KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels
Artikel 3 Inwerkingtreding
Artikel 4 Citeertitel
Bijlagen Bij De Regels
Bijlage 1 Regels Beheersverordening Kamerik En Kanis
Bijlage 2 Kappenkaart Beschermd Dorpsgezicht Kamerik
Bijlage 3 Gevelwandtekening Mijzijde
Bijlage 4 Gevelwandtekening Van Teylingenweg
Bijlage 5 Plankaart Kern Kamerik
Bijlage 6 Plankaart Kern Kanis
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Verordeningsgebied
1.3 Vigerende Regelingen
1.4 Actuele Situatie In Het Verordeningsgebied
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Uitgangspunten En Uitleg Regeling
2.1 Inleiding
2.2 Keuze Voor Beheersverordening
2.3 Uitgangspunten Van De Regeling
Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
4.2 Archeologie
4.3 Bodem
4.4 Cultuurhistorie
4.5 Ecologie
4.6 Externe Veiligheid
4.7 Geluid
4.8 Industrielawaai En Bedrijvigheid
4.9 Luchtkwaliteit
4.10 Planologisch Relevante Leidingen
4.11 Verkeer
4.12 Water
4.13 Toetsing Aan Mer-wetgeving
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlagen Bij De Toelichting
Bijlage 1 Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Kamerik
Bijlage 2 Monumenten En Mip-panden Kern Kamerik En Kern Kanis
Bijlage 3 Foto Inventarisatie Beschermd Dorpsgezicht Kamerik En Luchtfoto

Kern Kamerik en kern Kanis

Beheersverordening - gemeente Woerden

Vastgesteld op 05-11-2015 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 verordening

de beheersverordening Kern Kamerik en kern Kanis met identificatiecode NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1 van de gemeente Woerden;

1.2 besluitvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge deze verordening regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

Artikel 2 Bouw- En Gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden de volgende regels:

  1. a. ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden gelden de regels en de bij die regels behorende kaarten zoals weergegeven in onderstaande tabel:
Ter plaatse van het besluitvlak: Kaart in bijlage: Regeling in bijlage:
Kern Kamerik 5 Plankaart Kern Kamerik 1 Regels beheersverordeningKamerik en Kanis
Kern Kanis 6 Plankaart Kern Kanis 1 Regels beheersverordeningKamerik en Kanis

Artikel 3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 4 Citeertitel

Deze verordening worden aangehaald als: beheersverordening Kern Kamerik en kern Kanis.

Bijlagen Bij De Regels

Bijlage 1 Regels Beheersverordening Kamerik En Kanis

Bijlage 2 Kappenkaart Beschermd Dorpsgezicht Kamerik

Bijlage 3 Gevelwandtekening Mijzijde

Bijlage 4 Gevelwandtekening Van Teylingenweg

Bijlage 5 Plankaart Kern Kamerik

Bijlage 6 Plankaart Kern Kanis

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De bestemmingsplannen voor de kernen Kamerik en Kanis zijn toe aan herziening. Deze bestemmingsplannen regelen het gebruik en de bouwmogelijkheden van de bebouwde kom van Kanis en Kamerik, met uitzondering van de nieuwbouwwijk Kamerik Noord-Oost.

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat alle bestemmingsplannen om de 10 jaar geactualiseerd moeten worden. Omdat de bestemmingsplannen Kern Kamerik en Kern Kanis eind 2015 ouder zijn dan 10 jaar, moet er een nieuw bestemmingsplan vastgesteld worden voor deze twee verordeningsgebieden.

Voor gebieden waar geen ontwikkelingen zijn voorzien, kan ook een beheersverordening vastgesteld worden. Er zijn sinds de vaststelling van de twee bestemmingsplannen weinig ruimtelijke ontwikkelingen geweest in de verordeningsgebieden. Deze zijn ook niet te verwachten (behoudens de nieuwe ontwikkelingen in Kamerik Noord-Oost en in Kanis Pastorielaantje).

Er is daarom gekozen om voor de herziening van de twee plannen voorliggende beheersverordening op te stellen.

1.2 Ligging Verordeningsgebied

Het verordeningsgebied betreft de twee dorpskernen Kamerik en Kanis.

De plangrens van Kamerik betreft grofweg de bebouwde kom met uitzondering van de gronden die vallen binnen het bestemmingsplan Kamerik Noord-Oost 2. Dit uitbreidingsgebied van Kamerik is namelijk deels nog in ontwikkeling. De begrenzing laat zich als volgt beschrijven:

  • aan de noordzijde tot en met het sportpark en de begraafplaats;
  • aan de zuidzijde tot en met het bedrijventerrein en de Spruitweg en de Van Teylingenweg;
  • aan de oostzijde de Spruitweg en de Eikenlaan;
  • aan de westzijde de Overstek.

De begrenzing van het plandeel Kanis betreft grofweg de bebouwde kom inclusief een deel van de bebouwing aan de oostzijde van de Van Teylingenweg.

De gronden van de voormalige maatschappelijke voorziening aan het Pastorielaantje zijn gewijzigd in een woonbestemming. Deze wijziging wordt meegenomen in de nieuwe planologische regeling.

De begrenzing laat zich als volgt beschrijven:

  • aan de noordzijde de watergang (aangrenzend aan de woonpercelen aan de Leeuwerikstraat, de gronden aan het Pastorielaantje en de kerk) en de woonpercelen aan het Schoolpad;
  • aan de zuidzijde de watergang (aangrenzend aan de woonpercelen aan de Reigerstraat en de Roerdompstraat), de Meerkoetstraat, de gronden van de percelen Mijzijde 108 en Van Teylingenweg 112a;
  • aan de oostzijde de woonpercelen aan de Reigerstraat;
  • aan de westzijde de woon- en bedrijfspercelen aan de Van Teylingenweg, inclusief een deel van de agrarische gronden.

De ligging van het verordeningsgebied is weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging verordeningsgebied

1.3 Vigerende Regelingen

Ter plaatse van het verordeningsgebied gelden de bestemmingsplannen 'Kern Kamerik' en 'Kern Kanis'. Beide plannen zijn door de gemeenteraad vastgesteld op 27 oktober 2005. Het bestemmingsplan 'Kern Kamerik' is op 20 juni 2006 goedgekeurd door gedeputeerde staten van Utrecht. Het bestemmingplan 'Kern Kanis' op 14 maart 2006.

Tot slot geldt ter plaatse van het Pastorielaantje in Kanis het wijzigingsplan 'Herontwikkeling Pastorielaantje Kanis', vastgesteld op 8 oktober 2013 door burgemeester en wethouders.

1.4 Actuele Situatie In Het Verordeningsgebied

Landschappelijke context

Kamerik en Kanis liggen in het veenontginningsgebied. Het veenontginningslandschap is cultuurhistorisch van betekenis vanwege de veelal sinds de Middeleeuwen onveranderde verkaveling. Daarbij is de omgeving van Kamerik en Kanis met een zeer regelmatige verkaveling zeer waardevol.

Aan weerszijden van de wetering strekken zich in oost-west richting lange, smalle kavels grasland uit, die onderling gescheiden zijn door relatief brede kavelsloten. Dit landschapstype wordt het 'slagenlandschap' genoemd. Dicht langs de wetering liggen stroken van iets hoger gelegen grond, die 'boerderijstroken' worden genoemd. Hier zijn in eerste instantie de bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen gerealiseerd en later ook burgerwoningen.

Ruimtelijke structuur

Het dorp Kamerik ligt circa 2 km ten noorden van Woerden. De dorpskern is als ontstaan als een lint ter weerszijden van de Kamerikse Wetering. De Kamerikse Wetering is gegraven als basis voor de ontginning van het gebied ten noorden van de Oude Rijn. Het oudste deel van het centrum van Kamerik, ter plaatse van de vernauwing van de Kamerikse Wetering, is in 1966 aangewezen als beschermd dorpsgezicht in de zin van de Monumentenwet. In de loop der jaren is het dorp zowel in oostelijke als westelijke richting projectmatig uitgebreid met hoofdzakelijk rijenwoningen en twee-onder-één-kap woningen. Het stratenpatroon en de bebouwing volgen de ontginnginsrichting. Hierdoor is de bebouwing ten westen van de Kamerikse Wetering anders georiënteerd dan ten oosten daarvan. De oostelijke grens van het dorp wordt duidelijk gevormd door de Spruitweg (N405). Centraal door het verordeningsgebied liggen de Kamerikse Wetering en de Mijzijde en Van Teylingenweg. De overgang van de woonbebouwing naar het veenweidegebied in westelijke richting is minder eenduidig.

Voor de kern Kamerik is de in noord-zuidrichting gelegen Kamerikse Wetering het belangrijkse strucuurbepalende element. Langs de wetering is aan beide zijden een langgerekt lint van vrijstaande bebouwingselementen tot stand gekomen, 'karakterstiek-kleinschalige dorpsbebouwing'. Nabij de Nederlands Hervormde Kerk is het lint verdicht door het aanéén bouwen van woningen en bedrijfsruimten. Later ontstonden aan weerszijden van de verdichte kern aan weerszijden woonbuurten.

Kanis ligt eveneens aan de Kamerikse Wetering, op circa 1 km ten noorden van de kern Kamerik. Achter de lintbebouwing langs de Kamerikse Wetering is het dorp voornamelijk in westelijke richting uitgebreid. De woonbebouwing langs de Reigerstraat vormt de westelijke begrenzing van het dorp. Het open landschap van het veenweidegebied is het gehele dorp voelbaar aanwezig.

Kanis is gegroeid rondom de kerk. Ten oosten van de Kamerikse Wetering ligt de oorspronkelijke lintbebouwing, ten westen van het water staat de kerk centraal. Nabij de kerk liggen de wat oudere straatjes met een gebogen beloop. Daarbuiten is het stratenpatroon rechthoekig van karakter.

Functionele structuur

De kern van Kamerik bestaat voornamelijk uit woongebied. De overige functies zijn voornamelijk te vinden aan of nabij het centrum van Kamerik. Het centrum is gelegen aan de hoofdstructuur, waar langs de Mijzijde en de Van Teylingenweg de oudere lintbebouwing is gesitueerd. Hier worden woonfuncties afgewisseld met gemengde doeleinden (detailhandel, dienstverlening, horeca, bedrijf) en maatschappelijke functies (zoals scholen en kerken). Aan de zuidzijde van de kern is een bedrijventerrein gelegen. Aan de noordzijde ligt een sportterrein: sportpark Mijzijde.

Ook de kern van Kanis bestaat voornamelijk uit woongebied. De overige functies zijn voornamelijk aan de hoofdstructuur (de Mijzijde en de Van Teylingenweg) gelegen en bestaan uit gemengde doeleinden (detailhandel, dienstverlening, horeca), maatschappelijke doeleinden (kerk) en bedrijven. Aan het Pastorielaantje ligt het terrein van het voormalige verpleeghuis. Dit terrein wordt herontwikkeld naar woningbouw (hiervoor is de wijzigingsbevoegdheid naar wonen gebruikt). Dit wijzigingsplan is één op één overgenomen in de beheersverordening.

1.5 Leeswijzer

De toelichting bij de verordening is als volgt opgebouwd:

  1. 1. in hoofdstuk 2 zijn de uitgangspunten van de beheersverordening beschreven en wordt uitleg gegeven aan de regeling die bij deze beheersverordening hoort;
  2. 2. in hoofdstuk 3 zijn de relevante beleidsstukken samengevat en is beoordeeld in hoeverre de uitgangspunten van deze verordening binnen het geldende beleid passen;
  3. 3. in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten;
  4. 4. in hoofdstuk 5 wordt tot slot stilgestaan bij de uitvoerbaarheid van de verordening.

Hoofdstuk 2 Uitgangspunten En Uitleg Regeling

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de keuze voor het instrument beheersverordening uiteengezet en een uitleg gegeven bij de planologische regeling.

2.2 Keuze Voor Beheersverordening

2.2.1 Algemeen: beheersverordening als juridisch instrument

De gemeente is gehouden aan de zogenoemde actualiseringsplicht op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening. Deze actualiseringsplicht betekent dat de gemeente ervoor dient te zorgen dat het hele grondgebied is voorzien van actuele bestemmingsplannen of beheersverordeningen, dat wil zeggen niet langer dan 10 jaar geleden vastgesteld. Houdt een gemeente zich hier niet aan dan is zij niet bevoegd leges te heffen binnen het gebied voor diensten die betrekking hebben op het bestemmingsplan.

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt gemeenten de mogelijkheid om in plaats van een bestemmingsplan een beheersverordening voor een gebied vast te stellen. Een beheersverordening vormt, net als het bestemmingsplan, het kader waaraan onder andere bouwaanvragen worden getoetst en op basis waarvan de gemeente handhavend kan optreden op het moment dat in strijd met bepalingen uit de verordening wordt gehandeld (denk aan illegale gebruiksvormen of illegale bebouwing). Het verschil met een bestemmingsplan is echter dat met een beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.

Een beheersverordening betreft een regeling voor het beheer van het gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is juridisch vergelijkbaar met een bestemmingsplan met een consoliderende inhoud. Onder beheerregeling wordt zowel een regeling voor de daadwerkelijk aanwezige situatie verstaan, als een regeling voor de planologische ruimte.

2.2.2 Waarom een beheersverordening voor Kamerik en Kanis?

Er is gekozen om voor de herziening van de twee bestemmingsplannen voor Kamerik en Kanis een beheersverordening op te stellen. Hierin wordt de huidige regeling zo veel mogelijk overgenomen. De reden voor deze keuze is:

  • In de afgelopen 10 jaar zijn geen noemenswaardige ontwikkelingen geweest in de kernen van Kamerik en Kanis en veranderingen in gebruik/functie (behoudens de uitbreidingslocaties);
  • De wijzigingsbevoegdheden in Kern Kamerik zijn de afgelopen 10 jaar niet benut;
  • De situatie ten tijde van het opstellen van de vigerende plannen in 2004-2005 is daarmee nagenoeg hetzelfde gebleven;
  • In de kernen van Kamerik en Kanis zijn voor de komende 10 jaar geen grote nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Een beheersverordening is expliciet bedoeld voor gebieden zoals Kanis en Kamerik, waarin én de afgelopen periode weinig is veranderd, én waarin ook voor de nabije toekomst geen grote veranderingen worden verwacht. De wetgever heeft voor dergelijke gebieden gemeenten een instrument willen bieden waarmee met een gemakkelijke procedure het planologisch regime kan worden bestendigd.

Hieronder volgt een nadere uitleg van de keuze voor een beheersverordening.

Gebieden met een lage dynamiek

In Kamerik en Kanis zijn de laatste 10 jaar weinig ruimtelijke ontwikkelingen geweest en veranderingen in gebruik/functie. De situatie ten tijde van het opstellen van deze plannen in 2004-2005 is daarmee nagenoeg hetzelfde gebleven. Er zijn tevens geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Ook zijn geen nieuwe wijzigings- of uitwerkingsbevoegdheden wenselijk.

De uitbreidingslocatie Kamerik Noord-Oost 2 is in een apart bestemmingsplan opgenomen. Voor de uitbreidingslocatie Pastorielaantje in Kanis is een wijzigingsplan opgesteld.

Huidige plannen nog goed werkbaar

Voor een beheersverordening kan gekozen worden om de huidig planologische regeling over te nemen. De huidige bestemmingsplannen voor Kamerik en Kanis sluiten wat betreft de systematiek aan op de meest geactualiseerde plannen van Woerden. De standaard systematiek van de gemeente Woerden is onder meer gebaseerd op het bestemmingsplan Kern Kamerik. De huidige plannen zijn daarom nog goed werkbaar.

Cultuurhistorische waardenkaart is in ontwikkeling

Binnenkort wordt een gemeentebrede cultuurhistorische inventarisatie en -waardenkaart opgesteld. Aan de hand daarvan komen er wellicht zaken naar boven waarvan het wenselijk is deze op te nemen in een bestemmingsplan.

Voor de beheersverordening zal de cultuurhistorische waardenkaart nog niet gereed zijn. In deze beheersverordening worden daarom zo goed mogelijk de huidige geïnventariseerde waarden meegenomen.

Omdat het opstellen van een beheersverordening een relatief korte en goedkopere procedure is, is het beter te verantwoorden om binnen de planperiode van 10 jaar de cultuurhistorische waardenkaart alsnog in een nieuw planologische regeling op te nemen, mocht dat wenselijk zijn.

De toekomstige Omgevingswet gaat uit van een omgevingsplan, waar ook cultuurhistorische waardenkaarten deel van uitmaken. Het opnemen van de cultuurhistorische waardenkaart kan dan eventueel vooruitlopend op of samengaand met de nieuwe Omgevingwet plaatsvinden.

Beschermd stads- of dorpsgezicht in relatie tot beheersverordening

Een beheersverordening voor een beschermd stads- of dorpsgezicht is alleen van toepassing als deze afgestemd wordt op het geldende bestemmingsplan. Dat bestemmingsplan moet dan wel rekening houden met het behoud van het waardevolle karakter van het gebied. In casu bevat het bestemmingsplan Kamerik beschermende voorschriften die het behoud van het beschermde dorpsgezicht borgen. Deze regels worden 1 op 1 in deze verordening overgenomen.

Indien besloten wordt om een beschermd dorpsgezicht in een beheersverordening op te nemen, dient (voorafgaand) advies gevraagd te worden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (artikel 36 van de Monumentenwet 1988).

2.3 Uitgangspunten Van De Regeling

2.3.1 Algemene uitgangspunten regeling

  • De beheersverordening zal zoveel mogelijk lijken op een bestemmingsplan. Voor de planmethodiek wordt aangesloten bij de geactualiseerde bestemmingsplannen. De standaard voor deze plannen is onder meer gebaseerd op de geldende bestemmingsplannen Kern Kamerik en Kern Kanis.
  • Voor de plangrens wordt hoofdzakelijk de vigerende plangrenzen aangehouden.
  • Als ondergrond wordt in de herziening de GBKN (Grootte Basis Kaart Nederland) zoals deze bij de gemeente Woerden bekend is op 1 januari 2012.
  • Ontwikkelingen worden niet meegenomen in de beeheersverordening.
  • In een beheerverordening mogen de bestaande wijzigingsbevoegdheden niet overgenomen worden. Dit wordt verderop toegelicht.
  • Voor de hoofdbebouwing wordt een bouwvlak op de plankaart opgenomen. Voor het bepalen van de grootte van het bouwvlak vormen de vigerende bestemmingsplannen en verleende omgevingsvergunningen het uitgangspunt.
  • Voor de hoofdbebouwing wordt uitgegaan van de bestaande diepte, goothoogte en hoogte. Via een binnenplanse ontheffing worden hogere bouwhoogtes mogelijk gemaakt (10%-regeling), ten opzichte van het oorspronkelijke hoogte van het hoofdgebouw.
  • Met betrekking tot de mogelijkheden voor uitbreiding/erfbebouwing op het zij-, achter- en voorerf wordt de bestaande regeling in de geldende bestemmingsplannen in combinatie met de gemeentelijke beleidsregel omtrent erfbebouwing (vastgesteld november 2012) aangehouden. Uitgangspunt is dat de bestaande erfbebouwingsmogelijkheden niet worden beperkt.
  • Verleende vrijstellingen zijn op het kaartbeeld en in de regels verwerkt.
  • Het planologisch regime is geactualiseerd aan de hand van een bedrijveninventarisatie.
  • Een aantal omissies is gerepareerd.
  • Vanwege het vervallen van de stedenbouwkundige bepalingen (waaronder de parkeernormenbepaling) in de bouwverordening, wordt voor de parkeernormenbepaling in de beheersverordening verwezen naar de gemeentelijke parkeernota.
  • De beheersverordenikng is afgestemd op actueel gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke/planologische aspecten (waaronder: groenstructuurplan, beleid omtrent waardevolle bomen, archeologische beleidskaart, sloopverbod cultuurhistorisch waardevolle panden).

2.3.2 Wijzigingsbevoegdheden

Het niet toegestaan wijzigingsbevoegdheden op te nemen in een beheersverordening, hetzelfde geldt voor uitwerkingsplichten. Voor wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten geldt dat deze ontwikkelingen mogelijk maken die afwijken van ofwel de bestaande ruimtelijke structuur ofwel de bestaande functionele structuur. Om die reden stroken deze regelingen niet met het doel van een beheersverordening als instrument.

In de vigerende regelingen voor Kamerik en Kanis zijn geen uitwerkingsplichten opgenomen maar wel enkele wijzigingsbevoegdheden. Deze zijn in voorliggende beheersverordening niet overgenomen. De wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan Kern Kanis voor de herontwikkeling van de locatie aan het Pastorielaantje is benut en is als zodanig in deze verordening bestemd.

2.3.3 Bedrijveninventarisatie

In het kader van de beheersverordening heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de bestaande bedrijfsfuncties in het verordeningsgebied. Bedrijven die aanwezig waren ten tijde van de vaststelling van de vigerende plannen en waren opgenomen in bijlage 2 bij de regels, maar thans niet meer aanwezig zijn, komen niet meer voor in de genoemde bijlage. Bestaande (legale) bedrijven of andere functies (zoals winkels) die aanwezig zijn maar nog niet planologisch zijn geregeld in een bestemmingsplan of beheersverordening, zijn voorzien van een aanduiding. Het gaat om de volgende bedrijven:

Kamerik

  • Handelsweg 18: aanduiding 'jeugd- en kinderopvang';
  • Kastanjelaan 1: aanduiding 'meubelzaak';
  • Meent 1B : bestemming 'Gemengd' (winkel en bedrijf');
  • Mijzijde 51: aanduiding 'keramiekwinkel'.
  • Van Teylingenweg 34: aanduiding 'atelier'.

Kanis

  • Mijzijde 125A: 'aanduiding 'detailhandel'.

Verder gaat het om enkele ondergeschikte aanpassingen zoals vernummering, verduidelijkingen, verwijzingen en tekstuele aanpassingen die inhoudelijk niet van belang zijn.

2.3.4 Herstellen van omissies

Na de vaststelling van de bestemmingsplannen in 2005 is gebleken dat er een aantal ondergeschikte omissies zijn. Deze zijn in onderhavige beheersverordening hersteld.

2.3.5 Uitgangspunten per bestemming

In deze paragraaf zijn per functie de uitgangspunten beschreven.

Woondoeleinden en Woondoeleinden 2 (artikel 5 en artikel 6)

  • Binnen de woongebieden is op elk perceel wonen toegestaan. Bestaande afwijkende functies worden op de kaart aangegeven. De aan huis verbonden beroepen worden bij recht toegestaan.
  • De bestemming Woondoeleinden 2 is gegeven voor de woningen aan het Pastorielaantje. Hiervoor is een aparte regeling van toepassing.
  • Horeca en detailhandel is alleen toegestaan waar deze functies reeds nu aanwezig zijn.
  • Bij de combinatie van wonen en een niet-woonfunctie zijn publieksfuncties uitsluitend op de begane grondlaag toegestaan.
  • Waar de publieksfunctie de gehele begane grondlaag in beslag neemt, wordt deze functie als hoofdfunctie aangemerkt;
  • In cultuurhistorisch waardevolle bebouwing kan via een binnenplanse afwijking de gehele begane grond van een woning voor een aan huis verbonden beroep gebruikt worden, indien dit noodzakelijk is voor het behoud van deze cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
  • Het afwijkingsbeleid voor erfbebouwing is verwerkt in de regels van de beheersverordening (zie ook paragraaf 3.4).

Gemengde doeleinden (artikel 7)

  • Regeling voor de functies detailhandel, dienstverlening en lichte bedrijfsactiviteiten (maximaal milieucategorie 2).
  • Onderlinge functie uitwisseling is toegestaan.
  • Horeca is alleen toegestaan waar deze functie reeds nu aanwezig is.
  • Het afwijkingsbeleid voor erfbebouwing is verwerkt in de regels van de beheersverordening (zie ook paragraaf 3.4).

Maatschappelijke doeleinden (artikel 8)

  • De maatschappelijke voorzieningen krijgen één regeling. Hierdoor kan uitwisseling van sociale, culturele, educatieve en religieuze functies plaatsvinden.
  • Naast de reeds toegestane maatschappelijke functies worden voorzieningen ten behoeve van kinderopvang mogelijk gemaakt.
  • De begraafplaats krijgt een nadere aanduiding.
  • Het afwijkingsbeleid voor erfbebouwing is verwerkt in de regels van de beheersverordening (zie ook paragraaf 3.4).

Nutsdoeleinden (artikel 9)

  • Deze regeling is van toepassing op de algemene nutsvoorzieningen (trafohuisjes e.d.) in het plangebied.

Agrarische doeleinden (artikel 10)

  • Deze bestemming betreft het in het plangebied gelegen agrarische bedrijf in Kanis.
  • De bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen dienen binnen het bouwperceel gerealiseerd te worden.
  • De inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 600 m3.
  • De maximale oppervlakte van erfbebouwing bedraagt 50 m2.
  • Uitgangspunt vormt regeling Landelijk gebied Woerden, Kamerik, Zegveld.

Woonwagenstandplaats (artikel 11)

  • Dit is van toepassing op de woonwagen naast de sportvelden in Kamerik.

Recreatieve doeleinden (artikel 12)

  • Voor de bestaande sportvoorzieningen in het sportpark in Kamerik wordt één regeling opgenomen.
  • Binnen deze bestemming worden in aanvulling op de bestaande planologische rechten tevens voorzieningen ten behoeve van kinderopvang mogelijk gemaakt.
  • Er worden tevens evenementen mogelijk gemaakt met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement.
  • Het afwijkingsbeleid voor erfbebouwing is verwerkt in de regels van de beheersverordening (zie ook paragraaf 3.4).

Bedrijfsdoeleinden (artikel 13)

  • Voor de verschillende bedrijven in het plangebied en voor de bedrijven op het bedrijventerrein van Kamerik is een onderverdeling gemaakt in verschillende milieucategorieën (vanaf milieucategorie 1 tot maximaal 3a). Hierbij is gelet op de aanwezigheid van woningen in de nabijheid van de bedrijven.
  • Het afwijkingsbeleid voor erfbebouwing is verwerkt in de regels van de beheersverordening (zie ook paragraaf 3.4).
  • Bijlage 2 bestaande bedrijven is aangepast naar aanleiding van de actuele situatie (zie ook paragraaf 2.3.3).

Verkeersdoeleinden (artikel 14)

  • De bestaande verkeersstructuur vormt het uitgangspunt.
  • Binnen het plangebied bestaat het gebied vanuit de oorsprong uit 50 km/h wegen. Steeds meer wegen worden 30 km/u.
  • Ten opzichte van de vigerende plannen worden alle wegen in deze beheersverordening in één regeling opgenomen.

Groenvoorzieningen (artikel 15)

  • De hoofdgroenstructuur vormt het uitgangspunt.
  • De waardevolle bomen zoals deze zijn opgenomen op de “Bijzondere status bomenkaart” worden op de kaart weergegeven. In de regels is een beschermde regeling opgenomen.
  • Er worden naast de bestaande planologische rechten tevens evenementen mogelijk gemaakt met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement.

Water (artikel 16)

  • Voor de hoofdwatergangen en de cultuurhistorisch waardevolle watergangen.
  • Er zijn geen waterkeringen aanwezig in het plangebied.

Tuin (artikel 17)

  • Deze regeling is van toepassing op de gronden tussen de Overzicht en ervan van de woningen aan de Mijzijde en aan de achterzijde van de Van Teylingenweg nabij de Talsmaweg.
  • Deze gronden creëren een overgangsgebied tussen het beschermde dorpsgezicht en de gebieden daarbuiten.
  • Op deze gronden is geen bebouwing mogelijk.

Leiding - Riool (artikel 18)

In de kern Kamerik is een planologisch relevante rioolpersleiding gelegen. Deze leiding, inclusief de beschermingszone, heeft de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

2.3.6 Archeologie

Het archeologisch beleid van de gemeente Woerden is opgenomen in de beheersverordening.

Daartoe zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Voor een toelichting op het aspect archeologie zie ook paragraaf 4.2.

2.3.7 Cultuurhistorie

Advies Commissie Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed

Voorafgaand aan het opstellen van de beheersverordening heeft overleg plaatsgevonden met de Commissie voor Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed. Enerzijds is de huidige regeling van het bestemmingsplan (en eventuele omissies) besproken. Aan de commissie is anderzijds ook advies gevraagd over mogelijke aanvullingen op de huidige regeling, bijvoorbeeld of nadere aanduidingen gewenst zijn, of het aanvullen van het aanlegvergunningstelstel wenselijk is en of het wenselijk de kappenkaart en de gevelwandtekeningen te actualiseren. De aanbevelingen van de commissie zijn verwerkt in de beheersverordening. Het gaat concreet om de volgende aanbevelingen:

  • Bij het afwegen van een omgevingsvergunning voor slopen in het beschermd dorpsgezicht is een voorwaarde dat de gemeente op basis van NEN 2767controleert of een pand gesloopt mag worden.
  • Opnemen van een foto-inventarisatie van het beschermd dorpsgezicht Kamerik.
  • Conserveren van de bestrating in de regels voor het beschermd dorpsgezicht.
  • Actualisatie van de lijst met cultuurhistorisch waardevolle objecten (monumenten en MIP panden).

De commissie heeft tevens geadviseerd om vooruit te lopen op de inventarisatie voor de gemeentebrede cultuurhistorische waardenkaart. Vanwege het nu al aanwezige beschermende stelsel voor alle panden in het beschermde dorpsgezicht (inclusief bijgebouwen) is voor deze beheersverordening niet vooruitlopend op de waardenkaart geïnventariseerd.

Hierna volgt een verdere uitwerking van deze aspecten.

Beschermd dorpsgezicht Kamerik

Voor gronden binnen het beschermde dorpsgezicht is een omgevingsvergunning nodig voor diverse werkzaamheden, zoals het slopen van gebouwen, het veranderen van watergangen en het afgraven en ophogen van de bodem. Voor gronden binnen het beschermde dorpsgezicht geldt dat voordat een besluit over een aangevraagde omgevingsvergunning wordt genomen, schriftelijk advies gevraagd dient te worden aan de gemeentelijke monumentencommissie. De gemeentelijke monumentencommissie heet tegenwoordig de Commissie voor Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed.

Binnen het beschermd dorpsgezicht mag de breedte en de kapvorm van de woningen en andere hoofdgebouwen niet afwijken van de bestaande situatie.

Op de bij de regels van het bestemmingsplan ‘Kern Kamerik’ behorende kappenkaart en gevelwandtekeningen staat de bebouwing in het beschermd dorpsgezicht aangegeven zoals destijds bij het opstellen van de bestemmingplannen is geïnventariseerd. Het kan zijn dat er in de tussentijd panden zijn aangepast of gesloopt, waardoor de tekeningen voor die panden niet meer overeenkomen met de werkelijke situatie.

De gevelwandtekeningen leggen met name de breedte en hoogte van de voorgevels en de kapvorm van de panden vast. De Commissie voor Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed heeft in haar advies aangegeven het wenselijk te vinden om de kappenkaart en de gevelwandtekeningen aan te vullen met recente gedetailleerde kleurenfoto’s van de gevelwanden en een goede luchtfoto.

Deze foto’s kunnen zij als werkinstrument gebruiken om zo meer inzicht te verkrijgen in de gebruikte materialen en kleurstellingen.

Vanwege de toegevoegde waarde van een overzicht met de geactualiseerde situatie en vanwege de functie als bijlage (geen extra regelgeving) is daarom gekozen voor het toevoegen van recente foto’s. Deze zijn opgenomen in Bijlage 3.

Voor gronden binnen het het beschermde dorpsgezicht is een omgevingsvergunning nodig voor de volgende werkzaamheden:

  • het geheel of gedeeltelijk slopen van gebouwen;
  • het vellen, rooien of ernstig beschadigen van bomen;
  • het dempen, verbreden of versmallen van watergangen;
  • het aanleggen van bovengrondse en/of ondergrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en de bijbehorende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • het afgraven of ophogen van de bodem met meer dan 20 cm;
  • het bestraten en/of op andere wijze verharden en/of het aanleggen van stoepen;
  • het aantasten van beschoeiing;
  • het wijzigen van bestratingsmateriaal;
  • er is geen aanlegvergunning nodig voor onderhoudswerkzaamheden of werkzaamheden van (planologisch) niet ingrijpende betekenis.

Voordat een aanlegvergunning verleend wordt, dient een schriftelijk advies gevraagd te worden aan de monumentencommissie.

Monumenten

Rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten die in de afgelopen planperiode zijn aangewezen, maar nog niet zijn aangeduid, zijn - in aanvulling op de reeds aangewezen panden - in de beheersverordening opgenomen. Dit betreft het in 2008 als gemeentelijk monument aangewezen Hallehuis 4 (kerkonderdeel/orgel).

Cultuurhistorisch waardevolle panden

Binnen het beschermd dorpsgezicht mogen de cultuurhistorisch waardevolle panden (mip-panden) alleen gesloopt worden als een vergunning is afgegeven en nadat de monumentencommissie hier een advies over heeft gegeven. Er geldt in de huidige bestemmingsplannen voor Kanis en Kamerik geen sloopverbod voor cultuurhistorisch waardevolle panden buiten het beschermd dorpsgezicht.

In de meest recente bestemmingsplannen van de gemeente is een sloopverbod voor de cultuurhistorisch waardevolle panden opgenomen. Ontheffing hiervan is alleen mogelijk onder voorwaarden. Een voorwaarde is dat de gemeente op basis van NEN 2767 nagaat of een pand gesloopt mag worden. Deze gemeentebrede aanpak van vervangende nieuwbouw bij cultuurhistorische waardevolle bebouwing wordt ook in de beheersverordening opgenomen en zal dus óók gaan gelden voor de cultuurhistorisch waardevolle panden buiten het beschermd dorpsgezicht. De regeling is opgenomen het artikel 'algemene aanduidingsregels'.

2.3.8 Waardevolle bomen en bijzondere bomenrijen

Waardevolle bomen en bijzondere bomenrijen in het verordeningsgebied zijn aangeduid met de nadere aanduiding 'waardevolle boom' of 'bijzondere bomenrij'. In de regels van de verordening is opgenomen dat ter plaatse niet mag worden gebouwd.

Hoofdstuk 3 Beleidsaspecten

3.1 Inleiding

In het kader van deze beheersverordening is getoetst welke beleidstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau relevant zijn. Gelet op de uitgangspunten van deze beheersverordening – voortzetting van de bestaande situatie, inclusief de planologische mogelijkheden – is met name stilgestaan bij beleid dat eventuele consequenties voor de beheersverordening kan of dient te hebben. Omdat de beheersverordening ziet op het beheer van de bestaande situaties, is een uitgebreidere toetsing niet noodzakelijk. De conclusie is dat deze beleidsaspecten de totstandkoming van de beheersverordening niet in de weg staan.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota's vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met de SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In de SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  1. 1. vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  2. 2. verbeteren van de bereikbaarheid;
  3. 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Deze beheersverordening legt de bestaande situatie vast en maakt derhalve geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De bovengenoemde nationale belangen zijn niet in het geding. Daarmee is de beheersverordening in overeenstemming met de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) bevestigt in juridische zin de kaderstellende uitspraken uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het besluit is op 17 december 2011 in werking getreden. Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de bevoegdheid om algemene regels te stellen zou moeten worden ingezet. Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte). Het Rijk beëindigt de rol bij nationale landschappen, rijksbufferzones en het verstedelijkingsbeleid. In de structuurvisie worden de rijksdoelen en nationale belangen limitatief beschreven.

Per 1 oktober 2012 is aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.

Aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 in artikel 3.1.6. de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.

De beheersverordening voorziet niet in nieuwe stedelijke ontwikkelingen, zodat de ladder voor duurzame verstedelijking niet hoeft te worden doorlopen. Het Bro en het Barro vormen zodoende geen belemmering voor de vaststelling van de beheersverordening.

3.3 Provinciaal Beleid

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening

Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen is het feit dat Utrecht aantrekkelijk is als vestigingsgebied. De verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en meer verantwoordelijkheid voor gemeenten zijn belangrijke uitgangspunten van het beleid dat de provincie in de PRS en de PRV heeft vastgelegd. Hoe de provincie met deze uitgangspunten aan de slag gaat, werkt zij uit in het Ruimtelijk Actieprogramma.

De provincie gaat hierin met haar partners aan de slag om het beleid concreter te maken, samenwerking in het ruimtelijk werkveld te versterken en werkwijzen te vernieuwen. Het Ruimtelijk Actieprogramma werkt aan drie pijlers:

  1. 1. een duurzame leefomgeving;
  2. 2. vitale dorpen en steden;
  3. 3. landelijk gebied met kwaliteit

Deze pijlers voor de ontwikkeling dragen bij aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de provincie.

In de structuurvisie is het provinciale beleid beschreven. Doorwerking vindt plaats via de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Ruimtelijke initiatieven en plannen worden hierop beoordeeld.

Deze beheersverordening is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het verordeningsgebied is met uitzondering van de sportvelden in het noorden van Kamerik gelegen binnen de rode contour en aangewezen als stedelijk gebied, zie figuur 3.1. Als gevolg hiervan gelden vanuit het provinciale beleid en de provinciale verordening geen specifieke regels voor deze verordening. Ook legt het provinciale beleid geen beperkingen op aan de beheersverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0002.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede rode contourenkaart provincie Utrecht

3.4 Gemeentelijk Beleid

Ruimtelijke Structuurvisie Woerden 2009 – 2030

Het doel van deze structuurvisie is het bieden van een ruimtelijk ontwikkelings- en toetsingskader voor de gemeente Woerden voor de periode tot 2025, met een nadere concretisering voor de periode tot 2015 als ruimtelijke uitwerking van de (toekomstige) Strategische Visie 2025. Op 28 maart 2013 is een aanpassingsvoorstel vastgesteld.

In het algemeen zijn de volgende opgaven voor de toekomst geformuleerd:

  • maximaal profiteren van ligging in het Groene Hart;
  • versterken van de identiteit van de afzonderlijke kernen;
  • onderscheid tussen open veenweidegebied en mozaïeklandschap van oeverwallen Oude Rijn in tact houden / versterken;
  • verantwoordelijkheid nemen in de regio: onderzoeken van mogelijkheden om te voorzien in regionale behoefte naar woon- en werklocaties, met respect voor cultuurhistorische waarden in het gebied;
  • zuinig / zorgvuldig omgaan met ruimte;
  • verbeteren van de bereikbaarheid, zowel van buiten af als binnen de kernen, nieuwe locaties voor wonen en werken bezien in relatie tot het bereikbaarheidsvraagstuk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0003.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede structuurvisiekaart

De structuurvisie geeft in aan dat ruimtelijke ontwikkelingen in Kamerik en Kanis de komende jaren met name gericht zijn op de eigen bevolking van de kernen. Kanis kent geen groei-opgaven alleen een beperkte herstructureringsopgave op de voormalig locatie van zorgcentrum Miland.

In Kamerik is op basis van migratiesaldo 0 een behoefte van 165 woningen tot 2015. Daarvan zijn er nu 50 gebouwd. In deze behoefte zal worden voorzien in een aantal fasen in de noordoosthoek, aansluitend op de meest recente uitbreidingen van het dorp.

In Kamerik wordt evenals in Zegveld voorgesteld om een groene zoom om het dorp aan te leggen.

De zoom kan ruimte bieden aan een recreatieve route, groen uitloopgebied maar ook beperkt woningen (lintbebouwing en landgoederen) om te kunnen voorzien in de woningbehoefte na 2015. De wateropgave speelt daarbij een rol. Naast woningbouw zal ook beperkt ruimte geboden worden aan de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein aan de westzijde, in het verlengde van de bestaande straten. Evenals in Zegveld gaat het hier om kleinschalig, lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Bij de uitbreiding moet ook een groene zoom gerealiseerd worden. Het streven is om het voorzieningenniveau in Kamerik op peil te houden, zeker gezien de kleinschalige toeristische ontwikkelingen in de omgeving.

De beheersverordening voorziet niet in bovengenoemde nieuwe ontwikkelingen. De woningbouwlocatie in het noordoosten van Kamerik maakt geen deel uit van het verordeningsgebied. Dit geldt ook voor de beoogde uitbreiding van het bedrijventerrein en de groene zoom. De beheersverordening vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van de structuurvisie.

Landschapsontwikkelingsplan Woerden

In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) voor Woerden wordt inzichtelijk gemaakt hoe de gemeente de ontwikkeling van het landschap voor de komende 10 jaar wil insteken. Rekening houdend met de ontwikkeling van de verschillende functies in het landelijk gebied wordt beschreven hoe de landschappelijke waarden behouden en versterkt kunnen worden. Daarnaast gaat de visie in op de mogelijkheden om het landschap te beleven.

Het LOP heft met name betrekking op het buitengebied, maar doet ook uitspraken met betrekking tot het karakteristieke bebouwingslint van Kamerik. Voor Kamerik wordt als bebouwingslint landschappelijk en cultuurhistorisch zeer hoog gewaardeerd en moet dan ook beschermd worden. Het vasthouden van het unieke karakter, qua structuur en beeldkwaliteit, dient uitgangspunt te zijn bij toekomstige ontwikkelingen in het lint. Bij uitbreiding of sloop en nieuwbouw op de erven dient de karakteristiek van de erven behouden te blijven. Voorliggende beheersverordening maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en draagt bij aan het behoud van het karakteristieke bebouwingslint van Kamerik. Het landschapsontwikkelingsplan is verder niet van invloed op de beheersverordening.

Groenblauw omgevingsplan 2014-2023

Het goenblauwe omgevingsplan is een uitwerking van de ruimtelijke structuurvisie en heeft daarnaast raakvlakken met het gemeentelijk Waterbeleidsplan, het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) en het Integraal Beheer Openbare Ruimte (IBOR). Het omgevingsplan vormt een visie en streefdoelen voor groen en water op wijkniveau en geeft vervolgens inrichtingseisen. De visie is als volgt samen te vatten:

  • De groenblauwe structuur is voor het welzijn van de inwoners en bezoekers van de gemeente Woerden;
  • In 2040 is de groenblauwe structuur duurzaam, ecologisch waardevol, innovatief ingericht en veilig te gebruiken;
  • De groenblauwe structuur draagt bij aan een gezonde natuurlijke en hoogwaardige leefomgeving.

Voor Kamerik en Kanis zijn de groenblauwe structuur op figuur 3.3. afgebeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0005.png"

Figuur 3.3 Groenblauwe hoofdstructuur Kamerik en Kanis

Het groenblauwe omgevingsplan maakt onderscheid in 3 soorten groen: hoofdgroen, buurtgroen en snippergroen. Om initiatieven en te kunnen toetsen wordt gebruik gemaakt van een beslisboom.

De beheersverordening legt de bestaande planologische rechten opnieuw vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het bestaande en water en groen is als zodanig vastgelegd op de verbeelding en in de regels. Hierdoor is het plan in overeenstemming met de doelstellingen uit het groenblauwe omgevingsplan.

Woonvisie Woerden Woont 2015-2020

Goed woen voor iedereen is de gemeentelijke ambitie. In de woonvisie is hiertoe strategische woningbouwplanning opgesteld waarmee kan worden gestuurd voor wie, waar en wanneer wordt gebouwd. Ook worden prestatieafspraken gemaakt met WBS Kamerik en GroenWest.

De focus in de visie ligt op de groepen die extra aandacht nodig hebben, waaronder senioren, mensen met een fysieke of mentale handicap, mensen met eeen laag inkomen en huishoudens met een middeninkomen. Voor de overige huishoudens ziet de visie met name toe op realisatie van een geode mix aan woningen, afgestemd op de vraag.

De nieuwbouwopgave is om tot 2020 circa 1.000 woningen toe te voegen, bestaande uit een gevarieerd aanbod.

Doelstellingen voor Kanis en Kamerik zijn in hoofdlijnen als volgt:

  • bestaande woningvoorraad
    1. 1. levensloopgeschikter maken
    2. 2. energieprestatie vergroten
  • nieuwbouw
    1. 1. gemiddeld 14 woningen per jaar tot aan 2020
    2. 2. zo mogelijk levensloopbestendige woningen realiseren
    3. 3. mogelijke herontwikkeling van op termijn vrijkomende schoollocaties
    4. 4. locatie Noordoost in Kamerik: gefaseerde woningbouw van 45 woningen
    5. 5. in Kanis wordt mogelijk een doorstroommarkt georganiseerd.

Afwijkingsbeleid erfbebouwingsmogelijkheden stads- en dorpskernen Woerden (2012)

Belangrijkste doel van dit beleid is een snellere, transparantere en eenvoudigere afhandeling van bouwaanvragen voor erfbebouwing in het stedelijk gebied. Het streven is om 80% van de eenvoudige en middelgrote aanvragen te laten afhandelen door de afdeling Dienstverlening, zonder tussenkomst van advisering door de afdeling Ruimte.

De regels voor erfbebouwing op het achtererfgebied zijn sterk vereenvoudigd, hierdoor ontstaan meer mogelijkheden voor bebouwing. De regels voor bebouwing op het voorerf en het zijerf dat grenst aan het openbaar gebied zijn een afgeleide van de geactualiseerde bestemmingsplannen, met dien verstande dat regels op een aantal punten zijn vereenvoudigd. Dakopbouwen zijn beperkt mogelijk, mits ruimtelijk aanvaardbaar. In welstandsplichtige gebieden geldt voor dakkapellen het welstandsbeleid.

Het afwijkingsbeleid is in de beheerverordening geïmplementeerd in de regels van de beheersverordening. De belangrijkste regels zijn:

  • er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de woonfunctie en de aan wonen functioneel ondergeschikte functies;
  • het achtererfgebied mag voor niet meer dan 50% van de oppervlakte worden bebouwd met bijbehorende bouwwerken;
  • in een zone van 3 meter rondom het oorspronkelijke hoofdgebouw is de hoogte maximaal 4 meter afhankelijk van de hoogte van de bestaande begane grondverdieping;
  • in de zone buiten de 3 meter zone is de maximale hoogte 3 meter hoog;
  • een kap op een bouwwerk is onder voorwaarden mogelijk en indien het ruimtelijk aanvaardbaar is.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Voorafgaand aan de keuze voor de inzet van de beheersverordening, heeft voor het verordeningsgebied een scan plaatsgevonden van relevante omgevingsaspecten in het gebied. Dit onderzoek is beperkt van aard, omdat de beheersverordening gericht is op instandhouding van de bestaande situatie. Het onderzoek richtte zich erop te bepalen of in het gebied, vanuit het oogpunt van milieu, natuur, verkeer of water, aanleiding bestaat tot het treffen van maatregelen. Hiervoor is een toets uitgevoerd op het voldoen aan wet- en regelgeving. De scan van omgevingsaspecten omvatte de volgende aandachtsgebieden:

  1. 1. archeologie;
  2. 2. bodem;
  3. 3. cultuurhistorie;
  4. 4. ecologie;
  5. 5. externe veiligheid;
  6. 6. geluid;
  7. 7. industrielawaai en bedrijvigheid;
  8. 8. luchtkwaliteit;
  9. 9. planologisch relevante kabels en leidingen;
  10. 10. verkeer;
  11. 11. water;
  12. 12. toetsing aan m.e.r.-wetgeving.

Per omgevingsaspect wordt benoemd of gevolgen zijn voor plankaart en regels.

4.2 Archeologie

Toetsingskader

Wettelijk kader

De Nederlandse bodem zit vol met archeologische waarden. Met de ondertekening van het Europese verdrag van Valletta in 1992 -een verdrag over behoud en beheer van het archeologische erfgoed – hebben de lidstaten zich tot doel gesteld het bodemarchief te beschermen. Met ingang van 1 september 2007 is het Verdrag van Valletta geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving door middel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz), waardoor het verdrag een juridisch fundament kreeg. Deze wijzigingswet heeft onder meer wijzigingen aangebracht in de Monumentenwet 1988.

De bescherming van archeologische waarden wordt door de Monumentenwet grotendeels bij de gemeenten neergelegd. Gemeenten zijn sinds 2007 verplicht rekening te houden met archeologische waarden in bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De bescherming van archeologische waarden krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan of beheersverordening ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden waar een trefkans bestaat op archeologische resten.

Archeologiebeleid

Gemeenten dienen bij bodemingrepen het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen. Om deze belangenafweging op adequate en verantwoorde wijze te kunnen maken, heeft de gemeente Woerden archeologiebeleid opgesteld voor grondgebied. Het archeologiebeleid bestaat uit een archeologische beleidskaart waar een rapport van archeologisch onderzoeksbureau Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie, met het nummer V670, van 23 september 2010 aan ten ligt. De toegekende archeologische (verwachtings)waarden zijn gebaseerd op onder meer archeologische en geo(morfo)logische onderzoeken en gegevens en historisch kaartmateriaal. Aan de verschillende zones met een archeologische (verwachtings)waarde zijn beleidsregels gekoppeld. In de beleidsregels zijn vrijstellingsgrenzen opgenomen voor de oppervlakte en diepte van de voorgenomen ingreep. Indien een plangebied groter is dan de gestelde oppervlakte-ondergrens en de ingreep dieper gaat dan de diepte-ondergrens dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Archeologische verwachting

Binnen de kern van Kamerik is sprake van de volgende verwachtingscategorieën:

  • Categorie 2: Archeologisch waardevol terrein. Dit betreft de historische kern van Kamerik. Hier geldt de verplichting dat bij ingrepen dieper dan 30 cm over een oppervlakte van 50 m2 of meer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
  • Categorie 3b: Hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten die samenhangen met de historische boerderijlinten. Het gaat hier met name om het gebied van de Mijzijde en de Van Teylingenweg. Hier geldt de verplichting dat bij ingrepen dieper dan 30 cm over een oppervlakte van 500 m2 of meer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
  • Categorie 5: Lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Hier geldt de verplichting dat bij bodemingrepen dieper dan 1 meter over een oppervlakte van 10.0000 m2 of meer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
  • Categorie 6: Voor deze gebieden geldt geen archeologische verwachting. Aan deze categorie zijn geen maatregelen gekoppeld.

Binnen de kern van Kanis is sprake van de volgende verwachtingscategorieën:

  • Categorie 3b: Hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten die samenhangen met de historische boerderijlinten. Het gaat hier met name om het gebied van de Mijzijde en de Van Teylingenweg. Hier geldt de verplichting dat bij ingrepen dieper dan 30 cm over een oppervlakte van 500 m2 of meer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
  • Categorie 5: Lage verwachting op het aantreffen van archeologische resten. Hier geldt de verplichting dat bij bodemingrepen dieper dan 1 meter over een oppervlakte van 10.0000 m2 of meer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Doorwerking naar kaart en regels

Voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde waarde zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen met een beperkende regeling (omgevingsvergunning voor het bouwen en omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) met betrekking tot bepaalde grondwerkzaamheden en bouwmogelijkheden. Deze regelingen zijn opgenomen in de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' (Categorie 2) en 'Waarde - Archeologie 2' (Catergorie 3b).

4.3 Bodem

Toetsingskader

Wet bodembescherming

De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water)bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst.

Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.

Onderzoek

Nu de beheersverordening alleen ziet op het beheer van het gebied en er geen sprake is van nieuwe ontwikkelingen, is het niet nodig om met betrekking tot het aspect 'Bodem' onderzoek te doen. Wel is aan de hand van het bodemloket inzichtelijk gemaakt dat er een aantal Wbb locaties ter plaatse van het verordeningsgebied aanwezig zijn (zie figuur 4.1). Een Wbb-locatie is een bij de Provincie geregistreerde locatie waar (vermoedelijk) sprake is, of was, van een ernstig geval van bodemverontreiniging. Bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen ter plaatse dient hiermee rekening te worden gehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0006.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede provinciaal bodemloket

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect bodem heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.4 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Rijksbeleid

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Eén van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Woerden heeft het beleid op het gebied van cultuurhistorie onder ander opgenomen in het Landschapsontwikkelingsplan, Monumentenverordening en het Beleidsplan Archeologische Monumentenzorg.

Onderzoek

Binnen het verordeningsgebied zijn rijks- en gemeentelijke monumenten en cultuurhistorische waardevolle objecten aanwezig. Daarnaast is het oude deel van Kamerik langs Mijzijde en Van Teylingenweg bij besluit van 4 augustus 1966 aangewezen als beschermd dorpsgezicht.

Doorwerking naar kaart en regels

Bestaande rijks- en gemeentelijke monumenten zijn op de plankaart aangeduid. Dit geldt tevens voor de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. In aanvulling hierop is een sloopverbod in artikel 23 lid van de regels opgenomen voor cultuurhistorisch waardevolle panden buiten het beschermd dorpsgezicht. Het sloopverbod in artikel 23 lid van de regels geldt ook voor alle panden in het beschermd dorpsgezicht.

De karakteristiek van het beschermd dorpsgezicht is beschermd via specifieke regels. Als uitgangspunt geldt dat de bestaande bebouwing en het bestaande gebruik behouden blijft. Bij wijzigingen is altijd advies van de gemeentelijke monumentencommissie nodig. Aanlegwerkzaamheden zijn verguningplichtig en ook hiervoor geldt dat advies van de commissie nodig is voordat een omgevingsvergunning kan worden afgegeven.

In aanvulling op de regels voor het beschermd dorpsgezicht is in Bijlage 3 een foto inventarisatie opgenomen van alle percelen binnen het beschermde dorpsgezicht.

4.5 Ecologie

Toetsingskader

Soortenbescherming: Flora- en faunawet

In de Flora- en faunawet (Ffw) zijn verschillende verbodsbepalingen opgenomen om in het wild levende flora en fauna te beschermen. Het is verboden om dieren opzettelijk te verontrusten, te doden of hun rust- of verblijfplaats te verstoren of te beschadigen. Ook is het verboden om beschermde planten te beschadigen of van hun groeiplaats te verwijderen. De Ffw legt daarnaast een algemene zorgplicht op voor alle (wilde) dieren en planten en hun directe leefomgeving.

Ruimtelijke ontwikkelingen en uitvoering van projecten of plannen mogen niet in strijd zijn met de internationale richtlijnen of de Ffw. Indien er een besluit wordt genomen op grond van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij de uitvoering van het besluit gevolgen kan hebben voor beschermde soorten, moet getoetst worden of beschermde soorten aanwezig (kunnen) zijn. Ook dient te worden bekeken wat de eventuele effecten van de activiteiten op de soorten zijn. De centrale vraag daarbij is of er een vrijstelling of een ontheffing nodig is op grond van de Ffw. Dit is afhankelijk van de beschermingsgraad van de aangetroffen soort.

Bij het vaststellen van ruimtelijke plannen dient van tevoren duidelijk te zijn dat de Ffw niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en dat eventuele ontheffing of vrijstelling zal worden verleend.

Gebiedsbescherming: Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  1. a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  2. b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  3. c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.


De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan of de beheersverordening. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Hetzelfde geldt voor de ecologische doelen van de beschermde natuurmonumenten (b), voor zover deze gebieden niet overlappen met Natura 2000.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek en conclusie

Soortenbescherming

Omdat in de beheersverordening geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is onderzoek in het kader van de Ffw niet noodzakelijk.

Gebiedsbescherming

Het meest nabij gelegen Natura 2000 gebied, Nieuwkoopse Plassen en De Haeck, is op circa 4 kilometer afstand van het verordeningsgebied gelegen. Gezien deze afstand en omdat deze beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, zijn negatieve effecten op dit Natura 2000 gebied uitgesloten.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect ecologie heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.6 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor of over het water. De concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

In de omgeving van het verordeningsgebied zijn drie risicovolle inrichtingen aanwezig. Het betreft 3 propaantanks ten oosten en westen van het verordeningsgebied (zie figuur 4.2). Het invloedsgebied van deze risicovolle inrichtingen ligt ruimschoots buiten het verordeningsgebied en heeft daarom ook geen gevolgen voor de beheersverordening.

In de omgeving van het verordeningsgebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over wegen, spoor, water of door buisleidingen. Het aspect externe veiligheid levert in het kader van deze beheersverordening daarom geen belemmeringen op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0632.bvkernkamerikkanis-vVA1_0007.jpg"

Figuur 4.2 Uitsnede risicokaart

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect externe veiligheid heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.7 Geluid

Toetsingskader

In het kader van de Wet geluidhinder liggen er zones rond wegen en spoorlijnen en gezoneerde industrieterreinen. Wegen op een woonerf of met een maximumsnelheid van 30 km/h hebben geen zone. Binnen een zone moet voor het realiseren van nieuwe geluidsgevoelige functies, zoals woningen, onderzoek worden gedaan naar de geluidsbelasting.

Onderzoek

Nu de beheersverordening geen nieuwe ontwikkelingen toestaat, is het niet nodig om met betrekking tot het aspect 'Geluid' onderzoek te doen.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect geluid heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.8 Industrielawaai En Bedrijvigheid

Toetsingskader

In een beheersverordening dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder door bedrijven. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en Milieuzonering. In deze publicatie is lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere omgevingstypen dan een rustige woonwijk kunnen kleinere richtafstanden worden gehanteerd. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek

In het verordeningsgebied komt verschillende bedrijvigheid voor. De aanwezigheid van deze bedrijven vormt geen aanleiding voor het treffen van maatregelen naar de woonomgeving, omdat de bestaande situatie wordt gehandhaafd en er geen nieuwe (geluids)gevoelige bestemmingen worden toegestaan.

Op het bedrijventerrein in het zuiden van Kamerik zijn bedrijven uit milieucategorie 2 en 3.1 aanwezig. Voor deze bedrijven geldt een richtafstand van 30 m respectievelijk 50 m tot het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Aan deze afstand wordt ook in de huidige situatie voldaan.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect industrielawaai en bedrijvigheid heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.9 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In artikel 5.16 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is een limitatieve opsomming opgenomen van de bevoegdheden waarbij luchtkwaliteitseisen een directe rol spelen. Het gaat in ieder geval om ruimtelijke besluiten, zoals bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen milieu, die direct gevolgen voor de luchtkwaliteit hebben en daardoor kunnen bijdragen aan overschrijding van een grenswaarde.

Onderzoek

Met de vaststelling van de beheersverordening worden géén nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Daarmee wordt voldaan aan de Wet milieubeheer, artikel 5.16 lid 1 onder b. Uit de Wet milieubeheer is er geen belemmering uit het oogpunt van luchtkwaliteit om de beheersverordening vast te stellen.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect luchtkwaliteit heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.10 Planologisch Relevante Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek

Ten noorden van de watergang langs de weg De Hoeve in Kamerik, is een rioolperswaterleiding

met beschermingszones aanwezig. Verder zijn er geen relevante leidingen, straalpaden of hoogspanningsverbindingen aanwezig in en nabij het verordeningsgebied. Gezien het feit dat er geen ruimtelijke ontwikkeling mogelijk worden gemaakt vormt de aanwezige leiding geen belemmering.

Doorwerking naar kaart en regels

De leiding, inclusief de bijbehorende belemmeringenstrook is opgenomen op de met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Er wordt geconcludeerd dat het aspect planologische relevante leidingen de vaststelling van de beheersverordening niet belemmerd.

4.11 Verkeer

Het verordeningsgebied wordt in de huidige situatie primair ontsloten door de noord-zuid georiënteerde Van Teylingenweg en Mijzijde. Via deze wegen kan in zuidelijke richting Woerden bereikt worden. In noordelijke richting kan via de Van Teylingenweg in de richting van Wilnis worden gereden. Het verordeningsgebied is per openbaar vervoer goed ontsloten. Beide dorpskernen beschikken over bushaltes in de richting van Woerden, Mijdrecht en Breukelen. De bereikbaarheid kan daarom goed genoemd worden.

Omdat uitsluitend de vigerende ruimtelijke mogelijkheden worden overgenomen, leidt de beheersverordening niet tot nieuwe verkeersgeneratie. De wegenstructuur blijft ongewijzigd. De ontsluiting van het gebied is hiermee gewaarborgd.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect verkeer heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

4.12 Water

Toetsingskader

De gemeente Woerden is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende zijn geborgd. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven.

Het gemeentelijke waterbeleid is vastgelegd in het gemeentelijk waterbeleidsplan (GWP). Dit is het beleidskader voor water en riolering. In het GWP is beschreven hoe de gemeente omgaat met afvalwater, hemelwater, grondwater en oppervlaktewater. De gemeente is verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt. Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken.

Het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (HDSR) is binnen het verordeningsgebied verantwoordelijk voor de kwaliteit van het oppervlaktewater en beheer van het waterpeil. Daarnaast is het hoogheemraadschap verantwoordelijk voor het zuiveren van het afvalwater. Het is van belang dat de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie toereikend is voor de toename aan vervuilingseenheden, en dat het afvalwater niet te veel verdund wordt met regenwater.

De provincie Utrecht is verantwoordelijk voor het beschermen van het grondwater. In het Grondwaterplan 2008-2013 heeft de provincie het actuele beleid met betrekking tot kwantiteit en kwaliteit van het grondwater opgenomen. In de Provinciale Milieuverordening zijn beschermingszones aangewezen rond waterwinningen. Binnen deze zones gelden aanvullende regels ter bescherming van het drinkwater. Daarnaast heeft de provincie Utrecht in 2009 het Provinciaal Waterplan opgesteld. Hierin wordt aangegeven hoe om te gaan met waterveiligheid, waterbeheer en gebruik en beleving van water.

Onderzoek

Voorliggende beheersverordening maakt ten opzichte van de huidige situatie geen ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vigerende bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet bouwvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Deze beperkte mogelijkheden, die reeds in de huidige situatie mogelijk waren, hebben geen negatieve gevolgen voor het watersysteem.

Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

De beheersverordening heeft dan ook geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem.

Doorwerking naar kaart en regels

De watergangen in het verordeningsgebied kennen de bestemming Water en zijn op die wijze beschermd.

4.13 Toetsing Aan Mer-wetgeving

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het een bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek

Gelet op de kenmerken van het plan (beheersverordening), de locatie van het verordeningsgebied en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de vorige paragrafen zijn opgenomen. Voor de beheersverordening is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.

Doorwerking naar kaart en regels

Het aspect mer-wetgeving heeft geen directe doorwerking naar de plankaart en regels.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

De beheersverordening is een planologisch instrument dat conserverend van aard is. Gezien het karakter van de beheersverordening, zullen er aan de uitvoering ervan dan ook geen kosten zijn verbonden. De economische uitvoerbaarheid van de beheersverordening is dus verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Communicatie met bewoners

De beheersverordening legt de bestaande planologische situatie vast (bestemmingsplannen, vastgestelde wijzigingsplannen en verleende vrijstellingen/afwijkingen). In wezen is deze beheersverordening inhoudelijk niet afwijkend van een verlengingsbesluit. Om die reden is het niet nodig geacht inspraak met belanghebbenden te voeren. Wel is het dorpsplatform geïnformeerd over het voornemen om een beheersverordening vast te stellen.

Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro

Wettelijk vooroverleg is voor het opstellen van een beheersverordening niet verplicht en is daarom niet uitgevoerd. In de beheersverordening worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt en het beleid is in hoofdlijnen niet veranderd. De provincie Utrecht en het waterschap (HDSR) worden wel op de hoogte gebracht van de vaststelling van de beheersverordening.

Aangezien het beschermd dorpsgezicht van Kamerik in de beheersverordening is opgenomen, dient (voorafgaand) wel advies gevraagd te worden aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (artikel 36 van de Monumentenwet 1988). De Rijksdienst heeft echter aangegeven niet meer te adviseren over beheersverordeningen en bestemmingsplannen.

De gemeentelijke monumenten- en welstandscommissie (Commissie voor Ruimtelijke kwaliteit en Erfgoed) is eveneens in de voorbereidingsfase gevraagd om advies. Het advies is - behoudens de inventarisatie vooruitlopend op de waardenkaart - verwerkt in de beheersverordening. Zie hiervoor paragraaf 2.3.7.

Procedure

De dag na publicatie van het vaststellingsbesluit van de beheersverordening door de gemeenteraad treedt de beheersverordening in werking. Er is geen mogelijkheid voor het indienen van bezwaar of beroep.

Bijlagen Bij De Toelichting

Bijlage 1 Aanwijzing Beschermd Dorpsgezicht Kamerik

Bijlage 2 Monumenten En Mip-panden Kern Kamerik En Kern Kanis

Bijlage 3 Foto Inventarisatie Beschermd Dorpsgezicht Kamerik En Luchtfoto