De Leyens en Noordhove
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 22-01-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aanbouw
een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:
- administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
- het houden van een webshop of een bed en breakfast;
- ambachtelijke bedrijvigheid,
waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.
1.4 achtergevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel, niet zijnde een zijgevel.
1.5 afhaalcentrum
het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.
1.6 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.
1.7 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.10 atelier
werkplaats van een kunstenaar, ontwerper en dergelijke.
1.11 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.12 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.13 bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.14 bedrijfsgebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 5% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m².
1.15 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.18 bed en breakfast
een aan huis verbonden beroep of bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf van maximaal vier slaapplaatsen en waarbij het verstrekken van consumpties ondergeschikt is.
1.19 begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00021-0004 met bijbehorende regels en bijlagen.
1.23 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.24 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.25 bijzondere woonvormen
woonvormen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen voor de bewoners van het gebouw(encomplex).
1.26 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 buitenrijbak
niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem voor training en africhting van paarden.
1.33 cateringsbedrijf
een bedrijf waar voedsel en/of dranken worden bereid, die door of vanuit het bedrijf naar de eindgebruiker worden gebracht.
1.34 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.35 cultuurhistorisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie.
1.36 cultuurhistorische waarde
een waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.
1.37 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.38 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.
1.40 ecologische waarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
1.41 eerste verdieping
tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.
1.42 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.43 erfbebouwing
functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.
1.44 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals markten, braderieën, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, feesten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, kermissen, circussen en thematische beurzen.
1.45 evenemententerrein
open terrein voor evenement.
1.46 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.47 fte
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek.
1.48 garagebox
een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.
1.49 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.50 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.51 gestapelde woningen
een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
1.52 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.
1.53 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 horeca
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de Staat vanhoreca-activiteiten.
1.55 kantine
een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.
1.56 kantoor
een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.
1.57 kunstwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.58 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.
1.59 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen en jeugdopvang, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.
1.60 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.61 natuurwaarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.62 niet-gestapelde woningen
een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woning.
1.63 nutsvoorziening
voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.
1.64 onderbouw of souterrain
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.65 onderdoorgang
een onbebouwde ruimte onder een bouwwerk die meestal ten dienste staat van verkeer, groen of water.
1.66 ontsluitingsweg
een weg, pad of doorgang die toegang verschaft tot een perceel.
1.67 operators / providers
aanbieders van een mobiel netwerk.
1.68 paardenbak
een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.69 plan
het bestemmingsplan De Leyens en Noordhove van de gemeente Zoetermeer.
1.70 peil
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; - c. in overige gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.71 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.72 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.
1.73 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.74 site sharing
het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.
1.75 speelautomatenhal
een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de Wet op de kansspelen.
1.76 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.77 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren of het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.78 tegenoverliggende woning
een tegenover een gebouw gesitueerde bestaande woning, waarbij het betreffende gebouw zich bevindt binnen de zone die wordt gevormd door de horizontale hoeken van 120º ten opzichte van de voorgevelrooilijn respectievelijk achtergevel(rooilijn) van de bestaande woning, gemeten ter plaatse van de geveluiteinden; een tegenoverliggende woning kan zowel binnen als buiten het plangebied zijn gesitueerd.
1.79 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.80 uitbouw
een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.81 voorgevel
de naar de weg gekeerde zijde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel.
1.82 voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.
1.83 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.84 winkelvloeroppervlak (wvo)
het vloeroppervlak in vierkante meters wat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Dus exclusief administratieruimte, kantines, toiletten, magazijnruimte, ruimte voor ontvangst van goederen, verwerkingsruimte en dergelijke.
1.85 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.86 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.87 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van 1 woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 oppervlakte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.6 vloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten';
- b. bedrijfsgebonden kantoren met een bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) dat minder bedraagt dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 3000 m²;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot' uitsluitend de opslag van baggerspecie verspreidbaar, groenvoorzieningen, wegen en paden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'garage' tevens:
- 1. detailhandel in auto's, met bijbehorende showroom en uitstalling ten verkoop in de buitenruimte;
- 2. autoservice- en reparatiebedrijf, met uitzondering van een autoplaatwerkerij en een autospuitinrichting;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' uitsluitend een gemaal;
- f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' uitsluitend een nutsvoorziening;
- g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg', tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg met bijbehorende gebouwen, installaties, overkappingen en luifels en ondergeschikte detailhandel met een winkelvloeroppervlak van maximaal 125 m²;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'zend/ontvangstinstallatie uitgesloten' is een zend/ontvangstinstallatie uitgesloten;
met daaraan ondergeschikt:
- i. groenvoorzieningen;
- j. kunstwerken;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. objecten van beeldende kunst;
- m. parkeervoorzieningen;
- n. recelameobjecten;
- o. vlaggenmasten en lichtmasten;
- p. water;
- q. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. uitsluitend op de begane grond, ambachtelijk bedrijf;
- b. uitsluitend op de begane grond, detailhandel, tot en met categorie B van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
- c. uitsluitend op de begane grond, dienstverlening, uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
- d. uitsluitend op de begane grond, horeca tot en met categorie 2 van de in Bijlage 3 bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten;
- e. uitsluitend op de begane grond, kantoren tot 100 m² bvo per vestiging;
- f. uitsluitend op de begane grond, maatschappelijke voorzieningen uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
- g. uitsluitend op de verdiepingen, wonen, waarbij entrees, stijgpunten en bergingen ten behoeve van wonen wel op de begane grond zijn toegestaan;
- h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen op de begane grond;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' tevens een raillijn met bijbehorende spoor banen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - standplaats' tevens standplaats(en);
- k. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' tevens een onderdoorgang ten behoeve van het langzaam verkeer;
- l. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' tevens opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
met daaraan ondergeschikt:
- m. groenvoorzieningen;
- n. haltevoorzieningen voor openbaar vervoer;
- o. kunstwerken;
- p. nutsvoorzieningen;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. objecten van beeldende kunst;
- s. reclameobjecten
- t. speelvoorzieningen;
- u. vlaggenmasten en lichtmasten;
- v. verblijfsgebied en terassen;
- w. water;
- x. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen;
- b. ambachtelijk bedrijf;
- c. bedrijven uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging';
- d. dienstverlening uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging';
- e. kantoren tot 100 m² bvo per vestiging;
- f. maatschappelijke voorzieningen uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
- g. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel uit categorie A van de in bijlage 2 bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging;
met daaraan ondergeschikt:
- h. groenvoorzieningen;
- i. kunstwerken;
- j. nutsvoorzieningen;
- k. objecten van beeldende kunst;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. reclameobjecten;
- n. speelvoorzieningen;
- o. vlaggenmasten en lichtmasten;
- p. verblijfsgebied;
- q. water;
- r. wegen en paden;
met de daarbij behorende terreinen en bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a.
wonen; - b.
ambachtelijk bedrijf; - c.
bedrijven uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging'; - d.
detailhandel uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging'; - e.
dienstverlening uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging'; - f.
horeca tot en met categorie 2 van de in Bijlage 3 bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten'; - g.
kantoren uit categorie A van de in Bijlage 2 deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging'; - h.
maatschappelijke voorzieningen uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regelsbehorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging'; - i.
sport uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging';
met daaraan ondergeschikt:
- j.
groenvoorzieningen; - k.
kunstwerken; - l.
nutsvoorzieningen; - m.
objecten van beeldende kunst; - n.
parkeervoorzieningen; - o.
reclameobjecten; - p.
speelvoorzieningen; - q.
verblijfsgebied en terrassen; - r.
vlaggenmasten en lichtmasten; - s.
water; - t.
wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Gemengd - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijke bedrijven;
- b. praktijkruimten;
- c. detailhandel uit categorie A van de in 'Bijlage 1' bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging';
- d. kinderopvang en sociaal culturele doeleinden;
- e. horeca uit categorie 1 van de in 'Bijlage 3' bij deze regels behorende 'Staat vanhoreca-activiteiten;
- f. kantoren;
met daaraan ondergeschikt:
- g. groenvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. objecten van beeldende kunst;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. reclameobjecten;
- m. speelvoorzieningen;
- n. verblijfsgebied en terrassen;
- o. vlaggenmasten en lichtmasten;
- p. water;
- q. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder a en b, voor het bouwen van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:
- a. de bouwhoogte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 40 m²;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Kantoor
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren;
- b. ambachtelijke bedrijven;
- c. dienstverlening uit categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens maatschappelijke voorzieningen uit categorie A van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten tot maximaal 500² b.v.o.;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. reclameobjecten;
- j. lichtmasten en vlaggenmasten;
- k. water;
- l. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor raam- en straatprostitutie.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie B van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - fietsenstalling' uitsluitend een fietsenstalling;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'sport' tevens een sportzaal;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' uitsluitend een woonzorgcomplex;
met daaraan ondergeschikt:
- a. groenvoorzieningen;
- b. kunstwerken;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. objecten van beeldende kunst;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. speelvoorzieningen;
- g. vlaggenmasten en lichtmasten;
- h. water;
- i. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor wonen:
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 11 Natuur
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbak;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' uitsluitend school- en wijktuinen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. verblijfsgebied;
- i. vlaggenmasten en lichtmasten;
- j. wegen en paden;
- k. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik ten behoeve van wonen en/of nachtverblijf;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- e. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 13 Recreatie - Volkstuinen
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Volkstuinen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. volkstuinen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding- zend/ontvangstinstallatie uitgesloten' is een zend/ontvangstinstallatie niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. objecten van beeldende kunst;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. verblijfsgebied;
- j. vlaggenmasten en lichtmasten;
- k. wegen en paden;
- l. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Sport
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport tot en met categorie 3.1 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten';
- b. ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' tevens een praktijk voor fysiotherapie;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding- zend/ontvangstinstallatie uitgesloten' is een zend/ontvangstinstallatie niet toegestaan;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' tevens een overkapping;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. speelvoorzieningen;
- k. verblijfsgebied en terrassen;
- l. vlaggenmasten en lichtmasten;
- m. water;
- n. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca, met uitzondering van vormen van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van de in lid 14.1 genoemde voorzieningen;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
14.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 15 Verkeer
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Verkeer - Railverkeer
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een raillijn met bijbehorende spoorbanen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke aanduiding- zend/ontvangstinstallatie uitgesloten' is een zend/ontvangstinstallatie niet toegestaan;
- c. fietsenstallingen;
- d. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- e. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. objecten voor reclame;
- k. parkeervoorzieningen;
- l. reclameobjecten;
- m. vlaggenmasten;
- n. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- o. water;
- p. windbeperkende voorzieningen;
met de daarbij behorende bouwwerken.
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- d. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca met uitzondering van terrassen;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 18 Water
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 19 Wonen - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
19.2 Bouwregels
19.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 20 Wonen - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woonwagenstandplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep ofbedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel in brand en explosiegevaarlijke goederen' tevens de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstwerken;
- e. nutsvoorzieningen;
- f. objecten van beeldende kunst;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. vlaggenmasten en lichtmasten;
- k. water;
- l. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 21.2.1 onder g voor het plaatsen van een woonwagen op een afstand van minder dan 5 m van een andere woonwagen mits:
- a. de afstand tussen de woonwagens minimaal 2 m bedraagt;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 22 Leiding - Water
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 22.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 22.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 23 Waarde - Archeologie
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
23.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 23.2 onder b en kan in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 24.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager positief advies heeft overgelegd van de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 26 Algemene Bouwregels
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 27 Algemene Afwijkingsregels
27.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
- c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de goothoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale goothoogte;
- d. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
- e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m².
27.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
27.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 27.1 en 27.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 28 Overige Regels
28.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Artikel 22 Leiding - Water;
- b. in de tweede plaats de regels van Artikel 23 Waarde - Archeologie;
- c. in de derde plaats de regels van Artikel 24 Waterstaat - Waterkering.
28.2 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:
- a. de bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
- b. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken;
- d. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 31 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan De Leyens en Noordhove.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van De Planherziening
In het kader van de uitvoering van het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2011-2013 (raadsbesluit d.d. 21 maart 2011) moeten ook de plannen die gelden voor de woonwijken De Leyens en Noordhove geactualiseerd worden. Voor het gebied geldt een lappendeken van planologische regelingen. Deze diversiteit aan regelingen komt de rechtszekerheid niet ten goede.
Deze integrale planherziening heeft ten doel het uniformeren en actualiseren van de planologische kaders en regels en niet te vergeten het samenvoegen van bestemmingsplannen waardoor het nieuwe bestemmingsplan beter toepasbaar is. Op deze manier zijn de planologisch-juridische regels afgestemd op de regels die gaan gelden voor andere woonwijken in Zoetermeer. Daarbij wordt de nieuwe regeling afgestemd op het gemeentelijke, provinciale en rijksbeleid.
Deze herziening betreft een conserverend bestemmingsplan. Hierin worden de bestaande situatie en mogelijkheden vastgelegd. De zone die in het geldende bestemmingsplan "Afronding Noordhove" is gereserveerd voor een (light)railverbinding van Zoetermeer naar Leiden is niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Het voornemen is deze zone in de toekomst te benutten voor woningbouw. Omdat de plannen nog niet voldoende concreet zijn, zijn deze niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Hiervoor zal derhalve een aparte ruimtelijke planprocedure worden doorlopen, waarbij de omwonenden en andere belanghebbenden de gelegenheid krijgen om te reageren.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplangebied beslaat de woonwijken De Leyens en Noordhove. De woonwijken liggen ten noorden van het stadscentrum aan de noordelijke rand van Zoetermeer. Het plangebied wordt begrensd door de Meerpolder in het noordwesten, de Zoetermeerse Plas, het recreatiegebied Noord Aa en de Noordhovense Plas in het noorden en de Benthuizerplas en de Aziëweg in het oosten. In het zuidwesten wordt het plangebied begrensd door Zwaardslootseweg en de Europaweg, de Lommerbaan en de Ruimtebaan. Ten zuidwesten van de wijk De Leyens ligt de woonwijk Buytenwegh, ten oosten van de wijk De Leyens en ten zuiden van de wijk Noordhove ligt de woonwijk Seghwaert. De zone, gelegen in het oostelijk deel van Noordhove die gereserveerd was voor de aanleg van een railverbinding tussen Zoetermeer en Leiden is niet meegenomen in dit bestemmingsplan.
Kaart 1.1: De ligging van het plangebied binnen Zoetermeer
Kaart 1.2: De begrenzing van het plangebied.
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Dit bestemmingsplan vervangt tien verschillende bestemmingsplannen en twaalf verschillende uitwerkings- en wijzigingsplannen. Een deel van deze plannen is gemaakt toen de wijken Noordhove en De Leyens nog gebouwd moesten worden en/of reeds in aanbouw waren. De wijken zijn voltooid, maar een aanzienlijk deel van deze plannen is al geruime tijd geleden vastgesteld en daardoor - in meer of mindere mate - verouderd. In onderstaande tabellen is een overzicht gegeven van de geldende bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.
Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vaststelling door gemeenteraad | Besluit van Gedeputeerde Staten | ||||||||||||||||
1.00 | Stadscentrum | 27 oktober 1975 | 16 juni 1976 | |||||||||||||||
4.01 | Buytenwegh De Leyens | 23 maart 1984 | 19 juni 1984 | |||||||||||||||
4.28 | Sartrezijde | 25 september 1983 | 21 mei 1987 | |||||||||||||||
4.42 | Meerpolder-Zuid | 19 december 1988 | 11 april 1989 | |||||||||||||||
4.43 | Aidaschouw Oost | 18 december 1989 | 24 april 1990 | |||||||||||||||
4.48 | Salomeschouw | 17 december 2001 | 5 juli 2002 | |||||||||||||||
4.49 | De Leyens-Noord | 26 mei 2003 | 9 december 2003 | |||||||||||||||
5.01 | Seghwaert 1975 | 29 september 1975 | 25 augustus 1985 | |||||||||||||||
6.09 | Afronding Noordhove | 28 januari 1998 | 12 mei 1998 | |||||||||||||||
6.10 | Bestaand Noordhove | 28 januari 2002 | 27 augustus 2002 |
Op het bestemmingsplannen De Leyens, Noordhove hebben de onderstaande uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen betrekking:
Tabel 2: Overzicht uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen:
Nr. | Uitwerkingsplan / wijzigingsplannen | vaststelling door college van B&W | Besluit van Gedeputeerde Staten | |||||||||||||||||||
4.13 | Cc, Cd, Ce, Cf, Cg, Ch, Ck Buytenwegh de Leyens | 13 april 1976 | 30 juni 1976 | |||||||||||||||||||
4.13a | 1e wijziging Cc, Cd, Ce, Cf, Cg, Ch, Ck Buytenwegh De Leyens | 10 januari 1978 | 11 april 1978 | |||||||||||||||||||
4.15 | Cl, Cm, Cx Buytenwegh De Leyens | 10 september 1976 | 8 december 1976 | |||||||||||||||||||
4.15a | 1e wijziging Cl, Cm, Cx Buytenwegh De Leyens | 18 februari 1980 | 6 mei 1980 | |||||||||||||||||||
4.19 | Ct, Dt, Da, Dj Buytenwegh De Leyens | 9 januari 1979 | 17 april 1979 | |||||||||||||||||||
4.19a | 1e wijziging Ct, Dt, Da, Dj Buytenwegh De Leyens | 14 april 1981 | 14 juli 1981 | |||||||||||||||||||
4.20 | Cn Buytenwegh de Leyens | 2 februari 1978 | 24 april 1979 | |||||||||||||||||||
4.23 | Cu Cw Buytenwegh de Leyens | 14 januari 1980 | 16 april 1980 | |||||||||||||||||||
4.23a | 1e wijziging Cu Cw Buytenwegh de Leyens | 27 juli 1982 | 26 oktober 1982 | |||||||||||||||||||
4.23b | 2e wijziging Cu Cw Buytenwegh de Leyens | 14 november 1989 | 20 februari 1990 | |||||||||||||||||||
4.50 | De Leyens noord (Werflaan) | 12 oktober 2004 | 21 december 2004 |
Kaart 1.3: geldende bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen.
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nota "Anders omgaan met water" (2000)
In de Nota "Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw" (2000) onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een "watertoets" voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.
Ook in dit bestemmingsplan is rekening gehouden met water. In paragraaf 5.5 is de watertoets opgenomen, waarbij ingegaan is op welke wijze compensatie van de toename van de verharding plaatsvindt door het toevoegen van oppervlaktewater.
2.1.2 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Het plangebied ligt binnen de rode contour en de bestaande stad. Het plan is conserverend van aard. Het plan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en 1e herziening Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave "Divers en samenhangend stedelijk netwerk" relevant (zie paragraaf 4.7 van de structuurvisie). Het hoofddoel is verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk.
Bij de Structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is de woonwijk De Leyens aangeduid als "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer" en de woonwijk Noordhove als "Stads- en dorpsgebied". Stedelijk gebied met hoogwaardig openbaar vervoer is omschreven als delen van het stedelijk gebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet. Stads- en dorpsgebied is een aaneengesloten bebouwd gebied, waarin de functies wonen, werken en voorzieningen gemengd en gescheiden voorkomen.
Het Binnenpark is aangeduid als "Stedelijk groen". Stedelijk groen is in de Structuurvisie gedefinieerd als groengebied binnen stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats. Deze gebieden zijn onderdeel van de Zuidvleugelgroenstructuur.
Op de Kwaliteitskaart 2020 is de woonwijk De Leyens aangeduid als 'Kwaliteit in stads- en dorpsgebied' . Voor deze gebieden geldt onder andere behoud en versterking van de diverse woon- en werkmilieus. Het zwaartepunt van verstedelijking ligt in gebieden die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.
De woonwijk Noordhove is aangeduid als 'Stedelijk netwerk'. Stedelijk netwerk is gedefinieerd als een stadsgebied bestaande uit samenhangende stedelijke agglomeraties en kernen die gekoppeld zijn aan het Zuidvleugelnet, alsmede de mainport Rotterdam en de greenport Westland/Oostland. Het Binnenpark is ook op deze kaart aangeduid als 'Stedelijk groen'.
In dit bestemmingsplan is niet voorzien in ontwikkelingen die strijdig zijn met de Structuurvisie.
Op 23 februari 2011 hebben Provinciale Staten de 1e herziening van de Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 29 februari is daarnaast de 2e herziening vastgesteld. Voor het plangebied zijn er in beide herzieningen geen relevante inhoudelijke wijzigingen opgenomen.
2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland en 1e herziening Verordening
De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de Structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de Structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011. Voor dit bestemmingsplan zijn er geen relevante inhoudelijke wijzigingen.
Op kaart 1 van de Verordening zijn de bebouwingscontouren per kern vastgelegd. Op grond van artikel 2, eerste lid, is verstedelijking buiten de bebouwingscontour niet toegestaan.
Het plangebied ligt binnen de bebouwingscontour. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met de provinciale Verordening Ruimte.
2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland
De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgoed, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen is vastgelegd in de provinciale Structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.
Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden als Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.
Het plangebied ligt niet in een van deze topgebieden. Daarnaast ligt het plangebied ook niet in een gebied dat op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur is aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is. In paragraaf 3.1 van de toelichting wordt hier nader op ingegaan.
2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010
Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vormgeeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.
Het bestemmingsplan conflicteert niet met de doelstellingen uit het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen het accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomst vast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het Waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011
Op 22 december 2009 is de Keur in werking getreden. In deze Keur zijn bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Waterwetvergunning. De keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleids- en Algemene regels 2011 is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
- g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen van een berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
- handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- aangepaste gladheidbestrijding;
- het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.12 van deze plantoelichting nader toegelicht.
2.3.2 Stadsgewest Haaglanden
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.
Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.
Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is het plangebied aangewezen als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied". Op de kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" is het plangebied aangeduid als "Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied met name binnen OV bereik".
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die strijdig zijn met het RSP.
Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011
Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. Eén van de doelstellingen is dat dagelijkse goederen op korte afstand van de consument beschikbaar moten zijn. Het voorbestaan van buurt- en wijkcentra en daarmee belangrijke dragers van de gewenste fijnmazige verzorgingsstructuur.
Het bestemmingsplan voorziet niet in uitbreiding van detailhandel. De bestaande wijkwinkelcentra van De Leyens en Noordhove zijn positief bestemd.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name opgave 2 (elke buurt een toekomst bieden), opgave 5 (Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer) van belang.
In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc.
In opgave 5 "Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer" is als doel opgenomen uitstekende openbaar vervoerverbindingen in de richting van en naar Leiden over de N206. Daarbij wordt voor de langere termijn gemikt op het uitbreiden van het lightrailnetwerk onder andere van Zoetermeer naar Leiden.
In het geldende bestemmingsplan was daartoe een reservering opgenomen voor de aanleg van een (light)railverbinding tussen Zoetermeer en Leiden. Deze railverbinding valt buiten dit bestemmingsplangebied. Het geldende bestemmingsplan biedt tevens de mogelijkheid om ter plaatse woningen te bouwen. Hiervoor zal in de toekomst een aparte ruimtelijke planprocedure worden doorlopen, waarbij de omwonenden en andere belanghebbenden de gelegenheid krijgen om te reageren.
Figuur 2.2: Kaart uit de Stadsvisie 2030
2.4.2 Bouwen aan Zoetermeer
Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.
In het plangebied liggen geen locaties die genoemd worden in Bouwen aan Zoetermeer.
2.4.3 Woonvisie (2009)
De in maart 2009 vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.
In dit bestemmingsplan is niet voorzien in nieuwe woningen.
2.4.4 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)
Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
- 1. Het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
- 2. Het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
- 3. Het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.
De tijdsintensieve en rustige verblijfsactiviteiten groeien nog steeds. Dit uit zich in een groeiende vraag naar recreatieve activiteiten in het groen, zoals wandel-, fiets- ,skate- , ruiter-, en kanoroutes. In het Noordelijk Plassengebied wordt bij uitstek vorm gegeven aan de overgang van de stad naar het Groene Hart. Het gebied is nu al intensief in gebruik en vraagt om een zorgvuldige zonering van functies, zoals horeca, water- en openluchtrecreatie.
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
De aanwezige bedrijvigheid in het plangebied blijft behouden. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met het Stedelijk Beleidskader Economie.
2.4.5 Transformatiestudie Kantoren
Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie Kantoren vastgesteld. De Transformatiestudie is een verkennende strategische studie waarin nader is onderzocht welke mogelijkheden er zijn in het verschuiven van het bestaande en geplande kantorenprogramma binnen de gemeente Zoetermeer naar Bleizo. De minder courante kantorenlocaties in de stad komen in aanmerking voor transformatie naar andere functies zoals wonen en voorzieningen.
In het plangebied ligt één kantoorgebouw dat is aangewezen in de Transformatiestudie, aan de Kadelaan 6. In het bestemmingsplan is hiermee rekening gehouden door het opnemen van een ruime bestemmingsregeling waar naast kantoren ook ambachtelijke bedrijven zijn toegestaan. De overige kantoren zijn positief bestemd.
2.4.6 Uitvoeringsplan transformatie kantoorlocaties Zoetermeer (2011)
Het Uitvoeringsplan is de concrete uitwerking van de vastgestelde Transformatiestudie Kantoren. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken. In het Uitvoeringsplan is een zonering en prioritering aangegeven voor de uitvoering van de transformatieopgave. Deze transformatieopgave geldt vooral voor locaties in het stadscentrum en locaties aan de Boerhaavelaan en Afrikaweg.
In het plangebied ligt één kantoorgebouw waarvoor de transformatieopgave geldt. Er zijn geen nieuwe kantorenlocaties in het bestemmingsplan aangewezen.
2.4.7 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010
In het Stedelijk Beleidskader Economie is bepaald dat het beleid uit de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2007) van kracht blijft en uitgevoerd moet worden. In de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. In het Stedelijk Beleidskader Economie is het beleid uit deze Structuurvisie gecontinueerd.
Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.
In de Structuurvisie zijn doelstellingen opgenomen voor alle Zoetermeerse winkelcentra, waaronder de wijkwinkelcentra De Leyens en Noordhove. Voor het wijkwinkelcentrum De Leyens is uitbreiding geen mogelijkheid, vanwege het gebrek aan ruimte voor uitbreiding van de parkeergelegenheid en de fietsroute die het winkelcentrum doorkruist. Voor Noordhove zijn er wel plannen om het winkelcentrum uit te breiden. Deze plannen zijn echter nog onvoldoende concreet en daarom niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Mocht er een concreet plan worden ingediend waaraan de gemeente haar medewerking wilt verlenen, zal hiervoor een aparte planologisch-juridische procedure worden gestart.
2.4.8 Hoogbouwvisie (2004)
De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vraag waar in de stad hoogbouw - gebouw van 30 meter of hoger - mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw - ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen. De woonwijken De Leyens en Noordhove liggen in de suburbane zone. Voor deze gebieden geldt dat het accent ligt op laagbouw. De enige uitzondering hierop is de stationsomgeving van de RandstadRailhalte De Leyens (ter hoogte van het winkelcentrum De Leyens). De gebieden rondom de stations en winkelcentra zijn volgens de Hoogbouwvisie geschikt om met hoogbouw te accentueren. Niet alleen wordt op die manier zowel op stadsniveau als op wijkniveau het belang van deze locaties ruimtelijk gemarkeerd, ook kan daardoor programma worden toegevoegd wat zowel voor het draagvlak van de voorzieningen als vanuit een oogpunt van bereikbaarheid gunstig is. Rondom stationshaltes van de RandstadRail is een bouwhoogte van 60 meter hoog volgens de Hoogbouwvisie aanvaardbaar.
In dit bestemmingsplan is niet voorzien in het realiseren van hoogbouw.
2.4.9 Welstandnota (2010)
Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid.
Voor het overgrote gedeelte van De Leyens en Noordhove geldt een regulier welstandsbeleid. De buurt rondom de Hoekerkade in De Leyens en De Boomgaard in Noordhove vallen onder een intensief welstandsbeleid. Ook voor de rijks- of gemeentemonumenten geldt een intensief welstandsbeleid.
2.4.10 Beschermde archeologische monumenten Zoetermeer (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
In het plangebied ligt een deel van het dijklichaam van de Ringsloot rondom de Meerpolder. De Ringsloot met de dijken is aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Het betreft een dijklichaam van vóór 1616. Het dijklichaam bevat mogelijk bewoningsresten uit de tijd van de eerste bewoning van Zoetermeer (tiende eeuw). Veenlagen onder de dijk bevatten mogelijk resten uit de periode tussen 4000 voor Christus en 1300 na Christus.
In het bestemmingsplan is voor het bovenstaande gebied de dubbelbestemming Waarde -Archeologie opgenomen. Het plan voldoet hierdoor aan de uitgangspunten van de Rapportage Archeologisch waardevolle gebieden (2003).
2.4.11 Stadsnatuurplan (1999)
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
De groene kade langs de Ringsloot van de Meerpolder is aangeduid als natuur op regioniveau. Het Binnenpark, de groenzones langs de RandstadRail en de Aziëweg en de Broekwegwetering zijn in het Stadsnatuurplan aangeduid als groen op stadsniveau. Het groen in de woonwijken is aangeduid als groen op wijkniveau. Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die strijdig zijn met de doelstellingen uit het Stadsnatuurplan.
2.4.12 Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer samen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.
In paragraaf 5.5 zal nader ingegaan worden op de wijze waarop in dit bestemmingsplan rekening is gehouden met het aspect water.
2.4.13 Milieubeleidsplan (2005)
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard. Er zijn geen ontwikkelingen voorzien die conflicteren met de doelstellingen uit het Milieubeleidsplan.
2.4.14 Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.
De voornoemde projectlocaties liggen niet in het plangebied. Verder is er ook geen nieuwe woningbouwlocatie opgenomen. De uitvoering van de doelstellingen van de Nota Duurzaam Bouwen zullen aan de orde zijn in het traject van de omgevingsvergunning.
2.4.15 Fietsplan (1998)
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden.
In de nota komt de infrastructuur aan de orde in naar functie onderscheiden netwerken: regionaal/hoofdnetwerk, verbindend netwerk en ontsluitend netwerk. Aan elk van deze soorten fietspaden zijn kwaliteitseisen verbonden. Dat beeld is afgezet tegen de bestaande situatie (anno 1998) en hieruit volgden de uitbreidingen en verbeteringen die op korte termijn gerealiseerd dienden te worden. Inmiddels is dit geïmplementeerd. Op een aantal onderdelen moest het Fietsplan in vervolgtrajecten verder worden uitgewerkt. Ook dit is inmiddels grotendeels geïmplementeerd.
De fietsverbindingen die genoemd zijn in het Fietsplan zijn mogelijk op grond van dit bestemmingsplan.
2.4.16 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)
De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.
Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die in strijd zijn met het beleid dat is opgenomen in deze nota.
2.4.17 Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012)
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer, die 21 mei 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld, geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
2.4.18 Nota parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)
Tegelijk met de (nieuwe) Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer is een nieuwe Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels opgesteld. Op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
2.4.19 Beleidskader Spelen 2005-2015
In het Beleidskader Spelen 2005-2015 zijn per wijk inventarisaties opgenomen en een indicatieve opgave geformuleerd voor het realiseren van speelvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen.
Voor de woonwijk De Leyens geldt dat de wijk gebouwd is eind jaren '70 en begin jaren '80. Het zuidelijk deel wijkt in stedenbouwkundig opzicht sterk af van het noordelijk deel. De laagbouw in het zuidelijk deel sluit aan op Buytenwegh, uitsluitend laagbouw met een nogal onoverzichtelijke verkeersstructuur. Speelruimte is in de wijk De Leyens niet ruim aanwezig, het Binnenpark is echter van grote betekenis voor dit deel van de wijk. Het noordelijk deel kent een overwegend afwijkende woningtypologie. Hier is meer speelruimte te vinden, het groen langs de Meerpolderdijk en de Aziëweg vervult hierin een belangrijk rol.
Gezien de situatie is het van belang voor De Leyens dat de speelplekken zo veel mogelijk behouden blijven. Daarnaast kunnen de voorzieningen in het Binnenpark aangevuld worden met een multifunctioneel speelveld.
De woonwijk Noordhove is grotendeels gebouwd vanaf jaren '80. Het groen is geconcentreerd in grotere parken waarin over het algemeen de speelvoorzieningen voor de schooljeugd en de jongeren zijn geconcentreerd. Daarnaast zijn er binnen de woonbuurten vooral hele kleine speelplekjes gesitueerd. Voor de woonwijk Noordhove geldt dat de opgave zich vooral op het terugbrengen van het aantal speelplekjes voor de 0 t/m 5 jarigen. Naast het opheffen van een achttal plekken worden er twee nieuwe peuterplekken voorgesteld en worden twee andere opgewaardeerd naar plekken voor de schooljeugd. Het aantal voorzieningen voor jongeren is voldoende.
Dit bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het aantal speelplekken. Alle speelplekken blijven gehandhaafd.
2.4.20 Horecanota (2004-2008)
De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.
De Leyens en Noordhove zijn aangemerkt als woongebied. In woongebieden is kleinschalige horeca mogelijk, maar hier dient terughoudend mee te worden omgegaan. Dag- en avondhoreca is wel toegestaan in de wijkwinkelcentra van De Leyens en Noordhove.
2.4.21 Hotelnota Zoetermeer 2001-2002
De Hotelnota Zoetermeer 2001-2002 geeft een integrale visie op de gewenste hotelsituatie in Zoetermeer. Onderzoek toont aan dat er in Zoetermeer behoefte is aan een forse uitbreiding van het aantal hotelkamers. De Hotelnota geeft aan hoe die uitbreiding er kwalitatief en kwantitatief uit moet zien en hoe dit het best in planning kan worden gezet. De nota is in 2005 en in 2010 geactualiseerd en opgenomen in de Structuurvisie Zoetermeer en het Stedelijk Beleidskader Economie (2011). De uitgangspunten uit de eerste nota staan nog steeds overeind, al is het uitbreidingspotentieel iets kleiner geworden.
In dit bestemmingsplan is niet voorzien in de realisatie van een nieuw hotel.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
Vanaf ongeveer het jaar 1000 trok men vanaf de kust en de rivieren het veengebied in om daar nieuwe nederzettingen te stichten. De eerste bewoners van Zoetermeer vestigden zich langs de oevers van de Noord-Aasche Vliet en het Zoetermeerse Meer (nu de Zoetermeerse Meerpolder). Het gebied was toen drassig met meren, riviertjes, moerassen en kreupelhout. Om het drassige land te kunnen gebruiken als akkerland moest het worden ontwaterd. Men groef sloten om het water af te voeren naar natuurlijke stromen. Om instromend water tegen te houden werden dijken of kaden als waterkering aangelegd.
In de veertiende en vijftiende eeuw werd er op steeds grotere schaal turf gestoken. Later werd er zelfs tot onder de waterspiegel ontveend om te kunnen voldoen aan de vraag naar turf voor de laken- en bierindustrie in de omliggende steden. Dit had tot gevolg dat het gebied van Zoetermeer en Zegwaart rond 1650 één en al water was, waar enkele evenwijdig lopende ribben land, dijken en wegen bovenuit staken.
De grote watervlakten vormden steeds meer een bedreiging voor het resterende droge land, zodat besloten werd tot inpoldering. Het Zoetermeerse meer werd als eerste in een lange reeks drooggemalen. Daarna volgden onder andere de Driemanspolder, de Binnenwegse Polder, de Palensteinse Polder en de Zoetermeerse of Nieuwe Drooggemaakte Polder.
De Leyens
De Leyens verwijst naar leie, een stuk land. In 1544 wordt het land tussen de Zwaardslootseweg, Leidsewallen en Meerpolderdijk 'Die Leyens' genoemd. De woonwijk De Leyens is gebouwd in de Zoetermeerse of Nieuwe Drooggemaakte Polder. Het land werd tussen 1767 en 1771 met behulp van vier molens drooggemalen. Door de droogmaking verdwenen de laatste resten van de eerste ontginningen van Zoetermeer zoals de Eerste en Tweede Weg en werden vaarten langs de Broekweg en Zwaardslootseweg tot onbeduidende slootjes. De vier molens werden in 1877 afgebroken en vervangen door het gemaal De Nieuwe Polder aan de rand van de Zoetermeerse Plas. Deze plas wordt sinds 1977 gevoed door gemaal De Leyens dat overtollig water uit de vijvers en sloten van de wijken Meerzicht, Driemanspolder en Buytenwegh de Leyens wegmaalt.
Van zuid naar noord loopt dwars door De Leyens een van de oudste wegen van Zoetermeer (1295): de Broekweg. De verschillende delen van de weg hebben thans een andere naam: Broekwegschouw, Broekwegzijde en Broekwegkade. De naam broek, moeras, verwijst naar de omstandigheden in dit voormalige natte veengebied, voordat het gebied werd drooggemalen in 1544. Aan de Broekweg woonden de eerste bewoners van Zoetermeer. In een later stadium hebben zij zich verplaatst naar de huidige Dorpsstraat. De weg is erg versnipperd geraakt. Oorspronkelijk begon de weg op de plaats waar de Vlamingstraat overgaat in de Voorweg en liep door tot aan de gemeentegrens in het noorden. De weg doet dienst als doorgaande fietsverbinding tussen het Stadshart en het wijkwinkelcentrum De Leyens.
Noordhove
Noordhove heeft zijn naam ontleent aan de boerderij Noordhove uit 1925 aan de Zegwaartseweg 116. Noordhove ligt geheel in de Palensteinse Polder. De polder wordt ten oosten begrensd door de Zegwaartseweg, ten westen door de Leidsewallenwetering, en ten noorden door de Slootweg en de Benthuizervaart, alle waterstaatkundige werken uit de vroegste, middeleeuwse, ontginningsgeschiedenis van Zoetermeer en omstreken. De Palensteinse Polder is in 1759 drooggemalen met behulp van drie achter elkaar geplaatste watermolens die het water trapsgewijs uitsloegen op de Elleboogsewetering, waar vandaan het afgevoerd werd naar de Oude Rijn. Ze staan er nog steeds, de drie met riet gedekte achtkante molens, maar zij zijn in 1924 tot één laag hoog afgeknot, toen hun waterhuishoudelijke taak werd overgenomen door een dieselgemaal. Op de plaats van dit dieselgemaal staat nu het gemaal Palenstein, dat onder andere zorgt voor droge voeten voor de bewoners van Noordhove en Seghwaert. De polder werd met nieuwe sloten en tochten doorgraven en gebruikt voor akkerbouw en fruitteelt. Van de achttiende-eeuwse sloten en tochten rest niet veel meer in Noordhove, omdat de wijk voor het grootste deel een andere verkavelingsrichting heeft dan het slotenpatroon van de oude Palensteinse Polder. Alleen ten zuiden van het Aldo van Eyckpark zijn nog enkele restanten overgebleven: de singel tussen de Goudreinethof en de Ruimtebaan is een oude poldersloot, net als die tussen de Lommerbaan en de Weidebuurt. De singel tussen de Ruimtebaan en het Sierappelhof is het (omgelegde) restant van de oorspronkelijke dwarstocht. De oudste historische overblijfselen van Noordhove bevinden zich aan de grenzen van de wijk: de Zegwaartseweg, de Leidsewallenwetering en de Slootweg/Benthuizervaart. De Zegwaartseweg vormt samen met de Rokkeveenseweg één lang bebouwingslint waarvandaan de boeren vanaf de twaalfde eeuw de wilde venen aan weerszijden van de dijk hebben ontwaterd en ontgonnen. De weg was de verbinding tussen Benthuizen en het dorp Zegwaart dat met Zoetermeer een tweelingdorp vormde.
3.1.1 Archeologische waarden
In het rapport "De archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer" (zie ook paragraaf 2.4.10) is het dijklichaam binnen en buiten de Ringsloot van de Zoetermeerse Meerpolder aangewezen als archeologisch waardevol gebied. Dit is een dijklichaam van voor 1616 en bevat mogelijk bewoningsresten uit de tijd van de eerste bewoningen van Zoetermeer (tiende eeuw). Veenlagen onder de dijk bevatten mogelijk resten uit de periode tussen 4000 voor Chr. en 1300 na Chr. De woonwijken De Leyens en Noordhove zijn niet aangewezen als een archeologisch waardevol gebied.
Op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is het plangebied aangeduid als een gebied met geen dan wel een lage kans op archeologische sporen.
Figuur 3.1: Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
De gebieden met een archeologische verwachtingwaarde hebben op de plankaart de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie' gekregen. Zij zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
3.1.2 Rijks- en gemeentelijke monumenten
In het plangebied staan geen rijksmonumenten. De uit 1916 daterende boerderij Ora et Labora aan de Broekwegzijde 193/195 is een gemeentelijk monument en beschermd op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer.
Een deel van de ringsloot Meerpolder hoort bij het plangebied. De Meerpolder gemeentelijk beschermd stadsgezicht.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.2.1 Stedenbouwkundige opzet
Zoetermeer is als een staalkaart voor stedenbouw en architectuur te kenschetsen. Als gevolg van maatschappelijke veranderingen kwamen andere opvattingen tot stand en daarmee ook wijken die op andere basisprincipes ontworpen werden. Omdat de Zoetermeerse wijken veelal in verschillende tijdsperioden zijn gebouwd, vormen zij een mooi voorbeeld en afspiegeling van de in die tijd geldende maatschappelijke opvattingen over architectuur en stedenbouw. Dit geldt eveneens voor de woonwijken De Leyens en Noordhove.
De Leyens
De woonwijk De Leyens heeft een duidelijke omgrenzing die gevormd wordt door de Aziëweg in het oosten, Europaweg in het zuiden, Zwaardslootseweg in het westen en de Meerpolder en de Zoetermeerse Plas in het noordwesten en het noorden. De woonwijk De Leyens is gebouwd in de jaren '70 van de vorige eeuw. Het gedachtegoed van die tijd komt in De Leyens goed tot uitdrukking. 'De mens dient centraal te staan' was het credo. Kleinschaligheid en variatie zijn daarbij de leidende thema's in tegenstelling tot het strakke ruimtelijke kader uit het decennium daarvoor. Nergens meer galerijflats en torenflats, alleen laagbouw en gestapelde bouw die aan straten staan waar rechte doorzichten niet mogelijk zijn.
Er zijn geen vaste patronen in de vorm van een zich repeterende stempelverkaveling meer. Door het geringe verschil tussen voor- en achterkanten van woningen en doordat ze niet traditioneel aan straten met aan weerszijden bebouwing liggen, is er weinig onderscheid tussen privé en openbaar. Dat bemoeilijkt de oriëntatie. Alleen het noordelijke deel van De Leyens, in de eerste helft van de jaren '80 het laatst gerealiseerd, heeft een iets ander karakter. De structuur is hier minder doolhofachtig en opener, en sluit daarmee aan op de veranderde ideeën van het volgende decennium.
De wijk heeft een centrale zone met wijk- en winkelvoorzieningen die gecombineerd is met een station van de RandstadRail. De overige voorzieningen (scholen, bedrijven en kantoren) liggen verspreid in de wijk. De RandstadRail slingert door de wijk en deelt de wijk in tweeën De Leyens-Zuid en De Leyens-Noord. De Leyens kent zes buurten; de Stroken-, Schouwen- en Zijdenbuurt ten zuiden van de RandstadRail en de Kaden-, Werven- en Redenbuurt ten noorden van de RandstadRail. De woonbuurten bestaan overwegend uit woonerven.
Noordhove
In de ontwikkeling van Zoetermeer vormt de wijk Noordhove, na de wijken Dorp, Driemanspolder, Palenstein, Meerzicht en Buytenwegh De Leyens en Seghwaert, de achtste woonwijk. Noordhove is de meest noodoostelijk gelegen woonwijk van Zoetermeer. De wijk, is grotendeels ontwikkeld voor de opvang van de eigen woningbehoefte. Als overgang van de stadswijk naar het open Zuid-Hollands landschap en als buffer naar de bebouwingskern van Benthuizen, zijn ten noorden en oosten van de wijk, twee plassen aangelegd: De Noordhovense Plas en de Benthuizerplas. De Noordhovense Plas vormt een overgang tussen de, ten westen ervan gelegen, voornamelijk op intensieve recreatie gerichte Zoetermeerse Plas en de ten oosten van de wijk aanwezige Benthuizerplas, welke een meer natuurlijk karakter heeft.
De ontwikkeling van Noordhove is in twee etappen verlopen, met een lang intermezzo. Het westelijke deel (Noordhove I) is in de tweede helft van de jaren '80 gebouwd, de noordelijke en oostelijke rand (Noordhove Afronding) in de tweede helft van de jaren '90. De opzet van het westelijk deel van Noordhove (Noordhove 1) is anders dan die van de wijk De Leyens. De kleinschaligheid die De Leyens zo typeert, is ingeruild voor rationele stedenbouw. De basis van deze vorm van stedenbouw bestaat uit het ontwerpen van het patroon van de wijk vanuit functies en het oorspronkelijke landschap, in combinatie met een uitdrukkelijke compositie van de wijk. De lanen in Noordhove I zijn strak en lang, de verkaveling overzichtelijk en herhalend, de woonblokken recht en hoekig, de architectuur sober. Deze soberheid is wel gecombineerd met expressieve stedenbouwkundige hoofdvormen, als driehoeken (het park) en vierkanten (de verschillende buurtjes), om de wijk toch een eigen identiteit te geven en om de eenvormigheid van een rechthoekig stratenpatroon te doorbreken.
Noordhove I is een typische representant van de jaren '80. De wijk telt vrijwel alleen laagbouw, met of zonder kap. De enige hoogte accenten bestaan uit een bejaardenhuis en het appartementengebouw aan de Da Sangalloruimte. De woningblokjes zijn zo rationeel en efficiënt mogelijk achter elkaar gelegd, in zogenaamde kamstructuren: in serie dwars op de weg geplaatste korte strookjes waartegenover langere stroken in de lengterichting. Langs de hoofdroutes liggen de blokken meestal met de lange zijde aan de straat, maar waar dat niet zo is, zoals langs het noordelijke deel van de Lijnbaan, is de hoofdroute nog maar met moeite als zodanig herkenbaar.
Door het midden van de wijk loopt de 'voorzieningenstrip', met het naar binnen gekeerde winkelcentrum, de sportzaal, het sociaal medisch centrum en de openbare school De Baanbreker en de rooms-katholieke school De Buut.
De groene zone die gereserveerd was voor de aanleg van een railverbinding tussen Zoetermeer, Alphen aan den Rijn en Leiden vormt de scheiding tussen Noordhove 1 en Noordhove Afronding. In Noordhove Afronding is voor een geheel andere strategie gekozen. Diversiteit, duurzaamheid en stedelijkheid zijn hier de sleutelwoorden. Noordhove Afronding bestaat uit zes deelgebieden met elk een geheel ander karakter, De hoofdopzet is echter negentiende-eeuws romantisch. Het water van de plas wordt de buurt binnengehaald met een slingerende singel en een vijver. Er is in het stedenbouwkundige 'raamwerk' voor Noordhove uitdrukkelijk gekozen om de oevers van de plassen zo publiek en het zicht erop vanuit de wijk zo transparant mogelijk te houden. De belangrijke relatie tussen de woonwijk en het water komt ook terug in het Noordhove-eiland dat als een vooruitgeschoven post in het water is geschoven.
Bij het ontwerp van de Afronding Noordhove stond de samenhang met het bestaande Noordhove voorop. De voorzieningenstrip van het centrum is doorgetrokken tot aan de Benthuizerplas en heeft met de plaatsing van de hoge woongebouwen aan de Dijkmanschans en de plaatsing van het appartementencomplex 'Villa Benthuizerplas' bij de Benthuizerplas, in de as van de Lijnbaan een stedelijk karakter gekregen. De woonstrook tussen Noordhove I en de voormalige reserveringsstrook voor de (light)railverbinding is ingevuld met architectuur die (min of meer) aansluit op die van Noordhove I, en de hoofdontsluitingsweg van Noordhove Afronding is niet als een barrière door de wijk gelegd, maar er omheen, langs de Benthuizerplas. Het gebied functioneert als een langgerekt park die Noordhove Afronding als het ware in tweeën deelt.
3.2.2 Wonen
De wijken De Leyens en Noordhove zijn bovenal woonwijken. De wijk De Leyens heeft circa 10.000 inwoners (bron: ONS gegevens 2010-2011). De wijk heeft 4150 woningen en is, zoals hiervoor is aangegeven, opgedeeld in zes woonbuurten. De woonbebouwing bestaat voornamelijk uit laagbouw. De woonbuurten zijn voornamelijk vormgegeven door woonerven met eengezinswoningen.
De woonwijk Noordhove heeft circa 5.400 inwoners. De wijk heeft ongeveer 2050 woningen (bron: ONS, gegevens 2010-2011). Noordhove bestaat uit vijf buurten (de Lijn-, Schans-, Plan-, Ruimte en Hofbuurt). Ook de woonbebouwing in Noordhove wordt gekenmerkt door laagbouw en bestaat voornamelijk uit eengezinswoningen.
3.2.3 Bedrijven
Dat de wijken De Leyens en Noordhove vooral woonwijken zijn blijkt ook uit de statistieken. De aanwezige werkgelegenheid in De Leyens en Noordhove bedraagt respectievelijk circa 7,5% en 0,5% van de totale werkgelegenheid in Zoetermeer (bron: ONS gegevens 2010-2011). De aanwezige bedrijvigheid in de Leyens en Noordhove bestaat veelal uit wijk(winkel)voorzieningen.
Aan de Kadelaan 2 is een garagebedrijf met een tankstation gevestigd. Verder zijn in het Hannie Van Leeuwengebouw aan de Kadelaan 6 verschillende voorzieningen gevestigd, zoals de kantoren van het Lange Land Ziekenhuis en een praktijk voor fysiotherapie. Aan de Zwaardslootseweg ligt een baggerspeciedepot.
3.2.4 Voorzieningen
Winkelcentra en winkelvoorzieningen
De woonwijken De Leyens en Noordhove hebben ieder een eigen wijkwinkelcentrum. Het wijkwinkelcentrum van De Leyens is aantrekkelijk vormgegeven. In de Leyens-zuid bevindt zich het winkelgedeelte en direct aan de andere kant van het spoor in de Leyens-noord bevindt zich het voorzieningengedeelte. Het voorzieningengedeelte is direct gesitueerd aan de Broekwegkade langs de langzaam verkeersroute. Ten noorden van het winkelcentrum en de halte van de RandstadRail liggen langs aanloopstraat van het winkelcentrum De Leyens (de Broekwegkade) ook verschillende winkelvoorzieningen.
Het winkelcentrum Noordhove is kleinschaliger en herbergt winkels die voorzien in de dagelijkse behoeften. Langs de Lijnbaan en Dijkmanschans liggen ook verschillende voorzieningen, waaronder een sportschool, een kapper en verschillende winkels.
Scholen en kinderdagopvang
In de woonwijken De Leyens en Noordhove zijn verschillende kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang en peuterspeelzalen gevestigd. Eveneens zijn er verschillende scholen gevestigd.
In de wijk De Leyens betreft het de volgende basisscholen en middelbare scholen:
- katholieke Basisschool de Elzenhoek aan de Broekwegzijde 192 en Kadelaan 200-202;
- openbare Basisschool De Tjalk aan de Kadelaan 208;
- christelijke Basisschool Prinses Magriet aan de Antigineschouw 12;
- openbare Basisschool 't Plankier aan de Wedekindzijde 1-3;
- speciaal en voortgezet onderwijs De Keerkring aan de Chaplinstrook 2-6;
- Alfrink College aan de Werfbaan 45.
In de wijk Noordhove gaat het om de volgende basisscholen:
- chirstelijke Basisschool Noordeinde, aan het Bijvoetplan 43-45;
- openbare Basisschool De Baanbreker aan de Lijnbaan 319;
- katholieke Basischool De Buut aan de Lijnbaan 317.
Zorgvoorzieningen
Behalve huisartsenpraktijken, tandartspraktijken en fysiotherapiepraktijken zijn er in de woonwijken De Leyens en Noordhove enkele grotere zorginstellingen gevestigd.
- Gezondheidscentrum De Leyens aan de Hekbootkade 58;
- Woonzorgcentrum Buytenhage van Vierstroom aan de Bergmanstrook 45;
- Gezondheidscentrum Noordhove aan de Sullivanlijn 17-21.
Religieuze voorzieningen
Er zijn verschillende kerkgemeenschappen in de woonwijken Noordhove en de Leyens gevestigd:
- rooms-katholieke kerk De Doortocht aan de Hekbootkade uit 1975;
- gereformeerde kerk De Silo ligt aan de Turfschipkade en is uit 1984;
- gereformeerde kerk De Lichtzijde aan de Broekwegzijde 196;
- christelijke kerk de Olijftak aan de Antigoneschouw 33;
- rooms-katholieke kerk Tabor aan de Lijnbaan 77.
Sportvoorzieningen
In de wijk De Leyens zijn gymzalen gevestigd aan de Carmenschouw 9 en de Kadelaan 206. In de wijk Noordhove is een sporthal gevestigd aan de Lijnbaan 311. Aan de Dijkmanschans 202 en 188 in Noordhove zijn respectievelijk de sportscholen Pilatus Studiio Zoetermeer en Slim Factory gevestigd en aan de Saloméschouw 154 bevindt zich de De Leyens Fitness & Racket Center .
In het Binnenpark zijn verschillende sportvoorzieningen zoals een tennisbaan en een rollerskatebaan.
School- en wijktuinen en volkstuinen
In De Leyens ligt aan de Broekwegschouw de Wijktuin Broekweg (aan de Broekwegschouw van de Leyens. Aan de Sangolloruimte 10 ligt de Wijktuin Noordhove. De volkstuinen zijn bedoeld voor inwoners die geen eigen tuin hebben en de wijktuinen zijn onderdeel van educatie aan kinderen. In de noordwestelijke hoek van het plangebied ligt aan de Zwaardslootseweg het volkstuinencomplex van de Tuinvereniging De Zwaardslootsetuinen.
Buurtcentrum Noordhove
Nabij het winkelcentrum Noordhove ligt het buurtcentrum Noordhove aan de Sullivanlijn 31.
3.3 Verkeer En Vervoer
3.3.1 Autoverkeer
In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorisering zijn vorm, functie en gebruik van de weg gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid. In het plangebied komen de volgende categorieën voor:
Stroomwegen
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel afwikkelen van grote hoeveelheden doorgaand verkeer. Deze wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De maximum toegestane snelheid op stroomwegen bedraagt 70 km/uur waar dat mogelijk is en 50 km/h waar vanuit verkeersveiligheid of anderszins een maximum snelheid van 70 km/h niet is toegestaan. Langzaam verkeer wordt niet via de stroomwegen afgewikkeld en kruist de stroomwegen uitsluitend ongelijkvloers of via verkeerslichten.
De gemeentelijke stroomwegen ten behoeve van de ontsluiting van De Leyens en Noordhove zijn de Europaweg, Zwaardslootseweg en Aziëweg (tussen de Europaweg en de Planbaan).
Gebiedsontsluitingswegen
Gebiedsontsluitingswegen hebben als functie het verdelen en verzamelen van verkeer. Het langzaam verkeer moet gebruik maken van (vrijliggende) fietspaden of fietsstroken en voetpaden. De maximum snelheid bedraagt 50 km/uur. Als indicatie voor de intensiteit kan men tussen de 6.000 en 15.000 motorvoertuigen per etmaal aanhouden.
In 1998, bij het vaststellen van de nota 'Duurzaam Veilig 1e fase' is een onderscheid gemaakt tussen stille en drukke gebiedsontsluitingswegen. Bij stille gebiedsontsluitingswegen ligt de nadruk wat meer op de verblijfsfunctie en bij drukke gebiedsontsluitingswegen ligt de nadruk wat meer op de verkeersfunctie.
De drukke gebiedsontsluitingswegen in het plangebied is het gedeelte van de Planbaan tussen de Aziëweg en de Lijnbaan.
De stille gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn:
- Filmlaan;
- Bert Haanstrastrook tussen de Filmlaan en de Bunuelstrook;
- Brechtzijde tussen de Toneellaan en de Sartrezijde;
- Zijdewerf;
- Werflaan;
- Kadelaan;
- De Redelaan tussen Aziëweg en Het Lange Land;
- Planbaan tussen de Lijnbaan en de Schansbaan;
- Lijnbaan;
- Haussmannruimte;
- Schansbaan;
- Ruimtebaan tussen de Lommerbaan en de Spruitkoolakker.
Erftoegangswegen
Dit type wegen zijn onderdeel van een woon- of verblijfsgebied en heeft als belangrijkste functie het bereikbaar maken van particuliere en openbare percelen. Op erftoegangswegen staat de verblijfsfunctie voorop en niet de verkeersfunctie. Er bevindt zich geen doorgaand verkeer. Fietsers rijden in principe over de rijbaan.
Alle wegen binnen het plangebied die niet genoemd zijn bij de stroomwegen of gebiedsontsluitingswegen behoren tot deze categorie.
3.3.2 Fietsverkeer
Het fietsnetwerk wordt onderverdeeld in drie netwerken: regionaal/hoofdnetwerk, verbindend netwerk en ontsluitend netwerk. (zie § 2.4.15). Overigens is het mogelijk dat waar hier gesproken wordt over 'fietsroutes' of 'fietsnetwerk', op een aantal locaties tevens medegebruik plaatsvindt door bromfietsers. Of dit wel of niet is toegestaan, is afhankelijk van de functie van de naastgelegen weg: op een stroomweg mogen geen bromfietsers komen en op sommige drukke gebiedsontsluitingswegen ook niet. Daarnaast is het afhankelijk van de directheid van de fietsroute (omrijdfactor). Voor de eenvoud wordt in de rest van dit stuk gesproken over 'fietsroutes' of 'fietsnetwerk'.
Tot het regionaal/hoofdnetwerk behorende volgende fietsroutes:
- fietspad/ventweg ten noorden van Europaweg;
- Zwaardslootseweg;
- Broekwegschouw - Broekwegkade;
- (brom)fietspad Aziëweg;
- Ruimtebaan - Planbaan - Marotplan - Vestingpad.
Tot het verbindend netwerk behoren de volgende fietsroutes:
- Filmlaan - Bert Haanstrastrook - Stan Laurelstrook;
- Sartrezijde - Brechtzijde - Saloméschouw - Europaweg;
- Brechtzijde - Zijdewerf;
- Zijdewerf - tussen Toneellaan en Randstadrail naar (brom)fietspad langs Azieweg.
Tot het ontsluitende fietsnetwerk behoren alle niet genoemde wegen en paden voor zover deze zijn opengesteld voor fietsverkeer.
3.3.3 Openbaar vervoer
RanstadRail
De dragers van het openbaar vervoer in Zoetermeer zijn de spoorlijn Den Haag - Gouda en de RandstadRail 3 en 4. RandstadRail is een netwerk van sneltramverbindingen in de regio Haaglanden/Rotterdam. Lijnen 3 en 4 rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op de lijn naar Rotterdam.
De haltes aan de spoorlijn Den Haag - Gouda liggen buiten De Leyens en Noordhove maar via de halte Driemanspolder kan overgestapt worden op RandstadRail. De halte 'De Leyens' ligt in het plangebied. Voor de wijk De Leyens is deze vorm van openbaar vervoer concurrerend met ander vervoersmodaliteiten, voor Noordhove is dit vanwege de grotere afstand minder het geval.
Busvervoer
Er loopt een aantal lijnbusverbindingen met meerdere haltes in het plangebied. De aanwezige busverbindingen zijn dan ook een concurrerende vorm van vervoer. Overigens is het lijnennet van de busverbindingen continu aan verandering onderhevig en kan om deze reden niet uitgebreid worden benoemd.
Deeltaxi vervoer
Regio Taxi Haaglanden is een taxi voor een prijs die tussen die van het gewone openbaar vervoer en de taxi ligt. Regio Taxi haalt mensen op bij de voordeur en brengt ze tot de deur van hun bestemming. Regio Taxi Haaglanden is voor iedereen beschikbaar, maar is speciaal opgezet voor reizigers met een mobiliteitsbeperking.
De treintaxi verzorgt het vervoer van en naar NS-station Zoetermeer op de spoorlijn Den Haag / Utrecht.
3.3.4 Parkeren
Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de Integrale kaderstellende beleidsnotie parkeren Zoetermeer en de bijbehorende Nota parkeernormen en uitvoeringsregels 2012 . Zie paragraaf 2.4.17 en 2.4.18 voor een beschrijving van het parkeerbeleid. Uitgangspunt is dat zo veel mogelijk op eigen terrein wordt voorzien in de parkeerbehoefte van bedrijven en voorzieningen.
3.4 Groen, Water En Natuur
De Leyens
De Leyens wordt aan drie kanten omgeven door groen en water. Aan de noordkant strekt zich het open weidegebied van de Meerpolder uit. De bebouwing nadert de ringdijk om de Meerpolder heel dicht, alleen een smalle strook groen ligt tussen de huizen en het talud van de dijk. Vanuit de wijk sluiten voetpaden aan op de route boven aan het dijktalud. De woningen keren zich af van de polder. Zij zijn niet met de voorgevel maar met de zij- of achterkant op de dijk georiënteerd.
Aan de zuidwestelijke rand van de wijk De Leyens ligt het Binnenpark. Het park van 20 hectare is verbonden met de groenstrook langs de Meerpolderdijk. Er is een uitgebreid net van wandelpaden en er zijn enkele fietspaden. Een waterloop, hier en daar verbreed tot vijver, slingert door het park. Het noordelijke deel heeft het karakter van een weidelandschap, het zuidelijke heeft meer bosschages. Het park loopt uit in een punt bij de rotonde van de Zwaardslootseweg waar enige sportvoorzieningen zijn aangelegd. Aan de noordoostkant grenst de wijk aan de Zoetermeerse Plas die via een brede kronkelende waterloop diep De Leyens indringt. Dit verleent de wijk een bijzonder, bijna Venetiaans karakter.
Bij het ontwerp van de woonwijk De Leyens is in tegenstelling tot de oudere wijken Driemanspolder en Palenstein de oude verkavelingsstructuur van het polderland als uitgangspunt genomen en zijn de oude landschapselementen ingepast. Zo zoeken voormalige tochtsloten, veelal vergraven tot singels, hun weg tussen de bebouwing. Her en der zijn oude boomgaarden te vinden en lange rijen windsingels omzomen de straten. Verder begeleiden groenstroken de RandstadRail en de Aziëweg. Hier en daar vormen de groenstroken langs de wegen uitlopers tot ver in de wijk. Eén daarvan, een langgerekte groenas van de Aziëweg tot de Columbusrede in De Leyens, heeft een bijzonder sterke visuele werking door de lange doorlopende lijn van grasvlakten en een middenpad.
Centraal gelegen element in de wijk De Leyens is het water, dat prominent aanwezig is en rechtstreeks in verbinding staat met de Zoetermeerse Plas. De Broekwegwetering slingert zich breeduit door de wijk en wordt in het Stadsnatuurplan gerekend tot natuur op stadsniveau. Omdat een groot gedeelte van de oever is uitgegeven als privé-tuin is de waterloop slechts op een beperkt aantal plaatsen, zoals bij de Broekwegkade, de Galjoenkade, de brug en het gemaal vanaf de openbare ruimte, beleefbaar. Op diverse plaatsen sluiten kreken en vaartjes aan op de Broekwegwetering. De kreken doorrijgen een groot deel van de met name westelijk gelegen woongebieden. Ze voeren hoofdzakelijk langs tuinen. De haventjes, met aanlegplaatsen voor kleine boten, brengen zowel functioneel als visueel een verband met het water. Hoewel het gebruik niet overal even optimaal is, maken deze havens deel uit van het karakteristieke woon- en leefklimaat. Hetzelfde geldt in feite voor de korte kades, die her en der opduiken als intieme plekjes aan het water. De kadewanden zijn uniek met de daar aanwezige mogelijkheden voor (beschermde) muurvarens. Om de Broekwegwetering in open verbinding met de Zoetermeerse Plas te kunnen stellen, is de grond eerst opgehoogd alvorens er gebouwd kon worden. Het noordelijke deel van de wijk De Leyens is het eerste woongebied van Zoetermeer dat niet direct op polderpeil gebouwd is.
Noordhove
Voor Noordhove is water het beeldmerk. De wijk grenst direct aan drie plassen: de Zoetermeerse Plas, de Noordhovense Plas en de Benthuizerplas. Het plassengebied is vanaf de tweede helft van de jaren '80, bij de bouw van Noordhove en Rokkeveen aangelegd met een dubbele bufferfunctie: figuurlijk, als 'groene grens' naar Benthuizen en het Groene Hart, en letterlijk, als waterberging voor een groot deel van de stad. Het plassengebied is een belangrijk natuur- en recreatiegebied.
In Noordhove is het groen, in tegenstelling tot in de Leyens geconcentreerd op enkele plekken, in een strikte hiërarchie van wijkgroen, buurtgroen en blokgroen (dichtbij de woning, voor de allerkleinsten), op zorgvuldig berekende plekken. Noordhove heeft een wijkpark, het Aldo van Eyckpark, en drie buurtparken aan de Gropius-, Kahn- en Skidmorelijn. Op de grens met de wijken Seghwaert en De Leyens liggen twee groengebieden de Wijdse Weide en het Lange Land. Noordhove Afronding heeft geen echt wijkpark, maar de voormalige langgerekte reserveringsstrook voor de (light)railverbinding naar Leiden vervult wel die functie. Dit is echter tijdelijk van aard. In de toekomst is het namelijk de bedoeling deze zone te benutten voor woningbouw.
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
In het plangebied ligt ter plaatse van de Saloméschouw een ondergrondse watertransportleiding met een diameter van 80 cm. Deze heeft in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Water'.
De grotere gebouwen voor nutsvoorzieningen hebben in het bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" met de aanduiding "nutsvoorziening" gekregen. De overige nutsvoorzieningen passen binnen de overige bestemmingen zoals 'Wonen' en 'Groen' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Aan de Broekwegkade ligt het gemaal De Leyens dat zorgt voor de waterafvoer van de Binnenwegsepolder naar de Broekweg Wetering.
In het bestemmingsplangebied is het mogelijk om bij het verlenen van een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels voor het oprichten van zendmasten en antennes ten behoeve van mobiele telefonie dan wel andere telecommunicatie. Dit is van belang om de vrijheid van communicatie te waarborgen. Voor het Binnenpark geldt dat de oprichting van dergelijke zendmasten en antennes zijn uitgesloten. Er zijn voldoende alternatieven mogelijk, zodat dit park gevrijwaard kan blijven van dergelijke voorzieningen. Deze zijn in het bestemmingsplan uitgezonderd door een specifieke aanduiding.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Planvorm
Dit bestemmingsplan is overwegend gericht op het regelen van de bestaande situatie. De achterliggende gedachte is om het huidige straatbeeld te handhaven en waar mogelijk te verbeteren.
In het bestemmingsplangebied is de zone die voorheen gereserveerd was voor de aanleg van een railverbinding van Zoetermeer naar Leiden niet meegenomen. De zone die op dit moment als groengebied is ingericht, is daarmee vrijgekomen voor een andere invulling. Het voornemen is deze zone te benutten voor woningbouw. Omdat de plannen nog niet voldoende concreet zijn, zijn deze niet meegenomen in dit bestemmingsplan. Hiervoor zal een aparte planologisch-juridische procedure voor worden doorlopen.
4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied
De verschillende beleidskaders (Hoofdstuk 2) en de aspecten die in de ruimtelijk-functionele analyse (Hoofdstuk 3) zijn beschreven vormen belangrijke bouwstenen voor onderhavig bestemmingsplan. Vanuit deze bouwstenen zijn de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. Deze worden in onderstaande subparagrafen nader toegelicht.
De geformuleerde uitgangspunten voor het bestemmingsplan kunnen afwijken van de feitelijke situatie. Zoveel mogelijk zijn de afwijkingen opgenomen op de verbeelding (bijvoorbeeld de bebouwingspercentages). Voor het overige is een vangnet opgenomen in de regels: daar waar de bestaande maatvoering groter is dan de algemeen toegestane maatvoering wordt de bestaande maatvoering aangehouden als maximaal toelaatbaar.
4.2.1 Bestaande rechten als uitgangspunt
Bij de actualisatie vormen de bestaande bestemmingsplannen het vertrekpunt. Daarbij is ook gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden en naar de planologische mogelijkheden die op grond van vrijstellingen en vergunningen zijn verleend.
Voor De Leyens gelden in de huidige situatie over het algemeen gedetailleerde juridische regelingen voor alle functies in het plangebied. De bestemmingsplannen voor Noordhove zijn globaler van karakter. Om de bestaande rechten zoveel mogelijk te respecteren is om die reden voor de woonbebouwing een afwijkende juridische regeling opgenomen voor beide woonwijken, die overeenstemt met de bestaande rechten.
Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch planologisch kader waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. Vanwege (recente) jurisprudentie en nieuw geldend beleid, dat op deze bestemmingsplannen nog niet van toepassing was, is een milieuzonering opgesteld binnen het plangebied. Uitgangspunt is dat de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk gemaakt wordt, afgestemd op de nu gevestigde bedrijven, de reeds toegestane categorieën en de kenmerken van het gebied. In dit verband wordt ook verwezen naar paragraaf 5.2 Bedrijven en milieuzonering. Verder geldt dat binnen de gehanteerde milieuzonering uitgegaan is van het huidige legale gebruik.
4.2.2 Woningen
De woningen in De Leyens zijn overwegend bestemd als 'Wonen - 1'. De hoofdgebouwen zijn voorzien van een bouwvlak.
De woningen in Noordhove en enkele percelen (met overwegend vrijstaande woningen) in De Leyens hebben de bestemming 'Wonen - 2'. Deze percelen hebben een ruim bouwvlak. Binnen dit bouwvlak mag het hoofgebouw inclusief erfbebouwing worden gebouwd, met een bijbehorend maximumbebouwingspercentage. In afwijking hiervan zijn aanvullende regels opgenomen voor specifieke kleine of grote bouwpercelen.
4.2.3 Groen en water
Op verschillende plekken binnen het plangebied zijn groene structuurelementen aanwezig, Deze groenelementen hebben een afschermende werking tussen de aangrenzende functies en hun omgeving. Daarnaast is er structureel (begeleidend) groen langs de hoofdontsluitingswegen. Binnen het plangebied liggen ook diverse watergangen en waterpartijen.
De groenblauwe structuurelementen met een afschermende werking of een waterhuishoudkundig belang zijn binnen dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd (bestemming Groen of Water). Hiermee wordt de instandhouding ervan gewaarborgd.
4.2.4 Verkeer en parkeren
Wegenstructuur
De categorie-indeling van de wegen binnen het plangebied blijft onveranderd. Verder zijn er geen grote nieuwe infrastructurele projecten voorzien die gevolgen hebben voor de verkeersstructuur. De wegen hebben de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'.
Parkeren
De delen van het openbaar gebied, die in gebruik zijn voor verkeer of parkeren hebben een verkeersbestemming gekregen.
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Strategische Milieu-beoordeling
Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard. Om die reden kan een milieueffectbeoordeling achterwege blijven. Overigens is niet gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat de uitvoering van dit plan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van nader milieuonderzoek noodzakelijk maken.
5.2 Bedrijven En Milieuzonering
5.2.1 Begrip milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
5.2.2 VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering
Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld..
Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
- categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
- 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
5.2.3 Staat van horeca-activiteiten
De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-activiteiten te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.
Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:
- geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
- verkeersaantrekkende werking;
- parkeerdruk.
In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
- de voor de verschillende soorten horeca-activiteiten over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.
Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:
Categorie 1 "Lichte horeca"
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.
Categorie 2 "Middelzware horeca"
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.
Categorie 3 "Zware horeca"
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen dancings, discotheken en partycentra.
5.2.4 Milieuzonering in het plan
Plangebied rustige woonwijk of gemengd gebied?
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
De woonwijken De Leyens en Noordhove zijn opgebouwd uit verschillende woonbuurten. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Het plangebied is daarom hoofdzakelijk te typeren als een rustige woonwijk. De uitzonderingen hierop zijn:
- A. Het wijkwinkelcentrum De Leyens. Boven de winkelvoorzieningen wordt gewoond. Er is dan ook sprake van een gemengd gebied met functiemenging.
- B. Het bebouwingslint aan weerszjiden van de Broekwegschouw, Broekwegzijde en Broekwegkade. Dit oude lint bestaat uit tal van functies (scholen, kerken, winkels en een wijktuin) afgewisseld met woningen. Deze zone is daarom te typeren als een gemengd gebied.
- C. De bebouwing ten zuiden van de Dijkmanschans. Op de begane grond zijn verschillende voorzieningen opgenomen. Vanaf de eerste verdieping zijn er woningen. Hier is dus sprake van een gemengd gebied met functiemenging.
In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:
Rustige woonwijk: | De gehele woonwijken De Leyens en Noordhove met uitzondering van de hieronder genoemde gebieden. |
Gemengd gebied: | Bebouwingslint aan weerszijden van de Broekwegschouw, Broekwegzijde en Broekwegkade. |
Gemengd gebied met functiemenging: | Het winkelcentrum De Leyens en de bebouwingsstrook ten zuiden van de Dijkmanschans. |
Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied
Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft. Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor.
Zoals gezegd is het merendeel van het plangebied te typeren als een rustige woonwijk. Op de solitaire bedrijfspercelen gelegen in de woonwijk zijn daarom alleen kleinschalige bedrijven toegestaan. De kleinschalige bedrijven vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 uit de lijst 1 van de VNG-brochure. Dergelijke bedrijvigheid is in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk. Bestaande bedrijven binnen genoemde milieucategorie zijn tevens vrij uitwisselbaar met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven.
Gebieden met functiemenging
Het wijkwinkelcentrum De Leyens en de bebouwingsstrook aan de zuidzijde van de Dijkmanschans wordt gekenmerkt worden door functiemenging. In deze gebieden zijn woningen gecombineerd met andere functies als winkels en woonzorgvoorzieningen. Boven de winkels van het winkelcentrum wordt gewoond. Ook boven de winkel- en voorzieningenstrip aan de Dijkmanschans wordt gewoond. Verder geldt dit voor een aantal percelen die in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - 1' of 'Gemengd - 2' hebben gekregen. Op deze percelen kunnen ook woningen gecombineerd worden met andere functies. Voor deze gebieden geldt dat er sprake is van functiemenging.
Aangezien op gebouwniveau functies zijn gemengd, kan voor deze gebieden geen gebruik gemaakt worden van lijst 1 van de VNG-brochure. Voor dit winkelcentrum is daarom aangesloten bij lijst 4 (functiemenging) van de VNG-brochure. Op grond van de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' mogen hier bij recht alleen functies gevestigd worden die behoren tot categorie A van de in bijlage 4 van de VNG-brochure (welke als bijlage bij de regels is gevoegd). Uitzondering hierop is dat binnen de bestemming Centrum ook supermarkten (categorie B) zijn toegestaan. Er zijn reeds supermarkten gevestigd. Bovendien is de aanwezigheid van supermarkten in het wijkwinkelcentrum De Leyens en het winkelcentrum Noordhove van groot belang, omdat deze centra bedoeld zijn voor het doen van de dagelijkse boodschappen.
Lintbebouwing Broekwegschouw, Broekwegzijde en Broekwegkade
Aan het oude lint Broekweg zijn verschillende functies gelegen, zoals scholen, kerken, wijktuinen, winkels, kinderdagverblijven en gezondheidszorgvoorzieningen. Dit lint geldt als een gemengd gebied. Alle voorzieningen vallen in milieucategorieën 1 en 2 van de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering". Deze voorzieningen hebben geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat. De vestiging van functies die vallen in een hogere milieucategorie wordt niet bij recht toegestaan.
Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien bedrijven uit maximaal categorie 2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor bedrijven uit maximaal categorie 3.2.
Voor gebieden met functiemenging geldt dat bij recht functies die behoren tot categorie A zijn toegestaan. In het geval van functies die vallen onder categorie B of die niet genoemd zijn in de lijst, mag hiervan afgeweken worden, mits aangetoond is dat de milieuhinder niet groter is dan bij functies die vallen onder categorie A.
Bestaande bedrijvigheid
Bedrijven en voorzieningen die ten tijde van het opstellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbare milieucategorie, krijgen een maatbestemming. Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbare milieucategorie.
In dit bestemmingsplan geldt dit voor het autogarage met benzinestation aan de Kadelaan 2. Doordat dit benzinestation geen LPG vulpunt heeft, valt dit bedrijf in milieucategorie 2. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter tot een rustige woonwijk. Het bedrijf ligt echter op een afstand van ongeveer 20 meter van de woonbebouwing. Dit betreft een bestaande situatie. Deze afstand kan op basis van het voorliggende plan niet kleiner worden. Voorts zullen de milieuaspecten van deze bestaande situatie hun nadere regeling vinden op basis van de milieuwetgeving.
Horeca
Op de gronden met de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd - 2' is horeca toegestaan in de categorieën 1 en 2 als bedoeld in de 'Staat van horeca-activiteiten'. Horecabedrijven die vallen in deze categorieën zijn onder andere hotels, restaurants, ijssalons en snackbars. De horecabedrijven die vallen in categorie 1, vallen eveneens binnen milieucategorie 1 uit de VNG-brochure. Er zijn dan ook geen onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat te verwachten.
5.3 Bodemkwaliteit
Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk. Hiertoe dient bodemonderzoek te worden verricht.
5.3.1 Geschiedenis
De gemeente Zoetermeer ligt geologisch gezien in het westelijk veengebied. In West-Nederland is het hoogveen afgegraven en aan het oppervlak komt thans laagveen of oude zeeklei voor. Vanaf ca. 1500 werd het veen afgegraven voor turfwinning. Daardoor ontstonden grote plassen in het veengebied. Deze plassen breidden zich bij storm steeds verder uit en leverden een gevaar op voor de omgeving. In de 17e eeuw is gestart met drooglegging van het gebied door middel van de aanleg van polders
Het plangebied is gelegen in polder 't Lange Land en de Palensteinse polder, ten zuidoosten van de Meerpolder. Drooglegging vond plaats in de 17e en 18e eeuw.
Op luchtfoto's uit 1963 en 1974 blijkt dat het gebied nog agrarisch was. In 1979 is men begonnen met het bouwrijpmaken van het weidegebied. Voor de ophoging is gebruik gemaakt van zand dat is vrijgekomen bij de aanleg van de Zoetermeerse Plas. Op een luchtfoto uit 1984 zijn de nieuwbouwactiviteiten zichtbaar. Eind jaren '90 zijn de bouwwerkzaamheden afgerond.
5.3.2 Bodemkwaliteitskaart
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het plangebied ingedeeld in zone 7 'uitbreidingen vanaf 1970'. Dit houdt in dat de bodem in het algemeen voldoet aan de ontgravingsklasse 'landbouw/natuur'.
5.3.3 Conclusie
Het plangebied is in het algemeen niet verdacht voor bodemverontreiniging. Uit de uitgevoerde bodemonderzoeken blijkt dat de grond en het grondwater ten hoogste licht verontreinigd zijn.
Er zijn geen belemmeringen wat de bodem betreft voor het vaststellen van het bestemmingsplan aangezien het plan consoliderend van aard is.
Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning zal, indien sprake is van een planologische functiewijziging, bodemonderzoek verricht moeten worden.
5.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moeten de buisleidingen op de plankaart van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter. Hogedruk aardgastransportleidingen van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van dat besluit. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen is buisleidingen geregeld.
Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.
In het Vuurwerkbesluit is geregeld op welke wijze omgegaan dient te worden met de opslag van vuurwerk.
5.4.1 Inrichtingen
In het plangebied zijn geen bedrijven gevestigd die vallen onder het Bevi. Ook staat het bestemmingsplan de vestiging van dergelijke bedrijven niet toe.
5.4.2 Transport gevaarlijke stoffen
Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Aangezien in het plangebied en in de directe nabijheid van het plangebied geen bedrijven zijn gevestigd met gevaarlijke stoffen (zoals een LPG-tankstation) is er geen sprake van grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen die vervoerd worden over de wegen in het plangebied. Wel vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de Europaweg. Een deel van het plangebied ligt in het invloedsgebied van de Europaweg (het gebied binnen 325 meter van de Europaweg). Het aantal personen in het invloedsgebied zal niet toenemen op grond van de mogelijkheden die rechtstreeks op grond van het bestemmingsplan mogelijk zijn. Hiedoor is er geen sprake van een toename van het groepsrisico.
5.4.3 Buisleidingen
Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van een hogedruk aardgastransportleiding dan wel een andere buisleiding die valt onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Er zijn geen buisleidingen aanwezig die risicocontouren met zich meebrengen.
5.4.4 Vuurwerk
Binnen het plangebied bevinden zich vier locaties met de opslag van vuurwerk. Het gaat om de volgende locaties:
Locatie | Maximum opslag |
Bakemaplan 9 | 1.000 kg |
Snackbar De Smulhut (Sullivanlijn) | 10.000 kg |
TweeWielers Zoetermeer (Broekwegzijde) | 1.000 kg |
Alkemenehof | 2.000 kg |
De bovengenomende opslagplaatsen van vuurwerk vallen niet onder het toepassingsgebied van het Bevi, maar onder het toepassingsgebied van het Vuurwerkbesluit. Op grond van het Vuurwerkbesluit gelden voor de opslag van vuurwerk en munitie veiligheidsafstanden. Bepalend hierbij is niet het risico (kans x effect), maar uitsluitend het effect. Voor de bovengenoemde opslagplaatsen geldt een veiligheidsafstand van 8 meter. Binnen deze afstand bevinden zich geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten.
5.5 Water
Het plangebied valt binnen de beheersgrenzen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is kwantiteits- en kwaliteitsbeheerder.
Het plangebied ligt in twee waterstaatkundige eenheden. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem een geheel vormt. Het merendeel van de woonwijk Noordhove ligt in de waterstaatkundige eenheid Polder de Noordplas. Voor deze polder geldt als peil -5.90 m ten opzichte van NAP. De woonwijk De Leyens en het overige deel van de woonwijk Noordhove liggen in de waterstaatkundige eenheid Nieuwe Driemanspolder. Deze polder is opgedeeld in meerdere peilvakken. Voor het deel van de woonwijk De Leyens ten zuiden van de Kadelaan is het peil -5.80 meter ten opzichte van NAP. Voor het deel ten noorden van de Kadelaan is het peil - 4.00 meter ten opzichte van NAP.
Het watersysteem van woonwijk de Leyens is aangesloten op het gemaal De Leyens. Hier wordt water uitgeslagen op de Zoetermeerse Plas. Deze plas heeft ook een waterbergende functie. De woonwijk Noordhove is aangesloten op het gemaal Palenstein en wordt uitgeslagen op de Noord Aa.
Conform het uitgangspunt van het Hoogheemraadschap van Rijnland (zie paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting) wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater. Daartoe ligt in het plangebied een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover.
Gelet op de zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater (zie ook paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting) zullen de gebouwen voor nieuwe ontwikkelingen geen uitloogbare materialen bevatten. Hierdoor zijn er geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het hemelwater en wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater gewaarborgd. Voor zover mogelijk zullen ook de andere maatregelen worden toegepast (zoals de keuze van de kolken) bij de uitvoering van het project en het beheer van de openbare ruimte.
Op de watergangen (zoals sloten en beken), de waterkeringen (zoals kaden en dijken) en andere waterstaatswerken (zoals bruggen en duikers) is de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing (zie ook paragraaf 2.3.1 van de plantoelichting). In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.
In het bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd als 'Water'. De waterkeringen zijn, met inbegrip van de beschermzones naar opgave van het Hoogheemraadschap, bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering'. Het beheer en onderhoud van de meeste watergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de watergangen in het plangebied geldt dat deze onveranderd blijven. Ook de oevers van deze watergangen en waterpartijen worden niet veranderd. De natuurvriendelijke oevers langs deze watergangen en waterpartijen blijven gehandhaafd.
Constructies, in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen van een dijk negatief beïnvloeden, ook kan het toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het Hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de water in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplanting, etc) moet een Waterwetvergunning aangevraagd worden bij het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het Hoogheemraadschap via een Watewetrvergunning ontheffing verlenen van dit verbod.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen toename van verharding voorzien. Watercompensatie is derhalve niet aan de orde.
Uit het voorgaande volgt dat het bestemmingsplan geen onevenredige nadelige gevolgen heeft voor de waterhuishouding.
5.6 Baggerspeciedepot
In de noordwestelijke hoek van het plangebied ligt aan de Zwaardslootseweg een baggerspeciedepot. Een baggerspeciedepot is niet opgenomen in Bijlage 1 van de VNG-brochure " Bedrijven en milieuzonering". De eventuele hinder ten aanzien van de omliggende omgeving zal aan de hand van de te verstrekken milieuvergunning moeten worden beperkt. Op grond van de milieuvergunning mag in dit depot alleen verspreidbare baggerspecie worden gestort en opgeslagen. Het baggerspeciedepot heeft een maximale capaciteit van 10.000 m3 baggerspecie. Gelet op de soort baggerspecie die er gestort en opgeslagen mag worden en de omvang van het depot is er geen onaanvaardbare hinder voor het woon- en leefklimaat te verwachten.
5.7 Geluidhinder
De Wet geluidhinder en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, vliegtuiglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelige terrein. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht, wanneer er nieuwe geluidgevoelige functies mogelijk worden gemaakt dan wel wanneer er nieuwe infrastructuur wordt aangelegd of infrastructuur wordt gewijzigd.
Akoestisch onderzoek
Er zijn in het plangebied geen woningen of andere (geluidgevoelige) objecten opgenomen die nog niet zijn gerealiseerd (geprojecteerd). Ook is er niet voorzien in de wijziging van een weg of raillijn dan wel in de aanleg van nieuwe weg of raillijn, of de vestiging of wijziging van een relevante geluidsbron (industrielawaai). Het betreft een conserverend bestemmingsplan, waarin geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Gelet hierop is een akoestisch onderzoek niet nodig.
5.8 Luchtkwaliteit
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'niet in betekende mate' (NIBM) van belang. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze (gebiedsgerichte) maatregelen, zowel rijks- als lokalemaatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.
Op basis van het bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:
- wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
- een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
- een plan 'niet in betekende mate' bijdraagt, of
- een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
- de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.
Luchtkwaliteitsonderzoek
Er worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Ook zijn er geen objecten opgenomen die nog niet zijn gerealiseerd. Het plan zal in niet in betekende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Daarom is een luchtkwaliteitsonderzoek niet nodig.
5.9 Natuurwaarden
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen formele koppeling met het Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit betekent dat in het geval er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).
Natuurwaardenonderzoek
Er worden in het plangebied geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Een natuurwaardenonderzoek is dan ook niet nodig.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.1.1 Planvorm
Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen ontwikkelingen toe.
De juridische planvorm is erop gericht de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van De Leyens en Noordhove, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.
6.1.2 Standaard opbouw verbeelding en regels
In het bestemmingsplan De Leyens en Noordhove is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.
Uitgangspunt is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
6.1.3 Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Bij een beperkt aantal bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Groen' en 'Verkeer' geldt uitsluitend een bestemmingsvlak. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat binnen deze bestemmingen geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de plankaart voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.
6.1.4 Aanduidingen
Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het aantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeergarage', 'railverkeer', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bijvoorbeeld bouwaanduidingen opgenomen voor onderdoorgangen en overkappingen.
6.2 Planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregel.
6.2.1 Inleidende regels
6.2.2 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
6.3 Algemene Regels
6.3.1 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.3.2 Algemene bouwregels
Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
6.3.3 Algemene afwijkingsregels
6.3.4 Overige regels
6.4 Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Overgangsrecht
Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of met beide.
6.4.2 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is niet voorzien in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
- 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
- 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.
In het voorliggende bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Een grondexploitatieplan is derhalve niet nodig.
7.1.2 Economische uitvoerbaarheid
In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft hoofdzakelijk het vastleggen van de bestaande situatie. De economische uitvoerbaarheid is dan ook gegarandeerd.
7.1.3 Planschade
In het kader van dit bestemmingsplan is een risico-analyse planschade uitgevoerd. Daarbij wordt de voorheen geldende planologische regeling vergeleken met de regeling in het nieuwe bestemmingsplan. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in Bijlage 2 van toelichting. Hoewel het planschaderisicoprofiel bij woningen overwegend laag is, is besloten de mogelijke beperkingen die waren opgelegd in het concept ontwerpbestemmingsplan weg te nemen. De juridische regeling is om die reden zoveel mogelijk aangepast aan de vigerende bestemmingsplannen.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De voorbereiding van het bestemmingsplan is aangekondigd in een publicatie als bedoeld in 1.3.1. Bro. Door burgemeester en wethouders is op 15 mei 2012 besloten dat op grond van artikel 6, lid 4 van de Participatie- en inspraakverordening geen mogelijkheid verleend wordt voor inspraak, omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende overheden en instanties. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in Bijlage 1.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 16 november 2012 voor de duur van zes weken. Er zijn 28 ontvankelijke zienswijzen ingediend. Deze zijn verwerkt in de Nota zienswijzen. Drie ingediende zienswijzen zijn gegrond en hebben geleid tot aanpassing ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan, de overige zienswijzen zijn niet gegrond en leiden niet tot aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. De Nota zienswijzen is opgenomen in Bijlage 4. In Bijlage 5 is de Nota aanpassingen opgenomen waarin de overige aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn onderbouwd.
Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.
Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.
De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties
Bijlage 1 Nota van Beantwoording Overlegreacties
Bijlage 2 Risicoanalyse Planschade De Leyens En Noordhove
Bijlage 2 Risicoanalyse planschade De Leyens en Noordhove
Bijlage 3 Besluit B En W D.d. 6 November 2012
Bijlage 3 Besluit B en W d.d. 6 november 2012
Bijlage 4 Nota Zienswijzen
Bijlage 5 Nota Aanpassingen
Bijlage 6 Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State
Bijlage 6 Uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State