Rokkeveen
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 27-03-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Rokkeveen van de gemeente Zoetermeer;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00010 met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het houden van een webshop of een bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid;
1.4 aanbouw
een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 afhaalcentra
het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop;
1.8 ambachtelijke bedrijven
bedrijven waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naaiatelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf;
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
1.10 antenne-installatie
1 installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.11 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend;
1.12 bedrijfsgebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;
1.13 bedrijfsvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep, bedrijf, dienstverlenende instelling, horeca, kantoor of andere voorziening inclusief opslag-, administratieruimten en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bedoeld voor het (huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
1.15 begane grond
eerste bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
1.16 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.17 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of souterrain;
1.22 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.24 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;
1.26 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.27 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en een internetcafé;
1.30 ecologische waarden
de in dit plan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling;
1.31 eerste verdieping
tweede bouwlaag van een gebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt voor de bepaling van het aantal bouwlagen niet meegerekend;
1.32 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat is bestemd ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw;
1.33 erfbebouwing
functioneel met een hoofdgebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping;
1.34 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, zoals wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid;
1.35 fte
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. 1 Fte is een volledige werkweek van 38 uur;
1.36 garage
een tenminste aan drie zijden omsloten, overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van 1 of meerdere auto's;
1.37 garagebox
een als complex gebouwde individuele stalling voor een auto of ander motorvoertuig;
1.38 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.39 geluidgevoelige zorgvoorzieningen
gezondheidszorggebouwen zoals bedoeld in artikel 1.2 Besluit geluidhinder en de bij deze gezondheidszorggebouwen behorende terreinen zoals bedoeld in artikel 1 Wet geluidhinder;
1.40 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Op eenzelfde bouwperceel kunnen meerdere gebouwen als hoofdgebouw worden aangemerkt;
1.41 horeca
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccomodatie en het bieden van logies. De verschillende vormen van horeca zijn opgesomd in de Staat van horeca-activiteiten;
1.42 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties die ondergeschikt zijn aan de kantoorfunctie;
1.43 kinderboerderij
een natuur-educatieve voorziening voor kinderen in de vorm van een boerderij met dieren, waarbij ook op kleine schaal productie, bewerking en verkoop van (eigen) boerderijproducten plaatsvindt;
1.44 kunstwerken
een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.45 kwetsbaar object
een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand tot een risicovolle inrichting in acht moet worden genomen;
1.46 landschappelijke waarden
de in dit plan aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch opzicht;
1.47 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen enzovoort, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen;
1.48 manege
een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het lesgeven in paardrijden en het daarmee verband houdende (in pension) houden en africhten van paarden en/of pony's, waarbij als nevenactiviteiten zijn toegestaan het organiseren van wedstrijden en/of evenementen die verband houden met de paardensport;
1.49 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap;
1.50 natuurwaarden
de in dit plan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
1.51 nutsvoorziening
voorzieningen voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en daarmee gelijk te stellen voorzieningen van algemeen nut;
1.52 onderbouw of souterrain
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven aansluitend maaiveld is gelegen;
1.53 operators/providers
aanbieders van een mobiel netwerk;
1.54 peil
- a. voor een hoofdgebouw en daarbij behorende aan- of uitbouwen op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de hoogte van de weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang, tenzij:
- 1. een hoofdgebouw is gesitueerd tussen het Azobéhout, het Balsahout en de A12, dan geldt de hoogte van het Azobéhout respectievelijk Balsahout ter plaatse van de toegang van de parkeergarage als peil;
- 2. een hoofdgebouw is gesitueerd tussen de Mahatma Gandhisingel, Röntgenlaan, Albert Schweitzersingel en de Danny Kayelaan, dan geldt de gemiddelde hoogte van de Mahatma Gandhisingel als peil;
- 3. een hoofdgebouw is gesitueerd in het gebied tussen de Mahatma Gandhisingel, Danny Kayelaan en de Zuidweg, dan geldt de gemiddelde hoogte van het Plein van de Verenigde Naties als peil;
- b. voor een bijgebouw: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
- c. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
- d. voor een bouwwerk dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' wordt gebouwd: de hoogte van het aansluitende afgewerkte wegdek ter plaatse;
- e. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
1.55 praktijk- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.56 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding;
1.57 risicovolle inrichting
een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;
1.58 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators/providers;
1.59 site sharing
het gezamenlijk door 2 of meer operators/providers gebruik maken van een antenne-installatie;
1.60 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.61 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de horecafunctie waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;
1.62 tuincentrum
een detailhandelsbedrijf waar boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen en kamerplanten en attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en de daarbij nodige hulpmaterialen en tuinmeubilair te koop worden aangeboden;
1.63 uitbouw
een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.64 verdieping
een bouwlaag van een gebouw, met uitzondering van de begane grond, een souterrain of een (parkeer)kelder;
1.65 voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevel(s) van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn;
1.66 winkelvloeroppervlak
het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de directe verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief afrekenruimte, met uitzondering van opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.67 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van 1 afzonderlijk huishouden;
1.68 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
1.69 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van 1 woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de hoogte van een windmolen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
2.7 vloeroppervlak
het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimtes omhullen;
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2', bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor bedrijventerrein Rokkeveen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor bedrijventerrein Rokkeveen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2', bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor bedrijventerrein Rokkeveen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen;
- e. bedrijfsgebonden detailhandel met een winkelvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 100 m2;
- f. bedrijfsgebonden kantoren met een bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak met een maximum van 3000 m2;
- g. afhaalcentra, met een afhaalpunt met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 20 m2;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'sport', tevens een sportschool;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', tevens zelfstandige kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kunstwerken;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. objecten van beeldende kunst;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. reclameobjecten;
- g. vlaggenmasten en lichtmasten;
- h. water;
- i. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 5 Centrum
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend op de begane grond en op de eerste verdiepingdetailhandel tot en met categorie B van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteitenfunctiemenging Rokkeveen;
- b. uitsluitend op de begane grond en op de eerste verdiepinghoreca, die is genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten;
- c. uitsluitend op de begane grond en op de eerste verdiepingdienstverlening categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemengingRokkeveen;
- d. uitsluitend op de begane grondambachtelijke bedrijven;
- e. uitsluitend op de begane grond en op de eerste verdiepingmaatschappelijkevoorzieningen categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen, met uitzondering van geluidgevoeligezorgvoorzieningen;
- f. uitsluitend op de verdiepingen kantoor, waarbij entrees en stijgpunten ten behoeve van kantoor wel op de begane grond zijn toegestaan;
- g. uitsluitend op de verdiepingen wonen, waarbij entrees, stijgpunten en bergingen ten behoeve van wonen wel op de begane grond zijn toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - standplaats' standplaats(en);
met daaraan ondergeschikt:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kunstwerken;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. objecten van beeldende kunst;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. reclameobjecten;
- g. speelvoorzieningen;
- h. verblijfsgebied en terrassen;
- i. vlaggenmasten en lichtmasten;
- j. water;
- k. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 6 Cultuur En Ontspanning - Kinderboerderij
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.2 Bouwregels
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca, met uitzondering van de in lid 6.1.1 onder b genoemde niet-zelfstandige horeca ten dienste van de bezoekers van de kinderboerderij;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- d. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 7 Gemengd - 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 8 Gemengd - 2
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. dienstverlening tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- c. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- d. sport tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- e. bedrijven, tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staatvan bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- f. wonen;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor uitgesloten' is de functie kantoor niet toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling uitgesloten' zijn geluidgevoeligezorgvoorzieningen niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- i. groenvoorzieningen;
- j. kunstwerken;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. objecten van beeldende kunst;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. reclameobjecten;
- o. speelvoorzieningen;
- p. vlaggenmasten en lichtmasten;
- q. water;
- r. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning het afwijken van het bepaalde in lid 8.2.3 onder a en b voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Specifieke gebruiksregels
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 9 Gemengd - 3
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. partycentrum tot en met categorie 3 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staatvan horeca-activiteiten;
- b. horeca tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten;
- c. sport tot en met categorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- d. cultuur en ontspanning in de vorm van een bowlingcentrum en een snooker- en poolcentrum tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijstvan bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- e. evenementen tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijstvan bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen:
- 1. met een vloeroppervlak van maximaal 5.800 m2;
- 2. gedurende maximaal 20 dagen per jaar;
- 3. uitsluitend in gebouwen;
- f. opslag tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen:
- 1. met een vloeroppervlak van maximaal van 5.800 m2;
- 2. gedurende maximaal de maanden juni tot en met september;
- 3. uitsluitend in gebouwen;
- 4. uitgezonderd opslag van gevaarlijke stoffen;
- g. aan sport gebonden detailhandel met een winkelvloeroppervlak van maximaal 200 m2 tot en met categorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- h. aan sport gebonden voorzieningen, waaronder fysiotherapie met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 200 m2 tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bedrijfswoningen;
met daaraan ondergeschikt:
- j. groenvoorzieningen;
- k. kunstwerken;
- l. nutsvoorzieningen;
- m. objecten van beeldende kunst;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. reclameobjecten;
- p. speelvoorzieningen;
- q. verblijfsgebied en terrassen;
- r. vlaggenmasten en lichtmasten;
- s. water;
- t. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Gemengd - 4
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- c. dienstverlening tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling uitgesloten' zijn geluidgevoeligezorgvoorzieningen niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. reclameobjecten;
- k. speelvoorzieningen;
- l. verblijfsgebied en terrassen;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. water;
- o. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:
- a. de bouwhoogte van de schuilhut maximaal 3 m bedraagt;
- b. de oppervlakte van de schuilhut maximaal 40 m² bedraagt;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige.
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel met uitzondering van ondergeschikte detailhandel met een winkelvloeroppervlak van maximaal 100 m2 ten dienste van de gebruikers van het stationsgebouw;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 12.2.3 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
12.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 13 Kantoor
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 13.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
13.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor raam- en straatprostitutie.
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 14 Maatschappelijk
14.1 Bestemmingsomschrijving
14.2 Bouwregels
14.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
14.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 15 Natuur
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 16 Recreatie-volkstuinen
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen en schooltuinen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. vlaggenmasten en lichtmasten;
- i. water;
- j. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport tot en met categorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' een vrijetijdscentrum en speeltuin;
met daaraan ondergeschikt:
- d. groenvoorzieningen;
- e. kunstwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. terrassen;
- k. vlaggenmasten en lichtmasten;
- l. waterpartijen en waterlopen;
- m. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 18 Sport - Manege
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Tuin
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 20 Verkeer
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel of horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 21 Verkeer - Railverkeer
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
21.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca met uitzondering van ondergeschikte detailhandel met een winkelvloeroppervlak van maximaal 100 m² ten dienste van de gebruikers van het stationsgebouw;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 22 Verkeer - Verblijfsgebied
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
22.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca met uitzondering van terrassen;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 23 Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
23.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 24 Wonen
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
24.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 25 Wonen - Woonwagenstandplaats
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' tevens de opslag en verkoop van vuurwerk;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. objecten van beeldende kunst;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. vlaggenmasten en lichtmasten;
- k. water;
- l. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 25.2.1 onder h voor het plaatsen van een woonwagen op een afstand van minder dan 5 m van een andere woonwagen mits:
- a. de afstand tussen de woonwagens minimaal 2 m bedraagt;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
25.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 26 Leiding - Gas
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 26.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 26.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 27 Leiding - Water
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 27.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
27.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 27.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 28 Waarde - Archeologie - 1
28.1 Bestemmingsomschrijving
28.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 28.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 29 Waarde - Archeologie - 2
29.1 Bestemmingsomschrijving
29.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 29.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² en dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 200 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 30 Waterstaat - Waterkering
30.1 Bestemmingsomschrijving
30.2 Bouwregels
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 30.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
30.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 30.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het waterkeringsbelang door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 31 Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 32 Algemene Aanduidingsregels
32.1 Veiligheidszone - lpg
32.2 Geluidzone - industrie
Artikel 33 Algemene Afwijkingsregels
33.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
- c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
- d. het bouwen van reclameobjecten en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
- e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
- f. het plaatsen van sirenemasten, met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
33.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
33.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 33.1 en 33.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 34 Overige Regels
34.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Voorzover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van artikel 30 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de regels van artikel 27 Leiding - Water;
- c. in de derde plaats de regels van artikel 26 Leiding - Gas;
- d. in de vierde plaats de regels van artikel 28 Waarde - Archeologie - 1 of artikel 29 Waarde- Archeologie - 2.
34.2 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 35 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 36 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 37 Slotbepaling
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Rokkeveen.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor De Planherziening
Het gehele plangebied van het bestemmingsplan Rokkeveen bestond ten tijde van de vaststelling uit een groot aantal afzonderlijke bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen. Deze planologische regelingen zijn verouderd. Om in te kunnen spelen op de in de tijd gewijzigde ruimtelijke behoeften en om bepaalde nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken is het nodig om deze regelingen te herzien.
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
Met de herziening van dit bestemmingsplan wordt ten eerste beoogd het actualiseren van de geldende juridisch-planologische regelingen. Het uniformeren en actualiseren van de planologische kaders en regels en niet te vergeten het samenvoegen van bestemmingsplannen waardoor de nieuwe bestemmingsplannen groter zijn en beter toepasbaar. Op deze manier zijn er op den duur geen grote verschillen meer in de verschillende bestemmingsplannen.
Ten tweede ziet dit bestemmingsplan op het mogelijk maken van concrete ontwikkelingen op 15 locaties in de wijk. Deze ontwikkelingen betreffen onder meer woningbouwprojecten, kantoren langs de A12 (in totaal maximaal 38.000 m2) en een woonservicezone ter plaatse van het Katwijkerlaantracé. In Hoofdstuk 4 van de plantoelichting wordt hier nader op ingegaan.
1.3 Verschil Met Het Voorontwerpbestemmingsplan
In dit bestemmingsplan zijn alleen concrete plannen meegenomen. In het voorontwerpbestemmingsplan waren meer ontwikkellocaties opgenomen. Omdat voor deze locaties op dit moment geen concrete plannen zijn, zijn deze ontwikkellocaties (waaronder de kantorenlocatie Paletsingel) niet meer opgenomen in het bestemmingsplan. Ditzelfde geldt voor mogelijke nieuwe ontwikkellocaties (waaronder de locaties met noodlokalen voor scholen aan de Saturnussingel, Sierraadlaan en Plataanhout). Deze locaties, die in de toekomst vrijkomen, kunnen benut worden voor andere ontwikkelingen. Aangezien er geen concrete plannen zijn voor deze locaties is er voor gekozen de bestemming uit het geldende bestemmingsplan over te nemen. Mocht op termijn een concreet plan worden ingediend die niet past binnen het bestemmingsplan zal bezien worden of hieraan medewerking kan worden verleend. Indien het antwoord positief is, dan zal (indien dat noodzakelijk is) voor deze ontwikkeling een separate ruimtelijke procedure worden doorlopen.
1.4 Ligging En Begrenzing Van Het Plangebied
Rokkeveen is de enige woonwijk van Zoetermeer die ligt ten zuiden van de snelweg A12. De wijk is gebouwd volgens het Structuurplan Rokkeveen van 1986. Rokkeveen wordt niet direct omringd door andere woonwijken. Alleen aan de oostzijde grenst de wijk aan het bedrijventerrein Lansinghage. In totaal bestrijkt deze bestemmingsplanherziening een gebied van ongeveer 348 hectare. Het te herziene plangebied wordt begrensd door:
- de grens tussen de gemeente Zoetermeer en de gemeente Pijnacker-Nootdorp aan de westzijde (deze grens loopt deels door het Balijbos).
- De Berkelseweg, de Oostweg en de gemeentegrens met Lansingerland aan de zuidzijde. De Berkelseweg vormt een scheidend element tussen de gemeenten Zoetermeer, Pijnacker-Nootdorp en Lansingerland. De Oostweg maakt deel uit van de Zoetermeerse hoofdwegenstructuur en loopt door tot aan de wijk Oosterheem. Een deel van de Oostweg vormt een scheidend element tussen de gemeente Zoetermeer en de gemeente Lansingerland.
- De Oostweg aan de oostzijde. De Oostweg vormt een scheidend element tussen de woonwijk Rokkeveen en het bedrijventerrein Lansinghage.
- De A12 aan de noordzijde. De snelweg vormt een scheidend element tussen de woonwijk Rokkeveen en de andere woonwijken van Zoetermeer ten noorden van de A12.
De ligging van het plangebied binnen Zoetermeer en de begrenzing van het plangebied zijn geïllustreerd op kaart 1.1.
Kaart 1.1: Ligging en begrenzing van het plangebied in Zoetermeer
1.5 Geldende Juridisch-planologische Regelingen
Dit bestemmingsplan vervangt 29 verschillende bestemmingsplannen en 20 verschillende uitwerkingsplannen. Een deel van deze plannen is gemaakt toen de wijk nog gebouwd moest worden en/of reeds in aanbouw was. Inmiddels is de wijk voltooid met uitzondering van een aantal braakliggende locaties. Daarnaast is een aanzienlijk deel van deze plannen al geruime tijd geleden vastgesteld en daardoor - in meer of mindere mate - verouderd.
De tabellen 1.1 en 1.2 bieden een overzicht van de bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor het plangebied die worden vervangen door dit bestemmingsplan.
Nr. | Bestemmingsplan | Vaststelling | Goedkeuring GS | ||
7.00 | Structuurplan Rokkeveen | 28-08-1986 | |||
7.01 | Bestemmingsplan Rokkeveen-oost | 23-02-1987 | 06-10-1987 | ||
7.01c | 3e wijziging bestemmingsplan Rokkeveen-oost | 21-03-1989 | 27-06-1989 | ||
7.01d | 4e wijziging bestemmingsplan Rokkeveen-oost | 28-08-1990 | 23-10-1990 | ||
7.05 | Bestemmingsplan Rokkeveen-kantoren | 25-04-1988 | 13-12-1988 | ||
7.05b | Partiële herziening bestemmingsplan Rokkeveen-kantoren | 26-07-2000 | 13-02-2001 (ged.) | ||
7.06 | Bestemmingsplan Rokkeveen-midden | 27-06-1988 | 14-02-1989 | ||
7.06b | 1e partiële herziening bestemmingsplan Rokkeveen-midden | 26-06-1989 | 24-10-1989 | ||
7.11 | Bestemmingsplan Burgemeester Hoekstrapark | 18-12-1989 | 24-07-1990 | ||
7.14 | Bestemmingsplan Rokkeveen-centrum | 25-06-1990 | 22-01-1990 (ged.) | ||
7.14a | 1e wijziging bestemmingsplan Rokkeveen-centrum | 12-05-1990 | 30-07-1992 | ||
7.14b | 1e partiële herziening Rokkeveen-centrum | 27-09-1993 | 21-12-1993 | ||
7.17 | Bestemmingsplan Rokkeveen-zuid | 31-08-1992 | 22-12-1992 | ||
7.20 | Bestemmingsplan Rokkeveen-west | 31-01-1994 | 09-08-1994 | ||
7.21 | Bestemmingsplan Groenblauwlaan | 21-04-1997 | 22-07-1997 | ||
7.23 | Wijzigingsplan Hermelijnkantoor | 23-03-1999 | 20-07-1999 | ||
Partiële herziening bestemmingsplannen Rokkeveen-midden, Rokkeveen-centrum, Rokkeveen-zuid, Rokkeveen-west | 18-02-2002 | 22-05-2002 | |||
2.04 | Bestemmingsplan Driemanspolder-Zuid | 19-12-1973 | 05-02-1975 | ||
2.08 | Bestemmingsplan Driemanspolder | 26-11-1984 | 12-11-1985 | ||
3.10 | Bestemmingsplan Meerzicht laagbouw (Bergenbuurt-zuid, Landenbuurt en Go's) | 25-05-1998 | 05-01-1999 | ||
3.11 | Bestemmingsplan Meerzicht laagbouw (Waterbuurt) | 25-05-1998 | 15-09-1998 | ||
8.04 | Bestemmingsplan Dorp III | 29-01-1979 | 30-10-1979 | ||
8.05 | Bestemmingsplan Dorp II | 26-02-1979 | 01-04-1980 | ||
8.07 | Bestemmingsplan Bedrijfsterrein Lansinghage | 18-12-1980 | 11-11-1981 | ||
8.19 | Bestemmingsplan Lansinghage Lus | 28-06-2004 | 08-10-2004 | ||
8.20 | Bestemmingsplan Geluidszone Nutricia (geluidszone ex artikel 53 Wet geluidhinder) | 27-09-2004 | 07-01-2005 | ||
9.02 | Bestemmingsplan Groot Zoetermeer | 20-10-1967 | 27-11-1968 | ||
9.05 | Bestemmingsplan Westerpark | 26-03-1979 | 06-05-1980 | ||
9.12 | Bestemmingsplan Uitbreiding Westerpark | 25-02-1991 | 24-09-1991 | ||
9.14 | Bestemmingsplan "Buitengebied" Nootdorp | 20-03-1973 | 04-09-1974 |
Tabel 1.1 Overzicht bestemmingsplannen
Nr. | Uitwerkingsplan | B&W | G.S. | ||
7.02 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 1 | 08-12-1987 | 15-03-1988 | ||
7.03 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 2 | 12-01-1988 | 12-04-1988 | ||
7.04 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 3 | 26-04-1988 | 05-07-1988 | ||
7.04a | Herziening uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 3 | 09-03-1993 | 20-04-1993 | ||
7.07 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 1 | 20-12-1988 | 21-03-1989 | ||
7.08 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 4 | 07-02-1989 | 21-03-1989 | ||
7.09 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-midden | 06-06-1989 | 12-09-1989 | ||
7.10 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 3 | 12-09-1989 | 05-12-1989 | ||
7.12 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 4 | 13-02-1990 | 20-03-1990 | ||
7.13 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 5 | 15-05-1990 | 10-07-1990 | ||
7.15 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 5 | 28-08-1990 | 23-10-1990 | ||
7.16 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-oost 6 | 20-11-1990 | 15-01-1992 | ||
7.18 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 7 | 07-06-1993 | 13-07-1993 | ||
7.19 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 8 | 25-04-1988 | 13-12-1988 | ||
7.20a | Uitwerkingsplan Rokkeveen-west 1 | 06-06-1995 | Niet nodig (art.11 lid 8 WRO) | ||
7.22 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 9 | 03-03-1998 | 19-05-1998 | ||
7.24 | Uitwerkingsplan Rokkeveen-west 2 | 29-06-1999 | 20-09-1999 | ||
Partiële herziening uitwerkingsplannen Rokkeveen-oost 3, Rokkeveen-oost 4, Rokkeveen-midden, Rokkeveen-west 1 | 18-02-2002 | 22-05-2002 | |||
7.25 | 1e herziening uitwerkingsplan Rokkeveen-kantoren 9 | 03-09-2002 | 21-10-2002 | ||
3.02 | Uitwerkingsplan K van het bestemmingsplan Driemanspolder -West (Meerzicht) | 26-08-1970 | 25-11-1970 |
Tabel 1.2 Overzicht uitwerkingsplannen
Kaart 1.2: Kaart huidige juridisch-planologische planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal voor de onderhavige herziening relevante onderdelen van het rijksbeleid.
2.1.1 Nota "Anders omgaan met water " (2000)
In de Nota “Anders omgaan met water; Waterbeleid in de 21ste eeuw” onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een “watertoets” voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.
In paragraaf 5.6 van de plantoelichting is de watertoets opgenomen.
2.1.2 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.
De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat de A12 als hoofdweg is aangeduid in het Barro. Op de kaart in Bijlage 5 is aangeven dat de A12 voor de noordelijke rijbaan een reservering geldt van 2 extra rijstroken en voor de zuidelijk baan een reservering van 1 extra rijstrook. In dit bestemmingsplan is de verbreding van de A12 (waarvoor reeds een Tracébesluit is genomen) opgenomen door aan deze gronden een verkeersbestemming te geven. In de regels is bepaald dat de A12 in totaal 6 en tussen bepaalde hectometerpaaltjes 7 rijstroken mag hebben. Aan de gronden weerszijden van de weg zijn geen bestemmingen toegekend die een eventuele toekomstige verbreding van de snelweg onmogelijk maken. In dit bestemmingsplan is niet voorzien in deze mogelijke verdere verbreding van de snelweg. Hiervoor blijft een aparte ruimtelijke procedure nodig.
De woonwijk Rokkeveen maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. De ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien, zijn een verdichting van het stedelijke gebied. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met de nationale belangen op grond van het Barro en de SVIR.
2.2 Provinciaal Beleid
In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal voor de onderhavige herziening relevante onderdelen van het provinciaal beleid.
2.2.1 Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerrd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.
In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave "Divers en samenhangend stedelijk netwerk" relevant. Het hoofddoel is verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (waaronder kantoren langs de A12, woningbouw en een woonzorgcomplex op het Katwijkerlaantracé) passen in het provinciaal beleid. Er vindt geen verstedelijking plaats buiten de rode contour. Het bedrijventerrein aan de oostzijde van Rokkeveen blijft bestemd voor bedrijven. Ook voor de zone langs de A12 (de locaties Lus Zilverstraat en Lactohoeve) geldt dat deze gronden bestemd zijn als 'Bedrijventerrein'. Alleen de bestaande kantoren en horeca hebben respectievelijk een kantoorbestemming en een horecabestemming gekregen. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de provinciale Structuurvisie.
Bij de structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is het plangebied aangeduid als 'Stads-/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer' aangeduid. Deze aanduiding is toegekend aan delen van het stedelijk gebied en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet'. De oostelijke zone van het plangebied langs de Oostweg (inclusief de locaties Lus Zilverstraat en Pelgrimshoeve) is aangeduid als "Bedrijventerrein". De aanduiding "Bedrijventerrein" heeft betrekking op een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties.
Het Burgemeester Hoekstrapark is aangeduid als "Stedelijk groen". Het is een groengebied binnen het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats. Dit gebied behoort tot de Zuidvleugelgroenstructuur.
Het Balijbos (westzijde van het plangebied) ligt buiten de rode contour en is aangeduid als "Recreatiegebied". Dit is een groengebied buiten het stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie openluchtrecreatie. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen.
Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in stads- en dorpsgebied'. Voor deze gebieden geldt onder andere behoud en versterking van de diverse woon- en werkmilieus. Het zwaartepunt van verstedelijking ligt in gebieden die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.
Het Balijbos is aangeduid als "Gevarieerd en verbindend vrijetijdslandschap". Het vrijetijdslandschap bestaat uit de Zuidvleugelgroenstructuur en de natuurgebieden van Zuid-Holland. Inzet van de provincie richt zich vooral op nieuwe ontwikkelingen in de provinciale landschappen. Het doel is het realiseren van toegankelijke en multifunctionele landschappen in de nabijheid van de stad met een hoge gebruiks- en belevingswaarde.
De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt passen binnen de Structuurvisie.
2.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland'
De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 2 (Bebouwingscontouren), 7 (Kantoren), 8 (Bedrijventerreinen) en 9 (Detailhandel) van belang. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke functies mogelijk buiten de bebouwingscontour (artikel 2). In het bestemmingsplan zijn wel nieuwe kantorenlocaties langs de A12 opgenomen. Deze locaties liggen in de invloedssfeer van het station Zoetermeer (artikel 7). Verder heeft de zone langs de Oostweg alsmede de omgeving van de Lus Zilverstraat en de Lactohoeve conform artikel 8 van de Verordening hoofdzakelijk een bedrijfsbestemming gekregen. Op deze gronden zijn bedrijven in de hoogst mogelijke milieucategorie toegestaan voor zover dat kan, gelet op de nabijgelegen woningen. Uitzondering op deze regel is dat bestaande niet bedrijfsmatige functies conform het huidige gebruik zijn bestemd. Dit geldt dus onder andere voor de kantoren op de locatie aan de Lus Zilverstraat (Bouwhuis en Era) en voor de horecavestigingen (Bastionhotel en McDonalds) ten oosten van de locatie Lactohoeve. De kantoren Bouwhuis en Era zijn met medewerking van de provincie Zuid-Holland tot stand gekomen. Hiervoor hebben Gedeputeerde Staten namelijk een verklaring van geen bezwaar verleend in het kader van de gevoerde vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO (oud). Eveneens zijn de bestaande woningen en woonwerkwoningen positief bestemd. De woningen en woonwerkwoningen hebben daartoe de bestemming 'Gemengd - 1' of de bestemming 'Gemengd - 2' dan wel de aanduiding 'bedrijfswoning' gekregen. Conform het provinciale beleid zijn nieuwe bedrijfswoningen uitgesloten.
Het bestemmingsplan biedt verder de mogelijkheid tot uitbreiding van het wijkwinkelcentrum Rokkeveen en het buurtwinkelcentrum De Vlieger. Deze uitbreiding betreft bestaande winkelcentra, waarmee voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 9, eerste lid.
Uit het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan niet in strijd is met de provinciale Verordening Ruimte.
2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland
De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale Structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.
Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt niet in een van deze topgebieden.
Wel is een zone, die Rokkeveen van west naar oost doorsnijdt, op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is (zie voor een fragment van deze provinciale kaart Bijlage 1 van de plantoelichting). Gelet hierop dienen de archeologische waarden van het gebied nader onderzocht te worden. In paragraaf 3.1 van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.
2.2.4 Beleidsplan "Groen, Water en Milieu 2006-2010"
Het Beleidsplan "Groen, Water en Milieu 2006-2010" geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de wettelijke opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen voor de periode 2006-2010 opgenomen en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, Groendeel, Waterdeel en een Milieudeel.
Het Visiedeel bevat de strategische integrale beleidsvisie voor groen, water en milieu.
Het Groendeel bevat het beleidskader voor het algemene groenbeleid, de biodiversiteit en gaat in op de programma's Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Groen In en Om de Stad (GIOS) en Vitaal Platteland.
Het Waterdeel gaat in op het waterbeleid in Zuid-Holland voor waterveiligheid, waterbeheersing, schoon water en grond- en drinkwater. Daarnaast komt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening aan de orde.
Het Milieudeel gaat over gezond en veilig, energie en klimaat en economie en innovatie. Onderwerpen zijn: luchtkwaliteit, verzuring, geluidskwaliteit, externe veiligheid, lichthinder, mobiliteit en infrastructuur, luchtvaart, bodem- en grondwaterkwaliteit, energiebesparing, duurzame glastuinbouw en bedrijventerreinen en beheer van bouwgrondstoffen.
De doelstellingen in het beleidsplan zijn van een hoger abstractieniveau, waardoor het moeilijk is concrete plannen hier aan te toetsen. De ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, zijn een intensivering van het bestaande stedelijk gebied. Er wordt dan ook efficiënt omgegaan met de ruimte. Dit past binnen het beleidsplan "Groen, Water en Milieu 2006-2010".
2.2.5 Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007
De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken. De nota legt de locaties vast voor "gewone" regionale detailhandel en voor perifere detailhandel.
In het bestemmingsplan wordt voorzien in de uitbreiding van het winkelcentrum Rokkeveen. Het Stadsgewest Haaglanden heeft ingestemd met deze uitbreiding (zie ook paragraaf 2.3.1.3). Het betreft geen uitbreiding van perifere detailhandel, omdat de winkels onderdeel uitmaken van een wijkwinkelcentrum. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met het provinciale detailhandelsbeleid.
2.3 Regionaal Beleid
In deze paragraaf wordt ingegaan op een aantal voor de onderhavige herziening relevante onderdelen van het provinciaal beleid.
2.3.1 Stadsgewest Haaglanden
2.3.2 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
- het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
- de waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
- het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
- het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Voor ontwikkelingen is het Waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het Hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het Waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingssysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.2 van deze plantoelichting nader toegelicht.
2.4 Gemeentelijk Beleid
In deze paragraaf wordt ingegaan op een groot aantal voor de onderhavige herziening relevante onderdelen van het gemeentelijk beleid.
2.4.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt een negental opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name opgave 2 (Elke buurt een toekomst bieden), opgave 5 (Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer) en opgave 8 (A12-Zone ontwikkelen van een hinderlijk tot een verbindend element) van belang.
In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc. Het betekent ook dat ouderen in de buurt moeten kunnen blijven wonen als hun gezondheid achteruit gaat. Bewoners willen dat hun woning up-to-date blijft, dat de buurt schoon en veilig is. Kortom, iedereen heeft belang bij een buurt waar het prettig wonen en werken is, waar je elkaar kunt ontmoeten en kunt meedoen aan activiteiten in de buurt. De ontwikkeling van een woonzorgzone op het Katwijkerlaantracé past hierin.
In opgave 5 "Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer" is als doel opgenomen uitstekende openbaar vervoerverbindingen in de richting van Delft, Rotterdam en Leiden. Daarbij wordt gemikt op het opwaarderen van het NS-station Zoetermeer naar een intercitystation. Voor de langere termijn is de uitbouw van het lightrailnetwerk vanuit zowel Den Haag als Zoetermeer in de richting van Scheveningen, Delft, Rotterdam en Leiden een optie. In dit bestemmingsplan wordt een deel van de strook die gereserveerd was voor de lightrailverbinding in de richting van Delft/Rotterdam benut voor het realiseren van woonbebouwing en (zorg)voorzieningen. Het laten vervallen van de bestaande reservering voor Railverkeer ter plaatse van het Katwijkerlaantracé betekent niet dat de lightrailverbinding niet meer mogelijk is, omdat deze ook aangelegd kan worden door deze te koppelen met de bestaande wegenstructuur in Rokkeveen.
In opgave 8 "A12 zone ontwikkelen van een hinderlijk tot een verbindend element" is eveneens het doel opgenomen om de omgeving van het station Zoetermeer op te waarderen met onder meer een hoogwaardige ontwikkeling van het gebied en van de daarbij gelegen verblijfsgebieden. De ontwikkeling van kantoren langs de A12 is hier onderdeel van. Daarnaast is het doel een betere doorstroming van het verkeer op de A12 en het stedelijke hoofdwegenstelsel (waaronder de Zuidweg en Oostweg). Gestreefd wordt naar geen/minder problemen op gebied van luchtkwaliteit en geluidhinder.
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met de Stadsvisie.
Figuur 2.1: Kaart uit de Stadsvisie 2030
2.4.2 Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is begin 2002 vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Hoogheemraadschap van Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke (thans onderdeel van het Hoogheemraadschap van Rijnland). De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is.
Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te houden moet er meer ruimte voor water worden gecreëerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding, regenwateropvang op gebouw- of buurtniveau of het realiseren van vegetatiedaken.
In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt bedoeld dat water er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.
Een ander aandachtspunt uit het waterplan is de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.
Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.
2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)
Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid uit het vorige Stedelijk Beleidskader Economie wordt voortgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
- 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
- 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
- 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
In het plan zijn de bestaande bedrijven positief bestemd. Daarnaast wordt ingezet op nieuwe kantoren op de locaties Plein der Verenigde Naties, Ringweg Sawa, Campus Noord en Uppsala. Hiermee wordt ingezet op het creëren van werkgelegenheid.
2.4.4 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010
In het Stedelijk Beleidskader Economie is bepaald dat het beleid uit de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2007) van kracht blijft en uitgevoerd moet worden. Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de bestaande fijnmazige winkelstructuur in stand te houden, waardoor alle inwoners van Zoetermeer op redelijke afstand van hun woning de dagelijkse boodschappen kunnen doen. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur blijft gehandhaafd en wordt versterkt. Gekozen wordt om bij voorkeur te investeren in de meest kwetsbare winkelcentra. Het aantal centra blijft gelijk. Voor de aanpak van de winkelcentra wordt het project 'Verbetering wijkwinkelcentra' opgezet.
In de Structuurvisie Detailhandel is voorzien in een uitbreiding van het Wijkwinkelcentrum Rokkeveen van 4610 m2 naar 6310 m2 winkelvloeroppervlak. Inmiddels is er een concreet plan dat voorziet in een uitbreiding van het wijkwinkelcentrum tot 6369 m2. Het totale winkelvloeroppervlak na uitbreiding bedraagt volgens dit plan circa 1% meer dan in de Structuurvisie Detailhandel is voorzien. Deze overschrijding is zo marginaal dat daarmee ingestemd kan worden.
2.4.5 Transformatiestudie Kantoren (2008)
Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie Kantoren vastgesteld. De Transformatiestudie is een verkennende strategische studie waarin nader is onderzocht welke mogelijkheden er zijn in het verschuiven van het bestaande en geplande kantorenprogramma binnen de gemeente Zoetermeer naar Bleizo. De minder courante kantorenlocaties in de stad komen in aanmerking voor transformatie naar andere functies zoals wonen en voorzieningen.
Naar aanleiding van de Transformatiestudie is het kantorenprogramma dat eerst voorzien was langs de A12 in Rokkeveen teruggebracht in metrages. Gelet op de afnemende vraag naar het kantoorgebruik zijn in het kader van dit bestemmingsplan alleen die kantorenlocaties opgenomen die ook in het huidige bestemmingsplan een kantorenbestemming hebben of waarvoor een concreet bouwplan is ingediend (Plein der Verenigde Naties). In totaal bedraagt het kantorenprogramma voor Rokkeveen 40.000 m2 bvo, waarvan maximaal 38.000 m2 in dit bestemmingsplan is voorzien. De overige 2000 m2 bvo betreft de planologische uitbreiding van andere kantoren in het plangebied die echter nog niet voldoende concreet zijn om in dit bestemmingsplan als ontwikkeling mee te nemen.
Mocht de kantorenmarkt aantrekken en mochten er concrete plannen zijn voor meer kantoren langs de A12 (zoals de kantorenlocatie Paletsingel) dan zal hiervoor aparte ruimtelijke procedure gevolgd worden.
2.4.6 Uitvoeringsplan transformatie kantoorlocaties Zoetermeer (2011)
Het Uitvoeringsplan is de concrete uitwerking van de vastgestelde Transformatiestudie. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken. In het Uitvoeringsplan is een zonering en prioritering aangegeven voor de uitvoering van de transformatieopgave. Deze transformatieopgave geldt vooral voor locaties in het stadscentrum en locaties aan de Boerhaavelaan en Afrikaweg. Voor Rokkeveen geldt dat de zone langs de A12 samen met de ontwikkeling van BleiZo als belangrijkste kantorenlocaties wordt aangemerkt. Deze locaties zijn gelet op de goede bereikbaarheid ervan, de hoge gebiedskwaliteit en goede uitstraling het meest geschikt. De gemeente legt in de toekomst voor kantoorontwikkeling dan ook de nadruk op deze twee gebieden.
2.4.7 Beleidskader Leisure (2003)
Op 29 september 2003 heeft de gemeenteraad het Beleidskader Leisure vastgesteld. Onder Leisure wordt verstaan: alle openbaar toegankelijke vrijetijdsvoorzieningen en -activiteiten, zowel overdekt als in de openlucht. Het kunnen grootschalige en kleinschalige voorzieningen zijn. De gemeente wil een goed woon- en werkklimaat stimuleren door te sturen op de aard, situering en kwaliteit van de leisurevoorzieningen in de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. De leisuresector kent een grote groei, waardoor deze ook belangrijk is voor de werkgelegenheid, grondverkopen en OZB-inkomsten. Uit analyse blijkt dat er met name op het gebied van doelgerichte leisure (voorzieningen op goed bereikbare plaatsen), basisleisure, groene leisure (rustige vrijetijdsbesteding in het groen als fiets- skate-, kano- en ruiterroutes in combinatie met accommodatie, landschapskunst of een themapark) en sfeergerichte leisure (door bijvoorbeeld het organiseren van beeldbepalende evenementen kan het reeds grote aanbod aan (binnen)sportvoorzieningen benadrukt worden) aanknopingspunten in Zoetermeer zijn. In het beleidskader zijn enkele locaties opgenomen waar intensievere en minder intensievere functies op z'n plek zijn.
In Rokkeveen zijn geen locaties voor intensieve leisurevoorzieningen. Het Balijbos behoort wel tot de Groene Hoepel. De Groene Hoepel heeft als doel de groengebieden aan de rand van de stad met elkaar te verbinden. Daarnaast moet deze gebieden beter aangesloten worden op de regionale groenstructuur.
2.4.8 Hotelnota Zoetermeer 2001/2002
De Hotelnota Zoetermeer 2001/2002 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 februari 2001) geeft een integrale visie op de gewenste hotelsituatie in Zoetermeer. Het onderzoek toont aan dat er in Zoetermeer grote behoefte is aan uitbreiding van het aantal hotelkamers. De nota geeft aan hoe die uitbreiding er kwalitatief en kwantitatief uit moet zien en hoe een en ander het best in planning kan worden gezet.
De bestaande hotels in Rokkeveen (NH-hotel en Bastionhotel) hebben in het bestemmingsplan een positieve bestemming gekregen. Er zijn geen nieuwe hotels voorzien.
2.4.9 Horecanota
In de Horecanota (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2005) is het gemeentelijke horecabeleid vastgelegd. In vergelijking met Nederland en met steden van vergelijkbare omvang en met de regio, heeft Zoetermeer erg weinig horecabedrijven. De verschillen zijn bovendien in de afgelopen jaren nauwelijks kleiner geworden. De consument zou graag meer vestigingen zien, omdat dit meer keuze betekent. De gemeente schept randvoorwaarden om het aantal cafés/bars, eventueel met kleine dansgelegenheid, te laten groeien, met name binnen de Stedelijke Driehoek (Stadshart, Dorpsstraat en omgeving). Het aantal grote discotheken is op orde. De keuzemogelijkheid in de restaurantsector moeten worden uitgebreid door toevoeging van aanbod, met name in het topsegment en in bijzondere formules. Daarnaast zullen randvoorwaarden worden geschapen om het aantal fastfoodrestaurants, met name snackbars, te laten groeien. Het aantal hotels kan de komende jaren met 2 tot 3 toenemen, om daarmee tot een verdubbeling van het aantal kamers te komen. Dit sluit aan op het beleid in de Hotelnota. Voor locaties wordt met name aan de hoofdverkeerswegen gedacht. Tenslotte gelooft de gemeente in de positieve invloed van evenementen, die daarom op diverse plaatsen worden bevorderd.
In het bestemmingsplan is een nieuw horecavestiging (voor dag- en avond) aan de Natuursteenlaan opgenomen. De overige horecavestigingen zijn reeds bestaand en hebben een positieve bestemming gekregen.
2.4.10 Woonvisie (2009)
De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.
In het bestemmingsplan is voor het Katwijkerlaantracé voorzien in woningbouw en woonzorgvoorzieningen. Hiermee wordt ingezet op eengezinswoningen en seniorenwoningen dan wel woningen voor begeleid wonen. Dit past binnen de Woonvisie.
2.4.11 Senioren op de Zoetermeerse woningmarkt, Plan van Aanpak 2009-2012 (2009)
Het plan van aanpak Senioren op de Zoetermeerse woningmarkt (vastgesteld door de gemeenteraad op 2 juni 2009) is een nadere uitwerking van de woonvisie. In het plan van aanpak geeft de gemeente aan op welke wijze voorzien kan worden in de woonbehoefte van senioren en op welke wijze ingespeeld kan worden op hun woonwensen. Door de toenemende vergrijzing van de inwoners van Zoetermeer zal de vraag naar seniorenwoningen en ander woonvormen toenemen.
De gemeente wil aan deze vraag tegemoet komen door onder andere meer seniorenwoningen te realiseren en door het realiseren van zeven – goed over de gemeente verspreid liggende – 'woonservicezones'. Dit zijn zones waar senioren (en kwetsbare groepen) langer zelfstandig kunnen blijven wonen door middel van goed toegankelijke woningen en woonomgevingen, als ook de aanwezigheid van een breed aanbod van specifieke zorg- en welzijnsvoorzieningen. Inmiddels is de gemeente samen met betrokken partijen (volop) aan de slag gegaan met het ontwikkelen van deze woonservicezones. Een van deze woonserviceszones is het woonzorgcomplex aan de Katwijkerlaantracé, dat in dit bestemmingsplan is voorzien. Het bestemmingsplan draagt derhalve bij aan het bereiken van de doelstellingen van het plan van aanpak.
2.4.12 Stadsnatuurplan (1999)
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. De centrale vraag die met het Stadsnatuurplan wordt beantwoord is: hoe wil de gemeente omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe zou het nog beter kunnen? Er is een onderscheid gemaakt in drie niveaus met een eigen ambitieniveau: regio, stad en wijk.
Het Balijbos is in het Stadsnatuurplan getypeerd als natuur op regioniveau. Deze gebieden zijn groot van omvang. Daarnaast zijn het Burgemeester Hoekstrapark, het Floriadepark, het Florapark, het Katwijkerlaantracé, het groen bij de lus Afrikaweg en een deel van het groen langs de hoofdwegen, getypeerd als natuur op stadsniveau. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie en zijn stedelijke ontwikkelingen toegestaan, mits tegelijkertijd ook in natuur wordt geïnvesteerd (natuurimpulsregeling).
De overige gebieden zijn aangewezen als natuur op wijkniveau. De natuurontwikkelingsgebieden op wijkniveau zijn over het algemeen klein van omvang, bijvoorbeeld wijkgroen en groen in de directe woonomgeving. Op zowel stads- als wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
Op dit moment is een herijking van het stadsnatuurplan in voorbereiding. In dat kader wordt de Visie Biodiversiteit opgesteld. Deze visie is onderdeel van het Programma Duurzaam Zoetermeer (zie paragraaf 2.4.17)
2.4.13 Nota Mobiliteit Zoetermeer
De Nota Mobiliteit Zoetermeer, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 april 2005, biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Modelonderzoek naar de situatie in 2010 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluiting op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien. Het verbeteren van de oost- westverbinding in de stad wordt gevonden door verbetering van de doorstroming op de Afrikaweg, Oostweg en de Zuidweg. Dit vergroot de capaciteit van het hoofdwegennet en waarborgt tevens dat de wijken gevrijwaard blijven van doorgaand verkeer. Naast benuttingsmaatregelen op dit hoofdwegennet wordt aan de Zuidweg een rijstrook toegevoegd voor de ZoRo-busverbinding tussen NS-station Zoetermeer het station op de lijn Den Haag-Rotterdam in Berkel en Rodenrijs. Deze busbaan past binnen het geldende bestemmingsplan. Volgens de huidige planning zal de busbaan in het eerste kwartaal 2012 aangelegd. Langs het zuidelijke deel van de Oostweg worden voor de doorstroming van de bus vrije busstroken aangelegd. Verder wordt de kruising Mahatma Gandhisingel-Madame Curiesingel verbeterd en is er voorzien in een aanpassing van de fietsroute over het parkeerterrein in de Lus Afrikaweg en de aanpassingen aan de Groeneweg en de 2e Stationsstraat voor de fiets.
2.4.14 Beleidsnota Parkeren (2005)
De Beleidsnota Parkeren, vastgesteld door de gemeenteraad op 27 juni 2005, geeft binnen het beleidskader van de Nota Mobiliteit Zoetermeer uitwerking aan een meer sturend parkeerbeleid met oog voor maatwerk. Het gemeentelijk beleid is en zal erop gericht zijn om via sturing en verleiding het niet noodzakelijke autobezit en -gebruik in Zoetermeer terug te dringen. Het sturend element houdt in dat er niet meer volledig aan de vraag naar parkeerplaatsen wordt voldaan en dat maatregelen worden benoemd om het niet-noodzakelijk autoverkeer terug te dringen. Het gaat om een pakket van maatregelen voor het ontmoedigen van autogebruik en het stimuleren van alternatieven (bijvoorbeeld vervoersmanagement, verbeteren fietsvoorzieningen etc.). Het maatwerk uit zich bij woningen in een uitsplitsing van parkeernormen per woningtype. Bij de overige parkeernormen is sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is (bepalende factoren zijn bijvoorbeeld de aanwezigheid van een openbaar vervoer halte, de bereikbaarheid per fiets, de uitwisselbaarheid met parkeerplaatsen in de directe omgeving etc.). De behandeling van vragen, opmerkingen of klachten over parkeeroverlast van bewoners, hulpverleningsdiensten en het bedrijfsleven vragen om een heldere en systematische aanpak. Binnen het kader van deze beleidsnota - sturend maar met oog voor maatwerk - is een stappenplan ontwikkeld dat leidt tot een logische, transparante en communiceerbare beantwoording of oplossing. Kern van het stappenplan is dat het oplossen van parkeerproblemen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is.
Voor het plangebied Rokkeveen betekent dit dat de parkeernormen voor woningbouwlocaties gedifferentieerd worden toegepast en dat voor de nog te ontwikkelen bedrijfslocaties wordt uitgegaan van parkeren op eigen terrein. Bij de realisatie van een bouwplan zal daarop worden getoetst. Nabij het NS-station Zoetermeer is er een Park & Ride (P&R) voorziening in de lus Afrikaweg. Vanwege de toenemende bezettingsgraad en de ontwikkeling van kantoren in en nabij de lus Afrikaweg maakt het bestemmingsplan een parkeergarage mogelijk tussen de lus Afrikaweg en het Plein van de Verenigde Naties. Deze parkeergarage is bedoeld voor het nieuwe kantoor aan het Plein van de Verenigde Naties.
Er is een nieuwe ontwerp-Parkeernota opgesteld. Deze is echter nog niet vastgesteld door de gemeenteraad. Ook op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.
2.4.15 Fietsplan (1998)
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. In de nota komt de fietsinfrastructuur aan de orde. Fietspaden maken onderdeel van verschillende netwerken: regionaal/hoofdnetwerk, verbindend netwerk en ontsluitend netwerk. Aan elk van deze soorten fietspaden zijn kwaliteitseisen verbonden. Dat beeld is afgezet tegen de bestaande situatie (anno 1998) en hieruit volgden de uitbreidingen en verbeteringen die op korte termijn gerealiseerd dienden te worden. Inmiddels is dit geïmplementeerd. Op een aantal onderdelen moest het fietsplan in vervolgtrajecten verder worden uitgewerkt. Ook dit is inmiddels grotendeels geïmplementeerd.
2.4.16 Milieubeleidsplan
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. Voor de woongebieden (waaronder Rokkeveen) wordt behoud en versterking van de natuurwaarden en een optimaal evenwicht tussen de verschillende gebruiksfuncties nagestreefd. Daarnaast is energiebesparing, benutting van duurzame energie, het bevorderen van fiets en OV-gebruik en behoud en verbetering van een duurzaam watersysteem een belangrijk uitgangspunt.
2.4.17 Duurzaam Zoetermeer (2007)
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2007) zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:
- Een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm.
- Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal.
- Een natuurlijk Zoetermeer: Een natuurrijk Zoetermeer. In 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007.
- De gemeente past bij haar eigen inkoop en aanbestedingen de landelijk geformuleerde duurzaamheidscriteria toe.
- Een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
2.4.18 Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denenmarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.
Geen van de laatstgenoemde locaties ligt in het plangebied.
2.4.19 Hoogbouwvisie Zoetermeer (2004)
Hoogbouw is kenmerkend, beeldbepalend en beeldvormend in de stad. Het kan zowel de ruimtelijke structuur als de economische structuur van de stad verbeteren. Het is daarom wenselijk een visie op hoogbouwontwikkelingen te hebben. De Hoogbouwvisie (vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juni 2006) omvat een hoogbouwmodel. Dit hoogbouwmodel is een zoneringsplan en nadrukkelijk geen locatieonderzoek. De opbouw van het model is in de eerste plaats gebaseerd op de zonering van het Masterplan 2025; de stedelijke kernzone en de suburbane zone. Er zijn zones aangegeven waar ontwikkeling van hoogbouw in de toekomst mogelijk, gewenst of niet gewenst is. In de Hoogbouwvisie worden tevens knooppunten en assen benoemd die zich lenen voor accentuering met hoogbouw.
In deze visie maakt het plangebied Rokkeveen deel uit van de suburbane zone. In deze zone ligt het accent op laagbouw. Slechts in incidentele gevallen is hoogbouw (maximaal 60 meter) mogelijk als daar vanuit de locatie aanleiding toe is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige structuur. Dit kan zijn in het wijkcentrum of ter markering van de wijk(entrees). Rijksweg A12 is in de Hoogbouwvisie aangewezen als primaire as, waarlangs gebouwd mag worden met een hoogte tot maximaal 90 meter. Op de primaire knooppunten (nabij het NS-station Zoetermeer) aan Rijksweg A12 is een maximale bouwhoogte van 120 meter mogelijk. In het voorontwerpbestemmingsplan was een kantoorgebouw aan het Plein van de Verenigde Naties voorzien van 120 meter hoog. De hoogte is naar beneden bijgesteld en aangepast aan het concrete plan dat er ligt voor deze locatie. Het nieuwe kantoorgebouw aan het Plein van de Verenigde Naties wordt 80 meter hoog. Deze hoogte past bij de stedelijke omgeving en markeert het verkeersknooppunt.
2.4.20 Welstandsnota (2010)
Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer vastgesteld door de raad. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid.
Voor de woonwijk Rokkeveen geldt een regulier welstandsbeleid. Alleen voor de Houtbuurt en de zone langs de A12 en de Oostweg geldt een intensief welstandsbeleid.
2.4.21 Rapportage Archeologisch waardevolle gebieden (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder omgevingsvergunning verboden om:
- graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 m. onder het maaiveld;
- aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 m. onder het maaiveld.
In het plangebied is de Pissekade als archeologisch gebied in deze rapportage aangewezen. Het betreft hierbij het veenlichaam in het Burgemeester Hoekstrapark, dat nog over is van de voormalige Landscheiding uit de 13e eeuw. Deze bevat resten uit de periode van opwerping en kan aanwijzingen geven over de ouderdom van de hoogheemraadschappen.
2.4.22 Bouwen aan Zoetermeer
In 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de gemeenteraad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van bouwen in Zoetermeer. In de eindrapportage “Bouwen aan Zoetermeer” worden de resultaten van deze studie gepresenteerd. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.
Voor wat betreft de wijk Rokkeveen zijn de volgende locaties onderzocht:
- a. Fabrieksterrein 2e Stationsstraat;
- b. Kleurlaan;
- c. Spectrumsingel;
- d. Natuursteenlaan;
- e. Zirkoon;
- f. Katwijkerlaantracé;
- g. Lus Afrikaweg;
- h. Watertoren.
De gemeenteraad heeft op 27 juni 2005 over de scenario's van Bouwen aan Zoetermeer besloten om op de locaties Natuursteenlaan, Zirkoon en Spectrumsingel geen bebouwing toe te voegen. Voor de overige locaties is besloten dat, soms met nadere voorwaarden, tot een nadere uitwerking kan worden gekomen. De woningen op de locatie Fabrieksterrein 2e Stationsstraat zijn inmiddels gerealiseerd. De ontwikkellocaties Lus Afrikaweg en Watertoren zijn in dit plan niet als ontwikkellocatie meegenomen, omdat er voor deze locaties geen concrete plannen zijn. In dit bestemmingsplan zijn van de genoemde locaties als ontwikkellocaties opgenomen Kleurlaan (hoek Kleurlaan/Paletsingel) en Katwijkerlaantracé. Voor de locatie Katwijkerlaantracé is op 19 december 2005 besloten dat deze locatie, bestaande uit de locaties kantorengebied Campus, zone winkelcentrum en het westelijk deel in de woonwijk, in aanmerking komt voor een nadere uitwerking. In paragraaf 4.2.1.5 respectievelijk paragraaf 4.2.1.7 wordt nader ingegaan op deze ontwikkellocaties.
2.4.23 Beleidskader Spelen 2005-2015
In het Beleidskader Spelen 2005-2015 zijn per wijk in Zoetermeer inventarisaties opgenomen en een indicatieve opgave voor het realiseren van speelvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen. Uit de inventarisatie blijkt dat er met name voor de groepen van 6 tot 11 jaar respectievelijk 12 tot 18 jaar overwegend voldoende speelplekken in de wijk aanwezig zijn. Dit komt ook doordat de actieradius van deze groepen, met cirkels van 300 tot 400 meter respectievelijk 800 tot 1000 meter, relatief groot is. Voor de groep van 0 tot 5 jaar is deze actieradius slechts 150 meter, waardoor er op de randen van de cirkels soms onvoldoende bereik is. Voor Rokkeveen is naar aanleiding van de inventarisatie een indicatieve opgave gemaakt. Twee speelplekken worden opgeheven; op 10 plaatsen worden er speelplekken gerealiseerd in de groenvoorzieningen; op 4 plaatsen worden de speelplekken omgevormd. Voor jongerenvoorzieningen wordt in de juiste mate aan de vraag voldaan.
2.4.24 Planologische beleidsregels voor telecomvoorzieningen (2000)
In deze beleidsnota zijn richtlijnen opgenomen die in beginsel kunnen worden gehanteerd bij het verlenen van medewerking aan de legalisering van GSM-masten. Sinds augustus 2002 zijn antenne-installaties vergunningsvrij geworden (besluit 13 juli 2002, Stb 2002, nr 411). De beleidsregels voor antenne-installaties kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Antennemasten zijn nog wel omgevingsvergunningsplichtig en de beleidsregels voor deze masten worden wel vertaald in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds wordt onderkend dat Zoetermeer vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt behoefte heeft aan een dekkend mobiel netwerk maar anderzijds bestaat er ook een zekere terughoudendheid waar het gaat om behoud van stedenbouwkundige kwaliteit.
In de nota zijn planologische ontheffingscriteria opgenomen voor vier verschillende zones. Voor wat betreft de wijk Rokkeveen zijn in hoofdzaak de ontheffingscriteria voor de zone woongebied van belang. Het Balijbos (inclusief het Florapark) is ingedeeld in de zone buitengebied. Daarnaast zijn op de kantorengebieden en de bedrijvengebieden in Rokkeveen de ontheffingscriteria voor de zone werkgebied van toepassing. De beleidsregels die in deze nota zijn opgenomen zijn tevens van toepassing op UMTS-masten.
Hoofdstuk 3 De Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis Van Rokkeveen
3.1.1 Het onderliggende landschap
De wijk Rokkeveen ligt, in tegenstelling tot de andere wijken van Zoetermeer, in maar liefst vijf verschillende polders, te weten:
- a. de Binnenwegse polder;
- b. de Noordpolder;
- c. het Voorhoekje;
- d. de Nieuwe- of Drooggemaakte polder;
- e. de Driemanspolder.
Elk van de polders heeft een eigen specifieke ontstaansgeschiedenis en kavelrichting.
Een groot deel van de oorspronkelijk middeleeuwse laagveengronden rond het dorp Zoetermeer/Zegwaard werd vanaf de 14e eeuw geleidelijk afgegraven ten behoeve van de turfwinning en kwam zo permanent onder water te staan. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden deze uitgeveende plassen rondom Zoetermeer en Zegwaard drooggemalen, waarbij de zogenoemde droogmakerijen ontstonden (Driemanspolder 1675, Binnenwegse Polder 1701-1706). De oude polders liggen als onregelmatig gevormde scherven tegen elkaar aan. De breukvlakken worden gevormd door kades, dijken, dammen en sloten. Slechts op een enkel punt in Rokkeveen zijn deze nog waar te nemen.
In de drooggemaakte gebieden werden tochten en sloten gegraven om de waterafvoer te reguleren. De polders werden ingericht volgens een strak, rationeel patroon. De richting van de sloten en tochten is vaak de basis geweest voor de kavelrichting van de bebouwing in Rokkeveen (zie kaart 3.1) Later zijn de polders opgegaan in één grote polder, de Binnenwegse Polder. Deze polder is nu niet meer als zodanig herkenbaar.
Figuur 3.1: De verkaveling van Rokkeveen
Landscheiding
De Landscheiding is een kade (lage dijk) die al in de 13e eeuw werd aangelegd om de polders van de waterschappen Rijnland, Delfland en Schieland van elkaar te scheiden. Zo konden de waterschappen elk hun eigen waterpeil in hun polders bepalen.
Komend vanaf Leidschendam liep de waterscheiding via Roeleveen over de huidige spoorlijn Den Haag-Utrecht. Deze boog vervolgens ter hoogte van de huidige afrit Zoetermeer van de A12 af in zuidoostelijke richting naar het punt in de zuidoosthoek van het huidige bedrijventerrein Lansinghage. Op dat punt kwamen de gebieden van de drie waterschappen bij elkaar. De dijk is grotendeels verdwenen, slechts enkele relicten herinneren hier nog aan, zoals de naam “Brede Akkerpad” bij de watertoren in het Burgemeester Hoekstrapark en de grenspaal aan de Reginagang uit 1857.
Delftsewallenwetering
De Delftsewallenwetering (de wetering en vaarweg vanuit het oude dorp Zoetermeer/Zegwaard naar Delft) liep oorspronkelijk door de polders in Rokkeveen. De wetering ten zuiden van de A12 is in 1988 afgegraven ten behoeve van de bouw van Rokkeveen.
Pissekade
De Pissekade kan aangemerkt worden als historische infrastructuur. De Pissekade is in de 16e eeuw aangelegd als hulpdijk vanaf de Berkelseweg ter versteviging van de Landscheiding, omdat de Landscheiding zelf ernstig verzwakt was door turfwinning. Tussen de Juweellaan en de Natuursteenlaan is een klein deel van de Pissekade bewaard gebleven.
3.1.2 Oude lintstructuren
Door het plangebied Rokkeveen lopen twee historische bebouwingslinten, te weten de Rokkeveenseweg en de Stationsstraat. Ook aan de Berkelseweg is oudere bebouwing aanwezig.
De Rokkeveenseweg
De 13e eeuwse polderdijk Rokkeveenseweg behoort tot de historische infrastructuur. Deze weg ontleent zijn naam aan het ontginningsgebied Ruckenvene of Rokkeveen. Aan de Rokkeveensweg (ten zuiden van de A12) stond een verzameling van boerderijen. De Rokkeveenseweg en Zegwaartseweg vormden oorspronkelijk één doorlopend ontginningslint, waar vandaan boeren vanaf het begin van de 13e eeuw het gebied hebben ontgonnen. Aan de Rokkeveenseweg, ten zuiden van de A12, bevond zich een verzameling boerderijen, de vlek Rokkeveen genaamd. Deze vlek heeft uiteindelijk ook zijn naam aan de later te realiseren woonwijk gegeven. In de wijk is thans nog enkele oorspronkelijke bebouwing terug te vinden.
De Stationsstraat
De Stationsstraat dateert uit de Middeleeuwen en is van oorsprong een kerkepad dat van het oude dorp Zegwaard via Rokkeveen naar Pijnacker liep. Oorspronkelijk heette deze straat de Kapellelaan, vernoemd naar een kapel. Later werd de naam veranderd in de Molenweg, verwijzend naar een oude korenmolen. Vanaf 1929 kent de straat zijn huidige benaming als Stationsstraat, verwijzend naar het treinstation. De Stationsstraat gaat na de Berkelseweg over in de Katwijkerlaan richting Pijnacker. Tot aan het eind van de 19e eeuw was de Stationsstraat nauwelijks bebouwd. Er stonden slechts enkele boerderijen. Pas in het begin van de 20ste eeuw verrezen langs de Stationsstraat arbeiderswoningen (ten behoeve van de fabriek van Nutricia). In de jaren 1920-1935 werd het gedeelte van de huidige 2e Stationsstraat ontdekt door notabelen die daar hun villa's lieten bouwen. Aan de 3e Stationsstraat verrees in 1927 het meest markante historische gebouw van Rokkeveen, de watertoren. De oude historische bebouwing langs de Stationsstraat is nu nog grotendeels terug te vinden.
De Berkelseweg
De Berkelseweg is een weg met gevarieerde oudere bebouwing. Deze weg vormt de oude verbinding naar Berkel. De Berkelseweg sluit aan op de Katwijkerlaan en de 4e Stationsstraat. Het bebouwingslint langs deze weg is op de gemeentegrens met Pijnacker-Nootdorp gesitueerd.
Figuur 3.2: Oude ontginningslinten in Zoetermeer
3.1.3 Cultuurhistorie en archeologie
Monumenten
In de wijk Rokkeveen ligt een aantal gemeentelijke monumenten, te weten:
- 2e Stationsstraat 229 (woonhuis uit 1935);
- 2e Stationsstraat 230/232 (dubbel woonhuis uit 1935);
- 3e Stationsstraat 330 (villa uit 1933);
- 3e Stationsstraat 369 (watertoren De Tien Gemeenten uit 1927);
- Reginagang (grenspaal tussen Rijnland, Delfland en Schieland uit 1857);
- 4e Stationsstraat 442 (boerderij Weltevreden uit 1905);
- 4e Stationsstraat 450 (boerderij uit 1875);
- 4e Stationsstraat 481 (boerderij Vredebest uit de tweede helft van de 18e eeuw);
- Rokkeveenseweg Zuid 166 (boerderij Ouderzorg uit 1925).
Beeldbepalende panden
De wijk Rokkeveen kent een aantal beeldbepalende panden. Een beeldbepalend pand is een pand dat niet als monument is beschermd maar dat een kenmerkend onderdeel vormt van de cultuurhistorisch waardevolle omgeving en door zijn uiterlijk het historische beeld mede bepaalt. Het betreft hierbij de volgende panden:
- 2e Stationsstraat 222 (woonhuis uit 1934);
- 2e Stationsstraat 239 (Villa Mahtilda uit 1930);
- Rokkeveenseweg Zuid 122-124 (dubbel woonhuis uit 1872).
Archeologisch belangrijke vindplaatsen
Op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is een gedeelte van Rokkeveen aangeduid als "redelijke tot grote kans op archeologische sporen" (zie Bijlage 1 van de plantoelichting).
Figuur 3.3: Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur
Dit betreft een zone die het plangebied van west naar oost doorsnijdt. Gelet hierop is met de provincie Zuid-Holland afgesproken een archeologisch bureauonderzoek te laten verrichten. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Wijk Rokkeveen te Zoetermeer; een bureauonderzoek" van 20 juli 2011 (zie voor het volledige onderzoek Bijlage 3 van de plantoelichting). De conclusies van het onderzoek zijn dat er in het plangebied archeologische waarden uit het Neolithicum worden verwacht. Deze kunnen worden aangetroffen op afzettingen van een perimariene waterloop op een diepte van ca. 7 m –mv. Ook op afzettingen van een mariene kreek kunnen waarden uit deze periode worden aangetroffen. Deze worden op ca. 2 m –mv verwacht. Het betreft resten van nederzettingen of kampjes. Langs de voormalige ontginningsassen en de Delfland Landscheiding worden direct aan maaiveld archeologische waarden vanaf de Late Middeleeuwen verwacht. Deze zijn echter verstoord bij de aanleg van de wijk Rokkeveen. Een uitzondering hierop vormt het zuidwestelijke deel van de Molenweg, de huidige Vierde Stationsstraat, waar op basis van hoogtebeelden nog een dijklichaam aanwezig lijkt te zijn.
Gelet op de onderzoeksresultaten wordt geadviseerd bij toekomstige bodemingrepen een archeologisch onderzoek uit te voeren in de gebieden A en B, die zijn weergegeven in onderstaande afbeelding. Zone A is een gebied met een hoge verwachting op archeologische waarden vanaf de Late Middeleeuwen. Zone B is een gebied met middelhoge verwachting op archeologische waarden uit het Neolithicum.
Figuur 3.4: Kaart met de ligging van zones A en B (bron: archeologisch bureauonderzoek).
Voor zone A wordt een archeologisch onderzoek geadviseerd indien bodemingrepen dieper reiken dan 30 cm –mv en een oppervlakte hebben groter dan 100 m2. Voor zone B wordt een archeologisch onderzoek geadviseerd indien bodemingrepen dieper reiken dan 200 cm –mv en een oppervlakte hebben groter dan 1000 m2. Deze adviezen zijn overgenomen door op de plankaart aan de zones A en B respectievelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde Archeologie 2' toe te kennen. In de regels is verder bepaald dat voor deze gebieden een archeologisch onderzoek verplicht is bij ingrepen die dieper reiken dan de hiervoor aangegeven diepten die geldt voor zone A en zone B. Voor het gebied buiten zones A en B is geen nader onderzoek nodig en wordt geadviseerd het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
In de gemeentelijke Rapportage "Archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer" is in Rokkeveen één locatie aangewezen als archeologisch waardevol gebied, te weten de zogenoemde Pissekade. Het betreft hierbij het veenlichaam in het Burgemeester Hoekstrapark, dat nog over is van de voormalige Landscheiding uit de 13e eeuw. Deze bevat resten uit de periode van opwerping en kan aanwijzingen geven over de ouderdom van de hoogheemraadschappen. Ook aan deze gronden is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 1' toegekend.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse
3.2.1 De stedenbouwkundige opzet van Rokkeveen
Ontwerpthema
Zoetermeer is als een staalkaart voor stedenbouw en architectuur te kenschetsen. Als gevolg van maatschappelijke veranderingen kwamen andere opvattingen tot stand en daarmee ook wijken die op andere basisprincipes ontworpen werden. Omdat de Zoetermeerse wijken veelal in verschillende tijdsperioden zijn gebouwd, vormen zij een mooi voorbeeld en afspiegeling van de in die tijd geldende maatschappelijke opvattingen over architectuur en stedenbouw. Voor Rokkeveen bestond de aanpak uit het integreren van alle in voorgaande wijken ontwikkelde thema's. Het ging hierbij om:
- functionaliteit (kenmerkend voor Palenstein en Driemanspolder);
- vrije compositie (kenmerkend voor Meerzicht);
- landschap en ecologie (kenmerkend voor Buytenwegh-de Leyens);
- patronen (kenmerkend voor Seghwaert);
- beleving en complexiteit (kenmerkend voor Stadscentrum).
Ontwerpmethodiek
Kenmerkend voor Rokkeveen is ook de ontwerpmethodiek. De ontwikkelde ontwerpmethode van Rokkeveen werd naar de zogenoemde driesporenmethode genoemd. Dit was een aanpak gebaseerd op functie, topografie en compositie. Over het gebied werd een denkbeeldig raster gelegd met een maaswijdte van 100 meter bij 100 meter.
Functioneel
Het raster werd door de diverse vakdisciplines met een functioneel programma en randvoorwaarden ingevuld, waarna het tot een integraal wijkontwerp werd gemaakt. Dit raster ordende de functies en zette het in de maat.
Topografie
De richting van het raster werd (grotendeels) bepaald door de richting van de ondergrond van het oorspronkelijke kavel- en slotenpatroon. Op een aantal punten werd het raster verschoven of gedraaid.
Compositie
Het raster levert een geometrisch plan op. De plankaart laat diverse geometrische figuren zien zoals vierkanten, driehoeken en cirkels. Het geheel is een compositie van diverse geometrische figuren. De strakke hoofdlijnen werden met het raster vastgelegd en de invulling van het raster is flexibel. Het raster is de grondslag geweest voor de ruimtelijke opbouw van Rokkeveen.
Ruimtelijke en functionele indeling in deelgebieden
Rokkeveen kan ruimtelijk worden onderverdeeld in een aantal deelgebieden, te weten:
- Rokkeveen-centrum;
- Rokkeveen-oost;
- Rokkeveen-zuid;
- Rokkeveen-west (voormalig gebied van de Floriade 1992).
De deelgebieden hebben overwegend een monofunctioneel karakter. Het zijn hoofdzakelijk gebieden met een woonfunctie met daarbinnen verspreide winkel-, sociaal-culturele- en medische voorzieningen op buurtniveau. In het centrumgebied zijn ook voorzieningen op wijkniveau gesitueerd.
Daarnaast zijn drie specifieke gebieden te onderscheiden:
- het kantorengebied Campus;
- het Burgemeester Hoekstrapark;
- het Balijbos.
Deze gebieden zijn te kenschetsen als monofunctionele werk- of groen-gebieden.
Ruimtelijke opbouw en dragers
De formele hoofdstructuur bestaat uit lange, meestal rechte lijnen, assen en hoeken. Deze zijn gekoppeld aan grote -vooral op de kaart of vanuit de lucht goed herkenbare- geometrische vormen als cirkels, vierkanten en driehoeken. Hierin zijn de diverse buurten ingepast. Niet elke buurt valt echter exact samen met zo'n grondvorm. Door het werken met meerdere lagen zijn diverse complexe figuren ontstaan. De formele hoofdstructuur is door de hele wijk goed zichtbaar.
De wijkstructuur is sterk gericht op de lus die de Afrikaweg met de Zuidweg verbindt. Deze lus ligt direct ten zuiden van de ongelijkvloerse kruising met de A12. Tevens is de wijkstructuur gericht op het nabijgelegen NS-station Zoetermeer. Centraal in de wijk ligt het centrumgebied van Rokkeveen met het kantorengebied Campus.
Radialen
Met de lus Afrikaweg als vertrekpunt en middelpunt lopen diverse radialen (stralen) in de vorm van wegen, zichtlijnen en zichtassen via het centrumgebied de wijk in. Het betreft:
- de Madame Curiesingel, overgaand in de Tintlaan. Deze lijn loopt naar het deelgebied Rokkeveen-oost en eindigt op de kruising met de Witgeellaan;
- de lijn vanaf winkelcentrum Rokkeveen via de Reginagang naar de Watertoren. Deze zichtlijn is gericht op de Watertoren en loopt enigszins gebogen door in het Burgemeester Hoekstrapark;
- de Edelsteensingel. Deze lijn loopt vanuit het deelgebied Rokkeveen-centrum naar Rokkeveen-zuid en eindigt op de Sierraadlaan.
Figuur 3.5: Ruimtelijke opbouw en dragers van Rokkeveen.
Concentrische lijnen
Naast de beschreven radialen is Rokkeveen-centrum ook het beginpunt van een aantal concentrische lijnen. De lus van de Zuidweg vormt hierbij het middelpunt / draaipunt. Vanaf de Zuidweg, het kantorengebied Campus en het NS-station lopen diverse concentrische lijnen door het centrumgebied de wijk in. Het betreft:
- de Mahatma Gandhisingel. Deze lijn loopt van de Zuidweg door het centrumgebied naar het deelgebied Rokkeveen-west. Daar gaat de lijn vervolgens over in de Florasingel en eindigt min of meer op de T-kruising met de Woudlaan;
- de zone Katwijkerlaan. Dit is een smalle langgerekte zone die van noord naar zuid door de wijk loopt;
- de Moeder Theresasingel. Deze vormt de buitenste lijn en is als singel vormgegeven. De lijn loopt van de Zuidweg in de richting van de Watertoren. Van daaruit gaat de lijn indirect door in het oude lint van de Stationsstraat en sluit aan op de Katwijkerlaan.
Het netwerk van radialen en concentrische lijnen vormt de hoofdverbinding tussen Rokkeveen-centrum en de andere deelgebieden (oost, zuid, west) en de groene scheg die door het Burgemeester Hoekstrapark wordt gevormd. De lijnen smeden de wijk hierdoor tot één geheel. De lijnen vormen als het ware de dragers van de ruimtelijke structuur. Door de concentrische vorm van het centrumdeel wordt de richting van Rokkeveen-oost verbonden met die van Rokkeveen-zuid en -west. Het schegvormige Burgemeester Hoekstrapark vormt een schakel tussen de deelgebieden Rokkeveen-oost en -zuid.
Artefacten
De oorspronkelijke landschappelijke ondergrond is één van de ontwerplagen die vorm heeft gegeven aan de wijk. Een aantal artefacten daarbinnen, zoals de Delftsewallenwetering, de Pissekade en de Landscheiding zijn weliswaar grotendeels gedempt of vergraven, maar het mozaïek van de oude polders is nog af te lezen. Dit komt onder meer tot uiting in de verkavelingsrichting in de wijkdelen.
De gehandhaafde Stationsstraat snijdt op “toevallige” manier door de wijk en fungeert als stedenbouwkundige ruggengraat van de buurtjes rondom de Tintlaan. De richtingen van de oude polderverkavelingen zijn met name in Rokkeveen-oost en Rokkeveen-west bepalend geweest voor de richting van het stratenpatroon. De artefacten zijn daar waar mogelijk opgenomen in de wijkstructuur.
De Watertoren “De Tien Gemeenten” is een historisch bouwwerk dat in de wijk een centrale rol speelt. Niet alleen door zijn opvallende verschijningsvorm, een achthoekig bakstenen gebouw van vijfenveertig meter hoog en ruim tien meter in doorsnede. Maar ook door zijn locatie in Rokkeveen. Het gebouw stond, voor de realisatie van de nieuwbouw in Rokkeveen, op een onopvallende locatie aan de Stationsstraat. Tussen de nieuwbouw van Rokkeveen vormt het nu echter het middelpunt van de wijk. De compositie van een groot deel van Rokkeveen draait om de watertoren heen of is er direct op gericht. Zo staat de watertoren precies in de centrale as door Rokkeveen-centrum. Verder is in het Burgemeester Hoekstrapark een centrale zichtlijn gericht op de watertoren. Gebogen en geknikte bebouwing rondom de watertoren onderstrepen nog eens de centrale positie die het in het wijkontwerp inneemt.
In Rokkeveen-West is het terrein waar in 1992 de Floriade heeft plaatsgevonden opgenomen. Kenmerkende elementen van het Floriade terrein, zoals de assen, de dijk, het Floriadepark, de Floraplas, de Poldertuinen, het Balijbos, de singels, de cascade aan het Plein van de Verenigde Naties zijn dan ook herkenbaar in het stedenbouwkundig weefsel opgenomen.
3.2.2 Wonen
Rokkeveen wordt gekenmerkt door een vijftal buurten, waarvan vier specifieke woongebieden. Deze woongebieden zijn ontstaan vanaf 1987 en kenmerken zich door diversiteit (iedere buurt zijn eigen beeldkarakteristiek) en formaliteit (weinig ruimte voor het bijzondere en afwijkende en veel aandacht voor dwingende, geometrische patronen). De eigen beeldkarakteristiek wordt vooral tot uiting gebracht in de aangebrachte verkaveling, (ruimtelijke) structuur en architectuur.
Binnen de wijk Rokkeveen is laagbouw (in de vorm van eengezinswoningen) de meest voorkomende woonvorm. Het percentage meergezinswoningen van de woonbuurten in Rokkeveen ligt, met uitzondering van de buurt Rokkeveen-midden, ver onder het Zoetermeerse gemiddelde. De meest voorkomende woningtypen zijn de 4 en 5-kamer woningen. Deze maken bijna 70% van de totale woningvoorraad in Rokkeveen uit.
3.2.3 Bedrijvigheid en werkgelegenheid
Rokkeveen neemt een belangrijke positie in ten aanzien van het totaal aantal vestigingen en arbeidsplaatsen in de stad. Op 1 januari 2010 waren namelijk circa 870 bedrijven en aanbieders van voorzieningen in Rokkeveen gevestigd, met in totaal circa 8000 arbeidsplaatsen. Zo is 15 procent van het aantal vestigingen en 16 procent van het aantal werkzame personen in de stad, gesitueerd in het plangebied.
Het belangrijkste deel van de bedrijvigheid is gevestigd in het kantorengebied van Rokkeveen (met name zakelijke dienstverlening), de twee winkelcentra (detailhandel) en in de bedrijvenstrook aan de oostkant van de wijk. Buiten deze gebieden vindt bedrijvigheid en detailhandel o.a. plaats in de vorm van tuincentra, benzineverkooppunten, autoverkooppunten en horeca.
Het aantal vestigingen en werkzame personen zal naar verwachting nog verder toenemen als gevolg van de ontwikkeling en afronding van nieuwe kantoren en bedrijven in de kantorengebieden van Rokkeveen.
3.2.4 Voorzieningen
Onderwijsvoorzieningen
In de wijk Rokkeveen zijn 8 basisscholen, 7 dependances en 1 nevenvestiging van basisscholen aanwezig, verdeeld over 9 locaties. Daarnaast is aan de Paletsingel 38c het Picasso Lyceum Zoetermeer gevestigd. Dit is een school voor voortgezet onderwijs, gericht op VMBO en HAVO/VWO.
Sociaal-culturele voorzieningen
In Rokkeveen zijn de volgende sociaal-culturele voorzieningen aanwezig:
- twee kerkgebouwen, de Regenboog (aan de Nathaliegang) en de Wijngaard (aan de Moeder Theresasingel). Daarnaast is in Rokkeveen een Koninkrijkszaal voor Jehovagetuigen gevestigd (aan de Nathaliegang);
- de wijkvereniging Rokkeveen aan de Prismalaan;
- een bibliotheek in het winkelcentrum Rokkeveen;
- een sociaal-cultureel centrum in sporthal De Veur;
- een jongerencentrum (de Spott) een vrijetijdscentrum Rokkeveen aan de Prismalaan.
Sport- en recreatieve voorzieningen
In de wijk zijn de volgende sport- en recreatievoorzieningen gevestigd:
- in sporthal De Veur is een zwembad gevestigd;
- twee sporthallen en een gymzaal;
- twee maneges: één nabij het Balijbos en één aan de 4e Stationsstraat;
- een sport- party- en businesscenter in het Burgemeester Hoekstrapark;
- een scoutinggebouw aan de Prismalaan.
Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
In de wijk Rokkeveen zijn twee gezondheidscentra aanwezig (Rokkeveen-oost en Rokkeveen-west). Beide gezondheidscentra omvatten diverse voorzieningen zoals een apotheek, een consultatiebureau, huisartsen, fysiotherapie en overige vormen van maatschappelijke dienstverlening. Verder is aan de Juweellaan huisvesting voor mensen met een ernstige handicap aanwezig (onafhankelijk en zelfstandig wonen met 24-uurs assistentie op afroep).
Speelvoorzieningen
In de wijk Rokkeveen is een concentratie aan speelruimte en speelvoorzieningen te vinden in de parkjes. In deze parkjes zijn tevens de scholen voor het basisonderwijs gevestigd. In het Balijbos is er een het Spel- en struinbos voor kinderen. Op openbare schoolterreinen van basisscholen staan vaak speeltoestellen die “meetellen” in het spreidingspatroon in de wijk. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat er in de wijk voldoende informele speelruimte aanwezig is.
In het Beleidskader Spelen (2005) is voor Rokkeveen een indicatieve opgave geformuleerd. Deze opgave omvat zowel voorstellen voor het creëren van nieuwe speelplekjes alsmede voor het opwaarderen en/of komen vervallen van bestaande speelplekjes. De uitvoering van de opgave geschiedt op termijn in samenspraak met bewoners (waaronder kinderen). Het aantal voorzieningen voor jongeren is in overeenstemming met de uitgangspunten van het beleid. In onderhavig bestemmingsplan zijn de speelplekken over het algemeen opgenomen in de bestemming 'Groen' op wijkniveau.
Jongeren ontmoetingsplaats
In de wijk Rokkeveen is aan het Morapad in het Florapark een jongeren ontmoetingsplaats aanwezig. Op 10 februari 2012 is een aanvraag ingediend voor het vernieuwen en uitbreiden van deze jongeren ontmoetingsplaats. In dit bestemmingsplan is deze jongeren onmoetingsplaats mogelijk gemaakt.
Winkelcentra
In Rokkeveen zijn twee winkelcentra aanwezig: Winkelcentrum Rokkeveen en Winkelcentrum de Vlieger. Winkelcentrum de Vlieger was bij de opbouw van de wijk rond 1991 het eerste en enige winkelcentrum in de wijk. Nu functioneert het als buurtwinkelcentrum.
Een nadere beschrijving over het winkelcentrum Rokkeveen en de ontwikkeling daarvan is opgenomen onder punt 9 van paragraaf 4.2.
3.2.5 Verkeer en vervoer
Autoverkeer
De wijk wordt ontsloten vanaf de Zuidweg en de Oostweg. De wegenstructuur in Rokkeveen heeft de vorm van een raster. Kenmerkend voor een rasterstructuur is dat er verschillende routes mogelijk zijn om een bestemming te bereiken en dat de afstanden kort zijn. Met name in de Kleurenbuurt en de Houtbuurt is het raster te herkennen in de stedenbouwkundige opzet. Op wijkniveau is het Burgemeester Hoekstrapark een onderbreking van de rasterstructuur. Het park wordt alleen doorsneden door de Prismalaan.
De A12 scheidt de wijk Rokkeveen van de rest van Zoetermeer en vormt een barrière voor de bereikbaarheid van de wijk. Er zijn drie verbindingen voor autoverkeer naar de rest van Zoetermeer: twee via het hoofdwegenstelsel (de Afrikaweg en Oostweg) en één op wijkniveau (de 2de Stationsstraat).
In Zoetermeer worden wegen ingericht volgens de principes van Duurzaam Veilig. Concreet betekent dit dat aan alle wegen een functiecategorie wordt toegekend met daaraan gekoppeld een snelheid en inrichting. Met deze categorisering wordt een duidelijke hiërarchie aangebracht in het wegenstelsel, waarmee de functionaliteit, herkenbaarheid en vindbaarheid in de wijk en daarmee ook de voorspelbaarheid van het autoverkeer wordt bevorderd.
In Rokkeveen komen drie typen wegen voor:
Stroomwegen
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel verwerken van het verkeer. De wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en de intensiteit kan meer dan 15.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) bedragen. Rokkeveen ligt aan twee gemeentelijke stroomwegen: de Zuidweg aan de noordzijde en de Oostweg aan de oostzijde (het gedeelte ten noorden van de Zuidweg).Het gedeelte van de Oostweg ten zuiden van de Zuidweg is een provinciale weg (categorie gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom). Daarnaast is de A12 de stroomweg op landelijk niveau.
Gebiedsontsluitingswegen op gemeentelijk niveau
De functie van gebiedsontsluitingswegen is het verdelen en verzamelen van verkeer binnen de wijken. Doel is woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken. Onderscheid wordt gemaakt tussen drukke en stille gebiedsontsluitingswegen. Op drukke gebiedsontsluitingswegen moet het langzaam verkeer gebruik maken van vrijliggende fiets- en voetpaden. Er is geen parkeergelegenheid direct langs de rijbaan. De maximale snelheid bedraagt 50 km/uur. Drukke gebiedsontsluitingswegen in Rokkeveen zijn de Albert Schweitzersingel voor het deel van de Houtsingel ten oosten van de Albert Schweitzersingel, de Mahatma Gandhisingel, het gedeelte van de Moeder Theresasingel ten noorden van de Madame Curiesingel, de Madame Curiesingel, de Tintlaan, de Edelsteensingel en de Pastellaan.
Op stille gebiedsontsluitingswegen is eveneens een maximale snelheid toegestaan van 50 km/uur. Parkeren op of terzijde van de rijbaan is mogelijk. Voorbeelden van stille gebiedsontsluitingswegen in Rokkeveen zijn de Spectrumsingel en de Regenboogsingel.
Op gebiedsontsluitingswegen wordt gestreefd naar snelheidsremmende voorzieningen bij drukke oversteekplaatsen en bushaltes.
Erftoegangswegen
Deze wegen hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en bedrijven. De bestemmingsfunctie staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De wenselijke maximale snelheid in verblijfsgebieden bedraagt 30 km/uur. Vormgeving en inrichting van deze wegen zijn overeenkomstig de inrichtingseisen voor 30 km/uur gebieden en (woon) erven.
Fietsverkeer
In Rokkeveen zijn enkele routes voor het fietsverkeer aanwezig die onderdeel zijn van het stedelijk netwerk van fietspaden:
Regionaal fietsnetwerk
Door Rokkeveen lopen vier regionale fietsroutes: de fietsroute over de 2e/3e/4e Stationsstraat, de fietsroute Mandelabrug, Danny Kaylaan, Mahatma Gandhisingel, Edelsteensingel, 4e Stationsstraat, de fietsroute Balijbrug, Houtsingel, Danny Kaylaan, Madame Curiesingel, Tintlaan, Witgeellaan, Paletsingel/Vernispad/Koraalrood en de fietsroute Balijbrug, Ebbehout, Woudlaan, Zilverberkzoom, in de toekomst door te trekken naar de Katwijkerlaan. Deze fietspaden hebben een doorstroomfunctie.
Hoofdfietsnetwerk
In het hoofdnetwerk voor het fietsverkeer (Fietsplan 1998, Nota Mobiliteit Zoetermeer 2005) zijn onder meer de regionale fietsroutes opgenomen. Daarnaast ontsluiten de hoofdfietsroutes de wijk zelf en verzorgen ze op vier plekken de fietsverbindingen met de rest van Zoetermeer via de ongelijkvloerse kruisingen met de spoorlijn en de A12 (Rokkeveenseweg, Stationsstraat, Mandelabrug, Balijbrug/Westergo).
Verbindend fietsnetwerk
Het netwerk van gebiedsontsluitingswegen functioneert tevens als verbindend fietsnetwerk. Dit verbindend netwerk draagt er toe bij dat voorzieningen ook per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn.
Figuur 3.6: Langzaam verkeernetwerk
Openbaar vervoer
In Rokkeveen zijn verschillende vormen van openbaar vervoer. Zo wordt de wijk ontsloten door de stations Zoetermeer en Zoetermeer-oost aan de Goudse lijn. De belangrijkste vorm van lokaal openbaar vervoer zijn de lijnen van de stadsdienst Zoetermeer. Ook een aantal interliners en streek(bus)lijnen rijden door Rokkeveen. Verder is de regiotaxi een onderdeel van het openbaar vervoer systeem in de wijk.
Busvervoer
Er zijn twee stadsbuslijnen die (een deel van) de wijk Rokkeveen ontsluiten (lijn 71 en 72) en verbinden met het Stadshart en Centrum-West. Streeklijnen 170 (Zoetermeer-Rotterdam) en 121 (Zoetermeer-Delft) rijden via Rokkeveen-Centrum en de bussluis 4e Stationsstraat. Over de Zuidweg en een deel van de Oostweg rijden spitslijn 204 (Zoetermeer-Rotterdam) en interliner 52 (Lansinghage-Rijswijk). In de toekomst wordt daaraan toegevoegd een snelle buslijn (ZoRo-bus) naar de halte Rodenrijs van RandstadRail. Met deze voorzieningen wordt het grootste deel van Rokkeveen goed ontsloten. Alleen de bereikbaarheid van de bestemmingen per openbaar vervoer in het zuidoostelijke wijkdeel (Natuursteenlaan) is niet optimaal. Overigens verandert de busdienstregeling elk jaar.
Regiotaxi Haaglanden Het regiotaxivervoer verzorgt het vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur van en naar iedere bestemming in Haaglanden. De regiotaxi ontsluit heel Rokkeveen.
Parkeren Op grond van de Parkeernota geldt dat parkeren in beginsel op eigen terrein moet worden gefaciliteerd. Dit geldt ook voor de nieuwe ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt.
3.2.6 Groen en natuur
Ruimtelijke verschijningsvorm
De heldere geometrische opzet van de wijk is terug te vinden in de vorm van de groenstructuur, die deels ook als ruimtelijke drager voor de wijk fungeert. Zie hiervoor ook de stedenbouwkundige opzet van de wijk. In tegenstelling tot bijvoorbeeld een wijk als Seghwaert is het groen niet kleinschalig als een fijnmazig net over de wijk verdeeld, maar is het groen geconcentreerd in grotere eenheden aan de wijk toegevoegd, daarbij maximale loopafstanden van circa 400 meter respecterend. De ontwerpstijl van het groen is evenals de stedenbouwkundige opzet en architectuur vrij rationeel en strak van vorm. Hiermee zijn eenvoudige en overzichtelijke groengebieden ontstaan. Qua materiaal zijn vooral grashagen en solitaire of in rijen geplante bomen toegepast. De vormgeving, in combinatie met het beheer, resulteert in een verzorgd en gecultiveerd beeld. Braakliggende terreinen springen er qua beeld uit wegens de ruige begroeiing. Door de stedenbouwkundige opzet, waarbij woningen vrijwel altijd met de achterkanten naar elkaar staan en bijna nooit met de achterkanten naar het openbaar gebied, is het groen veel minder vaak vormgegeven als struikenrijke buffer tussen wonen en park dan in wijken als Meerzicht, Buytenwegh en Seghwaert. Hiermee zijn in Rokkeveen heldere overgangen tussen openbaar en privé ontstaan.
In het westelijk deel van Rokkeveen is de opzet van de Floriade van 1992 nog duidelijk herkenbaar. Vanaf het Station Zoetermeer voerde de Mahatma Gandhisingel met haar laanbeplanting van linden naar de entree van de Floriade. De hoofdopzet van de Floriade werd gevormd door een zogenaamde 'ganzenvoet', zodat de bezoekers snel over het terrein konden worden verspreid. De meest zuidelijke poot van die ontsluiting wordt nu nog gevormd door het Morapad, de middelste door het Ganzevoetpad, de meest noordelijke is verdwenen. Over de middelste poot, het Ganzevoetpad, liep de Floriadetram. Deze lag verhoogd op een soort dijkje, waardoor de tram wandelende bezoekers ongelijkvloers kon kruisen en men vanuit de tram tevens een mooi uitzicht op het terrein had. Ook het huidige Floriadepark, de Floraplas en de poldertuinen zijn overblijfselen van de Floriade.
De betekenis van de groenstructuur van Rokkeveen voor de natuur en recreatie
De groenstructuur in Zoetermeer is opgebouwd uit natuur- en recreatiegebieden op regioniveau, recreatiegebieden op stadsniveau en het groen op wijk- en buurtniveau.
Natuur- en recreatiegebieden op regioniveau
Een belangrijke voorziening voor de natuur en recreatie in Rokkeveen is gelegen in het aangrenzende Balijbos (en verder westelijk overgaand in Bieslandse bos en Delftse Hout). Het Balijbos behoort tot de Groenblauwe Slinger. De Groenblauwe Slinger is een aaneenschakeling van grote en robuuste groengebieden tussen Midden-Delfland en het Groene Hart en als zodanig één van de Metropolitane (provinciale) landschappen van de Zuidvleugel.
Het meest oostelijk deel van dit bos is 20 jaar geleden aangeplant ter gelegenheid van de voorbereiding van de Floriade 1992. De meer westelijk gelegen delen van het bos zijn later in fasen aangeplant. De moeraswig is in 2003 voltooid. Natuurontwikkeling in het Balijbos (met een omvang van 360 hectare) zal in de toekomst steeds meer natuurwaarden genereren, welke ook zullen uitstralen op de wijk Rokkeveen. Er worden steeds vaker - en meer - bosvogels in de wijk waargenomen. In de randzone van het Balijbos is op initiatief van de Zoetermeerse bevolking een natuurspeelbos gerealiseerd. Hier kunnen kinderen op natuurlijke en speelse wijze weer contact maken met de natuur in hun directe leefomgeving. Aan de oostzijde bevindt zich de landscheiding. Deze is onderdeel van een ecologische zone die -onder de A12 door- het Bentwoud met groengebieden ten zuiden van Zoetermeer verbindt.
Ook de natte smalle zone aan de aan zuidelijke rand van Rokkeveen behoort tot de groenstructuur op regioniveau. .Deze zone loopt over in de landscheiding die ligt ten oosten van het bedrijventerrein Lansinghage. Deze zone wordt gekenmerkt door natte ruigte en vormt een verbinding van de Groenblauwe Slinger met de Rotte.
Groen op stadsniveau
De overgangszone van Rokkeveen-west naar de boswachterij kent een aantal voorzieningen, gedeeltelijk voortkomend uit de Floriade 1992. Deze voorzieningen spelen in op de groene, recreatieve behoeften van bewoners:
- de poldertuinen verbeeldden op de Floriade 1992 een vijftal typisch Zuid-Hollandse polderlandschappen. Veel is indertijd geïnvesteerd in het creëren van de juiste bodemomstandigheden voor de bijbehorende karakteristieke plantengroei. Ook nu nog fungeren deze natuurrijke tuinen als een belangrijk brongebied voor de verspreiding van talrijke bijzondere plantensoorten;
- de stadsboerderij vormde indertijd de inzending van Stichting Kinderboerderij Nederland (SKBN) op de Floriade 1992 en wordt tot op de dag van vandaag intensief ingezet ten behoeve van de natuur- en milieucommunicatie van de gemeente;
- ook de Floraplas en directe omgeving is ontworpen als onderdeel van de Floriade 1992. Vooral de treurwilgen, in een halve cirkel in bakken met grind in de vijver geplaatst, bleken aantrekkelijk voor broedende visdiefjes.
De voorzieningen in deze overgangszone zijn in de jaren na de Floriade 1992 aangevuld met de Balijmanege en een horecavoorziening.
Aan de zuidkant van de wijk bevindt zich het Burgemeester Hoekstrapark. Dit park heeft de vorm van een wig met de watertoren als oriëntatiepunt en twee assen: een meer bebouwde noordoostelijke as waarin de intensievere voorzieningen als een sporthal (De Veur), schoolwerk- en nutstuinen en speelplekken liggen en een natuurlijke zuidwestelijke as met de "veentuinen", speelweiden en de rozenberg als belangrijkste elementen. Al geruime tijd vormen de veentuinen het natuurrijke hart van dit park. Amfibieën, moerasvogels en -planten en libellen gedijen uitstekend in het park. Verder kent het park tussen beide assen nog een groot, centraal gelegen manifestatieveld dat is omgeven door bosjes met inheemse soorten, een uitkijkpunt (de rozenberg), een grote centraal gelegen vijver met tennis/squash en het sport- en partycentrum Dekker Sport. Het park wordt aan de zuidzijde langs de Oostweg afgezoomd met sportvelden van FC Zoetermeer en een restaurant. Aansluitend op het Burgemeester Hoekstrapark begeleidt een natuurlijk beheerde geluidswal het fietspad langs de Oostweg. In deze wal is eind jaren '80 van de vorige eeuw een vleermuizenwinterverblijf gebouwd. De Pissekade is een oude veenkade die is ingepast in de wijk en beheerd wordt met behulp van schapen.
De bermen van de Zuidweg en de Verlengde Oostweg worden al jaren extensief beheerd. Dit zogenaamde hooilandbeheer zorgt er voor dat deze hoofdwegen een groot deel van het jaar gekenmerkt worden door een kleurrijke uitstraling. Andere voor de natuur belangrijke structuren zijn de zones langs de spoorlijn Den Haag-Gouda, inclusief de geluidswal bij Rokkeveen-West en het Katwijkerlaantracé.
Groen op wijk- en buurtniveau
Rokkeveen heeft twee grote wijkparken van circa 5 hectare. Het Hertenpark in Rokkeveen-Oost en het Floriadepark in Rokkeveen-West. Daarnaast zijn er min of meer centraal in de woonbuurten enkele buurtparken van circa 1 hectare. In samenhang met kleinschalige groenvoorzieningen op blokniveau in de directe omgeving van woningen heeft de wijk goed bereikbaar en openbaar toegankelijk groen met afwisselende speel- en recreatievoorzieningen voor elke doelgroep. Natuurontwikkeling en biodiversiteit is tot diep in het woonweefsel herkenbaar.
Zoals de naam al aangeeft heeft de wijk het Floriadepark te danken aan de Floriade 1992. Dit park kent een rosarium waarvan de soorten indertijd zodanig geselecteerd zijn dat ze zonder het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen beheerd kunnen worden. Het voormalige bijenhuis met vegetatiedak is een ander overblijfsel van de Floriade. De waterspeelplaats is helaas niet meer in gebruik, maar nog wel aanwezig.
Het Floriadepark kent door zijn opzet en huidig beheer weinig specifiek natuurlijke kenmerken. Dat geldt in mindere mate voor het hertenpark, waar vooral het toegevoegde water met zijn natuurlijk beheerde oevers veel natuurpotenties toevoegt. Op structuurniveau zijn vooral de singels (met de plasbermen) en de wijkwegen met grazige bermen voor de natuur in de wijk van belang. Een plasberm is een ondiepe strook water direct langs de oever die meestal met riet begroeid is. Deze stroken zijn in Zoetermeer standaard aangelegd en zijn bedoeld om spelende kinderen voor verdrinken te behoeden.
Figuur 3.7: Natuurtypologiën in Rokkeveen zoals opgenomen in het Stadsnatuurplan
3.3 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
In het plangebied liggen twee waterleidingen van Dunea:
- een waterleiding met een diameter van 1400 mm ligt evenwijdig en onder de A12 van en loopt door het plangebied van oost naar west;
- een waterleiding met een diameter van 1600 mm die de A12 kruist ten westen van tankstation Knorrestein.
Verder liggen in het gebied van dit bestemmingsplan twee hoge druk aardgastransportleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen:
- een buisleiding in het noordwesten van het plangebied langs de A12;
- een buisleiding in het zuidoosten en zuiden van het plangebied langs de N470 (Oostweg) en deels langs de Berkelseweg.
In paragraaf 5.7.3 wordt met het oog op het aspect externe veiligheid nader ingegaan op de hoge druk aardgastransportleidingen.
Voor alle vier de leidingen geldt dat in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezigheid van deze leidingen. Op de plankaart is daartoe een dubbelbestemming 'Leiding -Water' dan wel 'Leiding - Gas' opgenomen. Aan weerszijden van het hart van de leiding is een belemmeringenstrook opgenomen van 5 meter. Binnen dit gebied gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor andere doeleinden dan de leiding. Indien burgemeester en wethouders door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning mee willen werken aan een bouwplan ten behoeve van andere bestemmingsdoeleinden, mag het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
Het bestemmingsplan Rokkeveen is een overwegend conserverend bestemmingsplan, omdat de wijk grotendeels reeds gerealiseerd is. Dit betekent dat het plan zoveel mogelijk is gericht op het behoud van de huidige waarden, functies en structuur. Daar waar dat mogelijk is, zal ruimte worden gegeven voor uitbreiding van bestaande woningen alsmede om de ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied te behouden en te versterken. Verder zijn binnen bestemmingen als 'Gemengd', 'Centrum' en 'Kantoor' functiewisselingen mogelijk, waardoor het plan een toekomstbestendig karakter heeft. In het plangebied liggen enkele ontwikkellocaties waar wel nieuwe voorzieningen, woningen dan wel kantoren of bedrijvigheid is voorzien. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkellocaties beschreven.
4.2 Ontwikkellocaties
In dit bestemmingsplan is op 15 locaties voorzien in nieuwe ontwikkelingen. Deze ontwikkellocaties liggen op dit moment veelal braak (zoals het Katwijkerlaantracé), dan wel is er behoefte op deze locaties de bestaande functies uit te breiden (zoals Winkelcentrum Rokkeveen). Het gaat om concrete ontwikkelingen die binnen de planperiode van 10 jaar zijn te verwachten. Deze ontwikkelingen zijn daarom ook positief in dit bestemmingsplan bestemd. De kaart met de locatieaanduidingen van de aandachtsgebieden is opgenomen in van de plantoelichting.
De ontwikkellocaties zijn onderverdeeld in locaties voor wonen en voorzieningen, locaties voor kantoren en locaties voor bedrijven (zie voor een overzicht van de locaties Bijlage 4 van de plantoelichting).
4.2.1 Locaties voor wonen en voorzieningen
4.2.2 Locaties voor kantoren
In het voorontwerpbestemmingsplan was voorzien in een uitbreiding van het aantal kantoren met circa 122.000 m2 bvo. Het kantorenprogramma in Rokkeveen is bijgesteld. De redenen hiervoor zijn de ontwikkeling van Bleizo en de verwachte behoefte aan kantoorruimte.
Het project BleiZo is gezamenlijk initiatief van de gemeente Zoetermeer en de gemeente Lansingerland. Ten oosten van Zoetermeer wordt een nieuw verkeersknooppunt ontwikkeld met kantoren en andere voorzieningen. Gezien deze ontwikkeling is het kantorenprogramma van Zoetermeer herverdeeld en teruggebracht. Daarnaast is als gevolg van de afnemende vraag naar kantoorruimte en de afnemende groei van kantoorruimte minder behoefte aan kantoren. Gelet op deze ontwikkelingen is het kantorenprogramma aangepast en gereduceerd tot in totaal 40.000 m2 bvo. In dit plan is voorzien in een uitbreiding van de oppervlakte van kantoren met 38.000 m2 bvo. De overige 2000 m2 bvo betreft de planologische uitbreiding van andere kantoren. Omdat deze uitbreiding nog onvoldoende concreet is, is deze niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Indien de plannen concreet genoeg zijn en de gemeente hieraan medewerking kan en wil verlenen zal hiervoor een aparte ruimtelijke procedure gevolgd worden.
4.2.3 Locaties voor bedrijven
Aan de oostelijke en noordoostelijke rand van het plangebied ligt een bedrijventerrein dat op de kaart 6 van de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland is aangeduid als bedrijventerrein. Dit bedrijventerrein kan verdeeld worden in twee deelgebieden. Het gebied ten zuiden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Blauw-roodlaan en het gebied ten noorden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Rokkeveensweg-Zuid. In het gebied ten noorden van de Zuidweg liggen nog twee ontwikkellocaties die thans niet zijn ingevuld, te weten Lus Zilverstraat en de Lactohoeve.
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 M.e.r.-regelgeving
In de Europese Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 wordt - onder meer - aangegeven dat bij de voorbereiding van en besluitvorming over bepaalde plannen en programma's een milieubeoordeling moet worden uitgevoerd.
Deze Richtlijn (met bijlagen) is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, door middel van een aanpassing van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage.
Bij bestemmingsplannen moet een milieueffectbeoordeling of milieueffectrapport worden opgesteld, wanneer er sprake is van activiteiten die worden genoemd in kolom 1 en wanneer de drempelwaarden uit kolom 2 van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage worden overschreden.
De ontwikkelingen die zijn voorzien in dit bestemmingsplan overschrijden niet de drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage. Daarnaast ligt het plangebied niet in de nabijheid van een kwetsbaar gebied. Hieruit volgt dat voor dit plan geen milieueffectbeoordeling dan wel een milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Er is geen sprake van een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht.
5.2 Geluidhinder
Bij de vaststelling c.q. herziening van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden verricht naar de omvang van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. De Wet geluidhinder geeft normen alsmede de instrumenten om de mate van lawaai te bepalen. Dit bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige functies in zones van wegen en in de zone van de spoorweg Den Haag - Utrecht. Er zijn geen geluidgevoelige functies geprojecteerd in de geluidszone van Nutricia voor Industrielawaai. Daarnaast zal door de 15 ontwikkelingen in het plangebied het verkeer in de wijk Rokkeveen toenemen. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het nodig dat ook de akoestische gevolgen van deze verkeerstoename in beeld gebracht worden.
Voor dit bestemmingsplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Project BP Rokkeveen te Zoetermeer; Akoestisch onderzoek wegverkeers- en spoorweglawaai' van 28 november 2011 (zie voor het volledige onderzoek Bijlage 5 van de plantoelichting).
5.2.1 Resultaten akoestisch onderzoek
In dit onderzoek is de toekomstige geluidbelasting berekend ter plaatse van de ontwikkellocaties waar op grond van dit bestemmingsplan geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt. Dit betreft de locaties:
- locatie 2: winkelcentrum Rokkeveen;
- locatie 3: Nathaliegang kadastraal perceel C06713;
- locatie 4: Perceel hoek Nathaliegang en Rebeccagang;
- locatie 5: Kleurlaan;
- locatie 6: Cypresgroen
- locaties 7A, 7B en 7C: Katwijkerlaantracé
- locatie 8: Vierde Stationsstraat 442;
- locatie 9: Rokkeveensweg Zuid 140.
Op de overige locaties (1 en 10 tot en met 15) zijn geen geluidgevoelige functies voorzien.
Verder zijn in het onderzoek de akoestische gevolgen van de toename van het verkeer door de 15 ontwikkelingen die voorzien zijn in het plangebied onderzocht.
Toekomstige geluidsbelasting locaties 2 tot en met 9
Uit het onderzoek blijkt dat voor de loacties 2 tot en met 9 niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. Voor locatie 5 geldt ook dat niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde die geldt voor spoorweglawaai. In de onderstaande tabel is een overzicht van de geluidbelasting voor de locaties 2 tot en met 9 opgenomen.
Locatie | Wegvak | Voorkeursgrens-waarde [dB] | Geluid- belasting [dB] | ||||
2 | Winkelcentrum Rokkeveen | Mahatma Ghandisingel (enkele/dubbele rijstroken) | 48 | 58 | |||
Nathaliegang | 48 | 60 | |||||
Reginagang | 48 | 53 | |||||
Rijksweg A12 | 48 | 50 | |||||
3 | Nathaliegang kadastraal perceel C06713 | Nathaliegang | 48 | 60* | |||
4 | Nathaliegang/ hoek Rebeccagang | Nathaliegang | 48 | 59 | |||
5 | Kleurlaan | Paletsingel | 48 | 56 | |||
Kleurlaan | 48 | 61 | |||||
Rijksweg A12 | 48 | 54 | |||||
Spoortraject 530 | 55 | 59 | |||||
6 | Cypresgroen | Paletsingel | 48 | 55 | |||
Rijksweg A12 | 48 | 49 | |||||
7A | Katwijkerlaantracé deel A | Edelsteensingel | 48 | 58 | |||
7B | Katwijkerlaantracé deel B | Edelsteensingel | 48 | 53 | |||
Juweellaan | 48 | 49 | |||||
7C | Katwijkerlaantracé deel C | Madame Curiesingel | 48 | 55 | |||
8 | Vierde Stationsstraat 442 | Edelsteensingel | 48 | 57 | |||
9 | Rokkeveenseweg Zuid 140 | Rijksweg A12 | 48 | 53 |
* Het verkeersmodel van de gemeente Zoetermeer is geactualiseerd. De gegevens uit het nieuwe verkeersmodel zijn vergeleken met de gegevens zoals deze in het akoestisch onderzoek zijn meegenomen. Uit deze vergelijking is gebleken dat alleen voor locatie 3 het nieuwe verkeersmodel leidt tot een andere Hogere Waarde Geluid. Deze wijzigt van 59 dB in 60 dB (zie Bijlage 6 voor de vergelijking).
Omdat niet voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarden en om meerder redenen het treffen van bron- en/of overdrachtsmaatregelen op overwegende bezwaren stuit, danwel ontoereikend zijn om te kunnen voldoen aan de voorkeursgrenswaarden, worden voor de bovengenoemde locaties hogere waarden vastgesteld. Hiertoe is een besluit hogere waarden bij dit bestemmingsplan gevoegd (zie Bijlage 7). Voor locatie 5 geldt dat de berekende toekomstige geluidsbelasting van 54 dB op de noordelijke gevel vanwege de A12 hoger is dan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB op grond van de Wet geluidhinder. Omdat bij de planuitwerking nog maatregelen genomen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren tot de maximale ontheffingswaarde van 53 dB (bijvoorbeeld door de noordelijke gevel verder van de A12 te plaatsen, dan wel door gebouwgebonden geluidschermen aan te brengen), is besloten ook voor deze locatie voor de geluidsbelasting vanwege de A12 een hogere waarde vast te stellen van 53 dB (gelijk aan de maximale ontheffingswaarde). Nu echter niet op voorhand ervan uitgegaan kan worden dat ook voldaan kan worden aan deze hogere waarde van 53 dB is in de regels van het bestemmingsplan bepaald dat de noordelijke gevel als een dove gevel moet worden uitgevoerd. Van deze regel mag door middel van een binnenplanse afwijkingsprocedure afgeweken worden en hoeft de noordelijke gevel niet als dove gevel te worden uitgevoerd. Voorwaarde is echter dat uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan de verleende hogere waarde van 53 dB op de noordelijke gevel.
Akoestische gevolgen verkeerstoename als gevolg van de ontwikkelingen
In het voornoemde onderzoek is ook onderzocht wat de akoestische gevolgen zijn van de verkeerstoename van de 15 ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan zijn voorzien. De maximale toename van de geluidsbelasting als gevolg van de toename van het verkeer bedraagt 1,2 dB. Deze toename is kleiner dan de in de Wet geluidhinder opgenomen grens die geldt voor een reconstructie (toename van 2 dB of meer). Een verschil van 1,2 dB betreft een niet hoorbaar verschil en is daarom niet significant te noemen. Hieruit volgt dat de ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat tot gevolg hebben.
5.3 Luchtkwaliteit
5.3.1 De Wet luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen. Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' van belang. Als een te realiseren project minder dan 1% bijdraagt aan de autonome ontwikkeling, dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 mg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide, dan wordt het project per definitie beschouwd als 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.
Rekenmethode
Om na te gaan of er sprake is van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit, wordt bij gemeentelijke wegen gebruik gemaakt van het computerprogramma 'Calculation of airpollution from roadtraffic II, versie 6.1.1', afgekort CAR II 6.1.1. Het programma is gemaakt door TNO. Met behulp van CAR worden de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen, als gevolg van het wegverkeer, berekend. De achtergrondwaarden kunnen eveneens met het computermodel CAR II (versie 6.1.1) worden bepaald. Het rekenprogramma maakt gebruik van de gegevens van 2005 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Met het CAR II model kan aan de hand van scenario's de luchtkwaliteit worden berekend voor de jaren 2006 t/m 2010, 2015, 2017 en 2020.
5.3.2 Onderzoeksresultaten
In het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten luchtkwaliteit ter plaatse van de 15 locaties in het plan, waar mogelijk ontwikkelingen worden voorzien. Daarnaast wordt inzicht gegeven in het totaal effect van de ontwikkelingen op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen van het plangebied. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Project BP Rokkeveen te Zoetermeer; Luchtkwaliteitsonderzoek" van 23 november 2011 (het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 van de plantoelichting). Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer door de 15 ontwikkelingen in het plangebied niet leidt tot een overschrijding van de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Ook ter plaatse van de ontwikkellocaties wordt voldaan aan deze normen. De Wet luchtkwaliteit vormt dan ook geen beletsel voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
5.4 Bodemkwaliteit
Op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder meer onderzoek worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Omdat de kwaliteit van de bodem mede bepalend is voor de vraag welke bestemmingen kunnen worden gelegd en of het plan uitvoerbaar is, dient een inventariserend (historisch) bodemonderzoek plaats te vinden.
5.4.1 Geschiedenis
Tot de aanleg van de wijk Rokkeveen (vanaf 1987) heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. Van voor 1987 is in het plangebied alleen lintbebouwing aanwezig langs de 2e, 3e en 4e Stationsstraat, de Rokkeveenseweg Zuid, de Groeneweg en de Berkelseweg. Voor de aanleg van de wijk zijn enkele van de oorspronkelijke gebouwen gesloopt. Conform het hiervoorgaande is het grootste gedeelte van het plangebied op de bodemzoneringskaart van de gemeente Zoetermeer aangeduid als "Wonen na 1960". Dit houdt in dat de bodem over het algemeen niet tot plaatselijk licht verontreinigd is. Het gebied langs de Stationsstraat, de Berkelseweg en een deel van de Rokkeveenseweg Zuid is ingedeeld in wonen voor 1940 (lintbebouwing). Dat betekent dat verontreinigingen kunnen worden verwacht, die tussen de streefwaarde en de tussengrenswaarde liggen (lichte tot matige verontreinigingen, met name zware metalen, PAK en asbest).
Voorafgaand aan de nieuwbouwactiviteiten zijn diverse grootschalige bodemonderzoeken uitgevoerd. Naar aanleiding van de onderzoeken zijn aanvullende onderzoeken en soms bodemsaneringen uitgevoerd. Deze saneringen hadden vaak betrekking op de aanwezigheid van ondergrondse tanks, maar ook andere bedrijfsactiviteiten spelen een rol. De saneringen hebben met name plaatsgevonden in de nabijheid van de oude lintbebouwing.
5.4.2 Onderzoeksresultaten
Vanwege het conserverend karakter van dit bestemmingsplan is in het inventariserend (historisch) bodemonderzoek met name gekeken naar de locaties in het plangebied, waar ontwikkelingen plaats zullen vinden.
De belangrijkste resultaten uit het onderzoek worden hieronder voor elk van de 15 ontwikkellocaties uiteengezet.
1. Horecalocatie aan de Natuursteenlaan
De locatie is tot 1989 in gebruik geweest voor agrarische doeleinden. Na ontwikkeling van de wijk Rokkeveen is deze locatie in gebruik geweest als groenvoorziening. Er zijn geen ondergrondse tanks aanwezig. Op deze locatie is geen bodemonderzoek uitgevoerd. Wel is een bodemonderzoek uitgevoerd op een naastgelegen locatie in het kader van de aanvraag voor een bouwvergunning (vm. restaurant Carpaccio, thans Passie). Er werden ten hoogste lichte verontreinigingen in de grond (chroom) en in het grondwater (xyleen) aangetroffen. Bij (her)ontwikkeling van de locatie wordt aanbevolen een verkennend bodemonderzoek te verrichten.
2. Winkelcentrum Rokkeveen
Op een deel van de locatie is in 1993 een beperkt verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Er werden slechts incidenteel verhoogde concentraties aangetroffen. Voor de uitbreiding van het winkelcentrum wordt aanbevolen een verkennend bodemonderzoek te verrichten.
3. Nathaliegang perceel met de kadastrale gegevens ZWD01, sectie C, nummer 06713
In 2001 is hier een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. In het grondwater zijn slechts licht verhoogde concentraties aangetroffen. Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van de (her)ontwikkeling van de locatie.
4. Nathaliegang (hoek Rebeccagang)
Buiten de grootschalige onderzoeken in het kader van de ontwikkeling van de wijk is deze locatie niet specifiek onderzocht. De locatie is niet verdacht met betrekking tot het voorkomen van bodemverontreiniging. Bij (her)ontwikkeling wordt aanbevolen bodemonderzoek uit te voeren.
5. Hoek Kleurlaan/Paletsingel
Op deze locatie zijn in 1997 en in 2008 bodemonderzoeken uitgevoerd. Er werden slechts incidenteel licht verhoogde concentraties aangetroffen.
6, Locatie Cypresgroen
Hier is in 2006 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De locatie is geschikt voor alle doeleinden.
7. Katwijkerlaantracé
Buiten de grootschalige onderzoeken is dit gebied niet specifiek onderzocht. De locatie wordt aangemerkt als niet verdacht voor het voorkomen van verontreinigingen. Bij (her)ontwikkeling dient bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
8. Locatie Vierde Stationsstraat 442
Op de locatie is nog geen bodemonderzoek verricht. De locatie is gelegen in de oude lintbebouwing. Dit betekent dat verhoogde concentraties zware metalen, PAK en asbest in de grond kunnen voorkomen. Verder is een kleine bovengrondse tank aanwezig geweest. Bij (her)inrichting dient bodemonderzoek plaats te vinden.
9. Locatie Rokkeveensweg Zuid 140
Op een deel van de locatie is bodemonderzoek verricht in 1987. Naar aanleiding van de onderzoeken is een sanering uitgevoerd. Omdat destijds niet de gehele locatie is onderzocht, en gezien de ouderdom van de onderzoeken dient bij (her)ontwikkeling bodemonderzoek plaats te vinden. Omdat de locatie gelegen is in de lintbebouwing, kunnen verhoogde concentraties zware metalen, PAK en asbest in de grond aangetroffen worden.
10 + 11. Kantorengebied Campus
Verwacht wordt dat de milieuhygiënische kwaliteit van de locatie vergelijkbaar is met de onderzoeksresultaten van een verkennend bodemonderzoek op het naastgelegen perceel, Hierbij zijn slechts licht verhoogde concentraties aangetroffen. Bij (her)ontwikkeling dient een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd te worden.
12. Ringweg Sawa
In 2009 is bodemonderzoek verricht op het grootste deel van de locatie. De locatie is geschikt voor alle doeleinden. Bij (her)ontwikkeling dient op een klein deel nog bodemonderzoek plaats te vinden.
13. Plein van de Verenigde Naties
Op een deel van deze locatie is in 2001 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Er werden slechts incidenteel licht verhoogde concentraties aangetroffen. Op een deel van de locatie is in 2009 een partijkeuring uitgevoerd, waaruit bleek dat de grond schoon is.
14. Lus Zilverstraat
In 2003 is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De locatie is geschikt voor alle doeleinden.
15. De Lactohoeve
Er zijn er verschillende bodemonderzoeken uitgevoerd. Daarbij zijn verschillende lichte verontreinigingen aangetroffen in de toplaag en in het grondwater. Net buiten de locatie is mogelijk nog een ondergrondse tank aanwezig (Zuidweg bij de bushalte). Omdat na dit onderzoek de opstallen gesloopt zijn en ter plaatse van de opstallen geen onderzoek is verricht wordt bij (her)ontwikkeling aanbevolen aanvullend onderzoek te doen. Extra aandacht moet geschonken worden aan asbest in de bodem vanwege de sloop van de asbesthoudende opstallen.
5.4.3 Conclusies
Uit de historische verkenning blijkt dat voor de meeste locaties geldt dat er geen verwachtingen zijn dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde gebruik. Voorafgaand aan eventuele nieuwbouw of herinrichting van de ontwikkellocaties zal op grond van de Woningwet, ter voorkoming van bouwen op mogelijke vervuilde grond, op de betreffende locaties moet nog wel een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. De potentiële knelpunten zijn over het algemeen slootdempingen en asbest mogelijk ter plaatse van de Lactohoeve.
Op basis van de resultaten van dit verkennend bodemonderzoek kan een definitieve uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de locatie voor het toekomstig gebruik. Indien een locatie niet geschikt blijkt voor het voorgenomen gebruik, kan advies worden gegeven over de gebruiksmogelijkheden van een locatie of op welke manier de locatie toch geschikt kan worden gemaakt voor het beoogd gebruik.
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.5.1 Begrip milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
5.5.2 VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering
Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.
Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
- categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
- 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
5.5.3 Staat van horeca-activiteiten
De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-activiteiten te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.
Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:
- geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
- verkeersaantrekkende werking;
- parkeerdruk.
In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
- de voor de verschillende soorten horeca-activiteiten over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.
Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:
Categorie 1 'Lichte horeca'
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:
- a. aan detailhandel verwante horeca;
- b. overige 'lichte' horeca;
- c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, te weten:
- 1. bedrijven genoemd in de subcategorie 1a en 1b in de gevallen dat het bedrijfsoppervlak meer dan 250 m² bedraagt;
- 2. restaurants met bezorg- en/of afhaalservice.
Categorie 2 'Middelzware horeca'
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.
Categorie 3 'Zware horeca'
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen dancings, discotheken en partycentra.
5.5.4 Milieuzonering in het plan
Geldende bestemmingsplannen
In het geldende bestemmingsplan "Uitwerkingsplan Rokkeveen Oost-3" (vastgesteld 26 april 1988) heeft het bedrijventerrein tussen de Oostweg en de Blauw-roodlaan de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden' gekregen. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn deze gronden bestemd voor bedrijven, kantoren, kantoren, overheidsvoorzieningen, bedrijfswoningen, met bijbehorende voorzieningen. Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt voor deze gronden geen milieuzonering. In de beschrijving in hoofdlijnen is wel opgenomen dat het gaat om een bedrijvenstrook met kleinschalige bedrijven en kantoren die zich goed verdragen met het aangrenzende woongebied.
De percelen van de ontwikkellocatie Lus Zilverstraat (zone tussen de Oostweg en de Zilverstraat ten noorden van de Zuidweg) hebben in het bestemmingsplan "Lansinghage Lus" (vastgesteld 28 juni 2004) de bestemmingen 'Bedrijfsdoeleinden II', 'Gemengde Doeleinden I' en 'Gemengde Doeleinden II' gekregen. Op gronden met de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden II' zijn bedrijven toegestaan tot en met maximaal milieucategorie 2. De gronden die bestemd zijn voor 'Gemengde Doeleinden I' zijn onder andere bestemd voor kantoren, zakelijke dienstverlening en opleidings- vergader- en congresdoeleinden. De gronden met de bestemming 'Gemengde doeleinden II' zijn bestemd voor hotel, dienstverlening, opleidings- en congrescentrum. Voor beide bestemmingen in het geldende bestemmingsplan geldt dat geen milieuzonering is opgenomen. Gelet op de aard van de functies betreft het bedrijven tot maximaal milieucategorie 2. Op de gronden met de bestemming 'Gemende Doeleinden I' en op een deel van de gronden met de bestemming 'Gemengde Doeleinden II' zijn (op grond van een vrijstelling ex artikel 19 WRO (oud)) de kantoren van Bouwhuis en ERA gerealiseerd. Kantoren vallen in milieucategorie 1.
Plangebied rustige woonwijk of gemengd gebied?
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
De woonwijk Rokkeveen is opgebouwd uit verschillende woonbuurten. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Het plangebied van Rokkeveen is daarom hoofdzakelijk te typeren als een rustige woonwijk. Er zijn enkele uitzonderingen hierop.
De eerste uitzondering is een aantal gebieden in Rokkeveen waar op gebouwniveau wonen met andere functies is gecombineerd. Dit geldt voor het winkelcentrum Rokkeveen. Boven het winkelcentrum zijn woningen aanwezig. Dit geldt ook voor de delen B en C van het Katwijkerlaantracé. Hier worden (zorg)voorzieningen met woningen gecombineerd. Verder geldt dit voor een aantal percelen die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Gemengd - 2' hebben gekregen. Op deze percelen kunnen ook woningen gecombineerd worden met andere functies. Voor deze gebieden geldt dat er sprake is van een gebied met functiemenging.
De tweede uitzondering is de bedrijvenzone tussen de Oostweg en Blauw-roodlaan en Oostweg en de Rokkeveensweg Zuid (gelegen tussen de A12 en de Zuidweg). Hier zijn voornamelijk bedrijven, horeca (McDonalds en Bastionhotel) en kantoren van het Bouwhuis en projectontwikkelaar ERA gevestigd. Deze gronden hebben in het plan vooral de bestemming 'Bedrijventerrein' gekregen. De bestaande (bedrijfs)woningen in dit gebied zijn positief bestemd. Nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Aan de Blauw-roodlaan en het Koraalrood liggen woonwerkeenheden. Deze hebben op de plankaart de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Gemengd - 2' gekregen. De kantoren van Era en het Bouwhuis en horecabedrijven McDonalds en Bastionhotel hebben conform het huidige gebruik respectievelijk de bestemming 'Kantoor' dan wel de bestemming 'Horeca' gekregen.
De laatste uitzondering is de lintbebouwing langs de Berkelseweg. De woningen aan de Berkelseweg worden afgewisseld door bedrijven als CRM Nederland B.V. (handel in vrachtwagens en andere vervoersmiddelen behorend tot zwaar verkeer) en Tuincentrum de Driesprong. Aan de overzijde van de Berkelseweg (gemeente Pijnacker-Nootdorp) liggen verschillende glastuinbouwbedrijven. Deze zone is aan te merken als gemengd gebied.
In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:
Rustige woonwijk: | De gehele woonwijk Rokkeveen met uitzondering van de hieronder genoemde gebieden. |
Gemengd gebied: | Bedrijvenzone langs de A12 en Oostweg met de bedrijfswoningen en woonwerkeenheden langs de Blauw-roodlaan en het Koraalrood. Lintbebouwing langs de Berkelseweg. |
Functiemenging | Het winkelcentrum Rokkeveen en de percelen met een de bestemming 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2'. |
Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied
Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft. Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor.
Zoals gezegd is het merendeel van het plangebied te typeren als een rustige woonwijk. Op de solitaire bedrijfspercelen gelegen in de woonwijk zijn daarom alleen kleinschalige bedrijven toegestaan. De kleinschalige bedrijven vallen onder de milieucategorie 1 en 2 uit de lijst 1 van de VNG-brochure. Dergelijke bedrijvigheid is in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk. Bestaande bedrijven binnen genoemde milieucategorie zijn tevens vrij uitwisselbaar met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven. Bestaande bedrijven en voorzieningen die niet vallen in deze milieucategorie, zoals Tuincentrum Rokkeveen (voorheen Hutuin) en de sportvoorzieningen (zwembad en sportvelden) en Dekker Sport hebben een maatbestemming gekregen. Tuincentrum Rokkeveen heeft een milieuvergunning voor de opslag van verpakt consumentenvuurwerk tot 19.000 kg. Hiermee valt het bedrijf in milieucategorie 3.1. Voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk heeft het bedrijf een maatbestemming gekregen.De jongeren ontmoetingsplaats in het Florapark, het zwembad aan de Prismalaan en het voetbalvelden aan de Scheglaan 11, alsmede het complex Dekker Sport (Scheglaan 12) vallen ook in en/of zijn te vergelijken met categorie 3.1. Voor de laatstgenoemde voorzieningen geldt dat voldaan wordt aan de richtafstand van 50 meter ten opzichte van een rustige woonwijk.
Voor de gemengde gebieden in het plangebied is de milieuzonering specifiek toegesneden op het gebied.
Gebieden met functiemenging
In de woonwijk Rokkeveen is een aantal gebieden dat gekenmerkt worden door functiemenging. In deze gebieden zijn woningen gecombineerd met ander functies als winkels en woonzorgvoorzieningen. Dit geldt voor het winkelcentrum Rokkeveen. In het overdekte winkelcentrum Rokkeveen bevinden zich verschillende functies (winkels, commerciële en maatschappelijke voorzieningen en kantoren) met op de bovenste verdiepingen woningen. Verder is ook sprake van functiemenging in de deelgebieden B en C van het Katwijkerlaantracé. Hier worden (zorg)voorzieningen met woningen gecombineerd. Verder geldt dit voor een aantal percelen die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Gemengd - 2' hebben gekregen. Op deze percelen kunnen ook woningen gecombineerd worden met andere functies. Voor deze gebieden geldt dat er sprake is van functiemenging.
Aangezien op gebouwniveau functies zijn gemengd, kan voor deze gebieden geen gebruik gemaakt worden van lijst 1 van de VNG-brochure. Voor dit winkelcentrum is daarom aangesloten bij lijst 4 (functiemenging) van de VNG-brochure. Op grond van de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Gemengd - 4' mogen hier bij recht alleen functies gevestigd worden die behoren tot categorie A van de in bijlage 4 van de VNG-brochure (welke als bijlage bij de regels is gevoegd). Uitzondering hierop is dat binnen de bestemming Centrum ook supermarkten (categorie B) zijn toegestaan. Er zijn reeds supermarkten gevestigd. Bovendien is de aanwezigheid van supermarkten in de winkelcentra Rokkeveen en De Vlieger van groot belang, omdat deze centra bedoeld zijn voor het doen van de dagelijkse boodschappen.
Bedrijventerrein tussen Oostweg en Blauw-roodlaan en Oostweg en Rokkeveenseweg Zuid
Het bedrijventerrein kan verdeeld worden in twee deelgebieden. Het gebied ten zuiden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Blauw-roodlaan en het gebied ten noorden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Rokkeveensweg Zuid.
In het gedeelte van het bedrijventerrein ten zuiden van de Zuidweg wordt gekenmerkt door bedrijvigheid met woonwerkeenheden gelegen aan de Blauw-roodlaan en het Koraalrood. Ook zijn er woningen gevestigd boven een bedrijf dat ligt aan de Blauw-roodlaan ter hoogte van de Regenboogsingel.
Het gedeelte van het bedrijventerrein ten noorden van de Zuidweg wordt op dit moment gedomineerd door de kantoren van het Bouwhuis en projectontwikkelaar Era en de horecavestigingen Bastionhotel en MacDonalds. Tussen de horecavestigingen en het Bouwhuis ligt het bedrijf Toshiba. De overige percelen (tussen het Bouwhuis en Toshiba) liggen op dit moment braak. Ten westen van de horecavestigingen MacDonalds en Bastionhotel ligt het perceel van de Lactohoeve. Ook dit perceel ligt braak.
Voor het bedrijventerrein is aangegeven welke milieucategorieën bedrijven zich hier kunnen vestigen zonder onaanvaardbare hinder voor de omgeving te veroorzaken. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- nieuwe bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Alleen de momenteel aanwezige bedrijfswoningen worden positief bestemd. De moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereisen in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan;
- bedrijvigheid is toegestaan tot de hoogst mogelijke milieuhygiënisch verantwoorde milieucategorie. Hierbij zijn de woningen ten westen van Blauw-roodlaan aangemerkt als behorend tot een rustige woonwijk. Voor de woonwerkeenheden geldt dat het op bedrijfsperceel aangrenzend aan de percelen met de woonwerkeenheden en bedrijfswoning een bedrijf tot maximaal categorie 2 gevestigd mag worden. Dit is conform het uitgangspunt dat bedrijvigheid in categorie 1 en 2 zich goed verdraagt nabij bedrijfswoningen en woonwerkeenheden;
- bij toetsing is het zeer moeilijk om een bedrijf op één perceel onder meerdere categorieën te laten vallen, daarom krijgt elk perceel 1 categorie;
- in het geldende bestemmingsplan is geen mileuzonering opgenomen en zijn derhalve alle bedrijven toegestaan. In het kader van een goed woon- en leefklimaat is in dit bestemmingsplan wel een milieuzonering opgenomen en zijn derhalve niet meer alle bedrijven toegestaan. Omdat het een bestaand bedrijventerrein is, wordt het aanvaardbaar geacht om nabij bedrijfswoningen niet alleen categorie 1, maar ook categorie 2 bedrijven toe te staan. Dit is conform het uitgangspunt dat bestaande bedrijvigheid in categorie 1 en 2 zich goed verdraagt nabij bedrijfswoningen. Op percelen die niet grenzen aan percelen met de bedrijfswoningen is een hogere milieucategorie mogelijk.
Op basis van deze uitgangspunten is op het bedrijventerrein de hoogst mogelijke milieucategorie 3.1 in de zone ten zuiden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Blauw-roodlaan en tot maximaal milieucategorie 3.2 in de zone ten noorden van de Zuidweg tussen de Oostweg en de Rokkeveensweg Zuid.
Lintbebouwing Berkelseweg
De bedrijven CRM Nederland b.v. en Tuincentrum De Driesprong liggen in een lintbebouwing langs de Berkelsweg. CRM Nederland B.V. handelt in vrachtauto's en andere vervoersmiddelen die behoren tot zwaar verkeer. Op het bedrijfsterrein vinden ook reparaties plaats en worden voertuigen gedemonteerd. Volgens de VNG-brochure valt een bedrijf dat handelt in vrachtauto's inclusief import en reparaties (SBI-code 1993: 501 ) in milieucategorie 3.2 . Demontage van vrachtwagens en opleggers is meer te typeren als carrosseriefabriek (SBI-1993: 3420.1). Een carrosseriefabriek behoort tot milieucategorie 4.1.
Voor bedrijven in milieucategorie 3.2 geldt een richtafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk en 50 meter tot gemengd gebied. Voor bedrijven in milieucategorie 4.1 geldt een richtafstand van 200 meter tot een rustige woonwijk en 100 meter tot gemengd gebied. Woningen die liggen in het lint als woningen die behoren tot een rustige woonwijk (gelegen aan de noordzijde van de Sierraadlaan en aan het Zirkoon) liggen binnen de hiervoor genoemde richtafstanden die gelden voor bedrijven in milieucategorieën 3.2 en 4.1. Er kan dus niet worden voldaan aan de richtafstanden.
Tuincentrum De Driesprong (SBI-code 1993: 5246/9) valt in milieucategorie 1. Hiervoor geldt een richtafstand van 10 meter tot een rustige woonwijk en 0 meter tot een gemengd gebied. Tuincentrum De Driesprong heeft een milieuvergunning (verleend door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland) voor het opslaan van consumentenvuurwerk op twee locaties te weten het perceel 4e Stationsstraat 462 en het perceel Berkelseweg 11. Op het perceel aan de 4e Stationsstraat 462, waar ook het tuincentrum zelf is gevestigd, mag het tuincentrum tot 10.000 kg vuurwerk opslaan (milieucategorie 2). Op de locatie Berkelseweg 11 mag het tuincentrum op grond van zijn milieuvergunning 25.000 kg consumentenvuurwerk opslaan. worden opgeslagen (milieucategorie 3.1). Voor de opslaglocatie aan de Berkelseweg 11 geldt dat in de huidige situatie niet voldaan worden aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. Er liggen woningen van derden op minder dan 50 meter afstand van de vuurwerkopslagplaats.
Voor beide bedrijven geldt dus dat niet voldaan kan worden aan de richtafstanden die gelden voor woningen in gemengd gebied. Aangezien het bestaande situaties betreffen, hebben beide (onderdelen van) bedrijven een maatbestemming gekregen. Voor Tuincentrum De Driesprong betekent dit concreet dat de vuurwerkopslagen zijn aangeduid op de plankaart conform de milieuvergunning die het bedrijf hiervoor heeft. Op het bedrijfsperceel van CRM Nederland b.v. is een aanduiding opgenomen dat behalve bedrijven tot en met maximaal categorie 2 ook een bedrijf is toegestaan dat handelt in vrachtwagens, opleggers en vrachtwagenonderdelen inclusief de reparatie en demontage van vrachtwagens en opleggers.
Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien bedrijven uit maximaal categorie 3.2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor bedrijven uit maximaal categorie 4.2.
Voor gebieden met functiemenging geldt dat bij recht functies die behoren tot categorie A zijn toegestaan. In het geval van functies die vallen onder categorie B, dan wel niet genoemd zijn mag hiervan afgeweken worden, mits aangetoond is dat de milieuhinder niet groter is dan bij functies die vallen onder categorie A.
Bestaande bedrijvigheid
Bedrijven en voorzieningen die ten tijde van het vaststellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbare milieucategorie, krijgen een maatbestemming. Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbare milieucategorie.
Horeca
De in het plangebied aanwezige horeca is positief bestemd. Voor het winkelcentrum Rokkeveen geldt dat hier maximaal horecacategorie 1 is toegestaan. Voor de horecabedrijven die de bestemming 'Horeca' hebben gekregen, geldt als maximale horecacategorie 2. Alleen bij Dekker Sport is ook een partycentrum toegestaan dat valt onder horecacategorie 3. Het betreft een bestaand partycentrum.
Een partycentrum valt volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering in milieucategorie 2. Hiervoor geldt dus een richtafstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De dichtstbijzijnde woningen liggen op meer dan 100 meter afstand van het party- en bowlingcentrum. Gelet op het bovenstaande, kan gesteld worden dat er geen onevenredige gevolgen zijn voor het woon- en leefklimaat. Voor de horeca is een aparte Staat van horeca-inrichtingen bij de regels gevoegd.
5.6 Water
Watersysteem
Het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder in het plangebied. Het plangebied is onderdeel van de waterstaatkundige eenheid Binnenwegse Polder. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem één geheel vormt. Het overtollige regenwater, dat in de Binnenwegse polder valt, wordt door het gemaal Binnenwegse Polder uitgeslagen op de Rotte. Via de Rotte wordt het uiteindelijk afgevoerd naar de Nieuwe Waterweg.
Het waterpeil in het plangebied is N.A.P. – 6,00 meter. In het plangebied kan het water tot N.A.P. – 5,60 meter stijgen. Er is momenteel ongeveer 6,5% oppervlaktewater in het plangebied aanwezig.
Het watersysteem van Rokkeveen bestaat uit één brede doorgaande watergang met op sommige plekken een verbreding tot vijver. De waterpartijen zijn vrij uniform vormgegeven. Daar waar wegen het water kruisen zijn duikers aangelegd. Deze zijn kort en doorvaarbaar. Dit maakt het mogelijk met een kano door de wijk te varen. Er is echter geen formele kanoroute. Op onderstaande kaart is de waterstructuur van de wijk Rokkeveen aangegeven.
Figuur 5.1: Waterstructuur in Rokkeveen
Een circulatiegemaal zorgt er voor dat het water in beweging blijft. Dit heeft een gunstig effect op de waterkwaliteit. In Rokkeveen wordt nauwelijks gebiedsvreemd water ingelaten, doordat kwel en verdamping over het jaar gezien ongeveer in evenwicht zijn.
Ten zuiden en ten westen van de wijk ligt de zogenaamde Landscheiding, die de grens vormt tussen de beheersgebieden van het Hoogheemraadschap van Delfland en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Direct ten oosten van bedrijventerrein Lansinghage ligt een polderkade die de scheiding vormt tussen de polder Bleiswijk c.a. en de Binnenwegse Polder, waartoe Rokkeveen behoort. Zowel de Landscheiding als de polderkade hebben een formele status van waterkering.
De watergangen hebben op de plankaart de bestemming 'Water' gekregen. Aan weerszijden van de watergangen ligt een onderhoudsstrook van vijf meter. Deze hebben evenals de waterkeringen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen.
Waterkwaliteit
In opdracht van de hoogheemraadschappen heeft in 2008 een Ecologische beoordeling van de watergangen in de gemeente Zoetermeer plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek voor het water in Rokkeveen laten zien dat de beleving matig scoort en de ecologie van zowel water als oevers slecht is.
In de singels komen opvallende soorten als de snoek, zeelt en kroeskarper voor. Laatstgenoemde is een soort van de rode lijst. In kwalitatief opzicht scoort de singel langs het Ebbenhout het hoogst. Hier is een rijke oever- en watervegetatie aanwezig, waardoor het gebied een grote diversiteit aan fauna kent.
Rioolstelsel
Rokkeveen heeft een gescheiden rioolstelsel. Bij een gescheiden rioolstelsel wordt het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afvalwater wordt via het vuilwaterriool afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bij nieuwbouw en herbouw wordt het huishoudelijk afvalwater gescheiden van het regenwater, waardoor ook nieuwe verharde oppervlakken zijn afgekoppeld. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan zowel landelijk beleid als het beleid van de waterbeheerder. Indien er sprake is van een substantiële toename van verhard oppervlak, dienen de mogelijkheden voor het daadwerkelijk kunnen afvoeren van het hemelwater goed te worden onderzocht. Dit is met name van belang voor gebieden die op grotere afstand van oppervlaktewater liggen.
Ontwikkelingen in het plan in relatie tot water
In overleg met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is bekeken of bepaalde ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het plangebied eventueel de noodzaak van extra waterberging met zich meebrengen. Het gaat hier met name om de aandachtsgebieden, die in paragraaf 4.2 reeds aan de orde gesteld zijn.
Indien er sprake is van een toename van verhard oppervlak ten opzichte van ontwikkelingen die voorzien waren in de voorheen geldende bestemmingsplannen, dient deze te worden gecompenseerd door het realiseren van aanvullende waterberging. Uit een vergelijking van de vorige planologische regelingen met dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen aandachtsgebieden blijkt dat, op al deze locaties in de vorige planologische regelingen van Rokkeveen is voorzien. Bij de aanleg van het watersysteem van Rokkeveen is ook rekening gehouden met deze toekomstige bebouwing. Om deze reden hoeft in dit plan niet voorzien te worden in extra waterberging. Hierover is overleg gepleegd met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard. Het Hoogheemraadschap heeft ermee ingestemd dat het realiseren van aanvullende waterberging niet nodig is. Met het Hoogheemraadschap is afgesproken dat alleen in geval van een toename van het verhard oppervlakte ten opzichte van de verharding die reeds voorzien is er extra waterberging dient te worden gerealiseerd. Deze afspraak is door het Hoogheemraadschap schriftelijk bevestigd in haar brief van 1 juni 2007.
De drooglegging in de wijk Rokkeveen en daarmee de toelaatbare peilstijging bedraagt circa 1,5 m. Deze toelaatbare peilstijging moet ook in de toekomst gegarandeerd blijven. Dit stelt eisen aan de aanleghoogte en/of het vloerpeil van toekomstige bebouwing. Deze dient minimaal N.A.P. - 4,50 m te bedragen. Bij het daadwerkelijk bebouwen dient voorts het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen. Dit ter voorkoming van verontreiniging van het hemel- en oppervlaktewater.
Keur en beleid van het HHSK
Op het water is de keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van het water worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten. In paragraaf 2.3.2 is nader ingegaan op het beleid van het Hoogheemraadschap dat is opgenomen in het Waterbeheersplan 2010-2015 en de Keur. In het geval van ondergronds bouwen (zoals bijvoorbeeld bij een parkeergarage) dient in verband met de eventuele gevolgen voor kwelwater en grondwater altijd advies gevraagd te worden bij het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard.
5.7 Externe Veiligheid
5.7.1 Het Besluit externe veiligheid inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit beoogt de veiligheid van mensen buiten inrichtingen (bedrijven) zoveel mogelijk te beschermen voor rampen als gevolg van menselijk handelen met gevaarlijke stoffen. De werkingssfeer van het Bevi heeft geen betrekking op bijvoorbeeld verkeersveiligheid of natuurrampen.
Wetgeving externe veiligheid is niet alleen gegeven om menselijke slachtoffers en menselijk leed te voorkomen, maar ook ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting. In die zin wordt gestreefd naar een (meer) integrale benadering van preventie (waaronder ruimtelijke ordeningsaspecten), maar ook van vergunningverlening en hulpverlening achteraf.
Het Bevi is van toepassing op milieuvergunningplichtige risicovolle inrichtingen (hierna: Bevi-inrichtingen) in relatie tot nabij gelegen risicogevoelige objecten, onderverdeeld in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het instrument van de ruimtelijke ordening en daarmee het bestemmingsplan wordt ingezet in het regelen van de vestiging, omvang en zonering van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen.
De toetsing van de toelaatbaarheid van Bevi-inrichtingen blijft beperkt tot het zogenaamde invloedsgebied van die inrichtingen door het plaatsgebonden en het groepsrisico te bepalen. Binnen dat gebied moet worden gekeken naar de aanwezigheid van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.
Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren welke bestaande Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, dan wel van welke inrichtingen het invloedsgebied het plangebied overlapt. Daarnaast is het de vraag of en zo ja, welke en waar het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk maakt. Uitgangspunt voor de toetsing is het invloedsgebied van de inrichting. Binnen dat gebied wordt eerst de 10-6 -contour van het PR bepaald. Daarbinnen mogen zich geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. Voor bestaande kwetsbare objecten geldt dat deze zich uiterlijk op 1 januari 2010 niet meer binnen de PR-zone van 10-6 mogen bevinden. Dit laatste geldt niet voor beperkt kwetsbare projecten.
Binnen het invloedsgebied wordt vervolgens op vergelijkbare wijze gekeken naar het groepsrisico voor het plangebied. Groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Anders dan bij plaatsgebonden risico is hier geen sprake van harde grenswaarden, maar van een verantwoordingsplicht ten opzichte van een oriënterende waarde. Uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat het GR niet de oriënterende waarde mag overschrijden. De aanvaardbaarheid van een bepaald GR in een concrete situatie zal echter uiteindelijk afhangen van een maatschappelijke afweging van alle betrokken belangen.
Een en ander kan in concrete gevallen niet los worden gezien van de wenselijkheid en de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de sfeer van risicobeperking.
5.7.2 Inrichtingen
Op grond van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) mogelijk gemaakt. Op dit moment zijn de volgende inrichtingen in het plangebied relevant:
- Gasdrukregelstation van de Nederlandse Gasunie aan de Berkelseweg;
- LPG-tankstation Knorrestein;
- LPG-tankstation Houtsingel;
- LPG-tankstation Zuidweg.
Gasdrukregelstation van de Nederlandse Gasunie aan de Berkelseweg
Er is een gasdrukregelstation aan de Berkelseweg. Per 1 januari 2008 is een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden, waardoor ook gasdrukregelstations vanaf een bepaalde capaciteit onder het Bevi zijn komen te vallen. Dit geldt voor gasdrukregelstations met een toevoerleiding met 20 inch of meer. In dit geval is de toevoerleiding minder dan 20 inch (8,63 inch). Dit betekent dat het gasdrukregelstation geen Bevi-inrichting is. Nadere toetsing aan veiligheidsafstanden kan daarom achterwege blijven.
LPG
Voor LPG-tankstations zijn in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze afstanden zijn afhankelijk van de jaarlijkse doorzet LPG. Genoemde afstanden zijn in tabel 5.1 opgenomen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter.
Doorzet per jaar | 10-6 contour | 10-5 contour | afstand vanaf afleverzuil | ||
vanaf 1000 m3 en meer | 110 m | 25 m | 15 m | ||
tot 1000 m3 | 45 m | 25 m | 15 m |
Tabel 5.3: PR afstanden LPG uit Regeling externe veiligheid inrichtingen
In de milieuvergunningen van de tankstations Houtsingel en Zuidweg is een maximale LPG-doorzet opgenomen van minder dan 1000 m3 LPG per jaar. Vanwege de ligging van het tankstation Knorrestein aan de rijksweg A12 is er in deze milieuvergunning geen verkoopbegrenzing opgenomen.
Kaart 5.1: Risicocontouren LPG-tankstations in het plangebied
LPG-tankstation Knorrestein (A12)
De doorzet van het LPG-tankstation Knorrestein is niet beperkt in de milieuvergunning van het bedrijf. Hiervoor is op de plankaart een 10-6 risicocontour van 110 meter opgenomen. Zowel binnen deze plaatsgebonden risicocontour, als binnen het invloedsgebied van het groepsrisicocontour van 150 meter, bevindt zich geen bebouwing van derden. Bebouwing wordt hier ook niet mogelijk gemaakt.
LPG-Tankstation Houtsingel
De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour is ook opgenomen op de plankaart. Binnen deze 10-6 contour zijn geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd.
Voor het groepsrisico geldt dat het invloedsgebied 150 meter bedraagt. Het bestaande groepsrisico is beoordeeld met de LPG-rekentool (zie Bijlage 9) . Uit deze beoordeling volgt dat het groepsrisico tussen de 0,1 en 1x de oriënterende waarde ligt. Nieuwe ontwikkelingen binnen de 150 meter worden niet mogelijk gemaakt.
LPG-tankstation Zuidweg
De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour is ook opgenomen op de plankaart. Binnen deze 10-6 contour zijn geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd.
Voor het groepsrisico geldt dat het invloedsgebied 150 meter bedraagt. Het bestaande groepsrisico is beoordeeld met de Populator en GR-tabel (zie Bijlage 9). Uit deze beoordeling volgt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Binnen de 150 meter wordt één ontwikkeling mogelijk gemaakt (ontwikkeling 15 uit Bijlage 4). De bestemming van deze locatie is 'Bedrijventerrein', waardoor het aantal personen dat toegevoegd wordt in het invloedsgebied beperkt zal zijn. Bovendien is de bestaande ontsluiting van deze locatie van het LPG-tankstation Zuidweg afgericht, waardoor de zelfredzaamheid wordt vergroot.
5.7.3 Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen inwerking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moeten de buisleidingen op de plankaart van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter.
Hogedruk aardgastransportleidingen van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van dat besluit. De Gasunie is als beheerder van de aardgastransportleiding verantwoordelijk voor een goede en veilige exploitatie van de aardgastransportleiding in het plangebied Rokkeveen.
In het plangebied van dit bestemmingsplan liggen twee hoge druk aardgastransportleidingen die vallen onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen:
- 1. een buisleiding in het noordwesten van het plangebied langs de A12;
- 2. een buisleiding in het zuidoosten en zuiden van het plangebied langs de N470 (Oostweg) en deels langs de Berkelseweg.
Beide buisleidingen zijn op de plankaart weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook door aan de gronden de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' toe te kennen.
De hoge druk aardgastransportleiding langs de A12 heeft als kenmerk W-539-01-KR-006. De contour van het plaatsgebonden risico bedraagt 0 meter. Binnen het invloedsgbied bevinden zich geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten. Dit bestemmingsplan maakt de oprichting van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied niet mogelijk.
De hoge druk aardgastransportleiding langs de Oostweg en de Berkelseweg heeft het kenmerk W-539-01-KR-019 t/m 025. Binnen het invloedsgebied van deze hoge druk aardgastransportleiding langs de Oostweg en de Berkelseweg wordt een nieuwe horecavestiging aan de Natuursteenlaan mogelijk gemaakt. In lijn met de regelgeving is er door de Gasunie een risicoberekening uitgevoerd (zie Bijlage 10 van de plantoelichting). Daaruit blijkt dat de 10-6 per jaar plaatsgebonden risicoafstand 0 meter is. Verder zijn op grond van een inventarisatie van de bestaande en nieuwe situatie de gevolgen voor het groepsrisico onderzocht. De conclusie is dat er zeer geringe toename is van het groepsrisico en dat de overschrijdingsfactor ook in de nieuwe situatie ver onder de oriëntatiewaarde blijft. Hieruit kan afgeleid worden dat de risico's ook in de nieuwe situatie zeer gering zijn. Derhalve vormt het aspect externe veiligheid geen beletsel voor de vestiging van een horecaonderneming aan de Natuursteenlaan.
5.7.4 Vervoer gevaarlijke stoffen
Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.
Om het groeps- en plaatsgebonden risico langs snelwegen vast te kunnen stellen is inzicht vereist in de aard van de vervoerde stoffen en de transportfrequentie. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening, wordt om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied gemaximaliseerd tot 200 meter van de route. Het groepsrisico (GR) geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriënterende waarde. In het aangegeven gebied is de bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd.
Binnen het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A12. De PR-contour van deze weg bedraagt 0 meter. Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten. De nieuwe ontwikkelingen in de zone van 200 meter langs de A12 kunnen een toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Daartoe zijn de gevolgen van dit bestemmingsplan voor het groepsrisico berekend met behulp van RBMII. De resultaten van deze berekeningen zijn opgenomen in de Notitie Groepsrisico Zoetermeer Rokkeveen van 7 juni 2011 (zie Bijlage 11). Uit de berekeningen blijkt dat de ruimtelijke ontwikkelingen een minimale invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. In het geval het aantal transportbewegingen met gevaarlijke stoffen gelijk blijft, neemt als gevolg van de ontwikkelingen het groepsrisico met 0,05 x de oriëntatiewaarde toe. De toename van het groepsrisico in de toekomst wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de toename van de LPG-transporten op de A12. De toename bedraagt 0,45 x de oriëntatiewaarde. Voor beide toenames geldt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden.
Gemeente Zoetermeer heeft geen routering gevaarlijke stoffen vastgelegd. Aangenomen mag worden dat op de Oostweg vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Uit RBMII berekeningen volgt dat er geen plaatsgebonden risico wordt berekend. Ook het groepsrisico van de Oostweg ligt ruim onder de oriëntatiewaarde. Over de gehele Oostweg is het groepsrisico lager dan 0,05 x de oriëntatiewaarde. De resultaten zijn opgenomen in de rapportage Externe Veiligheid A12 Zoetermeer - Oostweg (zie Bijlage 12 ).
Verder zal de nieuwe geprojecteerde bebouwing moeten voldoen aan de thermische isolatie-eisen van het Bouwbesluit. Deze eisen hebben tevens een beschermend effect bij incidenten met toxische stoffen. Tot slot wordt voor de ontsluiting van de nieuw geprojecteerde bebouwing aangesloten op het bestaande wegennetwerk, waarbij uit oogpunt van externe veiligheid voor de meest gunstige route zal worden gekozen. Dit om de zelfredzaamheid van aanwezigen, in het geval van een calamiteit, te verhogen.
Het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 en de Oostweg vormt geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkelingen die zijn voorzien in dit bestemmingsplan.
5.7.5 Vuurwerkopslag
Binnen het plangebied bevinden zich twee locaties (Tuincentrum Rokkeveen en Tuincentrum De Driesprong) met opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg. Tuincentrum Rokkeveen heeft een milieuvergunning voor het opslaan van consumentenvuurwerk tot maximaal 19.000 kg. Ook Tuincentrum De Driesprong heeft een milieuvergunning voor het opslaan van consumentenvuurwerk. Op de locatie aan de 4e Stationsstraat 462 mag het tuincentrum maximaal 10.000 kg opslaan en op de locatie aan de Berkelseweg maximaal 25.000 kg.
Verder wordt op het perceel Rokkeveenseweg Zuid 184 (woonwagenlocatie) vuurwerk opgeslagen tot 2000 kg. Hiervoor is bij besluit van 27 juni 2006 een milieuvergunning verleend.
De hiervoor genoemde opslagplaatsen vallen niet onder het toepassingsgebied van het Bevi, maar van het Vuurwerkbesluit.
Op grond van het Vuurwerkbesluit gelden voor de opslag van vuurwerk en munitie gelden veiligheidsafstanden. Bepalend hierbij is niet het risico (kans x effect), maar uitsluitend het effect.
De veiligheidsafdstand voor de vuurwerkopslaglocaties Tuincentrum Rokkeveen en Tuincentrum De Driesprong bedraagt 20 meter in voorwaartse richting van de deur van de opslagplaats. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten. Deze worden ook niet mogelijk gemaakt. Voor de opslagplaats op de Rokkeveenseweg Zuid 184 geldt een veiligheidsafstand van 8 meter. Ook deze opslagplaats voldoet aan de afstandseis.
5.7.6 Advies Veiligheidsregio Haaglanden
Op 2 april 2012 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden in het kader van het bestemmingsplan advies uitgebracht (zie Bijlage 13). Naar aanleiding van dit advies zijn Bijlagen 9 en 12 toegevoegd en zijn paragraven 5.7.2 en 5.7.4 aangevuld met nadere informatie over LPG-tankstations en over het vervoer van gevaarlijke stoffen.
5.8 Natuurwaarden
5.8.1 Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen formele koppeling met het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit betekent dat in het geval er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).
5.8.2 Natuurwaardenonderzoek
De aanwezige natuurwaarden op de 15 ontwikkellocaties zijn onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Quickscan 15 ontwikkellocaties Rokkeveen" van 13 juli 2011.
De conclusies van de quickscan zijn:
- Voor locaties 1 (horeca Natuursteenlaan), 3 (Nathaliegang perceel C06713), 4 (Nathaliegang hoek Rebeccagang), 5 (hoek Kleurlaan/Paletsingel), 6 (Cypresgroen), 10 (Katwijkerlaantracé Uppsala) , 11 (Campus Noord), 12 (Ringweg Sawa) en 14 (Lus Zilverstraat) gelden geen restricties ten aanzien van de Flora- en faunawet. Men kan hier in principe de komende drie jaar jaarrond werkzaamheden verrichten.
- Voor locaties 7 (Katwijkerlaantracé), 9 (Rokkeveenseweg Zuid 140), 13 (Plein van de Verenigde Naties) en 15 (Lactohoeve) geldt dat men bedacht moet zijn op de aanwezigheid van broedende vogels in de periode 1 maart -15 juli. Broedende vogels mogen niet worden verstoord. Daarom wordt aanbevolen om werkzaamheden buiten genoemde periode uit te voeren of het terrein buiten die periode onaantrekkelijk te maken voor vestiging. Overigens, ook voor de overige locaties geldt dat men broedende vogels, indien aanwezig, dient te ontzien.
- Voor locaties 2 (Winkelcentrum Rokkeveen) en 9 (Rokkeveenseweg Zuid 140) geldt dat aanvullend najaarsonderzoek naar de aanwezigheid van (paar)verblijfplaatsen van Gewone- en Ruige dwergvleermuis wenselijk is, echter uitsluitend wanneer men sloop- renovatie of andere werkzaamheden aan gevels en/of daken wil uitvoeren.
- Voor locatie 8 (4e Stationsstraat 442) geldt dat de als stal gebruikte oude schuur achterop het erf interessant lijkt voor vleermuizen, in het bijzonder Gewone grootoorvleermuis. Hoewel er geen aanwijzingen zijn gevonden voor actueel gebruik, zou bij sloopplannen in de toekomst uitgebreider onderzoek over een langere periode wenselijk zijn.
- Voor alle locaties geldt dat de zorgplicht op grond van artikel 2 van de Flora- en faunawet van toepassing is. Dit is een algemeen geldende fatsoensnorm aangaande de omgang met levende planten en dieren, inclusief de niet-beschermde soorten.
- Voorts dient te worden gewerkt volgens de door gemeente Zoetermeer gebruikte en door het Ministerie van EL&I goedgekeurde Gedragscode Flora en Fauna.
Uit het voorgaande volgt dat de aanwezige natuurwaarden geen belemmering vormen voor de realisatie van de beoogde ontwikkelingen.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 14 van deze plantoelichting.
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
Dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het plan voorziet daarnaast in enige flexibiliteit, daar waar ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden - daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten - uitbreidingsmogelijkheden geboden. Overigens is hierbij veelal aangesloten op de regelingen uit het vorige bestemmingsplan.
Naast dit conserverende karakter voorziet dit bestemmingsplan in een planologische regeling voor een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn omschreven in hoofdstuk 4.2 en zijn vastgelegd op de plankaart in de vorm van bestemmingen en aanduidingen en in regels in de vorm van bouw- en gebruiksregels. Voor deze nieuwe ontwikkelingen heeft het bestemmingsplan een programmafunctie. Ook fungeert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen ten behoeve van deze nieuwe ontwikkelingen en in aangegeven gevallen voor andere (aanleg)werkzaamheden.
In dit bestemmingsplan Rokkeveen is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. De SVBP-verplichting geldt echter vanaf 1 januari 2010.
6.2 Planregels
6.2.1 Planopbouw
De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Dit hoofdstuk omvat omschrijvingen van de gehanteerde begrippen. In de 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Het tweede hoofdstuk omvat de bestemmingen die aan de gronden binnen het plan zijn toegekend. Per bestemming wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, waarin is verwoord welk gebruik is toegestaan. Naast deze omschrijving worden ook de bouwmogelijkheden en eventuele ontheffingen weergegeven.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Dit hoofdstuk geeft de anti-dubbeltelbepaling en algemene afwijkingsregels weer.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit hoofdstuk omvat de standaard overgangsregels ten aanzien van bouwwerken en gebruik, en de slotbepaling.
6.2.2 Inleidende regels
6.2.3 Bestemmingsregels
6.2.4 Hoofdstuk 3 Algemene regels
6.2.5 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is in bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
- 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
- 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.
De gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen, als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, zijn voorgenomen, zijn deels eigendom van de gemeente en deels geen eigendom van de gemeente. Voor de bouwplan(nen) op gronden die eigendom zijn van de gemeente wordt het verhaal van kosten gedekt via de gronduitgifte. Voor de bouwplan(nen) op gronden die niet in eigendom zijn van de gemeente kan het verhaal van kosten niet gedekt worden via een gronduitgifte. Het verhaal van kosten van grondexploitatie wordt in dit geval echter gedekt via een anterieure overeenkomst over grondexploitatie. In deze overeenkomst zijn locatie-eisen gesteld en zijn met de exploitant afspraken vastgelegd over de vergoeding van eventuele planschade op grond van artikel 6.4a Wet ruimtelijke ordening. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en heeft de gemeente tevens haar locatie-eisen gesteld.
Verder is het niet noodzakelijk om voor de betreffende bouwplannen een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen.
7.1.2 Economische uitvoerbaarheid
De gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is bestaand stedelijk gebied, waarbinnen een aantal locaties ligt waar ontwikkelingen zijn te verwachten binnen de planperiode.
De ontwikkellocaties zijn benoemd in hoofdstuk 4.2. Alle locaties zijn financieel uitvoerbaar. Voor de ontwikkellocaties die in eigendom zijn bij de gemeente, zijn haalbaarheidsberekeningen opgesteld. Aan de kostenkant is rekening gehouden met:
- kosten voor bodemonderzoek;
- kosten voor bouw- en woonrijpmaken (oftewel inrichtingskosten voor het openbaar gebied);
- ambtelijke kosten (VTA);
- kosten voor aanleg van compenserende waterberging;
- kosten voor rente en indexering;
- eventuele planschadevergoeding en andere vormen van nadeelcompensatie.
De berekende opbrengsten zijn marktconform en passen binnen de bandbreedte van de Grondprijzennota. Het totale financieel resultaat van alle gemeentelijke ontwikkellocaties in dit bestemmingsplan zal naar verwachting een positief saldo hebben van tussen € 8 en € 10 miljoen. De gemeentelijke ontwikkellocaties zijn locaties die in de feitelijke situatie nog niet zijn ingevuld, danwel een verruiming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden ten opzichte van de oude bestemmingsplannen. De belangrijkste wijziging, het gedeeltelijk omzetten van de openbaar vervoersreservering (het Katwijkerlaantracé) in een gebouwde functie, zal tot financiële opbrengsten leiden. Dit zijn onbebouwde percelen groen die door de gemeente verkocht zullen worden aan particuliere ontwikkelaars.
Voor zover de ontwikkellocaties in particulier eigendom zijn, zijn de ontwikkelingen eveneens financieel uitvoerbaar. Het betreft private ontwikkelingen waarbij de risico's worden gedragen door voldoende draagkrachtige partijen.
De financiële haalbaarheidsstudies, de grondexploitaties en overeenkomsten met betrekking tot bovengenoemde ontwikkelingen zijn vertrouwelijk. Deze informatie geeft namelijk inzicht in alle kosten en opbrengsten. Daarin zijn alle te maken kosten en opbrengsten, zoals diverse bijdragen van zowel publieke als private partijen opgenomen.
Op basis van de haalbaarheidsstudies, diverse grondexploitaties (Rokkeveen kantoren, Lansinghage en Kleurlaan) en de te maken/reeds gemaakte afspraken met verschillende partijen, zijn de op ontwikkeling gerichte delen van het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.
7.1.3 Planschade
Tot slot is door middel van een planschaderisicoanalyse de mogelijke planschade onderzocht. De conclusie is dat er een beperkte kans is op planschade. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 15 van deze plantoelichting.
Eventuele planschade die voortkomt uit een nieuwe ontwikkeling is gedekt door de grondexploitaties en de af te sluiten, danwel reeds gesloten overeenkomsten met de ontwikkelende partijen. Planschade die voortkomt uit de reguliere herziening van het bestemmingsplan en die dus niet is toe te rekenen aan een nieuwe ontwikkeling, wordt ten laste van de algemene middelen gebracht.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het voorontwerpbestemmingsplan Rokkeveen 2007 is in het kader van de inspraak ter inzage gelegd. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. Tevens is het voorontwerpbestemmingsplan in 2007 voor overleg ex. artikel 10 Bro 1985 opgestuurd naar diverse instanties. Alle overleg- en inspraakreacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota Inspraak en Overleg. Deze Nota is als Bijlage 16 bij dit bestemmingsplan gevoegd. Het voorontwerpbestemmingsplan is naar aanleiding van de reacties aangepast tot ontwerpbestemmingsplan.
Het college van burgemeester en wethouders heeft met ingang van 6 januari 2012 het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor inzage voor de duur van 6 weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (zie Bijlage 17). Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.
Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.
De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Voor Een Rustige Woonwijk Rokkeveen
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten voor een rustige woonwijk Rokkeveen
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerrein Rokkeveen
Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerrein Rokkeveen
Bijlage 3 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging Rokkeveen
Bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging Rokkeveen
Bijlage 4 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 4 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Provinciale Kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur
Bijlage 1 Provinciale kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur
Bijlage 2 Brief Van Stadsgewest Haaglanden Inzake Uitbreiding Winkelcentrum Rokkeveen
Bijlage 2 Brief van Stadsgewest Haaglanden inzake uitbreiding Winkelcentrum Rokkeveen
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Overzichtskaart Aandachtsgebieden Rokkeveen
Bijlage 4 Overzichtskaart Aandachtsgebieden Rokkeveen
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek
Bijlage 6 Oplegnotitie Akoestisch Onderzoek
Bijlage 6 Oplegnotitie akoestisch onderzoek
Bijlage 7 Besluit Hogere Waarden Geluid Bp Rokkeveen
Bijlage 7 Besluit hogere waarden geluid BP Rokkeveen
Bijlage 8 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 8 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 9 Toelichting Bij Gis-bestanden, Lpg-tankstations
Bijlage 9 Toelichting bij GIS-bestanden, LPG-tankstations
Bijlage 10 Risicoberekening Gastransportleiding W-539-01-kr-019 T/m 025
Bijlage 10 Risicoberekening gastransportleiding W-539-01-KR-019 t/m 025
Bijlage 11 Notitie Groepsrisico A12 Zoetermeer Rokkeveen
Bijlage 11 Notitie Groepsrisico A12 Zoetermeer Rokkeveen
Bijlage 12 Rapportage Externe Veiligheid A12 Zoetermeer - Oostweg
Bijlage 12 Rapportage externe veiligheid A12 Zoetermeer - Oostweg
Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Haaglanden
Bijlage 13 Advies Veiligheidsregio Haaglanden
Bijlage 14 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 14 Onderzoek flora en fauna
Bijlage 15 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 15 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 16 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 16 Nota Inspraak en Overleg
Bijlage 17 Nota Zienswijzen
Bijlage 18 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State
Bijlage 18 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State