KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding / Doel
1.2 Wijzigingsbevoegdheid
1.3 Ligging En Begrenzing
Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie
2.1 Ruimtelijke Karakteristiek
2.2 Huidige Ontwikkelingen In En Rond Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Inleiding
3.2 Glasparel+
3.3 Het Wijzigingsplan
3.4 Beeldkwaliteitsplan
3.5 Ontsluiting En Verkeersaspecten
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Europees En Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Ontwikkelstrategiekader Zuidplas 2013/2014
4.5 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten
5.1 Inleiding
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.3 Verkeer
5.4 Geluid
5.5 Externe Veiligheid
5.6 Luchtkwaliteit
5.7 Bodem
5.8 Archeologie
5.9 Ecologie
5.10 Water
5.11 M.e.r. Beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
6.2 De Bestemmingen
6.3 Handhaafbaarheid
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Haalbaarheid
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Betrokkenheid
8.1 Overleg 3.1.1. Bro
8.2 Zienswijzen
8.3 Ambtshalve Wijzigingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein
Bijlage 2 Verkeersonderzoek Glasparel+
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Woning Plasweg
Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid
Bijlage 5 Beoordeling Luchtkwaliteit
Bijlage 6 Actualiserend Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 8 Ecologisch Onderzoek
Bijlage 9 Notitie Stikstofdepositie

Glasparel wijzigingsgebied 1 en 2

Wijzigingsplan - gemeente Waddinxveen

Vastgesteld op 26-02-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan 'Glasparel wijzigingsgebied 1 en 2' met identificatienummer NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401 van de gemeente Waddinxveen.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 moederplan

het bestemmingsplan Glasparel+ met identificatienummer NL.IMRO.0627.bpglasparel-0401 van de gemeente Waddinxveen, zoals dat is vastgesteld op 17 juli 2014.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologische waarde

de waarde die een gebied toegekend is op grond van de aldaar aanwezige dan wel te verwachten archeologische resten;

1.7 balkon

open buitenruimte met balustrade uitkragend aan de verdieping van het (aangrenzend) hoofdgebouw;

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.9 begane grondverdieping

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.14 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.15 bruto-vloeroppervlakte (bvo)

bruto-oppervlakte als bedoeld in NEN2580;

1.16 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 erker

een aan- of uitbouw in één bouwlaag aan de voor- en/of zijgevel van een hoofdgebouw, die in open verbinding staat met het achterliggend vertrek;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw

één of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.22 kunstwerk

bouwwerk ten behoeve van infrastructurele voorzieningen en/of waterhuishoudkundige voorzieningen;

1.23 niet-zelfstandig kantoor

een onderdeel van een bedrijf, dat andere bedrijfsactiviteiten als inkomstenbron heeft en waarvoor het kantoor uitsluitend een ondersteunende functie heeft;

1.24 parkeervoorziening

voorziening bestemd voor het al dan niet tijdelijk, en al dan niet tegen betaling parkeren van motorvoertuigen en/of motoren en (brom)fietsen, zoals een parkeerterrein, parkeergarage, parkeerkelder, parkeerdek of autobox;

1.25 peil

  1. a. voor hoofdgebouwen: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  2. b. voor aan- en uitbouwen: de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer van het hoofdgebouw;
  3. c. indien op of in het water gebouwd: het plaatselijk aan te houden waterpeil;
  4. d. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;

1.26 productiegebonden detailhandel

de uitoefening van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, bewerkt of verwerkt, met dien verstande dat:

  • de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de hoofdactiviteit;
  • de detailhandelsfunctie niet meer dan 200 m2 bruto vloeroppervlak bedraagt;
  • de openingstijden van de detailhandelsfunctie vallen binnen de openingstijden van de hoofdactiviteit;
  • toegang tot de detailhandelsfunctie uitsluitend mogelijk is via het erf of de toegang van de hoofdactiviteit.

1.27 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.28 risicovolle inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit;

1.29 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 Staat van bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze Regels deel uit maakt;

1.31 uitstalling

een los voorwerp geplaatst ter hoogte van de onderneming op een openbare plaats dat een onmiskenbare relatie heeft met de bedrijfsactiviteiten van de in dat pand gevestigde onderneming waaronder:

  • voorwerpen en stoffen die behoren tot het reguliere assortiment van de onderneming;
  • uitstallingsmaterialen;
  • speelattracties;
  • losse reclame- of aanbiedingsborden.

1.32 verdieping

de bouwlaag respectievelijk bouwlagen die boven de begane grondlaag gelegen is/zijn;

1.33 voorgevel

het voorste deel van de gevel van het (oorspronkelijke) hoofdgebouw die door zijn aard, ligging aan de weg, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.34 voorgevellijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen; bij een hoekperceel wordt de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel, die naar de weg of openbaar groen is gekeerd ook beschouwd als voorgevellijn.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenk ant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 afstand van een gebouw tot de bouwperceelgrens

de afstand gemeten vanaf het dichtst bij de bouwperceelgrens gelegen punt van het gebouw tot aan de bouwperceelgrens;

2.6 bruto vloeroppervlakte

het bruto vloeroppervlakte wordt gemeten binnenwerks met dien verstande dat de totale oppervlakte van de bouwlagen ten dienste van kantoren en/of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige instrumenten, wordt opgeteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven tot en met categorie 2 van de bijgevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  2. b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 3.000 m2 per bouwperceel;
  3. c. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc.;
  4. d. productiegebonden detailhandel;

met de daarbij behorende:

  1. e. hoofdgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. f. opslag en uitstalling mits dit onlosmakelijk en inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering;
  3. g. erven en terreinen;
  4. h. wegen en paden;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. waterlopen en waterpartijen;
  8. l. kunstwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  1. a. een geluidszoneringsplichtig bedrijf;
  2. b. een risicovolle inrichting;
  3. c. detailhandel;
  4. d. buitenopslag buiten het bouwvlak, dan wel vóór de 'gevellijn', dan wel vóór de voorgevelrooilijn.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Bedrijventerrein - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten gericht op logistiek, transport en distributie tot en met categorie 3.2 van de bijgevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  2. b. niet-zelfstandige kantoren als onderdeel van de bedrijven als genoemd in sub a, met een oppervlak van maximaal 50% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 5.000 m2;
  3. c. collectieve voorzieningen ten aanzien van transport van CO2 (OCAP), warmte geothermie, hogere temperatuuropslag (HTO), koude- en warmteopslag (KWO's), ondergrondse wateropslag (Aquifer) etc.;
  4. d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder een collectief gietwatersysteem en overige waterberging;

met de daarbij behorende:

  1. e. hoofdgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  2. f. opslag en uitstalling mits dit onlosmakelijk en inherent onderdeel is van de bedrijfsvoering;
  3. g. erven en terreinen;
  4. h. wegen en paden;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. groenvoorzieningen;
  7. k. waterlopen en waterpartijen;
  8. l. kunstwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Bestaande maten

  1. a. In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid a uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

6.2 Parkeerregeling

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de wijziging van de gebruiksomvang en/of de wijziging van de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de nota ’Parkeerbeleid', van de gemeente Waddinxveen, vastgesteld op 9 juli 2014 en de Notitie 'Toepassing parkeerbeleid en resultaten', van de gemeente Waddinxveen, vastgesteld op 9 mei 2017 en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  2. b. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  3. c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  4. d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in sub a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

  1. a. de aanleg of het gebruik van onbebouwde gronden als opslag, stort- of bergplaats voor onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  2. b. het gebruik van gronden en gebouwen voor het uitoefenen van prostitutie en de exploitatie van een seksinrichting;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen voor de exploitatie van een coffeeshop.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

8.1 Afwijken bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  1. a. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen voor zover betrekking hebbende op erkers, balkons, buitentrappen, luifels en soortgelijke bouwwerken;
  2. b. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen door gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en soortgelijke delen van gebouwen ingeval de overschrijding meer bedraagt dan op grond van de bouwregels is toegestaan;
  3. c. het overschrijden van bebouwings- of bestemmingsgrenzen ten behoeve van verkeersdoeleinden, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een afwijking vergt;
  4. d. beneden peil gelegen ruimtes in één laag binnen en buiten het bouwvlak. Voordat afwijking wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij het Hoogheemraadschap;
  5. e. containers, al dan niet beneden peil gelegen, voor het gescheiden inzamelen van huishoudelijk afval;
  6. f. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  7. g. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bouwgrenzen met maximaal 3 m1, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  8. h. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m1.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het wijzigingsplan 'Glasparel wijzigingsgebied 1 en 2'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding / Doel

Op 17 juli 2014 is het bestemmingsplan 'Glasparel+' vastgesteld door de gemeenteraad van Waddinxveen. Dit bestemmingsplan maakt de gebiedsontwikkeling mogelijk van een integraal woon/werklandschap dat glastuinbouw, wonen, werken, water en energie met elkaar combineert. Het bestemmingsplan is de juridische vertaling van het 'Masterplan Glasparel+', waarin de ruimtelijke en programmatische kaders voor de voorgestelde ontwikkeling in zijn vormgegeven. Het ruimtelijk programma is verdeeld in zeven deelgebieden: De Glasparel, Logistiek Park A12, Businesspark Vredenburgh, Wonen aan de Plasweg, Achter de Plasweg, Aan de Bredeweg en de De Hoevezone.

De ontwikkeling van Glasparel+ is opgedeeld in twee ontwikkelfasen (zie afbeelding 1). De tweede fase is in het geldende bestemmingsplan opgenomen met twee wijzigingsbevoegdheden en een 'uit te werken' gemengde bestemming.

Het voorliggende wijzigingsplan ziet toe op de twee wijzigingsbevoegdheden, bestaande uit de afronding van het Logistiek ParkA12 en kleinschalige bedrijvigheid Achter de Plasweg (met rood aangeduid in afbeelding 1). Het gebied met de 'uit te werken' bestemming maakt geen onderdeel uit van het wijzigingsplan (met blauw aangeduid in afbeelding 1).

In hoofdstuk 3 is een uitgebreide planbeschrijving gegeven. In het bestemmingsplan 'Glasparel+' is voor beide wijzigingsgebieden de voorwaarde opgenomen dat 18 hectare van het uitgeefbaar oppervlak binnen de bestemming 'Bedrijventerrein -1' is uitgegeven (het Logistiek Park A12). Aan deze voorwaarde wordt inmiddels voldaan, zodat de weg vrij staat om de huidige agrarische bestemming te wijzigen in een bedrijfsbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0001.png" Afbeelding 1: Fasering van de ontwikkeling, het plangebied van het wijzigingsplan is met rood aangeduid, met blauw is de bestemming Gemengd-uit te werken aangeduid (bron: Masterplan Glasparel+)

1.2 Wijzigingsbevoegdheid

In artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de procedure voor het wijzigen van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat de zgn. uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Hieronder wordt de procedure stapsgewijs toegelicht.

Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 20 december 2018 tot en met 30 januari 2019 voor eenieder ter visie gelegen. Het plan was in die periode te raadplegen in het gemeentehuis, via de gemeentelijke website en via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Er is op 9 januari 2019 een inloopavond georganiseerd in het gemeentehuis. Het ontwerp wijzigingsplan is in de bovengenoemde periode ook voorgelegd aan de betrokken bestuurlijke instanties, zoals waterschap, provincie en omliggende gemeenten. Dit bestuurlijk vooroverleg is verplicht op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 8 is het resultaat van de doorlopen procedure nader toegelicht.

Het besluit tot vaststelling van het wijzigingsplan treedt in werking met ingang van de dag na verloop van de beroepstermijn. Tegen de vaststelling van een wijzigingsplan staat rechtstreeks beroep open bij de Afdeling beroepsrechtspraak van de Raad van State.

1.3 Ligging En Begrenzing

De twee wijzigingsgebieden liggen naast elkaar in het zuidoostelijk deel van bestemmingsplan 'Glasparel+'. 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' ziet op het noordwestelijk deel van het plangebied van dit wijzigingsplan en ligt op de overgang tussen het logistieke bedrijventerrein en de woningen aan de Plasweg. 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' ligt ten zuidoosten van het eerste wijzigingsgebied en vormt de afronding van Logistiek Park A12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0002.png"afbeelding 2: luchtfoto Plasweg en Logistiek Park A12 en omgeving, met rode stippellijn zijn de twee wijzigingsbevoegdheden aangeduid. De grijze vlakken komen uit de BAG en betreft zowel gebouwde als vergunde bebouwing (bron luchtfoto: PDOK)

Hoofdstuk 2 Bestaande Situatie

2.1 Ruimtelijke Karakteristiek

2.1.1 Ontstaansgeschiedenis en bestaande situatie

De Zuidplaspolder, waarin het plangebied van voorliggend wijzigingsplan is gelegen, is één van de vele droogmakerijen die Nederland rijk is. Ze is gelegen in de provincie Zuid-Holland, tussen Zevenhuizen, Moerkapelle, Waddinxveen, Gouda, Moordrecht en Nieuwerkerk aan den IJssel. De polder is ontstaan als gevolg van ontvening, waardoor er in het begin van de 19e eeuw een groot meer heeft gelegen. Dit meer heette de 'Zuidplas', waaraan de huidige polder haar naam ontleent. Aan het begin van de 19e eeuw is begonnen met de planvorming en ontpoldering van het gebied om de veiligheid van de omliggende gebieden te waarborgen, maar ook om landbouwgrond te winnen.

De inrichting van de Zuidplaspolder is een spiegel van de geschiedenis van dit deel van laag Nederland. Na de drooglegging is de structuur van rechte wegen en tochten in één keer aangelegd, waarbij blokken ontstonden van ongeveer 800 bij 800 meter. De lijn tussen de kerken van Moerkapelle en Moordrecht vormde de basis voor dit zogenaamde grid. Het resultaat was een waterrijke (circa 10%), rechthoekig verkavelde polder met lange, smalle kavels. Het grid heeft de polder een helder en leesbaar landschap gegeven, dat 150 jaar later nog steeds goed zichtbaar is. Van oudsher vond in het noordelijk deel (waarbinnen het plangebied ligt) akkerbouw plaats en in het nattere zuidoostelijke deel melkveehouderij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0003.png"

afbeelding 3: Ontwikkeling van de Zuidplaspolder 1800-nu (bestemmingsplan 'Glasparel+'is rood omlijnd)

In de eerste helft van de vorige eeuw zijn drie spoorlijnen en twee rijkswegen (A12 en A20) over het grid heen gelegd, deze liggen ten zuiden van het plangebied. Intensivering in de landbouw heeft er in de loop der tijd toe geleid dat ten noordwesten van het plangebied veel percelen zijn vergroot door het dempen van sloten en dat akkerbouw daar gedeeltelijk is verdrongen door (glas)tuinbouw. De ringvaart vormt een schakel in tijd en ruimte tussen het oude land en het nieuwe drooggelegde land. De ringvaart omsluit aan drie zijden de Zuidplaspolder. Langs de vaart staan symbolen van zowel de strijd tegen het water (molens, gemalen, sluizen) als het gebruik van het land (bruggen, pakhuizen). De ringvaart verbindt bovendien de verschillende dorpen met elkaar.

2.1.2 Landschap

De landschappelijke identiteit van de omgeving van het plangebied wordt bepaald door polderlinten, tochten en een laan. Het gaat hier om de Bredeweg en de Plasweg als (echte) polderlinten. De Plasweg is te typeren als de ruimtelijke 'ruggengraat' van het gebied en is centraal in het plangebied gelegen. De Plasweg is een ontsluitingsweg, waar veelvuldig recreatief gebruik van wordt gemaakt. Langs de linten wordt gewoond en gewerkt. Kenmerkend voor deze linten is de (veelal) grote kavelstructuur. Op deze kavels bevindt zich een combinatie van woningen en schuren op het achtererf. Naarmate de linten dichter bij de bebouwde omgeving van Waddinxveen komen, wordt de bebouwing intensiever. De wegen met beplantingsstructuur vormen duidelijk leesbare 'lijnen in het landschap'; de kenmerkende grootschalige blokstructuur die ook op de kaart goed leesbaar is. Tussen de lanen en linten liggen de open agrarische productiegebieden.

Ten zuiden van het plangebied loopt de rijksweg A12. Deze snelweg en de bijbehorende afslagen hebben een belangrijke ruimtelijke impact op de omgeving van het plangebied. De ligging van de weg onttrekt zich aan de polderstructuur. Ook de ruimtelijke impact van de afslagen en haar bochtstralen en de daaraan verbonden rotondes vervreemden zich van de structuur van de polder. Door de hoogteligging van de weg wordt het landschap sterk begrensd.

De druk vanuit de stad en de landbouw is goed te zien aan de vele recente ontwikkelingen in het landschap. De oorspronkelijke opzet van de polders is alleen nog te herkennen aan de verkaveling en de hoger gelegen dijken aan de randen. De openheid van het landschap is verminderd door stedelijke uitbreidingen, kassencomplexen en de bedrijvigheid rondom voornamelijk de A12. Aan de zuid- en oostkant van de Zuidplaspolder ligt veel infrastructuur: snelwegen, provinciale wegen en spoorlijnen versnipperen het landschap. De vele infradijken in het gebied doorsnijden het landschap en vormen een fysieke en ruimtelijke barriere. De heldere opbouw van het droogmakerijenlandschap is enigszins vertroebeld: de grote open ruimtes in de polders zijn verdeeld.

2.1.3 Ondergrond

Water

Het watersysteem en het waterbeheer bepalen in grote mate de gebruiksmogelijkheden van de polder. De grote tochten zorgen voor een goede afwatering van het gebied. Bij de rand van de Zuidplaspolder wordt het water opgepompt naar de omliggende Ringvaart. Via de Ringvaart kan het water worden gespuid op de Gouwe. De watergang aan de westzijde van de Plasweg fungeert als aanvoersloot. De Vijfde Tocht fungeert als afvoer.

Een waterhuishoudkundig plan is opgesteld ten tijde van planvorming van het bestemmingsplan 'Glasparel+', het moederplan van voorliggend wijzigingsplan. In samenhang met het vigerend beleid is dit plan integraal onderdeel van het moederplan voor de totale ontwikkeling meegenomen en geldt ook voor voorliggend wijzigingsplan. In paragraaf 5.10 is nader ingegaan op de waterhuishoudkundige aspecten.

Hoogte

Kenmerkend voor dit gebied is de lage ligging. De velden van de polder zijn onderhevig geweest aan ontvening en inklinking. Hierdoor is de bodem gedaald. De lanen en linten in de polder zijn sinds jaar en dag benut als ontsluiting van het gebied en hebben derhalve een vrij stabiele hoogte. In het gebied Glasparel+ bracht dit met zich mee dat de randen van de velden, grenzend aan de lanen en linten, enigszins hoger liggen dat het open veld. Langs deze randen heeft ook de occupatie plaats gevonden, wat terug te vinden is in de hogere ligging, vanwege perceelsophoging.

Bodem

De bodem van het plangebied bestaat uit kleigrond. Het is een zeekleiafzetting ontstaan onder invloed van de Noordzee. Deze stabiele kleigrond is zeer geschikt voor de akkerbouw vanwege de hoge vruchtbaarheid en goede bewerkbaarheid. Dit valt direct te koppelen aan het huidige bodemgebruik binnen het plangebied. Men bedrijft hier voornamelijk akkerbouw met granen, aardappels en bieten: gewassen die goed groeien op een vruchtbare goed ontwaterde kleibodem. De bodemsubgroep waartoe de bodem van het projectgebied behoort is de poldervaaggrond of woud-eerdgrond gerekend met de huidige grondwaterstanden. De Potentieel Natuurlijke Vegetatie (PNV) die hoort bij deze gronden is een droog Essen Iepen bos. Deze PNV kenmerkt zich door soorten zoals Essen, Elzen en Iepen die allen voorkomen in het gebied.

2.1.4 Huidig gebruik

De gronden in het plangebied zijn niet meer actief in gebruik als landbouwgrond. Binnen het plangebied is geen bebouwing aanwezig. Aan de zuidoostzijde tegen het plangebied aan is het LogistiekParkA12 in ontwikkeling. Aan de westzijde vinden bouwactiviteiten plaats ten behoeve van de nieuwe woningen langs de Plasweg. Door het plangebied loopt een bouwweg hier naar toe. Op de luchtfoto uit 2017 zijn deze nieuwe ontwikkelingen goed waar te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0004.png"

afbeelding 4: luchtfoto 2017 (plangebied is rood omlijnd)

2.2 Huidige Ontwikkelingen In En Rond Het Plangebied

De Zuidplaspolder zal in de komende tijd veranderen van karakter. Om dit in goede banen te leiden is er door de provincie Zuid-Holland gewerkt aan een overkoepelende visie voor de polder, waarin ruimte wordt geboden aan zowel huidige als toekomstige bewoners en ondernemers. Deze visie is onder andere vastgelegd in het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplaspolder (ISP Zuidplas).

In de provinciale structuurvisie is het gebied Glasparel+ aangemerkt als 'glastuinbouwbedrijvengebied'. Ten westen van het plangebied, parallel aan de Plasweg is nog een ecologische verbindingszone aangewezen, de nieuwe Noordelijke Dwarstocht. Deze tocht wordt ingezet om de landschappelijke structuur van de polder te versterken en om mogelijke ruimtelijke conflicten, tussen nieuwe infrastructuur en woningen, te bufferen.

Sinds de vaststelling van bestemmingsplan 'Glasparel+' is de eerste fase van het Logistiek Park A12 tot ontwikkeling gebracht (zie afbeelding 4). Er zijn al twee distributiecentra gerealiseerd en er is vergunning verleend voor een derde. Ook zijn langs de Plasweg al meerdere woonkavels in ontwikkeling gebracht.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Inleiding

De hoofdstructuur voor de ontwikkeling van het gebied Glasparel+ is vastgelegd in het Masterplan en het bestemmingsplan Glasparel+. De voorgestane ontwikkeling in het wijzigingsplan is onlosmakelijk verbonden met de totale ontwikkeling van Glasparel+. Zodoende is eerst kort een toelichting gegeven op het plan voor Glasparel+, om daarmee de plek in het geheel te duiden. Vervolgens is de ruimtelijke opzet toegelicht van de specifieke onderdelen waar het wijzigingsplan op toeziet.

3.2 Glasparel+

Productielandschappen en expositielandschap

In de Glasparel+ is sprake van een integrale ontwikkeling van glastuinbouw, logistieke bedrijven, agribusiness, woningbouw ingebed in een duurzaam water- en energiesysteem. Duurzame landschappelijke structuren vormen de kaders voor gebieden met een flexibele invulling en gebieden die tot in de verre toekomst kunnen worden getransformeerd. De hoofdgedachte van dit landschap is 'het expositielandschap'; een landschap waarin het gaat om zichtlijnen, om identiteit, om goede routes en mooie entrees (zie afbeelding 5).

De grootschalige productielandschappen 'glastuinbouw' en 'logistiek' ontmoeten elkaar op het snijvlak met het kleinschalige woonlandschap. Het woonlandschap ligt langs de lanen en linten van de polder. Het productielandschap krijgt vorm op de flanken van het plangebied in de velden. De Plasweg ligt centraal en is de ruggengraat van deze ontmoeting. Dit oude cultuurhistorische lint wordt de overgangszone waarin zowel de ruimtelijke als de milieutechnische contrasten samengebracht worden. Om deze overgang meer te laten zijn dan een 'hinderafstand' of een beplantingsscherm, is de ruimte ontworpen als een nieuwe landschappelijke grootheid; het expositielandschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0005.png"

afbeelding 5: Productielandschappen en expositielandschap Glasparel+ (luchtfoto: Google Maps) Poort en park

De locatie ligt goed ontsloten door haar netwerkvertakking in de regio. Het gebied is door haar ligging langs de snelweg A12 en de toekomstige nieuwe provinciale weg van Waddinxveen optimaal bereikbaar. De Glasparel+ is daarmee een belangrijke entree voor Waddinxveen. Het gebied moet daarom een uitnodigende en wervende uitstraling krijgen. Poort en park is een metafoor voor het ontwerpen van goede entrees en toegankelijkheid voor het expositielandschap in relatie tot een optimale verblijfskwaliteit.

Duurzame ingrepen

Duurzaamheid is een belangrijke pijler voor de Glasparel+. De duurzaamheidsambities vormen daarom een belangrijke input voor de vormgeving van het expositielandschap. Naast de gangbare en effectieve duurzame ingrepen, krijgen ook specifieke innovaties en trends hier een plaats. Gangbare duurzame ingrepen zijn een watersysteem, als duurzame buffer voor het regenwater; een gesloten grondbalans en een duurzaam verblijfsklimaat voor mens en dier. Innovatieve duurzaamheid ligt in het realiseren van een gietwatersysteem als duurzaam gebruik van regenwater ten behoeve van de glastuinbouw en een duurzaam energieweb.

Het Energieweb Glasparel+ bestaat uit een integratie van energie tussen nieuwe en bestaande economische activiteiten in en rondom het Glasparel+ gebied. Dit levert zowel voor de bestaande bedrijven in de omgeving als het Glasparel+ gebied zelf een verduurzaming en besparing op. Voor de productie van tuinbouwgewassen onder glas is warmte, CO2 en elektriciteit nodig. Duurzame warmte wordt geproduceerd via aardwarmtebronnen, in combinatie met warmtepompen, via restwarmte van nieuwe en bestaande Warmtekracht Koppelingsinstallaties (WKK) en via restwarmte van bestaande (belichtende) tuinders in de omgeving. De duurzame warmte of restwarmte wordt middels een web geleverd aan warmtevragers (nieuwe en bestaande bedrijven).

Ook de bedrijven op het businesspark Vredenburgh en LogistiekParkA12 kunnen worden aangesloten op het Energienetwerk en kunnen op deze wijze gebruik maken van duurzaam geproduceerde energie.

Programma Glasparel+

In het Masterplan Glasparel+ hebben de programma's glastuinbouw, bedrijventerrein en woningbouw hun plek gekregen. De overgangen tussen de verschillende deelgebieden zijn vormgeven met de nieuwe infrastructuur, het nieuwe landschap en de bijzondere vormgeving van de programma's aan de randen. De Masterplankaart geeft de gebieden aan, waar verschillende functies ontwikkeld kunnen worden, evenals de begrenzing van deze gebieden. Voor de afzonderlijke gebieden is in het Masterplan een ruimtelijk beeld opgesteld. Dit ruimtelijke beeld schept, samen met de regels en verbeelding van het bestemmingsplan en een specifiek beeldkwaliteitsplan, de kaders voor de ontwikkeling.

Concreet bestaat het programma van Glasparel+ uit de volgende deelgebieden:

  1. 1. De Glasparel;
  2. 2. Logistiek Park A12;
  3. 3. Businesspark Vredenburgh;
  4. 4. Wonen aan de Plasweg;
  5. 5. Achter de Plasweg;
  6. 6. Aan de Bredeweg;
  7. 7. De Hoevezone.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0006.png"

afbeelding 6: deelgebieden met blauw omkaderd het deel waar het wijzigingsplan op toeziet (bron: Masterplan Glasparel+)

De eerste vier deelgebieden betreffen de grote ruimtelijke structuren in het plangebied. De laatste drie deelgebieden zijn kleiner in omvang en schaal en geven een logische invulling in overgangen en restruimten.

Naast het ruimtelijke kader dat wordt geschetst in de Masterplankaart, biedt het Masterplan ook een doorkijk naar de mogelijke inrichtingen van het plangebied. Hiertoe is de Masterplankaart uitgewerkt in een voorbeeldverkaveling. De ontwerpprincipes in deze voorbeeldverkaveling zijn gebaseerd op de ruimtelijke kaders die de Masterplankaart, het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan bieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0007.png"

afbeelding 7: Voorbeeldverkaveling Glasparel+ met rood omkaderd het deel waar het wijzigingsplan op toeziet (bron: Masterplan Glasparel+, luchtfoto: Google Maps)

3.3 Het Wijzigingsplan

Voor het wijzigingsplan zijn deelgebieden Logistiek Park A12 en Achter de Plasweg relevant. Hieronder is per deelgebied ingegaan op de ruimtelijke opzet en ontwerpuitgangspunten.

3.3.1 Logistiek Park A12

Het Logistiek Park A12 is een zichtlocatie. Het bedrijventerrein en daarmee ook de afronding waar het wijzigingsplan op toeziet, wordt optimaal ontsloten vanaf de A12 via de rotonde op de N456. Omdat het bedrijventerrein benoemd is als een logistiek bedrijventerrein (tot en met milieucategorie 3.2), komen hier gebouwen met een grote schaal. Om dit grootschalige bedrijvenlandschap goed in te passen in het landschap van de Zuidplaspolder zijn de randen zowel landschappelijk als stedenbouwkundig bepaald.

Logistiek Park A12 kent een totaal oppervlak van circa 34 hectare (inclusief interne ontsluitende wegen), waarvan er in de 1e fase maximaal 29 hectare uitgeefbaar is ontwikkeld. Aan de zuidzijde, de zichtzijde, toont het bedrijventerrein zich met gebouwen in een bijzondere beeldkwaliteit in een waterrijke en groene omgeving. Hier blijkt de waarde van het expositielandschap. De gebouwen staan met een representatieve gevel in een landschappelijk vormgegeven voorgrond. Achter deze gevels is er 'georganiseerde vrijheid'. Via een aantal overzichtelijke beeldkwaliteitsregels wordt het toekomstige beeld van het bedrijventerrein geregisseerd. Het vrachtverkeer kan de locatie bereiken via de interne ontsluiting van het bedrijventerrein.

3.3.2 Achter de Plasweg

Aan de westzijde van Logistiek Park A12 ligt een locatie met kleinschalige bedrijfskavels (totaal circa 3,5 hectare uitgeefbaar). Deze kavels worden in het Masterplan getypeerd als werkkavels. Functioneel gezien maken deze kavels onderdeel uit van het logistieke bedrijventerrein. De ontsluiting van deze bedrijfskavels vindt plaats via de interne ontsluiting van het grote bedrijventerrein. Qua beeldkwaliteit en qua landschappelijke positionering is er een sterk onderscheid. Ruimtelijk gezien maken de kavels onderdeel uit van de structuur van Lanen en Linten. Door de landschappelijke inrichting met watergangen en houtwallen worden deze kavels opgenomen in het beeld van de Plasweg. Op de kleinschalige bedrijfskavels is ruimte voor diverse kleine bedrijvigheid in de lagere milieucategorieën (maximaal categorie 2). De uit te geven kavels dienen minimaal 2.000 m2 te bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0008.png"

afbeelding 8: Opzet Achter de Plasweg en woningen langs de Plasweg (bron: Masterplan Glasparel+)

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0009.png"

afbeelding 9: Dwarsprofiel zone tussen de bedrijfskavels (links) en de woonkavels (rechts)

3.4 Beeldkwaliteitsplan

Voor het totale plangebied voor de Glasparel+ zijn meerdere beeldkwaliteitsplannen opgesteld: gericht op doelgroep en gebruik is gezocht naar een eenduidige en eenvoudige set regels die de beeldkwaliteit optimaal kunnen borgen. Voor voorliggend wijzigingsplan is het 'Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein' van toepassing, voor zowel Logistiek Park A12 als Achter de Plasweg.

De beeldkwaliteitsplannen zijn zodanig ingedeeld, dat er een beperkte algemene set beeldkwaliteitsregels bestaan voor de verschillende deelgebieden en eventuele aanvullende, specifieke regels voor zones die een bepaalde kwaliteit vereisen.

In het beeldkwaliteitsplan is voorgesteld een Q-team te installeren. Bij de ontwikkeling van de bouwplannen is het de bedoeling om een nauwe samenwerking tot stand te brengen tussen de initiatiefnemer en het Q-team. De basisgedachte in de planvorming is 'optimale flexibiliteit'. Dit betekent dat alleen het nodige wordt vastgelegd op kaart en schrift. Goede afspraken over het proces zijn dan wel van essentieel belang. Daarom wordt bij aanvang van het ontwerpproces, en niet achteraf, de dialoog tussen ondernemer en Q-team gevoerd. Zo kan er door middel van overleg tot een goed bouwplan en een goede inrichting van de kavel worden gekomen. Het 'Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein' is als bijlage 1 opgenomen in deze toelichting.

3.5 Ontsluiting En Verkeersaspecten

Het bedrijventerrein, waarvan de tweede fase mogelijk wordt gemaakt met dit wijzigingsplan, wordt ontsloten via de rotonde op de Bredeweg, gekoppeld aan de aansluiting op de A12. De entree van dit terrein is vastgelegd, de interne ontsluiting is in hoofdopzet bepaald en zal mede afhankelijk zijn van de ontwikkeling van het gebied. Via de interne ontsluiting van het bedrijventerrein (Logistiek Park A12) worden de kleinere bedrijvenkavels (Achter de Plasweg) toegankelijk gemaakt. Deze krijgen een eigen ontsluiting, parallel aan de Plasweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0010.png"

afbeelding 10: Infrastructuur

De ontwikkeling van de Glasparel+ levert een belangrijke bijdrage aan de verbetering van het provinciale wegennet. In de vele aanpassingen die het regionale verkeersnet ondergaan hebben en nog moeten ondergaan, is hier al rekening mee gehouden. Op grond van het Masterplan Glasparel+ is met aanvullend verkeerskundig onderzoek meer in detail bestudeerd of de infrastructuur op alle onderdelen passend is voor de mogelijke ontwikkelingen. In het Masterplan is flexibiliteit ingebouwd om mogelijke knelpunten aan te passen. Het aanvullend onderzoek wijst uit dat er geen knelpunten veroorzaakt worden, met uitzondering van de rotonde op de Bredeweg, waar de logistiek op ontsluit. Deze rotonde is ook zonder Glasparel+ een druk kruispunt. Met de toevoeging van de ontsluiting van het LogistiekPark A12 op deze rotonde (middels een extra aantakking) leidt de toekomstige situatie mogelijk tot een knelpunt. Nader onderzoek naar dit kruispunt wijst uit dat de rotonde mogelijk omgebouwd moet worden naar een met VRI geregeld kruispunt. In de komende periode wordt door de provincie, in samenwerking met de gemeente en Wayland Developments, gekeken naar een meer gedetailleerde uitwerking van mogelijke oplossingen. In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de verkeerssituatie en de inpassing.

Hoofdstuk 4 Beleid

Het beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente geeft uitgangspunten voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk zijn deze uitgangspunten weergegeven vanuit het ruimtelijk beleid. Uitgangspunten ten aanzien van de omgevingsaspecten komen in het volgende hoofdstuk aan bod.

4.1 Europees En Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.

Betekenis voor het plan

In de 'Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte' zijn nationale belangen opgenomen die zorgen voor een gegarandeerde basiskwaliteit voor alle bewoners van Nederland. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is van beperkte betekenis voor onderhavig plan. Het wijzigingsplan ziet toe op de afronding van het LogistiekParkA12 met 5 hectare en het mogelijk maken van 3,5 hectare kleinschalige bedrijvigheid achter de woningen aan de Plasweg, binnen bestaand stedelijk gebied. Voor dit initiatief is in de SVIR geen specifiek ruimtelijk beleid van toepassing.

4.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij goede ruimtelijke ordening hoort vraaggericht programmeren, verstedelijking realiseren en ruimte zorgvuldig benutten. Hiervoor is de Ladder voor duurzame verstedelijking geintroduceerd. Sinds 1 juli 2017 is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' aangepast in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Het artikel luidt nu als volgt:

'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'

Een stedelijke ontwikkeling is gedefinieerd in artikel 1.1.1, lid 1, onder i van het Bro. Deze luidt: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventuin of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Gelet op deze definitie is sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

'Voorzien in actuele regionale behoefte'

Zoals beschreven ziet het wijzigingsplan toe op de afronding van het LogistiekParkA12 met ca. 5 hectare en het mogelijk maken van ca. 3,5 hectare kleinschalige bedrijvigheid achter de woningen aan de Plasweg. Hieronder is per onderdeel de onderbouwing voor de behoefte gegeven.

LogistiekPark A12

LogistiekPark A12 biedt ruimte voor bedrijvigheid in de sectoren logistiek, transport en distributie. Voor de gehele ontwikkeling is bij de totstandkoming van het moederplan onderzoek gedaan naar de behoefte (Stec Groep, 'Naar een goed afzetbare Glasparel+; marktonderzoek' (december 2013)). Vervolgens is in het kader van de beroepsprocedure nader onderzoek gedaan (Marktonderzoek Logistiek Park A12 en BusinessPark Vredenburgh, Bureau Stedelijke Planning, 9 oktober 2014).

De A12-corridor heeft een grote logistieke potentie. Vanaf de bestaande logistieke bedrijventerreinen zijn circa 8 mln. consumenten binnen één uur bereikbaar en de reeds aanwezige logistiek dienstverleners, ontwikkelaars en vastgoedbeleggers behoren tot de meest toonaangevende partijen in de sector. De regio heeft daarmee een unieke positionering als het gaat om grote nationale en internationale (logistieke) bedrijfsvestigingen.

Provincie Zuid-Holland, gemeenten Zuidplas, Waddinxveen, Lansingerland en Zoetermeer en (logistieke) marktpartijen hebben de handen ineengeslagen om samen de logistieke potentie te verzilveren. Onderdeel van deze samenwerking is dat alle partijen er naar streven daar waar ruimtelijk passend er kwantitatief voldoende- en kwalitatief goede ruimte beschikbaar is en blijft op de A12-corridor voor vestiging van logistieke partijen.

Om de gezamenlijke doelen te verwezenlijken is een provinciaal programma opgesteld voor de A12 zone, dat in september 2018 is vastgesteld. Dit 'provinciaal programma logistieke bedrijventerreinen A12-corridor' vormt het ruimtelijk kader voor alle logistieke ontwikkelingen in de A12-corridor. Feitelijk is dit provinciaal programma een uitwerking van de bestuurlijke afspraken die provincie, gemeenten en VNO-NCW West d.d. 19 februari 2018 met elkaar hebben gemaakt. Met dit programma borgt de provincie beleidsmatig welke grootschalige logistieke ruimtelijke ontwikkelingen gelegen aan de A12 corridor wel en niet, en onder welke voorwaarden kunnen plaatsvinden. Daarmee is het provinciaal programma tevens de beleidsmatige basis voor de ruimtelijke onderbouwingen van alle bestemmings- of omgevingsplannen.

Marktanalyse als grondslag voor het provinciaal programma

Uitgangspunt voor een goed ruimtelijk programma is de provinciale behoefteraming bedrijventerreinen (april 2018). Op basis hiervan heeft Stec Groep een marktanalyse uitgevoerd naar de marktbehoefte van grootschalige logistiek op de A12-corridor voor de komende jaren. De verwachte ruimtevraag is gebaseerd op de regiorapportages van Stec Groep van apr. 2017 (Behoefteraming bedrijventerreinen: regiorapportage Midden-Holland). Onderstaand een overzicht van de totale vraagverwachting voor grootschalige logistiek in de A12-corridor, voor verschillende perioden. Om alle 'additionele vraag' en de bovenkant van de bandbreedte te motiveren, is verregaande samenwerking noodzakelijk. Het leegstandsniveau in de A12-corridor is op moment van meten gezond, om en nabij frictieniveau (5%). Binnen de doelgroepen van dit provinciaal programma is de leegstand op de A12-corridor nihil.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0011.png"

afbeelding 11: confrontatie vraag en aanbod uit het programma (bron: Provinciaal Programma A12, april 2018, Stec Groep)

Het LogistiekPark A12 bij Waddinxveen is onderdeel van het provinciaal programma. Er is in het programma geconcludeerd dat het bedrijventerrein in ontwikkeling kan blijven conform het bestaande bestemmingsplan. De locatie is ruimtelijk al ingericht voor logistiek en is bijna gevuld. Het is daarmee ruimtelijk logisch om de ontwikkeling op deze locatie af te ronden, alvorens andere locaties tot ontwikkeling te brengen. Geconcludeerd is dat het wijzigingsplan ('fase 2') in lijn hiermee vastgesteld kan worden. Er is sprake van voldoende behoefte aan de uitbreiding met 5,6 hectare grootschalige logistiek.

Dat het bedrijventerrein goed aansluit bij de behoefte blijkt ook uit de voortgang van de verkoop en contracten die getekend zijn voor de afname van kavels in fase 1 op dit bedrijventerrein. Er is 13 hectare afgenomen door Lidl voor de bouw van een grootschalig distributiecentrum en 3 hectare door Volker Wessels voor een distributiecentrum voor Eosta (beide centra zijn gerealiseerd). Ook is inmiddels 15 hectare verkocht aan Montea. Dit betekent dat kan worden voldaan aan de voorwaarde in de wijzigingsbevoegdheid in het moederplan dat minstens 18 hectare dient te zijn uitgegeven voordat de wijziging van de bestemming van agrarisch naar logistiek plaats kan vinden.

Kleinschalige bedrijvigheid achter de Plasweg

Naast de tweede fase van het LogistiekPark A12 voorziet het wijzigingsplan ook in een kleinschalige ontwikkeling van 3,5 ha Achter de Plasweg, bedoeld voor kleinschalige bedrijvigheid in de lage milieucategorieën (maximaal categorie 2, minimaal 2.000 m2 per kavel). In het moederplan Glasparel+ is deze ontwikkeling in de tweede fase ondergebracht om pas vanaf 2016 tot ontwikkeling te brengen. Gelet op de ligging tussen de woningen aan de Plasweg en het logistieke bedrijventerrein vormt de kleinschalige bedrijvigheid een logische invulling. Het gebied met een lichtere milieucategorie vormt een overgangszone en buffer vanaf het logistieke terrein richting de woningen.

In 2015 is door BSP een quickscan uitgevoerd naar de vraag, aanbod en behoefte aan bedrijventerreinen in de regio Oost-Zuid-Holland tot 2026. Hierbij is rekening gehouden met de ontwikkeling van werkgelegenheid, migratie van en naar het secundaire onderzoeksgebied, transformatie van bedrijventerreinen en de historische uitgifte. Volgens deze quickscan is er in de regio Oost-Zuid-Holland sprake van een actuele behoefte aan bedrijventerreinen van ca. 13 ha voor de periode 2016-2026 (vraag 110 ha, planvoorraad 97 ha, bron: Bureau Stedelijke Planning, 2015).

In opdracht van de provincie Zuid-Holland heeft de Stec Groep in 2017 nieuwe prognoses gemaakt van de behoefte aan ruimte voor bedrijventerreinen ('Behoefteraming bedrijventerrein Zuid-Holland', april 2017). Voor de periode 2016 t/m 2025 blijkt er voor de regio Midden-Holland een totale uitbreidingsvraag (alle terreintypen bezien) van 66-76 ha (netto) en voor de periode 2016 t/m 2030 een uitbreidingsvraag van 99-115 ha (netto).

Naast kwantitatieve uitbreidingsvraag is er gekeken naar de vraag naar welk soort ruimte er behoefte is. Voor het terreintype regulier gemengd (wat vergelijkbaar is met de beoogde kleinschalige bedrijvigheid) blijkt voor de periode 2016-2030 sprake van een uitbreidingsvraag in regio Midden-Holland van ca 54-64 ha (netto) bedrijventerrein. Aan totaal hard planaanbod is sprake van 104,9 ha. De kleinschalige bedrijvigheid in Glasparel is in dit onderzoek opgenomen in het harde planaanbod samen met de logistieke bedrijvigheid. In de bijlage bij het onderzoek uit 2017 is in tabel F2 op blz. 39 is een omvang van 37,5 ha opgenomen, bestaande uit 34 ha logistiek en 3,5 ha kleinschalige bedrijvigheid (het volledige programma van Glasparel+). Hieronder is een uitsnede van de tabel getoond.

Zichtbaar wordt dat in de regio Midden-Holland de bedrijventerreinenmarkt kwalitatief redelijk in balans is en dat de ontwikkeling van de 3,5 ha kleinschalige bedrijvigheid in Waddinxveen daarbinnen past.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0012.png"

afbeelding 12: uitsnede van tabel F.2 met het aanbod aan bedrijventerrein in gemeente Waddinxveen (bron: Bijlagen Behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland, 2017, Stec Groep in opdracht van provincie Zuid-Holland)

Met de afronding van Coenecoop III (3,3 ha t/m 2015) en het planaanbod in de zuidpunt van park Triangel (3,5 ha t/m 2030) voorziet de gemeente Waddinxveen in de komende jaren ten opzichte van de totale vraag in een beperkt aanbod voor dit specifieke terreintype. Daarnaast is er op Gouwe Park in de gemeente Zuidplas nog ca. 14 ha beschikbaar, waarvan een deel ook geprofileerd is voor kleinschalige bedrijvigheid. Inmiddels zijn in Gouwe Park bijna alle kavels uitgegeven. De bovengenoemde gebieden zijn ook onderdeel van het harde planaanbod in de behoefteraming van de provincie.

De markt heeft inmiddels grote interesse getoond in de kleinschalige bedrijfskavels die mogelijk worden met het wijzigingsplan Glasparel. Er is reeds 20.500 m2 van het totaal van 35.000 m2 (63%) verkocht onder voorbehoud van planologische wijziging en er liggen kavels onder optie.

Conclusie

De uitbreidingsvraag en het harde planaanbod zijn volgens de meest recente behoefteraming van de provincie met elkaar in balans. De kleinschalige toevoeging van 3,5 ha kleinschalige bedrijvigheid valt onder het harde planaanbod, evenals de gebieden Coenecoop III en Park Triangel in de gemeente Waddinxveen en Gouwe Park in de gemeente Zuidplas. Het plan is zodoende provinciaal afgestemd. Daar komt bij dat de markt grote interesse heeft in de bedrijfskavels en meer dan de helft al verkocht is onder voorbehoud van planologische wijziging.

4.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte die juridische borging vragen, worden geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Een aantal regelingen is 'getrapt' vastgelegd. Dit wil zeggen dat de provincies en gemeenten verplicht zijn dit beleid nader uit te werken. Vanuit het Barro zijn er voor dit wijzigingsplan geen consequenties.

4.1.4 Verdrag van Malta

Het Europese Verdrag van Malta beoogt het cultureel erfgoed dat zich in de bodem bevindt beter te beschermen. In april 1992 werd de verdragstekst door de leden van de Europese ministerraad ondertekend. Uitgangspunt van het verdrag is dat het archeologisch erfgoed al voordat het tot monument is verklaard, integrale bescherming nodig heeft en krijgt. Daarom moet vaak vooraf onderzoek gedaan worden naar de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Met de Erfgoedwet is het 'Verdrag van Malta' in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De gemeente Waddinxveen heeft in dit verband beleid geformuleerd. In paragraaf 5.8 van deze toelichting is nader op het archeologiebeleid en op de uitgangspunten voor het plan ingegaan.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Visie ruimte en mobiliteit

Het strategisch ruimtelijk beleid van de provincie Zuid-Holland is vastgelegd in de Visie ruimte en mobiliteit (VRM). Provinciale Staten stelden op 9 juli 2014 de VRM vast. Tegelijk zijn ook het programma Mobiliteit en het programma Ruimte vastgesteld. De VRM bevat het strategische beleid. Het ruimtelijk-relevante, operationele beleid is opgenomen in het programma Ruimte.

De VRM is eind 2016 geactualiseerd en op 12 januari 2017 in werking getreden (geconsolideerd 20 december 2017).

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het provinciaal handelen:

  • Beter benutten en opwaarderen van bestaande netwerken en bebouwde ruimte;
  • Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

De Visie ruimte en mobiliteit kent een functionele en geen gebiedsgerichte indeling. Voor deze ontwikkeling zijn de draden 'verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit' en 'bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving' relevant.

De essentie van de rode draad 'verbeteren van ruimtelijke kwaliteit' is dat initiatiefnemers van ruimtelijke ontwikkelingen enerzijds inspelen op de aanwezige kwaliteiten in de omgeving er er anderzijds specifieke kwaliteiten aan toevoegen die te maken hebben met de samenleving van vandaag. In de planvorming naar het bestemmingsplan 'Glasparel+', waarvan voorliggend wijzigingsplan een exponent is, heeft de ruimtelijke kwaliteit ruim aandacht gekregen. Zo zijn een ontwerpvisie, een masterplan en een beeldkwaliteitsplan opgesteld waarin - elk op zijn eigen abstractieniveau - kaders zijn gesteld hoe de ontwikkeling van het gebied kan bijdragen aan de verbetering van de aanwezige ruimtelijke kwaliteit.

Daarnaast zijn aan het bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving maatschappelijke en economische kansen verbonden, zo wordt in de Visie gesteld. Dit is ten eerste het geval vanwege de gespecialiseerde kennis over water, deltatechnologie, duurzaamheid en bijbehorende ruimtelijke oplossingen die binnen de provincie aanwezig zijn. Ten tweede vanwege de kansen op synergie door uitwisseling van reststromen, zoals warmte. In de ontwikkeling van het gebied Glasparel heeft de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving een bijzondere plek gekregen. Ook in voorliggend wijzigingsplan zijn inrichtingsvereisten opgenomen, zoals het aanbrengen van collectieve voorzieningen ten aanzien van het transport van CO2, koude- en warmteopslag en ondergrondse wateropslag. Daarmee draagt dit wijzigingsplan bij aan de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving en is in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid.

Een van de manieren om bij te dragen aan haar ruimtelijk beleid is het consequent toepassen van de ladder van duurzame verstedelijking. Volgens de provinciale uitwerking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het bestaand stads- en dorpsgezicht.

4.2.2 Verordening ruimte 2014

Het ruimtelijk beleid uit de Visie is uitgewerkt en juridisch verankerd in de Verordening ruimte. De Verordening is op 9 juli 2014 vastgesteld door Provinciale Staten. Vervolgens is op 4 maart 2015 door Provinciale Staten een partiële wijziging vastgesteld. De provinciale verordening is van toepassing op bestemmingsplannen, waar blijkens artikel 1.2, eerste lid, Verordening ook wijzigingsplannen onder worden verstaan. De meest actuele Verordening is van 29 juni 2018.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0013.png"

afbeelding 12: Uitsnede kaart Verordening ruimte 2014 met plangebied rood omkaderd (indicatief)

Betekenis voor het plan

Vanuit de Verordening zijn twee onderdelen met name van belang voor dit project: de ladder van duurzame verstedelijking en de aanwijzing van het gebied als onderdeel van glastuinbouwgebied Westland-Oostland. Daarop is in de Verordening een uitzondering gemaakt voor het glastuinbouwgebied Glasparel en Knibbelweg Oost (artikel 2.1.5 lid 5 van de Verordening).

Op grond van de Verordening laat een bestemmingsplan binnen het glastuinbouwgebied alleen glastuinbouwgebieden toe, alsmede de daarbij behorende voorzieningen. Voor het glastuinbouwgebied Glasparel en Knibbelweg Oost is hierop een uitzondering gemaakt en kan een bestemmingsplan, waaronder mede een wijzigingsplan wordt verstaan, nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toelaten die niet behoren tot de keten glastuinbouw. Daarmee is het bestemmingsplan 'Glasparel+' almede voorliggend wijzigingsplan in overeenstemming met de provinciale verordening.

De ladder van duurzame verstedelijking uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is ook opgenomen in de Verordening. De provincie heeft dit gedaan om haar belang bij de toepassing van de ladder te benadrukken. Ook heeft dit de provincie de mogelijkheid geboden enkele multi-interpretabele begrippen te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie. Zo is nadere invulling gegeven aan het begrip 'bestaand stedelijk gebied' met de definitie van 'bestaand stads- en dorpsgebied'. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre deze de ladder heeft doorlopen. Indien dat het geval is, kan in de toelichting op een ruimtelijk plan worden verwezen naar deze visie en daarmee is de actuele behoefte aangetoond. Het wijzigingsplan maakt onderdeel uit van een regionale visie, namelijk het provinciaal Programma A12-zone. Zie voor de toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking paragraaf 4.1.2.

Voor verschillende functies zijn specifieke regels gesteld in de Verordening ruimte 2014, waaronder ook bedrijven. Zo is in de Verordening bepaald dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op een bedrijventerrein bedrijven toelaat uit de hoogst mogelijke milieucategorie, voor zover dit passend is bij de omgeving. Hierbij wordt rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte van de provincie Zuid-Holland. In dit wijzigingsplan is uitwerking gegeven aan deze uitgangspunten. In het gedeelte van het plangebied dat grenst aan woonbebouwing is bedrijvigheid toegestaan tot en met milieucategorie 2, waar op een grotere afstand tot deze milieugevoelige bebouwing bedrijvigheid is toegestaan tot en met categorie 3.2.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Regio Boskoop

De gemeenten Bodegraven-Reeuwijk, Waddinxveen, Rijnwoude en Boskoop hebben gezamenlijk de Intergemeentelijke Structuurvisie Greenport Regio Boskoop opgesteld. Door de structuurvisie beschikken de gemeentes over een richtinggevend toetsingskader voor de ontwikkeling van het sierteeltgebied. De structuurvisie is een antwoord op de bestaande ruimtelijke knelpunten en wensen in deze regio. In de structuurvisie wordt gekozen voor versterking van de Greenport Regio Boskoop. Die keuze en de daaruit voortvloeiende ruimtelijke en infrastructurele consequenties zijn neergelegd in een samenhangend toekomstbeeld. De invloed van de structuurvisie reikt verder dan de boomsierteelt sector. De keuze voor versterking van de Greenport Regio Boskoop en de daaraan verbonden gevolgen hebben namelijk niet alleen effect op de boomsierteelt, maar verbeteren ook de leefbaarheid in het gebied. Een betere infrastructuur, bijvoorbeeld, versterkt niet alleen de economische ontwikkeling van de boomsierteelt, maar heeft ook positieve gevolgen voor het leefklimaat in onze dorpen. Het plangebied ligt in het structuurvisiegebied en is aangeduid als glastuinbouwgebied Zuidplaspolder.

4.3.2 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplaspolder

Het Intergemeentelijk Structuurplan is vastgesteld door de voormalige gemeenteraad van Zevenhuizen-Moerkapelle (nu: gemeente Zuidplas) op 31 januari 2006, de gemeenteraad van Nieuwerkerk aan den IJssel op 7 februari 2006, de gemeenteraad van Moordrecht op 7 februari 2006, de gemeenteraad van Gouda op 6 februari 2006 en de gemeenteraad van Waddinxveen op 1 februari 2006. Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gemeenschappelijk plan van de vijf betrokken grondgebiedgemeenten, in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het plangebied van het ISP bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel, de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen.

Glastuinbouwbedrijvenlandschap

Het plangebied van voorliggend wijzigingsplan is aangeduid als 'nieuw glastuinbouwbedrijvenlandschap'. Voor de Zuidplas is meervoudig grondgebruik voor bedrijven en glas door combinatie en/of stapeling van functies in het zogenaamde glastuinbouwbedrijfslandschappen het uitgangspunt. Het glastuinbouw-bedrijfslandschap dient als koepel voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen, glastuinbouwgebieden of een koppeling van beide. Glastuinbouw is op bedrijventerreinen toegestaan mits er sprake is van meervoudig grondgebruik en dit geldt omgekeerd ook voor het toestaan van bedrijvigheid in glastuinbouwgebieden. Glastuinbouw wordt hier dan gestapeld met activiteiten die zich normaal op bedrijfsterreinen vestigen (zoals transport en distributie).

Handboek Kwaliteit Zuidplas

Het ISP is een plan op hoofdlijnen. Al bij de vaststelling van het ISP hebben de betrokken gemeenten en de provincie geconstateerd dat een aanvullend product nodig is, waarin de gemeenschappelijke ambities met betrekking tot kwaliteit toetsbaar geformuleerd zijn. Het Handboek Kwaliteit Zuidplas (ambitiedocument) voorziet in een dergelijk instrument. Kwaliteit is hier breed opgevat. Het Handboek bevat zowel ruimtelijke als milieutechnische ambities en randvoorwaarden voor de verdere planvorming. In die deelgebieden is nu in dit handboek alleen het strikt noodzakelijke vastgelegd. Wanneer daartoe aanleiding bestaat zullen nadere afspraken gemaakt worden over belangrijke ruimtelijke elementen in die deelgebieden.

Lanen- en lintenstructuur Zuidplaspolder

De Plasweg en de Bredeweg, die relevant zijn voor het plangebied, worden gerekend tot beeldbepalende linten in de gemeente. Het oprichten van een parallel lint wordt nadrukkelijk genoemd in het ISP. De Plasweg is een dergelijke plek waar ruimte is voor een dubbellint. De op grond van dit wijzigingsplan te realiseren bedrijfskavels aan de Plasweg zijn daar een uitwerking van. Het Masterplan Glasparel+ is afgestemd op de kwaliteitsuitgangspunten van het handboek Kwaliteit Zuidplaspolder.

4.4 Ontwikkelstrategiekader Zuidplas 2013/2014

In 2007 zijn de toenmalige vijf Zuidplasgemeenten, de gemeente Rotterdam en de provincie ZuidHolland de gemeenschappelijke regeling Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas aangegaan. Het OSK 2013/2014 is het derde Ontwikkelingsstrategiekader van de Regionale Ontwikkelingsorganisatie Zuidplas (ROZ). Hierin staan de werkzaamheden van de ROZ voor genoemde periode beschreven, met een doorkijk naar 2023. De economische crisis is van grote invloed op de ontwikkeling van glastuinbouw, woningbouw en bedrijventerreinen. Bovendien is de financiële speelruimte van overheden, woningcorporaties en ontwikkelaars/ondernemers beperkter geworden. Sinds het OSK 2011 hebben de activiteiten van de ROZ zich geconcentreerd op respectievelijk planologische verankering van plannen, op samenwerking met private partijen en op risicobeheersing.

Glasparel+

De Glasparel+ is in het OSK benoemd als private ontwikkeling die destijds in de planvormingsfase zat. De gemeente Waddinxveen heeft op 31 maart 2010 een voorovereenkomst getekend met marktpartijen. Op basis hiervan is onderzocht hoe belangrijke delen van het ISP op het grondgebied van Waddinxveen kunnen worden ontwikkeld. Op 24 april 2012 heeft het college van B&W de Nota van Uitgangspunten en Randvoorwaarden (NUR) vastgesteld. Dit is het kader waarbinnen de private ontwikkelaar de ontwikkeling van het glastuinbouw- en bedrijvenlandschap en de ontwikkeling van het lint aan de Plasweg (max. 130 woningen) en woningbouw grenzend aan de kom van Waddinxveen voorbereidt. Na overeenstemming met de private partij is door de gemeente Waddinxveen voor deze ontwikkeling het bestemmingsplan in procedure gebracht. Met de vaststelling van bestemmingsplan 'Glasparel' op 17 juli 2014 is een passend bestemmingsplan voor dit gebied tot stand gekomen.

Programmering Werken (glastuinbouwbedrijvenlandschap en bedrijventerrein)

Binnen de gemeente Waddinxveen is het gebied Glasparel+ benoemd, hier is bedrijventerrein / glastuinbouw in ontwikkeling (minimaal 90 ha glastuinbouw en minimaal 10 ha bedrijventerrein ontwikkeld. Dit wijzigingsplan maakt de verdere ontwikkeling van bedrijventerrein mogelijk.

4.5 Gemeentelijk Beleid

4.5.1 Structuurvisie Waddinxveen 2030

De gemeente heeft een nieuwe Structuurvisie Waddinxveen 2030 opgesteld, die in oktober 2012 door de raad is vastgesteld. In de structuurvisie staat beschreven hoe de gemeente zich tot 2030 voor het wonen, werken en leven wil ontwikkelen. Er wordt onder andere ingegaan op de beoogde plekken voor nieuwe woningbouw, de gewenste ontwikkeling van bedrijvenlocaties, de positie in de regio, detailhandel, groen en infrastructuur.

De structuurvisie heeft het in de NUR beschreven programma overgenomen. Ter plaatse van het grootschalige glastuinbouw / bedrijvengebied geldt de eis dat in de randen van deze gebieden de meest hoogwaardige functies worden opgenomen, zoals waterberging en representatieve bebouwing. Het hart van beide gebieden zal worden verkaveld volgens de moderne glastuinbouwnormen.

4.5.2 Mobiliteitsplan

Het "Mobiliteitsplan Waddinxveen 2013-2020" is op 26 juni 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. Het mobiliteitsplan vervangt de verkeersvisie uit 2006. In het mobiliteitsplan staan ambities: een optimaal bereikbaar Waddinxveen, verkeersveiligheid voor alle verkeersdeelnemers, stimuleren van het fietsgebruik en het optimaal benutten van het openbaar vervoer. Het doel van het mobiliteitsplan is om deze vier ambities te realiseren. Hiervoor is een routeboek opgesteld. Dit routeboek bestaat uit beleidskaders die gebruikt worden bij diverse (integrale) ontwikkelingen en maatregelen waarmee de grootste knelpunten aangepakt kunnen worden.

De uitgangspunten die beschreven zijn in het Mobiliteitsplan, bijvoorbeeld ten aanzien van een Duurzaam Veilige inrichting van wegen, zijn meegenomen in de planvorming voor Glasparel+, alsook voorliggend wijzigingsplan.

4.5.3 Groenstructuur en groenbeleid 2016

Op 20 april 2016 heeft de gemeenteraad het 'Groenstructuur en groenbeleidsplan' vastgesteld. Het Groenstructuur en groenbeleidsplan heeft kaders vastgelegd voor de inrichting en beheer van het gemeentelijke openbare groen binnen de bebouwde omgeving. Waddinxveen is een groene gemeente aan de rand van het Groene Hart. De prioriteit ligt in het behoud en versterken van het groen in de hoofdgroenstructuur. Elke wijk heeft zijn eigen karakter. Dit wordt versterkt met het wijkgroen. Het belang van groen wordt evenredig meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen. Op kaarten zijn de hoofd- en wijkgroenstructuur vastgelegd. Een netwerk van groene verbindingen zorgt ervoor dat de grote groene gebieden en de parken aan elkaar geschakeld worden. Dit voorkomt dat de waardevolle gebieden geïsoleerd komen te liggen.

In de hoofdgroenstructuur staat behoud en versterken van het groen voorop, daar is weinig mogelijk. De Plasweg is onderdeel van de hoofdgroenstructuur en aangewezen als 'te ontwikkelen natuur- en recreatiegebied'. In het plangebied van het wijzigingsplan zelf is geen hoofdgroenstructuur of wijkgroenstructuur aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0014.jpg"

Afbeelding 13: Uitsnede Groenstructuurplan (met rood is het plangebied aangeduid)

De gemeente streeft naar een meer natuurlijke en ecologische inrichting en beheer van het groen waar mogelijk en zo veel mogelijk natuurvriendelijk ingerichte oevers. Net buiten, maar grenzend aan het plangebied van het wijzigingsplan is in het kader van de ontwikkeling van Glasparel+ water met natuurvriendelijke oevers aangelegd langs de Bredeweg.

4.5.4 Parkeerbeleid

Op 9 juli 2014 heeft de gemeenteraad het parkeerbeleid vastgesteld en dit is in 2017 aangevuld. Dit parkeerbeleid geeft aan wat wordt verstaan onder een goede parkeersituatie en wat het bereik van de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Het parkeerbeleid is een uitwerking van het eerder door de gemeenteraad vastgestelde Mobiliteitsplan Waddinxveen 2013-2020. Met het parkeerbeleid werkt de gemeente aan het bereiken van de ambities uit het mobiliteitsplan.

Hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd indien er is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om een indicatie te geven van wat wordt gezien als 'voldoende parkeergelegenheid' zijn in het gemeentelijk parkeerbeleid normen opgenomen. Voor de hele gemeente wordt uitgegaan van 'matig stedelijk' als stedelijkheidsgraad en de categorieen 'rest bebouwde kom' of 'buitengebied' voor de verschillende gebiedstypen. Voor overige parkeerzaken die niet in het parkeerbeleid worden genoemd wordt als uitgangspunt ook verwezen naar CROW publicatie 317.

Het parkeerbeleid kan gedurende de planperiode wijzigen naar aanleiding van voortschrijdend inzicht. Op basis van het parkeerbeleid is de stedelijkheidsgraad van het plangebied is 'matig stedelijk gebied' en het plangebied ligt qua de indeling van het woonmilieu in het 'buitengebied'.

Ten einde de nieuwe parkeernormen te verankeren in de reeds bestaande bestemmingsplannen heeft de gemeente het 'Parapluplan Archeologie en Parkeren' vastgesteld op 19 september 2018. In het onderhavige wijzigingsplan is de regeling ten aanzien van parkeren overgenomen uit artikel 8 van het parapluplan. In de regels is in artikel 6.2 opgenomen dat hoofdgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd indien wordt voldaan aan de meest recente parkeernormen van de gemeente Waddinxveen. Ook is opgenomen dat wanneer een behoefte is aan ruimte voor laden of lossen, in voldoende mate in deze behoefte dient te worden voorzien op het perceel. Op deze manier zijn de uitgangspunten van het parkeerbeleid geborgd in het wijzigingsplan.

4.5.5 Duurzaamheidsvisie 2015-2025

Op 20 april 2015 heeft de gemeente Waddinxveen de Duurzaamheidsvisie 2015–2025 vastgesteld. Met de vaststelling is een belangrijke stap genomen naar een duurzamer Waddinxveen. De gemeente wil een schone en gezonde leefomgeving, duurzame energieopwekking en een economie waarin producten en materialen worden hergebruikt en grondstoffen hun waarde behouden.

Duurzaam Glasparel+

In het overkoepelende plan Glasparel+ is duurzaamheid een belangrijke pijler geweest voor het Masterplan. De duurzaamheidsambities hebben een belangrijke rol gespeeld in de vormgeving van het expositielandschap. Zo is sprake van een uitgebreid watersysteem als duurzame buffer voor het regenwater; een gesloten grondbalans en een duurzaam verblijfsklimaat voor mens en dier. Naast de gangbare en effectieve duurzame ingrepen, krijgen ook specifieke innovaties en trends een plaats. Innovatieve duurzaamheid ligt in het realiseren van een gietwatersysteem als duurzaam gebruik van regenwater ten behoeve van de glastuinbouw en een duurzaam energieweb.

Het Energieweb Glasparel+ bestaat uit een integratie van energie tussen nieuwe en bestaande economische activiteiten in en rondom het Glasparel+ gebied. Dit levert zowel voor de bestaande bedrijven in de omgeving als het Glasparel+ gebied zelf een verduurzaming en besparing op. Voor de productie van tuinbouwgewassen onder glas is warmte, CO2 en elektriciteit nodig. Duurzame warmte wordt geproduceerd via aardwarmtebronnen, in combinatie met warmtepompen, via restwarmte van nieuwe en bestaande Warmtekracht Koppelingsinstallaties (WKK) en via restwarmte van bestaande (belichtende) tuinders in de omgeving. De duurzame warmte of restwarmte wordt middels een web geleverd aan warmtevragers (nieuwe en bestaande bedrijven).

Ook de bedrijven op het businesspark Vredenburgh en LogistiekParkA12 kunnen worden aangesloten op het Energienetwerk en kunnen op deze wijze gebruik maken van duurzaam geproduceerde energie.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1 Inleiding

Uit de omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voortkomen voor het plan. Anderzijds heeft de ontwikkeling invloed op de omgeving. Ten tijde van het opstellen van het moederplan - bestemmingsplan 'Glasparel+' - is deze wisselwerking in beeld gebracht en zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven en zijn de effecten van de volledige planontwikkeling getoetst op de eisen uit relevante wet- en regelgeving. Ook voor het wijzigingsplan is het uitgangspunt dat er een goede omgevingssituatie ontstaat waarbij rekening is gehouden met de wettelijke kaders. De reeds in het kader van het bestemmingsplan 'Glasparel+' uitgevoerde onderzoeken zijn gecontroleerd op relevantie voor het wijzigingsgebied en hun actualiteit.

In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de omgevingsaspecten beschreven en zijn de effecten van de planontwikkeling getoetst op de eisen uit relevante wet- en regelgeving.

De volgende aspecten komen in onderstaande paragrafen aan bod:

  • Bedrijven en milieuzonering (par. 5.2);
  • Verkeer (par. 5.3);
  • Geluid (par. 5.4);
  • Externe veiligheid (par. 5.5);
  • Luchtkwaliteit (par. 5.6);
  • Bodem (par. 5.7);
  • Archeologie (par. 5.8);
  • Ecologie (par. 5.9);
  • Water (par. 5.10);
  • M.e.r. beoordeling (par. 5.11).

5.2 Bedrijven En Milieuzonering

De ruimtelijke ordening stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Bij de totstandkoming van het moederplan is beoordeeld of de beoogde bedrijvigheid in het masterplan past in de omgeving.

Het wijzigingsplan maakt bedrijvigheid van maximaal milieucategorie 3.2 mogelijk als tweede fase van het logistieke terrein en bedrijvigheid van maximaal categorie 2 in de zone achter de Plasweg. De nieuwe bedrijfsfuncties in het plan dienen rekening te houden met de bestaande en nieuwe milieugevoelige functies (woningen) rond het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0627.WPGlasparelw1en2-0401_0015.png"

Beoordeling milieuzonering nieuwe logistieke bedrijfsfuncties t.o.v. omliggende woningen

Voor de tweede fase van Logistiek Park A12 (milieucategorie 3.2) zijn de nieuwe woningen aan de Plasweg en de bestaande agrarische bedrijfswoning aan de Plasweg 36 op circa 100 m de maatgevende milieugevoelige functie. Gelet op de omgeving van de (bedrijfs)woningen, gelegen in nabijheid van de A12 met in de omgeving diverse bedrijven en bedrijventerreinen, is hier sprake van een 'gemengd gebied' met een richtafstand van 50 m. De afstand van circa 100 m tot de nieuwe logistieke bedrijven is een aanvaardbare situatie en er is geen belemmering vanuit milieuzonering. Er ontstaat een aanvaardbare situatie.

Beoordeling milieuzonering kleinschalige bedrijvigheid t.o.v. omliggende woningen

Ook voor de kleinschalige bedrijvigheid zijn de nieuwe woningen en de bestaande agrarische bedrijfswoning aan de Plasweg 36 de maatgevende milieugevoelige functies. Er is rekening gehouden met de minimale maat van 10 m tussen de bouwvlakken van de nieuwe woningen aan de Plasweg en de bouwvlakken van de kleinschalige bedrijvigheid in het wijzigingsplan.

De bedrijfswoning aan de Plasweg 36 is op circa 75 m gelegen. Gelet op de maximale milieucategorie 2 en de woningen in gemengd gebied is een afstand van minimaal 10 m wenselijk. Er ontstaat een aanvaardbare situatie.

5.3 Verkeer

Door de ontwikkeling van het wijzigingsplan worden functies toegevoegd. Deze functies genereren verkeer dat gebruik gaat maken van de aanwezige infrastructuur. Voor de ontwikkeling van Glasparel+ is onderzoek gedaan naar de verkeerskundige effecten. In dit onderzoek is rekening gehouden met een volledige invulling van het plan, waaronder ook de tweede fase van Logistiek Park A12 en de kleinschalige bedrijvigheid achter de Plasweg. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkeerskundige uitgangspunten en analyse Glasparel+', Grontmij, versie 10.2. De volledige analyse is als bijlage 2 bij het wijzigingsplan opgenomen. Aan de basis van de verkeerskundige analyse heeft het regionaal verkeersmodel RVMH versie 2.1 gestaan.

Ontsluiting en verkeersafwikkeling

Het logistieke terrein en de kleinschalige bedrijvigheid Achter de Plasweg worden ontsloten ter plaatse van de bestaande rotonde op de Bredeweg. Gelet op de toename van de intensiteiten zal de rotonde in de toekomst mogelijk worden gewijzigd in een kruispunt voorzien van een VRI (verkeerslichten), in overleg met de provincie wordt de beste kruispuntvorm bepaald. De interne ontsluitingsstructuur bestaat uit de wegen Louis Dobbelmanweg, Otto Matseweg en Dirk Verheulweg.

Via het kruispunt op de Bredeweg is de A12 snel toegankelijk; verkeer van en naar het logistieke terrein zal zich ook vooral richten op de verbinding met de A12. Het logistieke verkeer maakt geen gebruik van de Plasweg, IJsermanweg of G. Dort van Kroonweg. In het gebied loopt ook geen directe weg van logistiek terrein naar de nieuwe rotonde op de Bentwoudlaan - Vredenburghlaan. Het logistieke terrein in fase 2 zal, evenals de kleinschalige bedrijvigheid aansluitend aan de logistiek in fase 1, ook worden ontsloten via de Louis Dobbelmanweg en Otto Matseweg richting kruispunt op de Bredeweg.

Het verkeersmodel laat zien dat de huidige kruispunten de toekomstige verkeersbelasting in het algemeen goed verwerken, met uitzondering van twee locaties, waarvan de rotonde op de Bredeweg relevant is voor het wijzigingsplan. Deze rotonde is ook zonder Glasparel+ een druk kruispunt. Met de toevoeging van de ontsluiting van het LogistiekPark A12 op deze rotonde (middels een extra aantakking) leidt de toekomstige situatie mogelijk tot een knelpunt. Nader onderzoek naar dit kruispunt wijst uit dat de rotonde mogelijk omgebouwd moet worden naar een met VRI geregeld kruispunt. In de komende periode wordt door de provincie, in samenwerking met de gemeente en Wayland Developments, gekeken naar een meer gedetailleerde uitwerking van mogelijke oplossingen.

5.4 Geluid

5.4.1 Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidsbeleid en bevat een stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidhinder door onder meer wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

5.4.2 Beoordeling geluidsituatie

Het wijzigingsplan behelst de realisatie van bedrijvigheid. Het bestemmingsplan maakt geen grote lawaaimakers mogelijk en zal dan ook geen geluidzone bevatten. Vanuit de Wet geluidhinder is geen onderzoek naar industrielawaai nodig en volstaat de milieuzonering die in de bestemming is opgenomen (zie de beoordeling in paragraaf 5.2). De milieuzonering is beoordeeld aan de hand van de toegestane milieucategorie en de afstanden tot omliggende woningen (al dan niet geprojecteerd). Er is voldoende afstand aangehouden. Voor het wijzigingspan is geen onderzoek naar geluidhinder noodzakelijk.

Aangezien uit het onderzoek op basis van de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (zie paragraaf 5.2) is gebleken dat bedrijven en de woningen geen knelpunt vormen zal elk individueel bedrijf ook op de woningen kunnen voldoen aan de grenswaarde van 50 dB(A).

Daar komt bij dat het geluid van wegverkeer voor omliggende woningen dominant is ten opzichte van het geluid van het bedrijventerrein en de bedrijfskavels. Uit recent onderzoek voor een woning aan de Plasweg is gebleken dat geluidbelasting van de A12 maximaal 53 dB bedraagt ('Akoestisch onderzoek Wegverkeerslawaai en geluidwering gevels woning Plasweg', Voortman Ingenieurs, kenmerk R-JVO/1254, januari 2018, zie Bijlage 3 bij het wijzigingsplan).

Zodoende vormt het aspect geluidhinder industrielawaai geen belemmering voor het wijzigingsplan en is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Mede gezien de geluidsbelasting ten gevolge van de wegen in de directe omgeving zal het woon- en leefklimaat van omliggende woningen niet veranderen als gevolg van de ontwikkeling van het wijzigingsplan.

5.5 Externe Veiligheid

5.5.1 Wettelijk kader

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen, zoals LPG-tankstations is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • inrichtingen waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen (hogedrukgasleiding).

5.5.2 Betekenis voor het plan

Voor het moederplan Glasparel+ heeft een beoordeling van het aspect externe veiligheid plaatsgevonden. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Glasparel+, Externe veiligheid: risico-inventarisatie en verantwoording groepsrisico'. Het onderzoek uit het moederplan Glasparel+ is als bijlage 4 opgenomen bij het wijzigingsplan.

Bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Glasparel+ zijn zowel de Omgevingsdienst Midden-Holland, als de Veiligheidsregio Hollands Midden en de Brandweer Hollands Midden betrokken geweest. Bij verdere concretisering en inrichting van het plangebied maakt de gemeente nadere afspraken met de Veiligheidsregio. Deze afspraken gaan over:

  • het bieden van voldoende ruimte voor realisatie van primaire en secundaire
  • bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor hulpdiensten,
  • het bij de definitieve inrichting van het gebied rekening houden met de praktijkrichtlijnen bluswatervoorziening en bereikbaarheid,
  • het zorgdragen voor voldoende vluchtwegen om in geval van een calamiteit het gebied te ontvluchten,
  • het inrichten van gebouwen zodat schuilen mogelijk is (gebouwen dienen onder andere voorzien te zijn van centraal afsluitbare ventilatie),
  • het bieden van andere mogelijkheden om te waarschuwen, zoals NL-alert, vanwege het feit dat het WAS het plangebied niet dekt, en in een later stadium afspraken worden gemaakt over de mogelijke manieren van waarschuwen.

De bovengenoemde aspecten betreffen met name inrichtingsaspecten. Het wijzigingsplan heeft niet als doel om de inrichting vast te leggen, maar biedt wel de planologische ruimte om hier aan te kunnen voldoen. De definitieve inrichting wordt afgestemd met de Veiligheidsregio.

Plaatsgebonden risico

Het wijzigingsplan maakt geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk binnen de plaatsgebonden risicocontour (PR10-6) van een risicovolle inrichting of van een transportroute van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor of in een buisleiding. Ook is de realisatie van risicovolle inrichtingen binnen het plangebied uitgesloten. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering.

Verantwoording groepsrisico

Het wijzigingsplan maakt de ontwikkeling van nieuwe functies mogelijk waardoor de personendichtheid toeneemt binnen de invloedsgebieden van de aanwezige risicobronnen. Middels vuistregels is voor het moederplan beoordeeld welk effect de totale ontwikkeling heeft op het groepsrisico. Op basis hiervan het is geconcludeerd dat zowel de oriëntatiewaarde als 10% van de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Deze conclusie is ook van toepassing op het wijzigingsplan. Er zijn geen nieuwe externe veiligheidsrisico's bij gekomen en de omgeving van het plangebied is ontwikkeld zoals in het moederplan is voorzien. Er zijn geen aanleidingen om uit te gaan van een hogere personendichtheid dan waar in het onderzoek van is uitgegaan. Het onderzoeksrapport bij het moederplan is opgenomen als bijlage 4 bij het wijzigingsplan.

Het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Waddinxveen hebben kennisgenomen van het uitgevoerde onderzoek naar externe veiligheid die voor het moederplan is opgesteld en achten het groepsrisico voor het wijzigingsplan aanvaardbaar.

5.6 Luchtkwaliteit

5.6.1 Wettelijk kader

Indien mensen met regelmaat luchtverontreinigende stoffen inademen kan dit leiden tot effecten op de lichamelijke gezondheid. Daarom moet bij ruimtelijke planvorming rekening worden gehouden met de effecten van de plannen op de luchtkwaliteit en de luchtkwaliteit ter plaatse. Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen: Wet luchtkwaliteit), het Besluit niet in betekenende mate en het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) stellen grenzen aan de concentraties van luchtverontreinigende stoffen. De meest kritische stoffen ten gevolge van het verkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). In 2011 moet aan de grenswaarden (jaargemiddelde en 24-uursgemiddelde concentratie) voor PM10 worden voldaan. Voor NO2 geldt dat vanaf 2015 moet worden voldaan aan de (jaargemiddelde en uurgemiddelde) grenswaarden.

5.6.2 Concentraties stikstofdioxide en fijn stof in het plangebied

Voor het opstellen van het bestemmingsplan 'Glasparel+' is gekeken naar de destijds aanwezige en toekomstige luchtkwaliteit. Ten behoeve van voorliggend wijzigingsplan is door M+P raadgevende ingenieurs BV beoordeeld of de conclusies van het onderzoek nog van toepassing zijn (zie bijlage 5 van het wijzigingsplan).

In het onderzoek uit 2013 is het plangebied van het wijzigingsplan al beschouwd als bedrijventerrein. Er is daarom geen effect op de berekeningen. De conclusie dat er geen overschrijdingen zijn van de jaargemiddelde norm voor PM10 en NO2 en dat voldaan wordt aan het maximaal toegestane aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 en de daggemiddelde grenswaarde voor PM10 blijft daarmee van toepassing. De maximaal berekende jaargemiddelde concentratie PM10 is 24 µg/m3.

Vanaf 1 januari 2015 is echter ook een grenswaarde voor PM2,5 van kracht, waaraan in het onderzoek van 2013 niet is getoetst. De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie PM2,5 is overal in Nederland 25 µg/m3. De termen PM2,5 en PM10 worden gebruikt voor deeltjes in de lucht die kleiner dan respectievelijk 2,5 µm en 10 µm. De concentratie PM2,5 is dus altijd kleiner dan de concentratie PM10. Omdat de voor de jaargemiddelde concentratie PM10 in alle scenario's al aan de grenswaarde voor PM2,5 voldoet, is te concluderen dat ook de grenswaarde voor PM2.5 niet overschreden wordt.

5.7 Bodem

5.7.1 Wettelijk kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen. Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging en de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb).

5.7.2 Eerder uitgevoerde bodemonderzoeken

Ten behoeve van het opstellen van bestemmingsplan 'Glasparel+' zijn diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken betreffen, voor zover hier relevant, een historisch bodemonderzoek en een verkennend bodemonderzoek en zijn als bijlage opgenomen bij het bestemmingsplan 'Glasparel+'. Uit het historisch onderzoek kwam naar voren dat aanvullend onderzoek nodig was op een aantal locaties, dat in de vorm van een verkennend bodemonderzoek heeft plaatsgevonden. Door middel van het uitgevoerde verkennend bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Op basis hiervan gelden er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen beperken aan het toekomstig gebruik van het plangebied van voorliggend wijzigingsplan.

5.7.3 Actueel historisch onderzoek

Omdat de termijn van vrijstelling van bodemonderzoek is verlopen en het laatste bodemonderzoek ouder dan 5 jaar is, is door Hoste Milieutechniek BV een actualiserend historisch bodemonderzoek uitgevoerd voor de periode van 2013 tot heden voor het plangebied (kenmerk U18-0526, d.d. 27 juni 2018). Dit actualiserend historisch bodemonderzoek is opgenomen in bijlage 6 bij dit wijzigingsplan.

De conclusie van het onderzoek is dat op basis van de doorgenomen gegevens de nog te verkopen kavels en/of percelen onverdacht zijn op het voorkomen van verontreinigingen. Er is geen sprake van verdachte slootdempingen, grensoverschrijdende verontreiniging(en), verdachte omstandigheden, opslag van olieproducten en/of chemicaliën, bodembedreigende omstandigheden of bodembelastende activiteiten. Voor de braakliggende percelen wordt opnieuw uitvoeren van actualiserend bodemonderzoek niet nodig geacht. Deze conclusie is door de ODMH op 4 juli 2018 bevestigd middels een bodemgeschiktheidsverklaring. Er is een vrijstelling verleend voor het uitvoeren van bodemonderzoek voor de komende vijf jaar.

5.8 Archeologie

5.8.1 Beleid en regelgeving

De Monumentenwet verplicht om bij de vaststelling van een ruimtelijk plan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van regels in het plan ten aanzien van de afgifte van bouw- en omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze regels kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving. De gemeente heeft op grond van de Monumentenwet archeologiebeleid opgesteld. Dit beleid is verwoord in een beleidsnota 'Nota archeologiebeleid gemeente Waddinxveen', en het bijbehorende kaartmateriaal en de toelichting. In het beleid worden gebieden aangewezen waar archeologische waarden- en verwachtingen zijn en is bepaald dat bij bodemverstoringen in ieder geval archeologieonderzoek noodzakelijk is.

Aan de hand van het beleid en de hiervan onderdeel uitmakende cultuurhistorische atlas is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Elk archeologisch onderzoek dient te worden uitgevoerd conform de bepalingen in de Monumentenwet, het provinciaal en/of gemeentelijk beleid en de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), waarbij in de regel de Archeologische Monumenten Zorg (AMZ) cyclus wordt doorlopen. De cyclus bestaat uit vooronderzoek dat een rapport moet opleveren waarbij de archeologische waarde van een terrein aangetoond wordt. Vervolgens neemt het bevoegd gezag een beslissing (een selectiebesluit) over de eventueel aanwezige archeologische waarden en dient dit uitgevoerd te worden.

5.8.2 Archeologisch onderzoek

In opdracht van Duurzaam Glas Waddinxveen B.V. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in april/mei 2015 een inventariserend veldonderzoek (geoarcheologische kartering) uitgevoerd in verband met de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied in de gemeente Waddinxveen. Dit onderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen zou kunnen leiden tot aantasting of vernietiging van mogelijk aanwezige archeologische resten. Het rapport is als bijlage 7 toegevoegd aan het wijzigingsplan.

Op basis van de boorgegevens van de uitgevoerde archeologische onderzoeken in het plangebied Glasparel+ wordt een vrijstellingsdiepte van 7,5 m -NAP (ca. 2,5 m -Mv) aanbevolen ten aanzien van toekomstige bodemingrepen/ graafwerkzaamheden. Indien dieper dan deze diepte zal worden gegraven, wordt geadviseerd om in overleg met (de adviseur van) het bevoegd gezag te bepalen of een aanvullend archeologisch onderzoek (archeologische kartering) zinvol en billijk is.

Ten aanzien van de potentiële verstoring van funderings-/heipalen op eventueel aanwezige resten wordt aanbevolen om deze buiten beschouwing laten. Er wordt, met andere woorden, geadviseerd het plangebied vrij te geven voor het plaatsen van funderingspalen.

5.8.3 Beoordeling door Omgevingsdienst Midden-Holland

De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft het wijzigingsplan beoordeeld op archeologie. In en rondom het plangebied Glasparel+ zijn in totaal drie grote archeologische onderzoeken uitgevoerd:

1) in 2012 heeft adviesbureau ADC 103 boringen gezet (rapport 3105, 15 oktober 2012). Dit onderzoek betrof een verkennend onderzoek van de stroomgordelafzettingen. Op basis van dit onderzoek is geadviseerd drie locaties nader te onderzoeken met een karterend booronderzoek.

2) in 2014 is het karterend booronderzoek uitgevoerd door adviesbureau ADC (rapport 3605, 13 mei 2014). Er zijn circa 70 boringen gezet. Er zijn geen aanwijzingen aangetroffen voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Het advies was het onderzoeksgebied vrij te geven.

3) het geo-karterend booronderzoek van adviesbureau RAAP in 2015. Dit onderzoek is in de bijlage van het wijzingsplan meegeleverd. Ook tijdens dit onderzoek zijn geen archeologische resten aangetroffen. Specifiek werd er gekeken of de stroomgordelafzettingen überhaupt geschikt zijn geweest voor bewoning. Het onderzoek heeft hier niet eenduidig op kunnen antwoorden.

De ondergrond van het plangebied Glasparel+ is intensief onderzocht door middel van een verkennend en karterend booronderzoek. Er zijn tot nu toe geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Het onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat (relatief) grote en goed detecteerbare archeologische vindplaatsen niet aanwezig zijn binnen en direct rondom het plangebied Glasparel+.

Op basis van alle drie uitgevoerde archeologische onderzoeken wordt geadviseerd om voor dit plangebied af te zien van een archeologische dubbelbestemming. Er heeft immers een karterend veldonderzoek plaatsgevonden en er zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische waarden. De ODMH geeft aan dat het plangebied voldoende is onderzocht en dat kan worden vrijgegeven voor de toekomstige ontwikkelingen.

5.8.4 Conclusie voor het wijzigingsplan

Er is geen archeologisch beschermingsregime opgenomen in het wijzigingsplan. Bij uitvoering geldt wel de plicht om eventuele archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumentenwet. Verstoring dieper dan 2,5 m is toegestaan, mits dit het slaan van heipalen betreft.

Er is hiermee afgeweken van het (vastgestelde) Parapluplan Archeologie en Parkeren dat gebaseerd is op het archeologiebeleid van november 2012. Het archeologisch onderzoek dat is uitgevoerd voor Glasparel+ is meer locatiespecifiek en actueler en geeft daardoor een gerichter advies dan het archeologiebeleid. De ODMH heeft op basis van het karterend booronderzoek het onderzochte gebied vrijgegeven.

5.9 Ecologie

5.9.1 Wettelijk kader

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming. Dit betekent, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet- en regelgeving de uitvoering van de ontwikkeling al dan niet in de weg staat. De gebiedsbescherming en de soortenbescherming zijn per 1 januari 2017 geregeld in de Wet natuurbescherming

5.9.2 Ecologisch onderzoek

5.10 Water

In dit hoofdstuk wordt voor water beschreven wat het wettelijk kader is en welke effecten op het watersysteem verwacht (kunnen) worden als gevolg van dit wijzigingsplan. De gegevens zijn afkomstig uit diverse bronnen en de gevoerde overleggen met het Hoogheemraadschap.

5.10.1 Wettelijk kader

5.10.2 Waterhuishoudingsysteem Zuidplaspolder

In de Zuidplaspolder is sprake van diepe peilen met een grote drooglegging in de droogmakerijen. Veel hogere peilen ( met ook een veel geringere drooglegging om te snelle klink van het veen te voorkomen) komen in de hogergelegen veenpolders en resten bovenland. De waterhuishouding van de veenweidegebied is voor een belangrijk deel gekoppeld aan de Gouwe, die van de droogmakerijen vooral aan de ringvaart. Beide staan in verbinding met de Hollandsche IJssel. De waterhuishouding binnen de bebouwde kom van Waddinxveen sluit nog aan op deze twee systemen.

De Zuidplaspolder is in de huidige situatie verdeeld in ongeveer 25 peilgebieden, verspreid over twee bemalingseenheden. Het grote aantal peilvakken is toe te schrijven aan het feit dat gebieden met een verschillende grondslag sinds de drooglegging met een verschillende snelheid inklinken.

Aanzienlijke inklinking maakt frequente peilaanpassingen noodzakelijk. Daarnaast heeft elke stedelijke uitbreiding een eigen peilgebied. Een aantal kleinere peilvakken heeft een vast peil, terwijl in de overige vakken een tegennatuurlijk peilbeheer wordt gevoerd. De zomerpeilen zijn in deze laatste vakken hoger dan de winterpeilen.

Peilvakken wateren via natuurlijk verval of door kleine gemalen af op de hoofdwatergangen. Het water uit de Zuidplaspolder wordt door gemaal Zuidplas ( te Waddinxveen) en het gemaal Abraham Kroes ( te Moordrecht) in de ringvaart gepompt. Alleen Gemaal Abraham Kroes voert vanuit de ringvaart polderwater af naar de Hollandsche IJssel. Naast deze twee poldergemalen worden 17 onderliggende gemaaltjes centraal bediend.

5.10.3 Huidige waterhuishoudkundige situatie in het plangebied

5.10.4 Wateraspecten in het plan Glasparel+

Waterhuishouding is sinds de drooglegging van de Zuidplas sturend in het ruimtelijke vormgeven van de polder. Daarnaast bepaalt het watersysteem in grote mate de leefbaarheid van het gebied. Allereerst omdat een goed watersysteem zorgt voor veiligheid. Maar tevens omdat een goed ontworpen watersysteem zorgt voor een goede habitat voor zowel mens als dier.

5.10.5 Effecten op de waterhuishouding

5.10.6 Resultaat van de watertoets

In het kader van het vooroverleg wordt het wijzigingsplan voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard.

5.11 M.e.r. Beoordeling

5.11.1 Inleiding

Sinds de wijziging van het Besluit m.e.r. per 1 april 2011 zijn er twee vormen van m.e.r.-beoordelingen: 1.) projecten die vallen onder bijlage D van het Besluit m.e.r. en 2.) de vormvrije m.e.r.-beoordeling ook wel vergewisplicht genoemd. Achterliggende gedachte hierbij is dat ook kleine projecten het milieu relatief zwaar kunnen belasten.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling gelden twee voorwaarden:

  • het gaat over één of meer activiteiten die voorkomen op de D-lijst van het Besluit m.e.r.
  • de omvang van al die activiteit(en) ligt onder de drempelwaarde (kolom 2 van de D-lijst).

Het realiseren van bedrijven is een activiteit die wordt genoemd in het Besluit m.e.r. (categorie D11.3 industrieterrein met oppervlakte van 75 hectate of meer). Het plan blijft echter ruim onder de drempelwaarden. Dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.

Het bevoegd gezag moet beoordelen of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu als gevolg van de activiteiten kunnen worden uitgesloten. Voor het uitvoeren van de beoordeling moet gebruik gemaakt worden van bijlage III bij de richtlijn 2011/92/EU (richtlijn milieu-effectbeoordeling). Er gelden geen procedurele verplichtingen voor deze beoordeling.

5.11.2 Betekenis voor het plan

Voor het moederplan Glasparel+ heeft een m.e.r.-beoordeling plaatsgevonden. Bij deze effectbeoordeling (is rekening gehouden met zowel de ontwikkeling fase 1 als 2 van de Glasparel+. Conclusie van de m.e.r.-beoordeling is dat Glasparel+ geen belangrijke negatieve milieueffecten zal veroorzaken die een volwaardige m.e.r.-procedure wenselijk of noodzakelijk maken.

Ten behoeve van het wijzigingsplan zijn de diverse milieuaspecten opnieuw beoordeeld, zie voorgaande paragrafen. Hieruit blijkt dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn te verwachten. Een volwaardige m.e.r.-procedure is niet nodig voor het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

6.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan bestaat uit de verbeelding en planregels.

Verbeelding

De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven.

Regels

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Toelichting

De toelichting heeft geen bindende werking; de toelichting maakt juridisch ook geen onderdeel uit van het wijzigingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. In de toelichting zijn de beleidsintenties aangegeven met betrekking tot het toekomstig grondgebruik.

6.2 De Bestemmingen

Het wijzigingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Inhoudelijk wordt aangesloten bij de kaders van het moederplan, bestemmingsplan 'Glasparel+'.

Hier wordt per artikel een toelichting geboden bij de gekozen bestemmingen en de meer algemene regels die zijn opgenomen in dit wijzigingsplan. In dit wijzigingsplan komen de volgende bestemmingen voor:

  • Bedrijf;
  • Bedrijventerrein - 1;

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zijn hieronder de diverse regels artikelsgewijs worden besproken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.

Artikel 1 Begrippen

in dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. De begrippen van het moederplan zijn bepalend en hoeven in wijzigingsplannen niet te worden opgenomen. Begrippen die horen bij het wijzigingsplan zijn wel opgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels. De wijze van meten in dit wijzigingsplan is zelfstandig opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Deze artikelen bevatten de regels die direct verband houden met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Per bestemming en per artikel geldt in de meeste gevallen het volgende stramien:

  1. 1. een beschrijving van de bestemming;
  2. 2. de bouwregels: regels omtrent hoogte, bebouwingsdichtheid enz. De bouwregels geven aan welke bouwwerken mogen worden opgericht.
  3. 3. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot bouwregels;
  4. 4. (eventueel) een omschrijving van de specifieke gebruiksregels;
  5. 5. (eventueel) een afwijkingsbevoegdheid van burgemeester en wethouders met betrekking tot gebruiksregels;

De aanduidingen zijn op de verbeelding met een lettercode aangegeven, die in de regels terug zijn te vinden.

Artikel 3 Bedrijf

Deze bestemming heeft betrekking op de kleinschalige bedrijfskavels, die functioneel onderdeel uitmaken van het logistieke bedrijventerrein. De bestemmingsregels sluiten dan ook aan op die van de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De bedrijfskavels liggen op een kleinere afstand tot gevoelige bestemmingen, zoals woningen. Vandaar dat bedrijvigheid is toegestaan tot en met milieucategorie 2.

In afwijking hierop kunnen bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie worden toegestaan, indien deze naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig is aan bedrijfsactiviteiten tot en met milieucategorie 2.

Ook is een minimale kavelgrootte opgenomen. Elk bouwperceel dient minimaal 2.000 m2 te bedragen.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 1

Deze bestemming heeft betrekking op de afronding van het logistieke bedrijventerrein. Toegelaten bedrijfsactiviteiten hebben betrekking op logistiek, transport en distributie. De ruime afstand tussen het bedrijventerrein en gevoelige bestemmingen rechtvaardigt de maximale milieucategorie 3.2. De bestemmingsregels zijn gelijk aan het bestaande deel van het logistieke terrein.

Bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Er geldt een maximum bebouwingspercentage van 70%. Daar waar dat uit oogpunt van beeldkwaliteit wenselijk is, zijn op de verbeelding gevellijnen opgenomen. Ter plaatse van de gevellijnen geldt de verplichting om de betreffende gevel van de bedrijfsgebouwen in deze lijn te bouwen zodat een strak, aaneengesloten, gevelbeeld ontstaat. Dit betekent overigens niet, dat alle gevellijnen volledig bebouwd moeten worden: als er een gevel wordt gerealiseerd, dan moet deze in de gevellijn staan, maar de afmetingen van de gevel zelf zijn niet vastgelegd (ofwel: niet 100% van de gevellijn moet worden bebouwd).

Om de architectonische verscheidenheid en de daarmee samenhangende beeldkwaliteit tegemoet te komen, is de mogelijkheid opgenomen om de gevellijn langs de Bredeweg te overschrijden met een uitbouw vanaf het niveau van de tweede bouwlaag en hoger. Op maaiveldniveau wordt de bebouwing opgericht in de gevellijn. De gronden voor zover gelegen onder de overkraging krijgen een groene of blauwe invulling.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Deze artikelen bevatten algemene regels die op de bestemmingen van toepassing zijn. Het betreft de volgende artikelen:

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Deze regeling is wettelijk voorgeschreven als standaard.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Deze regeling heeft betrekking op het in stand houden van bestaand legaal gebruik en bebouwing en het heroprichten van bestaande bebouwing die afwijkt van het bepaalde in het wijzigingsplan.

Hoofdgebouwen mogen alleen worden gebouwd indien er is voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Om een indicatie te geven van wat wordt gezien als 'voldoende parkeergelegenheid' is het gemeentelijk parkeerbeleid van toepassing. Op 9 juli 2014 heeft de gemeenteraad het parkeerbeleid vastgesteld en dit is in 2017 aangevuld. Dit parkeerbeleid geeft aan wat wordt verstaan onder een goede parkeersituatie en wat het bereik van de verantwoordelijkheid van de gemeente is. Het parkeerbeleid is een uitwerking van het eerder door de gemeenteraad vastgestelde Mobiliteitsplan Waddinxveen 2013-2020. Met het parkeerbeleid werkt de gemeente aan het bereiken van de ambities uit het mobiliteitsplan.

In het parkeerbeleid staat dat voor de hele gemeente de stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk' is. In Waddinxveen worden qua woonmilieu alleen de categorieën 'rest bebouwde kom' of 'buitengebied' gebruikt. Het parkeerbeleid kan gedurende de planperiode wijzigen naar aanleiding van voortschrijdend inzicht.

Op basis van het parkeerbeleid is de stedelijkheidsgraad van het plangebied 'matig stedelijk gebied' en het plangebied ligt qua woonmilieu in het 'buitengebied'.

functie parkeerkencijfer
wonen vrijstaand (per woning) 2,4
wonen twee-onder-een-kap (per woning) 2,2
wonen tussen / hoek (per woning) 2,0
wonen - werkkavels (per kavel) 2,4
bedrijven - gemengd terrein (per 100 m2 b.v.o.) (agribusiness en bedrijven achter Plasweg) 2,4
bedrijven - logistiek (per 100 m2 b.v.o.) 1,1
glastuinbouw (per hectare) 4,0

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

In dit artikel worden enkele onwenselijke gebruiksvormen expliciet uitgesloten en is een regeling opgenomen voor het parkeren op eigen terrein overeenkomstig artikel 8 van het bestemmingsplan 'Parapluplan Archeologie en Parkeren' (vastgesteld september 2018).

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

In deze regeling zijn de standaard afwijkingsregels opgenomen die de gemeente Waddinxveen hanteert waarbij ondergeschikte overschrijdingen van de gestelde regels mogelijk wordt gemaakt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk bevat de laatste bepalingen van de bestemmingsregels. Het betreft de volgende artikelen:

Artikel 9 Overgangsrecht

Artikel 10 Slotregel

Deze artikelen bevatten standaard regelingen die zijn voorgeschreven.

6.3 Handhaafbaarheid

Een van de uitgangspunten bij de ontwikkeling van een ruimtelijk plan, dus ook bij de ontwikkeling van voorliggend wijzigingsplan, is dat de in het plan opgenomen regels handhaafbaar dienen te zijn. Handhaving van het ruimtelijk beleid verdient aandacht, omdat het een voorwaarde is voor het behoud en de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit in het plangebied. Bij de totstandkoming van zowel het moederplan - bestemmingsplan 'Glasparel+' - als het wijzigingsplan is aandacht besteed aan de handhaafbaarheid van de in het plan opgenomen regels. Ten behoeve van een goede handhaving van de regels zijn de volgende factoren van belang:

  1. 1. Voldoende kenbaarheid geven aan het plan;
  2. 2. Voldoende draagvlak voor het beleid en de regelgeving in het plan;
  3. 3. Inzichtelijke en realistische regeling.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Haalbaarheid

Bij het opstellen van een wijzigingsplan dient de financiële haalbaarheid van het plan aangetoond te worden. Op grond van artikel 6.12, lid 1, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moet voor een wijzigingsplan een exploitatieplan worden vastgesteld indien er sprake is van een 'bouwplan'. Artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschrijft wat een 'bouwplan' is. De tweede fase van de ontwikkeling van Glasparel+, zoals met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt, wordt gezien als een bouwplan in de zin van deze bepaling. De raad kan bij een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan, besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, wanneer:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is (art. 6.12 Wro);
  2. 2. er geen kosten te verhalen zijn (art. 6.2.1a Bro).

Met onderhavig wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Er is een anterieure overeenkomst gemaakt tussen de gemeente en ontwikkelaar. Er is geen exploitatieplan nodig.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Betrokkenheid

In artikel 3.9a Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat op de procedure voor het wijzigen van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Dit houdt in dat de zgn. uniforme openbare voorbereidingsprocedure moet worden gevolgd. Het ontwerpwijzigingsplan heeft van 20 december 2018 tot en met 30 januari 2019 voor eenieder ter visie gelegen. Het plan was in die periode te raadplegen in het gemeentehuis, via de gemeentelijke website en via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Er is op 9 januari 2019 een inloopavond georganiseerd in het gemeentehuis.

8.1 Overleg 3.1.1. Bro

Het ontwerpwijzigingsplan is in de bovengenoemde periode ook voorgelegd aan de betrokken bestuurlijke instanties, zoals het waterschap, de provincie en omliggende gemeenten. Dit bestuurlijk vooroverleg is verplicht op grond van artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijk ordening. Van de provincie, het waterschap, de gemeente Gouda en de Gasunie zijn reacties ontvangen waarin aangegeven is dat er geen bezwaren zijn tegen het wijzigingsplan. Andere instanties hebben geen reactie ingediend.

8.2 Zienswijzen

Gedurende de bovengenoemde periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen op het ontwerpwijzigingsplan ingediend.

8.3 Ambtshalve Wijzigingen

Het vooroverleg over en de terinzagelegging van het ontwerpwijzigingsplan hebben geen wijzigingen voor het voorliggende vastgestelde wijzigingsplan gehad. Wel zijn de volgende ambtshalve wijzigingen doorgevoerd:

  • Paragraaf 1.2 is aangepast in lijn met de procedure die gevolgd is
  • In paragraaf 4.5.3 van de toelichting is de tekst over het oude groenstructuurplan vervangen door het groenstructuurplan uit 2016
  • In de paragrafen 4.5.4, 5.8.4 en 6.2 van de toelichting zijn passages over het paraplubestemmingsplan Archeologie en Parkeren toegevoegd
  • Paragraaf 5.9 is aangevuld met drie punten van advies van de ODMH
  • Hoofdstuk 8 is aangevuld met de resultaten uit het vooroverleg en de tervisielegging van het ontwerpwijzigingsplan, alsmede de ambtshalve wijzigingen
  • In de toelichting en de regels is de term 'bestemmingsplan' 4 keer vervangen door 'wijzigingsplan' en is het onderscheid tussen beide planvormen op een aantal plaatsen verduidelijkt.
  • De artikelen in de regels die betrekking hadden op het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid zijn verwijderd, omdat er in een wijzigingsplan geen nieuwe wijzigingsbevoegdheid opgenomen kan worden
  • Aan de binnenplanse afwijkingsbevoegdheden in de artikelen 3.5 en 4.5 van de regels is toegevoegd dat de betreffende bevoegdheden niet toepasbaar zijn voor biomassacentrales.
  • In artikel 9 'Overgangsrecht' is de bepaling sub 9.1.1 in overeenstemming gebracht met de voorgeschreven overgangsbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening en luidt nu “Het bevoegd gezag kan…” in plaats van “Burgemeester en wethouders kunnen”

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein

Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Bedrijventerrein

Bijlage 2 Verkeersonderzoek Glasparel+

Bijlage 2 Verkeersonderzoek Glasparel+

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer Woning Plasweg

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer woning Plasweg

Bijlage 4 Onderzoek Externe Veiligheid

Bijlage 4 Onderzoek Externe veiligheid

Bijlage 5 Beoordeling Luchtkwaliteit

Bijlage 5 Beoordeling luchtkwaliteit

Bijlage 6 Actualiserend Historisch Bodemonderzoek

Bijlage 6 Actualiserend historisch bodemonderzoek

Bijlage 7 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 7 Archeologisch onderzoek

Bijlage 8 Ecologisch Onderzoek

Bijlage 8 Ecologisch onderzoek

Bijlage 9 Notitie Stikstofdepositie

Bijlage 9 Notitie Stikstofdepositie