Palenstein
Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer
Onherroepelijk op 19-07-2013 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Palenstein van de gemeente Zoetermeer.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00028-0002 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:
- administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
- het houden van een webshop of een bed en breakfast;
- ambachtelijke bedrijvigheid,
waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.
1.7 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.
1.8 antenne-installatie
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
1.9 antennedrager
een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
1.10 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.11 bebouwingspercentage
een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.12 bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
1.13 bedrijfsgebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 5% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m².
1.14 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)
de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.
1.16 begane grond
bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.
1.17 beperkt kwetsbaar object
- a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
- b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder c, vallen;
- c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
- d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder d, vallen;
- e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
- f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.18 bestaand
bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.
1.19 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.20 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.21 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van een postorderbedrijf en een webwinkel;
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.
1.31 ecologische waarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.
1.32 eerste verdieping
tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.
1.33 erf
een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.
1.34 erfbebouwing
functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerk zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.
1.35 evenement
elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals markten, braderieën, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, feesten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, kermissen, circussen en thematische beurzen. In geval van kleinschalige evenementen gaat het om een duur van maximaal een dag en een maximum bezoekersaantal van 500 bezoekers per dag.
1.36 evenemententerrein
open terrein voor evenement.
1.37 extensieve recreatie
vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.
1.38 fte
fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek van 38 uur.
1.39 garagebox
een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.41 geometrische plaatsbepaling
locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.
1.42 gestapelde woningen
een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woning, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.
1.43 hoofdgebouw
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.44 horeca
het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccommodatie en het bieden van logies, zulks met uitzondering van uitsluitend een bezorg en/ of afhaalcentrum. De verschillende vormen van horeca zijn opgesomd in de Staat van horeca-activiteiten.
1.45 kantine
een ondergeschikte vorm van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de sportbeoefenaars en eventuele toeschouwers.
1.46 kantoor
een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.
1.47 kunstwerk
een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.
1.48 kwetsbaar object
- a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
- b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- 2. scholen;
- 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
- 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
- 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.49 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.
1.50 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen en jeugdopvang, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen.
1.51 natuur- en landschapsdeskundige
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.
1.52 natuurwaarden
de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.
1.53 niet-gestapelde woningen
een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woning.
1.54 nieuw
niet bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.
1.55 nutsvoorziening
voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.
1.56 operators / providers
aanbieders van een mobiel netwerk.
1.57 peil
- a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang; - b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk; - c. in overige gevallen:
de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.
1.58 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.59 risicovolle inrichting
1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen.
1.60 roaming
het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.
1.61 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.62 site sharing
het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.
1.63 standplaats
het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de open lucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren, het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;
1.64 supermarkt
Een detailhandelsvoorziening met SBI-code 4711, die voldoet aan de volgende eisen:
- een omvang van minimaal 200 m2 wvo;
- speciaalzaken in voedings- en genotmiddelen (groep 472) hebben een omzetaandeel van 50% of meer;
- geen enkele (sub) klasse van de groep 472 heeft een omzetaandeel van 50% of meer;
- voedings- en genotmiddelen behoren tot 5 of meer (sub)klassen van groep 472 en minimaal 5 daarvan maken 5% of meer van de omzet uit.
1.65 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
1.66 uitbouw
een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.67 voorgevelrooilijn
de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.
1.68 winkel
een ruimte binnen een gebouw, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.69 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerk als volgt gemeten:
2.1 bouwhoogte
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 goothoogte
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 inhoud
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.4 oppervlakte
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 vloeroppervlakte
binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo).
2.6 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw(hoogte)grenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. bedrijven behorende tot ten hoogste milieucategorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
- b. bedrijfsgebonden detailhandel;
- c. in afwijking van het gestelde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder LPG' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder LPG toegestaan;
- d. in afwijking van het gestelde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met LPG' tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen met LPG, met een maximale doorzet van 500 m³ LPG per jaar toegestaan;
- e. in afwijking van het gestelde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- verhuurbedrijf voor transportmiddelen' tevens een verhuurbedrijf voor transportmiddelen toegestaan tot en met milieucategorie 3.1 van de in de bijlage bij deze regels opgenomenopgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
- f. in afwijking van het gestelde onder a en b is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- handel in vrachtauto's' tevens een handel in vrachtauto's toegestaan tot en met milieucategorie 3.2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van;
- g. uitsluitend nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
met daaraan ondergeschikt:
- h. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorziening;
- k. objecten van beeldende kunst;
- l. parkeervoorzieningen;
- m. speelvoorzieningen;
- n. vlaggenmasten en lichtmasten;
- o. waterpartijen en waterlopen;
- p. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Gemengd - 1
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. detailhandel tot en met categorie B van de in bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', onder de volgende voorwaarden:
- 1. detailhandel ter plaatse van de aanduiding nabij het Croesinckplein mag maximaal 2500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte bedragen;
- 2. een nieuw te bouwen voorziening voor detailhandel ter plaatse van de aanduiding nabij de Jan van Beierenlaan mogen maximaal 3500 m2 bedrijfsvloeroppervlakte bedragen;
- 3. maximaal 1 supermarkt is toegestaan.
- b. dienstverlening tot en met categorie A van de in bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, tot een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van 400 m²;
- c. horeca tot en met categorie 2 van de in bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten, tot een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m² ter plaatse van de aanduiding horeca;
- d. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie B van de in bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging tot een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van 500 m²;
- e. nieuw te bouwen woningen ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal woningen', met dien verstande dat:
- 1. binnen het bouwvlak waarin als maximum aantal 236 is aangegeven, van dat aantal maximaal 144 woningen als niet-gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
- 2. binnen het bouwvlak waarin als maximum aantal 168 is aangegeven, alle woningen uitsluitend als gestapelde woningen mogen worden gebouwd;
- f. voor de onder a, b, c, en d genoemde functies geldt dat indien sprake is van nieuwbouw, het maximale bedrijfsvloeroppervlak mag worden overschreden met ten hoogste het bestaande bedrijfsvloeroppervlak, met dien verstande dat deze overschrijding niet langer is toegestaan dan één jaar na ingebruikname van de nieuwbouw;
- g. met daaraan ondergeschikt:
- h. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. nutsvoorziening;
- k. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, bovengronds of (geheel of gedeeltelijk) ondergronds;
- l. objecten van beeldende kunst;
- m. speelvoorzieningen;
- n. lichtmasten en vlaggenmasten;
- o. toegangen en stijgpunten;
- p. terrassen;
- q. verblijfsgebied;
- r. waterpartijen en waterlopen;
- s. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
Gebruik van de gronden ten behoeve van de doeleinden in lid 4.1 sub a tot en met f is slechts toegestaan indien ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - centrale as' een groen- en waterstructuur kan worden gerealiseerd met een minimale breedte van 15 meter, een oppervlakte van ten minste 6.850 m² en daarbinnen met een oppervlakte aan oppervlaktewater van ten minste 2.880 m².
4.2 Bouwregels
4.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 5 Gemengd - 2
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. horeca tot en met categorie 2 van de in bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat vanhoreca-activiteiten, kantoor, dienstverlening, ambachtelijk bedrijf, maatschappelijke voorzieningen, waaronder een gezondheidscentrum, met ondergeschikte detailhandel en horeca voor de gebruikers van de maatschappelijke voorziening, tot en met categorie A van de in bijlage 2 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 2000 m² met dien verstande dat:
- 1. maximaal 500 m2 horeca is toegestaan;
- 2. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' over een minimale oppervlakte van 100 m2 uitsluitend horeca is toegestaan;
- 3. een gezondheidscentrum uitsluitend is toegestaan op de begane grond en eerste verdieping;
- b. woningen;
- c. een halfverdiepte parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
met daaraan ondergeschikt:
- d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. speelvoorzieningen;
- i. lichtmasten en vlaggenmasten;
- j. toegangen en stijgpunten;
- k. terrassen;
- l. verblijfsgebied;
- m. waterpartijen en waterlopen;
- n. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 6 Gemengd - 3
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sporthal;
- b. horeca tot en met categorie 2 van de in bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat vanhoreca-activiteiten, dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, waaronder kinderopvang, kantoren, detailhandel niet zijnde een supermarkt, tot en met categorie A van de in bijlage 2 bij deze regels behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging, tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 610 m² ;
- c. woningen;
met daaraan ondergeschikt:
- d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
- h. objecten van beeldende kunst;
- i. speelvoorzieningen;
- j. lichtmasten en vlaggenmasten;
- k. toegangen en stijgpunten;
- l. terrassen;
- m. verblijfsgebied;
- n. waterpartijen en waterlopen;
- o. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 7 Groen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.2 Bouwregels
7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:
- a. de bouwhoogte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 3 m;
- b. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 40 m²;
- c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologischewaarden en/of landschappelijke waarden van het gebied; alvorens ontheffing te verlenen wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige. Van dit advies kan slechts gemotiveerd worden afgeweken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Kantoor
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. kantoren, alsmede bedrijven behorende tot ten hoogste categorie B van de in bijlage 2 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging met de daarbij behorende voorzieningen;
- b. voor parkeerdoeleinden met de daarbij behorende voorzieningen tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
met daaraan ondergeschikt:
- c. groenvoorzieningen;
- d. nutsvoorziening;
- e. objecten van beeldende kunst;
- f. speelvoorzieningen;
- g. lichtmasten en vlaggenmasten;
- h. terras;
- i. waterpartijen en waterlopen;
- j. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
- a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de milieusituatie;
- e. het behoud van parkeergelegenheid;
- f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Maatschappelijk
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.2 Bouwregels
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerk.
9.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 10 Sport
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sport tot en met categorie 2 van de in bijlage 1 bij deze regels behorende Staat vanbedrijfsactiviteiten ten opzichte van een rustige woonwijk;
- b. vormen van niet-zelfstandige detailhandel en niet-zelfstandige horeca ten dienste van de bezoekers van de onder a genoemde voorzieningen.
met daaraan ondergeschikt:
- c. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- d. groenvoorzieningen;
- e. kunstwerken;
- f. nutsvoorzieningen;
- g. objecten van beeldende kunst;
- h. parkeervoorzieningen;
- i. speelvoorzieningen;
- j. lichtmasten en vlaggenmasten;
- k. waterpartijen en waterlopen;
- l. wegen en paden;
met de daarbij behorende bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 11 Verkeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.2 Bouwregels
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
- b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 12 Verkeer - Railverkeer
12.1 Bestemmingsomschrijving
12.2 Bouwregels
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 13 Verkeer - Verblijfsgebied
13.1 Bestemmingsomschrijving
13.2 Bouwregels
13.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 14 Water
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterberging;
- b. waterhuishouding;
- c. water- en oeverrecreatie;
met daaraan ondergeschikt:
- d. aanlegplaatsen;
- e. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- f. groenvoorzieningen;
- g. kunstwerken;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. objecten van beeldende kunst;
- j. speelvoorzieningen,
met de daarbij behorende bouwwerk.
14.2 Bouwregels
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van gronden en/of bouwwerk voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
- b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
- c. het gebruik van gronden en/of bouwwerk voor horeca;
- d. het gebruik van gronden en/of bouwwerk voor de opslag van consumentenvuurwerk;
- e. het gebruik van gronden en/of bouwwerk ten behoeve van raam- en straatprostitutie.
Artikel 15 Wonen - 1
15.1 Bestemmingsomschrijving
15.2 Bouwregels
15.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 16 Wonen - 2
16.1 Bestemmingsomschrijving
16.2 Bouwregels
16.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 17 Woongebied
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Woongebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf , in de vorm van:
- 1. niet-gestapelde woningen;
- 2. gestapelde woningen.
- b. erfbebouwing;
- c. tuinen en erven;
- d. dienstverlening en horeca tot en met categorie 2 van de in bijlage 3 bij deze regels opgenomen Staat van horeca-activiteiten uitsluitend op de begane grond, tot een gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van 300 m² ter plaatse van de aanduidingen 'dienstverlening' en 'horeca' ;
- e. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
- f. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
- g. groenvoorzieningen;
- h. kunstwerken;
- i. nutsvoorzieningen;
- j. objecten van beeldende kunst;
- k. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, bovengronds 0f (geheel of gedeeltelijk) ondergronds;
- l. speelvoorzieningen;
- m. vlaggenmasten en lichtmasten;
- n. straatmeubilair;
- o. straten, erven en pleinen;
- p. waterpartijen en waterlopen;
met daarbij behorende bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
18.1 Bestemmingsomschrijving
18.2 Bouwregels
- a. op de gronden ten behoeve van de in lid 18.1.1 genoemde bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
- b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 18.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager positief advies heeft overlegd bij de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
- c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 20 Algemene Aanduidingsregels
20.1 Veiligheidszone - lpg
20.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Artikel 21 Algemene Afwijkingsregels
21.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
- b. afwijkingen van het aantal wooneenheden, zoals deze ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding aantal woonheden is aangegeven met ten hoogste 10 %, mits voldaan wordt aan:
- 1. de gemeentelijke parkeernota;
- 2. een maximale geluidbelasting op de gevel van 48 dB, danwel in overeenstemming is met een besluit hogere waarden geluid;
- c. afwijkingen van grenzen van maatvoeringsvlakken met ten hoogste 5 m, mits de grens van het bouwvlak niet wordt overschreden;
- d. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
- e. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
- 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
- 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
- f. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
- g. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2
- h. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.
21.2 Voorzieningen voor telecommunicatie
21.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.1 en 21.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- a. het straat- en bebouwingsbeeld;
- b. de verkeersveiligheid;
- c. de sociale veiligheid;
- d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerk.
Artikel 22 Overige Regels
22.1 Aanvullende werking bouwverordening
De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:
- a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
- b. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- c. de ruimte tussen bouwwerken;
- d. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 23 Overgangsrecht Bouwwerken
- 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
- 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 24 Overgangsrecht Gebruik
- 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- 2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 25 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Palenstein.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
Dit bestemmingsplan betreft de woonwijk Palenstein welke net ten oosten ligt van het stadscentrum van Zoetermeer. Het plangebied wordt globaal begrensd door de Australiëweg aan de noordzijde, de Zegwaartseweg aan de oostzijde, de Schinkelweg/ Osylaan aan de zuidzijde en het Van Doornenplantsoen/ Leidsewallenwetering aan de westzijde.
De Zegwaartseweg is in ruimtelijk en historisch opzicht een betekenisvolle occupatie-as waarlangs nog enkele oudere gebouwen staan. Voor het overige betreft het een typische naoorlogse woonwijk met verspreid liggende maatschappelijke functies, winkels en enkele bedrijven. Aan de noordzijde van het plangebied ligt een gebied met onderwijs- en sportvoorzieningen. Deze maken geen direct onderdeel uit van de woonwijk. Hiermee onderscheidt dit gebied zich van de rest van het plangebied. Het woongebied aan de noordzijde heeft vooral hoge bebouwing en het woongebied aan de zuidzijde bestaat met name uit lagere bebouwing.
Afbeelding 1.1 - Ligging plangebied in Zoetermeer
Afbeelding 1.2 - Het plangebied
1.2 Aanleiding Planherziening
De aanleiding voor de herziening van het bestemmingsplan is tweeledig: er dienen met name in het middendeel van de wijk in het kader van de herstructurering van Palenstein nieuwe ontwikkelingen mogelijk te worden gemaakt. Voor de overige delen moeten de bestaande bestemmingsregelingen geactualiseerd worden.
Voor het midden deel van de woonwijk (de hoogbouw) is een omvangrijke herstructurering voorzien, waarvan een deel in uitvoering is, of is gebracht. De herstructureringsopgave bestaat uit de sloop, herplaatsing en ontwikkeling van verschillende functies die de gemeente in samenspraak met vooral woningcorporaties uitvoert. De noodzaak tot herstructurering ligt in het feit dat het huidige woningaanbod niet meer aansluit bij de behoefte en dat de bebouwing deels verouderd is. De nieuwe wijkopzet voorziet in meer ruimte voor laagbouw en een grotere mix van woningtypes. De wijk krijgt een parkachtige uitstraling met veel groen en water. De unieke ligging van Palenstein vlakbij de Dorpsstraat en het Stadshart, de verschillende culturele instellingen in de buurt en de vele voorzieningen die de wijk rijk is, maken Palenstein tot een ideale woonwijk. Er wordt ingezet op een kwaliteitsimpuls.
De herstructurering is reeds in gang gezet met de nieuwbouw van de Prins Bernhardschool aan de Osylaan, de realisatie van de Brede School aan het Rakkersveld en de nieuwbouw van woningen en dienstverlenende voorzieningen in de hoek Du Meelaan/ Osylaan (voormalige locatie Schoutenhoek). Als onderdeel van de planontwikkeling Palenstein zijn de komende jaren meer nieuwbouwprojecten voorzien in de zone zuidelijk van de Du Meelaan en oostelijk van de Van Aalstlaan. Daarnaast voorziet de planontwikkeling Palenstein in de realisatie van enkele nieuwbouwwoningen aan de Zegwaartseweg. Voor deze ontwikkelingen is in dit bestemmingsplan gewerkt met globale eindbestemmingen, waarbij de kaders waarbinnen de ontwikkelingen plaats kunnen vinden zijn aangegeven. In hoofdstuk 4 zijn de nieuwe ontwikkelingen nader beschreven.
Voor de gebieden waar geen ontwikkelingen zijn voorzien (zuidzijde Palenstein en het gebied ten noorden van de Du Meelaan) worden de bestaande planologische regelingen geactualiseerd. Voor dit deel is sprake van een conserverend bestemmingsplan waarbij de bestaande planologische situatie wordt vastgelegd.
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Voor het plangebied zijn op dit moment vijf bestemmingsplannen, één uitwerkingsplan en en twee herzieningen van kracht.
Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen
Bestemmingsplan | Vaststelling gemeenteraad | Goedkeuring college van gedeputeerde staten | |||
2.01 | Palenstein | 27 augustus 1984 | 16 juli 1985 | ||
2.03 | Scholenstrook Palenstein Noord-West | 26 februari 1973 | 30 januari 1974 | ||
2.09 | De Driehoek | 30 mei 1985 | 1 oktober 1985 | ||
2.15 | Dorpsstraat 1997 (wordt gedeeltelijk herzien) | 15 december 1997 | 29 juli 1998 | ||
5.01 | Seghwaert 1975 (wordt gedeeltelijk herzien) | 29 september 1975 | 25 augustus 1976 |
Daarnaast zijn verschillende herzieningen, uitwerkingen en een projectbesluit opgesteld en zijn vrijstellingen verleend. Ook deze zijn allen verwerkt in het (nieuwe) bestemmingsplan Palenstein. Vrijstellingen van beperktere omvang zijn niet genoemd in onderstaande tabel.
Tabel 2: Overzicht vaststellingsdata vigerende bestemmingsplannen
Plantype | Vaststelling | Goedkeuring college van Gedeputeerde Staten |
Uitwerkingsplan Palenstein (van Beeckstraat) | 19 februari 1988 | 12 april 1988 |
De Driehoek, 1e partiële herziening | 25 februari 1991 | 25 juni 1991 |
Seghwaert 1e partiële herziening (wordt gedeeltelijk herzien) | 30 november 1981 | 19 mei 1982 |
Brede school Palenstein | 12 juni 2006 | - |
Nieuwbouw Prins Bernhardschool (projectbesluit) | 15 februari 2011 | - |
Schoutenhoek (Ambachtsherenlaan, Du Meelaan, Osylaan) | 18 juni 2010 | - |
Afbeelding 1.3 - Bestemmingsplan Palenstein van 1985 (deze beslaat het grootste deel van het plangebied)
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en ruimte (2012)
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.
Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.
Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.
In en in de directe nabijheid van het plangebied is geen sprake van ecologische waardevol gebied, erfgoederen en andere in het Barro genoemde nationale belangen Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. De ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien, zijn een verdere verdichting van het stedelijke gebied. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, zijn niet in strijd met de nationale belangen op grond van het Barro en de SVIR.
Duurzame verstedelijking
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Daarom is met de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening per 1 oktober 2012 de verplichting opgenomen om in bestemmingsplannen waarin een nieuwe stedelijke ontwikkeling is opgenomen de 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen.
In artikel 3.1.6, lid 2 Bro worden de 'stappen van de ladder' benoemd:
- a. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
- b. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio aan de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
- c. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).
De herstructurering van Palenstein betreft een stedelijke ontwikkeling waarbij wordt voorzien in de regionale behoefte. Volgens de regionale woonvisie Haaglanden wordt voor de regio ingezet op een uitbreiding van de woningvoorraad met 60.000 woningen in de periode 2000- 2015. Daarnaast is een transformatieopgave genoemd van 33.000 woningen waarbij kwaliteitsverbetering voorop staat. Voor Palenstein staat het dynamiseren van woongebieden voorop. De herstructurering voorziet in de sloop van vijf hoogbouwgalerijflats. Hiervoor in de plaats wordt een mix van eengezinswoningen en appartementen gebouwd. Per saldo zal het aantal iets woningen afnemen. Deze ontwikkeling sluit aan bij de regionale behoefte aan een meer gevarieerd woonmilieu.
2.1.2 Waterbeleid in de 21e eeuw (2000)
Directe aanleiding voor het kabinetsstandpunt 'waterbeleid in de 21ste eeuw' is de zorg over het toenemend hoogwater in de rivieren, wateroverlast en de versnelde stijging van de waterspiegel. Ruimte die nu beschikbaar is voor de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast moet ten minste behouden blijven. De aanwezige ruimte mag niet sluipenderwijs verloren gaan bij de uitvoering van nieuwe projecten voor infrastructuur, woningbouw, landbouw of bedrijventerreinen.
Belangrijk onderdeel in het nieuwe waterbeleid is de watertoets. Water zal, meer dan in het verleden, sturend zijn bij de ruimtelijke inrichting en het ruimtegebruik in Nederland. Alle ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten en aan een watertoets te worden onderworpen. De watertoets is geen toets achteraf, maar een procedure om tot een optimale inbreng van het waterbelang in ruimtelijke plannen te komen, van locatiekeuze tot inrichting en bouwpeil. Hierdoor zal de afstemming tussen ruimtelijke ordening en waterbeheer beter verlopen. In het kader van de watertoets wordt het bestemmingsplan voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Er zijn met betrekking tot de nieuwe ontwikkelingen die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt al afspraken gemaakt met het Hoogheemraadschap van Rijnland (zie paragraaf 5.5).
2.1.3 Nationaal Waterplan (2009)
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de 4e Nota Waterhuishouding en is het rijksplan voor het waterbeleid. Het plan gaat in op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, droogte en zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en gebruik van water. Het Nationaal Waterplan bevat, naast een langetermijnvisie en een streefbeeld voor 2040, een concreet uitvoeringsprogramma 2009-2015. Het Nationaal Waterplan bevat de stroomgebiedbeheerplannen die op grond van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. Deze zijn gelijktijdig in werking getreden met het Nationaal Waterplan. Voor de ruimtelijke aspecten heeft het Nationaal Waterplan de status van structuurvisie. Hierin zijn water en ruimtelijke ontwikkelingen geïntegreerd, conform de nieuwe Wet ruimtelijke ordening en de Waterwet.
In de wijk Palenstein is veel aandacht voor het water. Bestaande waterlopen en -partijen blijven zo veel mogelijk behouden en worden waar nodig elders gerealiseerd. Er zijn afspraken met de relevante waterpartijen gemaakt om de bestaande waterkwaliteit en-kwantiteit minimaal te behouden en zo mogelijk te verbeteren. Met de aanleg van een geheel nieuwe water- en groenstructuur wordt water een zeer belangrijk element in de beleving van de omgeving.
In paragraaf 5.5 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en 1e herziening Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.
In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.
In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:
- aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
- duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
- divers en samenhangend stedelijk netwerk;
- vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
- stad en land verbonden.
Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Binnen deze hoofdopgave staan onder meer het versterken van het stedelijk netwerk, het versterken van de vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra en het aanbieden van verschillende woonmilieus centraal. Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties beter te benutten. Voldoende aanbod van verschillende woonmilieus moet onder meer gestalte krijgen door een accent op stedelijke herstructurering en transformatie, alsmede kansrijke en innovatieve binnenstedelijke verdichting.
Bij de structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op beide kaarten is het plangebied aangegeven als stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. Deze aanduiding is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet
2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" en 1e herziening Verordening
De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.
Voor dit bestemmingsplan zijn de volgende artikelen relevant:
- artikel 9: detailhandel. Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Het beleid is neergelegd in de structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra;
Het bestemmingsplan regelt de verplaatsing van het bestaande winkelcentrum aan het Croesinckplein naar een locatie even ten westen hiervan. In totaal gaat het om het verplaatsen van 2.500 m2 bvo aan detailhandelsvoorzieningen. Daarbij wordt aan het nieuwe winkelcentrum 1.000 m2 bvo toegevoegd. Dit is passend binnen het bepaalde in artikel 9, eerste lid aangezien de uitbreiding plaats vindt bij een bestaand wijkgebonden winkelcentrum.
- artikel 10: primaire en regionale waterkering. Dit artikel bepaalt dat belangrijke waterkeringen van een beschermingszone voorzien moeten worden in bestemmingsplannen.
De bestaande waterlopen en -partijen hebben in het bestemmingsplan de bestemming 'Water' gekregen. Waterkerende voorzieningen hebben, samen met de beschermingszones, een dubbelbestemming gekregen. Binnen het plangebied liggen overigens geen primaire en regionale waterkeringen.
Op 23 februari 2011 hebben Provinciale Staten de 1e herziening van de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Voor dit bestemmingsplan zijn geen relevante inhoudelijke wijzigingen opgenomen.
2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland
De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.
Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen.
Uit onderstaande afbeelding is af te lezen dat het plangebied buiten de aangewezen topgebieden valt. Deze zijn dan ook niet relevant voor dit bestemmingsplan.
Afbeelding 2.1: Uitsnede provinciale cultuurhistorische kaart
De langs en net buiten de plangebied liggende Leidse Wallenwetering en de Zegwaartseweg zijn aangeduid als lijnelementen met een redelijk hoge waarde (categorie 3). Langs de Zegwaartseweg wordt woningbouwontwikkeling mogelijk gemaakt. Er zullen geen ingrepen worden gedaan die van invloed zijn op de waarden van deze lijnelementen. De huidige situatie van deze lijnelementen blijven gehandhaafd.
In de nabijheid hiervan staat een molen (molen De Hoop) die is voorzien van een molenbiotoop van 400 meter met een zeer hoge waarde. Deze biotoop valt voor een beperkt deel binnen het plangebied. In de regels en op de plankaart is hiervoor een bepaling opgenomen die een voldoende windvang voor de molen garandeert.
In de nabijheid van het plangebied ligt een gebied met zeer hoge archeologische verwachtingswaarden (Oude dorpskern), zie bijlage 11. De planontwikkeling in Palenstein heeft geen invloed op deze waarden.
2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010
Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vormgeeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.
Het Visiedeel bevat de strategische integrale beleidsvisie voor groen, water en milieu.
Het Groendeel bevat het beleidskader voor het algemene groenbeleid, de biodiversiteit en gaat in op de programma's Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Groen In en Om de Stad (GIOS) en Vitaal Platteland.
Het Waterdeel gaat in op het waterbeleid in Zuid-Holland voor waterveiligheid, waterbeheersing, schoon water en grond- en drinkwater. Daarnaast komt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening aan de orde.
Het Milieudeel gaat over gezond en veilig, energie en klimaat en economie en innovatie. Onderwerpen zijn: luchtkwaliteit, verzuring, geluidskwaliteit, externe veiligheid, lichthinder, mobiliteit en infrastructuur, luchtvaart, bodem- en grondwaterkwaliteit, energiebesparing, duurzame glastuinbouw en bedrijventerreinen en beheer van bouwgrondstoffen.
De doelstellingen in het beleidsplan zijn van een hoger abstractieniveau, waardoor het moeilijk is concrete plannen hier aan te toetsen. De ontwikkelingen die in dit plan mogelijk worden gemaakt, zijn een intensivering van het bestaande stedelijk gebied. Er wordt dan ook efficiënt omgegaan met de ruimte. Dit past binnen het beleidsplan "Groen, Water en Milieu 2006-2010".
2.2.5 Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007
De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken. De nota legt de locaties vast voor "gewone" regionale detailhandel en voor perifere detailhandel. De nota is gebaseerd op de regionale structuurvisie detailhandel (Haaglanden).
Met de vaststelling van de Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 krijgen gemeenten in de provincie Zuid-Holland meer vrijheid bij de ontwikkeling van winkelplannen tot 2.000 m2. Aangezien plannen van deze omvang hoofdzakelijk lokale effecten hebben, kunnen de gemeenten nu zonder advies van REO's (Regionaal Economische Overlegorganen) plannen voor winkelcentra voorleggen aan de provincie. Detailhandelsontwikkelingen die groter zijn dan 2.000 m2 bvo moeten vergezeld gaan van een distributieplanologisch onderzoek. Tevens is in dat geval advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
In het kader van de herstructurering Palenstein worden de bestaande winkelvoorzieningen verplaatst (2.500 m2) en vervolgens uitgebreid met circa 1.000 m2. In de toekomstige situatie zal sprake zijn van een winkelcentrum met een bruto vloeroppervlak (bvo) van 3.500 m2. De provincie heeft op 8 augustus 2012 verklaard dat deze ontwikkeling in overeenstemming is met het provinciaal beleid.
2.2.6 Provinciale woonvisie 2011 - 2020
Op 12 oktober 2011 hebben Provinciale Staten de Woonvisie 2011-2020 vastgesteld. De Woonvisie geeft aan hoe vraag en aanbod van het woningbestand in Zuid-Holland zich de komende jaren ontwikkelen en hoe de provincie daarover afspraken wil maken met de regio's en gemeenten.
De voornaamste ambitie op het gebied van wonen is dat woningen passend zijn voor de huishoudens die ze bewonen. De Woonvisie zet daarbij in op:
- behouden en benutten regionale verscheidenheid;
- kaderstelling door de provincie voor de lange termijn; regionaal vindt uitwerking plaats;
- voldoende goed woningaanbod voor iedereen;
- niet meer woningen plannen dan nodig zijn.
In de Woonvisie 2011-2020 is aangegeven dat in de periode 2010-2020 in de Zuidvleugel een behoeftegroei is van 115.000 woningen. Weliswaar krimpt de bevolking in een klein deel van de provincie, met name in landelijk gebied, maar over de hele provincie genomen groeit het aantal huishoudens nog steeds. De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt voor nieuwe woningbouwontwikkelingen leveren een bijdrage aan de ambities uit de provinciale Woonvisie.
2.3 Regionaal Beleid
2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland
Waterbeheerplan 2010-2015
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Hoogheemraadschap van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op de website www.rijnland.net.
Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2009
Op 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en de daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn in deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De "Keur en Beleidsregels" maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor:
- waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
- watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken),
- andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen).
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een keurvergunning. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De Keur en Beleidsregels van Rijnland zijn te vinden op de website: www.rijnland.net.
Riolering en afkoppelen
Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:
- a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
- c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
- d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
- e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d:
- 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt; ;
- 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:
- duurzaam bouwen;
- het toepassen van een berm- of bodempassage;
- toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
- het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
- adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
- het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
- aangepaste gladheidsbestrijding;
- de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
- het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.
Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke (nu: hoogheemraadschap Rijnland) het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.16 van deze plantoelichting nader toegelicht.
2.3.2 Stadsgewest Haaglanden
Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het "Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020" (RSP) vastgesteld.
Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.
Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.
Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is het plangebied aangewezen als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied". In de omgeving zijn vooral infrastructurele opgaven neergelegd (betere openbaar vervoer verbindingen). De algemene opgave is het verder ontwikkelen als zelfstandige en volwassen stad. De toenemende variatie in het woningaanbod moet gekoppeld worden aan een milieudifferentiatie, waarin woonmilieus worden afgewisseld met woonwerk- en meer stedelijke milieus.
Op kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" is het plangebied aangeduid als "Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied met name binnen OV-bereik". De herstructureringsopgave van Palenstein is niet aangeduid.
De ambitie ten aanzien van het realiseren van nieuwbouw is om deze zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied te realiseren binnen de invloedssfeer van de Stedenbaanstations en de haltes van RandstadRail en tramlijnen. Dat vraagt om herstructurering en intensivering van het ruimtegebruik op deze locaties. Deze strategie ontziet het groen en glas, zorgt voor ruimte voor water en versterkt het draagvlak voor stedelijke voorzieningen en openbaar vervoer. Ondanks de grotere potentie van het openbaar vervoer kan er ook meer autoverkeer ontstaan. Om nieuwe knelpunten te voorkomen blijft zorgvuldig onderzoek nodig.
De ontwikkelingen die in dit plan zijn voorzien, te weten de herstructurering van een deel van Palenstein, passen binnen deze ambitie en zijn dus niet in strijd met het RSP.
Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011
Op 13 december 2006 is de "Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011" vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.
In de Regionale Structuurvisie Detailhandel wordt onderkend dat de lokale buurt- en winkelcentra kwetsbaar blijven. Het is voor de leefbaarheid van buurten, wijken en dorpen belangrijk om een aantal basisvoorzieningen in stand te houden. Dat leidt ook tot minder toename van de mobiliteit. Bij kleinere kernen en bij buurt- en wijkwinkelcentra (het winkelcentrum aan het Croesinckplein valt hier onder) gaat vaak om kleine lokale plannen gericht op optimalisatie en kwaliteitsverbetering zonder dat deze substantiële effecten teweeg te brengen. Dit betreft lokale verantwoordelijkheid. Het Stadsgewest Haaglanden hanteert voor wijkcentra een maximale maat van 7.000 m² wvo en voor buurtcentra een maximum van 3.500 m² wvo.
Het bestaande winkelcentrum aan het Croesinckplein zal worden verplaatst (2.500 m2), waarbij ook een uitbreiding is voorzien van zo'n 1.000 m2 aan detailhandel. In de toekomstige situatie zal sprake zijn van een winkelcentrum met een bruto vloeroppervlak (bvo) van 3.500 m2.
Vanuit de gedachte dat het gaat om de (merkbare) invloed van plannen op de detailhandel in de omliggende gemeenten, c.q. winkelcentra beperkt de Regionale Structuurvisie Detailhandel zich tot een beoordeling van plannen van 1.000 m² wvo of meer. De werkgroep detailhandel zal alle plannen van 1.000 m² wvo of meer, die in de regio spelen, toetsen aan deze visie en aan het dagelijks bestuur van het Stadsgewest voorleggen indien zij afwijken.
Tijdens de ter inzage legging is dit bestemmingsplan in het kader van het wettelijk vooroverleg voorgelegd aan het Regionaal Economisch Overleg (Stadsgewest Haaglanden). Deze heeft aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben op het voorontwerp bestemmingsplan.
2.4 Gemeentelijk Beleid
2.4.1 Stadsvisie 2030
De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.
In de Stadsvisie worden vier buurten genoemd die op termijn het risico lopen om in leefbaarheid achteruit te gaan. Eén van deze wijken is Palenstein. Ter voorkoming van de aantasting van de leefbaarheid zijn in de wijk Palenstein inmiddels al verschillende maatregelen getroffen op verschillende vlakken (sociaal en fysiek), is een begin gemaakt met de herstructurering van een deel van de wijk.
Afbeelding 2.2: Kaart uit de Stadsvisie 2030 |
Ter voorkoming van aantasting van de leefbaarheid in de buurten zal de veiligheid en leefbaarheid voortdurend worden bewaakt en worden er zo nodig maatregelen getroffen ter verbetering.
In het kader van het wijkenbeleid is Palenstein aangewezen als zogenaamde 40+ wijk en heeft de gemeente Zoetermeer extra middelen gekregen voor de aanpak van de leefbaarheidsproblemen in Palenstein.
Deze maatregelen worden genomen op verschillende vlakken: er zijn maatregelen op sociaal vlak genomen en delen van de wijk zijn of worden in de naaste toekomst vernieuwd. Er vindt een grootschalige sloop en nieuwbouw plaats waarbij het creëren van leefbare buurten voorop staat. Nieuwe woningen, maatschappelijke voorzieningen, detailhandel en dienstverlening worden in hoge mate gemengd.
2.4.2 Woonvisie (2009)
De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.
De ontwikkelingen in Palenstein sluiten aan bij de Woonvisie. De planontwikkelingen voorzien in de realisatie van een meer gedifferentieerd woonmilieu.
2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)
Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid uit het vorige Stedelijk Beleidskader Economie wordt voortgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:
- 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
- 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
- 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.
Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.
In het plan zijn de bestaande voorzieningen en bedrijven positief bestemd. Daarnaast wordt ingezet op de toevoeging van nieuwe voorzieningen in het kader van de herstructurering aan het Croesinckplein en de Du Meelaan. Hiermee wordt ingezet op het creëren van werkgelegenheid.
2.4.4 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010
In het Stedelijk Beleidskader Economie is bepaald dat het beleid uit de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld door de gemeenteraad op 18 juni 2007) van kracht blijft en uitgevoerd moet worden. In de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. In het Stedelijk Beleidskader Economie is het beleid uit deze Structuurvisie Detailhandel verlengd.
Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.
Voor bestaande wijkwinkelcentra wordt ingezet op het vergroten van de leefbaarheid en kwaliteit. Hiervoor kan het nodig zijn maatregelen te treffen op:
- het gebied van veiligheid;
- het verruimen van de openingstijden en een betere bereikbaarheid (per auto);
- het beïnvloeden van het prijsniveau;
- de uitstraling en toegankelijkheid.
Winkelcentrum Croesinckplein
Het openbare gebied aan de oostkant van dit winkelcentrum is recent geheel opnieuw ingericht, waarbij ook het milieueiland onder de grond is gebracht. Belangrijke dragers voor het winkelcentrum zijn de aanwezige supermarkt, een drogist en een slijter. Met name de supermarkt trekt consumenten aan vanuit geheel Zoetermeer.
Er bestaat grote behoefte aan uitbreiding van de supermarkt, maar de fysieke mogelijkheden daartoe zijn echter beperkt. Ook het openbaar gebied en de parkeersituatie aan de westzijde van het centrum verdienen verbetering. De mogelijke verdere ontwikkelingen van dit centrum worden bekeken in het kader van het project Palenstein. Het winkelcentrum voldoet aan het keurmerk veilig ondernemen, dat in 2010 behaald is.
Binnen dit bestemmingsplan wordt de verplaatsing van het winkelcentrum mogelijk gemaakt. Bij deze verplaatsing zal eveneens sprake zijn van het uitbreiden van het detailhandelsoppervlak.
In hoofdstuk 4 wordt hier nader ingegaan op deze ontwikkeling.
2.4.5 Verkenningennota Structuurvisie Zoetermeer
De op 12 september 2011 door de raad vastgestelde Verkenningennota biedt het inzicht in de ruimtelijke opgaven en kansen waarop de in voorbereiding zijnde Structuurvisie Zoetermeer 2030 een antwoord dient te geven. Het vormt daarmee de ruimtelijke onderlegger voor de Structuurvisie Zoetermeer. De Verkenningennota omvat een aantal thematische verkenningen en wensbeelden die voortbouwen op de opgaven uit de Stadsvisie 2030 en draagt tevens een aantal nieuwe beleidsideeën aan die als onderzoeksvragen in de Structuurvisie worden meegenomen. Het wensbeeld ten aanzien van wonen voor het plangebied Palenstein omvat het verbeteren van het bestaande woonmilieu o.m. door herstructurering van een deel van de wijk Palenstein. Verder is het gebied tussen de Du Meelaan en de Australiëweg aangeduid als zoekgebied voor de toevoeging van jongerenwoningen.
Ten aanzien van het wensbeeld maatschappelijke voorzieningen is de wens aanwezig om in het plangebied een nieuw gezondheidscentrum/woonservicezone te realiseren. Van belang is namelijk dat ouderen en mensen met een beperking zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Om dit mogelijk te maken wordt ingezet op het realiseren van meer levensloop bestendige woningen en woonomgevingen, in de vorm van woonservicezones,
Het wensbeeld ten aanzien van economie & werken concentreert zich wat het plangebied Palenstein betreft op de ontwikkeling van een nieuw wijkwinkelcentrum en het aanmerken van de zone langs de Australiëweg als zoekgebied voor de ontwikkeling van leisurevoorzieningen.
Ten aanzien van het wensbeeld groen & water is de wens aanwezig om bij herontwikkeling in het plangebied de groene verbinding op stedelijk niveau te verbeteren.
De nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt passen binnen de ambities uit de Verkenningennota. Een deel van bovengenoemde ambities en opgaven moet in het kader van de Structuurvisie Zoetermeer echter nog nader onderzocht of uitgewerkt moeten. Het gaat daarbij met name om de gebieden die als zoekgebied zijn aangeduid in de Verkenningennota. In dit bestemmingsplan wordt hier nog geen rekening mee gehouden.
2.4.6 Hoogbouwvisie (2004)
De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.
In Palenstein is sprake van relatief veel hoogbouw. In het kader van de herstructurering worden juist veel hoogbouwflats gesloopt aangezien deze niet meer voldoen aan kwaliteitseisen. De nieuwe bebouwing op deze locaties bestaat uit een mix van laagbouw en hoogbouw.
In de Hoogbouwvisie is de zone langs de Australiëweg aangewezen als een potentieel hoogbouwgebied met een maximale hoogte van 60 meter. In dit bestemmingsplan wordt hier nog geen rekening mee gehouden.
2.4.7 Definitief Ontwerp stedenbouwkundig plan Culturele as (2008)
Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad het Definitief Ontwerp stedenbouwkundig plan Culturele As vastgesteld. Het plan omvat de kaders en randvoorwaarden voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied tussen de historische dorpskern en het Stadshart. Onderdeel van dit ontwerp is ook de ontwikkeling van een nieuw Park tussen het centrum en de wijk Palenstein (Park Palenstein).
2.4.8 Visie Binnenstad (2011)
Om te bepalen hoe de binnenstad van Zoetermeer bruisender kan worden is de Visie Binnenstad opgesteld. De Visie Binnenstad is in januari 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.
In de Visie Binnenstad wordt ook aandacht besteed aan de voorziene ontwikkeling van het Park Palenstein.
2.4.9 Transformatiestudie kantoren (2008)
Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie Kantoren vastgesteld. In de Transformatiestudie is een scan uitgevoerd naar de mogelijkheden voor transformatie van kantoorlocaties en naar functiemenging op bedrijventerreinen. Op basis van een analyse van de kantorenmarkt in Zoetermeer en de afspraken die binnen Haaglanden zijn gemaakt, is een transformatieopgave voor kantoren benoemd. Tevens is bij de behandeling van de bestuursovereenkomst Bleizo in 2008 gevraagd naar de mogelijkheden om bestaande kantoorlocaties binnen de gemeente Zoetermeer als het ware te "schuiven" naar het gebied Bleizo. Daarmee kan de ontwikkeling van Bleizo een impuls krijgen en kunnen de minder courante locaties binnen Zoetermeer mogelijk worden vrijgespeeld voor andere functies zoals woningbouw, voorzieningen, leisure en dergelijke. Binnen de Transformatiestudie is aangegeven dat met name in en rondom het Stadscentrum winst te behalen valt bij het transformeren van bestaande kantorenlocaties/-ruimten naar andere functies. De bestaande kantoorruimte in Palenstein heeft een kleinschalig karakter en vervult onder meer een belangrijke rol voor startende ondernemers.
In dit bestemmingsplan zijn de bestaande kantoren positief bestemd. Er ligt hier geen specifieke transformatieopgave.
2.4.10 Plan van Aanpak Transformatie kantoren (2011)
Het ’Plan van Aanpak Transformatiekantoren’/ Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocatie Zoetermeer (2011) is op 21 maart 2011 goedgekeurd door de gemeenteraad.
Het Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocaties Zoetermeer volgt op de hiervoor beschreven Transformatiestudie. In het Uitvoeringsplan gaat het bij transformatie niet alleen om het transformeren van minder courante (leegstaande) kantoren naar andere functies. Ook het transformeren van nog te ontwikkelen kantoorlocaties maakt onderdeel uit van het plan, oftewel het omzetten van geplande maar nog niet gerealiseerde kantorenbestemmingen in andere functies/bestemmingen.
Belangrijk om vooraf aan te geven is dat het transformeren van bestaande kantoren op verschillende manieren kan plaatsvinden: van fysiek ombouwen tot sloop/nieuwbouw of tussenvarianten. Voor het college zijn al deze vormen van transformatie denkbaar. Per project zal de specifieke doelstelling (beoogde functie, doelgroep en kwaliteit), als ook de financiële haalbaarheid en de medewerking van eigenaren van gebouwen bepalend zijn bij het kiezen van de wijze van transformeren. De rol van de gemeente is met name het juridisch-planologisch faciliteren van transformatie en het geven van financiële incentives. De gemeente wordt geen (financieel) probleem-eigenaar van leegstand en transformatie van kantoren. Die blijft bij de ontwikkelaar/investeerder/eigenaar van het leegstaande kantoor. In het Plan van Aanpak zijn de randvoorwaarden genoemd ten aanzien transformatieprojecten.
In dit bestemmingsplan is geen sprake van concrete plannen om kantoren te transformeren. De bestaande planologische rechten worden gecontinueerd. Eventuele transformatieopgaven zullen met afzonderlijke planologische procedures gerealiseerd moeten worden.
2.4.11 Horecanota 2004-2008
De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.
In Palenstein komen enkele horecavoorzieningen voor en worden nieuwe horecavoorzieningen mogelijk gemaakt. Deze voorzieningen bestaan in combinatie met andere voorzieningen waarbij het van belang is dat deze geen overlast voor de omgeving veroorzaken. Het betreft hier alleen de lichtere horecavoorzieningen, zoals lunchrooms en restaurants (categorie 2 van de in de bijlagen van de regels gevoegde horecalijst).
2.4.12 Beleidskader Leisure
Het beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht.
Een deel van het plangebied (Scholenstrook /Van Doornenplantsoen) ligt in het gebied dat binnen het Beleidskader Leisure alsook binnen de Stadsvisie en Verkenningennota Structuurvisie is aangeduid als De Leisure-as. In het beleidskader is aangegeven welke leisure-voorzieningen in principe een plaats kunnen krijgen. Het gaat hier onder andere om casino's, partycentra, hotels, evemenenten, recreatieve routes, musea, sporthallen en -accomodaties en activiteitencentra. In dit bestemmingsplan worden voor dit deel van de leisure-as geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van nieuwe initiatieven.
Vanuit de vrijetijdsfunctie ligt de nadruk op de ontsluiting van de woongebieden naar de vrijetijdsvoorzieningen. “Van de voordeur naar…” is hier het leidende principe. Ook in de buurten en wijken buiten de leisure-as speelt leisure een belangrijke rol in het versterken van de sociale cohesie. De leisurevoorzieningen en – evenementen die hier worden gevestigd of plaatsvinden, worden nog directer bij de wensen van de burgers in deze woongebieden betrokken. In woon- en werkgebieden kunnen de volgende voorzieningen in principe een plaats krijgen: hotels, (sport)evenementen, recreatieve routs, kwaliteitshoreca, sporthallen en -accomodaties en activiteitencentra. In dit bestemmingsplan worden in het nieuw te realiseren Park Palenstein en bij het nieuwe winkelcentrum evenementen mogelijk gemaakt. Volgens het Beleidskader Leisure is dit een passende ontwikkeling.
2.4.13 Evenementennota (2004)
De Evenementennota geeft aan op welke evenementen de gemeente Zoetermeer inzet en hoe de bijbehorende regelgeving eruit dient te zien. De hoofdrichting van het evenementenbeleid kent bijzondere aandacht toe aan stadspromotionele evenementen en sociale cohesieversterkende evenementen. In de Evenementennota worden ook de verschillende evenementenlocaties binnen Zoetermeer benoemd. De twee voorziene evenemententerreinen in dit bestemmingsplan (Park Palenstein en nabij nieuwe winkelcentrum) staat nog niet genoemd in de Evenementennota. Het gaat in dit geval om cohesieversterkende evenementen.
Cohesieversterkende evenementen dienen met name bij te dragen aan het versterken van relaties tussen de bewoners onderling en het vergroten van de binding van de bewoners met de stad. Goede sfeer, onderlinge samenwerking, de mogelijkheid tot ontmoeting en versterken van het ‘gevoel van trots zijn op de stad’, zijn daarbij sleutelwoorden. Woorden die overigens ook bij een aantal stadspromotionele evenementen van toepassing kunnen zijn, maar met name passen bij de wat kleinschalige, overzichtelijke en vaak buurt- en wijkgerichte activiteiten. Onder meer de herkenbaarheid, de korte lijnen, de directe relatie met de eigen woonomgeving en de mogelijkheid om de bewoners te betrekken dragen daaraan bij. Kortom met betrekking tot sociale cohesieversterkende evenementen ligt het voor de hand om met name buurt- en wijkgerichte evenementen hiervoor in aanmerking te laten komen. Belangrijk is hierbij de mate waarin de eigen bewoners kunnen bijdragen of deelnemen aan een dergelijk evenement.
In dit bestemmingsplan zijn twee terreinen aangeduid als evenemententerrein. In de regels bij het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de aard en de omvang van de jaarlijks terugkerende evenementen op deze locaties.
De eerste betreft een evenemententerrein in het nieuw te realiseren Park Palenstein en de tweede betreft een evenementenplaats naast het bestaande winkelcentrum. In paragraaf 4.6 wordt nader ingegaan op de voorziene evenemententerreinen.
2.4.14 Rapportage Bouwen aan Zoetermeer (2005)
In 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de gemeenteraad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. De eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen. Op 27 juni 2005 heeft de gemeenteraad over de scenario's besloten. Één van de locaties/gebieden die in Bouwen aan Zoetermeer is opgenomen betreft een deel van de wijk Palenstein. Over dit gebied is opgemerkt dat hier een grootschalige herstructurering van galerijflats in de wijk Palenstein plaats zal vinden, waarbij ook het ouderencomplex Schoutenhoek en de schoolgebouwen vervangen worden.
Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van een deel van het hoogbouwgebied van Palenstein mogelijk. Het voormalige ouderencomplex Schoutenhoek is inmiddels gesloopt en ter plaatse is momenteel en nieuw complex met woningen en voorzieningen in aanbouw. Een deel van de basisscholen is inmiddels vervangen en ondergebracht in de nieuwe Brede Schoolvoorziening aan het Rakkersveld. Voor de Prins Bernhardschool is vervangende nieuwbouw gerealiseerd op de locatie van de voormalige Schoutenhoek.
2.4.15 Stadsnatuurplan (1999)
Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.
Ten behoeve van de ontwikkelingen in Palenstein zijn onderzoeken verricht naar de gevolgen voor de natuur. In paragraaf 5.9 wordt dieper op dit onderwerp ingegaan.
2.4.16 Waterplan Zoetermeer (2002)
Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.
Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.
Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.
In hoofdstuk 4 en in paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het thema water.
2.4.17 Waterbeheersingsplan Zoetermeer
Het Waterbeheersingsplan Zoetermeer is vrij gedateerd (vastgesteld in 1973) maar de uitgangspunten zijn nog steeds van toepassing, vooral voor de wijk Palenstein (ligging in Palensteinse polder). Grote delen van Zoetermeer bestaan uit zeer lage polders waarbij de omgang met water een zeer grote rol speelt.
Ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen zijn de volgende thema's relevant:
- het voorkomen van wateroverlast;
- veiligheid tegen overstromingen;
- droge ligging van bouwterreinen;
- handhaving van redelijke waterkwaliteit;
Eén maal per tien jaar wordt een peilstijging verwacht tot 1 meter onder straatniveau, en 1 keer per 50 jaar tot straatniveau. Hierbij is uitgegaan van een maaiveldhoogte van -4 meter NAP. Hierbij moet worden opgemerkt dat de kans op een peilstijging de laatste jaren is toegenomen (intensievere buien). Bij de aanleg van parkeergarages, danwel verdiepte parkeervakken dient rekening gehouden te worden met het bovenstaande.
2.4.18 Milieubeleidsplan (2005)
Het Milieubeleidsplan, dat op 31 januari 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.
2.4.19 Programma Duurzaam Zoetermeer (2011)
De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (uitvoeringsprogramma 2012-2016) zijn maatregelen opgenomen om Zoetermeer te verduurzamen. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. Zoetermeer zal een groene, schone en milieuvriendelijke stad moeten zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:
- een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
- Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
- een natuurlijk Zoetermeer: in 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten. Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
- een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.
2.4.20 Nota Duurzaam Bouwen (2009)
De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Deze liggen allen buiten het plangebied.
De uitvoering van de nota Duurzaam Bouwen zal plaats vinden in het traject van de omgevingsvergunning.
Voor de herstructurering van Palenstein zijn in overeenkomsten afwijkende afspraken gemaakt. De partijen zullen in nader overleg treden over over de mogelijkheden om duurzaam bouwen verder vorm te geven.
2.4.21 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)
De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025.
Modelonderzoek naar de situatie in 2010 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluiting op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthoudt om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of verkeer snel van de ring te laten afvloeien. De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Toekomstvisie 2025 en het Masterplan Zoetermeer 2025.
De herstructureringsopgave in Palenstein in samenhang met het Verkeersplan Dorp (12 december 2012) brengt wijzigingen met zich mee voor de mobiliteitsstructuur. Deze bestaan onder andere uit:
- een nieuwe busbaan door Park Palenstein (grotendeels over het bestaande profiel van de Osylaan) en het opheffen van deze route voor doorgaand verkeer vanaf de Du Meelaan naar de Leidsewallen;
- een verlegging van de Osylaan;
- de interne inrichting van de wegenstructuur als 30 km/uur-gebied. De volgende wegen in de wijk kennen een 50 km/u-regime: van Doornenplantsoen, Du Meelaan, van Aalstlaan, van Diestlaan, Osylaan (gedeeltelijk), Schoolstraat en de Van der Hagenstraat. Voor de overige wegen zal een 30 km/uur-regime gelden.
- de aanleg van enkele rotondes naar aanleiding van het Verkeersplan Dorp en ter verbetering van de verkeersveiligheid
De eerste twee maatregelen zijn in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt en opgenomen als nieuwe ontwikkeling. De andere twee maatregelen zijn zonder meer mogelijk binnen het vigerende en vast te stellen bestemmingsplan. In paragraaf 4.3 wordt nader op de verkeersstructuur ingegaan.
2.4.22 Parkeerbeleid gemeente Zoetermeer
Het parkeerbeleid van Zoetermeer bestaat uit de Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels. Het beleid is op 21 mei 2012 vastgesteld.
Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer, die is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012, geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: ‘vraagvolgend’ waar dat kan en ‘sturend’ waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden:
- a. parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel);
- b. sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is.
In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.
De concrete parkeernormen zijn niet in deze notitie vastgelegd maar in de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels.
Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels, welke is vastgesteld door de gemeenteraad op 21 mei 2012, zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwt, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
Voor dit bestemmingsplan is relevant dat in de Nota Parkernormen en Uitvoeringsregels een overgangsregeling is opgenomen die, eenvoudig gezegd, bepaalt dat t.b.v. de wijkvernieuwing Palenstein de normen uit de Parkeernota 2005 kunnen worden toegepast. In de paragraaf 'Overgangsregeling parkeernormen' van de 'Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels', punt 6, staat: Andere normering kan van toepassing zijn voor:
"Een bouwinitiatief ten aanzien waarvan de gemeente voor de publicatiedatum van deze Nota met de initiatiefnemer(s) in een précontractuele fase reeds afspraken heeft gemaakt waarin in bepaald dat de realisering de Beleidsnota Parkeren 2005 of een andere normering van toepassing is."
De wijkvernieuwing Palenstein voldoet aan deze omschrijving. Deze is vastgelegd in de 'Samenwerkingsovereenkomst Palenstein' d.d. 31 oktober 2005 en de (precontractuele) afspraken in de hierbij behorende Allonge op de Samenwerkingsovereenkomst Palenstein, en uitgewerkt in de 'Structuurvisie Palenstein' van oktober 2005.
Tegelijk met de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer is een nieuwe Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels opgesteld. Op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.
In de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels die kunnen worden toegepast. Kortom, de parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat de parkeercapaciteit zoveel mogelijk op eigen terrein moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.
Binnen het kader van deze beleidsnota is een stappenplan ontwikkeld. Deze leidt tot een logische, transparante en communiceerbare behandeling, beantwoording of oplossing van vragen, opmerkingen of klachten over parkeeroverlast van bewoners, hulpverleningsdiensten en het bedrijfsleven.
In de nota zijn parkeernormen opgenomen. Dit stappenplan beoordeelt wat de parkeernormen moeten zijn en of ontheffing van de parkeereis mogelijk is. Dit stappenplan wordt doorlopen bij elke omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen.
Voor woningen geldt een uitsplitsing van parkeernormen per woningtype en woonoppervlak. Daarnaast zijn parkeernormen gegeven voor de volgende groepen: winkels, werkgelegenheid, vrije tijd, zorgvoorzieningen, onderwijsvoorzieningen en overig. De normen worden gekoppeld aan de aanwezigheidspercentages. De normen zijn een handvat bij nieuwe ontwikkelingen.
2.4.23 Rapportage "De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer" (2003)
In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) verboden om:
- graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 meter onder het maaiveld;
- aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 meter onder het maaiveld.
In Palenstein is geen sprake van de ligging van archeologisch waardevolle gebieden. Alleen rondom de wijk bevinden zich beschermde gebieden, zoals een zone aan de oostzijde van de Zegwaartseweg. In paragraaf 3.1 en 5.6 van de plantoelichting wordt nader ingegaan worden op de historische ontwikkeling van het gebied en de archeologische waarden van het gebied.
2.4.24 Verkeersplan Dorp (2011)
Het project Verkeersplan Dorp (vastgesteld 12 december 2011) is een pakket aan verkeersmaatregelen dat zich richt op het verbinden van de beide winkelgebieden van de oostelijke en westelijke Dorpsstraat, het verminderen van het autoverkeer in Palenstein en het verbeteren van de verkeersdoorstroming en verkeersveiligheid rondom de Dorpsstraat. Tevens bevat het plan een bebordingssysteem om de voldoende aanwezige parkeerplaatsen beter vindbaar aan te geven. Hierdoor wordt de bereikbaarheid verbeterd.
De maatregelen die voor dit bestemmingsplan relevant zijn, betreffen:
- het aanbrengen van een “Zachte knip” in de Ambachtsherenlaan inclusief varianten busroutes. Dit betreft de afsluiting van de Ambachtsherenlaan en aanleg van een busvoorziening (bussluis) tussen Du Meelaan en Osylaan door Park Palenstein;
- de herinrichting van de kruising Schoolstraat/Osylaan/Van Diestlaan bestaande uit het aanleggen van een minirotonde.
Deze maatregelen zijn in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
2.4.25 Duurzaam veilig (1998)
De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.
Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:
- a. meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
- b. meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
- c. meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen: vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.
De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.
2.4.26 Fietsplan (1998)
Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: regionaal netwerk, hoofdfietsnetwerk en verbindend fietsnetwerk.
De fietsverbinding evenwijdig aan de Australiëweg behoort tot het regionale fietsnetwerk en de Leidse Wallenwetering tot het hoofdfietsnetwerk. De fietspaden langs de Du Meelaan, van Aalstlaan, Osylaan en van Diestlaan behoren tot het verbindend fietsnetwerk (zie ook afbeelding paragraaf 3.3.2).
2.4.27 Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeerregelinstallaties (2008)
Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de "Nota Mobiliteit Zoetermeer". Mede op basis van deze nota over mobiliteit kan een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.
Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:
- terughoudend omgaan met toepassen van een meerstrooksrotonde bij kruisend langzaam verkeer. Met twee stroken oprijden is mogelijk; met twee stroken afrijden is niet acceptabel. Geen rotondes (zonder VRI) op de hoofdwegen (H-structuur), behoudens mogelijk op "uitlopers";
- op hoofdwegen (H-structuur) geldt doorstroming als belangrijk uitgangspunt en daarom worden op deze wegen bij voorkeur geen rotondes gerealiseerd. Bij rotondes is het namelijk niet mogelijk om op de gewenste doorstroming te sturen (meer groen, koppeling, groene golf) en kunnen openbaar vervoer en hulpdiensten niet met prioriteit worden afgewikkeld.
In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien die in strijd zijn met deze uitgangspunten.
2.4.28 Visie Openbare Ruimte (2008)
De Visie Openbare Ruimte (VOR) 2008 is vastgesteld voor de middellange termijn en verwoordt alle belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.
Om de ambities te kunnen categoriseren is Zoetermeer ingedeeld in structuurelementen. Een indeling op basis van ruimtelijke en functionele kenmerken, zoals de gebiedsdruk. De benoemde ambities zijn steeds gekoppeld aan één of meer structuurelementen.
Palenstein behoort tot het structuurelement 'woonwijken'. Het structuurelement 'woonwijken' kent een inrichtingsniveau 'standaard'. Voor het openbare gebied in de wijk Oosterheem en het herstructureringsgebied van Palenstein (de hoogbouw) is besloten het niveau 'extra' toe te kennen. Voor Palenstein is dit van toepassing op het plein voor het huidige winkelcentrum, het park Palenstein en de Centrale As. In Palenstein worden hierbij de meerkosten 'terugverdiend' door het feit dat er in de nieuwe situatie per saldo minder openbare ruimte zal zijn. Voor het overige openbare gebied in Palenstein geldt een basisniveau.
2.4.29 Collegeprogramma Zoetermeer 2010-2014
In het collegeprogramma neemt de uitvoer van reeds in gang gezette en nieuwe projecten een belangrijke plaats in. Het project Palenstein is hierbij specifiek benoemd. Onderwerpen die op de herstructurering van Palenstein van toepassing zijn, betreffen:
- het bieden van huisvesting voor jongeren;
- de aanpak van overlast;
- het bevorderen van transformatie;
- verhogen van de woonkwaliteit;
- doorstart renovatie Palenstein;
- het verruimen van mogelijkheden voor kleinschalige economie in de wijken:
- het realiseren van voldoende parkeerplaatsen;
- een duurzame ontwikkeling op ontwikkellocaties.
2.4.30 Welstandsnota (2010)
Op 25 maart 2010 is de nieuwe Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. In de Welstandsnota staan de criteria waarop de Stadsbouwmeester zijn advies over bouwplannen baseert. Er worden drie beleidsniveaus onderscheiden, die aan een gebied kunnen worden toegekend, te weten; intensief, regulier en een luw welstandsbeleid. Deze drie niveaus geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundig en architectonisch. Ze zijn vertaald in algemene criteria, die naar gelang het niveau hoger is, uitgebreider worden.
Voor de woonwijk Palenstein geldt een regulier welstandsbeleid. In een regulier welstandsgebied is het zich rekenschap geven van de hoofdkarakteristieken van de structuur en de architectuur het uitgangspunt. De samenhang van structuur en bebouwingsbeeld staat voorop. Alleen voor de Zegwaartseweg, de Australiëweg, het Van Doornenplantsoen en de buurt rondom de Van der Werffstraat geldt een intensief welstandsbeleid. Hier is behoud of zelfs herstel van de structuur en het bebouwingsbeeld uitgangspunt. Er worden hogere eisen gesteld aan het ontwerp en de relatie met de omgeving. Er dient te worden voortgebouwd op de oorspronkelijke context: dit kan traditioneel of vernieuwend zijn, met gebruikmaking van nieuwe interpretaties.
Voor de herstructureringsgebieden is een nader Welstandskader (beeldkwaliteitsplan) opgesteld.
2.4.31 Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer (2011)
Aangezien de gemeente Zoetermeer vaak partijen grond over heeft en de regio rond Gouda door bodemdaling vaak grond nodig heeft is in 2009 het besluit genomen om voor het opstellen van de nieuwe Bodemkwaliteitskaart een samenwerking aan te gaan met de Milieudienst Midden-Holland te Gouda. Door het opstellen van een gezamenlijke bodemkwaliteitskaart is het mogelijk om partijen grond en bagger uit te wisselen in een groter gebied en zonder of met een beperkte partijkeuring.
2.4.32 Nota Bodemhebeer Midden-Holland en Zoetermeer
In de Nota Bodembeheer worden de milieuhygiënische randvoorwaarden voor grond- en baggerverzet beschreven, hierbij is gekozen voor gebiedsspecifiek beleid. De keus voor gebiedsspecifiek beleid houdt o.a. in dat de kwaliteit van de toe te passen grond en bagger wordt afgestemd op de functie van het gebied waar de grond wordt toegepast en niet, zoals voorheen, op de kwaliteit van de ontvangende bodem.
2.4.33 Nota Grondbeleid (2011)
De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Nota Grondbeleid 2011 "Veranderde stad, nieuwe koers, nieuw beleid" vastgesteld. De nota Grondbeleid schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
Palenstein verrees ten noorden van de oude dorpskern in de Palensteinse Polder. De toestemming om dit natte gebied in te polderen en droog te maken werd in 1759 verleend. Eind 1762 was het karwei geklaard. De polder is genoemd naar het woonhuis van de ambachtsheer, het Huis te Palenstein dat aan de Dorpsstraat stond. De ambachtsheer had de droogmaking van de polder voor tweederde gefinancierd. Van oorsprong werd het poldergebied gekenmerkt door de rechte lijnen, de vele sloten en lintbebouwing. Bij de bouw van de wijk Palenstein zijn, zoals vaak gebeurde bij de naoorlogse bouw, de cultuurhistorische elementen verloren gegaan.
In 1962 besluit de Tweede Kamer dat Zoetermeer moet groeien om zo het woningtekort in Den Haag op te vangen. Het Structuurplan Groot Zoetermeer, waarin het hele groei proces in vastgelegd is, wordt in 1968 vastgesteld. Het uitgangspunt in dat Structuurplan was een compacte stad bestaande uit vier wijken om het centrum heen.
Het eerste kwadrant bestaat uit de wijken Dorp, Palenstein en Driemanspolder. Het plan is geënt op het functionalisme dat zich baseert op het principe van een scheiding van de functies wonen, werken, winkelen en recreatie en een concentratie van de wijkvoorzieningen.
Een stelsel van hoofdwegen in de vorm van een H-structuur ontsluit de wijken voor autoverkeer en geeft tevens aansluiting op de wegen naar Den Haag, Leiden, Delft en Rotterdam. Met deze wegen werd beoogd de wijken te vrijwaren van doorgaand verkeer. Erlangs werden zones met niet-woonbestemmingen geprojecteerd. Door de aanleg van de Zoetermeerlijn (de huidige RandstadRail) vanaf 1972 is Zoetermeer via het spoor rechtstreeks verbonden met Den Haag en zijn de wijken ook onderling bereikbaar. De lijn was oorspronkelijk als lus rondom het stadscentrum gedacht, maar door de lus om te klappen kon ook het stadscentrum zelf worden aangedaan. Zo ontstond een duidelijke structuur conform het stedenbouwkundige uitgangspunt dat de autowegen buitenom lopen en het openbaar vervoer binnendoor, die nog steeds goed herkenbaar is.
In Palenstein werd in maart 1966 de allereerste paal geslagen voor de uitbreiding van Zoetermeer. In de wijk komen de algemene ideeën uit de jaren zestig duidelijk tot uitdrukking: rationalisatie en schaalvergroting als gevolg van de vraag hoe grote groepen mensen op verantwoorde wijze te huisvesten. Een vraag die al voor de tweede wereldoorlog speelde. Vooral de jaren zestig zijn het tijdperk van de grootschaligheid.
3.1.1 Archeologische waarden
Volgens het rapport 'De archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer' liggen binnen het plangebied geen archeologisch waardevolle gebieden.
Alleen de oostzijde van de Zegwaartse wetering en het dijklichaam van de Schinkelweg gelegen ten zuiden van de Schinkelvaart zijn aangeduid als archeologisch waardevolle gebieden in de directe omgeving van het plangebied. Voor de ontwikkelingen in Palenstein is geen nader archeologisch onderzoek nodig.
In de nabijheid van het plangebied ligt een gebied met zeer hoge archeologische verwachtingswaarden (Oude dorpskern), zie bijlage 11. In de nabijheid hiervan staat een molen (molen De Hoop) die is voorzien van een molenbiotoop van 400 meter met een zeer hoge waarde. Deze biotoop valt voor een beperkt deel binnen het plangebied. In de regels is voor de biotoop een bepaling opgenomen en op de plankaart is deze aangegeven. Met een formule kan achterhaald worden tot hoe hoog gebouw mag worden. In het plangebied wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt dat binnen de biotoop ligt.
3.1.2 Cultuurhistorie
De wijk Palenstein is vanuit cultuurhistorisch oogpunt interessant, omdat het samen met de wijk Driemanspolder de eerste wijk uit de periode van de aanwijzing van Zoetermeer tot groeikern is. Dit wordt ook aangeven in de uitgave De Gave Stad. De Gave Stad is een project geweest waarin alle wijken van Zoetermeer, die na 1945 zijn gebouwd, zijn geïnventariseerd en geanalyseerd op cultuurhistorische waarden. Het gaat hierbij meer om de samenhang tussen de stedenbouwkundige opzet, de architectuur en de inrichting van de openbare ruimte, en minder om de bescherming van het individuele object. In De Gave Stad zijn met betrekking tot Palenstein aanvullend nog de volgende kwaliteiten genoemd:
- ‘bakermat’ van de stad Zoetermeer;
- de historische dijken en weteringen die Palenstein aan drie zijden omsluiten;
- de voor de jaren zestig kenmerkende stedenbouwkundige opzet van de wijk met ringwegen en buurtstraten waarbij hoge galerijflats de kleinschalige eengezinswoningen afschermen als overgang naar de structuur van het oude dorp;
- de strakke compositie in evenwijdige lijnen van de galerijflats;
- de speelse verkaveling en de doordachte uitvoering van de woningen rond een pleintje aan de Van der Werffstraat;
- het stedenbouwkundige patroon van de eengezinswoningen, bestaande uit stempels van evenwijdige en U-vormig geplaatste blokken.
3.1.3 Rijks- en gemeentelijke monumenten
In het plangebied bevinden zich geen rijks- en gemeentelijke monumenten.
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.2.1 Stedenbouwkundige opzet
In de stedenbouwkundige planvorming werd, zoals gebruikelijk voor de jaren zestig, nauwelijks rekening gehouden met de inpassing van cultuurhistorische elementen. Daarom zijn in de wijk zelf geen onderdelen meer uit het vroegere polderlandschap terug te vinden. De nieuwe verkaveling staat diagonaal op de oude verkavelingsrichting die haaks op de Zegwaartseweg stond. Wel zijn de oude dijklichamen met de vaarten en wegen nog aanwezig die de wijk aan drie zijden omsluiten.
Aan de westzijde bevindt zich de Leidse Wallenwetering. De Leidsewallen vormden van oorsprong een waterkering voor de vroegere Zoetermeerse ontginningen.
De Zegwaartseweg die de wijk aan de oostkant afsluit, werd waarschijnlijk in de eerste helft van de dertiende eeuw aangelegd. De weg fungeerde als hoge dijk en feitelijke landscheiding of waterkering tussen de hoogheemraadschappen Rijnland en Schieland. De wetering, de ringvaart ernaast, werd na de droogmaking van de Palensteinse Polder gegraven ten behoeve van de scheepvaart en om het veen in de dijk nat te houden. Met de aanleg van de Australiëweg, een onderdeel van de H-structuur, werd de ooit kaarsrechte eindeloze Zegwaartseweg voor het eerst onderbroken. In het plangebied staan nog enkele vooroorlogse woningen aan de Zegwaartseweg.
Van de Schinkelweg aan de zuidkant dateert de oudst bekende vermelding uit 1449. De bestaande dijk waar de Schinkel in de middeleeuwen tegenaan werd gelegd, was de Zegwaartseweg/ Rokkeveenseweg. Pas rond 1900 ontstond er bebouwing langs de Schinkelweg. De huizen die er nu staan aan de overzijde van Palenstein dateren voor het overgrote deel uit de periode 1890-1910.
Naoorlogse ontwikkeling
Kenmerkend voor de wijk Palenstein, maar ook voor het merendeel van de overige woonwijken in Zoetermeer, is dat deze in ruimtelijk- stedenbouwkundig opzicht naar binnen is gekeerd. Dit komt onder meer doordat rondom de woonwijk ontsluitingswegen liggen, die bovendien op sommige plekken een grote barrière vormen tussen de aangrenzende wijken.
De laagbouw bestaat voor het grootste deel uit geschakelde tweelaagse woonhuizen met kap. Deze zijn in een stempelpatroon van lange rijen evenwijdig of haaks op elkaar gesitueerde blokken gebouwd, waarbij open en halfopen bouwblokken elkaar afwisselen.
De halfopen bouwblokken worden op één van de korte zijden afgesloten door garages, zodat een U-vorm ontstaat. De aanleg is traditioneel met de voorgevels aan de straat en de tuinen aan de achterzijde. De laagbouw sluit aan op de kleinschalige bebouwing van de oude dorpskern ten zuiden van het plangebied.
De hoogbouw galerijflats vormen de overgang naar het nieuw te bouwen Zoetermeer aan de noordzijde. De bouw hiervan werd gelijktijdig met laagbouw gestart, eind jaren zestig van de vorige eeuw. De hoogbouw zou het gezicht van Palenstein en van heel Zoetermeer gaan bepalen. Als extra accent werden vier torenflats van twintig lagen aan de Van Aalstlaan en het Croesinckplein toegevoegd, die als oriëntatiepunten binnen en buiten de wijk fungeren.
Voor de torenflats aan de Van Aalstlaan werd de eerste paal geslagen in 1968. Zij werden in 1970-1972 opgeleverd. In 1972 verrees aan het Croesinckplein de vierde flat. Deze bestaat uit zeventien lagen op een kantooronderbouw van drie lagen en vormt onderdeel van het wijkwinkelcentrum.
Middenin de wijk, als scheiding tussen de hoogbouw en de laagbouw, ligt het Rakkersveld, een groene zone met twee scholen, een sportzaal, een jongerencentrum, een buurtcentrum en speelvoorzieningen, allen opgenomen in het nieuw gebouwde complex Castellum Palensteyn. Hierin zijn ook jongerenwoningen, appartementen en eengezinswoningen opgenomen. Door het gebied loopt een singel.
Het winkelcentrum van de wijk bevindt zich aan het Croesinckplein. Het plein wordt aan drie zijden omsloten door bebouwing waarin winkels, kantoren en woonflats zijn ondergebracht. De vierde zijde wordt begrensd door één van de acht galerijflats. Het plein is ingericht als parkeerplaats. Terzijde bevindt zich aan het water een klein terras.
In het noorden van het plangebied bevindt zich rondom het van Doornenplantsoen een gebied met voortgezet onderwijsvoorzieningen en een sportvoorziening. Dit gebied ligt ingeklemd tussen de Australiëweg (onderdeel van de Zoetermeerse hoofdwegenstructuur) en het tracé van de RandstadRail en vormt een afscheiding tussen het woongebied van Palenstein en de hoofdwegenstructuur.
Het gebied in het noordoosten tussen de Van Aalstlaan en de Australiëweg is gedeeltelijk bebouwd met een garagebedrijf, PTT-centrale en een rouwcentrum.
In latere jaren volgden nog enkele flats: een terrasvormige flat aan het Douzapad (1978), een flatblokje op de hoek van de Schoolstraat en de Van Diestlaan (1982) en twee flats van vier bouwlagen en een flat van acht bouwlagen uit 1985 aan de noordzijde van de Du Meelaan.
3.2.2 Wonen
De wijk is voornamelijk opgezet om een antwoord te kunnen bieden op het grote woningtekort in de Haagse regio. Om dit tekort snel te kunnen terugdringen werd in eerste instantie gekozen voor gestapelde woningbouw in hoge dichtheden. Vanwege veranderende maatschappelijke opvattingen ten aanzien van hoogbouw werd gedurende de realisatie van Palenstein besloten om het resterende deel in laagbouw uit te voeren. Die verandering in opvatting is tegenwoordig nog goed te zien door de abrupte begrenzing / overgang van het hoogbouwgedeelte (aan de noordzijde van de woonwijk) naar laagbouw (aan de zuidzijde).
Na de herstructurering zal het beeld hierin veranderen. De hoogbouwgalerijflats worden vervangen door een diversiteit van grondgebonden woningen en appartementen in kleinschalige complexen. Alleen langs de Zegwaartseweg worden kavels voor vrijstaande en twee onder één kapwoningen gerealiseerd.
3.2.3 Bedrijven en werkgelegenheid
In Palenstein bevinden zich slechts enkele bedrijven. Aan de Du Meelaan bevindt zich een bedrijvencluster bestaande uit lichtere vormen van bedrijvigheid. Bij het winkelcentrum aan het Croesinckplein staat een kantorengebouw. Aan de Van Aalstlaan en aan de Ambachtsherenlaan zijn enkele tankstations en autobedrijven gevestigd. Aan de Zegwaartseweg bevindt zich een bijeenkomstgebouw.
3.2.4 Voorzieningen
3.3 Verkeer En Vervoer
Kenmerkend voor de woonwijk Palenstein is dat wonen en verkeer strikt zijn gescheiden. Voor het parkeren zijn aparte voorzieningen in de woonwijk aangelegd, deels in de vorm van garageboxen. Parkeren geschiedt verder op maaiveld en er zijn drive-in woningen.
Kenmerkende uitgangspunten voor stedenbouw in de periode van ontwikkeling van de wijk zijn het ruim baan geven aan de auto en het scheiden van langzaam verkeer en snelverkeer met eigen (rij)banen. De brede wijkontsluitingswegen zijn in de ringvorm in een aparte zone aangelegd waarop de woonstraten, woonpaden en pleinen aansluiten. Gedeeltelijk is de infrastructuur gebaseerd op doodlopende straten voor auto's en autovrije voetpaden.
3.3.1 Autoverkeer
De belangrijkste wegen in de wijk zijn de Du Meelaan, Osylaan, Van Aalstlaan en de Van Diestlaan. Deze zorgen voor de ontsluiting van de wijk. In het noordoosten van het plangebied ligt de Australiëweg, deze maakt onderdeel uit van de Zoetermeerse hoofdwegenstructuur. De overige wegen zijn wegen voor bestemmingsverkeer.
Duurzaam Veilig
In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid.
Afbeelding 3.1 - Wegcategorisering Palenstein
In Palenstein komen de volgende categorieën voor:
Stroomwegen
Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel verwerken van doorgaand verkeer. De wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en de intensiteit kan meer dan 15.000 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) bedragen.
Tot de stroomwegen behoort de in het noordoosten van het plangebied gelegen Australiëweg
Gebiedsontsluitingswegen
Gebiedsontsluitingswegen hebben als functie het verdelen en verzamelen van verkeer. Het langzaam verkeer moet gebruik maken van vrijliggende fiets- en voetpaden. Er is geen parkeergelegenheid op of terzijde van de rijbaan. De maximale snelheid bedraagt 50 km/uur en de intensiteit ligt tussen de 6.000 en 15.000 mvt/etm. In Palenstein vallen de wegen de Du Meelaan (waar overigens in beperkte mate sprake is van parkeervoorzieningen), Van der Hagenstraat, Osylaan, Van Aalstlaan en de Van Diestlaan in deze categorie. Plaatselijk wordt hier gekozen voor een 30 km-regime, o.a. vanwege de nabijheid van de RandstadRailhalte en een basisschool. Op diverse locaties zullen rotondes worden aangelegd.
Wegen die onderdeel zijn van een verblijfsgebied (erftoegangswegen)
Deze wegen hebben als functie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en bedrijven. De bestemmingsfunctie staat centraal zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De wenselijke maximale snelheid in verblijfsgebieden bedraagt 30 km/uur. De overige wegen in het plangebied behoren tot deze categorie.
3.3.2 Fietsverkeer
In Zoetermeer worden verschillende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik (Fietsplan Zoetermeer, februari 1998).
Afbeelding 3.2 - Fietsnetwerk Palenstein
De fietspaden in de woonwijk Palenstein maken hoofdzakelijk onderdeel uit van het verbindend netwerk. Het verbindend netwerk ondersteunt het hoofdnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijk in. Dit verbindend netwerk draagt ertoe bij dat voorzieningen ook per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn.
Het fietspad langs de Australiëlaan behoort tot het regionale netwerk.
Het hoofdnetwerk voor het fietsverkeer zorgt voor een goede bereikbaarheid binnen Zoetermeer. Daarnaast ontsluiten de hoofdfietsroutes de wijk zelf en verzorgen ze verbindingen met de rest van Zoetermeer. Het hoofdnetwerk sluit aan op het verbindende fietsnetwerk.
Het verbindend netwerk ondersteunt het hoofdnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijk in. Dit verbindend netwerk draagt ertoe bij dat voorzieningen ook per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn. Het verbindende fietsnetwerk loopt gelijk aan de grote wegen in de wijk (Du Meelaan, van Aalstlaan, Osylaan en van Diestlaan). Hierdoor is er voor de fietsers een goede doorstroming mogelijk en is het plangebied aangesloten op het stedelijk hoofdfietsnetwerk.
3.3.3 Openbaar vervoer
Het plangebied wordt ontsloten per openbaar vervoer met:
- RandstadRail
- Busvervoer
RandstadRail
RandstadRail is een netwerk van sneltramverbindingen. Lijn 3 en 4 rijden van Zoetermeer naar Den Haag. In Zoetermeer rijdt lijn 3 over de "krakeling". Lijn 4 rijdt naar Oosterheem. Op zowel de "krakeling" als de tak naar Oosterheem is sprake van een hoge frequentie in de spitsturen en een lagere frequentie in de daluren. In het plangebied heeft RandstadRail één halte: de halte Palenstein. Deze halte is recentelijk vernieuwd (van treinstation naar sneltramhalte).
Busvervoer
In Palenstein zijn verschillende bushaltes aanwezig. De bushaltes zijn gelegen aan de Schoolstraat - Osylaan, Van der Hagenstraat, Van Aalstlaan, Du Meelaan en Australiëweg. De volgende buslijnen rijden door de wijk: 165, 174 en 177 (situatie 01-01-2012).
3.3.4 Parkeren
In Palenstein zijn in de huidige situatie voor zover bekend geen parkeerproblemen. Om deze situatie te behouden moet het aantal parkeerplaatsen in het openbaar gebied minimaal gelijk blijven.
In een deel van de wijk is een blauwe zone van kracht om te voorkomen dat de wijk als overloopgebied voor bezoekers van de Dorpsstraat en het Stadshart gaat dienen. Deze blauwe zone zal in stand blijven. Binnen de blauwe zone gelden specifieke afspraken voor bewoners die kunnen beschikken over een parkeerplaats op eigen terrein.
3.4 Groen En Natuur
Groen en water omsluiten als een gordel de gehele wijk met daarbinnen een netwerk van lanen, pleinen en kleinschalige groenvoorzieningen. Kenmerkend voor de groene gordel, ook in historisch opzicht, zijn de smalle groenzones langs en aan de hoger gelegen veenkades van de Leidsewallenwetering, de Buurtwetering en Schinkelweg/Den Hoorn en de Zegwaartse Wetering. Grenzend aan deze groene gordel bepalen het Van Doornenplantsoen met sportvelden als afscherming langs de Australiëweg, het Van Aalstpark in de noordoosthoek van de wijk en het parkgebied langs de Zegwaartseweg en de Schinkelweg/Den Hoorn mede het groene karakter van de wijk.
Tussen de hoogbouw en de laagbouw in de kern bevindt zich het groene trapveld en het groen langs de watersingel, dat naadloos overgaat in de openbare groenstroken achter de galerijflats. Dwars door het gebied loopt een langgerekte singel die de lijn van de bebouwing volgt. Ook langs de Van Diestlaan, de Bootsmastraat en de Voorhamstraat en langs de Du Meelaan zijn smalle singels aangelegd. Ter hoogte van het Croesinckplein is de singel verbreed tot een vijverpartij.
Groenstroken en bomenrijen zijn te vinden langs de ringwegen Osylaan, Du Meelaan, Van Aalstlaan en Van Diestlaan.
In Palenstein is veel groen aanwezig. In het noorden ligt het Van Doornenplantsoen. Dit complex vormt een groene buffer tussen de Australiëweg en Palenstein. Aan de oostzijde, achter de bedrijven en twee woontorens, ligt het Van Aalstpark.
Tussen de hoge galerijflats bevindt zich relatief veel openbaar groen. Dit openbaar groen bestaat veelal uit grasvelden met hoge bomen aan de randen. Op de grasvelden zijn enkele voorzieningen waaronder een trapveld en enkele speelruimtes voor kinderen.
3.5 Openbaar Gebied
Palenstein is de eerste grootschalige uitbreiding nadat Zoetermeer eind jaren '60 van de vorige eeuw de groeikernstatus verwierf. De wijk ligt in de Palensteinse Polder, ten noorden van de oude dorpskern. Door deze ligging heeft Palenstein een grote betrokkenheid bij het oude Zoetermeer. In Palenstein zijn ruime groenvoorzieningen aanwezig. Kenmerkend voor Palenstein is de tweedeling. Aan de noordkant kent de wijk hoogbouw met relatief grootschalig openbaar groen. Aan de zuidkant bevinden zich laagbouwwoningen met particuliere tuinen en kleinschalig stedelijk openbaar groen.
Het laagbouwgedeelte kent veel parkeerpleintjes en wandelpaden, die de verschillende openbare ruimtes met elkaar verbinden. Beide gebieden worden van elkaar gescheiden door een groen middengebied waarin een waterpartij ligt en dat een grote gebruiksdruk kent.
In de stedenbouwkundige opzet is een duidelijk patroon te herkennen. Met name de ringwegen en buurtstraten staan in een duidelijke hiërarchie ten opzichte van elkaar. De wijk is niet ingericht op doorgaand verkeer. Hierdoor is er geen sluipverkeer.
Positieve punten ten aanzien van het openbare gebied zijn:
- openbare speelruimte is er in voldoende mate;
- Palenstein wordt omsloten door dijken en weteringen;
- de wijk kent een strakke compositie door de galerijflats.
Mindere punten ten aanzien van het openbare gebied zijn:
- rondom flats eentonigheid door hoofdzakelijk gras en bomen;
- stenig karakter en veel hoogbouw;
- boomstructuur van laagbouwdeel in van onvoldoende kwaliteit.
In de wijk zijn verschillende maatregelen mogelijk in het openbaar gebied:
- oevers en watergangen natuurlijker inrichten;
- in laagbouwdeel van de wijk aandacht voor groen en boomstructuur;
- inzetten op beheer dat is aangepast op de voorgenomen herstructurering van de wijk;
- meer variatie in groen realiseren bij de voorgenomen herstructurering;
- parkmanagement invoeren bij 'scholendriehoek'.
3.6 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
In het plangebied liggen geen hogedruk aardgastransportleidingen. Ook liggen in het plangebied geen andere leidingen (water, riool) die planologisch-juridisch geregeld moeten worden.
Wel zijn op verschillende plekken trafo-gebouwen aanwezig, waarvan de grootste gelegen is aan de Van Aalstlaan. Dit gebouw is in het bestemmingsplan positief bestemd.
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
Dit bestemmingsplan voorziet deels in het conserveren van de huidige situatie en deels maakt het nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied mogelijk. Het conserverende karakter geldt, globaal gezien, voor het zuidelijk deel van Palenstein en het Van Doornenplantsoen (Scholenstrook), daar waar de laagbouw is geconcentreerd alsmede voor bouwplannen waarvoor de planologische procedure reeds is doorlopen (Brede School, Schoutenhoek vlek F, Prins Bernhardschool). Dit houdt in dat de bestaande planologische situatie wordt gecontinueerd. In het middendeel van het plangebied (gebied met hoogbouw) worden in het kader van de planontwikkeling nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt binnen dit bestemmingsplan.
Deze ontwikkelingen hebben betrekking op de herstructurering van Palenstein. De gemeente Zoetermeer en de woningcorporaties De Goede Woning, Vestia en Vidomes hebben afspraken gemaakt om de vernieuwing van Palenstein samen aan te pakken. Zo worden het woningaanbod, de openbare ruimte én de voorzieningen verbeterd. Ten behoeve van de herstructurering is een wijkvisie "Palenstein"opgesteld (zie Bijlage 1). Deze is in juli 2012 vastgesteld door de gemeenteraad en tevens akkoord bevonden door de betrokken woningcorporaties. De wijkvisie is nader uitgewerkt in meerdere proefverkavelingen.
4.2 Wijkvisie
4.2.1 Algemeen
In juli 2012 is de wijkvisie "Palenstein" (zie Bijlage 1)door de gemeenteraad vastgesteld. De kern van deze visie is een nieuwe wijkopzet waar meer ruimte is voor laagbouw en een grotere mix van woningtypes. De wijk krijgt een parkachtige uitstraling met veel groen en water. De unieke ligging van Palenstein vlakbij de Dorpsstraat en het Stadshart, de verschillende culturele instellingen in de buurt en de vele voorzieningen die de wijk rijk is, maken Palenstein tot een ideale woonwijk.
De wijkvisie laat zien hoe de wijk er straks uit komt te zien. Sloop van vijf hoogbouwgalerijflats en verplaatsing/ vernieuwing van het winkelcentrum zijn op basis van deze visie het uitgangspunt. Voor de bewoners in de te slopen flats zijn mogelijkheden getroffen om hen te ondersteunen bij de verhuizing naar een passende woning elders in de wijk of elders in Zoetermeer of de regio. Fasegewijs, mede afhankelijk van de ontwikkelingen op de woningmarkt, zal Palenstein vernieuwd worden.
Op basis van deze uitgangspunten zijn verschillende modellen ontwikkeld passend binnen de uitgangspunten van de wijkvisie. In dit bestemmingsplan zijn twee voorbeeldmodellen weergegeven, te weten model 3.0 en model 2.3.3 (zie bijlage 2 en 3). Deze modellen zijn geen blauwdruk, maar geven een beeld van de mogelijke toekomstige ontwikkelingen en invulling binnen het gebied. Uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is dat het gecombineerd programma van beide modellen of mogelijk varianten daarop mogelijk wordt gemaakt om zo de flexibiliteit te kunnen behouden bij de toekomstige ontwikkelingen.
In de volgende paragrafen wordt het gecombineerde programma nader toegelicht en wordt ingegaan op de uitgangspunten die gelden voor de herontwikkeling van Palenstein.
4.2.2 Wijkvisie Palenstein
De wijkvisie Palenstein bevat nieuwe ruimtelijke en programmatische uitgangspunten voor de ontwikkeling van de wijk. Langs een nieuwe centrale as, die het aan het Park Palenstein grenzende plandeel Schoutenhoek (vlekken A en F) verbindt met het nieuwe wijkcentrum (vlek E/I), is een vriendelijk milieu van laagbouwwoningen en appartementen geprojecteerd.
De wijkvisie geeft richting aan de verdere vernieuwing van de wijk en gaat uit van de sloop van vijf galerijflats, welke vervangen worden door een mix van laag- en hoogbouw. De wijk krijgt een parkachtig karakter, waarbij de nieuw aan te leggen singel binnen de nieuwe centrale as een hoofdrol speelt. Het eindbeeld van de wijkvisie: een groene, levendige en gezinsvriendelijke stadswijk.
Door de sloop van galerijflats ontstaat de ruimte om ingrijpende wijzigingen in de ruimtelijke structuur van de wijk aan te brengen. Een van die wijzigingen is de reeds gerealiseerde knip voor het doorgaande verkeer tussen de Du Meelaan en de Osylaan ter hoogte van het te ontwikkelen Park Palenstein. Een andere wijziging is dat centraal in de wijk een geheel nieuwe groen- en waterstructuur wordt aangelegd (de centrale as) die de openbare gebieden met elkaar verbindt.
Deze centrale as is de nieuwe drager van de herontwikkeling en sluit aan op de bestaande structuur aan de zuidoostkant van de wijk. Aan weerszijden van deze groenstructuur voorziet de wijkvisie in nieuwe woongebieden met laagbouw, aangevuld met wat hogere accenten. Langs de centrale as is uitgangspunt dat woningen in 3 lagen worden gebouwd ter begeleiding van deze groenstructuur. In de binnengebieden van de toekomstige woonblokken is de bouwhoogte maximaal 11,5 meter (twee lagen met kap danwel twee of drie bouwlagen). Op de hoeken en op markante punten zijn hoogteaccenten mogelijk in de vorm van appartementen. Dit ter begeleiding van belangrijke infrastructuur dan wel het creëren van herkenningspunten in de wijk. Rondom het toekomstig centrumgebied nabij het bestaande winkelcentrum worden in zijn algemeenheid hogere bouwhoogtes toegestaan. De voorzieningen zijn op de begane grond gevestigd en daar boven bevinden zich appartementen. Zo ontstaat in de woongebieden een rustig bebouwingsbeeld en een heldere structuur en in het centrumgebied ontstaat een enigszins meer stedelijk beeld.
Palenstein wordt door een hoefijzervormige structuur van wegen ontsloten, waardoor een autoluw binnengebied kan worden gecreëerd langs de centrale as en er een goede aansluiting mogelijk is op het Park Palenstein. De route voor de bus wordt geïntegreerd in het ontwerp van het park.
De wijk bevat naast woningen goede onderwijs- en sportvoorzieningen, alsmede een winkelcentrum voor dagelijkse boodschappen. Tussen het einde van de nieuwe singel en het nieuw geprojecteerde winkelcentrum (in vlek E/I) is binnen de wijkvisie een levendig plein voorzien dat het centrum vormt van de wijk.
De wijkvisie gaat uit van nieuwbouw van in totaal zo'n 730 nieuwe woningen, 3.000 m2 aan winkels, en 2.000 m2 aan maatschappelijk onroerend goed.
Afbeelding 4.1: Kaart wijkvisie Palenstein
De wijkvisie maakt een onderscheid in een aantal deelgebieden:
- Park Palenstein vormt het nieuw groen verbindend hart in de wijk. Van west naar oost wandel of fiets je vanaf het stadscentrum door Park Palenstein via de centrale wandel- en fietsroute naar het oosten. In het Park is geen doorgaand autoverkeer. Er komt alleen af en toe een bus voorbij. Aan de rand van het park staat de nieuwbouw van Schoutenhoek (vlekken A en F), een stedelijk levendig gebied, met vooral gestapelde woningen.
- De singel vormt waterrijk middelpunt van de wijk. Voorbij de Schoutenhoek kom je in het rustige Singelgebied (vlek B). Hier staan ruime woningen langs een singel, voor mensen die graag comfortabel en rustig wonen. Bewoners hebben een eigen parkeerplek uit het zicht. In het Singelgebied komen ook verschillende soorten appartementen in overzichtelijke buurtjes, waar je elkaar kent en kunt ontmoeten. We gaan vervolgens te voet verder naar het oosten.
- De laantjes zijn woonbuurtjes waar groen, water en voorzieningen onder handbereik zijn. Aansluitend op het Singelgebied vinden we aan weerszijden “de Laantjes” (vlekken C, G, K en L). Deze buurtjes liggen vlak bij de Singel en worden gekenmerkt door eengezinswoningen aan korte laantjes. Ook zijn er fiets- en wandelroutes naar de Dorpsstraat. De laantjes zijn hier groen en autovrij. Dit maakt het een ideale buurt voor jonge gezinnen. De buurtjes ten noorden van de Singel zijn gunstig gelegen ten opzichte van het Randstadrailstation en het nieuwe Park Palenstein. Via de route langs de Singel is er een snelle verbinding met het Stadshart. De laantjes zijn kort en autoluw. Er zijn wel parkeerplaatsen voor bezoekers, bewoners hebben hun eigen parkeerplaats op het binnenterrein.
- Het plein is het gebied waar wonen, werken en ontspannen samenkomen (vlekken D en E/I). De centrale wandelroute komt uit op het Plein, middelpunt van Palenstein. Aan de zuidkant ligt het Castellum; de multifunctionele ruimte met onder meer scholen, kinderopvang en sporthal. Aan de noordkant bevindt zich een levendige gevelwand met woningen en woonwerkwoningen met kleine bedrijfjes, dienstverlening en maatschappelijke activiteiten. De appartementen van woontoren Croesinckplein en de flexkantoren van het Facility Point zijn prima bereikbaar en de ingang is goed vindbaar voor bezoekers. Aan het plein ligt ook het winkelcentrum, met een aantrekkelijke gevel en goede parkeergelegenheid aan de Van Aalstlaan. Op de verdiepingen worden appartementen gerealiseerd.
- voor de bestaande laagbouw in Palenstein moet de huidige kwaliteit behouden blijven. De traditionele jaren ‘70 eengezinswoningen in de laagbouwbuurtjes van Palenstein zijn nog onverminderd populair. Er is volop ruimte voor ontmoeten en spelen aan water en groen. Auto’s parkeren veilig op parkeerpleinen of in garageboxen. Een rustig straatbeeld ontstaat door goed onderhoud van het openbaar gebied en het terugdringen van rommelige schuttingen en dakkapellen.
- de te behouden hoogbouwflats Cornelis Bos, Johan van Bourgondië en Cornelis Croesinck zijn gerenoveerd. De nieuwe gebouwen sluiten goed aan op de bestaande architectuur van deze flats, het Castellum en de nieuwbouw van de Schoutenhoek. Daarnaast wordt rekening gehouden met de bestaande woontorens aan het Croesinckplein, de Willem Van Cleeflaan en de Van Aalstlaan.
- Op een bijzondere plek in de wijk komen er nieuwe woningen bij: in het Van Aalstpark. Hier is ruimte voor mensen die rustig maar ook op een centrale en goed bereikbare plek in de stad willen wonen. Grote kavels met vrijstaande woningen aan de Zegwaartseweg en vrijstaande of twee-onder-één-kapwoningen.
4.2.3 Wijkvisie in het bestemmingsplan
Gelijktijdig met de wijkvisie is een aantal ontwikkelmodellen opgesteld, uitgaande van de uitgangspunten zoals genoemd in de wijkvisie. Deze modellen zijn geen blauwdruk, maar geven een beeld van een mogelijke toekomstige ontwikkelingsrichting. De modellen zullen nog in detail moeten worden uitgewerkt en afhankelijk van factoren als de economische ontwikkelingen moet nog een aantal definitieve keuzes worden gemaakt. Een belangrijke keuze is bijvoorbeeld het al dan niet verplaatsen van het winkelcentrum.
In dit bestemmingsplan zijn als voorbeeld twee ontwikkelmodellen opgenomen, te weten model 3.0 en model 2.3.3. Deze staan in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 3. Deze modellen zijn een uitwerking van de wijkvisie en geven een indruk van een mogelijke invulling van het gebied.
Voor dit bestemmingsplan is gekozen om een flexibele bestemmingsregeling op te stellen in een zodanige vorm dat daarbinnen de ontwikkeling van meerdere modellen mogelijk is. De modellen zijn zoals gezegd geen blauwdruk. Veranderende toekomstige inzichten en ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat elementen uit modellen uitgewisseld worden.
Het maximale programma dat op basis van de wijkvisie in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is samengevat in onderstaande tabel:
Gebied | Max. aantal woningen | Andere functies (max. m2 bvo) | Bouwhoogtes | |
A | 100 | 300 m2 dienstverlening en horeca | 11,5 m en 43 m | |
B | 76 | geen | 11,5 m en 18,5 m | |
C, D, E/I en G | 404 | 3.500 m2 detailhandel, 400 m2 dienstverlening, 300 m2 horeca, 500 m2 maatschappelijk | 11,5 en 43 m | |
Vlek 13 | 18 | geen | goothoogte 6 m, bouwhoogte 10 m | |
Vlek 20 | 21 | geen | goothoogte 6 m, bouwhoogte 10 m | |
Vlek 5/17 | 22 | geen | 7 m |
De wijkvisie gaat uit van de bouw van maximaal 730 woningen. In dit bestemmingsplan worden maximaal 641 woningen mogelijk gemaakt. Een deel van de herstructureringsoperatie is reeds gerealiseerd.
De flexibele bestemmingsregeling bestaat onder andere uit de volgende onderdelen:
- de bouwvlakken zijn zodanig gelegd dat de uiterste bouwgrenzen van verschillende modellen passend zijn;
- op de plankaart zijn aantallen woningen per bouwvlak vastgelegd, waarbij een onderscheid is gemaakt in een tweetal verschillende gebieden, te weten vlekken C, D en G en vlek E/I;
- het aantal vierkante meters bvo aan voorzieningen (horeca, maatschappelijke, dienstverlening en detailhandel) is verwerkt in de regels;
- het maximaal aantal woningen is binnen bouwvlakken vastgelegd. De specifieke invulling van de bouwvlakken staat in principe open;
- de zone waarbinnen de centrale as dient te worden gerealiseerd is vastgelegd op de plankaart. Binnen deze zone kan de centrale as een flexibele inrichting krijgen. Wel is een minimale maat opgenomen om te garanderen dat de centrale as van voldoende oppervlakte is en voldaan kan worden aan de eisen met betrekking tot de waterberging;
- de bouwhoogtes zijn flexibel vastgelegd, waarbij in sommige gevallen gewerkt is met percentages per hoogteaanduiding. Dit houdt in dat binnen die aanduiding flexibel omgegaan kan worden met de invullingen van de maximale bouwhoogtes.
Met deze wijze van bestemmen kan flexibel omgegaan worden met het bouwprogramma zodat effectief ingespeeld kan worden op bijvoorbeeld marktontwikkelingen.
Voor de toekomstige ontwikkeling van dit deel van Palenstein gelden ten aanzien van verschillende thema's uitgangspunten. Deze zijn in de volgende paragrafen genoemd.
4.3 Aanpassing Verkeersstructuur
Zoals genoemd wordt met de herstructurering ook de verkeersstructuur aangepast. De Du Meelaan en de Osylaan zijn reeds geknipt ter hoogte van het Park Palenstein. Zo wordt doorgaand verkeer uit Palenstein geweerd. De Du Meelaan en de Osylaan vormen een hoefijzervormige ontsluiting voor de wijk. De centrale as kan daardoor verkeersluw worden gemaakt. De wegen binnen de woongebieden krijgen een erftoegangsfunctie.
Het langzaam verkeer heeft binnen de woonbuurten voorrang. Door de nieuw aan te leggen groene hoofdstructuur worden fietspaden aangelegd die aansluiten bij het stedelijk fietsnetwerk.
Door het Park Palenstein wordt een fietspad met een naastliggende busbaan aangelegd dat zodanig is ontworpen, gedimensioneerd en beveiligd dat het tevens geschikt is als route voor de hulpdiensten. Deze route is aangegeven met een aanduiding op de plankaart.
4.4 Parkeren
In de wijk is veel aandacht voor het realiseren van voldoende parkeerplaatsen voor de bewoners en bezoekers. Aangezien de herstructurering reeds geruime tijd gaande is, is voor de ontwikkelingen van Palenstein de Parkeernota uit 2005 van toepassing (zie ook paragraaf 2.4.22).In deze nota zijn per functie/ per type gebouw parkeernormen gegeven waaraan nieuwe ontwikkelingen worden getoetst. Op voorhand is dan duidelijk hoeveel parkeerplaatsen bij een bouwplan gerealiseerd moeten worden.
Afbeelding 4.2: gebieden waarop de Parkeernota van 2005 van toepassing is (in blauw weergegeven).
Bij de woningen in de vlekken A, B, C, D en G worden de parkeervoorzieningen deels op de binnenterreinen, dus uit het zicht, aangelegd. Dit zijn parkeerplaatsen die zijn toegewezen aan de omliggende woningen. De overige, vrij uitwisselbare plaatsen zijn langs de straten in het openbaar gebied gesitueerd. Voor bezoekers van het winkelcentrum is een groot parkeerterrein beschikbaar dat direct toegankelijk is vanaf de van Aalstlaan.
Voor de nieuwe ontwikkeling zijn in het kader van de twee voorbeeldmodellen parkeerberekeningen uitegevoerd. Deze parkeerberekeningen zijn gebaseerd op de parkeernormen zoals opgenomen in de Parkeernota 2005. Daarin is per functie aangegeven wat de parkeernorm is. Deze normen zijn op het per vlek voorziene programma toegepast. Uit deze berekeningen blijkt dat er voor het totale herontwikkelingsgebied sprake is van een sluitende parkeerbalans. De kaart behorende bij de parkeerbalansen van de voorbeeldmodellen 3.0 en 2.3.3 is bijgevoegd in Bijlage 4.
De parkeerbalansen bij de twee voorbeeldmodellen laten wel zien dat tijdens piekmomenten in een aantal vlekken sprake kan zijn van een parkeertekort. Omdat op deze piekmomenten in de direct aangrenzende vlekken echter sprake is van een parkeeroverschot -en die parkeerplaatsen binnen een acceptabele loopafstand liggen- kan het tekort in voldoende mate opgevangen worden door dit overschot. Ook voor het winkelcentrum is de verwachting dat tijdens piekmomenten het tekort teniet wordt gedaan door vrije parkeerplaatsen binnen de acceptabele loopafstand van 100 meter in de direct aangrenzende vlekken.
Geconcludeerd kan worden dat er in principe voldoende ruimte in het plan is om de benodigde parkeervoorzieningen aan te leggen en in de parkeerbehoefte te kunnen voorzien.
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal worden getoetst aan het in 2012 vastgestelde parkeerbeleid waarbij geldt dat voor de herstructureringslocatie van Palenstein gebruik kan worden gemaakt van de in de Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels genoemde overgangsregeling. Die overgangsregeling houdt in het kort in dat voor ontwikkelingen waarover reeds besluitvorming heeft plaatsgevonden, de parkeernormen uit de Parkeernota van 2005 van toepassing zijn (zie paragraaf 2.4.22).
Voor andere toekomstige ontwikkelingen, die niet in dit bestemmingsplan zijn voorzien en waarvoor geen contractuele afspraken zijn gemaakt in het kader van de herstructurering van de wijk Palenstein, zijn de parkeernormen uit de 'Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels 2012 van toepassing.
4.5 Water En Groen
De centrale as met de singel en de brede groenstroken langs de oevers is het belangrijkste element van de nieuwe opzet van de wijk. Dit gebied is het hart van de wijk en heeft een hoge verblijfskwaliteit. Deze centrale as verbindt het Park Palenstein met het centrale plein bij de Brede School en het winkelcentrum. Op deze manier is in de wijk sprake van een herkenbaar en kwalitatief hoogwaardig ingericht openbaar gebied dat de verschillende delen van de wijk verbindt en ruimte biedt voor verblijven, wandelen en fietsen. De centrale as is de natuurlijke verbindingsroute voor langzaam verkeer vanuit de wijk, via het Park Palenstein naar het Dorp en het Stadscentrum.
In de wijk is veel aandacht voor het verbeteren van de uitstraling van de doorgaande wegen. Langs de wegen en in de middenbermen wordt groen aangelegd om zo de aantrekkelijkheid van de wijk te vergroten.
Park Palenstein is centraal gelegen tussen Stadshart, Dorp en Palenstein. Daardoor is het een scharnierpunt in de verbinding tussen deze wijken van Zoetermeer. Door zijn ligging is het park tevens een herkenbare entree van de wijk. Het park heeft een groene inrichting, een deel van de bestaande bomen wordt gehandhaafd. In het park is ruimte voor voorzieningen, zoals een klein openluchttheater. Het park is geschikt voor kleine evenementen. Het fietspad dat in noord-zuid richting door het park loopt is zodanig ontworpen dat het tevens kan worden gebruikt door de bus (langzaam rijdend en slechts in één richting tegelijk) en door hulpdiensten. Bij kruisingen met wandel- en fietspaden wordt met knipperende LED verlichting in de bestrating de komst van een bus of hulpvoertuig aangeduid.
Voor een verdere toelichting op het thema water wordt verwezen naar paragraaf 5.5.
4.6 Evenementen
Omdat het vanuit een goede ruimtelijke ordening wenselijk is om evenementenlocaties en het aantal evenementen te begrenzen, zijn in dit bestemmingsplan de evenementenlocaties apart benoemd en op de plankaart aangeduid. Het betreft daarbij geen evenemententerreinen die als zodanig zijn ingericht en gedurende een grote periode van het jaar voor evenementen worden gebruikt.
In de gemeentelijke Evenementennota is het begrip 'evenement' als volgt afgebakend: een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak, georganiseerd door derden. De weekmarkt (warenmarkt) valt niet onder dit begrip.
In dit bestemmingsplan worden twee evenemententerreinen mogelijk gemaakt: één in het nieuw te realiseren Park Palenstein en één nabij het bestaande winkelcentrum. De locaties zijn aangeduid op de plankaart van dit bestemmingsplan.
Op beide terreinen is alleen plaats voor kleinschalige evenementen (zoals een boekenmarkt, openlucht voorstellingen, braderie) met een maximum bezoekersaantal van 500 personen per evenement. De evenementen duren één dag of dagdeel. Voor het terrein in Park Palenstein is het maximum aantal evenementen vastgesteld op 38 per jaar. Park Palenstein zal onder meer de functie als uitloopgebied hebben bij toekomstige evenementen in het Stadscentrum.
Voor het terrein nabij het bestaande winkelcentrum is het aantal evenementen vastgesteld op 13 evenementen per jaar. De dagen die nodig zijn voor het op- en afbouwen van podia en tenten, etc, zijn daarbij niet meegeteld.
Dit soort kleinschalige evenementen levert doorgaans geen overlastsituaties op voor de woonomgeving. In de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Zoetermeer is bepaald dat voor evenementen een evenementenvergunning nodig is. Bij de vergunningverlening wordt onder andere getoetst aan criteria met betrekking tot de openbare orde en geluid.
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
Bij nieuwe ontwikkelingen is het vereist onderzoek uit te voeren dan wel inzicht te geven in de verschillende milieuthema's. Voor sommige thema's zijn in het kader van dit bestemmingsplan onderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk zijn alleen de conclusies van deze onderzoeken opgeschreven. Voor de volledige onderzoeken wordt verwezen naar de Bijlagen bij de plantoelichting.
5.1 Mer-beoordelingsplicht
In het kader van de wijkvisie worden in Palenstein 730 woningen gesloopt en ter plaatse maximaal hetzelfde aantal teruggebouwd. Voorts is sprake van een bestaand winkelcentrum (Croesinckplein) dat wordt verplaatst. Op de nieuwe locatie zal een winkelcentrum van maximaal 3.500 m2 bvo worden gerealiseerd. De toename aan winkelvoorzieningen bedraagt per saldo maximaal 1.000 m2 bvo.
Ook wordt in het bestemmingsplan 1.500 m2 aan nieuwe bedrijvigheid (dienstverlening, horeca, maatschappelijke voorzieningen) in de milieucategorieën 1 en 2 mogelijk gemaakt.
De herontwikkeling valt volgens het Besluit milieueffectrapportage onder "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen" (zie bijlage D, 11.2).
Dit houdt in dat een m.e.r.-beoordeling moet plaats vinden indien de activiteit betrekking heeft op:
- 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer
De oppervlakte van de nieuwe ontwikkelingen bedraagt circa 13 hectare. Hiermee ligt de activiteit ruim onder de drempelwaarde van 100 hectare.
- 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat
Voor woningbouw binnen de bebouwde kom is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer. Het Besluit m.e.r. gaat niet specifiek in op herstructurering. Binnen het plangebied Palenstein bedraagt het maximaal aantal nieuw te bouwen woningen 641 en het aantal te slopen woningen bedraagt 730. De drempelwaarde van 2.000 woningen wordt niet gehaald. Er is in deze zin geen sprake van een formele m.e.r.-beoordelingsplicht.
- 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer
Voor nieuwe bedrijvigheid geldt een drempelwaarde van 200.000 m2. Ook dit aantal wordt in het bestemmingsplan Palenstein lang niet gehaald. In totaal zal circa 5.000 m2 bvo aan nieuwe voorzieningen (detailhandel, maatschappelijk dienstverlening en bedrijvigheid) worden gerealiseerd, waarvan een groot deel bestaat uit het te verplaatsen winkelcentrum. De grenswaarde van 200.000 m2 wordt niet gehaald. Er is geen sprake van een formele m.e.r.-beoordelingsplicht.
Conclusie
De voorgenomen activiteiten liggen ruim beneden de genoemde drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage. In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van projecten die een samenhang vertonen met de ontwikkelingen in Palenstein. Er is aldus geen sprake van een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Alhoewel geen sprake is van een m.e.r.-beoordeling geeft de wet aan dat voor de activiteiten wel een vormvrije m.e.r.-beoordeling van toepassing is. Bij een dergelijke beoordeling moet alsnog gekeken worden of het project geen belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Er wordt dan getoetst aan de criteria zoals opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Deze criteria zijn:
- Kenmerken van het project;
- Plaats van de projecten;
- Kenmerken van het potentiële effect.
Een activiteit heeft bijvoorbeeld geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu indien:
- sprake is van een grote afstand tot gevoelige gebieden;
- de locatie en de omgeving geen bijzondere kenmerken hebben waardoor er een verwaarloosbare kans is op belangrijke nadelige effecten;
- de activiteit niet tot grote emissies leidt;
- er sprake is van een klein ruimtebeslag.
Gezien de kenmerken van het project en de kenmerken van de omgeving hiervan ligt het niet in de verwachting dat één van bovenstaande criteria van toepassing is. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De onderzoeken die in dit hoofdstuk zijn beschreven bevestigen dit beeld.
Busbaan Park Palenstein
Door Park Palenstein wordt een nieuwe busbaan aangelegd van circa 150 meter. De aanleg van de busbaan voldoet aan geen van de criteria genoemd onder de categorieën C 1.1 t/m 1.5 en ook niet aan de criteria van categorieën D 1.1 en D 1.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r. Conclusie is derhalve dat er geen m.e.r.-plicht en ook geen m.e.r.-beoordelingsplicht op het project rust.
5.2 Geluidhinder
Algemeen
De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelige terrein.
Verplicht akoestisch onderzoek
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande. Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand heeft de wetgever geluidszones gedefinieerd, een soort aandachtsgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.
Zonering
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidszones. De geluidszone is het afgebakende gebied waarbinnen normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidszones voor wegverkeer zijn afhankelijk van het aantal rijstroken en zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens landelijk bepaald. Deze zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder.
Voor een zoneringsplichtig industrieterrein wordt de geluidszone voor ieder afzonderlijk industrieterrein vastgesteld. Deze geluidszone wordt vastgesteld door middel van Zonebesluit en vastgelegd op een zonekaart of door middel van een bestemmingsplan, waarbij de zone wordt vastgelegd op de bestemmingsplankaart. Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een industrieterrein.
De geluidszonering van vliegvelden is gebaseerd op het werkelijke gebruik van die vliegvelden. De zonering is vastgelegd in zonekaarten per vliegveld. Het Zoetermeers grondgebied ligt niet binnen een geluidszone van een vliegveld.
Normstelling
De Wet Geluidhinder kent voor geluidgevoelige bestemmingen een systeem van voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Het doel van de wet is om het aantal mensen dat last heeft van geluid zoveel als mogelijk te beperken. Een geluidbelasting die de voorkeursgrenswaarde niet overschrijdt, is zonder meer toelaatbaar. De effecten van het geluid worden dan aanvaardbaar geacht.
Een geluidbelasting hoger dan de maximale ontheffingswaarde is niet toelaatbaar. In het gebied tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde is de geluidbelasting alleen toelaatbaar na een afwegingsproces. Dit afwegingsproces heeft vorm gekregen in de zogenaamde hogere waarde procedure.
In deze hogere waarde procedure dienen burgemeester en wethouders het vaststellen van hogere waarden te motiveren. Het college heeft hiertoe op 29 september 2009 het 'Hogere waarden beleid' vastgesteld.
Hogere waarde procedure
Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er mogelijke maatregelen zijn te treffen om het geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidsreducerend wegdek), dan in de overdracht (bijv. geluidsschermen) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijv. extra gevelisolatie). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere waarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.
5.2.1 Resultaten akoestisch onderzoek
Het bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Bestaande woningbouw wordt vervangen door eveneens woningbouw, detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies. In opdracht van de gemeente Zoetermeer is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport "Akoestisch onderzoek ontwerpbestemmingsplan Palenstein Zoetermeer". Het rapport is opgenomen in Bijlage 7 bij deze plantoelichting.
De doelstelling van het onderzoek is het bepalen van de geluidbelasting ten gevolge van het weg- en railverkeer op de geprojecteerde nieuwe geluidgevoelige bestemmingen en deze te toetsen aan de grenswaarden zoals opgenomen in de Wet geluidhinder (Wgh). De belangrijkste resultaten en conclusies zijn hieronder beschreven.
Uit het onderzoek is gebleken dat op de verschillende locaties de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Daarom zijn in het onderzoek tevens maatregelen onderzocht om de geluidsbelasting zo veel mogelijk te beperken. Indien deze niet mogelijk zijn dan zullen hogere waarden moeten worden verleend conform het gemeentelijk hogere waardenbeleid.
5.3 Bodemkwaliteit
Tot de aanleg van de woonwijk Palenstein, vanaf de jaren zestig, heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. In het plangebied is nauwelijks bebouwing aanwezig van voor 1965, alleen langs de Zegwaartseweg is nog wat van oudsher aanwezige bebouwing te vinden.
Voor de aanleg van de wijk zijn enkele van de oorspronkelijke gebouwen (voornamelijk langs de Zegwaartseweg en de Leidsewallenwetering) gesloopt, inclusief de destijds aanwezige tuinbouwkassen. De Schinkelweg is altijd maar aan één kant, de zuidkant, bebouwd geweest, hier is voor de aanleg van de wijk Palenstein geen bebouwing gesloopt.
Pas in de eind jaren '80 - begin jaren '90 is bodemonderzoek voorafgaand aan bouwactiviteiten gangbaar geworden. Voor de wijk Palenstein zijn destijds dan ook geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Wel zijn in de loop der jaren bodemonderzoeken uitgevoerd.
Mede op basis van de uitgevoerde bodemonderzoeken is een bodemkwaliteitskaart opgesteld.
In de "Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en gemeente Zoetermeer" is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van eventueel te ontgraven grond in het plangebied ingedeeld in klasse Wonen. Dit komt overeen met de bodemfunctieklasse. De milieuhygiënische bodemkwaliteit in het gebied voldoet dus over het algemeen aan de huidige en de beoogde functie.
In het kader van de ontwikkelingen binnen Palenstein is een notitie opgesteld (zie bijlage 9). Uit deze notitie, opgesteld op basis van de gegevens die voortkomen uit historisch bodemonderzoek, blijkt dat binnen Palenstein enkele locaties zijn waar de milieuhygiënische bodemkwaliteit nader onderzocht moet worden alvorens hier een nieuwe functie te ontwikkelen.
Voor de locatie op de hoek van de Zegwaartseweg/ Van Aalstlaan is een actualiserend onderzoek nodig, en bij de tank op de Cornelis Boslaan is een nader onderzoek nodig om de verontreiniging af te perken.
Voor deze locaties die in de notitie duidelijk beschreven staan dient, voorafgaand aan een eventuele aanvraag voor een omgevingsvergunning, aanvullend of nader bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
5.4 Luchtkwaliteit
5.4.1 Luchtkwaliteitseisen
De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5 titel 2 van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' (NIBM) van belang.
In de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 van zowel PM10 als NO2.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven. Om versnippering van ‘in betekenende mate’ projecten in meerdere NIBM-projecten te voorkomen is een anti-cumulatieartikel opgenomen. De bijdrage van NIBM-projecten aan de luchtverontreiniging wordt binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) gecompenseerd met algemene maatregelen.
Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.
Op basis van bovenstaande volgt dat bestuursorganen een ruimtelijk plan kunnen vaststellen als:
- wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
- een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
- een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of
- een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
- de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.
5.4.2 Luchtkwaliteitsonderzoek
Omdat in dit bestemmingsplan voor Palenstein enkele ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die niet per definitie passen binnen de Regeling NIBM is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Dit onderzoek is als bijlage 10 opgenomen.
Rekenmethode
Om na te gaan of er sprake is van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit, wordt bij gemeentelijke wegen gebruik gemaakt van het computerprogramma 'Calculation of airpollution from roadtraffic II, versie 10.0', afgekort CAR II 10.0. Het programma is gemaakt door TNO. Met behulp van CAR worden de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen, als gevolg van het wegverkeer, berekend. De achtergrondwaarden kunnen eveneens met het computermodel CAR II (versie 10.0) worden bepaald. Het rekenprogramma maakt gebruik van de gegevens van 2005 van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) van het RIVM. Met het CAR II model kan aan de hand van scenario's de luchtkwaliteit worden berekend voor de jaren 2006 t/m 2010, 2015, 2017 en 2020.
Onderzoeksresultaten
In het kader van dit bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten luchtkwaliteit ter plaatse van de 9 locaties/vlekken in het plan, waar mogelijk ontwikkelingen worden voorzien. Daarnaast wordt inzicht gegeven in het totaaleffect van de ontwikkelingen op de luchtkwaliteit langs de ontsluitende wegen van het plangebied. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport "Luchtkwaliteitsonderzoek bestemmingsplan Palenstein Zoetermeer" van 1 februari 2012 (het volledige onderzoek is opgenomen in bijlage 10 van de plantoelichting). Uit dit onderzoek blijkt dat het extra verkeer door de ontwikkelingen in het plangebied niet leidt tot een overschrijding van de normen uit de Wet luchtkwaliteit. Ook ter plaatse van de ontwikkellocaties wordt voldaan aan deze normen.
Op basis van het onderzoek kan derhalve geconcludeerd worden dat de herontwikkeling is te beoordelen als 'niet in betekenende mate' (NIBM). Daarmee is het voornemen inpasbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit (artikel 5:16 van de 'Wet luchtkwaliteit'). De Wet luchtkwaliteit vormt dan ook geen beletsel voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
5.5 Water
5.5.1 Watersysteem
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is de waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheerder in het plangebied. Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Polder De Noordplas (PBS_WW-25U). Het vaste waterpeil ligt op 5,92 m -NAP. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem één geheel vormt. Het overtollige regenwater, dat in polder de Noordplas valt watert direct af op Rijnlands boezem.
Het beheersgebied van het Hoogheemraadschap kenmerkt zich door de plassen, de lange weteringen en de vele singels en vijverpartijen in de wijken. De interactie tussen de plassen, de weteringen en het water in de wijken is bepalend voor het goed functioneren van het watersysteem en de waterkwaliteit. Het water uit de Palensteinse Polder waar het plangebied in ligt watert direct af op Rijnlands boezem.
Rioolstelsel
Conform het uitgangspunt van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater. Daartoe ligt in het plangebied een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover.
Verder geldt ook voor de nieuwbouw dat het hemelwater wordt afgekoppeld. Dit water zal direct geloosd worden op het water in de centrale as. Ook het hemelwaterriool in het park zal worden aangesloten op het water in de centrale as.
5.5.2 Water in dit bestemmingsplan
In het bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd als 'Water'. De waterkeringen (langs de Leidsewallenwetering en Zegwaartsewetering) zijn, met inbegrip van de beschermingszones naar opgave van het Hoogheemraadschap, bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering'.
Aan weerszijden van de watergangen ligt een onderhoudsstrook van vijf meter. Deze hebben evenals de waterkeringen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen. Het beheer en onderhoud van de meeste watergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Dit gebeurt conform de afspraken die zijn vastgelegd in het convenant dat in 1997 is gesloten tussen het Hoogheemraadschap van Rijnland, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en de gemeente Zoetermeer. Onderhoud van rioleringen gebeurt conform de richtlijnen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan.
De bestaande (te handhaven) waterlopen en structurerende waterpartijen zijn als zodanig bestemd met de bestemming 'Water'. Binnen andere bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer- Verblijfsgebied' is eveneens water toegestaan.
5.5.3 Nieuwe ontwikkelingen in relatie tot water
De vernieuwing van de wijk Palenstein leidt tot een verandering van de stedenbouwkundige opzet van een deel van de wijk/plangebied. Als onderdeel van die verandering wordt ook het watersysteem gewijzigd. Water gaat in de nieuwe stedenbouwkundige opzet een veel grotere rol spelen als waardevol element in de beleving van de gebouwde omgeving.
Beleidskader watersysteem Palenstein
In maart 2010 is ten behoeve van de planontwikkeling Palenstein een beleidskader watersysteem Palenstein opgesteld. Het beleidskader watersysteem Palenstein beschrijft in grote lijnen de verandering van het watersysteem in de wijk Palenstein. Dit beleidskader is besproken met het Hoogheemraadschap van Rijnland.
Vanwege de flexibele planregeling (zie paragraaf 4.2.3) is op voorhand niet exact te bepalen hoe de ruimtelijk-programmatische invulling van het gebied uiteindelijk wordt. Zodra daar duidelijkheid over is wordt het beleidskader watersysteem Palenstein daarop verder afgestemd en aangepast en opnieuw voorgelegd aan het Hoogheemraadschap van Rijnland. Daarbij wordt nader ingegaan op de hierna genoemde wijzigingen van het watersysteem binnen het plangebied, alsook op de fasering en de compenserende maatregelen.
Wijzigingen watersysteem
Belangrijkste wijziging van het watersysteem is de introductie van water langs de zogenoemde "centrale as" met singel, die als belangrijke publieke ruimte in oost-west richting door Palenstein loopt en waarmee de oriëntatie van de wijk op het centrum wordt versterkt. De overige wijzigingen van het watersysteem betreffen:
- een verbreding van de waterpartij aan de zuidzijde van de Brede school. Deze verbreding is inmiddels gerealiseerd. Daarmee is de bergingscapaciteit met 2.000 m2 vergroot;
- de aanleg van een nieuwe duiker in de Ambachtsherenlaan. Er komt een tijdelijke verbinding richting de Du Meelaan;
- het verwijderen van de oude duiker en de waterpartij bij de Schoutenhoek. Dit is inmiddels uitgevoerd;
- het verwijderen van het water aan de Du Meelaan (hiervoor in de plaats wordt nieuw water gerealiseerd binnen de zogenoemde centrale as). Dit biedt de mogelijkheid om de nieuwe woningen te oriënteren op en te ontsluiten vanaf de Du Meelaan.
Met de wijziging van het watersysteem in Palenstein krijgen de watergangen en vijvers een meer prominente plek in de wijk. In de nieuwe situatie wordt de zeer lange (gebogen) duiker onder het complex Schoutenhoek vervangen door een rechte en kortere duiker. Het watersysteem wordt robuuster gemaakt door een tweede aansluiting te maken van Palenstein naar Segwaert, vanaf het van Aalstpark onder de Australiëweg door.
Watercompensatie
In de huidige situatie is de verdeling van de beschikbare oppervlakte in de wijk:
- bebouwing: 42.389 m2
- verharding: 90.484 m2
- (beb. + verh. 132.873 m2 )
- groen: 93.354 m2
- water: 12.423 m2
De planontwikkeling voorziet in de volgende verdeling:
- bebouwing: 82.902 m2
- verharding: 79.235 m2
- (beb. + verh. 162.137 m2 )
- groen: 63.703 m2
- water: 12.810 m2
De herstructurering van de wijk heeft een toename van het totale verharde oppervlak als gevolg. Het oppervlak aan bebouwing neemt flink toe, van ca. 42.400 m2 naar ruim 79.000 m2 , het oppervlak aan verharding neemt substantieel af, van ca. 92.000 m2 naar ca. 79.000 m2 .
Het totale verharde oppervlak (bebouwing + verharding) neem toe van ca. 133.000 tot ca. 162.000 m2 . Een toename van circa 29.000 m2 . Voor de binnenterreinen en voor privé-tuinen is voor de berekening uitgegaan van de ongunstigste situatie, namelijk een invulling met 100% verharding.
Volgens de norm van het Hoogheemraadschap is hiervoor een compensatie vereist van 15%, dus maximaal ca. 4.350 m2. De planontwikkeling voorziet binnen het te herontwikkelen gebied in de aanleg van per saldo circa 400 m2 meer (nieuw) water ten opzicht van de huidige situatie. Daarmee resteert een watercompensatie-opgave van circa 4.000 m2.
Het bestemmingsplan voorziet binnen de bestemming 'Groen' in de mogelijkheid om deze resterende waterberging aan te leggen. De resterende watercompensatie is daarmee planologisch verankerd binnen dit bestemmingsplan. Voor de verdere uitwerking hiervan zal nader overleg plaatsvinden met het Hoogheemraadschap, waarbij onder meer nadere afspraken worden gemaakt waar binnen de bestemming 'Groen' en op welke termijn de watercompensatie wordt uitgevoerd. Vanuit het Hoogheemraadschap is aangegeven dat nieuw oppervlaktewater binnen de bestemming 'Groen' in principe past binnen het watersysteem van de wijk en dat compensatie in de vorm van aanleg van nieuw oppervlaktewater in ieder geval binnen drie jaar na realisatie van het plan cq. planonderdelen uitgevoerd dient te zijn.
Gelet op de zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater zal de nieuwbouw in de wijk geen uitloogbare materialen bevatten. Hierdoor zijn er geen nadelige gevolgen voor de kwaliteit van het hemelwater en wordt de kwaliteit van het oppervlaktewater gewaarborgd. Voor zover mogelijk zullen ook de andere maatregelen worden toegepast (zoals de keuze van de kolken) bij de uitvoering van projecten en het beheer van de openbare ruimte.
De gemeente Zoetermeer hanteert bij nieuwbouwlocaties de principes van duurzaam bouwen, zoals neergelegd in de gemeentelijke Nota Duurzaam Bouwen, die in Hoofdstuk 2 aan bod is gekomen.
Op de watergangen (zoals sloten en beken), de waterkeringen (zoals kaden en dijken) en andere waterstaatswerken (zoals bruggen en duikers) is de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze Keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een Keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.
5.6 Archeologie
Ten behoeve van de nieuwe ontwikkelingen is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is bijgevoegd in bijlage 11.
Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied geldt een onbekende verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum, een lage verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het mesolithicum, een lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen en een grotendeels lage verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd. Langs de aanwezige ontginningsassen in de westelijke en zuidoostelijke grenszones van het plangebied geldt een hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de late middeleeuwen en nieuwe tijd.
Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd.
Indien direct langs de oorspronkelijke ontginningsassen gegraven zal worden wordt een archeologische begeleiding van de betreffende werkzaamheden geadviseerd. Hiervoor dient voorafgaand een Programma van Eisen opgesteld te worden dat door de bevoegde overheid (de gemeente Zoetermeer) goedgekeurd dient de worden.
Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, dan geldt conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Zoetermeer.
5.7 Bedrijven En Milieuzonering
5.7.1 Begrip milieuzonering
Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.
Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:
- het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
- het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.
5.7.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering
Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.
Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.
Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.
Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:
- categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
- categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
- categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.
Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:
- 1. het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
- 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
- 3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
- 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.
5.7.3 Staat van horeca-activiteiten
De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-inrichtingen te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.
Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-inrichtingen biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-inrichtingen aanvulling en nadere motivering.
Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:
- geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
- verkeersaantrekkende werking;
- parkeerdruk.
In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
- de voor de verschillende soorten horeca-inrichtingen over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
- de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.
Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-inrichtingen, die is opgenomen als bijlage bij de regels:
Categorie 1 "Lichte horeca"
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.
Categorie 2 "Middelzware horeca"
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.
Categorie 3 "Zware horeca"
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen o.m. dancings, discotheken en partycentra.
5.7.4 Milieuzonering in het plan
Plangebied rustige woonwijk of gemengd gebied?
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.
De woonwijk Palenstein is opgebouwd uit verschillende woonbuurten. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Het plangebied van Palenstein is daarom hoofdzakelijk te typeren als een rustige woonwijk. Er zijn enkele uitzonderingen hierop.
De eerste uitzondering is een aantal gebieden in Palenstein waar op gebouwniveau wonen met andere functies is gecombineerd. Dit geldt voor het nieuwe winkelcentrum, de Schoutenhoek en de Brede School. Boven het winkelcentrum worden woningen mogelijk gemaakt. Dit geldt ook voor de gebieden (vlekken) A en D uit de wijkvisie (zie afbeelding 4.1). Hier worden voorzieningen zoals dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen en lichte horeca met woningen gecombineerd. Hier wordt een combinatie van voorzieningen, zoals dienstverlenende en maatschappelijke voorzieningen, lichte horeca en woningen mogelijk gemaakt. Voor deze gebieden geldt dat er sprake is van een gebied met functiemenging.
De tweede uitzondering vormen de bestaande bedrijven aan de Van Aalstlaan de Du Meelaan en de maatschappelijke en recreatieve voorzieningen aan de noordzijde van het plangebied (scholenstrook en omgeving). De bedrijven hebben in het plan de bestemming 'Bedrijf', t/m milieucategorie 2 gekregen en de maatschappelijke en recreatieve voorzieningen (sport) hebben een passende bestemming gekregen. De vlekken B en C zijn eveneens aangeduid als gemengd gebied vanwege de ligging aan de (drukke) Du Meelaan.
Voor deze gebieden geldt dat er sprake is van een gemengd gebied.
In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:
Rustige woonwijk | Woonwijk Palenstein, vlekken 13, 20, 5/17 |
Gemengd gebied | vlekken B en C, bedrijven Van Aalstlaan en Du Meelaan, gebied ten noorden van de Randstadrail (scholen en sportvoorzieningen) |
Functiemenging | vlekken A, D, E/I, Brede School, Schoutenhoek vlek F |
Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied
Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft. Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor.
Zoals gezegd is het merendeel van het plangebied te typeren als een rustige woonwijk. Op de solitaire bedrijfspercelen gelegen in de woonwijk zijn daarom alleen kleinschalige bedrijven toegestaan. De kleinschalige bedrijven vallen onder de milieucategorie 1 en 2 uit de lijst 1 van de VNG-brochure. Dergelijke bedrijvigheid is in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk. Bestaande bedrijven binnen genoemde milieucategorie zijn tevens vrij uitwisselbaar met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven.
In het plangebied komen twee bedrijven voor die op basis van de milieuzonering niet passen binnen de algemene toelaatbaarheid. Dit betreffen:
- het verhuurbedrijf van transportmiddelen aan de Du Meelaan 558. Dit bedrijf valt onder milieucategorie 3.1 terwijl in het algemeen hier maximaal milieucategorie 2 is toegestaan;
- het handelsbedrijf in vrachtauto's aan de van Aalstlaan 10. Een dergelijk handelsbedrijf valt onder milieucategorie 3.2 terwijl de milieucategorie is gemaximeerd tot 2.
Deze twee bedrijven hebben naast de algemeen toelaatbare milieucategorie tevens een specifieke functieaanduiding gekregen. Dit houdt in dat deze bedrijven hun huidige activiteiten voort kunnen zetten. Mocht één van de bedrijven vertrekken, dan kan zich hier alleen eenzelfde type bedrijf zich vestigen of een bedrijf dat valt in een lagere milieucategorie.
Gebieden met functiemenging
In de woonwijk Palenstein is een aantal gebieden dat gekenmerkt wordt door functiemenging. In deze gebieden zijn woningen gecombineerd met ander functies als winkels en dienstverlenende functies. Dit geldt met name voor het nieuwe winkelcentrum (vlek E/I). Op de begane grond bevinden zich de winkels en hier boven wordt gewoond. Verder is ook sprake van functiemenging in de vlekken A en D. Hier worden voorzieningen met woningen gecombineerd. In dit bestemmingsplan hebben deze gebieden voornamelijk de bestemming 'Gemengd' gekregen.
Aangezien op gebouwniveau functies zijn gemengd, kan voor deze gebieden geen gebruik gemaakt worden van lijst 1 van de VNG-brochure. Hiervoor is daarom aangesloten bij lijst 4 (functiemenging) van de VNG-brochure. Op grond van de bestemmingen mogen hier bij recht alleen functies gevestigd worden die behoren tot categorie A van de in bijlage 4 van de VNG-brochure (welke als bijlage bij de regels is gevoegd). Uitzondering hierop is dat binnen de bestemming Gemengd 1 ook supermarkten (categorie B) zijn toegestaan.
Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Staat van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Staat van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie.
Voor gebieden met functiemenging geldt dat bij recht functies die behoren tot categorie A zijn toegestaan. In het geval van functies die vallen onder categorie B, dan wel niet genoemd zijn mag hiervan afgeweken worden, mits aangetoond is dat de milieuhinder niet groter is dan bij functies die vallen onder categorie A.
Horeca
De in het plangebied bestaande en nieuwe horeca is positief bestemd. Voor alle horecavoorzieningen in het plangebied geldt, vanwege de ligging nabij woningen, dat maximaal categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten is toegestaan. Deze Staat van Horeca-activiteiten is bijgevoegd in de bijlage van de regels.
5.7.5 Onderzoek milieuzonering
Onderzoek
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een Bedrijfszoneringsonderzoek uitgevoerd. Deze is toegevoegd in bijlage 12. Het doel van dit onderzoek is het vaststellen van mogelijke knelpunten ten gevolge van de herontwikkeling van de wijk Palenstein vanwege de bestaande hindercontouren voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Als basis voor dit onderzoek is een lijst met bedrijven en hun bijbehorende SBI-code (peildatum 1 juli 2011) gebruikt. De bijbehorende richtafstanden zijn bepaald volgens de VNG-publicatie 'Bedrijven- en milieuzonering'. Codes uit de lijst van de gemeente komen niet altijd overeen met de codes in de VNG-publicatie. Op basis van 'expert judgement' zijn de bijbehorende codes bepaald. Indien mogelijke knelpunten vastgesteld worden, kan vervolgonderzoek noodzakelijk zijn. In het onderzoek is enkel gekeken naar het te ontwikkelen deel van het plangebied. Het overige deel van het plangebied wordt conserverend bestemd.
De bedrijven die liggen ter plaatse van de te slopen bouwblokken/woningen zijn uit deze lijst verwijderd. Van de overige bedrijven zijn de bijbehorende richtafstanden uit de VNG-publicatie bepaald. Bij een groot deel van de bedrijven met bijbehorende activiteiten die in de lijst en het plangebied voorkomen, gaat het om aan huis gebonden bedrijvigheid of betreft het postadressen.
Ter plaatse van de nieuwe ontwikkelingen is het noordelijk gebied (vlekken A, B, C, D en E/I) getypeerd als een 'gemengd gebied', en daarom mag de afstand met één afstandsstap verminderd worden. De overige vlekken zijn getypeerd als 'rustig woongebied'. Hier gelden de afstanden zoals genoemd in de VNG-publicatie.
Voor bedrijven waar een C aan de categorie is toegevoegd is de richtafstand niet met één stap verkleind omdat deze bedrijven continu in bedrijf kunnen zijn.
Conclusie
Op basis van het bedrijfszoneringsonderzoek blijkt dat zich in en nabij het plangebied vier bedrijven bevinden waarvan de hindercirkel deels over de nieuwe ontwikkelingen ligt. In onderstaande afbeelding zijn deze weergegeven.
Afbeelding 5.1: Overlappende milieuhindercontouren Palenstein
De bedrijven betreffen:
Nummer | Adres | Omschrijving | Aspect |
7 | Willem van Cleeflaan 1141 | Sportscholen, gymnastiekzalen | Geluid 30C |
23 | Van Aalstlaan 10 | Handel in vrachtauto's | Geluid 50 |
25 | Zegwaartseweg 27 | Recreatieve doeleinden | Geluid 30 |
26 | Du Meelaan 558 | Verhuurbedrijf voor transportmiddelen | Geluid 30 |
Uit bovenstaande bevindingen blijkt dat een viertal bedrijven nader onderzocht dienen te worden op basis van een overlappende geluidscontour met het te ontwikkelen gebied.
Willem van Cleeflaan 1141
Op dit adres is een sportschool/ gymnastiekzaal gevestigd die een milieuzone van 30 meter voor het aspect geluid (continu) heeft. Ten zuiden van deze locatie zijn nieuwe woningen voorzien. Het gebouw, alsmede de activiteit ligt in omgevingstype rustige woonwijk. Dit geldt ook voor nieuwbouwlocatie. Dit houdt in dat de richtafstanden t.o.v. een rustige woonwijk hiervan toepassing zijn.
Het bedrijf valt in milieucategorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten ten opzichte van een rustige woonwijk. Dergelijke activiteiten kunnen doorgaans worden uitgeoefend nabij gevoelige functies, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden.
Deze zaal bevindt zich inpandig op de begane grond van een flatgebouw. In de huidige situatie levert deze voorziening geen onaanvaardbare hinder met zich mee voor de woningen die zich er boven bevinden. Daar komt bij dat het gebouw bouwkundig afgescheiden is van de nieuwbouwlocatie en dat aan de zijde van de nieuwe woningen sprake is van een gesloten wand. Om deze redenen wordt het aanvaardbaar geacht de nieuwe woningen op de locatie mogelijk te maken. Het is niet te verwachten dat de sportschool/ gymnastiekzaal onaanvaardbare hinder met zich mee brengt voor de nieuwe woningen.
Bij de ontwikkeling van de nieuwe woningen is geen sprake van extra belemmeringen voor de sportschool aangezien reeds woningen dichterbij aanwezig zijn.
Van Aalstlaan 10
Aan de Van Aalstlaan 10 is volgens de bedrijvenlijst een handel in vrachtauto's gevestigd. Dit bedrijf heeft volgens de VNG-publicatie een hinderzone van 50 meter voor het aspect geluid (gecorrigeerd vanwege de ligging in gemengd gebied). Deze zone ligt, gemeten vanaf de perceelsgrens, deels over het nieuwe winkelcentrum, maar niet over de woningen die bovenop het nieuwe winkelcentrum zijn voorzien. De afstand tussen het bestemmingsvlak van het bedrijf en het toekomstig bouwvlak van de nieuwe woningen bedraagt circa 70 meter. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand van 50 meter. Daar komt bij dat de buitenactiviteiten van dit bedrijf (waar de meeste hinder vandaan komt) plaatsvinden op het noordoostelijk deel van het perceel, aan de achterzijde van het pand.
Op basis hiervan zal ter plaatse van de nieuwe woningen sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. Andersom zullen de nieuwe woningen geen extra belemmeringen met zich mee brengen voor het bestaande bedrijf. In de huidige situatie liggen woningen op eenzelfde afstand.
Voor de op dit adres aanwezige tankstation met LPG is in het kader van externe veiligheid een QRA uitgevoerd. Zie daarvoor paragraaf 5.8 van de plantoelichting.
Zegwaartseweg 27
Aan de Zegwaartseweg 27 is een vrijetijdscentrum gevestigd dat volgens de VNG-publicatie een milieuhindercontour van 30 meter heeft voor het aspect geluid ten opzichte van een gevoelige woonwijk. Aan de andere zijde van de weg zijn in dit bestemmingsplan nieuwe vrijstaande woningen voorzien die deels binnen deze zone liggen.
Uit de milieugegevens blijkt dat de activiteiten van het centrum zijn beëindigd. Op dit moment is daarom geen sprake van te verwachten hinder. Daar komt bij dat op deze locatie, dat in eigendom is van de gemeente, de bedrijvenbestemming mogelijk komt te vervallen.
Op basis hiervan mag er van worden uitgegaan dat in de toekomstige situatie geen sprake zal zijn van knelpunten ten aanzien van de milieuzonering en dat ter plaatse van de nieuwe woningen sprake zal zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Op basis hiervan zal ter plaatse van de nieuwe woningen sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Du Meelaan 558
Aan de Du Meelaan 588 is een verhuurbedrijf voor transportmiddelen gevestigd. Op basis van de VNG-publicatie geldt voor dit bedrijf een hindercontour van 30 meter voor het aspect geluid (gecorrigeerd vanwege gemengd gebied). Deze contour reikt tot aan het nieuwbouwgebied aan de Du Meelaan.In het bestemmingsplan is het bouwvlak van dit nieuwe woongebied zodanig aangepast dat voldaan wordt aan de richtafstand van 30 meter.
Op basis hiervan zal ter plaatse van de nieuwe woningen sprake zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. Andersom wordt het bedrijf door dit bestemmingsplan niet extra beperkt in zijn ontwikkelingsmogelijkheden.
5.8 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag, en vervoer van gevaarlijke stoffen (zoals vuurwerk, lpg, en munitie) over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor dergelijke bedrijven vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
De enige inrichting in het plangebied die relevant is voor dit bestemmingsplan betreft het LPG-tankstation aan de van Aalstlaan 10 (het tankstation aan de van Leeuwenhoeklaan heeft geen LPG). De jaarlijkse LPG-doorzet van dit tankstation is per vergunning van 16 maart 2012 beperkt tot 500 m3 per jaar.
De bevoorrading van LPG naar het tankstation Van Aalstlaan zal gebeuren via de Australiëweg en de Van Aalstlaan. De gemeente Zoetermeer heeft geen route gevaarlijke stoffen vastgelegd. Uitgegaan kan worden dat het aantal transporten op deze wegen (bevoorrading van één tankstation) dusdanig laag is dat dit, vanuit het oogpunt van externe veiligheid, geen ruimtelijke gevolgen met zich meebrengt. In en in de omgeving van het plangebied liggen geen relevante (ondergrondse) transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
LPG
Voor LPG-tankstations zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze afstanden zijn afhankelijk van de jaarlijkse doorzet LPG. In onderstaande tabel zijn genoemde afstanden opgenomen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter.
Doorzet per jaar | 10-6 contour | afstand vanaf ondergronds reservoir | Afstand vanaf afleverzuil |
1.500 m3 | 110 meter | 25 meter | 15 meter |
500 m3 | 45 meter | 25 meter | 15 meter |
Ook een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het LPG-tankstation. Dit tankstation is nader onderzocht in het kader van de externe veiligheid. Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 13.
Plaatsgebonden risico
De LPG-doorzet van het tankstation is beperkt tot een doorzet van 500 m3. Met deze doorzet betreft de PR 10-6 contour voor het vulpunt 45 meter. In dit geval vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor de huidige situatie en de planontwikkeling. De PR 10-6 contouren rondom het LPG-reservoir (25 m) en de LPG-afleverinstallatie (15 m) vormen in alle gevallen geen belemmering.
Groepsrisico
De hoogte van het groepsrisico bedraagt in de huidige situatie van het bestemmingsplan 0.463 keer de oriëntatiewaarde en neemt als gevolg van de bestemmingsplanwijziging toe tot 0.724 keer de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico blijft bij deze doorzet voor beide situaties onder de oriëntatiewaarde.
Het groepsrisico neemt dus toe. Het bevoegd gezag dient daarom de verandering van het groepsrisico te verantwoorden conform de punten uit art. 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Verantwoording groepsrisico
Ten behoeve van het LPG-tankstation Gebroeders Jongste B.V. aan de Van Aalstlaan 10 is conform artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het groepsrisico verantwoord. Hiervoor is een rapportage opgesteld waarin invulling wordt gegeven aan de verplichte elementen van een verantwoording van het groepsrisico voor het plangebied. Dit rapport is toegevoegd in bijlage 14.
De conclusie van het rapport blijkt dat het groepsrisico als gevolg van het LPG-tankstation geen belemmering hoeft te zijn voor het bestemmingsplan Palenstein vanwege de volgende redenen:
- er wordt voldaan aan de grenswaarde van het plaatsgebonden risico;
- het groepsrisico blijft onder de oriëntatiewaarde;
- de doorzet van LPG is onlangs in de vergunning beperkt tot 500 m3/jaar;
- er zijn geen/weinig ruimtelijke alternatieven;
- de bluswatervoorziening is voldoende;
- de hulpverleningsorganisatie is bij het ergste scenario ontoereikend. Assistentie vanuit andere regio's is hierbij noodzakelijk.
Transport gevaarlijke stoffen
Vanwege de aanwezigheid van de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A12 is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' uit 2010 van toepassing. De rijksweg A12 ligt ten zuiden van het plangebied op ongeveer 630 meter. Over deze route worden brandbare vloeistoffen, brandbare gassen en giftige vloeistoffen vervoerd. De invloedsgebieden van brandbare vloeistoffen en brandbare gassen bedragen daarmee respectievelijk 45 en 325 meter. Het invloedsgebied van giftige vloeistoffen bedraagt 880 meter. Geconcludeerd kan worden dat voor het plangebied alleen het transport van giftige vloeistoffen relevant is. Het invloedsgebied van de rijksweg A12 reikt tot het Geuzenpad en Douzapad.
Naar aanleiding van het bestemmingsplan Rokkeveen is een kwantitatieve risicoanalyse gemaakt voor de transportroute gevaarlijke stoffen rijksweg A12. Uit deze berekening blijkt dat het groepsrisico in de huidige situatie op 0,27 maal de oriëntatiewaarde ligt. Aangezien het deel van het plangebied wat in het invloedsgebied van de A12 ligt conserverend is, zal het groepsrisico ook niet toenemen. Uit de circulaire blijkt dat deze weg een veiligheidszone heeft die op het hart van de weg openbare weg ligt. Daarmee levert dit aspect geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.
5.9 Natuurwaarden
5.9.1 Inleiding
In het kader van dit bestemmingsplan is een ecologische quickscan uitgevoerd om te kunnen bepalen of de nieuwe ontwikkelingen belemmeringen oplevert in het kader van de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet. De quickscan is bijgevoegd in bijlage 15.
Wetgeving
Soortbescherming wordt gewaarborgd door de Flora- en faunawet. Deze wet beschermt inheemse dier- en plantensoorten waarbij onderscheid wordt gemaakt in verschillende beschermingscategorieën. Voor álle activiteiten met een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten is toetsing aan de Flora- en faunawet noodzakelijk.
Gebiedsbescherming wordt gewaarborgd door de Natuurbeschermingswet 1998 (NB-wet) en de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Wro). De NB-wet beschermt Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten. Voor activiteiten met een mogelijk effect op deze gebieden is toetsing aan de NB-wet noodzakelijk. In de Wro is de planologische bescherming van gebieden aangemerkt als Ecologische Hoofdstructuur vastgelegd. Toetsing hieraan vindt primair plaats bij ruimtelijke procedures en andere vergunningaanvragen.
5.9.2 Natuurbeschermingswet
De beoogde planlocatie is gelegen in Zoetermeer, in de provincie Zuid-Holland. De afstand tot het meest nabije Natura 2000-gebied bedraagt minimaal 6,5 km. De afstand tot het meest nabij gelegen deel van de Ecologische hoofdstructuur (EHS), de ecologische verbindingszone Oostkade, bedraagt circa 2,5 km. Gezien het lokale karakter van de ingreep worden effecten op Natura 2000-gebieden en Ecologische Hoofdstructuur niet verwacht.
5.9.3 Flora- en faunawet
De beoogde (ruimtelijke) ingreep heeft een mogelijk effect op beschermde dier- en plantensoorten. Hierbij is onderscheid te maken in tijdelijke en permanente invloeden die effecten kunnen veroorzaken. Dit zijn:
Tijdelijke invloeden:
- Toename geluid en trillingen bij bouw-, grond- en graafwerken;
- Tijdelijk ongeschikt raken van biotopen als struweel, bomen, ruigtes en gebouwen;
- Gebruik kunstlicht tijdens de bouwfase;
- Tijdelijke demping bestaande watergangen;
- Verhoogde aanwezigheid en beweging van mensen en machines.
Permanente invloeden (door wijziging inrichting en gebruik):
- Verdwijnen van gebouwen, beplanting en watergangen (leefgebied);
- Aanleg infrastructuur: paden, wegen, parkeerplaatsen et cetera;
- Toename geluid en beweging.
Vleermuizen
Op basis van de verspreidingsgegevens en het huidige biotoop is tijdens het veldbezoek het plangebied als potentieel geschikt beoordeeld voor Laatvlieger, Gewone dwergvleermuis, Rosse vleermuis, Ruige Dwergvleermuis, Tweekleurige vleermuis en Watervleermuis. De herinrichting van het gebied kan zowel in de inrichting- als in de gebruiksfase effecten hebben op deze soortgroep. Deze worden hieronder per functie voor vleermuizen behandeld.
Verblijfplaatsen
Omdat gebouwen worden gesloopt en oude bomen verdwijnen, is een direct effect op eventueel aanwezige verblijfplaatsen van vleermuizen niet op voorhand uitgesloten.
Foerageergebieden
Door het verdwijnen van watergangen, struweel, bomen en open plekken in het terrein zal het areaal aan beschikbaar en geschikt foerageergebied wijzigen. Omdat er ook nieuwe aanleg plaatsvindt, is in dit stadium nog niet te zeggen welk effect dit op deze functie heeft. Gelet op het conceptontwerp is in de uiteindelijke situatie geen wezenlijke verandering te verwachten.
Vliegroutes
Vliegroutes zijn van belang voor vleermuizen om van verblijfplaatsen naar foerageergebieden te vliegen alsmede tussen foerageergebieden te kunnen bewegen. Lijnvormige elementen in het landschap vormen vaak een onderdeel van de vliegroutes. Omdat bomen, struweel, watergangen en gebouwen verdwijnen, is een effect op bestaande vliegroutes niet op voorhand uit te sluiten. Door de toekomstige inrichting ontstaan andere routes, waardoor in de uiteindelijke situatie geen wezenlijke verandering te verwachten is.
Vogels
Alle broedende vogels, hun broedplaatsen en de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Bouw- en grondwerkzaamheden en verwijderen van bomen en struiken dienen gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit.
Voor de volgende jaarrond beschermde categorie 1-4 soorten geldt dat het op voorhand niet is uit te sluiten dat met de herinrichting van het plangebied ook buiten het broedseizoen een effect optreedt: Gierzwaluw, Huismus en Sperwer.
Van de (mogelijk) aanwezige categorie 5-vogelsoorten is Groene specht opgenomen op de Rode lijst. Op basis daarvan geldt dat voor deze soort sprake is van 'zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden', waardoor ook eventueel aanwezige nesten van deze soorten als jaarrond beschermd moeten worden beschouwd.
Beschermde nestlocaties in gebouwen
Relevant voor: Gierzwaluw, Huismus, (categorie 1-4)
Beschermde nestlocaties in bomen en struweel
Relevant voor: Sperwer (categorie 1-4), Groene Specht (categorie 5)
Bij realisatie van de geplande ontwikkelingen verdwijnen bomen en gebouwen. Als op deze locaties jaarrond beschermde nestlocaties aanwezig zijn, is niet uit te sluiten dat deze vernietigd of beschadigd worden. Omdat in dit stadium nog niet zeker is of en waar jaarrond beschermde nesten van genoemde soorten in het gebied aanwezig zijn is nader onderzoek noodzakelijk.
Vissen
Het dempen van watergangen kan een negatief effect hebben op vissen en op hun leefgebied. Binnen het plangebied is het voorkomen van de beschermde soort Kleine modderkruiper niet op voorhand uitgesloten, nader onderzoek is derhalve noodzakelijk.
Voor een aantal soortgroepen geldt dat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat de beoogde ontwikkeling een negatief effect heeft. Dat geldt voor vleermuizen, broedvogels, vissen en enkele jaarrond beschermde nestlocaties van vogels.
Opstellen mitigatieplan en/of ontheffing
Bij het treffen van voldoende mitigerende maatregelen kan een aantasting van de 'functionele omgeving' van de verblijfslocaties van de mogelijk aanwezige beschermde soorten worden voorkomen, en daarmee tevens een overtreding van de verbodsbepaling van artikel 11 van de Flora- en faunawet. Of beschermde soorten daadwerkelijk aanwezig zijn moet worden uitgewezen door het nader onderzoek (zie paragraaf 5.9.4).
Mitigatie bestaat onder meer uit de aanpassing van bepaalde werkzaamheden op de periode waarin deze uitgevoerd kunnen worden. Ook door in het ontwerp ruimte te creëren voor het plaatsen en/of inbouwen van vleermuiskasten, gierzwaluwdakpannen, huismusvides et cetera kan mitigatie worden gerealiseerd.
Bij voldoende mitigerende maatregelen is een ontheffing mogelijk niet noodzakelijk. Het verdient de sterke aanbeveling het Activiteitenplan met compenserende of mitigerende maatregelen vooraf te laten goedkeuren door het Ministerie van EL&I. Dit dient te gebeuren door het indienen van een ontheffingsaanvraag, waarbij de goedkeuring van de mitigerende maatregelen gegeven wordt in de vorm van een verlening van de ontheffingsaanvraag.
Planning en geldigheid
Afhankelijk van de tijd tussen dit onderliggende onderzoek en van de sloop van gebouwen en verwijderen van bomen en struiken, kan een actualiserend of aanvullend onderzoek noodzakelijk zijn naar de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten. Met name bij het in onbruik raken van grond en/of bebouwing is de kans op (nieuw)vestiging van beschermde soorten aanwezig. De conclusies van dit onderzoek zijn daarom hooguit enkele jaren geldig.
Looptijd nader onderzoek
Voor het indienen van een ontheffingsaanvraag of het opstellen van een mitigatieplan, zijn exacte gegevens nodig met betrekking tot beschermde soorten en het eventueel voorkomen binnen het plangebied. In dit geval is nader onderzoek noodzakelijk naar aanwezigheid van:
Vogels:
- Gierzwaluw
- Huismus
- Sperwer
- Groene specht
Vleermuizen:
- Laatvlieger
- Gewone dwergvleermuis
- Ruige dwergvleermuis
- Rosse vleermuis
- Tweekleurige vleermuis
- Watervleermuis
Vissen:
- Kleine modderkruiper
Sperwer broedt doorgaans in door Eksters of Zwarte kraai gebouwde nesten. Door deze in najaar / winter alvast in kaart te brengen, kan aansluitend in het voorjaar gericht gezocht worden naar eventueel aanwezige broedende Sperwers. Dit geldt ook voor het inspecteren van potentieel geschikte bomen voor Groene specht, waarbij gericht gezocht wordt naar nestholtes. In het voorjaar is het vervolgens relatief eenvoudig om vast te stellen of en -zo ja- waar Groene specht in het plangebied broedt.
Voor het daadwerkelijk vaststellen of uitsluiten van aanwezigheid van genoemde vogelsoorten, moet in het voorjaar en de zomer een aantal maal geïnventariseerd worden. Inventarisatie van Huismus, Sperwer en Groene specht kan vanaf maart worden gestart, en wordt uiterlijk eind mei afgerond.
Gierzwaluw zoekt in Nederland pas vanaf begin mei de vaste broedlocaties op. Het inventariseren van Gierzwaluw en het bepalen van de exacte nestlocaties wordt eenvoudiger naarmate het broedseizoen vordert. Daardoor kan het nader onderzoek voor vogels tot in de nazomer doorlopen.
Inventarisatie van vleermuizen start doorgaans in maart, en eindigt niet voor oktober. De inventarisatie naar de Kleine modderkruiper kan plaatsvinden in de periode mei tot oktober.
Na verwerking en interpretatie van de inventarisatiegegevens kan een conclusie worden getrokken met betrekking tot het voorkomen van beschermde vogel- en vleermuissoorten, en de functie van het plangebied.
Gedragscode gemeente Zoetermeer
De Flora- en faunawet beschouwt de bescherming van de natuur als een verantwoordelijkheid van iedereen. De gemeente Zoetermeer neemt haar verantwoordelijkheid onder meer door het opstellen van een gedragscode.
Deze gedragscode heeft de volgende doelen:
- Duidelijk maken welke gedragsregels er moeten worden gevolgd bij de voorbereiding en uitvoering van werkzaamheden in het kader van bestendig beheer en onderhoud, respectievelijk bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, om schade aan beschermde soorten te voorkomen of te beperken.
- Vereenvoudigen van procedures door het gebruik van vrijstellingen in plaats van ontheffingen.
De gedragscode geeft het zorgvuldig handelen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten op een praktische manier vorm. Door de gedragscode te volgen wordt gewaarborgd dat de werkzaamheden geen negatieve effecten hebben op de staat van instandhouding van beschermde soorten.
De gedragscode is geschreven als een soort handleiding voor de gebruikers. De verantwoordelijkheden en gedragsregels zijn concreet en direct geformuleerd, waarbij de ontwikkelaar direct wordt aangesproken en verantwoordelijk is voor een goede uitvoering ervan.
Een en ander is vastgelegd in de "Gedragscode van de gemeente Zoetermeer in het kader van de Flora- en faunawet' (8 december 2009). Deze gedragscode is goedgekeurd op 12 juli 2010.
5.9.4 Vervolgonderzoeken
Naar aanleiding van de ecologische quickscan heeft Bureau Stadsnatuur in opdracht van de gemeente Zoetermeer een tweetal aanvullende natuurwaardenonderzoeken uitgevoerd. Het eerste aanvullende onderzoek, uitgevoerd in november 2012, is gericht op beschermde soorten conform de Flora- en faunawet (concreet: soorten geplaatst in AmvB tabel 2 en tabel 3 bij de Flora- en faunawet) binnen het te herontwikkelen gebied in Palenstein. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage Bijlage 16 van de plantoelichting.
Het tweede aanvullende onderzoek, opgesteld in maart 2013, betreft een overzicht van strikt beschermde soorten in het totale plangebied van Palenstein. Leiden daarin is de informatie die aanwezig is in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Dit overzicht is opgenomen in Bijlage 17 van de plantoelichting.
Onderstaand wordt nader ingegaan op de resultaten uit de aanvullende onderzoeken
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Inleidende Regels
6.1.1 Begrippen
In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik. Zonder definitie zou een begrip tot verwarring kunnen leiden.
In dit bestemmingsplan is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is.
6.1.2 Wijze van meten
In artikel 2 wordt weergegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor de bouwhoogte, goothoogte, inhoud, oppervlakte, vloeroppervlakte en ondergeschikte bouwdelen van een bouwwerk moeten worden gemeten.
6.2 Bestemmingsregels
6.2.1 Flexibiliteitsregels
In het bestemmingsplan is in sommige gevallen een bevoegdheid opgenomen zodat burgemeester en wethouders af kunnen wijken van de regels. De afwijking is bedoeld om in concrete situaties een beperkte afwijking van de regels toe te staan. Hierdoor mag geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaan.
Voordat wordt afgeweken, wordt een nadere planologische afweging gemaakt. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:
Straat- en bebouwingsbeeld
Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.
Sociale veiligheid
Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.
Verkeersveiligheid
Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.
Aantal parkeervoorzieningen
Het bouwen van een parkeervoorziening op eigen erf kan tot gevolg hebben dat hierdoor (vanwege de noodzakelijke op-/inrit) openbare parkeerplaatsen zouden komen te vervallen. Zeker in gebieden waar nu reeds een grote parkeerdruk aanwezig is, moet dit worden voorkomen. Anderzijds kan een bouwinitiatief door zijn situering op het erf tot gevolg hebben dat de parkeervoorziening op eigen erf niet meer bereikbaar is. Ook dat moet worden voorkomen;
Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken
Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.
6.2.2 Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bedrijven toelaatbaar die voorkomen in de milieucategorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals weergegeven in de bijlage bij de regels. De Staat van Bedrijfsactiviteiten is afkomstig uit de publicatie van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en Milieuzonering" (2009). Bij milieuzonering wordt er vanuit gegaan dat tussen een milieugevoelige bestemming (wonen) en een milieubelastende bestemming (bedrijf) op grond van de verste afstandsafhankelijke milieubelasting een bepaalde ruimte moet worden aangehouden om een zo goed mogelijk klimaat voor beiden te scheppen. Bij twee bedrijven is deze ruimte te klein. Het betreft hier de bedrijven aan de Du Meelaan 558 (verhuur transportmiddelen) en aan de Van Aalstlaan 10 (handel in vrachtauto's). Deze hebben tevens een specifieke functieaanduiding gekregen.
Voor woongebieden worden bedrijven, vooral in bestaande situaties, tot en met milieucategorie 2 als passend geacht nabij woningen. Dit is met name het geval wanneer maatregelen worden getroffen om zo de hinder voor de omgeving zo veel mogelijk te beperken.
In het bestemmingsplan zijn geen bestemmingen opgenomen die nieuwe bedrijven mogelijk maken.
In het plangebied bevinden zich drie tankstations: twee zonder LPG en één met de verkoop van LPG. Deze vormen van gebruik zijn specifiek geregeld in het bestemmingsplan.
6.2.3 Gemengd 1, 2 en 3
Deze bestemming is gelegd op te ontwikkelen of recent ontwikkelde gebieden waar sprake is van een functiemenging. Op gronden met deze bestemming moeten de gebouwen in principe binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Daarnaast zijn de toegestane bouwhoogtes, het maximum aantal woningen (indien deze voorkomen), en de maximale oppervlakte aan niet-wonen functies geregeld. In de regels wordt verwezen naar de bedrijvenlijsten in de bijlage zodat afgelezen kan worden welke typen bedrijven waar zijn toegestaan.
De bestemming Gemengd-1 kent een ruime bestemmingsregeling gezien de toekomstige opgave die hier ligt.
Van beide voorbeeldmodellen (zie paragraaf 4.2) zijn de maximale aantallen woningen en m2's bvo aan voorzieningen opgenomen in de regels. De regels zijn zo opgesteld dat beide modellen (of varianten daarbinnen) en daarbij dus de wijkvisie mogelijk zijn.
Gekozen is om een flexibele bestemmingsregeling op te stellen in zodanige vorm dat verschillende uitwerkingen van de modellen mogelijk zijn.
6.2.4 Groen
De bestemming Groen is bedoeld voor groenvoorzieningen, langzaamverkeersroutes, speelvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen die van wijkoverstijgend c.q. lokaal belang zijn en die een belangrijke functie in de oriëntatie hebben. Daarnaast is beweiding door middel van dieren mogelijk.
Gebouwen zijn niet toegestaan, wel bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In het Park Palenstein is de toekomstige busbaan (sluis) aangegeven met een functieaanduiding. Daarnaast is eveneens in Park Palenstein een aanduiding opgenomen voor een evenemententerrein.
6.2.5 Kantoor
Aan het Croesinckplein bevindt zich een bestaand kantoorgebouw, waarin meerdere kantoren zijn gevestigd. Deze blijft gehandhaafd en de bestaande voorschriften uit het vigerende bestemmingsplan zijn overgenomen. Dit houdt onder andere in dat hier tevens bedrijven zijn toegestaan.
6.2.6 Maatschappelijk
Binnen deze bestemming zijn verschillende instellingen en voorzieningen ondergebracht. Het gaat daarbij om dagopvang, een centrum voor gezondheidszorg, medische, sociaal-culturele voorzieningen, religieuze en educatieve instellingen en dergelijke. Daarbij is een zekere uitwisseling van functies mogelijk gemaakt. De bestaande bouwmassa's zijn in grote lijnen door middel van bebouwingspercentages en hoogtescheidingslijnen op de plankaart vastgelegd. Beperkte uitbreidingen zijn in de meeste gevallen wel mogelijk.
In de regels wordt verwezen naar de Staat van bedrijfsactiviteiten in de bijlagen.
6.2.7 Sport
Het bestaande sportterrein aan het Van Doornenplantsoen (in de zogenaamde scholenstrook) is positief bestemd.
6.2.8 Verkeersbestemming
Alle verkeersbestemmingen hebben net als in de vigerende bestemmingsplannen een ruime begrenzing. Dit betekent dat hierin ook de bermen en eventuele waterelementen zijn meegenomen. Ook kruisende wegen, paden, waterlopen en bermen en de hiermee samenhangende dijklichamen, viaducten en tunnels zijn in de verkeersbestemmingen meegenomen.
6.2.9 Water
De bestemming Water geldt voor de gronden die zijn aangewezen voor waterberging, waterhuishouding en water- en oeverrecreatie met daaraan ondergeschikt oeververbinding ten behoeve van het langzaam verkeer. Er mogen uitsluitend andere bouwwerken van geringe omvang worden gerealiseerd.
Om de vrije doorvaart van kano´s te garanderen is voor bruggen en andere oeververbindingen een minimale vrije doorvaarhoogte verplicht gesteld van 1,25 m, ten opzichte van het gemiddeld waterpeil ter plaatse.
6.2.10 Wonen - 1
Binnen de bestemming Wonen mogen woningen binnen een bouwvlak worden gebouwd. In het bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte van de woningen met een aanduiding aangegeven.
Erfbebouwing
Erfbebouwing is over het algemeen toegestaan vanaf 1 meter achter het verlengde van de voorgevel, binnen en buiten het bouwvlak. De oppervlakte aan erfbebouwing op een perceel is aan een maximum gebonden. Er geldt een maximaal bebouwingspercentage en een maximale gezamenlijke oppervlakte van alle erfbebouwing op het erf.
Hierbij wordt onderscheid gemaakt naargelang de grootte van het bouwperceel:
- a. op percelen met een oppervlakte kleiner dan 300 m2 mag de erfbebouwing niet groter zijn dan 60% en de gezamenlijke oppervlakte maximaal 60 m² bedragen;
- b. op percelen waarvan de oppervlakte groter is dan 300 m2 mag de erfbebouwing maximaal 20% van de oppervlakte van het erf bedragen;
De bouwhoogte van aan- en uitbouwen is maximaal 30 centimeter boven de eerste bouwlaag van de woning waaraan de aan- of uitbouw wordt gerealiseerd. De maximale goothoogte van bijgebouwen is 3 meter, de maximale bouwhoogte is 5 meter.
Voor aan- en uitbouwen is tevens een ontheffingsmogelijkheid opgenomen om in bepaalde situaties een kap mogelijk te maken.
Bouwen voorzijde
Er mogen in principe geen nieuwe gebouwen worden opgericht voor het verlengde van de voorgevel.
Bepaalde woningen in het plangebied hebben echter reeds een bijgebouw aan de voorzijde. Deze gebouwen mogen volgens het bestemmingsplan blijven bestaan. Ook mag in sommige gevallen het gedeelte tussen een bijgebouw en een achterliggende woning worden dichtgebouwd.
Indien er een bijgebouw voor de voorgevel is gebouwd, is het onder voorwaarden mogelijk een overkapping (carport) voor de voorgevelrooilijn op te richten:
- overkappingen zijn toegestaan in de gebieden waar dit met een aanduiding is aangegeven;
- vrijstaande overkappingen zijn niet toegestaan; de overkapping moet tenminste verbonden zijn met de berging of de woning;
- de overkapping is tenminste 0,5 meter uit de openbare weg gesitueerd en de uitrit mag niet ten koste gaan van een parkeerplaats;
- indien aan de achterzijde van het perceel reeds een ontsluiting is, wordt aan de voorkant geen overkapping toegestaan.
- er is slechts 1 overkapping per perceel toegestaan met een maximale oppervlakte van 18m² en een maximale bouwhoogte van 2,80 meter;
Aan huis verbonden beroep of bedrijf
In een woning mag een aan huis verbonden beroep of bedrijf worden uitgeoefend, indien aan de voorwaarden die in de regels zijn opgesomd wordt voldaan:
- de beroeps- of bedrijfsuitoefening vindt plaats in of bij een woning;
- het beroep of de activiteit dient door de bewoner(s) te worden uitgeoefend; er is maximaal 1 fte extra in dienstverband toegestaan;
- de woning behoudt in overwegend mate haar woonfunctie;
- de beroeps- of bedrijfsuitoefening heeft een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is;
- er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien er geen of onvoldoende mogelijkheden op eigen terrein bestaan kan bezien worden of in het openbaar gebied conform de gemeentelijke parkeernota voldoende parkeergelegenheid beschikbaar is. Bedoeld wordt de parkeernota zoals deze gold ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan;
- detailhandel en horeca zijn uitgesloten van deze regeling;
- in beginsel is de uitoefening van het aan huis verbonden beroep of bedrijf toegestaan voor zover de vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan de helft van de oppervlakte van de woning tot maximaal 60 m².
Daar waar sprake is van afwijkende functies zijn deze specifiek aangeduid op de plankaart. In de regels is bepaald wat de functie mag zijn en wat de begrenzing hiervan is.
6.2.11 Wonen - 2
Voor de woningbouwlocatie nabij de Zegwaartseweg is een specifieke regeling opgesteld aangezien de woningen te zeer verschillen van de overige woningen in Palenstein en omdat sprake is van een nieuwe ontwikkeling. Afwijkend ten opzichte van de overige woonbestemmingen is dat het woningtype, het bebouwingspercentage en de afstanden tot de zijdelingse perceelsgrenzen zijn vastgelegd.
6.2.12 Woongebied
De ontwikkellocaties waarbij de hoofdfunctie 'wonen' is hebben de bestemming 'woongebied' gekregen. Hier kunnen alleen woningen worden gerealiseerd met de daarbij behorende erfbebouwing. De bouwvlakken van de woonvlakken zijn ruim. De maximale bouwhoogte en het maximale aantal woningen zijn vastgelegd in de regels.
Een uitzondering vormt de vlek A. Hier zijn tevens dienstverlenende en horecafuncties toegestaan met een gezamenlijke maximale oppervlakte (bvo) van 300 m2.
6.2.13 Dubbelbestemmingen
Waterstaat - Waterkering
De in het gebied gelegen waterkeringen zijn gelegen in de bestemming Waterstaat - Waterkering. Het betreft hier een dubbelbestemming die in het geval van belangenafweging voorrang heeft boven de eveneens van toepassing zijnde bestemming(en). Op de gronden van deze bestemming mag slechts worden gebouwd voor zover de waterstaatkundige belangen dit gedogen en nadat hierover advies is gevraagd bij de beheerder van de waterkering.
Voor de uitvoering van werken en werkzaamheden wordt verwezen naar de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland.
6.3 Algemene Regels
6.3.1 Antidubbeltelregel
De antidubbeltelregel is een verplichte regel die voortkomt uit het Besluit ruimtelijke ordening.
6.3.2 Gebiedsaanduiding
Op de plankaart zijn de PR 10-6 risicocontouren van het LPG-tankstation aan de van Aalstlaan weergeven. In de regels zijn beperkingen gesteld ten aanzien van de toelaatbaarheid van (beperkt) gevoelige bestemmingen.
De molenbiotoop van de molen 'De Hoop' ligt voor een klein deel over de zuidzijde van het plangebied. In de regels is een volume opgenomen om de maximale bouwhoogte van nieuwe bebouwing ten opzichte van de afstand tot de molen te kunnen berekenen. Dit om de windvang van de molen te beschermen.
6.3.3 Algemene afwijkingsregels
Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.
6.4 Overgangs- En Slotregels
6.4.1 Overgangsrecht
Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of de of met beide.
6.4.2 Slotregel
In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)
Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In het onderhavige bestemmingsplan is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:
- 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
- 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
- 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijpmaken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.
Met verschillende partijen werkt de gemeente al lange tijd samen aan de herstructurering van Palenstein. In dit kader zijn samenwerkingsovereenkomsten gesloten waarbij afspraken zijn gemaakt omtrent de benodigde financiering van projecten. Het verhaal van kosten van grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd. Bovendien zijn in deze overeenkomst tevens eisen gesteld aan de fasering en zijn locatie-eisen gesteld.
7.1.2 Economische uitvoerbaarheid
De gemeente is verantwoordelijk voor het ontwerpen en aanleggen van de openbare ruimte en de hoofdinfrastructuur. De corporaties zijn verantwoordelijk voor de bouwplannen van hun nieuwbouwlocaties.
De gemeente en de corporaties spreken uit dat de financiële middelen gewaarborgd zijn om de plannen op basis van de herstructurering verder te ontwikkelen en uit te voeren. Hierover sluiten partijen een aanvullende overeenkomst op de samenwerkingsovereenkomst uit 2005, waarin het woningbouwprogramma en financiële afspraken waren vastgelegd. Met deze nieuwe overeenkomst verplichten de partijen zich de benodigde stappen te zetten om tot uitvoering van de herstructurering te komen.
De kosten die samenhangen met de ontwikkelingen in Palenstein, komen deels voor risico en rekening van de gemeente Zoetermeer en deels voor rekening van de ontwikkelende partijen. Voor zover het de gemeentelijke investeringen betreft, worden de kosten gedekt uit reeds ter beschikking gestelde budgetten.
De uitvoering van dit op ontwikkeling gerichte bestemmingsplan is financieel uitvoerbaar.
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Voorontwerp bestemmingsplan
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 31 mei 2012 kennis gegeven van het feit dat voor de wijk Palenstein een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. Op 24 april 2012 hebben burgemeester en wethouders besloten het voorontwerpbestemmingsplan vrij te geven voor inspraak en overleg (zie Bijlage18).
Het voorontwerpbestemmingsplan is op 15 juni 2012 voor overleg ex artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende instanties. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daarnaast een inspraakprocedure doorlopen. In dat kader heeft het voorontwerpbestemmingsplan vanaf 15 juni 2012 gedurende zes weken ter inzage gelegen. De resultaten van inspraak en het overleg zijn samengevat en beantwoord in de Nota van Inspraak en overleg. De nota is opgenomen als Bijlage 19 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Ontwerp bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan Palenstein heeft vanaf 4 januari 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kunnen zienswijzen naar voren worden gebracht. Er zijn 2 zienswijzen ingediend. De zienswijzen zijn samengevat en van een reactie voorzien in de Reactienota zienswijzen. De wijzigingen in het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen in de Nota van aanpassingen die is bijgevoegd in het vaststellingsbesluit.
Hoofdstuk 8 Handhaving
Een belangrijk aspect bij de uitvoering van het bestemmingsplan is de handhaving en het toezicht op de naleving van de in het plan opgenomen regels. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten ook op langere termijn daadwerkelijk te kunnen 'vasthouden'. Daarnaast is handhaving van belang uit oogpunt van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid: alle grondeigenaren en gebruikers dienen door de gemeente daadwerkelijk en op dezelfde wijze aan het plan te worden gehouden.
In dit plan is gestreefd naar een zo groot mogelijke eenvoud van in het bijzonder de regels van het plan. Hoe groter de eenvoud (en daarmee de toegankelijkheid en leesbaarheid), hoe groter in de praktijk de mogelijkheden om toe te zien op de naleving van het plan. Eveneens geldt hoe minder knellend de regels zijn, hoe kleiner de kans dat het met de regels wat minder nauw wordt genomen. In de praktijk worden op de lange duur immers alleen die regels gerespecteerd waarvan door de betrokkenen de noodzaak en redelijkheid wordt ingezien.
Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of via contractuele bevoegdheden. De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Er geldt een algemeen gebruiksverbod om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of voor een doel in strijd met de bestemming en de daarbijhorende regels. Dit gebruiksverbod is vastgelegd in artikel 7.10 van de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening. In artikel 1a sub 2 van de Wet economische delicten staat de strafrechtelijke sanctie op overtreding van deze bepaling. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. Gemeenten en provincies kunnen nu slagvaardiger optreden tegen overtredingen van bestemmingsplanregels. Overtredingen kunnen sneller worden vervolgd en de gevolgen kunnen effectiever worden tegengegaan. Voor de bewijsvoering kan nu gebruik gemaakt worden van de specifieke opsporingsbevoegdheden van de politie. De Wet op de economische delicten biedt de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Bij een overtreding kan nu een boete opgelegd worden van maximaal 45.000 euro, voorheen was dat 11.250 euro. Ook biedt de wet nu de mogelijkheid om de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict weer te herstellen.
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Ten Opzichte Van Een Rustige Woonwijk
Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten ten opzichte van een rustige woonwijk
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten
Bijlage 1 Wijkvisie Palenstein
Bijlage 1 Wijkvisie Palenstein
Bijlage 2 Voorbeeldmodel 3.0
Bijlage 3 Voorbeeldmodel 2.3.3
Bijlage 3 Voorbeeldmodel 2.3.3
Bijlage 4 Kaart Parkeerbalans Modellen 3.0 En 2.3.3
Bijlage 4 Kaart parkeerbalans modellen 3.0 en 2.3.3
Bijlage 5 Winkelstudie Winkelcentrum Croesinckplein
Bijlage 5 Winkelstudie Winkelcentrum Croesinckplein
Bijlage 6 Effectenrapportage Supermarktsector
Bijlage 6 Effectenrapportage supermarktsector
Bijlage 7 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 7 Akoestisch onderzoek
Bijlage 8 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 8 Besluit hogere waarden
Bijlage 9 Historisch Bodemonderzoek
Bijlage 9 Historisch bodemonderzoek
Bijlage 10 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 10 Onderzoek luchtkwaliteit
Bijlage 11 Bureauonderzoek Archeologie
Bijlage 11 Bureauonderzoek archeologie
Bijlage 12 Bedrijfszoneringsonderzoek
Bijlage 12 Bedrijfszoneringsonderzoek
Bijlage 13 Berekening Groepsrisico Lpg
Bijlage 13 Berekening groepsrisico LPG
Bijlage 14 Verantwoording Groepsrisico Lpg-tankstation
Bijlage 14 Verantwoording groepsrisico LPG-tankstation
Bijlage 15 Ecologische Quickscan
Bijlage 15 Ecologische quickscan
Bijlage 16 Inventarisatie Beschermde Natuurwaarden
Bijlage 16 Inventarisatie beschermde natuurwaarden
Bijlage 17 Overzicht Beschermde Natuurwaarden Palenstein
Bijlage 17 Overzicht beschermde natuurwaarden Palenstein
Bijlage 18 B&w Besluit 24-4-2012
Bijlage 18 B&W besluit 24-4-2012