KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Leiding - Water
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 10 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 12 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 13 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.2 Aanleiding Planherziening
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Cultuurhistorie En Archeologie
3.3 Ruimtelijke Analyse Van Het Plangebied
3.4 Functionele Analyse Van Het Plangebied
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Inleiding
4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 M.e.r.- Regelgeving
5.2 Geluidhinder
5.3 Bodemkwaliteit
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Water
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Natuurwaarden
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Planopbouw
6.2 Inleidende Regels
6.3 Bestemmingsregels
6.4 Algemene Regels
6.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Verhaal Van Kosten
7.3 Planschaderisico
7.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai
Bijlage 3 Nota Overlegreacties
Bijlage 4 Besluit Burgemeester En Wethouders Inzake Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Dwarstocht

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Onherroepelijk op 09-08-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Dwarstocht' van de gemeente Zoetermeer.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML- bestand NL.IMRO.0637.BP00031-0004 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.7 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.11 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.12 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.13 bruto bedrijfsvloeroppervlak

de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.15 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.

1.16 bestaand

bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende regel.

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.27 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.29 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.

1.30 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.

1.31 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.32 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw dat op een perceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; op eenzelfde perceel kunnen meerdere gebouwen als hoofdgebouw worden aangemerkt.

1.36 horeca

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de .

1.37 kantoor

een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.

1.38 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.39 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.40 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad: de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. in overige gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

1.41 perifere detailhandel

volumineuze detailhandel in auto's, boten, caravans, machines, keukens en sanitair, bouwmaterialen, tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven met in ondergeschikte mate woninginrichtingartikelen, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten.

1.42 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 500 m2.

1.43 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.44 risicovolle inrichting

een inrichting bij welke, ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico en/of een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten;

1.45 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.46 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.47 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijfwaar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.48 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.50 woon-werkeenheid

een gebouw dat is gebouwd en feitelijk bestemd voor een combinatie van bedrijfsuitoefening en wonen, waarbij niet-bedrijfsgebonden detailhandel en horeca zijn uitgesloten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren, en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen;

2.5 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 hoogte van een windmolen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.7 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als brutobedrijfsvloeroppervlak.

2.8 ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van het bouwvlak, c.q. bestemmingsvlak niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 2' bedrijven tot en met milieucategorie 2 van de in de Bijlage 1 bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 3.1' bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 van de in de Bijlage 1 bij deze regels behorende Lijst vanbedrijfsactiviteiten;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - distributiecentrum' tevens een distributiecentrum voor de textielhandel;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productie gebonden detailhandel' is productiegebonden detailhandel, met een bruto bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2 toegestaan;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  7. g. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan met een bruto bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2 per bedrijfsvestiging;
  8. h. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn per bedrijfsvestiging bijbehorende kantoren, met een maximum van 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak toegestaan.

met daaraan ondergeschikt:

  1. i. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  2. j. groenvoorzieningen;
  3. k. kunstwerken;
  4. l. nutsvoorzieningen;
  5. m. objecten van beeldende kunst;
  6. n. lichtmasten en vlaggenmasten;
  7. o. parkeervoorzieningen;
  8. p. reclameobjecten;
  9. q. water;
  10. r. wegen en paden, inclusief in- en uitritten, waaronder voorzieningen ten behoeve van de regeling van het verkeer;

met de daarbij behorende bouwwerken.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder d voor het verhogen van de bouwhoogte van geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen tot maximaal 10 meter, mits door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidbelasting van de gevels van de omliggende gebouwen daardoor voldoet aan de Wet geluidhinder, het Activiteitenbesluit, of overige geluidregelgeving.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  5. e. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor zelfstandige horeca;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk;
  8. h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie;
  9. i. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Voorwaardelijke verplichtingen

Ter plaatse van de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting' is het bouwen en het gebruik van de gronden en aanwezige bebouwing, zoals bedoeld in artikel 3.1, onder c, alleen toegestaan als geluidwerende voorzieningen zijn gerealiseerd en in stand gehouden, die blijkens akoestisch onderzoek de ingevolge het Activiteitenbesluit of een daarop gebaseerd maatwerkvoorschrift vereiste akoestisch afschermende werking hebben ten behoeve van de bestaande en vergunde woonbebouwing buiten het plangebied aan de andere zijde van de bestemming Groen.

3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat een aanduiding als bedoeld in 3.1, onder c, uit het plan wordt verwijderd, indien vast is komen te staan dat op de betreffende gronden de bij de betreffende aanduiding vermelde bedrijfsactiviteiten niet meer worden uitgeoefend dan wel niet uitgeoefend zullen worden.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  3. c. in - en uitritten;
  4. d. langzaam verkeersroutes;
  5. e. water

met daaraan ondergeschikt;

  1. f. kunstwerken;
  2. g. nutsvoorzieningen;
  3. h. objecten van beeldende kunst;
  4. i. lichtmasten en vlaggenmasten;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder c voor het verhogen van de bouwhoogte van geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen tot maximaal 10 meter, mits door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat de geluidbelasting van de gevels van de omliggende gebouwen daardoor voldoet aan de Wet geluidhinder, het Activiteitenbesluit, of overige geluidregelgeving.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen bestaande uit:

  1. a. rijstroken voor het gemotoriseerd verkeer waarvan het aantal rijstroken, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en opstelstroken, niet meer mag bedragen dan 4 rijstroken voor de Oostweg;
  2. b. fietsenstallingen;
  3. c. fietspaden en/of -stroken en voetpaden;
  4. d. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. kunstwerken;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. objecten van beeldende kunst;
  9. i. parkeervoorzieningen;
  10. j. reclameobjecten;
  11. k. vlaggenmasten en lichtmasten;
  12. l. voorzieningen voor het openbaar vervoer;
  13. m. water;

met de daarbij behorende terreinen en bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterberging;
  2. b. waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. extensieve recreatie;
  2. d. groenvoorzieningen;
  3. e. kunstwerken;
  4. f. nutsvoorzieningen;
  5. g. objecten van beeldende kunst;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik.

Artikel 7 Leiding - Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 7.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 7.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van voorgeschreven bebouwingspercentages of ten opzichte van de horizontale of verticale afmetingen die blijkens de verbeelding of regels maximaal toelaatbaar zijn, mits deze afwijkingen niet meer dan 10% met een maximum van 100 m3 bedragen;
  2. b. de overschrijding van voorgeschreven bebouwingsgrenzen op ondergeschikte punten, ten behoeve van de meest doelmatige verkaveling en een beter gebruik van de grond, mits de overschrijding van de grenzen niet meer bedraagt dan 2 m ten opzichte van de in het plan en op de verbeelding voorgeschreven grenzen;
  3. c. voor geringe veranderingen in de tracés van wegen en de aanpassing van de ligging en de vorm van bestemmingsgrenzen aan die tracés. Indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat een weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd als op ondergeschikte punten van het plan wordt afgeweken;
  4. d. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsbedrijven of van andere, naar doelstelling daarmee vergelijkbare instellingen, zoals transformatiehuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, en wachthuisjes voor verkeersdiensten; het grondoppervlak van de gebouwtjes mag niet meer bedragen dan 20 m2 en de hoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;

Deze omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. f. de verkeersveiligheid;
  3. g. de sociale veiligheid;
  4. h. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

9.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

9.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 en 9.2 kan alleen worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de volksgezondheid;
  4. d. de sociale veiligheid;
  5. e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Overige Regels

10.1 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip va inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  2. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 12 Overgangsrecht Gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  1. 4. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  2. 5. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  3. 6. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Dwarstocht

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Ligging En Begrenzing Plangebied

Aan de noordoostzijde van Zoetermeer zijn enkele bedrijventerreinen gesitueerd. Het betreft onder andere de bedrijventerreinen Zoeterhage, Hoornerhage en Rokkehage. Het plangebied van dit bestemmingsplan, bedrijventerrein Dwarstocht, ligt ten oosten van Zoeterhage. Het gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 23 hectare.

Bedrijventerrein Dwarstocht ligt in het oosten van Zoetermeer, ten noorden van de A12 en nabij de afslag Zoetermeer. Het terrein ligt ingeklemd tussen de Oostweg, de Tobias Asserlaan, de Franklinstraat en de woonwijk Oosterheem. Op onderstaande afbeelding is de ligging van het plangebied in Zoetermeer weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0001.png"

Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door het bedrijventerrein Zoeterhage. Een smalle strook gelegen tussen de Oostweg en dit terrein zijn meegenomen in het plangebied. Aan de zuidzijde vormt de Franklinstraat de plangrens. Aan de noordzijde vormt de Tobias Asserlaan de plangrens en aan de oostzijde vormt de woonwijk Oosterheem de plangrens.

De begrenzing is gebaseerd op het geldend bestemmingsplan. Op onderstaande afbeelding is de globale begrenzing en ligging van het plangebied in zijn nabije omgeving weergegeven. De exacte begrenzing van het plangebied is op de verbeelding weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0002.png"

1.2 Aanleiding Planherziening

Voor het plangebied geldt in hoofdzaak één bestemmingsplan (deze is deels vernietigd) en in het verleden zijn meerdere vrijstellingsprocedures gevolgd. Daarnaast is het vigerend bestemmingsplan ouder dan tien jaar. Om de toetsbaarheid, overzichtelijkheid en rechtszekerheid te vergroten wordt met de voorliggende planherziening de planologische regeling geactualiseerd.

1.3 Huidige Juridische Planregelingen

Voor het plangebied gelden momenteel drie bestemmingsplannen waarvan "Dwarstocht" het grootste deel van het plangebied beslaat. Dit plan is vastgesteld door de raad op 18 februari 2002 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 1 oktober 2002. Voor de locatie van de pallethandel aan de Galvanistraat is dit bestemmingsplan vernietigd. Aldus geldt hier nog het bestemmingsplan "Dwarstocht", vastgesteld door de gemeenteraad op 30 augustus 1976 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 16 februari 1977. Aan de noord- en oostrand geldt voor een zeer smalle strook het bestemmingsplan Oosterheem.

Tabel: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr. Naam bestemmingsplan vastgesteld Gemeenteraad goedkeuring Gedeputeerde Staten
8.03 Bestemmingsplan 'Dwarstocht' 30-08-1976 16-02-1977
8.17 Bestemmingsplan 'Dwarstocht' 18-02-2002 01-10-2002, deels vernietigd
10.02 Bestemmingsplan Oosterheem 25-09-2000 24-04-2001

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

Dit hoofdstuk beschrijft op hoofdlijnen de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid voor het bedrijventerrein Dwarstocht op rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Dit beleid vormt het kader van toetsing van de huidige situatie en nieuwe ontwikkelingen. De beschreven beleidskaders vormen daarmee belangrijke bouwstenen voor de visie op het plangebied en de opzet van de juridische regelingen.

Voor een doorvertaling van dit beleid naar het bestemmingsplan (voor zover relevant) wordt verwezen naar hoofdstuk 4 'Beschrijving plan' en hoofdstuk 5 'Milieu en leefkwaliteit' van de plantoelichting. In die hoofdstukken is nader beschreven op welke wijze rekening is gehouden met de beleidsuitgangspunten uit onderstaande beleidskaders.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Het plangebied maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met het Barro en de Structuurvisie.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" (2010)

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

In de structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het plangebied zijn vooral de hoofdopgaven 'aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel' en 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' relevant. Eén van de doelstellingen van de hoofdopgave 'aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel' is het behouden en aantrekken van bedrijvigheid en werkgelegenheid. Met de hoofdopgave 'divers en samenhangend stedelijk netwerk' wordt ingezet op het concentreren van verstedelijking in en rond de steden van het stedelijk netwerk.

Onderdeel van het stedelijk netwerk is ook het stadsgewest Haaglanden, waartoe Zoetermeer behoort. Tot 2020 staan daarbij de volgende, voor het bestemmingsplan relevante, provinciale belangen centraal:

  • Versterken van het stedelijk netwerk en versterken van vitaliteit en diversiteit van stedelijke centra. Versterking van het stedelijk netwerk gaat uit van het intensief benutten van ruimte in bestaand bebouwd gebied door het ruimtegebruik op locaties en infrastructuur beter te benutten. Zuid-Holland richt zich daarbij op een betere relatie tussen infrastructuur en verstedelijking, het onderling afstemmen van de verschillende voorzieningen en intensivering van het stedelijk gebied, vooral in de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer. Deze benadering beperkt het stedelijk ruimtebeslag, stimuleert de benutting van het openbaar vervoer en vergroot het draagvlak van voorzieningen in het stedelijk gebied.
    Zoals gesteld kiest de provincie ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Sturend kader daarbij zijn de bebouwingscontouren. Alle kernen in de provincie zijn omgeven door dergelijke contouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Nieuwvestiging of uitbreiding van bestaande stedelijke functies zijn uitgesloten buiten de bebouwingscontour. Daarmee wordt bereikt dat ruimtebeslag van nieuwe verstedelijking niet ten koste gaat van kwetsbaar buitengebied en grote open gebieden binnen steden en dorpen. Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Veel van de huidige grootschalige detailhandel is gevestigd op bedrijventerreinen. Vanuit het beleid om dit areaal juist voor reguliere bedrijven te behouden, wordt de uitbreiding van de perifere detailhandel op die locaties terughoudend benaderd.
  • Optimaal benutten van bestaande ruimte voor economische clusters. Bij dit provinciaal belang horen de volgende ambities (voor zover relevant voor dit bestemmingsplan):
    1. a. evenwichtige afstemming tussen vraag en aanbod van bedrijventerreinen;
    2. b. intensiever en efficiënter ruimtegebruik (toepassen SER-ladder1 voor bedrijventerreinen);
    3. c. evenwichtige afstemming tussen vraag naar en aanbod van ruimte voor Hogere Milieuhinder Categorie-bedrijven (HMC-bedrijven);
    4. d. ondergronds ruimtegebruik.

Voor een aantrekkelijk en concurrerend vestigingsmilieu is de beschikbaarheid van een op de vraag afgestemd areaal bedrijventerreinen een belangrijke randvoorwaarde. Behoud van (binnenstedelijke) bedrijvigheid staat voorop, al dan niet gelegen op bedrijventerreinen. Bedrijventerreinen zijn aangegeven op de functiekaart en kaart 6 van de provinciale Verordening Ruimte. De afstemming tussen vraag en aanbod vindt plaats door intensiveren, innoveren en herstructureren van bestaande en geplande bedrijventerreinen. Pas in laatste instantie komt uitbreiden op eventuele nieuwe locaties aan de orde. Streefwaarde bij herstructurering is een ruimtewinst van 10 procent.

De ruimte voor HMC-bedrijven (hogere milieucategorieën) staat onder druk door de milieuzoneringen rond de oprukkende woningbouw. De (milieu)ruimte voor dit type bedrijven is daarom van provinciaal belang. Uitgangspunt voor bestemmingsplannen is het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie op het bedrijventerrein voor zover dat passend is in de omgeving.

Nieuwe kantoorontwikkeling moet zoveel mogelijk plaatsvinden in de (hoog)stedelijke centra en bij hoogwaardig openbaar vervoer. Dit gaat om de stations en haltes van het Zuidvleugelnet (rail). De (hoog)stedelijke centra zijn bij uitstek de vestigingsplaatsen voor de grote en bovenregionaal georiënteerde kantoorlocaties. De regionale centra en een selectie van de overige haltes van het Zuidvleugelnet komen in aanmerking voor ontwikkeling van middelgrote en kleinere kantoorlocaties. Niet alle haltes zijn even geschikt voor kantorenontwikkeling. Voorwaarden voor ontwikkeling zijn de toepassing van de SER-ladder en regionale afstemming. Genoemde (hoog)stedelijke en regionale centra zijn op de functiekaart aangegeven.

Functiekaart 2020 en Kwaliteitskaart 2020
Onderdeel van de provinciale structuurvisie zijn de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als;

  • "Stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer": deze aanduiding is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.
  • "Bedrijventerrein": deze aanduiding heeft betrekking op een aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie bedrijvigheid, waaronder begrepen productie, transport en distributie, veilingen, nutsvoorzieningen evenals hieraan verbonden kantoorfuncties

Op de Kwaliteitskaart 2020 is het plangebied aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied". Op themakaart 11 heeft het gebied de aanduiding "Stad" en "Gebied met hoogwaardig openbaar vervoer" gekregen. Voor deze gebieden die zijn aangeduid als "Kwaliteit in Stads- en dorpsgebied" is de ambitie samengevat in de volgende punten:

  • Behoud en versterking van een brede waaier aan woon- en werkmilieus; elk dorp en stad zijn eigen kleur; vergroten van de diversiteit van steden
  • Hoogteaccenten;(waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met 'zwaartepunten' in de stedelijke structuur.
  • Zwaartepunt van de verstedelijking ligt in stad en dorp binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.
  • Elke kern (dorp) ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voort op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is deel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp.
  • Waar mogelijk blijven karakteristieke en beschermde stads- en dorpsgezichten ervaarbaar vanuit het omringende landschap.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en waterstructuur als onderdeel van het stads- en dorpsontwerp.
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd.
  • Als ontwikkelingen plaatsvinden in of in de nabijheid van het historisch centrum dan dragen deze bij aan behoud en versterking van de vitale stads- en dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Het eigen karakter van het historisch centrum wordt opgezocht en versterkt.
  • Als herstructurering, transformatie of uitbreiding plaatsvindt binnen de stad, dan draagt dit bij aan het in balans brengen van de mix aan woonmilieus.
  • Een beeldkwaliteitsparagraaf zal bij hoogbouw inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op haar omgeving.

Het plangebied is in de provinciale structuurvisie aangeduid als bedrijventerrein en ligt binnen de bebouwingscontouren. Voor dergelijke gebieden geldt dat het intensiveren, innoveren en herstructureren van de bedrijventerreinen voorop staat. Behoud van de bedrijvigheid is van belang, waarbij terughoudend moet worden omgegaan met nieuwe perifere detailhandel. Het mogelijk maken van de hoogst mogelijke categorie, mits passend in de omgeving, op deze bedrijventerreinen vormt een nadrukkelijk uitgangspunt. Het plangebied ligt deels binnen de invloedssfeer van hoogwaardig openbaar vervoer.

Het bestemmingsplan Dwarstocht past binnen de stedelijke ontwikkeling zoals deze is voorzien in de provinciale structuurvisie.

  1. 1. De SER-ladder hanteert de volgende principes: gebruik de ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of die door herstructurering beter beschikbaar te maken is; maak optimaal gebruik van de mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen; als deze stappen onvoldoende resultaat opleveren, is uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde. Een zorgvuldige keuze van de locatie van 'rode' functies en investeringen in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte moet verzekeren dat ruimte voor wonen, bedrijventerreinen, glastuinbouw of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.

2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" (2010)

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011. In de Verordening zijn regels opgenomen over de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen. In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name de artikelen 7 (Kantoren), 8 (Bedrijventerreinen) en 9 (Detailhandel) van belang.

Kantoren
Op grond van artikel 7 mogen geen nieuwe grootschalige zelfstandige kantoren worden gebouwd op gronden die buiten de invloedssfeer liggen van openbaar vervoer haltes van het Zuidvleugelnet, zoals aangegeven op kaart 5 van de verordening. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsfeer van een van deze haltes.

Op de gronden die buiten de invloedssfeer van de op kaart 5 aangeduide openbaar vervoer haltes liggen zijn volgens de Verordening wel kleinschalige zelfstandige kantoren toegestaan met een bruto oppervlak van maximaal 1.000 m² per vestiging, kantoren met een lokaal verzorgingsgebied (gemeentehuizen en bankfilialen) en bedrijfsgebonden kantoren met een bruto bedrijfsvloeroppervlak dat minder bedraagt dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak en minder is dan 3.000 m².

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande planologische rechten overgenomen. Binnen de functieaanduiding 'kantoor' wordt de vestiging van zelfstandige kantoren tot maximaal 500 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak mogelijk gemaakt. Deze bepaling is niet in strijd met de provinciale verordening. In het overige deel van het bestemmingsplan, in bijzonder binnen de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' en 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' en ook binnen de aanduiding 'kantoor' zijn bedrijfsgebonden kantoren mogelijk gemaakt met een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 2.000 m2.

Voor Miss Etam zijn in het verleden vergunningen verleend voor de bouw van in totaal 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan bedrijfsgebonden kantoren. Deze vergunde kantorensituatie is overgenomen in dit bestemmingsplan met een specifieke aanduiding, te weten 'specifiek vorm van bedrijf - kantoor 2'.

Binnen het vigerende bestemmingsplan Dwarstocht was maximaal 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak kantoren toegestaan. Er is een vrijstelling verleend voor de realisering van de vierde toren, waardoor het aantal m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren neerkomt op in totaal 12.000 m2. Gelet op dit gegeven is in het bestemmingsplan een strook opgenomen waarin deze 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan kantoren is bestemd. Deze strook heeft de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' gekregen.

Bedrijfswoningen
Het plangebied is op kaart 6 van de Verordening aangeduid als bedrijventerrein. Op grond van artikel 8, lid 2 van de Verordening mogen in gebieden met deze aanduiding geen nieuwe bedrijfswoningen mogelijk worden gemaakt. Op het huidige terrein zijn geen bedrijfswoningen aanwezig. Het vigerende bestemmingsplan en dit bestemmingsplan maken dit ook niet mogelijk.

Milieucategorieën
Op grond van artikel 8, lid 3 moet de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving mogelijk gemaakt worden op deze terreinen. Dit bestemmingsplan maakt maximaal bedrijven mogelijk die vallen onder categorie 2 en 3.1 (deels) van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Tevens worden conform het vigerende bestemmingsplan distributiebedrijven voor de textielhandel mogelijk gemaakt. Deze vallen onder categorie 3.1. Vanwege de ligging van de woonwijk Oosterheem zijn geen hogere categorieën toegestaan en is er voor gekozen om de bestemming voor distributiebedrijven voor de textielhandel nu als functieaanduiding op te nemen. In paragraaf 5.6 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.

Detailhandel
Op grond van artikel 9 van de Verordening mag buiten de bestaande winkelconcentraties in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra geen nieuwe detailhandel mogelijk gemaakt worden. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen, te weten:

  • de vestiging van perifere detailhandel (tuincentra, bouwmarkten, detailhandel in zeer volumineuze goederen (te weten: auto's, motoren, boten, caravans, keukens, badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering, tenten, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen) en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen) buiten de op kaart 7 van de Verordening aangewezen opvanglocaties voor periferie detailhandel. Daarbij geldt dat het moet gaan om de vestiging van een individueel bedrijf en er mag geen nieuwe perifere detailhandelsconcentratie ontstaan en, voorzover vestiging plaatsvindt op een bedrijventerrein, mag het aandeel van bedrijven in perifere detailhandel niet meer bedragen dan 10% van het totale oppervlak van het bedrijventerrein. Hierbij mag de oppervlakte van deze winkelvoorzieningen voor een deel voor de verkoop van nevenassortiment worden gebruikt;
  • de vestiging van kleinschalige detailhandel (maximaal 200 m² bruto bedrijfsvloeroppervlak), zoals buurt- en gemakswinkels;
  • de verkoop van consumentenartikelen bij sport-, culturele, medische, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, mits het assortiment aansluit bij deze voorzieningen;
  • de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd of;
  • uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het bruto bedrijfsvloeroppervlak per vestiging.

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan is buiten de bestaande winkelconcentraties in Zoetermeer gelegen. Daarnaast is het gebied gesitueerd buiten de aangewezen opvanglocaties voor perifere detailhandel, zoals aangeduid op kaart 7 van de Verordening . Dit betekent dat conform de provinciale Verordening geen nieuwe perifere detailhandel mogelijk gemaakt wordt binnen het plangebied. De bestaande planologische mogelijkheid om maximaal 500 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak aan productiegebonden detailhandel per vestiging te realiseren op een deel van Dwarstocht is overgenomen in dit bestemmingsplan. Dit wordt mogelijk gemaakt binnen de functieaanduiding 'specfieke vorm van detailhandel - productiegebonden detailhandel'. Vorenstaande is passend binnen het provinciale beleid.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt niet in één van deze topgebieden.

Een klein deel aan de zuidzijde van het plangebied is op de kaart van de provinciale Cultuurhistorische Atlas aangemerkt als een gebied met een kleine danwel redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vorm geeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

Specifieke uitgangspunten ten aanzien van bedrijventerreinen zijn:

  • herstructurering van terreinen gaat voor de ontwikkeling van nieuwe terreinen, mits er voldoende ruimte voor bedrijvigheid in Zuid-Holland beschikbaar is;
  • er moet blijven ruimte zijn voor bedrijven uit hogere milieucategorieën;
  • elk bedrijventerrein moet op een duurzame manier ontwikkeld worden.

Waterneutraal bouwen en een groenblauwe dooradering met soortenrijke natuur zijn effectieve instrumenten om de juiste voorwaarden te scheppen voor meer duurzame bedrijventerreinen.

Dit bestemmingsplan legt de groenstrook en de bestaande waterpartijen vast zodat deze behouden blijven. Bij nieuwe ontwikkelingen zal voldoende ruimte gerealiseerd moeten worden voor waterberging.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Regionaal Structuurplan Haaglanden 2010

Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor lokale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP richt zich op 2020 (met een doorkijk naar 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water, groen et cetera.

Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is het plangebied aangewezen als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied". Op kaart 23 "Ontwikkellocaties bedrijventerreinen en kantoren 2020-2030" is het grootste deel van de bedrijventerreinen aangeduid als "Herstructureren (tot hoogwaardig) bedrijventerrein tot 2020". Op kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" is het plangebied grotendeels aangeduid als "Herstructureren (tot hoogwaardig) bedrijventerrein"

Onderhavig bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Er is geen sprake van strijd met het Regionaal Structuurplan Haaglanden.

2.3.2 Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011

Op 13 december 2006 is de Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011 vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe zelfstandige detailhandel mogelijk, hetgeen past binnen het regionale detailhandelsbeleid. Er wordt alleen op kleine schaal productiegebonden detailhandel mogelijk gemaakt.

2.3.3 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Het beleid van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder HHSK) is vastgelegd in het waterbeheerplan HHSK 2010-2015, de Keur van Schieland en de Krimpenerwaard, peilbesluiten en de leggers. Het HHSK streeft ernaar om samen met gemeenten als partners op te trekken. Er moet worden ingezet op intensief overleg met gemeentebesturen voor het kunnen realiseren van projecten. De ruimtelijke ordening en de waterhuishouding moeten in onderlinge relatie worden ontwikkeld. Op basis van ervaring en deskundigheid adviseert HHSK over de mogelijkheden voor een duurzaam watersysteem. De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat op een duurzamer wijze met het stedelijk waterbeheer dient te worden omgegaan, mede gezien de klimaatveranderingen. Aandachtspunten voor het duurzame stedelijk waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging waarbij zoveel mogelijk een ecologische inrichting wordt nagestreefd, het verantwoord afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

De visie is uitgewerkt in een concreet maatregelenplan:

  • Het woongenot, de belevingswaarde en de recreatieve mogelijkheden op en in het water voor burgers nemen toe;
  • De waterkwaliteit voldoet tenminste aan de algemene milieukwaliteitseisen;
  • Het waterhuishoudkundig systeem kent goede aan- en afvoermogelijkheden, waarbij de doorspoelbaarheid en de mogelijkheid om onder normale omstandigheden het waterpeil binnen zekere marges te handhaven, voldoende worden gewaarborgd;
  • Het watersysteem is zo ingericht dat het de ontwikkeling van biologisch gezond water bevordert.

Voor ontwikkelingen is het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 van het hoogheemraadschap van belang. Ontwikkelingen gaan vaak gepaard met een toename van het verharde oppervlak. In het waterbeheerplan van HHSK 2010 – 2015 is beschreven hoe het hoogheemraadschap omgaat met het bergen van oppervlaktewater bij een toenemende verharding van het oppervlak. In zijn algemeenheid geldt verder dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aanleg van overstorten, van de hemelwaterafvoer op het oppervlaktewater, het dempen en graven van water en het aanbrengen van verhard oppervlak. De Keur maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren.

Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer, het Hoogheemraadschap van Rijnland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de raad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.7 van deze plantoelichting nader toegelicht.

In paragraaf 5.5 van de plantoelichting wordt nader ingegaan op de wijze waarop binnen het bestemmingsplan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad van Zoetermeer, verwoordt een negental opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0003.png"

Kaart uit de Stadsvisie 2030

Voor het bestemmingsplangebied is met name opgave 4 "balans tussen economische structuur en arbeidsaanbod realiseren" van belang. Om deze opgave te realiseren dient onder meer de aard en omvang van de werkgelegenheid zo goed mogelijk afgestemd te zijn op de eigen beroepsbevolking. Het bestemmingsplan voorziet in behoud en versterking van de economische functies en activiteiten op bedrijventerrein Dwarstocht en behoudt de mogelijkheden tot de realisatie van deze opgave.

2.4.2 Transformatiestudie kantoorlocaties en functiemenging op bedrijventerreinen (2008)

In december 2008 heeft de gemeenteraad de Transformatiestudie kantoorlocaties en de studie Functiemenging op bedrijventerreinenen vastgesteld. Uit de eerstgenoemde studie is gebleken dat er in de komende twintig jaar een aantal bestaande kantoorlocaties (met name in en rondom het centrum van Zoetermeer) in aanmerking kan komen voor transformatie naar een andere functie, zoals een woonfunctie. Daarnaast is het een optie om op enkele nog te ontwikkelen kantoorlocaties toch voor een andere functie te kiezen. De daadwerkelijke mogelijkheden zullen afhangen van de financiële haalbaarheid, alsook de wensen en eisen die er op de verschillende locaties gelden op het gebied van lucht- en geluidkwaliteit.

De studie Functiemenging op bedrijventerreinen concludeert dat een woonfunctie op de bestaande bedrijventerreinen vaak moeilijk te realiseren is en ook niet wenselijk is in verband met onder andere geluidhinder, stank- en verkeersoverlast. Binnen specifieke, kleine deelgebieden van de bestaande bedrijventerreinen kunnen daarentegen wel mogelijkheden ontstaan om gericht aantrekkelijke – en gewilde – bedrijfswoningen toe te voegen. De studie ziet verder een duidelijke kans in het verplaatsen van nu nog in of aan de rand van woonwijken gesitueerde bedrijven, zoals bijvoorbeeld autodealers, naar de bestaande bedrijventerreinen. Bedrijventerrein Dwarstocht wordt in de studie als één van de locaties genoemd. Op die manier kunnen er enkele plekken vrijkomen die aantrekkelijk zijn voor een woonfunctie. Functiemenging met andere functies dan wonen biedt goede mogelijkheden. Functies als bijvoorbeeld leisure, showrooms, bedrijven met een kantoorachtige uitstraling, grootschalige detailhandel, horeca/catering kunnen op vooraf bepaalde plaatsen op een bedrijventerrein een plek vinden. Bovendien biedt dit mogelijkheden om elders binnen de stad ruimte vrij te spelen voor andere voorzieningen zoals woningbouw.

Op de lange termijn (de komende twintig jaar) houdt de studie een volledige transformatie van één van de bestaande bedrijventerreinen naar een woonfunctie als optie open. De kans hierop is afhankelijk van de mogelijkheden om thans gevestigde bedrijven te verplaatsen naar nieuwe locaties elders in de stad. Dwarstocht valt hier niet onder.

Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocatie Zoetermeer (2011)
Het Uitvoeringsplan Transformatie Kantoorlocaties Zoetermeer volgt op de Transformatiestudie en is in maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Het Uitvoeringsplan voorziet in een aanpak om op een verantwoorde manier aan de slag te gaan met het uitvoeren van de transformatieopgave. Het benoemt de maatregelen en acties die nodig zijn om als gemeente transformaties binnen de stad te stimuleren, faciliteren en in de komende jaren daadwerkelijk de gewenste resultaten te kunnen boeken.

In onderhavig bestemmingsplan worden geen nieuwe voorstellen gedaan voor functiemenging of transformatie. Op dit moment bestaan er geen concrete plannen en/of initiatieven hiervoor.

2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad van Zoetermeer het nieuwe Stedelijke Beleidskader Economie vastgesteld. Als nieuw economisch beleidskader voor de komende vijf jaar zet het Stedelijk Beleidskader Economie de lijnen uit voor het gemeentelijk economisch beleid en zorgt het voor afstemming tussen de verschillende economische deelbeleidsterreinen. Daarnaast bepaalt het beleidskader de inzet van de gemeente richting het (lokale) bedrijfsleven en richting verschillende belangrijke economische spelers van buiten Zoetermeer, zoals het Stadsgewest Haaglanden en de provincie Zuid-Holland.

De gemeente zet in de komende jaren in op het verder versterken van de Zoetermeerse economie door deze zowel te verbreden als meer onderscheidend te maken. Concreet gaat de gemeente aan de hand van drie doelstellingen, welke richtinggevend voor het economische beleid in de komende vijf jaar, aan de slag:

  1. 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van: het aantrekken van nieuwe bedrijven binnen voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, faciliteren van ZZP-ers, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  2. 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  3. 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

In het beleidskader is bij iedere doelstelling een aantal uit te voeren beleidsmaatregelen geformuleerd. Deze beleidsmaatregelen hebben vaak het karakter van concrete projecten.

Bij de eerste doelstelling – creëren van werkgelegenheid – gaat het om maatregelen die zich richten op: het versterken van de positie van Zoetermeer, het inzetten op clusterbeleid, het faciliteren van starters en het besteden van meer aandacht aan de wijkeconomie.

Ten behoeve van de tweede doelstelling treft de gemeente beleidsmaatregelen die zich richten op: het revitaliseren van de bestaande bedrijventerreinen, het verminderen van de leegstand op de kantorenmarkt, het voorzien in kwalitatief hoogwaardige kantoren, het verduurzamen van de Zoetermeerse economie en het verminderen van regeldruk plus een adequate dienstverlening voor het bedrijfsleven.

Bij de derde doelstelling gaat de gemeente beleidsmaatregelen uitvoeren die zich richten op: het verder ontwikkelen van de sterke en unieke Zoetermeerse leisure-sector waaronder inbegrepen kunst en cultuur, het uitbreiden van het aanbod aan hoogwaardige horecagelegenheden en het versterken van de Zoetermeerse detailhandelsstructuur.

De integrale herziening van de bestemmingsplannen binnen het plangebied biedt (reeds bestaande) mogelijkheden voor uitbreiding en nieuwvestiging van bedrijven. Daarmee wordt meer werkgelegenheid en een gevarieerd vestigingsklimaat gecreëerd. Dit past binnen de doelstellingen van het Stedelijk Beleidskader Economie.

2.4.4 Ruimtelijk-functioneel plan Noordelijke Bedrijventerreinen

Op 6 juli 2009 is het Ruimtelijke-functioneel plan Noordelijke Bedrijventerreinen door de gemeenteraad vastgesteld. De Noordelijke Bedrijventerreinen (NBT) zullen de komende jaren onder het motto ‘insideout’ gerevitaliseerd worden. Hiermee dienen de van oudsher naar binnen gekeerde bedrijventerreinen omgevormd te worden tot bedrijfslocaties die zich nadrukkelijker als hoogwaardige aantrekkelijke werklocaties presenteren en profileren, langs één van de belangrijkste verkeersassen van Zoetermeer.

De strook aan de westzijde van de Oostweg binnen dit plangebied maakt deel uit van het ruimtelijk-functioneel plan. De groenstrook tussen de Oostweg en het bedrijventerrein Zoeterhage is in het plan aangewezen als een potentiële ontwikkellocatie voor nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies. De ambitie is om hier een hoge beeldkwaliteit te realiseren vanwege de ligging aan de Oostweg. Deze smalle strook is vooral bedoeld om de bestaande bedrijven aan de westzijde hiervan een uitbreidingsmogelijkheid voor kantoren te geven met een hoogwaardige uitstraling. De maximale bouwhoogte bestaat uit vier lagen en de bebouwing moet een 'kleine korrel' hebben. Door optimale benutting van de groenstrook, kan de presentatierichting naar buiten worden gekeerd en de beeldkwaliteit van het terrein verbeteren.

De onbebouwde kaveldieptes zijn bepalend voor de ontwikkelmogelijkheden. In de zone nabij de Stephensonstraat is ruimte om nieuwe bebouwing toe te voegen. Daarbij is aandacht voor het verleggen van de waterbuffer vereist. Ook vragen de ruimtelijke inrichtings- en ontwerpvoorwaarden van de in te passen functies aandacht. De bereikbaarheid kan vorm krijgen door de Wattstraat door te trekken.

Doordat de bedrijven ruimte krijgen, worden ze verleid deze te benutten en te investeren in hun panden. Het is de vraag of de huidig gevestigde bedrijven ook daadwerkelijk zullen investeren. De uitbreidingsruimte is beperkt en de panden relatief nieuw. Daarom kan dit deelgebied ook in een totaalontwikkeling worden opgepakt. Een tijdelijke oplossing zou gevonden kunnen worden in het plaatsen van een architectonisch verantwoorde afscheiding (zoals een muur of groene scheiding). Een gedegen sturing op de presentatie en het materiaalgebruik verbetert de uitstraling van de zone naar buiten toe.

Het vorige bestemmingsplan voor dit deel van het plangebied maakt ontwikkeling al mogelijk. Deze mogelijkheid is in dit bestemmingsplan één op één overgenomen. Momenteel zijn er geen concrete plannen die verwerkt kunnen worden in dit bestemmingsplan.

2.4.5 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer in werking getreden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid. Voor de binnenterreinen van de bedrijventerreinen geldt een luw welstandsbeleid. Dat wil zeggen dat de basiskwaliteiten van het gebied uitgangspunt zijn. Verandering van structuur en bebouwingsbeeld is mogelijk.

Langs de Oostweg geldt een intensief welstandsbeleid. Dit houdt in dat behoud of zelfs herstel van de structuur en het bebouwingsbeeld uitgangspunt is. Er worden hoge eisen gesteld aan het ontwerp en de relatie met de omgeving. Er dient te worden voort gebouwd op de oorspronkelijke context, dit kan traditioneel of vernieuwend, met gebruikmaking van nieuwe interpretaties.

2.4.6 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

Op kaart XV van de Hoogbouwvisie is het bedrijventerrein Dwarstocht aangeduid als "suburbane zone: accent op laagbouw". In dit gebied ligt het accent op laagbouw en is slechts in incidentele gevallen hoogbouw mogelijk als daar vanuit de plek aanleiding toe is ter ondersteuning van de stedenbouwkundige structuur. Hoogbouw zal altijd beoordeeld moeten worden in relatie tot de opbouw van de omgeving.

In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op de uitgangspunten die binnen onderhavig bestemmingsplan gehanteerd worden met betrekking tot de bouw- en goothoogten.

2.4.7 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Voor onder andere de stedelijke wateren als singels en vijvers zijn specifieke streefbeelden geformuleerd. Het streefpeil ligt op - 5,90 m NAP en de waterdiepte bij voorkeur circa 1,3 meter. Daarnaast gelden geringe peilfluctuaties en voldoende doorstroming.

Naast beleidskaders is er geldende regelgeving van toepassing op het bestaande watersysteem. In de legger van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard zijn oppervlaktewateren en waterstaatkundige werken (boezemkeringen, dijken) opgenomen. Op deze oppervlaktewateren en waterstaatswerken is de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing.

In paragraaf 5.5 van de plantoelichting wordt nader ingegaan op de wijze waarop binnen het bestemmingsplan rekening is gehouden met de waterhuishouding.

2.4.8 Erfgoedverordening Zoetermeer (2010)

In de Erfgoedverordening zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder vergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden verboden om :

  • graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 m. onder het maaiveld;
  • aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
  • met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 m. onder het maaiveld.

De rapportage omvat een kaart met in totaal 14 archeologische waardevolle gebieden. In het bestemmingsplangebied ligt geen beschermd archeologisch waardevol gebied. In paragraaf 3.2 van de plantoelichting wordt hierop nader ingegaan.

2.4.9 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur. Eén van de manieren om dit te bereiken is het beter afstemmen van het beheer op de lokale variatie in bodem, water en reliëf en het betrekken van de bewoners bij hun directe leefomgeving. Hiertoe is onderscheid gemaakt in elf natuurtypen.

In of nabij het plangebied komen natuurtypen voor langs de nieuwe linten. De Stephensonstraat heeft als gewenst natuurtype parkbos. De Oostweg heeft als gewenst natuurtype hooi- en weiland. Deze natuur is aangeduid als stadsnatuur. Dit zijn de natuurontwikkelingsgebieden op stadsniveau waarbij natuur niet de hoofdfunctie heeft. Doel is om samen met de hoofdfunctie de juiste mogelijkheden te bieden om droge natuur met veel soorten te creëren door de bestaande leefgebieden te handhaven en te versterken, door de samenhang tussen de leefgebieden veilig te stellen en door lokale variatie in bodem, water en reliëf te benutten voor de natuur. In het plangebied komt geen regionatuur voor.

In het overige deel van Dwarstocht wordt ingezet op natuur in de wijk waarbij de waterloop Dwarstocht potentie heeft voor de realisatie van natte natuur. Mogelijkheden voor natuurontwikkeling op de bedrijventerreinen zijn bijvoorbeeld de buitenruimte natuurlijker inrichten, de verharding vervangen door halfverharding en gevelbegroeiing.

2.4.10 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en/of maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Hiertoe moeten aspecten van duurzaamheid een volwaardige afwegingsfactor zijn bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. De fysieke groei van Zoetermeer heeft tot nog toe op een grotendeels duurzame manier plaatsgevonden (dat wil zeggen er is rekening gehouden met lokale milieuaspecten). De uitdaging naar de toekomst toe is om deze kwaliteiten te behouden en waar mogelijk verder uit te bouwen.

2.4.11 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. En Zoetermeer wil een groene, schone en milieuvriendelijke stad zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer.

2.4.12 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie moet uitwerken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd.

2.4.13 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid tot 2010 en geeft een doorkijk naar 2025. Vanuit een realistische aanpak, voortbouwend op en optimaal gebruik makend van de kwaliteiten van Zoetermeer is een uitvoeringsprogramma opgesteld.

Ten aanzien van het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen infrastructurele projecten uitgevoerd. Wel zijn diverse ingrepen geweest in de omgeving van het plangebied, zoals het aanleggen van rotondes. Deze komen ook de doorstroming van het verkeer voor het plangebied ten goede. In de Nota Mobiliteit is het verbeteren van de doorstroming van onder andere de Oostweg genoemd als opgave. Deze doorstroming wordt bevorderd door onder andere het aantal aansluitingen op de Oostweg beperkt te houden.

2.4.14 Parkeerbeleid (2012)

Op 21 mei 2012 heeft de gemeenteraad de Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer en de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels opgesteld. Deze nota's vervangen het vorige parkeerbeleid uit 2005.

Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer
De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels
In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels welke kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

De parkeernormen zijn gelieerd aan de bouwverordening. Bij de toetsing van bouwplannen dient altijd getoetst te worden aan de bouwverordening en daarmee aan de parkeernormen. In het nieuwe parkeerbeleid is een overgangsregeling opgenomen die, kort gezegd, bepaalt dat voor bouwplannen/ initiatieven waarover reeds overeenstemming is met de gemeente, de parkeernormen uit 2005 van toepassing zijn. In dit bestemmingsplan is geen sprake van dergelijke plannen.

2.4.15 Fietsplan (1998)

Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en de nieuwe plannen die voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. Het Fietsplan beoogd daarmee het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden.

De voorstellen en maatregelen uit het Fietsplan zijn inmiddels grotendeels geïmplementeerd, soms in aangepaste vorm. In het bestemmingsplan blijven de bestaande fietsroutes onveranderd.

2.4.16 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden. Op grond van de Structuurvisie Detailhandel worden buiten winkelcentra alleen bepaalde vormen van perifere detailhandel wenselijk geacht. Het betreft de volgende vormen van detailhandel:

  • volumineuze of brand- en explosiegevaarlijke detailhandel die niet inpasbaar is in centrumgebieden (zoals: vuurwerk en brandstoffen, auto's, boten, caravans, machines, keukens en sanitair, bouwmaterialen, tuincentra, bouwmarkten en meubelbedrijven met in ondergeschikte mate woninginrichtingartikelen, vloerbedekking, parket, zonwering en tenten);
  • in omzet en oppervlak ondergeschikte detailhandel binnen een bedrijf waarvan de hoofdfunctie niet valt onder detailhandel. Het assortiment houdt verband met de hoofdfunctie;
  • bedrijventerrein- en verkeersknoop-ondersteunende detailhandel, zoals een kleinschalige winkel in dagelijkse goederen bij een station.

In dit bestemmingsplan wordt, net als in het vorige bestemmingsplan, voor een beperkt deel van het terrein alleen productiegebonden detailhandel mogelijk gemaakt tot een maximum van 500 m2 per vestiging.

2.4.17 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat alle voor de horeca relevante aspecten, zoals regelgeving, vergunningen, handhaving, ontwikkelingsvisie en organisatie.

In de horecanota is in een "vlekkenplan" aangegeven waar in Zoetermeer de verschillende type horeca zich wel, en waar ze zich niet, kunnen vestigen. Op kaart 2 van de nota heeft Dwarstocht de aanduiding 'bedrijfs- en kantoorgebieden'. Horeca geschikt voor bedrijventerreinen zijn cateraars, daghoreca en hotels (alleen op restlocaties bij entrees van een terrein).

In paragraaf 4.2.9 wordt nader ingegaan op de mogelijkheden die onderhavig bestemmingsplan biedt voor horecadoeleinden.

2.4.18 Beleidskader Leisure

Eén van de speerpunten om de doelstellingen van de Toekomstvisie "Zoetermeer, steeds ondernemend" te bereiken is leisure. Onder leisure wordt verstaan: alle openbaar toegankelijke vrijetijdsvoorzieningen en -activiteiten, zowel overdekt als in de openlucht. Dit kunnen grootschalige maar ook kleinschalige voorzieningen zijn. Het beleidskader Leisure geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. Kort samengevat komt dit neer op: welke locaties zijn kansrijk, welke voorzieningen en evenementen komen daar tot hun recht en hoe denken we een en ander te kunnen bereiken.

In het beleidskader is de zogenoemde Leisure-as één van de hoofdgebieden. Deze as loopt van de westkant van de stad via de Amerikaweg, Europaweg en Australiëweg naar oostkant van Zoetermeer en is op regionaal niveau een drager voor recreatieve en toeristische voorzieningen en functies. De leisure-as ligt niet in het plangebied.

2.4.19 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte 2008 (VOR) omvat de belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie 2030, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.

2.4.20 Nota Grondbeleid 2011

De gemeenteraad heeft op 3 oktober 2011 de Nota Grondbeleid 2011 "Veranderde stad, nieuwe koers, nieuw beleid" vastgesteld. De nota Grondbeleid schetst de uitgangspunten van het grondbeleid van de gemeente Zoetermeer, binnen de kaders van het ruimtelijk en sectoraal beleid. In de nota staat hoe de gemeente omgaat met grondverwerving, gronduitgifte, kostenverhaal en risicomanagement. Ook staat in de nota hoe ruimtelijk-fysieke ontwikkelingen financieel worden beheerd. Ten slotte is in de nota vastgelegd hoe winst uit het Grondbedrijf wordt genomen en op welke manier de gemeente verliesgevende projecten financiert.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de (ontstaans)geschiedenis van het gebied, de huidige kenmerken en de aanwezige archeologische waarden. De bestaande situatie in het plangebied wordt omschreven aan de hand van afzonderlijke onderdelen.

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De omgeving van Zoetermeer en Benthuizen maakte rond 4000 jaar voor Christus deel uit van een soort Waddenzee, compleet met kreken en platen. Door een daling van de zeespiegel verminderde de invloed van het zeewater in het gebied. Daardoor werd het water zoet en kwam er veenvorming op gang. Er ontwikkelde zich een meters dik veenpakket. Via een aantal veenstroompjes zoals de Rotte en de Gouwe waterde dit uitgestrekte veengebied af op de grote rivieren. Vanaf de 11e eeuw werden de veengebieden ontgonnen en vanaf de 14e eeuw begon de turfwinning. Op sommige plekken gebeurde dit tot ver beneden de waterspiegel, waardoor grote plassen ontstonden. In de 17e eeuw werd het technisch mogelijk om door middel van windmolens de plassen droog te malen en ontstond het zogenaamde droogmakerijenlandschap.

De Binnenwegsche polder, waarin het plangebied is gelegen, is tussen 1701 en 1706 drooggemalen. Later begon men op grote schaal veen af te graven ten behoeve van de brandstofvoorziening van de grote steden. Het hoger gelegen deel ten westen van het plangebied (de Zegwaartseweg) is in feite een restant van het veen dat niet ontgonnen werd omdat hier destijds al bebouwing aanwezig was.

Na ontvening van de Binnenwegsche Polder is het gebied in gebruik geweest als landbouwgebied. Vanaf begin jaren '60 is het gebied bouwrijp gemaakt ten behoeve van de aanleg van de bedrijventerreinen Rokkehage, Hoornerhage en later Zoeterhage (rond 1970) en Dwarstocht.

Het bedrijventerrein Dwarstocht maakt onderdeel uit van de Binnenwegse Polder, van origine een polder met een bodem bestaand uit kalkrijke zeeklei waarbij de hoogte varieert van -4.3 tot -4.7 m NAP. De Polder is een droogmakerij in zuivere vorm, de bodem van een voormalig meer. Maar de Polder verkeert al enige tijd niet meer in oorspronkelijke staat. Aan de rand van de stad zijn bedrijventerreinen en een woonwijk gekomen.

Het terrein is ontwikkeld vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw waarbij sprake was van veelal zwaardere bedrijvigheid. Gezien de ligging van andere bedrijventerreinen aan de westzijde (Zoeterhage) en de rand van Zoetermeer aan de oostzijde waren deze typen bedrijven goed mogelijk.

Vanaf 2000 is gestart met de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Oosterheem. Met de komst van deze wijk wordt het bedrijventerrein Dwarstocht aan de noord- en oostzijde omsloten door woongebied.

Als gevolg van deze ontwikkeling is gebleken dat de bedrijven op Dwarstocht qua functie dan wel milieuhinder niet konden worden gehandhaafd. De bestaande bedrijven zijn uitgeplaatst, dan wel gesaneerd. In 1997 heeft de gemeente de zittende bedrijven hierover geïnformeerd en vanaf 1999 is de uitvoering van het project ter hand genomen. Sinds die tijd zijn de eigendommen van bedrijven via minnelijke weg verworven en zijn huurcontracten opgezegd. Om deze transformatie van een planologisch-juridisch kader te voorzien, is in 2001 een nieuw bestemmingsplan vastgesteld waarin de bestaande bedrijven zijn wegbestemd en nieuwe, lichtere vormen van bedrijven zijn toegelaten.

Huidige bebouwing
In de huidige situatie is op de noordzijde van het terrein een distributiecentrum voor de textielhandel gevestigd, Miss Etam. Dit bedrijf heeft zich hier in 1999 gevestigd door middel van een vrijstellingsprocedure. De overige percelen aan de zuidzijde van dit bedrijf zijn nog onbebouwd. Voor deze gronden is in 1999 met Miss Etam een overeenkomst gesloten waarin onder andere is geregeld dat de gemeente een inspanningsverplichting op zich heeft genomen ten aanzien van de verwerving van deze gronden ten behoeve van Miss Etam. De percelen zijn inmiddels in eigendom van de gemeente.

Op de zuidelijke percelen is nog één bedrijf gevestigd, namelijk de pallethandel aan de Galvanistraat. Met dit bedrijf zijn afspraken gemaakt voor verplaatsing naar elders binnen Zoetermeer. De planologische procedure hiervoor is in voorbereiding. In dit bestemmingsplan is dit bedrijf wegbestemd in die zin dat in dit bestemmingsplan bedrijven tot en met categorie 2 zijn toegestaan.

Op het terrein langs de westzijde van de Oostweg is een tijdelijke kinderdagopvang gevestigd. Voor het overige ligt het terrein braak.

3.2 Cultuurhistorie En Archeologie

3.2.1 Cultuurhistorie en archeologische waarden

Volgens de kaart van de provinciale Cultuurhistorische Atlas (cultuurhistorische hoofdstructuur) bestaat voor een beperkt gebied aan de zuidzijde van het plangebied een redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen. Dit deel van het bedrijventerrein heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Er zijn geen bouwactiviteiten voorzien. Ten behoeve van het naastliggend bestemmingsplan Oosterheem is een archeologische quickscan uitgevoerd. Voor het naastliggend gebied is geconcludeerd dat geen nader archeologisch onderzoek nodig is. Op basis hiervan kan gesteld worden dat voor dit bestemmingsplan geen archeologisch onderzoek nodig is.

Dit brengt met zich mee dat bij uitvoerende werkzaamheden te letten op het aantreffen van resten van mogelijke historische watermanagementsystemen. Voor het overige gebied is geen sprake van archeologische verwachtingswaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0004.jpg"

Uitsnede uit Kaart Cultuurhistorische Atlas Zuid-Holland

In de gemeentelijke erfgoedverordening zijn gebieden aangeduid die de status hebben als archeologisch monument. In het plangebied komen deze niet voor.

3.2.2 Rijks- en gemeentelijke monumenten

Het plangebied kent geen rijks-, provinciale- of gemeentelijke monumenten.

3.3 Ruimtelijke Analyse Van Het Plangebied

Ruimtelijk-geografische positie
Bedrijventerrein Dwarstocht ligt in het oosten van Zoetermeer, ten noorden van de A12 en nabij de afslag Zoetermeer. Het terrein is ontwikkeld vanaf de jaren zeventig van de vorige eeuw. Bedrijventerrein Dwarstocht lag vroeger aan de rand van de stad maar door de komst van de woonwijk Oosterheem is heeft het terrein een ruimtelijk-geografische positieverandering ondergaan. Het ligt nu in de stad en de randen van het terrein (met name langs de Oostweg) zijn in toenemende mate 'zichtassen' geworden.
Aan de west- en zuidzijde van het plangebied liggen meerdere bedrijventerreinen.

Stedenbouwkundige opzet
Onderdelen van het oude landschap in de vorm van (oorspronkelijke) poldersloten (tochten) vormen de begrenzing van het bedrijventerrein. De Oostweg en de Dwarstocht zijn hier voorbeelden van.

Bij het opstellen van het bestemmingsplan uit 2001 is een aantal uitgangspunten en randvoorwaarden geformuleerd ten aanzien van de planontwikkeling. In hoofdlijnen betreft dit de volgende punten:

  • de (verlengde) Oostweg dient als verkeersverzamelweg, ontsluiting van het bedrijventerrein vindt plaats via de Franklinstraat en de Tobias Asserlaan;
  • ontsluiting van het gebied kan tevens plaatsvinden middels een ventweg parallel aan de Oostweg;
  • op de locatie wordt hoogwaardige bedrijfsbebouwing toegelaten uit de categorie 1 en 2 van de VNG- publicatie "Bedrijvenlijst Milieuzonering”. Distributiebedrijven voor de textielhandel vallen echter in milieucategorie 3.1 (SBI-code 6312 A). Bij het opstellen van het bestemmingsplan uit 2001 is bepaald dat om deze reden de bestemming "Bedrijfsdoeleinden en distributiecentrum" met als doeleindenomschrijving "distributiecentrum voor de textielhandel" op het oostelijk deel wordt gelegd. In dit bestemmingsplan is aangesloten op deze regeling door het opnemen van een functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijf - distributiecentrum". Binnen de bestemming "Bedrijf" zijn aan de oostzijde van de Oostweg bedrijven mogelijk tot en met categorie 2. Aan de westzijde zijn bedrijven mogelijk tot en met categorie 3.1;
  • kantoren -zelfstandig of behorend bij een bedrijf- dienen de voorgevel te richten op ontsluitingsweg/verkeersverzamelweg om het terrein een kwalitatief hoogwaardige uitstraling te geven;
  • ten behoeve van te realiseren parkeervoorzieningen wordt uitgegaan van de normen van de gemeentelijke parkeernota, zoals deze geldt op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan;
  • parkeren vindt plaats op eigen terrein en dient aan het oog te worden onttrokken, dit met behulp van bijvoorbeeld afgeschermend groen c.q. aan de achterzijde van het gebouw.

Het terrein aan de oostzijde van de Oostweg is bij het opstellen van het vigerende bestemmingsplan primair bedoeld voor distributiebedrijven voor de textielhandel. Met de provincie is bij het opstellen van het bestemmingsplan van 2001 de afspraak gemaakt dat aan de westzijde van de Oostweg zelfstandige kantoren kunnen worden toegelaten met een lokale gebondenheid en een maximum van 500 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak per vestiging. Daarnaast worden onder voorwaarden bedrijfsgebonden kantoren toegelaten.

Verder zullen vooral algemene functionele eisen ten aanzien van de verkaveling, de ontsluiting en de parkeermogelijkheden de stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein bepalen. Van belang blijft dat langs de toegangswegen, en dan met name langs de Oostweg, sprake is van een representatief bebouwingsbeeld.

Voor Miss Etam is de vergunde situatie overgenomen in het bestemmingsplan.

Bouwtypologie
De bestaande bebouwing bestaat nu uit het modern vormgegeven pand van Miss Etam. Aan de voorzijde (dus langs de Oostweg) bevinden zich de representatieve kantoren, bestaande uit drie gebouwen die onderling zijn verbonden. Er is vergunning verleend voor het bouwen van een vierde kantoor, deze is nog niet gerealiseerd. Aan de west- en noordzijde zijn begeleidende waterpartijen aangelegd. Achter de kantoren bevindt zich het omvangrijke bedrijfspand. Het geheel heeft een moderne uitstraling.

De overige aanwezige bebouwing (het kinderdagverblijf en de pallethandel) zijn van tijdelijke aard.

Ruimtegebruik
Miss Etam kenmerkt zich, in vergelijking met bijvoorbeeld meer recente bedrijventerreinen, door de aanwezigheid van veel buitenruimte. Deze buitenruimte is met name ingericht op functionaliteit. Langs de Oostweg en de Tobias van Asserlaan zijn waterpartijen aangelegd. Deze voegen kwaliteit toe aan het terrein en zorgen bovendien voor de vereiste waterberging. De overige ruimte is ingericht als parkeerterrein (noordzijde) en aan de oostzijde van het pand vinden de laad- en losactiviteiten plaats.

De eerder genoemde uitgangspunten voor nieuwe bedrijven (en kantoren) blijven van toepassing bij nieuwvestiging in de overige delen van het plangebied. Essentieel is dat is voldoende mate gezorgd wordt voor de aanleg van genoeg parkeervoorzieningen op eigen terrein. Voorkomen moet worden dat in het openbare gebied wordt geparkeerd.

3.4 Functionele Analyse Van Het Plangebied

Onderstaand zijn in hoofdlijnen de bestaande functies in het plangebied omschreven.

3.4.1 Bedrijvigheid en werkgelegenheid

In het plangebied zijn momenteel twee bedrijven en één kinderdagverblijf gevestigd. De bedrijven betreffen Miss Etam en de pallethandel. De pallethandel zal tijdens de planperiode verhuizen en de bestaande bebouwing wordt gesloopt. Het kinderdagverblijf heeft een tijdelijke vergunning tot 1 januari 2014. Vanaf deze datum zal het kinderdagverblijf zich elders gaan vestigen. Voor het overige ligt het terrein braak.

Conform het vigerende bestemmingsplan is het terrein aan de oostzijde van de Oostweg bedoeld voor distributiebedrijven voor de textielhandel. In het vigerend bestemmingsplan is de komst van de nieuwe woonwijk Oosterheem en de daarbij behorende verbetering van de infrastructuur uitgangspunt geweest voor de 'verkleuring' van een terrein met zwaardere type bedrijven naar een terrein met licht bedrijfsmatige functies (groothandels, showrooms, service/ diensten). In het vigerende bestemmingsplan zijn deze percelen in hoofdzaak bedoeld voor distributiecentra voor de textielhandel. Binnen de onderliggende bestemming "Bedrijf" zijn andere vormen van bedrijvigheid toegestaan.

Terrein Miss Etam
Het bedrijf Miss Etam bestaat uit een groot bedrijfspand met bijbehorende kantoren die georiënteerd zijn op de Oostweg. In het bedrijfspand worden goederen opgeslagen ten behoeve van de transport naar winkels in Nederland. Aan de zijde van de Oostweg staan bedrijfsgebonden kantoren bestaande uit drie 'torens'. Aan de achterzijde van het pand is een kantoorruimte van 750 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak.

Zuidelijke percelen Dwarstocht
De pallethandel bestaat uit één loods waar de werkzaamheden plaats vinden en op het terrein zijn de pallets opgeslagen. De werkzaamheden van het bedrijf bestaat uit de handel en reparatie/vervaardiging van pallets. Voor de klant worden pallets verzaagd en pallets die stuk zijn worden gerepareerd. Pallets die niet meer bruikbaar zijn, worden gerecycled. Gelet op deze werkzaamheden (vooral het zagen van pallets) kan een pallethandel vergeleken worden met een timmerwerkfabriek. Volgens de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) is een timmerwerkfabriek aan aan te merken als milieucategorie 3.2 - bedrijf. Hiervoor geldt een richtafstand van 100 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Dit bedrijf is in dit bestemmingsplan wegbestemd aangezien categorie 3.2 niet passend is bij de toekomstige bestemming van het terrein en de nabijgelegen woonwijk Oosterheem. Met het bedrijf zijn afspraken gemaakt over verplaatsing naar elders in Zoetermeer. Hiervoor is een separate planprocedure in voorbereiding.

Strook westzijde Oostweg
De strook langs de westzijde van de Oostweg is bedoeld voor bedrijven en kleinschalige zelfstandige kantoren. In het Ruimtelijk-functioneel plan Noordelijke Bedrijventerreinen is de groenstrook aangewezen als een potentiële ontwikkellocatie voor nieuwe functies of uitbreiding van bestaande functies. De ambitie is om hier een hoge beeldkwaliteit te realiseren vanwege de ligging aan de Oostweg. Deze smalle strook is vooral bedoeld om de bestaande bedrijven aan de westzijde hiervan een uitbreidingsmogelijkheid voor kantoren te geven met een hoogwaardige uitstraling. Door optimale benutting van de groenstrook, kan de presentatierichting naar buiten worden gekeerd en de beeldkwaliteit van het terrein verbeteren.

Geluidsscherm
Een belangrijke voorziening ten behoeve van de bedrijven is het vergunde geluidsscherm dat langs de oostzijde van het terrein loopt. Ter hoogte van Miss Etam is dit scherm gerealiseerd. Voor een beperkt deel is deze drie meter hoog en voor het overige deel zes meter.

3.4.2 Verkeer en vervoer

3.4.3 Groen, natuur en water

Groen en natuur
Het plangebied is voor het grootste deel bestemd voor bedrijventerrein. In de huidige situatie zijn grote delen nog onbebouwd.

Kenmerkend voor bedrijventerreinen in het algemeen is een relatief hoge mate van verstening. Dwarstocht is momenteel voor een groot deel nog onbebouwd. Bij de invulling van het terrein zal het verharde oppervlak (combinatie van terreinverhardingen, wegen en dakoppervlakken) hoog zijn ten opzichte van de onbebouwde gronden (groen).

De belangrijkste groenzone betreft de zone langs de Oostweg. Deze zone behoort volgens het Stadsnatuurplan uit 1999 tot de categorie stadsnatuur (hoofdwegen). Natuur op stadsniveau betreffen natuurontwikkelingsgebieden van de stad wisselend in vorm en omvang. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie. Doel is om de droge natuur met veel soorten te creëren door de bestaande leefgebieden te handhaven en te versterken, door de samenhang tussen leefgebieden veilig te stellen, en door lokale variatie in bodem, water en reliëf te benutten voor de natuur.

Ten aanzien van bedrijventerreinen geeft het Stadsnatuurplan aan dat een natuurvriendelijke uitstraling positief bijdraagt aan het imago van een bedrijf. In samenwerking met bedrijven wil de gemeente meer inzicht krijgen in de mogelijkheden voor natuurvriendelijke inrichting, beheer en onderhoud van bedrijventerreinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0006.png"

Natuurtypologieën uit het Stadsnatuurplan

Water
Het plangebied valt binnen de beheersgrenzen van Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Het Hoogheemraadschap is de waterkwantiteit- en kwaliteitbeheerder.

Het beheergebied van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard is onderverdeeld in peilgebieden. Het plangebied is gelegen in een peilgebied waar een oppervlaktewaterpeil wordt nagestreefd van 6,00 m - NAP. De bestaande watergangen in en langs het plangebied behoren tot de waterstructuur.

In het plangebied is circa 1,7 ha water aanwezig. De watergangen zijn aan de noord- en zuidzijde via ondergrondse verbindingen op elkaar aangesloten. Het oppervlaktewater wordt wordt in zuidelijke richting afgevoerd via de watergang Dwarstocht naar de waterstaatkundige eenheid 'De Binnenwegse Polder'. Het oppervlaktewater in het plangebied is met een aantal duikers verbonden met het waterstelsel van deze Binnenwegse Polder.

Het huidige watersysteem binnen de plangebied is afgestemd op het bestaande stedelijke gebruik. In en rondom het plangebied ligt een gescheiden rioolstelsel. Het vuilwater van de gebouwen wordt afgevoerd naar het vuilwaterstelsel. Het hemelwater van zowel de daken, als de parkeerterreinen wordt afgevoerd naar het hemelwaterstelsel. Het hemelwaterstelsel loost het water in de aanwezige watergangen en waterpartijen binnen het plangebied. Voor het peilvak, waarbinnen het plangebied is gelegen geldt geen waterbezwaar.

Het plangebied is nog niet volledig bebouwd. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat gezorgd moet worden voor voldoende waterberging en dat aangesloten wordt bij de uitgangspunten ten aanzien van de afvoer van water.

De watergang ter hoogte van Miss Etam is in 2008 ecologisch beoordeeld in het onderzoek "Ecologische beoordeling van de watergangen in de gemeente Zoetermeer". Conclusie van het onderzoek is dat de beleving als matig wordt beoordeeld. Voornaamste oorzaak hiervan is de lage diversiteit in de begroeiing en het ontbreken van sierlijke soorten. De aangetroffen fauna op deze locatie bestond uit groene kikkers en een waterjuffer. De begroeiing van de oevers is monotoon. Het ontbreken van diversiteit en kritische soorten leidt tot een beoordeling "slecht".

In paragraaf 5.5 wordt nader ingegaan op het thema water.

3.4.4 Communicatieverkeer en nutsvoorzieningen

In het plangebied bevindt zich aan de oostzijde, evenwijdig aan de watergang Dwarstocht, een waterleiding. Deze Dunea-waterleiding heeft een diameter van 630 mm.

Voor de leiding geldt dat in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezigheid van deze leiding door een vrijwaringszone op te nemen van 5 meter aan weerszijden, zodat ter plaatse niet gebouwd kan worden. Binnen dit gebied gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor andere doeleinden dan de leiding.

Binnen het plangebied liggen geen andere planologisch relevante leidingen.

3.4.5 (Bedrijfs)woningen

Binnen het plangebied bevinden zich geen (bedrijfs)woningen. Nieuwe (bedrijfs)woningen worden niet toegestaan.

Aan de noord- en oostzijde van het terrein ligt de nieuwe woonwijk Oosterheem. De huidige bebouwing en toekomstige bebouwing moeten rekening houden met de ligging van deze woningen. Er mag geen sprake zijn van een onaanvaardbare hinder voor (toekomstige) bewoners. Omgekeerd mogen de woningen geen extra belemmeringen opleveren voor de (toekomstige) bedrijven.

3.4.6 Voorzieningen

Binnen het plangebied is momenteel één voorziening aanwezig, namelijk een kinderdagverblijf in de strook aan de westzijde van de Oostweg. Dit kinderdagverblijf heeft een tijdelijke vergunning die op 1 januari 2014 verloopt.

Het terrein is bestemd voor de vestiging van bedrijven en in mindere mate kantoren.

3.4.7 Geluidsscherm

Langs de oostrand van het plangebied staat ter hoogte van het bedrijf Miss Etam een geluidsscherm met een hoogte van tenminste 6 meter. Aan de noord - en zuidzijde is het scherm voor een deel lager, maximaal 3 meter hoog.

Over de gehele lengte van de groenstrook langs het water is op 26 november 2008 bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een geluidsscherm van maximaal 6 meter hoog. De bouw van het geluidsscherm is nog niet volledig gerealiseerd.

In dit bestemmingsplan is een geluidoverdrachtbeperkende voorziening tot maximaal acht meter binnen de groenbestemming mogelijk gemaakt. Tevens wordt met een binnenplanse afwijking in de mogelijkheid voorzien, om eventueel noodzakelijke geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen op te richten tot maximaal 10 meter.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Inleiding

Zoals reeds aangegeven in paragraaf 1.2 betreft voorliggend bestemmingsplan een actualisatie van het geldend bestemmingsplan voor het plangebied. Het heeft daarmee een conserverend karakter. Daarnaast is waar nodig en/of mogelijk nieuw beleid van hogere overheden en van de gemeente vertaald in het bestemmingsplan.

4.1.1 Ontwikkelingen binnen het plangebied

Op dit moment zijn voor het plangebied geen concrete ontwikkelingen bekend die gevolgen hebben voor dit bestemmingsplan. Wel hebben zich in het verleden ontwikkelingen voorgedaan die verwerkt zullen moeten worden in dit bestemmingsplan;

  1. a. aan de Stephensonstraat is een tijdelijk kinderdagverblijf gevestigd. Deze heeft een vergunning tot 1 januari 2014. Om deze reden is het kinderdagverblijf niet opgenomen op de verbeelding en in de regels. Dit betekent dat het kinderdagverblijf na beëindiging van de tijdelijke vrijstelling geen gebruik meer mag maken van deze ruimte.
  2. b. aan de Galvanistraat is de pallethandel gevestigd. De pallethandel is in dit bestemmingsplan wegbestemd. Met het bedrijf zijn afspraken gemaakt over een verhuizing naar elders in Zoetermeer. Dit is vastgelegd in overeenkomsten. Voor de nieuwe locatie is een planprocedure in voorbereiding;
  3. c. het bedrijf Miss Etam is met een vrijstellingsprocedure (1989) gerealiseerd. In dit bestemmingsplan wordt het perceel conform de verleende vrijstelling van een planologisch-juridisch kader voorzien;
  4. d. met Miss Etam is in 1999 een overeenkomst gesloten waaruit volgt dat de pallethandel wordt wegbestemd en dat de gemeente een inspanningsverplichting heeft ten aanzien van de verwerving van de optiegronden ten zuiden van het perceel ten behoeve van Miss Etam. De gemeente heeft de optiegronden inmiddels in eigendom;
  5. e. in 2001 is voor het bedrijf Miss Etam een vrijstelling verleend voor het plaatsen van een pomphuis ten behoeve van een watertank;
  6. f. in 2003 is een vergunning 1e fase verleend voor de bouw van een vierde kantoortoren aan de Oostweg-zijde bij Miss Etam, nadat een vrijstelling is verleend;
  7. g. in 2001 is vrijstelling verleend voor het plaatsen van een geluidsscherm van 6 meter hoog langs de oostzijde van Miss Etam. Dit scherm wordt binnen de bestemming 'Groen' geregeld net als het in 2008 vergunde scherm langs de zuidelijk gelegen percelen;
  8. h. vanwege de ontwikkeling van de woonwijk Oosterheem zal in het nieuwe bestemmingsplan gewerkt worden met een lijst van toegestane bedrijven waarbij categorie 2 op het oostelijk deel van het plangebied de maximale toegestane milieucategorie is. De bestemming "Bedrijfsdoeleinden en distributiecentrum" uit het vorige bestemmingsplan is overgenomen in dit bestemmingsplan met een specifieke functieaanduiding binnen de bestemming "Bedrijf".

Een groot deel van het plangebied is nog onbebouwd. Het vigerende bestemmingsplan maakt nieuwe bebouwing mogelijk. Deze bestemmingen zijn zo veel mogelijk één op één overgenomen. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is geen sprake van concrete ontwikkelingen.

4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied

De verschillende beleidskaders (Hoofdstuk 2) en de aspecten die in de ruimtelijk-functionele analyse (Hoofdstuk 3) zijn beschreven vormen belangrijke bouwstenen voor onderhavig bestemmingsplan. Vanuit deze bouwstenen zijn de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. Deze worden in onderstaande subparagrafen nader toegelicht.

4.2.1 Bestaande rechten als uitgangspunt

Bij de actualisatie vormt het bestaande bestemmingsplan het vertrekpunt. Daarbij is ook gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden en naar de planologische mogelijkheden die op grond van vrijstellingen en vergunningen zijn verleend.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch planologisch kader waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. In het geldende bestemmingsplan is via de toegepaste bestemmingen (distributiebedrijven voor de textielhandel) en een bedrijvenlijst de zwaarte van de toegestane bedrijven beperkt tot categorie 2. De bestaande bestemming als distributiecentrum voor de textielhandel (deze valt onder categorie 3.1) is eveneens positief bestemd met een specifieke functieaanduiding.

De voornaamste reden voor de specifieke functieaanduiding en de toegepaste maximale milieucategorie 2 is de gerealiseerde en de deels nog te realiseren woonwijk Oosterheem. De dichtstbijstaande woningen liggen namelijk voor een deel op minder dan vijftig meter van het bedrijventerrein. Met deze milieuzonering wordt voorkomen dat toekomstige bewoners onaanvaardbare hinder ondervinden van de bedrijven. Voor een toelichting op de milieuzonering wordt verwezen naar paragraaf 5.6. Verder geldt dat binnen de gehanteerde milieuzonering uitgegaan is van het huidige gebruik en de bestaande bestemming/ vigerende milieuvergunning.

Bestaande planologische mogelijkheden worden niet beperkt.

4.2.2 Bebouwingspercentages

In het vigerend bestemmingsplan is voor de percelen een maximum bebouwingspercentage gegeven van 80%.

In dit bestemmingsplan wordt voor alle percelen het maximale bebouwingspercentage op maximaal 80% van het bouwvlak gezet, met dien verstande dat op grond van de Bouwverordening altijd voldoende parkeergelegenheid aanwezig moet zijn op eigen terrein.

4.2.3 Bouw- en goothoogtes

In het vigerend bestemmingsplan Dwarstocht zijn maximale bouwhoogtes gegeven. Voor hoofdgebouwen geldt een maximale bouwhoogte van 25 m. Overige gebouwen mogen niet hoger zijn dan 3,5 m.

4.2.4 Ligging bouwgrenzen en opslag van goederen en materialen

In onderhavig bestemmingsplan zijn de bouwgrenzen uit het geldende bestemmingsplan overgenomen. Daarmee worden de bestaande rechten gerespecteerd. Een bedrijf zal zijn kern- en aanverwante activiteiten op eigen terrein moeten regelen. Zowel parkeren als opslag zijn daarmee een eigen verantwoordelijkheid en dienen op het eigen perceel te geschieden. Dit betekent onder meer dat opslag op eigen terrein niet mag leiden tot een tekort aan parkeergelegenheid op eigen terrein, tengevolge waarvan een (oneigenlijk) beroep op het openbaar gebied wordt gedaan. Uitgangspunt binnen dit bestemmingsplan is dat opslag alleen binnen het bouwvlak is toegestaan. Opslag op parkeerplaatsen die aan de voorzijden van het perceel zijn gelegen en geen deel uitmaken van het bouwvlak, alsmede opslag in het openbaar gebied is niet toegestaan.

4.2.5 Bedrijfswoningen en woon-werkeenheden

Op het bedrijventerrein zijn geen bedrijfswoningen aanwezig en in dit bestemmingsplan worden ze, conform de provinciale verordening, ook niet mogelijk gemaakt.

4.2.6 Kantoren en detailhandel

Ook de bestaande mogelijkheden uit het vigerende bestemmingsplan ten aanzien van kantoren en detailhandel zijn overgenomen. Deze zijn:

  • binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  • binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  • binnen de functieaanduiding 'kantoor' zijn per bedrijfsvestiging bijbehorende kantoren, met een maximum van 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak toegestaan.
  • ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan met een bruto bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2 per bedrijfsvestiging.
  • productiegebonden detailhandel tot een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 500 m2 per vestiging is alleen toegestaan binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productiegebonden detailhandel'.

4.2.7 Groen en water

Met name aan en langs de randen van het plangebied zijn groene- en blauwe structuurelementen aanwezig, bijvoorbeeld de Dwarstocht en de waterpartij langs de westzijde van het plangebied. De groenstrook langs de Dwarstocht vormt een belangrijk en te behouden structuurelement. Deze heeft mede tot functie om een voldoende afstand te creëren tussen de bedrijven en de toekomstige woningen waarbij het van belang is dat geen op deze strook geen overlastgevende activiteiten plaatsvinden. Daarnaast is er structureel (begeleidend) groen langs de hoofdontsluitingswegen (Oostweg en Franklinstraat).

De groenblauwe structuurelementen met een afschermende werking of een waterhuishoudkundig belang zijn binnen dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd (bestemming Groen of Water). Hiermee wordt de instandhouding ervan gewaarborgd.

Binnen de bestemming "Groen" in onderhavig bestemmingsplan is de bouw van een geluidbeperkende voorziening van acht meter hoog mogelijk, met een afwijkingsmogelijkheid tot tien meter.

4.2.8 Verkeer en parkeren

Wegenstructuur

Binnen en direct grenzend aan het plangebied liggen twee hoofdontsluitingswegen, te weten de Oostweg en de Franklinstraat. De Oostweg ligt deels binnen het plangebied en heeft de bestemming 'Verkeer'. Op het terrein Dwarstocht ligt in de huidige situatie een erftoegangsweg (Galvanistraat). Erftoegangswegen worden binnen de bedrijvenbestemming toegelaten. Een aanduiding op de verbeelding is daarom niet nodig mede gezien het feit dat dat deel van Dwarstocht nog ingevuld moet worden.

Binnen het plangebied is nog sprake van onbenutte bouwkavels. Wanneer deze kavels opgevuld gaan worden geldt als uitgangspunt dat de ontsluiting hiervan niet vanaf de Oostweg gebeurt.

Parkeren

Uitgangspunt is dat het parkeren voor werknemers, bezoekers en vrachtverkeer op het eigen terrein van de bedrijven plaatsvindt. In dit bestemmingsplan zijn geen parkeernormen opgenomen. De parkeernormen zijn gelieerd aan de Bouwverordening. Nieuwe bouwplannen (waaronder uitbreidingen) worden getoetst aan de Bouwverordening en daarmee aan de geldende parkeernormen, waarbij geldt dat uitbreiding van parkeerplaatsen op eigen terrein opgelost moet worden.

4.2.9 Toegestane vormen van bedrijvigheid

Voor onderhavig bestemmingsplan gelden de volgende uitgangspunten:

Bedrijf

Het gebied ten oosten van de Oostweg is in het vigerend bestemmingsplan bestemd als "Bedrijfsdoeleinden en distributiecentrum" met als omschrijving dat hier tevens distributiebedrijven in de textielhandel mogen komen.

In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om de vigerende bestemmingen te verbreden tot de bestemming "Bedrijf". Voornaamste redenen hiervoor zijn dat de vigerende bestemming beperkend is en dat in de provinciale verordening het gebied is aangeduid als bedrijventerrein. Binnen deze bestemming zijn de bestaande rechten mogelijk en biedt voor het nog niet ingevulde terrein voldoende flexibiliteit in typen bedrijven. Vanwege de ligging van het woongebied Oosterheem en vanwege de wens om hier meer representatieve bedrijven te realiseren zijn in het gebied ten oosten van de Oostweg bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 algemeen toelaatbaar vanwege de nabije ligging van de woonwijk Oosterheem. In het vigerende bestemmingsplan waren dit soort bedrijven alleen via een vrijstelling mogelijk. In dit bestemmingsplan is er voor gekozen om deze vrijstellingsmogelijkheid als directe mogelijkheid op te nemen.

De bestaande bestemming distributiecentrum is eveneens mogelijk gemaakt met een functieaanduiding. Aan de andere zijde van de Oostweg zijn bedrijven tot en met categorie 3.1 algemeen toelaatbaar.

De strook langs de westzijde van de Oostweg is in het vigerende bestemmingsplan bestemd als bedrijfs- en kantoordoeleinden. Ook voor deze strook is, om bovenstaande redenen, er voor gekozen om de bestemming "Bedrijf" op te nemen. De bestaande mogelijkheid tot vestiging van zelfstandige (kleinschalige) kantoren tot een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 500 m2 is overgenomen middels een aanduiding op de verbeelding.

Bij het bedrijf behorende kantoren zijn binnen de aanduidingen 'kantoor' en 'specifieke vorm van bedrijf- kantoor 1 en 2' toelaatbaar.

Bij ontwikkelling van de gronden binnen de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting', kan alleen worden gebouwd en ontwikkeld ten behoeve van het distributiecentrum als de noodzakelijke voorzieningen zijn gerealiseerd om te kunnen voldoen aan de milieuregelgeving ten aanzien van geluid.

Detailhandel

Binnen het plangebied komt geen perifere detailhandel voor. Nieuwvestiging van (perifere) detailhandel wordt ook niet mogelijk gemaakt. Productiegebonden detailhandel, dat altijd ondergeschikt moet blijven aan en moet passen bij de hoofdactiviteit, is rechtens mogelijk binnen het gebied ten oosten van de Oostweg. Deze mogelijkheid is overgenomen uit het vorige bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

5.1 M.e.r.- Regelgeving

In de Europese Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 wordt - onder meer - aangegeven dat bij de voorbereiding van en besluitvorming over bepaalde plannen en programma's een milieubeoordeling moet worden uitgevoerd. Deze Richtlijn (met bijlagen) is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, door middel van een aanpassing van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Bij bestemmingsplannen moet een milieueffectbeoordeling of milieueffectrapport worden opgesteld, wanneer er sprake is van activiteiten die worden genoemd in kolom 1 en wanneer de drempelwaarden uit kolom 2 van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage worden overschreden.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe planologische ontwikkelingen aangezien alleen bestaande rechten zijn overgenomen. Daar komt bij dat alleen voor nieuwe bedrijventerreinen groter dan 75 hectare een m.e.r.-plicht geldt. De oppervlakte van het plangebied ligt hier met circa 23 hectare ruim onder.

Hieruit volgt dat voor dit plan geen milieueffectbeoordeling dan wel een milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Er is geen sprake van een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht.

5.2 Geluidhinder

In het kader van de Wet geluidhinder dient bij het vaststellen van een bestemmingplan een geluidonderzoek te worden overgelegd. In dat onderzoek moet primair worden onderzocht of de voorkeurswaarde wordt overschreden. Is dit het geval dan moet door het treffen van maatregelen de geluidbelasting op de geluidsgevoelige objecten en terrein worden teruggedrongen tot minder dan of gelijk aan deze voorkeurswaarde. Stuit dit maatregelenpakket op onoverkomelijke bezwaren, dan bestaat de mogelijkheid tot het verlenen van een hogere waarde geluid op voorwaarde dat de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden

Bij het akoestisch onderzoek wordt onderscheid wordt gemaakt tussen bestaande en nieuwe situaties. Voor nieuwe situaties gelden er strengere normen dan voor bestaande. Omdat de geluidsbelasting afneemt bij een toenemende afstand heeft de wetgever geluidszones gedefinieerd, een soort aandachtsgebieden, waarbinnen akoestisch onderzoek moet worden verricht.

Zonering
Wegen, spoorwegen en zoneringsplichtige industrieterreinen kennen geluidszones. De geluidszone is het afgebakende gebied waarbinnen normen en grenswaarden van de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten van toepassing zijn. De omvang van de geluidszones voor wegverkeer zijn afhankelijk van het aantal rijstroken en zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder. Bij railverkeer zijn de zonebreedtes eveneens landelijk bepaald. Deze zijn vastgelegd in het Besluit geluidhinder.

Het plangebied is geen geluidgezoneerd industrieterrein en er worden binnen dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen (geen nieuwe geluidsgevoelige objecten) mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek naar weg-, rail-, of industrielawaai is voor onderhavig bestemmingsplan niet noodzakelijk.

In het kader van dit bestemmingsplan is de te verwachten geluidbelasting van Miss Etam en toekomstige bedrijven op de woningen in Oosterheem relevant in het kader van het Activiteitenbesluit. In paragraaf 5.6.4 wordt hier nader op ingegaan.

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Onderzoek

Op grond van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan onder meer onderzoek worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het plan. Omdat de kwaliteit van de bodem mede bepalend is voor de vraag welke bestemmingen kunnen worden gelegd en of het plan uitvoerbaar is, dient een inventariserend (historisch) bodemonderzoek plaats te vinden.

Het doel van het onderhavige onderzoek is het verkrijgen van een zo volledig mogelijk inzicht in de bodemkwaliteit en de bodembedreigende activiteiten die in het plangebied plaatsvinden of hebben plaatsgevonden.

Het bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. De bestaande bestemmingen zijn met name bedrijfsdoeleinden, een distributiecentrum, bedrijven t/m categorie 2 en 3.1 en kantoren. De locatie Galvanistraat 32 (Pallethandel) is in dit bestemmingsplan wegbestemd. Een groot deel van het plangebied ligt momenteel braak.

Geschiedenis

De aanleg van het industrieterrein 'Dwarstocht' dateert van ca. 1975. In de bodemkwaliteitskaart wordt aangegeven dat het terrein plaatselijk is opgehoogd met huisvuil/afval en gebroken asfalt.

Bodemonderzoeken

In de afgelopen jaren zijn verspreid over het plangebied bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van milieuvergunningen, bouwactiviteiten of grondwerkzaamheden en transacties. Naar aanleiding van die onderzoeken zijn aanvullende onderzoeken en soms bodemsaneringen uitgevoerd. Deze saneringen hadden vaak betrekking op de aanwezigheid van ondergrondse tanks, maar ook andere bedrijfsactiviteiten spelen een rol.

Uit een inventarisatie van de bodemonderzoekslocaties en de locatiedossiers van het gemeentelijk GIS systeem komen de volgende locaties naar voren waar gezien de (bedrijfs) activiteiten (mogelijk) sprake is van bodemverontreiniging.

Oostweg 2; Miss Etam (AA063700181)

De locatie betreft een voormalige NAM-locatie die in 1992 is gesaneerd. Na sanering zijn er geen verontreinigingen achtergebleven. Sinds 1992 zijn op de locatie diverse onderzoeken uitgevoerd waarbij geen verontreinigingen zijn aangetroffen.

Galvanistraat 12/14/16; Fa. Hoogeveeen / Van Wijk

Op het terrein is een olie - en gashandel (J. van Wijk) gevestigd geweest. Het betrof een vulstation voor kampeerflessen en verkoop van petroleum. Voor nr. 12 en 16 is in 2006 een saneringsplan en in 2007 een evaluatierapport opgesteld.

Galvanistraat 24; Schneider / Gebr. Burger (AA063700266)

Op de locatie is een houtmeubelfabriek en meubelververij gevestigd geweest. Op het terrein was sprake van een erfverharding met puin en een bovengrondse dieseltank die in 2003 is verwijderd. In 2008 is het terrein gesaneerd waarbij halfverhardingslagen zijn verwijderd. Geconcludeerd wordt dat het terrein voldoende is gesaneerd.

Galvanistraat 32; Netten Pallet Handel BV (AA063700210)

Het betreft een inrichting voor het herstellen en opslaan van houten pallets (sinds 1994). In de vergunning wordt gesproken over zaag - en niet machines en een heftruck (diesel). In 1996 wordt melding gemaakt van een incident betreffende verbranding van pallets. Op de locatie is sprake van stort van huishoudelijk afval en een ophooglaag met puin en slakken. Het laatst uitgevoerde onderzoek dateert van 1994. In het kader van de Wet Milieubeheer is een nulsituatie onderzoek uitgevoerd. Hierbij is in de grond een sterke verontreiniging met olie aangetroffen die na aanvullend onderzoek niet kan worden teruggevonden.

Galvanistraat 42; J.J. van der Hoeven en Zn.

De bedrijfsactiviteiten betroffen opslag van bestratingsmateriaal en straatmeubilair. Ook is sprake van een opslag voor bestrijdingsmiddelen. In 2004 zijn de activiteiten op het terrein beëindigd. Verschillende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd in de periode van 1993 t/m 2006. In de grond zijn lichte verontreinigingen met zware metalen aangetroffen. Ook is asbest aangetroffen.

Galvanistraat 46; Asko BV (AA063700274)

Het bedrijf, een asfalt - en betonmortelcentrale, heeft zich in 1976 op het terrein gevestigd. In 2004 zijn de bedrijfsactiviteiten beëindigd. In de tussenliggende periode zijn er diverse klachten van de omgeving over stank en stof afkomstig van Asko.

In de periode 1995 t/m 2006 zijn er diverse onderzoeken op het terrein uitgevoerd. Er worden sterke verontreinigingen met minerale olie, aromaten en vluchtige gechloreerde verbindingen gemeten. In 2004 is er een bodemsanering uitgevoerd. In het evaluatierapport wordt geconcludeerd dat de verontreinigingen met VOCl nog niet voldoende zijn gesaneerd. Sanering van het grondwater heeft plaatsgevonden tot de tussenwaarde. De sanering is goedgekeurd door de provincie.

Galvanistraat 50; (voormalig) Goedegebuure (AA063700215)

De bedrijfsactiviteiten betreffen oud papier -, metaal -, afvalstoffengroothandel en autowasserij. Het bedrijf heeft zich in 1977 op het terrein gevestigd. In 2004 wordt aangegeven dat ook sprake is van opslag in bovengrondse tanks. In de periode van 1994 tot 2009 zijn diverse onderzoeken uitgevoerd waarbij met name sterke verontreinigingen met minerale olie zijn aangetroffen. In 2009 zijn halfverhardingslagen van het terrein verwijderd en is het terrein gesaneerd.


Bodemkwaliteitskaart

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het plangebied ingedeeld in zone 14 'lichte industrie en bedrijven'. Bodemonderzoeken hebben uitgewezen dat bijna alle locaties verontreinigd waren.

5.3.2 Conclusies

Op basis van het inventariserend (historisch) bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • op diverse percelen is sprake van bodemverontreiniging, als gevolg van de aangebrachte ophooglagen en de uitgevoerde bedrijfsactiviteiten.
  • een groot deel van het plangebied is inmiddels gesaneerd en ligt momenteel braak. Uitgangspunt bij de saneringen is voortzetting het gebruik van de terreinen als bedrijfsterrein.
  • Het perceel Galvanistraat 32 is nog in gebruik. Als de huidige bedrijfsactiviteiten worden beëindigd dient een milieukundig bodemonderzoek te worden uitgevoerd om de verontreinigingssituatie in kaart te brengen. De verwachting is dat ook dit terrein ernstig verontreinigd is.
  • Bij herinrichting en/of nieuwbouw geldt dat een (verkennend) bodemonderzoek noodzakelijk is. Op basis van de resultaten van dit verkennend bodemonderzoek kan een uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de locatie voor het toekomstig gebruik. Indien een locatie niet geschikt blijkt voor het voorgenomen gebruik kan een advies worden gegeven over de gebruiksmogelijkheden van een locatie of op welke manier de locatie toch geschikt kan worden gemaakt voor het beoogde gebruik.

5.4 Luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen aan de normen. Hierbij is met name het begrip 'in betekende mate' van belang.

Projecten die 'niet in betekenende mate'(NIBM) bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit hoeven niet meer getoetst te worden aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. In het Besluit 'niet in betekende mate bijdragen' is vastgelegd dat een ruimtelijke ontwikkeling die minder dan 3 % bijdraagt aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) 'niet in betekende mate' is. Dit komt overeen met een maximale toename van 1,2 microgram/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide. In de Regeling niet in betekende mate bijdragen zijn concrete situaties opgenomen die 'niet in betekende mate' zijn. Blijft de ontwikkeling binnen de in deze regeling opgenomen grenzen, dan is het project per definitie 'niet in betekende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

Aangezien het hier een consoliderend bestemmingsplan betreft kan zonder berekeningen worden geconcludeerd dat voldaan wordt aan de eisen uit hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Het bestemmingsplan maakt namelijk geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide ter plaatse van het plangebied (waaronder Oostweg), een maatgevende weg die door het plangebied loopt, in 2011 onder de 30 µg/m³ ligt. In datzelfde jaar ligt de jaargemiddelde concentratie fijn stof hier onder de 25 µg/m³. Deze concentraties liggen onder de grenswaarden uit de Wm. Aangezien de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg af ligt, zal ook ter plaatse van de overige delen van het plangebied worden voldaan aan de grenswaarden uit de Wm. Ter plaatse van het plangebied is dan ook sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is namelijk sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse.

5.5 Water

Het plangebied valt binnen de beheersgrenzen van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard. Het plangebied is gelegen in een peilgebied waar een oppervlaktewaterpeil wordt nagestreefd van 6,00 m - NAP. Het water in het gebied wordt op peil gehouden door het gemaal Binnenwegse polder.

Het watersysteem in het plangebied bestaat uit een watergang en enkele waterpartijen. Deze zijn onderling op elkaar aangesloten via ondergrondse verbindingen.

Op watergangen (zoals sloten en beken), waterkeringen (zoals kaden en dijken) en andere waterstaatswerken (zoals bruggen en duikers) is de keur van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard van toepassing.

In de keur zijn gebodsd- en verbodsbepalingen opgenomen waarmee de waterstaatswerken worden beschermd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.

Het plan is hoofdzakelijk conserverend van aard, waardoor de huidige waterhuishoudkundige situatie wordt behouden. In het bestemmingsplan zijn de watergangen behorend tot de legger positief bestemd als 'Water'. De bestemming 'Water' geldt van insteek tot insteek (zie onderstaande afbeelding). Het beheer en onderhoud van de hoofdwatergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap, tenzij dit in de legger van de watergangen van het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard of in een watervergunning anders is geregeld. Langs de hoofdwatergangen ligt aan weerszijden een onderhoudsstrook van 5 meter breed. Deze zone dient vrij te zijn en blijven van obstakels en moet deze toegankelijk zijn voor het Hoogheemraadschap bij het uitvoeren van onderhouswerkzaamheden.

Binnen het plangebied ligt een deel van een hoofdwatergang met een totale lengte van 700 meter. Ter hoogte van Miss Etam hebben de gemeente en het hoogheemraadschap afgesproken om onder voorwaarden over een lengte van 200 meter de onderhoudsstroken ter weerszijden van de hoofdwatergang op te geven. Deze afspraak is op 18 december 2012 schriftelijk bevestigd door het hoogheemraadschap. Voor de overige 500 meter lengte van de hoofdwatergang die ligt binnen het plangebied blijft de onderhoudsstrook wel noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0007.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00031-0004_0008.png"

Watergangsysteem Dwarstocht e.o.

In het plangebied is in de uitgangssituatie een gescheiden rioolstelsel aanwezig. Alle panden zijn voor wat betreft de vuilwaterafvoer aangesloten op het gemeentelijk vuilwaterstelsel. Het regenwater van verharde oppervlakken wordt via het schoonwaterriool afgevoerd naar het oppervlaktewater. Deze is door middel van duikers aangesloten op het waterstelsel van de waterstaatkundige eenheid de Binnenwegse Polder.

Dit bestemmingsplan bestaat voor een groot deel uit nog onbebouwde terreinen. Beleid van het Hoogheemraadschap is dat bij iedere toename van meer dan 500 m2 aan verharding, minimaal 15% van die toename als open water gecompenseerd moet worden. Uitgaande dat het perceel van Miss Etam volledig is benut, kan voor de rest van het plangebied uitgegaan worden van de volgende cijfers:

  • Aan huidige verharding is 11.703 m² aanwezig;
  • De nu nog niet benutte percelen (dus exclusief Miss Etam) binnen het plangebied hebben een oppervlakte van (afgerond) 120.000 m². Dit is theoretisch de toekomstige verharding;
  • Hiervan is 11.703 m² reeds verhard. De verharding zou dus theoretisch met 108.297 m² toe kunnen nemen.
  • Uitgaande van de compensatie-eis van 15%, dan zal bij toekomstige ontwikkelingen dus maximaal circa 16.244 m² aan waterberging gerealiseerd moeten worden.

De hoeveelheid te bergen water zal per bouwplan bepaald moeten worden. In hoeverre bij nieuwe ontwikkelingen op Dwarstocht deze waterberging op eigen terrein gerealiseerd moet worden zal worden voorgelegd aan het Hoogheemraadschap.

De reden hiervoor is dat bij de aanleg van de wijk Oosterheem een surplus van 4,86 hectare aan waterberging is gerealiseerd. Nieuwe ontwikkelingen in en in de omgeving van Dwarstocht kunnen mogelijk gebruik maken van deze extra capaciteit in die zin dat geen extra waterberging aangelegd hoeft te worden. Met het Hoogheemraadschap van Schieland en Krimpenerwaard zal in overleg worden getreden over de omgang met waterberging bij toekomstige ontwikkelingen op Dwarstocht.

Bij het daadwerkelijk bebouwen dient voorts het gebruik van uitlogende bouwmaterialen te worden voorkomen. Dit ter voorkoming van verontreiniging van het hemel- en oppervlaktewater.

In het geval van ondergronds bouwen dient in verband met de eventuele gevolgen voor kwelwater en grondwater altijd advies gevraagd te worden bij het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

5.6.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  • het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

5.6.2 VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering

Uitgave Bedrijven en milieuzonering (2009)
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009).''

Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met bijvoorbeeld een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-publicatie. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-publicatie zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-publicatie kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

5.6.3 Milieuzonering in het plan

Geldende bestemmingsplannen
In het geldende bestemmingsplan voor Dwarstocht is al rekening gehouden met een milieuzonering. De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is namelijk de komst van de woonwijk Oosterheem geweest waardoor het nodig was om de zittende (overlastgevende) bedrijven te verplaatsen. In het plan is de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden- Distributiecentrum' opgenomen aangezien in 1999 een vrijstelling is verleend aan Miss Etam. Dit type bedrijf valt binnen milieucategorie 3.1. In de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' zijn bedrijven toegestaan tot en met categorie 2. Bij het bestemmingsplan is een bedrijvenlijst gevoegd met de toegestane typen bedrijven.

In het bestemmingsplan is tussen de bedrijvenbestemming en de toekomstige woonwijk Oosterheem een groenbestemming gelegd die moet waarborgen dat voldoende afstand wordt aangehouden tussen de bedrijvigheid en de toekomstige woningen.

Omgevingstypen
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De bedrijventerreinen en de bedrijfswoningen kenmerken zich als een gemengd gebied doordat er sprake is van sterke functiemenging. Verschillende functies komen naast elkaar voor.

De (toekomstige) woonwijk Oosterheem die aan de oost- en noordzijde grenst aan het plangebied is te kenmerken als een rustige woonwijk. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor. Langs de randen is in het algemeen weinig verstoring door verkeer.

Het gebied ten zuiden en ten westen van het plangebied bestaat, net als Dwarstocht, uit bedrijventerrein. Deze vallen niet onder gevoelig gebied, problemen met de milieuzonering zijn dan ook niet te verwachten.

In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:

Rustige woonwijk: de woonwijk Oosterheem
Gemengd gebied: Het bedrijventerrein Dwarstocht en de bedrijventerreinen ten westen en ten zuiden hiervan

Milieuzonering binnen plangebied
Voor het plangebied is een milieuzonering opgesteld die is afgestemd op het vigerend bestemmingsplan. Vanwege de ligging nabij de woonwijk Oosterheem zijn in het gebied aan de oostzijde van de Oostweg in het algemeen bedrijven uit milieucategorie 2 toegestaan, overeenkomstig de vrijstellingsmogelijkheid uit het vorige bestemmingsplan. De woningen liggen namelijk deels op iets minder dan 50 m van de bedrijvenbestemming.

Via een afwijkingsmogelijkheid zijn bedrijven uit hogere categorieën toegestaan mits deze geen overmatige hinder opleveren voor de omgeving. De huidige bestemming 'Distributiecentrum' is overgenomen door het opnemen van de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- distributiecentrum'. De reden hiervoor is dat distributiebedrijven in milieucategorie 3.1 vallen met een daarbij behorende richtafstand van 50 m en daarmee volgens de milieuzonering op sommige delen te dicht bij de te realiseren woningen in Oosterheem liggen.

Aanvullend is in de regels bepaald dat in dit geval alleen distributiebedrijven zijn toegestaan. Dit heeft voornamelijk te maken met de wens om de opslag van gevaarlijke stoffen in de buurt van de woonwijk Oosterheem te voorkomen. Bovendien is in het vigerende bestemmingsplan eveneens opgenomen dat alleen distributiebedrijven voor de textielhandel zijn toegestaan.

Ten behoeve van de inpasbaarheid van distributiebedrijven ten opzichte van de woningen in Oosterheem is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 5.6.4 wordt hier nader op ingegaan.

In de strook langs de westzijde van de Oostweg zijn bedrijven toegestaan tot en met milieucategorie 3.1. Deze categorie ligt op voldoende afstand van gevoelige bestemmingen.

Bij de milieuzonering zijn verder de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Bedrijfswoningen kunnen leiden tot (aanzienlijke) beperkingen omtrent de toelaatbaarheid van bedrijven op een bedrijventerrein. De bouw van een bedrijfswoning betekent dat er in de naaste omgeving alleen lichte bedrijven kunnen worden toegestaan. Bovendien vereisen de moderne bedrijfsvoering en beveiliging in het algemeen niet meer dat er continu (toezichthoudend) personeel aanwezig is (in een naastgelegen bedrijfswoning);
  • Bedrijvigheid is op Dwarstocht gemaximaliseerd tot categorie 2 (ten oosten van de Oostweg) en 3.1 (ten westen van de Oostweg). Aangezien op een deel van het terrein tevens kantoren zijn toegestaan, is het van belang om alleen lichtere vormen van bedrijven toe te staan. Daarnaast is het de bedoeling dat langs de Oostweg sprake is van representatieve bebouwing. Met lagere milieucategorieën wordt dit in het algemeen eerder bereikt.

Afwijken van de gebruiksregels

De milieuzonering, zoals hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij de regels) geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Wat kan voorkomen is dat een bedrijf, als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan via een omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten.

5.6.4 Akoestisch onderzoek

Het bedrijventerrein Dwarstocht is volgens de Wet geluidhinder een niet gezoneerd industrieterrein. Voor de op het bedrijventerrein aanwezige inrichtingen is de geluiduitstraling geregeld middels de Wet milieubeheer.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gekeken naar de mogelijke wederzijdse planinvloed van het bedrijventerrein Dwarstocht en de geprojecteerde woningen Waterzicht en de bestaande woningen aan de noordzijde van het plangebied in de woonwijk Oosterheem.

Om de invloed van het bedrijventerrein op het akoestisch klimaat ter plaatse van de rond het plangebied gelegen bestaande en geprojecteerde woningen te kunnen beoordelen, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is uitgevoerd door adviesbureau DGMR (kenmerk M.2011.1588.06.R002, versie 003, 14 november 2012).

Middels een kavelbronnenonderzoek is berekend wat de toekomstige geluidbelasting is, als de maximale ontwikkelmogelijkheden van het bedrijventerrein worden gerealiseerd. Hierbij is rekening gehouden met het doortrekken van het huidige geluidscherm (ca. 200 meter lang) over de gehele lengte van het plangebied (ca. 570 meter lang). De schermhoogte is minimaal 6 meter. Uit het onderzoek blijkt dat zowel de bestaande als de geprojecteerde woningen buiten de 50 dB(A)-contour gerealiseerd kunnen worden indien op fase 2 en 3 maximaal bedrijven met milieucategorie 2 worden gerealiseerd.

Indien op fase 2 en 3 een categorie 3.1 distributiebedrijf wordt gerealiseerd, dan loopt de 50 dB(A) contour op een beoordelingshoogte van 7,5 meter over zowel de bestaande als de geprojecteerde woningen heen. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de verdere ontwikkeling van de feitelijke bedrijfsvoering op fase 1. Derhalve wordt een geluidscherm van maximaal acht meter hoogte mogelijk gemaakt.

Afhankelijk van de exacte invulling van het bedrijventerrein of de bouwhoogte van de woningen Waterzicht kan een verhoging van het scherm of kunnen andere geluidreducerende maatregelen noodzakelijk zijn. Derhalve is voorzien in een afwijkingsbevoegdheid waarmee het scherm zonodig kan worden opgehoogd.

Uit het onderzoek blijkt dat de woningen (eventueel na het treffen van geluidreducerende maatregelen) buiten de 50 dB(A) contour van het bedrijventerrein gerealiseerd kunnen worden. Realisatie van de onbenutte plancapaciteit in het bestemmingsplan Dwarstocht hoeft geen belemmering op te leveren voor de woningen binnen Waterzicht.

Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar Bijlage 2 van deze plantoelichting.

5.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, LPG en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. De risico's worden uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, waarbij in de normering onderscheid wordt gemaakt in bestaande en toekomstige situaties.


Plaatsgebonden risico

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans dat iemand komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Hierbij wordt verondersteld dat een (fictieve) persoon zich gedurende 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een plaats bevindt. Het plaatsgebonden risico kan worden weergegeven door een lijn op een kaart die de punten met een gelijk risico met elkaar verbindt (de zogeheten risicocontour).

Voor kwetsbare objecten geldt een maximale toelaatbare overlijdenskans van 1 op een miljoen (10-6 risicocontour). Dit betekent dat bij nieuwe situaties de grenswaarde wordt overschreden als zich woningen of andere kwetsbare objecten tussen de 10-6 risicocontour en de inrichting, transportroute of buisleiding bevinden.

Voor (beperkt) kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour als richtlijn. Dit betekent dat bij voorkeur geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour opgericht worden. Een gemeente kan hier gemotiveerd van afwijken en besluiten om toch aan de realisatie van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen deze contour mee te werken.


Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat meerdere personen gelijktijdig overlijden als direct gevolg van één ongeval met gevaarlijke stoffen. De hoogte van het groepsrisico hangt af van de kans op een ongeval, het effect van het ongeval en het aantal aanwezige personen binnen het invloedsgebied (de afstand tot waar nog dodelijke slachtoffers vallen). Het groepsrisico is niet ruimtelijk weer te geven met contouren maar wordt uitgedrukt in een grafiek waarin de groepsgrootte van aantallen slachtoffers wordt uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval: de Fn-curve.

5.7.1 Inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 van kracht geworden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten een inrichting. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, zoals LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor een aantal bedrijfscategorieën (LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

In het plangebied bevinden zich geen inrichtingen die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen. Op het naastgelegen bedrijventerrein Zoeterhage bevinden zich de bedrijven Avandis en Van Uden. Door het bedrijf Van Uden worden alcoholhoudende producten opgeslagen en door het bedrijf Avandis worden alcoholhoudende gemaakt en gebotteld. Deze bedrijven vallen niet onder het Bevi.

Het plangebied ligt niet in de plaatsgebonden risicocontour van bedrijven. Ook het invloedsgebied van andere bedrijven reikt niet tot in het plangebied. Dit bestemmingsplan maakt geen risicovolle inrichtingen mogelijk.

5.7.2 Transport gevaarlijke stoffen

Externe veiligheid bij vervoer van gevaarlijke stoffen is vooralsnog vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Alle rijkswegen en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd. De gemeente Zoetermeer heeft een dergelijke route gevaarlijke stoffen niet vastgesteld wat tot gevolg heeft dat het vervoer van gevaarlijke stoffen in principe altijd via de snelste weg moet gebeuren.

Gezien de nabijheid van de bedrijven Van Uden en Avandis is er voor de Oostweg een RBM II berekening uitgevoerd. Uit deze berekeningen komt naar voren dat het plaatsgebonden risico geen ruimtelijke belemmeringen heeft. Ook ligt het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde. Ter hoogte van Avandis is het groepsrisico zelfs nog lager omdat vanaf de rotonde geen LPG (GF3) wordt vervoerd, maar alleen LF2 stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen levert geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

Er is in de nabijheid van het plan geen vaarweg dan wel spoorweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaats vindt.

5.7.3 Buisleidingen

Nabij het plangebied zijn geen buisleidingen gelegen met een druk hoger dan 16 bar. Er is aldus geen sprake van belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

5.7.4 Vuurwerkopslag

Binnen het plangebied vindt geen opslag van vuurwerk plaats. Nieuwe locaties voor vuurwerkopslag- en verkoop kunnen, mits dit milieuhygiënisch verantwoord is, gerealiseerd worden na aanvraag van een omgevingsvergunning voor afwijking van het gebruik.

5.8 Natuurwaarden

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soorten beschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen koppeling met het Ruimtelijke Ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat.

Wanneer er een redelijk vermoeden bestaat dat zich als gevolg van nieuwe planontwikkelingen wijzigingen kunnen voordoen met betrekking tot de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied dan dient onderzoek plaats te vinden naar de aanwezigheid en het effect op deze beschermde soorten.

Onderhavig bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk. Dit houdt in dat er geen wijzigingen plaatsvinden met betrekking tot flora en fauna.

Quickscan Dwarstocht

Ten behoeve van het bestemmingsplan Dwarstocht is een quickscan Dwarstocht uitgevoerd. Deze quickscan is bijgevoegd in Bijlage 1. In onderstaande zijn de resultaten van het onderzoek genoemd.

Flora

Het braakliggende terrein aan de Heemkade/Galvanistraat heeft geen beschermde plantensoorten opgeleverd. Gelet op de omstandigheden, met overwegend recent verstoorde grond, worden deze hier op korte termijn ook niet verwacht.

Vogels

Er zijn geen nesten van jaarrond beschermde roofvogels aangetroffen. Met name de coniferenrij langs de palletopslag vormt een prima rustplaats voor Ransuilen, al doet veelvuldige betreding van het terrein overdag deze functionaliteit vermoedelijk teniet. Er zijn geen Ransuilen in het terrein gehoord of gezien dus momenteel is vrijwel zeker geen sprake van een broedplaats in het terrein. In de bosstrook tussen Oostweg en Heemkade bevonden zich op 20 juni twee nachtelijk zingende Bosrietzangers Acrocephalus palustris. Daarnaast wordt de bosstrook die het gebied omringd vermoedelijk gebruikt als broedplaats door andere zangvogels, zoals Winterkoning Troglodytes troglodytes, Merel Turdus merula en Tjiftjaf Phylloscopus collybita. In het vlakke deel was een territorium van Kievit Vanellus vanellus aanwezig.

Vleermuizen

In de avond van 20 juni zijn enkele foeragerende exemplaren van de Gewone dwergvleermuis Pipistrellus pipistrellus waargenomen, een gebouwbewonende soort. De spaarzame bebouwing in het terrein voldoet niet als verblijfplaats voor deze soort. Vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen zijn op deze plaats niet te verwachten vanwege het ontbreken van geschikte boomholtes, de geïsoleerde ligging en openheid van de omgeving.

Amfibieën

In het terrein zijn geen exemplaren van de Rugstreeppad Bufo calamita, het enige strikt beschermde amfibie in deze omgeving, aangetroffen. Deze soort is wel aangetroffen in het terrein direct ten oosten van de locatie en vestiging is mogelijk zodra zich door graafwerkzaamheden voor deze soort geschikte situaties voordoen.

Conclusies en aanbevelingen

Gelet op het ontbreken van beschermde vaste rust- of verblijfplaatsen van soorten uit de bijlagen tabel 2 of tabel 3 van de Flora- en faunawet, hoeft geen ontheffing ex artikel 75 te worden aangevraagd voor ruimtelijke ontwikkeling van het onderzochte gebied onder de huidige condities. Vanwege de vestigingskans voor de wettelijk beschermde Rugstreeppad vanuit naastgelegen terrein, dient men voorafgaande aan graafwerkzaamheden wel maatregelen te treffen om ongewilde vestiging tegen te gaan.

Vanwege het aanwezig zijn van broedende vogels in de bosstroken en ruigte moeten maai- en rooiwerkzaamheden plaatsvinden in de periode 1 oktober – 1 maart. Maatregelen om vestiging van Rugstreeppad in bouwterrein te voorkomen dienen te bestaan uit het plaatsen van paddenwerend scherm rond het terrein voorafgaand aan werkzaamheden, het onderhouden van dit scherm, en het tegengaan van de vorming van ondiepe waterplassen. Daarnaast is het raadzaam het terrein zo nu en dan te controleren op aanwezigheid van Rugstreeppadden op het moment dat er gewerkt wordt.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. In de Wro met bijbehorend Besluit ruimtelijke ordening (Bro) behoudt het bestemmingsplan zijn belangrijke rol in het ruimtelijk planstelsel. In de Wro en het Bro is ook een aantal uniforme bepalingen opgenomen voor het bestemmingsplan. Daarnaast gelden landelijke standaarden (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2008). Deze standaarden maken het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze landelijke standaarden.

6.1 Planopbouw

De regels zijn onderverdeeld in hoofdstukken.

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Dit hoofdstuk omvat omschrijvingen van de gehanteerde begrippen. In de 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

Het tweede hoofdstuk omvat de bestemmingen die aan de gronden binnen het plan zijn toegekend. Per bestemming wordt een bestemmingsomschrijving gegeven, waarin is verwoord welk gebruik is toegestaan. Naast deze omschrijving worden ook de bouwmogelijkheden en eventuele 'binnenplanse' afwijkingsmogelijkheden weergegeven.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Dit hoofdstuk geeft de anti-dubbeltelbepaling, enkele algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels weer.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Dit hoofdstuk omvat de standaard overgangsregels ten aanzien van bouwwerken en gebruik, en de slotbepaling.

6.2 Inleidende Regels

6.2.1 Begrippen

In artikel 1 worden de begrippen die in de regels worden gebruikt omschreven. Sommige begrippen zijn voor meerdere uitleg vatbaar, daarom is het nodig om ze planologisch-juridisch af te bakenen en te preciseren, ten opzichte van het algemeen spraakgebruik.

6.2.2 Wijze van meten

In artikel 2 wordt aangegeven hoe de in de regels opgenomen maten voor bijvoorbeeld de dakhelling, goothoogte, (bouw)hoogte, inhoud of oppervlakte van een bouwwerk moeten worden gemeten.

6.3 Bestemmingsregels

6.3.1 Flexibiliteitsregels

Het bestemmingsplan biedt in sommige concrete situaties de mogelijkheid om af te wijken van de bouwregels. Voorwaarde hierbij is wel dat hierdoor geen ruimtelijk ongewenste situatie ontstaat. Het inzetten van het instrument van de afwijking vraagt aldus om een nadere planologische afweging binnen het kader van een objectieve begrenzing. Deze afweging vindt plaats met het oog op een aantal nader omschreven ruimtelijk relevante aspecten.

Het gaat hier om de volgende aspecten:

  • Straat- en bebouwingsbeeld

Bepaalde buurten en straten ontlenen hun kwaliteit aan het ruimtelijk beeld, een ruimtelijke samenhang, bijvoorbeeld verspringende rooilijnen, dwarskappen. Nieuwe bebouwing en uitbreiding van bestaande bebouwing mag geen aantasting vormen van dit karakteristieke straat- en bebouwingsbeeld, maar moet daarin passen.

  • Sociale veiligheid

Het betreft hier het voorkomen van sociaal onveilige plekken, zoals smalle onoverzichtelijke plekken in het (semi) openbaar gebied. Ook het voorkomen van bijvoorbeeld situaties waarbij de (semi) openbare ruimte aan beide zijden wordt begrensd c.q. begeleid door lange blinde gevels of muren.

  • Verkeersveiligheid

Gedacht wordt hier bijvoorbeeld aan de noodzaak tot het vrijhouden van zichthoeken.

  • Parkeervoorzieningen

Het bouwen mag bijvoorbeeld niet tot gevolg hebben dat het aantal noodzakelijke parkeerplaatsen niet meer op eigen terrein kan worden opgevangen.

  • Gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken

Het gaat hier om het criterium dat een uitbreiding van bebouwing geen onevenredige aantasting mag vormen voor de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en bouwwerken. Hier spelen bijvoorbeeld aspecten als uitzicht, lichttoetreding of bezonning van tuinen een rol.

6.3.2 Bedrijf

Het bedrijventerrein Dwarstocht heeft grotendeels de bestemming 'Bedrijf' gekregen. Binnen deze bestemming geldt een zonering van de toelaatbare milieucategorieën van bedrijven afgestemd op het vigerende bestemmingsplan. Deze zonering is door middel van een aanduiding op de plankaart aangegeven (categorie 2 en 3.1). In de bij de regels gevoegde Lijst van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 bij de regels) is af te lezen welke typen bedrijven zijn toegestaan. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.

Het is ook mogelijk, aangezien de Lijst van Bedrijfsactiviteiten niet uitputtend is, om af te wijken van de gebruiksregels zodat bedrijven zich kunnen vestigen die niet zijn opgenomen in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Deze bedrijven moeten wel een naar aard en uitstraling een gelijke milieubelasting hebben als de rechtstreeks toegestane bedrijven die wel zijn genoemd in de Lijst van Bedrijfsactiviteiten.

Verder zijn binnen de bestemming 'Bedrijf' in het algemeen dan wel in bepaalde delen van het plangebied de volgende functies toegestaan:

  • binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 1' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  • binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kantoor 2' mag per bedrijfsvestiging het kantooroppervlak niet meer bedragen dan 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 12.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;
  • binnen de functieaanduiding 'kantoor' zijn per bedrijfsvestiging bijbehorende kantoren, met een maximum van 50% van het totale bruto bedrijfsvloeroppervlak, met een maximum van 2.000 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak toegestaan.
  • ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' zijn zelfstandige kantoren toegestaan met een bruto bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 500 m2 per bedrijfsvestiging.
  • productiegebonden detailhandel tot een maximum bruto bedrijfsvloeroppervlak van 500 m2 per vestiging is alleen toegestaan binnen de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - productiegebonden detailhandel'.

Het bouwvlak mag voor maximaal 80% bebouwd worden en de parkeerbehoefte moet op eigen terrein opgelost worden. De maximale bouwhoogte bedraagt 25 m.

Binnen de bestemming zijn ook bijbehorende bouwwerken, water, ontsluitingswegen e.d. geregeld.

Bij ontwikkelling van de gronden binnen de aanduiding 'voorwaardelijke verplichting', kan alleen worden gebouwd en ontwikkeld ten behoeve van het distributiecentrum als de noodzakelijke voorzieningen zijn gerealiseerd om te kunnen voldoen aan de milieuregelgeving ten aanzien van geluid. In het bestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid voor geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen opgenomen tot tien meter .

6.3.3 Groen

Het groen met een structurerend karakter heeft de bestemming 'Groen' gekregen. Deze strook grond wordt niet uitgegeven en behoudt in de toekomst een groenfunctie. Deze groenstroken maken onderdeel uit van de groene inpassing van het bedrijventerrein in de omgeving en zorgt er voor dat bedrijfsactiviteiten een afstand bewaren ten opzichte van de (nog te ontwikkelen) woningen in Oosterheem.

De bestemming 'Groen' is bedoeld voor openbare groenvoorzieningen, ontsluitingswegen, langzaamverkeersroutes, watergangen en waterlopen en geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen zoals een geluidsscherm. Gebouwen zijn niet toegestaan. Voor de geluidbeperkende voorziening geldt een bouwhoogte van maximaal acht meter, met een afwijkingsmogelijkheid tot tien meter. Over de gehele lengte aan de oostkant van het plangebied is reeds vergunning verleend voor het optrekken van een geluidsscherm. Deze is ter hoogte van Miss Etam gerealiseerd.

Binnen de bestemming Groen is ook geregeld dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter.

6.3.4 Verkeer

De bestemming 'Verkeer' omvat de doorgaande weg Oostweg. In deze bestemming zijn begrepen de rijbanen voor het gemotoriseerd verkeer, fiets- en voetpaden en/of -stroken, voorzieningen voor het openbaar vervoer, parkeervoorzieningen, alsmede de groen- en waterelementen en speelvoorzieningen. Verder zijn binnen de ruime begrenzing van de bestemming ook overdekte fietsenstallingen en gebouwde nutsvoorzieningen met een beperkte omvang mogelijk.

Binnen de bestemming 'Verkeer' is onder meer geregeld dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 3 meter. Geluidwerende voorzieningen vallen hier ook onder.

6.3.5 Water

De bestemming 'Water' geldt voor de belangrijke waterelementen binnen het plangebied, die een bescherming behoeven om waterstaatkundige redenen dan wel vanwege de landschappelijke waarde (zoals het water rondom de begraafplaats). Op de gronden mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

6.3.6 Leiding- Water

Aan de oostzijde van het plangebied ligt evenwijdig aan de groenstrook een waterleiding van Dunea. Vijf meter aan weerszijden van deze leiding ligt een dubbelbestemming om de belangen van de waterleiding te waarborgen.

6.4 Algemene Regels

6.4.1 Antidubbeltelbepaling

De antidubbeltelbepaling strekt er toe dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen bij de verlening van een bouwvergunning, bij de beoordeling van een latere bouwvergunning buiten beschouwing moeten worden gelaten. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als (onderdelen van) één bouwvlak van verschillende eigenaars is.

6.4.2 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel bevat de algemeen gebruikelijke afwijkingsmogelijkheden. Deze afwijkingsmogelijkheden gelden voor het gehele plangebied.

6.4.3 Overige regels

6.5 Overgangs- En Slotregels

6.5.1 Overgangsrecht

Deze artikelen regelen de bebouwing en het gebruik van gronden en opstallen, die op tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in strijd zijn met de bestemming of met beide.

6.5.2 Slotregel

In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Onderhavig bestemmingsplan heeft voornamelijk een conserverend karakter. Uit onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is derhalve gebleken dat er enkel kosten optreden verband houdende met het opstellen van het bestemmingsplan. Hiervoor staan dekkende fondsen uit de algemene middelen van de gemeente ter beschikking. Uit het onderzoek is daarnaast gebleken dat er geen onvoorziene hoge kosten zijn te verwachten en de gemeente bovendien geen hoge financiële risico's draagt. Het bestemmingsplan is derhalve economisch uitvoerbaar binnen de planperiode van tien jaar.

De pallethandel zal in dit bestemmingsplan worden wegbestemd. Met het bedrijf zijn (financiële) afspraken gemaakt over de verhuizing naar een andere locatie in Zoetermeer. Deze afspraken zijn vastgelegd in overeenkomsten waarin ook de financiële afhandeling geregeld is. Daarmee is dit bestemmingsplan financieel uitvoerbaar.

7.2 Verhaal Van Kosten

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.

Artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening schrijft voor dat er sprake is van een bouwplan indien het bestemmingsplan in de volgende mogelijkheden voorziet:

  1. a. de bouw van een of meer woningen;
  2. b. de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  3. c. de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1000 m2 bvo of met een of meer woningen;
  4. d. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  5. e. de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1500 m2 bvo bedraagt;
  6. f. de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1000 m2 bvo.


In het onderhavige bestemmingsplan zijn bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien.

Artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de verplichting om op basis van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan vast te stellen niet geldt voor de gronden waarvoor de nog onbenutte bouwruimte uit het voorgaande bestemmingsplan ongewijzigd wordt overgenomen in een nieuw bestemmingsplan.

Voor de gronden waarop in het onderhavige bestemmingsplan bouwplannen als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn voorzien, geldt dat sprake is van het ongewijzigd overnemen van onbenutte bouwruimte. Met in achtneming van artikel 9.1.20 van de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is het niet mogelijk om een exploitatieplan vast te stellen voor de deze gronden.

7.3 Planschaderisico

Planschade die voortkomt uit de reguliere herziening van het bestemmingsplan en die dus niet is toe te rekenen aan een nieuwe ontwikkeling, wordt ten laste van de algemene middelen gebracht.

7.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorbereiding van het bestemmingsplan is aangekondigd in een publicatie als bedoeld in 1.3.1. Bro. Op grond van artikel 6, lid 4 van de Participatie- en inspraakverordening is op 15 mei 2012 door burgemeester en wethouders besloten dat er geen mogelijkheid verleend wordt voor inspraak. Dit omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is op grond van artikel 3.1.1 Bro opgestuurd naar verschillende overheden en instanties. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in de Nota overlegreacties, zie Bijlage 3 .

Op 19 februari 2013 heeft het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbestemmingsplan vastgesteld, zie Bijlage 4.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 1 maart 2013 voor de duur van zes weken. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen ingedienen. Alle zienswijzen zijn samengevat en beantwoord in de Nota Zienswijzen, zie Bijlage 5.

Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 1 Quickscan flora en fauna

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Industrielawaai

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek industrielawaai

Bijlage 3 Nota Overlegreacties

Bijlage 3 Nota overlegreacties

Bijlage 4 Besluit Burgemeester En Wethouders Inzake Ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 4 Besluit Burgemeester en wethouders inzake ontwerpbestemmingsplan

Bijlage 5 Nota Zienswijzen

Bijlage 5 Nota zienswijzen