Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 25-06-2014 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord van de gemeente Zoetermeer.
1.2 aanbouw
een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:
- administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
- het houden van een webshop of een bed en breakfast;
- ambachtelijke bedrijvigheid,
waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.
1.5 afhaalcentrum
het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.
1.6 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naaiatelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.
1.7 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.8 antennedrager
een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.9 archeologische waarde
de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.12 bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13 bedrijfsgebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie;
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.
1.16 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
1.17 bed en breakfast
een aan huis verbonden beroep of bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf van maximaal vier slaapplaatsen en waarbij het verstrekken van consumpties ondergeschikt is.
1.18 begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.
1.19 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder c, vallen;
- c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder d, vallen;
- e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.20 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.
1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.
1.22 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.23 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00024-0004
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.25 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.26 bijzondere woonvormen
woonvormen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen voor de bewoners van het gebouw(encomplex).
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.30 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.32 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.33 buitenrijbak
niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem voor training en africhting van paarden.
1.34 cateringsbedrijf
een bedrijf waar voedsel en/of dranken worden bereid, die door of vanuit het bedrijf naar de eindgebruiker worden gebracht.
1.35 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.36 cultuurhistorisch deskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van cultuurhistorie.
1.37 cultuurhistorische waarde
een waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.
1.38 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.39 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.40 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.
1.41 ecologische waarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
1.42 eerste verdieping
tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.
1.43 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.44 erfbebouwing
functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.
1.45 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.46 fte
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek.
1.47 garagebox
een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.
1.48 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.49 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.50 gestapelde woningen
een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
1.51 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfs- of beroepsactiviteit.
1.52 geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
1.53 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.54 horeca
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de Staat vanhoreca-activiteiten.
1.55 hoveniersbedrijf
een bedrijf, geen tuincentrum zijnde, dat is gericht op de aanleg en onderhoud van tuinen, parken en andere groenvoorzieningen.
1.56 kantine
een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.
1.57 kantoor
een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.
1.58 kunstwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.59 kwetsbaar object
- a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbaar object, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.60 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.
1.61 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische, culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld scholen, kerken, ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen en kinderopvang, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.
1.62 manege
een bedrijf, dat uitsluitend of in hoofdzaak gericht is op het lesgeven in paardrijden en het daarmee verband houdende (in pension) houden en africhten van paarden en/of pony's, waarbij als nevenactiviteiten zijn toegestaan het organiseren van wedstrijden en/of evenementen die verband houden met de paardensport.
1.63 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.64 natuurwaarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.65 niet-gestapelde woningen
een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woning.
1.66 nutsvoorziening
voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.
1.67 onderbouw of souterrain
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven peil is gelegen.
1.68 onderdoorgang
een onbebouwde ruimte onder een bouwwerk die meestal ten dienste staat van verkeer, groen of water.
1.69 ontsluitingsweg
een weg, pad of doorgang die toegang verschaft tot een perceel.
1.70 operators / providers
aanbieders van een mobiel netwerk.
1.71 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.72 paardenbox
een gebouwde ruimte met vier (deels) dichte wanden, bedoeld voor het verblijf van 1 paard of pony, en voorzien van een droge ligplaats met voldoende ventilatie en lichtsterkte.
1.73 paardenpension
een bedrijf, zonder rijhal, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het stallen en verzorgen van paarden en pony's van derden.
1.74 parkeerplaats op eigen terrein
een gebouwde of ongebouwde voorziening op eigen terrein met een minimale lengte van 6 m en een minimale breedte van 2,5 m, geschikt en toegankelijk voor het stallen van een auto.
1.75 peil
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; - c. in overige gevallen:
de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.76 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.77 risicovolle inrichting
1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen.
1.78 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.
1.79 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.80 site sharing
het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.
1.81 stacaravan
een caravan, die als een gebouw valt aan te merken.
1.82 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegeankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren of het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.
1.83 tegenoverliggende woning
een tegenover een gebouw gesitueerde bestaande woning, waarbij het betreffende gebouw zich bevindt binnen de zone die wordt gevormd door de horizontale hoeken van 120º ten opzichte van de voorgevelrooilijn respectievelijk achtergevel(rooilijn) van de bestaande woning, gemeten ter plaatse van de geveluiteinden; een tegenoverliggende woning kan zowel binnen als buiten het plangebied zijn gesitueerd.
1.84 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.85 uitbouw
een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.86 voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.
1.87 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.88 winkelvloeroppervlak (wvo)
het vloeroppervlak in vierkante meters wat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Dus exclusief administratieruimte, kantines, toiletten, magazijnruimte, ruimte voor ontvangst van goederen, verwerkingsruimte en dergelijke.
1.89 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.90 woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
1.91 woonwagenstandplaats
een kavel, bestemd voor het plaatsen van 1 woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
1.92 woon-werkeenheid
een gebouw dat is gebouwd en feitelijk bestemd voor een combinatie van bedrijfsuitoefening en wonen, waarbij niet-bedrijfsgebonden detailhandel en horeca zijn uitgesloten.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.3 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.5 inhoud
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 vloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo).
2.8 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot ten hoogste milieucategorie 2 van de in de bijlage bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor gemengd gebied en rustige woonwijk);
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning (bw)', tevens een bedrijfswoning;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'baggerspeciedepot (bsd)' uitsluitend de opslag van verspreidbare bagger met groenvoorzieningen, wegen en paden;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening (nv)' uitsluitend nutsvoorzieningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier (hv)' tevens een hoveniersbedrijf;
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. reclameobjecten;
- l. vlaggenmasten en lichtmasten;
- m. water;
- n. wegen en paden;
- o. tuinen en erven.
met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de verkeersveiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen, tenzij het wonen plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken, anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van Horeca;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 4 Centrum
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel tot en met categorie B van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', met uitzondering van het bepaalde onder k; - b. horeca tot en met categorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van horeca-activiteiten; - c. dienstverlening tot en met categorie B van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- d. ambachtelijk bedrijf;
- e. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie B van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', met uitzondering van geluidgevoelige zorgvoorzieningen;
- f. kantoor;
- g. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- h. bijzondere woonvormen met bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen;
- i. gebouwde en ongebouwde sportvoorzieningen;
- j. terrassen;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten (-dh)' is detailhandel niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- l. groenvoorzieningen;
- m. kunstwerken;
- n. standplaatsen;
- o. nutsvoorzieningen;
- p. objecten van beeldende kunst;
- q. parkeervoorzieningen;
- r. reclameobjecten;
- s. speelvoorzieningen;
- t. verblijfsgebied en terrassen;
- u. vlaggenmasten en lichtmasten;
- v. water;
- w. wegen en paden;
- x. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- y. technische installaties daaronder begrepen voorzieningen voor het opwekken en conserveren van energie;
met de daarbij behorende bouwwerken.
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Gemengd - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ambachtelijk bedrijf;
- b. dienstverlening, tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- c. kantoren;
- d. sport, tot en met categorie A van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' - e. maatschappelijke voorzieningen, tot en met categorie B van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
- f. horeca, tot en met categorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten;
- g. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- h. bijzondere woonvormen met bijbehorende gemeenschappelijke voorzieningen;
- i. ter plaatse van de aanduiding 'sport uitgesloten (-s)' zijn sportvoorzieningen niet toegestaan;
- j. ter plaatse van de aanduiding 'kantoren uitgesloten (-k)' zijn kantoren niet toegestaan;
- k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten (-h)' is horeca niet toegestaan;
met daaraan ondergeschikt:
- l. groenvoorzieningen;
- m. kunstwerken;
- n. nutsvoorzieningen;
- o. objecten van beeldende kunst;
- p. parkeervoorzieningen;
- q. reclameobjecten;
- r. speelvoorzieningen;
- s. verblijfsgebied en terrassen;
- t. vlaggenmasten en lichtmasten;
- u. water;
- v. wegen en paden;
- w. technische installaties daaronder begrepen voorzieningen voor het opwekken en conserveren van energie;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. een kinderboerderij uit ten hoogste milieucategorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor gemengd gebied en rustige woonwijk) met bijbehorende dierenverblijven en informatieruimtes;
- b. horeca tot ten hoogste categorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van horeca-activiteiten met een maximum bedrijfsvloeroppervlakte van 250 m2; - c. ondergeschikte detailhandel met een winkelvloeroppervlak (wvo) dat minder bedraagt dan 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 50 m2;
- d. wijk- en schooltuinen;
- e. natuur- en milieueducatie;
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken;
- h. nutsvoorzieningen, waaronder windturbines;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. terrassen;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. windturbines;
- o. water;
- p. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. in- en uitritten;
- c. langzaam verkeersroutes;
- d. extensieve recreatie;
- e. water;
met daaraan ondergeschikt:
- f. beweiding;
- g. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. objecten van beeldende kunst;
- k. speelvoorzieningen;
- l. vlaggenmasten en lichtmasten;
- m. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer (rv)' tevens ten behoeve van een raillijn met bijbehorende spoorbanen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
- n. ter plaatse van de aanduiding 'weg' (we) tevens ten behoeve van verkeersdoeleinden waarbij er geen doorgaande ontsluitingsweg mag ontstaan tussen de Zegwaartseweg en de wijk Noordhove.
met de daarbij behorende bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:
- a. de bouwhoogte van de schuilhut maximaal 3 m bedraagt;
- b. de oppervlakte van de schuilhut maximaal 40 m² bedraagt;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied.
Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 8 Horeca
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca, uit ten hoogste categorie 2 van de bij deze regels behorende
Staat van horeca-activiteiten, met uitzondering van een snackbar;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. reclameobjecten;
- h. speelvoorzieningen;
- i. terrassen;
- j. vlaggenmasten en lichtmasten;
- k. water;
- l. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 9 Sport
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport tot en met categorie 2 (ss- s< 2)', sportvoorzieningen tot en met milieucategorie 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor gemengd gebied en rustige woonwijk); - b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sport tot en met categorie 3.1 (ss -s< 3.1)', sportvoorzieningen tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende
Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor gemengd gebied en rustige woonwijk); - c. vormen van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de bezoekers van de onder a en b genoemde voorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'manege (ma)' is uitsluitend een hobbymanege toegestaan met maximaal 6 paarden;
met daaraan ondergeschikt:
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. terrassen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. lichtmasten en vlaggenmasten;
- m. waterpartijen en waterlopen;
- n. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder a, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca, met uitzondering van vormen van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van de in lid 9.1, onder a en b genoemde voorzieningen;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Tuin
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor
- a. tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'weg' (we) tevens ten behoeve van verkeersdoeleinden waarbij er geen doorgaande ontsluitingsweg mag ontstaan tussen de Zegwaartseweg en de wijk Noordhove.
10.2 Bouwregels
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen voor het gemotoriseerd verkeer waarvan het aantal rijstroken, met uitzondering van in- en uitvoegstroken, opstelstroken en busstroken, niet meer mag bedragen dan 2;
- b. fietsenstallingen;
- c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. reclameobjecten;
- k. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- l. water;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. windbeperkende voorzieningen;
- o. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer (rv)' mede ten behoeve van een raillijn met bijbehorende spoorbanen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen,
met de daarbij behorende bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Railverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. spoorwegvoorzieningen;
- b. wegen, fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- c. fietsenstallingen;
- d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- k. reclameobjecten;
- l. speelvoorzieningen;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. water;
met de daarbij behorende bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. straten, erven en pleinen;
- b. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- c. fietsenstallingen;
- d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. kunstwerken;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. reclameobjecten;
- k. speelvoorzieningen;
- l. vlaggenmasten en lichtmasten;
- m. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- n. water;
- o. windbeperkende voorzieningen;
- p. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer (rv)' tevens ten behoeve van een raillijn met bijbehorende spoorbanen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
- q. ter plaatse van de aanduiding parkeerterrein (p) zijn uitsluitend parkeerplaatsen toegestaan;
- r. ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - standplaats (sv-s)' standplaats(en) en een weekmarkt;
met de daarbij behorende bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer (rv)' tevens ten behoeve van een raillijn met bijbehorende spoorbanen, wissels en overige constructies alsmede haltevoorzieningen, daaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van die haltevoorzieningen;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'weg' (we) tevens ten behoeve van bruggen ten behoeve van verkeersdoeleinden waarbij er geen doorgaande ontsluitingsweg mag ontstaan tussen de Zegwaartseweg en de wijk Noordhove.
met daaraan ondergeschikt:
- e. extensieve recreatie
- f. groenvoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. objecten van beeldende kunst;
met de daarbij behorende bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf aan huis (bah)' woon-werkunits, met een bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) van maximaal 120 m2;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage (pg)' tevens een gebouwde parkeervoorziening;
- d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein (p)' uitsluitend parkeerplaatsen ten dienste van de woningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'water (wa)' tevens water;
met daaraan ondergeschikt:
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken
- h. nutsvoorzieningen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. parkeervoorzieningen;
- k. speelvoorzieningen;
- l. tuinen en erven;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. water;
- o. wegen en paden;
- p. technische installaties, daaronder begrepen voorzieningen voor het opwekken en conserveren van energie;
met de daarbijbehorende bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.3 Afwijken van de bouwregels
15.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Wonen - 3
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor (k)' een zelfstandig kantoor;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. kunstwerken
- e. nutsvoorzieningen;
- f. objecten van beeldende kunst;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. speelvoorzieningen;
- i. tuinen en erven;
- j. vlaggenmasten en lichtmasten;
- k. water;
- l. wegen en paden;
met de daarbijbehorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2.1 onder a en c, voor het bouwen van een hoofdgebouw en/of erfbebouwing tot 2 meter van één zijdelingse perceelsgrens en in afwijking van het bouwvlak, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
17.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Wonen - Woonwagenstandplaats
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonwagenstandplaatsen al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroep of bedrijf;
met de daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. kunstwerken;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. speelvoorzieningen;
- h. tuinen en erven;
- i. vlaggenmasten en lichtmasten;
- j. water;
- k. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken en terreinen.
18.2 Bouwregels
18.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2.1 onder g voor het plaatsen van een woonwagen op een afstand van minder dan 5 m van een andere woonwagen, mits:
- a. de afstand tussen de woonwagens minimaal 2 m bedraagt;
- b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
18.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 19 Woongebied - 1
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Woongebied - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, in de vorm van niet-gestapelde woningen;
- b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld [gs]' tevens gestapelde woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- c. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats (wp)' tevens woonwagenstandplaatsen al dan niet in combinatie met een
aan huis verbonden beroep of bedrijf; - d. ter plaatse van de aanduiding 'groen (g)' uitsluitend groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
- e. tuinen en erven;
- f. wegen, in de vorm van wijkwegen, erftoegangswegen en woonstraten;
- g. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
- h. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- i. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- j. kunstwerken;
- k. nutsvoorzieningen;
- l. speelvoorzieningen;
- m. objecten van beeldende kunst;
- n. parkeervoorzieningen;
- o. vlaggenmasten en lichtmasten;
- p. water;
- q. wegen en paden;
met de daarbijbehorende bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.4 Specifieke gebruiksregels
19.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Woongebied - 1 wijzigen in die zin dat op locaties waar een bouwhoogte van maximaal 45 m is toegestaan, woonbebouwing wordt toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 90 m met inachtneming van de volgende regels:
- a. de wijzigingsbevoegdheid mag voor uitsluitend één gebouw voor één van de locaties worden toegepast;
- b. wijziging uitsluitend is toegestaan, indien dit vanuit het oogpunt van milieuhinder niet op belemmeringen stuit;
- c. wijziging uitsluitend is toegestaan, indien de mogelijke verkeersaantrekkende werking niet onaanvaardbaar is;
- d. wijziging uitsluitend is toegestaan, indien op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien conform de gemeentelijke parkeernota;
- e. met de bestemmingswijziging geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de in de nabijheid gelegen bestemmingen en functies;
- f. wijziging uitsluitend is toegestaan indien door middel van een effectrapportage de gevolgen van deze bebouwing op het woningbouwprogramma, de woningdifferentiatie, de bezonning en de windhinder voor de omgeving en de zichteffecten niet leiden tot een onevenredige aantasting van belangen van derden.
Artikel 20 Woongebied - 2
20.1 Bestemmingsomschrijving
20.2 Bouwregels
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.5 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 21 Leiding - Co2
21.1 Bestemmingsomschrijving
21.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 21.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 21.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 22 Leiding - Riool
22.1 Bestemmingsomschrijving
22.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 22.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de de andere, voor de in lid 22.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 23 Leiding - Water
23.1 Bestemmingsomschrijving
23.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 23.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 23.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:
- a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
- b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
Artikel 24 Waarde - Archeologie
24.1 Bestemmingsomschrijving
24.2 Bouwregels
- a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
- 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
- c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
- 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
24.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 24.2 onder b en kan in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:
- a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
- b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
- c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
Artikel 25 Waterstaat - Waterkering
25.1 Bestemmingsomschrijving
25.2 Bouwregels
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 25.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 25.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager positief advies heeft overgelegd van de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 26 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 27 Algemene Bouwregels
- a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
- 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
- c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 28 Algemene Aanduidingsregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen geurgevoelig objecten worden gebouwd.
Artikel 29 Algemene Afwijkingsregels
29.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %. Er kan niet worden afgeweken van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
- c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
- d. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
- e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
- f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
29.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
29.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 29.1 en 29.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 30 Algemene Wijzigingsregels
30.1 wro-zone - wijzigingsgebied 4
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 4' de bestemming Groen te wijzigen in de bestemming Woongebied - 2 en de bestemming Wonen - 2 te wijzigen in de bestemming Groen, met inachtneming van de volgende regels:
- a. er mag ten hoogste één woning worden gebouwd;
- b. de nieuwe woning mag slechts worden gebouwd, indien de bestaande bebouwing zal zijn gesloopt;
- c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 9,5 m;
- d. de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 60% van het bouwperceel;
- e. de onderlinge afstand tussen gebouwen (voor zover niet aaneengebouwd) bedraagt minimaal 3 m;
- f. voor het overige is het bepaalde in artikel Woongebied - 2 en artikel Groen van toepassing.
Artikel 31 Overige Regels
31.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:
- a. in de eerste plaats de regels van Artikel 25 Waterstaat - Waterkering;
- b. in de tweede plaats de regels van Artikel 21 Leiding - CO2;
- c. in de derde plaats de regels van Artikel 23 Leiding - Water;
- d. in de vierde plaats de regels van Artikel 22 Leiding - Riool;
- e. in de vijfde plaats de regels van Artikel 24 Waarde - Archeologie.
31.2 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
- b. brandweeringang;
- c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- d. de ruimte tussen bouwwerken;
- e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 32 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 33 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 34 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening
In het kader van de uitvoering van het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2011-2013 moeten ook de plannen die gelden voor Oosterheem en de Zegwaartseweg-Noord geactualiseerd worden. De aanleiding hiervoor is de wettelijke verplichting dat per 1 juli 2013 alle bestemmingsplannen actueel moeten zijn. Het voorliggende bestemmingsplan behoort tot dergelijke plannen die voor vorenstaande datum geactualiseerd moeten zijn. Verder omvat het plangebied momenteel meerdere bestemmings- en wijzigingsplannen, die met voorliggende planherziening vervangen worden door één bestemmingsplan voor het gehele gebied.
1.2 Doel Van Het Bestemmingsplan
Het uitgangspunt van de actualisering van dit bestemmingsplan sluit aan bij bovenstaand Meerjarenprogramma. Dit betekent dat de (voorheen) geldende bestemmingsplanregelingen worden geactualiseerd. Daarbij wordt zoveel mogelijk conserverend bestemd (vastleggen bestaande situatie). Het plangebied omvat ook locaties en gebieden, waar op grond van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen nog ontwikkelingen zijn toegestaan en voorzien (van ondermeer nieuwe woningen), maar welke nog niet zijn gerealiseerd. Het zijn onbenutte bouwlocaties die naar verwachting binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze ontwikkellocaties daarom opnieuw opgenomen. In Hoofdstuk 4 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.
Verder had een groot deel van het plangebied ten tijde van de vaststelling van de afzonderlijke, (voorheen geldende) plannen nog een globaal en nader uit te werken karakter. Inmiddels is het merendeel van het plangebied ontwikkeld en ingevuld. Het voorliggende bestemmingsplan sluit daarop aan.
Tot slot wordt het bestemmingsplan afgestemd op het (recente) gemeentelijk, provinciaal en rijksbeleid.
1.3 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord omvat de woonwijk Oosterheem en het noordelijke gedeelte van de Zegwaartseweg. Het plangebied wordt globaal begrensd door de watergang langs het Vestingpad, de Schansbaan, de Ruimtebaan, de watergang langs bedrijventerrein Zoeterhage en de watergang langs de Galvanistraat aan de westzijde. De watergang langs het Vestingpad vormt het scheidende element tussen het gebied van de Zegwaartseweg en de woonwijk Noordhove. De watergangen aan de noordzijde van bedrijventerrein Zoeterhage en langs de Galvanistraat vormen de scheidende elementen tussen de woonwijk Oosterheem en de bedrijventerreinen Zoeterhage en Dwarstocht. De watergangen zijn meegenomen in het plangebied. De Olof Palmelaan begrenst het plangebied aan de zuidzijde. Deze weg vormt een scheidend element tussen de woonwijk Oosterheem en het bedrijventerrein Oosterhage. De Olof Palmelaan is niet meegenomen in het plangebied (deze valt binnen het plangebied Oosterhage). Het plangebied grenst in het oosten aan de HSL en bedrijventerrein Oosterhage). Tot slot grenst het plangebied in het noorden aan de gemeentegrens met Rijnwoude.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied in Zoetermeer
Figuur 1.2 Begrenzing van het plangebied
1.4 Huidige Juridische Planregelingen
Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende juridische regelingen van kracht, die geheel of gedeeltelijk worden vervangen door het voorliggende bestemmingsplan:
Tabel 1.1 Overzicht geldende bestemmingsplannen en wijzigingsplannen
nr. | naam bestemmingsplan | vaststelling gemeenteraad | besluit van het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland | ||
5.01 | Bestemmingsplan Seghwaert 1975 | 29 september 1975 | 25 augustus 1976 | ||
5.23 | Bestemmingsplan Akkerdreef-noord | 20 maart 1989 | 4 juli 1989 | ||
6.09 | Bestemmingsplan afronding Noordhove | 26 januari 1998 | 12 mei 1998 | ||
8.02 | Bestemmingsplan industrieterrein Zoeterhage | 22 februari 1971 | 22 december 1971 | ||
8.06 | Bestemmingsplan Zegwaartseweg-Zoeterhage | 2 juni 1980 | 2 juni 1981 | ||
10.01 | Bestemmingsplan Oosterheem/HSL-Zuid | 29 maart 1999 | 15 juni 1999 | ||
10.02 | Bestemmingsplan Oosterheem 2000 | 25 september 2000 | 24 april 2001: gedeeltelijk goedgekeurd | ||
10.03 | Bestemmingsplan Zegwaartseweg Noord | 26 november 2001 | 9 juli 2002: gedeeltelijk goedgekeurd | ||
10.03a | 1ste partiële herziening Zegwaartseweg - Noord 2004 | 19 maart 2007 | 27 november 2007 | ||
10.04 | Bestemmingsplan 1ste partiële herziening Oosterheem 2003 | 27 september 2004 | 18 januari 2005 | ||
10.07 | Wijzigingsplan Oosterheem Centrum Noord 2006 | 10 april 2007 | 16 augustus 2007 | ||
10.05 | 2de partiële herziening Oosterheem 2007 | 28 januari 2008 | 9 september 2008 |
Figuur 1.3 Overzicht van de planregelingen die geheel of gedeeltelijk worden herzien
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een verantwoording dient te bevatten dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
Het bestemmingsplan is niet in strijd met nationale belangen zoals deze zijn opgenomen in het Barro en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Ook is het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, omdat de ontwikkelingen die binnen het plangebied zijn voorzien al mogelijk waren in de vigerende bestemmingsplannen. Deze zijn derhalve niet als stedelijke ontwikkeling in de zin van artikel 1 lid 1 van het Bro aan te merken.
2.1.2 Nota 'Anders omgaan met water' (2000)
In de Nota 'Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21e eeuw' onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een 'watertoets' voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.
In paragraaf 5.5 van deze plantoelichting wordt ingegaan op welke wijze in dit plan rekening is gehouden met de waterhuishouding.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. Op 23 februari 2011 hebben Provinciale Staten de 1e herziening van de Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 29 februari 2012 is daarnaast de 2e herziening vastgesteld. Voor het plangebied zijn enkele inhoudelijke wijzigingen opgenomen die relevant zijn voor het plangebied. Deze wijzigingen zijn in deze paragraaf meegenomen.
In de provinciale structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave 'Divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Het hoofddoel is verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. De ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt (waaronder woningbouw en maatschappelijke voorzieningen) passen in het provinciaal beleid. Er vindt geen verstedelijking plaats buiten de bebouwingscontour. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de provinciale Structuurvisie.
Bij de structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is het plangebied aangeduid als 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer'. De aanduiding 'Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer' is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
Op de Kwaliteitskaart 2020 is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied". Voor deze gebieden geldt onder andere behoud en versterking van de diverse woon- en werkmilieus. Het zwaartepunt van verstedelijking ligt in gebieden die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.
Op kaart 5 behorende bij de Provinciale Verordening is te zien dat in het plangebied een regionale railverbinding is bestemd. Bezien de structuurvisie wordt de huidige RandstadRail bij Zoetermeer doorgetrokken naar het nieuwe station Bleizo.
In de structuurvisie wordt het behouden van de cultuurhistorische hoofdstructuur beschreven. Blijkens de kaart behorende bij deze hoofdstructuur is het plangebied van dit bestemmingsplan aangeduid als zijnde een gebied waarin redelijke tot grote kans aanwezig is op archeologische sporen. Het beleid in deze is volgens de structuurvisie om archeologische vindplaatsen te beschermen. Uitgangspunt van Europees, landelijk en provinciaal beleid is behoud in situ van archeologische waarden: dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe niet verstoord dient te worden. In de paragraaf 3.1.2 wordt nader ingegaan op het thema archeologie.
De voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied passen binnen de stedelijke ontwikkeling zoals deze is voorzien in de provinciale structuurvisie.
2.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland'
De provinciale belangen, aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland' die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door Provinciale Staten van Zuid-Holland is vastgesteld. In deze verordening zijn regels opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. Op 23 februari 2011 hebben Provinciale Staten de 1e herziening van de Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. Tot slot is op 29 februari 2012 de 'Actualisering 2011' vastgesteld.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 2 (Bebouwingscontouren), 7 (Kantoren), 8 (Bedrijventerreinen), 9 (Detailhandel) en 10 (Primaire en regionale waterkeringen) van belang.
Artikel 2 (Bebouwingscontouren): het bestemmingsplan maakt geen nieuwe stedelijke functies mogelijk buiten de bebouwingscontour.
Artikel 7 (Kantoren): in het bestemmingsplan zijn geen nieuwe kantorenlocaties opgenomen.
Artikel 8 (Bedrijventerreinen): een klein deel van het plangebied is in de Verordening Ruimte aangeduid als bedrijventerrein. Het betreft hierbij een tweetal percelen aan de Zegwaartseweg (nummers 45 en 47). Op grond van artikel 8, lid 2 mogen bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen op bedrijventerreinen (zoals aangeduid op kaart 6 van de Verordening) geen bestemmingen aanwijzen die nieuwe (bedrijfs)woningen mogelijk maken. Dit uitgezonderd woningen behorende bij woonwerkeenheden op (delen van) bedrijventerreinen waar maximaal milieucategorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan en die niet binnen de invloedsfeer liggen van (delen van) bedrijventerreinen waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan. Daarnaast moet op grond van artikel 8, lid 3 de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving worden mogelijk gemaakt op deze terreinen. Beide percelen hebben in het geldende bestemmingsplan geen specifieke bedrijfsbestemming. Het perceel Zegwaartseweg 45 heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming Woondoeleinden I, waarbinnen wel een aan-huis-verbonden bedrijf is toegestaan. Het perceel Zegwaartseweg 47 heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming Bijzondere doeleinden, waarbinnen onder meer ambachtelijke bedrijvigheid is toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan is voor het perceel Zegwaartseweg 45 de geldende bestemming Wonen wederom overgenomen en is voor het perceel Zegwaartseweg 47 de geldende bestemming gewijzigd naar de bestemming Maatschappelijk. De bestemmingslegging is niet strijdig met de Verordening Ruimte.
Artikel 9 (Detailhandel): Voor de ontwikkeling van het wijkwinkelcentrum is reeds een procedure gevolgd. Na oplevering van het nieuwe winkelcentrum is het tijdelijke winkelcentrum, dat gelegen is in het zogenoemde Businesspark Oosterheem, opgeheven. Er wordt geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt. Er is dan ook geen sprake van strijdigheid met de Verordening Ruimte.
Artikel 10 (Primaire en regionale waterkeringen): ter plaatse van de Zegwaartseweg is een waterkering aanwezig. Over waterkering schrijft de Verordening Ruimte voor dat de primaire en regionale waterkeringen als zodanig bestemd worden, waarbij de regels voorzien in een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van die keringen. Andere functies zijn ter plaatse slechts toelaatbaar voor zover er geen sprake is van significante belemmeringen voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de betreffende keringen. Daarbij is advies nodig van de beheerder van de waterkering. In het bestemmingsplan is de waterkering opgenomen door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
2.2.3 Provinciale Woonvisie 2011 - 2020
Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten de Woonvisie 2011-2020 vastgesteld. De Woonvisie geeft aan hoe vraag en aanbod van het woningbestand in Zuid-Holland zich de komende jaren ontwikkelen en hoe de provincie daarover afspraken wil maken met de regio's en gemeenten.
De voornaamste ambitie op het gebied van wonen is dat woningen passend zijn voor de huishoudens die ze bewonen. De Woonvisie zet daarbij in op:
- behouden en benutten regionale verscheidenheid;
- kaderstelling door de provincie voor de lange termijn; regionaal vindt uitwerking plaats;
- voldoende goed woningaanbod voor iedereen;
- niet meer woningen plannen dan nodig zijn.
Oosterheem is een zogeheten Vinex-locatie. In de jaren '90 van de vorige eeuw zijn deze locaties aangewezen om te kunnen voorzien in de regionale woningbehoeften. Deze regionale woningbehoefte bestaat nog steeds. In de Woonvisie 2011-2020 is aangegeven dat in de periode 2010-2020 in de Zuidvleugel een behoeftegroei is van 115.000 woningen. Welliswaar krimpt de bevolking in een klein deel van de provincie, met name in landelijk gebied, maar over de hele provincie genomen groeit het aantal huishoudens nog steeds. Als wordt ingezoomd op type woonmilieu, is de aanvullende vraag naar groenstedelijk wonen het grootst. Vinex-locaties zoals Oosterheem en zone rondom de Zegwaartseweg vallen hier qua woonmilieutypering onder. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt voor nieuwe woningbouwontwikkelingen leveren een bijdrage aan de ambities uit de provinciale Woonvisie.
2.2.4 Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007
De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken. De nota legt de locaties vast voor 'gewone' regionale detailhandel en voor perifere detailhandel.
Het voorliggende bestemmingsplan legt voor wat betreft het aspect detailhandel de bestaande situatie vast en staat geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen toe. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met het provinciale detailhandelsbeleid.
Bij grootschalige ontwikkelingen (meer dan 2.000 m²) en bij nieuwvestiging van perifere detailhandel van meer dan 1.000 m², moet een distributieplanologisch onderzoek worden opgesteld en is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
In het bestemmingsplan is detailhandel voorzien die reeds planologisch mogelijk is binnen de bestaande regeling, en is inmiddels volledig gerealiseerd. Er is geen sprake van perifere detailhandel. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met het provinciale detailhandelsbeleid. Er hoeft dan ook geen advies te worden gevraagd bij het REO.
2.2.5 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland
De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door Gedeputeerde Staten. Op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie.
Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.
Het plangebied valt buiten de aangewezen topgebieden. Wel is een deel van het plangebied op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is. Gelet hierop dienen de archeologische waarden van het gebied nader onderzocht te worden. In paragraaf 3.1.2 wordt hier nader op ingegaan.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Waterbeheerplan HHSK 2010-2015
Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 is op 25 november 2009 vastgesteld en bevat de hoofdlijnen van het beleid voor de taken van het Hoogheemraadschap met betrekking tot de waterveiligheid, het oppervlaktewater- en grondwaterbeheer, het beheer van afvalwaterketen en emissies en het wegenbeheer in de Krimpenerwaard. De kern van het plan wordt gevormd door zeventig doelen voor de planperiode. Deze zijn samengevat in de tabel van bijlage 1 van het plan. Het plan bevat ook uitgangspunten voor initiatieven van derden.
Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.
De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:
- het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
- de waterkwaliteit voldoet ten minste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
- het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
- het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.
Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het Waterbeheerplan van HHSK 2010-2015 is beschreven hoe het Hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingssysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak.
Keur van Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard
Op 22 december 2009 is de nieuwe Keur van het Hoogheemraadschap Schieland in werking getreden. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit te mogen uitvoeren. De bepalingen in de Keur dienen te worden toegepast met inachtneming van het geldende beleid. Het in het Waterbeheerplan verwoorde beleid is richtinggevend bij de uitvoering van de Keur. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.
Raamvergunning voor Zoetermeer
Op 14 april 2003 hebben de Dijkgraaf en Hoogheemraden van Schieland een raamvergunning afgegeven voor de realisering van de nieuwe woonwijk Oosterheem.
2.3.2 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil het Hoogheemraadschap van Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur 2009 en Beleidsregels en Algemene Regels inrichting Watersysteem Keur 2011
Op 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden met bijbehorende beleidsregels. De beleidsregels zijn in 2011 herzien. Een nieuwe Keur was nodig, vanwege de totstandkoming van de Waterwet en de daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn in deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem Keur 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Waterwetvergunning. De Keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleidsregels en Algemene regels Inrichting Watersysteem Keur 2011, die bij de Keur 2009 horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het Bestuursakkoord waterketen 2007), geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is.
De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
- f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
- g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.
De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Waterplan Zoetermeer
In samenwerking met de gemeente Zoetermeer hebben het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld, dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.10 nader toegelicht.
2.3.3 Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (verder: RSP) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.
Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.
Op kaart 1 'Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030' van het RSP is het plangebied aangewezen als vitaal en intensief benut stedelijk gebied.
Op kaart 9 'Ontwikkelingsbeeld 2030 openbaar vervoer' is, als onderdeel van de uitbreiding van het hoogwaardig regionaal openbaar vervoernetwerk, de verlenging van bestaande Oosterheemlijn richting rijksweg A12 opgenomen. De aanleg van deze zogenoemde 'verlengde Oosterheemlijn' is momenteel in uitvoering. Een deel van deze tracéuitbreiding is gelegen binnen het plangebied. Voor de realisatie van de 'verlengde Oosterheemlijn' is in 2008 een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld. Binnen voorliggend bestemmingsplan wordt dit deel van het tracé overgenomen.
Op de 'Projectenkaart Haaglanden 2020' is het plangebied aangeduid als 'Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied, met name binnen OV-bereik'. Dit betekent dat de aanwezige potenties voor verdichting, vernieuwing en herstructurering zoveel mogelijk dienen te worden benut. Hierbij moeten karakter- en structuurbepalende niet-bebouwde ruimten worden gehandhaafd en de aanwezige cultuurhistorische waarden in acht worden genomen.
De ontwikkelingen die in dit plan zijn voorzien, te weten de afronding van de woonwijk Oosterheem en de benutting van nog aanwezige plancapaciteit, passen binnen deze ambitie en zijn dan ook niet in strijd met het RSP.
2.3.4 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden (2005)
Het Stadsgewest Haaglanden geeft in de Regionale Nota Mobiliteit (RNM) aan met welk samenhangend pakket aan beleid en projecten het de regio voor de periode tot 2020 beter bereikbaar, verkeersveiliger en leefbaarder wil maken. Het aantal instappers in het regionaal openbaar vervoer neemt sterk toe als gevolg van de verwachte mobiliteitsgroei van 20 tot 30% in 2015. Om de toename van het reizigersaanbod te kunnen accommoderen wordt ingezet op een verhoging van het aandeel openbaar vervoer binnen de totale mobiliteit. Haaglanden wil deze doelstelling realiseren met het continueren van gefinancierde projecten en het voorzieningenniveau in stand houden. In de periode tot 2011 wordt het lijnennet in de regio Haaglanden uitgebreid door een groot aantal projecten. Deze projecten zijn op dit moment in uitvoering of worden in de periode tot 2011 uitgevoerd. Eén van deze in uitvoering zijnde projecten is de verlenging van de RandstadRaillijn Oosterheem naar de Goudselijn/rijksweg A12.
2.3.5 Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011
Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Er komt in de regio Haaglanden richting 2011 een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod en de winkelfunctie van de Haagse binnenstad wordt versterkt. De visie is in nauwe samenwerking met de Kamer van Koophandel Haaglanden en de provincie Zuid-Holland tot stand gekomen. Het doel van de visie is de consument meer keuze te bieden en meer kwaliteit en een opwaardering van de Haagse binnenstad als concurrerende trekpleister ten opzichte van andere regio's. Hiermee wordt de aantrekkelijkheid van de regio als geheel versterkt. Dat heeft een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.
In het voorliggende bestemmingsplan is de bestaande detailhandel als zodanig bestemd en wordt geen nieuwe grootschalige detailhandel mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan is zodoende niet in stijd met de Regionale Structuurvisie Detailhandel.
2.3.6 Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en Zoetermeer (2011)
In de Nota Bodembeheer worden de milieuhygiënische randvoorwaarden voor grond- en baggerverzet beschreven. Daarbij is gekozen voor gebiedsspecifiek beleid. De keus voor gebiedsspecifiek beleid houdt onder andere in dat de kwaliteit van de toe te passen grond en bagger wordt afgestemd op de functie van het gebied waar de grond wordt toegepast en niet, zoals voorheen, op de kwaliteit van de ontvangende bodem.
Op de Bodemkwaliteitskaart zijn zones met een bepaalde gemiddelde bodemkwaliteit aangegeven. Binnen een zone is de kwaliteit min of meer gelijk, terwijl de zones onderling juist van kwaliteit verschillen. Met de Bodemkwaliteitskaart is het mogelijk om partijen grond en bagger uit te wisselen in een groter gebied, zonder of met een beperkte partijkeuring.
In het plangebied is een aantal braakliggende gronden aanwezig met onbenutte bouwmogelijkheden. In geval van grondverzet bij de ontwikkeling van deze gronden zijn de randvoorwaarden uit de Nota Bodembeheer van toepassing.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name opgave 2 (elke buurt een toekomst bieden), opgave 3 (Aard en omvang woningbouw afstemmen op de woningbehoefte) en opgave 4 (Balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren) van belang.
In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc.
In opgave 3 "Aard en omvang woningbouw afstemmen op de woningbehoefte" wordt aangegeven dat de gemeente kiest voor kwaliteit en niet voor kwantiteit. Het is essentieel om binnen de Zuidvleugel de positie van aantrekkelijke woonstad te behouden. Om dit te realiseren zet Zoetermeer in op de afstemming van de vraag op het woningbouwprogramma. Hierbij worden de vraag vanuit de buurt én de vraag vanuit de stad betrokken. Ook wordt gestreefd naar het toevoegen van nieuwe woontypologieën, die mede de concurrentie met de traditionele laagbouw aankunnen. Tot slot wordt aangegeven dat het van belang is dat de woon- en bouwtechnische kwaliteit van de woningen op orde zijn.
Zoetermeer wil een economische structuur die kansen biedt voor inwoners en ondernemers, dit is opgave 4 uit de Stadsvisie 2030. Specifiek voor het plangebied zet Zoetermeer in om de aard en omvang van de werkgelegenheid zo goed mogelijk af te stemmen op de eigen beroepsbevolking. Als de capaciteit van Oosterheem, Boerhaavelaan en Bleizo is benut is er sprake van een evenwichtige woon-werkbalans en is het vervolgens zaak dat vast te houden.
Figuur 2.1 Kaart afkomstig uit de Stadsvisie 2030
2.4.2 Verkenningennota Structuurvisie Zoetermeer 2030
De op 12 september 2011 door de gemeenteraad vastgestelde Verkenningennota biedt het inzicht in de ruimtelijke opgaven en kansen waarop de in voorbereiding zijnde Structuurvisie Zoetermeer 2030 een antwoord dient te geven. Het vormt daarmee de ruimtelijke onderlegger voor de Structuurvisie Zoetermeer. De Verkenningennota omvat een aantal thematische verkenningen en wensbeelden die voortbouwen op de opgaven uit de Stadsvisie 2030 en draagt tevens een aantal nieuwe beleidsideeën aan die als onderzoeksvragen in de Structuurvisie worden meegenomen. De Verkenningennota biedt daarmee het inzicht in de ruimtelijke opgaven en kansen waarop de Structuurvisie een antwoord dient te geven. Het wensbeeld ten aanzien van wonen voor het plangebied omvat het afronden van de woningbouw die in ontwikkeling is, het benutten van overige ontwikkellocaties voor woningbouw, het opwaarderen van bestaande voorzieningen tot woonservicezone, en het versterken van het 'dorps wonen' langs de Zegwaartseweg.
![]() | ![]() |
Figuur 2.2
Ten aanzien van het wensbeeld maatschappelijke voorzieningen is de wens aanwezig om in het plangebied een nieuw woonservicezone en een nieuw gezondheidscentrum te realiseren. Van belang is namelijk dat ouderen en mensen met een beperking zolang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Om dit mogelijk te maken, wordt ingezet op het realiseren van meer levensloop bestendige woningen en woonomgevingen, in de vorm van woonservicezones, onder meer rondom de wijkcentra en in de nabijheid van openbaar vervoer. Deze aspecten zijn in onderstaand figuur weergegeven.
![]() | ![]() |
Figuur 2.3
Het wensbeeld groen en water concentreert zich voor wat betreft Oosterheem op het verbeteren van recreatieve en groene verbinding op stedelijk niveau. In onderstaand figuur is dit aangegeven.
![]() ![]() | ![]() |
Figuur 2.4
Het verbeteren van de ecologische/groene verbinding op stedelijk niveau alsook de herontwikkeling van nieuwe of versterken van ecologische verbinding, zijn aspecten die door het wensbeeld biodiversiteit aandacht genieten. Onderstaand figuur geeft hier een beeld van.
Figuur 2.5
2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie 2010 - 2014
Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid uit het vorige Stedelijk Beleidskader Economie wordt voortgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
- 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van: het aantrekken van nieuwe bedrijven binnen voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, faciliteren van ZZP-ers, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
- 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
- 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven positief bestemd. Daarnaast wordt met de afronding van het nieuwe winkelcentrum Oosterheem het aanbod aan detailhandel en horeca in de wijk vergroot, waarmee tevens een bijdrage wordt geleverd aan het creëren van meer werkgelegenheid in de wijk.
2.4.4 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010
In het Stedelijk Beleidskader Economie is bepaald dat het beleid uit de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2007) van kracht blijft en uitgevoerd moet worden. Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de bestaande fijnmazige winkelstructuur in stand te houden, waardoor alle inwoners van Zoetermeer op redelijke afstand van hun woning de dagelijkse boodschappen kunnen doen. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur blijft gehandhaafd en wordt versterkt. Gekozen wordt om bij voorkeur te investeren in de meest kwetsbare winkelcentra. Het aantal centra blijft gelijk. Voor de aanpak van de winkelcentra wordt het project 'Verbetering wijkwinkelcentra' opgezet.
In de Structuurvisie Detailhandel is voorzien in de realisatie van het Wijkwinkelcentrum Oosterheem met 7.000 m² winkelvloeroppervlak. Het totale winkelvloeroppervlak bedraagt 6.934 m² en is daarmee vrijwel gelijk als is voorzien in de Structuurvisie Detailhandel.
2.4.5 Transformatiestudie kantoren (2008) en Uitvoeringsplan transformatie kantorenlocaties in Zoetermeer (2008)
Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie Kantoren vastgesteld. In de Transformatiestudie is een scan uitgevoerd naar de mogelijkheden voor transformatie van kantoorlocaties en naar functiemenging op bedrijventerreinen. Op basis van een analyse van de kantorenmarkt in Zoetermeer en de afspraken die binnen Haaglanden zijn gemaakt, is een transformatieopgave voor kantoren benoemd. Tevens is bij de behandeling van de bestuursovereenkomst Bleizo in 2008 gevraagd naar de mogelijkheden om bestaande kantoorlocaties binnen de gemeente Zoetermeer als het ware te 'schuiven' naar het gebied Bleizo. Daarmee kan de ontwikkeling van Bleizo een impuls krijgen en kunnen de minder courante locaties binnen Zoetermeer mogelijk worden vrijgespeeld voor andere functies zoals woningbouw, voorzieningen, leisure en dergelijke. Binnen de Transformatiestudie is aangegeven dat met name in en rondom het Stadscentrum winst te behalen valt bij het transformeren van bestaande kantorenlocaties/-ruimten naar andere functies. In het plangebied zijn geen kantorenlocaties gelegen.
2.4.6 Beleidskader Leisure (2003)
Het beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht.
Het bestemmingsplan maakt deel uit van het gebied dat binnen het beleidskader Leisure gedefinieerd is als 'woon- en werkgebieden'. Voor dat gebied geldt dat vanuit de vrijetijdsfunctie de nadruk ligt op de ontsluiting van de woongebieden naar de vrijetijdsvoorzieningen.
In het plangebied zijn geen locaties voor intensieve leisurevoorzieningen. Wel is aan de oostzijde van het plangebied ruimte voor recreatieve doeleinden en is in de zogenoemde Sportscheg een reservering opgenomen voor een toekomstige sportvoorziening.
2.4.7 Hoogbouwvisie Zoetermeer 2004
De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw – gebouw van 30 m of hoger – mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een 'zoneringsplan' en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw – ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten – altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (onder andere windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen. Het plangebied maakt deel uit van het gebied dat in de Hoogbouwvisie aangeduid is als de 'suburbane zone'. In deze zone ligt het accent op laagbouw. Slechts in incidentele gevallen is hoogbouw (maximaal 60 m) mogelijk als daar vanuit de locatie aanleiding toe is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige structuur. Dit kan zijn in het wijkcentrum, rondom haltes van de RandstadRail of ter markering van de wijk(entrees). De zone Zegwaartseweg is aangeduid als 'oude lintstructuur'. Binnen deze zone is hoogbouw niet wenselijk. Aan de noordoostgrens van het plangebied is voor één locatie in de Hoogbouwvisie een hoogbouwaccent tot 90 m opgenomen. Deze maximale bouwhoogte voor deze locatie is echter niet één-op-één doorvertaald in het bestemmingsplan. Voor deze locatie is in dit bestemmingsplan namelijk de vigerende bouwhoogte overgenomen van 45 m. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bouwhoogte te verhogen naar maximaal 90 m. Deze bevoegdheid mag uitsluitend voor één woongebouw worden toegepast en mits voldaan wordt aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid.
2.4.8 Woonvisie (2009)
De in maart 2009 vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt ondermeer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.
Het plangebied omvat diverse locaties en gebieden, waar op grond van geldende afspraken en bestemmingsplannen nog ontwikkeling van woningbouw is toegestaan en voorzien, maar welke nog niet is gerealiseerd. Het zijn onbenutte bouwlocaties die naar verwachting binnen de planperiode zullen worden gerealiseerd. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze ontwikkellocaties opnieuw opgenomen. Deze woningbouwontwikkelingen passen binnen de Woonvisie. In paragraaf 4.2 is een nadere omschrijving opgenomen van deze ontwikkellocaties.
2.4.9 Stadsnatuurplan (1999)
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau.
Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
In het plangebied komt verschillende natuur voor op stads- en wijkniveau (zie figuur 2.2).Het bestemmingsplan voorziet niet in ontwikkelingen die strijdig zijn met de doelstellingen uit het Stadsnatuurplan.
Figuur 2.6 Uitsnede uit het Stadsnatuurplan
Op dit moment is een herijking van het stadsnatuurplan in voorbereiding. In dat kader wordt de Visie Biodiversiteit opgesteld. Deze visie is onderdeel van het Programma Duurzaam Zoetermeer (zie paragraaf 2.4.13) .
2.4.10 Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige Waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.
Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.
Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.
In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding.
2.4.11 Milieubeleidsplan (2005)
Het gemeentelijk Milieubeleidsplan heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. Voor de woongebieden (waaronder Oosterheem) wordt behoud en versterking van de natuurwaarden en een optimaal evenwicht tussen de verschillende gebruiksfuncties nagestreefd. Daarnaast is energiebesparing, benutting van duurzame energie, het bevorderen van fiets en OV-gebruik en behoud en verbetering van een duurzaam watersysteem een belangrijk uitgangspunt.
2.4.12 Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid, waaronder de in het plangebied gelegen Stadsboerderij Oosterheem en Vlek A Oosterheem.
2.4.13 Programma Duurzaam Zoetermeer (2011)
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (uitvoeringsprogramma 2012-2016) zijn maatregelen opgenomen om Zoetermeer te verduurzamen. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. Zoetermeer zal een groene, schone en milieuvriendelijke stad moeten zijn, die zuinig is op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:
- een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidshinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU-norm;
- Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
- een natuurlijk Zoetermeer: in 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten. Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
- een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
2.4.14 Rapportage Archeologisch waardevolle gebieden (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer. beschreven en in kaart gebracht. In deze gebieden is het op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer zonder omgevingsvergunning verboden om de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.
Het gehele dijklichaam van de Zegwaartseweg, voor zover dat ligt ten oosten van de wetering, is aangemerkt als beschermd archeologisch waardevol gebied. Het gebied is de oorspronkelijk ontginningsbasis van het dorp Zegwaart en bevat vermoedelijk nog bewoningssporen van rond het jaar 1200. De noordrand van Oosterheem (dat in het plan een groenbestemming heeft gekregen) is onderdeel van de archeologisch waardevolle gebieden de Oostkade en de Hildam. De Oostkade is een veertiende-eeuws (of ouder) dijklichaam. De Hildam is een originele waterkering uit de 15e eeuw of ouder en bevat mogelijk nog resten van een historisch sluizencomplex. In paragraaf 3.1.2 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
2.4.15 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)
De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld welke noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien.
De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Stadsvisie 2030.
2.4.16 Parkeerbeleid gemeente Zoetermeer
Het parkeerbeleid van Zoetermeer bestaat uit de Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels. Het beleid is op 21 mei 2012 vastgesteld.
Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer, die is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012, geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: ‘vraagvolgend’ waar dat kan en ‘sturend’ waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden:
- a. parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel);
- b. sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is.
In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers. Op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.
De concrete parkeernormen zijn niet in deze notitie vastgelegd maar in de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels.
Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012, zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwt, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat in de Nota Parkernormen en Uitvoeringsregels een overgangsregeling is opgenomen die, eenvoudig gezegd, bepaalt dat voor reeds lopende projecten de Parkeernota 2005 kunnen worden toegepast. In de paragraaf 'Overgangsregeling parkeernormen' van de 'Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels', punt 6, staat: Andere normering kan van toepassing zijn voor:
"Een bouwinitiatief ten aanzien waarvan de gemeente voor de publicatiedatum van deze Nota met de initiatiefnemer(s) in een précontractuele fase reeds afspraken heeft gemaakt waarin in bepaald dat de realisering de Beleidsnota Parkeren 2005 of een andere normering van toepassing is."
De woningbouw die is voorzien in het deelplan Waterzicht van de wijk Oosterheem en de andere kleinere woningbouwprogramma's (aan onder meer de Zegwaartseweg) voldoen aan deze omschrijving.
2.4.17 Fietsplan (1998)
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van de het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net.
In het fietsplan zijn de fietsroutes in Oosterheem aangegeven als 'te ontwikkelen fietsroute'. Het fietsroutenetwerk is nader uitgewerkt in de 'Notitie Bromfietsvrije fietsroutes in Oosterheem'. Het merendeel van de fietsroutes binnen Oosterheem is inmiddels aangelegd en maakt onderdeel uit van de bovengenoemde netwerken. De fietspaden langs de stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen in Oosterheem behoren blijkens deze notitie tot het hoofdnet.
Ook in de nog te ontwikkelen woongebieden binnen het plangebied wordt voorzien in de aanleg van nieuwe fietspaden die aangesloten zullen worden op het netwerk van fietspaden binnen de stad. In de Verkenningennota Structuurvisie 2030 is de completering van ontbrekende schakels naar met name de groengebieden aan de noord- en oostzijde van het plangebied als belangrijk aandachtspunt voor de toekomst opgenomen.
2.4.18 Welstandsnota (2010)
Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer vastgesteld door de gemeenteraad. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid. De drie niveaus geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundig en architectonisch. Ze zijn vertaald in algemene criteria, die naar gelang het niveau hoger is uitgebreider worden.
Voor de woonwijk Oosterheem geldt een regulier welstandsbeleid met uitzondering van Heemburgh en de Sportscheg. Hier geldt een intensief welstandsbeleid. De Zegwaartseweg is aangewezen als historisch lint. Hier geldt eveneens een intensief welstandsbeleid.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis Plangebied
3.1.1 Het onderliggende landschap
De omgeving van Zoetermeer en Benthuizen maakte rond 4000 jaar voor Christus deel uit van een soort Waddenzee, compleet met kreken en platen. Door een daling van de zeespiegel verminderde de invloed van het zeewater in het gebied. Daardoor werd het water zoet en kwam er veenvorming op gang. Er ontwikkelde zich een meters dik veenpakket. Via een aantal veenstroompjes zoals de Rotte en de Gouwe waterde dit uitgestrekte veengebied af op de grote rivieren. Vanaf de 11e eeuw werden de veengebieden ontgonnen en vanaf de 14e eeuw begon de turfwinning. Op sommige plekken gebeurde dit tot ver beneden de waterspiegel, waardoor grote plassen ontstonden. In de 17e eeuw werd het technisch mogelijk om door middel van windmolens de plassen droog te malen en ontstond het zogenaamde droogmakerijenlandschap.
De Binnenwegse Polder, waarin Oosterheem ligt, is ook een droogmakerij. Deze polder is tussen 1701 en 1706 drooggemalen met behulp van 9 achtkant windschepradmolens, waarvan er nog in afgeknotte vormen langs de Klapachterweg en Achterlaan staan. De molens maakten, door het laag houden van de waterstand, agrarisch gebruik van de polder mogelijk. Later begon men op grote schaal veen af te graven ten behoeve van de brandstofvoorziening van de grote steden. Na ontvening van de Binnenwegsche Polder en tot de aanleg van de Vinexwijk Oosterheem (begin 21e eeuw) is het gebied in gebruik geweest als landbouwgebied. Het deel van het plangebied dat ten oosten van de Zegwaartseweg ligt maakt onderdeel uit van de Palensteinse Polder. Deze polder werd van 1759 tot 1762 drooggemalen.
Oude lint Zegwaartseweg
De geschiedenis van de Zegwaartseweg gaat terug tot in de 13e eeuw. Kort na het jaar 1200 vonden in Zegwaart de eerste ontginningen plaats. Toen nam een groep boeren gezamenlijk het initiatief om het land aan weerszijden van de nieuw aangelegde weg als landbouwgrond in gebruik te nemen. Later diende de weg als waterscheiding. De weg was tevens de verbinding tussen Benthuizen en het dorp Zegwaart (nu: de Dorpsstraat ten oosten van de Oude Kerk) dat met Zoetermeer een tweelingdorp vormde. De Zegwaartseweg is karakteristiek door haar kaarsrechte en hoge ligging met monumentale boerderijen en arbeidershuisjes aan weerszijden. Opvallend zijn de drie erven waar de wetering een bocht achter de bebouwing langs maakt. Dit is gebeurd in 1759 toen de Palensteinse Polder werd drooggemaakt. De meeste vervallen huizen zijn toen gesloopt, maar enkele gebouwen waren nog in goede staat. Daar werd de nieuwe wetering achterlangs aangelegd. Eén van de bochten bevindt zich in het plangebied. De boerderijen liggen aan de koppen van kavels die diep de landbouwgronden insteken.
3.1.2 Cultuurhistorie en archeologie
Archeologisch belangrijke vindplaatsen
Blijkens de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is er in het plangebied een redelijke tot grote trefkans op het vinden van archeologische sporen (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1 Fragment provinciale kaart Cultuurhistorische Hoofdstructuur
In 2003 is door de gemeente Zoetermeer een kaart met archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer gemaakt waarmee de bescherming van deze archeologische waarden wordt geregeld. In deze rapportage zijn het dijklichaam van de Zegwaartseweg en de noordrand van Oosterheem aangewezen als archeologisch waardevolle gebieden. Het dijklichaam van de Zegwaartseweg is de oorspronkelijk ontginningsbasis van het dorp Zegwaart en bevat vermoedelijk nog bewoningssporen van rond het jaar 1200.
De noordrand van Oosterheem behoort tot de archeologisch waardevolle gebieden de Oostkade en de Hildam. De Oostkade is een 14e-eeuws (of ouder) dijklichaam. De Hildam is een originele waterkering uit de 15e eeuw of ouder en bevat mogelijk nog resten van een historisch sluizencomplex.
Resultaten archeologisch onderzoek ontwikkellocaties
Vanwege de redelijke tot grote kans op archeologische sporen, is aan archeologisch adviesbureau IDDS gevraagd voor het plangebied een archeologisch bureauonderzoek uit te voeren ter plaatse van ontwikkellocaties met een kans op archeologische sporen. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in Bijlage 2 van de toelichting.
Het doel van het onderzoek was het opstellen van een gespecificeerde verwachting voor het gehele plangebied met de ontwikkellocaties aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden.
Om te bepalen of ten behoeve van de ontwikkellocaties er archeologisch onderzoek moet worden verricht voordat bodemingrepen mogen plaatsvinden, is een beslissingsschema gemaakt. Als eerste is gekeken of het gebied binnen een gemeentelijk beschermd archeologisch waardevol gebied valt of op de provinciale kaart van de cultuurhistorische hoofdstructuur is aangewezen als archeologisch waardevol gebied.
Hetzelfde geldt voor gebieden waarin al een archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden en waarvoor geen vervolg is aanbevolen, wat als tweede stap is bekeken. Omdat alleen het beschermde archeologisch waardevolle gebied van de Zegwaartseweg binnen dit bestemmingsplan ligt, behoeven alleen de ontwikkellocaties in de buurt van deze weg een archeologisch onderzoek.
Het gaat om de volgende ontwikkellocaties:
- 1. Zegwaartseweg 45;
- 2. Zegwaartseweg / Benthuizenstraat;
- 3. Hofwegenstraat, particuliere kavels;
- 4. Zegwaartseweg 61;
- 5. Zegwaartseweg 67/67a.
Ter plaatse van de betreffende ontwikkellocaties is in verband met de mogelijke kans op archeologische sporen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Deze gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning dient ter plaatse nader archeologisch onderzoek te worden verricht.
Monumenten
In het plangebied bevindt zich een viertal gemeentelijke monumenten, te weten:
- Zegwaartseweg 49 (boerderij, circa 1850, herbouwd in 2008);
- Zegwaartseweg 59 (boerderij Sara Lydia Hoeve, herbouwd in 2009);
- Zegwaartseweg 61 (boerderij 't Hof Remstee, 1927);
- Zegwaartseweg 146 (boerderij, 1881).
Beeldbepalende panden
Het plangebied omvat een aantal beeldbepalende panden. Een beeldbepalend pand is een pand dat niet als monument is beschermd, maar dat een kenmerkend onderdeel vormt van de cultuurhistorische waardevolle omgeving en door zijn uiterlijk het historische beeld mede bepaalt. Binnen het plangebied zijn de volgende panden beeldbepalend:
- boerderij Noordhove, Zegwaartseweg 116 (1934/1925);
- zomerhuis Wallenstein, Zegwaartseweg 150 (1886/1890);
- dubbel woonhuis, Zegwaartseweg 170-172 (1937).
3.1.3 Oosterheem in historisch perspectief
Op het eerste gezicht is Oosterheem gewoon een nieuwe uitbreiding van Zoetermeer. Dat beeld verandert echter, wanneer de ontwikkeling van deze grote bouwlocatie bezien wordt tegen de achtergrond van het verleden, en vooral vanuit het perspectief van de ingrijpende plannen die voor de regio op stapel stonden. Eind jaren zestig werd Zoetermeer door het Rijk aangewezen als groeikern om de overloop van de bevolking uit de Haagse agglomeratie op te vangen. In betrekkelijk korte tijd groeide Zoetermeer uit van een onopvallend dorp tot een moderne stad met meer dan 100.000 inwoners. De oude dorpskern werd uitgebreid met een nieuw centrum. Daar omheen verrezen als in een krans één voor één de nieuwe woonwijken. De opzet en het uiterlijk van deze wijken zijn een goede afspiegeling van de maatschappelijke ontwikkelingen, de stedenbouwkundige opvattingen en de architectonische trends die elkaar in de loop van de tijd zijn opgevolgd.
De ligging en de aard van Zoetermeer waren echter radicaal aan het veranderen. Zoetermeer lag, met kleinere gemeenten als Nootdorp, Pijnacker en Berkel en Rodenrijs op enige afstand, nog tamelijk vrij in de zuidflank van het 'groene hart' van de Randstad. Maar daar kwam verandering in. Met de ontwikkeling van een aantal Vinex-Iocaties in het gebied tussen Den Haag, Zoetermeer en Rotterdam en met de uitbreiding van het kassenareaal rond Bleiswijk ontstond een vrijwel aaneengesloten stedelijk gebied. Hierdoor veranderde Zoetermeer van satellietstad van Den Haag in voorstad van een nieuw stedelijk conglomeraat.
Het platteland ten noorden van Zoetermeer heeft mede onder invloed van de afnemende economische betekenis van de landbouw geleidelijk een ander karakter gekregen. Het huidige beeld van weidse poldervlaktes, hier en daar doorsneden door een dijk of lintbebouwing, heeft in de afgelopen jaren plaats gemaakt voor een meer afwisselend landschap. Ook komt er ruimte voor de ontwikkeling van natuur, de aanleg van bos en recreatiegebieden.
De Vinex-opgave
De wijk Oosterheem maakt deel uit van een reeks locaties die door het Rijk in het begin van de vorige eeuw zijn aangewezen om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar woningen in de regio Haaglanden. De keuze voor Oosterheem en andere zogenaamde Vinex-locaties (Vierde Nota Extra van 1990) vloeit voort uit het beleid van de overheid om de toekomstige verstedelijking van Nederland rond de grote steden te concentreren. Men beoogde met dit beleid de mobiliteit te beteugelen en de schaarse open ruimte zoveel mogelijk te sparen. Door het accent te leggen op de bouw van niet te dure koopwoningen hoopte men tevens de doorstroming in de bestaande goedkope woningvoorraad op gang te brengen. Op die manier kon een deel van deze voorraad beschikbaar komen voor woningzoekenden met een laag inkomen. Het woningtekort voor deze categorie woningzoekenden kon zo gedeeltelijk worden opgeheven.
De locatie Oosterheem neemt in de Vinex-operatie ongeveer 8.500 woningen voor haar rekening.
Behalve de ruimte voor 8.500 woningen en de bijbehorende voorzieningen, werd binnen het Uitvoeringsconvenant voor Oosterheem voorzien in de ontwikkeling van in totaal 25 ha bedrijventerrein en de aanleg van een raillijn naar Oosterheem, als verlengstuk van de bestaande Zoetermeerlijn.
3.1.4 Oosterheem in regionaal perspectief
De ontwikkeling van Oosterheem vond plaats in een sterk veranderende omgeving. De verstedelijking ten zuidwesten van Zoetermeer bracht veranderingen van de infrastructuur met zich mee, met belangrijke gevolgen voor de relaties van Zoetermeer met haar omgeving. Rondom het plangebied hebben zich ook recentelijk nieuwe veranderingen voorgedaan of zijn veranderingen gaande, zoals de realisatie van de Hogesnelheidslijn en de aanleg van de verlengde Oosterheemlijn, het Bentwoud en het bedrijvenpark Prisma. Door de verlenging van de bestaande Oosterheemlijn tot aan de Goudselijn (raillijn tussen Den Haag-Gouda-Utrecht) wordt de bereikbaarheid en regionale inbedding van zowel Oosterheem als Zoetermeer verder versterkt. De aanleg van het Bentwoud (langs de Oostkade) sluit direct aan op Oosterheem. De tweede fase van de aanleg van dit nieuwe bos in het gebied tussen de Nieuwe Hoefweg en de Rotte grenst eveneens aan het plangebied. Het stedenbouwkundig plan voor Oosterheem speelt in op de ontwikkeling van dit nieuwe natuur- en recreatiegebied.
3.1.5 Planologische basis voor de planuitvoering
De wijk Oosterheem is de jongste uitbreidingswijk van Zoetermeer. De wijk is op basis van het bestemmingsplan Oosterheem 2000 en de nadien opgevolgde partiële wijzigingen gerealiseerd. Het Wijzigingsplan Oosterheem Centrum Noord 2006 voorzag in de ontwikkeling van een centrumgebied voor de wijk Oosterheem. Dit centrum dient voor de wijkbewoners een goede toegankelijkheid te geven tot alledaagse (winkel- en overige) voorzieningen en dat in zijn ruimtelijk voorkomen een herkenbaar en aantrekkelijk gebied is.
Aan de westkant van Oosterheem is een deel van de Zegwaartseweg gelegen waar het bestemmingsplan Zegwaartseweg-Noord van 2001 van toepassing is. Dit bestemmingsplan heeft beoogd om het juridisch-planologisch kader te scheppen voor een verantwoorde inpassing van het gebied tussen de woonwijken Noordhove en Oosterheem. Centraal element in deze is dat het oorspronkelijke karakter van dit gebied, zowel cultuurhistorisch als landschappelijk, behouden dient te blijven.
De woonwijk Oosterheem grenst aan het bedrijventerrein Dwarstocht. Als gevolg van de woningbouw in Oosterheem, is de huidige functie en het profiel van dit bedrijventerrein herzien. Door middel van het bestemmingsplan Dwarstocht 2002 is het bedrijventerrein omgevormd in een 'modern - plus' bedrijventerrein.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.2.1 Stedenbouwkundige opzet
Een stelsel van dreven, paden en dragers
De hoofdstructuur van het plan bestaat uit een stelsel van groene dreven en paden en van stedelijke dragers, in twee richtingen die min of meer haaks op elkaar staan. De dreven lopen van west naar oost, terwijl de dragers in noord-zuidrichting liggen. De hoofdstructuur correspondeert met de lijnen van de kavels, de sloten en de tochten in het aanwezige landschap.
De dreven, die het gebied in oost-westrichting structureren, worden gekenmerkt door continue beplanting in één-en-hetzelfde stramien. De dreven zijn 65 m breed. De dreven combineren een gelijkblijvende inrichting met een voortdurend wisselende omgeving. Een dreef kan achtereenvolgens een bedrijvenlocatie, een woongebied, een bos en akkerland doorkruisen. Naast de functie van verbindingsroute, vervullen de dreven ook de functie van groenvoorziening. Het zijn wandel- en verblijfsgebieden en er is ruimte voor actieve sportbeoefening. Eén van de dreven wijkt enigszins af van het beeld dat hier wordt opgeroepen. In deze 75 m brede dreef is het op pijlers rustende viaduct van de raillijn opgenomen. De bebouwing langs de dreven verschiet van kleur afhankelijk van het woongebied waar de dreef doorheen loopt. Alle woningen zijn met hun voorgevels op de dreven georiënteerd.
Deelplannen en buurten
Oosterheem kan ruimtelijk-stedenbouwkundig gezien onderverdeeld worden in drie deelgebieden, te weten de deelplannen 1, 2 en 3 (analoog aan de volgorde waarin ze zijn ontwikkeld) en het deelgebied Centrum. De deelplannen 1, 2 en 3 hebben overwegend een monofunctioneel karakter. Het zijn hoofdzakelijk gebieden met een woonfunctie met daarbinnen verspreide maatschappelijke, sociaalculturele en medische voorzieningen op buurtniveau. In het centrumgebied zijn (en worden) vooral ook voorzieningen op wijkniveau gesitueerd. Binnen de deelplannen 1, 2 en 3 worden weer diverse woonbuurten onderscheiden, met elk een eigen thema, dat tot uitdrukking komt in de stedenbouwkundige opzet, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte. Het gebied langs en rondom de Zegwaartseweg valt buiten deze indeling.
Daarnaast zijn binnen de wijk Oosterheem vier specifieke gebieden te onderscheiden:
- het Heempark;
- de Sportscheg;
- het Businesspark Oosterheem;
- bedrijventerrein Oosterhage.
Deze gebieden zijn te kenschetsen als monofunctionele groen- of werkgebieden. Het Businesspark Oosterheem en het bedrijventerrein Oosterhage maken weliswaar integraal onderdeel uit van de stedenbouwkundige opzet van de wijk, maar worden in dit bestemmingsplan niet meegenomen. Voor beide gebieden wordt momenteel één afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld.
Deelplan 1
Deelplan 1 bestaat uit vier woonbuurten: De Hoven, Het Veld, De Wadi en De Waterrand. Het omvat ongeveer 2.500 woningen met bedrijfsruimten, scholen, en de lightrail met een halte. Deze buurten worden van elkaar gescheiden door een breed assenkruis van wegen en een groene zone tussen de Hoven en de Wadi. De verkaveling bestaat uit lange reeksen laagbouwwoningen die met hun voorzijde op de openbare straat zijn georiënteerd.
De buurten zelf zijn rechthoekig en in een geometrisch patroon van elkaar kruisende straten onderverdeeld. De straten geven door hun rechtlijnig beloop steeds een zicht op het landschap buiten de buurt (dijk, bos of anderszins).
De openbare ruimte in deelplan 1 is overzichtelijk en ruim ingedeeld, met brede straten en pleinen. Elke buurt heeft zijn eigen karakter.
De Hoven ademt een Engelse, parkachtige sfeer. De huizen zijn er in een vierkant geplaatst, zodat karakteristieke hofjes ontstaan. Dit zijn ideale en veilige speelplekken voor kinderen.
Het Veld lijkt hier en daar geïnspireerd te zijn op het Drentse landschap. Zeker het park, met zijn berken, grasheuvels en zwerfkeien draagt bij aan die sfeer.
De Wadi dankt haar naam aan de droge rivierbedding die van noord naar zuid de groene verbinding met het toekomstige Bentwoud vormt.
Waterrand is een villawijkje aan de noordkant, als overgang naar het toekomstige Bentwoud.
In deze buurt zijn villa's met verschillende uitstraling en allure gebouwd. De verkaveling van Waterrand is open, met doorzichten op het toekomstige Bentwoud.
Deelplan 2
Deelplan 2 bestaat uit de buurten Heemburgh, Tuindorp en de uitbreiding Tuindorp (langs de HSL), en Buythen. Deelplan 2 omvat ongeveer 3.500 woningen. Het deelplan wordt van noord naar zuid doorsneden door het Heemkanaal.
Waar deelplan 1 uit rechthoekige velden is opgebouwd, concentreert deelplan 2 zich, met uitzondering van Heemburgh, rondom een opvallende diagonale lijn vanuit het centrum, de Groene Loper, die in het ontwerp van het tweede deelplan aan de structuur is toegevoegd. De Groene Loper deelt Tuindorp in tweeën. Deze diagonale lijn heeft een stedelijk karakter in het centrum, met het plein met winkels en voorzieningen, en vormt een groene verbinding voor langzaam verkeer tussen het centrum en de noordelijke onderdoorgang van de HSL naar het toekomstige Bentwoud. Ter weerszijden van de Groene Loper bevinden zich laagbouwverkavelingen in een wat vrijer en wegbeloop.
In de deelplannen 2 en 3 zijn de langs de ontsluitende wegen liggende randen als min of meer langgerekte bouwblokken vormgegeven. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om door de rand heen in een andere, meer informele binnenwereld van de buurt te komen.
Heemburgh (aan de westzijde van het Heempark) maakt stedenbouwkundig gezien nog onderdeel uit van deelplan 1 en kent (dus) een rechtlijnig wegbeloop. Aan de buitenrand van Heemburgh staan eengezinswoningen en appartementen. Daarbinnen bevinden zich groepjes woningen in groene, kindvriendelijke gebieden zonder autoverkeer. Het privé parkeren gebeurt bij de meeste woonblokken achter de woningen, op een – vaak met een hek afgescheiden – collectief parkeerterrein, aangrenzend aan de achtertuinen.
In tegenstelling tot de strakke en soms stedelijke openbare ruimte van deelplan 1 (De Hoven, De Het Wadi, het Veld) en ook Heemburgh, is er in Tuindorp eerder sprake van een landelijke invulling. Tuindorp is opgezet als een moderne vertaling van het klassieke tuindorp uit de jaren twintig/dertig van de 20e eeuw. Het stratenpatroon in Tuindorp is waaiervormig, er zijn hofjes en de woningen hebben traditioneel geknikte kappen. Tuindorp heeft een dorpse uitstraling. De architectuur is geïnspireerd op de jaren dertig, met grote kappen, intieme hofjes en veel groen. Een dreef (de Thomas Morelaan) vormt de scheiding met Buythen, waar de openbare ruimte door (half op eigen terrein liggende) houtwalletjes begrensd wordt.
In Buythen, aan de noordzijde gelegen, is een directe relatie gelegd met het toekomstige Bentwoud. Het thema van wonen in een parkomgeving wordt hier vormgegeven door villa's met relatief grote tuinen en met houtwallen als erfafscheiding. Buythen grenst aan het toekomstige Bentwoud. Hier liggen de huizen als 'buitens' in het bos, vandaar de naam. De noordrand langs het toekomstige Bentwoud bevat clusters van appartementencomplexen die tezamen één silhouet vormen.
Deelplan 3
Deelplan 3 is het laatste en meest zuidelijke deel, met ongeveer 3.000 woningen, waarvan een deel nog gerealiseerd moet worden. Het heeft als thema 'de nieuwe romantiek' meegekregen, waarbij wordt ingezet op een verzorgd gedetailleerde architectuur. Het gebied wordt in noord-zuidrichting door het Heempark, en parallel daaraan de RandstadRail, in drieën verdeeld. Het Heempark met het Heemkanaal neemt dan ook een prominente plek in.
De drie woonbuurten zijn:
- Parkeiland;
- Rietvaart;
- Waterzicht (nog te ontwikkelen).
De namen zijn een duidelijke verwijzing naar het water en groen in de wijk.
Parkeiland ademt de sfeer van een Engels landschap, met kronkelige lanen en door hagen omzoomde villa's.
Rietvaart, ook wel Tuindorp-zuid genoemd, is een groot deelplan dat begrensd wordt door de naar het centrum toeleidende Florence Nightingalelaan in het noorden, de Olof Palmelaan in het oosten (met daar vlak naast de HSL) en zuiden en de dijk van RandstadRail (met station) in het westen. In het ontwerp is de waterpartij losgemaakt van die dijk en speelt deze een beeldbepalende rol in het woonmilieu. Het Tuindorpachtige karakter van het woonmilieu wordt hier nog versterkt tot 'een nieuwe romantiek'. Aandacht voor metseldetails en schuine daken met beeldbepalende overstekken (vaak met al of niet nep gootklossen) bepalen het beeld.
Rietvaart kent vrijstaande woningen (op kleine kavels), appartementen, rijenwoningen, twee-onder-een kapwoningen, starterswoningen en een bijzonder patio-woningenproject in het zuiden.
Het nog te ontwikkelen Waterzicht, aan de stedelijke kadezijde van het Heemkanaal, krijgt een meer stedelijk karakter. De meeste woningen zullen grenzen aan groen en straatjes. De noord- en zuidzijde van Waterzicht grenzen aan fraaie groene dreven. De gehele woonbuurt wordt direct met het park verbonden, via korte dwarsstraten. Bovendien krijgt Waterzicht een centraal plantsoen, dat aansluit op het Heempark.
Waterzicht gaat zich kenmerken door een grote variatie in kavelvormen en woningtypen. Zo zijn er rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, beneden- en bovenwoningen, vrijstaande woningen en appartementen gepland.
Deelgebied Centrum
Het centrum bestaat uit twee gedeeltes: een noordelijke deel met winkels en voorzieningen, met een nadruk op gestapelde woningbouw en een zuidelijk deel met drie basisscholen en een sporthal, waarbij de nadruk ligt op grondgebonden woningen. Het noordelijke deel van het Centrum met de halte van RandstadRail heeft de vorm van een kwartcirkel. Het binnendeel is een combinatie van winkels en wonen, de buitenrand een combinatie van voorzieningen en wonen. Deze rand is straalsgewijs georiënteerd op het talud van de RandstadRail. In het zuidelijk deel zijn scholen, sporten en wonen gecombineerd in een 'superblok' met een formele buitenkant en een informele binnenkant.
De Zegwaartseweg zone
Het gebied van de Zegwaartseweg bestaat uit een hoog liggende historische watergang met een weg met lintbebouwing ernaast en lager liggende gronden in de voormalige droogmakerij.
Om de ontwikkeling van Oosterheem mogelijk te maken, werden percelen landbouwgrond gekocht waarbij aan de hoger liggende Zegwaartseweg gesitueerde soms monumentale boerderijen op grote kavels buiten de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk werden gehouden. Hierdoor kon de karakteristieke sfeer van de Zegwaartseweg binnen – of liever, naast – Oosterheem zoveel mogelijk gehandhaafd worden. Inmiddels heeft enige verdichting plaatsgevonden door toevoeging van vrijstaande woningen op lege percelen.
Binnen de Zegwaartseweg is sprake van een grote verscheidenheid aan woningen, van monumentale boerderijen en nieuwbouwvilla's tot kleine arbeidershuisjes. In de zone tussen de Zegwaartseweg en Oosterheem bevinden zich nog kavels die bestemd zijn voor de bouw van voornamelijk vrijstaande woningen. Door het inlassen van deze zone met groene diepe kavels achter de Zegwaartseweg wordt de karakteristieke lintbebouwing in zijn waarde gelaten.
3.2.2 Wonen
Het plangebied omvat meerdere woonbuurten die zich kenmerken door diversiteit (iedere buurt zijn eigen beeldkarakteristiek). De eigen beeldkarakteristiek wordt vooral tot uiting gebracht in de aangebrachte verkaveling, (ruimtelijke) structuur en architectuur. Binnen de wijk Oosterheem is laagbouw (in de vorm van eengezinswoningen) de meest voorkomende woonvorm. Het percentage meergezinswoningen in de woonbuurten van Oosterheem ligt, met uitzondering van het deelgebied Centrum, ver onder het Zoetermeerse gemiddelde. De meest voorkomende woningtypen zijn de 4- en 5-kamerwoningen. Deze maken momenteel bijna 70% uit van de totale woningvoorraad in Oosterheem. Tweederde deel van de woningen in Oosterheem behoort tot de huursector. Het percentage huurwoningen in deze wijk ligt daarmee boven het Zoetermeerse gemiddelde.
In de zone Zegwaartseweg-Noord (gebied tussen de wijken Oosterheem en Noordhove) bevinden zich louter laagbouwwoningen, voor een belangrijk deel vrijstaand en op ruime kavels. In dit gebied wordt historische bebouwing afgewisseld door meer recente vormen van woningbouw. Het deel van deze zone, dat onderdeel uitmaakt van de wijk Noordhove, kenmerkt zich vooral door eengezinswoningen. Aan de Zegwaartseweg bevinden zich twee bedrijfswoningen. Deze bedrijfswoningen zijn gekoppeld aan een bedrijfspand en zijn ook als zodanig in het bestemmingsplan bestemd.
Zowel in de wijk Oosterheem als in de zone Zegwaartseweg zijn op dit moment op diverse locaties woningen in aanbouw, waaronder in het centrumgebied van Oosterheem. Na realisatie daarvan voorziet dit bestemmingsplan nog in diverse onbenutte bouwlocaties, voor het merendeel gelegen binnen de nog te ontwikkelen buurt Waterzicht (deelplan 3) en aan de noordoostzijde van Oosterheem en diverse kavels in de zone Zegwaartseweg. Een nadere beschrijving van de ontwikkellocaties voor woningbouw zijn opgenomen in paragraaf
4.2
Architectuur
Kenmerkend voor de architectuur in Oosterheem is de grote diversiteit en het vermijden van monotonie. Er is sprake van variatie, passend bij de diverse thema's en woonsferen van de buurten. Kleinschalig en pittoresk in de tuinstadsferen wordt afgewisseld met strakke en stedelijke bouw. Zo wisselen ook reeksen laagbouwwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, hofjeswoningen, woontorens, appartementencomplexen en vrijstaande villa's elkaar af. In de gevels zijn verschillende kleuren baksteen toegepast en wordt contrasterend of onorthodox materiaalgebruik niet geschuwd.
Er zijn alle soorten kapvormen te vinden, van zadeldaken, lessenaardaken tot geknikte kappen en er zijn ook plat afgedekte woningen. De bouwvolumes verspringen en schuiven ten opzichte van elkaar, of vormen juist een lange stedelijke wand.
3.2.3 Bedrijven en werkgelegenheid
Het plangebied neemt een belangrijke positie in ten aanzien van het totaal aantal bedrijfsvestigingen in de stad. Op 1 januari 2011 waren circa 700 bedrijven en aanbieders van voorzieningen in het plangebied gevestigd. Daarmee is 12% van het aantal vestigingen in de stad gesitueerd in het plangebied. Het aantal arbeidsplaatsen in het plangebied is daarentegen relatief beperkt. Op 1 januari 2011 bedroeg het aantal arbeidsplaatsen in het plangebied circa 1.800. Dat is iets minder dan 4% van het totaal aantal arbeidsplaatsen in de stad.
Het belangrijkste deel van de bedrijvigheid is gevestigd in Businesspark Oosterheem en op het bedrijventerrein Oosterhage, welke grenzen aan het plangebied. Buiten deze gebieden is aan de Zegwaartseweg op diverse locaties bedrijvigheid gesitueerd, waaronder een hoveniersbedrijf en een baggerdepot en op de hoek van de Hugo de Grootlaan en de Zegwaartseweg een horecabedrijf.
Op de gronden gelegen westen van de Zegwaartseweg op de hoek Hugo de Grootlaan en Stevinschans wordt op grond van het geldende bestemmingsplan de mogelijkheid voor de realisatie van kantoren geboden. De locatie is thans onbebouwd. In het voorliggende bestemmingsplan is de kantoorbestemming echter niet meer opgenomen. Als gevolg van de afnemende vraag naar en groei van kantoorruimte, bestaat er minder behoefte aan kantoren.
Het aantal vestigingen en werkzame personen in de wijk Oosterheem zal naar verwachting verder toenemen als gevolg van de ontwikkeling en afronding van het nieuwe wijkwinkelcentrum en de wijkmarkt van Oosterheem en de verdere invulling van het Businesspark Oosterheem en het bedrijventerrein Oosterhage.
3.2.4 Voorzieningen
Winkelcentrum
In het centrumgebied van Oosterheem is een nieuw wijkwinkelcentrum gebouwd. Het wijkwinkelcentrum is met zijn 7.000 m² wvo detailhandel een slag groter dan de wijkwinkelcentra Rokkeveen en Meerzicht. In het winkelcentrum is ruimte voor winkels, supermarkten, horeca, dienstverlening en kleinschalige ambachten. De winkels zijn gesitueerd aan een plein met een autoluwe route. Ruimte voor parkeren wordt gerealiseerd onder dit plein en rondom het winkelcentrum. De winkelstraat wordt beëindigd met een wintertuin met terras. Een passage door de wintertuin leidt naar de horecazijde, gelegen aan het Heempark.
Boven de winkels en voorzieningen worden woningen gerealiseerd. Het gaat hierbij onder meer om woningen voor mensen met een zorgvraag.
Tegenover de winkels ligt CentrumCampus, dat woningen, voorzieningen en een parkeergarage omvat. CentrumCampus bestaat uit twee gebouwen. De algemeen toegankelijke voorzieningen, zoals een bibliotheek, een wijkpost, een kinderdagverblijf, een fitness, een gezondheidscentrum, een grand café en een recreatieruimte, bevinden zich op de begane grond en eerste verdieping van de gebouwen. Daar bovenop bevinden zich woningen voor ouderen en mensen met een zorgvraag.
Onderwijsvoorzieningen
Op drie locaties in Oosterheem zijn scholencomplexen als multifunctionele accommodaties (MFA) gerealiseerd. In MFA's zijn naast onderwijs ook kinderopvang, sport en andere sociaal-culturele voorzieningen opgenomen. Het gaat om de volgende locaties:
- Hodenpijlstraat (cluster het Oostpunt, Oosterheem-Noord);
- Zanzibarplein (cluster de Oosterpoort, Oosterheem-Centrum);
- Spitsbergen (cluster Spitsbergen, Oosterheem-Zuid).
In totaal zijn er voor het basisonderwijs 135 lokalen gerealiseerd en voor het speciaal basisonderwijs 13 lokalen. De gymnastiekcapaciteit heeft een omvang van in totaal 6 gymzalen.
Het is vanuit bouwkundig oogpunt mogelijk dat de appartementencomplexen met schoolwoninglokalen in Oosterheem-Noord en Oosterheem Centrum worden omgebouwd tot appartementen.
Sociaal-culturele voorzieningen
In het plangebied zijn de volgende sociaal-culturele voorzieningen gevestigd:
- kerkgebouwen;
- wijkverenigingen;
- stadsboerderij;
- een wijkbibliotheek (aan het Zanzibarplein);
- een jongerencentrum (Oosterpoort) en sociaal-cultureel centrum (PiezoCentrum) aan het Zanzibarplein;
- een volkstuinencomplex aan de Schansbaan/Ruimtebaan.
Naast de bestaande sociaal-culturele voorzieningen, voorziet het bestemmingsplan op een tweetal locaties (winkelcentrum Oosterheem en Javalaan) in de mogelijkheid voor de realisatie van nieuwe religieuze instellingen. Ook is een aparte planologische procedure doorlopen voor de realisatie van een Mormonenkerk aan de Zegwaartseweg 47 (in de vorm van een omgevingsvergunning met toepassing van de uitgebreide procedure). De omgevingsvergunning is verwerkt in dit bestemmingsplan. Een nadere beschrijving van de ontwikkellocaties is opgenomen onder punt paragraaf 4.2.
Sport- en recreatieve voorzieningen
In het plangebied zijn de volgende sport- en recreatievoorzieningen gevestigd:
- een sporthal, een sportzaal en een gymlokaal.
- verder zijn aan de oostzijde van Oosterheem gronden gereserveerd voor sportvelden (in de zogenoemde Sportscheg).
Gezondheidszorg en maatschappelijke dienstverlening
In het centrumgebied van Oosterheem wordt een gezondheidscentrum gerealiseerd ter vervanging van het tijdelijke gezondheidscentrum aan de Puttershoekstraat 81. Ook is er ruimte voor een kinderdagverblijf.
Speelvoorzieningen
In de wijk Oosterheem is een concentratie aan speelruimte en speelvoorzieningen te vinden in de groengebieden en groenstroken. In het in ontwikkeling zijnde Heempark worden diverse nieuwe speelvoorzieningen aangelegd. Op de openbare schoolterreinen van de aanwezige basisscholen staan vaak speeltoestellen die 'meetellen' in het spreidingspatroon in de wijk. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat er in de wijk Oosterheem voldoende informele speelruimte aanwezig is. In de zone Zegwaartseweg-noord is het aantal speelvoorzieningen beperkt. Wel wordt in de directe nabijheid van de zone Zegwaartseweg (in de aangrenzende woonbuurten van de wijken Noordhove en Oosterheem) op loopafstand voorzien in de nodige speelvoorzieningen.
3.3 Verkeer En Vervoer
3.3.1 Autoverkeer
In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit is vastgelegd in de Nota Duurzaam Veilig 1e fase uit 1998. Het betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid, gebruik en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid. De volgende categorieën worden onderscheiden:
Stroomwegen
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel afwikkelen van grote hoeveelheden doorgaand verkeer. Deze wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De maximum toegestane snelheid op stroomwegen bedraagt waar mogelijk 70 km/uur. De gemeentelijke stroomwegen ten behoeve van de ontsluiting van Oosterheem zijn de Oostweg en de Australiëweg. Beide liggen niet in het plangebied. Daarnaast fungeert de Rijksweg A12 als stroomweg op het schaalniveau van het Rijk. Langzaam verkeer wordt niet via de stroomwegen afgewikkeld en kruist de stroomwegen uitsluitend ongelijkvloers of via verkeerslichten.
Op de onderstaande figuur zijn de maximale verkeersnelheden binnen het plangebied weergegeven.
Figuur 3.2
Gebiedsontsluitingswegen
Gebiedsontsluitingswegen hebben als functie het verdelen en verzamelen van verkeer en wonen en bedrijven bereikbaar te maken. Het langzaam verkeer moet zoveel mogelijk gebruik maken van vrijliggende fiets- en voetpaden. Er is geen parkeergelegenheid op of terzijde van de rijbaan. De maximum snelheid bedraagt 50 km/uur. Er wordt binnen de gemeente Zoetermeer onderscheid gemaakt tussen 'drukke gebiedsontsluitingswegen' en 'stille gebiedsontsluitingswegen', waarbij het onderscheid o.a. gemaakt wordt door de verkeersintensiteit (meer respectievelijk minder dan ongeveer 6.000 motorvoertuigen per etmaal).
Het betreffen onder andere de Tobias Asserlaan, Florence Nightingalelaan, Thomas Morelaan en de Zegwaartseweg ten noorden van de Hugo de Grootlaan. Op de Zegwaartseweg is in afwijking van het bovenstaande een snelheidsregime van 30 km/h vastgesteld, onder andere ten behoeve van de veiligheid van fietsers en het waarborgen van een goede leefbaarheid voor aanwonenden.
Buiten het plangebied, maar wel in de directe nabijheid, bevinden zich diverse drukke en stille gebiedsontsluitingswegen. Deze dragen bij aan de ontsluiting van het plangebied. Het betreft onder andere de Olof Palmelaan, de Martin Luther Kinglaan, de Willem Dreeslaan, Hugo de Grootlaan en de Aletta Jacobslaan.
Erftoegangswegen
Dit type wegen is onderdeel van een woon- of verblijfsgebied en heeft als belangrijkste functie het rechtstreeks ontsluiten van particuliere en openbare percelen. Op erftoegangswegen staat de verblijfsfunctie voorop en niet de verkeersfunctie. Er is geen sprake van een hoog percentage doorgaand verkeer. Fietsers rijden in principe over de rijbaan. Dit type wegen heeft een 30 km/h regime of is een woonerf. Voor een overzicht van de stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen in het plangebied, zie onderstaande figuur.
Figuur 3.3
3.3.2 Fietsverkeer
In het fietsplan (zie ook paragraaf 2.4.17) zijn de fietsroutes in Oosterheem aangegeven als "te ontwikkelen fietsroute". Het fietsroutenetwerk is nader uitgewerkt in de "Notitie Bromfietsvrije fietsroutes in Oosterheem, oktober 2003". Deze notitie is in september 2004 opgenomen in het supplement van het geactualiseerde Kaderplan Oosterheem. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen primaire (brom)fietsroutes en secundaire fietsroutes. In onderstaande figuur zijn deze routes aangegeven (bron: Notitie Bromfietsvrije fietsroutes in Oosterheem', oktober 2003).
Figuur 3.4 (Brom)fietspaden in Oosterheem (bron: notitie 'Bromfietsvrije fietsroutes in Oosterheem')
Tot het ontsluitende fietsnetwerk behoren alle niet genoemde wegen en paden voor zover deze zijn opengesteld voor fietsverkeer.
Het is mogelijk dat op onderdelen van deze netwerken ook medegebruik plaatsvindt door bromfietsers. Of dit wel of niet is toegestaan, is afhankelijk van de functie van de naastgelegen weg. Op een stroomweg en op sommige drukke gebiedsontsluitingswegen zijn bromfietsers niet toegestaan. Daarnaast is het afhankelijk van de directheid van de fietsroute (omrijfactor).
3.3.3 Openbaar vervoer
Railgebonden openbaar vervoer
De dragers van het openbaar vervoer in Zoetermeer zijn de spoorlijn Den Haag - Gouda en de RandstadRaillijnen 3 en 4. De stations aan de spoorlijn Den Haag - Gouda liggen buiten het bestemmingsplangebied.
RandstadRail is een netwerk van sneltramverbindingen in de regio Haaglanden/Rotterdam. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op de lijn naar Rotterdam. Met de dienstregeling die is ingegaan per 12 december 2011 rijdt in Zoetermeer lijn 3 over de "Krakeling" en lijn 4 rijdt naar Oosterheem. Op zowel de "Krakeling" als de tak naar Oosterheem is sprake van een hoge frequentie in de spitsuren en een lagere frequentie in de daluren.
In Oosterheem zijn drie RandstadRail haltes: Willem Dreeslaan, Oosterheem en Javalaan. Hemelsbreed is de afstand van woningen tot een halte hooguit 800 m.
Busvervoer
Met de dienstregeling die is ingegaan per 12 december 2011 rijden twee buslijnen naar Oosterheem: stadsbus lijn 77 met drie bushalten (Gouderakstraat, Willem Dreeslaan en Poortugaalstraat). De andere is streekbus lijn 165 (begint te Zoetermeer Centrum West en rijdt via Benthuizen naar Alphen a.d. Rijn). Deze heeft in of direct nabij Oosterheem vijf halten (Miss Etam, Gouderakstraat, Willem Dreeslaan, Hugo de Grootlaan en Zegwaartseweg).
3.3.4 Parkeren
Om de huidige parkeersituatie te behouden moet het aantal parkeerplaatsen in het openbaar gebied minimaal gelijk blijven. Daarom is het van belang dat de op eigen terrein gerealiseerde en te realiseren parkeervoorzieningen ook als zodanig behouden blijven en gebruikt worden.
3.4 Groen En Natuur
Voor de ontwikkeling van Oosterheem is een stedenbouwkundig raamplan gemaakt waarbinnen 11 woonakkers zijn gelegen die door hun ligging en thematiek een spectrum aan verschillende woonmilieus bieden. Het raamplan is in basis opgebouwd uit een "dubbele kamstructuur" met aan de oostkant de Martin Luther Kinglaan als "rug" van de kam. De Oostweg en Willem Dreeslaan vormen in het westelijk deel van de wijk de "rug". Vanuit beide "ruggen" is een aantal "tanden" gesitueerd die uitmonden in het Heempark. De groenstructuur van de wijk volgt en ondersteunt op hoofdlijnen dit raamplan waardoor voor bewoners in alle leeftijdscategorieën functioneel aantrekkelijke groenvoorzieningen bereikbaar zijn. Zo zijn de "tanden" aangelegd als brede groene dreven waarin de infrastructuur is opgenomen. Op stadniveau vormt het Heempark een recreatieve en natuurlijke verbinding met het Bentwoud in het noorden en het Burgemeester Van Tuyll Sportpark aan de zuidkant. De hoger gelegen Zegwaartseweg en wetering zijn de westelijke begrenzing van Oosterheem. De Oostkade, een oude landscheiding, is de noordelijke grens van de wijk met het Bentwoud. Daarnaast vormt deze groenstructuur samen met de waterstructuur de basis voor natuurontwikkeling en biodiversiteit in de wijk.
Ondersteunend aan en als onderdeel van het groene programma voor Oosterheem is in de noordoostelijke hoek tussen de HSL en het geplande deelplan Tuindorp een voorziening van de Stadsboerderij gerealiseerd. Binnen dit raamplan zijn voor de verschillende woonakkers, de woonbuurten, buurtgroenvoorzieningen opgenomen die tevens bijdragen aan het onderscheid in woonmilieus.
Het waterplan voor Oosterheem is met zijn singels en Heemkanaal onlosmakelijk verbonden met het raamplan en daarmee met de groenstructuur van deze wijk. In samenhang met het groen draagt het water niet alleen bij de aan de ruimtelijke en visuele beleving in de wijk, maar is het ook essentieel voor natuurontwikkeling en de biodiversiteit.
Figuur 3.5 Raamplan
Het Heempark
Het twee kilometer lange en noord-zuid georiënteerde Heempark biedt ruimte aan sport en spel, ontspanning en recreatie, natuur en cultuur en is daardoor "het" wijkpark voor de bewoners van Oosterheem. Het park is tevens ontworpen als een natuurlijke verbindingszone dat het Bentwoud door middel van een groen viaduct(park-o-duct) verbindt met het Burgemeester Van Tuyll Sportpark.
In het plan van het Heempark wordt natuurontwikkeling op een aantrekkelijke en evenwichtige wijze afgewisseld met architectonische elementen en recreatieve functies.
Zo vormt de kadezone aan de westzijde de architectonische, 'stadgerelateerde' ruggengraat van het park. Deze twee kilometer lange zone bestaat uit een geasfalteerde fietsroute en een met speciale betonplaten vormgegeven flaneerstrook aan het water met banken, vlonders en spanverlichting. Samen met het 30 meter brede Heemkanaal vormt dit de monumentale as van de wijk Oosterheem. Het Heemkanaal wordt overspannen door vijf speciaal ontworpen bruggen met stalen leuningen, die voorzien zijn van bladvormige perforaties. De bruggen verbinden de stadgerelateerde, stenige kadezone met de landschappelijke, groene oostzijde van het park. Aan deze zijde is de laaggelegen oeverzone met griendhout beschoeiing een beeldbepalend en verbindend element.
Contrast en samenhang zijn hoofdthema's waarop het ontwerp van het Heempark gestoeld is. Het ontwerp bestaat voorts uit lijnen (de padenstructuur) en vlakken die op verschillende manieren zijn ingevuld (hoog/laag, natuur, recreatie, etc.).
De landschappelijke oostzijde van het park varieert in breedte en biedt ruimte aan allerlei parkvoorzieningen die vooral in het zuidelijke deel als een kralensnoer aan elkaar verbonden worden door de parkpromenade. Deze vijf meter brede recreatieve hoofdroute slingert als een glooiende loper langs speelplekken, vogelbosjes, bloemenweiden, honden uitlaatveld, trapveld en speelweide. In het zuiden van dit parkdeel liggen twee eilanden die door middel van dammen van schanskorf met elkaar verbonden zijn. Verder noordelijk passeren we een klein buitentheater en even verderop komen we uit in het lager gelegen greppelgebied waar je met vlonderpaden tussen de knotwilgen, elzen en rietvelden kunt struinen. Dit is ook de zone waar het in samenwerking met kinderen en bewoners ontworpen natuurspeelterrein 'de Vrijbuiter' is aangelegd. Verder noordelijk en grenzend aan de centrale speelweide is als actief verblijfspodium een multifunctionele jongerenvoorziening aangelegd met klimrotsen, een voetbalkooi en buitenfitness.
Aan de overzijde van de centrale waterkamer ligt het parkgedeelte dat samen met de oplevering van het centrumgebied in 2013 wordt aangelegd. Hier ligt het centrumeiland. Een natuurlijk eiland waar als tegenhanger van het drukke hoogstedelijke centrum de nadruk ligt op rust, natuur en beeldende kunst. Het parkgebied zal hier het centrum op een lager gelegen niveau omzomen. Het hoogteverschil wordt vormgegeven door een keermuur van basaltblokken en aan het water verschijnt een groot bordes dat als uitloop voor de aanwezige horeca en voor evenementen of optredens gebruikt kan worden.
Ten noorden van het centrum is het park smaller en vormt het een groene overgangs- en verbindingszone zone tussen de hoger gelegen wijkdelen en het lager gelegen water van het Heemkanaal. Ook hier is de natuurlijke oeverzone met griendhout beschoeiing beeldbepalend. Het hoofdpad, de secundaire routes en aansluitingen vanuit de aangrenzende woonbuurten vormen een padenstructuur waarmee de parkbezoeker de parkstrook op verschillende manieren kan beleven. Een hondenuitlaatveld, een bastion van schanskorven met banken en enkele vlonders completeren het geheel.
Zone Zegwaartseweg en wetering
Vanaf de 13e eeuw heeft deze karakteristieke zone dienst gedaan als ontginningsas in het omringende veenlandschap en vormt het nu de overgang tussen Oosterheem en de wijken Zegwaart en Noordhove. De door ontvening ontstane plassen en moerassen aan weerszijden van de Zegwaartseweg werden in de 18e eeuw drooggemalen ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering. De vaart langs de Zegwaartseweg is aangelegd voor de afvoer van turf en later van agrarische producten en was onderdeel van een ringvaart voor scheepvaartverkeer. In aansluiting op de Oostkade functioneerde deze kade ook als landscheiding tussen Rijnland en Schieland.
Het oorspronkelijke beeld is dat van een hoog gelegen veendijk met daarop een smalle weg en een vaart. De aanliggende boerderijen liggen aan de kopse kanten van lange, smalle kavels die diep de ontstane polder insteken.
Het gebied van de Zegwaartseweg ontleent zijn identiteit aan de hogere ligging en aan sterke groene en blauwe dragers. In de nieuwe ruimtelijke context tussen de wijken Oosterheem en Noordhove en de Benthuizerplas is de Zegwaartseweg-zone een min of meer eigen entiteit geworden waarbinnen nieuwe woningen ontwikkeld worden. Daarnaast vormt deze ook de overgang tussen beide wijken en het Noordelijk Plassengebied en "ritst" deze recentere ontwikkelingen als het ware aan elkaar.
Aan de oorspronkelijk ontstane groene en blauwe dragers is een nieuwe groene drager toegevoegd, die bestaat uit een aantal geschakelde groenkamers. Met een meer open zijde naar de Zegwaartseweg en een meer gesloten kant naar de directe omgeving, te "lezen" als groene kammen. Een samenspel van bestaande beplanting en nieuwe aanplant zorgt ervoor dat bestaande erfafscheidingen, kavel- en kwelsloten en bestaande groengebieden worden opgenomen in deze nieuwe en kleinschalige kamstructuur.
De Oostkade
Aan de noordkant wordt de wijk begrensd door de Oostkade, een in cultuurhistorisch opzicht waardevolle dijk als landscheiding tussen twee peilgebieden van de Hoogheemraadschappen van Rijnland en van Schieland en Krimpenerwaard. Het is een markante grens tussen en overgang van de bebouwing van Oosterheem naar het toekomstige Bentwoud. Een watergang en moeraszone aan de voet van deze landscheiding in het Bentwoud verbeeld de oorspronkelijke functie van waterscheiding. Fietsers en wandelaars maken gebruik van een breed provinciaal pad op deze dijk (fietspad nr. 96) van waaraf een aantal verbindingen de moeraszone kruisen en het Bentwoud bereikbaar maakt.
In het eerste westelijk gelegen deelplan van Oosterheem, de Waterrand, presenteert de wijk zich aan deze kade als een reeks vrijstaande woningen op ruime groene kavels. Oostelijk van de aansluiting met het Heempark zijn langs de Oostkade in het deelplan Buythen hoge hofachtige appartementsgebouwen gerealiseerd. De situering van deze gebouwen aan de noordelijke punten van de grote publieke ruimtes van de wijk geven vorm aan en accentueren de belangrijke doorgangen tussen Oosterheem en het toekomstige Bentwoud.
Stadsboerderij en wijktuin Oosterheem
In het noordoosten van Oosterheem tussen de buurt Tuindorp en het tracé van de HSL ligt de stadsboerderij "De Weidemolen" met een wijktuin, drie weides met boerderijdieren, stallen en een zuivelkeuken. Naast boerderijdieren heeft de stadsboerderij een winkeltje, een werkplaats en een aantal verhuurbare ruimtes. De Weidemolen biedt tevens mogelijkheden voor het volgen of organiseren van cursussen op velerlei gebied, zoals natuur en ecologie, Groene Hart producten en creativiteit. De boerderij is ook opgenomen in een stelsel van Toeristische Overstap Punten(TOP's) waar vanuit verschillende gemarkeerde fiets- en wandeltochten in het Bentwoud en richting Zoeterwoude zijn uitgezet. Zowel binnen als buiten op het terras kan gebruik worden gemaakt van een kleinschalige horecagelegenheid.
Bentwoud
Ten noordoosten van Oosterheem wordt tussen Zoetermeer/Rijnwoude en Waddinxveen/Boskoop het Bentwoud ontwikkeld, een recreatief bos- en natuurgebied van ongeveer 1.000 ha, grootschalig, aaneengesloten en met een natuurlijk karakter.
Met het Bentwoud komt er voor de Randstad meer ruimte voor openluchtrecreatie en natuurontwikkeling. Daarnaast vormt het een natuurlijke buffer tegen en overgang naar de oprukkende verstedelijking en het Groene Hart.
De driehoek Benthuizen is de meest westelijke punt van het bos, tussen Oosterheem en Benthuizen. Behalve als onderdeel van het totale bos is de inrichting gericht op de aangrenzende woongebieden. Verschillende fiets- en wandelpaden sluiten aan op de routes uit Oosterheem en Benthuizen, zoals een directe fietsverbinding tussen de kern van Benthuizen en het RandstadRailstation aan de Willem Dreeslaan in Oosterheem. Deze verbindingen komen uit op het centraal door het bos gesitueerde fiets -en voetpad langs de Tweede Tocht die in oostelijke richting de verbindingen zijn met het grotere Bentwoud aan de oostelijke kant van de HSL en de N209. Voor Zoetermeer en Benthuizen zijn in de driehoek twee sportcomplexen en een meer centraal gelegen speelbos opgenomen. De zuidelijke grens van het Bentwoud wordt gevormd door de cultuurhistorisch waardevolle en hoger gelegen Oostkade met een daarlangs gelegen waterrijke ecologische verbindingszone.
3.5 Water
Het plangebied valt binnen de beheersgrenzen van twee Hoogheemraadschappen. Het gebied ten westen van de Zegwaartseweg ligt binnen de Polder de Noordplas en maakt onderdeel uit van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het overige deel van het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid de Binnenwegse Polder en valt binnen de beheersgrenzen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De Hoogheemraadschappen zijn de waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheerders.
De wijk Oosterheem ligt in één waterstaatkundige eenheid. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem een geheel vormt. Het waterpeil in dit peilvak is -6 m ten opzichte van NAP. Het water in het gebied wordt op peil gehouden door het poldergemaal aan de Rotte.
Het gebied ten oosten van de Zegwaartseweg en ten zuiden van de Ruimtebaan ligt in een apart peilvak, waarbij het waterpeil - 5,75 m ten opzichte van NAP is.
Het watersysteem van Oosterheem bestaat uit singels die een doorgaand circuit vormen, waarin het water middels een circulatiegemaal continu in beweging wordt gehouden. Deze doorstroming is ter bevordering van de waterkwaliteit. De watergangen Lange Tocht en Plastocht zijn integraal opgenomen in het watersysteem. Een deel van de singels (20%) is voorzien van natuurlijke oevers. De singels hebben een standaardbreedte van 10 m op de waterlijn en liggen op een onderlinge afstand van 400 m. De singels zijn ter plaatse van weg-/railkruisingen voorzien van een doorvaarbare eco-duiker of brug met voldoende spanwijdte, mede ten behoeve van de ecologische passeerbaarheid.
Het gebied ten westen van de Zegwaartseweg ligt in twee waterstaatkundige eenheden. Het eerste peilvak (PBS_WW-25U) heeft een waterpeil van -5,9 m ten opzicht van NAP (zowel zomerpeil als winterpeil). Het andere peilvak (PBS_25B) heeft een zomerpeil van -6,3 m en een winterpeil van -6,48 m ten opzichte van NAP. Voor alle peilvakken waarbinnen het plangebied is gelegen geldt geen waterbezwaar. Het water van de Zegwaartsewetering maakt onderdeel uit van de Zoetermeerse Tussenboezem (PBS_WW-18). Deze kent een zomer- en winterpeil van -1,69 m ten opzichte van NAP.
Een belangrijk deel van het oppervlaktewater in het plangebied wordt gevormd door het Heemkanaal dat de wijk van noord naar zuid doorkruist. De watergangen binnen Oosterheem zijn via ondergrondse verbindingen op elkaar aangesloten. Een groot deel van het oppervlaktewater wordt via de Lange Tocht, een watergang aan de zuidkant van het gebied, in oostelijke richting afgevoerd. Daar wordt het door een gemaal uitgeslagen op de Rotte.
Het plangebied is voorzien van een gescheiden rioleringssysteem. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover. Voor Oosterheem geldt dat het huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater wordt afgevoerd naar het hoofdrioolgemaal in Meerzicht en dat de neerslag via regenwaterriolen naar de singels wordt gevoerd. Voor nieuw op te richten bebouwing geldt dat er geen uitloogbare materialen mogen worden toegepast.
3.6 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
In het plangebied bevinden zich enkele nutsvoorzieningen c.q. communicatievoorzieningen die van belang zijn:
- CO2-leiding die gebruikt wordt door OCAP. De leiding heeft een diameter van circa 26 inch en een druk van maximaal 22 bar;
- Dunea-waterleiding;
- Afvalwaterpersleiding.
De CO2-leiding ligt parallel aan de RandstadRail en doorkruist de wijk Oosterheem. In paragraaf 5.9 wordt nader ingegaan op deze CO2-leiding in relatie tot het aspect externe veiligheid en op welke wijze met deze leiding rekening is gehouden in dit bestemmingsplan.
In de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsleiding en een warmtevoorzieninginstallatie (gasgestookt) van Eneco aan de Willem Dreeslaan voor de blokverwarming van deelplan 1 van Oosterheem (circa 2.500 woningen).
Voor de leidingen geldt dat in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezigheid van deze leidingen door een dubbelbestemming op te nemen van 5 m aan weerszijden van de leidingen. Binnen dit gebied gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor andere doeleinden dan de leiding. Indien burgemeester en wethouders door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning mee willen werken aan een bouwplan ten behoeve van andere bestemmingsdoeleinden, mag het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan voorziet in hoofdzaak in het conserveren van de huidige situatie. Dit betekent dat het plan zoveel mogelijk is gericht op het behoud van de huidige waarden, functies en structuur. Daar waar dat mogelijk is, zal ruimte worden gegeven voor uitbreiding van bestaande woningen alsmede om de ruimtelijke kwaliteiten van het plangebied te behouden en te versterken. In het plangebied liggen wel diverse ontwikkellocaties waar nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. In dit hoofdstuk worden deze ontwikkellocaties beschreven.
Het betreft hierbij in hoofdzaak bouwlocaties voor woningbouw die reeds in de geldende bestemmingsplannen als ontwikkellocatie zijn opgenomen, maar die nog niet zijn gerealiseerd. Ook is in dit bestemmingsplan voor een aantal percelen aan de Zegwaartseweg een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bouw van woningen. Verder is de bestemming van het perceel Zegwaartseweg 45 verruimd door ter plaatse meer woningen toe te staan. Tot slot zijn binnen bestemmingen als 'Gemengd - 1', 'Gemengd - 2' en 'Centrum' functiewisselingen mogelijk, waardoor het plan een toekomstbestendig karakter heeft.
4.2 Ontwikkellocaties
De ontwikkellocaties liggen op dit moment veelal braak. Het gaat om concrete ontwikkelingen die binnen de planperiode van 10 jaar zijn te verwachten. Deze ontwikkellocaties zijn daarom ook positief bestemd in dit bestemmingsplan. Voor de ontwikkellocaties waar uitsluitend woningbouw is toegestaan, is de concrete uitwerking op dit moment veelal nog niet bekend. In dit bestemmingsplan is aan deze nog te ontwikkelen woningbouwlocaties de bestemming 'Woongebied' toegekend. Een kaart met de locatieaanduiding van de ontwikkellocaties is opgenomen in Bijlage 1 van de plantoelichting. Ontwikkelingen die momenteel in aanbouw zijn (zoals bijvoorbeeld het winkelcentrum van Oosterheem en langs de Javalaan) worden niet apart toegelicht. Hiervoor is reeds een omgevingsvergunning verleend en deze ontwikkelingen worden in het kader van dit bestemmingsplan als bestaande situatie beschouwd. Ontwikkelingen waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend, maar waarvoor de bouw nog niet gestart is, worden overigens wel toegelicht.
4.2.1 Amstelstroom
Het perceel aan de Amstelstroom ligt braak (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 1). Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier (gestapelde) woningen gerealiseerd worden. In dit bestemmingsplan is wederom de mogelijkheid opgenomen ter plaatse woningen te realiseren. In totaal mogen maximaal 134 woningen worden gerealiseerd. De betreffende gronden zijn bestemd als 'Woongebied - 1'. Het gebouw mag maximaal 45 meter hoog worden. In de regels is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond vwaarvan op deze locatie of op ontwikkellocatie 2 één woongebouw gebouwd mag worden van maximaal 90 meter hoog.
4.2.2 M. Luther Kinglaan/Thomas Morelaan/ Berkelstroom
Het perceel ligt momenteel braak (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 2). Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier (gestapelde) woningen gerealiseerd worden. In dit bestemmingsplan is ter plaatse dezelfde mogelijkheid opgenomen. In totaal mogen maximaal 124 woningen worden gerealiseerd. De betreffende gronden zijn bestemd als 'Woongebied - 1'. Het gebouw mag maximaal 45 meter hoog worden. In de regels is daarnaast een wijzigingsbevoegdheid opgenomen op grond vwaarvan op deze locatie of op ontwikkellocatie 1 één woongebouw gebouwd mag worden van maximaal 90 meter hoog.
4.2.3 Thomas Morelaan
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 3) heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. In 2008 zijn voor deze locatie middels een tweetal vrijstellingsprocedure bouwvergunningen verleend voor de realisatie van in totaal 44 appartementen. De woningen zijn op dit moment nog niet gerealiseerd. In dit bestemmingsplan is voor deze locatie overeenkomstig de verleende vrijstelling de mogelijkheid voor maximaal 44 woningen opgenomen. De betreffende gronden zijn bestemd als 'Woongebied - 1'.
4.2.4 Burgemeester Middelberglaan
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 4) ligt momenteel braak en heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming ' Groen'. Voor deze locatie is in 2008 een drietal vrijstellingen verleend voor de realisatie van in totaal 100 woningen. In dit bestemmingsplan is voor deze locatie overeenkomstig de verleende vrijstelling de mogelijkheid voor ten hoogste 100 woningen opgenomen. De betreffende gronden zijn bestemd als 'Woongebied - 1'.
4.2.5 Burgemeester Middelberglaan / M. Luther Kinglaan
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 5) maakt onderdeel uit van de zogenoemde 'Sportscheg Oosterheem'. Het terrein ligt op dit moment braak en is in het geldende bestemmingsplan gereserveerd voor een toekomstige (buiten)sportvoorziening. Op grond van het geldende bestemmingsplan mag op het terrein tevens een gebouwde voorziening gerealiseerd worden met een oppervlakte van maximaal 1.000 m² en een bouwhoogte van maximaal 15 m. In dit bestemmingsplan is voor het terrein dezelfde mogelijkheid opgenomen en hebben de betreffende gronden de bestemming 'Sport'.
4.2.6 Centrumgebied Oosterheem
Belangrijk onderdeel van het Centrumgebied Oosterheem is het nieuwe wijkwinkelcentrum. In het centrumgebied worden op dit moment nog verschillende bouwprojecten gerealiseerd. Zo wordt aan de noordkant een appartementencomplex ontwikkeld met 53 appartementen (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting nog aangeduid als locatie 6). Doordat dit complex reeds in aanbouw is, is hier geen sprake meer van een ontwikkellocatie.
Op de tweede locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 7) worden maatschappelijke/religieuze functies voorzien. De oppervlakte bedraagt ten hoogste 650 m². Het vigerende bestemmingsplan voorziet ter plaatse in dezelfde mogelijkheid en wordt ook in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Op de derde locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 8) worden momenteel 28 grondgebonden woningen gerealiseerd. Doordat deze woningen reeds in aanbouw zijn, is hier geen sprake meer van een ontwikkellocatie.
Voor alle bovengenoemde locaties wordt de bestemming 'Centrum' opgenomen, waarbinnen de beoogde functies zijn toegestaan. In afwijking van het vigerende bestemmingsplan wordt echter geen detailhandel meer mogelijk gemaakt, omdat de vigerende plancapaciteit voor detailhandel in het Centrumgebied Oosterheem volledig is benut. Hiervoor is in dit bestemmingsplan de aanduiding 'detailhandel uitgesloten' opgenomen.
4.2.7 Sumatra
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 9) ligt op dit moment braak. In het geldende bestemmingsplan kent de locatie de bestemming 'Wonen - Woonwagens', en is daarmee gereserveerd voor woonwagens. Inmiddels is besloten dat deze locatie niet meer aangewend hoeft te worden voor de vestiging van woonwagens, maar kan worden aangewend voor de realisatie van woningen. Gezien de ontbrekende noodzaak is de genoemde reservering in onderhavig bestemmingsplan dan ook komen te vervallen. Het bestemmingsplan voorziet in de bestemming 'Woongebied - 1' en de bouw van maximaal 16 woningen op deze locatie.
4.2.8 Javalaan
Dit perceel (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 10) is op dit moment onbebouwd. Op grond van het geldende bestemmingsplan geldt gedeeltelijk de bestemming 'Voorzieningencentrum' waarbinnen diverse functies zijn toegestaan en gedeeltelijk de bestemming 'Woongebied'. Omdat op de locatie meerdere functies mogelijk zijn, is aan deze locatie de bestemming 'Gemengd - 1' toegekend.
4.2.9 Waterzicht
Dit gebied (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 11) is de laatste, nog te ontwikkelen 'grote' woonbuurt van Oosterheem. Het geldende bestemmingsplan kent voor dit gebied een globale woonbestemming, waarbinnen zowel grondgebonden als gestapelde woningbouw zijn toegestaan. Voor de bouw van de eerste woningen in dit gebied zijn inmiddels de vergunningen afgegegeven.
De meeste woningen in Waterzicht zullen grenzen aan groen en straatjes. De noord- en zuidzijde van Waterzicht grenzen aan fraaie groene dreven. De gehele woonbuurt wordt direct met het Heempark verbonden, via korte dwarsstraten. Bovendien krijgt Waterzicht een centraal plantsoen, dat aansluit op het Heempark. Waterzicht gaat zich kenmerken door een grote variatie in kavelvormen en woningtypen. Zo zijn er rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen, beneden- en bovenwoningen, vrijstaande woningen en appartementen gepland.
In het gebied wordt met aftrek van de reeds vergunde en in aanbouw zijnde woningen (op moment van opstellen van het bestemmingsplan) nog voorzien in de realisatie van maximaal 567 woningen. Voor de locatie is de bestemming 'Woongebied - 1' opgenomen.
4.2.10 Cyprus/Corsica/Aruba
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 12) is momenteel in ontwikkeling. Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier uitsluitend woningen worden gerealiseerd. Inmiddels zijn 10 kavels bebouwd. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet nog in de ontwikkeling van 44 braakliggende kavels. In dit bestemmingsplan is aan deze kavels gezamenlijk opnieuw de bestemming 'Woongebied - 1' toegekend.
4.2.11 Scheldestroom
De locatie Scheldestroom (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 13) is gereserveerd voor woonwagenstandplaatsen. Op de locatie zijn momenteel 3 woonwagens aanwezig en is nog ruimte voor 3 standplaatsen. In het voorliggende bestemmingsplan worden om die reden ten hoogste 6 woonwagenstandplaatsen mogelijk gemaakt.
4.2.12 Zegwaartseweg 148
De locatie Zegwaartseweg 148 (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 14 en wro-zone wijzigingsgebied - 1 t/m 3) bestaat uit een aantal kadastrale percelen. De locatie bestaat uit een bebouwd en onbebouwd deelgebied.
Bebouwd deelgebied
Het bebouwd deelgebied bestaat uit een bedrijfswoning en een hoveniersbedrijf. Voor dit bedrijfsperceel (met de huidige bestemmingen 'Bedrijfsdoeleinden A en B') is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de ontwikkeling van woningbouw. In het voorliggende bestemmingsplan is eveneens een wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw opgenomen (wro-zone wijzigingsgebied 1). Er mogen ten hoogste 14 woningen na planwijziging worden gebouwd.
Tot slot is in de regels van het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding 'hovenier' (welke als maatbestemming dient omdat het bedrijf niet past binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie) te verwijderen indien de bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd.
Onbebouwd deelgebied
De percelen ten noorden van het hoveniersbedrijf zijn op dit moment onbebouwd. In het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Woondoeleinden II', op grond waarvan ter plaatse uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd mogen worden. In dit bestemmingsplan zijn voor de bovengenoemde percelen de geldende mogelijkheden overgenomen door middel van het de bestemming 'Woongebied - 2', met uitzondering van een zone met een breedte van 30 m gemeten vanuit het bedrijfsperceel van het hoveniersbedrijf. Aan deze zone is op de plankaart een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwde zone' binnen de bestemming 'Woongebied - 2' opgenomen waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht. Ter plaatse mogen in totaal maximaal 14 woningen gebouwd worden.
De reden voor het opnemen van een onbebouwde zone is gelegen in het feit dat het bestaande naastgelegen hoveniersbedrijf tot milieucategorie 3.1 behoort. Voor een hoveniersbedrijf uit categorie 3.1 geldt op basis van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 m voor het aspect geluid, ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied (waartoe de zone Zegwaartseweg wordt gerekend, zie ook paragraaf 5.6). De onbebouwde percelen liggen deels binnen de richtafstand van het hoveniersbedrijf. Bij nieuwe woningbouw dient de bovengenoemde richtafstand tussen de bedrijfsbestemming en de dichtstbijzijnde nieuw te bouwen woning in acht genomen te worden. Dit om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast het bedrijf voldoende zekerheid te bieden dat zijn activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgevoerd kunnen worden.
De beperking van de onbebouwde zone, welke is opgenomen in verband met de milieuzonering binnen het plan, kan ongedaan worden gemaakt door een tweetal wijzigingsbevoegdheden. Ter plaatse van de bovengenoemde specifieke bouwaanduiding zijn hiertoe twee wijzigingsgebieden opgenomen: wro-zone wijzigingsgebied 2 en wro - zone wijzigingsgebied - 3.
In wro-zone wijzigingsgebied 2 is opgenomen dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwde zone' gedeeltelijk verwijderd kan worden, zodat woningbouw mogelijk wordt, vanaf een afstand van 10 m van de bestemmingsgrens Bedrijf. Voorwaarde hierbij is de milieubelasting van het naastgelegen hoveniersbedrijf moet zijn opgeheven door toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als hierboven genoemd waardoor de milieucategorie teruggebracht wordt van categorie 3.1 naar 2, of wanneer een nadere motivering wordt ingediend. Op basis van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering is op grond van een gemengd gebied op 10 m van een categorie 2 bedrijf namelijk woningbouw mogelijk.
In wro-zone wijzigingsgebied 3 is opgenomen dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwde zone' verwijderd kan worden zodat woningbouw mogelijk wordt, indien de bedrijfsactiviteiten op het naastgelegen (bedrijfs)perceel zijn beëindigd. Als voorwaarde is opgenomen dat wijziging uitsluitend mogelijk is in combinatie met of nadat de bestemming 'Bedrijf' is gewijzigd in de bestemming 'Woongebied - 2'.
Tot slot geldt dat overeenkomstig het geldende bestemmingsplan zowel in de bestemming 'Woongebied - 2' als binnen de wijzigingsbevoegdheid een groenstrook van 5 m gehandhaafd te blijven vanaf de kant van de aangrenzende sloot.
Beleidsmatig uitgangspunt is dat de locatie bij de ontwikkeling met woningbouw ontsloten wordt via de Pasqualinischans voor autoverkeer en niet vanaf de Zegwaartseweg. Tevens is de planologische ontsluitingsmogelijkheid uit het vigerende bestemmingsplan overgenomen, door de functieaanduiding 'weg' op te nemen op de gronden met de bestemming 'Tuin' en de aangrenzende gronden met de bestemming 'Groen' en 'Water' gelegen ten noorden van de ontwikkellocatie. Voorwaarde is wel dat er geen doorgaande ontsluitingsweg wordt gerealiseerd tussen de Zegwaartseweg en de wijk Noordhove.
4.2.13 Zegwaartseweg 146
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting is aangeduid als locatie 15) bestaat uit twee kadastrale percelen. De locatie heeft in het geldende bestemmingsplan een globale woonbestemming, op grond waarvan ter plaatse de realisatie van woningbouw mogelijk is. Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is aan deze percelen de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend met uitzondering van een zone met een breedte van 10 m gemeten vanuit het bedrijfsperceel van het hoveniersbedrijf aan de Zegwaartseweg 148. Aan deze zone is op de plankaart een aanduiding (specifieke bouwaanduiding - onbebouwde zone) binnen de bestemming 'Woongebied - 2' opgenomen waarbinnen geen bebouwing mag worden opgericht.
De reden voor het opnemen van een onbebouwde zone is gelegen in het feit dat het bestaande naastgelegen hoveniersbedrijf tot milieucategorie 3.1 behoort. Voor een hoveniersbedrijf uit categorie 3.1 geldt op basis van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 m voor het aspect geluid, ten opzichte van het omgevingstype gemengd gebied (waartoe de zone Zegwaartseweg wordt gerekend, zie ook paragraaf 5.6). Op basis van de motivering uit paragraaf 5.6.3 is gekozen voor een afwijkende afstand van 10 m. De onbebouwde percelen liggen deels binnen de afstand van 10 m van het hoveniersbedrijf. Bij nieuwe woningbouw dient de bovengenoemde afstand tussen de bedrijfsbestemming en de dichtstbijzijnde nieuw te bouwen woning in acht genomen te worden. Dit om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast het bedrijf voldoende zekerheid te bieden dat haar activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden uitgevoerd kunnen worden.
De beperking van de onbebouwde zone, welke is opgenomen in verband met de milieuzonering binnen het plan, kan ongedaan worden gemaakt door een wijzigingsbevoegdheid. In wro-zone wijzigingsgebied 3 is opgenomen dat de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-onbebouwde zone' verwijderd kan worden zodat woningbouw mogelijk wordt, indien de bedrijfsactiviteiten op het naastgelegen (bedrijfs)perceel zijn beëindigd. Als voorwaarde is opgenomen dat wijziging uitsluitend mogelijk is in combinatie met of nadat de bestemming 'Bedrijf' is gewijzigd in de bestemming 'Woongebied - 2'.
Op de de locatie mogen ten hoogste 11 woningen gerealiseerd worden. Alleen vrijstaande woningen zijn toegestaan, met uitzondering van een strook van 30 m vanaf de Pasqualinischans. Deze strook mag tevens gebruikt worden voor de realisatie van twee-aaneengebouwde woningbouw.
Uitgangspunt is dat de locatie bij de ontwikkeling met woningbouw ontsloten wordt via de Pasqualinischans voor autoverkeer.
4.2.14 Hofwegenstraat, gemeentekavels
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 16) bestaat uit één kadastraal perceel dat momenteel braak ligt en in eigendom is van de gemeente. Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd worden.
Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is aan deze percelen de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. waarbinnen uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd mogen worden. Het gaat in totaal om 9 woningen (8 woningen ten zuiden van de ontsluitingsweg en 1 woning ten noorden van de ontsluitingweg).
4.2.15 Zegwaartseweg 45
Op het perceel Zegwaartseweg 45 (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 17) is in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Woondoeleinden I' van toepassing. Op grond van de bestemming 'Woondoeleinden I' is binnen het aangegeven bestemmingsvlak één woning toegestaan. Het perceel is onbebouwd nadat de voormalige woning op het perceel is gesloopt. De eigenaar van het perceel heeft de gemeente verzocht de bouw van een extra woning op het perceel mogelijk te maken. Voor de bouw van een extra woning is het huidige bouwvlak echter niet toereikend.
De oppervlakte van de geldende woonbestemming is daarentegen toereikend om een bestemmingsvlak op te kunnen nemen dat geschikt is voor twee woningen. Ook vanuit het oogpunt van milieuzonering is de locatie geschikt voor het vergroten van het bestemmingsvlak, mits een minimale afstand van 10 m in acht wordt genomen tussen het hoofdgebouw en de grens van de naastgelegen bedrijfsbestemming en maatschappelijke bestemming. Deze naastgelegen bedrijfsbestemming maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Noordelijke Bedrijventerreinen dat momenteel wordt geactualiseerd, en waarin is opgenomen dat binnen de aangrenzende bedrijfsbestemming alleen bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 zijn toegestaan. Daarvoor geldt op grond van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van minimaal 10 m. De woonbestemming ligt bovendien niet binnen de invloedssfeer van delen van het bedrijventerrein waar bedrijven in een hogere milieucategorie zijn toegestaan.
Voor de naastgelegen maatschappelijke bestemming is een omgevingsvergunning verleend ten behoeve van de realisatie van een religieuze instelling. Deze activiteit valt in milieucategorie 2. Hiervoor geldt op grond van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van minimaal 10 m.
Op grond van bovenstaande overwegingen is in dit bestemmingsplan het bestemmingsvlak vergroot ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Binnen het nieuwe bestemmingsvlak van de bestemming 'Woongebied - 2' zijn twee woningen toegestaan.
4.2.16 Locatie achter Zegwaartseweg 47A
Dit perceel (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 18), wordt op het moment van opstellen van het bestemmingsplan gedeeltelijk bebouwd. Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier zowel geschakelde als vrijstaande woningen gebouwd worden. In voorliggend bestemmingsplan zijn deze mogelijkheden overgenomen. Aan het perceel is de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. Op deze gronden zijn reeds 9 woningen vergund en in aanbouw. Daarnaast mogen nog 5 woningen op deze locatie gebouwd worden (in totaal dus 14 woningen).
4.2.17 Zegwaartseweg / Benthuizenstraat
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 19), bestaat uit drie percelen die momenteel braak liggen. De percelen kennen binnen het geldende bestemmingsplan een globale woonbestemming, op grond waarvan zowel twee-onder-één kapwoningen als vrijstaande woningen gebouwd mogen worden. In voorliggend bestemmingsplan is aan de percelen de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. Op deze gronden mogen in totaal 18 woningen worden gebouwd (verdeeld over twee locaties).
4.2.18 Hofwegenstraat (achter perceel Hugo de Grootlaan 2)
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 20) is momenteel onbebouwd. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn hier woningen, maatschappelijke voorzieningen en ambachtelijke bedrijvigheid toegestaan. Deze mogelijkheden worden in dit bestemmingsplan niet meer geheel overgenomen, omdat er inmiddels plannen zijn om hier uitsluitend woningen te realiseren. Om die reden is de bestemming 'Woongebied - 2' opgenomen. Op de locatie mogen ten hoogste 9 woningen worden gebouwd.
4.2.19 Zegwaartseweg 61
Op dit perceel (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 21), bevinden zich momenteel een woning en schuren. In het geldende bestemming rust op dit perceel de bestemming 'Bijzondere doeleinden' en een groenbestemming. Op grond van het geldende bestemmingsplan zijn hier woningen, voorzieningen (openbare, medische, educatieve, maatschappelijke en sociaal-culturele), zakelijke en persoonlijke dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid en groenvoorzieningen toegestaan. Deze mogelijkheden worden in dit bestemmingsplan wederom overgenomen, waarbij geldt dat de woondoeleinden overeenkomstig het geldende bestemmingsplan uitsluitend in geschakelde vorm gerealiseerd kunnen worden binnen het bestaande beeldbepalende of monumentale gebouw. Voor de ambachtelijke bedrijvigheid geldt dat alleen bedrijven/activiteiten die vallen onder milieucategorie 1 en 2 van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' zijn toegestaan. Voor het gedeelte van het perceel waar meerdere functies zijn toegestaan is in dit bestemmingsplan de bestemming 'Gemengd - 1' toegekend.
4.2.20 Hofwegenstraat, particuliere kavels
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 22) bestaat uit een aantal kadastrale percelen die momenteel braak liggen en niet in eigendom zijn van de gemeente. Op grond van het geldende bestemmingsplan mogen hier uitsluitend vrijstaande woningen gerealiseerd worden. In voorliggend bestemmingsplan is wederom de mogelijkheid opgenomen ter plaatse uitsluitend vrijstaande woningen te realiseren. De kavels die nog ontwikkeld moeten worden hebben de bestemming 'Woongebied- 2'. In totaal gaat het nog om 8 woningen.
4.2.21 Zegwaartseweg 67/67a
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 23) bestaat uit een aantal kadastrale percelen. De locatie is momenteel voor het merendeel onbebouwd, met uitzondering van een aantal schuren cq. kleinschalige loodsen. In het geldende bestemmingsplan is voor deze percelen een globale woonbestemming opgenomen, op grond waarvan uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan wordt deze mogelijkheid wederom overgenomen. De betreffende gronden hebben de bestemming 'Woongebied - 2'. Op deze gronden mogen verspreid over een aantal percelen nog 8 vrijstaande woningen worden gebouwd.
4.2.22 Maasdamstraat (achter Zegwaartseweg 67/67a)
Dit perceel (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 24), heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming Woondoeleinden II, op grond waarvan uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. Het perceel mag daarnaast gebruikt voor het hobbymatig houden van maximaal 6 paarden. In dit bestemmingsplan is de hobbymanege bestemd door middel van de bestemming Sport. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van één vrijstaande woning (wro-zone wijzigingsgebied 5).
4.2.23 Locatie achter Zegwaartseweg 71
De locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 25) bestaat uit een aantal kadastrale percelen. Op de locatie staat een voormalige bedrijfsloods. Het overige gedeelte is onbebouwd. In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie een globale woonbestemming, op grond waarvan uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande mogelijkheden wederom overgenomen. Omdat de ontwikkeling nog niet heeft plaatsgevonden is aan dit perceel de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. Op de locatie zijn maximaal 14 woningen toegestaan. Bij de ontwikkeling is als voorwaarde opgenomen dat de woningen ontsloten moeten worden via een gemeenschappelijke woonstraat (Maasdamstraat) die aansluit op de Hekendorpstraat.
4.2.24 Maasdamstraat (tussen Zegwaartseweg 71 en 73)
Deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 26) bestaat uit een groot kadastraal perceel dat in eigendom is van de gemeente. De gronden hebben binnen het geldende bestemmingsplan een globale woonbestemming waarbinnen woningbouw is toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande mogelijkheden wederom overgenomen. Op de gronden mogen verpreid over een aantal percelen maximaal 20 woningen worden gebouwd. In afwijking van deze woonbestemming is de verkeersstructuur van de Maasdamstraat als zodanig bestemd. Omdat de ontwikkeling nog niet geheel heeft plaatsgevonden is aan het perceel waar woonkavels worden uitgegeven de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. De verkeersstructuur heeft de bestemming
Verkeer - Verblijfsgebied'. Bij ontwikkeling dienen de woningen ontsloten te worden via een gemeenschappelijke woonstraat (Maasdamstraat) die aansluit op de Hekendorpstraat, welke echter geen doorkoppeling mag opleveren tussen de Zegwaartseweg en de wegen in Oosterheem. Om dit uit te sluiten is ter plaatse van een stuk grond ter hoogte van de Zegwaartseweg en de Maasdamstraat de bestemming 'Groen' opgenomen.
4.2.25 Zegwaartseweg 73
Op deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 27) was een voormalig sloopbedrijf aanwezig dat in verband met de ontwikkeling van Oosterheem is verplaatst. De bestaande woning is nog op het perceel aanwezig, maar zal in de toekomst mogelijk worden gesloopt.
In het geldende bestemmingsplan heeft de locatie een globale woonbestemming, op grond waarvan uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan. In voorliggend bestemmingsplan zijn de bestaande mogelijkheden wederom overgenomen. Omdat de ontwikkeling nog niet heeft plaatsgevonden is aan dit perceel de bestemming 'Woongebied - 2' toegekend. Op de locatie zijn maximaal 3 woningen toegestaan.
4.2.26 Ontsluitingsweg Zegwaartseweg 114-118
Op deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als locatie 28) wordt een nieuwe ontsluitingsweg ten behoeve van de percelen Zegwaartseweg 114-118. Deze ontsluiting vindt plaats op de Ruimtebaan. De gronden zijn in het voorliggende bestemmingsplan bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De maximaal toegestane snelheid op deze weg zal 30 km/h bedragen.
4.2.27 Wijzigingsbevoegdheid Zegwaartseweg 61a
Op deze locatie (op de overzichtskaart in Bijlage 1 van de plantoelichting aangeduid als wro-zone wijzigingsgebied 4) staat momenteel een woning. Op grond van het geldende bestemmingplan wordt de mogelijkheid geboden om op de kavel naast de bestaande woning een nieuwe woning te realiseren, onder de voorwaarde dat de bestaande woning eerst wordt gesloopt. Dat heeft nog niet plaatsgevonden. In dit bestemmingsplan is de huidige woning wederom bestemd en is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de kavel met de bestaande woning en de naastgelegen braakliggende kavel ten behoeve van de realisatie van een nieuwe woning. Er mag echter alleen gebruikgemaakt worden van deze wijzigingsbevoegdheid als de bestaande woning wordt gesloopt.
4.3 Verkeer En Parkeren
Wegenstructuur
De categorie-indeling van de wegen binnen het plangebied blijft onveranderd. Alle infrastructurele projecten in het plangebied die voortkomen uit de aanleg van de wijk Oosterheem zoals vastgesteld in de MER, zijn inmiddels gerealiseerd, met uitzondering van de locatie Waterzicht en het openbare gebied (inclusief de wegen, fietspaden en parkeerplaatsen) van het centrumgebied. Het centrumgebied wordt gefaseerd aangelegd en opengesteld tussen 2012 en 2014 en Waterzicht wordt vanaf 2012 de komende jaren stukje bij beetje geleidelijk bebouwd.
In het plangebied zijn in het Uitvoeringsprogramma van de Nota Mobiliteit Zoetermeer alleen infrastructurele maatregelen opgenomen op de Zegwaartseweg ten zuiden van de Hugo de Grootlaan. De positie van de fiets moet hier verbeterd worden.
Parkeren
De delen van het openbaar gebied, die in gebruik zijn voor verkeer of parkeren zijn bestemd als 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Op de gronden die bestemd zijn als 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' is opslag niet toegestaan.
De parkeernormen zijn gelieerd aan de Bouwverordening. Nieuwe bouwplannen (waaronder uitbreidingen) worden getoetst aan de Bouwverordening en daarmee aan de gehanteerde parkeernormen, waarbij geldt dat uitbreiding van parkeerplaatsen in eerste instantie op eigen terrein opgelost moet worden.
In dit bestemmingsplan zijn geen parkeernormen opgenomen. De normen zoals opgenomen in de 'Nota parkeernormen en uitvoeringsregels 2012' dienen te worden toegepast.
De aanwezige openbare parkeergelegenheden dienen behouden te blijven. Op grond van de APV is het (op vastgestelde dagen en uren) verboden vrachtwagens en andere grote voertuigen op andere dan de door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of parkeerterreinen te parkeren. De twee belangrijkste motieven voor dit verbod zijn bescherming van het uiterlijk aanzien van het openbaar gebied en voorkoming van excessief weggebruik. Bij het aanwijzen van wegen en terreinen voor vrachtwagenparkeren wordt zowel gekeken naar de beschikbaarheid als de veiligheid (inbraakpreventie). De gemeente draagt zorg voor behoud van het aantal parkeerplaatsen voor grote voertuigen, op tenminste het huidige niveau.
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Strategische Milieu-beoordeling
Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.
Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. De resterende ontwikkellocaties binnen het plangebied overschrijden niet de drempelwaarde van de m.e.r.-beoordeling. Deze drempelwaarde ligt op 2.000 woningen of meer. Op grond daarvan hoeft dan ook geen m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.
Overigens is ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Oosterheem 2000 een m.e.r.-rapportage opgesteld, waarbij er onderzoek is gedaan naar de gevolgen voor het milieu door het realiseren van de nieuwe woonwijk Oosterheem.
Daar waar zich voor het milieu en de leefomgeving nog relevante ontwikkelingen kunnen gaan voordoen, zijn deze in het kader van dit bestemmingsplan nader onderzocht, onder meer via de gebruikelijke onderzoeken naar luchtkwaliteit, geluid, bodem en flora en fauna. Op grond daarvan hoeft dan ook geen nieuwe planMER uitgevoerd te worden.
In het plangebied ligt een buisleiding voor de transport van CO2. In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geregeld. Voor deze leiding is door de gemeente Zoetermeer een vrijwillige m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 3). De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is dat er geen bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk.Op 3 december 2012 heeft de gemeenteraad dan ook besloten geen milieu-effectrapport op te stellen voorafgaande aan de bestemmingsplanprocedure.
5.2 Geluidhinder
De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.
Verplichting tot akoestisch onderzoek
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande.
Omdat de geluidbelasting afneemt bij een toenemende afstand en uiteindelijk niet meer relevant is, zijn er bij wet geluidzones gedefinieerd. Deze zones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.
Geluidzones
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidzones. Dit zijn afgebakende gebieden waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidzones is vastgelegd in de wet. Voor wegverkeer is de zone afhankelijk van het aantal rijstroken. Bij railverkeer wordt de zonebreedte bepaald door het type spoor.
Het bestemmingsplangebied ligt binnen de zones van diverse binnenstedelijke wegen, de Hoge Snelheidslijn (spoorlijn HSL) en voor een klein gedeelte binnen de zone van de RandstadRail. De RandstadRail binnen het plangebied heeft geen wettelijke zone. Het gebied ligt niet binnen de zone van rijksweg A12 of de spoorlijn Den Haag-Gouda, omvat geen zoneringsplichtige industrieterreinen en ligt ook niet binnen de geluidzone van een vliegveld.
Normstelling
De Wet geluidhinder bevat normen ten aanzien van de maximaal toegestane geluidbelasting. Deze normen zijn alleen van toepassing op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen of op de grens van geluidgevoelige terreinen. Er wordt onderscheid gemaakt in voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Voor alle (nieuwe) geluidgevoelige situaties wordt de voorkeursgrenswaarde nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde. Boven de maximale ontheffingswaarde is het ontwikkelen van geluidgevoelige bestemmingen niet mogelijk.
Hogere waarde procedure
Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om het geluidniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidsreducerend wegdek), dan in de overdracht (bijvoorbeeld geluidschermen) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijvoorbeeld een vliesgevel). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.
Planontwikkeling en uitgevoerd akoestisch onderzoek
In het nieuwe bestemmingsplan wordt voor 24 locaties de mogelijkheid voor woningbouw uitgewerkt. Drie locaties hebben een gemengde bestemming, waaronder woningbouw. Twee locaties hebben een maatschappelijke bestemming en zijn niet geluidgevoelig. De ontwikkellocaties zijn aangegeven in Bijlage 1.
Het nieuwe bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Voor vrijwel alle locaties gaat het om braakliggende terreinen met onbenutte plancapaciteit. Het betreft het opvullen van open plaatsen in een omgeving met bestaande bebouwing. Alleen voor het gebied Zegwaartseweg-Noord worden enkele kleine wijzigingen voorzien in het nieuwe bestemmingsplan.
In opdracht van de gemeente Zoetermeer is door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is onderzoek gedaan naar de toekomstige geluidbelasting van de nieuwe geluidgevoelige bestemmingen aan de Zegwaartseweg. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ook gekeken naar de toekomstige geluidbelasting bij de overige locaties. Dit heeft geresulteerd in een onderzoeksrapport voor het hele plangebied, kenmerk M.2011.1588.07.R001. In dit rapport is voor een aantal wegen uitgegaan van een snelheidsregime van 50 km-uur, waar dit in werkelijkheid 30 km-uur moet zijn. In de bijlage bij het onderzoek is in een notitie opgenomen waarin is beschreven welke conclusies in het rapport aanpassing behoeven. Bij de beschrijving in deze paragraaf is rekening gehouden met deze correcties.
Het plangebied kent nog één grote ontwikkellocatie: de woonwijk Waterzicht. Deze locatie ligt in de nabijheid van bedrijventerrein Dwarstocht, waar eveneens onbenutte plancapaciteit aanwezig is. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzocht wat de geluidbelasting is van het bedrijventerrein op de betreffende woonlocatie. Dit onderzoek is weergegeven in rapport M.2011.1588.07.R002.
De bovengenoemde rapporten zijn opgenomen in Bijlage 4 en Bijlage 5. De belangrijkste resultaten en conclusies zijn hieronder beschreven.
Algemene beoordeling geluidsituatie plangebied
In de toekomstige situatie is de geluidsbelasting voor nagenoeg alle geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer (48 dB). Op de locaties aan de oostzijde van het plangebied treedt tevens een overschrijding op van de voorkeurswaarde voor spoorweglawaai (55 dB). De maximale waarden worden nergens overschreden (63 dB voor wegverkeer en 68 dB voor spoorweglawaai).
Voor de locaties die in de geluidzone van een weg of spoorweg liggen, zijn de berekende waarden weergegeven in onderstaande tabel. Een aantal ontwikkellocaties ligt langs een 30 km/uur weg. Deze wegen hebben geen zone en daarmee geen normen voor de geluidbelasting op gevel (´buitenwaarde´).
Tabel: Locaties waar tengevolge van gezoneerde (spoor-)wegen de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
Locatie | Locatienaam | Geluidsbron weg of spoor (berekende waarde in dB) |
1 | Amstelstroom | HSL (63) |
2 | M. Luther Kinglaan | Nieuwe Hoefweg (52), Th. Morelaan (52) en HSL (65) |
3 | Thomas Morelaan | Nieuwe Hoefweg (50), Th. Morelaan (57) en HSL (62) |
4 | Burg. Middelberglaan | HSL (60) |
10 | Javalaan | Javalaan (52) en HSL (56) |
11 | Waterzicht | Olof Palmelaan (52) en Tobias Asserlaan (57) |
12 | Cyprus/Corsica/Aruba | HSL (57) |
13 | Scheldestroom | M.L. Kinglaan (50), Fl. Nightingalelaan (57) en HSL (58) |
17 | Zegwaartseweg 45 | Edisonstraat (56) |
18 | Zegwaartseweg 47a | Edisonstraat (56) |
19 | Zegwaartseweg/ Benthuizerstraat. | Hugo de Grootlaan (52) |
20 | Hofwegenstraat loc. 20 | Hugo de Grootlaan (56) |
Het feit dat er op veel locaties een overschrijding optreedt van de voorkeursgrenswaarde, komt mede voort uit het feit dat de precieze verkaveling van de betreffende gebieden nog niet bekend is en globale bestemmingen zijn opgenomen. Dit betekent dat de rekenpunten (de fictieve gevels) op de randen van de kavels zijn gelegd. In de praktijk zal het hoogstwaarschijnlijk zo zijn dat de woningen op enige afstand van de rand van de kavel worden geprojecteerd. De hier berekende waarden zijn dus een worst-case benadering. In de eindsituatie zal de berekende geluidbelasting op de gevels van de geluidgevoelige bebouwing lager zijn.
Voor de diverse geluidgevoelige bestemmingen binnen het plangebied zijn in het verleden reeds hogere waarden verleend door de Provincie Zuid-Holland. Ook nu blijken er geen doelmatige of effectieve maatregelen mogelijk om de geluidbelasting te reduceren. Daarom moeten voor de locaties in de bovenstaande tabel opnieuw hogere waarden worden verleend. Voor de onderbouwing hiervan wordt verwezen naar het besluit Hogere waarden geluid dat is opgenomen in Bijlage 6 van de plantoelichting. Het akoestisch onderzoek waarnaar in het besluit wordt verwezen is opgenomen in Bijlage 4 van deze plantoelichting.
Als een te verlenen hogere waarde meer dan 5 dB boven de voorkeursgrenswaarde ligt, worden aanvullende eisen gesteld aan de inrichting van de woning en de buitenruimte. Hiermee wordt een goede akoestische leefomgeving nagestreefd.
Voor railverkeer is de toekomstige geluidbelasting van de HSL en de RandstadRail berekend. Het tracé van de RandstadRail dat door Oosterheem loopt, is niet gezoneerd. Hiermee is er formeel geen toetsingskader voor het geluid van de RandstadRail. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is getoetst alsof de normen voor railverkeerslawaai wel van toepassing zijn. Hieruit blijkt dat bij de locaties 6 (Centrumgebied Oosterheem), 8 (CentrumgebiedOosterheem), 9 (Sumatra), 10 (Javalaan) en 19 (Zegwaartseweg / Benthuizenstraat) het geluid boven de 55 dB uitkomt (de 'voorkeursgrenswaarde'). De hoogste berekende waarde is 61 dB; dit is ruim onder de 'maximale' waarde van 68 dB. Ook hier liggen de rekenpunten op de rand van de kavel, waardoor er worst-case gerekend is.
Bij het berekenen van de gecumuleerde geluidbelasting (LCUM) is het geluid van de wegen, de HSL en de RandstadRail bij elkaar opgeteld. Uit de berekeningen blijkt dat deze nergens in het plangebied onaanvaardbaar hoog is. Met gevelmaatregelen kan aan de eisen van het Bouwbesluit inzake ´bescherming tegen geluid van buiten´ worden voldaan. Middels een akoestisch bouwtechnisch onderzoek dient dit laatste te worden aangetoond.
Hiermee is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 4 van deze plantoelichting.
Beschouwing 30 km/uur wegen.
Bij een aantal ontwikkellocaties is het snelheidsregime van de wegen langs of binnen de locatie 30 km/uur. Deze wegen hebben geen zone en daarmee geen normen voor de geluidsbelasting op gevel (´buitenwaarde´). Toch is hier in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken naar de toekomstige geluidbelasting.
Het blijkt dat ook bij veel 30 km/uur wegen de toekomstige geluidbelasting op de gevel meer is dan 48 dB. Ook hier geldt als verklaring dat hier op basis van een worst-case benadering is gerekend, omdat de gebieden globaal bestemd zijn. De rekenpunten liggen dan op de randen van de kavels. In de praktijk zullen de gevels van de woningen hoogstwaarschijnlijk op enige afstand van de rand van de kavel worden geprojecteerd. In de eindsituatie zal de geluidbelasting op de gevels dan lager zijn dan de nu berekende waarden.
Voor de Zegwaartseweg is in het akoestisch onderzoek gerekend met een snelheid van 50 in plaats van 30 km/uur. Ook dit leidt tot een overschatting van de toekomstige geluidbelasting.
Bij de woonwijk Waterzicht is een berekening gemaakt van de cumulatieve geluidbelasting op de gevels van de geprojecteerde woningen. Hierbij is uitgegaan van het verkavelingsplan en de verkeersafwikkeling van de wijk zoals oktober 2012 bekend was. In het onderliggende plan blijkt het meeste verkeer de woonwijk in en uit te rijden over de ontsluitingweg aan de zuidzijde. Dit leidt tot een relatief hoge cumulatieve geluidbelasting op de woningen langs de zuidelijke ontsluitingroute. Desondanks kan door het treffen van de juiste gevelmaatregelen toch een goed akoestisch binnenklimaat gerealiseerd worden. Middels een akoestisch bouwtechnisch onderzoek dient te worden aangetoond of aan de eisen van het Bouwbesluit wordt voldaan. Verder blijkt dat de buitenruimte van de woningen niet naar de wijkontsluitingsweg gesitueerd worden. Hiermee is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Industrielawaai en bedrijventerreinen
Het plangebied ligt niet binnen de zone van een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. Voor de overige inrichtingen rondom het plangebied is de geluiduitstraling geregeld middels de Wet milieubeheer. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gekeken naar de mogelijke wederzijdse planinvloed van het bedrijventerrein Dwarstocht en de geprojecteerde woonwijk Waterzicht. Middels een kavelbronnenonderzoek is berekend wat de toekomstige geluidbelasting is als de maximale ontwikkelmogelijkheden van het bedrijventerrein gerealiseerd wordt. Hierbij is rekening gehouden met het doortrekken van het huidige geluidsscherm (ca. 200 m lang) over de gehele lengte van het plangebied (ca. 570 m lang). De schermhoogte is minimaal 6 meter. Afhankelijk van de invulling van het bedrijventerrein of de bouwhoogte van de woningen kan gedeeltelijk een hoger scherm nodig zijn. Uit dit onderzoek blijkt dat de woningen buiten de 50 dB-contour van het bedrijventerrein gerealiseerd kunnen worden. Realisatie van de onbenutte plancapaciteit in Dwarstocht levert daarmee geen belemmering op voor de woningen binnen Waterzicht.
Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 5 van deze plantoelichting.
5.3 Bodemkwaliteit
Op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder meer onderzoek worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Omdat de kwaliteit van de bodem mede bepalend is voor de vraag welke bestemmingen kunnen worden gelegd en of het plan uitvoerbaar is, dient een inventariserend (historisch) bodemonderzoek plaats te vinden.
5.3.1 Historie en bodemkwaliteitskaart
Tot de start van de aanleg van de wijk Oosterheem (vanaf circa 1999), heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. Er was voor 1999 voornamelijk bebouwing aanwezig langs de Zegwaartseweg.
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het grootste gedeelte van het plangebied (Oosterheem) ingedeeld in zone 7 'Uitbreidingen vanaf 1970 hele regio'. Dit houdt in dat de bodem over het algemeen niet tot plaatselijk licht verontreinigd is (ontgravingsklasse AW2000 of Landbouw/Natuur).
Het gebied langs de Zegwaartseweg is ingedeeld in zone 12 'Lintbebouwing Zuidplas inclusief Zoetermeer'. Dit betekent dat lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en asbest kunnen worden verwacht (ontgravingsklasse Industrie).
5.3.2 Onderzoek
Voor het gehele wijk Oosterheem geldt dat de bodem onderzocht is voordat met de aanleg van de wijk werd begonnen. Die verkennende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd vanaf 1992 in het kader van de aankoop van de percelen door de gemeente. Uit de diverse bodemonderzoeken die zijn verricht blijkt dat het gebied geschikt is voor het voorgenomen gebruik: onder andere wonen met tuin en bedrijven. Deze bodemonderzoeken vormen nog steeds de basis van de ontwikkeling van Oosterheem.
De Zegwaartseweg betreft oude lintbebouwing. Er hebben boerderijen gestaan en er zijn bedrijven gevestigd (geweest). Er lagen diverse olietanks die inmiddels allemaal zijn gesaneerd. Ter plaatse van locaties in de lintbebouwing kunnen verhoogde achtergrondconcentraties in de grond met zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en asbest aangetroffen worden. Langs de Zegwaartseweg is een groot aantal bodemonderzoeken uitgevoerd die dit beeld bevestigen. Verder is een aantal bodemsaneringen uitgevoerd. In zuidwestelijk deel van het plangebied (ten westen van de Zegwaartseweg) ligt een baggerdepot dat gebruikt wordt door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Op dit depot is een nulonderzoek verricht (BIS1009). Als dit depot ontmanteld wordt dient een eindsituatieonderzoek uitgevoerd te worden. De grond moet dan opgeleverd worden zoals deze is uitgegeven (schoon). Omdat in dit depot uitsluitend klasse 0, 1 en 2 slib en volgens de tegenwoordige normering 'verspreidbare bagger' geborgen mag worden, wordt geen noemenswaardige verontreiniging verwacht. In een enkel geval dient de toplaag bij de ontmanteling van een dergelijk depot verwijderd te worden. Dit gaat doorgaans gelijktijdig met de afvoer van de bagger.
Vanwege het overwegend conserverend karakter van dit bestemmingsplan is in het inventariserend (historisch) onderzoek met name gekeken naar de locaties in het plangebied waar ontwikkelingen plaats zullen vinden. In Bijlage 7 zijn per ontwikkellocatie de (eventuele) resultaten van uitgevoerde bodemonderzoeken samengevat en worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.
5.3.3 Conclusie
In het grootste deel van Oosterheem is bodemonderzoek uitgevoerd. Langs de Zegwaartseweg is ook een groot aantal onderzoeken verricht. Hoewel sprake is van een conserverend karakter van het bestemmingsplan, dient met name langs de Zegwaartseweg bij bestemmingswijziging en/of de aanvraag van omgevingsvergunningen in de toekomst de noodzaak tot het uitvoeren van (aanvullend) bodemonderzoek bepaald te worden. In de rest van het plangebied is een toplaagonderzoek over het algemeen voldoende.
Op basis van de resultaten van het (aanvullend) bodemonderzoek kan een definitieve uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de locatie voor het toekomstig gebruik. Indien een locatie niet geschikt blijkt voor het voorgenomen gebruik, kan advies worden gegeven over de gebruiksmogelijkheden van een locatie of op welke manier de locatie toch geschikt kan worden gemaakt voor het beoogd gebruik. Afhankelijk van de resultaten dient evenwel rekening gehouden te worden met de noodzaak een bodemsanering uit te voeren.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Luchtkwaliteitseisen
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'niet in betekende mate' (nibm) van belang. Valt een project onder een algemene regeling dan kan een luchtkwaliteitsonderzoek achterwege blijven.
Artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen stelt dat bij ministeriële regeling categorieën van gevallen kunnen worden aangewezen waarin de uitoefening van een of meer bevoegdheden of toepassing van een of meer wettelijke voorschriften in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt. Met bovenstaande regeling wordt de Regeling niet in betekenende mate bijdragen bedoeld, waarbij artikel 4 in dit geval belangrijk is. In dit artikel van de Regeling wordt een aantal categorieën van gevallen aangewezen die dus niet in betekenende mate bijdragen. Deze zijn te vinden in bijlage 3A. Hierin staat dat ingevolge artikel 4, eerste lid, woningbouwlocaties worden aangewezen indien een dergelijke locatie, in geval van één ontsluitingsweg, netto niet meer dan 1.500 nieuwe woningen omvat, dan wel, in geval van twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling, netto niet meer dan 3.000 woningen omvat. Het gaat hierbij om drempelwaarden, hetgeen impliceert dat als hier onder gebleven wordt een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
5.4.2 Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ter plaatse van de ontwikkellocaties in het plangebied door middel van onderzoek inzicht gegeven in de luchtkwaliteit (zie Bijlage 8). Uit de rekenresultaten wordt geconcludeerd dat de verkeerstoename ten gevolge van de geprojecteerde ontwikkelingen in het bestemmingsplan niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer. Zowel voor stikstofdioxide als fijn stof wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit.
5.4.3 Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
5.5 Water
Keur
Op het water is de keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van het water worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten. In paragraaf 2.3.1 en 2.3.2 is nader ingegaan op het beleid van de Hoogheemraadschappen dat is opgenomen in de Waterbeheerplannen en de Keur. In het geval van ondergronds bouwen (zoals bijvoorbeeld bij een parkeergarage) dient in verband met de eventuele gevolgen voor kwelwater en grondwater altijd advies gevraagd te worden bij het Hoogheemraadschap.
In het bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd als 'Water'. Aan weerszijden van een deel van de watergangen ligt een onderhoudsstrook van 5 m. Daar waar de aanwezige woonkavels direct aan de watergang grenzen, is met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard zogenoemd varend onderhoud overeengekomen. Voor de watergang tussen het bedrijventerrein Dwarstocht en de ontwikkellocatie 'Waterzicht Oosterheem' is de gemeente momenteel in gesprek met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard over de wijze waarop de onderhoudsstrook vormgegeven kan worden.
De aanwezige onderhoudsstroken hebben evenals de waterkeringen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. De waterkeringen zijn, met inbegrip van de beschermzones naar opgave van het Hoogheemraadschap, bestemd voor 'Waterstaat -Waterkering'. Het beheer en onderhoud van de meeste watergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap.
Binnen het plangebied ligt ook de hoofdwatergang die de grens (met een lengte van 700 meter) vormt tussen het deelplan Waterzicht van Oosterheem met het bedrijventerrein Dwarstocht. Ter hoogte van Miss Etam hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap afgesproken om onder voorwaarden over een lengte van 200 meter de onderhoudsstroken ter weerszijden van de hoofdwatergang op te geven. Deze afspraak is op 18 december 2012 schriftelijk bevestigd door het Hoogheemraadschap. Voor de overige 500 meter lengte van de hoofdwatergang die ligt binnen het plangebied blijft de onderhoudsstrook wel noodzakelijk.
![]() | ![]() |
Watergangsysteem ter plaatse van het bedrijventerrein Dwarstocht en het deelplan Waterzicht van Oosterheem
Watercompensatie
Voor de ontwikkeling van Oosterheem is door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard bij besluit van 14 april 2003 een raamvergunning verleend. Als compensatie voor de toename van de verharding door de ontwikkeling van de woonwijk en het bedrijventerrein Oosterhage (waar de voormalige NAM-locatie onderdeel van uitmaakt) is 19,81 ha oppervlaktewater aangelegd in Oosterheem.
Aangezien in de woonwijk Oosterheem 6,81 ha meer water wordt aangelegd dan op grond van de bovengenoemde raamvergunning nodig is, is door de gemeente in overleg met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard een waterbalans opgesteld voor het peilvak waarin onder meer deze zone en de wijk Oosterheem liggen. Op basis daarvan worden in samenspraak met het Hoogheemraadschap nadere afspraken gemaakt met betrekking tot een eventuele verrekening van de toekomstige watercompensatie met het aangebrachte overschot in Oosterheem, dan wel in hoeverre er alsnog aanvullende waterberging nodig is.
De planologische wijzigingen waarin dit bestemmingsplan voorziet voor het gedeelte dat betrekking heeft op de woonwijk Oosterheem, heeft een toename van verharding tot gevolg ten opzichte van hetgeen voorzien was in de geldende bestemmingsplannen en waarvoor de hiervoor genoemde raamvergunning geldt. Het gaat hierbij om de nog te ontwikkelen gronden aan de Burgemeester Middelberglaan (in de zogenoemde Sportscheg). In het geldende bestemmingsplan hebben deze gronden de bestemming 'Groen'. In 2009 is vrijstelling verleend voor de realisatie van 100 woningen ter plaatse. De benodigde compensatie is meegenomen in de waterbalans. Voor de overige nog te ontwikkelen locaties binnen de woonwijk Oosterheem geldt dat deze reeds voorzien waren in het geldende bestemmingsplan en de raamvergunning, waarvoor in het plan dan ook niet voorzien hoeft te worden in extra waterberging.
De zone met ontwikkellocaties tussen de Zegwaartseweg en de woonwijk Oosterheem valt buiten de raamvergunning. In samenspraak met het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard wordt het resterende wateroverschot verrekend met de benodigde watercompensatie aan de Zegwaartseweg in verband met de toename van het verhard oppervlak.
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.6.1 Begrip milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen.
5.6.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruikgemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.
Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
- categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
- productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
- activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
5.6.3 Milieuzonering in het plan
5.6.4 Staat van Horeca-activiteiten
De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-inrichtingen te voorkomen. Een Staat van horeca-inrichtingen behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-inrichtingen biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van Horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.
Bij de opstelling van de Staat van horeca-inrichtingen zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:
- geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
- verkeersaantrekkende werking;
- parkeerdruk.
In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruikgemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
- de voor de verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.
Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van Horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:
Categorie 1 'Lichte horeca'
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.
Categorie 2 'Middelzware horeca'
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.
Categorie 3 'Zware horeca'
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen o.m. dancings, discotheken en partycentra.
Horeca in het plangebied
De in het plangebied aanwezige horeca is positief bestemd. Voor het centrumgebied Oosterheem geldt dat hier maximaal horecacategorie 2 is toegestaan. Voor de horecagelegenheid aan de Hugo de Grootlaan met de bestemming 'Horeca' geldt eveneens als maximale horecacategorie 2.
Gelet op het bovenstaande, kan gesteld worden dat er geen onevenredige gevolgen zijn voor het woon- en leefklimaat. Voor de horeca is een aparte Staat van horeca-inrichtingen bij de regels gevoegd.
5.7 Geurhinder
5.7.1 Beleid en normstelling
Wet geurhinder en veehouderij en de bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) bevat het beoordelingskader voor geurhinder van veehouderijen die vergunningplichtig zijn op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet milieubeheer (Wm). Het beoordelingskader is als volgt:
- voor diercategorieen waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een maximale geurbelasting op een geurgevoelig object;
- voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand voor veehouderijen ten opzichte van geurgevoelige objecten.
Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. De wet beschrijft in artikel 3 de maximale norm voor geurbelasting van een veehouderij ten opzichte van een gevoelig object (zoals een woning) in vier situaties, deze zijn weergegeven in de volgende tabel.
Geurnormen Wet geurhinder en veehouderij
binnen bebouwde kom | buiten bebouwde kom | |
concentratiegebieden | 3,0 (in ou/m3) | 14,0 (in ou/m3) |
niet-concentratiegebieden | 2,0 (in ou/m3) | 8,0 (in ou/m3) |
Voor veehouderijen met diercategorieën waarvoor geen emissiefactor is vastgesteld geldt op grond van artikel 4 van de wet een minimumafstand ten opzichte van een geurgevoelig object. Binnen de bebouwde kom is deze minimumafstand 100 meter en daarbuiten 50 meter. Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij gelden niet de maximale geurbelastingen, maar gelden ook deze minimumafstanden.
Verder moet op grond van artikel 5 van de Wgv een minimale afstand tussen de gevel van een geurgevoelig object en de gevel van het dierenverblijf worden aangehouden. Deze afstand bedraagt ten minste 50 m voor objecten binnen de bebouwde kom en ten minste 25 m voor objecten buiten de bebouwde kom.
Beleidsnota Geurhinderbeleid Provincie Zuid-Holland (2010)
De provincie Zuid-Holland heeft als uitgangspunt dat afwegingen met betrekking tot geurhinder en ruimtelijke ordening in het algemeen op gemeentelijk niveau dienen gemaakt te worden. Het geurbeleid van de provincie kent 3 beleidsregels.
- 1. De provincie volgt voor vergunningverlening het rijksbeleid geur alsmede de uitwerking daarvan in de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht en de Beleidsnota Actualisatie geurhinder van de provincie.
- 2. In het belang van de bescherming van het milieu heeft de provincie het aanvaardbaar hinderniveau vastgesteld in de omgeving van een inrichting. De provincie maakt hierbij onderscheid tussen vier verschillende hinderniveaus (gekwantificeerd in geuremissie toetswaarden). Het afwegingsgebied van de gemeente voor het aanvaardbaar geurhinderniveau bevindt zich tussen de hindergrens en de ernstige hindergrens.
- 3. Geurgevoelige objecten worden beschermd tegen niet aanvaardbare geurhinder.
5.7.2 Onderzoek
Stadsboerderij
In het plangebied is een Stadsboerderij aanwezig. In de milieuvergunning van deze stadsboerderij is rekening gehouden met toekomstige woningen op de naastgelegen ontwikkellocatie (locatie Burgemeester Middelberglaan). Daarbij is uitgegaan van een minimale afstand van 50 m. In het bestemmingsplan wordt een globale woonbestemming opgenomen. Er wordt in aansluiting op de milieuvergunning in het bestemmingsplan een zone van 50 m opgenomen waarbinnen geen woningen mogen worden gerealiseerd. Dit betekent dat de Stadsboerderij door de uitvoering van het bestemmingsplan niet in zijn bedrijfsvoering wordt beperkt. Het aantal dieren op de stadsboerderij is dermate beperkt dat ter plaatse van de toekomstige woningen geen sprake zal zijn van onaanvaardbare geurhinder.
Hobbymanege Zegwaartseweg
In het plangebied aan de Zegwaartseweg nabij de huisnummers 67 en 69 is een hobbymanege gelegen. Rondom de hobbymanege liggen braakliggende gronden die ontwikkeld kunnen worden voor woningen. De Wgv is niet op de hobbymanege van toepassing. De afstands- en geureisen uit deze wet zijn daarmee niet op de hobbymanege van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een geuronderzoek (zie Bijlage 9) uitgevoerd om te bepalen of ter plaatse van de beoogde woningen sprake is van een aanvaardbaar hinderniveau. Hierbij gelden de beleidsregels van de provincie Zuid-Holland als uitgangspunt.
De bovenwaarde van 20% geurgehinderden wordt op de omliggende ontwikkellocaties niet overschreden, de richtwaarde van 12% gehinderden wordt wel overschreden. Aangezien de percelen voorheen aan de rand van Zoetermeer lagen, kan geurbelasting door agrarische activiteiten als historisch bepaald worden gezien. Hierdoor kan enige geurhinder door het houden van vee aanvaardbaar worden geacht.
Op basis van het beleid van de provincie Zuid-Holland kan de milieukwaliteit voor geur op de ontwikkellocatie over het grootse deel als 'goed' worden gekwalificeerd. Dit betekent dat de geurhinder die voor dit gedeelte verwacht wordt verwaarloosbaar is. Een deel kan als 'redelijk' worden gekwalificeerd en een zeer klein oppervlak als 'matig'.
Behalve het percentage geurgehinderden, is ook het absolute aantal geurgehinderden van belang. Op de ontwikkellocaties in de directe omgeving van de hobbymanege worden 4 tot 5 woningen mogelijk gemaakt, hierin zullen gemmiddeld circa 2,22 personen wonen. Binnen de geurcontour van de hobbymanege met een 'matige' geurkwaliteit (0,5 ouE/m3 als 98-percentiel) kunnen enige woningen (circa 10 personen) liggen. Van deze personen zijn maximaal 20% geurgehinderd, dus maximaal 2 personen.
5.7.3 Conclusie
Omdat ter plaatse van de beoogde ontwikkellocatie rekening is gehouden met de geurhindercontour van de Stadsboerderij staat het aspect geurhinder agrarische bedrijvigheid de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Ter plaatse van de beoogde woningen in de nabijheid van de hobbymanege aan de Zegwaartseweg is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
5.8 Oprichten Van Bebouwing In Relatie Met De Hsl
Op grond van het bepaalde in de Spoorwegwet dient voor het oprichten van bebouwing een bepaalde afstand in acht te worden gehouden tot een hoofdspoorweg. Op grond van artikel 19, eerste lid, onder a, van de Spoorwegwet is het verboden zonder vergunning bouwwerken op te richten binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg. De afstand die in acht moet worden genomen is geregeld in artikel 20 van de Spoorwegwet en is afhankelijk of de spoorlijn is gelegen op maaiveldniveau, een talud dan wel op een viaduct. Ter hoogte van het plangebied ligt de HSL op een talud en op een viaduct. Op grond van artikel 20, eerste lid, onder c, wordt de begrenzing van de hoofdspoorweg in ophoging aan weerszijden gevormd door een lijn liggend op een afstand van 6 m gemeten uit de teen van het talud. Op grond van artikel 20, eerste lid, onder e, wordt de begrenzing van een hoofdspoorweg op of in een vaste constructie anders dan bedoeld in de onderdelen a tot en met d, aan weerszijden gevormd door een lijn op 6 m gemeten vanaf een horizontale lijn die ligt op tweemaal de afstand tussen de bovenkant van de spoorstaaf en het maaiveld vanaf de buitenste rand van de constructie, waarbij deze grenzen ten minste gelegen zijn op 11 m uit het hart van het buitenste spoor.
Van de zijde van ProRail is per e-mail van 21 juni 2010 aangegeven dat ter plaatse van de HSL nabij Zoetermeer de breedte van begrenzingzone aan weerszijden van de HSL ongeveer 20 m uit het hart van de spoorlijn bedraagt (dit komt overeen met twee maal de hoogte plus 6 m). De ontwikkellocaties in de nabijheid van de HSL die de bestemming 'Woongebied' hebben, liggen op een grotere afstand dan 20 m. Op grond van dit bestemmingsplan is daarmee uitgesloten dat gebouwen binnen de begrenzing van de hoofdspoorweg worden opgericht. Hiermee wordt dus voldaan aan de afstanden zoals deze voortvloeien uit de Spoorwegwet.
5.9 Externe Veiligheid
5.9.1 Algemeen
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn in besluit vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR).
Voor de opslag van vuurwerk gelden de bepalingen uit het Vuurwerkbesluit en dus niet het Bevi. Op grond van het Vuurwerkbesluit gelden voor de opslag van vuurwerk en munitie gelden veiligheidsafstanden. Bepalend hierbij is niet het risico (kans x effect), maar uitsluitend het effect.
5.9.2 Bevi-inrichtingen
Binnen het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. Het plangebied ligt ook niet binnen de invloedssfeer van een Bevi-inrichting. Het bestemmingsplan maakt evenmin de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk. Er is geen lpg-tankstation aanwezig of gepland. Wel is binnen het naastgelegen en in ontwikkeling zijnde bedrijventerrein Oosterhage een benzineverkooppunt zonder lpg-tankstation voorzien, maar waar ook de verkoop van aardgas is toegestaan. Aardgastankstations vallen niet onder het Bevi/Revi.
5.9.3 Transport gevaarlijke stoffen
Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2012). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.
Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Gezien de ligging van het plangebied en het ontbreken van inrichtingen waar transport van gevaarlijke stoffen een rol speelt kan worden aangenomen dat vervoer van gevaarlijke stoffen niet aan de orde is.
5.9.4 Buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externeveiligheidbuisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. In de regeling staat aangegeven dat externe veiligheid alleen een rol speelt bij buisleidingen voor aardgas (uitwendige diameter van meer dan 50 mm) en aardolieproducten (uitwendige diameter van meer dan 70 mm) met een druk vanaf 1600 kPa. Deze leidingen zijn niet in of rond het plangebied aanwezig.
In het plangebied ligt wel een buisleiding van de NPM (met het kenmerk NPM_17.30273784291) die gebruikt wordt door OCAP voor het transport van CO2. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (van 1 januari 2011) is niet van toepassing op de CO2-buisleiding.
Voor deze leiding is door de gemeente Zoetermeer een vrijwillige m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 3). De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is dat er geen bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. De gemeenteraad heeft dan ook op 3 december 2012 besloten dat het opstellen van een milieueffectrapport niet noodzakelijk is.
De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op berekeningen van het RIVM. Ter plaatse van het plangebied ligt de CO2-leiding ondergronds. Voor het ondergrondse deel geldt dat de effecten van deze specifieke CO2-leiding (en daarmee ook de PR 10-6 contour) binnen de belemmeringenstrook van 5 meter blijven. Dit geldt ook voor het invloedsgebied van het ondergrondse deel van de leiding. Binnen het invloedsgebied van de leiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.
5.9.5 Vuurwerkopslag
Binnen het plangebied bevindt zich geen locatie met opslag van consumentenvuurwerk van meer dan 10.000 kg. Wel is de nabijheid van het plangebied een locatie met opslag van consumentenvuurwerk gelegen. Dit betreft het tuincentrum Groenrijk aan de Olof Palmelaan 15. Het bedrijf heeft een provinciale milieuvergunning op grond waarvan de opslag van 30.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen de kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten in het plangebied en deze locaties is echter dusdanig groot dat deze zich buiten de voor de vuurwerkopslagplaatsen geldende veiligheidsafstanden van maximaal 50 m bevinden.
5.10 Natuurwaarden
5.10.1 Flora- en faunawet
Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit brengt met zich mee dat, als er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).
5.10.2 Vleermuizen in Zoetermeer
In opdracht van de gemeente Zoetermeer is in de jaren 2004 tot en met 2010 onderzoek gedaan naar voorkomende vleermuizen in de bebouwde kom in relatie tot de groengebieden. Voor het gebied Oosterheem zijn de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis gesignaleerd. Deze twee vleermuizen zijn juridisch bezien strikt beschermd.
In onderstaand figuur zijn de vliegroutes, foerageergebieden en kolonies van de vleermuissoorten opgenomen.
Uit dit figuur blijkt dat binnen het gebied Oosterheem een mogelijk foerageergebied van betekenis voorkomt, alsmede dat er mogelijke vliegroutes aanwezig zijn. Tevens is er sprake van een potentiële vliegroute.
5.10.3 Natuurwaardenonderzoek
Voor de ontwikkellocaties binnen het plangebied is een natuurwaardenonderzoek verricht. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10 en is in deze paragraaf kort samengevat. Opgemerkt wordt dat ten tijde van het opstellen van dit rapport, een aantal locaties zijn onderzocht die inmiddels niet als ontwikkellocatie in het bestemmingsplan zijn genoemd. De onderzoeksresultaten van deze locaties zijn in dit bestemmingsplan buiten beschouwing gelaten.
Gebiedsbescherming
Er liggen geen Natura 2000-gebieden binnen de ecologische invloedsfeer van de ontwikkellocaties binnen het plangebied. Om die reden is de Natuurbeschermingswet niet van toepassing.
Soortenbescherming
Op geen enkele ontwikkellocatie in het plangebied zijn situaties aangetroffen waarbij de gunstige staat van instandhouding van beschermde vissen (Kleine modderkruiper, Bittervoorn) of weekdieren (Platte schijfhoren) in het geding is, hoewel geschikt habitat wel in de omgeving aanwezig is en het voorkomen van deze soorten daar soms ook is aangetoond. Soorten waar men in verschillende ontwikkellocaties rekening mee moet houden hebben betrekking op (vooral) broedende vogels, zoogdieren (vleermuizen) en Rugstreeppad (alleen aan de noordoostkant van Oosterheem). Potentiële groeiplaatsen voor beschermde orchideeën zijn niet aangetroffen. Vrijwel alle terreinen hebben betrekking op jonge, sterk verstoorde gronden die voorlopig niet in aanmerking komen als groeiplaats.
Op een aantal onderzochte ontwikkellocaties zijn potenties voor beschermde natuurwaarden gevonden. Op vier ontwikkellocaties is daarom vervolgonderzoek uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet (zie Bijlage 11 en Bijlage 13). Het betreft de volgende ontwikkellocaties:
- 1. Burgemeester Middelberglaan;
- 2. Burgemeester Middelberglaan / M. Luther Kinglaan;
- 3. Waterzicht;
- 4. Zegwaartseweg 146.
Hieronder wordt per ontwikkellocatie aangegeven welke gevolgtrekking dit onderzoek heeft voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Burgemeester Middelberglaan (1) en Burgemeester Middelberglaan / M. Luther Kinglaan (2)
Nader onderzoek is uitgevoerd naar de aanwezigheid van de Rugstreeppad. Ter plaatse zijn Rugstreeppadden aangetroffen op precies dezelfde plaatsen als in 2010. Percelen buiten de zones als aangegeven in het onderzoek dienen voorafgaand aan het bouwrijp maken of ander graafwerk te worden afgebakend door paddenschermen.
Waterzicht (3)
Op dit grote braakliggende terrein dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Onder de huidige omstandigheden mag niet worden gewerkt in de periode 1 maart-1 augustus vanwege de grote kans op vestiging en verstoring van broedende vogels. Het gaat hier zowel om grondbroeders als Kievit, Scholekster en Kleine plevier, als kleine zangvogels: Blauwborst, Bosrietzanger en Rietgors. Indien werkzaamheden worden uitgevoerd in dit terrein, dan dient voorafgaande aan de genoemde periode het terrein ongeschikt te worden gemaakt voor broedende vogels door dit te ontdoen van vegetatie. In alle gevallen dient voorafgaand aan werkzaamheden in de genoemde periode een inspectie van het terrein plaats te vinden.
Aanvullend op het uitgevoerde onderzoek is geconstateerd dat er een kans is op het voorkomen van de Rugstreeppad in dit deelgebied. Op het braakliggende terrein zijn tijdens het aanvullende veldonderzoek op meerdere plaatsen roepende Rugstreeppadden aangetroffen. De dieren zitten hier in door regenval ontstane ondiepe plassen en langs een al langer in het terrein aanwezige greppel.In de greppel zijn ook larven gevonden wat er op duidt dat de soort zich voortplant in het gebied.
Voor de Ruggstreeppadden op bovengenomende locaties is op 27 november 2012 ontheffing verleend (zie Bijlage 12). Overtreding van de Flora- en faunawet wordt hiermee voorkomen.
Zegwaartseweg 146 (4)
De grote houten schuur op deze ontwikkellocatie is nader onderzocht op gebruik door Kerkuil en vleermuizen in de periode 1 maart-1 augustus. De resultaten van het nader onderzoek naar deze soorten zijn opgenomen in Bijlage 13. Uit het onderzoek blijkt dat in de open schuur op het onderzochte perceel zich gedurende het onderzoek een vaste zomerverblijfplaats van één Laatvlieger bevond. Dit betekent dat voor de sloop van deze bebouwing een ontheffingsaanvraag ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig is voor het wegnemen of vernietigen van deze verblijfplaats. Beschermde vaste verblijfplaatsen van andere soorten vleermuizen zijn niet aangetroffen. Er zijn geen jaarrond beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen (inclusief nesten) van vogels aangetroffen.
Aangezien op dit moment nog niet duidelijk is of de schuur waarin de laagvlieger zich bevindt wordt gesloopt, dient de initiatiefnemer ingeval van sloop van de schuur ontheffing aan te vragen om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. Sloop kan niet plaatsvinden in de periode 1 maart-1 augustus.
Overige ontwikkellocaties
Voor de overige ontwikkellocaties in het plangebied volstaat de Gedragscode Flora en Fauna van de gemeente Zoetermeer voor de omgang met vogels in het broedseizoen.
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.1.1 Toelichting op de gekozen planvorm
De planvorm van het bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord is tweeledig van opzet. Voor de bestaande woonbebouwing en functies is een gedetailleerde planvorm opgesteld waarbij iedere functie zijn specifieke maatbestemming heeft gekregen en nieuwe grootschalige ontwikkelingen niet mogelijk zijn. Voor de ontwikkellocaties in het plangebied is een globale bestemmingsregeling opgesteld.
Bij een gedetailleerde bestemmingsregeling wordt een bepaald eindbeeld vastgelegd, vaak gericht op één inrichting en concrete functies en bouwwijzen. Een globaal bestemmingsplan laat daarentegen ruimte voor verschillende stedenbouwkundige ontwerpen. Bij globaal bestemmen hebben de kaart en de regels een globale opzet.
Om in te spelen op de huidige marktsituatie is voor de ontwikkellocaties in het plangebied (zie ook paragraaf 4.2) dus een globale en flexibele bestemmingsplanregeling opgesteld. In het bestemmingsplan is ter plaatse van de ontwikkellocaties voor woningbouw gebruikgemaakt van twee verschillende globale woongebiedbestemmingen (Woongebied - 1 voor Oosterheem en Woongebied - 2 voor de Zegwaartseweg). Op gronden met deze woongebiedbestemmingen zijn interne wegen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, water etc. mogelijk. De bouwregels zijn zo opgezet dat de exacte locatie van de woning niet is vastgelegd en het woningtype naar keuze vrij, tenzij dit specifiek is uitgesloten.
6.1.2 Standaard opbouw plankaart en regels
In het bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg-Noord is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.
Uitgangspunt is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.
6.1.3 Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Bij een aantal bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' geldt uitsluitend een bestemmingsvlak. De reden hiervoor is gelegen in het feit dat binnen deze bestemmingen geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het bestemmingsvlak geeft namelijk aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is over het algemeen een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en overkappingen te bouwen in de regels zijn aangegeven.
6.1.4 Aanduidingen
Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het maximum aantal wooneenheden.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeerterrein', 'railverkeer', 'woonwagenstandplaats'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bijvoorbeeld bouwaanduidingen opgenomen voor onderdoorgangen en specifieke gebieden waar twee-aaneengebouwde woningen gebouwd mogen worden.
Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt. In het plangebied is een aantal gebiedsaanduidingen opgenomen voor percelen waar een specifieke wijzigingsbevoegdheid van toepassing is. Ter plaatse is dan de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied' opgenomen. In de omgeving van de Stadsboerderij De Weidemolen is een gebiedsaanduiding 'milieuzone - geurzone' opgenomen, om te voorkomen dat geurgevoelige objecten (zoals woningen) te dichtbij worden gebouwd.
6.2 Planregels
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:
- Inleidende regels;
- Bestemmingsregels;
- Algemene regels;
- Overgangs- en slotregel.
6.2.1 Inleidende regels
6.2.2 Bestemmingsregels
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.
6.3 Algemene Regels
6.3.1 Antidubbeltelregel
In dit artikel is bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
6.3.2 Algemene bouwregels
Met deze bepaling wordt voorkomen, dat bestaande bouwwerken, die wat betreft afstandsmaten of andere maten afwijken van de maatvoering zoals vastgelegd in dit bestemmingsplan, onder het overgangsrecht komen te vallen.
6.3.3 Algemene aanduidingsregels
In dit artikel is bepaald dat ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geen geurgevoelige objecten gebouwd mogen worden. Deze aanduiding is opgenomen rond een gedeelte van de Stadsboerderij (zie ook paragraaf 5.7).
6.3.4 Algemene afwijkingsregels
6.3.5 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel is wijzigingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders opgenomen om ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied 4 de bestemming Groen te wijzigen in Wonen en de bestemming Wonen te wijzigen in Groen. Deze wijzigingsbevoegdheid geldt uitsluitend ter plaatse van het perceel Zegwaartseweg 61a. Voor een uitgebreide toelichting op de wijzigingsbevoegdheid wordt verwezen naar paragraaf
4.2.27 Wijzigingsbevoegdheid Zegwaartseweg 61a.
6.3.6 Overige regels
6.4 Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Overgangsrecht
Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of met beide.
6.4.2 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan zijn bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
- 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
- 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.
Bovendien bepaalt artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening dat de verplichting om op basis van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen in zijn geheel niet geldt voor de gronden waarvoor de nog onbenutte bouwruimte uit het voorgaande bestemmingsplan ongewijzigd wordt overgenomen in een nieuwe bestemmingsplan.
Voor de gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn voorzien, geldt het volgende:
- er is een aantal locaties die in eigendom zijn bij de gemeente. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd via de gronduitgifte. Indien er een noodzaak bestaat om (nadere) locatie-eisen of een fasering vast te stellen, dan zal dit eveneens worden gedaan via de gronduitgifte. Voor deze locaties kan de gemeenteraad derhalve besluiten geen exploitatieplan vast te stellen;
- er is een aantal locaties die niet in eigendom zijn bij de gemeente, maar waarvoor geldt dat sprake is van het overnemen van onbenutte bouwruimte. Met in achtneming van artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het niet mogelijk om een exploitatieplan vast te stellen voor de deze locaties;
- er is een tweetal locaties die niet in eigendom zijn bij de gemeente en waarbij ook geen sprake is van het overnemen van onbenutte bouwruimte. Voor deze twee locaties geldt in beginsel de verplichting om een exploitatieplan vast te stellen. Voor deze twee locaties - locatie Zegwaartseweg 61 in combinatie met de Hofwegenstraat, particuliere kavels en locatie Zegwaartseweg 45 heeft de gemeente een anterieure overeenkomst over grondexploitatie gesloten. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt dan ook besloten dat de vaststelling van een exploitatieplan niet nodig is.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De voorbereiding van het bestemmingsplan is aangekondigd in een publicatie als bedoeld in 1.3.1. Bro. Op grond van artikel 6, lid 4 van de Participatie- en inspraakverordening is op 15 mei 2012 door burgemeester en wethouders besloten dat er geen mogelijkheid verleend wordt voor inspraak. Dit omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt, de ontwikkellocaties in het plangebied bestaan namelijk uit onbenutte bouwruimte.
Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende overheden en instanties. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in Bijlage 14.
Het college van burgemeester en wethouders heeft met ingang van 21 december 2012 het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor inzage voor de duur van zes weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (Bijlage 15).
Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.
7.3 Planschaderisico
Eventuele risico's op planschade, worden gedekt door de gronduitgifte en grondexploitatie van het gebied Oosterheem.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.
Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.
De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten 'Functiemenging'
Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging'
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten (Voor Gemengd Gebied En Rustige Woonwijk)
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten (voor gemengd gebied en rustige woonwijk)
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Ontwikkellocaties
Bijlage 2 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 2 Archeologisch onderzoek
Bijlage 3 M.e.r. Beoordeling Co2 Leiding
Bijlage 3 M.e.r. beoordeling CO2 leiding
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai / Spoorweglawaai
Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai / spoorweglawaai
Bijlage 5 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 5 Akoestisch onderzoek industrielawaai
Bijlage 6 Besluit Hogere Waarden Geluid Voor 12 Ontwikkellocaties In Het Bestemmingsplan Oosterheem / Zegwaartseweg Noord
Bijlage 7 Bodemonderzoek Ontwikkellocaties
Bijlage 7 Bodemonderzoek ontwikkellocaties
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 9 Geuronderzoek Hobbymanege De Randstad Te Zoetermeer
Bijlage 9 Geuronderzoek Hobbymanege De Randstad te Zoetermeer
Bijlage 10 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 10 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 11 Aanvullend Natuurwaardenonderzoek Rugstreeppad
Bijlage 11 Aanvullend natuurwaardenonderzoek Rugstreeppad
Bijlage 12 Ontheffing Rugstreeppad
Bijlage 12 Ontheffing Rugstreeppad
Bijlage 13 Aanvullend Natuurwaardenonderzoek Zegwaartseweg 146
Bijlage 13 Aanvullend natuurwaardenonderzoek Zegwaartseweg 146
Bijlage 14 Nota Beantwoording Overlegreacties
Bijlage 14 Nota beantwoording overlegreacties
Bijlage 15 Nota Beantwoording Zienswijzen
Bijlage 15 Nota beantwoording zienswijzen
Bijlage 16 Nota Van Aanpassingen
Bijlage 16 Nota van Aanpassingen
Bijlage 17 Raadsbesluit Van 10 Juni 2013
Bijlage 17 Raadsbesluit van 10 juni 2013
Bijlage 18 Tussenuitspraak Van 24 Januari 2014
Bijlage 18 Tussenuitspraak van 24 januari 2014
Bijlage 19 Definitieve Uitspraak Afdeling Bestuursrechtspraak Van De Raad Van State Van 25 Juni 2014
Bijlage 19 Definitieve uitspraak Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 25 juni 2014