KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Gemengd - 1
Artikel 5 Gemengd - 2
Artikel 6 Groen
Artikel 7 Kantoor
Artikel 8 Maatschappelijk
Artikel 9 Tuin
Artikel 10 Verkeer
Artikel 11 Verkeer - Railverkeer
Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 13 Water
Artikel 14 Wonen
Artikel 15 Leiding - Riool
Artikel 16 Leiding - Water
Artikel 17 Waarde - Archeologie
Artikel 18 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 19 Antidubbeltelregel
Artikel 20 Algemene Bouwregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 26 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Titel Bestemmingsplan
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Aanleiding Planherziening
1.4 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Groen, Natuur En Water
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
4.2 Nieuwe Ontwikkelingen
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 Geluidhinder
5.2 Luchtkwaliteit
5.3 Windhinder En Windgevaar
5.4 Bodemkwaliteit
5.5 Water
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Natuurwaarden
5.9 M.e.r.- Beoordeling
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Afrikaweg En Omgeving
Bijlage 1 Werking 30 Graden Regel & 30 Graden Profiel Ontwikkellocatie Kop Bredewater
Bijlage 2 Verkeerseffecten Bestemmingsplan Afrikaweg E.o.
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Afrikaweg E.o.
Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit Afrikaweg E.o.
Bijlage 5 Groepsrisicoberekening A12
Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 7 Aanvullende Notitie Natuurwaardenonderzoek
Bijlage 8 Aanvullend Onderzoek Natuur Boerhaavelaan
Bijlage 9 Risicoanalyse Planschade
Bijlage 10 Nota Overleg Bestemmingsplan Afrikaweg En Omgeving
Bijlage 11 Nota Zienswijzen
Bijlage 12 Nota Van Aanpassingen

Afrikaweg en Omgeving

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Onherroepelijk op 16-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Afrikaweg en omgeving' met identificatienummer NL.IMRO.0637.BP00030 van de gemeente Zoetermeer;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten Afrikaweg en omgeving, voor zover deze betrekking heeft op:

  1. a. administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
  2. b. het houden van een webshop of een bed en breakfast;
  3. c. ambachtelijke bedrijvigheid

waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca, anders dan genoemd onder b;

1.7 afhaalcentra of -punt

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop;

1.8 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij;

1.9 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.10 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, ondergronds bouwen wordt niet meegerekend;

1.13 bedrijfsvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep, bedrijf, dienstverlenende instelling, horeca, kantoor of andere functie inclusief opslag-, administratieruimten en dergelijke;

1.14 bed en breakfast

een aan huis verbonden beroep of bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf van maximaal vier slaapplaatsen en waarbij het verstrekken van consumpties ondergeschikt is;

1.15 begane grond

eerste bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als het aangrenzende maaiveld, ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;

1.16 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.17 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel;

1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.20 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik;

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 datacenter

een bedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het bedrijfsmatig opslaan en opgeslagen houden van - al dan niet beveiligde - data op computerapparatuur (servers);

1.30 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.31 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé;

1.32 ecologische waarden

de in dit plan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling;

1.33 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.34 erfbebouwing

functioneel met een hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping;

1.35 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, zoals wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid;

1.36 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek van 38 uur;

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.38 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.39 horeca

het bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en/of dranken, bereiden voor directe consumptie van voedsel en/of dranken, exploiteren van zaalaccomodatie en het bieden van logies. De verschillende vormen van horeca zijn opgesomd in de Staat van horeca-activiteiten;

1.40 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan of geholpen, waaronder congres- en vergaderaccommodaties die ondergeschikt zijn aan de kantoorfunctie;

1.41 kunstwerk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een sluit, een tunnel, een via- of aquaduct, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.42 kwetsbaar object

een object waarvoor, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde voor het risico en/of een risico-afstand tot een risicovolle inrichting in acht moet worden genomen;

1.43 kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van de Circulaire

een object waarvoor, ingevolge de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, een afstand tot de opslag van ontplofbare stoffen in acht moet worden genomen

1.44 landschappelijke waarden

de in dit plan aan een gebied toegekende waarden in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch opzicht;

1.45 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische en levensbeschouwelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld ziekenhuizen, zorginstellingen, jeugdopvang, verenigingsleven, begraafplaatsen enzovoort, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen;

1.46 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap;

1.47 natuurwaarden

de in dit plan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.48 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut;

1.49 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk;

1.50 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. voor een bouwwerk, dat ter plaatse van de aanduiding 'brug' wordt gebouwd: de hoogte van het aansluitende afgewerkte wegdek ter plaatse;
  4. d. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;

1.51 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.52 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers;

1.54 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden;

1.55 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers delen van antenne-opstelpunten, zoals bedoeld zoals bedoeld in artikel 3.11 lid 1 Telecommunicatiewet;

1.56 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren of het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel;

1.57 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van de horecafunctie waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.58 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.59 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn;

1.60 winkelvloeroppervlak

het totale vloeroppervlak dat wordt gebruikt voor de directe verkoop en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief afrekenruimte, met uitzondering van opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.61 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 vloeroppervlak

het totale vloeroppervlak van ruimten gemeten langs de binnenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimtes omhullen;

2.7 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1 m bedraagt;

2.8 onderlinge afstand

tussen vrijstaande gebouwen onderlinge afstand, daar waar de afstand het kleinst is.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dienstverlening tot en met categorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten Afrikaweg en omgeving en kantoor met een gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 25.000 m2;
  2. b. detailhandel tot en met categorie 1 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staatvan bedrijfsactiviteiten Afrikaweg en omgeving met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2;
  3. c. horeca die is genoemd in de categorieën 1 en 2 van de in de bijlagen bij deze regels behorende Staat van horeca-activiteiten met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. kunstwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. objecten van beeldende kunst;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. reclameobjecten;
  7. j. speelvoorzieningen;
  8. k. verblijfsgebied en terrassen;
  9. l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  10. m. water;
  11. n. wegen en paden;
  12. o. windbeperkende voorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Groen

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:

  1. a. de bouwhoogte van de schuilhut maximaal 3 m bedraagt;
  2. b. de oppervlakte van de schuilhut maximaal 40 m² bedraagt;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen, wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van de aanduiding 'Wro - zone - wijzigingsgebied 1' bevoegd het plan te wijzigen, met inachtneming van de volgende regels:

  1. a. de bestemming wordt gewijzigd in 'Verkeer';
  2. b. de geluidbelasting van geluidgevoelige objecten zal niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere waarde;
  3. c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn voor de betreffende gronden de regels van artikel 10 van toepassing.

Artikel 7 Kantoor

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor raam- en straatprostitutie.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder a, voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 9 Tuin

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Verkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 11 Verkeer - Railverkeer

11.1 Bestemmingsomschrijving

11.2 Bouwregels

11.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 12 Verkeer - Verblijfsgebied

12.1 Bestemmingsomschrijving

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca met uitzondering van terrassen;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 13 Water

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 14 Wonen

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 15 Leiding - Riool

15.1 Bestemmingsomschrijving

15.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 15.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2 voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 15.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 16 Leiding - Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 16.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 16.2 voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 16.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Artikel 17 Waarde - Archeologie

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 17.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m² en dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 17.2 onder b.1 en b.2 en kunnen in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 18 Waterstaat - Waterkering

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 18.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 18.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager een positief advies heeft overgelegd van de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 19 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 20 Algemene Bouwregels

20.1 Voorwaardelijke verplichting windhinder

Bouwen met een bouwhoogte van 30 meter of meer is alleen toegestaan, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een onderzoek naar windhinder en windgevaar overlegd. Dit onderzoek moet naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate inzicht bieden in de mogelijke gevolgen voor het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving, alsmede de eventueel daar uit voortvloeiende te treffen maatregelen en voorzieningen.

20.2 Nadere eisen windhinder

Burgemeester en wethouders zijn ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar bevoegd nadere eisen te stellen ten behoeve van het realiseren van de te treffen maatregelen en voorzieningen, zoals die uit het onderzoek als bedoeld in lid 20.1 naar voren zijn gekomen.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Veiligheidszone - munitie

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %, met uitzondering van het maximum bedrijfsvloeroppervlak;
  2. b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  3. c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    1. 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  4. d. het bouwen van reclameobjecten en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  5. e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2
  6. f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

22.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

22.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.1 en 22.2.1 kan alleen worden verleend, indien dit niet leidt tot een toename van het bedrijfsvloeroppervlak en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 23 Overige Regels

23.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van 18 'Waterstaat - Waterkering';
  2. b. in de tweede plaats de regels van artikel 16 'Leiding - Water';
  3. c. in de derde plaats de regels van artikel 15 'Leiding - Riool';
  4. d. in de vierde plaats de regels van artikel 17Waarde - Archeologie'.

23.2 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van hoofdstuk 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen;

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 26 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Afrikaweg en omgeving'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Titel Bestemmingsplan

De titel van dit bestemmingsplan was in de concept-ontwerpfase nog 'Boerhaavelaan en omgeving'. Deze titel vloeide voort uit de naamgeving zoals was opgenomen in het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2008-2013 en 2011-2013. In het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2008-2013 was dit plangebied bovendien nog samengevoegd met de wijk Driemanspolder (in dit programma aangeduid met 'Driemanspolder incl. Boerhaavelaan').

De Boerhaavelaan vormt nu de oostelijke grens van het thans aan de orde zijnde plangebied en ligt slechts deels binnen dit plangebied. De Boerhaavelaan zelf ligt namelijk grotendeels binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Driemanspolder - Van Leeuwenhoeklaan'. Gelet hierop en op de centrale ligging van de Afrikaweg in het nu aan de orde zijnde plangebied, is de titel Afrikaweg en omgeving passender. In de ontwerpfase is daarom alsnog de titel aangepast van 'Boerhaavelaan en omgeving' naar Afrikaweg en omgeving.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied Afrikaweg en omgeving bestaat uit de Afrikaweg (tussen de A12 en de RandstadRail, die direct ten noorden van de Voorweg is gelegen) en de gebieden aan weerszijden hiervan.

Het plangebied omvat hoofdzakelijk kantoorgebouwen gelegen langs de Afrikaweg, Boerhaavelaan, het Abdissenbos en Bredewater. Aan de noordzijde van het plangebied, te weten langs de Voorweg, Ierlandlaan en Dublinstraat, is de woonfunctie het meest vertegenwoordigd.

De noordgrens bestaat globaal uit de bebouwing ten noorden van de Voorweg, de westgrens ligt langs het Abdissenbos en Bredewater, waarbij het Abdissenbos en Bredewater zelf ook onderdeel uitmaken van het plangebied, de zuidgrens wordt gevormd door de A12 en de oostgrens ligt langs de Boerhaavelaan en loopt via de Van Leeuwenhoeklaan langs de J.L. van Rijweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0001.jpg"

Figuur 1.1: Ligging plangebied in Zoetermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0002.jpg"

Figuur 1.2: Begrenzing Afrikaweg en omgeving

1.3 Aanleiding Planherziening

Voor het plangebied van bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving is sprake van meerdere planologische regelingen. De diversiteit aan regelingen komt de rechtszekerheid niet ten goede. Met de herziening van dit bestemmingsplan wordt het volgende beoogd: het voldoen aan de verplichting zoals opgenomen in artikel 3.1 lid 2 Wet ruimtelijke ordening (Wro), het uniformeren van de planologische regelingen en niet te vergeten het samenvoegen van bestemmingsplannen, waardoor de nieuwe bestemmingsplannen groter zijn en daardoor beter toepasbaar.

Dit bestemmingsplan maakt ook een aantal concrete ontwikkelingen in het plangebied mogelijk. Deze ontwikkelingen worden omschreven in paragraaf 4.2.1 van de toelichting.

1.4 Huidige Juridische Planregelingen

Voor het plangebied zijn de volgende planologische regelingen van kracht:

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr. bestemmingsplan vaststelling Raad goedkeuring GS
1.00 Stadscentrum 27-10-1975 16-06-1976
02.04 Driemanspolder Zuid 19-12-1973 5-2-1975
02.08 Driemanspolder 26-11-1984 12-11-1985
02.18 Van Leeuwenhoeklaan 01-03-2004 05-10-2004
03.04 Kantorenstrook Driemanspolder- Meerzicht 25-10-1971 20-12-1972
03.07 Voorweg 1 03-11-1981 11-1-1983
03.11 Meerzicht laagbouw (Waterbuurt) 25-5-1998 15-9-1998
03.12 Meerzicht hoogbouw 30-03-1998 15-07-1998
03.13 Voorweggebied 2001 24-11-2002 17-6-2003
03.15 Rokkeveen- Kantoren, locatie Bredewater (Meerzicht) 28-06-2004 11-01-2005
07.00 Struktuurplan Rokkeveen 28-8-1986 -
07.05 Rokkeveen Kantoren 25-04-1988 13-12-1988
07-05a 1e Wijziging Rokkeveen Kantoren 15-05-1990 10-07-1990
09.02 Groot Zoetermeer 20-10-1967 27-11-1968

Op het bestemmingsplan Boerhaavelaan hebben de onderstaande uitwerkingsplannen betrekking:

Tabel 2: Overzicht uitwerkingsplannen

Nr. Uitwerkingsplan B&W G.S.
1.01 Stadscentrum I 11-11-1980 24-02-1981
02.06 a en b Driemanspolder Zuid I en de 1e en 2e wijziging 20-07-1977 17-8-1977
03.02 K van het bestemmingsplan Driemanspolder-West (Meerzicht) 26-08-1970 04-12-1970
3.05 Meerzicht Zuid-Oost van het bestemmingsplan Driemanspolder-West (Meerzicht) 2-11-1971 2-2-1972
07.13 Rokkeveen Kantoren 5 15-05-1990 10-07-1990

In onderstaande afbeelding zijn de geldende bestemmingsplannen weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0003.jpg"

Figuur 1.3: Afbeelding geldende bestemmingsplannen

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainport ontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen, waaronder het versterken van de mainportfuncties en het verbeteren van de rijksinfrastructuur, het behoud van erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora en fauna. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Voor dit bestemmingsplan zijn vanwege de ligging langs de rijksweg A12 de regels met betrekking tot het hoofdwegennet relevant. Aan de gronden binnen het plangebied die grenzen aan de rijksweg A12 zijn geen bestemmingen toegekend die een eventuele toekomstige verbreding van de snelweg onmogelijk maken.
De ontwikkelingen die in het plan zijn voorzien, zijn een verdichting van het stedelijke gebied en schaden niet het belang van de A12 als hoofdweg. De mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt zijn daarmee niet in strijd met de nationale belangen op grond van het Barro en de SVIR.

2.1.2 Nota 'Anders omgaan met water' (2000)

In de Nota 'Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw' (2000) onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een 'watertoets' voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.

In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met water. In paragraaf 5.5 is de watertoets opgenomen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' en 1e herziening Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland'

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie 'Visie op Zuid-Holland' en de Actualisering 2011.

In deze structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het plangebied is vanwege de ligging aan het Zuidvleugelnet vooral de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant.

Zuid-Holland wil verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk. Deze concentratie van stedelijke functies heeft agglomeratievoordelen voor bedrijven, voorzieningen en detailhandel. Ook geeft het mogelijkheden tot ketenvorming, efficiënte benutting van infrastructuur en mogelijkheden voor ontwikkeling van efficiënte duurzame energiesystemen. Hiermee wordt de concurrentiepositie versterkt van het stedelijk netwerk van Zuid-Holland, de Zuidvleugel van de Randstad en daarmee van de Randstad in zijn geheel. Zuid-Holland schept een aantrekkelijke leefomgeving en een aantrekkelijk vestigingsmilieu voor bedrijven. Het contrast tussen stad en land blijft behouden en gebiedskwaliteiten kunnen worden versterkt. De provincie reageert op demografische ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke behoeften. Volgens de demografische trends zal de vraag naar stedelijke woonmilieus in de toekomst toenemen. Ontwikkeling van nieuwe woon- en werkmilieus in stedelijke gebieden kan gecombineerd worden met het herstructureren en transformeren van bestaande woon- en werkmilieus. Gemengde milieus, broedplaatsen en onderwijsvoorzieningen zorgen voor een betere voedingsbodem voor de kenniseconomie. De sociale cohesie wordt door het tegengaan van segregatie versterkt.

De bestaande bebouwing en de nog onbenutte bouwmogelijkheden in het plangebied hebben potentie om te kunnen bijdragen aan een samenhangend stedelijk netwerk.

Daar komt bij dat het plangebied ligt ingeklemd tussen twee regionale centra: te weten het treinstation Zoetermeer en het centrumgebied van Zoetermeer (met station Centrum- West). Intensivering van stedelijke functies en concentratie van voorzieningen vinden zo veel mogelijk plaats nabij knooppunten van hoogwaardig openbaar vervoer. Net langs het plangebied liggen regionale en bovenregionale verbindingen bestaande uit de RandstadRail, de spoorverbinding Utrecht- Den Haag en de A12. Er is sprake van een hoogwaardig openbaar vervoer.

Kantorenlocaties

Het plangebied herbergt op basis van de vigerende bestemmingsplannen een groot nog te realiseren areaal aan kantooroppervlak. Dit terwijl de ongelijkheid tussen vraag en aanbod op de kantorenmarkt groeit. De leegstand loopt op en dreigt structureel te worden als er geen maatregelen worden genomen. De provincie heeft in 2010 onderzoek laten uitvoeren naar de kantorenmarkt in Zuid-Holland. Daaruit blijkt dat de behoefte naar nieuwbouw kantoren tot 2020 is gehalveerd, ten opzichte van regionale schattingen uit 2008. De geschatte vraag is ongeveer 2,5 miljoen m2 vloeroppervlakte. Meer dan de helft daarvan kan met bestaande kantoorruimte worden opgevangen. De geschatte nieuwbouwbehoefte is dan 1,15 miljoen m2 tot 2020. Daar staat tegenover dat er een overmaat is aan allerlei nieuwbouwplannen voor kantoren van een kleine 4 miljoen m2.

De regio's zijn door de provincie gevraagd om hun kantorenstrategieën aan te scherpen. De huidige Provinciale Verordening Ruimte verplicht gemeenten de plannen voor nieuwe kantoorruimte in regionaal verband op elkaar af te stemmen en de zogeheten SER-ladder toe te passen (eerst herstructureren en intensiveren van bestaande ruimte, dan pas besluiten tot nieuwbouw).

In overleg met de regio's bekijkt de provincie of de regels voor nieuwbouw aangescherpt moeten worden. De maatregelen passen in het beleid van het ministerie van Infrastructuur en Milieu voor de kantorenmarkt.

Plannen voor grootschalige kantoorontwikkeling kan alleen nog op goedkeuring van de provincie rekenen als de locaties zich in stedelijke centra bevinden en in de buurt van goed openbaar vervoer.

Het plangebied ligt tussen twee stedelijke centra en de bereikbaarheid per openbaar vervoer is goed. Daarnaast worden in dit bestemmingsplan alleen bestaande planologische rechten overgenomen en is aldus geen sprake van een nieuwe mogelijkheden tot grootschalige kantoor ontwikkeling.

2.2.2 Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland en 1e Herziening Verordening

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte 'Visie op Zuid-Holland' die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.

In de verordening zijn regels opgenomen over de inhoud van bestemmingsplannen en de toelichting van bestemmingsplannen. In het kader van dit bestemmingsplan is met name artikel 7 (Kantoren) van belang. Dit artikel bepaalt dat kantoren gevestigd kunnen worden op locaties die binnen 10 minuten te voet of met hoogfrequente lightrail-, tram- of busverbindingen bereikbaar zijn vanaf een StedenbaanPlus-station (waarbij ervan uit is gegaan dat te voet in 10 minuten ongeveer 800 meter kan worden afgelegd).

Het plangebied ligt binnen de invloedssfeer van de volgende StedenbaanPlus stations/haltes;

  • NS-station Zoetermeer en RandstadRailhalte Driemanspolder (grenzend aan de zuidzijde van het plangebied);
  • RandsstadRailhalte Centrum-west (grenzend aan noordzijde van het plangebied).

Dit bestemmingsplan maakt nieuwe kantoren mogelijk in die zin dat de overgenomen bestaande planologische regeling deze ruimte al biedt. Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe kantoren met een omvang van meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak per vestiging, moeten in overeenstemming zijn met een regionaal afgestemd kantorenprogramma. In paragraaf 2.2.1 en 2.4.5 van de toelichting op dit bestemmingsplan is hierover een verantwoording worden opgenomen.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt niet in een van deze topgebieden.

Wel is een zone langs de Voorweg op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen laag is. Voor het overig deel van het plangebied zijn geen verwachtingswaarden weergegeven. In de paragraaf Archeologische waarden (zie 3.1.3) van de toelichting wordt nader ingegaan op de archeologische waarden in de zone langs de Voorweg.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

Voor dit bestemmingsplan is vanwege de ligging in en nabij grootschalige infrastructuur vooral het milieudeel van belang. Het gebied heeft vooral in het zuidelijk deel te maken met geluidsoverlast en de luchtkwaliteit.

In een vroegtijdig stadium dienen de relevante milieuaspecten bij de planvorming betrokken worden. Voor dit bestemmingsplan zijn voor deze thema's specifieke onderzoeken uitgevoerd. De conclusies hiervan zijn verwerkt in Hoofdstuk 5.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011
Op 22 december 2009 is de Keur in werking getreden. In deze Keur zijn bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleids- en Algemene regels 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een keurvergunning. De keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleids- en Algemene regels 2011 is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  5. e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  6. f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
  7. g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van een berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
  • handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • aangepaste gladheidbestrijding;
  • het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.12 van deze plantoelichting nader toegelicht.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het 'Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020' (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.

Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.

Op kaart 1 '' Haaglanden 2030' van het RSP is het plangebied aangewezen als 'Vitaal en intensief benut stedelijk gebied'.

De A12 die langs de zuidrand van het plangebied ligt, is aangeduid als 'Nieuw’ stedelijk knooppunt langs A12 Zoetermeer'. Het streven is om van het treinstation Zoetermeer een intercitystation te maken zodat het gebied er om heen en Zoetermeer nog beter te bereiken is.

Op de kaart 24 'Projectenkaart Haaglanden 2020' heeft het plangebied de aanduidingen 'stedelijke herstructurering' en 'grootschalige ontwikkellocatie kantoren'.

Stedelijke herstructurering en grootschalige ontwikkellocatie kantoren

Nieuwe kantoorlocaties en regionale voorzieningen wil het Stadsgewest zoveel mogelijk koppelen aan Stedenbaanstations, c.q. de kantoorversterkingsgebieden. Het (aangepaste) kantorenprogramma voor de periode 2012-2020 wordt verder ingevuld, uitgaande van bundeling van de nieuwe kantoren bij een beperkt aantal Stedenbaanknooppunten. Knooppunten in het netwerk zijn immers het meest interessant. Deze plaatsen kunnen zich ontwikkelen tot overstapmachines, omdat diverse vervoerssoorten daar samenkomen. Dit is vooral relevant bij vestiging of verplaatsing van bedrijven en instellingen waar veel mensen werken of die veel bezoekers trekken. Hierbij kan worden gedacht aan zakelijke dienstverlening, winkelcentra, overheden en zorg- en onderwijsinstellingen. Voor de zakelijke dienstverlening zijn de plaatsen die ook goed bereikbaar zijn per auto extra interessant.

Het gebied aan weerszijden van de Afrikaweg is, vanwege de ligging nabij het stedenbaanstation Zoetermeer, aangeduid als een gebied geschikt voor grootschalige kantoorontwikkeling.

De (oorspronkelijke) kantorenstrook aan de Boerhaavelaan (langs de oostzijde van de Afrikaweg) is tevens aangeduid als een gebied voor stedelijke herstructurering. Bij stedelijke herstructurering gaat het er om dat zo veel mogelijk gemêleerde milieus worden gerealiseerd en de gronden intensiever worden gebruikt. De stedelijke herstructureringsgebieden worden gezien als gebieden waar de kans benut moet worden voor het vergroten van de differentiatie in stedelijke woonmilieus inclusief groenstedelijke milieus. Programma's moeten regionaal afgestemd worden in relatie tot vraag naar woon- en werkmilieus. Vanwege de ligging nabij het Stedenbaanstation Zoetermeer biedt het gebied voldoende potentie voor herontwikkeling.

Voor dit gebied is een plan in ontwikkeling voor de realisatie van kantoren en woningen en voorzieningen. Aangezien dit bestemmingsplan voorziet in het consolideren van de huidige situatie zal voor de ontwikkeling van het gebied aan de Boerhaavelaan een separaat bestemmingsplan worden opgesteld.

Kantorenbouw

In de regio Haaglanden is een Kantorenstrategie Haaglanden 2012-2020 opgesteld, waarin afspraken zijn gemaakt om het nieuwbouwprogramma voor kantoren waar mogelijk te verminderen. De Kantorenstrategie is in november 2012 vastgesteld. Hoofdlijn van de strategie is dat zal worden ingezet op ontwikkeling en investeringen op een beperkt aantal multimodale locaties, de zogenaamde kantoorversterkingsgebieden. Daarbij is voor een goed functioneren van een dergelijk gebied, het van groot belang dat behalve een courant aanbod aan kantoorruimte er ook aandacht is voor de kwaliteit van de openbare ruimte rond die kantoren.

In genoemde kantorenstrategie is de zone rond het knooppunt Zoetermeer Stationsgebied bestempeld als zo'n kantoorversterkingsgebied.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

De opgave voor de Boerhaavelaan staat benoemd onder de opgave 'Balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren'. Als de capaciteit van de Boerhaavelaan wordt benut, wordt een bijdrage geleverd aan een evenwichtige woon-werkbalans.

Zowel ten noorden als ten zuiden van het plangebied liggen belangrijke opgaven: het stadscentrum wordt getransformeerd tot een sfeervolle, bruisende en veilige binnenstad en het station Zoetermeer wordt getransformeerd tot Zoetermeer CS (intercitystation). Deze ontwikkelingen aan weerszijden van het plangebied bieden volop potenties.

Het plangebied zelf wordt betrokken bij de ontwikkeling van de A12-zone, genoemd als opgave 'A12 zone ontwikkelen van een hinderlijk tot een verbindend element'.

De A12 wordt vaak als een hinderlijke as beschouwd: het deelt Zoetermeer door tweeën en het zorgt voor overlast. Tegelijkertijd hebben plekken langs de A12 een enorme potentie omdat hier interessante overstappunten kunnen worden gerealiseerd; station Zoetermeer heeft de potentie om het CS van Zoetermeer te worden. Door het gebied integraal te ontwikkelen - in samenhang met de Boerhaavelaan - kunnen win-win situaties worden gecreëerd, waardoor èn de geluidsproblematiek wordt opgelost èn de luchtvervuiling wordt verminderd, èn noord en zuid Zoetermeer beter met elkaar worden verbonden, èn de verkeersafwikkeling beter kan worden geregeld èn de ruimte langs de A12 kan worden ontwikkeld voor stedelijke functies, waardoor elders in de stad locaties kunnen worden vrijgespeeld voor woningbouw.

Daarmee draagt Zoetermeer tevens bij aan de doelstellingen van de hogere overheden, die de A12 eveneens als onderzoeksgebied hebben benoemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0004.png"

Figuur 2.1: Kaart uit de Stadsvisie 2030

2.4.2 Verkenningennota Structuurvisie 2030

Op 15 december 2008 heeft de gemeenteraad de Stadsvisie 2030 vastgesteld. In de Stadsvisie is aangegeven dat deze een ruimtelijke vertaling krijgt in een Structuurvisie.

In de Structuurvisie geeft het gemeentebestuur antwoord op de vraag waar de benodigde ruimte in de stad gevonden kan worden voor de plannen en toekomstambities die Zoetermeer heeft.

De Verkenningennota is het resultaat van een brede inventarisatie. Uit een groot aantal vastgestelde beleidsdocumenten zijn de belangrijkste onderdelen gehaald die voor de ruimtelijke toekomst van Zoetermeer van belang zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld om beleid op het gebied van wonen, werken, groen, duurzaamheid en mobiliteit. In de bestaande beleidskaders over deze onderwerpen zijn op verschillende vlakken al belangrijke keuzes gemaakt. Die keuzes hoeven in de Structuurvisie dus niet opnieuw gemaakt te worden.

Daarnaast zijn in de Verkenningennota de belangrijkste ruimtelijke opgaven, kansen en vraagstukken in beeld gebracht. Dit geheel vormt de ruimtelijke onderlegger voor de Structuurvisie. De Structuurvisie brengt alle ruimtelijke aspecten en keuzen van het bestaande beleid samen. Daarmee is het een integrale en samenhangende visie op de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van Zoetermeer. De Verkenningennota is op 12 september 2011 vastgesteld.

De zone Afrikaweg/ Boerhaavelaan is in de verkenningennota getypeerd als een hoogdynamisch gebied waar ruimte is voor transformatie en intensivering.

Voor dit bestemmingsplan zijn vooral de wensbeelden ten aanzien van de thema's 'wonen' en 'economie en werken' van belang.

De zone langs de Afrikaweg wordt vanuit het thema 'wonen' gezien als een gebied met een hoge potentie voor het realiseren van woningen. Het gaat hierbij om zowel intensivering als om herstructurering/ transformatie van kantoorlocaties. Langs de Boerhaavelaan, Abdissenbos en de Van Leeuwenhoeklaan zijn potentiële woningbouwlocaties aangegeven. Het gaat hierbij niet allen om woningen maar ook juist andere functies die makkelijk met woningen te combineren zijn (centrum stedelijk wonen). Het stimuleren van de bouw van jongerenwoningen maakt hier deel van uit. De Voorweg is, als historisch bebouwingslint, genoemd als een gebied waar het dorps woonmilieu versterkt kan worden. Hier is juist het behoud van de kleinschaligheid van belang.

Voor het thema 'economie en werken' is de zone Boerhaavelaan eveneens een belangrijk gebied. Centraal thema voor het plangebied is het tegen gaan van leegstand van kantoren en het ruimte bieden aan gewenste ontwikkelingen in de kantorensector. Zoetermeer moet zuinig omgaan met de ruimte voor kantoren. In gebieden waar deze functie niet populair is, is het zaak het aantal kantoren terug te brengen. In gebieden waar de vraag nog groot zal zijn, moet zijn de ruimte zijn voor ontwikkeling. Langs de A12, wat door de gemeente als een belangrijke trekker wordt gezien, wordt ruimte gezocht voor extra kantorenbouw en hotelontwikkeling.

Voor de kantoren langs de Bredewater ligt de opgave om functiemenging en functieverbreding te stimuleren en het gebied langs de Boerhaavelaan is aangeduid als herstructureringsgebied. Hier is duidelijk sprake van een herbezinning, het toevoegen van andere functies kan de aantrekkelijkheid van het gebied vergroten.

Het plangebied heeft ook een belangrijke functie voor het openbaar vervoer. Vanwege de ligging tussen het treinstation Zoetermeer en het centrum moeten mogelijkheden voor het verbeteren van het openbaar vervoer over de Afrikaweg gevonden worden.

2.4.3 Woonvisie (2009)

De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend bij het invullen van het woonprogramma.

De nieuwe aanpak van de gemeente krijgt gestalte aan de hand van vijf keuzes voor het wonen. Deze keuzes zijn richtinggevend voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Het betreft de volgende keuzes:

  • Kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen;
  • Zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten;
  • Behoeften van de wijken en buurten centraal stellen in het woonbeleid;
  • Op stedelijk niveau bijzondere aandacht besteden aan jongeren, senioren, de sociale doelgroep en lage middeninkomens;
  • Niet grootschalig gaan herstructureren binnen woonwijken (behalve in Palenstein), wel het transformeren van kantoren overwegen.

Vooral de laatste keuze is van belang voor dit bestemmingsplan aangezien het merendeel van de bebouwing bestaat uit kantoren. In de komende jaren maakt het transformeren van kantoorlocaties naar een woonfunctie nadrukkelijk deel uit van de beleidsagenda. De gemeente wil samen met betrokken partijen onderzoeken of er op dit vlak initiatieven van de grond kunnen komen. Of er binnen nu en enkele jaren al echt transformaties gaan plaatsvinden hangt af van de financiële haalbaarheid, de mate waarin locaties voldoen aan de milieueisen, maar vooral ook van of locaties voor bepaalde groepen daadwerkelijk interessant zijn als woonlocatie.

2.4.4 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  1. 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  2. 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  3. 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden.

Zoetermeer is een echte kantorenstad. Het feit dat meer dan 20 procent van de arbeidsplaatsen in de stad zich op kantoorlocaties bevindt, illustreert dit. Het gaat op deze kantoorlocaties hoofdzakelijk om arbeidsplaatsen in de zakelijke- en financiële dienstverlening en in het openbaar bestuur. De meeste kantoorlocaties in Zoetermeer bevinden zich in het Stadscentrum, Afrikaweg/Boerhaavelaan en de Rokkeveen/A12-zone.

De totale kantorenvoorraad in Zoetermeer bedraagt een kleine 650.000 m2. In de afgelopen jaren is het leegstandspercentage, met name door de economische crisis, (aanzienlijk) opgelopen. In 2011 was de leegstand op zijn top, te weten 21%. In 2012 is sprake van een lichte daling naar circa 18%. Dit percentage is hoger dan het gemiddelde in Haaglanden.

De leegstand op de kantorenmarkt in Zoetermeer heeft een conjuncturele en een structurele component. Met het langzaamaan wegtrekken van de crisis zal de vraag naar kantoren naar verwachting weer gaan stijgen. Een deel van de huidige leegstand (het conjuncturele deel) verdwijnt hierdoor. Het structurele deel is daarentegen hardnekkig. Het gaat daarbij om leegstand op minder courante locaties, vanwege bijvoorbeeld een slechte bereikbaarheid, verouderde gebouwen en/of te solitair gelegen kantoorgebouwen.

Gezien de structurele leegstand op sommige kantoorlocaties heeft de gemeente eind 2008 de Transformatiestudie Kantoorlocaties opgesteld. In deze studie is onderzocht in welke mate het transformeren van kantoren naar andere functies, onder andere wonen en andersoortige bedrijfsfuncties, een oplossing kan bieden voor de leegstand. Het onderzoek concludeert dat er zich in de toekomst zeker kansen voor transformatie gaan voordoen.
Ondanks het huidige hoge leegstandspercentage en dus kantorenoverschot blijft er naar verwachting in de toekomst binnen Zoetermeer wel altijd behoefte aan nieuwe, kwalitatief hoogwaardige kantoren. Oftewel: er is altijd sprake van een kwalitatieve vraag die onvoldoende binnen de bestaande markt is op te vangen.

De ligging van het plangebied aan de A12 en tussen twee stations in, biedt goede potenties voor kantoorontwikkeling.

Beleidsmaatregelen om de leegstand te verminderen zijn:

  • De structurele leegstand verminderen door het transformeren van oude leegstaande kantoren naar andere functies: huisvesting voor startende ondernemers en/of woonruimte;
  • Het bevorderen van functiemenging binnen bestaande kantoren: maatschappelijke dienstverlening, onderwijsinstellingen en zorgfuncties toevoegen;
  • Vastgoedpartijen uitnodigen om mee te werken en te investeren in het transformeren van leegstaande kantoren;
  • Het verminderen van het (geplande) kantorenprogramma op niet courante kantorenlocaties.
  • Inzetten op een kwalitatief hoogwaardige kantoorontwikkeling die ook toekomstbestendig is;
  • Focussen op de kansrijke kantoorlocaties, met name de Rokkeveen/A12-zone en economisch knooppunt Bleizo. Voor deze locaties actief bedrijven acquireren;
  • Ten behoeve van een kwalitatief hoogwaardige kantoorontwikkeling ook zorg dragen voor een kwalitatief goed ingericht openbaar gebied rondom kantoren.

2.4.5 Transformatiestudie Kantoren (2008)

Op 8 december 2008 heeft de gemeenteraad deTransformatiestudie Kantorenvastgesteld. De transformatiestudie is een verkennende strategische studie, waarin is onderzocht welke mogelijkheden er zijn in het verschuiven van het bestaande en geplande kantorenprogramma binnen de gemeente Zoetermeer naar Bleizo. De minder courante kantorenlocaties in de stad komen in aanmerking voor transformatie naar andere functies, zoals wonen en voorzieningen.

In het plangebied Afrikaweg en omgeving is en blijft de zone direct rond de A12 (Stationsgebied Zoetermeer) een courante kantorenlocatie. De gebouwen die er staan verschillen echter in mate van courantheid. In een aantal gevallen is grondige renovatie gewenst. Dit brengt met zich mee dat het private en openbaar gebied rond de gebouwen in een aantal gevallen een verbeterslag zal moeten krijgen. Ook al hebben deze locaties vooral een kantoorfunctie, een heden ten dage goed gekwalificeerde kantooromgeving vraagt een grotere mix aan functies (voorzieningen, training en educatie, zorgdiensten, etc.). Dus in kantorenlocaties, zoals de zone Afrikaweg (Bredewater/ Boerhaavelaan 'Zuid' zou dit mogelijk moeten zijn.

Binnen het plangebied zijn in de transformatiestudie drie gebieden benoemd als nog te ontwikkelen gebied:

  • Ontwikkeling Boerhaavelaan: ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving is bekend dat er plannen zijn voor de locatie 'Ontwikkeling Boerhaavelaan'. Deze plannen zullen, zoals het zich laat aanzien, niet volledig passen binnen het geldende bestemmingsplan. De plannen voor deze locatie zijn echter onvoldoende uitgekristalliseerd om deze te kunnen meenemen in het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. De betreffende plannen zullen eerst, nadat duidelijk is dat de gemeente hiermee kan instemmen, mogelijk worden gemaakt met een separate ruimtelijke procedure.
  • Kop Bredewater/ Kinderen van Versteeghplein: Vanuit economisch en stedenbouwkundig oogpunt is het niet gewenst dat hier een reductie van kantoorruimte wordt gerealiseerd. Gelet op de locatie nabij het station en de A12 is verdichting van het programma gewenst. Het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving voorziet in de ontwikkeling van 25.000 m2 kantoren en dienstverlening op de locatie 'Kop Bredewater' (zie paragraaf 4.2.1).
  • Zone Stadscentrum / Van Leeuwenhoeklaan. Deze zone ligt gedeeltelijk binnen het plangebied Afrikaweg en omgeving. In de transformatiestudie is opgenomen dat in deze zone circa 15.000 m2 nog te ontwikkelen kantorenlocaties een andere functie kunnen krijgen, waaronder de locatie van de voormalige fietscrossbaan aan de Van Leeuwenhoeklaan. Op 5 juni 2012 is vergunning verleend voor het bouwen van appartementen op de locatie van de voormalige fietscrossbaan. De vergunning is inmiddels onherroepelijk.

2.4.6 Uitvoeringsplan transformatie kantoorlocaties Zoetermeer (2011)

Het Uitvoeringsplan is de concrete uitwerking van de vastgestelde Transformatiestudie. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken. In het Uitvoeringsplan is een zonering en prioritering aangegeven voor de uitvoering van de transformatieopgave. Deze transformatieopgave geldt vooral voor locaties in het stadscentrum en locaties aan de Boerhaavelaan en Afrikaweg.

Voor het plangebied Afrikaweg en omgeving geldt dat recentelijk vergunning is verleend voor het bouwen van appartementen op de voormalige fietscrossbaan, waarmee een nog te ontwikkelen kantorenlocatie is onttrokken aan de kantorenmarkt.

2.4.7 Beleidskader Leisure (2003)

Het beleidskader Leisure (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003) geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht.

Het plangebied maakt geen deel uit van de leisure-as. Wel is als algemeen uitgangspunt bepaald dat woon- en werkgebieden een goede ontsluiting moeten hebben naar de vrijetijdsvoorzieningen. “Van de voordeur naar…” is hier het leidende principe. Ook in de buurten en wijken speelt leisure een belangrijke rol in het versterken van de sociale cohesie. De leisurevoorzieningen en – evenementen die hier worden gevestigd of plaatsvinden worden nog directer bij de wensen van de burgers in deze woongebieden betrokken.

2.4.8 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld 18 juni 2007 door de gemeenteraad) geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.

In het algemeen zal de gemeente niet meewerken aan de vestiging van ‘gewone’ detailhandel buiten de bestaande winkelcentra. Buiten de winkelcentra is meer ruimte voor perifere detailhandel. Bij nieuwe ontwikkelingen zullen separate ruimtelijke procedures moeten worden doorlopen. Afhankelijk van de grootte (1.000 m2 bvo) is al dan niet overleg nodig met de provincie.

In het plangebied komt geen detailhandel voor. Grootschalige detailhandel wordt in dit bestemmingsplan ook niet mogelijk gemaakt.

2.4.9 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2005) dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.

Binnen het plangebied is alleen een hotel gevestigd. Verder worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt op het gebied van horeca.

2.4.10 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

In het plangebied bevinden zich al enkele gebouwen die onder 'hoogbouw' vallen waarvan het kantoorgebouw FME (zuidzijde) binnen de top 10 van Zoetermeer valt.

Het gehele plangebied valt binnen de stedelijke kernzone, een gebied waar hoogbouw in principe mogelijk is. De Afrikaweg is, net als de A12-zone, aangemerkt als een gebied (as) waar de maximale hoogte 90 meter wenselijk en kansrijk is.

Het gebied rondom het knooppunt van het station Zoetermeer is aangemerkt als knooppunt (primaire stadsentree). In de Hoogbouwvisie is voor dit knooppunt een maximale bouwhoogte van 120 meter opgenomen.

Daarmee maakt een deel van het plangebied deel uit van een zone, waaraan in de Hoogbouwvisie hogere bouwhoogten zijn toegekend dan in onderhavig bestemmingsplan worden toegestaan. De maximale hoogten uit de Hoogbouwvisie hoeven echter niet per definitie één-op-één vertaald te worden in bestemmingsplannen. Voor de gebieden in onderhavig bestemmingsplan is geen directe aanleiding gezien om de maximale bouwhoogten zoals opgenomen in de Hoogbouvisie ook daadwerkelijk mogelijk te maken. De maximale bouwhoogten in onderhavig bestemmingsplan liggen in een groot deel van het plangebied dan ook lager dan de hoogten die in de Hoogbouwvisie zijn genoemd.

2.4.11 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

2.4.12 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden.

Het plangebied maakt deel uit van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Kenmerkend voor het beheersgebied zijn de plassen, de lange weteringen en de vele singels en vijverpartijen in de wijken.

Het Zoetermeerse plassengebied vormt de 'nieren' van het watersysteem aan de noordkant van Zoetermeer. Door het zelfreinigend vermogen van de plassen hebben ze een goede waterkwaliteit. Dat heeft een positief effect op de waterkwaliteit in dit beheersgebied. Bij overschot wordt water afgevoerd naar Rijnlands boezem, bij tekort kan vanuit hieruit water worden ingelaten.

De weteringen zijn naast een afspiegeling van de historische situatie ook een belangrijke verbinding tussen de plassen en het water in de wijken. Door hun langgerekte vorm en hoge ligging ontstaan vergezichten die de stad met zijn omgeving verbindt.

De singels en waterpartijen (deze liggen ook in het plangebied) hebben als primair doel het opvangen en afvoeren van overtollig hemelwater en het handhaven van de gewenste grondwatersituatie. Daarnaast zijn de singels en waterpartijen een duidelijke afspiegeling van de periode waarin een wijk is aangelegd. Ze verhogen de kwaliteit van de leefomgeving.

De interactie tussen de plassen, de weteringen en het water in de wijken is bepalend voor het goed functioneren van het watersysteem en de waterkwaliteit. Vanuit de plassen wordt het water via de weteringen de wijken ingelaten, waarna het weer in de plassen wordt gemalen.

Op wijkniveau treedt in het gehele watersysteem van Zoetermeer kwel op. De waterkwaliteit wordt op plaatsen waar weinig doorstroming is dan ook sterk bepaald door de kwel.

Voor het plangebied zijn geen concrete wateropgaven benoemd.

2.4.13 Milieubeleidsplan (2005)

Het Milieubeleidsplan, dat op 31 januari 2005 is vastgesteld door de gemeenteraad, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.

2.4.14 Programma Duurzaam Zoetermeer (2011)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (uitvoeringsprogramma 2012-2016) zijn maatregelen opgenomen om Zoetermeer te verduurzamen. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. Zoetermeer zal een groene, schone en milieuvriendelijke stad moeten zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:

  • een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
  • Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
  • een natuurlijk Zoetermeer: in 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten. Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
  • een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.

2.4.15 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpe ambities gelden op energiebeleid. Deze locaties liggen niet in het plangebied van Afrikaweg en omgeving.

Mocht in de toekomst sprake zijn van nieuwe ontwikkelingen, dan zal in het omgevingsvergunningtrajcet uitvoer worden gegeven aan de vereisten uit de nota Duurzaam Bouwen.

2.4.16 Nota Bodembeheer en Bodemkwaliteitskaart regio Midden-Holland en Zoetermeer (2011)

In de Nota Bodembeheer worden de milieuhygiënische randvoorwaarden voor grond- en baggerverzet beschreven. Daarbij is gekozen voor gebiedsspecifiek beleid. De keuze voor gebiedsspecifiek beleid houdt onder andere in dat de kwaliteit van de toe te passen grond en bagger wordt afgestemd op de functie van het gebied waar de grond wordt toegepast en niet, zoals voorheen, op de kwaliteit van de ontvangende bodem.
Op de Bodemkwaliteitskaart zijn zones met een bepaalde gemiddelde bodemkwaliteit aangegeven. Binnen een zone is de kwaliteit min of meer gelijk, terwijl de zones onderling juist van kwaliteit verschillen. Met de Bodemkwaliteitskaart is het mogelijk om partijen grond en bagger uit te wisselen in een groter gebied, zonder of met een beperkte partijkeuring.

In het plangebied is een tweetal braakliggende gronden aanwezig met onbenutte bouwmogelijkheden. In geval van grondverzet bij de ontwikkeling van deze gronden zijn de randvoorwaarden uit de Nota Bodembeheer van toepassing.

2.4.17 Erfgoedverordening Zoetermeer (2010)

Op grond van de gemeentelijke erfgoedverordening (vastgesteld door de gemeenteraad op 15 november 2010) zijn vijf beschermde stadsgezichten aangewezen, waaronder de Voorweg. Het gebied van de Voorweg geeft een samenhangend beeld van een droogmakerij met oud bovenland. Het oorspronkelijke agrarische karakter is goed bewaard door de aanwezige boerderijen met hun ruime erven en de kleinschalige individuele bebouwing. Het gebied is van belang vanwege de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, vanwege de onderlinge samenhang tussen bebouwing, groen- en waterstructuren en vanwege de referentie aan de cultuur van oude droogmakerijen. Voor het gebied van de Voorweg zijn de volgende typeringen en bijzondere kwaliteiten van het gebied aangegeven:

  • de lineaire structuur van de Voorweg en de wetering;
  • de herkenbare hoge aftekening van een veendijk in het landschap;
  • de gaaf bewaarde samenhang tussen dijk, wetering, bebouwing en open polderlandschap in het deel ten westen van de Leidschendamseweg/Amerikaweg;
  • het ensemble van oude landschapselementen ten westen van Hofstede Meerzigt (ligt niet in het plangebied);
  • de lage bebouwingsdichtheid;
  • het individuele en pluriforme architectuurbeeld;
  • de monumentale boerderijen en erven.

Dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor het karakter van de Voorweg.

2.4.18 De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. Op grond van de Erfgoedverordening Zoetermeer is het verboden om in deze gebieden de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

De rapportage omvat een kaart met in totaal 14 archeologische waardevolle gebieden. In het bestemmingsplangebied is het gebied aan weerszijden van de Voorweg aangewezen als archeologische monument. In paragraaf 3.1.3 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.

2.4.19 Woonvisie (2009)

De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld, en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend zijn bij het invullen van het woonprogramma.

In het bestemmingsplan is voor het voormalige fietscrossterrein een woonbestemming opgenomen. Het vigerend bestemmingsplan maakt deze woonontwikkeling ook al mogelijk. Hiermee wordt ingezet op appartementen van een hoge en duurzame kwaliteit. Dit past binnen de Woonvisie. Voor het overige zijn de bestaande woningen positief bestemd.

2.4.20 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer, vastgesteld door de gemeenteraad op 25 april 2005, biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar het jaar 2025.

Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer.

In het plangebied zijn alle infrastructurele projecten die voortvloeien uit de Nota Mobiliteit Zoetermeer gerealiseerd. Het fietspad langs de Boerhaavelaan is met verkeersdrempels afgescheiden van de weg. Waar het fietspad de Van Stolberglaan kruist, loopt het nu in rood asfalt verhoogd over een verkeersdrempel. Daarnaast is op de Boerhaavelaan het aantal rijstroken bij het kruispunt teruggebracht van twee naar één. Op die manier is de kruising verkleind en de overzichtelijkheid vergroot. De maatregelen zijn eind 2010 uitgevoerd en leiden tot een betere verkeersveiligheid. Op de Afrikaweg is tussen de Meerzichtlaan en de A12 een derde rijstrook aangelegd. Dit om de verbinding tussen het noordelijk deel van Zoetermeer met de wijk Rokkeveen dat ten zuiden van de A12 ligt, te verbeteren.

2.4.21 Parkeerbeleid

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels vastgesteld.

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer (2012)

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel). Ook betekent dit dat wordt gestuurd op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In dit beleid is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen, zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd.

2.4.22 Fietsplan (1998)

Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en de nieuwe plannen die voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. Het Fietsplan beoogd daarmee het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden.

De voorstellen en maatregelen uit het Fietsplan zijn inmiddels grotendeels geïmplementeerd, soms in aangepaste vorm. In het bestemmingsplan blijven de bestaande fietsroutes onveranderd.

2.4.23 Hotelnota Zoetermeer 2001-2002

De Hotelnota Zoetermeer geeft een integrale visie op de gewenste hotelsituatie in Zoetermeer. Onderzoek toont aan dat er in Zoetermeer behoefte is aan een forse uitbreiding van het aantal hotelkamers. De Hotelnota geeft aan hoe die uitbreiding er kwalitatief en kwantitatief uit moet zien en hoe dit het best in planning kan worden gezet. Al hoewel het plangebied geschikt is als hotellocatie worden in dit bestemmingsplan geen nieuwe hotels mogelijk gemaakt. Het bestaande hotel langs de A12 is positief bestemd.

2.4.24 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer in werking getreden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid. Het plangebied valt voor het grootste deel in het deelgebied 'snelweg, hoofdwegenstelsel en RandstadRail'. Voor dit gebied geldt een intensief welstandsbeleid.

Het bouwen aan of langs hoofdwegen stelt bijzondere eisen aan het ontwerp. Deze zijn terug te voeren op de volgende constateringen of uitgangspunten. Het welstandsbeleid is gericht op continuïteit in de beleving van de wegenstructuur en het zichtbaar maken van de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Verrommeling in het stadsbeeld moet worden tegengegaan en de ruimtelijke oriëntatie op de stadswijken verdient verbetering. Wanneer de in de overzichten genoemde stadsentrees en knopen ruimtelijk duidelijker worden vormgegeven, ontstaat een sterker aangezet contrast tussen deze hoofdwegen en de overige wegenstructuur. Dit komt de identiteit en de oriëntatie in de stad ten goede en vertaalt zich in ruimtelijke zin, in markante overgangen en beeldbepalende stedenbouwkundige accenten (in de vorm van geregisseerde verschillen, silhouetwerking of sculpturale kwaliteit).

Ook aandacht voor een duidelijke vormgeving van stadsranden, oog voor “panorama's”, stedelijk (skyline) of landschappelijk, en contrasten in ruimtemaat en bebouwingsdichtheid versterken de identiteit van de stad als geheel. Bebouwing creëert de voorkant van een wijk en vormt een stedelijk front; ensemble werking (het gebouw als onderdeel van een stedelijk ensemble) is dan belangrijker dan aandachtvragende individualiteit van gebouwen. Soms keert de (bedrijfs-)bebouwing zich van de weg af en belemmert het ontwikkelen van een voorkantkwaliteit met stedelijke allure. De ontwerpkwaliteit van de weg ligt in de onderlinge verhouding tussen weg en bebouwing, begroeiing of openheid van de omgeving. De snelheid van waarneming vereist helderheid en eenvoud in het ontwerp, wil het in korte tijd begrepen kunnen worden.

Het gebied ten oosten van de Ierlandlaan tussen de Voorweg en de Van Leeuwenhoeklaan valt in het deelgebied 'historische linten'. De Voorweg is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Dit betekent dat het beleid gericht is op het behoud en de versterking van de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld.

2.4.25 Bouwen aan Zoetermeer

Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage 'Bouwen aan Zoetermeer' bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.

Op 27 juni 2005 (Raadsbesluit 050291) heeft de raad een besluit genomen ten aanzien van de locaties uit de studie 'Bouwen aan Zoetermeer'.

Voor zover betrekking hebbend op het bestemmingsplangebied heeft de raad besloten de zone Boerhaavelaan fase 2 nader uit te werken. In dit bestemmingsplan wordt echter geen nieuwe invulling van deze zone mogelijk gemaakt, omdat de plannen voor dit gebied onvoldoende zijn uitgekristalliseerd. De betreffende plannen zullen eerst, nadat duidelijk is dat de gemeente hiermee kan instemmen, mogelijk worden gemaakt met een separate ruimtelijke procedure.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

3.1.1 Het onderliggende landschap

De ondergrond van het plangebied bestaat uit lagen veen en klei die elkaar afwisselen. Deze zijn ontstaan in het Holoceen. Door de stijging van de zeespiegel aan het begin van het Holoceen werd de waterafvoer van het grondwater slechter. Dit leidde tot het ontstaan van moerassen en zoetwatermeren, waarin veenvorming plaatsvond. De moerassen en zoetwatermeren werden gevoed door water uit rivieren en beken, die door het afnemen van het verhang (en daardoor de afnemende stroomsnelheid) sterk waren gaan kronkelen.

Als gevolg van een warmer wordend klimaat aan het einde van het Pleistoceen steeg de zeespiegel. Door verhoogde activiteit van de zee vonden inbraken plaats met veel transport en afzetting van materiaal. Dit wordt afgewisseld met periodes van verminderde activiteit van de zee, waarin een meer gesloten kust ontstaat door vorming van strandwallen. Tussen deze fasen vond veenvorming plaats.

Rond 1650 bestond het plangebied met uitzondering van het historische lint Voorweg, net als de rest van het land van Zoetermeer en Zegwaart uit een weidse watervlakte waar wat smalle evenwijdige ribben land bovenuit staken. Hier kon, als het niet te nat was, vee op grazen. Verder werd de laatste turf tot op vijf meter onder de waterspiegel weggebaggerd. Bij deze veenwinning ontstonden waterplassen.

In de 17e eeuw werd het technisch mogelijk om door middel van windmolens de plassen droog te malen en ontstond het zogenaamde droogmakerijenlandschap. De Nieuwe Driemanspolder, waarin het plangebied ligt, is een droogmakerij. Dit houdt in dat de bij de veenwinning ontstane plassen later zijn ingepolderd. In 1668 is octrooi verleend voor de droogmaking van de Nieuwe Driemanspolder.

3.1.2 Ontwikkeling Afrikaweg en omgeving

In 1832 was het plangebied, met uitzondering van de percelen langs de Voorweg, nog geheel onbebouwd. De situatie van rond 1900 toont weinig verandering.

Vanaf het midden van de 20e eeuw zijn in de polders rond Zoetermeer nieuwbouwwijken gebouwd. Waar het veen nooit is afgegraven ligt het straatniveau nog hoger. Direct ten oosten van de Boerhaavelaan ligt de wijk Driemanspolder, een typische jaren zestig wijk met een combinatie van grootschalige hoogbouw en kleinschalige laagbouw. Direct ten westen van Bredewater ligt de wijk Meerzicht. Meerzicht is gebouwd in de jaren zeventig. In deze tijd vond een omslag in het denken plaats. Hoogbouw raakte in diskrediet. Er is in Meerzicht nog wel hoogbouw te vinden. Deze is geconcentreerd in het noordoostelijke deel. In de rest van de wijk staan voornamelijk eengezinshuizen.

In Zoetermeer is de historische structuur nog steeds zichtbaar in de vorm van enkele ontginningsassen en de oude Wetering. Nieuwe structuren liggen over de oude heen.
De Afrikaweg, waarlangs het plangebied aan weerszijden ligt, is een van deze nieuwe structuren. De Afrikaweg is een belangrijke entree voor de stad en verbindt de A12 en het treinstation met het centrum. De Afrikaweg begint ten zuiden van de A12 op het grondtalud van een oude dijk en vormde lang een inprikker in de stadstructuur. In de loop der jaren is Zoetermeer ook naar het zuiden uitgebreid en is de Afrikaweg steeds meer onderdeel van de ringstructuur geworden.

Een groot deel van het plangebied is met name in de jaren zeventig van de vorige eeuw tot grootschalige ontwikkeling gekomen. Tegen de zuidgrens van het gebied hebben langs de A12 enkele recentere ontwikkelingen plaatsgevonden. In de jaren negentig is het markante kantoorgebouw van FME gebouwd en hiernaast is in 2004 een bestemmingsplan van kracht geworden dat eveneens de bouw van een kantorencomplex mogelijk maakt. Dit is echter nog niet gerealiseerd.

Aan de noordkant zijn vanaf 2005 in het gebied tussen de Voorweg en de Van Leeuwenhoeklaan appartementencomplexen en een kantorencomplex gebouwd.

De Voorweg vormt één van de oude lintstructuren van Zoetermeer. Hierlangs liggen nog enkele waardevolle historische woningen. In de loop der tijd is het lint opgevuld met naoorlogse woonbebouwing.

3.1.3 Cultuurhistorie en archeologie

Monumenten

In het plangebied bevinden zich vier gemeentelijke monumenten, te weten:

  • Voorweg 37, woonhuis (1910)
  • Voorweg 50, woonhuis Rozenhof (ca. 1815)
  • Voorweg 52, herenhuis Minderzorg (1878)
  • Voorweg 54, boerderij Kahnlust (1895)


Daarbij bevindt zich één beeldbepalend pand in het plangebied. Het betreft de vijf arbeiderswoningen aan de Voorweg 14-22 (1935).

Er bevinden zich geen rijksmonumenten binnen het plangebied.


Archeologisch belangrijke vindplaatsen

Volgens de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is in het gebied langs de Voorweg een kleine kans op het vinden van archeologische sporen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0005.jpg"

Figuur 3.1: Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur

Een deel van de Voorweg valt in het bestemmingsplangebied. De Voorweg is een van de oudste wegen in Zoetermeer. De weg is onderdeel van het doorgaande historische lint Voorweg, Vlamingstraat, Dorpsstraat, Schinkelweg, Den Hoorn en Bleiswijkseweg. In 1295 werd de weg aangeduid als Kercweghe. Het was voor de boeren die in Buytenwegh woonden de enige weg naar de kerk aan de Dorpsstraat. In 1463 werd het de Voorkerckweghe, waarna de naam verbasterde tot Voorweg. De wetering werd in 1491 gegraven ter afwatering van het veengebied en als waterweg voor het afvoeren van de gewonnen turf. Van oudsher staan aan de Voorweg veel oude en grote boerderijen en zijn er ruime doorzichten naar het achterland. Hoe dichter de Voorweg bij de oude dorpskern komt, des te dichter de bebouwing wordt.

Het gebied langs de Voorweg is in het gemeentelijk rapport 'De beschermde archeologische monumenten in Zoetermeer' (zie paragraaf 2.4.18) aangeduid als beschermd archeologisch monument.

In het gebied langs de Voorweg, zoals aangeduid op de provinciale kaart en in het gemeentelijk rapport, zijn geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Een archeologisch onderzoek is op dit moment dan ook niet nodig. Wel zal voor de betreffende zone aan weerszijden van de Voorweg een regeling in het bestemmingsplan worden opgenomen die bepaalt dat voorafgaand aan bepaalde activiteiten eerst archeologisch onderzoek plaats moet vinden (dubbelbestemming Waarde - Archeologie). Het gaat hier om activiteiten die een oppervlakte hebben die groter is dan 100 m2 en die meer dan 50 centimeter in de bodem reiken.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse Plangebied

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Zoetermeer is als een staalkaart voor stedenbouw en architectuur te kenschetsen. Als gevolg van maatschappelijke veranderingen kwamen andere opvattingen tot stand en daarmee ook wijken die op andere basisprincipes ontworpen werden. Omdat de Zoetermeerse wijken veelal in verschillende tijdsperioden zijn gebouwd, vormen zij een mooi voorbeeld en afspiegeling van de in die tijd geldende maatschappelijke opvattingen over architectuur en stedenbouw.

Het plangebied is wat stedenbouwkundige opzet betreft op te delen in twee gebieden: het historische lint Voorweg en de gebieden aan weerszijden van de Afrikaweg, inclusief de weg zelf.

De Voorweg is onderdeel van de historische linten waaraan Zoetermeer is ontstaan. De weg maakte onderdeel uit van de hoofdroute Den Haag- Gouda. Langs de Voorweg staan veelal losse gebouwen, voornamelijk woningen en (voormalige) boerderijen met daartussen veel privé-groen. Kenmerkend is de hooggelegen dijk van de Voorweg en de Vlamingstraat, het hooggelegen boezemwater van de Voorwegwetering, de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing daarlangs en de grote, diepe en lommerrijke tuinen.

Aan de Van Leeuwenhoeklaan is het groene talud tussen het hoge niveau van de dijk van de Voorwegwetering en het lage niveau van het achterland kenmerkend. De laaggelegen voorsloot langs de Van Leeuwenhoeklaan is eveneens kenmerkend.

Naar het zuiden toe begint de naoorlogse kantorenbouw aan weerszijden van de Afrikaweg. Het door de raad op 18 januari 1968 vastgestelde structuurplan gaat er vanuit dat het toekomstige Zoetermeer zowel woon- als werkstad dient te zijn. Dit impliceert dat de voor Zoetermeer te ontwikkelen plannen enerzijds het beeld moeten geven van een woongebied en anderzijds dat op het grondgebied van de gemeente terreinen worden bestemd voor handel, verkeer en industrie.

Leidend voor de ontwikkeling van de kantoren aan weerszijden van de Afrikaweg is de ligging langs belangrijke routes naar en door Zoetermeer; de A12 en de Afrikaweg. De Afrikaweg is de centrale route tussen de A12 en het stadscentrum. Vanaf deze weg zijn twee wegen aangelegd die voor de ontsluiting van de kantoren zorgen: Bredewater en de Boerhaavelaan. In de gebieden die zijn gelegen tussen de Afrikaweg en Bredewater en tussen de Afrikaweg en de Boerhaavelaan zijn kantoren mogelijk gemaakt. Het geldende bestemmingsplan schrijft wel voor dat een bepaald percentage minimaal moet worden ingevuld met groen en water. Langs de Afrikaweg moet de bebouwing representatief zijn, waarbij geen sprake mag zijn van één wand.

In de zone langs de A12 zijn in de loop der jaren meer kantoorgebouwen en andere voorzieningen gebouwd, waarbij de representativiteit en plaatsing in het groen van belang zijn. In deze zone bevindt zich ook de verbinding van het noordelijk deel van Zoetermeer met de wijk Rokkeveen dat ten zuiden van de A12 ligt. Deze verbinding bestaat voor het autoverkeer uit de Afrikaweg en voor het langzame verkeer uit de Mandelabrug.

Kenmerkend voor de Afrikaweg en de gebieden aan weerszijden van deze weg is de plaatsing van 'losse' gebouwen in een groene, ruim opgezette omgeving. De straten kenmerken zich door een breed profiel.

3.2.2 Wonen

In het plangebied bevinden zich circa 260 woningen. Zo'n 10% hiervan zijn eengezinswoningen, de overige woningen bevinden zich in wooncomplexen. Bijna 72% van de woningen bestaat uit koop.

De woonfunctie concentreert zich in het noordelijk deel van het plangebied, langs de Voorweg en de Dublinstraat. Aan de zuidzijde liggen twee wooncomplexen, allebei gelegen aan het Kinderen van Versteeghplein.

Langs de Voorweg staan enkele vooroorlogse woningen (waaronder omgebouwde voormalige boerderijen) en tevens naoorlogse planmatige eengezinswoningen. De overige woningen in het plangebied zijn voornamelijk gerealiseerd in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw.

3.2.3 Bedrijven en werkgelegenheid

De Afrikaweg en omgeving neemt een belangrijke positie in ten aanzien van het totaal aantal vestigingen en arbeidsplaatsen in de stad. Op 1 januari 2011 waren namelijk circa 360 bedrijven, kantoren en aanbieders van voorzieningen in het plangebied aanwezig, waaronder enkele zeer omvangrijke. Al deze bedrijven bieden circa 3.760 arbeidsplaatsen.

Het belangrijkste deel van de bedrijvigheid/kantoren is gevestigd in het kantorengebied gelegen aan weerszijden van de Afrikaweg tussen de Boerhaavelaan en Bredewater (met name zakelijke dienstverlening) en langs de A12.

Zoals genoemd bevinden zich in het plangebied vooral kantoren. Andere vormen van bedrijvigheid zijn een garagebedrijf, een hotel en een datacenter. Aan de Voorweg bevindt zich een ambachtelijk bedrijf waar herstel en verkoop van oude motoren plaatsvindt.

Ook in de toekomst zal het plangebied een belangrijke functie vervullen in de werkgelegenheid van Zoetermeer. Dit heeft vooral te maken met het feit dat grote delen van het plangebied nog onbebouwd zijn en dat de ligging langs de A12 en nabij het station Zoetermeer aantrekkelijk is.

3.2.4 Overige voorzieningen

In het plangebied bevinden zich enkele andere voorzieningen:

  • aan het Abdissenbos staan enkele openbare speelvoorzieningen, zoals een voetbalkooi die tevens is te gebruiken voor basketbal en er ligt een skatebaan;
  • hier in de buurt staat eveneens aan het Abdissenbos een buurthuis waar allerlei activiteiten voor de buurt georganiseerd worden. Deze activiteiten vinden zowel overdag als 's avonds plaats;
  • aan de Voorweg bevindt zich een schietvereniging. Voor deze locatie is een milieuvergunning afgegeven. De activiteiten vinden inpandig plaats. Voor een nadere omschrijving wordt verwezen naar paragraaf 5.7.2.
  • aan het Bredewater 24 is in een bestaand kantoorpand een onderwijsvoorziening van de Haagse Hogeschool gevestigd. Deze instelling is hier gevestigd met een tijdelijke vergunning en is sinds het verlopen van deze vergunning gedoogd.
  • aan het Kinderen van Versteeghplein bevinden zich naast het hotel en kantoren ook een enkele dienstverlenende voorzieningen. Het betreft bijvoorbeeld een kapperszaak. Het bestemmingsplan laat overigens in het pand waar deze kapper is gevestigd ook horeca en andere dienstverlenende voorzieningen toe.
  • Een tweetal nutsvoorzieningen (elektriciteitsvoorzieningen) ten zuiden van het bestaande kantoorpand aan de Boerhaavelaan 14 en een nutsvoorziening aan het Abdissenbos 9.

3.3 Verkeer En Vervoer

3.3.1 Autoverkeer

In Zoetermeer worden de wegen volgens het principe van Duurzaam Veilig vormgegeven. Dit betekent dat wegen worden verdeeld in categorieën. Aan deze categorieën zijn snelheid, gebruik en inrichting gekoppeld. Doel is het verhogen van de herkenbaarheid en de verkeersveiligheid. In het plangebied komen de volgende categorieën voor:

Stroomwegen

Stroomwegen zijn onderdeel van het hoofdwegenstelsel van Zoetermeer. De wegen hebben als functie het snel afwikkelen van grote hoeveelheden doorgaand verkeer. Deze wegen verbinden wijken met elkaar en leiden het verkeer naar de A12 en de provinciale wegen. De maximum toegestane snelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur met op enkele delen 50 km/uur. De gemeentelijke stroomweg ten behoeve van de ontsluiting van het plangebied Afrikaweg en omgeving is de Afrikaweg. Daarnaast fungeert de Rijksweg A12 als stroomweg op het schaalniveau van het Rijk. Langzaam verkeer wordt niet via de stroomwegen afgewikkeld en kruist de stroomwegen ongelijkvloers of via verkeerslichten.

Gebiedsontsluitingswegen

Gebiedsontsluitingswegen hebben als functie het verdelen en verzamelen van verkeer binnen de wijken. Doel is woningen en bedrijven bereikbaar te maken. Het langzaam verkeer moet zoveel mogelijk gebruik maken van vrijliggende fiets- en voetpaden. De maximum snelheid bedraagt 50 km/uur. De gebiedsontsluitingswegen in het plangebied zijn de Van Leeuwenhoeklaan, Bredewater, Boerhaavelaan en Meerzichtlaan.

Erftoegangswegen

Dit type wegen is onderdeel van een woon- of verblijfsgebied en heeft als belangrijkste functie het ontsluiten van woningen en bedrijven. Op erftoegangswegen staat de verblijfsfunctie voorop, zodat op deze wegen geen sprake is van een hoog percentage doorgaand verkeer. De maximum snelheid bedraagt op deze wegen 30 km/uur. Vormgeving en inrichting van deze wegen zijn overeenkomstig de inrichtingseisen voor 30 km/uur gebieden en (woon)erven. De wegen in het plangebied die hierboven niet zijn genoemd als stroomweg of als gebiedsontsluitingsweg behoren tot de categorie erftoegangswegen. Het betreft hier bijvoorbeeld de Voorweg, maar ook de Ierlandland, het Abdissenbos enzovoort.

3.3.2 Fietsverkeer

Het fietsnetwerk is opgebouwd uit drie onderdelen: regionaal/hoofdnetwerk, verbindend netwerk en ontsluitend netwerk. Tot het regionaal/hoofdnetwerk behoren de volgende fietsroutes:

  • het snelfietspad langs de A12;
  • de Ierlandlaan;
  • de Voorweg;
  • de fietsverbinding langs de Boerhaavelaan richting Rokkeveen via de Mandelabrug.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0006.jpg"

Figuur 3.2: Afbeelding Fietspadennetwerk

Het verbindend netwerk ondersteunt het hoofdnetwerk en verdeelt het fietsverkeer verder de wijk in. Dit verbindend netwerk draagt ertoe bij dat voorzieningen ook per fiets vlot en veilig bereikbaar zijn.

3.3.3 Openbaar vervoer

RandstadRail

Het plangebied wordt uitstekend ontsloten door de RandstadRail. Net ten noorden van het plangebied ligt de halte Centrum-West. Dit is een dubbelstation: zowel een station op de 'krakeling' als op het gezamenlijke traject van lijn 3 en 4. Centrum-West is een halte op lijn 3 en lijn 4 en daarnaast het keerpunt /eindpunt van de 'krakeling'.

Aan de zuidzijde van het plangebied ligt bij het Kinderen van Versteeghplein de halte Driemanspolder. Hier stopt lijn 3 van de RandstadRail. Aan de andere zijde van de A12 ligt het treinstation Zoetermeer, gelegen aan de spoorlijn Den Haag - Utrecht.

Busvervoer

Het plangebied wordt ontsloten door een groot aantal lijndiensten van de stadsbus en streekbussen. Dit heeft te maken met de ligging tussen twee stationsgebieden waar ook busstations aanwezig zijn. De bussen rijden over de Afrikaweg, de Boerhaavelaan, Bredewater en de Van Leeuwenhoeklaan.

Het trein- en busstation Centrum-West, dat net ten noorden van het plangebied ligt, is de centrale spil in de busdiensten. Het treinstation Zoetermeer, gelegen aan de overzijde van de A12, is eveneens een belangrijk overstappunt. Op het treinstation Zoetermeer stoppen ook alle interliners.

Binnenkort zal tevens de ZORO-buslijn in gebruik worden genomen, die Zoetermeer met Rotterdam zal verbinden. Deze hoogwaardige busdienst met hoge frequentie zal via de Afrikaweg rijden en eveneens het plangebied ontsluiten.

3.3.4 Parkeren

Op grond van de Parkeernota geldt dat parkeren in beginsel op eigen terrein moet worden gefaciliteerd. In de huidige situatie zijn binnen het plangebied voldoende parkeervoorzieningen aanwezig voor de gevestigde bedrijven, voorzieningen en kantoren. Een groot aantal kantoren beschikt over parkeervoorzieningen op eigen terrein.

3.4 Groen, Natuur En Water

Volgens de indeling uit het Stadsnatuurplan uit 1999 is aan een deel van het plangebied betekenis voor natuur op stadsniveau toegekend, terwijl aan een ander deel betekenis op wijkniveau is toegekend. Stadsniveau geldt voor de hoofdinfrastructuur, zoals de Afrikaweg met zijn bloemrijke bermen, de zone van de Voorwegwetering en de RandstadRail en het bijbehorende stationsgebied. Wijkniveau geldt voor de rest van het plangebied.

Voor gebieden die zijn aangewezen als stadsnatuur geldt dat natuur niet de hoofdfunctie is. Voor het groen langs de hoofdinfrastructuur is het doel om droge natuur met een grote soortenrijkdom te creëren, onder andere door de locale variatie in bodem, vochthuishouding en reliëf optimaal te benutten. Tevens wordt ingezet op de samenhang tussen de verschillende leefgebieden. Langs de Voorwegwetering ligt de nadruk op de aan water en oevers gerelateerde natuur. Doel voor specifiek dit gebied is het versterken van het huidige karakter (afwisseling oude bebouwing, erfbeplanting, kleinschalige agrarisch gebruik) en het waar mogelijk omvormen van weilandjes en tuinbouwgrond naar nat hooiland.

De gebieden met betekenis voor natuur op wijkniveau liggen aan weerszijden van de Afrikaweg en worden gekenmerkt door veel hoogbouw en een grootschalige opzet van het openbaar groen. Hier doen zich kansen voor specifieke stedelijke soorten voor. De gebiedsontsluitingswegen, zoals de Boerhaavelaan en Bredewater zijn voorzien van een laanbeplanting met een natuurlijke ondergroei. In deze gebieden moet worden gewaakt voor schaalverkleining van het aanwezige groen. De betekenis voor de natuur zou verder kunnen worden gestimuleerd door de kopgevels van de grootschalige bebouwing te laten begroeien met klimplanten, door de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de singel en het stimuleren van begroeiing met drijfbladplanten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0007.jpg"

Figuur 3.3: Kaart met natuurtypologie uit het Stadsnatuurplan

3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen

In het plangebied bevinden zich enkele nutsvoorzieningen c.q. communicatievoorzieningen die van belang zijn.

In het plangebied liggen twee waterleidingen. Een watertransportleiding met een doorsnede van 500 mm evenwijdig aan en onder de Boerhaavelaan. Deze leiding loopt door het plangebied van noord naar zuid en heeft ter hoogte van de Meerzichtlaan een aftakking naar het westen. De andere waterleiding in het plangebied heeft een diameter van 900 mm en loopt evenwijdig aan de A12 op circa 100 m ten noorden hiervan. Deze leiding loopt door het plangebied van oost naar west.

Aan de zuidzijde van het plangebied bevinden zich parallel aan de snelweg twee rioolleidingen, één ligt tegen de snelweg aan en de andere ligt op circa 100 meter ten noorden hiervan. Allebei de leidingen hebben een diameter van 900 mm. Het betreft hier geen persleidingen.

De leidingen zijn, met inbegrip van een strookbreedte van 5 m aan weerszijden, bestemd als 'Leiding-Water' of 'Leiding - Riool'. Binnen deze belemmeringenstrook gelden beperkingen ten aanzien van bouwen en andere activiteiten ten behoeve van andere bestemmingen dan de leiding. Indien burgemeester en wethouders door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning mee willen werken aan een bouwplan of andere activiteit ten behoeve van de andere op deze gronden gelegen bestemmingen, dan mag het belang van de leiding(en) door de activiteiten niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Inleiding

Het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving is een actualisatie van de geldende bestemmingsplannen voor het plangebied. Het heeft daardoor een overwegend conserverend karakter. Hierbij wordt opgemerkt dat in dit plangebied sprake is van een aantal nog onbenutte bouwmogelijkheden met name ten behoeve van de functie kantoren. Deze bouwmogelijkheden zullen (in licht gewijzigde vorm) opnieuw worden opgenomen in het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. Verder is bij de afweging om de gebruiks- en bouwmogelijkheden te bepalen onder andere betrokken de feitelijke situatie, geldend (door de raad vastgesteld) beleid en verplichtingen die voortvloeien uit de huidige wet- en regelgeving.

Naast dit conserverende karakter voorziet dit bestemmingsplan in een planologische regeling voor een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn omschreven in paragraaf 4.2.

4.2 Nieuwe Ontwikkelingen

In bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving zijn twee ontwikkellocaties meegenomen die onbenutte bouwmogelijkheden bevatten met name ten behoeve van de functie kantoren. Het betreft de locatie 'Ontwikkeling Boerhaavelaan' en de locatie 'Kop Bredewater'. Voor de ligging van de twee ontwikkellocaties wordt verwezen naar het aan het einde van dit hoofdstuk opgenomen overzichtskaartje. In het navolgende zullen de twee ontwikkellocaties nader worden omschreven.

4.2.1 Ontwikkellocaties

Ontwikkeling Boerhaavelaan
De locatie 'Ontwikkeling Boerhaavelaan' (locatie 1 op het overzichtskaartje van de ontwikkellocaties) ligt ten oosten van Afrikaweg. In het geldende bestemmingsplan is voor deze locatie een kantorenbestemming opgenomen. In dit bestemmingsplan is wederom de bestemming 'Kantoor' aan deze gronden toegekend met in beginsel dezelfde bouwmogelijkheden. Er is echter sprake van het volgende verschil. De plek waar op een deel van de 'Ontwikkeling Boerhaavelaan' volgens het bestemmingsplan 'Kantorenstrook Driemanspolder-Meerzicht' de bestemming 'Water' ligt, komt niet overeen met het feitelijke aanwezige water dat bovendien deel uitmaakt van het watersysteem van Afrikaweg en omgeving (zie paragraaf 5.5). Verder is op deze plek feitelijk een kantoor gebouwd. Om deze redenen is de bestemming 'Water' gelegd op de plek waar nu het water aanwezig is.

Kop Bredewater
Aan de kop Bredewater (locatie 2 op het overzichtskaartje van de ontwikkellocaties) ligt een braakliggend perceel. Volgens het bestemmingsplan 'Rokkeveen-kantoren, locatie Bredewater (Meerzicht)' heeft deze locatie de bestemming 'kantoren en dienstverlening'. Op grond hiervan zijn kantoren en dienstverlening tot gezamenlijk maximaal 25.000 m2 bruto vloeroppervlak toegestaan en is verder horeca en detailhandel tot ieder maximaal 500 m2 bruto vloeroppervlak toegestaan. In dit bestemmingplan zijn dezelfde gebruiksmogelijkheden toegekend. Op de bouwmogelijkheden (de bouwhoogte) van deze locatie is de zogenoemde '30°-regel' toegepast. Deze 30°-regel is verwerkt in de toegestane maximale bouwhoogten zoals aangeduid op de plankaart (inclusief 10% vrijstelling van de toegestane bouwhoogte). De plankaart verschilt daarmee van de voorgaande plankaart bij het bestemmingsplan 'Rokkeveen-kantoren, locatie Bredewater (Meerzicht)'. In Bijlage 1 is de werking van de 30°-regeling en de uitwerking daarvan voor de locatie 'Kop Bredewater' nader toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0008.jpg"

Figuur 4.1: Overzicht ontwikkellocaties in Afrikaweg en omgeving

Ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving is bekend dat er plannen zijn voor het bebouwen van locatie 1 'Ontwikkeling Boerhaavelaan', alsmede voor een onderwijsbestemming voor het pand aan het Bredewater 24. Deze plannen zullen, zoals het zich laat aanzien, niet (volledig) passen binnen het geldende bestemmingsplan en dus ook niet binnen het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. De plannen voor deze locaties zijn echter nog onvoldoende uitgekristalliseerd om deze te kunnen meenemen in het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. Voor de realisatie van deze plannen zal (te zijner tijd) een separate ruimtelijke procedure doorlopen moeten worden, apart van dit bestemmingsplan.

4.2.2 Verkeerseffecten als gevolg van planontwikkeling

Verkeerseffecten interne verkeersstructuur Zoetermeer
In opdracht van de gemeente Zoetermeer is door Goudappel Coffeng BV een onderzoek (analyse) uitgevoerd naar de verkeerseffecten van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Verkeerseffecten bestemmingsplan Afrikaweg e.o.' van 27 maart 2013 (met kenmerk ZTM103/Mdm/1205). Het volledige onderzoek is opgenomen in Bijlage 2 van de plantoelichting.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de planontwikkeling conform het bestemmingsplan bij een omvang van minder dan 80.000m2 bvo aan kantoortoevoeging niet zal leiden tot noodzakelijke infrastructurele aanpassingen aan de interne wegenstructuur van Zoetermeer. Indien meer dan 80.000 m2 bvo van de planologische capaciteit benut gaat worden zullen infrastructurele maatregelen op de interne wegenstructuur benodigd zijn conform de resultaten uit het verkeerseffectenonderzoek. Het gaat hierbij om de volgende maatregelen:

  • turborotonde Bredewater – Meerzichtlaan (bij een omvang van meer dan 80.000 à 85.000 m2 bvo aan kantoortoevoeging in het plangebied);
  • verlengen rechtsafvak Van Leeuwenhoeklaan richting de Afrikaweg en het opheffen van de fietsoversteek op de Van Leeuwenhoeklaan ten westen van de Boerhaavelaan (bij een omvang van meer dan 110.000 à 115.000 m2 bvo aan kantoortoevoeging in het plangebied);
  • afzonderlijke rijstroken voor linksaf en rechtsaf op de Van Stolberglaan, richting Boerhaavelaan (bij een omvang van meer dan 130.000 à 135.000 m2 bvo aan kantoortoevoeging in het plangebied)

Voor het bepalen van het moment dat deze maatregelen noodzakelijk zijn, is gekeken naar de ontwikkeling van de intensiteiten tussen 2011 zonder het plan en 2022 met het plan. Daarbij is verondersteld dat de autonome ontwikkeling gelijke tred houdt met de ontwikkeling van het plangebied.

De uitvoering van een turborotonde aan het Bredewater – Meerzichtlaan is binnen dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt door een deel van de groenbestemming aan de oostkant van de rotonde Bredewater – Meerzichtlaan te wijzigen in een verkeersbestemming en voor de overige groenbestemming rond de rotonde een wijzigingsbevoegdheid op te nemen naar een verkeersbestemming. Voor de uitvoering van de twee overige maatregelen hoeft geen extra verkeersruimte gereserveerd te worden. Deze passen binnen de huidige bestemming ter plaatse.

Mobiliteitseffecten A12
In het onderzoek 'Verkeerseffecten bestemmingsplan Afrikaweg e.o.' zijn ook de gevolgen voor de verkeersafwikkeling op de A12 in beeld gebracht. In de analyse van de effecten op de A12 zijn de intensiteiten op de A12 en de toe- en afrit op de Afrikaweg in ogenschouw genomen. Hierbij is gekeken naar de toename van de verkeersbelasting als gevolg van de ontwikkelingen in het bestemmingsplan. Het planjaar waar naar gekeken is, is 2022. In de analyse van de verkeersontwikkeling is alleen de A12 ten westen van de aansluiting Zoetermeer en de toe- en afrit van de A12 op de Afrikaweg in beschouwing genomen. Het betreft hier namelijk een halve aansluiting, waarbij verkeer alleen tussen Zoetermeer en Den Haag kan rijden.

Uit het onderzoek 'Verkeerseffecten bestemmingsplan Afrikaweg e.o' komt naar voren dat zowel in de autonome situatie als met de volledige planinvulling de verkeersintensiteiten de capaciteiten zullen benaderen, maar nog wel af te wikkelen zijn zonder dat grote knelpunten ontstaan. De verkeersafwikkeling op de toerit naar de A12 zal mogelijk minder goed verlopen in de toekomst met name bij inschakeling van de aanwezige toeritdoseerinstallatie (TDI). Indien hier knelpunten ontstaan, zal in overleg met rijkswaterstaat naar oplossingsrichtingen worden gezocht om de verkeersafwikkeling beter te laten verlopen. Hierbij wordt gedacht aan sturing met de verkeersregelinstallaties (VRI's), verkeersmanagementmaatregelen, spitsreducering of afstelling van de TDI.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

5.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder, en het hierop gebaseerde Besluit geluidhinder, bevatten normen en regels ter voorkoming of beperking van geluidhinder tengevolge van wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai afkomstig van een gezoneerd industrieterrein. Aangegeven wordt welke objecten bescherming genieten tegen geluid. Naast woningen gaat het onder meer om scholen, kinderdagverblijven, ziekenhuizen, verpleeghuizen en psychiatrische ziekenhuizen. Woonwagenstandplaatsen en verblijfsterreinen bij psychiatrische ziekenhuizen worden aangemerkt als geluidsgevoelig terrein.

Verplichting tot akoestisch onderzoek
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient een akoestisch onderzoek te worden verricht waarin wordt aangetoond dat aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder wordt voldaan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande.

Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand en uiteindelijk niet meer relevant is, zijn er bij wet geluidszones gedefinieerd. Deze zones zijn te beschouwen als aandachts- of onderzoeksgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Geluidzones
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidszones. Dit zijn afgebakende gebieden waarbinnen de normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidszones is vastgelegd in de wet. Voor wegverkeer is de zone afhankelijk van het aantal rijstroken. Bij railverkeer wordt de zonebreedte bepaald door het type spoor.

Het bestemmingsplangebied ligt binnen de zones van binnenstedelijke wegen, rijksweg A12, de spoorlijn Den Haag-Gouda en de RandstadRail. Het gebied omvat geen zoneringsplichtige industrieterreinen en ligt ook niet binnen de geluidszone van een vliegveld.

Normstelling
De Wet geluidhinder bevat normen ten aanzien van de maximaal gewenste en maximaal toegestane geluidbelasting. Deze normen zijn alleen van toepassing op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen of op de grens van geluidgevoelige terreinen. Er wordt onderscheid gemaakt in voorkeursgrenswaarden en maximale ontheffingswaarden. Voor alle (nieuwe) situaties wordt de voorkeursgrenswaarde nagestreefd. Realisatie hiervan is echter niet altijd mogelijk. De wet biedt de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van de voorkeursgrenswaarde tot de maximale ontheffingswaarde. Boven de maximale ontheffingswaarde is het ontwikkelen van geluidgevoelige bestemmingen niet mogelijk.

Hogere waarde procedure
Als uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting de voorkeursgrenswaarde overschrijdt, moet worden onderzocht of er maatregelen mogelijk zijn om het geluidsniveau terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde. Hierbij moet eerst worden gekeken naar mogelijke maatregelen bij de bron (bijv. geluidreducerend wegdek), dan in de overdracht (bijvoorbeeld geluidschermen) en dan pas bij het 'ontvangend' object (bijvoorbeeld een vliesgevel). Voor het verkrijgen van een ontheffing voor een hogere grenswaarde dient een hogere waarde procedure te worden gevoerd.

5.1.1 Resultaten akoestisch onderzoek

In opdracht van de gemeente Zoetermeer is door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. een akoestische onderzoek uitgevoerd. Daarbij is gekeken naar het akoestische effect van het invullen van de nog onbenutte ontwikkellocaties aan de Boerhaavelaan (locatie 1 op het overzichtskaartje van de ontwikkellocaties) en aan de Kop Bredewater (locatie 2 op het overzichtskaartje van de ontwikkellocaties). Dit heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport Bestemmingsplan "Afrikaweg en omgeving" van DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. (kenmerk M.2011.1588.08.R001). Het rapport is opgenomen in bijlage 3 bij deze plantoelichting. De belangrijkste resultaten en conclusies zijn hieronder beschreven:


In de toekomstige situatie is de geluidsbelasting voor nagenoeg alle reeds gerealiseerde geluidgevoelige bestemmingen in het plangebied hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer. Voor deze geluidgevoelige bestemmingen zijn in het verleden hogere waarden verleend. Het invullen van de nog onbenutte ontwikkellocaties in het plangebied leidt tot een verkeerstoename, maar heeft geen significante invloed op het toekomstige geluidniveau.
Door cumulatie van weg en railverkeerslawaai is de geluidbelasting in het zuidelijke gedeelte van het plangebied hoog. De ontwikkelingen die hier (en overigens ook in de rest van het plangebied) mogelijk worden gemaakt, zijn echter niet geluidgevoelig. Hiermee is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een zone van een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder. Voor de overige inrichtingen rondom het plangebied is de geluiduitstraling geregeld middels de Wet milieubeheer. Dit levert geen belemmering op bij de verblijfsgebieden binnen het plangebied.

5.2 Luchtkwaliteit

5.2.1 Luchtkwaliteitseisen

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekende mate' van belang. Als een te realiseren project minder dan 3% bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2), dan wordt het project beschouwd als 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 mg/m3 van zowel PM10 als NO2.

In de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk gemaakt kan worden dat het geplande project niet in betekenende mate bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL bevat zowel alle ruimtelijke ontwikkelingen die 'in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als een bundeling van alle maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit. Deze maatregelen, zowel rijksmaatregelen als lokale, meer gebiedsgerichte, maatregelen, moeten leiden tot een verbetering van de luchtkwaliteit waardoor de 'in betekenende mate' ontwikkelingen alsnog doorgang kunnen vinden.

Op basis van de luchtkwaliteitseisen volgt dat een bestemmingsplan kan worden vastgesteld als:

  • wordt voldaan aan de in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarden, of
  • een plan (per saldo) niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit, of
  • een plan 'niet in betekenende mate' bijdraagt, of
  • een beperkte verslechtering van de luchtkwaliteit als gevolg van een ontwikkeling wordt gecompenseerd met een verbetering door een als gevolg van dat plan optredend effect of een met het besluit samenhangende maatregel (saldering zoals bedoeld in art. 5.16 lid 1 onder b Wet milieubeheer), of
  • de ontwikkeling is opgenomen in het NSL.

5.2.2 Luchtkwaliteitsonderzoek

Het wettelijke toetsingskader voor de luchtkwaliteit is vastgelegd in titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) van de 'Wet Milieubeheer'. Bij de voorbereiding van dit bestemmingsplan is een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de ontwikkelingen voor de luchtkwaliteit in het plangebied. Het onderzoek is in 2012 in opdracht van de gemeente Zoetermeer uitgevoerd door DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. Het onderzoeksrapport met kenmerk M.2011.1588.08.R002 is bijgevoegd in Bijlage 4 van de plantoelichting.

Rekenmodel Geoair
Om na te gaan of er sprake is van overschrijding van de normen voor luchtkwaliteit, wordt bij binnenstedelijke wegen die vallen onder het toepassingsgebied van Standaard Rekenmethode 1 (SRM1) o.a. gebruik gemaakt van het computerprogramma Geoair versie 2.20. Het programma is gemaakt door de DGMR. In het programma is SRM1 geïmplementeerd. Met behulp van Geoair worden de concentraties van de luchtverontreinigende stoffen, als gevolg van wegverkeer berekend. In GeoAir zijn de emissies, achtergrondconcentraties en windsnelheden opgenomen, die in maart 2012 zijn gepubliceerd en in CARII zijn opgenomen. Met het Geoair model kan aan de hand van scenario's de luchtkwaliteit worden berekend voor de maatgevende jaren 2012, 2015 en 2022.

Onderzoeksvarianten en zichtjaren
Om een inschatting te kunnen maken van de verkeersaantrekkende werking is uitgegaan van de ontwikkelingen die in het nieuwe bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De verkeersproductie die wordt gegenereerd door deze ontwikkelingen, is ingeschat met behulp van standaard verkeersproductiecijfers.

De volgende situaties zijn derhalve doorgerekend:

  • Autonome ontwikkeling
  • Autonome ontwikkeling + extra verkeersproductie realisatie én volledige ingebruikname bestemmingsplan “Boerhaavelaan en omgeving”

Voor 2012 (peiljaar) is de autonome ontwikkeling doorgerekend en voor de jaren 2015 (jaar einde derogatie periode en het van kracht worden van de grenswaarden voor de parameter NO2) en 2022 (toekomstprognose) zijn beide situaties doorgerekend.

Resultaten
Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van de ontwikkelingen geen overschrijding van de jaargemiddelde concentraties en de uurgemiddelde concentraties voor PM10 en NO2 plaatsvindt. Noch voor de autonome situatie, noch voor de situatie met een extra verkeersproductie ten gevolge van realisatie én volledige ingebruikname van het bestemmingsplan. Ook voor de overige stoffen vinden geen overschrijdingen plaats.

Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden voor zowel NO2 en PM10. De totale verkeersproductie, van alle ontwikkelingen uit het plangebied, kan op de ontsluitende infrastructuur worden afgewikkeld, zonder dat dit leidt tot een overschrijding van de grenswaarden.

Er wordt derhalve voor het totale plangebied voldaan aan de normen van de Wet luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer.

5.3 Windhinder En Windgevaar

Er is geen formele, landelijke vastgestelde eis voor windhinder en windgevaar. Wel wordt voor de beoordeling veelal gebruik gemaakt van de NEN 8100. De NEN 8100 (norm voor windhinder en windgevaar in de gebouwde omgeving) geeft aan wanneer er aanleiding is om onderzoek te doen naar windhinder. Onderzoek naar windhinder is noodzakelijk bij een bouwhoogte van meer dan 30 meter. Ook in de gemeentelijke Hoogbouwvisie (2004) (zie paragraaf 2.4.10) is aangegeven dat bebouwing van 30 meter of hoger 'dient te voldoen aan de gestelde normen ten aanzien van het verblijfsklimaat in de omgeving'.

Binnen het bestemmingsplan is bijvoorbeeld aan de 'Kop Bredewater' een bouwhoogte van 30 meter of meer toegestaan. Voor de ontwikkeling van hoogbouw op deze locatie zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar windhinder en windgevaar. Op dit moment zijn er geen concrete initiatieven voor hoogbouw op deze locatie. De vormgeving van de toelaatbare hoogbouw op deze locatie alsmede de exacte positionering ervan is op dit moment dan ook nog niet bekend. De beoordeling aan de hand van de eisen en bepalingsmethoden voor de toetsing van het lokale windklimaat in de gebouwde omgeving op loop- respectievelijk verblijfsniveau in relatie tot het effect van wind op voetgangers (NEN 8100) is pas mogelijk wanneer bouwplannen voor hoogbouw op deze locatie concreter vorm krijgen. Op dat moment kan worden beoordeeld in hoeverre windhinder aanleiding geeft tot het nemen van maatregelen (maatwerk) in de concrete bouwplanontwikkeling om eventuele effecten terug te dringen.
Bovenstaande werkwijze is in de planregels van dit bestemmingsplan verankerd door het opnemen van een voorwaardelijke verplichting, op grond waarvan onderzoek naar windhinder en windgevaar dient te worden overlegd, alvorens vergunningverlening kan plaatsvinden (Artikel20). In het uiterste geval kan het daarbij gaan om een windtunnelonderzoek. In artikel 20 is tevens een regeling opgenomen op grond waarvan Burgemeester en wethouders ter voorkoming van onevenredige windhinder en/of windgevaar bevoegd zijn nadere eisen te stellen aan bouwplannen met een bouwhoogte van 30 meter of meer.

5.4 Bodemkwaliteit

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan ondermeer onderzoek worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Omdat de kwaliteit van de bodem mede bepalend is voor de vraag welke bestemmingen kunnen worden gelegd en of het plan uitvoerbaar is, heeft een inventariserend (historisch) bodemonderzoek plaatsgevonden.

5.4.1 Geschiedenis

Tot de aanleg van de wijken Driemanspolder en Meerzicht (vanaf 1967) heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. Van voor 1967 is in het plangebied alleen nog de lintbebouwing langs de Voorweg aanwezig. Voorafgaand aan de nieuwbouwactiviteiten ten behoeve van de aanleg van de wijken Driemanspolder en Meerzicht zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Wel zijn in de afgelopen jaren verspreid over de wijken bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van milieuvergunningen, bouwactiviteiten of grondwerkzaamheden. Naar aanleiding van die onderzoeken zijn aanvullende onderzoeken en soms bodemsaneringen uitgevoerd. Deze saneringen hadden vaak betrekking op de aanwezigheid van ondergrondse tanks, maar ook andere bedrijfsactiviteiten spelen een rol.

5.4.2 Bodemkwaliteitskaart

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het grootste gedeelte van het plangebied ingedeeld in zone 7 'Uitbreidingen vanaf 1970 hele regio', dit houdt in dat de bodem over het algemeen niet tot plaatselijk licht verontreinigd is (ontgravingsklasse AW2000 of Landbouw/Natuur).

Het gebied langs de Voorweg is ingedeeld in zone 12 'Lintbebouwing Zuidplas inclusief Zoetermeer'. Dit betekent dat lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en asbest kunnen worden verwacht (ontgravingsklasse Industrie).

5.4.3 Onderzoeksresultaten

Ontwikkeling Boerhaavelaan

Op de percelen Boerhaavelaan 1-5 (BIS1220) is in 2010 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Er blijkt een puinhoudende ophooglaag aanwezig te zijn die matig verontreinigd is met nikkel. Nader bodemonderzoek is noodzakelijk bij eventuele herontwikkeling.

Op het perceel Boerhaavelaan 11 (BIS638) is in 2004 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten wijzen uit dat op de locatie over het algemeen geen verontreinigingen met de geanalyseerde parameters voorkomen. Op de locatie zijn echter HBO-tanks aanwezig, bij deze tanks is niet/nauwelijks onderzoek uitgevoerd. In verband met de datum van het onderzoek en de aanwezigheid van 3 HBO-tanks is daarom een bodemonderzoek noodzakelijk bij eventuele herontwikkeling.

Kop Bredewater

Op dit parkeerterrein is in 2003 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, hierbij werden slechts licht verhoogde concentraties van de geanalyseerde parameters geconstateerd. Bij eventuele herontwikkelingen is een update-onderzoek (alleen de toplaag) voldoende.

5.4.4 Conclusies

Uit de historische verkenning blijkt dat voor de meeste locaties geldt dat het niet de verwachtingen is dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde gebruik. Voorafgaand aan eventuele nieuwbouw of herinrichting van de ontwikkellocaties zal op de bovengenoemde locaties nog wel een verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd.

5.5 Water

Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Nieuwe Driemanspolder. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem een geheel vormt. Ook De Leyens, Meerzicht, Driemanspolder, het Westerpark en het Buytenpark liggen in de Nieuwe Driemanspolder. Het hoogheemraadschap van Rijnland is waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerder in het plangebied.

5.5.1 Watersysteem

Het waterpeil in het plangebied is gemiddeld N.A.P. – 5,80 meter. Het watersysteem van Afrikaweg en omgeving bestaat uit een aantal waterpartijen die met elkaar verbonden zijn door duikers. De waterpartijen zijn vrij uniform vormgegeven. Degene langs de Boerhaavelaan, Van Leeuwenhoeklaan, Ierlandlaan en de Voorweg behoren tot de primaire watergangen. Daar waar wegen het water kruisen zijn duikers aangelegd.

De primaire watergangen hebben op de plankaart de bestemming 'Water' gekregen. Aan weerszijden van de watergangen ligt een onderhoudsstrook van vijf meter. De Voorweg heeft vanwege de waterkerende functie de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0009.jpg"

Figuur 5.1: Waterstructuur in Afrikaweg en omgeving

5.5.2 Waterkwaliteit

In opdracht van de hoogheemraadschappen heeft in 2008 een Ecologische beoordeling van de watergangen in de gemeente Zoetermeer plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek voor het water langs de Boerhaavelaan laten zien dat de beleving van de oever wordt beoordeeld als matig. De vegetatie in de oeverzone is laag, er is een hoge kroesbedekking. Op de oever staan siersoorten zoals gele lis, harig wilgenroosje, heen en waterzuring. In het water is veenwortel aanwezig. Er is geen fauna waargenomen. De ecologie van de oever wordt beoordeeld als slecht. De ecologie van de overige oevers en water binnen het plangebied is eveneens beoordeeld als matig tot slecht. Alleen de beleving van het water langs de Voorweg is als goed beoordeeld.

5.5.3 Rioolstelsel

In het plangebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Bij een gescheiden rioolstelsel wordt het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het afvalwater wordt via het vuilwaterriool afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Bij nieuwbouw en herbouw wordt het huishoudelijk afvalwater gescheiden van het regenwater, waardoor ook nieuwe verharde oppervlakken zijn afgekoppeld. Op deze wijze wordt uitvoering gegeven aan zowel landelijk beleid als het beleid van de waterbeheerder. Indien er sprake is van een substantiële toename van verhard oppervlak, dienen de mogelijkheden voor het daadwerkelijk kunnen afvoeren van het hemelwater goed te worden onderzocht. Dit is met name van belang voor gebieden die op grotere afstand van oppervlaktewater liggen. Er bevindt zich in het plangebied geen rioolpersleiding (zie paragraaf 3.5).

5.5.4 Ontwikkelingen in het plangebied in relatie tot water

In overleg met het Hoogheemraadschap van Rijnland is bekeken of bepaalde ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het plangebied eventueel de noodzaak van extra waterberging met zich meebrengen.

Indien er sprake is van een toename van verhard oppervlak ten opzichte van ontwikkelingen die voorzien waren in de voorheen geldende bestemmingsplannen, dient deze te worden gecompenseerd door het realiseren van aanvullende waterberging. Bij iedere toename van meer dan 500 m2 moet 15% van die toename gecompenseerd worden door de aanleg van oppervlaktewater.

Uit een vergelijking tussen de vorige planologische regelingen en de in dit bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving opgenomen ontwikkellocaties blijkt dat in zijn algemeenheid geldt dat op deze locaties reeds in de betreffende (toename van) verharding was voorzien. Bij de aanleg van het watersysteem van Afrikaweg en omgeving is dan ook rekening gehouden met deze toekomstige bebouwing/verharding.

In een overlegreactie heeft het Hoogheemraadschap van Rijnland aangegeven dat elk nieuwbouwplan waarbij meer dan 500m2 wordt verhard compensatieplichtig is op grond van de Keur. Naar aanleiding van deze overlegreactie heeft op 19 november 2012 ambtelijk overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap. Afgesproken is dat de gemeente voor het plangebied inzichtelijk maakt hoeveel oppervlaktewater in de vigerende plannen is opgenomen en wat op dit moment de feitelijk gerealiseerde omvang van het oppervlaktewater is. Op basis daarvan worden in samenspraak met het Hoogheemraadschap nadere afspraken gemaakt over de uitgangspunten die m.b.t. het aspect watercompensatie in het plangebied worden gehanteerd.

De drooglegging in het plangebied Afrikaweg en omgeving en daarmee de toelaatbare peilstijging bedraagt circa 1,5 m. Deze toelaatbare peilstijging moet ook in de toekomst gegarandeerd blijven. Dit stelt eisen aan de aanleghoogte en/of het vloerpeil van toekomstige bebouwing. Deze dient minimaal N.A.P. -4,50 m te bedragen. Bij het daadwerkelijk bebouwen dient voorts het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen. Dit ter voorkoming van vertontreiniging van het hemel- en oppervlaktewater.

5.5.5 Keur en beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland

Op het water is de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van het water worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten. In paragraaf 2.3.1 is nader ingegaan op het beleid van het Hoogheemraadschap en de Keur. In het geval van ondergronds bouwen (zoals bijvoorbeeld bij een parkeergarage) dient in verband met de eventuele gevolgen voor kwelwater en grondwater altijd advies gevraagd te worden bij het Hoogheemraadschap.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

5.6.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  2. 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

5.6.2 VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering

Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.6.3 Staat van horeca-activiteiten

De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-activiteiten te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.

Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:

  • geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
  • verkeersaantrekkende werking;
  • parkeerdruk.

In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

  • de voor de verschillende soorten horeca-activiteiten over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.

Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:

Categorie 1 'Lichte horeca'
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

Categorie 2 'Middelzware horeca'
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.

Categorie 3 'Zware horeca'
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen o.m. dancings, discotheken en partycentra.

5.6.4 Milieuzonering in het plan

Geldende bestemmingsplannen
In de voorheen geldende bestemmingsplannen voor dit plangebied is geen rekening gehouden met milieuzonering. Dit komt met name doordat de geldende plannen gedateerd zijn. Alleen daar waar sprake is van (potentieel) zwaardere functies, is gebruik gemaakt van maatbestemmingen. Een goed voorbeeld hiervan is het autobedrijf aan het Abdissenbos. Deze heeft in het bestemmingsplan 'Kantorenstrook Driemanspolder- Meerzicht' de bestemming 'Garagebedrijf' gekregen. Voor het overige is in hoofdzaak sprake van kantorenbestemmingen dan wel woonbestemmingen. Dit zijn functies die in het algemeen geen overmatige milieuhinder met zich meebrengen voor de omgeving.

Plangebied rustige woonwijk of gemengd gebied?
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

Het grootste deel van het plangebied is te typeren als gemengd gebied. Het gaat daarbij om de kantoren- en bedrijvenlocaties aan weerszijden van de Afrikaweg, langs de Van Leeuwenhoeklaan en in het zuiden van het plangebied. Deze gebieden worden belast door het verkeer over de A12, Afrikaweg en Van Leeuwenhoeklaan.

De noordzijde van het plangebied betreft een rustiger gebied. De bebouwing aan de Voorweg en de Dublinstraat bestaat hoofdzakelijk uit woningen. Slechts op enkele plekken zitten andere functies, maar die zijn doorgaans goed te verenigen met de woonfunctie. Deze gebieden zijn in het kader van dit bestemmingsplan aangemerkt als 'rustige woonwijk'. Voor de woningen aan de Voorweg gelegen binnen de invloedssfeer van de Afrikaweg wordt, vanwege de geluidsbelasting van deze weg, overigens uitgegaan van de typering gemengd gebied.

In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:

Rustige woonwijk: woningen aan weerszijden van de Voorweg, woningen aan de Dublinstraat, met uitzondering van de woningen binnen de invloedssfeer van de Afrikaweg
Gemengd gebied: De gebieden langs de Van Leeuwenhoeklaan, de Afrikaweg, Bredewater, het Abdissenbos, de Boerhaavelaan en het Kinderen van Versteeghplein.

Tabel 3: Omgevingstypen

Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied
Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft. Dergelijke situaties komen in het plangebied niet voor.

Gemengd gebied

Zoals gezegd is het grootste deel van het plangebied wegens de ligging langs hoofdinfrastructuur te typeren als gemengd gebied, waarbinnen vooral sprake is van de kantoorfunctie. Kantoren vallen onder categorie 1. In de geldende bestemmingsplannen worden naast kantoren vaak ook dienstverlenende functies toegestaan. Dienstverlenende functies behoren veelal tot milieucategorie 1.

De overige bedrijven en voorzieningen, zoals het garagebedrijf, de onderwijsvoorziening en het hotel zijn ook functies die doorgaans in categorie 1 of 2 vallen uit lijst 1 van de VNG-brochure. In dit bestemmingsplan hebben deze functies ofwel een maatbestemming, dan wel zijn qua milieubelasting voor de omgeving gemaximeerd door het opnemen van een milieucategorie.

Milieucategorie 1 en 2 zijn in milieuhygiënische zin goed inpasbaar in het plangebied. Ze leveren geen problemen op ten aanzien van omliggende woningen aangezien overal wordt voldaan aan de richtafstanden zoals genoemd in de VNG-brochure. Tussen de bestaande nutsvoorziening en het garagebedrijf is tevens op één perceel bedrijvigheid tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Ook deze categorie is passend in de omgeving aangezien de meest nabijgelegen woningen op meer dan 100 meter afstand liggen.

Er bevinden zich binnen het gemengde gebied twee functies die op basis van de milieuzonering een specifieke aanduiding hebben gekregen, omdat ze direct grenzen aan woningen. Het gaat om de schietvereniging aan de Voorweg 54 en het ambachtelijk bedrijf aan de Voorweg 50.

De schietvereniging valt volgens de VNG-publicatie onder milieucategorie 4.1. Voor activiteiten in milieucategorie 4.1 geldt een richtafstand van 200 meter tot een rustige woonwijk en 100 meter tot gemengd gebied. De woningen aan de Voorweg en Dublinstraat liggen binnen de hiervoor genoemde richtafstanden. Er wordt in de bestaande situatie dus niet voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-publicatie. Om deze reden heeft de schietvereniging een maatbestemming gekregen. Dit houdt in dat alleen die activiteiten uit de hogere milieucategorie mogen worden voortgezet die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van deze activiteiten naar een andere activiteit dan in de maatbestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare milieucategorie (in dit geval milieucategorie 2). Bij beëindiging of verplaatsing van de schietvereniging kan zich alleen nog een gelijksoortige functie vestigen, of een functie die past binnen de algemene toelaatbare milieucategorie 2. Meer over de schietvereniging staat vermeld in paragraaf 5.7.2.

Het ambachtelijk bedrijf betreft de reparatie en verkoop van oude motorfietsen. Een ambachtelijk bedrijf is getypeerd als een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd. Het dient hierbij te gaan om kleinschalige activiteiten die in het algemeen verenigbaar zijn met de woonfunctie. Een handel in motorfietsen en reparatie- en servicebedrijven behoort tot milieucategorie 2. Aangezien het hier om een bestaande situatie gaat en omdat het perceel binnen de invloedssfeer van de Afrikaweg ligt, is deze milieucategorie passend in de omgeving.

Rustige woonwijk

Het gebied aan weerszijden van de Voorweg en de Dublinstraat is, met uitzondering van de woningen binnen de invloedssfeer van de Afrikaweg, aangemerkt als een rustige woonwijk. Hier komen geen andere functies voor en in de omgeving bevinden zich binnen het plangebied geen bedrijven die met betrekking tot de milieuzonering voor een overmatige hinder zorgen.

Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien bedrijven uit maximaal categorie 2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor bedrijven uit maximaal categorie 3.2.

Horeca
De in het plangebied aanwezige horeca, te weten het hotel aan het Kinderen van Versteeghplein is positief bestemd. Verder maken sommige geldende bestemmingsplannen horecavoorzieningen mogelijk. Deze mogelijkheden zijn in dit bestemmingsplan overgenomen in de bestemmingen 'Gemengd-1' en 'Gemengd-2'. Het betreft hier voorzieningen tot en met categorie 2 uit de Staat van horeca-inrichting. Dit komt overeen met milieucategorie 1 volgens de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Hiervoor geldt een richtafstand van 0 meter ten opzichte van gemengd gebied. De meest nabijgelegen woningen bevinden zich in hetzelfde gebouw. Gelet op de richtafstand van 0 meter zal er echter geen sprake zijn van onevenredige gevolgen voor het woon- en leefklimaat.

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit beoogt de veiligheid van mensen buiten inrichtingen (bedrijven) zoveel mogelijk te beschermen voor rampen als gevolg van menselijk handelen met gevaarlijke stoffen. De werkingssfeer van het Bevi heeft geen betrekking op bijvoorbeeld verkeersveiligheid of natuurrampen.

Wetgeving externe veiligheid is niet alleen gegeven om menselijke slachtoffers en menselijk leed te voorkomen, maar ook ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting. In die zin wordt gestreefd naar een (meer) integrale benadering van preventie (waaronder ruimtelijke ordeningsaspecten), maar ook van vergunningverlening en hulpverlening achteraf.

Het Bevi is van toepassing op milieuvergunningplichtige risicovolle inrichtingen (hierna: Bevi-inrichtingen) in relatie tot nabij gelegen risicogevoelige objecten, onderverdeeld in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het instrument van de ruimtelijke ordening en daarmee het bestemmingsplan wordt ingezet in het regelen van de vestiging, omvang en zonering van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen.

De toetsing van de toelaatbaarheid van Bevi-inrichtingen blijft beperkt tot het zogenaamde invloedsgebied van die inrichtingen door het plaatsgebonden en het groepsrisico te bepalen. Binnen dat gebied moet worden gekeken naar de aanwezigheid van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren welke bestaande Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, dan wel van welke inrichtingen het invloedsgebied het plangebied overlapt. Daarnaast is het de vraag of en zo ja, welke en waar het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk maakt. Uitgangspunt voor de toetsing is het invloedsgebied van de inrichting. Binnen dat gebied wordt eerst de 10-6-contour van het PR bepaald. Daarbinnen mogen zich geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bevinden. Voor bestaande kwetsbare objecten geldt dat deze zich uiterlijk op 1 januari 2010 niet meer binnen de PR-zone van 10-6 mogen bevinden. Dit laatste geldt niet voor beperkt kwetsbare projecten.

Binnen het invloedsgebied wordt vervolgens op vergelijkbare wijze gekeken naar het groepsrisico voor het plangebied. Groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Anders dan bij plaatsgebonden risico is hier geen sprake van harde grenswaarden, maar van een verantwoordingsplicht ten opzichte van een oriënterende waarde. Uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat het GR niet de oriënterende waarde mag overschrijden. De aanvaardbaarheid van een bepaald GR in een concrete situatie zal echter uiteindelijk afhangen van een maatschappelijke afweging van alle betrokken belangen.

Een en ander kan in concrete gevallen niet los worden gezien van de wenselijkheid en de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de sfeer van risicobeperking.

5.7.2 Inrichtingen

Op grond van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) mogelijk gemaakt. Een bestaande inrichting die in dit kader relevant is, is het LPG-tankstation aan de Houtsingel. Verder is de schietvereniging aan de Voorweg 54a relevant, hoewel een schietvereniging geen inrichting is in de zin van het Bevi. Op een dergelijke inrichting is de 'Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik' van toepassing.

LPG

In de uiterste zuidwestpunt van het plangebied ligt een invloedsgebied van een tankstation. Het betreft hier het tankstation aan de Houtsingel, die buiten het plangebied aan de zuidzijde van de A12 ligt. In de milieuvergunning is een maximale LPG-doorzet opgenomen van minder dan 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze 10-6 contour ligt buiten het plangebied van Afrikaweg en omgeving.

Voor het groepsrisico geldt dat het invloedsgebied 150 meter bedraagt. Dit invloedsgebied ligt wel binnen het plangebied van Afrikaweg en omgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00030-0004_0010.jpg"

Figuur 5.2: Risicocontour van het LPG-tankstation Houtsingel

Binnen het invloedsgebied bevindt zich geen bebouwing van derden. Bebouwing wordt hier ook niet mogelijk gemaakt.

Schietvereniging

Binnen het plangebied is aan de Voorweg 54a een schietvereniging aanwezig. De activiteiten van deze vereniging vinden inpandig plaats. Binnen zijn schietbanen (klein kaliber) een kleine werkplaats, een munitie/wapenopslag (in wapenkluizen/geen brandcompartiment) en op de eerste verdieping een kantine aanwezig. Op grond van de geldende milieuvergunning zijn minder dan 250.000 patronen in opslag toegestaan.

Op de schietvereniging is de "Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik" van toepassing. Op grond van het beleid dat in deze circulaire is vastgelegd, dient rond iedere opslagplaats voor ontplofbare stoffen een veiligheidsafstand te worden aangehouden tot kwetsbare objecten zoals woningen, kantoren en winkels. De grootte van de veiligheidsafstand is afhankelijk van de hoeveelheid ontplofbare stof die wordt opgeslagen en van eventueel effectbeperkende maatregelen die zijn getroffen. Onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen meer of minder dan 250.000 patronen en of de opslag van patronen binnen of buiten een brandcompartiment ligt. Gezien de beperkte hoeveelheid opgeslagen patronen (minder dan 250.000 patronen) en de manier van opslag bedraagt op basis van de circulaire de aan te houden afstand vanaf de opslag tot gevoelige bestemmingen 8 meter. Binnen deze afstand zijn geen kwetsbare objecten aanwezig en worden geen nieuwe kwetsbare objecten mogelijk gemaakt.

5.7.3 Transport gevaarlijke stoffen

Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot medio 2013. Naar verwachting wordt per 1 juli 2013 het Besluit Transport Externe Veiligheid (BTEV) van kracht. Deze gaat de Circulaire RNVGS vervangen.

Om het groeps- en plaatsgebonden risico langs snelwegen vast te kunnen stellen is inzicht vereist in de aard van de vervoerde stoffen en de transportfrequentie. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening, wordt om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied gemaximaliseerd tot 200 meter van de route. Het groepsrisico (GR) geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriënterende waarde. In het aangegeven gebied is de bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd.

Transport gevaarlijke stoffen A12
Net buiten het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A12. De PR-contour van deze weg bedraagt 0 meter. Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten. De nieuwe ontwikkelingen in de zone van 325 meter langs de A12 kunnen een toename van het groepsrisico tot gevolg hebben. Daartoe zijn de gevolgen van dit bestemmingsplan voor het groepsrisico berekend met behulp van RBMII. De resultaten van deze berekening zijn opgenomen in de Rapportage externe veiligheid, A12 Afrikaweg e.o., opgesteld door Stadsgewest Haaglanden, Bureau Externe Veiligheid (zie bijlage 5 van de plantoelichting). Uit de berekening blijkt dat het groepsrisico zowel in de huidige als toekomstige situatie lager is dan de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico neemt toe van 0,032 naar 0,22 maal de oriëntatiewaarde. De toename wordt veroorzaakt doordat de plancapaciteit nog niet helemaal is ingevuld, met name ter hoogte van de locatie aan de Kop Bredewater (locatie 2 op het overzichtskaartje van de ontwikkellocaties). Bij de ontwikkeling van nieuw te bouwen kantoren zal geadviseerd worden om de vluchtwegen van de A12 af te plaatsen. Bovendien is het fysiek onmogelijk om op de betreffende locatie de vluchtwegen richting de A12 te realiseren vanwege de aanwezigheid van een spoorstrook.

Transport gevaarlijke stoffen Afrikaweg
De gemeente Zoetermeer heeft geen route gevaarlijke stoffen vastgesteld, wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet gebeuren. Uitgaande van de huidige ligging van tankstations binnen Zoetermeer mag aangenomen worden dat op de Afrikaweg vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt ten behoeve van de bevoorrading van ongeveer 8 tankstations (waarvan 2 LPG-tankstations).
In onderstaande tabel is een indicatie weergegeven van enkele transportstromen (op jaarbasis) in het geval van de aanwezigheid van 2, 4, of 8 tankstations.

Tabel 4: Indicatie van transporten voor 2, 4 of 8 tankstations in een gemeente

Aantal tankstations in gemeente Aantal transporten LPG Aantal transporten benzine Aantal transporten diesel
2 52 104 104
4 104 208 208
8 208 416 416

Bron: "Evaluatie routering gevaarlijke stoffen", Bureau Externe Veiligheid Haaglanden, 25 februari 2011.

De bovengenoemde aantallen transporten zullen in rekenprogramma's geen contouren geven die beperkingen opleggen aan de omgeving (PR-contouren) of een groepsrisico te zien geven in een grafiek. Nader onderzoek naar de gevolgen van dit bestemmingsplan voor het groepsrisico door middel van een RBMII berekening wordt dan ook niet noodzakelijk geacht.
Vervoer van giftige stoffen over de Afrikaweg zal niet plaatsvinden. Er bevinden zich namelijk geen inrichtingen met dergelijke stoffen aan de westkant van de gemeente Zoetermeer.

Vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de Afrikaweg is de “circulaire Risiconormering Vervoer gevaarlijke Stoffen” uit 2010 van toepassing. In deze circulaire staat aangegeven dat het invloedsgebied wordt begrensd door de 1%- letaliteitafstand en dat deze voor de stofcategorie GF3 (LPG) 355 meter bedraagt. Binnen deze afstand bevindt zich nagenoeg het gehele plangebied.

Bij nieuwe ontwikkelingen zal de bebouwing moeten voldoen aan de thermische isolatie-eisen van het Bouwbesluit. Deze eisen hebben tevens een beschermend effect bij incidenten met toxische stoffen. Voor de ontsluiting van nieuwe bebouwing dient te worden aangesloten op het bestaande wegennetwerk, waarbij uit oogpunt van externe veiligheid voor de meest gunstige route zal worden gekozen. Dit om de zelfredzaamheid van aanwezigen, in het geval van een calamiteit, te verhogen.

Het transport van gevaarlijke stoffen over de A12 en de Afrikaweg vormt daarmee geen belemmering voor de ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt.

5.7.4 Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is van toepassing op vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moeten de buisleidingen op de plankaart van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter.

In en in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen buisleidingen voor gevaarlijke stoffen.

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Flora- en Faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van plant- en diersoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen formele koppeling met het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit betekent dat in het geval er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).

5.8.2 Beschermde gebieden

In het kader van de ecologische gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet en Ecologische Hoofstructuur) is van belang of het plangebied onderdeel uitmaakt van een beschermd gebied of dat in de nabijheid van het plangebied beschermde gebieden aanwezig zijn die effecten kunnen ondervinden van de ontwikkelingen zoals omschreven in paragraaf 4.2.

Het dichtsbijzijnde Natura-2000 gebied 'De Wilck' ligt ruim 7 kilometer ten noordoosten van Zoetermeer. Het plangebied Afrikaweg en omgeving ligt middenin het stedelijk gebied van Zoetermeer en ook op grote afstand van het gebied 'De Wilck'. Er zijn daarom geen effecten op het Natura 2000-gebied 'De Wilck' te verwachten. Het plangebied ligt ook niet in de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur of in de nabijheid daarvan.

5.8.3 Natuurwaardenonderzoek

Dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. In het plangebied is echter sprake van een aantal nog onbenutte bouwmogelijkheden met name ten behoeve van de functie kantoren. Verder komt er nog een aantal ontwikkelingen voor. Deze ontwikkelingen zijn omschreven in paragraaf 4.2.

Voor het hele plangebied van Afrikaweg en omgeving is een onderzoek naar beschermde natuurwaarden verricht, waarvan de resultaten zijn neergelegd in het rapport 'Quick scan Boerhaavelaan Zoetermeer' van 17 april 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat de parkeerplaats aan de zuidzijde van het plangebied geschikt is als groeiplaats voor Duits viltkruid en dat in de aangrenzende watergang de Kleine modderkruiper en Bittervoorn kunnen worden verwacht. In zijn algemeenheid moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van broedende vogels. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor het voorkomen van broedvogels met een jaarrond beschermde status. De in het plangebied aanwezige panden zijn niet bijzonder geschikt voor vleermuizen in het algemeen en grote aantallen vleermuizen van gebouwbewonende soorten in het bijzonder. Wel staan er bomen in het gebied die door exemplaren van de Ruige dwergvleermuis in het najaar kunnen worden gebruikt als paarverblijfplaats. In het bijzonder de oude wilgen langs de watergang aan de oostkant van het gebied verdienen in dit verband aandacht.

Bij het gebruik maken van de nog onbenutte bouwmogelijkheden in het plangebied of bij het uitvoeren van andere werkzaamheden in het plangebied (bijvoorbeeld grootschalige graafwerkzaamheden en het rooien van bomen) zal moeten worden gehandeld conform de door het Ministerie van EL&I goedgekeurde Gedragscode Flora en Faunawet van de gemeente Zoetermeer. Daarbij behoeven de volgende zaken bijzondere aandacht:

  • bepaalde werkzaamheden aan het groen in het plangebied zijn alleen toegestaan in bepaalde periodes gedurende het jaar. Voor vogels is dat bijvoorbeeld in de periode september tot en met februari;
  • het rooien van bomen met holtes of ruwe schors is alleen toegestaan nadat onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanwezigheid van paarveblijfplaatsen van vleermuizen. Ook is het mogelijk om geen onderzoek uit te voeren, maar sowieso de bomen en functionaliteit van eventuele verblijfplaatsen te sparen (en er dus vanuit te gaan dat er verblijfplaatsen aanwezig zijn);
  • het slopen van bebouwing kan beschermde verblijfplaatsen van vleermuizen in gevaar brengen. Deze kans wordt klein geacht, maar het is verstandig om eerst hiernaar aanvullend onderzoek te laten doen, voordat gebouwen worden gesloopt;
  • grootschalige werkzaamheden aan de watergangen in het oosten van het plangebied zijn alleen mogelijk nadat onderzoek heeft plaatsgevonden naar de aanwezigheid van de Kleine modderkruiper en Bittervoorn;
  • het behouden of opnieuw aanleggen van een zo groot mogelijk areaal aan groenstroken van vergelijkbare kwaliteit.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 6 bij de plantoelichting.

Voor de parkeerplaats aan de zuidzijde van het plangebied is een vervolgonderzoek verricht naar de eventuele aanwezigheid van beschermde plantensoorten. De resultaten zijn neergelegd in de notitie 'Flora-onderzoek parkeerterrein Boerhaavelaan' van 17 augustus 2012. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen wettelijk beschermde plantensoorten van bijlage Tabel 2 of Tabel 3 van de Flora- en faunawet in het plangebied zijn aangetroffen. Voor de aanvullende notitie wordt verwezen naar bijlage 7 bij de plantoelichting.

Voor de locatie 'Ontwikkeling Boerhaavelaan' is onderzoek uitgevoerd naar verblijfplaatsen van gewone en ruige dwergvleermuizen. Tevens is aandacht besteed aan de groenstructuur aan de zuidzijde van het plangebied en beschermde vaatplanten. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport 'Aanvullend onderzoek natuur Boerhaavelaan' van 1 maart 2012. De conclusies van dit onderzoek zijn:

  • het gebouw aan de Boerhaavelaan 11 is ongeschikt als verblijfplaats voor gebouwbewonende vleermuizen;
  • het terrein op de Boerhaavelaan fungeert als foerageergebied voor ruige en gewone dwergvleermuis. Het is in dat verband van belang dat de groenstrook aan de zuidzijde van het gebied wordt gehandhaafd en waar mogelijk wordt versterkt;
  • de vliegroute aan de zuidzijde kan versterkt worden door de bomenrij aansluitend te maken door nieuwe bomen te planten waar 'gaten' in de bomenrij aanwezig zijn;
  • op het terrein zijn enkele bomen aangetroffen met holtes die in potentie geschikt zijn als verblijfplaats voor ruige dwergvleermuis. Voorafgaand aan (her)inrichting/(her)ontwikkeling dienen deze verblijfplaatsen onderzocht te worden op een eventueel gebruik door vleermuizen;
  • een inventarisatie en aanvullend onderzoek naar de mogelijk voorkomende beschermde soorten is (1 of 2 jaar) voorafgaand aan (her)inrichting/(her)ontwikkeling derhalve noodzakelijk, inclusief onderzoek naar beschermde vaatplanten. Dit kan o.m. duidelijkheid verschaffen over het gebruik van bomen als verblijfplaats voor boombewonende vleermuizen. De bomen worden bij voorkeur ingepast in het ontwerp, of er worden vervangende verblijfplaatsen gecreëerd voor boombewonende soorten.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 8 bij de plantoelichting.

5.9 M.e.r.- Beoordeling

Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter. Het plan voorziet daarnaast in een beperkt aantal ontwikkelingen (zie paragraaf 4.2). De in het bestemmingsplan mogelijk te maken ontwikkelingen betreffen geen activiteiten waarvoor op grond van hoofdstuk 7 Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage een verplichting bestaat om - al dan niet na een eventuele beoordelingsprocedure - een milieueffectrapport op te stellen. Daarbij is van belang dat mede gezien het gestelde in hoofdstuk 5 en paragraaf 3.1 (en de bijbehorende bijlagen) niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat uitvoering van dit bestemmingsplan kan leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen die het verrichten van nader milieuonderzoek noodzakelijk maken. Gebleken is dat de optredende effecten binnen de geldende norm- en regelstelling blijf en dat er bijvoorbeeld geen sprake is van de ligging in of in de nabijheid van een bijzonder gebied. Het opstellen van een milieueffectrapport dan wel het doorlopen van een formele m.e.r.-beoordelingsprocedure is niet nodig.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter, waarbij is uitgegaan van de op basis van de geldende planologische regelingen bestaande gebruiks- en bouwmogelijkheden. Hierbij wordt opgemerkt dat in dit plangebied sprake is van een aantal nog onbenutte bouwmogelijkheden met name ten behoeve van de functie kantoren. Deze bouwmogelijkheden zullen (in licht gewijzigde vorm) opnieuw worden opgenomen. Verder is bij het bepalen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden onder andere betrokken de feitelijke situatie, geldend (door de raad vastgesteld) beleid en verplichtingen die voortvloeien uit de huidige wet- en regelgeving.

Het plan voorziet daarnaast in enige flexibiliteit, daar waar het ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen. Overigens is hierbij veelal aangesloten bij de regelingen uit het vorige bestemmingsplan.

Naast dit conserverende karakter voorziet dit bestemmingsplan in een planologische regeling voor een aantal ontwikkelingen. Deze ontwikkelingen zijn omschreven in paragraaf 4.2 en zijn vastgelegd op de plankaart in de vorm van bestemmingen en aanduidingen en in de regels in de vorm van bouw- en gebruiksregels. Voor deze nieuwe ontwikkelingen heeft het bestemmingsplan een programmafunctie. Ook fungeert het bestemmingsplan als toetsingskader voor bouwplannen ten behoeve van deze ontwikkelingen en in aangegeven gevallen voor andere (aanleg)werkzaamheden.

In dit bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving is gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan. De landelijke richtlijn SVBP is opgenomen in de nieuwe Wro, die sinds 1 juli 2008 van kracht is. De SVBP-verplichting geldt echter vanaf 1 januari 2010.

6.2 Inleidende Regels

Dit hoofdstuk omvat omschrijvingen van gehanteerde begrippen. In de 'wijze van meten' is aangegeven op welke wijze bijvoorbeeld een bouwhoogte van bouwwerken gemeten moet worden.

6.2.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren ten opzichte van het algemeen spraakgebruik.

Het begrip 'bouwperceel' is bijvoorbeeld opgenomen in de begripsbepalingen, omdat op grond van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 het verplicht is om dit begrip en de bijbehorende verklaring over te nemen in de regels, zodra het betreffende begrip in het bestemmingsplan wordt gehanteerd. Voor een nadere uitleg van dit begrip wordt aangesloten bij de interpretatie van het begrip bouwperceel, zoals gehanteerd in de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarin is aangegeven dat bij de vaststelling van de omvang van een bouwperceel de actuele situatie bepalend is, waarbij in beginsel moet worden uitgegaan van kadastrale percelen.

6.2.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor bijvoorbeeld de (bouw)hoogte, inhoud of oppervlakte van een bouwwerk moet worden gemeten.

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Flexibiliteitsregels

In het bestemmingsplan is een aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen, zodat het bevoegd gezag (meestal burgemeester en wethouders) een omgevingsvergunning kan verlenen voor het beperkt afwijken van de regels. Door deze afwijkingsmogelijkheden mogen geen ruimtelijk ongewenste situaties ontstaan. Voordat de omgevingsvergunning wordt verleend, wordt daarom een nadere planologische afweging gemaakt. Deze afweging vindt plaats aan de hand van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

  • Straat- en bebouwingsbeeld

Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.

  • Verkeersveiligheid

Hierbij wordt gedacht aan bijvoorbeeld de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.

  • Sociale veiligheid

Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.

  • Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken

Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding en bezonning van tuinen een rol.

  • Milieusituatie

Gedacht wordt aan het voorkomen van milieuhinder in brede zin. Een voorbeeld hiervan is de invloed op de omgeving beperken tot het niveau van een bepaalde bedrijfscategorie. Een ander voorbeeld is dat moet worden voldaan aan de geluidnormen krachtens de Wet geluidhinder.

6.3.2 Bedrijf

De bestemming 'Bedrijf' is toegekend aan de losse bedrijfspercelen in het plangebied van Afrikaweg en omgeving, zijnde een klein cluster van bedrijfspercelen aan het Abdissenbos en een ambachtelijk bedrijf aan de Voorweg. De aanwezige bedrijven zijn allemaal specifiek bestemd door middel van een aanduiding op de plankaart. Eén perceel aan het Abdissenbos heeft geen specifieke aanduiding. Op dit perceel zijn in zijn algemeenheid bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten Afrikaweg en omgeving toegestaan.

In zijn algemeenheid is buitenopslag van goederen niet toegestaan. Een uitzondering hierop is de uitstalling ten verkoop ten behoeve van detailhandel in auto's, ter plaatse van de aanduiding 'garage'. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan.

In het navolgende wordt kort op de aanduidingen ingegaan.

  1. 1. Garage: In het plangebied komt 1 garagebedrijf voor. Het gaat hier om detailhandel in auto's met bijbehorende showroom en autoservice- reparatiebedrijf. De bedrijfsonderdelen 'autoplaatwerkerij' en 'autospuitinrichting' zijn vanwege de grotere milieuhinder niet toegestaan.
  2. 2. Nutsvoorziening Het betreft hier een wat grotere nutsvoorziening. Andere soorten bedrijven dan nutsvoorzieningen zijn niet toegestaan.
  3. 3. Specifieke vorm van bedrijf - ambachtelijk: Het gaat hier om kleinschalige bedrijven waar door middel van handwerk goederen worden gemaakt, gerepareerd of geïnstalleerd. Vaak is er sprake van een combinatie met ondergeschikte detailhandel. Voorbeelden zijn een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, schoenreparatiebedrijf enzovoort. Verder is hier ook dienstverlening toegestaan, zoals een kapper, een makelaar en dergelijke.

Voor de percelen met de bestemming 'Bedrijf' is op de plankaart een bouwvlak opgenomen. In het bouwvlak zijn de maximale goot- en bouwhoogte met een aanduiding aangegeven.

6.3.3 Gemengd - 1 en Gemengd - 2

Bij deze bestemmingen gaat het om een menging van functies. Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' is horeca de hoofdfunctie en zijn de andere in beperktere mate toegestane functies kantoren, detailhandel en dienstverlening. Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' zijn kantoor en dienstverlening de hoofdfunctie en zijn de andere in beperktere mate toegestane functies detailhandel en dienstverlening. De bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Gemengd -2' zijn in het zuiden van het plangebied te vinden langs de A12.

Voor de percelen met de bestemmingen 'Gemengd - 1' en 'Gemengd - 2' is op de plankaart een bouwvlak opgenomen. In het bouwvlak is de maximale bouwhoogte met een aanduiding aangegeven. Voor de bestemming 'Gemengd - 2' is verder op de plankaart een bebouwingspercentage opgenomen van 40% van het bouwvlak.

6.3.4 Groen

De gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor (openbare) groenvoorzieningen en waterpartijen en waterlopen die van lokaal belang zijn. Naast het parkgebied langs het Abdissenbos zijn de belangrijkste groene zones langs de (hoofd)wegen bestemd als 'Groen'.

Op deze gronden zijn alleen gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en schuilhutten voor dieren toegestaan. Eventuele andere aanwezige gebouwen in het park en de groenstructuren, zoals het buurthuis aan het Abdissenbos, hebben een aparte bestemming gekregen. Daarnaast zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan, waarbij gedacht kan worden aan speeltoestellen en erfafscheidingen.

Binnen de bestemming 'Groen' is een wijzigingsbevoegheid opgenomen naar de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van de in de toekomst benodigde turborotonde Bredewater – Meerzichtlaan. Van een concreet ontwerp is namelijk nog geen sprake, waardoor enige flexibiliteit gewenst is. Voorwaarde is echter wel dat voor geluidgevoelige objecten, zoals woningen, wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde of dat in de procedure voor het wijzigingsplan ook hogere waarden worden vastgesteld.

6.3.5 Kantoor

Het plangebied bevat een groot aantal kantoorlocaties. De bestemming biedt niet alleen ruimte aan kantoorfuncties 'sec' maar ook aan dienstverlenende bedrijven of instellingen en cursusvoorzieningen voor het bedrijfsleven. Onder het begrip 'dienstverlening' worden onder andere de volgende vormen van zakelijke dienstverlening verstaan, bijvoorbeeld op gebied het van informatie/informatietechnologie, reclame-/marktonderzoek, industrieel ontwerp/vormgeving, architectenbureaus, ingenieursbureaus en op administratief en juridisch gebied, zoals een accountantskantoor. Bedrijfsmatige activiteiten die passen binnen de definities van de begrippen 'ambachtelijk bedrijf', 'horeca' of 'maatschappelijk', vallen niet onder het begrip 'dienstverlening'. Verder is er een drietal specifieke aanduidingen opgenomen, waaronder bijvoorbeed de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - datacenter'. Ter plaatse van deze aanduiding is naast kantoren en dienstverlenende bedrijven een datacenter toegestaan.

Voor een aantal percelen met de bestemming 'Kantoor' is op de plankaart een bebouwingspercentage opgenomen. Is geen bebouwingspercentage op de plankaart opgenomen, dan geldt op grond van de regels een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak. Voor de percelen zonder bebouwingspercentages zijn namelijk veelal de bestaande bouwmassa's door middel van bouwvlakken op de plankaart vastgelegd. De maximale bouwhoogten verschillen eveneens per perceel of gebouw en zijn op de plankaart aangegeven. Verder is het maximum te verharden oppervlak bepaald. Overeenkomstig het vorige bestemmingsplan is bepaald dat minimaal 25% van het bouwvlak is bestemd voor groenvoorzieningen, inclusief water.

6.3.6 Maatschappelijk

Binnen deze bestemming zijn twee voorzieningen ondergebracht, de schietvereniging aan de Voorweg en een buurthuis aan het Abdissenbos. De schietvereniging is specifiek bestemd. Ter plaatse van het buurthuis aan het Abdissenbos is een meer algemene maatschappelijke bestemming opgenomen, waarbinnen een zekere uitwisseling van functies mogelijk is. Hierbij kan worden gedacht aan kinderopvang, verenigingsleven en dergelijke. De bestaande bouwmassa's zijn door middel van bouwvlakken op de plankaart vastgelegd. In het bouwvlak is de maximale bouwhoogte met een aanduiding aangegeven. Voor de schietvereniging aan het oude lint, de Voorweg, is vanwege het bijzondere karakter van de bebouwing ook een maximum goothoogte op de plankaart aangegeven.

6.3.7 Tuin

Op gronden met de bestemming 'Tuin' mogen geen gebouwen, dus ook geen bijgebouwen worden gebouwd. De gronden met deze bestemming moeten een 'open' en groen karakter houden, daarom worden ook geen carports of andere overkappingen toegestaan. Kleine overkappingen in de vorm van een luifel, maar ook eventueel erkers en balkons worden op grond van artikel 2 (wijze van meten) buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

6.3.8 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' omvat de Afrikaweg en de gebiedsontsluitingswegen. De bestemming 'Verkeer' heeft een ruime begrenzing. Dit betekent dat hierin onder andere zijn begrepen de rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer, voorzieningen voor het openbaar vervoer alsmede eventuele groen- en waterelementen. Verder zijn binnen de bestemming 'Verkeer' met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid ook fietsenstallingen en gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang mogelijk.

6.3.9 Verkeer - Railverkeer

Deze bestemming omvat het binnen het plangebied gesitueerde gedeelte van de RandstadRail met bijbehorende haltevoorzieningen, spoorsloten, hekken en andere veiligheidsvoorzieningen.

Om een ongehinderd verkeer op de spoorlijn te garanderen is voor de gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde een minimale vrije doorrijhoogte van 4,6 m opgenomen in de bouwregels.

6.3.10 Verkeer - Verblijfsgebied

De bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' omvat de buurt- en erfontsluitingswegen met de daaraan of daarlangs gelegen paden, woonstraten, parkeervoorzieningen, groen- en waterelementen. Deze wegen zijn uitsluitend van belang voor het buurtverkeer.

De bestemming biedt met gebruikmaking van een afwijkingsbevoegdheid ruimte voor (overdekte) fietsenstallingen en gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang. Nabij het Kinderen van Versteeghplein is de aanduiding 'parkeergarage' op de plankaart opgenomen. Dit is ten behoeve van het bestaande parkeerdek dat onder het viaduct Afrikaweg staat. Alleen ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' is een gebouwde parkeervoorziening toegestaan. Het huidige parkeerdek wordt echter niet aangemerkt als een gebouw maar als een bouwwerk geen gebouw zijnde, omdat het niet omsloten is door wanden en geen dak heeft.

Verder is binnen de bestemming 'Verkeer-Verblijfsgebied' in de nabijheid van het treinstation Zoetermeer standplaatsen voor (zowel bedrijfsmatig als niet bedrijfsmatig) detailhandel en diensten aanwezig of gewenst. Uit jurisprudentie volgt dat standplaatsen voor detailhandel en diensten in een bestemmingsplan geregeld moeten worden. Zonder uitdrukkelijke bepaling in het bestemmingsplan kan het bevoegd gezag geen standplaatsvergunning afgeven voor voertuigen, stallen, kramen enzovoort ten behoeve van standplaatsen. Daarom zijn regels opgenomen die het gebruik ten behoeve van standplaatsen en de bouw van een standplaats binnen de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats' mogelijk maken.

Voor het overige wordt het innemen van een standplaats gereguleerd door middel van een standplaatsvergunning op basis van de Algemene plaatselijke verordening (APV). Met de regeling in het bestemmingsplan is zo veel mogelijk aangesloten op de regeling in de APV.

6.3.11 Water

De bestemming 'Water' geldt voor de gronden die zijn aangewezen voor waterberging en waterhuishouding. Binnen deze bestemming mogen in beginsel geen gebouwen worden gebouwd. Er mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde, van geringe omvang worden gerealiseerd. Hierbij kan worden gedacht aan bruggen.

6.3.12 Wonen

De bestemming 'Wonen' geldt voor de laagbouwwoningen (zowel eengezinswoningen als (half)vrijstaande woningen) en voor gestapelde woningen. Binnen de bestemmingen 'Wonen' is op de plankaart een bouwvlak aangegeven. In het bouwvlak is de maximale bouwhoogte en van de woningen met een aanduiding aangegeven. Voor het oude lint, de Voorweg, is vanwege het bijzondere karakter van de bebouwing ook een maximum goothoogte op de plankaart aangegeven.

In de erfbebouwingsregeling is voor het achtererf bepaald dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot een bepaald totaal oppervlakte is toegestaan, afhankelijk van de grootte van het erf, zonder de beperking dat het binnen de breedte van de gevel moet worden gerealiseerd. Voor het zij-erf is bepaald dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen slechts mogen worden gebouwd op een afstand van tenminste 1 m achter de voorgevelrooilijn. Alleen als op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving de situering van de erfbebouwing afwijkt van deze regel, dan mag de erfbebouwing bijvoorbeeld ook voor de voorgevelrooilijn staan op de exacte plek waar de betreffende erfbebouwing staat (de bestaande locatie). Ook wanneer in de toekomst de bestaande erfbebouwing wordt afgebroken, mag op de bestaande locatie nieuwe erfbebouwing worden opgericht.

Binnen de bestemming 'Wonen' zijn tevens aan huis verbonden beroepen of bedrijven toegestaan. Wat wordt verstaan onder 'aan huis verbonden beroep of bedrijf' wordt omschreven in de begrippen. Groepspraktijken, detailhandel, horeca en ambachtelijke bedrijvigheid vallen buiten de regeling van aan huis verbonden beroep of bedrijf. Een webshop of een bed en breakfast is wel toegestaan, zolang deze voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in de begripsbepalingen. Beroep of bedrijf aan huis is in de lijn van de jurisprudentie toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd en aan het woonkarakter geen afbreuk wordt gedaan. Om deze reden zijn in de regels voorwaarden gesteld, waaraan het gebruik van een deel van een woning ten behoeve van een beroep aan huis moet voldoen.

6.3.13 Leiding - Riool

De gronden met deze dubbelbestemming zijn primair aangewezen voor ondergrondse rioolleidingen met een diameter van ten hoogste 900 mm. Waar deze leiding samenvalt met andere bestemmingen, geldt dat deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming 'Leiding - Riool'.

Bouwwerken zijn in beginsel slechts toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de rioolleiding. Bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen zijn slechts toegestaan na een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Voorwaarde hierbij is dat dit niet ten koste gaat van de belangen van de rioolleiding en dat hierover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Voor een aantal nader genoemde werkzaamheden die een risico zou kunnen inhouden voor de leiding, geldt het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

6.3.14 Leiding - Water

De gronden met deze dubbelbestemming zijn primair aangewezen voor ondergrondse watertransportleidingen met een diameter van ten hoogste 500 mm respectievelijk 900 mm. Waar deze leiding samenvalt met andere bestemmingen, geldt dat deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming 'Leiding - Water'.

Bouwwerken zijn in beginsel slechts toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de watertransportleiding. Bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen zijn slechts toegestaan na een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Voorwaarde hierbij is dat dit niet ten koste gaat van de belangen van de watertransportleiding en dat hierover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder. Voor een aantal nader genoemde werkzaamheden die een risico zou kunnen inhouden voor de leiding, geldt het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

6.3.15 Waarde - Archeologie

De gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' zijn primair aangewezen voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Waar de bestemmingen 'Waarde - Archeologie' samenvalt met andere bestemmingen, geldt dat deze andere bestemmingen ondergeschikt zijn aan de archeologische bestemmingen. Dit betekent dat bebouwing ten behoeve van deze samenvallende bestemming groter dan een bepaald oppervlak en vanaf een bepaalde diepte slechts is toegestaan via een omgevingsvergunning. Voorwaarde hierbij is dat dit niet ten koste gaat van de archeologische waarden en dat hierover advies is ingewonnen bij een archeologische deskundige. Voor een aantal nader genoemde werkzaamheden die een risico zou kunnen inhouden voor de archeologische waarden geldt het vereiste van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

6.3.16 Waterstaat - Waterkering

De gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' zijn primair bestemd voor de bescherming, de instandhouding en het onderhoud van de waterkeringen. Deze bestemming valt samen met andere bestemmingen. Omdat de waterstaatkundige functie primair is, geldt dat andere samenvallende bestemmingen ondergeschikt zijn aan de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.

Bouwwerken zijn in beginsel slechts toegestaan voor zover deze ten dienste staan van de waterkering. Bouwwerken ten behoeve van de samenvallende bestemmingen zijn slechts toegestaan na een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Voorwaarde hierbij is dat dit niet ten koste gaat van de belangen van de waterkering en dat hierover vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

6.4 Algemene Regels

6.4.1 Antidubbeltelregel

De antidubbeltelbepaling strekt er toe dat gronden die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gegolden, niet nogmaals als zodanig kunnen worden gebruikt. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als (onderdelen van) één bouwvlak van verschillende eigenaars is.

6.4.2 Algemene bouwregels

Dit artikel is opgenomen, om te verplichten dat bij aanvragen om een omgevingsvergunning ten behoeve van bouwwerken met bouwhoogten van 30 meter een onderzoek naar windhinder en windgevaar wordt overlegd. Indien uit dit onderzoek naar voren komt dat maatregelen of voorzieningen moeten worden getroffen om een aanvaardbaar windklimaat te creëeren, dan kan op grond van lid 2 bij het verlenen van de omgevingsvergunning nadere eisen worden gesteld op grond waarvan de betreffende maatregelen of voorzieningen gerealiseerd moeten worden.

6.4.3 Algemene aanduidingsregels

Veiligheidszone - munitie

In het plangebied komt één opslagplaats voor ontplofbare stoffen voor. Het gaat om het munitiedepot van de schietvereniging aan de Voorweg 54a. Rondom de opslagplaats ligt een veiligheidszone. Deze is op de plankaart aangegeven. Binnen deze zone is het verboden om kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in de zin van de Circulaire op te richten. Zie voor een nadere toelichting ook paragraaf 5.7.2 van deze toelichting.

6.4.4 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het hele plangebied.

6.4.5 Overige regels

6.5 Overgangs- En Slotregels

6.5.1 Overgangsrecht

Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bouwregels, gebruiksregels of beide.

6.5.2 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wro is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Het Bro schrijft voor dat er sprake is van een bouwplan indien het bestemmingsplan in de volgende mogelijkheden voorziet:

  1. a. de bouw van een of meer woningen;
  2. b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  3. c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 bvo of met een of meer woningen;
  4. d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  5. e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 bvo bedraagt;
  6. f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 bvo.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen indien:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  2. 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  3. 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Bovendien bepaalt artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening dat de verplichting om op basis van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen niet geldt voor de gronden waarvoor de nog onbenutte bouwruimte uit het voorgaande bestemmingsplan ongewijzigd wordt overgenomen in een nieuwe bestemmingsplan.

Voor de gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn voorzien, geldt het volgende. De bouwplannen waren reeds op basis van het geldende bestemmingplan mogelijk. Hiervoor geldt dat sprake is van het ongewijzigd overnemen van onbenutte bouwruimte. Met in achtneming van artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het niet mogelijk om een exploitatieplan vast te stellen voor deze locaties.

Gezien het voorgaande kan bij de vaststelling van dit bestemmingsplan worden besloten geen exploitatieplan vast te stellen, omdat het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

De gronden waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft is bestaand stedelijk gebied, waarbinnen een aantal locaties ligt waar ontwikkelingen zijn te verwachten.

De ontwikkellocaties zijn benoemd en omschreven in paragraaf 4.2.1. Voor zover de ontwikkellocaties in eigendom zijn bij de gemeente, zijn de ontwikkelingen financieel uitvoerbaar. Het betreft gronden die in de feitelijke situatie nog niet zijn ingevuld. Deze gronden zullen door de gemeente verkocht worden aan particuliere ontwikkelaars. Voor alle gronden wordt verwacht dat de grondverkoopopbrengsten de plankosten, de kosten voor het bouw- en woonrijpmaken en de eventuele kosten voor planschade en bodemsanering zullen dekken.

Voor zover de ontwikkellocaties in particulier eigendom zijn, zijn de ontwikkelingen eveneens financieel uitvoerbaar. Het betreft private ontwikkelingen, waarbij de risico's worden gedragen door voldoende draagkrachtige partijen.

De infrastructurele aanpassingen in het plangebied (zie paragraaf 4.2.2 Verkeerseffecten alsgevolg van planontwikkeling) worden gedekt uit gemeentelijke middelen.

De financiële haalbaarheidsstudies, de grondexploitaties en overeenkomsten met betrekking tot bovengenoemde ontwikkelingen zijn vertrouwelijk. Deze informatie geeft namelijk inzicht in alle kosten en opbrengsten. Daarin zijn alle te maken kosten, zoals diverse bijdragen van zowel publieke als private partijen opgenomen. De kosten van eventuele planschadevergoedingen en andere vormen van nadeelcompensatie zijn daarin meegenomen.

Op basis van de haalbaarheidsstudies, grondexploitaties en overeenkomsten en nog te sluiten overeenkomsten met verschillende partijen, zijn de op ontwikkeling gerichte delen van het bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.

7.1.3 Planschade

Tot slot is door middel van een risicoanalyse de mogelijke planschade onderzocht. De conclusie is dat er geen sprake is van planschade ten gevolge van de toekomstige inwerkingtreding van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 9 van deze toelichting.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het concept-ontwerpbestemmingsplan Boerhaavelaan en omgeving (nu getiteld Afrikaweg en omgeving) is voor overleg ex artikel 3.1.1 Bro gestuurd naar de overlegpartners. De reacties zijn samengevat en beantwoord in de Nota overleg bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving (zie bijlage 10). Tegelijkertijd is het concept-ontwerpbestemmingsplan aangepast naar een ontwerpbestemmingsplan.

Het ontwerpbestemmingsplan Afrikaweg en omgeving heeft met ingang van 4 januari 2013 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen indienen. De zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen (zie bijlage 11). Verder is het ontwerpbestemmingsplan aangepast naar het vast te stellen bestemmingsplan. Het college van burgemeester en wethouders biedt dit bestemmingsplan ter vaststelling aan de raad aan.

Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend, danwel dient het beroepschrift betrekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van Burgemeester en Wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten Afrikaweg En Omgeving

Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten Afrikaweg en omgeving

Bijlage 1 Werking 30 Graden Regel & 30 Graden Profiel Ontwikkellocatie Kop Bredewater

Bijlage 1 Werking 30 graden regel & 30 graden profiel ontwikkellocatie kop Bredewater

Bijlage 2 Verkeerseffecten Bestemmingsplan Afrikaweg E.o.

Bijlage 2 Verkeerseffecten bestemmingsplan Afrikaweg e.o.

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Afrikaweg E.o.

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek Afrikaweg e.o.

Bijlage 4 Onderzoek Luchtkwaliteit Afrikaweg E.o.

Bijlage 4 Onderzoek luchtkwaliteit Afrikaweg e.o.

Bijlage 5 Groepsrisicoberekening A12

Bijlage 5 Groepsrisicoberekening A12

Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 6 Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 7 Aanvullende Notitie Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 7 Aanvullende notitie Natuurwaardenonderzoek

Bijlage 8 Aanvullend Onderzoek Natuur Boerhaavelaan

Bijlage 8 Aanvullend onderzoek natuur Boerhaavelaan

Bijlage 9 Risicoanalyse Planschade

Bijlage 9 Risicoanalyse planschade

Bijlage 10 Nota Overleg Bestemmingsplan Afrikaweg En Omgeving

Bijlage 10 Nota Overleg bestemmingsplan Afrikaweg en omgeving

Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Bijlage 11 Nota Zienswijzen

Bijlage 12 Nota Van Aanpassingen

Bijlage 12 Nota van Aanpassingen