KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Water
Artikel 8 Wonen
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Antidubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 15 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
1.2 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan
1.3 Verschil Met Het Voorontwerpbestemmingsplan
1.4 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.5 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis Van Het Plangebied
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Van Het Plangebied
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Groen En Natuur
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
4.2 Toekomstige Verkeerssituatie
4.3 Randvoorwaarden Inrichting Zorghart
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Strategische Milieu-beoordeling
5.2 Luchtkwaliteit
5.3 Geluidhinder
5.4 Bodemkwaliteit
5.5 Bedrijven En Milieuzonering
5.6 Externe Veiligheid
5.7 Water
5.8 Flora En Fauna
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Fragment Provinciale Kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur
Bijlage 2 Bedrijven En Voorzieningen
Bijlage 3 Definitief Ontwerp Rotonde En Fietspad Brechtzijde - Toneellaan
Bijlage 4 Randvoorwaarden Zorghart
Bijlage 5 Modelkeuze Zorhart
Bijlage 6 Uitkomst Participatietraject En Raadsbesluit Randvoorwaarden Zorghart 2007
Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek
Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Zorghart
Bijlage 9 Besluit Hogere Waarden Geluid Bp Zorghart
Bijlage 10 Reconstructieonderzoek Zorghart
Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio Haaglanden
Bijlage 12 Onderzoek Flora En Fauna
Bijlage 13 Bodemonderzoek
Bijlage 14 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 15 Planschaderisicoanalyse Brechtzijde
Bijlage 16 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 17 Collegebesluit Ontwerpbestemmingsplan Zorghart 29 Mei 2012
Bijlage 18 Nota Zienswijze Ontwerpbestemmingsplan Zorghart
Bijlage 19 Nota Van Aanpassingen
Bijlage 20 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State

Zorghart

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Onherroepelijk op 10-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Zorghart van de gemeente Zoetermeer;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00013 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het houden van een webshop of een bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid;

1.7 afhaalcentra

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop;

1.8 ambachtelijke bedrijvigheid

bedrijven waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naaiatelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf;

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; ondergronds bouwen wordt hier niet meegerekend;

1.12 bed en breakfast

een aan huis verbonden beroep of bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf van maximaal vier slaapplaatsen en waarbij het verstrekken van consumpties ondergeschikt is;

1.13 bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep, bedrijf, dienstverlenende instelling, horeca, kantoor of andere voorziening inclusief opslag-, administratieruimten en dergelijke;

1.14 begane grond

eerste bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;

1.15 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.16 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bijzondere woonvormen

woonvormen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen voor de bewoners van het gebouw(encomplex);

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw of souterrain;

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en een internetcafé;

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.30 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping;

1.31 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, zoals wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid;

1.32 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. 1 Fte is een volledige werkweek van 38 uur;

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt. Op eenzelfde bouwperceel kunnen meerdere gebouwen als hoofdgebouw worden aangemerkt;

1.35 horeca

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccomodatie en het bieden van logies. De verschillende vormen van horeca zijn opgesomd in de Staat van horeca-activiteiten;

1.36 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties die ondergeschikt zijn aan de kantoorfunctie;

1.37 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.38 kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand tot een risicovolle inrichting in acht moet worden genomen;

1.39 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen enzovoort, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen;

1.40 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut;

1.41 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk;

1.42 peil

  1. a. voor een hoofdgebouw en daarbij behorende aan- of uitbouwen op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad; de hoogte van de weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bijgebouw: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
  3. c. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  4. d. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

1.43 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten, waaronder dierenkliniek, aan-huis-verbonden beroepen, op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen tegen vergoeding;

1.45 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;

1.46 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers;

1.47 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie;

1.48 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de horecafunctie waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.49 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.50 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn;

1.51 winkelvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de directe verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief afrekenruimte, met uitzondering van opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.52 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van 1 afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 vloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimtes omhullen;

2.7 de hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. langzaam verkeersroutes;
  4. d. extensieve recreatie;
  5. e. in- en uitritten;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. beweiding;
  2. g. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  3. h. kunstwerken;
  4. i. nutsvoorzieningen;
  5. j. objecten van beeldende kunst;
  6. k. speelvoorzieningen;
  7. l. vlaggenmasten en lichtmasten;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sociale en medische voorzieningen tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten ten dienste van de gezondheids- en welzijnszorg;
  2. b. detailhandel en dienstverlening tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten met een winkelvloeroppervlak van maximaal 100 m2 per bestemmingsvlak ten dienste van de gebruikers van de sociale en medische voorzieningen;
  3. c. jeugdopvang tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Lijstvan Bedrijfsactiviteiten met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 300 m2 per bestemmingsvlak ten dienste van de gebruikers van de sociale en medische voorzieningen;
  4. d. horeca tot en met de categorieën 1a en 1b van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 300 m2 per bestemmingsvlak ten dienste van de gebruikers van de sociale en medische voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. kunstwerken;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. objecten van beeldende kunst;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. speelvoorzieningen;
  7. k. vlaggenmasten en lichtmasten;
  8. l. water;
  9. m. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen waarbij het aantal rijstroken, met uitzondering van in- en uitvoegstroken, opstelstroken en busstroken, niet meer mag bedragen dan:
  • 4 rijstroken voor de Aziëweg;
  • 4 rijstroken voor de Toneellaan;
  • 2 rijstroken voor de Brechtzijde.
  1. b. fietsenstallingen;
  2. c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  3. d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. kunstwerken;
  6. g. nutsvoorzieningen;
  7. h. objecten van beeldende kunst;
  8. i. parkeervoorzieningen;
  9. j. reclameobjecten;
  10. k. vlaggenmasten en lichtmasten;
  11. l. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  12. m. water;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. straten, erven en pleinen;
  2. b. fietsenstallingen;
  3. c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  4. d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. objecten van beeldende kunst;
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. reclameobjecten;
  11. k. speelvoorzieningen;
  12. l. terrassen;
  13. m. vlaggenmasten en lichtmasten;
  14. n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  15. o. water;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca met uitzondering van terrassen;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensieve recreatie;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. kunstwerken;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. objecten van beeldende kunst;

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' , kantoor tot maximaal 100 m2bedrijfsvloeroppervlak;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte', een praktijkruimte;

met daaraan ondergeschikt:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. kunstwerken;
  3. c. nutsvoorzieningen;
  4. d. objecten van beeldende kunst;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. speelvoorzieningen;
  7. g. tuinen en erven;
  8. h. vlaggenmasten en lichtmasten;
  9. i. water;
  10. j. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  3. c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    1. 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de goothoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale goothoogte;
  4. d. het bouwen van reclameobjecten en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  5. e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  6. f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

10.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

10.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.1 en 10.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

11.1 Wro-zone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied 1' bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bestemming wordt gewijzigd in 'Gemengd - Water - Maatschappelijk', zoals omschreven in artikelen 4.1 en 7.1 van dit plan;
  2. b. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt niet meer dan 600 m2;
  3. c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan 15 m;
  4. d. de gebouwen moeten verbonden zijn met het hoofdgebouw;
  5. e. de gronden dienen tussen peil en 3 m boven peil onbebouwd te blijven, met uitzondering van kolommen, zuilen en dergelijke waarop de gebouwen zijn gefundeerd;
  6. f. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  7. g. op een goede wijze moet in de parkeerbehoefte worden voorzien conform de bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid geldende gemeentelijke parkeernota;
  8. h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de sociale veiligheid;
    4. 4. de verkeersveiligheid;
    5. 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  9. i. de uitvoerbaarheid moet zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat het wijzigingsplan financieel/economisch uitvoerbaar is.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  2. b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  3. c. de ruimte tussen bouwwerken;
  4. d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Zorghart.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening

Voor het plangebied Zorghart gelden op dit moment verschillende bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen. Deze planologische regelingen zijn verouderd. In het kader van het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2011-2013 worden de bestemmingsplannen voor het gebied Zorghart geactualiseerd. Dit betekent dat de verouderde planologische regelingen worden vervangen door één nieuw plan.

1.2 Doelstellingen Van Het Bestemmingsplan

Met de herziening van dit bestemmingsplan wordt het actualiseren van de geldende planologische regelingen beoogd. Het uniformeren en actualiseren van de planologische kaders en regels maken het nieuwe bestemmingsplan beter toepasbaar.

1.3 Verschil Met Het Voorontwerpbestemmingsplan

In het voorontwerpbestemmingsplan Zorghart werd een uitbreiding/vernieuwing van 't Lange Land Ziekenhuis en het verpleeghuis Vivaldi (voorheen bekend onder de naam Regionaal Expertise Centrum (REC)) van de Vierstroom planologisch mogelijk gemaakt. De laatstgenoemde ontwikkeling is inmiddels gerealiseerd. Voor wat betreft de uitbreiding/vernieuwing van 't Lange Land Ziekenhuis heeft eind 2010 het ziekenhuis de gemeente op de hoogte gebracht van ontwikkelingen binnen het ziekenhuis en meer in algemene zin van de gevolgen van het rijksbeleid voor het 't Lange Land Ziekenhuis. Deze leiden er toe dat de voorgenomen grootschalige nieuwbouw van het ziekenhuis voorlopig niet doorgaat. Zoals aangegeven in paragraaf 6.1 is de aard van het ontwerpbestemmingsplan daarom hoofdzakelijk conserverend geworden.

1.4 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidelijk deel van de wijk Buytenwegh De Leyens. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het tracé van de RandstadRail. Aan de oostzijde is de Aziëweg de uiterste grens van het plangebied. Een gedeelte van de Aziëweg ligt binnen het plangebied. De plangrens wordt aan de zuidzijde gevormd door de Salomeschouw en aan de westzijde door de watergang ten westen van de Brechtzijde, waarbij de watergang binnen het plangebied ligt.

Het Zorghart is de benaming voor het fysiek duidelijk begrensde gebied waarin een aantal medische en zorginstellingen zijn gevestigd, namelijk 't Lange Land Ziekenhuis, het verzorgingshuis Vivaldi van de Vierstroom (voorheen bekend onder de naam Regionaal Expertise Centrum (REC)) en het Psychiatrisch Centrum GGZ Zoetermeer. Deze voorzieningen zijn via de Toneellaan direct bereikbaar vanaf de Aziëweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0001.png"

Figuur 1.1: Kaart met ligging van het plangebied in Zoetermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0002.png"

Figuur 1.2: Kaart met ligging van het plangebied in de omgeving

1.5 Huidige Juridische Planregelingen

Op dit moment zijn binnen het plangebied verschillende bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen van kracht. Een deel van deze plannen is gemaakt toen de wijk nog gebouwd moest worden en/of reeds in aanbouw was. Inmiddels is de wijk voltooid met uitzondering van een beperkt aantal nog braakliggende locaties. Daarnaast is een deel van deze plannen geruime tijd geleden vastgesteld, waardoor zij op dit moment als verouderd moeten worden beschouwd.

De tabellen 1.1 en 1.2 bieden een overzicht van de huidige geldende bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen voor het plangebied.

Tabel 1.1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr. bestemmingsplan vaststelling Raad goedkeuring
G.S.
4.01 bestemmingsplan Buytenwegh De Leyens 27-11-1972 16-01-1974
4.28 bestemmingsplan Sartrezijde 26-09-1983 21-05-1987
4.48 bestemmingsplan Salomeschouw 17-12-2001 05-07-2002
5.01 bestemmingsplan Seghwaert 1975 29-09-1975 25-08-1976

Tabel 1.2: Overzicht uitwerkingsplannen

Nr. uitwerkingsplan vaststelling B&W goedkeuring G.S.
4.20 uitwerkingsplan Cn Buytenwegh De Leyens 02-02-1979 24-04-1979
4.23 uitwerkingsplan Cu,Cw Buytenwegh De Leyens 14-01-1980 16-04-1980
4.32 uitwerkingsplan Cz Buytenwegh De Leyens 24-09-1985 22-10-1985
4.45 uitwerkingsplan deelplan Cv/Cz 1995 28-06-1995 19-09-1995

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0003.png"

Figuur 1.1: Kaart met overzicht geldende planregelingen

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Zoetermeer. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met de rijksbelangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de SVIR.

2.1.2 Nota 'Anders omgaan met water' (2000)

In de Nota 'Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21e eeuw' onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een 'watertoets' voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.

In paragraaf 5.7 van de plantoelichting is deze watertoets opgenomen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerrd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Met de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' wordt ingezet op het concentreren van verstedelijking in en rond de steden van het stedelijk netwerk. Onderdeel van het stedelijk netwerk is het stadsgewest Haaglanden, waartoe Zoetermeer behoort.

Bij de structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is het plangebied aangeduid als 'Stads-/dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer' aangeduid. Deze aanduiding is toegekend aan delen van het stedelijk gebied en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet'. Op de Kwaliteitskaart is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in stads- en dorpsgebied'. Voor deze gebieden geldt onder andere behoud en versterking van de diverse woon- en werkmilieus. Het zwaartepunt van verstedelijking ligt in gebieden die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.

De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt passen binnen de Structuurvisie.

2.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland'

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.

In het kader van dit bestemmingsplan is met name het artikel 2 (Bebouwingscontouren) van belang. Op grond van dit artikel mag geen verstedelijking buiten de bebouwingscontour plaatsvinden. Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour van Zoetermeer (zie ook kaart 1 van de verordening). De mogelijkheden die het bestemmingsplan Zorghart biedt zijn dan ook niet in strijd met de verordening.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is vastgelegd in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010 en gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.

Het plangebied ligt niet in één van deze topgebieden. Het plangebied heeft op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur geen nadere aanduiding gekregen. In paragraaf 3.1 van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan 'Groen, Water en Milieu 2006-2010' geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

Het Visiedeel bevat de strategische integrale beleidsvisie voor groen, water en milieu.

Het Groendeel bevat het beleidskader voor het algemene groenbeleid, de biodiversiteit en gaat in op de programma's Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Groen In en Om de Stad (GIOS) en Vitaal Platteland.

Het Waterdeel gaat in op het waterbeleid in Zuid-Holland voor waterveiligheid, waterbeheersing, schoon water en grond- en drinkwater. Daarnaast komt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening aan de orde.

Het Milieudeel gaat over gezond en veilig, energie en klimaat en economie en innovatie. Onderwerpen zijn: luchtkwaliteit, verzuring, geluidskwaliteit, externe veiligheid, lichthinder, mobiliteit en infrastructuur, luchtvaart, bodem- en grondwaterkwaliteit, energiebesparing, duurzame glastuinbouw en bedrijventerreinen en beheer van bouwgrondstoffen.

De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en hevigere buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011
Op 22 december 2009 is de Keur in werking getreden. In deze Keur zijn bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een keurvergunning. De keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleids- en Algemene regels 2011 is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  5. e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  6. f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
  7. g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van een berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
  • handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • aangepaste gladheidbestrijding;
  • het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en Hoogheemraadschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het Hoogheemraadschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.2 van deze plantoelichting nader toegelicht.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.

Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma’s op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.

Op kaart 1 'Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030' van het RSP is het plangebied aangewezen als 'Vitaal en intensief benut stedelijk gebied'. Op de 'Projectenkaart Haaglanden 2020' is het plangebied aangeduid als 'Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied, met name binnen OV-bereik'. Dit betekent dat de aanwezige potenties voor verdichting, vernieuwing en herstructurering zoveel mogelijk dienen te worden benut. Hierbij moeten karakter- en structuurbepalende niet-bebouwde ruimten in de stad worden gehandhaafd en de aanwezige cultuurhistorische waarden in acht worden genomen.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030 is op 15 december 2008 vastgesteld door de gemeenteraad en verwoordt de opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven. In de Stadsvisie wordt gestreefd naar het realiseren van een levensloopbestendige woonomgeving. Daarnaast biedt 't Lange Land Ziekenhuis bovenlokale zorgvoorzieningen. In de Stadsvisie is aangegeven dat het ziekenhuis zal uitbreiden om zijn taak ook in de toekomst (met het oog op de vergrijzing en daarmee samenhangende toename van de behoefte aan zorg) goed te kunnen vervullen. Het ziekenhuis heeft door de paragraaf 1.3 van deze plantoelichting genoemde omstandigheden zijn plannen moeten bijstellen door af te zien van een uitbreiding van het ziekenhuis. Alhoewel de fysieke uitbreiding niet doorgaat, hecht de gemeente groot belang aan een goed functionerend ziekenhuis, opdat het ziekenhuis in staat is haar taak op een goede wijze in te vullen.

2.4.2 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer, het indertijd nog bestaande waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is.

Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet er meer ruimte voor water worden gecreëerd. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding, regenwateropvang op gebouw- of buurtniveau of het realiseren van vegetatiedaken.

In het Waterplan Zoetermeer is tevens aangegeven dat er gestreefd wordt naar een hoge belevingswaarde van het water. Hiermee wordt bedoeld dat water er aantrekkelijk uitziet, goed zichtbaar is, niet stinkt en past in de stedelijke omgeving. Water biedt aantrekkelijke recreatiemogelijkheden en zorgt voor afwisseling in het landschap. Door variatie van de oevers kan de belevingswaarde van het water vergroot worden.

Een ander aandachtspunt uit het waterplan is de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.

In paragraaf 5.7 zijn de gevolgen van dit plan voor de waterhuishouding in beeld gebracht.

2.4.3 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.

De mogelijkheden die in dit bestemmingsplan zijn voorzien zijn niet in strijd met de doelstellingen van het programma Duurzaam Zoetermeer.

2.4.4 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders worden gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst is om deze kwaliteiten te behouden en verder uit te bouwen. Dit geldt met name bij het behalen van de ambities in het masterplan Zoetermeer, het handhaven van een inwoneraantal van 130.000 en 70.000 arbeidsplaatsen met bijbehorende voorzieningen.

Dit bestemmingsplan voorziet in geen ontwikkelingen die in strijd zijn met het Milieubeleidsplan.

2.4.5 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor zes locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Geen van de genoemde locaties ligt in het plangebied.

2.4.6 De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

Het plangebied ligt niet in één van de gebieden die in deze rapportage zijn aangewezen als archeologisch waardevolle gebieden. In paragraaf 3.1 van de plantoelichting zal nader ingegaan worden op de historische ontwikkeling van het gebied en de archeologische waarden van het gebied.

2.4.7 Welstandsnota (2010)

Op 25 maart 2009 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid.

Voor het plangebied geldt een regulier welstandsbeleid.

2.4.8 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. De centrale vraag die met het Stadsnatuurplan wordt beantwoord is: hoe wil de gemeente omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe zou het nog beter kunnen? Er is een onderscheid gemaakt in drie niveaus met een eigen ambitieniveau: regio, stad en wijk.

In het plangebied is geen natuur op regioniveau aanwezig. De groenstrook aan de westzijde langs de Aziëweg en de groenstrook gelegen tussen de Toneellaan en de RandstadRail zijn aangeduid als natuur op stadsniveau, als zijnde natuur van ruigte en struweel. Als benodigde ingrepen worden genoemd het versterken van het aaneengesloten karakter van ruigte en struweel. Gebieden met natuur op stadsniveau zijn wisselend van vorm en omvang, bijvoorbeeld grote en kleine parken, spoorlijnen en stadswegen. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie. De ambities zijn minder hoog dan voor natuur van de regio. Doel is om droge natuur met veel soorten te creëren door de bestaande leefgebieden te handhaven en te versterken, door de samenhang tussen de leefgebieden veilig te stellen en door lokale variatie in bodem, water en reliëf te benutten voor de natuur. Op zowel stads- als wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

In het bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien in de hiervoor genoemde groenstroken. Het bestemmingsplan is niet in strijd met de doelstellingen uit het Stadsnatuurplan.

2.4.9 Duurzaam Veilig (1998)

De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:

  1. a. meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
  3. c. meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen: vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.

De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.

In dit bestemmingsplan wordt voorzien in het verbeteren van de het kruispunt Toneellaan, Brechtzijde en Zijdewerf door de aanleg van een rotonde.

2.4.10 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien.

De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Stadsvisie 2030.

In dit bestemmingsplan wordt voorzien in de aanleg van een rotonde op het kruispunt Toneellaan-Brechtzijde-Zijdewerf. Dit moet de verkeersveiligheid met name voor fietsers (schoolgaande jeugd) bevorderen. Deze rotonde is voorzien in het uitvoeringsprogramma van de Nota Mobiliteit.

2.4.11 Fietsplan (1998)

Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net. In het plangebied maakt het fietspad langs de Aziëweg onderdeel uit van het hoofdfietsnet en is tevens onderdeel van het regionale fietsroutenet. De fietspaden langs de Toneellaan en de Brechtzijde maken onderdeel uit van het verbindend netwerk (zie ook paragraaf 3.3.2 'Fietsverkeer').

2.4.12 Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties (2008)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de “Nota Mobiliteit Zoetermeer”. Mede op basis van deze nota over mobiliteit kan een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.

Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:

  • terughoudend omgaan met toepassen van een meerstrooksrotonde bij kruisend langzaam verkeer. Met twee stroken oprijden is mogelijk; met twee stroken afrijden is niet acceptabel. Geen rotondes (zonder VRI) op de hoofdwegen (H-structuur), behoudens mogelijk op “uitlopers”;
  • op hoofdwegen (H-structuur) geldt doorstroming als belangrijk uitgangspunt en daarom worden op deze wegen bij voorkeur geen rotondes gerealiseerd. Bij rotondes is het namelijk niet mogelijk om op de gewenste doorstroming te sturen (meer groen, koppeling, groene golf) en kunnen openbaar vervoer en hulpdiensten niet met prioriteit worden afgewikkeld.

In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met deze uitgangspunten.

2.4.13 Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012)

In voorbereiding is de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer. Deze zal naar verwachting in het tweede kwartaal van 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad. Deze notitie geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

2.4.14 Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

In voorbereiding is de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels. Naar verwachting zal deze nota in het tweede kwartaal van 2012 worden vastgesteld door de gemeenteraad. In deze nota zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

Ook voor de zorgvoorzieningen in het Zorghartgebied geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn. Het bestemmingsplan maakt dit ook mogelijk.

2.4.15 Nota lokaal gezondheidsbeleid (2001)

De gemeente heeft op het gebied van gezondheid verantwoordelijkheid voor het preventiebeleid, het facetbeleid en het zorgbeleid. Het preventiebeleid richt zich op het voorkomen van ziekten door het wegnemen van risico's en het bevorderen van gezond gedrag, alsmede de vroege opsporing en het beperken van de gevolgen van ziekten. Het facetbeleid is gericht op een actieve inbreng van gezondheidsaspecten in de bestuurlijke beslissingen op andere gebieden dan volksgezondheid, bijvoorbeeld milieu. Het zorgbeleid richt zich op het bevorderen van een hoog kwalitatief niveau van voorzieningen en het zo goed mogelijk afstemmen van de voorzieningen op de zorgvraag.

Nu het uitbreidingsplan van het ziekenhuis niet doorgaat, wil niet zeggen dat het niet mogelijk is goede kwalitatieve zorg te bieden. De bebouwingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan zijn opgenomen voor het ziekenhuis, bieden voldoende mogelijkheden voor het ziekenhuis om de voorzieningen af te stemmen op de zorgvraag.

2.4.16 Vervolgnota Lokaal Gezondheidsbeleid 2005-2006 Zoetermeer (2005)

In de Vervolgnota Lokaal Gezondheidsbeleid worden de beleidsvoornemens van 2001-2004 geëvalueerd en worden speerpunten benoemd voor de periode 2005-2006. Zoetermeer was met de nota Lokaal Gezondheidsbeleid één van de voorlopers van het uitbrengen van een gemeentelijke nota lokaal gezondheidsbeleid. De reden om geen nieuwe nota voor een periode van 4 jaar op te stellen is de komst van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2006 en de gevolgen hiervan voor het lokaal gezondheidsbeleid.

De regionale GGD heeft een belangrijke rol bij de uitvoering van de wettelijke taken. De GGD is bij uitstek de organisatie voor het bevorderen, beschermen en bewaken van de gezondheid van de inwoners van een gemeente. De GGD signaleert gezondheidsbedreigingen, adviseert de gemeente over gezondheidsbeleid, voert taken uit zoals de jeugdgezondheidszorg, de infectieziektebestrijding, de technische hygiënezorg, preventieprogramma's en stimuleert namens de gemeente andere organisaties zoals scholen om een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de volksgezondheid.

De afgelopen jaren heeft het verpleeghuis Vivaldi ervoor gezorgd dat er anno 2004 geen wachtlijsten meer zijn voor verpleeghuisbedden en verzorgingshuisplaatsen. Een ziekenhuis met alle basisfuncties is voor de inwoners van de gemeente Zoetermeer van groot belang.

De gemeente ondersteunt de zorginstellingen bij hun plannen om zich in de (nieuwe) wijken te vestigen en het ketengericht werken te versterken.

2.4.17 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte 2008 is vastgesteld voor de middellange termijn en verwoordt alle belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis Van Het Plangebied

Het plangebied Zorghart maakt deel uit van de wijk Buytenwegh De Leyens in het noordwestelijke deel van Zoetermeer. De dubbele naam laat al zien dat de wijk bestaat uit twee delen: Buytenwegh ten zuiden van de Zwaardslootseweg en het Binnenpark en De Leyens ten noorden daarvan.

De naam Buytenwegh is ontleend aan de naam van het gebied dat al in 1647 op een kaart voorkomt, toen de Meerpolder nog het Soetermeerse Meer was en Buytenwegh achteraf, buiten de eerste wegen lag. Het betekent zoveel als gebied buiten de ontginning. De naam De Leyens verwijst naar leie, een stuk land. In 1544 wordt het land tussen de Zwaardslootseweg, Leidsewallen en Meerpolderdijk 'Die Leyens' genoemd, dat zoveel betekent als: de ongeregelde landjes. De kavels waren hier namelijk niet strak rechthoekig zoals bij de eerder in cultuur genomen grond. Buytenwegh De Leyens is gebouwd in de Zoetermeerse of Nieuwe Drooggemaakte polder. Het land werd tussen 1767 en 1771 met behulp van vier molens drooggemalen. Door de droogmaking verdwenen de laatste resten van de eerste ontginningen van Zoetermeer en werden vaarten langs de Broekweg en Zwaardslootseweg onbeduidende slootjes. De vier molens werden in 1877 afgebroken en vervangen door het gemaal De Nieuwe Polder aan de rand van de Zoetermeerse Plas. Deze plas wordt sinds 1977 gevoed door het gemaal De Leyens, dat overtollig water uit de vijvers en sloten van de wijken Meerzicht, Driemanspolder en Buytenwegh de Leyens wegmaalt (bron: 'De Gave Stad; Cultuurhistorische Verkenningen van de wijken in Zoetermeer', Zoetermeer 2002).

Bij de opzet van Buytenwegh De Leyens werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de bestaande topografische gegevens (polderwegen, boerderijen, windsingels, waterlopen, boomgaarden, kavelrichtingen). In het gedeelte van De Leyens is daar echter weinig van te merken. Alleen de naam van 't Lange Land Ziekenhuis herinnert nog aan een toenmalige polder (het Lange Land) die omstreeks 1770 werd drooggelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0004.png"

Figuur 3.1: De oude polderstructuur

3.1.1 Archeologische waarden

In de op 26 augustus 2003 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota 'De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer' zijn de archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer aangewezen. Geen van deze gebieden ligt binnen de grenzen van het plangebied. Ook op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur heeft het plangebied geen nadere aanduiding gekregen (zie Bijlage 1 van de plantoelichting). Dit betekent dat er geen dan wel een hele lage trefkans is op het vinden van archeologische sporen. Een nader archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig.

3.1.2 Rijks- en gemeentelijke monumenten

In het gebied staan geen rijksmonumenten dan wel gemeentelijke monumenten.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Van Het Plangebied

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

De wijk Buytenwegh De Leyens is als woonwijk een typerend voorbeeld van een jaren zeventig wijk waarin de omslag van grootschaligheid naar kleinschaligheid en menselijke maat tot uitdrukking komt.

Zorghart is de benaming voor het fysiek en visueel duidelijk begrensde gebied waarin een aantal medische en zorginstellingen is gehuisvest. Het ligt achter een groene geluidswal langs de Aziëweg en wordt aan de zuidzijde begrensd door de Salomeschouw en het talud van het (brom)fietspad dat de Aziëweg ongelijkvloers kruist. Het Zorghart wordt in het westen begrensd door de Brechtzijde met daarachter een doorgaande waterpartij en aan de noordzijde door de Toneellaan met het talud van de RandstadRail.

Het Zorghart is de benaming voor het fysiek duidelijk begrensde gebied waarin een aantal medische en zorginstellingen zijn gevestigd, namelijk 't Lange Land Ziekenhuis, het verzorgingshuis Vivaldi van de Vierstroom (voorheen bekend onder de naam Regionaal Expertise Centrum (REC)) en het Psychiatrisch Centrum GGZ Zoetermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0005.jpg"

Figuur 3.2: Luchtfoto van het Zorghartgebied

Het gebied wordt min of meer gekenmerkt door een paviljoenachtige opzet, waarbij de gebouwen vrijstaand zijn gegroepeerd met daaromheen vrije ruimte. Dat kan zowel groen als parkeren zijn. Ook langs de Aziëweg ligt een smalle groenstrook, waardoor vanaf de hoofdwegen nauwelijks merkbaar is dat hier het ziekenhuis ligt.

In het plangebied liggen, behalve de drie zorginstellingen, enkele woningen en een dierenkliniek. Deze zijn gesitueerd aan de Brechtzijde ten oosten van de watergang.

Ontsluiting
De voorzieningen zijn via de Toneellaan bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer. De Toneellaan sluit direct aan op de Aziëweg, die onderdeel is van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. Voor het autoverkeer functioneert het gebied als een eiland. De parkeerterreinen liggen rond de gebouwen en zijn gesitueerd aan de oostzijde van het ziekenhuis. Aan deze zijde (die is afgewend van de naburige woonbuurt) is eveneens de entree van het ziekenhuis. Het hele gebied bestaat grotendeels uit privégronden, inclusief de grootschalige parkeervoorzieningen. Een uitzondering hierop vormt het westelijk deel van het parkeerterrein ten oosten van verpleeghuis Vivaldi dat eigendom is van de gemeente.

Het Zorghartgebied is ook ontsloten door langzaam verkeersroutes langs de Brechtzijde, de Toneellaan en de Aziëweg. De langzaam verkeersroutes zijn doorgekoppeld naar de woonwijk De Leyens en de woonwijk Seghwaert, die ten oosten van de Aziëweg ligt.

De aanwezige wegen-, fiets-, en voetpadenstructuur zoals de Toneellaan en de Brechtzijde zijn openbaar en in gemeentelijk eigendom.

3.2.2 Bedrijven en werkgelegenheid

In Bijlage 2 bij de plantoelichting is een overzicht opgenomen van binnen het plangebied gevestigde bedrijven, kantoren, instellingen en detailhandel. Op het gebied van voorzieningen is voor het plangebied de versterking van de ondersteunende functie binnen het Zorghartgebied een aandachtspunt. Bezoekers en patiënten vragen om een toenemend voorzieningenniveau zoals bank- en postkantoorfaciliteiten, giftshops en kappers.

3.3 Verkeer En Vervoer

3.3.1 Autoverkeer

Het Zorghartgebied wordt, zoals gezegd, ontsloten door de Toneellaan. Deze weg heeft een belangrijke ontsluitingsfunctie voor de wijk De Leyens. De ontsluiting van De Leyens is via de Zijdewerf naar De Leyens-Noord en via de Brechtzijde naar De Leyens-Zuid. De grootste autoverkeersstromen bevinden zich hierdoor hoofdzakelijk in het noorden van het plangebied. De Toneellaan geeft aansluiting op de Aziëweg welke onderdeel uitmaakt van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. De Aziëweg geeft verbinding met de Europaweg en Australiëweg in zuidelijke richting. Het plangebied is dan ook goed ontsloten voor het autoverkeer.

Duurzaam Veilig

Op basis van het concept 'Duurzaam Veilig' (1998) worden de wegen in Zorghart in verschillende categorieën opgedeeld. De categorisering is gebaseerd op functie, verkeersintensiteiten, gebruik en vormgeving van de wegen. Door de categorisering te versterken kan de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid van en in de wijk toenemen en daarmee ook de voorspelbaarheid (wat op een weg verwacht kan en mag worden). Hierdoor kan een duurzame basis gelegd worden voor een verkeersveilige wijk. De verschillende typen wegen zijn: stroomwegen, (intensieve en extensieve) gebiedsontsluitingswegen en erftoegangsweg. In en nabij het plangebied zijn alle genoemde typen, met uitzondering van extensieve gebiedsontsluitingswegen, aanwezig. Figuur 3.3 geeft de wegencategorisering van de wegen weer in en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0006.jpg"Figuur 3.3: Kaart plangebied met wegencategorisering

Stroomwegen
Stroomwegen zijn wegen die deel uitmaken van het hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. De maximum snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en op deeltrajecten 50 km/uur. In het plangebied is de Aziëweg gelegen. Op het gedeelte van de Aziëweg binnen het plangebied geldt een maximale snelheid van 50 km/uur. De maximale snelheid op het gedeelte van de Aziëweg ten noorden van de Toneellaan bedraagt 70 km/uur.

Intensieve/drukke gebiedsontsluitingswegen
Intensieve oftewel drukke gebiedsontsluitingswegen zijn wegen, die in intensiteit of in betekenis van dusdanig belang zijn, dat hierop geen langzaam verkeer is toegelaten. De wegen hebben als functie de wijkdelen vlot bereikbaar te maken. Fietsers en voetgangers moeten gebruik maken van de naast de rijbaan gesitueerde en door markering gescheiden fietsstroken en vrijliggende fiets- en voetpaden. Er is langs deze wegen bij voorkeur geen parkeergelegenheid op of naast de rijbaan aanwezig. Op de wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. De Toneellaan binnen het plangebied is gecategoriseerd als een intensieve/drukke gebiedsontsluitingsweg.

Extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen
Deze wegen hebben tot doel woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven bereikbaar te houden. In het plangebied zijn de Brechtzijde (tussen Sartrezijde en Toneellaan en de Zijdewerf) gecategoriseerd als extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen. In principe dienen langzaam verkeersstromen ook op deze gebiedsontsluitingswegen te beschikken over vrijliggende fiets- en voetpaden of fietsstroken. Op het gedeelte van de Brechtzijde tussen de Sartrezijde en de Toneellaan ontbreekt een dergelijke voorziening voor fietsers. In 2012 wordt hier dan ook een vrijliggende fietspad gerealiseerd, dat zal doorlopen naar het fietspad richting de Salomeschouw ter hoogte van Vivaldi. Op de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen geldt eveneens een maximumsnelheid van 50 km/uur.

Erftoegangswegen
Deze wegen hebben net als de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken en te houden. De erftoegangswegen bevinden zich echter binnen grote verblijfsgebieden waarbinnen een gemengde verkeersafwikkeling tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer wordt voorgestaan. Kruisingen tussen erftoegangswegen zijn bij voorkeur gelijkwaardig (rechts voorrang) en voorzien van een kruispuntmaatregel. Binnen de verblijfsgebieden geldt op de erftoegangswegen een maximumsnelheid van 30 km/uur. In het plangebied zijn de Brechtzijde (ten zuiden van de Sartrezijde) en de Sartrezijde zelf (voor zover gelegen binnen het plangebied) gecategoriseerd als een erftoegangsweg.

3.3.2 Fietsverkeer

In Zoetermeer worden de volgende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik (Fietsplan Zoetermeer, februari 1998):

  • regionaal fietsnetwerk;
  • hoofdnetwerk en
  • verbindend fietsnetwerk.

In het zuiden van het Zorghartgebied ligt een fietsroute die onderdeel is van het verbindend netwerk. Deze route loopt vanaf het kruispunt Toneellaan - Brechtzijde over de Brechtzijde en gaat verder over de Salomeschouw richting de Europaweg. Het gaat hierbij om een fietsroute met vooralsnog een gemengde afwikkeling met het autoverkeer. Deze fietsroute heeft een functie op wijkniveau en ontsluit de voorzieningen in de wijk. Daarnaast wordt deze fietsroute gebruikt door scholieren van het Alfrink College aan de Werflaan (gelegen ten noorden van het plangebied). In 2012 zal deze fietsroute zijn voorzien van een vrijliggend fietspad tussen de Salomeschouw en de Toneellaan. Langs de Toneellaan ligt een vrijliggend fietspad dat zorgt voor een verbinding met het hoofdnetwerk dat langs de Aziëweg ligt en onderdeel is van het verbindend fietsnetwerk plus. De routes van het verbindend fietsnetwerk plus zijn over het algemeen breder dan van het verbindend fietsnetwerk en kennen hogere fietsintensiteiten. Ter hoogte van de Toneellaan is een viaduct voor langzaamverkeer (voetgangers en fietsers) over de Aziëweg aanwezig.

Bij 't Lange Land Ziekenhuis, zijn goede en voldoende fietsparkeervoorzieningen aanwezig. De fietsstructuur blijft gehandhaafd. Bij Vivaldi zullen nieuwe fietsparkeervoorzieningen gerealiseerd worden. Het plangebied is vanwege zijn centrale ligging aan het verbindend fietsnetwerk goed ontsloten voor het fietsverkeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0007.jpg"Figuur 3.4: Kaart langzaam verkeersnetwerk

3.3.3 Voetgangers

De voetpadenstructuur in Zorghart ligt parallel aan de fietspadenstructuur. Langs de meeste wegen zijn voetpaden aanwezig. Naast de hiervoor genoemde brug voor langzaam verkeer over de Aziëweg ter hoogte van de Toneellaan, is er in het zuiden van het plangebied een voetgangersbrug over de Aziëweg die een verbinding vormt tussen de Salomeschouw en de Lissenvaart.

3.3.4 Openbaar vervoer

RandstadRail
De stad Zoetermeer kenmerkt zich door een hoogwaardig netwerk van sneltramverbindingen welke onderdeel vormen van RandstadRail. Lijn 3 en 4 van Randstadrail rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op de lijn naar Rotterdam. In Zoetermeer rijdt lijn 3 over de 'krakeling'. Lijn 4 rijdt naar Oosterheem. Op zowel de 'krakeling' als de tak naar Oosterheem is de frequentie hoog.

De noordzijde van het plangebied wordt begrensd door de noordelijke lus van de 'krakeling' van RandstadRail. Randstadrailhalte De Leyens ligt ten noordwesten van het plangebied op ca. 450-550 meter loopafstand van het plangebied.

Busvervoer
Het plangebied wordt ontsloten door buslijn 70, die aan de Toneellaan een halte heeft nabij de ingang van 't Lange Land Ziekenhuis. De buslijn geeft verbinding met enerzijds de wijk Noordhove en anderzijds het Stadshart, waar kan worden overgestapt op andere buslijnen en de Randstadrail. De frequentie van deze bus is hoog. Deze buslijn heeft eveneens voor de wijk De Leyens een ontsluitende functie.

Deeltaxi vervoer
Bij zowel het ziekenhuis als het verpleeghuis bevinden zich in het plangebied haltes van de Ouderenbus. De Regiotaxi, een openbaar deeltaxisysteem met vervoer van deur tot deur ontsluit het plangebied volledig. Bovendien is er de mogelijkheid van de Hospitax, een deeltaxi die het vervoer van en naar het ziekenhuis regelt voor een vastgesteld tarief.

Het plangebied is dan ook redelijk goed ontsloten per openbaar vervoer.

3.3.5 Parkeren

Kenmerkend voor het parkeerbeleid is dat het algemeen sturend karakter van het voorgaande parkeerbeleid is vervangen door een beleid waarbij wordt uitgegaan van: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet.

In het plangebied is vanwege de zorginstellingen veel parkeercapaciteit aanwezig.

Voor ziekenhuizen wordt in de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels een parkeernorm gehanteerd van minimaal 1,5 en maximaal 1,7 parkeerplaats per bed. Dit komt neer op 150 tot 170 parkeerplaatsen per 100 bedden. Voor een verpleeg- of verpleeghuis geldt op grond van de nota een parkeernorm van minimaal 0,6 en maximaal 0,8 parkeerplaats per wooneenheid. De maximale acceptabele loopafstand tussen de parkeerplaatsen en de bestemmingen bedraagt voor deze voorzieningen 150 meter. Voor fietsstallingen geldt een norm van 20-40 stalplaatsen per 100 bedden voor een ziekenhuis en 5-15 per 100 wooneenheden voor een verpleeghuis.

Bij het ziekenhuis en aangrenzende zorgvoorzieningen is recentelijk (in 2011) het parkeerterrein heringericht en uitgebreid zodat deze voldoende capaciteit heeft om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Voor alle zorginstellingen geldt dat er voldoende parkeervoorzieningen aanwezig zijn op eigen terrein om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte. Bij de herinrichting van de parkeerterreinen is gereguleerd parkeren ingesteld (betaald parkeren).

Voor de in het bestemmingsplan toegestane beperkte uitbreidingsmogelijkheden van het ziekenhuis geldt dat wordt getoetst aan de parkeernormen uit de in voorbereiding zijnde Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels, die in naar verwachting voor de vaststelling van dit bestemmingsplan zal zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Door het ziekenhuis is aangegeven dat het aantal bedden (300), poliklinische behandelingen (250.000) en het aantal medewerkers (1050 fte), als gebruik wordt gemaakt van de beperkte uitbreidingsmogelijkheden, niet zullen toenemen. Naar verwachting zal het aantal medewerkers met 15 tot 20% afnemen vanwege interne herstructurering en het sluiten van afdelingen. Bij de daadwerkelijke invulling van de uitbreiding dient in beschouwing te worden genomen of er een uitbreiding van het aantal bedden plaatsvindt waardoor de parkeerbehoefte zou toenemen of dat er nieuw verkeer en daarmee een additionele parkeerbehoefte gegenereerd wordt. Deze parkeerbehoefte dient vervolgens op eigen terrein van het ziekenhuis te worden opgevangen op het bestaande parkeerterrein. Vooralsnog is er van uitgegaan dat op basis van de beperkte uitbreidingsmogelijkheden, de interne herstructurering en het sluiten van afdelingen de verkeersgeneratie alsmede de parkeerbehoefte niet verder zullen toenemen ten opzichte van de huidige situatie.

3.3.6 Aandachtspunten verkeer

De verkeerssituatie ter hoogte van de kruising Toneellaan/Brechtzijde/Zijdewerf en de positie van fietsers op de Brechtzijde tussen Sartrezijde en Toneellaan verdient vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid aandacht. De verkeersveiligheid zal verbeterd worden door de reconstructie van de kruising Toneellaan/Brechtzijde/Zijdewerf en de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Brechtzijde (zie ook paragraaf 4.2 van deze toelichting).

3.4 Groen En Natuur

Het vastgestelde gemeentelijk natuurbeleid zet in op het realiseren van (soorten)rijkere natuur en meer natuurbewustwording van de Zoetermeerse bevolking. (Stadsnatuurplan 1999- 2010). In het Stadsnatuurplan wordt onderscheid gemaakt tussen Groen op regioniveau, Groen op stadsniveau en Groen op wijkniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0008.png"

Figuur 3.5: Natuurtypologiën

Groen op Regioniveau
In het plangebied en in de directe omgeving daarvan is geen groen op regioniveau aanwezig.

Groen op stadsniveau
Het Zorghart grenst in het noorden aan een groene rand met ruigte en struweel, die wordt gevormd door het talud van de RandstadRail met een voor de natuur zeer gunstige expositie op het zuiden. Aan de oostzijde van Zorghart, binnen het plangebied, vormen de taluds van de geluidwal en de berm van Aziëweg één van de belangrijke stedelijke groenstructuren waaraan in het Stadsnatuurplan betekenis op stadsniveau is toegekend. Bovendien biedt deze stadsnatuur tal van aanknopingspunten om natuur in het Zorghartgebied impulsen te geven. De westelijke rand van het plangebied kent een vrij ruime singel met rietkraag en hooilandbermen.

Groen op wijkniveau

De beste kansen om natuur ook in het Zorghartgebied zelf te stimuleren is gelegen in het 'vergroenen' van de nieuwbouw ten behoeve van de zorginstellingen. Te denken valt aan daktuinen, vegetatiedaken, muurbegroeiingen, vlindertuinen en allerlei voorzieningen aan de gebouwen zelf zoals nestkasten voor gebouwbewonende vogels en vleermuizen. Voor de openbare ruimte geldt dat het behouden en aanplanten van structuurrijk inheems groen nieuwe natuurwaarden kan genereren.

Natuuronderzoek

In opdracht van de gemeente Zoetermeer heeft bSR ecologisch advies een verkennend onderzoek (quick scan) uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet. Dit onderzoek heeft zich gericht op beschermde soorten, dat wil zeggen soorten die voorkomen op de lijst van tabel 2 of tabel 3 van de Flora- en faunawet. Voor de onderzoeksresultaten wordt verwezen naar paragraaf 5.8 van de plantoelichting.

3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen

In enkele van de voorheen geldende bestemmingsplannen in het plangebied zijn straalpaden van de toenmalige PTT opgenomen, die niet meer van toepassing zijn. In het plangebied liggen geen leidingen die vanuit planologisch oogpunt relevant zijn.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Zorghart is een conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat het plan zoveel mogelijk de huidige situatie bestemd. Het plan voorziet daarnaast in enige flexibiliteit, daar waar dat ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om redelijke uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande situaties, zodat ontwikkelingen ten behoeve van de lopende bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen. Overigens zijn bij de afweging om te bepalen wat redelijk wordt geacht, ook de regelingen uit het vorige bestemmingsplan betrokken en of recentelijk al dan niet uitbreiding of nieuwbouw heeft plaatsgevonden.

4.2 Toekomstige Verkeerssituatie

Verkeerssituatie Brechtzijde
Uit het oogpunt van de verkeersveiligheid zal de huidige kruising Toneellaan/Brechtzijde/ Zijdewerf aangepast worden door ter plaatse een rotonde met vrijliggende fietspaden aan te leggen (zie Bijlage 3 van de plantoelichting) . Daarnaast zal het fietspad vanaf de Salomeschouw (vanuit het zuidoosten van het plangebied) in noordwestelijke richting verlengd worden tot de woning aan de Brechtzijde 19. Het fietspad ligt tussen het verpleeghuis Vivaldi en het Psychiatrisch Centrum GGZ Zoetermeer. Langs de Brechtzijde zal vervolgens een vrijliggend fietspad worden gerealiseerd tussen het fietspad vanaf de Salomeschouw en de nieuwe rotonde bij de kruising Brechtzijde/Toneellaan/Zijdewerf. De Brechtzijde zal, net als de Sartrezijde zelf, vanaf de kruising met de Sartrezijde als erftoegangsweg worden ingericht.

Ontsluiting van Zorghart
Nu het nieuwbouwplan van het ziekenhuis niet uitgevoerd zal worden, is mede daardoor een andere ontsluiting van het Zorghart niet meer aan de orde. Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is dan ook niet een directe ontsluiting van het Zorghartgebied op de Aziëweg ingetekend op de plankaart. De huidige ontsluiting van het ziekenhuis via de Toneellaan blijft gehandhaafd. Het verpleeghuis Vivaldi en het Psychiatrisch Centrum GGZ Zoetermeer worden ontsloten via de Brechtzijde.

4.3 Randvoorwaarden Inrichting Zorghart

Voor de ontwikkelingen in het Zorghart heeft de gemeenteraad in het verleden randvoorwaarden vastgesteld. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de rapporten "Randvoorwaarden Zorghart" en "Modelkeuze Zorghart" (zie Bijlage 4 en Bijlage 5 van de plantoelichting). Vervolgens zijn deze randvoorwaarden in het kader van het participatietraject voorgelegd aan omwonenden en belanghebbenden. Hierna zijn de randvoorwaarden deels aangevuld en gewijzigd. Deze aanpassingen zijn opgenomen in het rapport "Uitkomst participatie Zorghart" (zie Bijlage 6 van de plantoelichting). De randvoorwaarden voor de ontwikkelingen in het Zorghartgebied zijn vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 17 december 2007 (zie voor het raadsbesluit eveneens Bijlage 6 van de plantoelichting).

Twee belangrijke uitgangspunten bij het formuleren van de randvoorwaarden zijn dat het Zorghart als één gebied beschouwd wordt en dat het parkeren gezamenlijk oplost wordt. De belangrijkste kernpunten van de randvoorwaarden zijn de locatie van de nieuwe parkeergarage voor 't Lange Land Ziekenhuis, de ontsluiting van het Zorghartgebied en de bouwhoogtes van de gebouwencomplexen.

De bouwhoogtes van de nieuwe gebouwen moeten aansluiten op de bestaande bebouwing waarbij het gebied ten westen van het ziekenhuis een open gebied moet zijn dat de centrale zorgzone is. Dit bevordert de eenheid van het gebied. Verder is als randvoorwaarde opgenomen dat de parkeergarage gesitueerd zal worden in de noordwestelijke hoek van het Zorghartgebied (in de hoek van de Toneellaan/Brechtzijde). Ten slotte is als randvoorwaarde opgenomen dat het Zorghartgebied door middel van een nieuwe ingang direct ontsloten zal worden op de Aziëweg.

Zoals in paragraaf 1.3 is aangegeven, zijn de uitbreiding en vernieuwing van het Lange Land Ziekenhuis uitgesteld. Dit geldt ook voor de parkeergarage van het ziekenhuis. De randvoorwaarden blijven echter relevant als onderlegger bij de toekomstige inrichting van het Zorghart.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

5.1 Strategische Milieu-beoordeling

Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Om die reden kan een milieueffectbeoordeling achterwege blijven. Overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat de uitvoering van dit plan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van nader milieuonderzoek noodzakelijk maken.

5.2 Luchtkwaliteit

5.2.1 Inleiding

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen. Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' van belang. Als een te realiseren project minder dan 1% bijdraagt aan de autonome ontwikkeling, dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 µg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide, dan wordt het project per definitie beschouwd als 'niet in betekenende mate' en hoeft geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

5.2.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Zoetermeer - Zorghart BP000013; Onderzoek inzake de luchtkwaliteit" (kenmerk rapport: M.2011.1588.01.R001) van 27 maart 2012 (versie 003). Als gevolg van het bestemmingsplan neemt het verkeer niet toe, daarom zal het bestemmingsplan 'niet in betekende mate' bijdragen aan de luchtkwaliteit. Uit het onderzoek blijkt verder dat ruimschoots voldaan wordt aan de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor de actualisatie van het bestemmingsplan. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 7 van de plantoelichting.

5.3 Geluidhinder

5.3.1 Inleiding

De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten geluidsgevoelig worden geacht. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.

Verplicht akoestisch onderzoek
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient als sprake is van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen dan wel nieuwe of gewijzigde geluidbronnen (wegverkeer, railverkeer of industrielawaai) een akoestisch onderzoek te worden verricht, waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden strengere normen dan voor bestaande. Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand heeft de wetgever geluidszones gedefinieerd, een soort aandachtsgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Zonering
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidszones. De geluidszone is het afgebakende gebied waarbinnen normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidszones voor wegverkeer zijn afhankelijk van het aantal rijstroken en of de weg ligt binnen of buiten de bebouwde kom. De zones zijn vastgelegd in de wet. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens landelijk bepaald. Deze zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder.
De geluidszones voor zoneringsplichtige industrieterreinen zijn voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgelegd door middel van zonebesluiten op zonekaarten of door middel van een aanduiding. Zoneringsplichtig zijn alleen dié industrieterreinen waarop bepaalde soorten bedrijven aanwezig zijn of zich kunnen vestigen. Deze categorieën zijn aangewezen in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

Normstelling
De normstelling onderscheidt voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. De voorkeursgrenswaarde wordt voor alle (nieuwe) situaties nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde.

Hogere waarde procedure
Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er mogelijke maatregelen zijn te treffen om het geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidsreducerend wegdek), dan in de overdracht (bijv. geluidschermen) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijv. extra gevelisolatie). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.

5.3.2 Akoestisch onderzoek

In het kader van dit bestemmingsplan zijn twee akoestische onderzoeken uitgevoerd. In het eerste onderzoek, zijn de akoestische gevolgen in beeld gebracht van de mogelijkheid dat de bebouwing van het ziekenhuis dichter bij de omliggende wegen worden geprojecteerd.

Het tweede onderzoek betreft een reconstruciteonderzoek waarin de akoestische gevolgen van de aanleg van de rotonde ter plaatse van de T-splitsing Toneellaan - Brechtzijde - Zijdewerf onderzoek.

Akoestisch onderzoek Zorghart

Op grond van dit bestemmingsplan is het mogelijk dat de bebouwing van het Lange Land Ziekenhuis dichter bij de omliggende wegen wordt geprojecteerd. Gelet hierop is akoestisch onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Zoetermeer - Zorghart BP00013; Akoestisch onderzoek weg- en railverkeer" (kenmerk rapport M.2011.1588.02.R002) van 27 maart 2012 (versie 002). Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 8 van de plantoelichting.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het railverkeer ten gevolge van de RandstadRail op de gevel van het ziekenhuis lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 53 dB.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op verschillende wegen op de gevel van het ziekenhuis hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De maximale ontheffingswaarde van 63 dB wordt niet overschreden. De resultaten zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Wegen met een snelheid van 50 km/h of meer



Geluidbron
Geluidsbelasting op de gevel (Lden) incl. aftrek artikel 110g Wgh

Jaar 2022
Aziëweg 54 dB
Toneellaan 59 dB
Zijdewerf 50 dB
Brechtzijde (deel tussen Sartezijde en Toneellaan) 53 dB


Het toepassen van stil asfalt op deze wegen is geen oplossing, omdat enerzijds de Aziëweg al voorzien in 2022 is van stil asfalt (ZSA) en anderszijds het toepassen van stil asfalt voor de overige wegen geen (financieel) doelmatige maatregel is. Het toepassen van schermen in binnenstedelijke situatie is vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst.

Uit het voorgaande volgt dat voor het ziekenhuis hogere waarden nodig zijn vanwege het verkeer op de Aziëweg (54 dB), Toneellaan (59 dB), Zijdewerf (50 dB) en Brechtzijde (53 dB). Vóór de vaststelling van het bestemmingsplan moeten de nieuwe hogere waarden voor het ziekenhuis zijn verleend.

Verder blijikt uit het onderzoek dat de geluidbelasting op de gevel van het ziekenhuis 53 dB bedraagt vanwege het verkeer op het gedeelte van de Brechtzijde waarvoor een maximale snelheid van 30 km/h geldt. Op grond van de Wet geluidhinder geldt voor deze wegen geen zone en kan ook geen hogere waarde geluid worden vastgesteld. in het kader van het bestemmingsplan moet wel beoordeeld worden of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Hier omtrent kan vastgesteld worden dat de geluidbelasting vanwege dit deel van de Brechtzijde niet dermate hoog is dat deze als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. Gelet op de verwachte gevelisolatie van het ziekenhuis mag aangenomen worden dat voldaan kan worden aan de vereiste binnenwaarden in de geluidgevoelige ruimten.

Hogere waarden

Bij het vaststellen van hogere waarden moet rekening worden gehouden met het eventueel optreden van cumulatie van geluid. Ter bescherming van (toekomstige) patiënten mag de gecumuleerde geluidsbelasting niet onaanvaardbaar hoog worden. De cumulatieve geluidsbelasting als gevolg van verkeerslawaai bedraagt binnen het bestemmingsplan Zorghart ten hoogste 64 dB. Bij het dimensioneren van de gevelisolatie moet rekening worden gehouden met de gecumuleerde geluidsbelasting. De gecumuleerde geluidsbelasting wordt als aanvaardbaar beschouwd. Gelet op de gebruiksfunctie, de hierbij behorende ventilatiewijze van het gebouw en de te verwachten gevelisolatie van het ziekenhuis mag aangenomen worden dat voldaan kan worden aan de vereiste binnenwaarden in de geluidgevoelige ruimten.

Het besluit hogere waarde geluid is opgenomen in Bijlage 9 van deze plantoelichting.

Reconstrucieonderzoek Zorghart

Er wordt een rotonde aangelegd ter plaatse van de T-splitsing Toneellaan - Brechtzijde - Zijdewerf. Dit is een wijziging van een weg. Op grond van de Wet geluidhinder moet onderzocht worden of er sprake is van een reconstructie van een weg als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder. Er is sprake van een reconstructie van een weg als een of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg ten gevolge waarvan de geluidsbelasting zonder het treffen van maatregelen met 2 dB of meer toeneemt.

De resultaten van dit reconstruciteonderzoek zijn opgenomen in het rapport "Zoetermeer - Zorghart BP00013; Akoestisch onderzoek reconstructie" (kenmerk rapport M.2011.1588.02.R003) van 10 mei 2012 (versie 005). Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 10 van de plantoelichting.

Uit het onderzoek blijkt dat voor de wijziging van de Toneellaan en Zijdewerf geen sprake is van een reconstructie. Voor de Brechtzijde is er wel sprake van een reconstructie voor het ziekenhuis. De geluidsbelasting op de gevel van het ziekenhuis neemt maximaal met afgerond 3 dB toe tot 52 dB in 2022.

Met het toepassen van stiller asfalt op de Brechtzijde kan deze toename gereduceerd worden tot 2 dB. Hierop volgt dat het toepassen van stil asfalt geen (financieel) doelmatige maatregel is. Het toepassen van schermen in binnenstedelijke situatie is vanuit stedenbouwkundig oogpunt ongewenst. Dit betekent dat voor het ziekenhuis een hogere waarden benodigd is vanwege het verkeer van de Brechtzijde. Hiervoor wordt verwezen naar de hiervoor opgenomen bevindingen van het Akoestisch onderzoek Zorghart.

5.4 Bodemkwaliteit

Omdat de kwaliteit van de bodem mede bepalend is voor de vraag welke bestemmingen kunnen worden gelegd en of het plan uitvoerbaar is, dient bodemonderzoek plaats te vinden.

Voordat het landschap beïnvloed werd door menselijke activiteiten behoorde het plangebied Zorghart tot een uitgestrekt veengebied. De polder 't Lange Land (later: de Zoetermeersche of Nieuwe Drooggemaakte Polder), waarin het plangebied gelegen is, is in de tweede helft van de 18e eeuw drooggemalen. Later begon men op grote schaal veen af te graven ten behoeve van de brandstofvoorziening van de grote steden.

Vanaf de inpoldering is het gebied in gebruik geweest als landbouwgebied. Vanaf begin jaren '70 van de vorige eeuw is het gebied bouwrijp gemaakt ten behoeve van de aanleg van de woonwijk De Leyens. In die tijd was het nog niet gebruikelijk bodemonderzoek uit te voeren voor de bouw van (zieken)huizen en bedrijfspanden en voor de aanleg van wegen. Later zijn incidenteel bodemonderzoeken uitgevoerd op diverse kleine locaties binnen het plangebied.

Deze locaties worden wat uitgebreider behandeld in de rapportage (Bijlage 13) van het 'Inventariserend historisch bodemonderzoek Zorghart Zoetermeer' van oktober 2007. Doel van dit onderzoek was inzicht te geven in de bodembedreigende activiteiten die in het plangebied plaatsvinden of hebben plaatsgevonden. Bovendien wordt in het onderzoek aangegeven waar in geval van bestemmingsplanwijziging of bouwactiviteiten knelpunten met betrekking tot bodemverontreiniging kunnen ontstaan.

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer valt het plangebied binnen de zone 'wonen vanaf 1960'. Deze zone-indeling houdt in dat de bodem over het algemeen schoon is. Dit wil zeggen dat de parameters zware metalen en PAK gemiddeld onder de streefwaarde worden aangetroffen.

Op basis van het uitgevoerde inventariserend historisch bodemonderzoek zijn binnen het plangebied slechts de slootdempingen uit het verleden als verdachte locaties aangewezen. De ligging van de slootdempingen is niet geheel bekend maar zal bij uitvoering van eventuele verkennende bodemonderzoeken als aandachtspunt moeten dienen. Er zijn geen ondergrondse tanks aanwezig.

5.5 Bedrijven En Milieuzonering

5.5.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  2. 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

5.5.2 VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering

Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.

Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
  • categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

5.5.3 Staat van horeca-activiteiten

De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-activiteiten te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.

Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:

  • geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
  • verkeersaantrekkende werking;
  • parkeerdruk.

In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

  • de voor de verschillende soorten horeca-activiteiten over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.

Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:

Categorie 1 'Lichte horeca'
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

  1. a. aan detailhandel verwante horeca;
  2. b. overige 'lichte' horeca;
  3. c. bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, te weten:
    1. 1. bedrijven genoemd in de subcategorie 1a en 1b in de gevallen dat het bedrijfsoppervlak meer dan 250 m² bedraagt;
    2. 2. restaurants met bezorg- en/of afhaalservice.

Categorie 2 'Middelzware horeca'
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.

Categorie 3 'Zware horeca'
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen dancings, discotheken en partycentra.

5.5.4 Milieuzonering in het plan

Rustige woonwijk of gemengd gebied?

De woningen die het dichtst bij het Zorghart liggen zijn de woningen aan de Brechtzijde. Deze woningen behoren tot een rustige woonwijk. De woningen liggen aan de rand van de wijk Buytenwegh De Leyens. Deze wijk bestaat voornamelijk uit woningen met in het centrum van de wijk een wijkwinkelcentrum. In de rij woningen aan de Brechtzijde is een dierenkliniek en een kantoor gevestigd. De woningen aan de overzijde van de Aziëweg aan de Nimfkruidvaart en de Lissenvaart behoren tot de woonwijk Seghwaert. Deze woningen liggen vlak langs de Aziëweg, die onderdeel is van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. In lijn met de VNG-brochure zijn deze woningen vanwege de ligging langs de hoofdwegenstructuur, ondanks het feit dat ze onderdeel uitmaken van een woonwijk, aan te merken als woningen in een gemengd gebied. Dit houdt in dat de richtafstanden voor deze woningen een afstandsstap kunnen worden verlaagd.

Milieuzonering
In Bijlage 2 is een overzicht opgenomen van de in het plangebied gevestigde bedrijven, kantoren, voorzieningen, instellingen en detailhandel. Verpleegtehuizen en ziekenhuizen zijn volgens de hiervoor genoemde VNG-brochure aan te merken als een categorie 2-activiteit. De andere functies die in het ziekenhuis en de andere zorginstellingen gevestigd kunnen worden (zoals een kapper, jeugdopvang en detailhandel) zijn op de grond van de regels beperkt tot maximaal milieucategorie 2. Binnen de bestemming 'Wonen' zijn de functies die zijn toegestaan op grond van de regels ook beperkt tot maximaal categorie 2. Voor milieubelastende functies die vallen in milieucategorie 2 geldt een richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe functies en bedrijven. Er hoeft dan ook niet getoetst te worden aan de richtafstanden uit de VNG-brochure. De aanwezige functies en bedrijven in het plangebied vallen bovendien allemaal in milieucategorie 1 en 2 en kunnen daarmee gekwalificeerd worden als lichte bedrijvigheid die in algemene zin aanvaardbaar is in een stedelijke omgeving. Van de zorginstellingen zelf is weinig hinder te verwachten, omdat de activiteiten hoofdzakelijk inpandig plaatsvinden. Voor de zorginstellingen geldt verder dat deze activiteiten zelf ook gebaat zijn bij rust. Gelet op het feit dat het bestaande situaties betreffen en er op dit moment geen sprake is van onaanvaardbare hinder voor omwonenden, is de conclusie gerechtvaardigd dat dit bestemmingsplan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat.

Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van activiteiten. De situatie bij een specifieke activiteit kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een activiteit als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemeen toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor activiteiten die maximaal 1 afstandsstap afwijkt van de richtafstanden van de op grond van de miliezonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien activiteiten uit maximaal categorie 2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor activiteiten uit maximaal categorie 3.1.

Horeca
Op de gronden met de bestemming 'Maatschappelijk' is horeca toegestaan in de categorieën 1a en 1b als bedoeld in de 'Staat van horeca-activiteiten'. Horecabedrijven die vallen in deze categorieën zijn onder andere hotels, restaurants, ijssalons en snackbars. De horecabedrijven die vallen in de categorieën 1a en 1b, vallen eveneens binnen milieucategorie 1 uit de VNG-brochure. Er zijn dan ook geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat te verwachten.

5.6 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Hogedruk aardgastransportleidingen van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van dat besluit. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.

5.6.1 Toetsing plangebied

Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren of er bestaande Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, of van welke inrichtingen buiten het plangebied een invloedsgebied hebben die het plangebied overlapt. Daarnaast is van belang of het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk maakt.

In het plangebied dan wel in de nabijheid van het plangebied liggen geen inrichtingen of contouren van inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is. Het bestemmingsplan maakt verder de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen niet mogelijk.

Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet gebeuren. In het plangebied dan wel in de directe omgeving van het plangebied ligt geen LPG-tankstation dan wel een andere bedrijf dat gevaarlijke stoffen heeft. Daarom is het niet aannemelijk dat er langs en/of binnen het plangebied structureel vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.Wel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Europaweg. Een deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Europaweg (het gebied binnen 325 meter van de Europaweg). Het aantal personen in het invloedsgebied zal niet toenemen op grond van de mogelijkheden die rechtstreeks op grond van het bestemmingsplan zijn mogelijk gemaakt. Hiedoor is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Wanneer de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het Verpleeghuis Vivaldi wordt benut, is het wel mogelijk dat het aantal personen in het invloedsgebied toeneemt. Bij het opstellen van het wijzigingsplan zal dan ook onderzocht moeten worden of er sprake zal zijn van een significante toename van het groepsrisico.

Er liggen geen relevante buisleidingen in of in de directe omgeving van het plangebied.

Uit het voorgaande volgt dat externe veiligheid geen belemmeringen oplevert voor dit bestemmingsplan.

5.6.2 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

Op 15 maart 2012 heeft de Veiligheidsregio Haaglanden in het kader van het bestemmingsplan advies uitgebracht (zie Bijlage 11 van de toelichting voor dit advies). Uit dit advies bijkt dat het bestemmingsplan voldoende rekening houdt met het aspect externe veiligheid. Er kunnen op dit moment nog geen adviezen gegeven worden met betrekking tot de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid voor het verpleeghuis Vivaldi. De gemeente zal, zoals ook gevraagd is in het advies, de Veiligheidsregio betrekken bij de gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid.

5.7 Water

Het plangebied is onderdeel van de waterstaatkundige eenheid Nieuwe Driemanspolder. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem één geheel vormt. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder in het plangebied.

Het waterpeil in het plangebied is N.A.P. - 5.80 meter. In het plangebied kan het water tot N.A.P. - 4,50 meter stijgen (peilstijging 1,30 meter).

Het plangebied heeft een gescheiden rioolstelsel. Bij een gescheiden rioolstelsel wordt het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afvalwater wordt via het vuilwaterriool afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bij nieuwbouw en herbouw wordt het huishoudelijk afvalwater gescheiden van het regenwater, waardoor ook nieuwe verharde oppervlakten zijn afgekoppeld. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan zowel landelijk beleid als het beleid van de waterbeheerder.

Op het water en de waterkeringen is de Keur van Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze Keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een Keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00013-0004_0009.png"

Figuur 5.1: Watersysteem in (de omgeving van) het Zorghartgebied

Het plangebied is grotendeels verhard. Het hemelwater dat in het gebied valt wordt afgevoerd naar de waterpartij aan de westzijde van het plangebied. Deze waterpartij is onderdeel van het wijkwater. Overtollig water wordt door gemaal De Leyens uitgeslagen op de Zoetermeerseplas. Het Hoogheemraadschap kijkt bij vergelijking van oude en nieuwe planologie niet naar het bestemmingsplan, maar enkel naar de fysieke toestand van het plangebied. Voor elke toename van het bebouwd of verhard oppervlakte moet 15% extra water in het plan gerealiseerd én als zodanig bestemd worden. Dit bestemmingsplan voorziet niet in een toename van de verharding ten opzichte van de huidige situatie. Watercompensatie is dan ook niet noodzakelijk.

Op grond van het voorgaande kan vastgesteld worden dat het bestemmingsplan geen nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding.

5.8 Flora En Fauna

Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied dan wel in de directe nabijheid van een beschermd natuurgebied.

In het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Zorghart heeft bSR ecologisch advies in opdracht van de Gemeente Zoetermeer een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezige natuurwaarden in het plangebied. De reden hiervoor was dat er destijds nog sprake was van een uitbreiding/vernieuwing van 't Lange Land Ziekenhuis en het verpleeghuis Vivaldi (voorheen bekend onder de naam Regionaal Expertise Centrum (REC)) van de Vierstroom. Zoals aangegeven in paragraaf 1.3 is de uitbreiding/vernieuwing van het verpleeghuis inmiddels gerealiseerd en is de uitbreiding/vernieuwing van 't Lange Land Ziekenhuis niet meer aan de orde.

Het onderzoek van bSR ecologisch advies, waarvan de resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Quick scan Zorghart Zoetermeer' van 4 april 2008, heeft zich gericht op 'streng' beschermde soorten, dat wil zeggen soorten die voorkomen op de lijst van tabel 2 of tabel 3 van de Flora- en faunawet. In het geval dat soorten van deze lijsten voorkomen in het te herontwikkelen gebied dient bij het ministerie van LNV een omgevingsvergunning voor de activiteit 'handelen met gevolgen voor beschermde soorten' aangevraagd te worden.

Onderzoeksresultaten

Er zijn tijdens de veldinventarisatie op 4 maart 2008 geen beschermde soorten waargenomen binnen de grenzen van het onderzoeksgebied. Evenmin zijn directe aanwijzingen gevonden voor het voorkomen van beschermde soorten, zoals resten van beschermde planten of spechtenholen. Wel is vastgesteld dat het onderzoeksgebied potentie heeft als leefgebied voor een aantal beschermde dieren en planten.

Aanbevolen wordt om bij een eventuele sloop van bestaande bebouwing onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van vleermuizen in deze bebouwing. Indien er herinrichtingsplannen zijn rond de greppel op het parkeerterrein, dan is eenmalig onderzoek in het late voorjaar (mei/juni) naar de aanwezigheid van de beschermde Rietorchis aan te bevelen.

Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 12 behorende bij de plantoelichting.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het plan voorziet daarnaast in enige flexibiliteit, daar waar ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om redelijke uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande situaties, zodat ontwikkelingen ten behoeve van de lopende bedrijfsvoering kunnen worden opgevangen. Overigens is bij de afweging om te bepalen wat redelijk wordt geacht, ook de regelingen uit het vorige bestemmingsplan betrokken en of recentelijk al dan niet uitbreiding of nieuwbouw heeft plaatsgevonden.

In dit bestemmingsplan Zorghart is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. De SVBP-verplichting geldt echter vanaf 1 januari 2010.

6.2 Planregels

6.2.1 Planopbouw

De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk omvat omschrijvingen van de gehanteerde begrippen. In de 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Het tweede hoofdstuk omvat de bestemmingen die aan de gronden binnen het plan zijn toegekend. Per bestemming wordt een doeleindenomschrijving gegeven, waarin is verwoord welk gebruik is toegestaan. Naast deze omschrijving worden ook de bouwmogelijkheden en eventuele afwijkingsregels weergegeven.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk geeft de anti-dubbeltelbepaling en de algemene afwijkingsregels weer.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk omvat de standaard overgangsregels ten aanzien van bouwwerken en gebruik, en de slotbepaling.

6.2.2 Inleidende regels

6.2.3 Bestemmingsregels

6.2.4 Algemene regels

6.2.5 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wro is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Het Bro schrijft voor dat er sprake is van een bouwplan indien het bestemmingsplan in de volgende mogelijkheden voorziet:

  1. a. de bouw van een of meer woningen;
  2. b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  3. c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 bvo of met een of meer woningen;
  4. d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  5. e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 bvo bedraagt;
  6. f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 bvo.

In het onderhavige bestemmingsplan wordt aan het Lange Land Ziekenhuis de mogelijkheid geboden om de bestaande bebouwing met 4000 m2 uit te breiden. Deze uitbreiding dient als bouwplan gekwalificeerd te worden en valt onder sub c van bovenstaande opsomming. Het gaat in casu echter om een uitbreiding van het ziekenhuis die ook al onder de voorschriften van het voorgaande bestemmingsplan mogelijk was. In uitzondering op de hiervoor genoemde algemene regel bepaalt artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wro dat geen exploitatieplan vastgesteld kan worden voor bouwplannen die reeds mogelijk zijn gemaakt in een voorgaand bestemmingsplan, mits ze ongewijzigd in de nieuwe, onder de Wro tot stand gekomen, planologische maatregel worden overgenomen. In casu hoeft voor dit bouwplan derhalve geen exploitatieplan vastgesteld te worden.

Daarnaast is in het onderhavige bestemmingsplan sprake van een verruiming van de bestemming van de bestaande bebouwing. Het bestemmingsplan maakt in de bestaande bebouwing namelijk horeca, dienstverlening en detailhandel mogelijk. Dit zou een bouwplan als bedoeld onder sub e van bovenstaande opsomming kunnen zijn, echter het aantal vierkante meters van deze verruiming van de bestemming is beperkt. Het totale aantal vierkante meters aan horeca, dienstverlening en detailhandel mag op basis van dit bestemmingsplan slechts 1400 m2 zijn. Bovendien gaat het om grotendeels reeds bestaande functies in het ziekenhuis. Derhalve is bij deze verruimingsmogelijkheid geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro.

Tevens wordt in het onderhavige bestemmingsplan voor de locaties GGZ en Vivaldi een uitbreiding van de bebouwing mogelijk gemaakt. Deze uitbreidingsmogelijkheden blijven echter onder de onder sub c van bovenstaande opsomming genoemde 1000 m2 bvo. Derhalve is ook bij deze uitbreidingsmogelijkheid geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro.

Gezien het voorgaand is de vaststelling van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan niet aan de orde.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

De gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is bestaand stedelijk gebied, waarbinnen geen grootschalige ontwikkelingen zijn te verwachten. De voorgenomen grootschalige nieuwbouw van het Lange Land Ziekenhuis gaat, zoals al eerder in de plantoelichting is aangegeven, voorlopig niet door. De infrastructurele aanpassingen in het plangebied (zie Bijlage 3) worden betaald uit de op basis van de Nota Mobiliteit daarvoor beschikbaar gestelde middelen.

7.1.3 Planschade

Tot slot is door middel van een planschaderisicoanalyse de mogelijke planschade onderzocht. De conclusie is dat er geen sprake is van planschade ten gevolge van de toekomstige inwerkingtreding van het bestemmingsplan Zorghart. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 14 van deze toelichting. Naar aanleiding van een zienswijze van een reclamant heeft Kraan & De Jong een onderzoek uitgebracht naar de beperkingen voor zijn perceel ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Dit advies heeft geleid tot enige wijzigingen in het bestemmingsplan. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 15 van deze toelichting.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In het kader van de ontwikkelingen in Zorghart is een aantal informatieavonden (20 maart 2007, 19 juni 2007, 28 juni 2007 en 3 juli 2007) georganiseerd voor omwonenden. Op deze bijeenkomsten is het programma toegelicht en heeft een uitwisseling van ideeën plaatsgevonden.

Het voorontwerpbestemmingsplan Zorghart heeft in het kader van de inspraak vanaf 6 maart 2009 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om een inspraakreactie in te dienen. In deze periode is een inloopavond georganiseerd voor bewoners, andere belanghebbenden en belangstellenden. Parallel aan de inspraak is het voorontwerpbestemmingsplan voor overleg ex artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar diverse instanties. De resultaten van inspraak en overleg ex artikel 3.1.1 Bro zijn samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en Overleg. Deze nota is opgenomen als Bijlage 16 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Eind 2010 heeft 't Lange Land Ziekenhuis de gemeente op de hoogte gebracht van ontwikkelingen binnen het ziekenhuis en meer in algemene zin van de gevolgen van het rijksbeleid voor 't Lange Land Ziekenhuis. Deze leiden er toe dat de voorgenomen grootschalige nieuwbouw van het ziekenhuis niet doorgaat. Zoals aangegeven in paragraaf 6.1 is de aard van het ontwerpbestemmingsplan daarom hoofdzakelijk conserverend van aard geworden.

Het college van burgemeester en wethouders heeft met ingang van 8 juni 2012 het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor inzage voor de duur van 6 weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (zie Nota Zienswijze Ontwerpbestemmingsplan Zorghart). Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

In februari 2011 heeft de gemeenteraad van Zoetermeer de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Fragment Provinciale Kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Bijlage 1 Fragment provinciale kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Bijlage 2 Bedrijven En Voorzieningen

Bijlage 2 Bedrijven en voorzieningen

Bijlage 3 Definitief Ontwerp Rotonde En Fietspad Brechtzijde - Toneellaan

Bijlage 3 Definitief Ontwerp rotonde en fietspad Brechtzijde - Toneellaan

Bijlage 4 Randvoorwaarden Zorghart

Bijlage 4 Randvoorwaarden Zorghart

Bijlage 5 Modelkeuze Zorhart

Bijlage 5 Modelkeuze Zorhart

Bijlage 6 Uitkomst Participatietraject En Raadsbesluit Randvoorwaarden Zorghart 2007

Bijlage 6 Uitkomst participatietraject en raadsbesluit Randvoorwaarden Zorghart 2007

Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 7 Luchtkwaliteitsonderzoek

Bijlage 8 Akoestisch Onderzoek Zorghart

Bijlage 8 Akoestisch onderzoek Zorghart

Bijlage 9 Besluit Hogere Waarden Geluid Bp Zorghart

Bijlage 9 Besluit hogere waarden geluid BP Zorghart

Bijlage 10 Reconstructieonderzoek Zorghart

Bijlage 10 Reconstructieonderzoek Zorghart

Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

Bijlage 11 Advies Veiligheidsregio Haaglanden

Bijlage 12 Onderzoek Flora En Fauna

Bijlage 12 Onderzoek flora en fauna

Bijlage 13 Bodemonderzoek

Bijlage 13 Bodemonderzoek

Bijlage 14 Planschaderisicoanalyse

Bijlage 14 Planschaderisicoanalyse

Bijlage 15 Planschaderisicoanalyse Brechtzijde

Bijlage 15 Planschaderisicoanalyse Brechtzijde

Bijlage 16 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 16 Nota Inspraak en Overleg

Bijlage 17 Collegebesluit Ontwerpbestemmingsplan Zorghart 29 Mei 2012

Bijlage 17 Collegebesluit Ontwerpbestemmingsplan Zorghart 29 mei 2012

Bijlage 18 Nota Zienswijze Ontwerpbestemmingsplan Zorghart

Bijlage 18 Nota Zienswijze Ontwerpbestemmingsplan Zorghart

Bijlage 19 Nota Van Aanpassingen

Bijlage 19 Nota van Aanpassingen

Bijlage 20 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State

Bijlage 20 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State