient een verkennend asbestbodemonderzoek conform NEN 5707 te worden uitgevoerd.
In de milieuparagraaf is daarom geadviseerd om bovenstaande punten uit te voeren voordat de ruimtelijke procedure wordt ingezet. In paragraaf 4.2 wordt nader ingegaan op het uitgevoerde onderzoek.
Er is geen provinciaal milieubelang in het geding.
4.2.1 Wet- en regelgeving
Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.
Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):
- Niet saneren
Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden. - Saneren
Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).
Een onderzoeks- en saneringstraject heeft soms grote financiële consequenties voor de beoogde plannen. Enerzijds omdat de kosten van sanering hoog kunnen zijn, anderzijds omdat deze trajecten van grote invloed kunnen zijn op de planning. In het kader van de Grondexploitatiewet dienen deze kosten tijdig in kaart te worden gebracht. Het is daarom aan te bevelen reeds in een vroeg stadium van planvorming (historisch-) bodemonderzoek voor het hele plangebied uit te voeren. Deze bodemonderzoeken zijn ook noodzakelijk bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen.
Bij de realisatie van ruimtelijke plannen is vaak grondverzet noodzakelijk. Dit grondverzet is middels het Besluit bodemkwaliteit aan regels gebonden. De gemeente Waddinxveen beschikt over een vastgestelde bodemkwaliteitskaart en bijbehorende Nota Bodembeheer. Uitgangspunt is dat bij hergebruik van grond de kwaliteit moet aansluiten bij de functie ter plaatse. Nagenoeg alle grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meldgrond.nl).
4.2.2 Onderzoek
Van de deelplangebieden B2, D, E1, E2 en F, gelegen binnen het plangebied Triangel, is met behulp van het bodeminformatiesysteem (BIS) alle bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende informatie verzameld over de onderwerpen:
- Tanks
- Voormalige bedrijven (HBB)
- Huidige bedrijven
- Gedempte sloten (Bio-s)
- Bodemonderzoekslocaties
- Grondverzet
De beoordeling van de ruimtelijke deelplannen beperkt zich tot de bovengenoemde deelplangebieden en de ontwikkellocaties. Bij bodemonderzoek ten behoeve van ontwikkelingen dienen, conform NEN 5725, ook omliggende percelen te worden betrokken.
4.2.3 Resultaten
In deze paragraaf wordt de bekende bodeminformatie besproken. In bijlage 2 is de bij de Omgevingsdienst Midden-Holland bekende bodeminformatie van de deelplangebieden weergegeven.
Tanks
Uit het BIS blijkt dat er binnen de deelplangebieden geen tanks bekend zijn.
Voormalige bedrijven
Uit het voormalige bedrijfsbestand (HBB) van de provincie Zuid-Holland blijkt dat er in het verleden binnen de deelplangebieden geen activiteiten aanwezig zijn geweest waar potentieel bodembedreigende activiteiten zijn uitgevoerd.
Huidige bedrijven
Uit de BIS-toets blijkt dat er binnen de deelplangebieden geen bedrijven zijn gevestigd. Huidige bedrijven vallen onder een melding of omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu, waarmee voorwaarden ten aanzien van voorkoming van bodemverontreiniging zijn vastgelegd. Voor meer informatie over de bedrijven zie hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering.
Gedempte sloten
Uit de uitgevoerde BIS-toets blijkt dat er binnen de deelplangebieden geen slootdempingen bekend zijn bij de Omgevingsdienst Midden-Holland.
Bodemonderzoeken
Uit het BIS blijkt dat binnen of overlappend met de deelplangebieden meerdere bodemonderzoeken zijn uitgevoerd. Alle deellocaties die relevant zijn voor onderhavig uitwerkingsplan zijn voldoende onderzocht en geschikt voor wonen met tuin. Dit betekent niet dat ter plaatse van deze locaties geen onderzoek meer noodzakelijk is. Wanneer een onderzoek ouder is dan 5 jaar verliest deze zijn geldigheid. Hieronder is een overzicht gegeven van de diverse onderzoekslocaties en de ouderdom van de betreffende bodemonderzoeksgegevens.
Deelgebied | Datum laatste bodemonderzoek |
B2 | 15 november 2016 |
D | 15 november 2016 |
E1 | 16 juni 2016 |
E2 | 15 november 2016 |
F: - Tweede Bloksweg 38 - Tweede Bloksweg 40 - Tweede Bloksweg ten zuidwesten van 42 | - 24 oktober 2016 - 15 november 2016 - 16 november 2015 (noordelijk deel), 15 november 2016 (zuidelijk deel) |
Uit bovenstaande tabel kan worden opgemaakt dat vanaf eind 2020 eventueel een actualisatie nodig is van de onderzoeksgegevens.
Grondverzet
De gemiddelde bodemkwaliteit op onverdachte percelen binnen de deelplangebieden is vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. De deelplangebieden zijn gelegen in zone 7 (Recente uitbreidingen) en zone 15 (Bedrijven/kassen). Voor beide zones geldt dat de gemiddelde kwaliteit van de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) en ondergrond (0,5-2,0 m-mv) voldoet aan de klasse Landbouw / Natuur. Dit betekent dat vrijkomende bovengrond van onverdachte locaties zonder keuring in de gehele regio Midden-Holland kan worden hergebruikt.
Voor het toepassen van grond van buiten het (deel)plangebied moet worden aangesloten bij de functie die het gebied heeft. Deze functies zijn aangegeven op de kaart met toepassingswaarden, zie bkk.odmh.nl. Nagenoeg al het grondverzet dient te worden gemeld bij het Meldpunt Bodemkwaliteit (www.meld).
4.2.4 Conclusie en advies
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat alle deelgebieden binnen onderhavig uitwerkingsplan geschikt zijn voor wonen met tuin. Zoals is beschreven is vanaf eind 2020 eventueel een actualisatie nodig van de onderzoeksgegevens.
Eventueel grondverzet dient plaats te vinden conform de Nota Bodembeheer en de bodemkwaliteitskaart van de gemeente.
4.3 Water
In het kader van het bestemmingsplan Triangel is uitvoerig op het thema water ingegaan en zijn ook afspraken gemaakt met de waterbeheerders over de omgang met dit thema, zoals waterberging, veiligheid en waterkwaliteit. Tevens heeft uitvoerig onderzoek plaatsgevonden.
In navolgende is de omgang met dit thema uit het bestemmingsplan Triangel overgenomen. Dit uitwerkingsplan zal voor toetsing aan de relevante waterpartners worden voorgelegd. Op basis van voorgaande uitwerkingsplannen voor Triangel zijn aandachtspunten naar voren gebracht door het hoogheemraadschap, die in de navolgende tekst zijn verwerkt.
Veiligheid en voorkomen van wateroverlast
Door de aanleg van Park Triangel treedt functieverandering op in de Zuidplaspolder. Daardoor neemt mogelijke schade bij een dijkdoorbraak toe. De vraag is dan of de schadeklasse van de boezemkades moet worden verhoogd. Maatgevend hierbij is een doorbraak van de waterkering langs de Gouwe. De boezemkade langs de Gouwe heeft als normering schadeklasse V. Dit is de zwaarste klasse. Het verzwaren van de boezemkades is dan ook voor Park Triangel niet relevant.
In december 2005 is in opdracht van de provincie een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van een overstroming voor de Zuidplaspolder. Onder andere voor plangebied Park Triangel zijn de maximaal optredende waterstanden berekend. Deze waterstand ligt 15 cm lager dan het beoogde vloerpeil van toekomstige woningen (dit was aanvankelijk NAP -5,05 m en voor nieuwe woningen recentelijk verhoogd naar NAP -4,85 m). Deze waterstand treedt op bij een dijkdoorbraak langs de Gouwe tussen Waddinxveen en de A12. Door provincie en het Hoogheemraadschap is geconcludeerd dat gezien de geringe waterdiepte, de verwaarloosbare stroomsnelheden van het water en de beschikbare evacuatietijd geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Het bruto oppervlak van de ontwikkeling bedraagt 106 ha. Wanneer er vanuit wordt gegaan dat 50% van het gebied verhard wordt dan moet voor 53 ha. waterberging gecompenseerd worden. Binnen het gebied is al 15 ha. verhard, waardoor de waterbergingsopgave geldt voor 53-15 = 38 ha. Voor dit oppervlak geldt dat conform de eisen van het hoogheemraadschap waterberging gerealiseerd moet worden. De te realiseren waterberging bedraagt dan 19.400 m3 . Deze bergingshoeveelheid dient gevonden te worden tussen het peil van -5.92 m. NAP en -6.25 m. NAP (toetshoogte voor grasland). Het benodigde wateroppervlak voor waterberging bedraagt dan 5,9 ha. Wanneer de hoeveelheid vermeerderd wordt met de hoeveelheid bestaand open water dan bedraagt het te realiseren wateroppervlak in totaal 14,5 ha.
Voorkomen van grondwateroverlast
In het plangebied zullen de bestaande zomer- en winterpeilen gehandhaafd worden. Het toekomstige wegpeil in het plangebied wordt dusdanig gekozen dat de minimale drooglegging is gewaarborgd. De drooglegging, het verschil tussen het wegpeil en het waterpeil, voor het waterrijke plangebied met zettingsgevoelige bodem die is overeengekomen met Hoogheemraadschap en gemeente bedraagt 0,9 m. Hiermee wordt de nodige veiligheid geboden tegen grondwateroverlast.
Doordat de landbouw binnen de Zuidplaspolder in de toekomst minder belangrijk wordt, streeft het Hoogheemraadschap op termijn naar het realiseren van een flexibel peilbeheer waarbij de waterstand zich bevindt binnen een marge van NAP -6,15 m tot NAP -6,3 m.
Het watersysteem van Park Triangel zal zo worden ingericht dat het geen belemmering vormt voor het in de toekomst instellen van het genoemde peil in het gehele peilgebied waarbinnen Park Triangel valt. Dit betekent dat er bij het bepalen van de drooglegging en aanleghoogtes al rekening wordt gehouden met een peil van NAP -6,15 m. Vooralsnog zal echter worden aangesloten bij het huidige zomer- en winterpeil in het betreffende peilgebied, zijnde NAP -6,32/-6,42 m (peilbesluit Hoogheemraadschap Van Schieland en Krimpenerwaard, 4 december 2012).
NB: Op basis van de huidige inzichten wordt voor nieuw te bouwen woningen een bouwpeil/aanleghoogte voor de begane grondvloer gehanteerd van NAP -4,85 m. Voor de bestaande woningen die een lager vloerpeil hebben is bij verbouwing een bouwpeil/aanleghoogte NAP -5,05 m mogelijk. Bij vervangende nieuwbouw moet de aanleghoogte ook NAP -4,85 m worden. Dit wordt voor zo ver nodig opgenomen in de planregels.
Tegengaan bodemdaling veengebied
Voorafgaand aan de bouw en bewoning (gebruiksfase) zal het plangebied bouwrijp gemaakt worden. Hierbij zal gedurende 8 maanden tot 3 jaar de bodemdaling (zetting) kunstmatig worden versneld (door bijvoorbeeld de toepassing van verticale drainage, eventueel in combinatie met een extra bovenbelasting bestaande uit een grondlichaam en/of het afgraven van zettingsgevoelige bodemlagen zoals klei en veen en het terugbrengen van zand) teneinde gedurende de gebruiksfase de bodemdaling te beperken tot acceptabele waarden (norm). De norm die hiervoor gehanteerd wordt is dat een restzetting van 10 cm wordt geaccepteerd ter plaatse van wegen en riolering. Ter plaatse van tuinen wordt voorzien in een restzetting van 0 cm. De nadere uitwerking hiervan, zoals de systeemkeuze van de versnelde consolidatie, dient in overleg met het Hoogheemraadschap tot stand te komen. Het Hoogheemraadschap spreekt haar bezorgdheid uit over een toename van kwel.
Riolering en waterkwaliteit
In het gebied wordt een verbeterd gescheiden stelsel aangelegd waarbij, waar mogelijk, afstromend hemelwater van schone oppervlakken direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afkoppelen geschiedt met inachtneming van de daarvoor bij het Hoogheemraadschap geldende richtlijnen. Voorbeelden van oppervlakken die relatief schoon zijn, zijn onder andere daken en verkeersluwe wegen. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterrioolzuiveringsinstallatie. Verder zal het Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen toegepast worden, alsmede niet-uitlogende en milieuvriendelijke beschoeiing en betuining.
Hiermee wordt verontreiniging van het afstromende hemelwater beperkt. Omwille van de waterkwaliteit, worden in het plangebied geen doodlopende watergangen aangelegd, hetgeen de doorspoelbaarheid gunstig beïnvloedt.
Inrichting en ecologie
In het plangebied zullen de oevers ter plaatse van de openbare ruimte natuurvriendelijk worden ingericht. Het hoogheemraadschap stelt dat minimaal 50% van de totale oeverlengte op deze wijze wordt ingericht. Een natuurvriendelijke oeverinrichting bestaat uit oevers met een flauw talud, zodat de waterdiepte geleidelijk afneemt. Hiermee wordt een variatie aan vegetatietypen gestimuleerd. Door een inrichting van het watersysteem met een waterdiepte van minimaal 1 m wordt een robuust watersysteem gerealiseerd. De natuurvriendelijke oevers dragen bij aan de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW).
Het plangebied is gesitueerd in een gebied met wateraanvoer waardoor de doorspoeling goed is. In combinatie met de aanstaande sanering van lozingen van de glastuinbouw zal de waterkwaliteit naar verwachting verbeteren.
Beheer en onderhoud
Alle hoofdwatergangen zijn in beheer en in onderhoud bij het hoogheemraadschap. De gemeente is in principe verantwoordelijk voor het onderhoud van de overige watergangen en het beheer en onderhoud van de riolering en hemelwaterafvoer, alsmede de daarmee samenhangende kosten.
De gemeente en het hoogheemraadschap hebben echter de intentie uitgesproken dat het dagelijks en buitengewoon onderhoud van alle watergangen bij wijze van pilot zal worden uitgevoerd door het hoogheemraadschap. Voorwaarde hierbij is dat alle watergangen vanaf de kant bereikbaar dienen te zijn voor onderhoud en dat een obstakelvrije onderhoudsstrook (breedte 5 m) aanwezig is over de volle lengte van de watergangen. Daarnaast dienen de kruisingen met wegen doorvaarbaar te zijn voor varend onderhoudsmaterieel.
Tevens dienen de bewoners te worden ingelicht over de plichten, geboden en verboden met betrekking tot het onderhoud en activiteiten ter plaatse van het aangrenzende open water (de toepassing van geschikte bouwmaterialen, de eisen ten aanzien van bebouwing en steigers etc.). In dit opzicht is de aanwezigheid van bomen en grote struiken langs de oevers in algemene zin niet gewenst omdat dit leidt tot te veel beschaduwing en overmatige bladval in het water. Bouwen langs of in de hoofdwatergang is niet toegestaan omdat dan de bereikbaarheid voor het onderhoud wordt belemmerd. Daarnaast zal de benodigde transportcapaciteit van de hoofdwatergang ontoelaatbaar worden beperkt indien bebouwing plaatsvindt.
Opgemerkt wordt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem vergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). In de keur is ook geregeld dat "beschermingszone" voor watergangen in acht dienen te worden genomen. Het komt erop neer dat binnen de beschermingszone vanaf de insteek van de watergang (bovenkant talud) enkele meters niets gebouwd en opgeslagen mag worden. De laatst genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Voor het afkoppelen en direct lozen op het oppervlaktewater dient bij het Hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Waterwet.
Advies Hoogheemraadschap
De waterparagraaf van dit uitwerkingsplan zal voor advies voorgelegd worden aan het hoogheemraadschap.
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Opzet Regels
Uitgangspunt bij een uitwerkingsplan is dat dit juridisch bezien deel gaat uitmaken van het 'moederplan', in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Ter plaatse van het uitwerkingsplan wordt de globale bestemming 'Uit te werken Woongebied (UW)' in het 'moederplan' vervangen door gedetailleerde bestemmingen, i.c. de bestemmingen 'Wonen' en 'Verkeer-Railverkeer; dit alles binnen het juridisch kader van het 'moederplan'.
In principe zijn de voorschriften van het bestemmingsplan Triangel, direct van toepassing op dit uitwerkingsplan. Met name het grootste deel van Hoofdstuk III Algemene bepalingen en de overgangsbepalingen in Hoofdstuk IV van de voorschriften van dat 'moederplan' gelden direct voor dit uitwerkingsplan. Die bepalingen worden dan ook niet meer opgenomen in de regels van dit uitwerkingsplan.
In dit uitwerkingsplan zijn alleen die regels opgenomen, die nodig of nuttig zijn voor de toepassing van de in dit plan opgenomen bestemmingen.
De regels van het onderhavige uitwerkingsplan zijn ingedeeld in vier hoofdstukken, conform de voorschriften in de SVBP2012 (Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012), te weten:
Inleidende regels
Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In artikel 1 Begrippen zijn de begrippen omschreven die worden gehanteerd in het plan en die een eenduidige omschrijving behoeven. Diverse begrippen, zoals 'plan' en 'bestemmingsplan', hebben de omschrijving gekregen die is voorgeschreven in de SVBP2012. In artikel 2 Wijze van meten is bepaald hoe de diverse maten, als bouwhoogte, goothoogte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken worden gemeten. Ook deze regels zijn voorgeschreven in de SVBP2012.
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk worden regels gegeven voor de binnen het plangebied toegestane functies. Per bestemming zijn de doeleinden c.q. de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. In beginsel is iedere vorm van bebouwing, die past binnen de desbetreffende bestemming tot een bepaalde omvang rechtstreeks (dus zonder eventuele afwijkingsvergunningen of wijzigingen) toegestaan.
Indien wordt voldaan aan de voorgeschreven maatvoering (bebouwingspercentage, goothoogte en dergelijke) en wordt gebouwd op de aangegeven plaats, kan hiervoor in de regel zonder meer omgevingsvergunning worden verleend.
In het geval van bijbehorende bouwwerken (vroeger: aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) kan ook zonder omgevingsvergunning worden gebouwd, mits gebleven wordt binnen de regels van het bestemmingsplan (zie artikel 3, Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht).
Algemene regels
In dit hoofdstuk is de minimale aanleghoogte van de begane grondvloer van hoofdgebouwen (i.c. woningen) geregeld. Deze regel vloeit voort uit de waterparagraaf en is ter bevordering van de waterhuishouding en om problemen met grondwateroverlast problemen met grondwateroverlast te voorkomen.
Verder zijn bepalingen ten aanzien van strijdig gebruik van gronden en bouwwerken opgenomen. Daarmee wordt onder meer de vestiging van seksinrichtingen in het plangebied voorkomen.
Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk, waarvan de titel zo is voorgeschreven door de SVBP2012, bevat enkel de slotregel. Een uitwerkingsplan gaat juridisch deel uitmaken van het bestemmingsplan, waarvan het een uitwerking is, in dit geval het bestemmingsplan Triangel. Het overgangsrecht van dat bestemmingsplan blijft daarmee gelden voor dit uitwerkingsplan. Vandaar dat het uitwerkingsplan geen overgangsrecht bevat.
In de slotregel is bepaald wat de officiële naam van het uitwerkingsplan is.
5.2 Bestemmingsregels
In dit uitwerkingsplan is sprake van de volgende bestemmingen:
Gemengd
De bestemming 'Gemengd' geldt voor het toekomstige voorzieningencluster aan de zuidzijde van het plangebied van dit bestemmingsplan. Voor deze bestemming is gekozen aangezien hier in de toekomstige situatie sprake zal zijn van maatschappelijke voorzieningen zoals een basisschool, een zorgcentrum en woningen.
Aan de voorzieningen is een maximale bruto vloeroppervlakte gekoppeld en de bebouwing is in bouwhoogte gemaximaliseerd. Er is voor gekozen het bouwvlak samen te laten vallen met het bestemmingsvlak. Dit is gedaan om een flexibele inrichting van het perceel mogelijk te maken.
Groen
De groenstroken langs de hoofdinfrastructuur van de wijk en langs de spoorlijn hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, voetpaden, fietspaden en watergangen, speelvoorzieningen en water toegestaan.
Aansluitend aan de gemengde bestemming zal in in het groen een gebouw met scouting en buitenschoolse opvang worden gerealiseerd. Deze functies zijn op de verbeelding aangeduid als 'maatschappelijk'.
Leiding - Gas
De gronden met deze dubbelbestemming zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een hogedruk aardgastransportleiding. De bepalingen met betrekking tot de basisbestemming zijn uitsluitend van toepassing/toelaatbaar voor zover deze niet strijdig zijn met het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
Verkeer
De hoofdontsluiting inclusief fiets- en voetpaden, groenelementen, water en parkeerplaatsen, zijn als "Verkeer" bestemd. De bestemming heeft een globaal karakter en maakt de aanleg van deze wegen mogelijk.
Verkeer - Railverkeer
De bestemming Verkeer - Railverkeer is opgenomen voor de fietsenstalling behorende bij het nieuwe stationsgebied. Het gaat om een fietsenstalling met een oppervlakte van maximaal 500 m2 en een bouwhoogte van 9 m.
Woongebied
De bestemmings- en bouwregels zijn gebaseerd op de uitwerkingsregels in artikel 6, 'Uit te werken Woongebied (UW)', van het moederplan bestemmingsplan Triangel en op de regels van vergelijkbare recent opgestelde uitwerkingsplannen.
Op de verbeelding is middels een bouwvlak aangegeven binnen welke gebieden gebouwd mag worden. Binnen de bestemming zijn de goot- en bouwhoogtes opgenomen. Tevens is het maximum aantal woningen vastgelegd. Middels een aanduiding 'gestapeld uitgesloten' is vastgelegd dat ten opzichte van de bestaande bebouwing langs de Tweede Bloksweg en Tuinbouwweg geen gestapelde bouw is toegestaan. Middels de aanduidingen 'aaneengebouwd uitgesloten' en 'aaneengebouwd uitgesloten' is tevens vastgelegd dat de woningen langs het water in deelgebied F alleen in vrijstaande dan wel twee aan één vorm gebouwd mogen worden.
Middels een aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woonwagenwoning' is aangegeven waar de 4 woningen gebouwd gerealiseerd mogen worden. Voor deze woonwagenwoningen is een bouwhoogte opgenomen van 4 en 7 meter.
Binnen deze bestemmingsregels kunnen de voorziene ontwikkelingen plaatsvinden.
Naast een regeling voor hoofdgebouwen (de woningen) zijn tevens regels opgenomen ten aanzien van bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Ook deze zijn zo veel mogelijk afgestemd op de eerder toegepaste regels voor bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor Park Triangel.
Hetzelfde geldt voor de regels die zijn opgenomen ten aanzien van het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis. In een woning en bijbehorende bouwwerken is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit toegestaan. Daarbij is detailhandel expliciet uitgesloten. Internetwinkels, die wel detailhandel zijn, maar dan zonder de fysieke vorm of uitstraling van een winkel, zijn wél toegestaan. Van belang is dat geen sprake is van een afhaalfunctie en geen publieksfunctie. Deze functie levert een te grote belasting op voor de woonomgeving (parkeren, verkeersoverlast). Van het begrip 'internetwinkel' is een omschrijving opgenomen in artikel 1 van de regels.
Er zijn relatief weinig regels opgenomen ten aanzien van het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de achtertuinen. De reden daarvoor is, dat per 1 oktober 2010 de huidige regels voor vergunningvrij bouwen met de invoering van de Wabo (Wet algemene bepalingen overgangsrecht) en de Bor (Besluit omgevingsrecht) wordt verruimd. De regels van vergunningvrij bouwen gelden ongeacht de bouwregels in het bestemmingsplan.
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Ten behoeve van het veilig stellen van de onderhoudszone rondom hoofdwatergangen is aan weerszijden hiervan een zone van 5 meter opgenomen waar deze dubbelbestemming geldt. De breedte van de onderhoudsstrook geldt vanaf de boveninsteek van het talud, tenzij het talud dermate flauw is (1:7 of flauwer) dat onderhoudsmaterieel hierop kan rijden.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
De gemeente heeft samen met BPD (voorheen Bouwfonds) een gemeenschappelijke exploitatie maatschappij (GEM) opgericht voor de ontwikkeling van Park Triangel. Voor deze ontwikkeling is een gezamenlijke grondexploitatie vastgesteld en zijn kredieten gereserveerd waaruit de realisatie van de nieuwe woonwijk grotendeels wordt betaald. Afspraken hierover zijn vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het ontwerpuitwerkingsplan heeft met ingang van 16 februari tot en met 29 maart 2017 zes weken ter inzage gelegen.
Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerpuitwerkingsplan zijn vier schriftelijke zienswijzen ontvangen (hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, provincie Zuid-Holland, Prorail en de veiligheidsregio. In de 'Nota van beantwoording zienswijzen' (zie bijlage 2) zijn de zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpuitwerkingsplan woordelijk weergegeven, opgedeeld in de aangegeven onderdelen en beantwoord.