KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Bedrijventerrein
Artikel 5 Gemengd - 1
Artikel 6 Gemengd - 2
Artikel 7 Groen
Artikel 8 Horeca
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Recreatie
Artikel 11 Sport
Artikel 12 Verkeer
Artikel 13 Verkeer - Railverkeer
Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 15 Water
Artikel 16 Wonen
Artikel 17 Leiding - Brandstof
Artikel 18 Leiding - Co2
Artikel 19 Leiding - Gas
Artikel 20 Leiding - Riool
Artikel 21 Leiding - Water
Artikel 22 Waarde - Archeologie
Artikel 23 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 24 Antidubbeltelregel
Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 28 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 31 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding Planherziening
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Groen En Natuur
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Nieuwe Ontwikkelingen
4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Mer-beoordelingsplicht
5.2 Geluidhinder
5.3 Bodemkwaliteit
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Water
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Natuurwaarden
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Inleidende Regels
6.2 Bestemmingsregels
6.3 Algemene Regels
6.4 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage, Hoornerhage En Zoeterhage
Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Van Tuyllpark
Bijlage 1 Groepsrisicoberekening Lpg-tankstation Oostweg 99 Zoetermeer.
Bijlage 2 Notitie Groepsrisico A12 Zoetermeer
Bijlage 3 Groepsrisicoberekening Oostweg Ten Noorden A12
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Oostweg Ten Zuiden Van De A12
Bijlage 5 Mer- Beoordeling
Bijlage 6 Brief Rivm 16 Januari 2013
Bijlage 7 Quick Scan Natuur
Bijlage 8 Nota Overlegreacties
Bijlage 9 Besluit Burgemeester En Wethouders Inzake Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 10 Planschaderisicoanalyse
Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Kwadrant/vanTuyll sportpark/Brinkhage/Lansinghage

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Onherroepelijk op 16-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kwadrant/van Tuyll/Brinkhage/Lansinghage van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00027-0001 met de bijbehorende regels.

1.3 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het houden van een webshop of een bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid.

1.4 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 afhaalcentra

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop;

1.7 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.

1.8 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 5% van de vloeroppervlak met een maximum van 50 m².

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.

1.17 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.18 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder c, vallen;
  3. c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  4. d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder d, vallen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  6. f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.19 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.20 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwmarkt

een detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen te koop worden aangeboden alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn; onder bouwmaterialen worden niet verstaan materialen welke uitsluitend dienen voor versiering, aankleding, inrichting en gebruik van bouwwerken.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.31 cultuur en ontspanning

het al dan niet bedrijfsmatig aanbieden van op cultuur en ontspanning gerichte activiteiten, niet zijnde bioscopen, bordelen, casino's, evenemententerreinen, (raam)prostitutie en/of seksinrichtingen;

1.32 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.33 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.

1.34 ecologische waarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.

1.35 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.

1.36 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.37 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.38 evenemententerrein

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit,spelactiviteit, grootschalige sportwedstrijd, optocht en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.39 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.

1.40 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek van 38 uur.

1.41 garagebedrijf

een bedrijf, dat is gericht op het te koop aanbieden, waaronder uitstalling ten verkoop, verkopen en herstellen van motorvoertuigen;

1.42 garagebox

een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.

1.43 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.44 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.45 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.46 gestapelde woningen

een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.47 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.48 horeca

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de Staat vanhoreca-activiteiten.

1.49 kantine

een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.

1.50 kantoor

een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.

1.51 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.52 kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.53 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.

1.54 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen enzovoort, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.

1.55 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.56 natuurwaarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.57 netto vloeroppervlak

de oppervlakte van het gedeelte van een winkel dat toegankelijk is voor het publiek en waar de producten voor verkoop en verhuur zijn uitgestald.

1.58 niet-gestapelde woningen

een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woning.

1.59 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.60 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk.

1.61 parkeerplaats op eigen terrein

een gebouwde of ongebouwde voorziening op eigen terrein met een minimale lengte van 6 m en een minimale breedte van 2,5 m, geschikt en toegankelijk voor het stallen van een auto.

1.62 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

1.63 perifere detailhandel

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

1.64 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.65 risicovolle inrichting

1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

1.66 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.67 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.68 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers delen van antenne-opstelpunten, zoals bedoeld zoals bedoeld in artikel 3.11 lid 1 Telecommunicatiewet;

1.69 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.70 tuincentrum

een detailhandelsbedrijf waar boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen en kamerplanten en attributen voor de verfraaiing en het onderhoud van tuinen en de daarbij nodige hulpmaterialen en tuinmeubilair te koop worden aangeboden.

1.71 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.72 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.73 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.74 winkelvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de directe verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief afrekenruimte, met uitzondering van opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.75 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.76 zeer volumineuze goederen

auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen.

  1. a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  2. b. detailhandel in zeer volumineuze goederen: auto's, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
  3. c. tuincentra;
  4. d. bouwmarkten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 vloeroppervlak

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo).

2.6 hoogte van een windturbine

vanaf peil tot aan de (wieken)as van een windturbine.

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a en b, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichting;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van horeca;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  8. h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Gemengd - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. sport tot en met categorie 4.2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten Van Tuyllpark;
  2. b. horeca tot en met categorie 3 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten;
  3. c. aan sport gebonden detailhandel met een winkelvloeroppervlak van 960 m2;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. parkeervoorzieningen;
  5. h. objecten van beeldende kunst;
  6. i. speelvoorzieningen;
  7. j. lichtmasten en vlaggenmasten;
  8. k. toegangen en stijgpunten;
  9. l. terrassen;
  10. m. verblijfsgebied;
  11. n. water;
  12. o. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 8 Horeca

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. horeca tot en met categorie 3 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca-catering' tevens een cateringbedrijf;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens ondergeschikte en ondersteunende detailhandel met een winkelvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 5% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) met een maximum van 100 m2 winkelvloeroppervlak;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. kunstwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. objecten van beeldende kunst;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. reclameobjecten;
  7. j. speelvoorzieningen;
  8. k. terrassen;
  9. l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  10. m. water;
  11. n. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder a voor het bouwen van een erfafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van het bepaalde in lid 8.1 onder c;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
  7. g. het opslaan van goederen buiten bouwvlak.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder a, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 10.2.2 a, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 11 Sport

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 13 Verkeer - Railverkeer

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Water

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

15.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 17 Leiding - Brandstof

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 17.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 17.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 18 Leiding - Co2

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 18.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 18.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 19 Leiding - Gas

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 19.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 19.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 20 Leiding - Riool

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 20.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 20.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 21 Leiding - Water

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 21.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 21.1.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 22 Waarde - Archeologie

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 22.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

22.3 Afwijken van de bouwregels

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waterstaat - Waterkering

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende bouwregels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in sublid 23.1.2 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het waterkeringsbelang door de bouwactiviteit niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 24 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 25 Algemene Aanduidingsregels

25.1 Geluidzone-industrie

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone-industrie' is het verboden woningen, andere geluidgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen in de zin van de Wet Geluidhinder te realiseren, tenzij het betreft de herbouw van bestaande woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen of de herinrichting van bestaande geluidsgevoelige terreinen.

25.2 Veiligheidszone - lpg

25.3 Veiligheidszone-windturbine 1

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-windturbine 1' is het verboden een nieuw beperkt kwetsbaar objectop te richten.

25.4 Veiligheidszone-windturbine 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-windturbine 2' is het verboden een nieuw kwetsbaar objectop te richten.

25.5 Veiligheidszone-CO2 leiding

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone-CO2 leiding' is het verboden een beperkt kwetsbaar object of kwetsbaar object op te richten.

Artikel 26 Algemene Afwijkingsregels

26.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  3. c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    1. 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  4. d. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  5. e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  6. f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

26.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

26.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 26.1 en 26.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 27 Algemene Wijzigingsregels

27.1 Wro-zone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied' bevoegd de bestemming Leiding - Gas te wijzigen in die zin dat de bestemming Leiding - Gas komt te vervallen, indien de leiding buiten werking wordt gesteld.

Artikel 28 Overige Regels

28.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van Artikel 23 Waterstaat - Waterkering;
  1. a. in de tweede plaats de regels van Artikel 19 Leiding - Gas;
  2. b. in de derde plaats de regels van Artikel 18 Leiding - CO2;
  3. c. in de vierde plaats de regels van Artikel 17 Leiding - Brandstof;
  4. d. in de vijfde plaats de regels van Artikel 21 Leiding - Water;
  5. e. in de vijfde plaats de regels van Artikel 20 Leiding - Riool;
  6. f. in de zesde plaats de regels van Artikel 22 Waarde - Archeologie.

28.2 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 29 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 30 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat bestemmingsplan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 31 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kwadrant/van Tuyll/Brinkhage/Lansinghage.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage en een deel van de bedrijventerreinen Zoeterhage en Hoornerhage voor zover deze liggen in het Kwadrant (omgeving van het Prinses Maximáplein) en het recreatiegebied Van Tuyllpark. Deze gebieden liggen aan de oostzijde van Zoetermeer. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Australiëweg en de Franklinstraat aan de noordzijde, de gemeentegrens aan de oost- en zuidzijde, en de Oostweg en de Zegwaartseweg aan de westzijde.

Het tuinencomplex van de TV Seghwaert (Kwadrant-West) is buiten het plangebied gelaten. De plannen voor de herontwikkeling van deze gronden zijn nog onvoldoende uitgekristalliseerd om mee te nemen in dit bestemmingsplan. Te zijner tijd zal hiervoor een aparte ruimtelijk juridische procedure gevolgd worden.

Het plangebied is grofweg op te delen in twee karakteristieken: de bedrijventerreinen ten zuiden van de Bleiswijkseweg en de recreatieve voorzieningen ten noorden hiervan.

De bedrijventerreinen zijn typische naoorlogse terreinen met een vooral functionele opbouw. De ruimte is zodanig ingedeeld dat elk bedrijf een optimale bereikbaarheid heeft. De recreatieve voorzieningen zijn zeer divers: van landelijke/ regionale voorzieningen met hoge bezoekersaantallen (Dutch Water Dreams en Silverdome) tot lokale sportvelden (tennis, hockey en atletiek) en groenvoorzieningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0001.jpg"

Afbeelding 1: Ligging plangebied in Zoetermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0002.jpg"

Afbeelding 2: Begrenzing plangebied

1.2 Aanleiding Planherziening

De aanleiding voor dit bestemmingsplan is actualisering van de geldende bestemmingsplan in het kader van het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannnen 2011-2013. Het gehele plangebied van het bestemmingsplan omvat momenteel een aanzienlijk aantal bestemmingsplannen en uitwerkingsplannen. Deze planologische regelingen dienen geactualiseerd te worden. Met de voorliggende planherziening worden al deze geldende regelingen vervangen door één bestemmingsplan voor het gehele gebied.

In het kader van de ontwerp "Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo, het Kwadrant en omgeving" is rondom het nieuw te realiseren station BleiZo een groot aantal ontwikkelingen voorzien in de gemeente Zoetermeer en de gemeente Lansingerland. Voor Zoetermeer bestaan deze ontwikkelingen met name uit de nieuwvestiging en uitbreiding van leisurevoorzieningen in het gebied ten noorden van de Bleiswijkseweg. Dit gebied staat bekend onder de namen Kwadrant- Van Tuyllpark, Kwadrant - West (volkstuinencomplex) en Kwadrant - Bedrijven (Edisonstraat - Franklinstraat), hierna genoemd: het Kwadrant.

De ontwerp-Intergemeentelijke Structuurvisie gaat uit van een groot aantal ontwikkelingen binnen onder meer het bestemmingsplangebied. Deze plannen zijn echter nog onvoldoende concreet, of de financiële en maatschappelijke haalbaarheid daarvan zijn (nog) niet geborgd. Dergelijke ontwikkelingen zijn in voorliggend bestemmingsplan dan ook niet meegenomen.

In dit bestemmingsplan is wel rekening gehouden met ontwikkelingen waarvoor separate ruimtelijke procedures op dit moment worden doorlopen.Voor dit bestemmingsplan wordt er van uitgegaan dat deze procedures zijn afgerond voordat dit bestemmingsplan is vastgesteld. Aldus is op dat moment sprake van een bestaande situatie. Het gaat om de volgende twee projecten:

  • De realisatie van de nieuwe verbindingsweg Laan van Mathenesse/ Lansinghageweg. Deze verbindt de N209 met de N470. Ter hoogte van de Lansinghageweg zal binnen het plangebied van dit bestemmingsplan de verbinding worden aangelegd.
  • De vestiging van JJ Musichouse in het Van Tuyllpark. JJ Musichouse is een muziekcentrum met vier oefenruimtes voor bandjes. Daarbij hoort de mogelijkheid van zelfstandige horeca.

Ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan is de legalisatie van het beachhouse, de pagodetent en de evenementen bij Dutch Water Dreams niet meegenomen in dit bestemmingsplan. De procedure van de omgevingsvergunning voor de legalisatie was nog niet afgerond ten tijde van het opstellen van het definitieve bestemmingsplan. Daarom zijn het bouwvlak, de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage voor het binnenterrein van Dutch Water Dreams uit dit bestemmingsplan verwijderd. De separate procedure wordt, conform planning, gewoon vervolgd en zal uiteindelijk zorgen voor de planologische basis van de evenementen en de bouwwerken.

Voor de gebieden waar geen concrete ontwikkelingen zijn voorzien, wordt de bestaande planologische regeling geactualiseerd. Voor dit deel is sprake van een conserverend bestemmingsplan, waarbij de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd en reeds vastgesteld beleid wordt verwerkt.

1.3 Huidige Juridische Planregelingen

Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende juridische plannen van kracht:

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr. bestemmingsplan vaststelling Raad goedkeuring GS
2.01 Palenstein 27 augustus 1984 16 juli 1985
5.01 Seghwaert 1975 29 september 1975 25 augustus 1976
7.01 Rokkeveen Oost 23 februari 1987 6 oktober 1981
7.11 Burgemeester Hoekstrapark 18 december 1989 24 juli 1990
8.01 Industrieterrein Bleiswijkseweg 20 oktober 1967 7 augustus 1968
8.02 Industrieterrein Zoeterhage 22 februari 1971 22 december 1971
8.04 Dorp III 29 januari 1979 30 oktober 1979
8.07 Lansinghage 18 december 1980 11 november 1981
8.13 Lansinghage-Zuid 24 september 1990 19 februari 1991
8.17 Dwarstocht 18 februari 2002 1 oktober 2002
8.19 Lansinghage Lus 28 juni 2004 8 oktober 2004
09.02 Groot Zoetermeer 20 oktober 1967 27 november 1968
09.10 Levenslust 27 februari 1989 30 mei 1989
09.11 Van der Hagenstraat 19 december 1989 24 april 1990
10.01 HSL-Zuid 29 maart 1999 15 juni 1999
10.02 Oosterheem 25 september 2000 24 april 2001

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0003.jpg"

Bovenstaande bestemmingsplannen worden voorzover ze binnen het plangebied liggen, vervangen door voorliggend bestemmingsplan.

Daarnaast zijn verschillende herzieningen en uitwerkingen opgesteld en zijn vrijstellingen verleend. Ook deze zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingsplan. Vrijstellingen van beperktere omvang zijn niet genoemd in onderstaande tabel.

Tabel 2: Overzicht hetzieningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, vrijstellingen, projectbesluiten e.d.

Plantype Vaststellingsdatum Goedkeuringsdatum
Uitwerkingsplan bedrijvencentrum Bleiswijkseweg 11 april 1989 23 mei 1989
Dorp III part. herz. 1981 28 juni 1982 15 april 1983
Dorp III 1e wijzigingsplan 11 april 1989 23 mei 1989
Bedrijfsterrein Lansinghage 1e partiële herziening 19 december 1985 13 januari 1987
Silverdome 27 oktober 2000 n.v.t.
Dutch Waterdreams 3 november 2005 n.v.t.
3 windturbines 30 juni 2008 n.v.t.
Aardgastanktstation 18 februari 2008 n.v.t.
Zwembad Van Tuyllpark 6 februari 1997 n.v.t.
Oosterheem 1e part. herz. 28 januari 2008 9 september 2008

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
In de loop van 2012 zal het besluit worden aangevuld met de ruimtevraag voor de onderwerpen veiligheid op rijksvaarwegen, toekomstige uitbreiding van infrastructuur, de elektriciteitsvoorziening, de ecologische hoofdstructuur (EHS), de veiligheid van primaire waterkeringen, reserveringsgebieden voor hoogwater langs de Maas en maximering van de verstedelijkingsruimte in het IJsselmeer. Ook zal het onderwerp duurzame verstedelijking in regelgeving worden opgenomen.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR zijn 13 nationale belangen gedefinieerd, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna.

Voor dit bestemmingsplan is relevant dat de A12 als hoofdweg is aangeduid in het Barro. Op de kaart in Bijlage 5 is aangeven dat voor de A12 voor de noordelijke rijbaan een reservering geldt van 2 extra rijstroken en voor de zuidelijk baan een reservering van 1 extra rijstrook. In dit bestemmingsplan is de verbreding van de A12 (waarvoor reeds een Tracébesluit is genomen) opgenomen door aan deze gronden een verkeersbestemming te geven. In de regels is bepaald dat de A12 voor zover deze ligt binnen het plangebied van dit bestemmingsplan in totaal 6 rijstroken mag hebben. Aan de gronden weerszijden van de weg zijn geen bestemmingen toegekend die een eventuele toekomstige verbreding van de snelweg onmogelijk maken. In dit bestemmingsplan is niet voorzien in deze mogelijke verdere verbreding van de snelweg. Hiervoor blijft een aparte ruimtelijke procedure nodig.

Dit bestemmingsplan bestaat voor het grootste deel uit een actualisatie van bestaande planologische regelingen. Er vinden geen wijzigingen in het gebied plaats die de rijksbelangen beïnvloeden.

2.1.2 Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)

Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'waterbeleid in de 21ste eeuw' is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.

Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. Water zal, meer dan in het verleden, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting en bouwpeil. Hierdoor zal de afstemming tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer beter verlopen. In het kader van de watertoets is het het bestemmingsplan voorgelegd aan het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard en het Waterschap Rijnland.

In paragraaf 5.5 wordt hier nader op ingegaan.

2.1.3 Nationaal Waterplan (2009)

Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en is het rijksplan voor het waterbeleid. Het plan gaat in op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, droogte en zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en gebruik van water. Het Nationaal Waterplan bevat, naast een langetermijnvisie en een streefbeeld voor 2040, een concreet uitvoeringsprogramma 2009-2015. Het Nationaal Waterplan bevat de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Deze zijn gelijktijdig in werking getreden met het Nationaal Waterplan. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie.

Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland", 1e herziening Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en herziening 2011 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland de provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011, 29 februari 2012 en 30 januari 2013 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerrd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland", de Actualisering 2011 en de Actualisering 2012.

In de Structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Binnen deze hoofdopgave staan onder meer het versterken van het stedelijk netwerk, het versterken van de vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra en het aanbieden van verschillende woonmilieus centraal. Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties beter te benutten. Voldoende aanbod van verschillende woonmilieus moet onder meer gestalte krijgen door een accent op stedelijke herstructurering en transformatie, alsmede kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting.

Functiekaart 2020 en Kwaliteitskaart 2020

Onderdeel van de provinciale Structuurvisie zijn de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Kwaliteitskaart 2020 is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied". Voor deze gebieden geldt onder andere behoud en versterking van de diverse woon- en werkmilieus. Het zwaartepunt van verstedelijking ligt in gebieden die goed ontsloten zijn door het openbaar vervoer.

Op de Functiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als:

  • "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer": deze aanduiding is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
  • "Bedrijventerrein": deze aanduiding heeft betrekking op een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties

Een groot deel van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is in de provinciale structuurvisie aangeduid als bedrijventerrein en ligt binnen de bebouwingscontouren. Voor dergelijke gebieden geldt dat het intensiveren, innoveren en herstructureren van de bedrijventerreinen voorop staat. Behoud van de bedrijvigheid is van belang, waarbij terughoudend moet worden omgegaan met nieuwe perifere detailhandel. Het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op deze bedrijventerreinen vormt uitgangspunt. In dit bestemmingsplan zijn de toegestane milieucategorieën gebaseerd op de reeds aanwezige bedrijven en de kenmerken van het terrein. De hoogst toegestane categorie is milieucategorie 4.2. In de huidige situatie zijn slechts enkele bedrijven gevestigd op het bedrijventerrein die vallen in deze milieucategorie. In paragraaf 5.6 wordt hier nader op ingegaan.

Het Van Tuyllpark is in de provinciale structuurvisie aangeduid als stedelijk park met als hoofdfunctie recreatie, waaronder parken en sportvoorzieningen. In de provinciale structuurvisie is ook de Verlengde Oosterheemlijn opgenomen (onderdeel van RandstadRail), met een aansluiting op het nieuwe openbaar vervoerknooppunt BleiZo.

In het gebied moet rekening worden gehouden met leidingenstroken langs de A12 en de Landscheiding. Andere functies zijn mogelijk mits niet in strijd met de transportfunctie.

Het bestemmingsplan past binnen de stedelijke ontwikkeling zoals deze is voorzien in de provinciale structuurvisie.

2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland, 1e herziening Verordening Ruimte en Herziening 2011 Verordening Ruimte

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.

In de Verordening zijn regels opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 2 (bebouwingscontouren), 8 (bedrijventerreinen) en 9 (detailhandel) van belang:

Artikel 2: bebouwingscontouren: het gehele plangebied is gelegen binnen de vastgestelde bebouwingscontour. Dit wil zeggen dat de provinciale sturing hierbinnen tot een minimum beperkt blijft. Ontwikkelingen moeten in eerste instantie binnen de vastgestelde contour plaatsvinden.

Artikel 7: kantoren. Binnen het plangebied komen in beperkte mate kantoren voor. Deze kantoren zijn er gevestigd op basis van de vigerende bestemmingsplannen dan wel op basis van vrijstellingen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe kantoren mogelijk gemaakt. Alleen de bestaande en legaal aanwezige kantoren worden positief bestemd.

Artikel 8: bedrijventerrein. Een groot deel van het plangebied is op kaart 6 van de Verordening aangeduid als bedrijventerrein. Op grond van artikel 8, lid 2 van de Verordening mogen in gebieden met deze aanduiding geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk worden gemaakt. Op de bedrijventerreinen liggen geen bedrijfswoningen. Nieuwe bedrijfswoningen zijn uitgesloten. Daarnaast moet op grond van artikel 8, lid 3 de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt worden op deze terreinen. In paragraaf 5.6 wordt nader ingegaan op bedrijfswoningen en de milieuzonering.

Artikel 9: detailhandel. Op grond van artikel 9 van de Verordening mag buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt worden. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen, waaronder:

  • de vestiging van diverse vormen van perifere detailhandel;
  • de vestiging van kleinschalige detailhandel (maximaal 200 m² bvo), zoals buurt- en gemakswinkels;
  • de beperkte verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
  • de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd of;
  • uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto vloeroppervlak per vestiging.

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is buiten de bestaande winkelconcentraties in Zoetermeer gelegen. Daarnaast is het gebied gesitueerd buiten de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, zoals aangeduid op kaart 7 van de Verordening . Dit betekent dat conform de provinciale Verordening geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt mag worden binnen het plangebied. Wel kan er gebruik worden gemaakt van de vermelde uitzonderingen op deze hoofdregel.

De mogelijkheden die op grond van dit bestemmingsplan worden geboden zijn niet in strijd met de provinciale Verordening Ruimte.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010 en op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 gewijzigd en geactualiseerrd is door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.

Het plangebied valt buiten de aangewezen topgebieden. Deze zijn dan ook niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Wel is het Van Tuyllpark en een strook onder het bedrijventerrein Lansinghage op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is.

In paragraaf 3.1.1 wordt hier nader op ingegaan.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

2.2.5 Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007

De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken. De nota legt de locaties vast voor "gewone" regionale detailhandel en voor perifere detailhandel. De nota is gebaseerd op de regionale structuurvisie detailhandel.

Bij grootschalige ontwikkelingen (meer dan 2.000 m2) en bij nieuwvestiging van perifere detailhandel van meer dan 1.000 m2 moet een distributie-planologisch onderzoek worden opgesteld en is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe perifere detailhandel.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Hoogheemraadschappen

Het plangebied ligt voor het overgrote deel in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het dijklichaam ter plaatse van de Zegwaartseweg behoort tot het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het "Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020" (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.

Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.

Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is het plangebied aangewezen als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied". De algemene opgave is het verder ontwikkelen als zelfstandige en volwassen stad. De toenemende variatie in het woningaanbod moet gekoppeld worden aan een milieudifferentiatie, waarin woonmilieus worden afgewisseld met woonwerk- en meer stedelijke milieus.

Het Van Tuyllpark aangeduid als "Groen-blauwe schakel tussen groengebieden" met eigen groene en recreatieve kwaliteiten. De groenblauwe schakels versterken de structuur van het groene raamwerk en vergroten de recreatieve toegankelijkheid. Daarnaast is het Van Tuyllpark aangeduid als leisure-voorziening als onderdeel van de leisure-as van Scheveningen tot Zoetermeer. Dit zijn toeristisch- recreatieve voorzieningen met een (boven)regionale reikwijdte. De potentie die Zoetermeer heeft opgebouwd als belangrijke leisurestad moet verder worden ontwikkeld tot kennis- en expertisecentrum op het gebied van leisure, met daaraan gekoppeld een centrum voor mbo- en hbo-leisureopleidingen.

Op de kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" heeft het plangebied meerdere aanduidingen:

  • het Van Tuyllpark is aangeduid als stadspark/ stadsrandpark;
  • Kwadrant-Bedrijven is aangeduid als een tot hoogwaardig bedrijventerrein te herstructureren gebied;
  • rondom het geplande station van de Stedenbaan is een deel van de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage aangeduid als nieuw bedrijventerrein;
  • de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage zijn aangeduid als bedrijventerreinen waar de bestaande ruimte beter benut zou kunnen worden;
  • langs de oostzijde van het plangebied is het nieuwe tracé van de Randstadrail met het station BleiZo aangegeven;
  • parallel en ten zuiden van de A12 is de Stedenbaan met nieuw station aangegeven.

In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met het RSP.

2.3.3 Regionale Structuurvisie Detailhandel (2006)

Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. De kern van deze structuurvisie is dat prioriteit wordt gegeven aan het instandhouden en kwalitatief versterken van de bestaande detailhandelstructuur in Haaglanden. De inzet is om de bestaande structuur te behouden en daar waar nodig kwalitatief te verbeteren. Het concentratiebeleid wordt derhalve voortgezet. Voor het instandhouden van de structuur is bundeling van winkelvoorzieningen immers belangrijk.

Beperkte verkoop van artikelen (tot enkele tientallen m² wvo) aan consumenten buiten bundelingslocaties en reguliere detailhandelslocaties wordt onder de volgende voorwaarden toegestaan: a) verkoop van consumentenartikelen binnen op consumenten gerichte voorzieningen, zoals maneges en grootschalige recreatievoorzieningen en b) verkoop van door consumenten bestelde producten op een bestaande bedrijfslocatie waar deze producten zijn geassembleerd en/of geproduceerd en c) initiatiefnemers kunnen aantonen dat dit de bestaande verzorgingsstructuur niet aantast. Ondersteunende detailhandel op bedrijventerreinen wordt bij recht toegestaan op bedrijventerreinen tot een oppervlakte van 125 m². Een groter oppervlak kan worden toegestaan voor zover deze detailhandel het bedrijventerrein als verzorgingsgebied heeft en met onderzoek is aangetoond dat de bestaande verzorgingsstructuur niet wordt aangetast.

Het bestemmingsplan maakt alleen bovengenoemde detailhandel mogelijk. Er wordt niet voorzien in nieuwe grootschalige/zelfstandige detailhandel. Dit past binnen het regionale detailhandelsbeleid.

2.3.4 Ontwerp Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo

Voor het plangebied is de Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo, het Kwadrant en omgeving (hierna intergemeentelijke structuurvisie genoemd), samen met bijbehorende planMER, in voorbereiding. In deze intergemeentelijke structuurvisie zijn vele ontwikkelingen beschreven die gewenst zijn in het plangebied. Het gaat om ontwikkelingen die in het plangebied ten noorden van de Bleiswijkseweg plaatsvinden.

In de structuurvisie zijn voor dit bestemmingsplan de volgende deelgebieden onderscheiden:

  1. 1. Bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage;
  2. 2. Kwadrant - Van Tuyllpark (dit zijn de leisurevoorzieningen);
  3. 3. Kwadrant - Bedrijven (betreft bedrijventerrein tussen Franklinstraat en Australiëweg);
  4. 4. Kwadrant - West (betreft het volkstuinencomplex).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0004.jpg"

Figuur 2.1: Visiekaart Structuurvisie

Bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage

In de intergemeentelijke structuurvisie is het volgende opgenomen ten aanzien van de bedrijventerreinen die onderdeel uitmaken van voorliggend bestemmingsplan. "Voor de bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage zijn er op dit moment geen plannen. Er zal een consoliderend bestemmingsplan voor de beide terreinen worden opgesteld, daarbij zal worden gekeken naar aanvullende functies zoals bijvoorbeeld onderwijs en interne opleidingen.Wel wordt in de structuurvisie aandacht besteed aan een mogelijke toekomstige opwaardering of transformatie. Uitgangspunt is vooralsnog dat dit niet ten koste gaat van de toelaatbare milieucategorieën".

De verwachting is dat mogelijk op langere termijn een intensivering van het gebruik of transformatie naar meer intensieve functies plaatsvindt in het gebied aansluitend op de knooppuntontwikkeling. Dit valt echter buiten de scope van de structuurvisie.

Het beleid is gericht op het niet onmogelijk maken van de opwaardering of transformatie van de bedrijventerrein Brinkhage en Lansinghage. De toelaatbare milieucategorieën dienen gehandhaafd te blijven". Nieuw (provinciaal) beleid en het bestaande (legale) gebruik en bebouwing worden in dit bestemmingsplan vastgelegd.

In dit bestemmingsplan zijn voor dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen voortvloeiend uit de structuurvisie opgenomen.

Kwadrant - Van Tuyllpark

In het Van Tuyllpark zijn nu reeds enkele grootschalige toeristisch-recreatieve voorzieningen ondergebracht, zoals Dutch Water Dreams en Silverdome. Daarnaast biedt het park plaats aan diverse sportverenigingen. Op dit moment zijn er verschillende initiatieven voor nieuwe voorzieningen en ook voor de uitbreiding van bestaande voorzieningen. In samenhang met de verschillende ontwikkelingen en initiatieven wordt nagedacht over een nieuwe inrichting van het totale park.

Het beleid is gericht op een kwaliteitsverbetering van het vrijetijdscluster met als hoofdfunctie recreatie/leisure en sportvoorzieningen. Herinrichting en uitbouw van leisurevoorzieningen met versterking van het groene openbare parkkarakter en betere en aantrekkelijke verbindingen met de omgeving zoals het knooppunt BleiZo.

In dit bestemmingsplan zijn voor dit gebied geen nieuwe ontwikkelingen voortvloeiend uit de structuurvisie opgenomen. Wanneer de plannen concreet zijn uitgewerkt, wordt hiervoor een aparte procedure gevolgd.

Kwadrant - Bedrijven

De plannen voorzien in de herontwikkeling van het voormalige Miss Etam terrein tot regulier bedrijventerrein. Het gebied heeft al een bedrijfsbestemming.

Het beleid is gericht op herstructurering van het bestaand bedrijventerrein naar regulier bedrijventerrein met een hoogwaardige uitstraling en mogelijkheden voor grootschalige detailhandel.

Het bestemmingsplan maakt reguliere bedrijvigheid mogelijk. De activiteiten van de autodealer Impala zijn ook mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

Kwadrant- West

Dit deel van het Kwadrant heeft betrekking op het huidige complex van de TV Seghwaert en de gronden tot aan de Zegwaartseweg. Het voornemen is het tuinencomplex te verplaatsen naar een nieuwe locatie buiten het plangebied (Buytenpark). Het tuinencomplex komt daardoor vrij voor herontwikkeling. De plannen voor herontwikkeling zijn op dit moment onvoldoende concreet uitgewerkt. Gelet op het voorgaande is besloten de locatie niet mee te nemen in dit bestemmingsplan. Wanneer de herontwikkelingsplannen zijn uitgekristalliseerd, zal voor deze locatie een aparte ruimtelijke procedure worden gevolgd.

2.3.5 Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden (2005)

Het Stadsgewest Haaglanden geeft in de Regionale Nota Mobilitiet (RNM) aan met welk samenhangend pakket aan beleid en projecten het de regio voor de periode tot 2020 beter bereikbaar, verkeersveiliger en leefbaarder wil maken. Het aantal instappers in het regionaal openbaar vervoer neemt sterk toe als gevolg van de verwachte mobiliteitsgroei van 20 tot 30% in 2015. Om de toename van het reizigersaanbod te kunnen accommoderen wordt ingezet op een verhoging van het aandeel openbaar vervoer binnen de totale mobiliteit. Haaglanden wil deze doelstelling realiseren met het continueren van gefinancierde projecten en het voorzieningenniveau in stand houden. In de periode tot 2011 wordt het lijnennet in de regio Haaglanden uitgebreid door een groot aantal projecten. Deze projecten zijn op dit moment in uitvoering of worden in de periode tot 2011 uitgevoerd.

Het stadsgewest zet zich in voor het verbeteren van de bereikbaarheid van het plangebied. Dit gebeurt door te zorgen voor een busstation en door de verbetering van de functie van deelgebied BleiZo in de ketenmobiliteit. Hiermee hangt de realisatie van P&R-plekken en fietsvoorzieningen samen. Ook investeert het stadsgewest in goede reisinformatie, zowel statisch als dynamisch. De stadsregio draagt ook bij aan de stationsontwikkeling.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de volgende opgaven van belang:

  • Balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren

Om deze opgave te realiseren dient onder meer de aard en omvang van de werkgelegenheid zo goed mogelijk afgestemd te zijn op de eigen beroepsbevolking. Het bestemmingsplan voorziet in behoud en versterking van de economische functies en activiteiten op de bedrijventerreinen in het plangebied en draagt daarmee bij aan de realisatie van deze opgave.

  • Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer

Mobiliteit en een goede bereikbaarheid zijn een voorwaarde om als stad goed te kunnen functioneren. Zoetermeer wil dit bereiken door het handhaven van hechte netwerken en door het zorgen voor een duurzaam en veilig netwerk. In en rondom het plangebied liggen belangrijke vervoersassen en vervoersknooppunten. Het optimaal benutten van deze bieden grote potenties voor verdere ontwikkelingen in het plangebied, zoals de leisurevoorzieningen en de bedrijventerreinen.

  • A12 zone ontwikkelen van een hinderlijk tot een verbindend element

Plekken langs de A12 hebben een enorme potentie omdat hier interessante overstappunten kunnen worden gerealiseerd; BleiZo is wat dat betreft al in beeld maar station Zoetermeer heeft de potentie om het CS van Zoetermeer te worden. Door het gebied integraal te ontwikkelen - in samenhang met de Boerhaavelaan - kunnen win-win situaties worden gecreëerd, waardoor èn de geluidsproblematiek wordt opgelost èn de luchtvervuiling wordt verminderd, èn noord en zuid Zoetermeer beter met elkaar worden verbonden, èn de verkeersafwikkeling beter kan worden geregeld èn de ruimte langs de A12 kan worden ontwikkeld voor stedelijke functies, waardoor elders in de stad locaties kunnen worden vrijgespeeld voor woningbouw. Station Zoetermeer en BleiZo zijn de visitekaartjes van de stad: hoogwaardig programma, verblijfsgebieden, overstappunten, inpassing in landelijke dienstregeling (intercitystatus).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0005.png"

Figuur 2.2: Kaart uit de Stadsvisie 2030

Overige ontwikkelingen die op de visiekaart zijn aangegeven, betreffen het vormgeven van de overgang van stad naar land, de ontwikkeling van de Leisure-as (Van Tuyllpark) en de ontwikkeling van de A12-zone, ter hoogte van het plangebied in de vorm van hoogwaardige bedrijvigheid en een betere verkeersafwikkeling.

Knooppuntontwikkeling

De stadsvisie van Zoetermeer gaat uit van een knooppuntontwikkeling met hoogwaardige OV-verbindingen. Net buiten het plangebied is de ontwikkeling van het station BleiZo hierbij relevant. De ontwikkeling van het (Stedenbaan)station BleiZo (op de kaart aangegeven ter hoogte van de A12) wordt gezien als een belangrijke katalysator voor de ontwikkeling van hoogwaardige werk- en woonmilieu's in de omgeving.

Het gebied is tevens onderdeel van de A12 zone. Hier is ruimte voor hoogwaardige bedrijvigheid, wonen en voorzieningen. In het bestemmingsplangebied liggen aan weerszijden van de A12 bedrijventerreinen. Deze terreinen zijn al uitgegeven. Mocht sprake zijn van herontwikkeling, dan is deze zone een zeer aantrekkelijke locatie voor hoogwaardige bedrijvigheid.

2.4.2 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  1. 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  2. 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  3. 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden. In het bestemmingsplan zijn de bestaande bedrijven positief bestemd.

2.4.3 Beleidskader Leisure

Voor het projectgebied Kwadrant zijn in het Beleidskader Leisure Zoetermeer (welke vertaald is naar het Stedelijk Beleidskader Economie) diverse ambities en opgaven benoemd:

  • ontwikkelen gebied tot aansprekende ‘leisurezone’;
  • huidige sportidentiteit verbreden tot nationaal leisureconcept;
  • parksfeer versterken, wel verdichten met diverse grootschalige voorzieningen (menging groen en rood);
  • goede bereikbaarheid per auto en OV absolute vereiste, kansen door nabijheid verkeersknoop, zowel Zuid- als Westwaarts ontsluiten;
  • streven naar voldoende kritische massa en kritische mix in voorzieningen;
  • toevoegen enkele markante attractiepunten als trekker;
  • Kwadrant/Van Tuyllpark heeft gezien de ligging de hoogste potentie als landelijk leisuregebied;
  • grootschalig evenemententerrein bestemmen aan de voorzijde van het Silverdome (SilverDome);
  • uitplaatsen sportvelden essentieel (de voetbalvereniging DSO is inmiddels verhuisd);
  • waterpartij Plas van Poot in concept benutten.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan worden in eerste instantie de bestaande leisurevoorzieningen positief bestemd. Voor het plangebied lopen verschillende initiatieven die bij kunnen dragen aan bovengenoemde ambities en opgaven. Deze zijn in het stadium van het opstellen van dit bestemmingsplan nog onvoldoende concreet. De afgelopen jaren zijn wel ingrepen gedaan om het Van Tuyllpark meer geschikt te maken als leisuregebied. Zo is de voetbalvereniging reeds verplaatst en zijn de huurcontracten met de volkstuineigenaren beëindigd.

2.4.4 Transformatiestudie functiemenging op bedrijventerreinen (2008)

In december 2008 heeft de gemeenteraad de studie 'Functiemenging op bedrijventerreinen' vastgesteld. De studie Functiemenging op bedrijventerreinen concludeert dat een woonfunctie op de bestaande bedrijventerreinen vaak moeilijk te realiseren is en ook niet wenselijk in verband met onder andere geluidhinder, stank- en verkeersoverlast. Binnen specifieke, kleine deelgebieden van de bestaande bedrijventerreinen kunnen daarentegen wel mogelijkheden ontstaan om gericht aantrekkelijke - en gewilde - bedrijfswoningen toe te voegen. De studie ziet verder een duidelijke kans in het verplaatsen van nu nog in of aan de rand van woonwijken gesitueerde bedrijven, zoals bijvoorbeeld autodealers, naar de bestaande bedrijventerreinen. Op die manier kunnen er enkele plekken vrijkomen die aantrekkelijk zijn voor een woonfunctie. Op de lange termijn (de komende twintig jaar) houdt de studie een volledige transformatie van één van de bestaande bedrijventerreinen naar een woonfunctie als optie open. De kans hierop is afhankelijk van de mogelijkheden om thans gevestigde bedrijven te verplaatsen naar nieuwe locaties elders in de stad.

De bedrijventerreinen in dit bestemmingsplan zijn nagenoeg volledig uitgegeven bedrijventerreinen. Algemeen uitgangspunt is dat de bedrijventerreinen ook alleen bedoeld zijn voor bedrijven. Andere functies zijn niet of in zeer beperkte mate toegestaan

2.4.5 Transformatiestudie kantoren

Zoetermeer kan voldoen in de vraag naar kantoren en bedrijfsruimte, er zijn genoeg locaties die nog ontwikkeld kunnen worden. Ondanks een hoge leegstand van kantoren waar al enige tijd sprake van is, blijven nieuwbouwmogelijkheden voor kantoren noodzakelijk om de stad aantrekkelijk te houden voor reeds gevestigde en nieuwe kantoorgebruikers. De voorraad kantoor- en bedrijfspanden is grotendeels redelijk courant, modern en goed bereikbaar. Anders dan in oudere steden is er weinig sprake van echt structurele leegstand. De keerzijde daarvan is dat goedkope huisvesting in oudere panden voor startende bedrijven moeilijk te vinden is.

De ten behoeve van de Stadsvisie 2030 uitgevoerde Transformatiestudie kantoorlocaties en functiemenging bedrijventerreinen maken duidelijk dat een verplaatsing van kantoren naar het gebied BleiZo een reële optie is met als belangrijk gunstig neveneffect dat in bestaand stedelijk gebied locaties vrijkomen voor andere functies, waaronder woningen. Met de transformatie van minder courante bestaande kantoren in de stad is een begin gemaakt. BleiZo grenst aan het plangebied van dit bestemmingsplan.

2.4.6 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2005) dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure (opgenomen in Stedelijk Beleidskader Economie).

Drank en maaltijdverstrekkende horeca gaat steeds meer een integraal onderdeel vormen van grootschalige leisurevoorzieningen. Sport, vermaak, eten en drinken vervlechten zich hier tot één aantrekkelijke belevenis, waaraan de consument in toenemende mate de beschikbare vrije tijd besteedt. De bestaande (legale) horecavoorzieningen in het plangebied zijn positief bestemd.

Binnen de bestemmingen zijn de horecavoorzieningen begrensd in het aantal vierkante meters. De hoofdfunctie leisure staat voorop, de horecavoorzieningen hebben hierbij een aanvullende functie.

Op de bedrijventerreinen zijn alleen niet-zelfstandige horecavoorzieningen met een beperkt oppervlak toegestaan.

2.4.7 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een "zoneringsplan" en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

In de Hoogbouwvisie is het gebied ten noorden van de A12 aangeduid als stedelijke kernzone, een gebied waar hoogbouw mogelijk is. Het gebied leent zich voor een intensief gebruik van de ruimte met vernieuwende stedelijke programma's. Dit maakt toepassing van hoogbouw in deze dynamische zone zeer wel mogelijk en zelfs wenselijk. Het gebied ten zuiden van de A12 is aangeduid als een gebied waar het accent ligt op laagbouw.

Ten aanzien van verschillende deelgebieden is een beleid ten aanzien van hoogbouw geformuleerd. Enkele hiervan liggen in of in de nabijheid van het plangebied van dit bestemmingsplan:

  • primaire as: A12-zone (hoogte maximaal 90 m);
  • primair knooppunt: Knooppunt Zoetermeer Oost (hoogte maximaal 120 m);
  • secundair knooppunt: Knooppunt het Kwadrant (hoogte maximaal 90 m);
  • secundaire assen: Australiëweg en Oostweg (hoogte maximaal 60 m);

In dit bestemmingsplan zijn alleen de bestaande hoogtes, dan wel de toegestane bouwhoogtes op grond van de geldende bestemmingsplannen overgenomen.

2.4.8 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

Momenteel is de gemeente bezig met het opstellen van de Visie Biodiversiteit. Deze zal na vaststelling het Stadsnatuurplan vervangen.

2.4.9 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is.

Specifieke aandachtspunten zijn:

  • integratie van de thema's recreatie, groen, natuur en water;
  • realisatie van 10% oppervlaktewater in nieuwbouw-/herontwikkelingsgebied;
  • buffering van water, door o.a. het toepassen van flexibel peilbeheer en locale verlaging van het maaiveld in openbaar groen. Vertraging van de piekafvoer door het toepassen van open verharding en vegetatiedaken;
  • terugdringen van diffuse emissies, met name door toepassing van niet uitlogende bouwmaterialen;
  • aanleg van natuurvriendelijke oevers om optimaal gebruik te maken van het zelfreinigend vermogen van een watersysteem.


Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het peilgebied waarbinnen de (her)ontwikkeling plaatsvindt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.

In paragraaf 5.5 wordt specifiek ingegaan op het thema water.

2.4.10 Milieubeleidsplan (2005)

Het Milieubeleidsplan, dat op 31 januari 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.

2.4.11 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (uitvoeringsprogramma 2012-2016) zijn maatregelen opgenomen om Zoetermeer te verduurzamen. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. Zoetermeer zal een groene, schone en milieuvriendelijke stad moeten zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:

  • een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
  • Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
  • een natuurlijk Zoetermeer: in 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten. Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
  • een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.

2.4.12 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, welke een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota Duurzaam Bouwen is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, BleiZo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Geen van deze gebieden maakt onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.

De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen zal doorgang vinden in het traject van de omgevingsvergunning.

2.4.13 Rapportage "De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer" (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in een archeologisch monument de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren. In 2010 heeft een actualisatie plaatsgevonden van dit beleid ("Actualisatie kaart met archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer").

In het plangebied liggen (delen van) twee archeologisch waardevolle gebieden, namelijk een zone langs de Zegwaartseweg en de landscheiding (oostzijde plangebied).

In het bestemmingsplan krijgen de gemeentelijke archeologische monumenten een passende regeling (dubbelbestemming Waarde-Archeologie) om eventueel voorkomende archeologische waarden te kunnen beschermen. Dit houdt in dat bij bepaalde werkzaamheden eerst archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

2.4.14 Parkeerbeleid (2012)

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen. In het nieuwe parkeerbeleid is een overgangsregeling opgenomen die, kort gezegd, bepaalt dat voor bouwplannen/ initiatieven waarover reeds overeenstemming is met de gemeente, de parkeernormen uit 2005 van toepassing zijn. Deze overgangsregeling geldt niet voor het plangebied van dit bestemmingsplan.

2.4.15 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer (vastgesteld op 25 april 2005 door de gemeenteraad) biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.

Twee belangrijke ontwikkelingen voor het plangebied zijn de ontwikkeling van het station BleiZo met de doortrekking van de Oosterheemlijn en de aanleg van een nieuwe verbindingsweg Laan van Matenesse/ Lansinghageweg.

Bij het nieuwe knooppunt BleiZo dat net ten oosten en ter hoogte van de A12 van het plangebied komt te liggen, komen de RandstadRail, bus, auto en fiets bij elkaar. In het ontwerp van de Vervoersknoop is tevens een nieuw NS-station aan de spoorlijn Utrecht-Den Haag voorzien. De trein wordt daarmee gekoppeld aan RandstadRail-lijn 4, de Verlengde Oosterheemlijn (VOHL), en de bus. Hierdoor ontstaat een hoogwaardige en snelle openbaar vervoerverbinding met Utrecht, Rotterdam en Den Haag. De planvorming voor dit project loopt.

Onderdeel van de plannen voor BleiZo is de aanleg van de verbindingsweg Laan van Mathenesse/ Lansinghageweg. Deze verbindt de N209 met de N470.

2.4.16 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de nieuwe Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. In de Welstandsnota staan de criteria waarop de Stadsbouwmeester zijn advies over bouwplannen baseert. Er worden drie beleidsniveaus onderscheiden, die aan een gebied kunnen worden toegekend, te weten; intensief, regulier en een luw welstandsbeleid. Deze drie niveaus geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundig en architectonisch. Ze zijn vertaald in algemene criteria, die naar gelang het niveau hoger is, uitgebreider worden.

Voor de bedrijventerreinen en het Van Tuyllpark geldt een regulier welstandsbeleid.

Voor de volgende gebieden binnen het plangebied geldt een intensief welstandsbeleid:

  • Zegwaartseweg;
  • Australiëweg;
  • Oostweg;
  • A12;
  • Bleiswijkseweg;
  • Kwadrant - Bedrijven en Kwadrant - West.

Ten aanzien van deze gebieden zal een extra inspanning geleverd moeten worden ten aanzien van de verschijningsvorm van gebouwen.

2.4.17 Verkenningennota Structuurvisie Zoetermeer 2030

De op 12 september 2011 door de raad vastgestelde Verkenningennota biedt het inzicht in de ruimtelijke opgaven en kansen waarop de in voorbereiding zijnde Structuurvisie Zoetermeer 2030 een antwoord dient te geven. Het vormt daarmee de ruimtelijke onderlegger voor de Structuurvisie Zoetermeer. De Verkenningennota omvat een aantal thematische verkenningen en wensbeelden die voortbouwen op de opgaven uit de Stadsvisie 2030 en draagt tevens een aantal nieuwe beleidsideeën aan die als onderzoeksvragen in de Structuurvisie worden meegenomen.

Het wensbeeld ten aanzien van economie & werken concentreert zich wat het plangebied betreft op het inzetten op behoud, verbetering en capaciteitsuitbreiding van de bestaande bedrijventerreinen, onder meer via revitalisering, herontwikkeling en intensievere benutting van de ruimte. Voor het bedrijventerrein Brinkhage is het wensbeeld om het gebied te transformeren naar een gemengd werkgebied waar naast de bedrijven, ook andere functies mogelijk gemaakt moeten worden. Het Kwadrant is aangewezen als een zoekgebied voor uitbreiding en ontwikkeling van leisurefuncties. Ontwikkeling en uitbreiding van horeca als onderdeel van de leisurevoorzieningen is gewenst. Daarnaast is het Kwadrant ook aangewezen als zoekgebied voor nieuwe hotelvoorzieningen.

Ten aanzien van maatschappelijke functies is in het algemeen vermeld dat Zoetermeer de ruimte moet bieden voor de vestiging van nieuwe MBO- en HBO-opleidingen. Uitbreiding en doorontwikkeling van stedelijke sport- en recreatieve voorzieningen is, met name het Buytenpark en Van Tuyllsportpark een ruimtelijke opgave.

Ten aanzien van het wensbeeld groen & water is de wens aanwezig om bij herontwikkeling in het plangebied de groene verbinding op stedelijk niveau te verbeteren. In het Van Tuyllpark wordt ingezet op een duurzame omvorming en kwaliteitsverbetering van het groen. Zo zal de belevingswaarde van het water en groen en de samenhang en gebruik van de groengebieden vergroot moeten worden.

Ten aanzien van de biodiversiteit is het stimuleren van natuurvriendelijk beheer in het Van Tuyllpark van belang. Overgangen tussen stad en land en het creëren van groene verbindingen is van groot belang voor het stimuleren van de biodiversiteit.

Ten aanzien van het openbaar vervoer staan de verlenging van de Oosterheemlijn en de ontwikkeling van het vervoersknooppunt BleiZo (met nieuwe halte) genoemd als ruimtelijke opgaven.

De nieuwe ontwikkelingen (extra ontsluiting Van der Hagenstraat en parcoduct) die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen de ambities uit de Verkenningennota.

2.4.18 Ruimtelijk-functioneel plan Noordelijke Bedrijventerreinen (2009)

In het Ruimtelijk-functioneel plan zijn de kaders voor de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van de Noordelijke Bedrijventerreinen (NBT) geschetst. Een klein deel van de NBT is gelegen binnen het bestemmingsplangebied. Het betreft hierbij het zuidoostelijk deel van bedrijventerrein Zoeterhage (gebied Kwadrant-bedrijven). Op structuurniveau omvat het ruimtelijk-functioneel plan een drietal basisuitgangspunten die de kwaliteit, het gebruik en toekomstwaarde van de bedrijventerreinen, waaronder het deel Kwadrant-bedrijven moet doen versterken:

  • De bedrijventerreinen blijven in hoofdzaak bedrijfsmatig gebruikte werkgebieden. Echter, ook andere dan de bedrijfsmatige functie hebben de laatste jaren op diverse locaties een plek gevonden. Teneinde de bedrijfsmatige functie zoveel mogelijk te behouden, blijven de Noordelijke Bedrijventerreinen in hoofdzaak bestemd als bedrijventerrein. De inrichting en ambities ten aanzien van het ruimtegebruik en de kwaliteit, maar ook verkeer en infrastructuur sluiten aan op dit uitgangspunt.
  • De Noordelijke Bedrijventerreinen gaan zich sterker naar buiten toe presenteren. Daar waar de terreinen eerder vooral naar binnengekeerd waren, zullen de terreinen zich in de toekomst naar buiten toe presenteren. Aspecten zoals de presentatierichting, ambities voor uitstraling en ontwikkelmogelijkheden zijn in de visie afgestemd op dit uitgangspunt.
  • Duidelijker gescheiden gebruik van openbare en private ruimte. In de huidige situatie komen veel problemen voort uit het oneigenlijk gebruik van de openbare ruimte voor parkeren en opslag door private partijen. De visie is gebaseerd op het principe dat private gebruikers parkeren en opslag op eigen terrein realiseren en hiervoor geen gebruik maken van de openbare ruimte.

De ruimtelijke-stedebouwkundige visie uit het Ruimtelijk-functioneel plan wordt in voorliggend bestemmingsplan zeer beperkt juridisch-planologisch vertaald. Het bestemmingsplan voor het deelgebied Kwadrant-bedrijven is namenlijk opgebouwd vanuit een beheersmatige aanpak (conserverend van aard). Dit wil zeggen dat in dit plan voornamelijk de bestaande situatie wordt vastgelegd zonder ontwikkelingen.

2.4.19 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden. Op grond van de Structuurvisie Detailhandel worden buiten winkelcentra alleen bepaalde vormen van perifere detailhandel wenselijk geacht. Het betreft de volgende vormen van detailhandel:

  • volumineuze of brand- en explosiegevaarlijke detailhandel die niet inpasbaar is in centrumgebieden (zoals: vuurwerk en brandstoffen, auto's, boten, caravans, machines, keukens en sanitair, bouwmaterialen, tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven met in ondergeschikte mate woninginrichtingartikelen, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten);
  • in omzet en oppervlak ondergeschikte detailhandel binnen een bedrijf waarvan de hoofdfunctie niet valt onder detailhandel. Het assortiment houdt verband met de hoofdfunctie.
  • bedrijventerrein- en verkeersknoop-ondersteunende detailhandel, zoals een kleinschalige winkel in dagelijkse goederen bij een station.

Deze vormen van detailhandel mogen volgens de structuurvisie gevestigd worden op de bedrijventerreinen binnen het plangebied. In dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de geldende regeling voor Lansinghage en de bepalingen in de provinciale verordening.

2.4.20 Evenementennota

De Evenementennota geeft aan op welke evenementen de gemeente Zoetermeer inzet en hoe de bijbehorende regelgeving eruit dient te zien. De hoofdrichting van het evenementenbeleid kent bijzondere aandacht toe aan stadspromotionele evenementen en sociale cohesieversterkende evenementen. In de Evenementennota worden ook de verschillende evenementenlocaties binnen Zoetermeer benoemd. Eén van de genoemde locaties voor evenementen ligt binnen het bestemmingsplangebied te weten het parkeerterrein bij het Silverdome aan de Van der Hagenstraat. Deze locatie wordt al geruime tijd gebruikt voor het houden van (jaarlijks terugkerende) buitenevenementen en is in dit bestemmingsplan aangeduid als evenemententerrein.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer gaat terug tot de tijd van de eerste ontginningen van het Hollandse veengebied. Ten noorden van het huidige Zoetermeer ligt in die periode een uitgestrekt gebied van wilde venen, wouden en een groot zoetwatermeer (het ‘Soetermeer’). Waarschijnlijk ontstond hier een nederzetting van vissers en boeren. Op grond van bepaalde verkavelingpatronen is het aannemelijk dat de eerste bewoning plaatsvond tussen de Leidsewallenwetering en de Broekweg, in het zogenaamde Langeland, nu de wijk De Leyens. Op de hoek van de Zwaardslootseweg stond een klein kerkje, op een plaats die nog tot in de 18e eeuw het ‘oude kerkhof’ genoemd werd. De nederzetting zelf werd naar het zoetwatermeer Zoetermeer genoemd.

Na de stichting van Zoetermeer ontstond ter plaatse van de huidige Zegwaartseweg de nederzetting Zegwaart. In de 13e eeuw verplaatsten de bewoningskernen zich van het Langeland en de Zegwaartseweg naar de Dorpsstraat. In 1296 stond er waarschijnlijk al een kerk op de plek waar nu de Oude Kerk staat. Zoetermeer en Zegwaart bleven zelfstandig, maar vormden één parochie.

De natuurlijke afwatering geeft steeds grotere problemen en de bewoners moeten zich beschermen tegen overstromingen. Hiertoe worden dijklichamen aangelegd, de zogenoemde landscheidingen. De meest zuidelijke landscheiding valt voor een groot deel samen met de grenzen van Zoetermeer en het aangrenzende dorp Zegwaart.

In de 14de eeuw wordt een begin gemaakt met het afsteken van het veen tot het grondwaterpeil. Dit is in het huidige Zoetermeer nog duidelijk te zien. De Dorpsstraat ligt op het veen, terwijl de directe omgeving enkele meters lager ligt. In 1613 wordt een begin gemaakt met het droogmalen van het Zoetermeerse Meer. Zo ontstond de Meerpolder die zich met zijn ovale vorm duidelijk in het landschap aftekent en tegenwoordig als topgebied cultureel erfgoed is aangewezen.
In de 17e en 18e eeuw volgt de droogmaking van de Driemanspolder, de Binnenwegse Polder, de Palensteinse Polder en de Nieuwe Drooggemaakte Polder. Deze gronden werden vervolgens benut als landbouwgrond.

Een groot deel van de oorspronkelijk middeleeuwse laagveengronden rond het dorp Zoetermeer/Zegwaard werd vanaf de 14e eeuw geleidelijk afgegraven ten behoeve van de turfwinning en kwam zo permanent onder water te staan. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden deze uitgeveende plassen rondom Zoetermeer en Zegwaard drooggemalen, waarbij de zogenoemde droogmakerijen ontstonden (Driemanspolder 1675, Binnenwegse Polder 1701-1706). De oude polders liggen als onregelmatig gevormde scherven tegen elkaar aan. De breukvlakken worden gevormd door kades, dijken, dammen en sloten.
In de drooggemaakte gebieden werden tochten en sloten gegraven om de waterafvoer te reguleren. De polders werden ingericht volgens een strak, rationeel patroon. De richting van de sloten en tochten is vaak de basis geweest voor de kavelrichting. In het plangebied is hiervan echter weinig sprake.

De Landscheiding is een kade (lage dijk) die al in de 13e eeuw werd aangelegd om de polders van de waterschappen Rijnland, Delfland en Schieland van elkaar te scheiden. Zo konden de waterschappen elk hun eigen waterpeil in hun polders bepalen.

Komend vanaf Leidschendam liep de waterscheiding via Roeleveen over de huidige spoorlijn Den Haag-Utrecht. Deze boog vervolgens ter hoogte van de huidige afrit Zoetermeer van de A12 af in zuidoostelijke richting naar het punt in de zuidoosthoek van het huidige bedrijventerrein Lansinghage. Op dat punt kwamen de gebieden van de drie waterschappen bij elkaar. De dijk is grotendeels verdwenen.

Ontwikkeling Zoetermeer
In 1962 besluit de Tweede Kamer dat Zoetermeer moet groeien om zo het woningtekort in Den Haag op te vangen. Het Structuurplan Groot Zoetermeer, waarin het hele groei proces in vastgelegd is, wordt in 1968 vastgesteld. Het uitgangspunt in dat Structuurplan was een compacte stad bestaand uit vier wijken om het centrum heen.

Een stelsel van hoofdwegen in de vorm van een H-structuur ontsluit de wijken voor autoverkeer en geeft tevens aansluiting op de wegen naar Den Haag, Leiden, Delft en Rotterdam. Met deze wegen werd beoogd de wijken te vrijwaren van doorgaand verkeer. Erlangs werden zones met niet-woonbestemmingen geprojecteerd. Door de aanleg van de Zoetermeerlijn (de huidige RandstadRail) vanaf 1972 is Zoetermeer via het spoor rechtstreeks verbonden met Den Haag en zijn de wijken ook onderling bereikbaar. De lijn was oorspronkelijk als lus rondom het stadscentrum gedacht, maar door de lus om te klappen kon ook het stadscentrum zelf worden aangedaan. Zo ontstond een duidelijke structuur conform het stedenbouwkundige uitgangspunt dat de autowegen buitenom lopen en het openbaar vervoer binnendoor, die nog steeds goed herkenbaar is.

Bedrijventerreinen
Met de ontwikkeling van de woonwijken is ook de vraag naar bedrijfsterreinen opgekomen. Deze bedrijfsterreinen zijn ontwikkeld aan de oostkant van de stad, langs de belangrijke doorgaande wegen van Zoetermeer (de zogenoemde H-structuur). Binnen het plangebied is, vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw, eerst het terrein dat deel uitmaakt van bedrijventerrein Zoeterhage ontwikkeld.

Vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage ontwikkeld. De terreinen kennen net zoals de woonwijken van Zoetermeer een duidelijke, functionele structuur. Vanaf de Oostweg zijn meerdere ontsluitingspunten met het bedrijventerrein aangelegd, zoals de Lansinghageweg en de Werner von Siemensstraat. Deze wegen zijn de verzamelwegen van de bedrijfsterreinen. Vanaf deze wegen zijn alle bedrijven ontsloten door middel van een orthogonaal opgezette wegenstructuur.

Voor het bedrijfsterrein Zoeterhage, dat voor een beperkt deel binnen het plangebied ligt, geldt hetzelfde. Via de Oostweg en de Stephensonstraat is deze goed bereikbaar.

Van Tuyllpark
Het park is aangelegd vanaf de jaren zestig en is lange tijd extensief gebruikt als stadspark en als locatie voor sportverenigingen. Het park heeft in de loop der jaren echter steeds meer het karakter gekregen van een sport- en recreatiepark (met intensieve vormen van recreatie). Tegenwoordig zijn in het Van Tuyllpark diverse tennisbanen, een atletiekbaan, hockeyvelden en honkbalvelden te vinden, alsmede een subtropische binnen- en buitenzwembad Aquapark 't Keerpunt en een scoutingvereniging. Vanaf oktober 2006 is in het gebied een wildwaterkanobaan gevestigd met bijbehorende voorzieningen (Dutch Water Dreams). Aan de westzijde van het park is een schaats- en evenementenhal gesitueerd (Silverdome). Deze twee voorzieningen hebben een zeer belangrijke locale en (boven)regionale leisurefunctie en zijn belangrijke functionele dragers voor het Van Tuyllpark. Het parkeerterrein aan de voorzijde van het Silverdome wordt tevens gebruikt voor grote evenementen en de halfjaarlijkse kermis.

Zegwaartseweg/ Bleiswijkseweg
De Zegwaartseweg en de Bleiswijkseweg zijn de historische linten die langs/ door het plangebied lopen en zijn van oudsher de routes die de (voormalige) dorpen met Zoetermeer verbindt. Aan de Zegwaartseweg ontstond het dorp Zegwaart, terwijl door een verandering van visserij naar landbouw ook het dorp Zoetermeer in fasen werd verplaatst. Beide dorpen kwamen uiteindelijk tegen elkaar te liggen en hebben tot 1935 bestaan als twee onafhankelijke dorpen. De Zegwaartseweg werd waarschijnlijk in de eerste helft van de dertiende eeuw aangelegd.

3.1.1 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
Volgens het rapport 'De archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer' liggen binnen het plangebied twee archeologisch waardevolle gebieden. Het betreft hier in de eerste plaats de oostzijde van de Zegwaartse wetering. In de tweede plaats betreft het de landscheiding aan de oostzijde van het plangebied.

Het gehele dijklichaam van de Zegwaartseweg, voor zover dat ligt ten oosten van de wetering, vormt de oorspronkelijke ontginningsbasis van het dorp Zegwaart en bevat vermoedelijk nog bewoningssporen van rond het jaar 1200. Een deel van dit archeologisch waardevol gebied ligt binnen het bestemmingsplangebied. Voor dit deel worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bestaande woningen, bedrijven, instellingen, het water en de groenzones zijn overeenkomstig de functie bestemd. Daarnaast is aan deze zone ook de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" toegekend.

De Landscheiding is een 13e-eeuws dijklichaam dat plaatselijk veel ouder kan zijn. Archeologisch materiaal in de opwerpingslagen verschaft informatie over de Zoetermeerse samenleving in Zoetermeer en Zegwaart in die periode. Ook aan deze zone is de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie" toegekend.

Volgens de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is een deel van het plangebied (deel van het bedrijventerrein Lansinghage en delen van het Van Tuyllpark) aangewezen als een gebied met redelijke tot grote trefkans op archeologische sporen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0006.jpg"

Figuur 3.1: Uitsnede van de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Bij de aanleg van het bedrijventerrein Lansinghage en het Van Tuyllpark is echter de bodem reeds verstoord. Op het bedrijventerrein Lansinghage zijn nog twee bedrijfskavels niet ingevuld. Daarnaast is de aanleg van een weg voorzien in het Van Tuyllpark. Gelet op de situatie is het niet aannemelijk dat hierdoor archeologische waarden worden aangetast.

Rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten
Er liggen geen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten binnen het plangebied.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Kenmerkend voor de stedenbouw in het plangebied is de functionaliteit. De inrichting van de wegen en de percelen is gericht op een zo doelmatig mogelijk gebruik van de ruimte. Bij de hoofdwegen is sprake van een scheiding van verschillende vervoersstromen (auto's, langzaam verkeer).

Net als woonwijken zijn de bedrijventerrein van oorsprong 'naar binnen' gekeerd. De achterzijden van de bedrijven zijn in het algemeen gericht op de hoofdontsluitingen van de stad. Door deze opzet is sprake van duidelijke afgebakende gebieden waar in hoge mate sprake is van functiescheiding.

Er is in het plangebied weinig meer te merken van het oorspronkelijk verkavelingspatroon, bij de ontwikkeling van de terreinen is vooral gelet op functionaliteit. De belangrijkste structuurbepalende elementen in het plangebied bestaan uit de routes A12, de Oostweg en de Verlengde Australiëweg. Met de aanleg van de Verlengde Oosterheemlijn (RandstadRail) langs de oostzijde van het plangebied en het toekomstige vervoersknooppunt BleiZo wordt een nieuw structuurelement toegevoegd.

Het plangebied wordt gekenmerkt door een polderstructuur. Vanaf de gebiedsontsluitingswegen zijn de terreinen ingedeeld in veelal rechthoekige gebieden waarbij de inrichting is afgestemd op de functionaliteit.

In de loop der tijd is steeds meer aandacht gekomen voor de representativiteit van bebouwing langs de belangrijke vervoersassen. Een presentatie met attractieve bebouwing draagt bij aan het creëren van aantrekkelijke entreegebieden in Zoetermeer. De bebouwing van het Silverdome en het bedrijf Siemens zijn hier onder meer voorbeelden van.

Opvallende elementen binnen het plangebied zijn de drie windturbines op Lansinghage en de windturbine op het terrein van Siemens.

3.2.2 Leisure

In het Van Tuyllpark komen meerdere leisurevoorzieningen voor zoals Silverdome en Dutch Water Dreams. Daarnaast zijn in dit gebied diverse sport- en recreatievoorzieningen en aanverwante voorzieningen (zoals een scouting) aanwezig.

Het Van Tuyllpark maakt deel uit van de Zoetermeerse 'leisure-as' die globaal van het westen (Buytenpark), via de Amerikaweg, Europaweg en de Australiëweg, in het plangebied uitkomt. Zoetermeer profileert zich als leisurestad en het Van Tuyllpark is een gebied dat in aanmerking komt voor de concrete invulling hiervan. Volgens de Intergemeentelijke Structuurvisie is er ruimte voor de nieuwvestiging van leisureactiviteiten en uitbreiding van bestaande activiteiten.

3.2.3 Wonen

De woonfunctie is in beperkte mate vertegenwoordigd in het plangebied. Verspreid langs de Zegwaartseweg en de Bleiswijkseweg liggen enkele woningen.

3.2.4 Bedrijven en werkgelegenheid

Een groot deel van het plangebied beslaat de bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage en Zoeterhage (deels). Deze terreinen zijn nagenoeg volledig benut door een keur aan bedrijvigheid. Het gaat hier zowel om vrijstaande bedrijfsgebouwen als om bedrijfsverzamelgebouwen.

In beperkte mate komen andere functies voor in de vorm van zelfstandige kantoren, onderwijs en perifere detailhandel.

3.2.5 Voorzieningen

In het plangebied zijn verschillende voorzieningen aanwezig. Het gaat hier onder andere om:

  • Aan de zuidzijde van het plangebied ligt op het bedrijventerrein Lansinghage een baggerspeciedepot. Dit depot is in het bestemmingsplan positief bestemd;
  • Het bedrijf Activisie (gevestigd aan de Zegwaartseweg 27 c) verzorgt activiteitenbegeleiding voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel.

3.2.6 Evenementen

Het parkeerterrein voor Silverdome is in de Evenementennota aangewezen als evenementenlocatie en wordt als zodanig al geruime tijd gebruikt. Het aantal bezoekers dat met de evenementen gepaard gaat, is moeilijk te bepalen. Desondanks is getracht een inschatting te maken aan de hand van de jaarlijks terugkerende evenementen zoals opgenomen in onderstaande tabel.

Evenementen Aantal bezoekers Duur per evenement
Voorjaarskermis 10.000 10 dagen
Najaarskermis 10.000 10 dagen
Kerstcircus 10.000 22 dagen
Circusvoorstelling 1 10.000 7 dagen
Circusvoorstelling 2 10.000 7 dagen
Milanfestival 10.000 3 dagen
5 overige grote evenementen, zoals:
- muziekfestival
- autoshows en -evenementen
10.000 1 dag per evenement
10 kleine evenementen, zoals:
- kofferbaksale
- vlooienmarkten
5.000 1 dag per evenement

Aan de hand van deze lijst is een onderverdeling gemaakt in kleine en grote evenementen. Kleine evenementen trekken niet meer dan 5.000 bezoekers per dag. Grootschalige evenementen kunnen per dag maximaal 10.000 bezoekers trekken.

Op grond hiervan is in de regels van dit bestemmingsplan bepaald dat er op het evenemententerrein jaarlijks maximaal 30 evenementen zijn toegestaan, waarvan:

  • maximaal 15 kleine evenementen per jaar met maximaal 5.000 bezoekers per dag en een maximale duur van 1 dag per evenement (exclusief op- en afbouw van podia en tenten etc).
  • maximaal 13 grote evenementen per jaar met maximaal 10.000 bezoekers per dag en een maximale duur van 10 dagen per evenement (exclusief op- en afbouw van podia en tenten etc).
  • maximaal 2 grote evenementen per jaar met maximaal 10.000 bezoekers per dag en een maximale duur van 25 dagen per evenement (exclusief op- en afbouw van podia en tenten etc).

Hierbij is rekening gehouden met een beperkte groei in het aantal evenementen, aangezien de huidige economische crisis momenteel de oorzaak is van een stagnatie in het aantal evenementen.

Ook is meegewogen dat het evenemententerrein op grote afstand ligt van de dichtstbijzijnde woningen. Het evenemententerrein bij Silverdome is bij uitstek geschikt om veel en grote evenementen te faciliteren.

3.3 Verkeer En Vervoer

Kenmerkend voor het plangebied is dat de voorzieningen en het verkeer strikt zijn gescheiden. Voor het parkeren zijn op verschillende locaties afzonderlijke voorzieningen aangelegd. Bij bedrijven vindt het parkeren hoofdzakelijk op eigen terrein plaats.

3.3.1 Autoverkeer

De belangrijkste doorgaande wegen in het plangebied zijn de A12, Oostweg, (Verlengde) Australiëweg en de Bleiswijkseweg. De overige wegen zijn wegen voor bestemmingsverkeer.

Duurzaam Veilig
In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig gecategoriseerd en vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden onderverdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid.

Wegencategorisering

In het plangebied komen de volgende wegcategorieën voor:

Stroomwegen
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer (de zogenoemde H-structuur). De wegen hebben als functie het snel verwerken van doorgaand verkeer. De wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer van en naar de A12 en de regionale wegen. De snelheid op stroomwegen bedraagt binnen de bebouwde kom overwegend 70 km/uur en de intensiteit kan meer dan 15.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) bedragen. In het plangebied gaat het om de Oostweg en de (Verlengde) Australiëweg. Daarnaast fungeert de A12 als stroomweg op het niveau van het Rijk en kent een dynamisch snelheidsregime dat varieert tussen de 100 en 130 km/uur.

Drukke en stille gebiedsontsluitingswegen
Gebiedsontsluitingswegen zijn in Zoetermeer onderverdeeld in drukke en stille gebiedsontsluitingswegen. Drukke gebiedsontsluitingswegen hebben als functie het verdelen en verzamelen van verkeer. Het langzaam verkeer moet gebruik maken van vrijliggende fiets- en voetpaden. Er is geen parkeergelegenheid op of langs de rijbaan. De maximale snelheid bedraagt 50 km/uur en de intensiteit ligt tussen de 3.500 en 15.000 mvt/etm. In het plangebied zijn de Bleiswijkseweg, de Fokkerstraat, Van der Hagenstraat, Lansinghageweg en de Edisonsstraat gecategoriseerd als drukke gebiedsontsluitingswegen.

Erftoegangswegen
Deze wegen hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven. Het afwikkelen van bestemmingsverkeer staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De erftoegangswegen bevinden zich binnen aaneengesloten verblijfsgebieden.De maximale snelheid in verblijfsgebieden binnen de bebouwde kom bedraagt 30 km/uur. De intensiteit is over het algemeen lager dan 3.500 mvt/etm. Alle overige wegen binnen het plangebied zijn erftoegangswegen.

3.3.2 Fietsverkeer

In Zoetermeer worden verschillende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik.

Hoofdfietsnetwerk en Regionaal fietsnetwerk
Het hoofdfietsnetwerk voor het fietsverkeer zorgt voor een goede bereikbaarheid per fiets binnen Zoetermeer. Het hoofdnetwerk valt binnen het plangebied samen met het regionaal fietsnetwerk. Daarnaast ontsluit het hoofdfietsnetwerk de verschillende wijken van Zoetermeer en verzorgt het de verbindingen met de rest van Zoetermeer. In het plangebied maken de fietsvoorzieningen langs de volgende wegen en routes deel uit van het hoofdfietsnetwerk: Bleiswijkseweg, fietsroute ten noorden van de A12 (Siemenspad), Lansingpad ten oosten van het plangebied, Lansinghageweg/ Edelgasstraat, Edisonstraat, Fokkerstraat en het fietspad langs de Heemlaan over de (Verlengde) Australiëweg dat is aangsloten op de Van der Hagenstraat en het Van Tuyllpark met de wijk Oosterheem verbindt.

Verbindend fietsnetwerk
Het verbindend fietsnetwerk ondersteunt het hoofdfietsnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijken in. Dit verbindend fietsnetwerk draagt ertoe bij dat individuele woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven ook per fiets vlot bereikbaar zijn. In het plangebied gaat het om de fietsvoorzieningen langs de volgende wegen en routes: Edelgasstraat, Brede Akkerpad aan zuidzijde Lansinghage, Spoorpad, Van der Hagenstraat, Siemenspad/ Werner von Siemensstraat en de Franklinstraat.

3.3.3 Openbaar vervoer

RandstadRail
RandstadRail is een netwerk van sneltramverbindingen. Lijn 3 en 4 rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op de lijn naar Rotterdam. Op beide lijnen is sprake van een hoge frequentie in de spitsuren en een lagere frequentie in de daluren. In het plangebied heeft RandstadRail geen halte. Wel zal er ten oosten van het Van Tuyllpark een halte worden gerealiseerd en wordt de RandstadRail doorgetrokken van de halte Javalaan (Oosterheem) naar BleiZo.

Vervoersknooppunt BleiZo
Het nieuw te ontwikkelen vervoersknooppunt BleiZo is een regionale vervoersknoop aan de A12 en de spoorlijn Den Haag-Utrecht. Deze zal een belangrijke rol spelen voor het hele gebied. Met de ontwikkeling van de multimodale vervoersknoop is inmiddels een start gemaakt. De knoop gaat bestaan uit een station van RandstadRail, bushaltes van streek- en snelbuslijnen (waaronder de ZoRo-lijn richting Rotterdam), een P+R voorziening en een fiets/voetverbinding. De wens is dat deze vervoersknoop wordt uitgebreid met een nieuw NS-station.

Busvervoer
In en in de nabijheid van het plangebied rijden diverse buslijnen en bevinden zich meedere bushaltes. Met de komst van de vervoersknonop BleiZo kan ook vanaf dit punt worden overgestapt op aansluitende buslijnen voor de bezoeker aan het plangebied.

3.3.4 Parkeren

In het plangebied doen zich in de huidige situatie geen parkeerproblemen voor. Om deze gunstige situatie te behouden moet het aantal parkeerplaatsen in het openbaar gebied afgestemd zijn op het aantal bedrijven en de parkeervraag. Daarom is het van belang dat de op eigen terrein gerealiseerde parkeervoorzieningen ook als zodanig behouden blijven en indien nodig uitgebreid worden.

3.4 Groen En Natuur

Het Van Tuyllpark is een belangrijk stadspark met sport-, leisure en groenvoorzieningen. De bebouwing is, met uitzondering van de leisurevoorzieningen, extensief waardoor het gebied op vele plekken een groen karakter heeft. De Plas van Poot is een grote waterpartij in het park.

In het overige deel van het plangebied bestaat de groenstructuur voornamelijk uit groenstroken langs de randen van de grotere wegen (Oostweg, Lansinghageweg en aan weerszijden van de A12). Langs het Lansingpad, (ten oosten van het plangebied) ligt eveneens een belangrijke groenzone. Veelal liggen in de zones ook waterpartijen en watergangen.

In en in de directe nabijheid van het plangebied bevinden zich geen EHS- of Natura2000-gebieden.

3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen

In het plangebied bevinden zich enkele nutsvoorzieningen c.q. communicatievoorzieningen die van belang zijn.

Er bevinden zich drie gasleidingen in het plangebied:

  • De leiding langs Lansinghage heeft een diameter van 12,75 inch en een werkdruk van maximaal 40 bar.
  • langs Lansinghage loopt een tweede gasleiding die afbuigt naar het oosten. De leiding heeft een diameter van 18 inch en een werkdruk van 40 bar;
  • De gasleiding op Brinkhage loopt evenwijdig aan de A12 en verder naar het noorden richting het van Tuyllpark heeft een diameter van 8,6 inch en een werkdruk van maximaal 40 bar.

Alle leidingen zijn inclusief de belemmeringenstrook aangegeven op de verbeelding.

Langs de oostzijde van het plangebied bevindt zich een CO2-transportleiding. Deze leiding heeft een diameter van 26 inch. De operationele druk in de leiding bedraagt maximaal 22 bar. De leiding is met de bijbehorende belemmeringenstrook opgenomen op de verbeelding.

Eveneens langs de oostzijde van het plangebied ligt een defensieleiding die wordt gebruikt voor het transport van kerosine. Deze leiding heeft een diameter van 12 inch en een werkdruk van 80 bar.

Langs de zuidzijde en de oostzijde van Lansinghage loopt een hoogspanningsleiding: de Randstad 380 KV-lijn. De zakelijke rechtstrook bevindt zich buiten het plangebied. De indicatieve magneetveldzone ligt deels binnen het plangebied. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden. In dit deel van het bestemmingsplangebied zijn echter geen ontwikkelingen voorzien.

Ten noorden van de A12 op Brinkhage ligt een elektriciteitsdistributiebedrijf van Tennet aan de Werner von Siemensstraat in Zoetermeer (naast Siemens). Het transformatorvermogen van dit verdeelstation bedraagt maximaal 1000 MVA. Hierdoor is het verdeelstation volgens de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" te typeren als een milieucategorie 4.2-bedrijf. Dit verdeelstation heeft een postieve bestemming gekregen in dit bestemmingsplan.

Evenwijdig aan de A12 en de Oostweg ligt een rioolleiding. Deze leiding heeft een diameter van 900 mm. De hartlijn en de onderhoudsstrook van de leiding zijn op de verbeelding weergegeven.

Onder de A12 ligt verder een rivierwatertransportleiding met een diameter van 1600 mm.

In het plangebied ligt op diverse plekken een waterleiding met een diameter van 400 mm of 500 mm van Dunea. Deze leidingen zijn eveneens inclusief onderhoudsstrook opgenomen op de verbeelding.

Ten aanzien van de gas-, kerosine en CO2- leiding wordt in het kader van de externe veiligheid verwezen naar paragraaf 5.7.3.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Nieuwe Ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. Toch voorziet dit bestemmingsplan in enkele ontwikkelingen.

Bedrijfskavels Lansinghage
Op het bedrijventerrein Lansinghage liggen nog twee bedrijfskavels aan de Edelgasstraat braak. Voor deze bedrijfskavels is de regeling uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Een bedrijfsmatige invulling van deze kavels blijft hierdoor mogelijk.

Nieuwe weg in het Van Tuyllpark en parcoduct
In het Van Tuyllpark is een nieuwe weg voorzien die de bestaande wegen in het Van Tullpark moet verbinden met de nieuwe RandstadRailhalte ter hoogte van het Van Tuyllpark. Deze weg bestaat uit 2 rijstroken. Aangezien de weg in het park ligt, is het de bedoeling dat deze weg wordt aangewezen als 30km/h-zone.

Tot slot is voorzien in de aanleg van het parcoduct dat als onderdeel van de langzaamverkeersroute vanuit Oosterheem over de Australiëweg naar het Van Tuyllpark wordt gerealiseerd.

4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied

De verschillende beleidskaders (hoofdstuk 2) en de aspecten die in de ruimtelijk-functionele analyse (hoofdstuk 3) zijn beschreven vormen belangrijke bouwstenen voor onderhavig bestemmingsplan. Vanuit deze bouwstenen zijn de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. Deze worden in onderstaande subparagrafen nader toegelicht.

De geformuleerde uitgangspunten voor het bestemmingsplan kunnen afwijken van de feitelijke situatie. Zoveel mogelijk zijn de afwijkingen opgenomen op de verbeelding (bijvoorbeeld de bebouwingspercentages). Voor het overige is een vangnet opgenomen in de regels: daar waar de bestaande maatvoering groter is dan de algemeen toegestane maatvoering wordt de bestaande maatvoering aangehouden als maximaal toelaatbaar.

4.2.1 Bestaande rechten als uitgangspunt

Bij de actualisatie vormen de bestaande bestemmingsplannen het vertrekpunt. Daarbij is ook gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden en naar de planologische mogelijkheden die op grond van vrijstellingen en vergunningen zijn verleend.

Voor de bedrijventerreinen Lansinghage en Brinkhage geldt dat deze bedrijventerreinen nagenoeg in zijn geheel benut zijn voor bedrijvigheid. Voor de bestaande bedrijven die passen binnen het geldende bestemmingsplan en voor de twee braakliggende bedrijfskavels op Lansinghage is opnieuw aangesloten bij regeling uit het geldende bestemmingsplan.

Bedrijven die ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan binnen het plangebied legaal aanwezig zijn, maar niet passen binnen de geldende bestemming, krijgen een maatbestemming. Op basis daarvan kunnen deze bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of-verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbare milieucategorie.

Er bevindt zich binnen het plangebied één bedrijf dat afwijkt van de geldende bestemming en door middel van een maatbestemming positief bestemd is. Het betreft hier het bedrijf Pharmapack aan de Bleiswijkseweg 51 (categorie 4.2).

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch planologisch kader waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. Voor de bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage is binnen de geldende bestemmingsplannen deels een zonering aangebracht. Vanwege (recente) jurisprudentie en nieuw geldend beleid, dat op deze bestemmingsplannen nog niet van toepassing was, is de milieuzonering binnen het plangebied nader bezien. Uitgangspunt is dat de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk gemaakt wordt, afgestemd op de nu gevestigde bedrijven, de reeds toegestane categorieën en de kenmerken van het gebied.

De ruime mogelijkheden worden dus alleen beperkt als de bestaande situatie en de bestaande regelgeving/wettelijke bepalingen daar aanleiding toe geven. Denk aan bestaande woningen in en nabij het plangebied op basis waarvan de toegestane milieucategorieën omlaag zijn gebracht. In dit verband wordt ook verwezen naar paragraaf 5.6.3 over bedrijven en milieuzonering. Verder geldt dat binnen de gehanteerde milieuzonering uitgegaan is van het huidige legale gebruik.

4.2.2 Bebouwingspercentages

Intensiveren van bebouwingspercentages is een middel om bestaande bedrijven meer bouwvolume op de huidige kavel te bieden. Op de bedrijventerreinen verschillen de bebouwingspercentages op grond van de geldende bestemmingsplannen. Met het oog daarop is voor alle percelen met een bedrijfsbestemming binnen het plangebied een maximaal bebouwingspercentage op het bouwvlak gezet.

Daar waar de bestaande maatvoering groter is dan het toegestane bebouwingspercentage wordt de bestaande maatvoering aangehouden als maximaal toelaatbaar (deze is vermeld op de verbeelding).

Via een afwijkingsbevoegdheid is een hoger bebouwingspercentage toegestaan. Aan deze afwijking wordt de voorwaarde gekoppeld, dat een dergelijke vergunning alleen kan worden verleend indien wordt voorzien in voldoende opslagruimte en parkeermogelijkheden op eigen terrein. Doel van deze regeling is dat bij herontwikkeling op het bouwperceel voldoende ruimte komt voor parkeren en (buiten)opslag.

4.2.3 Bouw- en goothoogtes

In de geldende bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen is vaak alleen een bouwhoogte opgenomen. In de geldende bestemmingsplannen voor de bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage zijn bouwhoogtes opgenomen variërend van 10 tot 14 meter, met daaraan gekoppeld de bepaling dat 20% van een perceel een grotere bouwhoogte mag hebben. In het verleden zijn binnen de bedrijventerreinen enkele vergunningen verleend voor het afwijken van de maximale bouwhoogte. In die gevallen wordt de vergunde bouwhoogte mogelijk gemaakt. Aangezien een dergelijke verruiming van de bouwhoogte geen stedenbouwkundige bezwaren kent en het bedrijven tegelijkertijd meer flexibiliteit biedt, is er in voorliggend bestemmingsplan voor gekozen de vigerende bouwhoogtes over te nemen. De 20%-regeling is in verband met de handhaafbaarheid komen te vervallen. De opgenomen hoogtes bieden nog voldoende bouwmogelijkheden.

4.2.4 Ligging bouwgrenzen en opslag van goederen en materialen

In voorliggend bestemmingsplan zijn de bouwgrenzen uit de geldende bestemmingsplannen zo veel mogelijk overgenomen. Daarmee worden de bestaande rechten gerespecteerd. Uitgangspunt binnen dit bestemmingsplan is dat opslag alleen binnen het bouwvlak is toegestaan.

4.2.5 Bedrijfswoningen en woon-werkeenheden

Op de bedrijventerreinen zijn, in lijn met de vigerende bestemmingsplannen, geen bedrijfswoningen gesitueerd. Uitgangspunt in voorliggend bestemmingsplan is dat nieuwe bedrijfswoningen niet mogelijk worden gemaakt. Bedrijfswoningen kunnen namelijk beperkingen opleggen aan de gebruiksmogelijkheden van naastgelegen bedrijfsgronden. Dit vanwege de wettelijke eis om een redelijk woon- en leefklimaat ter plaatse van deze woningen te garanderen. Het niet mogelijk maken van bedrijfswoningen is conform het provinciale beleid. Er is in dit bestemmingsplan ook geen sprake van woon-werkeenheden.

4.2.6 Woningen

De (reguliere) woningen in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. Voor de woningen aan de Zegwaartseweg en de woningen aan de Bleiswijkseweg (Plas van Poot) is een maximale goothoogte en bouwhoogte opgenomen.

4.2.7 Groen en water

Op verschillende plekken binnen het plangebied zijn groene structuurelementen aanwezig, bijvoorbeeld in het Van Tuyllpark, langs de Oostweg, Zegwaartseweg en Australiëweg en langs de oostzijde van bedrijventerrein Lansinghage. Deze groenelementen hebben een afschermende werking tussen de aangrenzende functies en hun omgeving. Daarnaast is er structureel (begeleidend) groen langs de hoofdontsluitingswegen. Binnen het plangebied liggen ook diverse watergangen en waterpartijen.

De groenblauwe structuurelementen met een afschermende werking of een waterhuishoudkundig belang zijn binnen dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd (bestemming Groen of Water). Hiermee wordt de instandhouding ervan gewaarborgd. Overeenkomstig de geldende bestemmingsplannen zijn de meeste kleine groenelementen binnen het plangebied in voorliggend bestemmingsplan opgenomen binnen de bestemming Verkeer. Deze bestemming biedt de mogelijkheid om de gronden, indien noodzakelijk, te herinrichten voor verkeersdoeleinden.

4.2.8 Verkeer en parkeren

Wegenstructuur
De categorisering van de wegen binnen het plangebied blijft vooralsnog onveranderd. Alle infrastructurele projecten in het plangebied die voortvloeien uit de Nota Mobiliteit Zoetermeer zijn inmiddels grotendeels gerealiseerd. Binnenkort wordt de Laan van Mathenesse (gemeente Lansingerland) verbonden met de Lansinghageweg waardoor een parallelle route aan de A12 ten zuiden van deze rijksweg voor gemotoriseerd verkeer wordt gerealiseerd. Hierdoor zullen de verkeersintensiteiten op de Lansinghageweg toenemen. Voor de doortrekking van de Laan van Mathenesse naar de Lansinghageweg is een afzonderlijke RO-procedure doorlopen. Het gedeelte van deze nieuwe weg dat ligt binnen Zoetermeer is in dit bestemmingsplan is opgenomen op de plankaart. Verder zijn er geen grote nieuwe infrastructurele projecten voorzien die gevolgen hebben voor de verkeersstructuur. In de Intergemeentelijke Structuurvisie BleiZo en de stedenbouwkundige schets Van Tuyllpark zijn wel verschillende mogelijkheden genoemd om de wegenstructuur te optimaliseren. Deze voorstellen zijn echter niet verwerkt in onderhavig bestemmingsplan, omdat de concrete uitvoerbaarheid daarvan nog niet is geborgd.

Verder is in het Van Tuyllpark een nieuwe weg voorzien die de bestaande wegenstructuur in het park verbindt met de nieuwe halte van de RandstadRail ter hoogte van het Van Tuyllpark. Deze weg vormt een verlenging van de Van der Hagenstraat in oostelijke richting en is op de plankaart aangeduid met de aanduiding 'specifieke vorm van sport-verkeer- en verblijfsgebied 1'.

Parkeren
Uitgangspunt is dat het parkeren voor werknemers en bezoekers van de gevestigde bedrijvigheid en voorzieningen zo veel mogelijk op het eigen terrein plaatsvindt. Basis voor het parkeerbeleid vormen de Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012) en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels (2012) welke door de gemeenteraad op 21 mei 2012 zijn vastgesteld. De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers. In de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk op de ontwikkelkavel moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

Op grond van de APV is het (op vastgestelde dagen en uren) verboden vrachtwagens en andere grote voertuigen op andere dan de door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer aangewezen wegen of parkeerterreinen te parkeren. De twee belangrijkste motieven voor dit verbod zijn handhaving van de beeldkwaliteit van het openbaar gebied en het voorkomen van belemmering van den de doorstroming door geparkeerde voertuigen. In het plangebied bevinden zich geen terreinen voor vrachtwagenparkeren.

De delen van het openbaar gebied, die in gebruik zijn voor verkeer of parkeren hebben een verkeersbestemming gekregen.

4.2.9 Toegestane vormen van bedrijvigheid

Voor onderhavig bestemmingsplan gelden de volgende uitgangspunten:

Algemeen

  • De bedrijventerreinen in het plangebied blijven in hoofdzaak als bedrijventerreinen behouden. Dit betekent dat in beginsel alleen bedrijfsfuncties (reguliere en hoogwaardige bedrijven) worden toegelaten. Functies die bestaande bedrijven onevenredig zouden benadelen, zoals nieuwe bedrijfswoningen of zelfstandige kantoren, zijn op de bedrijventerreinen niet toegestaan.


Detailhandel
Volumineuze detailhandel en brand- en explosiegevaarlijke detailhandel, die niet inpasbaar zijn in de centrumgebieden:

  • Middels een afwijkingsbevoegdheid is het mogelijk explosiegevaarlijke detailhandel te vestigen. Het bestaande detailhandelsbedrijf in brand en explosiegevaarlijke goederen ( in casu gaat het om de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk) aan de Cobaltstraat 1 heeft een functieaanduiding gekregen;
  • In dit bestemmingsplan worden de bestaande perifere detailhandelsmogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan voor Lansinghage positief bestemd. Daar waar het provinciale beleid ruimer is dan de bestaande planologische mogelijkheden, wordt door middel van een afwijkingsprocedure nieuwvestiging van (perifere) detailhandel mogelijk gemaakt.

Op basis van het geldende bestemmingsplan Lansinghage-Zuid (goedkeuring GS 19 februari 1991) is het toegestaan dat detailhandelsactiviteiten zich vestigen op Lansinghage die, gezien hun aard, niet thuishoren in winkelgebieden en waarvoor het effect op de distributieve structuur is te verwaarlozen. Het betreft dan met name detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove materialen.

Ook is in het bestemmingsplan Lansinghage-Zuid een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor de vestiging van detailhandel in meubelen, keukens en /of badkamers en bouwmarkten.
Augustus 2012 zijn de volgende detailhandelsvoorzieningen gevestigd op het bedrijventerrein Lansinghage:

Naam Adres Soort detailhandel Oppervlakte (kadastrale perceel)
De Limo B.V. (Suzuki) Argonstraat 10 Garage 2.235 m2
Gamma Argonstraat 11 Bouwmarkt 8.267 m2
Versluis Automobielen (Skoda) Argonstraat 14 Garage 1.072 m2
Megascoot B.V. Argonstraat 146 Scooterwinkel circa 250 m2
onderdeel van bedrijfsverzamelgebouw
LCV Zoetermeer (Nissan) Argonstraat 42 Garage 1.180 m2
Preuninger B.V. (Fiat) Argonstraat 8 Garage 2.470 m2
Trecx B.V. Cobaltstraat 28 Kampeer- en outdoor 320 m
Van der Slik V.O.F. Edelgasstraat 20 Caravans 2.028 m2
Van Wijk motoren B.V. Goudstraat 97 Motoren 2.716 m2
Gert van Wijk Kryptonstraat 74 Garage 430 m2
Megamat B.V. Radonstraat 290 Bouwmarkt 6.484 m2
Totaal 27.452 m2

Het bedrijventerrein Lansinghage heeft een oppervlakte van 614.073 m2 (de bestemming Bedrijventerrein). Op basis van Artikel 4 mag het aandeel van bedrijven in de perifere detailhandel niet meer bedragen dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein. Augustus 2012 is 4,5 % van het bedrijventerrein Lansinghage in gebruik als perifere detailhandelslocatie.

Detailhandel als nevenbranche (niet zijnde productiegebonden detailhandel)
Detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit mag niet meer bedragen dan 5% van het totale vloeroppervlak met een maximum van 100 m2 bvo. Zo wordt gewaarborgd dat detailhandel een nevenactiviteit blijft, ondergeschikt aan de hoofdactiviteit. Een winkel op bedrijventerreinen is in strijd met het gemeentelijk detailhandelsbeleid en wordt niet toegestaan.

Kantoren
Bestaande zelfstandige kantoren in het plangebied worden met een maatbestemming positief bestemd. Op grond van de provinciale verordening mogen bestemmingsplannen voor bedrijventerreinen geen bestemmingen aanwijzen die leiden tot een ruimteverlies voor bedrijvigheid, tenzij in regionaal verband afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop dit ruimteverlies wordt gecompenseerd en over de locaties waar deze compensatie plaatsvindt. Voor het plangebied zijn in regionaal verband geen afspraken zijn gemaakt over compensatie. Dit betekent dat in onderhavig bestemmingsplan geen nieuwe zelfstandige kantoren mogelijk worden gemaakt.

Internetverkoop
Bij internetverkoop wordt primair het medium internet gebruikt voor het aanbieden en verkopen van waren. Ten behoeve van internetverkoop is in dit bestemmingsplan het begrip 'afhaalcentrum' opgenomen. In de regels bij het bestemmingsplan is het begrip 'afhaalcentrum' afzonderlijk gedefinieerd. Een afhaalcentrum onderscheid zich van reguliere detailhandel doordat geen uitstalling ter verkoop in en rondom het afhaalcentrum is toegestaan.

Op de bedrijventerreinen in het plangebied zijn afhaalcentra toegestaan. Om te voorkomen dat deze afhaalcentra verkapte winkels/detailhandel worden en daarmee gaan concurreren met de gevestigde detailhandel is in onderhavig bestemmingsplan binnen of rondom een afhaalcentrum geen uitstalling ten verkoop toegestaan. Tevens geldt dat een afhaalcentrum niet meer dan 20 m2 bvo mag bedragen.

Horeca
De bestaande (zelfstandige) horecavoorzieningen in het plangebied zijn positief bestemd. Verder is binnen het plangebied ondergeschikte horeca mogelijk. Per bedrijf mag daartoe maximaal 5% van het bvo gebruikt worden, tot een maximum van 100 m² bvo.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

Bij nieuwe ontwikkelingen is het vereist onderzoek uit te voeren dan wel inzicht te geven in de verschillende milieuthema's. Voor sommige thema's zijn onderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk zijn alleen de conclusies van deze onderzoeken opgeschreven. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de Bijlagen.

5.1 Mer-beoordelingsplicht

Er zijn twee Europese richtlijnen met betrekking tot het instrument milieueffectrapportage. Ten eerste de m.e.r.-richtlijn (Richtlijn 85/337/EEG, Pb. EG 1985 L 175, pp. 42 e.v., zoals herzien middels Richtlijn 97/11/EEG, Pb. EG 1997 L 73, pp. 5 e.v., Richtlijn 2003/35/EG, Pb. EG 2003 L 156, pp. 17 e.v. en Richtlijn 2009/31/EG, Pb. EG 2009 L 120, p. 5 e.v.) en ten tweede de smb-richtlijn (Richtlijn 2001/42/EG, Pb. EG 2001 L 197, pp. 30 e.v.). Beide richtlijnen zijn geïmplementeerd in de Nederlandse m.e.r.-regelgeving die grotendeels is vervat in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het ter uitvoering daarvan vastgestelde Besluit milieueffectrapportage (het Besluit m.e.r.; tot 1 april 2011 werd deze algemene maatregel van bestuur aangeduid als het Besluit m.e.r. 1994). Ingevolge het Besluit m.e.r. kan de m.e.r.-(beoordelings)plicht voor bepaalde activiteiten verbonden zijn aan de vaststelling van een bestemmingsplan.

Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Daarnaast voorziet dit bestemmingsplan in een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn niet als activiteit genoemd in kolommen C en D van het Besluit-mer. Verder is niet gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat de uitvoering van dit plan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van nader milieuonderzoek noodzakelijk maken. Het opstellen van een m.e.r.-beoordeling of MER is dan ook niet noodzakelijk.

In het plangebied ligt een buisleiding voor de transport van CO2. In dit bestemmingsplan wordt het bestaande gebruik geregeld. Voor deze leiding is door de gemeente Zoetermeer een vrijwillige m.e.r.-beoordeling opgesteld (zie Bijlage 5). De conclusie van de vrijwillige m.e.r.-beoordeling is dat er geen bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk.Op 3 december 2012 heeft de gemeenteraad dan ook besloten geen milieu-effectrapport op te stellen voorafgaande aan de bestemmingsplanprocedure. In paragraaf 5.7.3 over externe veiligheid wordt nader ingegaan op deze leiding.

5.2 Geluidhinder

De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelige terrein.

Verplicht akoestisch onderzoek
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande. Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand heeft de wetgever geluidszones gedefinieerd, een soort aandachtsgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Zonering
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidszones. De geluidszone is het afgebakende gebied waarbinnen normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidszones voor wegverkeer zijn afhankelijk van het aantal rijstroken en zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens landelijk bepaald. Deze zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder.

Voor een zoneringsplichtig industrieterrein wordt de geluidszone voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgesteld. Deze geluidszone wordt vastgesteld door middel van het Zonebesluit en vastgelegd op een zonekaart of door middel van een bestemmingsplan, waarbij de zone wordt vastgelegd op de bestemmingsplankaart. Niet ieder industrieterrein is zoneplichtig. Zoneringsplichtig zijn alleen dié industrieterreinen waarop bepaalde soorten bedrijven die veel lawaai veroorzaken aanwezig zijn of zich kunnen vestigen. Deze categorieën zijn aangewezen in onderdeel D van Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht.

De geluidszonering van vliegvelden is gebaseerd op het werkelijke gebruik van die vliegvelden. De zonering is vastgelegd in zonekaarten per vliegveld. Het Zoetermeers grondgebied, en daarmee tevens het bestemmingsplangebied, ligt niet binnen een geluidszone van een vliegveld.

Normstelling
De normstelling onderscheidt voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. De voorkeursgrenswaarde wordt voor alle (nieuwe) situaties nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde.

Hogere waarde procedure
Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er mogelijke maatregelen zijn te treffen om het geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidsreducerend wegdek), dan in de overdracht (bijv. geluidsschermen) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijv. extra gevelisolatie). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere waarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.

5.2.1 Wegverkeerslawaai

In het Van Tuyllpark is voorzien in de aanleg van een nieuwe weg die de bestaande wegenstructuur in het park moet verbinden met de nieuwe RandstadRailhalte ter hoogte van het park. Deze weg bestaat uit 2 rijstroken en ligt binnen de bebouwde kom van Zoetermeer. De maximale snelheid bedraagt 50 km/h. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder geldt voor deze weg een zone van 200 meter aan weerszijden van de weg. Binnen deze zone liggen geen geluidgevoelige objecten of terreinen. Het dichtstbijzijnde geluidgevoelige object is de woning Bleiswijkseweg 120. Deze ligt op ruim 450 m afstand van de weg. Gelet hierop is een akoestisch onderzoek niet nodig.

5.2.2 Railverkeerslawaai

Het plangebied wordt ter hoogte van de A12 doorsneden door de spoorlijn Den Haag – Utrecht. Daarnaast ligt langs de oostzijde van het plangebied de Verlengde Oosterheemlijn (RandstadRail). In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidgevoelige functies toegestaan. Een akoestisch onderzoek is daarom niet nodig.

5.2.3 Industrielawaai

Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrie- en bedrijventerreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in bijlage I, Onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. Rondom deze industrieterreinen dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Buiten deze zone mag de geluidsbelasting als gevolg van het industrieterrein niet meer dan 50 dB(A) bedragen.

Binnen het plangebied ligt een beperkt deel van een geluidszone behorende bij het buiten het plangebied gelegen bedrijf Nutricia. Binnen deze zone zijn in het bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen voorzien.

Voorheen was op het bedrijventerrein Lansinghage een inrichting gevestigd die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken. Hiervoor was ook een geluidszone voor vastgesteld. Met het vertrek van het bedrijf, is het niet meer nodig een geluidszone op te nemen. Daarom is de geluidszone uit het geldende bestemmingsplan niet meer opgenomen in dit bestemmingsplan.

5.3 Bodemkwaliteit

Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk. Hiertoe dient historisch bodemonderzoek te worden verricht. In dit onderzoek wordt aangegeven welke verontreinigingen op basis van de huidige gegevens bekend zijn en waar mogelijk sprake is van bodemverontreiniging.

5.3.1 Historisch bodemonderzoek

De gemeente Zoetermeer is voornemens het bestemmingsplan voor de locaties Kwadrant, het Van Tuyllpark en de twee bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage te herzien. Hiertoe is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd.

Over het algemeen kunnen op de volgende percelen/ gebieden bodemverontreinigingen voorkomen:

  • ter plaatse van de lintbebouwing aan de Zegwaartseweg kunnen in het verleden plaatselijk potentieel bodembedreigende activiteiten hebben plaatsgevonden zoals bijvoorbeeld het ophogen met huishoudelijk afval rond de woningen, het gebruik van puin voor erfverhardingen en het storten van koolas uit kachels. Dit betekent dat in de grond plaatselijk verhoogde concentraties zware metalen, PAK en asbest kunnen voorkomen;
  • in het hele plangebied zijn mogelijk slootdempingen aanwezig; de meeste slootdempingen in de gemeente Zoetermeer hebben plaatsgevonden met gebiedseigen grond en zijn in principe onverdacht;
  • ter hoogte van de Plas van Poot en op de oudere bedrijfslocaties in Brinkhage moet rekening gehouden worden met de aanwezigheid van kleinschalige verontreinigingen. In het meer zelf is puin, metaal, autobanden en visdraden aangetroffen.

5.3.2 Bodemkwaliteitskaart

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het grootste gedeelte van het plangebied (Lansinghage, Brinkhage) ingedeeld in zone 15 “Kantoren, bedrijven en kassen na 1990”, de bodem is hier over het algemeen schoon (ontgravingsklasse AW2000).

Het gebied langs de Zegwaartseweg is ingedeeld in zone 12 "Lintbebouwing Zuidplas incl. Zoetermeer". Dit betekent dat lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en asbest kunnen worden verwacht (ontgravingsklasse Industrie).

Een deel van het plangebied ligt binnen zone 7 "Uitbreidingen vanaf 1970 hele regio", dit houdt in dat de bodem over het algemeen niet tot plaatselijk licht verontreinigd is (ontgravingsklasse AW2000 of Landbouw/Natuur).

5.3.3 Conclusie

De algemene milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. De verwachting is dat ook na bodemonderzoek zal blijken dat de grond (grotendeels) geschikt zal zijn voor de beoogde bestemming. Gezien de ervaringen uit het verleden wordt aanbevolen pas bodemonderzoek te doen wanneer er meer zekerheid is dat een plan/verkoop doorgaat. Bij grondafvoer dient de projectontwikkelaar rekening te houden met mogelijk verhoogde kosten. Een gesloten grondbalans heeft de voorkeur.

5.4 Luchtkwaliteit

5.4.1 Luchtkwaliteitseisen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekende mate' (NIBM) van belang.

In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van ‘in betekenende mate’ projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Op basis van bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
  • een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
  • een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of
  • een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.

5.4.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

Het bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Op het bedrijventerrein Lansinghage liggen nog twee bedrijfskavels braak die ingevuld kunnen worden met bedrijvigheid. Daarnaast wordt de wegenstructuur in het Van Tuyllpark aangepast door de aanleg van een verbinding tussen de bestaande wegen in het park met de RandstadRailhalte ter hoogte van het Van Tuyllpark (doortrekken van de Van der Hagenstraat in oostelijke richting).

In het kader van dit bestemmingsplan zijn de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit verder onderzocht.

Twee bedrijfskavels bedrijventerrein Lansinghage

Wanneer de twee braakliggende bedrijfskavels op Lansinghage worden ingevuld met bedrijvigheid (maximaal categorie 3.2-bedrijf) bedraagt afgerond 172 motorvoertuigen (waarvan 20,5% vrachtverkeer is). Uit de berekening met behulp van de NIBM-tool blijkt dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit van dit extra verkeer als niet in betekende mate kan worden gekwalificeerd. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0007.jpg"

Doortrekken Van der Hagenstraat naar RandstadRailhalte Van Tuyllpark

Volgens het verkeermodel bedraagt de toekomstige verkeersintensiteit op de nieuwe weg 150 motorvoertuigen per etmaal. Uit de berekening met behulp van de NIBM-tool blijkt dat de bijdrage aan de luchtkwaliteit van dit extra verkeer als niet in betekende mate kan worden gekwalificeerd. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00027-0004_0008.jpg"

5.5 Water

Het plangebied ligt hoofdzakelijk binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De westelijke helft van de waterkering langs de Zegwaartseweg behoort tot het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Watersysteem
Het oppervlaktewater in Zoetermeer heeft als belangrijkste functie de afvoer en berging van water en daarmee het voorkomen van wateroverlast in het stedelijk gebied. Daarnaast zijn andere functies voor het water van Zoetermeer van belang, zoals de ecologische, recreatieve en ruimtelijk- visuele functie. Kenmerkend voor het gehele watersysteem in Zoetermeer is kwel. Kwel is op wijkniveau in het gehele gebied aanwezig en bepaalt sterk de waterkwaliteit op plaatsen waar weinig doorstroming is.

Het plangebied ligt in de Binnenwegse polder. Het water uit de Binnenwegse polder wordt op de Rotte uitgeslagen door het Binnenwegse poldergemaal.

De Plas van Poot is een belangrijke waterpartij voor het watersysteem van Zoetermeer. De waterkwaliteit van deze oude zandwinplaats is goed en dat dient ook zo te blijven. Het systeem heeft een goede opbouw door de afwisseling van singels, vijvers en de plas.

Waterpeil, drooglegging en ontwateringsdiepte
Het plangebied ligt in stedelijk gebied, ten oosten van de kern Zoetermeer. Het plangebied valt binnen 2 peilgebieden (GPG 501 en GPG 502). Hier worden respectievelijk waterpeilen -5,70 meter en -5,95 meter ten opzichte van NAP aangehouden. De drooglegging bij deze waterpeilen is voldoende voor stedelijke functies.

Het grondwaterniveau bevindt zich gemiddeld op -4,00 meter ten opzichte van NAP en lager, waardoor de ontwateringsdiepte (verschil tussen grondwaterstand en maaiveld) ruim voldoende is voor stedelijke functies. Daarnaast bevindt het plangebied zich niet in een "grondwaterbeschermingsgebied", waardoor er geen speciale eisen aan ontgravingen of onttrekkingen van grondwater gelden. Uitzonderingen hierop zijn onttrekkingen binnen een gebied van 100 meter uit de beschermingszone van een waterkering.

Waterveiligheid
Het plangebied heeft een maaiveldhoogte dat varieert van circa -3,00 meter tot -5,00 meter ten opzichte van NAP. Omdat de locatie laag is gelegen achter de waterkering, zal het plangebied bij een dijkdoorbraak overstromen. Echter, de kans hierop is klein, gezien het feit dat de primaire waterkering een faalkans heeft van 1 op 4.000.

Waterkering
Er liggen twee waterkeringen in het gebied die in het beheer zijn van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De eerste is een polderkade aan de oostzijde van het bedrijventerrein Lansinghage welke de grens vormt tussen de Binnenwegse Polder en de Polder Bleiswijk. De tweede is het oostelijke deel van de waterkering ter plaaste van de Zegwaartseweg. Deze waterkering is in gezamenlijk beheer met het Hoogheemraadschap van Rijnland. De beschermingszones van deze waterkeringen hebben de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. De voorgenomen activiteiten langs deze waterkeringen dienen dus rekening te houden met het beoordelingsprofiel voor waterkeringen. Er gelden beperkingen als het gaat om het plaatsen van bouwwerken of het aanpassen van de infrastructuur. Onttrekkingen

Waterkwaliteit en riolering
In de nieuwe bebouwing binnen het plangebied worden geen uitlogende bouwmaterialen toegepast, om diffuse verontreiniging van het water en de waterbodem te voorkomen. Afvalwater dat afkomstig is van de woningen wordt afgevoerd naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI).

De gemeente wil de waterkwaliteit in de gemeente verbeteren. Een slechte waterkwaliteit heeft verschillende oorzaken, te weten;

  • overstorten vanuit het gemengde rioolstelsel;
  • gebrek aan doorstroming van het oppervlaktewater;
  • het inlaten van (te) voedselrijk water in het systeem;
  • bladval.

Met name het overstorten van afvalwater uit het gemengde rioolstelsel is de grootste veroorzaker van de slechte waterkwaliteit. Een primaire oplossing is het afkoppelen van hemelwater van het gemengde rioolstelsel. Op deze manier wordt het rioolstelsel voor afvalwater minder belast waardoor tijdens hevige regenval het systeem minder vaak, of niet meer hoeft over te storten in het oppervlaktewatersysteem.

Voor de nieuwe bebouwing is het van belang om duurzame en niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen om diffuse verontreinigingen van water en bodem te voorkomen. Zink, lood, koper en PAK´s-houdende materialen mogen uitsluitend worden toegepast als deze voorzien zijn van een coating.

Oppervlaktewater
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig (Plas van Poot, waterpartijen in Van Tuyllpark en Lansinghage). Ook lopen enkele hoofdwatergangen door het gebied, waaronder de te verleggen Rijn-Rotteverbinding en de Plastocht. De Plastocht zorgt ervoor dat het overtollige water in het gebied ten zuiden van de A12 wordt afgevoerd naar het gemaal aan de Rotte gelegen ten noorden van de A12. De Plastocht kruist in een duikerconstructie de A12. Dit is dezelfde duiker waarin de CO2-leiding bovengronds ligt. De waterpartijen krijgen de bestemming "Water". Deze aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor water met daarbij behorende taluds en oevers.

Keur
Op het water en waterkeringen is, afhankelijk in welk beheersgebied het water en waterkering ligt, de keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard dan wel van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.

Toename verharding
Op het bedrijventerrein Lansinhage liggen twee bedrijfskavels aan de Edelgasstraat braak. Daarnaast wordt in het Van Tuyllpark voorzien in de aanleg van het parcoduct en een nieuwe weg naar de halte van de RandstadRail ter hoogte van het Van Tuyllpark.

De bedrijfskavels hebben een gezamenlijke oppervlakte van 13.381 m2. Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard is dat 15% van de toename aan verharding gecompenseerd moet worden door de aanleg van extra oppervlaktewater. Dit betekent de aanleg van 2008 m2 aan extra water. Bij de ontwikkeling van de wijk Rokkveen en het bedrijventerrein Lansinghage is echter rekening gehouden met totale benutting van het bedrijventerrein. Aangezien het watersysteem berekend is op een volledige verharding van deze kavels, is in overleg met het Hoogheemraadschap afgesproken dat geen compensatie nodig is.

Ten aanzien van de aanleg van de weg in het Van Tuyllpark naar de RandstadRailhalte ter hoogte van het Van Tuyllpark kan het volgende worden opgemerkt. Voor de compensatie van verhard oppervlak nabij de Verlengde Oosterheemlijn, anders dan de kunstwerken en de halte, heeft de gemeente een overmaat aan compensatie opgenomen bij het verleggen van de Plastocht. Met het Hoogheemraadschap is afgesproken dat deze overcompensatie voldoende is voor de toename van verharding in het Van Tuyllpark door de aanleg van deze weg.

Ten aanzien van het parcoduct kan worden opgemerkt dat voor de aanleg van dit viaduct de bestaande watergang Rijn-Rotteverbinding ter plaatse van het parcoduct verlegd wordt en daardoor langer wordt. Het Hoogheemraadschap heeft ingestemd met de werkzaamheden. Extra watercompensatie die geregeld moet worden in dit bestemmingsplan is niet nodig.

Conclusie
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard en heeft dan ook weinig gevolgen voor de waterhuishouding. Voor de ontwikkelingen die in het plangebied zijn voorzien zal in overleg met het Hoogheemraadschap beoordeeld worden of de aanleg van extra oppervlakte water hiervoor nodig is. Mocht dat het geval zijn dan zal dit meegenomen worden in het ontwerpbestemmingsplan.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

5.6.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

5.6.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering

Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 0
2 30 10
3.1 50 30
3.2 100 50
4.1 200 100
4.2 300 200
5.1 500 300
5.2 700 500
5.3 1.000 700
6 1.500 1.000


Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.

Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering" is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen.

In het plangebied is geen sprake van functiemenging.


Staat van horeca-activiteiten

De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-inrichtingen te voorkomen. Een Staat van horeca-inrichtingen behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.

Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:

  • geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
  • verkeersaantrekkende werking;
  • parkeerdruk.

In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

  • de voor de verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.

Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-inrichtingen, die is opgenomen als bijlage bij de regels:

Categorie 1 "Lichte horeca"
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

Categorie 2 "Middelzware horeca"
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.

Categorie 3 "Zware horeca"
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen onder meer dancings, discotheken en partycentra.

5.6.3 Milieuzonering in het plan

Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan gelden meerdere bestemmingsplannen.

Op het bedrijventerrein Lansinghage gelden de bestemmingsplannen Lansinghage Lus (vastgesteld 28 juni 2004), Bedrijfsterrein Lansinghage (vastgesteld 18 december 1980), Lansinghage Zuid (vastgesteld 24 september 1990) en Lansinghage, eerste partiële herziening (vastgesteld 19 december 1985). In al deze bestemmingsplannen geldt voor de bedrijven de bestemming "Bedrijfsdoeleinden". Binnen deze bestemming zijn bedrijven, parkeervoorzieningen, groen en andere (bijbehorende) voorzieningen toegestaan. Op alle terreinen is een milieuzonering toegepast, waarbij zones zijn ingedeeld naar toegestane milieucategorieën. De maximaal toegestane categorie is categorie 4 waarbij de zogenaamde 'grote lawaaimakers' zijn uitgesloten. Voor het overgrote deel van de bedrijfsterreinen geldt als maximum categorie 3.

Het bedrijventerrein Brinkhage valt voor het grootste deel binnen het uitwerkingsplan Industrieterrein Bleiswijkseweg (vastgesteld 20 oktober 1967). Dit plan geldt voor de zuidzijde van het terrein, gelegen langs de A12. Er is in dit bestemmingsplan geen milieuzonering toegepast. Het overige deel van het terrein valt onder het bestemmingsplan Dorp III, vastgesteld op 29 januari 1979. Ook in dit bestemmingsplan is geen sprake van een toegepaste milieuzonering.

Voor het bedrijventerrein gelegen in het noordwestelijk deel van het plangebied (aan de Darwinstraat) geldt het bestemmingsplan Industrieterrein Zoeterhage, vastgesteld op 22 februari 1971. In dit bestemmingsplan is geen milieuzonering toegepast. De gronden hebben de bestemming "Industrieterrein".

Voor het Van Tuyllpark gelden de bestemmingsplannen Groot Zoetermeer (vastgesteld 20 oktober 1967) en Levenlust (vastgesteld 27 februari 1989). De gronden hebben in deze bestemmingsplan een zeer ruime regeling gekregen waarbij een milieuzonering niet aan de orde is geweest. De gronden hebben de bestemming "Recreatieve doeleinden" en "Volkstuinen". Voor het perceel aan de Van der Hagenstraat 7/9 is op 19 december 1989 een bestemmingsplan vastgesteld. De gronden hebben een gemengde bestemming gekregen. Hieronder vallen horeca en recreatieve doeleinden.

Enkele voorzieningen, zoals het Silverdome en Dutch Waterdreams, zijn gerealiseerd met vrijstellingen.

Gebiedsindeling

Gebieden gelegen binnen het plangebied

In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

In het Van Tuyllpark en directe omgeving is de woonfunctie niet of nauwelijks vertegenwoordigd. Het van Tuyllpark zelf is daarom aangemerkt als een gemengd gebied. Hieronder vallen ook de woningen gelegen aan de Bleiswijkseweg en de Zegwaartseweg aangezien deze aan, dan wel binnen de invloedssfeer van drukke wegen liggen dan wel deel uitmaken van een bebouwingslint met verschillende functies.

Voor de bedrijventerreinen is gebruik gemaakt van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen.

Gebieden gelegen buiten het plangebied

De omgeving van het plangebied bestaat, vooral aan randen, uit bedrijventerreinen dan wel kantoorstrips. Ter hoogte van het Van Tuyllpark en het bedrijventerrein Brinkhage liggen de bedrijventerreinen Rokkehage, Hoornerhage en Zoeterhage. Deze terreinen leveren voor de toepassing van de milieuzonering in het plangebied geen belemmeringen op, ondanks dat er wel gevoelige functies aanwezig zijn op deze terreinen. Het gaat dan om een aantal bedrijfswoningen op Hoornerhage, het woonwagenterrein en de penitentiare inrichting op Rokkehage. Het gebied kan aangemerkt worden als gemengd gebied. De bedrijfswoning aan de Storkstraat 27 is de dichtstbij gelegen gevoelige functie. De bedrijfswoning ligt op ruim 200 meter afstand van de voorzieningen in het Van Tuyllpark. De afstanden tussen de gevoelige functies en de bedrijven en voorzieningen die liggen in het plangebied van dit bestemmingsplan voldoen aan de richtafstanden die gelden voor gemengd gebied.

Ter hoogte van het bedrijventerrein Lansinghage wordt het gebied liggend tussen de Oostweg en de Blauwroodlaan gekenmerkt door kantoren en lichtere vormen van bedrijvigheid. Langs de Blauwroodlaan staan ook woon-werkwoningen. Deze woningen kunnen gerekend worden tot gemengd gebied. Deze woningen liggen op minimaal 135 meter afstand van het bedrijventerrein Lansinghage.Ten westen van deze strook ligt het aaneengesloten woongebied van de wijk Rokkeveen. Hier begint de 'rustige woonwijk'. Dit deel van Rokkeveen ligt op meer dan 200 meter van de bedrijfspercelen.

Aan de zuid- en oostkant van het plangebied bevinden zich ten zuiden van de A12 glastuinbouwgebieden. Bij de glastuinbouwbedrijven horen bedrijfswoningen. Ook deze kunnen gerekend worden tot gemengd gebied. De bedrijfswoningen ten zuiden van Lansinghage liggen op circa 125 meter afstand van het bedrijventerrein Lansinghage. Op het zuidelijke deel van het bedrijventerrein zijn bedrijven tot maximaal milieucategorie 4.1 toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering".
De bedrijfswoningen ten oosten van het bedrijventerrein Lansinghage liggen op meer dan 200 meter afstand. Op het oostelijke deel van Lansinghage zijn bedrijven tot en met maximaal 4.2 toegestaan. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

Ten noorden van de A12 wordt het bedrijventerrein Prisma en Bleizo ontwikkeld. Ter hoogte van het bedrijventerrein Brinkhage staan geen woningen.

Ten aanzien van het Van Tuyllpark ligt de dichtstbijzijnde rustige woonwijk op circa 260 meter (Oosterheem). Deze afstand wordt voldoende groot geacht aangezien op het terrein geen sportvoorzieningen mogelijk worden gemaakt waarvan de hindercontour reikt aan deze afstand. Verder is voor het Van Tuyllpark van belang de woning aan de Prismalaan-West 30. Deze woning staat op het bedrijventerrein Prisma en kan gerekend worden tot gemengd gebied. De woning ligt op ongeveer 140 meter afstand van het Van Tuyllpark. Dit betekent dat in de noordoostelijke hoek van het Van Tuyllpark sportvoorzieningen tot maximaal milieucategorie 4.1 zijn toegestaan. Hierdoor wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure.

Samenvattend

In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:

Rustige woonwijk Binnen het plangebied:
- geen

In de directe omgeving van het plangebied:
- de woonwijken Rokkeveen en Oosterheem
Gemengd gebied Binnen het plangebied:
- de woningen langs de Zegwaartseweg en de Bleiswijkseweg

In de directe omgeving van het plangebied:
- de bedrijfswoning Storkstraat 27 op Hoornerhage;
- de penitentiaire inrichting op Rokkehage;
- woon-werkwoningen langs de Blauwroodlaan in Rokkeveen
- het glastuinbouwgebied met de bedrijfswoningen ten zuiden en oosten van het bedrijventerrein Lansinghage
- woning op bedrijventerrein Prisma


Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied
Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven, is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft. Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor.

Bedrijventerreinen
Voor bedrijventerreinen dient, vooral als hierop geen gevoelige bestemmingen aanwezig zijn, gekeken te worden naar de omgeving hiervan: welke milieuzonering kan worden toegepast zonder dat sprake is van een onaanvaardbare hinder voor de woonomgeving.

Voor het bedrijventerrein is aangegeven welke milieucategorieën bedrijven zich hier kunnen vestigen zonder onaanvaardbare hinder voor de omgeving te veroorzaken. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • op de terreinen bevinden zich geen bedrijfswoningen. Nieuwe bedrijfswoningen worden niet toegestaan aangezien de moderne bedrijfsvoering en beveiliging vereisen in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is. Bovendien leidt de aanwezigheid van bedrijfswoningen tot onnodige beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op het bedrijventerrein: de bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan;
  • bedrijvigheid is toegestaan tot de hoogst mogelijke milieuhygiënisch verantwoorde milieucategorie;
  • bij toetsing is het zeer moeilijk om een bedrijf op één perceel onder meerdere categorieën te laten vallen, daarom krijgt elk perceel één categorie;
  • op de bedrijventerreinen worden maximaal bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 4.2;
  • geluidszoneringsplichtige inrichtingen, Bevi-inrichtingen en vuurwerkinrichtingen worden niet direct toegestaan.


De bedrijven in het plangebied liggend aan de Darwinstraat hebben, vanwege de toekomstige herinrichting van het volkstuinencomplex aan de Edisonstraat met woningen, maximaal milieucategorie 3.2 gekregen. In de huidige situatie bevinden zich hier geen bedrijven die in een hogere milieucategorie vallen. Voor Silverdome is de maximale milieucategorie eveneens bepaald op 3.2. Hiermee worden de huidige activiteiten in Silverdome positief bestemd. Door geen hogere milieucategorie toe te staan worden de toekomstige ontwikkeling op het huidige complex van TV Seghwaert niet belemmerd.

De bedrijventerreinen Brinkhage en Lansinghage hebben voor een strook langs de gehele lengte van de Oostweg en aan de Bleiswijkseweg maximaal milieucategorie 3.2 gekregen. Aan de andere zijde van de Oostweg liggen kantoren/bedrijven en de woon-werkwonigen aan de Blauw-roodlaan. Ten westen hiervan liggen de woningen van de wijk Rokkeveen. Deze woningen liggen op meer dan 100 meter vanaf de perceelgrenzen van de bedrijventerreinen in dit bestemmingsplan. Mede omdat de woningen in Rokkeveen worden afgeschermd door de kantoren/bedrijven langs de Oostweg wordt er van uit gegaan dat een categorie 3.2 geen onaanvaardbare belemmeringen met zich mee brengt.

Meer naar het oosten toe lopen de milieucategorieën op de bedrijventerreinen stapsgewijs op tot maximaal milieucategorie 4.2. Hierbij zijn de richtafstanden aangehouden van de VNG-publicatie.

De woningen aan de Bleiswijkseweg, die zijn aangeduid als gemengd gebied, bevinden zich op voldoende afstand van de bedrijven aan de andere zijde van de straat om op dit deel van het terrein tot maximaal categorie 3.2 toe te staan. De voorgevel van de woning op nummer 120 ligt op 46 meter van de perceelsgrens van het dichtstbijstaande bedrijf. Deze kleine overschrijding (de aan te houden afstand is immers 50 meter, wordt in deze situatie verantwoord geacht aangezien het een bestaande situatie betreft. Deze afstand wordt voldoende groot geacht voor het toepassen van categorie 3.2. De woning aan nummer 118a ligt op circa 70 meter en ligt dus op een voldoende afstand.

Op de bedrijventerreinen ligt één bedrijf dat te dicht bij een gevoelige bestemming ligt op basis van de milieuzonering. Dit betreft het verpakkingsmiddelenbedrijf aan de Bleiswijkseweg 51 (categorie 4.2 (richtafstand 200 meter ten opzichte van gemengd gebied) terwijl de dichtstbijstaande woning op circa 105 meter ligt). Daarom heeft dit bedrijf een specifieke functieaanduiding gekregen. Dit houdt in dat het bedrijf zijn huidige activiteiten voort kan zetten. Mocht het bedrijf vertrekken, dan kan zich hier alleen eenzelfde type bedrijf vestigen of een bedrijf dat valt in een lagere milieucategorie.

Voorzieningen Van Tuyllpark
Naast de bedrijventerreinen zijn de voorzieningen in het Van Tuyllpark voor de milieuzonering relevant. Aangezien de dichtstbijstaande woningen zich op ruim voldoende afstand van het Van Tuyllpark bevinden, is hier geen sprake van bijzonderheden in het kader van de milieuzonering. Bovendien is rondom de woningen sprake van extensieve vormen van recreatieve voorzieningen (wandel en fietspaden). Vanwege de ruime afstand tot gevoelige bestemming, de functie van het gebied en het extensieve karakter van de bebouwing, zijn hier sportvoorzieningen tot maximaal categorie 4.2 toegestaan. Uitzondering hierop vormt het perceel van Silverdome. Hier zijn sportvoorzieningen en voorzieningen voor cultuur en ontspanning tot maximaal milieucategorie 3.2 toegestaan. De huidige activiteiten van Silverdome worden hiermee positief bestemd. Er is niet gekozen voor een hogere milieucategorie, omdat dit mogelijk de toekomstige woningbouwontwikkeling op het huidige terrein van TV Seghwaert zal belemmeren.

Overige regels m.b.t. milieuzonering

Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien bedrijven uit maximaal categorie 3.2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor bedrijven uit maximaal categorie 4.2.

Horeca
In verschillende bestemmingen is de aanwezige horeca positief bestemd. Het gaat hier met name om horeca die samen met andere functies in één pand gevestigd is. Voor deze voorzieningen is maximaal horecacategorie 3 toegestaan. De horecavoorzieningen in dit bestemmingsplan liggen niet nabij gevoelige functies, er is dus geen sprake van aandachtspunten.

Voor de horeca is een aparte Staat van horeca-inrichtingen bij de regels gevoegd.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen.

5.7.1 Inrichtingen

Inrichtingen in en in de omgeving van het plangebied kunnen knelpunten met betrekking tot de externe veiligheid veroorzaken, zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico. De bedrijven die relevant zijn, dienen te voldoen aan de eisen die staan vermeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi).

Inrichtingen die vallen onder het Bevi
In het plangebied liggen geen Bevi-inrichtingen. Wel ligt in de directe nabijheid van het plangebied één bedrijf dat valt onder het Bevi. Dit is het LPG-tankstation aan de Oostweg 99. De PR-contour en het invloedsgebied van het tankstation liggen deels binnen het plangebied. Voor LPG-tankstations zijn in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze afstanden zijn afhankelijk van de jaarlijkse doorzet LPG. Genoemde afstanden zijn in onderstaande tabel opgenomen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter.

Doorzet per jaar 10-6 contour 10-5 contour afstand vanaf afleverzuil
vanaf 1000 m3 en meer 110 m 25 m 15 m
tot 1000 m3 45 m 25 m 15 m

Tabel 5.3: PR afstanden LPG uit Regeling externe veiligheid inrichtingen

De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour is, voor zover deze ligt binnen het plangebied, opgenomen op de plankaart. Binnen deze 10-6 contour zijn geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd.

Behalve het Plaatsgebonden Risico is het Groepsrisico (GR) relevant. Voor het bepalen van het Groepsrisico is het invloedsgebied van belang. Het invloedsgebied is het gebied dat binnen 150 meter ligt van het vulpunt van het tankstation of het ondergrondse LPG-reservoir. Er is nader onderzoek gedaan naar het groepsrisico. Er is een berekening uitgevoerd met de LPG-rekentool (zie Bijlage 1 van deze plantoelichting). Blijkens deze berekening is het groepsrisico 0,039 van de oriëntatiewaarde. Dit betekent dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is. Binnen het invloedsgebied van het bedrijf vinden in het kader van externe veiligheid geen relevante nieuwe ontwikkelingen plaats en daarmee dus geen verhoging van het groepsrisico. Gelet op het voorgaande is er geen sprake van een belemmering voor dit bestemmingsplan.

In het plangebied is het bedrijf Insituform (Chroomstraat 91) gevestigd. Op grond van de aanvraag bij de huidige milieuvergunning zou het bedrijf onder het Bevi vallen. De feitelijke situatie ter plaatse is dat het bedrijf niet valt onder het Bevi. Op dit moment heeft Insituform een aanvraag ingediend voor een revisievergunning. Op basis van deze aanvraag valt het bedrijf niet onder het Bevi. Gelet op de feitelijke situatie en de aangevraagde vergunning is besloten in dit bestemmingsplan ter plaatse van het bedrijf geen Bevi-inrichtingen toe te staan.

Windturbines
Binnen het plangebied bevinden zich vier windturbines, drie windturbines met een masthoogte van 80 meter (ten zuiden van de A12) en één windturbine met een masthoogte van 120 meter (ten noorden van de A12). Windturbines zijn geen bevi-inrichtingen maar vallen sinds 1 januari 2011 onder het Activitieitenbesluit. Op grond van het Activiteitenbesluit mag het plaatsgebonden risico als gevolg van een windturbine voor kwetsbare objecten niet hoger zijn dan 10-6/jaar en voor beperkt kwetsbare objecten niet hoger dan 10-5/jaar. Bij het bepalen van de contouren van het plaatsgebonden risico kan gebruik worden gemaakt van het Handboek Risicozonering Windturbines uit 2005 (Senternovem). De omvang van de PR 10-6-contour en PR 10-5-contour is volgens dit Handboek afhankelijk van het vermogen van de windturbine. De windturbines op Lansinghage hebben elk een maximaal vermogen van 3 MW en de windtubine van Siemens heeft een maximaal vermogen van 1,5 MW. Voor windturbines met een vermogen van 3MW bedragen de PR 10-6-contour en PR10-5-contour volgens het Handboek respectievelijk 162 en 48 meter. Voor windturbines met een vermogen van 1,5 MW bedragen de PR 10-6-contour en PR 10-5-contour volgens het Handboek respectievelijk 131 en 34 meter.

Op de verbeelding zijn de PR 10-6-contour voor kwetsbare objecten en de PR 10-5-contour voor beperkt kwetsbare objecten opgenomen door middel van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine 2' en veiligheidszone - windturbine 1'. Binnen de PR 10-6-contour zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan. Binnen de PR 10-5-contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

5.7.2 Transport gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water

Transport per weg
Het plangebied ligt in het invloedsgebied van 200 meter van de A12 en de N470. De N209 ligt op meer dan 200 meter van het plangebied. Op deze afstand zijn er geen risico's voor het plangebied te verwachten. Deze weg wordt dan ook verder buiten beschouwing gelaten.

Vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A12 is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing op dit bestemmingsplan. De rijksweg doorkruist het plangebied. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. Naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan Rokkeveen is een kwantitatieve risicoanalyse gemaakt voor de transportroute gevaarlijke stoffen A12 (zie Bijlage 2 van deze plantoelichting). Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie op 0,22 maal de oriënterende waarde ligt. Het groepsrisico zal in de toekomstige situatie toenemen met 0,45 tot 0,67 ten opzichte van de oriënterende waarde. De toename van het groepsrisico in de toekomst wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de toename van LPG-transporten op de A12. Voor deze toename geldt dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. Aangezien het bestemmingsplan niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen binnen het invloedsgebied van de rijksweg A12, zal het groepsrisico niet verder toenemen. Uit de circulaire blijkt dat de rijksweg A12 een veiligheidszone (plaatsgebonden risicocontour met een kans van 10-6 per jaar) heeft die op het hart van de openbare weg ligt ( 0 meter). Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare danwel beperkt kwetsbare objecten. Daarmee levert de rijksweg geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet plaatsvinden. Gelet op de aanwezigheid van het LPG-tankstation aan de Oostweg en de bedrijven op Lansinghage en op de bedrijventerrein Brinkhage, Rokkehage, Hoornerhage en Zoeterhage is een risicoberekening gemaakt van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Oostweg. De risicoberekeniingen voor het gedeelte van de Oostweg ten noorden van de A12 zijn opgenomen in het rapport "Oostweg - Avandis - Zoetermeer" van februari 2012 (zie Bijlage3 van deze toelichting). Uit de berekening blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het groepsrisico van dit deel van de Oostweg is ruim onder de oriëntatiewaarde.

De resultaten van deze risicoberekeningen voor het gedeelte van de Oostweg ten zuiden van de A12 zijn opgenomen in het raport "Oostweg-Zuid - Zoetermeer" van maart 2012 (zie Bijlage4 van de toelichting). Uit de berekening blijkt dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het groepsrisico van de Oostweg is ruim onder de oriëntatiewaarde.

Uit het voorgaande volgt dat het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 en de Oostweg geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.

Transport per spoor
In de buurt van het plangebied zijn twee spoorwegen aanwezig, te weten de spoorlijn Den Haag - Gouda en de Hoge Snelheidslijn. Over beide spoorlijnen worden geen gevaarlijke stoffen vervoerd, waardoor het transport van gevaarlijke stoffen per spoor buiten beschouwing kan blijven.

Transport over water
Er zijn geen vaarwegen in of in de buurt van het bestemmingsplan. Hierdoor is het transport van gevaarlijke stoffen over het water niet relevant.

5.7.3 Buisleidingen

Voor het aspect externe veiligheid zijn een aantal buisleidingen die liggen in het plangebied relevant. Het gaat om drie aardgastranportleidingen, één buisleiding voor de tranport van CO2 en één buisleiding voor de transport van kerosine. In onderstaande tabel zijn de gegevens van deze buisleidingen opgenomen:

De PR-contour van de drie hogedruk aardgastransportleidingen bedraagt 0 meter. Het invloedsgebied van de leidingen is respectievelijk 95 meter (leiding met het deel 006 t/m 008), 140 meter (leiding met het deel 001 t/m 004) en 200 meter (leiding met het deel 025 t/m 029). Binnen het invloedsgebied van deze leidingen zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

Daarnaast is er in het bestemmingsplan een buisleiding voor de transport van CO2 aanwezig. Voor deze leiding is door de gemeente Zoetermeer een vrijwillige m.e.r.-beoordeling opgesteld. De conclusie van de concept vrijwillige m.e.r.-beoordeling is dat er geen bijzondere nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk (zie Bijlage 5).

De leiding ligt ter plaatse van de kruising met de A12 bovengronds. Voor het overige deel ligt de leiding ondergronds. Voor het ondergrondse deel van de leiding geldt een PR-contour van 0 meter. Ook het invloedsgebied bedraagt maximaal 5 meter. Hiermee blijven de effecten van het ondergrondse deel van de CO2-leiding binnen de belemmeringenstrook van vijf meter. Voor het bovengrondse deel van de leiding is de PR-contour 15 meter. Hiervoor is een veiligheidszone opgenomen op de plankaart. Het invloedsgebied bedraagt volgens het RIVM 450 meter. Als reactie op de m.e.r.-beoordeling heeft OCAP ook een berekening aangeleverd voor het bovengrondse deel van de leiding. Volgens deze berekening bedraagt het invloedsgebied 675 meter. In een brief van 16 januari 2013 geeft het RIVM een reactie op deze berekening dat de verschillen tussen de berekeningen van het RIVM en OCAP verklaarbaar zijn. Het RIVM ziet echter, zonder een waardeoordeel te geven over de bereking van OCAP, geen aanleiding zijn eigen berekening te herzien (zie Bijlage 6). Binnen het invloedsgebied van de leiding zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien in dit bestemmingsplan.

Als laatste is er in het bestemmingsplan een buisleiding aanwezig waar kerosine (K2-vloeistof) door wordt getransporteerd. Het RIVM heeft voor het transport van brandbare vloeistoffen in 2006 een rapport openbaar gemaakt met het kenmerk 620120001/2006 'Risicoanalyse voor buisleidingen met brandbare vloeistoffen.' Hierin is geconcludeerd dat het PR10-6 contour voor alle druk/diameter combinaties van K2- en K3 stoffen op minder dan vijf meter van de leiding liggen. Het groepsrisico is bij K2- en K3-leidingen beperkt. Zo zal bij een dichtheid tot 100 personen per hectare 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor transport niet worden gehaald.

5.7.4 Vuurwerkopslag

De opslag van vuurwerk valt niet onder het toepassingsgebied van het Bevi, maar van het Vuurwerkbesluit. Binnen het plangebied bevindt zich één bedrijf (aan de Cobaltstraat 1) met opslag van consumentenvuurwerk. Op grond van een in 2009 verleende milieuvergunning mag het bedrijf maximaal tot 10.000 kg opslaan. Als gevolg van de wijziging van het Vuurwerkbesluit in 2012 is voor de opslag tot 10.000 kg vuurwerk geen milieuvergunning meer nodig. Het bedrijf valt nu onder meldingsplicht van het Vuuwerkbesluit.

Op grond van het Vuurwerkbesluit gelden voor de opslag van vuurwerk en munitie veiligheidsafstanden. Bepalend hierbij is niet het risico (kans x effect), maar uitsluitend het effect. Voor de opslagplaats aan de Cobaltstraat 1 geldt een veiligheidsafstand van 8 meter. Binnen deze afstand zijn geen gevoelige functies gelegen.

5.7.5 Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Flora- en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit brengt met zich mee dat, als er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).

5.8.2 Onderzoek

In het kader van het ontwerpbestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar flora en fauna voor de ontwikkelingen ten aanzien van de braakliggende bedrijfskavels en de aanleg van de weg in het Van Tuyll park. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de notitie "Quick scan ontwikkelocaties Kwadrant/Van Tuyll sportpark/Brinkhage/Lansinghage" van 12 februari 2013 is opgenomen in Bijlage 7 van de plantoelichting.

De conclusies en aanbevelingen van het onderzoek zijn:

Algemeen
Er worden in geen geval strikt beschermde natuurwaarden aangetast wanneer men activiteiten uitvoert in de bekeken gebieden; derhalve is geen aanvraag van een ontheffing ex artikel 75 van de Flora- en faunawet nodig. Wel is er wel een aantal belangrijke zaken om rekening mee te houden. Deze worden hieronder per gebied besproken. In het algemeen wordt aanbevolen om de Gedragscode van de gemeente Zoetermeer in het kader van de Flora- en faunawet aan te houden.

Van Tuyllpark
De bekeken strook in het Van Tuyllpark herbergt geen vanuit het oogpunt van wetgeving waardevolle functionaliteiten voor natuur. Wel heeft men de zorgplicht ten aanzien van de overige ‘gewone’ natuurwaarden. Aandachtspunt is het gebruik van bomen en bosbeplanting als broedplaats door vogels. Men dient rekening te houden met vestiging van vogels als Zwarte kraai, Houtduif, Grote bonte specht, Merel en Winterkoning, plus nog circa een tiental andere soorten waarvan nesten of exemplaren zijn waargenomen. De eerste nestbouw en eileg is te verwachten vanaf de eerste week van maart, afhankelijk van de weersomstandigheden. Wil men de bosstrook rooien of indivuele bomen kappen dan is het belangrijk om dat voor die periode gereed te hebben. Anders moet men wachten tot het moment dat er geen broedende vogels meer aanwezig zijn. Wanneer men tussen 1 maart en 1 oktober werkzaamheden wil uitvoeren dan is het zeer belangrijk om kort tevoren te inspecteren of en waar zich broedende vogels in het terrein ophouden. Pas wanneer is geconstateerd dat deze kunnen worden ontzien mogen werkzaamheden doorgang vinden.

Lansinghage noordelijke & zuidelijke perceel
De kans op vestiging van broedende vogels in de periode maart-juli is klein en hypothetisch maar niet helemaal uitgesloten. Zeker wanneer de vegetatie hoger wordt is vestiging van soorten als Winterkoning denkbaar. Voordat men start met bepaalde werkzaamheden in deze periode (vergraven, maaien, heien, etc) is het vanuit het oogpunt van de zorgplicht verstandig om het terrein nogmaals te inspecteren. Buiten deze periode is dit niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Inleidende Regels

6.1.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.

6.1.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt weergegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, dakhelling, goothoogte, hoogte van een windturbine, inhoud, oppervlakte, en van een bouwwerk moeten worden gemeten.

6.2 Bestemmingsregels

6.2.1 Flexibiliteitsregels

In het bestemmingsplan is in sommige gevallen een bevoegdheid opgenomen zodat burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de regels. De afwijkingsmogelijkheid is bedoeld om in concrete situaties een beperkte afwijking van de regels toe te staan. Hierdoor mag geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaan.

Voordat de vergunning voor het afwijken wordt verleend, wordt een nadere planologische afweging gemaakt. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

Straat- en bebouwingsbeeld
Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.

Sociale veiligheid
Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.

Verkeersveiligheid
Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.

Aantal parkeervoorzieningen
Het bouwen van een parkeervoorziening op eigen erf kan tot gevolg hebben dat hierdoor (vanwege de noodzakelijke op-/inrit) openbare parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Zeker in gebieden waar nu reeds een grote parkeerdruk aanwezig is, moet dit worden voorkomen. Anderzijds kan een bouwinitiatief door zijn situering op het erf tot gevolg hebben dat de parkeervoorziening op eigen erf niet meer bereikbaar is. Ook dat moet worden voorkomen.

Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.

6.2.2 Bedrijf

Binnen deze bestemming zijn het baggerdepot, de windmolens en de meeste nutsvoorzieningen opgenomen.

6.2.3 Bedrijventerrein

Staat van bedrijfsactiviteiten/milieuzonering

In de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedrijven toegestaan die zijn vermeld in bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten, die deel uitmaakt van de regels. Met aanduidingen op de verbeelding is bepaald welke categorie bedrijven waar is toegestaan (maximaal categorie 4.2).

Bestaande bedrijven die als zodanig in een hogere categorie vallen dan ter plaatse blijkens de categorie-aanduiding is toegestaan, zijn bestemd via een specifieke aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ...'. In het plangebied betreft het één bedrijf, de Bleiswijkseweg 51. Voor dit bedrijf is in het verleden een binnenplanse ontheffing verleend voor het toestaan van een hogere milieucategorie. In dit bestemmingsplan is deze ontheffing verwerkt.

Perifere detailhandel

Binnen de bestemming komen ook andere functies voor dan bedrijven. Het betreft hier met name zelfstandige kantoren en dienstverlening.

Deze aanduidingen zijn voor zover het legale situaties betreft overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen/ verleende vrijstellingen. Het bestemmingsplan Lansinghage-Zuid maakt voor Lansinghage-Zuid in bedrijfsverzamelgebouwen zakelijke dienstverlening mogelijk tot een oppervlakte van 200 m2. Daarnaast zijn kantoren en detailhandelsbedrijven (perifere detailhandel) aangeduid die zich in de loop der tijd gevestigd hebben elders op de bedrijventerreinen.

Op basis van het geldende bestemmingsplan Lansinghage-Zuid (goedkeuring GS 19 februari 1991) is het toegestaan dat detailhandelsactiviteiten zich vestigen op Lansinghage die, gezien hun aard, niet thuishoren in winkelgebieden en waarvoor het effect op de distributieve structuur is te verwaarlozen. Het betreft dan met name detailhandel in auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove materialen.

Ook is in het bestemmingsplan Lansinghage-Zuid een vrijstellingsmogelijkheid opgenomen voor de vestiging van detailhandel in meubelen, keukens en /of badkamers en bouwmarkten.
Medio augustus 2012 zijn de volgende detailhandelsvoorzieningen gevestigd op het bedrijventerrein Lansinghage:

Naam Adres Soort detailhandel Oppervlakte (kadastrale perceel)
De Limo B.V. (Suzuki) Argonstraat 10 Garage 2.235 m2
Gamma Argonstraat 11 Bouwmarkt 8.267 m2
Versluis Automobielen (Skoda) Argonstraat 14 Garage 1.072 m2
Megascoot B.V. Argonstraat 146 Scooterwinkel circa 250 m2
onderdeel van bedrijfsverzamelgebouw
LCV Zoetermeer (Nissan) Argonstraat 42 Garage 1.180 m2
Preuninger B.V. (Fiat) Argonstraat 8 Garage 2.470 m2
Trecx B.V. Cobaltstraat 28 Kampeer- en outdoor 320 m
Van der Slik V.O.F. Edelgasstraat 20 Caravans 2.028 m2
Van Wijk motoren B.V. Goudstraat 97 Motoren 2.716 m2
Gert van Wijk Kryptonstraat 74 Garage 430 m2
Megamat B.V. Radonstraat 290 Bouwmarkt 6.484 m2
27.452 m2

Het bedrijventerrein Lansinghage heeft een oppervlakte van 614.073 m2 (de bestemming Bedrijventerrein). Op basis van Artikel 4 mag het aandeel van bedrijven in de perifere detailhandel niet meer bedragen dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein. Augustus 2012 is 4,5 % van het bedrijventerrein Lansinghage in gebruik als perifere detailhandelslocatie.

Overige specifieke aanduidingen

Andere bestaande functies die niet direct passen binnen de bestemming 'Bedrijventerrein', zoals horeca, onderwijsvoorzieningen, verenigingsgebouwen en maatschappelijke voorzieningen, zijn eveneens aangeduid.

De aanduidingen houden in dat alleen op die plaats een afwijkende functie dan 'bedrijventerrein' mogelijk is.

"Mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen" Wet geluidhinder

De vestiging van "mogelijk zwaar geluidhinderlijke inrichtingen", in de zin van de Wet geluidhinder, is in dit gebied niet toegestaan. Dergelijke bedrijven zouden een te groot beslag leggen op de milieuruimte in het gebied en daarmee op de vestigingsmogelijkheden van andere bedrijven. Via een afwijkingsprocedure is de vestiging van dergelijke bedrijven wel mogelijk gemaakt.

Bevi's

In dit bestemmingsplan worden geen bevi-inrichtingen bij recht toegelaten. Wel is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om bevi-inrichtingen toe te laten. Hiervoor moet een wijzigingsprocedure worden doorlopen.

Wegen en andere bijbehorende voorzieningen

Op de gronden binnen deze bestemming zijn naast bedrijfsvestigingen ook wegen met bijbehorende voorzieningen toegestaan, ter ontsluiting van de betreffende bedrijven. Tevens zijn fiets- en voetpaden, water, groen, parkeervoorzieningen, nutsgebouwtjes e.d. toegestaan.

Bouwregels

Aan het bouwen van gebouwen op bedrijventerreinen zijn alleen eisen aan de situering, oppervlakte en andere maatvoering gesteld, die nodig zijn om een ruimtelijk en planologisch verantwoorde invulling van het gebied te verkrijgen.

In dat kader moeten gebouwen binnen bouwvlakken worden gebouwd, op een bepaalde afstand tot wegen en tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen.

De hoogtemaat van de gebouwen is in overeenstemming gebracht met de vigerende planologische regeling. Daar waar afwijkingen bestaan, zijn aparte aanduidingen op de plankaart opgenomen.

Afwijken van bouwregels

Het bestemmingsplan bevat afwijkingsmogelijkheden betreffende het bouwen van ondergeschikte gebouwen buiten het bouwvlak, de minimumafstanden tot perceelsgrenzen en de toegestane bouwhoogten.

Afwijken van de gebruiksregels

Als zich een bedrijf voor vestiging aandient dat in de Staat van Bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie valt dan ter plaatse is toegestaan, bijvoorbeeld in categorie 3.2, waar categorie 3.1 is toegestaan, dan kan dat bedrijf mogelijk toch worden ingepast. Via een afwijkingsbevoegdheid kan dat bedrijf worden toegestaan, mits het, gezien de gevolgen daarvan voor de omgeving, redelijkerwijs qua hinder en uitstraling kan worden gelijkgesteld met bedrijven die op de betreffende plaats bij recht zijn toegestaan. In de omgevingsvergunning kan worden bezien of eventuele maatregelen mogelijk en toereikend zijn. Deze afwijkingsprocedure zal in de praktijk gelijk oplopen met de toetsingsprocedure van de beoogde bedrijfsactiviteiten in het kader van de Wet milieubeheer.

Op het bedrijventerrein bevindt zich aan de Cobaltstraat 1 een detailhandelsbedrijf in brand en explosiegevaarlijke goederen (tevens opslag). Deze functie heeft een specifieke aanduiding gekregen op de verbeelding.

6.2.4 Gemengd - 1

Silverdome heeft de bestemming Gemengd - 1 gekregen. De belangrijkste functies die worden toegestaan zijn sport, horeca en een evenementenhal.

Op gronden met deze bestemming moeten de gebouwen binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

6.2.5 Gemengd - 2

Dutch Water Dreams heeft de bestemming Gemengd - 2 gekregen. Ook hier zijn de belangrijkste toegelaten functies sport en horeca.

6.2.6 Groen

De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, sport- en speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Daarnaast is beweiding door middel van dieren mogelijk binnen de bestemming.

6.2.7 Horeca

Deze bestemming ligt op de 'blokhut' op het eiland in het Van Tuyllpark en op de locatie Van der Hagenstraat 7/9.

6.2.8 Maatschappelijk

Deze bestemming is opgenomen voor de scouting in het Van Tuyllpark en Activisie aan de Zegwaartseweg.

6.2.9 Recreatie

De wijktuinen aan de Zegwaartseweg hebben de bestemming Recreatie gekregen.

6.2.10 Sport

De sportcomplexen (hockeyvelden, tennisbanen, atletiek, honkbal en zwembad) in het Van Tuyllpark hebben in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan een ruime bestemmingsregeling gekregen.

Binnen het gehele bestemmingsvlak kunnen voorzieningen ten behoeve van de sport worden gerealiseerd. Hoofdbebouwing is alleen binnen een bouwvlak mogelijk waarbinnen een maximale bouwhoogte en bebouwingspercentage geldt.

Binnen de bestemming vallen ook de aanwezige ondergeschikte horecavoorzieningen. Deze horecavoorzieningen dienen een duidelijke binding te hebben met de hoofdfunctie van het gebouw.

Binnen de bestemming Sport is de aanduiding 'specifieke vorm van sport-verblijfsgebied 1' opgenomen ten behoeve van de ontsluiting van de RandstadRailhalte Van Tuyllpark.

6.2.11 Verkeer

Deze bestemming omvat alle wegen, met uitzondering van de buurt- en erfontsluitingswegen en woonstraten. In deze bestemming zijn begrepen de rijbanen voor het gemotoriseerd verkeer, fiets- en voetpaden en/of -stroken, voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeervoorzieningen, alsmede de groen- en waterelementen. Verder zijn binnen de ruime begrenzing van de bestemming ook overdekte fietsenstallingen bij ov-haltes mogelijk en gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang.

6.2.12 Water

De bestemming Water geldt voor de gronden die zijn aangewezen voor waterberging, waterhuishouding en water- en oeverrecreatie met daaraan ondergeschikt oeververbindingen ten behoeve van het langzaam verkeer. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken van geringe omvang worden gerealiseerd.

Ter plaatse van de overbouwing aan de Franklinstraat is een aanduiding 'bedrijventerrein' opgenomen om het bestaande pand opnieuw positief te bestemmen.

6.2.13 Wonen

Binnen de bestemming Wonen mogen woningen binnen een bouwvlak worden gebouwd. In het bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte van de woningen met een aanduiding aangegeven. Wanneer dit niet het geval is, gelden de maten zoals weergegeven in de regels.

Erfbebouwing
Erfbebouwing is over het algemeen toegestaan vanaf 1 meter achter het verlengde van de voorgevel, binnen en buiten het bouwvlak. De oppervlakte aan erfbebouwing op een perceel is aan een maximum gebonden. Er geldt een maximaal bebouwingspercentage en een maximale gezamenlijke oppervlakte van alle erfbebouwing op het erf.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt naargelang de grootte van het bouwperceel:

  1. a. op percelen met een oppvervlakte tot en met 300 m2 mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 60% van het perceel bedragen met een maximum van 60 m²;
  2. b. op percelen met een oppervlakte groter dan 300 m2 mag de gezamenlijke oppervlakte aan erfbebouwing maximaal 20% van de oppervlakte van het perceel bedragen;

De bouwhoogte van aan- en uitbouwen is maximaal 30 centimeter boven de eerste bouwlaag van de woning waaraan de aan- of uitbouw wordt gerealiseerd. De maximale goothoogte van bijgebouwen is 3 meter, de maximale bouwhoogte is 5 meter.

Voor aan- en uitbouwen is tevens een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om in bepaalde situaties een kap mogelijk te maken.


Bouwen voorzijde
Er mogen in principe geen nieuwe gebouwen worden opgericht voor het verlengde van de voorgevel.

Aan huis verbonden beroep of bedrijf

In een woning mag een aan huis verbonden beroep of bedrijf worden uitgeoefend, indien aan de voorwaarden die in de regels zijn opgesomd wordt voldaan.

6.2.14 Dubbelbestemmingen

6.3 Algemene Regels

6.3.1 Antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.

6.3.2 Algemene aanduidingsregels

Dit artikel bevat een regeling voor de geluidzone-industrie, de veiligheidszone-lpg en de veiligheidszone windturbine.

6.3.3 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat een aantal binnenplanse afwijkingsmogelijkheden. Ook is er een regeling opgenomen voor GSM-masten.

6.3.4 Algemene wijzigingsregels

Naar aanleiding van de zienswijze van de Gasunie is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het laten vervallen van de dubbelbestemming Leiding - Gas.

6.4 Overgangs- En Slotregels

6.4.1 Overgangsrecht

Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of met beide.

6.4.2 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

7.1.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.


In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:


1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);

2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;

3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Voor de gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn voorzien, geldt het volgende:

- Er zijn een aantal locaties die in eigendom zijn bij de gemeente en waarvoor bovendien geldt dat het hierbij gaat om onbenutte bouwruimte uit het voorgaande bestemmingsplan die ongewijzigd wordt overgenomen in een nieuwe bestemmingsplan. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie wordt voor deze locaties anderszins verzekerd via de gronduitgifte. Indien er een noodzaak bestaat om (nadere) locatie-eisen of een fasering vast te stellen, dan zal dit eveneens worden gedaan via de gronduitgifte. Voor deze locaties kan de gemeenteraad derhalve besluiten geen exploitatieplan vast te stellen;

7.1.2 Planschade

Eventuele planschade die voortkomt uit een nieuwe ontwikkeling is gedekt door de grondexploitaties en de af te sluiten, danwel reeds gesloten overeenkomsten met de ontwikkelende partijen. Planschade die voortkomt uit de reguliere herziening van het bestemmingsplan en die dus niet is toe te rekenen aan een nieuwe ontwikkeling, wordt ten laste van de algemene middelen gebracht. In het kader van dit bestemmingsplan is een onderzoek verricht naar de risico op planschade. De resultaten zijn opgenomen in het rapport "Planschaderisicoanalyse. Ontwerpbestemmingsplan Kwadrant/Van Tuyll/Brinkhage/Lansinghage te Zoetermeer" (kenmerk 013-014). De conclusie van het onderzoek is dat het plan niet zal leiden tot een planologische verslechtering (zie Bijlage 10 voor het onderzoek van de plantoelichting).

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorbereiding van het bestemmingsplan is aangekondigd in een publicatie als bedoeld in 1.3.1. Bro. Op grond van artikel 6, lid 4 van de Participatie- en inspraakverordening is op 15 mei 2012 door burgemeester en wethouders besloten dat er geen mogelijkheid verleend wordt voor inspraak. Dit omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende overheden en instanties. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoordingvoorzien in de Nota vooroverlegreacties, zie Bijlage 8.

Op 19 februari 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld (zie Bijlage 9). Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 22 februari 2013 voor de duur van zes weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (zie Bijlage 11).

Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Voor Bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage, Hoornerhage En Zoeterhage

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen Lansinghage, Brinkhage, Hoornerhage en Zoeterhage

Bijlage 2 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 3 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Van Tuyllpark

Bijlage 3 Lijst van bedrijfsactiviteiten Van Tuyllpark

Bijlage 1 Groepsrisicoberekening Lpg-tankstation Oostweg 99 Zoetermeer.

Bijlage 1 Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Oostweg 99 Zoetermeer.

Bijlage 2 Notitie Groepsrisico A12 Zoetermeer

Bijlage 2 Notitie groepsrisico A12 Zoetermeer

Bijlage 3 Groepsrisicoberekening Oostweg Ten Noorden A12

Bijlage 3 Groepsrisicoberekening Oostweg ten noorden A12

Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Oostweg Ten Zuiden Van De A12

Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Oostweg ten zuiden van de A12

Bijlage 5 Mer- Beoordeling

Bijlage 5 Mer- beoordeling

Bijlage 6 Brief Rivm 16 Januari 2013

Bijlage 6 Brief RIVM 16 januari 2013

Bijlage 7 Quick Scan Natuur

Bijlage 7 Quick scan natuur

Bijlage 8 Nota Overlegreacties

Bijlage 8 Nota Overlegreacties

Bijlage 9 Besluit Burgemeester En Wethouders Inzake Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 9 Besluit Burgemeester en wethouders inzake ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 10 Planschaderisicoanalyse

Bijlage 10 Planschaderisicoanalyse

Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Bijlage 11 Nota Zienswijzen