KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Toepassingsverklaring
Artikel 3 Herziening Van De Regels
Hoofdstuk 3 Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Algemeen
1.2 Aanleiding En Doel
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.4 Geldende Bestemmingsplannen
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Inleiding
2.2 Huidige Situatie
2.3 Toekomstige Situatie, Het Initiatief
2.4 Toetsing Aan De Wijzigingsregels
2.5 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten
3.1 Beleidskader
3.2 Bodem
3.3 Water
3.4 Lucht
3.5 Externe Veiligheid
3.6 Natuur
3.7 Archeologie En Cultuurhistorie
3.8 Bedrijven En Milieuzonering
3.9 Kabels En Leidingen
3.10 Conventionele Explosieven
3.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet
4.1 Plansystematiek
4.2 Indeling Van De Regels
4.3 Wijze Van Bestemmen
Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Vooroverleg
6.2 Participatie
6.3 Inspraak
Bijlage 1 Integrale Ontwikkelvisie Bijleveld En Compensatieplan Nnn N226
Bijlage 2 Voorlopig Ontwerp Natuurinrichting Met Impressies
Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Aanvullend Bodemonderzoek En Verkennend Onderzoek Asbest In Bodem/puin
Bijlage 5 Natuurtoets
Bijlage 6 Berekening Stikstofdepositie
Bijlage 7 Archeologisch Bureau- En Verkennend Booronderzoek
Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 9 Participatieverslag

Natuurontwikkeling Breudijk Harmelen

Wijzigingsplan - gemeente Woerden

Ontwerp op 19-12-2023 - in voorbereiding

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het wijzigingsplan Natuurontwikkeling Breudijk Harmelen met identificatienummer NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1 van de gemeente Woerden.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Toepassingsverklaring

2.1 Toepassingsverklaring verbeelding

Dit wijzigingsplan wijzigt de verbeelding behorende bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' van de gemeente Woerden, zoals vastgesteld op 25 juni 2015, overeenkomstig de wijze, zoals vervat in de verbeelding behorende bij onderhavig wijzigingsplan.

2.2 Toepassingsverklaring regels

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' van de gemeente Woerden, zoals vastgesteld op 25 juni 2015, onverkort van toepassing.

Artikel 3 Herziening Van De Regels

De regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' worden als volgt herzien:

  • In artikel 24.4.2 ondar a.1 wordt vervangen door ‘werken en werkzaamheden in het kader van het normaal beheer en onderhoud’.
  • In de artikelen 24.4.1, 25.4.1 en art 26.4.1 wordt het verbod onder f vervangen door:

f. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging of verhoging van het grondwaterpeil;

  • en worden de volgende verboden toegevoegd:

k. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;

l. het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.

Hoofdstuk 3 Slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Natuurontwikkeling Breudijk Harmelen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Het is de ambitie en wettelijke verantwoordelijkheid van de provincie Utrecht om natuurwaarden te beschermen en de kwaliteit te versterken. Hiermee dragen we ook zorg voor de Utrechtse biodiversiteit, waaronder onze aandachtsoorten. Om deze ambitie te realiseren en daarmee leefgebieden van de beschermde soorten veilig te stellen, is ruimte nodig in de vorm van een robuust netwerk van aaneengeschakelde natuurgebieden.

Het Natuur Netwerk Nederland (NNN) is een netwerk van op elkaar aangesloten natuurgebieden in ons land. Zo'n netwerk is belangrijk voor de natuur. Want grotere natuurgebieden zijn beter bestand tegen droogte, klimaatverandering en andere schadelijke invloeden. Ook kunnen er meer soorten planten en dieren leven en kunnen planten en dieren zich makkelijker verspreiden.

1.2 Aanleiding En Doel

Uitbreiding Natuur Netwerk Nederland (NNN)

In het Akkoord van Utrecht ligt vast hoeveel nieuwe natuur jaarlijks moet worden ontwikkeld. De geplande uitbreiding van het Utrechtse NNN is 1.570 hectare in de periode 2011-2027. Om dit doel te halen, moeten we jaarlijks nieuwe natuur realiseren. Dit doen we door de functie van gronden aan te passen, bijvoorbeeld van landbouwgrond naar natuurgrond.

Natuurcompensatie

De provincie Utrecht heeft ter verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming op het tracé van de N226 Hertekop - Arnhemseweg een aantal ruimtelijke aanpassingen gedaan. Hiervoor heeft de provincie Utrecht het inpassingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel' vastgesteld. Eén van de gevolgen van de verbreding van de hoofdrijbaan van de N226 is het verlies van natuurlijke waarden in het gebied. Het gaat om een gebied dat met haar natuurlijke waarden tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN) behoort en door de verschuiving van de hoofdrijbaan en de aansluiting van de Parallelweg op de Lockhorsterweg wordt aangetast.

De natuur die door deze ingreep is aangetast, moet worden gecompenseerd. Hiervoor is in het inpassingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel' een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Locatie aan de Bijleveld

Voor de aanleg van nieuwe natuur en natuurcompensatie is de locatie langs de meanderende waterloop Bijleveld in de gemeente Woerden gekozen. Ter plaatse van de beoogde locatie aan de Bijleveld is het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' van toepassing. Dit bestemmingsplan bevat binnen de agrarische bestemming voor de beoogde percelen een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Natuur.
Met het voorliggende wijzigingsplan wordt toepassing gegeven aan deze bevoegdheid waarmee nieuwe natuur wordt aangelegd en wordt voorzien in de natuurcompensatie zoals hiervoor beschreven.

1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt op de westelijke oever van de Bijleveld, een meanderende waterloop ten oosten en noordoosten van Harmelen. Het plangebied ligt in het noordoosten van de gemeente Woerden, op de grens met de gemeente Utrecht.

Het plangebied wordt aan de noordwestkant begrensd door de Breudijk. Aan de noordoost - en oostkant wordt het plangebied begrensd door een aftakking van de waterloop Bijleveld. Aan de zuidkant vormt een fietspad, dat de Breudijk met de Bijleveldweg verbindt, de grens van het plangebied.

De globale ligging van het plangebied is weergegeven op figuur 1.1. In figuur 1.2 is het plangebied nader bepaald en in beeld gebracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1_0001.png"

Figuur 1.1: Globale ligging van het plangebied ten opzichte van Woerden, Harmelen en Utrecht (bron: GoogleMaps)

Het plangebied omvat de percelen kadastraal geregistreerd als HML01-L-2357, HML01-L-2359, HML01-L-1885 en HML01-L-1887 en zijn in eigendom van de provincie Utrecht. De oppervlakte van de desbetreffende percelen bedraagt tezamen ongeveer 82.000 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1_0002.png"

Figuur 1.2: Plangebied in rood aangeduid (bron: www.kadastralekaart.com)

1.4 Geldende Bestemmingsplannen

Het plangebied is gelegen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' van de gemeente Woerden, zoals vastgesteld op 25 juni 2015. Ter plaatse van het plangebied is de bestemming 'Agrarisch' opgenomen. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bescherming grondwaterafhankelijke natuur' van toepassing.

Voor het plangebied is een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming 'Natuur' opgenomen. Volgens artikel 36.6 'Wijziging natuurontwikkeling' zijn burgemeester en wethouders bevoegd om het plan ten behoeve van deze bestemming te wijzigen, onder de voorwaarde dat het wijzigen mag plaatsvinden op gronden waarvan vaststaat dat:

  1. a. de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing niet onevenredig wordt belemmerd;
  2. b. daar natuurontwikkeling daadwerkelijk zal plaatsvinden of heeft plaatsgevonden, en
  3. c. de gronden in bezit zijn van een natuurbeschermingsorganisatie of via particulier natuurbeheer als natuurgebied worden ingericht;
  4. d. is aangetoond dat de ontwikkeling financieel uitvoerbaar is.

Waarde Archeologie 1 en 3

De archeologische waarden in het plangebied zijn volgens het geldende bestemmingsplan beschermd door beperkingen te stellen aan grondwerkzaamheden die hetzelfde plan voor de onderliggende bestemmingen mogelijk maakt. Hoe hoger de te verwachten archeologische waarden, hoe groter de beperkingen.

Voor Archeologie 1 en 3 geldt een omgevingsvergunningplicht voor diverse grondwerkzaamheden die 30 cm respectievelijk 100 cm beneden maaiveld en meer dan 100 m² respectievelijk 10.000 m² oppervlakte omvatten.

Gebiedsaanduiding 'Milieuzone - bescherming grondwaterafhankelijke natuur'

Ter plaatse van deze gebiedsaanduiding geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van diverse grondwerkzaamheden dieper dan 60 cm onder maaiveld. Het gaat hier om gronden die mede bestemd zijn voor de bescherming van de kwantiteit en kwaliteit van het grondwater ten behoeve van het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van grondwaterafhankelijke natuurgebieden.


Op 20 april 2023 heeft de raad van de gemeente Woerden het Parapluplan Woerden 1 (bouwlagen stallen, PDV, kleine windmolens) vastgesteld. Dit parapluplan bevat aanvullende mogelijkheden voor de onderwerpen (1) aantal bouwlagen van stallen voor dieren bij agrarische bedrijven in het buitengebied, (2) de mogelijkheden voor nieuwe perifere detailhandel (PDV) op bedrijventerreinen en (3) de bouw van kleine windmolens in het buitengebied van Woerden. Alleen de regeling van windmolens is ook van toepassing op het plangebed van het voorliggende wijzigingsplan.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 van deze toelichting bevat de planbeschrijving. In dat hoofdstuk wordt ingegaan op het initiatief en de wijze waarop dat in het wijzigingsplan is vertaald. In hoofdstuk 3 wordt aandacht besteed aan de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan in relatie tot het vigerende beleid, de relevante milieuhygiënische en planologische aspecten. De juridische planopzet wordt toegelicht in hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 en 6 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en de procedure.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

Het voorliggende wijzigingsplan voorziet onder andere in de natuurcompensatie die is vereist op grond van een voorwaardelijke verplichting in het inpassingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel'. Hiervoor wordt de, voor de in paragraaf 1.2 bedoelde percelen, geldende bestemming 'Agrarisch' gewijzigd naar 'Natuur' door middel van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in artikel 36.6 van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen'.

Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel

Het inpassingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel' is op 11 december 2017 door Gedeputeerde Staten vastgesteld om een aantal maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming op het tracé van de N226 Hertekop-Arnhemseweg planologisch-juridisch mogelijk te maken. Hierin zijn de volgende maatregelen vastgelegd:

  • aanleg parallelweg;
  • verschuiven hoofdrijbaan en verplaatsen bushalten;
  • verplaatsen nutsgebouw;
  • aanleg fietstunnel;
  • aanleg faunapassage;
  • plaatsing zichtbeperkende voorziening.

Als gevolg van de verschuiving van de hoofdrijbaan in westelijke richting vindt aantasting van de natuurwaarden plaats.

Natuurcompensatie

Als gevolg van de reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan wordt het Natuur Netwerk Nederland (NNN) aangetast. In omvang vindt beperkte aantasting van bestaande natuurwaarden en potentiële waarden plaats. Het betreft echter geen hoge natuurwaarden. Waardevolle oude boskernen worden niet aangetast. De aantasting wordt als negatief maar niet significant beschouwd.

De regels ten aanzien van compensatie NNN zijn vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening (2013 - 2028):

  • de compensatie is minimaal gelijkwaardig aan het verlies aan waarden en kenmerken;
  • de compensatie vindt plaats in aansluiting op het Natuur Netwerk Nederland (NNN), of binnen de groene contour, of binnen het NNN op een locatie waar nog nieuwe natuur moet worden ontwikkeld en dit leidt tot versnelling van realisatie van het NNN;
  • de realisatie van de compensatie, het beheer en de instandhouding daarvan zijn verzekerd op het moment van vaststelling van het ruimtelijk besluit, waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt.

In de voorwaardelijke verplichting is een compensatieopgave van minimaal 1,32 hectare opgenomen. Voor de berekening van deze compensatieopgave wordt verwezen naar het inpassingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel'.

2.2 Huidige Situatie

De gronden van het plangebied worden momenteel gebruikt als weiland. Het plangebied is onbebouwd. Het fietspad door het plangebied is aangelegd in het kader van programma 'Recreatie om de stad' (RodS). Deze vormt een verbinding tussen de Breudijk en de Bijleveldweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1_0003.png"

Figuur 1.3: Huidige situatie (bron: Bureau Waardenburg, 2017)

Voor de aanleg van het fietspad is door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) in de zomer van 2016 reeds een watervergunnning afgegeven. In de benodigde watercompensatie als gevolg van de aanpassingen in de waterhuishouding wordt voorzien door de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de watergang Bijleveld.

2.3 Toekomstige Situatie, Het Initiatief

Voor de compensatie als gevolg van de reconstructie van de N226 Hertekop - Schutterhoeflaan is de locatie langs de meanderende waterloop Bijleveld in de gemeente Woerden gekozen. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt de vereiste natuurcompensatie mogelijk gemaakt waarmee de realisatie, het beheer en de instandhouding daarvan is verzekerd. Het plangebied grenst aan bestaand NNN en heeft een oppervlakte die vele malen groter is dan de compensatieopgave van 1,32 hectare. Het resterende deel wordt aangewend voor de aanleg van nieuwe natuur (ca. 8,2 ha).

Voor het plangebied is een integrale ontwikkelvisie inclusief compensatieplan opgesteld (Bijlage 1) door Bureau Waardenburg. Het rapport is tweedelig. Met dit rapport is een geïntegreerd plan opgesteld voor de inrichting van een natuur- en recreatiegebied op de westoever van de Bijleveld. In het plan zijn de diverse doelen samengebracht, waaronder de compensatieopgave die voortkomt uit de verbreding van de N226.
Inmiddels is de inrichting van het gebied verder uitgewerkt in een voorlopig ontwerp, zie onderstaande figuur. Het voorlopig ontwerp is ook opgenomen als Bijlage 2. Deze bijlage bevat ook een impressie voor de inrichting van de verschillende delen van het plangebied. In dit ontwerp zijn de laatste aanpassingen verwerkt zoals besproken op 20 september 2023 met de vertegenwoordigers van het bewonersplatform.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1_0004.png"

Figuur 1.4: Voorlopig ontwerp natuurinrichting (bron: Adviesbureau R.I.E.T.)


De fietsverbinding tussen de Breudijk en de Bijleveldweg is reeds vergund en gerealiseerd.

Ontwikkelvisie Bijleveld en Compensatieplan NNN N226

Als gevolg van de verbreding van de N226 Hertekop - Schutterhoeflaan wordt het NNN aangetast. Op basis van het compensatiebeginsel NNN dient in principe dezelfde type natuur als welke wordt aangetast, te worden gecompenseerd. Het natuurbeheertype, dat door de verbreding van de N226 wordt aangetast, betreft droog bos met productie (N16.01). Dit type wordt in de provincie aangetroffen op de hoger gelegen zandgronden op de Utrechtse Heuvelrug en lokaal in de Gelderse Vallei. Het betreft het meest algemeen voorkomende natuurbeheertype in de provincie.

In de nabijheid van de ingreep is geen geschikte plek voor natuurcompensatie aanwezig waar dit natuurbeheertype kan worden gerealiseerd. Langs de Bijleveld liggen meerdere doelen en wensen, waaraan met behulp van een compensatieopgave mede invulling kan worden gegeven.

De kalkhoudende kleigronden langs de Bijleveld zijn echter ongeschikt voor droog bos en lenen zich voor natuurtypen die in de provincie beduidend zeldzamer en in potentie veel waardevoller zijn. Dit zijn bijvoorbeeld schraalgraslanden, kalkmoeras en vochtig hooiland. Om ecologische redenen wordt er dan ook voor gekozen andere natuurtypen te realiseren, passend bij bodem en omliggend landschap.

Locatie, omvang en beoogd natuurtype

De beoogde locatie voor compensatie N226 is gunstig gelegen ten opzichte van omliggende (als NNN begrensde) natuurgebieden, te weten het schralgrasterrein Bijleveld, Haarzuilens en het Kortjaksepad (Groene Contour). Door de locatie aan het NNN toe te voegen, wordt een directe verbinding gelegd tussen bestaande natuurgebieden waarmee het functioneren van het NNN wordt versterkt.

Inrichtingsmaatregelen

De abiotische uitgangssituatie, specifiek de kalkrijke klei en mogelijk onderliggende kalkrijke zand- en zavelgrond (stroomrugafzetting), biedt hoge potenties voor ontwikkeling van waardevolle kruidenrijke vegetaties.

In reservaat Bijleveld (ten zuiden van de compensatielocatie) is Nat schraalland aanwezig dat kan worden getypeerd als kalkmoeras (associatie van bonte paardenstaart en moeraswespenorchis). Voor dit natuurbeheertype zijn op het beoogde compensatieterrein geschikte voorwaarden aanwezig, op basis van de verkennende bodemboringen. Niet het gehele perceel komt hiervoor in aanmerking. Vooral de terreingedeelten met kalkrijke zavel en zand op of rond het winterpeil van het grondwater bieden de beste potentie. Om deze potentie te benutten, wordt het terrein afgegraven (40 cm tot ongeveer 60 cm). Hierdoor kan ongeveer 1 hectare nat schraalland worden gerealiseerd. Dit betekent dat voor de resterende compensatieopgave wordt ingezet op een minder ambitieus natuurtype (bijvoorbeeld glanshaverhooiland of kruiden- en faunarijk grasland).

Nat schraalland komt tot ontwikkeling op percelen met een hoge grondwaterstand, waarbij in de winter de grondwaterstand tot op maaiveld komt en in de zomer het grondwater niet dieper wegzakt dan 30-80 cm. Om die reden én om voedingsstoffen uit het systeem te verwijderen, wordt de toplaag afgegraven. De diepte van afgraven wordt nader bepaald aan de hand van de voedselrijkdom, het eerder genoemde kalkgehalte van de bodem en de grondwaterstand en zal variëren tussen 40 en 60 cm. Door bij het afgraven te variëren in dikte van de af te graven laag, ontstaan kleine gradiënten in het terrein, die het voor de schraallandplanten mogelijk maken om de meest gunstige plekjes te vinden. Zo zijn er ook in droge of juist natte jaren locaties waar de bijzondere planten goed tot ontwikkeling kunnen komen.

2.4 Toetsing Aan De Wijzigingsregels

Volgens artikel 36.6 'Wijziging natuurontwikkeling' van het vigerende bestemmingsplan zijn aan het opstellen van dit wijzigingsplan voorwaarden verbonden. Hieronder volgt een uiteenzetting per voorwaarde waaronder de wijzigen van gronden naar 'Natuur' moet plaatsvinden.

  1. 1. Geen onevenredige belemmering van de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing.

De nieuwe natuur die met het voorliggende wijzigingsplan wordt gerealiseerd, betreft geen aanwijzing tot beschermd Natura 2000-gebied. Hierdoor levert de natuurbestemming geen beperkingen op aan het gebruik van aangrenzende gronden, bebouwing en bedrijven.

  1. 2. De natuurontwikkeling daadwerkelijk plaats zal vinden of heeft gevonden.

Door het opstellen en vaststellen van dit wijzigingsplan wordt de realisatie van de natuurcompensatie verzekerd. De provincie Utrecht heeft is verantwoordelijk voor de uiteindelijke inrichting.

  1. 3. De gronden in bezit zijn van een natuurbeschermingsorganisatie of via particulier natuurbeheer als natuurgebied worden ingericht.

De gronden zijn in eigendom van de provincie Utrecht en ook door de provincie als natuurgebied worden ingericht.

  1. 4. Aangetoonde financiële uitvoerbaarheid.

De uitvoering van de natuurcompensatie is als onderdeel van de integrale ontwikkelvisie en het compensatieplan begroot. Het benodigde budget is beschikbaar volgens de ‘Interne overeenkomst natuurcompensatieplan De Rivier 1 en 2’ en de bijbehorende ‘Ontwikkelvisie Bijleveld en Natuurcompensatieplan NNN N226’.

Verder wordt in hoofdstuk 5 ingegaan op de economische uitvoerbaarheid van het plan.

2.5 Wijze Van Bestemmen

Ten behoeve van de natuurcompensatie wordt de bestemming 'Agrarisch' gewijzigd naar 'Natuur'. Hierop zijn de regels voor de bestemming 'Natuur' van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' van de gemeente Woerden, zoals vastgesteld op 25 juni 2015 van toepassing, verklaard. Hetzelfde geldt voor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 3' en de gebiedsaanduiding 'milieuzone - bescherming grondwaterafhankelijke natuur'.

Hoofdstuk 3 Uitvoeringsaspecten


Voorliggend wijzigingsplan maakt de natuurcompensatie als gevolg van de aantasting van het Natuur Netwerk Nederland binnen het project 'Hertekop' (verbreding van de N226 ter hoogte van de Rijksweg A28 bij Leusden) mogelijk. Het vigerende bestemmingsplan (moederplan) is voorzien van een wijzigingsbevoegdheid. Eén van de voorwaarden is dat er geen onevenredige belemmering van de agrarische functie van aangrenzende gronden en bebouwing ontstaat. Hierna wordt per aspect de uitvoerbaarheid kort toegelicht.

3.1 Beleidskader

Voor het beleidskader wordt grotendeels verwezen naar het moederplan. Enkele beleidskaders zijn echter gewijzigd sinds de vaststelling van het moederplan. Deze beleidsdocumenten worden hieronder kort beschreven en hierbij wordt gekeken of de wijziging niet in strijd is met dit nieuwe beleid.

3.1.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. De omgevingsvisie komt in de plaats van gebiedsdekkende structuurvisies, de relevante delen van de natuurvisie, verkeers- en vervoerplannen, strategische gedeelten van nationale en provinciale waterplannen en milieubeleidsplannen. Hiermee is o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) volledig komen te vervallen.

De NOVI gaat uit van vier prioritaire opgaven:

  • Duurzaam economisch groeipotentieel voor Nederland;
  • Ruimte voor de klimaatverandering en energietransitie;
  • Sterke, leefbare en klimaatbestendige steden en regio’s met voldoende ruimte om te wonen, werken en bewegen;
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

In de visie worden de nationale belangen genoemd die gewaarborgd moeten worden in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Een van de opgaven is tevens het verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit. Deze opgave is uitgewerkt in provinciaal beleid en komt in paragraaf 3.1.2 aan de orde.

3.1.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie provincie Utrecht

In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie er uit wil zien in 2050. De provincie geeft richting aan de ontwikkeling en de bescherming van onze gezonde en veilige leefomgeving. In de visie zijn de volgende zeven beleidsthema’s geformuleerd:

  1. 1. waarin stad en land gezond zijn;
  2. 2. die klimaatbestendig en waterrobuust is;
  3. 3. waarin duurzame energie een plek heeft;
  4. 4. met vitale steden en dorpen;
  5. 5. die duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
  6. 6. met een levend landschap, erfgoed en cultuur;
  7. 7. die een toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.

Relevantie voor het plangebied

Het plangebied is in een gebied gelegen dat volgens de visiekaart voor 'Transitie naar duurzame landbouw', 'Provincie Utrecht energieneutraal' en 'Verzilveren linie en limes' in aanmerking komt. Hieronder volgt een beknopte beschouwing van het voor het plangebied relevante thema 'Transitie naar duurzame landbouw':

Transitie naar duurzame landbouw

De provincie Utrecht wil tot 2050 de transitie naar een duurzame landbouw die circulair, natuurinclusief, klimaatneutraal en diervriendelijk stimuleren om te zorgen voor een toekomstbestendige natuur en landbouw.

Conclusie

Het voorliggende plan voorziet in de verplichte natuurcompensatie als gevolg van de aantasting van de verbreding N226 Hertekop - Schutterhoeflaan. Dit voornemen is daarmee in lijn met de provinciale Omgevingsvisie.

Interim omgevingsverordening provincie Utrecht

De Interim Omgevingsverordening vervangt bestaande verordeningen zoals de ruimtelijke verordening (hierna PRV), de milieuverordening, de natuur en landschapsverordening. De omgevingsverordening bevat instructieregels over taken en bevoegdheden van gemeenten en waterschappen. Daarnaast bevat de omgevingsverordening direct werkende regels.

In de Ontwerp Omgevingsvisie beschrijft de provincie hoe zij zich wil voorbereiden op de toekomst. Hierbij kan worden gedacht aan de groeiende behoefte aan woningen en bereikbaarheid, de aantrekkende economie, de energietransitie, de klimaatadaptatie en het tegengaan van bodemdaling. De Ontwerp Omgevingsvisie laat zien hoe de provincie het fijne woon- en leefklimaat van de provincie Utrecht wil behouden en versterken.

Relevantie voor het plangebied
Artikel 6.3 van de omgevingsverordening stelt dat nieuwe bestemmingsplannen geen nieuwe bestemmingen en regels mag bevatten die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan die nadelige gevolgen kunnen hebben voor de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuur Netwerk Nederland, tenzij sprake is van:

  1. 1. ruimtelijke ontwikkelingen vanwege een groot openbaar belang, waarbij er geen reële alternatieven zijn die het Natuur Netwerk Nederland niet of minder aantasten;
    1. a. ruimtelijke ontwikkelingen die leiden tot aantasting, worden gecompenseerd binnen een samenhangend gebied met dusdanige activiteiten dat door de uitvoering daarvan, het geheel van activiteiten binnen dit gebied, gezamenlijk binnen 10 jaar leidt tot een duidelijk aantoonbare meerwaarde voor het Natuur Netwerk Nederland voor wat betreft kwaliteit, oppervlakte en samenhang; of
    2. b. ruimtelijke ontwikkelingen in het Natuur Netwerk Nederland die beperkt worden gewijzigd of worden toegevoegd, waarbij die wijziging of toevoeging noodzakelijk is voor de instandhouding van de bestaande bestemming.
  2. 2. Aantasting van het Natuur Netwerk Nederland op grond van het eerste lid is slechts mogelijk als:
    1. a. de aantasting zo veel mogelijk wordt beperkt; en
    2. b. de overblijvende aantasting tijdig wordt gecompenseerd.
  3. 3. De motivering van een bestemmingsplan bevat een onderbouwing waaruit blijkt dat aan de voorwaarden is voldaan.

Dit wijzigingsplan is opgesteld vanwege de verplichte natuurcompensatie als gevolg van de aantasting van het Natuur Netwerk Nederland (NNN) door de reconstructie van de N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel. Deze reconstructie, vastgelegd in het bestemmingsplan 'Reconstructie N226 Hertekop - Schutterhoeflaan inclusief fietstunnel' is doorgevoerd om de doorstroming, veiligheid en leefbaarheid op en langs het wegdeel van de N226 Arnhemseweg te verbeteren.

Gebiedsaanduiding 'Milieuzone - bescherming grondwaterafhankelijke natuur'

In de PRV wordt ingegaan op natuur die kwetsbaar is voor verdroging en verandering in grondwaterstanden. Ontwikkelingen met een nadelige invloed op de grondwaterstand moeten apart worden afgewogen. Dit is relatie tot naastgelegen NNN-gebieden. De Interim Omgevingsverordening wordt herhaald dat deze NNN-gebieden niet mogen worden aangetast. Grondwater wordt hierbij genoemd als een van de wezenlijke kenmerken van een gebied. Dit mag niet worden aangetast. Het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen' werkt dit uit met de tekst:

Het feit dat er in het plangebied veel kwetsbare veengrond voorkomt in combinatie met verdroging, maakt het noodzakelijk in het bestemmingsplan voor enkele gebieden nadere regels op te nemen om deze gronden te beschermen. Het betreft een vrijwaringszone tegen bodembewerking en gronden met natuurwaarden die sterk afhankelijk zijn van grondwater. Om te voorkomen dat verdere bodemdaling respectievelijk onttrekking van grondwater aan deze gronden plaatsvindt, is voor deze gronden nadere regelgeving opgenomen ter bescherming en behoud van de waarden van deze gronden.

Dit sluit aan op de PRV die het volgende hieronder stelt over het plangebied langs de Bijleveld:

"TOP-gebied; het noordelijk deel van het plangebied (gebied ten noorden van de spoorlijn langs de Breudijk) maakt onderdeel uit van een TOP-gebied. In het bestemmingsplan worden een milieuzone en regels opgenomen die de waterhuishoudkundige situatie niet negatief beïnvloeden".

"Een TOP-gebied vraagt om een vernatting van het gebied maar ook van het omringende (landbouw)gebied. Bij vernatting moet gedacht worden aan peilopzet, beter vasthouden van water, vernatting door maaiveldverlaging (afgraven) en/of versterken kwelinvloeden in zilte gebieden".

De beoogde natuurcompensatie voorziet hierin door het afplaggen en het vasthouden van kwelwater.

Conclusie

Door het uitvoeren van de natuurcompensatie wordt gehandeld in lijn met en uitvoering gegeven aan het beleid van de PRV respectievelijk Provinciale Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

3.2 Bodem

Het landelijk beleid met betrekking tot de bodemkwaliteit gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie: de bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Voor elke functiewijziging dient onderzoek te worden verricht naar de bodem- en grondwaterkwaliteit, waarbij moet worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het voorgenomen gebruik.

Verkennend bodemonderzoek

Door Econsultancy is in januari 2021 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Ten behoeve van het bodemonderzoek zijn op basis van het vooronderzoek drie deellocaties geïdentificeerd:

  • A. voormalige kas en fruitboomgaard (noordelijk deel)
  • B. voormalige fruitboomgaard (zuidwestelijk deel)
  • C. agrarisch perceel (zuidoostelijk deel)

De deelgebieden A en B zijn apart onderzocht als verdachte locatie. Deelgebied C is als grootschalig onverdacht onderzocht.

De bovengrond van deellocatie A was plaatselijk zwak tot matig puinhoudend. De bovengrond is licht verontreinigd met diverse parameters en plaatselijk matig verontreinigd met koper.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink en minerale olie en matig verontreinigd met nikkel. De matige nikkelverontreiniging komt overeen met de resultaten van eerder uitgevoerd bodemonderzoek. Deze verontreiniging in het grondwater is niet vreemd in deze regio. Door het ontbreken van een duidelijke bron en een verontreiniging in de bodem, is aanvullend onderzoek naar de matige nikkelverontreiniging in het grondwater niet noodzakelijk.

Op deellocatie B zijn in de bovengrond zintuiglijk geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is licht verontreinigd met nikkel.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Zintuiglijk zijn in de boven- en ondergrond op deellocatie C geen verontreinigingen aangetroffen. De bovengrond is licht verontreinigd met koper, kwik, lood en nikkel. De ondergrond is eveneens licht verontreinigd met nikkel.

Het grondwater is licht verontreinigd met barium, zink en minerale olie.

Op basis van de onderzoeksresultaten is geadviseerd op deellocatie A een verkennend bodemonderzoek naar asbest in de bodem uit te voeren.

De omvang van de in het verleden (2007) aangetroffen sterke verontreiniging met koper, lood en zink ter plaatse van de gedempte sloot op deellocatie B, is destijds gesteld op 200 m3. Voor deze deellocatie wordt geadviseerd aanvullend onderzoek uit te voeren.

Ter plaatse van de locatie ‘stookplaats’ is een puntverontreiniging van beperkte omvang aangetoond. Indien ter plaatse grondwerkzaamheden zijn voorzien, wordt geadviseerd om de verontreiniging te saneren teneinde te voorkomen dat er vermenging met schone grond plaatsvindt.

Aanvullend bodemonderzoek

Door Econsultancy is in mei 2021 een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4). Uit het aanvullend bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.

Op basis van het aanvullend bodemonderzoek is de sterke verontreiniging ter plaatse van de gedempte sloot bevestigd. De sterke verontreiniging is aangetroffen ter plaatse van de noordzijde van de gedempte sloot. Er wordt geadviseerd om, voor aanvang van eventuele graaf- en/of werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd, een nader onderzoek te laten instellen naar de aard en de omvang van de geconstateerde verontreinigingen met koper, lood en zink.

De sterke verontreiniging ter plaatse van de stookplaats is niet bevestigd tijdens het aanvullend onderzoek. Tijdens het aanvullend onderzoek is slechts een matige verontreiniging met lood aangetoond. De deellocatie is voldoende onderzocht.

Er is zowel zintuiglijk als analytisch geen asbest aangetoond. Er bestaat geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader onderzoek asbest in bodem/puin. In geval van grondwerkzaamheden op de locatie behoeven er ten aanzien van asbest geen specifieke maatregelen te worden getroffen

Conclusie

De bodem en het grondwater zijn in het kader van de planologische procedure voldoende onderzocht.

Indien er bij werkzaamheden grond vrijkomt die niet op de locatie kan worden hergebruikt, zijn de regels van het Besluit bodemkwaliteit, het 'Tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie' (d.d. 2 juli 2020) of de regionale bodemkwaliteitskaart van toepassing.

3.3 Water

Sinds november 2003 is de watertoets wettelijk van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het planvoornemen. De watertoets is erop gericht dat ruimtelijke ontwikkelingen in elk geval niet leiden tot nadelige effecten op het watersysteem. Nieuwe ontwikkelingen die leiden tot extra verharding dienen te worden gecompenseerd. Ingevolge de Keur van het waterschap Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden geldt er een vrijstelling van de compensatieplicht voor lozen vanaf nieuw verhard oppervlak van 500 m² binnen stedelijk gebied (bebouwde kom) en 5.000 m² in landelijk gebied. De fietsverbinding inclusief brug van de Breudijk naar de Bijleveldweg is reeds gerealiseerd en vergund in een separaat vergunningentraject.

In onderhavig geval vindt geen toe- of afname van het verharde oppervlak plaats. Compensatie is derhalve niet aan de orde.

Conclusie

Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.4 Lucht

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd.

De regelgeving met betrekking tot het begrip ‘niet in betekende mate’ is vastgelegd in het ‘Besluit niet in betekende mate’ en de ‘Regeling niet in betekenende mate’. In de Regeling zijn categorieën van gevallen benoemd die in ieder geval als ‘niet in betekenende mate’ worden aangemerkt en waarvoor toetsing aan de grenswaarden dus zonder meer achterwege kan blijven. Er is blijkens deze regeling geen onderzoek nodig voor ‘woningbouwlocaties, indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat.

Het onderhavige plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht. Voor het realiseren van natuur is dan ook geen onderzoek noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.5 Externe Veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen en leidingen. Om voldoende ruimte te scheppen tussen een risicobron en personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.

In het kader van het moederplan heeft een inventarisatie van mogelijke risicobronnen (zowel bedrijven als transport van gevaarlijke stoffen) plaatsgevonden. Voor het plangebied van onderhavig wijzigingsplan levert het aspect externe veiligheid geen belemmeringen op.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

3.6 Natuur

Sinds 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht voor de bescherming van waardevolle gebieden (waaronder de Natura 2000-gebieden) en de bescherming van planten- en diersoorten. Voor gebieden die deel uitmaken van het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen de ecologische hoofdstructuur) is daarnaast sprake van planologische bescherming. Ruimtelijke plannen dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of beschermde planten- en diersoorten. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de actuele natuurwetgeving.

De ingreep kan een negatief effect hebben op beschermde natuurwaarden (plant- en diersoorten en bijbehorende leefgebieden) en beschermde gebieden. Om deze reden is in december 2020 een natuurtoets uitgevoerd door Waardenburg. De rapportage daarvan is als Bijlage 5 opgenomen. Hierna zijn de belangrijkste conclusies opgenomen.

Soortbescherming

Beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn

Er gaan geen jaarrond beschermde vogelnesten verloren en evenmin is er sprake van mogelijke verstoring van jaarrond beschermde nesten van vogels. Als gevolg van werkzaamheden in het plangebied in de periode maart tot en met augustus kunnen wel nesten en broedsels van vogels zonder een jaarrond beschermd nest worden verstoord of verloren gaan. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren kan het verstoren of vernietigen van nesten worden voorkomen. Ook door voorafgaande aan de werkzaamheden de vegetatie op in gebruik zijnde nesten te controleren en indien nodig het werk uit te stellen totdat jongen uitgevlogen zijn, kan het verstoren of vernietigen van nesten worden voorkomen.

Beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn

Omdat in het plangebied niet meer dan een enkele rugstreeppad incidenteel voorkomt in het plangebied, kunnen reële effecten op deze soort worden uitgesloten. Wel dient in de uitvoering rekening te worden gehouden met deze soort, omdat deze erg mobiel is en snel geschikte terreinen kan koloniseren.

Binnen het plangebied komen geen beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen voor. Wel is het mogelijk dat de laanbomen langs de Breudijk en de Bijleveld (buiten het plangebied) worden gebruikt als vliegroute. Omdat bij de werkzaamheden geen nachtelijke verlichting wordt gebruikt, zijn effecten op mogelijke vliegroutes uitgesloten.

Beschermingsregime andere soorten

Als gevolg van werkzaamheden in het plangebied in de periode maart tot en met augustus kunnen verblijfplaatsen van de veldmuis worden verstoord of verloren gaan. Ten aanzien van soorten die het plangebied als onderdeel van het leefgebied gebruiken, worden geen verbodsbepalingen overtreden.

Beoordeling Wet natuurbescherming

Verblijfplaatsen van de veldmuis kunnen verloren gaan als gevolg van de graaf- en beplantingswerkzaamheden. De veldmuis betreft een nationaal beschermde soort, waarvoor de provincie Utrecht een algemene vrijstelling heeft gegeven bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen.

Verblijfplaatsen in landhabitat van gewone pad, kleine watersalamander, bruine kikker en bastaardkikker kunnen verloren gaan als gevolg van de graaf- en beplantingswerkzaamheden. Het betreft nationaal beschermde soorten, waarvoor de provincie Utrecht een algemene vrijstelling heeft gegeven bij, onder andere, ruimtelijke ontwikkelingen. Wel dient rekening te worden gehouden met de zorgplicht.

De zorgplicht houdt in elk geval in dat handelingen waarvan redelijkerwijs mag worden verwacht dat ze nadelige gevolgen kunnen hebben voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten achterwege blijven, dan wel dat noodzakelijke maatregelen worden getroffen om negatieve gevolgen te voorkomen, of voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen ze beperkt of ongedaan worden gemaakt.

Randvoorwaarden

Verstoring van vogels kan worden voorkomen door de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (buiten de periode maart - augustus). Dit voorkomt tevens dat de rugstreeppad ondiepe wateren zoals plassen tijdens de uitvoering in gebruik neemt.

Gebiedsbescherming

Het plangebied valt niet binnen de begrenzing van een Natura 2000-gebied. Er zijn dus geen directe effecten op habitattypen en / of soorten als gevolg van bijvoorbeeld ruimtebeslag.
Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is Oostelijke Vechtplassen. Dit gebied ligt op minimaal 6,7 km afstand. Binnen de invloedssfeer van het project liggen geen Natura 2000-gebieden.Er zijn dan ook geen indirecte effecten op habitattypen en soorten. Wel dient er te worden nagegaan of er geen significante stikstofdepositie zal plaatsvinden op Natura 2000-gebieden.

Buiten het broedseizoen heeft het plangebied enige betekenis als foerageergebied voor diverse soorten watervogels. De functie als foerageergebied is niet beschermd op grond van externe werking van Natura 2000-gebieden. Dit hangt samen met de ruime beschikbaarheid van foerageergebied in de omgeving, de afstand tot Natura 2000-gebieden met opgaven voor watervogels en de beperkte betekenis van het plangebied als foerageergebied voor aangewezen soorten.

Het plangebied behoort ook (nog) niet tot het Natuur Netwerk Nederland (NNN). Er zal daarom geen sprake zijn van de aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN.

Stikstofdepositie

Omdat de stikstofdepositieberekening zoals opgenomen in de hiervoor genoemde natuurtoets niet voldoet aan de huidige wet- en regelgeving, is door Waardenburg in februari 2023 opnieuw een berekening uitgevoerd (zie Bijlage 6).

Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van zowel de realisatie- als gebruiksfase is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar. Bij een dergelijk projecteffect zal het beoogde plan niet voor een significante toename in stikstofdepositie zorgen en kunnen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden worden uitgesloten. Er is derhalve geen vergunning Wet natuurbescherming benodigd voor het aspect stikstof.

Houtopstanden

Met de ingreep worden geen houtopstanden gekapt. De regels ten aanzien van houtopstanden zoals vermeld in hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming zijn dus niet van toepassing.

Conclusie

Aangaande Natura 2000-gebieden, Natuur Netwerk Nederland en houtopstanden worden bij de voorgenomen werkzaamheden in relatie tot het voorgenomen plan geen bezwaren voorzien.

Er is voldoende onderbouwd dat de beoogde ontwikkeling niet zal leiden tot belemmeringen vanwege stikstof.

3.7 Archeologie En Cultuurhistorie

Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet en gemeentes hebben dit in hun bestemmingsplannen opgenomen.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Erfgoedwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat, waar nodig, die waarden veilig gesteld kunnen worden en/of het initiatief kan worden aangepast.

Door Econsultancy is in het kader van de voorgenomen natuurontwikkeling binnen het plangebied in 2021 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 4).

Het uitgevoerde bureau- en booronderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van waardevolle archeologische resten in het plangebied. Geconcludeerd wordt dat de bodem door onder andere kleiwinning is verstoord tot in de kalkrijke oeverafzettingen. De archeologische verwachting voor de oeverafzettingen kan daarmee naar laag worden bijgesteld. In het kader van de inrichtingsplannen zal de bodem worden verstoord tot maximaal 60 cm beneden maaiveld. Hierbij zullen de dieper gelegen geulafzettingen, waarvoor een archeologische verwachting geldt voor water gerelateerde archeologische resten, niet worden aangetast. De geulafzettingen zijn vanaf 80 - 150 cm -mv (1,0 m – 1,7m -NAP) aangetroffen.

Bij toekomstige bodemverstoringen dieper dan 1,0 m -NAP is archeologisch vervolgonderzoek wel verplicht.

Hoewel voor het plangebied op basis van het vooronderzoek een lage archeologische verwachting geldt voor de oeverafzettingen waarbinnen de geplande ontwikkeling zal plaatsvinden, kan nooit helemaal worden uitgesloten dat bij uitvoering van de werkzaamheden alsnog archeologische vondsten worden gedaan. Dergelijke (toevals)vondsten moeten op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet bij de bevoegde overheid (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, c.q. gemeente Woerden) worden gemeld.

Conclusie

Voor de huidige natuurontwikkelingsplannen binnen het plangebied is een vervolgonderzoek niet nodig is. Omdat archeologisch vervolgonderzoek bij eventuele toekomstige bodemingrepen wel aan de orde kan zijn, blijven de dubbelbestemmingen uit het geldende bestemmingsplan van toepassing.

3.8 Bedrijven En Milieuzonering

Vanuit milieuoogpunt kan een bepaalde afstand tussen een milieubelastende activiteit en een milieugevoelig object noodzakelijk zijn. Deze afstand dient dan bijvoorbeeld om ter plaatse van een kwetsbaar object, zoals woningen, een aanvaardbaar geur-, geluid- of veiligheidsniveau te realiseren. Deze afstand wordt een milieuzonering genoemd. Een milieuzonering vormt het indirecte ruimtegebruik van een milieubelastende activiteit. In de uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG-brochure) zijn richtafstanden opgenomen, waarmee rekening moet worden gehouden ten opzichte van gevoelige functies.

In de directe omgeving van het plangebied zijn enkele agrarische bedrijven aanwezig. De bestaande bedrijfsfunctie en de mogelijkheid voor de vestiging van een nieuw bedrijf worden echter met voorliggende wijzigingsplan niet belemmerd.

Conclusie

Er is geen sprake van milieubelastende activiteiten zodat geen sprake is van een belemmering.

3.9 Kabels En Leidingen

Er komen geen planologisch relevante kabels en leidingen voor binnen en de directe omgeving van het plangebied.

3.10 Conventionele Explosieven

De gemeente Woerden beschikt over een rapport van een Historisch Vooronderzoek naar de aanwezigheid van niet gesprongen Conventionele Explosieven (IDDS, 3 mei 2021), inclusief een CE Bodembelastingkaart.

Op basis hiervan kan worden gesteld dat het plangebied onverdacht is op het aantreffen van niet gesprongen Conventionele Explosieven .

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.WPBreudijkHarm-wOW1_0005.png"

Figuur 3.1: Uitsnede van de CE-bodembelastingkaart
met de ligging van het plangebied groen omcirkeld

Ook binnen onverdacht gebied geldt dat het nooit volledig kan worden uitgesloten dat er onverwachts NGCE worden aangetroffen tijdens werkzaamheden, denk aan een afzwaaier. Bij het aantreffen van zo’n toevalsvondst, moet het werk direct worden stilgelegd.

3.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

De nationale m.e.r.-regelgeving is een uitvloeisel van een tweetal Europese richtlijnen: de m.e.r.-richtlijn en de smb-richtlijn (Strategische milieubeoordeling). De implementatie van deze Europese richtlijnen is aan te treffen in:

  • paragraaf 2.2, hoofdstuk 7 en paragraaf 14.2 van de Wet milieubeheer;
  • het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.).

Deze wetgeving tezamen bepaalt of voor een project of plan een MER (Milieueffectrapport) moet worden opgesteld. Daarbij is het allereerst van belang te kijken of in de betreffende ontwikkeling een activiteit is opgenomen als genoemd in de bijlage van het Besluit m.e.r.

In de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn twee onderdelen (C en D) opgenomen. Het onderscheid tussen deze twee bijlagen is dat er voor categorieën uit bijlage C direct sprake is van een m.e.r.-plicht, wanneer de activiteiten de genoemde drempelwaarden overstijgen. Bij projecten met een programma boven de drempelwaarden in bijlage D moet eerst beoordeeld worden of er een m.e.r. noodzakelijk is. Dat geldt ook voor projecten die vallen onder een categorie in bijlage D, met een programma onder de drempelwaarde, al is de omvang en opbouw van een dergelijke beoordeling bij die laatste gevallen vormvrij. Voor projecten die vallen onder bijlage D is dus pas na het uitvoeren van een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling duidelijk of er een MER moet worden opgesteld.

De aanleg van natuur, kan worden gekwalificeerd als "een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvande", zoals bedoeld in onderdeel D.9 van bijlage van het Besluit m.e.r. Voor die activiteit is een drempelwaarde opgenomen van een oppervlakte van 125 hectare of meer.
Het project valt ruimschoots binnen de gestelde drempelwaarde. Er is sprake van een 'vormvrije' m.e.r.-beoordelingsplicht.

In relatie tot de Wet natuurbescherming is van belang dat gezien de aard, omvang en locatie van het voornemen en de afstand en effectbereik ten opzichte van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied (minimaal 6,7 km tot de Oostelijke Vechtplassen), aannemelijk is dat significant negatieve effecten op de natuurwaarden op voorhand zijn uit te sluiten. Vanwege het effectbereik en de overbelaste situatie, hoeft dit niet het geval te zijn voor de stikstofdepositie als gevolg van het voornemen. Daarom zijn voor de toets gebiedsbescherming stikstofdepositieberekeningen uitgevoerd (zie paragraaf 3.6). Het projecteffect op de Natura 2000-gebieden ten gevolge van zowel de aanleg- als gebruiksfase is kleiner dan of gelijk aan 0,00 mol/ha/jaar.

Conclusie

Op 12 december 2023 heeft het college van burgemeester en wethouders besloten dat er geen belangrijke gevolgen voor het milieu worden verwacht die het opstellen van een MER nodig maken. Het m.e.r.-beoordelingsbesluit is als Bijlage 8 opgenomen.

Hoofdstuk 4 Juridische Planopzet

4.1 Plansystematiek

Het wijzigingsplan 'Natuurontwikkeling Breudijk Harmelen' heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het realiseren van natuur en het gebruik van de gronden in het plangebied.

In de voorgaande hoofdstukken is het initiatief getoetst aan de wijzigingsregels en is geconcludeerd dat aan de voorwaarden is voldaan. Het wijzigingsplan sluit qua plansystematiek aan op het 'moederplan': het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen'.

4.2 Indeling Van De Regels

De regels zijn ingedeeld in 3 hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat een omschrijving van de gehanteerde begrippen.

In hoofdstuk 2 is de toepassingsverklaring opgenomen en in hoofdstuk 3 de slotregel.

4.3 Wijze Van Bestemmen

In deze paragraaf is een korte toelichting opgenomen op de regels die (ingevolge het bestemmingsplan 'Buitengebied Harmelen') van toepassing zijn op de in dit wijzigingsplan opgenomen bestemmingen en gebiedsaanduiding.

Natuur

Het gehele plangebied is voorzien van deze bestemming om de inrichting als natuurgebied mogelijk te maken en daarna is bestemd voor de instandhouding van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden, cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen en waardevolle beplanting. Binnen de bestemming zijn ook paden-, lanen- en groenstructuur, watergangen, waterpartijen, oevers en taluds en extensieve openluchtrecreatie toegestaan. Diverse werkzaamheden die niet inherent zijn aan de natuurbestemming en de kwaliteiten van het gebied kunnen schaden, zijn aan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gebonden.

Archeologie 1 en 3

De gemeente heeft in september 2007 voor het gehele grondgebied het beleidsplan archeologische monumentenzorg 'Bodemschatten van Woerden' vastgesteld. Bij bodemingrepen weegt de gemeente het behoud van archeologische waarden af tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft gemeente Woerden in 2010 een archeologische beleidskaart vastgesteld voor haar grondgebied. Dit heeft geresulteerd in drie archeologische bestemmingen.

De archeologische waarden in het plangebied zijn beschermd door beperkingen te stellen aan bouwmogelijkheden die hetzelfde plan voor de onderliggende bestemmingen mogelijk maakt. Hoe hoger de te verwachten archeologische waarden, hoe groter de beperkingen. Daarnaast is er een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden opgenomen.

Voor het plangebied zijn 'Waarde - Archeologie 1 en 3' van toepassing. In dit wijzigingsplan wordt verwezen naar de bestemmingsregels uit het moederplan.

Aanduiding milieuzone

Een deel van plangebied is voorzien van een aanduiding zogenaamd 'milieuzone - bescherming grondwaterafhankelijke natuur'. Deze algemene aanduidingsregel is een concrete vertaalslag van het beleid uit de voormalige PRV. In de gemeente Woerden komt veel kwetsbare veengrond voor. In combinatie met verdroging, maakt het noodzakelijk om voor enkele gebieden nadere regels op te nemen om deze gronden te beschermen. Het betreft een vrijwaringszone voor gronden met natuurwaarden die sterk afhankelijk zijn van grondwater. Om te voorkomen dat verdere bodemdaling respectievelijk onttrekking van grondwater aan deze gronden plaatsvindt, is voor deze gronden nadere regelgeving opgenomen ter bescherming en behoud van de waarden van deze gronden.

Hoofdstuk 5 Economische Uitvoerbaarheid


Het benodigde budget voor de inrichting van het plangebied is beschikbaar volgens de ‘Interne overeenkomst natuurcompensatieplan De Rivier 1 en 2’ en de bijbehorende ‘Ontwikkelvisie Bijleveld en Natuurcompensatieplan NNN N226’. De financiering van de natuurontwikkeling is hiermee geborgd.

Voor de gemeentelijke kosten is de legesverordening van toepassing. De ontwikkeling heeft derhalve geen financiële gevolgen voor de gemeente.

Hoofdstuk 6 Procedure

6.1 Vooroverleg

Het concept ontwerpwijzigingsplan wordt in het kader van het wettelijk vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) voorgelegd aan relevante overlegpartners, waaronder Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Reacties die worden ingediend naar aanleiding van het concept ontwerpwijzigingsplan worden in het ontwerpwijzigingsplan verwerkt.

6.2 Participatie

De plannen voor de beoogde natuurontwikkeling zijn gepresenteerd aan omwonenden. Een eerste bewonersbijeenkomst heeft plaatsgevonden in oktober 2022. Naar aanleiding van de vragen en opmerkingen is het ontwerp aangepast.

Het aangepaste ontwerp is in januari 2023 opnieuw gepresenteerd en besproken. Van deze bijeenkomst is een beknopt verslag gemaakt. Aanvullende vragen van belanghebbenden zijn per mail beantwoord.

De verslagen en compleet overzicht van de gestelde vragen en de beantwoording daarvan is onderdeel van Bijlage 9.

De aanpassingen die naar aanleiding van de laatste bijeenkomst zijn aangebracht, zijn in maart 2023 gepresenteerd. Hiervoor waren omwonenden en andere belangstellenden uitgenodigd. Omdat er op de bijeenkomst in maart 2023 veel belangstellenden waren met allemaal verschillende visies is er van deze laatste bijeenkomst geen verslag gemaakt.

In juni 2023 heeft het bewonersplatform Polder Breudijk/Bijleveld schriftelijk gereageerd op het aangepaste ontwerp van maart 2023. Naar aanleiding daarvan heeft op 20 september 2023 nogmaals overleg plaatsgevonden. Het verslag hiervan is onderdeel van Bijlage 9.

Het (op basis van het laatste overleg) aangepaste ontwerp is opgenomen in paragraaf 2.3 en als Bijlage2. In dit aangepaste ontwerp is het (compensatie)bos vervangen door flora- en kruidenrijk grasland en wat struweel voor de biodiversiteit.

6.3 Inspraak

Het ontwerpwijzigingsplan zal gedurende zes weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er voor belanghebbenden de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. De zienwijzen worden t.z.t. in deze paragraaf of in een bijlage weergegeven en voorzien van een reactie.

Na vaststelling door het college van burgemeester en wethouders zal het vaststellingsbesluit bekend worden gemaakt. Het wijzigingsplan ligt na bekendmaking dan zes weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State.

Bijlage 1 Integrale Ontwikkelvisie Bijleveld En Compensatieplan Nnn N226

Bijlage 1 Integrale ontwikkelvisie Bijleveld en compensatieplan NNN N226

Bijlage 2 Voorlopig Ontwerp Natuurinrichting Met Impressies

Bijlage 2 Voorlopig ontwerp natuurinrichting met impressies

Bijlage 3 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Aanvullend Bodemonderzoek En Verkennend Onderzoek Asbest In Bodem/puin

Bijlage 4 Aanvullend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem/puin

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 5 Natuurtoets

Bijlage 6 Berekening Stikstofdepositie

Bijlage 6 Berekening stikstofdepositie

Bijlage 7 Archeologisch Bureau- En Verkennend Booronderzoek

Bijlage 7 Archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek

Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 8 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 9 Participatieverslag

Bijlage 9 Participatieverslag