KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Centrum
Artikel 5 Detailhandel
Artikel 6 Gemengd - 1
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - 3
Artikel 9 Groen
Artikel 10 Maatschappelijk
Artikel 11 Natuur
Artikel 12 Recreatie
Artikel 13 Sport
Artikel 14 Sport - Golfbaan
Artikel 15 Tuin
Artikel 16 Verkeer
Artikel 17 Verkeer - Railverkeer
Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 19 Water
Artikel 20 Wonen
Artikel 21 Leiding - Riool
Artikel 22 Leiding - Water
Artikel 23 Waarde - Archeologie
Artikel 24 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 25 Anti-dubbeltelregel
Artikel 26 Algemene Bouwregels
Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 29 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 30 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 31 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 32 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Planherziening En Doel
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
1.3 Huidige Juridische Planregelingen
Hoofdstuk 2 Beleidskaders
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal Beleid
2.3 Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie
3.1 Ontstaansgeschiedenis
3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse
3.3 Verkeer En Vervoer
3.4 Groen En Natuur
3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen
3.6 Cultuurhistorie En Archeologie
Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan
4.1 Planvorm
4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied
Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit
5.1 M.e.r.-regelgeving
5.2 Geluidhinder
5.3 Luchtkwaliteit
5.4 Bodemkwaliteit
5.5 Water
5.6 Bedrijven En Milieuzonering
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Natuurwaarden
Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving
6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan
6.2 Planregels
Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid
7.1 Financiële Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Handhaving
Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging
Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties
Bijlage 2 Toelichting Op Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Koepeltjesbuurt Meerzicht
Bijlage 3 Rapportage Externe Veiligheid
Bijlage 4 Risicoanalyse Planschade
Bijlage 5 B & W Besluit D.d. 30 Oktober 2012
Bijlage 6 Nota Zienswijzen
Bijlage 7 Nota Aanpassingen

Meerzicht - Westerpark

Bestemmingsplan - Gemeente Zoetermeer

Onherroepelijk op 28-06-2013 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Meerzicht - Westerpark van de gemeente Zoetermeer.

1.2 aanbouw

een gebouw(deel) dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw(deel) onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar bepaalde regels gelden ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aan huis verbonden beroep of bedrijf

een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten tot en met milieucategorie 1 van de staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze betrekking hebben op:

  • administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch en zorggebied (waaronder gastouderschap tot zes kinderen) of hiermee gelijk te stellen gebied;
  • het houden van een webshop of een bed en breakfast;
  • ambachtelijke bedrijvigheid,

waarbij geldt dat deze activiteiten door hun beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, met uitzondering van groepspraktijken, detailhandel en horeca.

1.5 afhaalcentrum

het bedrijfsmatig leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zonder uitstalling ten verkoop.

1.6 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf waarin, geheel of overwegend, door middel van handwerk goederen worden vervaardigd, bewerkt, hersteld en/of geïnstalleerd, waaronder mede worden begrepen het verkopen en/of leveren, als ondergeschikte activiteit, van goederen die verband houden met het ambacht, zoals een fietsenmaker, kledingreparatiebedrijf, lijstenmakerij, naai-atelier, sleutelmakerij, schoenreparatiebedrijf en klompenmakerij.

1.7 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 antennedrager

een antennemast of andere constructie, bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegerekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden.

1.10 atelier

werkplaats van een kunstenaar, ontwerper en dergelijke.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bebouwingspercentage

een percentage, dat de grootte van het deel van een bestemmingsvlak, bouwvlak respectievelijk (gedeelte van een) bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.13 bedrijf

onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, verhandelen en opslag van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig en ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop en/of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.14 bedrijfsgebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het bedrijfsproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie tot maximaal 5% van de vloeroppervlakte met een maximum van 50 m².

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimten die worden gebruikt voor een (aan huis verbonden) beroep of bedrijf, winkel of dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, kantine, toiletruimten, lift- en trappenhuizen en dergelijke.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.

1.18 bed en breakfast

een aan huis verbonden beroep of bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van nachtverblijf van maximaal vier slaapplaatsen en waarbij het verstrekken van consumpties ondergeschikt is.

1.19 begane grond

bouwlaag, waarvan de vloer op gelijke of bij benadering gelijke hoogte ligt als peil.\

1.20 beperkt kwetsbaar object

  1. a. verspreid liggende woningen, woonwagens en woonschepen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonwagens of woonschepen per hectare, en dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  2. b. kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder c, vallen;
  3. c. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  4. d. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder de definitie van kwetsbaar object, onder d, vallen;
  5. e. objecten die met de onder a tot en met c genoemde functies gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  6. f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.21 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wabo.

1.22 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0637.BP00032-0004

1.24 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.26 bijzondere woonvormen

woonvormen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van gemeenschappelijke ruimten en/of voorzieningen voor de bewoners van het gebouw(encomplex).

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.29 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.30 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.31 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 cateringsbedrijf

een bedrijf waar voedsel en/of dranken worden bereid, die door of vanuit het bedrijf naar de eindgebruiker worden gebracht.

1.34 cultuurhistorische waarde

een waarde die wordt toegekend aan een ruimtelijk relevant element, dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de tijd van een gebied heeft gemaakt.

1.35 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.36 dagrecreatie

recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.38 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen aanwenden voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.39 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel, die door de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, grove logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;

1.40 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reisbureaus, kapsalons, banken, belwinkels en internetcafés, zulks met uitzondering van horeca.

1.41 ecologische waarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang tussen dieren en planten en hun leefomgeving of tussen dieren en planten onderling.

1.42 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een woning of woongebouw; een souterrain of (parkeer)kelder wordt bij het bepalen van het aantal bouwlagen niet meegerekend.

1.43 erf

een al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt.

1.44 erfbebouwing

functioneel met een gebouw verbonden daar al dan niet tegen aangebouwd en door de ligging, constructie en afmetingen daaraan ondergeschikt, op de grond staande gebouwen of andere overdekte bouwwerken zoals een aanbouw, uitbouw, bijgebouw en overkapping.

1.45 evenement

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak zoals markten, braderieën, sportmanifestaties, concerten, bijeenkomsten, feesten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, kermissen, circussen en thematische beurzen.

1.46 evenemententerrein

open terrein voor evenement.

1.47 extensieve recreatie

vormen van dagrecreatie in de open lucht, waarbij men vooral het landschap en/of de natuur of bepaalde aspecten daarvan beleeft, waaronder wandelen, fietsen en kanoën en waarbij relatief weinig mensen gedurende een beperkte tijdsduur aanwezig zijn per oppervlakte-eenheid.

1.48 fte

fulltime equivalent: de rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of personeelssterkte wordt uitgedrukt. Een fte is een volledige werkweek.

1.49 garagebox

een als complex gebouwde overdekte ruimte, die primair bedoeld is voor het stallen van één of meerdere auto's of andere voertuigen.

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.51 geometrische plaatsbepaling

locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem.

1.52 gestapelde woningen

een woning, deel uitmakend van één gebouw waarin meerdere woningen, boven en/of naast elkaar zijn ondergebracht.

1.53 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. De verschillende vormen van horeca, die vallen onder dit bestemmingsplan zijn beschreven in de Staat vanhoreca-activiteiten.

1.55 kantoor

een ruimte die door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden met geen of slechts een ondergeschikte baliefunctie. Ondergeschikte cursusvoorzieningen en congres- en vergaderaccommodaties behoren hier ook toe.

1.56 kunstwerk

een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, dam, duiker, tunnel, sluis, via- of aquaduct, voorziening ter voorkoming of beperking van vervuiling van de waterhuishouding, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening.

1.57 kwetsbaar object

  1. a. woningen, woonwagens en woonschepen, niet zijnde woningen, woonwagens en woonschepen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbaar object, onder a;
  2. b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. 2. scholen;
    3. 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    1. 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;

1.58 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarden die gebaseerd zijn op de karakteristieken van dat gebied.

1.59 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, jeugdopvang, voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie, voorzieningen ten behoeve van het verenigingsleven, alsmede ondergeschikte vormen van niet-zelfstandige detailhandel en/of niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van deze voorzieningen;

1.60 natuur- en landschapsdeskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen op het gebied van natuur en landschap.

1.61 natuurwaarden

de in dit bestemmingsplan aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied.

1.62 niet-gestapelde woningen

een woning die niet valt onder het begrip gestapelde woning.

1.63 nutsvoorziening

voorziening voor elektriciteit, gas, water, energie, telecommunicatie, (gescheiden) inzameling van (huishoudelijke) afvalstoffen, opslag en transport van afvalwater, openbare veiligheid, volksgezondheid en een daarmee gelijk te stellen voorziening van algemeen nut.

1.64 onderdoorgang

een onbebouwde ruimte onder een bouwwerk die meestal ten dienste staat van verkeer, groen of water.

1.65 ontsluitingsweg

een weg, pad of doorgang die toegang verschaft tot een perceel.

1.66 operators / providers

aanbieders van een mobiel netwerk.

1.67 parkeerplaats op eigen terrein

een gebouwde of ongebouwde voorziening op eigen terrein met een minimale lengte van 6 m en een minimale breedte van 2,5 m, geschikt en toegankelijk voor het stallen van een auto.

1.68 peil

  1. a. voor een gebouw op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel onmiddellijk grenst aan een weg, langzaam verkeersroute of voetpad:
    de hoogte van die weg, langzaam verkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd:
    het gemiddeld waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
  3. c. in overige gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse.

1.69 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.70 risicovolle inrichting

1. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 2. een Amvb-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet Milieubeheer regels gelden met betrekking tot minimaal aan te houden afstanden bij de opslag en/ of het gebruik van gevaarlijke stoffen.

1.71 roaming

het gebruik maken van (delen van het) mobiele netwerk van andere operators / providers.

1.72 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.73 site sharing

het gezamenlijk door twee of meer operators / providers gebruik maken van een antenne-installatie.

1.74 standplaats

het vanaf een vaste plaats op een openbaar toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of etenswaren of het anderszins aanbieden van goederen en bedrijfsmatige of niet-bedrijfsmatige diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.75 tegenoverliggende woning

een tegenover een gebouw gesitueerde bestaande woning, waarbij het betreffende gebouw zich bevindt binnen de zone die wordt gevormd door de horizontale hoeken van 120º ten opzichte van de voorgevelrooilijn respectievelijk achtergevel(rooilijn) van de bestaande woning, gemeten ter plaatse van de geveluiteinden; een tegenoverliggende woning kan zowel binnen als buiten het plangebied zijn gesitueerd.

1.76 terras

een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.77 uitbouw

een gebouw(deel) dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw en dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.78 voorgevelrooilijn

de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die, zoveel mogelijk aansluit bij de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing langs die weg. Een hoekwoning heeft slechts 1 voorgevelrooilijn.

1.79 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.80 winkelvloeroppervlak (wvo)

het vloeroppervlak in vierkante meters wat in gebruik is voor de directe verkoop van goederen. Dus exclusief administratieruimte, kantines, toiletten, magazijnruimte, ruimte voor ontvangst van goederen, verwerkingsruimte en dergelijke.

1.81 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.82 woon-werkeenheid

een gebouw dat is gebouwd en feitelijk bestemd voor een combinatie van bedrijfsuitoefening en wonen, waarbij niet-bedrijfsgebonden detailhandel en horeca zijn uitgesloten.

1.83 zorginstelling

Een instelling ten behoeve van wonen in combinatie met een zorgfunctie met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels worden de maten van bouwwerken als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 inhoud

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 vloeroppervlakte

binnenwerks, op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden aangemerkt als bedrijfsvloeroppervlakte (bvo).

2.7 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een risicovolle inrichtingen;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een geluidzoneringsplichtige inrichting als bedoeld in de Wet geluidhinder;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van horeca;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  8. h. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 4 Centrum

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. uitsluitend op de verdiepingen wonen - al dan niet in combinatie met een aan huisverbonden beroep of bedrijf - waarbij entrees en stijgpunten en bergingen ten behoeve van wonen wel op de begane grond zijn toegestaan;
  2. b. uitsluitend op de begane grond detailhandel tot en met categorie B van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
  3. c. uitsluitend op de begane grond dienstverlening tot categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging';
  4. d. uitsluitend op de begane grond horeca tot en met categorie 2 van de in Bijlage 3 bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten';
  5. e. kantoren;

met daaraan ondergeschikt:

  1. f. groenvoorzieningen;
  2. g. kunstwerken;
  3. h. nutsvoorzieningen;
  4. i. laad- en losruimte;
  5. j. objecten van beeldende kunst;
  6. k. parkeervoorzieningen;
  7. l. reclameobjecten;
  8. m. speelvoorzieningen;
  9. n. verblijfsgebied en terrassen;
  10. o. vlaggenmasten en lichtmasten;
  11. p. water;
  12. q. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Detailhandel

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. detailhandel tot en met categorie A van de in Bijlage 2 bij deze regels behorende 'Lijst vanbedrijfsactiviteiten functiemenging';

met daaraan ondergeschikt:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. kunstwerken
  3. d. nutsvoorzieningen;
  4. e. objecten van beeldende kunst;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. reclameobjecten;
  7. h. vlaggenmasten en lichtmasten;
  8. i. water;
  9. j. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

5.2 Bouwregels

5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  2. b. sportvoorzieningen tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' tevens een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. groenvoorzieningen;
  2. e. kunstwerken;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. objecten van beeldende kunst;
  5. h. parkeervoorzieningen;
  6. i. reclameobjecten;
  7. j. speelvoorzieningen;
  8. k. verblijfsgebied en terrassen;
  9. l. vlaggenmasten en lichtmasten;
  10. m. water;
  11. n. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 onder a en b voor het bouwen van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  2. b. ambachtelijk bedrijf;
  3. c. dienstverlening;
  4. d. detailhandel in volumineuze goederen;
  5. e. horeca tot en met categorie 2 van de in de Bijlage 3 bij deze regels behorende Staat vanhoreca-activiteiten, met uitzondering van hotel en café, met een bedrijfsvloeroppervlakte(bvo) van maximaal 300 m²;
  6. f. sportvoorzieningen tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';

met daaraan ondergeschikt:

  1. g. groenvoorzieningen;
  2. h. kunstwerken;
  3. i. nutsvoorzieningen;
  4. j. objecten van beeldende kunst;
  5. k. parkeervoorzieningen;
  6. l. reclameobjecten;
  7. m. speelvoorzieningen;
  8. n. verblijfsgebied en terrassen;
  9. o. vlaggenmasten en lichtmasten;
  10. p. water;
  11. q. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie 2 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel tot en met categorie 1 van de in Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten', tot een maximum van 300 m2bedrijfsvloeroppervlakte (bvo);

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. groenvoorzieningen;
  2. d. kunstwerken;
  3. e. nutsvoorzieningen;
  4. f. objecten van beeldende kunst;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. reclameobjecten;
  7. i. speelvoorzieningen;
  8. j. verblijfsgebied en terrassen;
  9. k. vlaggenmasten en lichtmasten;
  10. l. water;
  11. m. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2 onder a en b, voor het bouwen van een erfafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 voor het bouwen van een ruimere schuilhut mits:

  1. a. de bouwhoogte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 3 m;
  2. b. de oppervlakte van de schuilhut niet meer bedraagt dan 40 m²;
  3. c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurwaarden, ecologische waarden en/of landschappelijke waarden van het gebied. Alvorens ontheffing te verlenen wordt hierover advies gevraagd aan een natuur- en landschapsdeskundige.

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder a, voor het bouwen van een erfafscheiding met een bouwhoogte van maximaal 3 m, indien dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, waaronder begrepen de beveiliging, en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 11 Natuur

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden, ecologische waarden en landschappelijke waarden;
  2. b. water;
  3. c. langzaam verkeersroutes;
  4. d. extensieve recreatie;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. beweiding;
  2. f. geluidoverdrachtbeperkende voorzieningen;
  3. g. kunstwerken;
  4. h. nutsvoorzieningen;
  5. i. objecten van beeldende kunst;
  6. j. speelvoorzieningen;
  7. k. vlaggenmasten en lichtmasten;

met de daarbij behorende bouwwerken.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen voor wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 12 Recreatie

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een bowlingbaan, een botenverhuurbedrijf, een midget golfbaan, en een speeltuin tot en met categorie 2 van de in de Bijlage 1 bij deze regels behorende 'Lijst van bedrijfsactiviteiten';
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', tevens horeca tot en met categorie 3 van de in Bijlage 3 bij deze regels behorende 'Staat van horeca-activiteiten';
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' ten hoogste één bedrijfswoning;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' tevens een overkapping;

met daaraan ondergeschikt:

  1. e. groenvoorzieningen;
  2. f. kunstwerken;
  3. g. nutsvoorzieningen;
  4. h. objecten van beeldende kunst;
  5. i. parkeervoorzieningen;
  6. j. terrassen;
  7. k. vlaggenmasten en lichtmasten;
  8. l. water;
  9. m. wegen en paden;

met de daarbij behorende bouwwerken.

12.2 Bouwregels

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van de gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 13 Sport

13.1 Bestemmingsomschrijving

13.2 Bouwregels

13.3 Afwijken van de bouwregels

13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca met uitzondering van vormen van niet-zelfstandige horeca ten dienste van de gebruikers van de in lid 13.1.1 onder b genoemde voorzieningen;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel met uitzondering van vormen van niet-zelfstandige detailhandel ten dienste van de gebruikers van de in lid 13.1.1 onder b genoemde voorzieningen;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 14 Sport - Golfbaan

14.1 Bestemmingsomschrijving

14.2 Bouwregels

14.3 Afwijken van de bouwregels

14.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor parkeervoorzieningen en parkeren;
  5. e. het gebruik van gronden voor detailhandel, met uitzondering van niet zelfstandige detailhandel genoemd in lid 14.1.1 onder b;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van prostitutie.

Artikel 15 Tuin

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuin behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen.

15.2 Bouwregels

15.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gebouwen ten behoeve van wonen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden voor een paardenbak of buitenrijbaan;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca en detailhandel;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  7. g. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 16 Verkeer

16.1 Bestemmingsomschrijving

16.2 Bouwregels

16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 17 Verkeer - Railverkeer

17.1 Bestemmingsomschrijving

17.2 Bouwregels

17.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 18 Verkeer - Verblijfsgebied

18.1 Bestemmingsomschrijving

18.2 Bouwregels

18.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  2. b. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  3. c. het gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor detailhandel en horeca;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  6. f. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

19.2 Bouwregels

19.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van caravans, boten en overige zaken anders dan ten behoeve van de bestemming;
  2. b. het gebruik van gronden als stort en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- of opslagplaats voor normaal gebruik;
  3. c. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor horeca;
  4. d. het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van consumentenvuurwerk;
  5. e. het gebruik van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van raam- en straatprostitutie.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

20.2 Bouwregels

20.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 21 Leiding - Riool

21.1 Bestemmingsomschrijving

21.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 21.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, in lid 21.1.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 22 Leiding - Water

22.1 Bestemmingsomschrijving

22.2 Bouwregels

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de lid 22.1.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van ten hoogste 5 meter;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 onder b voor het bouwen van bouwwerken, ten dienste van de andere, voor de in lid 22.1 genoemde gronden geldende bestemming(en), indien:

  1. a. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;
  2. b. het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 23 Waarde - Archeologie

23.1 Bestemmingsomschrijving

23.2 Bouwregels

  1. a. Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsverguning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepsassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van maximaal 100 m2;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

23.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van bouwen, zoals bedoeld in lid 23.2 onder b en kan in dat kader onder meer de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning verbinden:

  1. a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarde in de bodem kan worden behouden;
  2. b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. c. de verplichting om de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 24 Waterstaat - Waterkering

24.1 Bestemmingsomschrijving

24.2 Bouwregels

  1. a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 24.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 5 m;
  2. b. het bouwen ingevolgde de secundaire bestemmingen van de gronden als bedoeld in lid 24.1.2 mag uitsluitend geschieden nadat de aanvrager positief advies heeft overgelegd van de beheerder van de waterkering omtrent de belangen van de waterkering en de waterhuishouding;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 25 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 26 Algemene Bouwregels

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

Artikel 27 Algemene Aanduidingsregels

27.1 Veiligheidszone - lpg

Artikel 28 Algemene Afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10 %;
  2. b. het bouwen van luifels, erkers, balkons, bordessen, pergola's en andere ondergeschikte bouwdelen, mits deze het bouwvlak of bestemmingsvlak met niet meer dan 2 m overschrijden;
  3. c. het bouwen van technische ruimten, lift- en/of trappenhuizen mits:
    1. 1. de oppervlakte van de overschrijding, per technische ruimte, lift- en trappenhuis, niet meer bedraagt dan 20 m²;
    2. 2. de bouwhoogte van een technische ruimte, lift- of trappenhuis niet meer bedraagt dan 3 m boven de, voor het desbetreffende bouwvlak geldende, maximale bouwhoogte;
  4. d. het bouwen van draagconstructies voor reclamedoeleinden en objecten van beeldende kunst tot een bouwhoogte van maximaal 20 m;
  5. e. het bouwen van nutsvoorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 5 m en een oppervlakte van maximaal 60 m2;
  6. f. het plaatsen van sirenemasten met een bouwhoogte van maximaal 40 m.

28.2 Voorzieningen voor telecommunicatie

28.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 28.1 en 28.2 kan alleen worden verleend, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de sociale veiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 Overige Regels

29.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen

Voor zover dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen, gelden:

  1. a. in de eerste plaats de regels van Artikel 21 Leiding - Riool
  2. b. in de tweede plaats de regels van Artikel 22 Leiding - Water;
  3. c. in de derde plaats de regels van Artikel 23 Waarde - Archeologie;
  4. d. in de vierde plaats de regels van Artikel 24 Waterstaat - Waterkering;

29.2 Aanvullende werking bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  1. a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer, brandblusvoorzieningen;
  2. b. brandweeringang;
  3. c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  4. d. de ruimte tussen bouwwerken;
  5. e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 30 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 31 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Meerzicht - Westerpark.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Planherziening En Doel

In het kader van de uitvoering van het Meerjarenprogramma Herziening Bestemmingsplannen 2011-2013 (raadsbesluit d.d. 21 maart 2011) moeten ook de plannen die gelden voor Meerzicht- Westerpark geactualiseerd worden. Voor het gebied geldt een lappendeken van planologische regelingen. Deze diversiteit aan regelingen komt de rechtszekerheid niet ten goede.

Deze integrale planherziening heeft ten doel het uniformeren en actualiseren van de planologische kaders en regels en niet te vergeten het samenvoegen van bestemmingsplannen waardoor het nieuwe bestemmingsplan beter toepasbaar is. Op deze manier zijn de planologisch-juridische regels afgestemd op de regels die gaan gelden voor andere woonwijken in Zoetermeer. Daarbij wordt de nieuwe regeling afgestemd op het gemeentelijke, provinciale en rijksbeleid.

Deze herziening betreft een conserverend bestemmingsplan. Hierin worden de bestaande situatie en mogelijkheden vastgelegd.

1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de gemeente Zoetermeer en ten noorden van de A12. Het plangebied is op te delen in twee deelgebieden: de woonwijk Meerzicht en het groene Westerpark.

De woonwijk is opgebouwd conform het structuurplan uit 1968 en ligt ten westen van de Afrikaweg, één van de belangrijkste toegangswegen van Zoetermeer. Het recreatiegebied Westerpark sluit aan op de westzijde van de woonwijk. Het park is verdeeld in deelgebieden, elk met hun eigen karakter. Zo zijn er een bosgebied, een bloemenweide, een plassengebied, de natuurtuin en sportvelden. Er is veel ruimte voor extensieve dagrecreatie. Door het park lopen drie fiets- en wandelroutes, er is een trimbaan en een ruiterpad. In het park is ook veel water te vinden, geschikt voor vormen van extensieve dagrecreatie als vissen, waterfietsen, roeien en kanoën.

In het Westerpark is ook een bowling centrum gevestigd, waar tevens bootjes en waterfietsen te huur zijn. Naast het bowling centrum ligt een grote speeltuin, die tegen betaling te bezoeken is. Aan het einde van de Heuvelweg is BurgGolf gevestigd met een 18 holes golfbaan en een 3 holes oefenbaan.

Aan de kant van de A12 zijn de sportvelden gelegen, met ruimte voor onder meer een handboogschietvereniging en een voetbalvereniging.

In totaal bestrijkt deze bestemmingsplanherziening een gebied van ongeveer 375 hectare. Het te herziene plangebied wordt globaal begrensd door:

  • de gemeentegrens met Leidschendam-Voorburg aan de westzijde;
  • de bebouwing aan de Voorweg aan de noordzijde;
  • het Bredewater en het Abdissenbos aan de oostzijde;
  • de rijksweg A12 aan de zuidzijde.

De ligging van het plangebied binnen Zoetermeer en de begrenzing van het plangebied zijn geïllustreerd op onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0001.jpg"

Ligging in Zoetermeer

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0002.jpg"

Begrenzing plangebied

1.3 Huidige Juridische Planregelingen

Dit bestemmingsplan vervangt 11 bestemmingsplannen en drie uitwerkingsplannen. Voor het plangebied zijn op dit moment de volgende juridische plannen van kracht:

Tabel 1: Overzicht geldende bestemmingsplannen

Nr. bestemmingsplan vaststelling Raad goedkeuring GS
3.01 Driemanspolder West 20-10-1967 27-11-1968
3.09 Meerzicht laagbouw (Bergenbuurt-noord & Bossenbuurt-laagbouw) 30-3-1998 15-7-1998
3.10 Meerzicht laagbouw (Bergenbuurt-zuid & landenbuurt en go's) 25-5-1998 5-1-1998
3.11 Meerzicht laagbouw Waterbuurt 25-5-1998 5-1-1999
3.12 Meerzicht hoogbouw 30-3-1998 15-7-1998
3.14 Meerzicht centrumgebied 26-5-2003 15-9-2003
3.15 Rokkeveen-kantoren, locatie Bredewater (Meerzicht) 28-06-2004 11-01-2005
9.02 Groot Zoetermeer 20-10-1967 27-11-1968
9.05 Westerpark 26-03-1979 6-5-1980
9.12 Uitbreiding Westerpark 25-2-1991 24-9-1991 (ged.)
9.16 Verlengde Amerikaweg 30-06-1997 21-10-1997
9.22 1e partiële herziening verlengde Amerikaweg 17-08-2008 6-2-2009

Tabel 2: Overzicht uitwerkingsplannen

Nr. uitwerkingsplan vaststelling b&w goedkeuring GS
3.02 Meerzicht- Driemanspolder West 26 augustus 1970 4 december 1970
3.03 Meerzicht Noord-oost 1 16 februari 1971 9 juni 1971
3.05 Meerzicht Zuid-oost 2 november 1971 2 februari 1972

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0003.jpg"

Geldende bestemmingsplannen

Bovengenoemde plannen worden voor het plangebied vervangen door dit bestemmingsplan. In de loop der jaren zijn meerdere vrijstellingsprocedures doorlopen. Verleende vrijstellingen zijn opgenomen in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskaders

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Barro (2011) en Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) van kracht geworden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Onderwerpen waarvoor het rijk ruimte vraagt zijn de mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken.

Op 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Aan artikel 3.6.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is op 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking toegevoegd.

Het kabinet heeft de keuze voor deze onderwerpen gemaakt in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze structuurvisie bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in 13 nationale belangen. Met de uitbreiding van het Barro en het Bro is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Het plangebied maakt onderdeel uit van bestaand stedelijk gebied. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De ten zuiden van het plangebied gelegen A12 is als hoofdweg aangeduid in het Barro. Aangegeven is dat voor de noordelijke rijbaan een reservering geldt van 2 extra rijstroken en voor de zuidelijke baan een reservering van 1 extra rijstrook. In dit bestemmingsplan ligt de plangrens buiten de A12-zone. Er is geen sprake van strijd met het Barro, de SVIR en het Bro.

2.1.2 Nota "Anders omgaan met water" (2000)

In de Nota "Anders omgaan met water; waterbeleid in de 21ste eeuw" (2000) onderschrijft het kabinet de noodzaak om te anticiperen op de verwachte klimaatsverandering en bodemdaling. De veiligheid moet gewaarborgd blijven, de kans op overstromingen mag niet toenemen. Meer ruimte voor water naast technische maatregelen en taakstellende afspraken tussen verschillende overheden zijn essentieel voor het slagen van dit beleid. Tevens moet een "watertoets" voorkomen dat de bestaande ruimte voor water geleidelijk afneemt.

In paragraaf 5.5 is de watertoets opgenomen.

2.2 Provinciaal Beleid

2.2.1 Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"

Op 2 juli 2010 hebben provinciale staten van Zuid-Holland provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. Op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 hebben provinciale staten de provinciale structuurvisie gewijzigd en geactualiseerd door het vaststellen van respectievelijk de 1e Herziening Provinciale Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" en de Actualisering 2011.

In de structuurvisie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. De kern van de Visie op Zuid-Holland is het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland. Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door middel van realisering van een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten.

In de Visie op Zuid-Holland is het provinciale belang geordend aan de hand van vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven:

  • aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel;
  • duurzame en klimaatbestendige Deltaprovincie;
  • divers en samenhangend stedelijk netwerk;
  • vitaal, divers en aantrekkelijk landschap;
  • stad en land verbonden.

Voor het plangebied is vooral de hoofdopgave "Divers en samenhangend stedelijk netwerk" relevant. Het hoofddoel is verstedelijking concentreren in en rond de steden in het stedelijk netwerk.

Daarnaast is voor het Westerpark de hoofdopgave "vitaal, divers en aantrekkelijk landschap" van belang. Het Westerpark maakt deel uit van het Groene Hart. Het provinciaal beleid richt zich hier op het behoud van de leefbaarheid en economische vitaliteit van het landelijk gebied en realisering van een robuust natuur- en watersysteem. Er worden in het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die strijdig zijn met de provinciale structuurvisie.

Bij de structuurvisie horen twee kaarten: de Functiekaart 2020 en de Kwaliteitskaart 2020. Op de Functiekaart is de woonwijk Meerzicht aangeduid als 'bestaand stedelijk- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer. De aanduiding "stads- en dorpsgebied met hoogwaardig openbaar vervoer" is toegekend aan delen van het stads- en dorpsgebied die in de nabijheid liggen van haltes van hoogwaardig openbaar vervoer van het Zuidvleugelnet.

Het Westerpark is aangeduid als 'Recreatiegebied en stedelijk groen buiten de contour (in het stedelijk netwerk)'. Dit zijn gebieden die aansluiten op het stadsgebied en waar sprake is van de hoofdfuncties sportterrein, volkstuinen en/of begraafplaats. De openlucht recreatie speelt ook een grote rol binnen het gebied. Daarbinnen kunnen landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden voorkomen. Het Westerpark maakt deel uit van het provinciale landschap 'Land van Wijk en Wouden', een gebied waar de tegenstelling tussen open landschap en de verstedelijking als kwaliteit benoemd is. Daarnaast geldt in het Westerpark een vrijwaringszone windenergie wat wil zeggen dat windenergie hier niet is toegestaan.

Het park ten zuiden van de woonwijk Meerzicht is op de functiekaart aangeduid als 'stedelijk groen'. Stedelijk groen is een groengebied binnen stads- en dorpsgebied met als hoofdfunctie recreatie waaronder parken en sportvoorzieningen, volkstuinen en/of begraafplaats. Het maakt deel uit van de Zuidvleugelgroenstructuur.

Op de Kwaliteitskaart 2020 is de woonwijk Meerzicht aangeduid als "Stedelijk netwerk met hoogwaardig openbaar vervoer". Stedelijk netwerk is gedefinieerd als een stadsgebied bestaande uit samenhangende stedelijke agglomeraties en kernen die gekoppeld zijn aan het Zuidvleugelnet, alsmede de Mainport Rotterdam en de Greenport Westland/Oostland.

Het ten zuiden van de woonwijk gelegen groene gebied betreft stedelijk groen dat niet wordt gerekend tot bestaand stedelijk gebied. Hier dient terughoudend omgegaan te worden met ontwikkelingen.

Voor het Westerpark ligt een grote opgave om de samenhang tussen stad en land en de kwaliteit van de groene ruimte nabij de stad over de volle breedte aanzienlijk en duurzaam te versterken.

2.2.2 Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland"

De provinciale belangen aangegeven door vijf integrale opgaven, zoals opgenomen in de structuurvisie, zijn verankerd in de Verordening Ruimte "Visie op Zuid-Holland" die net als de structuurvisie op 2 juli 2010 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld. Ook de Verordening Ruimte is gewijzigd en geactualiseerd op 23 februari 2011 en 29 februari 2012 met de vaststelling door provinciale staten van respectievelijk de 1e Herziening van de provinciale Verordening en de Actualisering 2011.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn de volgende artikelen van belang:

  • artikel 2 (regels voor het gebied buiten de bebouwingscontouren)

Het Westerpark en het gebied ten zuiden van de woonwijk Meerzicht liggen buiten de bebouwingscontour. Dit houdt in dat er geen ruimte is voor nieuw vestiging of uitbreiding van stedelijke functies. Onder voorwaarden kan ontheffing worden verleend voor de vestiging of uitbreiding van omvangrijke intensieve overdekte of openlucht dagrecreatie.

De woonwijk Meerzicht ligt binnen de bebouwingscontour. Dit houdt in dat investeringen in de gebouwde omgeving worden gebundeld, waardoor de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden blijft en versterkt wordt. De contour geeft de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer.

  • artikel 6 (Nationale en provinciale landschappen en rijksbufferzones)

Het Westerpark maakt deel uit van het provinciale landschap 'Wijk en Wouden' en het nationale landschap het Groene Hart. In deze gebieden mogen alleen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die de kernkwaliteiten van deze gebieden behouden of versterken.

  • artikel 9 (detailhandel)

Binnen het plangebied ligt het winkelcentrum Meerzicht.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk en handelt daarmee niet in strijd met de provinciale verordening. Bestaande bebouwing en gebruik zijn positief bestemd.

2.2.3 Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland

De visie Regioprofielen Cultuurhistorie Zuid-Holland omvat richtlijnen voor topgebieden van cultureel erfgebied, archeologie en molens in Zuid-Holland. Deze visie is op 13 april 2010 vastgesteld door gedeputeerde staten. De wijze van sturing, op welke wijze omgegaan dient te worden met de regioprofielen, is opgenomen in de provinciale structuurvisie die is vastgesteld door provinciale staten op 2 juli 2010.

Op basis van bestaande cultuurhistorische waardenkaarten zijn zestien topgebieden Cultureel Erfgoed Zuid-Holland aangewezen. Voor elk van deze topgebieden is een regioprofiel opgesteld. Deze regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Het plangebied ligt niet in een van deze topgebieden.

Wel is het gehele Westerpark op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische hoofdstructuur aangemerkt als een gebied waar de trefkans op archeologische sporen redelijk tot groot is.

Gelet hierop dienen de archeologische waarden van het gebied nader onderzocht te worden. In paragraaf 3.6 wordt hier nader op ingegaan.

2.2.4 Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010

Het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 geeft aan hoe de provincie Zuid-Holland de komende jaren haar beleid op de terreinen groen, water en milieu vormgeeft. Het plan is de opvolger van het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2006 en omvat het Milieubeleidsplan (Wet milieubeheer) en het Waterhuishoudingsplan (Wet op de waterhuishouding). In het beleidsplan zijn de kaders en doelstellingen opgenomen voor de periode 2006-2010 en is een doorkijk gegeven tot 2020 en voor enkele onderwerpen tot 2040. Het plan bestaat uit vier delen: een Visiedeel, een Groendeel, een Waterdeel en een Milieudeel.

Het Visiedeel bevat de strategische integrale beleidsvisie voor groen, water en milieu.

Het Groendeel bevat het beleidskader voor het algemene groenbeleid, de biodiversiteit en gaat in op de programma's Ecologische Hoofdstructuur (EHS), Groen In en Om de Stad (GIOS) en Vitaal Platteland.

Het Waterdeel gaat in op het waterbeleid in Zuid-Holland voor waterveiligheid, waterbeheersing, schoon water en grond- en drinkwater. Daarnaast komt de relatie tussen water en ruimtelijke ordening aan de orde.

Het Milieudeel gaat over gezond en veilig, energie en klimaat en economie en innovatie. Onderwerpen zijn: luchtkwaliteit, verzuring, geluidskwaliteit, externe veiligheid, lichthinder, mobiliteit en infrastructuur, luchtvaart, bodem- en grondwaterkwaliteit, energiebesparing, duurzame glastuinbouw en bedrijventerreinen en beheer van bouwgrondstoffen.

De doelstellingen in het beleidsplan zijn van een hoger abstractieniveau, waardoor het moeilijk is concrete plannen hier aan te toetsen. In dit bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een strijdigheid met het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010.

2.2.5 Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007

De provincie voert een actief detailhandelsbeleid vanwege de veelal bovenlokale gevolgen van bestemmings- of bouwplannen voor omvangrijke winkelcentrumprojecten of perifere detailhandel. De Structuurvisie Detailhandel Zuid-Holland 2007 heeft als doelstelling een toetsingskader voor zulke plannen te bieden, de dynamiek in de detailhandel te bevorderen en de bestaande structuur te versterken. De nota legt de locaties vast voor "gewone" regionale detailhandel en voor perifere detailhandel.

In het bestemmingsplan wordt geen uitbreiding voorzien van het winkelcentrum Meerzicht. Er is geen sprake van strijd met het provinciale beleid.

2.3 Regionaal Beleid

2.3.1 Hoogheemraadschap van Rijnland

Waterbeheerplan Rijnland
Op 1 januari 2010 is het nieuwe Waterbeheerplan 4 (2010-2015) van Rijnland van kracht geworden. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe Waterbeheerplan legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelstijging. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur 2009 en Beleidsregels en Algemene Regels inrichting Watersysteem Keur 2011

Op 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden met bijbehorende beleidsregels. De beleidsregels zijn in 2011 herzien. Een nieuwe Keur was nodig, vanwege de totstandkoming van de Waterwet en de daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn in deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De Keur 2009 en Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem Keur 2011 maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebods-en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten en beken) en andere waterstaatswerken (onder andere bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgestelde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Waterwetvergunning. De Keur is derhalve een belangrijk instrument om het watersysteem op orde te houden. In de Beleidsregels en Algemene regels Inrichting Watersysteem Keur 2011, die bij de Keur 2009 horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Voorkeursvolgorde voor afvalwater
Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit artikel 29 a van de Wet milieubeheer en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  1. a. het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  2. b. verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  3. c. afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  4. d. huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  5. e. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
  6. f. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht;
  7. g. ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d dat naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt getransporteerd.

De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater
Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen een en ander vooruitlopend op de definitieve invoering van het Besluit lozingen buiten inrichtingen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan brongerichte maatregelen. Het argument daarbij is dat vanuit een wijder milieuperspectief preventie de voorkeur heeft boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van een berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • juridische verankering van de particuliere verantwoordelijkheden (vergunningverlening);
  • handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen (bijvoorbeeld door middel van controleputjes op de erfgrens);
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • aangepaste gladheidsbestrijding;
  • het voorkomen van afstroming van hondenuitwerpselen;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.

Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of, als laatste keus, aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Waterplan Zoetermeer
Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft in samenwerking met de gemeente Zoetermeer en het Hoogheemraadschap Schieland en het Waterschap Wilck en Wiericke het Waterplan Zoetermeer opgesteld dat in februari 2002 door de gemeenteraad is vastgesteld. Het plan wordt in paragraaf 2.4.9 nader toegelicht.

2.3.2 Stadsgewest Haaglanden

Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020
Op 16 april 2008 heeft het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden het "Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020" (RSP) vastgesteld.

Het RSP is een integraal plan voor de ruimtelijke ontwikkeling van Haaglanden en het kader voor het regionale beleid op het gebied van milieu, groen, mobiliteit, wonen en economie en voor locale plannen, zoals de bestemmingsplannen. Het vastgestelde RSP kijkt naar 2020 (en soms 2030) en omvat de grote lijnen voor de ambities en ontwikkelingen op verschillende terreinen, zoals verkeer, wonen, werken, water en groen.

Het bestuur van het Stadsgewest Haaglanden heeft het RSP samengevat in tien regionale investeringsprioriteiten. De negen Haaglandengemeenten spreken hiermee de ambitie uit om door te groeien als internationaal concurrerende regio, als goed functionerend stedelijk netwerk en als regio die kwaliteit van leven biedt. De tien prioriteiten werken door in beleid en investeringen van het Stadsgewest en de betrokken gemeenten en als het aan Haaglanden ligt, ook in beleids- en investeringsprogramma's op hogere schaalniveaus, zoals het Urgentieprogramma Randstad en het Bestuurlijk Platform Zuidvleugel.

Op kaart 1 "Ontwikkelingsbeeld Haaglanden 2030" van het RSP is de woonwijk Meerzicht aangeduid als "Vitaal en intensief benut stedelijk gebied" en het overige deel van het plangebied (Westerpark en het groengebied ten zuiden van de woonwijk) als "Aantrekkelijke en toegankelijke parken en recreatiegebieden". Daarnaast maakt Westerpark deel uit van het regiopark Duin, Horste en Weide. De zone langs de Leidschendamseweg/ Amerikaweg maakt deel uit van de Leisure as Scheveningen- Zoetermeer.

Op kaart 24 "Projectenkaart Haaglanden 2020" is de woonwijk Meerzicht aangeduid als "Verdichten binnen bestaand stedelijk gebied, met name binnen OV-bereik". Dit betekent dat de aanwezige potenties voor verdichting, vernieuwing en herstructurering zoveel mogelijk dienen te worden benut. Hierbij moeten karakter- en structuurbepalende niet-bebouwde ruimten worden gehandhaafd en de aanwezige cultuurhistorische waarden in acht worden genomen.

Het Westerpark en het groengebied ten zuiden van de woonwijk zijn aangeduid als "Bestaand / nieuw parklandschap, stadsparken, stadsrand parken & natuurgebieden". Hier staat behoud van het huidige karakter voorop.

Regionale Nota Mobiliteit Haaglanden (2005)

Het Stadsgewest Haaglanden geeft in de Regionale Nota Mobiliteit (RNM) aan met welk samenhangend pakket aan beleid en projecten het de regio voor de periode tot 2020 beter bereikbaar, verkeersveiliger en leefbaarder wil maken. Het aantal instappers in het regionaal openbaar vervoer neemt sterk toe als gevolg van de verwachte mobiliteitsgroei van 20 tot 30% in 2015. Om de toename van het reizigersaanbod te kunnen accommoderen wordt ingezet op een verhoging van het aandeel openbaar vervoer binnen de totale mobiliteit. Haaglanden wil deze doelstelling realiseren met het continueren van gefinancierde projecten en het voorzieningenniveau in stand houden.

Regionale Structuurvisie Detailhandel 2006-2011
Op 13 december 2006 is de "Regionale Structuurvisie Detailhandel Stadsgewest Haaglanden 2006-2011" vastgesteld. Het doel is een meer dynamisch en kwalitatief beter winkelaanbod te bewerkstelligen zodat de consument meer keuze en kwaliteit wordt geboden. Dit heeft weer een gunstige invloed op de komst van bedrijven en organisaties naar de regio en daarmee op de regionale economie. Het bestaande winkelcentrum heeft een winkelvloeroppervlak van 4.855 m2. In de nota is een uitbreiding gereserveerd van 1.000 m2.

Vanaf 2003 is het winkelcentrum vernieuwd. Vooralsnog is geen sprake van een uitbreiding hiervan.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Stadsvisie 2030

De Stadsvisie 2030, die op 15 december 2008 is vastgesteld door de gemeenteraad, verwoordt negen opgaven die in de periode tot 2030 moeten worden opgepakt om als stad voldoende perspectief op een welvarende ontwikkeling te behouden. Daarnaast geeft de Stadsvisie aan welke kansen de gemeente wil benutten om de stad extra perspectief te geven.

In het kader van dit bestemmingsplan zijn met name opgave 2 (Elke buurt een toekomst bieden), opgave 5 (Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer) en opgave 7 (Unieke ligging aan het Groene Hart benutten) van belang.

In opgave 2 "Elke buurt toekomst bieden" wordt aangegeven dat de gemeente het belangrijk vindt dat elke buurt toekomst heeft en floreert. Daarmee wordt bedoeld dat de wijk voorzieningen moet bieden voor ouders en kinderen om te spelen, te leren, te sporten etc. Het betekent ook dat ouderen in de buurt moeten kunnen blijven wonen als hun gezondheid achteruit gaat. Bewoners willen dat hun woning up-to-date blijft, dat de buurt schoon en veilig is. Kortom, iedereen heeft belang bij een buurt waar het prettig wonen en werken is, waar je elkaar kunt ontmoeten en kunt meedoen aan activiteiten in de buurt. Op de visiekaart zijn in de woonwijk Meerzicht twee opgave aangegeven: 'Versterking maatschappelijke netwerken' en 'Extra inzet op buurtvernieuwing'.

In opgave 5 "Zoetermeer bereikbaar houden door accent op openbaar vervoer" is als doel opgenomen uitstekende openbaar vervoerverbindingen in de richting van Delft, Rotterdam en Leiden. Daarbij wordt gemikt op het opwaarderen van het NS-station Zoetermeer naar een intercitystation. Voor de langere termijn is de uitbouw van het lightrailnetwerk vanuit zowel Den Haag als Zoetermeer in de richting van Scheveningen, Delft, Rotterdam en Leiden een optie.

In opgave 7 "Unieke ligging aan het Groene Hart benutten" is het doel om het vele groen rondom de stad met elkaar te verbinden om zo de ecologische en recreatieve betekenis van de gebieden te vergoten. Het verbinden van groen, het zorgen voor goede verbindingen naar het groen en een geleidelijke overgang tussen stad en land zorgen er voor dat het groen een meerwaarde krijgt. Deze opgave is met name voor het regiopark Westerpark essentieel.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met de Stadsvisie. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0004.png"

Stadsvisie 2030

2.4.2 Woonvisie (2009)

De op 16 maart 2009 door de gemeenteraad vastgestelde Woonvisie vormt een basis voor verschillende uitvoeringsplannen van de gemeente op het gebied van wonen. De Woonvisie gaat nadrukkelijk uit van een nieuwe aanpak voor het wonen. Deze nieuwe aanpak houdt rekening met het feit dat Zoetermeer in de toekomst – na het voltooien van de laatste uitbreidingswijk Oosterheem – niet langer meer ruime hoeveelheden nieuwe eengezinswoningen zal realiseren. Ook speelt het in op de veranderende bevolkingssamenstelling van Zoetermeer, waarbij jongeren en senioren een steeds belangrijkere positie gaan innemen binnen de stad. De Woonvisie omvat een aantal richtinggevende keuzen voor het Zoetermeerse woonbeleid in de komende jaren. Zo wordt onder meer de kwaliteit van het wonen boven het realiseren van aantallen gesteld en wordt een accent gelegd op het zoeken naar nieuwe gestapelde woonvormen met grondgebonden kwaliteiten. Bovendien zal op plekken waar in de toekomst nog woningbouw gaat of kan plaatsvinden, de behoefte van de wijken en buurten in eerste instantie leidend bij het invullen van het woonprogramma.

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien.

2.4.3 Stedelijk Beleidskader Economie (2011)

Op 10 januari 2011 heeft de gemeenteraad het beleidsdocument Stedelijk Beleidskader Economie vastgesteld. De lijn van het huidige economische beleid wordt doorgezet. Het beleid heeft drie doelstellingen:

  1. 1. het creëren van werkgelegenheid door middel van het aantrekken van nieuwe bedrijven voor Zoetermeer kansrijke sectoren, het stimuleren van (innovatieve) startende bedrijvigheid, het behouden van bestaande bedrijvigheid en het verbinden van onderwijs met het bedrijfsleven;
  2. 2. het realiseren van een aantrekkelijk, gevarieerd en duurzaam vestigingsmilieu voor bedrijven;
  3. 3. het aanbieden van een brede, kwalitatief goede en op de toekomst gerichte voorzieningenstructuur (leisure, horeca en detailhandel) in Zoetermeer.

Voor deze doelstellingen afzonderlijk zijn beleidsmaatregelen geformuleerd die in de periode 2010 tot en met 2014 uitgevoerd zullen gaan worden waarbij de gemeente de leisurefunctie van Zoetermeer in de toekomst nadrukkelijk verder wil uitbouwen.

Leisure heeft een hele belangrijke functie voor Zoetermeer. Waar andere steden in de regio, zoals Delft en Leiden, uniek zijn vanwege hun historische binnenstad en universiteit is Zoetermeer uniek door haar bijzondere leisurevoorzieningen. De huidige voorzieningen, de zogeheten ‘Big Five’, bevinden zich verspreid over Zoetermeer op de leisure-as van de stad. Het betreft de volgende: Snowworld, Dutch Water Dreams, Silver Dome, BurgGolf en Ayers Rock. BurgGolf ligt binnen het plangebied van dit bestemmingsplan. De Leidschendamseweg/ Amerikaweg maakt deel uit van de leisure-as, een gebied waar ruimte is voor nieuwe leisurevoorzieningen.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met het Stedelijk Beleidskader Economie. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

2.4.4 Beleidskader Leisure (2003)

Het beleidskader Leisure (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 september 2003) geeft de hoofdrichting aan voor het Leisurebeleid in Zoetermeer. Gericht investeren in leisure versterkt de identiteit en de economie van de stad. Het beleidskader geeft de kansen weer die in de stad aanwezig zijn en de plekken en voorzieningen waar de aandacht op moet worden gericht. Het Beleidskader Leisure is in 2009 geïntegreerd in het nieuwe Stedelijke Beleidskader Economie.

2.4.5 Structuurvisie Detailhandel 2006-2010

Met de Structuurvisie Detailhandel 2006-2010 (vastgesteld 18 juni 2007 door de gemeenteraad) geeft de gemeente aan welke ontwikkelingen tot 2010 nodig zijn om de detailhandel gezond te houden en de fijnmazige winkelstructuur in stand te houden. Het beleid van de Structuurvisie Detailhandel wordt doorgezet in het Stedelijk Beleidskader Economie. Ontwikkelingen in de detailhandel kunnen daarbij zowel verbeteringen als uitbreidingen betreffen, waardoor de bestaande ruimtelijk-economische winkelstructuur gehandhaafd blijft en waar mogelijk versterkt kan worden. Onder meer door uitbreiding en modernisering van de stedelijke winkelcentra Stadshart, Woonhart en Dorpsstraat wordt gestreefd naar een toename van het (recreatief) winkelen in het centrumgebied van de stad. Ook een betere en meer aantrekkelijke verbinding tussen de bovengenoemde winkelcentra wordt daartoe wenselijk geacht.

In de visie is het opknappen van het winkelcentrum Meerzicht genoemd als belangrijk instrument om klanten te behouden (koopkrachtbinding).

Van de wijkcentra die in de periode, dat Zoetermeer groeistad was, zijn gerealiseerd is het centrumgebied van Meerzicht het eerste centrum, dat totaal opnieuw is ingericht. Aan de oostkant zijn het sociaal-cultureel wijkcentrum, woningen en bedrijven gesloopt, woningen gerenoveerd en woningen toegevoegd. De nieuwe wijkpost heeft een prominente plaats in het centrumgebied gekregen.

Aan de westkant was de renovatie van het winkelcentrum Meerzicht onderdeel van deze herinrichting van het totale centrumgebied. De eigenaar van het winkelcentrum bleek bereid tot investeringen in het winkelcentrum en de gemeente heeft een groot deel van het openbare gebied opnieuw ingericht, mede in relatie tot de ombouw van de halte van RandstadRail.

Aan de noordwestkant is de enige in Zoetermeer overgebleven parkeergarage met daktuin gerenoveerd en heeft de fietsenwinkel uit de oude “onderdoorgang” een locatie op de kop van die garage gekregen. Daarnaast is de AH-supermarkt uitgebreid, is de halte van RandstadRail voltooid en is het openbare gebied bij deze beide projecten aangepakt. De herinrichting van het centrumgebied is daarmee nagenoeg afgerond.

2.4.6 Horecanota (2004-2008)

De Horecanota (vastgesteld door de gemeenteraad op 29 maart 2005) dient als kader voor het horecabeleid van de gemeente Zoetermeer. De nota omvat onder meer per horecasector een analyse van het aantal, de omvang en de situering van de horecavestigingen. Op basis daarvan is per sector aangegeven of er moet worden gestreefd naar groei, inkrimpen of handhaven van het aantal en/of omvang van het huidige aanbod. Tevens zijn aanbevelingen opgenomen over de meest aangewezen locaties waar een eventuele verdere groei zou moeten of kunnen plaatsvinden. Hierbij is zoveel mogelijk aangesloten bij de projectgebieden en locaties zoals gedefinieerd in het beleidskader Leisure.

In vergelijking met Nederland en met steden van vergelijkbare omvang en met de regio, heeft Zoetermeer erg weinig horecabedrijven. De verschillen zijn bovendien in de afgelopen jaren nauwelijks kleiner geworden. De consument zou graag meer vestigingen zien, omdat dit meer keuze betekent. De gemeente schept randvoorwaarden om het aantal cafés/bars, eventueel met kleine dansgelegenheid, te laten groeien, met name binnen de Stedelijke Driehoek (Stadshart, Dorpsstraat en omgeving). Het aantal grote discotheken was op orde. Het ziet er naar uit dat het aantal discotheken sterk zal afnemen. De keuzemogelijkheid in de restaurantsector moeten worden uitgebreid door toevoeging van aanbod, met name in het topsegment en in bijzondere formules. Daarnaast zullen randvoorwaarden worden geschapen om het aantal fastfoodrestaurants, met name snackbars, te laten groeien. Het aantal hotels kan de komende jaren met 2 tot 3 toenemen, om daarmee tot een verdubbeling van het aantal kamers te komen. Dit sluit aan op het beleid in de Hotelnota. Voor locaties wordt met name aan de hoofdverkeerswegen gedacht. Tenslotte gelooft de gemeente in de positieve invloed van evenementen, die daarom op diverse plaatsen worden bevorderd.

Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die in strijd zijn met de Horecanota. De bestaande situatie wordt vastgelegd.

2.4.7 Hoogbouwvisie (2004)

De Hoogbouwvisie geeft antwoord op de vragen waar in de stad hoogbouw -gebouw van 30 meter of hoger- mogelijk, gewenst of ongewenst is. In de visie zijn aan de verschillende zones, knooppunten en assen in de stad maximale bouwhoogten toegekend. De visie laat zich daarmee kenschetsen als een “zoneringsplan” en is uitdrukkelijk geen locatieonderzoek. Dit betekent dat initiatieven voor hoogbouw -ook al is deze gesitueerd in de aangegeven zones en ook al wordt voldaan aan de opgenomen indicatieve maximale bouwhoogten- altijd moeten passen in een voor die locatie op te stellen stedenbouwkundig plan en bestemmingsplan. De consequenties van hoogbouw voor de omgeving (o.a. windhinder, bezonning, uitzicht, privacy en zichtlijnen) moeten in deze planvormen aan de orde komen.

In de Hoogbouwvisie is de wijk Meerzicht ingedeeld in de stedelijke kernzone. In deze zone is ruimte voor intensief ruimtegebruik met vernieuwende stedelijke programma's. Dit maakt toepassing van hoogbouw in deze dynamische zone zeer wel mogelijk en zelfs wenselijk.

Het wijkwinkelcentrum Meerzicht is aangeduid als een knooppunt. Mede vanwege de ligging aan een halte van de RandstadRail geldt hier een maximale bouwhoogte van 60 meter. Aan oude lintstructuren (waaronder de Voorweg ten noorden van het plangebied) is geen hoogbouw gewenst.

2.4.8 Stadsnatuurplan (1999)

Het Stadsnatuurplan geeft richting aan het natuurbeleid van Zoetermeer. In het Stadsnatuurplan wordt antwoord gegeven op de vraag hoe de gemeente wil omgaan met de natuur die zij nu al rijk is en hoe het nog beter zou kunnen. Het doel van het Stadsnatuurplan is het realiseren van meer en betere natuur en het vergroten van het draagvlak voor de natuur. Het gemeentelijk natuurbeleid kent drie niveaus met elk een eigen ambitie: groen op regioniveau, groen op stadsniveau en groen op wijkniveau. Voor natuur op regioniveau geldt het compensatiebeginsel. Dit betekent dat bij verlies van natuur compensatie moet plaatsvinden door nieuwe natuur. Op stads- en wijkniveau geldt de natuurimpulsregel. Hierbij dient het natuurbelang nadrukkelijk te worden meegewogen in de besluitvorming over (her)ontwikkelingslocaties. Op stads- en wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

Het eiland in het Westerpark is in het Stadsnatuurplan aangewezen als stergebied. Dit zijn gebieden met een grote potentiële natuurwaarde en waar stedelijke ontwikkelingen uitgesloten moeten zijn. Dit stergebied maakt deel uit van regionatuur: deze gebieden zijn groot van omvang en hebben natuur als hoofd- of nevenfunctie. Doel voor deze gebieden is om 'natte' natuur met veel zeldzame soorten te creëren door het vergroten van leefgebieden, het verbeteren van de waterkwaliteit en het extensiveren van het beheer.

Het golfterrein en de sportvelden in Westerpark en het groengebied ten zuiden van de woonwijk Meerzicht zijn aangeduid als stadsnatuur. In deze gebieden is natuur niet de hoofdfunctie en zijn stedelijke ontwikkelingen toegestaan, mits tegelijkertijd ook in natuur wordt geïnvesteerd (natuurimpulsregeling).

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0005.png"

Stadsnatuurplan

De overige gebieden (de woonwijk Meerzicht) zijn aangewezen als natuur op wijkniveau. De natuurontwikkelingsgebieden op wijkniveau zijn over het algemeen klein van omvang, bijvoorbeeld wijkgroen en groen in de directe woonomgeving. Op zowel stads- als wijkniveau is het gemeentelijk natuurbeleid vooral gericht op het creëren van soortenrijke natuur.

Op dit moment is een herijking van het Stadsnatuurplan in voorbereiding. In dat kader wordt de Visie Biodiversiteit opgesteld. Deze visie is onderdeel van het Programma Duurzaam Zoetermeer (zie paragraaf 2.4.12).

2.4.9 Waterplan Zoetermeer (2002)

Het Waterplan Zoetermeer is opgesteld door de gemeente Zoetermeer tezamen met het voormalige waterschap Wilck en Wiericke (dat inmiddels deel uitmaakt van het Hoogheemraadschap van Rijnland) en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De doelstelling van het Waterplan Zoetermeer is het behouden en versterken van een duurzaam watersysteem. Kortom een watersysteem dat betrouwbaar, levend en boeiend is. Om ook in de toekomst een veilig en goed functionerend watersysteem in Zoetermeer te behouden, moet meer ruimte voor water worden gerealiseerd. In het Waterplan Zoetermeer is afgesproken dat bij herontwikkeling gestreefd wordt naar het realiseren van extra water in het gebied dat (her)ontwikkeld wordt. In het stedelijk gebied wordt daarnaast ingezet op het vertragen van piekafvoeren, onder meer door het toepassen van open verharding of het realiseren van vegetatiedaken.

Een ander aandachtspunt uit het Waterplan is de waterkwaliteit. De kaderrichtlijn water (KRW) voorziet in het verbeteren van de waterkwaliteit. Er wordt gestreefd naar een waterkwaliteit, die minimaal voldoet aan de landelijk geldende normen en ook een aantrekkelijk leefgebied vormt voor plant en dier. Hiervoor is het van belang dat geen uitlogende, milieubelastende materialen, zoals zink, koper en lood, worden toegepast in oppervlakken welke direct of via het schoonwaterriool afwateren naar het oppervlaktewater.

Lange duikers hebben een negatief effect op de waterkwaliteit, omdat het water aan licht en lucht onttrokken wordt. Bovendien is het water in duikers niet zichtbaar. In het Waterplan wordt er dan ook naar gestreefd waterpartijen zoveel mogelijk via open water met elkaar te verbinden. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland.

2.4.10 Milieubeleidsplan (2005)

Het gemeentelijk Milieubeleidsplan, dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2005, heeft als algemene doelstelling: het realiseren van een duurzame ontwikkeling, het zoeken naar oplossingen en maatregelen waarmee de leefbaarheid voor de huidige en toekomstige bewoners, hier en elders wordt gediend. Aspecten van duurzaamheid zijn een volwaardige afwegingsfactor bij alle gemeentelijke (beleids)beslissingen. Er wordt gestreefd naar een ruimtelijke inrichting binnen de compacte stad waarin leefbaarheid, integratie van functies en meervoudig ruimtegebruik centraal staan. Voor de woongebieden (waaronder Meerzicht) wordt behoud en versterking van de natuurwaarden en een optimaal evenwicht tussen de verschillende gebruiksfuncties nagestreefd. Daarnaast is energiebesparing, benutting van duurzame energie, het bevorderen van fiets en OV-gebruik en behoud en verbetering van een duurzaam watersysteem een belangrijk uitgangspunt.

Het Westerpark is één van de gebieden waar de groenstructuur en de verbinding tussen stad- en land verbeterd moeten worden. Concrete maatregelen hiertoe zijn in dit bestemmingsplan niet aan de orde.

2.4.11 Nota Duurzaam Bouwen (2009)

De Nota Duurzaam Bouwen (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 september 2009) besteedt aandacht aan nieuwbouw, bestaande bouw en gemeentelijke gebouwen. Daarnaast wordt specifiek aandacht besteed aan het klimaatbeleid, omdat het een speerpunt is binnen het Programma Duurzaam Zoetermeer. In de Nota is bepaald dat voor projecten vanaf 25 woningen of vergelijkbare grootte de ontwikkelaar van het vastgoed een energievisie dient uit te werken. Daarnaast geldt voor nieuwbouwlocaties met meer dan 1 woning dat GPR-gebouw wordt toegepast. Voor overige locaties zal voor alle labels van het instrument GPR een ambitieniveau van minimaal 7 worden gehanteerd. Voor 6 locaties die in het programma Duurzaam Zoetermeer waren aangewezen als innovatieve gebieden of projecten (Stadsboerderij Oosterheem, Paltelaan, Denemarkenlaan, Bleizo, Culturele as en Vlek A Oosterheem) blijven scherpen ambities gelden op energiebeleid.

Geen van de laatstgenoemde locaties ligt in het plangebied.

2.4.12 Duurzaam Zoetermeer (2007)

De klimaatveranderingen, de groei van Zoetermeer en de toenemende luchtvervuiling vragen om maatregelen. In het programma Duurzaam Zoetermeer (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 november 2007) zijn afspraken opgenomen om Zoetermeer in de toekomst leefbaar te houden. De ambities zijn hoog: Zoetermeer wil tot de tien duurzaamste gemeenten van Nederland behoren. De basis voor het programma Duurzaam Zoetermeer ligt in het collegeprogramma 2006-2010. Daarin staat dat Zoetermeer een groene, schone en milieuvriendelijke stad moet zijn, waarin we zuinig zijn op natuurlijke hulpbronnen en de beschikbare groene ruimte. Duurzaam Zoetermeer geeft hier op een praktische manier invulling aan, samen met lokale milieuorganisaties, het bedrijfsleven en de inwoners van Zoetermeer. De doelstellingen voor 2030 zijn:

  • een gezond leefmilieu in Zoetermeer: in 2030 komt langs de hoofdwegen geen ernstige geluidhinder voor (< 65 dB(A)), zijn de woonwijken rustig (<55 dB(A)) en is de luchtkwaliteit 20% beter dan de huidige EU norm;
  • Zoetermeer is in 2030 CO2-neutraal;
  • een natuurlijk Zoetermeer: Een natuurrijk Zoetermeer. In 2030 is Zoetermeer nog steeds een gemeente met ruimte voor veel in het wild levende plant- en diersoorten Het beleid is erop gericht dat het aantal bijzondere soorten minimaal gelijk is gebleven aan dat van 2007;
  • de gemeente past bij haar eigen inkoop en aanbestedingen de landelijk geformuleerde duurzaamheidscriteria toe;
  • een innovatief Zoetermeer: stimuleren van innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzame ontwikkeling.

2.4.13 Rapportage Archeologisch waardevolle gebieden (2003)

In deze rapportage zijn de archeologisch waardevolle gebieden in de gemeente Zoetermeer opgenomen. In deze gebieden is het zonder vergunning (aanlegvergunning) verboden om:

  • graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 0,50 m. onder het maaiveld;
  • aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
  • met een metaaldetector te zoeken tussen 0 en 0,50 m. onder het maaiveld.

De zone langs de Voorweg (deels binnen het plangebied) is aangewezen als 'beschermd archeologisch monument'. In dit gebied is het vrijwel zeker dat archeologische resten in de bodem zijn achtergebleven.

In de rest van het grondgebied van Zoetermeer (en dus het plangebied) is naar verwachting in de Middeleeuwen en Nieuwe tijd al het aanwezige veen afgegraven en zijn daarmee ook alle eventuele aanwezige archeologische waarden verdwenen.

2.4.14 Fietsplan (1998)

Het doel van het Fietsplan is het bevorderen van het fietsgebruik in en rondom Zoetermeer en het verbeteren van de kwaliteit van het netwerk van fietspaden. Het Fietsplan geeft een integrale visie op de fietsroutes in Zoetermeer, waarbinnen onder andere voorstellen worden gedaan ter verbetering van het fietsnetwerk in Zoetermeer en welke nieuwe plannen voor het fietsverkeer ontwikkeld kunnen worden. In het Fietsplan is het fietsnetwerk onderverdeeld in drie functies: hoofdnet, verbindend net en ontsluitend net. Binnen het plangebied bevindt zich een groot aantal fietsroutes. Een aantal hiervan maakt deel uit van het hoofdfietsnetwerk, het verbindend netwerk of het recreatieve netwerk. Onderdeel van het hoofdfietsnetwerk zijn:

  • de fietsroute via de Voorweg (gedeeltelijk fietsstraat) en langs de Leidschendamseweg (vrijliggende tweerichtingfietspaden aan weerszijden) via het Sprinterpad naar de Roeleveenseweg;
  • de snelfietsroute via de zogenaamde regionale fietssnelweg parallel aan de A12 (tweerichtingen fietspad voor de oost-westrelatie). Dit tweerichtingen fietspad langs de A12 maakt eveneens onderdeel uit van het regionale fietsnetwerk en de "fietssnelweg" tussen Gouda en Den Haag;
  • de route vanaf de Balijbrug via Gaasterland, Westergo en de Meerzichtlaan (vrijliggende tweerichtingfietspaden aan weerszijden) naar de Voorweg.


Binnen de woonwijk Meerzicht bevindt zich een fijnmazig verbindend netwerk van fietsverbindingen die aansluiten op het hoofdfietsnetwerk. In het Westerpark bevindt zich een diffuus netwerk van recreatieve fietspaden.

2.4.15 Nota Mobiliteit Zoetermeer (2005)

De Nota Mobiliteit Zoetermeer biedt het kader om de komende jaren invulling te geven aan het verkeers- en vervoersbeleid. De nota analyseert voor welke uitdagingen Zoetermeer staat, nu en in de toekomst. De aanwezige en de te verwachten knelpunten zijn hierin betrokken, alsmede de daarbij behorende oplossingsrichtingen. De nota beschrijft het verkeers- en vervoersbeleid en geeft een doorkijk naar 2025. Elk jaar wordt in het kader van de Nota Mobiliteit een uitvoeringslijst met urgente verkeersmaatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn om de doelstellingen van de Nota Mobiliteit te kunnen bereiken. Modelonderzoek naar de situatie in 2011 laat zien dat er sprake is van een hoge verkeersdruk op het hoofdwegenstelsel en de aansluitingen op de A12. De huidige ringstructuur rust zwaar op maatregelen die het verkeer op bepaalde plekken vasthouden om het verkeer op de ring zelf te laten doorstromen, of het verkeer snel van de ring te laten afvloeien.

De intentie van deze nota is het leveren van een substantiële bijdrage aan de bereikbaarheid van Zoetermeer. Een belangrijk onderdeel van de studie is het onderzoeken en aanbrengen van relaties tussen huidige, vastgestelde en potentiële uitbreidingslocaties voor voorzieningen, kantoren en wonen en de effecten daarvan op de interne en externe bereikbaarheid, verkeersroutes en de gevolgen die een aantal verkeersbeperkende maatregelen zal hebben op deze routes. Bovengenoemde aspecten worden in onderlinge samenhang bezien en zijn gerelateerd aan de Stadsvisie 2030.

2.4.16 Integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren Zoetermeer (2012)

De Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer, die 21 mei 2012 door de gemeenteraad is vastgesteld, geeft uitwerking aan het parkeerbeleid. Als basis voor het nieuwe parkeerbeleid in Zoetermeer geldt: 'vraagvolgend' waar dat kan en 'sturend' waar dat moet. Met andere woorden: parkeerplaatsen realiseren op die plaatsen waar daar behoefte aan is én er de mogelijkheden zijn (ruimtelijk en financieel) en sturen op het gebruik van beschikbare parkeerplaatsen waar de vraag naar parkeercapaciteit groter is dan het aanbod en uitbreiding van parkeercapaciteit niet aan de orde is. In deze beleidsnotitie is vastgelegd hoe zal worden omgegaan met parkeervraagstukken in de bestaande stad. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar verschillende gebruikersgroepen zoals bewoners, bezoekers en werknemers.

2.4.17 Nota parkeernormen en uitvoeringsregels (2012)

Tegelijk met de (nieuwe) Integrale kaderstellende beleidsnotitie (auto)parkeren Zoetermeer is een nieuwe Nota Parkeernormen en Uitvoeringsregels opgesteld. Op grond van de nieuwe Parkeernota geldt voor nieuwe ontwikkelingen dat in beginsel op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid moet worden voorzien.

In de Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels zijn voor uiteenlopende functies en voorzieningen parkeernormen opgenomen. Bij de parkeernormen is veelal sprake van een bandbreedte en kan per situatie bepaald worden welke norm binnen de bandbreedte het meest geschikt is. De parkeernormen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen. Het parkeernormenbeleid van de gemeente Zoetermeer is dan ook bedoeld om parkeeroverlast door nieuwe ontwikkelingen te voorkomen. Er zijn echter altijd situaties die enige flexibiliteit vragen in de toepassing van de parkeernormen. Hiertoe bevat de nota uitvoeringsregels die kunnen worden toegepast. De parkeernormen gelden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de gemeente. Indien nader onderbouwd, bestaat de mogelijkheid om af te wijken van de parkeernormen. Bij nieuwe ontwikkelingen geldt dat parkeercapaciteit zoveel mogelijk binnen de ontwikkelkavel (op eigen terrein) moet worden aangelegd. Als dat in alle redelijkheid en billijkheid niet lukt, dan kan gekeken worden of de gemeente binnen de kaders van de overige beleidsuitgangspunten de restvraag aan parkeerplaatsen in het openbare gebied kan realiseren.

2.4.18 Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties (2008)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer staat beschreven in de "Nota Mobiliteit Zoetermeer". Mede op basis van deze nota over mobiliteit kan een aantal algemene randvoorwaarden en uitgangspunten voor verkeersregelinstalllaties en kruispunten gedefinieerd worden. In de Standaard verkeerskundige randvoorwaarden voor verkeersregelinstallaties 2008 zijn deze standaard verkeerskundige bepalingen en randvoorwaarden vastgelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0006.png"

VRI Meerzichtlaan-Bossenwaard

Indien het verkeer op een kruispunt geregeld moet worden, is het uitgangspunt dat, daar waar mogelijk, voor een rotonde wordt gekozen. Hierop zijn uitzonderingen van toepassing. De belangrijkste zijn:

  • terughoudend omgaan met toepassen van een meerstrooksrotonde bij kruisend langzaam verkeer. Met twee stroken oprijden is mogelijk; met twee stroken afrijden is niet acceptabel. Geen rotondes (zonder VRI) op de hoofdwegen (H-structuur), behoudens mogelijk op "uitlopers';
  • op de hoofdwegen (H-structuur) geldt doorstroming als belangrijk uitgangspunt en worden rotondes bij voorkeur niet gerealiseerd. Bij rotondes is het namelijk niet mogelijk om op de gewenste doorstroming te sturen (meer groen, koppeling, groene golf) en kunnen openbaar vervoer en hulpdiensten niet met prioriteit worden afgewikkeld.

2.4.19 Duurzaam veilig (1998)

De gemeente Zoetermeer heeft aangegeven haar wegennet te willen inrichten volgens de uitgangspunten en uitwerkingsprincipes van Duurzaam Veilig. Dit komt onder meer tot uiting in de nota Duurzaam Veilig 1e fase (1998). In het kader van Duurzaam Veilig wordt onderscheid gemaakt in de volgende functies van wegen: stroomwegen, drukke gebiedsontsluitingswegen, stille gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen.

Aangenomen wordt dat het streven naar een duurzaam veilig verkeerssysteem in Zoetermeer leidt tot:

  1. a. meer vrijliggende fietspaden: langs wegen met een stroomfunctie en langs drukke gebiedsontsluitingswegen;
  2. b. meer afzonderlijke rijstroken, visueel herkenbaar (kleur deklaag, belijning);
  3. c. meer (bijkomende) verkeersvoorzieningen: vooral bij kruisingen en nabij oversteekvoorzieningen moeten aanvullende verkeersvoorzieningen, waaronder snelheidsremmende maatregelen, bebording, belijningen, verkeersregelinstallaties, tot veiligere situaties leiden.

De extra voorzieningen die vanuit dit verkeersveiligheidsbeleid voortvloeien betekenen in algemene zin een verhoging van de beheerlast en een afname van groen. Hoe hoog dit zal zijn hangt af van de mate waarin de voorgestelde aanpassingen doorgang vinden.

De nabij het plangebied gelegen Amerikaweg en Afrikaweg zijn gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg (50-70 km/h). Beide wegen liggen buiten het plangebied. De Meerzichtlaan die centraal door het plangebied loopt is gecategoriseerd als drukke gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De Kerkenbos, Bossenwaard/Monnikenbos en Heuvelweg zijn gecategoriseerd als rustige gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). De overige wegen binnen het plangebied zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen (30 km/h).

2.4.20 Beleidskader Spelen 2005-2015

In het Beleidskader Spelen 2005-2015 zijn per wijk inventarisaties opgenomen en een indicatieve opgave geformuleerd voor het realiseren van speelvoorzieningen voor verschillende leeftijdsgroepen.

De speelruimte in de wijk Meerzicht hangt sterk samen met deze stedenbouwkundige context. In het hoogbouwgebied is veel speelruimte aanwezig, al zal men altijd naar het maaiveld moeten om hiervan te profiteren. In dit gebied zijn in ruime mate speelvoorzieningen aanwezig.

In de laagbouwbuurten is eveneens voldoende speelruimte aanwezig vooral vanwege de vele verkeersluwe gebieden en de aanwezigheid van de woondekken. Het Westerpark direct grenzend aan de wijk biedt veel speelmogelijkheden.

Voor de wijk Meerzicht is geconcludeerd dat het aanbod aan speelvoorzieningen redelijk in balans is. Het hoogbouwgebied is op orde, het huidige aantal voorzieningen blijft gehandhaafd, zo ook het “waterelement”. In de laagbouw ligt een opgave voor een viertal nieuwe peuterplekken, daarnaast wordt voorgesteld vier andere te laten vervallen. Twee peuterplekken worden aangepast voor de doelgroep t/m 11 jaar.

2.4.21 Visie Openbare Ruimte (2008)

De Visie Openbare Ruimte (VOR) 2008 is vastgesteld voor de middellange termijn en verwoordt alle belangrijke uitgangspunten voor de openbare ruimte in Zoetermeer. In de VOR zijn de doelstellingen voor de openbare ruimte afgestemd met andere beleidsterreinen en relevante beleidsnota's (waaronder de Stadsvisie, Stadsnatuurplan). De VOR stelt als doel een vitale, veilige, plezierige, (be)leefbare, duurzame ingerichte en goed beheerbare openbare ruimte voor iedereen die er gebruik van maakt.

De groene hoofdstructuur bestaat uit lijnvormige groenelementen langs hoofdwegen (ook wel de 'nieuwe linten' genoemd), oude linten en parken. Langs de oude linten bevinden zich cultuurhistorisch waardevolle elementen. De linten en weteringen zijn van grote cultuurhistorische waarde, vanwege hun betekenis voor de ontginning van aanliggende gebieden en de ontstaansgeschiedenis van Zoetermeer. In het plangebied is het gehele Westerpark en de route van de RandstadRail (nieuw lint) aangegeven als belangrijke groene hoofdstructuur.

Langs de hoofdwegen heeft de groenstructuur hoofdzakelijk een natuurlijke uitstraling. In de wijken is het groen meer cultuurlijk van opzet. Belangrijk aspect bij de (visuele) beleving van het openbaar gebied zijn de hoogteverschillen en het microreliëf, die met name langs de linten, weteringen en recreatiegebieden duidelijk tot uitdrukking komen.

Meerzicht, gebouwd begin jaren zeventig van de vorige eeuw, kent in stedenbouwkundig opzicht een duidelijke tweedeling. Het noordoostelijke gedeelte bestaat uit overwegend flats, terwijl in het andere gedeelte alleen laagbouw aanwezig is. De flats in Meerzicht zijn gesitueerd in een parkachtige omgeving met fraai gevormde waterpartijen en afwisselende boomgroepen. Aan de westkant van Meerzicht ligt het Westerpark, dat tegelijk met de wijk werd aangelegd en met zo'n 200 hectare het grootste recreatiegebied van Zoetermeer is. Het grootschalig groen rondom flats is in goede staat. Erg karakteristiek voor Meerzicht zijn de twee 'groene vingers', die van buiten de wijk 'binnendringen'.

De gebieden met overwegend laagbouw zijn verkeersluw door een stelsel van woonpaden en niet-doorgaande wegen. Als gevolg van de vele verkeersluwe gebieden is er voldoende speelruimte aanwezig. Kenmerkend zijn de woondekken die in de Bergenbuurt aanwezig zijn. In de laatste jaren is de sociale veiligheid hier sterk verbeterd. Veel natuurlijk groen, ruig gras en veel hoekjes met groen, maken de wijk spannend.

Positieve punten in de wijk zijn:

  • het hoogbouwgebied heeft met zijn inrichting en inheemse soorten (bosplantsoen) een kwalitatief hoogwaardige uitstraling;
  • er is zowel in het hoogbouwgebied als in de laagbouwbuurten voldoende speelruimte aanwezig;
  • wijkontsluitingsweg met hoge karakteristieke laanbeplanting (populieren);
  • verkeersluwe gebieden geven rust en speelmogelijkheid;
  • veel groene variatie (kwalitatief en kwantitatief).

Elementen die voor verbetering vatbaar zijn, betreffen:

  • groene vingers slibben dicht;
  • Westerpark is vanuit de wijk slecht bereikbaar;
  • overloop gratis parkeren vanuit Stadshart;
  • kwaliteit van de boomstructuren, m.n. laanbeplanting.

2.4.22 Welstandsnota 2010

Op 25 maart 2010 is de Welstandsnota Zoetermeer van kracht geworden. Hierin is, aan de hand van gebiedsbeschrijvingen en architectuurstijlen, het welstandsbeleid van de gemeente Zoetermeer vastgelegd. Tevens is een onderscheid gemaakt tussen gebieden met een regulier, intensief of luw welstandsbeleid. De drie niveau's geven de kwalitatieve ambities en de mate van vrijheid aan in het omgaan met de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld, zowel stedenbouwkundig als architectonisch.

Voor het grootste gedeelte van Meerzicht en voor het gehele Westerpark geldt een regulier welstandsbeleid. Uitgangspunt is het zich rekenschap geven van de hoofdkarakteristieken van de structuur en de architectuur. De samenhang van structuur en bebouwingsbeeld staat voorop. Welstandsintensief beleid geldt voor het beschermde stadsgezicht de Koepeltjesbuurt, de woondekken Bergenbuurt-Noord en de monumenten. Hier is het beleid gericht op behoud en versterking van de structuur en het bebouwingsbeeld. Er gelden aanvullende specifieke (gebieds)criteria.

2.4.23 Bouwen aan Zoetermeer

Eind 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders, in opdracht van de raad, een scenariostudie verricht naar de mogelijkheden van binnenstedelijk bouwen in Zoetermeer. Doel van deze studie was het bieden van inzicht in de noodzaak, mogelijkheden en effecten van binnenstedelijk bouwen zodat weloverwogen keuzes kunnen worden gemaakt over het verder ontwikkelen van de stad. De eindrapportage "Bouwen aan Zoetermeer" bevat de resultaten van deze studie. Hierin zijn drie scenario's uitgewerkt voor het binnenstedelijk bouwen.

Op 27 juni 2005 (Raadsbesluit 050291) heeft de raad een besluit genomen ten aanzien van de locaties uit de studie "Bouwen aan Zoetermeer".

In het bestemmingsplangebied zijn geen specifieke locaties genoemd die nader uitgewerkt moeten worden. Alleen is het algemene uitgangspunt opgenomen om scholen en wijkwinkelcentra te vernieuwen. Inmiddels is de vernieuwing van het wijkwinkelcentrum Meerzicht afgerond.

In dit bestemmingsplan is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen.

2.4.24 Planologische beleidsregels voor telecomvoorzieningen (2000)

In deze beleidsnota zijn richtlijnen opgenomen die in beginsel kunnen worden gehanteerd bij het verlenen van medewerking aan de legalisering van GSM-masten. Sinds augustus 2002 zijn antenne-installaties vergunningvrij geworden (besluit 13 juli 2002, Stb 2002, nr 411). De beleidsregels voor antenne-installaties kunnen derhalve buiten beschouwing worden gelaten. Antennemasten zijn nog wel omgevingsvergunningplichtig en de beleidsregels voor deze masten worden wel vertaald in het bestemmingsplan. Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds wordt onderkend dat Zoetermeer vanuit maatschappelijk en economisch oogpunt behoefte heeft aan een dekkend mobiel netwerk maar anderzijds bestaat er ook een zekere terughoudendheid waar het gaat om behoud van stedenbouwkundige kwaliteit.

In de nota zijn planologische ontheffingscriteria opgenomen voor vier verschillende zones. Voor wat betreft de wijk Meerzicht zijn in hoofdzaak de ontheffingscriteria voor de zone woongebied van belang. Het Westerpark is ingedeeld in de zone buitengebied.

De beleidsregels die in deze nota zijn opgenomen zijn tevens van toepassing op UMTS-masten.

2.4.25 Wijkontwikkelingsplan Meerzicht

Op 21 februari 2011 is het Wijkontwikkelingsplan Meerzicht door de gemeenteraad vastgesteld.

In het Wijkontwikkelingsplan gaan gemeente en corporaties proactief aan de slag met het benoemen van gewenste ontwikkelrichtingen. Het gaat om ontwikkeling in brede zin, gericht op prettig leefbare wijken nú en in de toekomst (sociaal, fysiek en economisch). Alle zaken die vallen onder de noemer leefbaarheid, zijn relevant.

In het wijkontwikkelingsplan is de wijk geanalyseerd en zijn doelstellingen en uitvoeringsprogramma's benoemd ten aanzien van verschillende thema's. Na vaststelling van het wijkontwikkelingsplan wordt deze geactualiseerd om zo tijdig te kunnen inspelen op de lange termijn doelen.

Hoofdstuk 3 Bestaande Situatie

3.1 Ontstaansgeschiedenis

De wijk Meerzicht ligt in de Driemanspolder. Een groot deel van de oorspronkelijke middeleeuwse laagveengronden rond het dorp Zoetermeer/Zegwaard werd vanaf de 14e eeuw geleidelijk afgegraven ten behoeve van de turfwinning en kwam zo permanent onder water te staan. Vanaf het midden van de 17e eeuw werden deze uitgeveende plassen rondom Zoetermeer en Zegwaard drooggemalen, waarbij de zogenoemde droogmakerijen ontstonden (Driemanspolder 1675, Binnenwegse Polder 1701-1706). De oude polders liggen als onregelmatig gevormde scherven tegen elkaar aan. De breukvlakken worden gevormd door kades, dijken, dammen en sloten.
In de drooggemaakte gebieden werden tochten en sloten gegraven om de waterafvoer te reguleren. De polders werden ingericht volgens een strak, rationeel patroon. De richting van de sloten en tochten is bij de naoorlogse nieuwbouwontwikkelingen veelal verloren gegaan. De oorspronkelijke polder is nu niet meer als zodanig herkenbaar.

Ten noorden van de wijk ligt één van de oorspronkelijke ontginningsassen van Zoetermeer, de Voorweg. De bebouwing langs deze as heeft een monumentaal karakter.

De wijk Meerzicht is, als onderdeel van de taakstelling van Zoetermeer als groeikern, in het begin van de jaren zeventig gebouwd, primair voor woningzoekenden uit de regio. De wijk was aanvankelijk opgezet volgens de functionalistische principes van het "Nieuwe bouwen", met als meest in het oog springende kenmerk de solide ogende hoogbouw.

Nog tijdens de bouw van de wijk werd geconstateerd dat de markt vroeg om laagbouw. Hierdoor werd, halverwege de uitvoering van de oorspronkelijk in hoogbouw gedachte wijk Meerzicht, omgeschakeld naar een programma van laagbouw. De Meerzichtlaan vormt in grote lijnen de scheiding tussen hoog- en laagbouw. Om de geplande woningaantallen te halen, was meer ruimte nodig dan oorspronkelijk gedacht. Dat ging ten koste van de oostelijke grens van het Westerpark. Spoedshalve werd een en ander gerealiseerd op basis van voorbereidingsbesluiten en artikel 19-procedures. Van een aanpassing van het bestemmingsplan is het, ondanks pogingen daartoe in het begin van de jaren '80, nooit gekomen.

Hoewel dus tijdens de realisering van de wijk, onder invloed van maatschappelijke tendensen en een grotere aandacht voor bewonerswensen, een aantal hoogbouwflats is vervangen door laagbouw, is Meerzicht een wijk die in hoofdopzet het zuiverst conform het structuurplan uit 1968 is uitgevoerd.

Dit komt onder meer tot uitdrukking in: de verwevenheid van de wijk met de groene dooradering;

  • de boomstructuur voor gemotoriseerd verkeer;
  • ontsloten vanuit één duidelijke wijkweg, de Meerzichtlaan;
  • de RandstadRail met de centrale ligging van het station, gekoppeld aan het wijkcentrum.

Het Westerpark is vanaf midden jaren zeventig gelijktijdig met de ontwikkeling van de woonwijk Meerzicht gerealiseerd. Het park is verdeeld in deelgebieden, elk met hun eigen karakter. Zo zijn er een bosgebied, een bloemenweide, een plassengebied, de Natuurtuin en sportvelden.

Er is sprake van een landschappelijke aanleg, gedeeltelijk op een voormalige stortlocatie. Heuvels aan de zuid- en westzijde bieden bescherming tegen het verkeerslawaai van de A12. Er is een afwisseling van bosachtige gedeelten met open vlakten en slingerende waterpartijen. In de opzet van het park komt, in tegenstelling tot de woonwijk Meerzicht, de oorspronkelijke verkavelingsrichting van de polder terug, te herkennen in een aantal bossingels en in hoofdlijnen ook in de waterlopen. Een afgezonderd deel vormt de Natuurtuin, een heemtuin waarin een aantal landschappen van in en om Zoetermeer op overzichtelijke wijze in beeld is gebracht. Het Westerpark biedt tevens ruimte voor sport en recreatie.

Er is veel ruimte voor extensieve dagrecreatie. Door het park lopen drie fiets- en wandelroutes, er is een trimbaan en een ruiterpad. In het park is ook veel water te vinden, geschikt voor extensieve dagrecreatie als vissen, waterfietsen, roeien en kanoën. In het Westerpark is ook een bowlingcentrum gevestigd, waar tevens bootjes en waterfietsen te huur zijn. Naast het bowlingcentrum ligt een grote speeltuin, die tegen betaling te bezoeken is. Aan het einde van de Heuvelweg is BurgGolf gevestigd, een 18 holes golfbaan en een 3 holes oefenbaan. Aan de kant van de A12 zijn de sportvelden gelegen, met ruimte voor onder meer handboogschieten en voetbal. In de winter wordt er bij sneeuw een langlaufloipe getrokken.

3.2 Ruimtelijke En Functionele Analyse

3.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Meerzicht

Toen Meerzicht werd gebouwd raakte de hoogbouw in diskrediet. Deze omslag in het denken is duidelijk te onderscheiden in een hoogbouwgedeelte in de noordoosthoek van de wijk en een laagbouwgedeelte, die globaal gescheiden worden door de hoofdverbindingsweg.

In Meerzicht is het wegenstelsel gebaseerd op de boomstructuur. Dat betekent dat er één hoofdverbindingsweg is (Meerzichtlaan), waarop de buurtwegen (de takken) aansluiten die vervolgens doodlopen op pleinen en voetpaden. Het is een labyrintisch wegenstelsel waarin het moeilijk oriënteren is. De heldere scheiding in zones tussen verkeer en wonen is in dit concept verlaten.

De Meerzichtlaan kent, ondanks de continuïteit van 2 rijbanen, met elk 2 rijstroken, een verschillende vormgeving die duidelijk de hoedanigheid van de aangrenzende zones representeert.

Vanaf de Afrikaweg is de vormgeving in grote lijnen 'stedelijk', met een begeleiding van dominerende hoge kantoor- en woongebouwen, in westelijke richting in hoogte afnemend en tot aan de Berglaan begeleid met 3 rijen hoge populieren in laanopstelling.

Vanaf de Berglaan richting Voorwegzone heeft de vormgeving een meer 'landelijk' karakter, met een meer afstandelijke begeleiding van de achterkanten van tuinen van de aldaar gelegen laagbouwzones van de Bergenbuurt-noord en van de Bossenbuurt en een middenberm die in afmeting uiteenloopt, heuveltjes en losse boomplaatsing bevat en natuurlijke grasbermen en bossages kent.
Uiteindelijk kruist de Meerzichtlaan de Voorwegzone en sluit aan op de Amerikaweg. Deze beeldopbouw leidt tot een goede oriëntatie. Het landelijk karakter van de Meerzichtlaan richting Voorweg leidt er toe dat Buytenwegh en Meerzicht geen duidelijke relatie met elkaar vertonen.

Het laagbouw woongebied is opgezet met woonhofjes, waarin de buurtonsluitingswegen doodlopen. De verschillende buurten zijn gescheiden door groene lobben die vanuit het Westerpark doorlopen tot in de wijk. De laagbouwbuurten zijn in zichzelf gekeerd, letterlijk met hun rug naar de Meerzichtlaan.

De hoogbouw is geconcentreerd in het noordoostelijk deel van de wijk, aansluitend aan het wijkcentrum. De meeste woonflats zijn gegroepeerd rondom een groot centraal groengebied.

Er zijn vier buurten in Meerzicht: de Bossenbuurt (met de hoogbouw), de Waterbuurt, de Landenbuurt en de Bergenbuurt. Deze buurten zijn duidelijk van elkaar onderscheiden door de hoofdverbindingsweg en door groene lobben die vanuit de parkzone aan de zuid- en westkant diep in de wijk doordringen.
De hoogbouw in strokenverkaveling is vrij gesitueerd in een collectief parklandschap en is nog in de stedenbouwkundige traditie van de jaren zestig. De stedenbouwkundige opzet van de woonbuurten hoort daarentegen bij de nieuwe opvattingen van de jaren zeventig.

Centraal in de wijk ligt het winkelcentrum Meerzicht. Met zijn ligging centraal in de buurt en aan de RandstadRail is het een goed bereikbaar gebied waar allerlei wijkfuncties zijn ondergebracht.

Openbare ruimte

Kleinschalig, geborgen en huiselijk zijn de trefwoorden en dat geldt ook voor de inrichting van de openbare ruimte. De reeksen woningen zijn verkaveld in open en halfopen blokken en georiënteerd op pleinen en woonpaden. Het onderscheid tussen voor- en achterzijde is door de verspringende rooilijnen en uitbouwen aan de voorgevel niet altijd direct waarneembaar. De achterkanten van de woningen zijn vaak naar de straat gekeerd. Ook is niet altijd meteen te zien waar de eigen tuin ophoudt en de openbare straat begint. Vooral in de buurt met koepelwoningen (Landenbuurt) is dit principe ver doorgevoerd. Langs de westrand staan vrijstaande woningen en is de verkaveling als overgang naar het parkgebied open. Voor de auto is minder plaats. Ruime parkeerpleinen ontbreken. De straat is bedoeld voor sociaal contact en spelende kinderen. Parkeren gebeurt in garages die in rijen aan de pleintjes zijn gesitueerd, in carports bij de woning, in drive-in woningen of onder woondekken, een vorm van dubbel grondgebruik, die voor het eerst in de Bergenbuurt is toegepast. Er is in Meerzicht geen rekening gehouden met de oorspronkelijke verkavelingsrichting.

Kenmerkend voor Meerzicht zijn de groene lobben (vingermodel) en meanderende waterpartijen die vanuit de parkzones aan de randen de wijk indringen. De hoogbouw staat in een groene omgeving van royale afmetingen, die in Meerzicht het karakter van een parklandschap met fraaie boomgroepen en waterpartijen heeft gekregen. Groen en bebouwing zijn nauw met elkaar verweven in de vorm van aankleding van de straten en pleinen met bomen en groenstroken en het vaak geringe onderscheid tussen privé en openbaar. Parken (met een bovenwijkse functie) concentreren zich aan de randen van de wijk.

Westerpark

Westerpark is vanaf de eerste helft van de jaren zeventig gerealiseerd. Er is sprake van een landschappelijke aanleg, gedeeltelijk op een stortlocatie. Heuvels aan de zuid- en westzijde bieden bescherming tegen het verkeerslawaai van de A12. Er is een afwisseling van bosachtige gedeelten met open vlakten en slingerende waterpartijen. In de opzet van het park komt de oorspronkelijke verkavelingsrichting van de polder terug, te herkennen in een aantal bossingels en in hoofdlijnen ook in de waterlopen. Een afgezonderd deel vormt de Natuurtuin, een heemtuin waarin een aantal landschappen van in en om Zoetermeer op overzichtelijke wijze in beeld is gebracht. Het Westerpark biedt tevens ruimte voor sport en recreatie. Het gaat hierbij zowel om sportcomplexen als om fiets- en wandelpaden door het gehele park.

3.2.2 Wonen

Meerzicht wordt gekenmerkt door een viertal buurten met elk een eigen karakteristiek. Deze woongebieden zijn ontstaan vanaf begin jaren zeventig en kenmerken zich door diversiteit (iedere buurt zijn eigen beeldkarakteristiek) en formaliteit (weinig ruimte voor het bijzondere en afwijkende en veel aandacht voor dwingende, geometrische patronen). De eigen beeldkarakteristiek wordt vooral tot uiting gebracht in de aangebrachte verkaveling, (ruimtelijke) structuur en architectuur.

Oorspronkelijk was de wijk Meerzicht vooral bedoeld voor hoogbouw. De hoogbouw concentreert zich nu in de Bossenbuurt en de andere delen van de wijk bestaat met name uit laagbouw (in de vorm van eengezinswoningen).

In de wijk staan in totaal 7.142 woningen en het heeft een inwoneraantal van 14.705 (01-01-2012). Ten opzichte van het Zoetermeerse gemiddelde staan er veel huurwoningen, gemiddeld zo'n zestig procent van de wijk ten opzichte van 48% in geheel Zoetermeer. De verdeling eengezins- en meergezinswoningen is 40-60%.

3.2.3 Bedrijven en werkgelegenheid

In Meerzicht zijn in totaal ongeveer 500 (kleinschalige) bedrijven gevestigd: winkels en andere duidelijk zichtbare bedrijven, maar ook bedrijven aan huis die vaak gerund worden door ZZP'ers. Deze bedrijven kenmerken zich door hun kleinschalige karakter, zijn vaak actief in de zakelijke dienstverlening of creatieve sector en kennen hun oorsprong ook meestal in de wijk (vaak vanuit eigen huis). De wijk is daarmee een broedplaats van ondernemerschap en ruimte voor deze vorm van economische ontwikkeling blijft van belang.

In de wijk bevinden zich enkele grotere bedrijven. Het betreffen:

  • het tankstation met wasstraat aan de Meerzichtlaan 21 (geen lpg);
  • het tankstation met garagebedrijf (autoverkoop) aan de Meerzichtlaan 1 (geen lpg);
  • het gemaal aan het Waterpad 1. Het afvalwatertransportgemaal heeft op de oostzijde van het terrein nieuwbouw gerealisereerd. Een deel van het bestaande pand wordt gesloopt.

Deze bedrijven zijn volgens de huidige situatie opgenomen in dit bestemmingsplan.

3.2.4 Voorzieningen

Onderwijsvoorzieningen

In de wijk Meerzicht staan 8 basisscholen, waarvan 2 scholen voor speciaal onderwijs. De scholen liggen verspreid in het woongebied.

Daarnaast bevinden zich in de wijk één kinderopvangcentrum en een peuterspeelzaal aan het Jonkerbos (de Boomhut).

De gemeente heeft het voornemen om het schoolgebouw van de openbare basisschool De Piramide te slopen en te vervangen door een nieuw schoolgebouw. In het nieuwe schoolgebouw komt ook een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang. De nieuwbouw is voorzien in 2013 en 2014. In dit bestemmingsplan is nog geen rekening gehouden met deze ontwikkeling.


Sociaal-culturele en maatschappelijke voorzieningen

In Meerzicht zijn veel sociaal-culturele en maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals:

  • het woonservicecentrum Albrandswaard;
  • het gezondheidscentrum Meerzicht nabij het winkelcentrum Meerzicht;
  • welzijnsvoorzieningen: Piëzocentrum, ontmoetingsruimten in de plinten van enkele complexen, Koken voor buren (Pleysierschool);
  • een kerkgebouw nabij winkelcentrum Meerzicht;
  • enkele kinderdagverblijven verspreid in de wijk;
  • een kerkgebouw aan het Kerkenbos;
  • een moskee aan het Kerkenbos.

Daarnaast bevinden zich vooral op de begane grond van hoogbouwflats enkele wijkvoorzieningen en dienstverlenende functies. Het geldend bestemmingsplan Meerzicht Hoogbouw laat op de begane grond van flatgebouwen maatschappelijke voorzieningen toe.


Sport- en recreatieve voorzieningen

Grootschalige sport- en recreatieve voorzieningen die veel ruimte vragen zijn gevestigd in het Westerpark. In de woonwijk bevinden zich de kleinschalige voorzieningen. In het Westerpark bevinden zich:

  • de Golfbaan BurgGolf met daaraan ondergeschikt een horecavoorziening en vergaderzalen;
  • een voetbalvereniging met 7 velden aan de Heuvelweg;
  • een recreatiecentrum nabij de ingang van het Westerpark (Bowling- en recreatiecentrum Westerpark);
  • verscheidene wandel- en fietspaden door het gehele park, waaronder meerdere toeristische routes;
  • een natuurtuin en bloemenweide.
  • in de winter wordt er bij sneeuw een langlaufloipe getrokken.

In de woonwijk Meerzicht bevinden zich de volgende sport- en recreatievoorzieningen;

  • de schermschool aan het Speulderbos;
  • de sportschool aan de Meerzichtlaan 23;
  • een fitnesscentrum aan de Dijkwater 3;
  • een fitnesscentrum aan de Bossenwaard.

In het openbare gebied bevinden zich op verschillende plekken trap- en speelvelden.

Winkelvoorzieningen

Het winkelcentrum en directe omgeving herbergt vele detailhandelsvoorzieningen bestemd voor de dagelijkse boodschappen (waaronder twee supermarkten) en aanverwante functies zoals lunchrooms/ restaurants. In en in de directe omgeving bevindt zich eveneens detailhandel (zoals een fietsenzaak) en andere dienstverlenende voorzieningen. Het winkelcentrum is onlangs gerenoveerd.


Speelvoorzieningen

In de wijk Meerzicht is een concentratie aan speelruimte en speelvoorzieningen te vinden in de vele openbare groengebieden. In of nabij deze parkjes zijn tevens de scholen voor het basisonderwijs gevestigd. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat er in de wijk voldoende informele speelruimte aanwezig is.

In het Beleidskader Spelen (2005) is voor Meerzicht een indicatieve opgave geformuleerd. Deze opgave omvat zowel voorstellen voor het creëren van nieuwe speelplekjes alsmede voor het opwaarderen en/of komen te vervallen van bestaande speelplekjes. De uitvoering van de opgave geschiedt op termijn in samenspraak met bewoners (waaronder kinderen). Het aantal voorzieningen voor jongeren is in overeenstemming met de uitgangspunten van het beleid. In onderhavig bestemmingsplan zijn de speelplekken over het algemeen opgenomen in de bestemming 'Groen' op wijkniveau.

3.3 Verkeer En Vervoer

3.3.1 Autoverkeer

De wijk Meerzicht heeft een boomstructuur, met als stam de Meerzichtlaan en in beginsel doodlopende zijtakken. De Meerzichtlaan fungeert als hoofdontsluitingsweg en verzamelweg en is aangesloten op de Amerikaweg en Afrikaweg.

De Meerzichtlaan is, als gevolg van zijn gebruik en vormgeving, in de wijk een zeer manifest gegeven. De weg speelt een belangrijke rol in de oriëntatie op wijkniveau. Het profiel van de Meerzichtlaan is overgedimensioneerd en nodigt uit tot snel rijden. De verkeersfunctie en vormgeving van de weg hebben echter ook een barrièrewerking tot gevolg, en de oversteekbaarheid is matig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0007.png"

Rotonde Meerzichtlaan-Kerkenbos

De aansluitingen van de wijkwegen op de Meerzichtlaan zijn van oorsprong doorgaans uitgevoerd als driewegkruisingen en hebben een ruime vormgeving. In de loop der jaren zijn verschillende van deze kruisingen vervangen door rotondes.

Het westelijk deel van het plangebied (Meerzicht) wordt ontsloten vanaf de Amerikaweg en Afrikaweg door de centraal door de woonwijk Meerzicht gelegen Meerzichtlaan. De Meerzichtlaan vormt te samen met de Bredewater, een verbindende lus tussen de genoemde hoofdwegen die onderdeel uitmaken van de Zoetermeerse hoofdstructuur (H-structuur). Vanaf de verbindende lusstructuur wordt de wijk Meerzicht ontsloten door vertakkingen van de lus welke de verschillende woonbuurten ontsluiten. Hierbij vertakken de wegen zich steeds verder het gebied in en zijn alle woonbuurten goed bereikbaar. Doorgaand verkeer door de woonbuurten wordt voorkomen doordat tussen de verschillende delen van de wijk Meerzicht geen doorkopellingen voor gemotoriseerd verkeer aanwezig zijn.

Het oostelijk deel van het plangebied (Westerpark) wordt ontsloten vanaf de Amerikaweg-Leidschendamseweg door de Heuvelweg welke het Westerpark omarmd en tevens de nabij de A12 gelegen sportvoorzieningen ontsluit. Vanaf de Zoetermeerse H- structuur kunnen de regionale verbindingswegen en de snelweg A12 bereikt worden. Het plangebied is dan ook goed ontsloten voor het autoverkeer.

In Meerzicht is een duidelijke scheiding in verkeers- en verblijfsgebieden aangebracht. De overgangen van de verkeers- naar de verblijfsgebieden zijn veelal abrupt door de relatief hoge intensiteiten op de ontsluitingswegen.

Als gevolg van het groot aantal doodlopende zijtakken van de boomstructuur is het in de woongebieden erg rustig. Tussen de verschillende woonlobben moet worden omgereden.

Duurzaam veilig

Op basis van het concept "Duurzaam Veilig" (1998) zijn de wegen in Zoetermeer in verschillende categorieën opgedeeld. De categorisering is gebaseerd op functie, verkeersintensiteiten, gebruik en vormgeving van de wegen. Door de categorisering te versterken kan de functionaliteit, vindbaarheid en herkenbaarheid van en in de wijk toenemen en daarmee ook de voorspelbaarheid (wat op een weg verwacht kan en mag worden). Hierdoor kan een duurzame basis gelegd worden voor een verkeersveilige wijk. De verschillende typen wegen zijn: stroomwegen, (intensieve/drukke en extensieve/rustige) gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. In en nabij het plangebied zijn alle genoemde typen aanwezig. Onderstaande afbeelding geeft de wegencategorisering van de wegen weer in en nabij het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0008.png"Wegencategorisering

Stroomwegen

Stroomwegen zijn wegen die deel uitmaken van de hoofdwegenstructuur van Zoetermeer. De maximumsnelheid op stroomwegen bedraagt overwegend 70 km/uur en op deeltrajecten 50 km/uur. De dichtstbij het plangebied gelegen stroomwegen zijn de Amerikaweg en Afrikaweg.

Intensieve/drukke gebiedsontsluitingswegen

Intensieve oftewel drukke gebiedsontsluitingswegen zijn wegen, die in intensiteit of in betekenis van dusdanig belang zijn, dat hierop in principe geen langzaam verkeer is toegelaten. De wegen hebben als functie de wijkdelen vlot bereikbaar te maken. Fietsers en voetgangers moeten gebruik maken van de naast de rijbaan gesitueerde en door markering gescheiden fietsstroken of vrijliggende fietspaden en voetpaden. Er is langs deze wegen bij voorkeur geen parkeergelegenheid op of naast de rijbaan aanwezig. Op de wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur. De Meerzichtlaan en Bredewater zijn gecategoriseerd als een intensieve/drukke gebiedsontsluitingsweg.

Extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen

Deze wegen hebben tot doel woningen, winkels, voorzieningen en bedrijven bereikbaar te houden. In het plangebied zijn de Kerkenbos, Bossenwaard/Monnikenbos en Heuvelweg gecategoriseerd als rustige gebiedsontsluitingsweg (50 km/h). In principe dienen langzaam verkeersstromen ook op deze gebiedsontsluitingswegen te beschikken over vrijliggende fiets- en voetpaden of fietsstroken. Op de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen geldt eveneens een maximum snelheid van 50 km/uur.

Erftoegangswegen

Deze wegen hebben net als de extensieve/rustige gebiedsontsluitingswegen tot doel woningen, winkels en bedrijven bereikbaar te maken en te houden. De erftoegangswegen bevinden zich echter binnen grote verblijfsgebieden waarbinnen een gemengde verkeersafwikkeling tussen gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer wordt voorgestaan. Kruisingen tussen erftoegangswegen zijn bij voorkeur gelijkwaardig (rechts voorrang) en voorzien van een kruispuntmaatregel. Binnen de verblijfsgebieden geldt op de erftoegangswegen een maximumsnelheid van 30 km/uur. Binnen de woonwijk Meerzicht zijn grote verblijfsgebieden gerealiseerd waarbinnen de wegen gecategoriseerd zijn als erftoegangsweg.

3.3.2 Fietsverkeer

In Zoetermeer worden de volgende netwerken onderscheiden op basis van functie, vormgeving en gebruik (Fietsplan Zoetermeer, februari 1998):

  • regionaal fietsnetwerk;
  • hoofdnetwerk;
  • verbindend fietsnetwerk;
  • verbindend fietsnetwerk plus.


Het plangebied wordt aan alle zijden begrenst door fietsroutes welke onderdeel zijn van het regionale fietsnetwerk. Het betreft:

  • aan de noordzijde de fietsroute via de Voorweg en verder richting Leidschendam-Voorburg;
  • aan de zuidzijde de fietssnelweg tussen Gouda en Den Haag parallel aan de A12;
  • de verbindende schakel aan de westzijde tussen de noordelijke en zuidelijke regionale fietsroute via het Sprinterpad dat de golfbaan doorkruist;
  • aan de oostzijde de regionale verbindende fietsroute parallel aan de Boerhaavelaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0009.png"

Fietsroute via Voorweg

Bovengenoemde regionale fietsroutes vormen tevens onderdeel van het hoofdnetwerk fiets in Zoetermeer en worden binnen het hoofdnetwerk aangevuld door de hoofdfietsroute centraal door de woonwijk Meerzicht via de Meerzichtlaan en de Westergo tussen de Voorweg en fietssnelweg Gouda-Den Haag. De fietsroute kruist tevens de A12 en de spoorlijn Gouda-Den Haag via de Balijbrug richting Rokkeveen en het Balijpark. De Balijbrug is een exclusieve fiets- en voetgangersbrug over de A12 en de spoorlijn. Verder kan de A12 ongelijkvloers gekruist worden aan de westzijde van het plangebied via een fietstunnel nabij de Roeleveenseweg. In 2012 zal de bestaande tunnel worden gewijzigd in een ecopassage en wordt er in de nabijheid hiervan een nieuw langzaamverkeerstunnel opengesteld. Deze ontwikkeling vindt plaats buiten het plangebied.

De Leidschendamseweg (N469) en de RandstadRail kunnen via een tunnel ongelijkvloers gekruist worden nabij de entree van het Westerpark. In 2013 zal een nieuwe ongelijkvloerse kruising van de N469 en de RandstadRail worden gerealiseerd tussen het Westerpark en de Nieuwe Driemanspolder door de aanleg van een exclusieve fiets- en voetgangersbrug met een opvallende vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0010.png"

Balijbrug over A12 en spoorlijn

Vanaf het hoofdnetwerk kan geheel Zoetermeer goed bereikt worden via het netwerk van verbindende fietspaden en -routes enerzijds en kan het plangebied goed bereikt worden vanuit geheel Zoetermeer. In het Westerpark bevindt zich een diffuus en uitgebreid fiets- en voetgangerspadennetwerk. In de wijk Meerzicht bevindt zich een fijnmazig netwerk van fiets- en voetpaden die de RandstadRail en Meerzichtlaan op een aantal essentiële locaties ongelijkvloers kruisen. Binnen het plangebied zijn verschillende grootschalige fietsparkeervoorzieningen aanwezig nabij winkelgebieden en sportvoorzieningen. Het plangebied is vanwege zijn centrale ligging aan het hoofdnetwerk goed ontsloten voor het fietsverkeer.

3.3.3 Voetgangers

De voetpadenstructuur ligt parallel aan de fietspadenstructuur. Langs de meeste wegen zijn voetpaden aanwezig. Zowel in het Westerpark als in de woonwijk Meerzicht is een fijnmazig netwerk van voetpaden aanwezig. Ook kunnen voetgangers net als de fietsers de A12, de spoorlijn Gouda-Den Haag, de N469 en de RandstadRail ongelijkvloers kruisen via tunnels en bruggen. Het plangebied is voor voetgangers goed ontsloten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0011.png"

Langzaam verkeersbrug over Meerzichtlaan

3.3.4 Openbaar vervoer

Treinvervoer

De spoorlijn Den Haag-Gouda ontsluit Zoetermeer via twee NS-stations. Het NS-station Zoetermeer-CS is gelegen aan de zuidwestzijde van het plangebied op loop- en fietsafstand van het plangebied. Hier halteren treinen die verbinding geven met Den Haag en Gouda waar kan worden overgestapt op het landelijke spoorwegennet richting Utrecht, Rotterdam en Amsterdam.

RandstadRail

Zoetermeer kenmerkt zich door een hoogwaardig netwerk van sneltramverbindingen die onderdeel vormen van RandstadRail. Lijn 3 en 4 van RandstadRail rijden van Zoetermeer naar Den Haag. Op de halte Leidschenveen kan overgestapt worden op metrolijn E naar Rotterdam. In Zoetermeer rijdt lijn 3 over de "krakeling". Lijn 4 rijdt naar Oosterheem. Op zowel de "krakeling" als de tak naar Oosterheem is de frequentie hoog.

Het plangebied wordt ontsloten door de RandstadRail die een halte kent centraal in het plangebied, halte "Meerzicht". Even ten noorden van het plangebied bevinden zich de RandstadRailhaltes "Voorweg-hoog" en "Voorweg-laag" die eveneens een groot deel van het plangebied bedienen. De RandstadRailhaltes verbinden het plangebied met de overige woonwijken, het NS-station en het stadshart alsmede met Leidschendam-Voorburg en Den Haag. In de komende jaren zal de RandstadRail worden doorgetrokken naar het nieuw te realiseren NS-station Bleizo aan de oostzijde van Zoetermeer. Vanuit het plangebied zijn genoemde RandstadRailhaltes lopend en fietsend goed bereikbaar.

RandstadRailhalte Meerzicht

Busvervoer

Verder verzorgen busdiensten de ontsluiting van perifeer gelegen delen van het plangebied zoals het Westerpark. Aan de Leidschendamseweg zijn ter hoogte van het Westerpark nieuwe bushaltes gerealiseerd ter ontsluiting van het gebied voor recreanten. De busdiensten geven verbinding met Liedschendam-Voorburg en Den Haag enerzijds en het centrum van Zoetermeer anderzijds.

Deeltaxi vervoer

De Regiotaxi, een openbaar deeltaxisysteem met vervoer van deur tot deur, ontsluit eveneens het plangebied. Het plangebied is dan ook optimaal ontsloten door het openbaar vervoer vanwege de aanwezigheid van een NS-station, RandstadRailhaltes en bushaltes op relatief korte afstand vanuit het plangebied. afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0012.png"

3.3.5 Parkeren

Het gemeentelijk parkeerbeleid is vastgelegd in de integrale kaderstellende beleidsnotitie parkeren (2012) en Nota parkeenormen en uitvoeringregels (2012), zie paragraaf 2.4.16 en 2.4.17. In de woonwijk Meerzicht is een groot aantal parkeervoorzieningen aanwezig langs de wegen, op parkeerdekken, op centrale parkeerterreinen en op eigen terrein van woningen, winkels en voorzieningen. In het Westerpark zijn verspreid over het park en nabij de sportvoorzieningen aan de Heuvelweg parkeervoorzieningen aanwezig.

In de woonwijk Meerzicht is de parkeerdruk over het algemeen hoog. Om deze reden zullen de komende jaren op locaties waar dit dringend noodzakelijk is, nieuwe aanvullende parkeervoorzieningen worden gerealiseerd. Hiertoe is in de nieuwe Nota Parkeernormen en uitvoeringsregels een plan van aanpak opgenomen voor de uitbreiding van het aantal parkeervoorzieningen in Zoetermeer. In dit plan is een groot aantal locaties binnen de wijk Meerzicht opgenomen waar getracht zal worden de parkeercapaciteit uit te breiden.

Ten aanzien van toekomstige ontwikkelingen is het uitgangspunt dat voldaan moet worden aan de parkeernormen zodat de bestaande parkeerdruk niet verder verhoogd zal worden. Het bestemmingsplan is conserverend van aard waardoor er geen sprake zal zijn van de ontwikkeling van voorzieningen die de parkeervraag in het plangebied zullen verhogen.

3.4 Groen En Natuur

Ruimtelijke verschijningsvorm

Bij de ontwikkeling van de wijk is er vanaf het begin veel aandacht geweest voor het vormgeven van de groenstructuur. Het Westerpark is als onderdeel van de woonwijk ontworpen.

In het bestemmingsplangebied is sprake van drie verschillende groenstructuren: Meerzicht Hoogbouw, Meerzicht Laagbouw en Westerpark.

Het groen van Meerzicht Hoogbouw manifesteert zich als een parklandschap met daarin flats. De functiescheiding is bij de hoogbouwflats het duidelijkst zichtbaar. Hier is niet of nauwelijks sprake van privégroen en daarom zijn rondom de flats meer grotere groengebieden aanwezig voor gezamenlijk recreatief gebruik.

Het groen van Meerzicht Laagbouw bestaat uit lobben, die vanuit het Westerpark naar binnen richting de hoogbouw van Meerzicht dringen. De groenlobben hebben elk een eigen karakter. Het meest westelijke deel wordt gekenmerkt door een eerste singel (waterkarakter) die in open verbinding staat met het Westerpark. De tweede staat in verbinding met de Bosstrook langs de A12 en heeft een parkkarakter. De derde loopt in oost-west richting door de Bergenbuurt en heeft een meer stenig karakter. Als uitlopers van het park vervullen ze een belangrijke uitloopfunctie voor de wijk. De aantrekkelijkheid kan aanmerkelijk worden vergroot door een betere stroomlijning en ontwikkeling van paden en consequentere inrichting.

Ook het groen langs de RandstadRail is te beschouwen als een lob, die de wijk indringt. In de gekozen structuur van Meerzicht - een boomstructuur met de Meerzichtlaan als stam - is de Meerzichtlaan met haar groene inrichting beeldbepalend voor de wijk.

De betekenis van de groenstructuur van Meerzicht- Westerpark voor de natuur en recreatie

De groenstructuur in Zoetermeer is opgebouwd uit natuur- en recreatiegebieden op regioniveau, recreatiegebieden op stadsniveau en het groen op wijk- en buurtniveau.


Natuur- en recreatiegebieden op regioniveau

Het Westerpark is onderdeel van Buytenhout, een regionaal groengebied dat loopt van het Buytenpark tot aan de Delfse Hout. Nagenoeg het gehele Westerpark is een belangrijke voorziening voor natuur en recreatie op regionaal niveau. Zowel het park zelf als het gebied daar om heen (zoals Roeleveen, Driemanspolder en het Buytenpark) zijn in het Stadsnatuurplan aangewezen als 'natuur op regionaal niveau'.

Binnen het plangebied is het bos- en plassengebied van Westerpark specifiek aangeduid als natuur van regionaal belang. Het eiland is een stergebied, wat wil zeggen dat stedelijke ontwikkelingen niet zijn toegestaan. Naast de natuurfunctie heeft het park ook een zeer belangrijke recreatiefunctie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0013.png"

Recreatiekaart Westerpark

De gewenste natuurdoeltypen zijn bos, nat hooiland, hooi- en weiland en aan de rand van Meerzicht parkbos. Om deze gewenste natuurdoeltypen te realiseren is het nodig dat de structuur omgevormd wordt om zo meer samenhang te bereiken tussen het Balijbos en het bos in de Driemanspolder. Het eiland in Westerpark wordt een open nat en droog hooiland, de rand met de woonwijk Meerzicht wordt een halfopen parkbos en de overige randen van het Westerpark moeten worden vormgegeven als dicht bos. Het ontwikkelen van natte, ecologische en recreatieve verbindingen tussen Driemanspolder, Westerpark en Meerzicht maakt eveneens deel uit van de benodigde ingrepen.

De golfbaan en de landscheiding is een gebied waar het ontwikkelen van een geleidelijke overgang van dicht naar open gerealiseerd wordt. Deze overgang bestaat uit bos, parkbos en hooiland. Daarnaast is een faunapassage tussen het Balijbos en het Westerpark in de oude fietstunnel onder de A12 voorzien.

Het hart van het Westerpark is een groot eiland omgeven door waterpartijen. Dit eiland heeft de status 'natuurstergebied' en is bedoeld voor natuurrecreatie. Natuurontwikkeling en natuurbeleving staan hier centraal. De singels van populieren en struwelen, afgewisseld met hooilanden, herinneren aan de oude kavelstructuur van de polder. De waterpartijen vormen één van de belangrijkste waterbuffers van Zoetermeer. Het vele riet zorgt voor de zuivering van het water.

Op het eiland ligt ook de Natuurtuin, een gebied waar oude landschappen te zien zijn. De Natuurtuin is bereikbaar via een ophaalbruggetje en is open van half maart tot en met half november.

De groenzone langs de noordzijde van de A12 (die net buiten het plangebied ligt) behoort eveneens tot de regionale natuur ('natuur van ruigte en struweel'). Net ten westen van het plangebied, Roeleveen, is aangeduid als Ecologische Hoofdstructuur. Er wordt momenteel gewerkt aan een herinrichting van het gebied.

Groen op stadsniveau

Het zuidelijk deel van het Westerpark (sportvelden en golfbaan) en het groengebied ten zuiden van de woonwijk Meerzicht hebben een natuurfunctie op stadsniveau. Het gehele Westerpark heeft een overloopfunctie tussen het bebouwd gebied van Zoetermeer en het buitengebied.

Dit deel van het Westerpark kent een recreatief gebruik in de vorm van wandelgebied en sportvelden aan de oostzijde en een golfbaan aan de westzijde. Het is een gebied waar de natuurfunctie gemengd is met grootschalige sportvoorzieningen.

Het gewenste natuurtype is parkbos en hooi- en weiland (golfterrein) en aanvullend ruigte en struweel en natte ruigte. Ingrepen die nodig zijn in het gebied betreffen het omvormen en versterken van beheer tot park met veel overgangen tussen natte en droge graslanden en parkbossen. Voor het groengebied aan de zuidrand van Meerzicht zijn geen specifieke ingrepen genoemd. Hier moet het parkbos behouden blijven.

Het groen langs de RandstadRail is aangemerkt als 'natuur van ruigte en struweel'. De begeleiding van belangrijke vervoersassen binnen Zoetermeer is van groot belang voor de beleving. Daarnaast versterkt het de structurerende werking van de infrastructuur. In de droge zones moet het aaneengesloten karakter van ruigte en struweel versterkt worden. Voor de natte zones geldt dat de huidige natte ruigtes versterkt moeten worden.

Groen op wijk- en buurtniveau

In de wijken streeft de gemeente natuur van de woonomgeving na, waarin elementen van de stenen ruimte en parkbos zijn geïntegreerd. In het Stadsnatuurplan zijn alleen droge en natte lijnen en aaneengesloten groengebieden groter dan één hectare aangegeven. Deze lijnen en gebieden vormen de basis. In overleg met bewoners en betrokkenen wil de gemeente de nadere invulling van de wijken bepalen.

De wijk Meerzicht is in het Stadsnatuurplan getypeerd als een wijk met twee gezichten: het hoogbouwdeel in het noordoostelijk deel met veel groen rondom en de laagbouwbuurten die voornamelijk gericht zijn op het Westerpark. In het middengebied ligt een parklandschap waar veelal inheemse soorten aanwezig zijn. Het groen in de wijk ondervindt een hoge druk vanuit de woonbuurten. Een voorbeeld is dat openbaar groen bij tuinen wordt betrokken en dat groen op sommige plekken plaats moet maken voor parkeerplaatsen.

Meerzicht heeft drie wijkparken van meer dan één hectare. Deze parken bestaan uit twee parken met droge natuur (nabij Vreebos en Overwater) en één park met natte natuur (nabij Kerkenbos). De relatief grote hoeveelheid water in de wijk is waardevol, vooral in combinatie met groen.

Het groen langs de lijnen, Meerzichtlaan, Bredewater, het fietspad Toverberg richting het Westerpark en het naar het zelfde park leidende water aan de zuidkant van de woonwijk behoort eveneens tot het groen op wijk- en buurtniveau. Het groene karakter van deze routes moet behouden blijven en zo mogelijk versterkt worden.

Vooral voor de grotere groengebieden in de wijk moest er voor worden opgepast dat hier geen schaalverkleining plaatsvindt. Hier moeten de mogelijkheden voor het aanleggen van bosplantsoen, het toepassen van natuurlijke oever en drijfbladplanten ten volle worden benut. Het Stadsnatuurplan ziet voor de bestaande bebouwing mogelijkheden weggelegd voor het aanbrengen van klimbeplantbegroeiing tegen kopgevels en bergingen van flats en het toepassen van groene daken en gevelbegroeiing in het centrum.

Op structuurniveau zijn vooral de singels (met de plasbermen) en de wijkwegen met grazige bermen voor de natuur in de wijk van belang. Een plasberm is een ondiepe strook water direct langs de oever die meestal met riet begroeid is. Deze stroken zijn in Zoetermeer standaard aangelegd en zijn bedoeld om spelende kinderen voor verdrinken te behoeden.

3.5 Communicatieverkeer En Nutsvoorzieningen

In het plangebied liggen een persrioolleiding en een waterleiding van Dunea:

  • de waterleiding heet een diameter van 1.000 mm en ligt in de westelijke rand, in de parkzone langs de A12 en buigt ter hoogte van de RandstadRail af richting en door de woonwijk;
  • de persrioolleiding heeft een diameter van 900 mm en ligt eveneens in de westelijke rand, in de parkzone langs de A12. Tot aan het gemaal betreft het een persleiding. Vanaf het gemaal lopen rioolbuizen richting oostzijde van het plangebied.

Voor bovengenoemde leidingen geldt dat in het bestemmingsplan rekening is gehouden met de aanwezigheid van deze leidingen. Op de plankaart zijn daartoe de dubbelbestemmingen 'Leiding -Water' en 'Leiding - Riool' opgenomen. Aan weerszijden van het hart van de leiding is een belemmeringenstrook opgenomen van 5 meter. Binnen dit gebied gelden beperkingen ten aanzien van het bouwen voor andere doeleinden dan de leiding. Indien burgemeester en wethouders door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning mee willen werken aan een bouwplan ten behoeve van andere bestemmingsdoeleinden, mag het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen wordt hierover advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Er bevinden zich in het plangebied geen aardgastransportleidingen. Wel ligt een transportleiding buiten het plangebied. In paragraaf 5.7.3 wordt hier nader op ingegaan.

3.6 Cultuurhistorie En Archeologie

Cultuurhistorie

Het gebied waarin de wijk Meerzicht is gebouwd, behoort tot het cultuurlandschap van de droogmakerijen. De veengrond was eeuwenlang afgegraven tot op de kleigrond en het land was in een grote waterplas veranderd. De Voorweg kwam als overgebleven bovenland met bebouwing en erven in het plassengebied te liggen. In 1668 werd vergunning tot droogmaking van het gebied ten zuiden van de Voorweg verleend. Het drooggemaakte gebied werd Driemanspolder genoemd. Als naam voor de nieuwe wijk koos men voor Meerzicht. De naam is ontleend aan de monumentale hofstede 'Meerzigt' uit 1672/1677 die aan de Voorweg staat. Het startsein voor de bouw werd op 4 december 1969 gegeven. Daarna is het kale polderlandschap in hoog tempo in ongeveer vijf jaar tijd volgebouwd.

De wijk is onderverdeeld in vier afzonderlijke woonbuurten die door groene zones van elkaar gescheiden zijn: de Bossenbuurt, de Waterbuurt, de Landenbuurt (met de koepelwoningen) en de Bergenbuurt. De hoogbouw is in het noordoostelijke deel (de Bossenbuurt) geconcentreerd. Van de oude verkavelingsinrichting die min of meer haaks op de Voorweg stond is in Meerzicht niets meer terug te vinden. Het wegenstelsel is gebaseerd op de boomstructuur. Er is één verbindingsweg waarop de buurtwegen (de takken) aansluiten die vervolgens doodlopen op pleinen en voetpaden. Dit concept van een labyrintische wegenstructuur hoort bij de intimiteit en kleinschaligheidsgedachte van de jaren zeventig.

Een apart buurtje in de Landenbuurt vormt de Koepeltjesbuurt, een complex van 116 woningen, in 1971/9172 gebouwd naar ontwerp van architect Benno Stegeman. De buurt ontleent haar naam aan de oranje koepels boven de trappenhuizen. De woningen behoren tot het structuralisme, een architectuurstijl met als kenmerk harmonieus geschakelde volumes en in elkaar overlopende binnen- en buitenruimtes. Gebouw en omgeving vormen een geheel. De koepeltejsbuurt is zeer waardevol als gaaf voorbeeld van de ontwerpprincipes uit de jaren zeventig.

Aan de westkant ligt het Westerpark dat vanaf 1970 tegelijk met de wijk Meerzicht is aangelegd. De aanleg is landschappelijk met heuvels die bescherming bieden tegen het verkeerslawaai van de A12, bosachtige gedeelten, open vlakten en grillig gevormde waterpartijen. In het Westerpark ligt de Natuurtuin, een modeltuin met miniaturen van landschappen die thuishoorden in deze waterrijke streek. Het park herbergt een bunker uit de Tweede Wereldoorlog die nu onderdeel uitmaakt van een speeltuin. Het ontwerp van het Westerpark is van J. Harberts.


Monumenten

In het plangebied bevinden zich geen rijksmonumenten. Er bevindt zich één gemeentelijk monument. Het betreft hier de bunker op het perceel Heuvelweg 4.


Beeldbepalende panden

De wijk Meerzicht kent een aantal beeldbepalende panden. Een beeldbepalend pand is een pand dat niet als monument is beschermd maar dat een kenmerkend onderdeel vormt van de cultuurhistorisch waardevolle omgeving en door zijn uiterlijk het historische beeld mede bepaalt. Het betreft in het plangebied de woondekken in de Bergenbuurt-Noord. Bijzonder aan deze dekken is de verhoogde ligging ten opzichte van het maaiveld.


Beschermd stadsgezicht

De Koepeltjesbuurt is aangewezen als gemeentelijk beschermd stadsgezicht. Dit betekent dat het beleid gericht is op het behoud en de versterking van de bestaande structuur en het bebouwingsbeeld. De toelichting op het gemeentelijk beschermd stadsgezicht is opgenomen in Bijlage 2.


Archeologisch waardevol gebied

Op de provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur is het Westerpark aangeduid als een gebied met 'redelijke tot grote kans op archeologische sporen'. Dit gebied staat niet op de gemeentelijke kaart met archeologisch beschermde monumenten.

Het gaat hierbij om een grote en diepe getijdengeul. Deze getijdengeul staat bekend als het Rijswijk-Zoetermeer systeem en was actief tussen ongeveer 7.000 en 5.000 jaar geleden. Een getijdengeul is permanent gevuld met stromend water, tussen uitgestrekte wadplaten die twee maal per dag onder water lopen bij vloed. Na de sluiting van de Nederlandse kust verandert het landschap zeer snel in een uitgestrekt nat veenmoeras. Pas vanaf de middeleeuwen is het zeker dat er mensen gaan wonen in het veengebied van Zoetermeer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0014.png"afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0015.png"

Fragment provinciale kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur


Bij verstoring van de grond in dit gebied dieper dan 50 cm dient aan de hand van een bureau-onderzoek door een erkend archeologisch bureau te worden bepaald of verder archeologisch onderzoek in de vorm van een opgraving nodig is. Wanneer een opgraving wordt uitgevoerd, dan stelt het college van burgemeester en wethouders een programma van eisen vast, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van de opgraving. Voorafgaand aan de opgraving overlegt de verstoorder een plan van aanpak ter goedkeuring aan het bevoegd gezag (de gemeente).

In de gemeentelijke Rapportage "Archeologisch waardevolle gebieden in Zoetermeer" zijn in het plangebied geen waardevolle archeologische gebieden aangegeven.

Het nabij het plangebied gelegen bebouwingslint Voorweg is aangewezen als een archeologisch beschermd gebied. In deze gebieden is het op grond van de Monumentenverordening Zoetermeer verboden om zonder vergunning graafwerk te verrichten op een diepte van meer dan 50 cm onder het maaiveld. Ook mogen er geen aanwezige (delen van) fundamenten of andere, met de archeologische structuren verband houdende zaken af worden gebroken, worden verplaatst of in enig opzicht worden gewijzigd. Ook mag er niet met een metaaldetector worden gezocht tussen 0 en een halve meter onder het maaiveld. Het archeologisch monument ligt voor een zeer beperkt deel binnen het plangebied. Hiervoor is de bestemming Waarde- Archeologie opgenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Beschrijving Plan

4.1 Planvorm

Het bestemmingsplan Meerzicht- Westerpark is een conserverend bestemmingsplan, omdat het plangebied reeds gerealiseerd is. Dit betekent dat het plan zoveel mogelijk is gericht op het behoud van de huidige waarden, functies en structuur. Verder zijn binnen bestemmingen als 'Gemengd - 1' en 'Centrum' functiewisselingen mogelijk, waardoor het plan een toekomstbestendig karakter heeft. Dit is conform de geldende bestemmingsplannen.

Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan geeft een nieuwe, geactualiseerde juridische regeling op basis van de geldende bestemmingsplannen en onherroepelijk geworden planologische besluiten.

De gemeente heeft het voornemen om het schoolgebouw van de openbare basisschool De Piramide te slopen en te vervangen door een nieuw schoolgebouw. In het nieuwe schoolgebouw komt ook een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang. De nieuwbouw is voorzien in 2013 en 2014. In dit bestemmingsplan is nog geen rekening gehouden met deze ontwikkeling.

4.2 Ruimtelijk-functionele Uitgangspunten Voor Het Plangebied

De verschillende beleidskaders (Hoofdstuk 2) en de aspecten die in de ruimtelijk-functionele analyse (Hoofdstuk 3) zijn beschreven vormen belangrijke bouwstenen voor onderhavig bestemmingsplan. Vanuit deze bouwstenen zijn de ruimtelijk-functionele uitgangspunten voor het bestemmingsplan benoemd. Deze worden in onderstaande subparagrafen nader toegelicht.

De geformuleerde uitgangspunten voor het bestemmingsplan kunnen afwijken van de feitelijke situatie. Zoveel mogelijk zijn de afwijkingen opgenomen op de verbeelding (bijvoorbeeld de bebouwingspercentages). Voor het overige is een vangnet opgenomen in de regels: daar waar de bestaande maatvoering groter is dan de algemeen toegestane maatvoering wordt de bestaande maatvoering aangehouden als maximaal toelaatbaar.

4.2.1 Bestaande rechten als uitgangspunt

Bij de actualisatie vormen de bestaande bestemmingsplannen het vertrekpunt. Daarbij is ook gekeken naar het feitelijk gebruik van de gronden en naar de planologische mogelijkheden die op grond van vrijstellingen en vergunningen zijn verleend.

Daarnaast biedt het bestemmingsplan het juridisch planologisch kader waarin ook de mogelijke gevolgen voor het milieu worden meegewogen. Vanwege (recente) jurisprudentie en nieuw geldend beleid, dat op deze bestemmingsplannen nog niet van toepassing was, is een milieuzonering opgesteld binnen het plangebied. Uitgangspunt is dat de hoogst mogelijke milieucategorie mogelijk gemaakt wordt, afgestemd op de nu gevestigde bedrijven, de reeds toegestane categorieën en de kenmerken van het gebied. In dit verband wordt ook verwezen naar paragraaf 5.6 Bedrijven en milieuzonering. Verder geldt dat binnen de gehanteerde milieuzonering uitgegaan is van het huidige legale gebruik.

4.2.2 Woningen

De woningen in Meerzicht hebben de bestemming 'Wonen'. Deze percelen hebben een ruim bouwvlak. Binnen dit bouwvlak mag het hoofgebouw inclusief erfbebouwing worden gebouwd, waarbij het totale bebouwingspercentage niet meer dan 60% bedraagt. In afwijking hiervan zijn aanvullende regels opgenomen voor specifieke kleine of grote bouwpercelen.

Daar waar in het verleden snippergroen is uitgegeven, hebben de gronden de bestemming 'Tuin'. Op deze gronden mag beperkt worden gebouwd.

4.2.3 Voorzieningen

In het plangebied zijn diverse voorzieningen aanwezig (zie paragraaf 4.2.3 Voorzieningen).

Grootschalige sport- en recreatieve voorzieningen zijn gevestigd in het Westerpark. De sportvelden hebben de bestemming 'Sport'. De golfbaan heeft een op maat gesneden bestemming 'Sport - Golfbaan', omdat hier specifiekere bouwregels gelden.

Verspreid over het plangebied zijn onderwijs en sociaal-maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Deze gronden hebben de bestemming 'Maatschappelijk'.

Het winkelcentrum en directe omgeving herbergt vele detailhandelsvoorzieningen bestemd voor de dagelijkse boodschappen (waaronder twee supermarkten) en aanverwante functies zoals lunchrooms/ restaurants. In de directe omgeving bevindt zich eveneens detailhandel (zoals een fietsenzaak) en andere dienstverlenende voorzieningen. Het winkelcentrum heeft de bestemming 'Centrum'. Binnen deze bestemming is uitwisseling van functies mogelijk. Solitaire detailhandelsvoorzieningen hebben de bestemming 'Detailhandel'.

Tot slot zijn op een aantal locaties in het plangebied percelen aanwezig waar ingevolge het vigerende bestemmingsplan ook uitwisseling van functies mogelijk is, maar die geen centrumfunctie vervullen. Deze gronden hebben de bestemmingen 'Gemengd - 1' tot en met 'Gemengd - 3'.

4.2.4 Groen en water

Op verschillende plekken binnen het plangebied zijn groene structuurelementen aanwezig, Deze groenelementen hebben een afschermende werking tussen de aangrenzende functies en hun omgeving. Daarnaast is er structureel (begeleidend) groen langs de hoofdontsluitingswegen. Binnen het plangebied liggen ook diverse watergangen en waterpartijen.

De groenblauwe structuurelementen met een afschermende werking of een waterhuishoudkundig belang zijn binnen dit bestemmingsplan ook als zodanig bestemd (bestemming 'Groen' of 'Water'). Hiermee wordt de instandhouding ervan gewaarborgd.

4.2.5 Natuur

Het eiland in het Westerpark is in het Stadsnatuurplan (zie paragraaf 2.4.8 Stadsnatuurplan(1999)) aangewezen als stergebied. Dit zijn gebieden met een grote potentiële natuurwaarde en waar stedelijke ontwikkelingen uitgesloten moeten zijn. Dit stergebied maakt deel uit van regionatuur: deze gebieden zijn groot van omvang en hebben natuur als hoofd- of nevenfunctie. De gronden hebben om die reden de bestemming 'Natuur'.

4.2.6 Verkeer en parkeren

Wegenstructuur
De categorie-indeling van de wegen binnen het plangebied blijft onveranderd. Verder zijn er geen grote nieuwe infrastructurele projecten voorzien die gevolgen hebben voor de verkeersstructuur. De wegen hebben de bestemming 'Verkeer' of 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Parkeren
De delen van het openbaar gebied, die in gebruik zijn voor verkeer of parkeren hebben een verkeersbestemming gekregen.

Hoofdstuk 5 Milieu En Leefkwaliteit

5.1 M.e.r.-regelgeving

In de Europese Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 wordt - onder meer - aangegeven dat bij de voorbereiding van en besluitvorming over bepaalde plannen en programma's een milieubeoordeling moet worden uitgevoerd.

Deze Richtlijn (met bijlagen) is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, door middel van een aanpassing van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage.

Bij bestemmingsplannen moet een milieueffectbeoordeling of milieueffectrapport worden opgesteld, wanneer er sprake is van activiteiten die worden genoemd in kolom 1 en wanneer de drempelwaarden uit kolom 2 van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage worden overschreden.

In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien. Er vindt geen overschrijding plaats van de drempelwaarden uit het Besluit milieueffectrapportage. Hieruit volgt dat voor dit plan geen milieueffectbeoordeling dan wel een milieueffectrapport opgesteld hoeft te worden. Er is geen sprake van een m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht.

5.2 Geluidhinder

Bij de vaststelling c.q. herziening van een bestemmingsplan dient onderzoek te worden verricht naar de omvang van wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. De Wet geluidhinder geeft normen alsmede de instrumenten om de mate van lawaai te bepalen. Dit bestemmingsplan voorziet niet in de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige functies. Ook is geen sprake van ontwikkelingen die een verkeerstoename met zich mee brengen.

5.2.1 Wegverkeerslawaai

Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is geen akoestisch onderzoek verricht. Volstaan wordt hier met het benoemen van de belangrijkste geluidsbronnen van wegverkeer in dan wel buiten het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen vormen deze een aandachtspunt.

  • A12;
  • Meerzichtlaan;
  • Bredewater;
  • Amerikaweg/ Leidschendamseweg;
  • Abdissenbos.

5.2.2 Railverkeerslawaai

Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is geen akoestisch onderzoek verricht. Volstaan wordt hier met het benoemen van de belangrijkste geluidsbronnen van railverkeer in dan wel buiten het plangebied. Bij nieuwe ontwikkelingen vormen deze een aandachtspunt.

  • RandstadRail lopend door de wijk en evenwijdig langs de Amerikaweg (noordzijde plangebied);
  • de spoorlijn Gouda - Den Haag liggend evenwijdig en ten zuiden van de A12.

5.2.3 Industrielawaai

Het plangebied ligt niet binnen een zone van een gezoneerd industrieterrein volgens de Wet geluidhinder.

5.2.4 Luchtvaartlawaai

Zoetermeer ligt niet binnen een zone van een vliegveld.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 De Wet luchtkwaliteit

De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer, ook wel de Wet luchtkwaliteit genoemd. Deze wijziging van de Wet milieubeheer is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wijziging houdt in dat de in Nederland toegepaste koppeling tussen ruimtelijke ordening en luchtkwaliteit voor een deel wordt ontkoppeld. Dit maakt het mogelijk om niet voor elk ruimtelijk plan te hoeven toetsen.

Hierbij is met name het begrip 'in betekenende mate' van belang. Als een te realiseren project minder dan 1% bijdraagt aan de autonome ontwikkeling, dit komt overeen met een maximale toename van 0,4 mg/m3 voor de concentraties fijn stof en stikstofdioxide, dan wordt het project per definitie beschouwd als 'niet in betekenende mate' en hoeft er geen toetsing aan de grenswaarden plaats te vinden.

5.3.2 Onderzoeksresultaten

In het kader van dit bestemmingsplan is vanwege het conserverende karakter geen onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten luchtkwaliteit.

5.4 Bodemkwaliteit

Mede ter beoordeling van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, is inzicht vereist in de kwaliteit van de bodem. Omdat de bodemkwaliteit medebepalend is voor de vraag welke nieuwe functies in een gebied realiseerbaar zijn, is onderzoek naar eventuele beperkingen aan het bodemgebruik noodzakelijk. Hiertoe dient bodemonderzoek te worden verricht.

5.4.1 Geschiedenis

Westerpark

Ter plaatse van het Westerpark is sprake van een voormalige stortplaats. Stort heeft plaatsgevonden in de periode van 1972 tot 1982. De stort bestaat uit meerdere stortgedeelten, te weten:

  • Stort Bisschopsberg;
  • Stort centrale waterpartij;
  • Noordelijke stortgedeelten;
  • Stort zuidwest.


De totale oppervlakte van de stortgedeelten is ca. 55 ha. De storten zijn afgedekt met een kleilaag van 1 meter dikte. De aangebrachte klei is afkomstig van de vrijgekomen grond bij het graven van de aan de stortpartijen grenzende waterpartijen. Stort heeft plaatsgevonden in de periode 1972 tot 1982. Als eerste is tussen 1972 en 1978 op de Bisschopsberg afval gestort. Het stortmateriaal bestond uit bouw - en sloopafval. In het laatste jaar is mogelijk tuinafval gestort. In de overige stortgedeelten is in de periode 1978 tot 1981 bouw - en sloopafval en bedrijfsafval gestort. Daarnaast zijn vliegas, schroot, diverse soorten afvalslakken, tuinbouwafval en bestrijdingsmiddelen gestort. Stort Zuidwest is qua volume de voornaamste stort. Het hoogste punt van deze stort ligt ongeveer 15 meter hoger dan de omgeving.

Sinds 1988 vindt een jaarlijkse monitoring plaats. In de monitoringsronde van 2011 zijn in de peilbuizen rondom de stort over het algemeen licht verhoogde gehalten zware metalen, aromaten en dichlooretheen aangetroffen.


Meerzicht

Tot de aanleg van de wijk Meerzicht (vanaf 1967) heeft het plangebied grotendeels een agrarische functie gehad. Van voor 1967 is nabij het plangebied alleen lintbebouwing aanwezig langs de Voorweg. De wijk Meerzicht is in het begin van de jaren '70 gebouwd, in eerste instantie met de hoogbouw en daarna met laagbouw.

Voorafgaand aan de nieuwbouwactiviteiten t.b.v. de aanleg van de wijk Meerzicht zijn geen bodemonderzoeken uitgevoerd. Wel zijn in de afgelopen jaren verspreid over de wijk bodemonderzoeken uitgevoerd in het kader van milieuvergunningen, bouwactiviteiten of grondwerkzaamheden. Naar aanleiding van die onderzoeken zijn aanvullende onderzoeken en soms bodemsaneringen uitgevoerd. Deze saneringen hadden vaak betrekking op de aanwezigheid van ondergrondse tanks, maar ook andere bedrijfsactiviteiten spelen een rol.

5.4.2 Onderzoeksresultaten

Vanwege het conserverend karakter van dit bestemmingsplan is in het inventariserend (historisch) bodemonderzoek met name ingezoomd op de onderzoekslocaties waar een bodemverontreiniging is aangetoond, waar nog een aanvullend onderzoek moet plaatsvinden of waar op basis van historische gegevens een knelpunt zou kunnen worden verwacht. Bij bouwactiviteiten zal te zijner tijd per locatie bekeken moeten worden of nog (aanvullend) bodemonderzoek gewenst is. Het betreft de volgende locaties:

Abdissenbos 3 (BIS nr. 220), buiten plangebied

De locatie is gedeeltelijk in gebruik geweest als tankstation; in 2011 is het tankstation ontmanteld en gesaneerd. Bij (her)ontwikkeling van de locatie wordt aanbevolen een verkennend bodemonderzoek te verrichten.

Roeleveenseweg 17 (BIS nr. 238), buiten plangebied)

Het betreft een voormalige boerderij met bijbehorend terrein. Sinds 1992 is de locatie in gebruik als manege. Op het terrein waren in 1992 een bovengrondse HBO-tank en een bovengrondse dieseltank gelegen.

Op de locatie is door De Straat Milieu Adviseurs een oriënterend onderzoek uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat er bij de bovengrondse HBO-tank sprake is van bodemverontreiniging met minerale olie en dat een nader onderzoek noodzakelijk is. Bij de bovengrondse dieseltank zijn alleen lichte verontreinigingen aangetoond.

Meerzichtlaan 21 (BIS nr. 288)

Op de locatie bevindt zich een garagebedrijf met een benzinestation. In 1999 is op de locatie een bodemsanering uitgevoerd waarbij over de grondsanering een evaluatierapport is opgesteld. Geconcludeerd wordt dat de grondsanering aan de doelstelling heeft voldaan. Bij een aanwezige watertransportleiding is een restverontreiniging achtergebleven. Deze is verder verwijderd met een insitu onttrekkingssysteem.


Zalkerbos 1 (BIS nr. 333)

Op de locatie bevindt zich sinds 1974 een garagebedrijf met tankstation. Op de locatie is in 1999 een bodemsanering uitgevoerd. Tot 2001 heeft een aanvullende grondwatersanering plaatsgevonden.


NS gronden (BIS nr.167)

In 2006 is door SGS Environmental Services, naar aanleiding van een transactie op de locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Geconcludeerd wordt dat een vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.


Bodemkwaliteitskaart

Volgens de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Zoetermeer en de Milieudienst Midden-Holland (2011) is het plangebied ingedeeld in zone 7 uitbreidingen vanaf 1970". Dit houdt in dat de bodem in het algemeen voldoet aan de ontgravingsklasse 'landbouw/natuur'.


Locatiedossiers

Uit een inventarisatie komen de volgende locaties naar voren waar gezien de activiteiten (mogelijk) sprake is van bodemverontreiniging.

Kerkenbos 11

Op de locatie is sinds 1979 een garagebedrijf gevestigd. In 1993 is op de locatie een ondergrondse tank gesaneerd.

Oostergo 22

Op de locatie is sprake van een rioolwaterzuiveringsinstallatie sinds 1970.

Middelwaard 29

Op de locatie is sinds 1977 sprake is van een chemische reinigingsinstallatie.

Zalkerbos 1

Op de locatie bevindt zich sinds 1981 een garagebedrijf met een tankstation.

Meerzichtlaan 21

Op de locatie is sprake van een tankstation.

5.4.3 Conclusies

Op basis van het inventariserend (historisch) bodemonderzoek wordt het volgende geconcludeerd:

  • ter plaatse van het Westerpark liggen de bestemmingen vast. Verandering van de bestemming is in principe niet mogelijk of er moeten zeer uitgebreide saneringsmaatregelen worden genomen.
  • Voor de wijk Meerzicht geldt dat, bij herinrichting en/of nieuwbouw, in ieder geval op de genoemde locaties een (verkennnend) bodemonderzoek noodzakelijk is.

Op basis van de resultaten van verkennend bodemonderzoek kan een uitspraak worden gedaan over de geschiktheid van de locatie voor het toekomstig gebruik. Indien een locatie niet geschikt blijkt voor het voorgenomen gebruik kan een advies worden gegeven over de gebruiksmogelijkheden van een locatie of op welke manier de locatie toch geschikt kan worden gemaakt voor het beoogde gebruik. In dit bestemmingsplan zijn geen ontwikkelingen voorzien.

5.5 Water

Watersysteem

Het plangebied ligt in de waterstaatkundige eenheid Nieuwe Driemanspolder. Een waterstaatkundige eenheid is een gebied waarin het watersysteem een geheel vormt. Het gebied valt binnen de beheersgrenzen van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is kwantiteits- en kwaliteitsbeheerder.

Het waterpeil in het plangebied is N.A.P. – 5,82 meter.

Het watersysteem van Meerzicht- Westerpark bestaat uit meerdere brede watergangen die met elkaar verbonden zijn door duikers. Op veel plaatsen liggen vijvers. Het Westerpark vormt hierbinnen een bijzonder gebied waar veel open water ligt.
Bij overschot wordt water afgevoerd naar Rijnlands Boezem, bij tekort kan van hieruit water worden ingelaten.

De hoofdwatergangen hebben op de plankaart de bestemming 'Water' gekregen. Aan weerszijden van de watergangen geldt vanuit de Keur een onderhoudsstrook van vijf meter. De waterleiding die door het plangebied loopt heeft een dubbelbestemming 'Leiding- Water' gekregen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0016.png"

Waterstructuur

Waterkwaliteit

In opdracht van de hoogheemraadschappen heeft in 2008 een Ecologische beoordeling van de watergangen in de gemeente Zoetermeer plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek voor het water in Meerzicht- Westerpark laten zien dat de beleving matig scoort en de ecologie van zowel water als oevers slecht is.

Een circulatiegemaal zorgt er voor dat het water in beweging blijft. Dit heeft een gunstig effect op de waterkwaliteit. Door het zelfreinigend vermogen van de plassen hebben ze een goede waterkwaliteit. De heeft een positief effect op de waterkwaliteit in het beheersgebied.

Rioolstelsel

Conform het uitgangspunt van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt het hemelwater gescheiden van het afvalwater. Daartoe ligt in het plangebied een gescheiden rioolstelsel. Een gescheiden rioolstelsel wil zeggen dat het regenwater van verharde oppervlakken via het schoonwaterriool afgevoerd wordt naar het oppervlaktewater, terwijl het afvalwater via het vuilwaterriool afgevoerd wordt naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Nieuwe verharde oppervlakken wateren af op het schoonwaterriool en zijn dus afgekoppeld. Hierbij wordt rekening gehouden met het landelijk beleid en het beleid van de waterkwaliteitsbeheerder hierover.

Verder geldt ook voor nieuwbouw dat het hemelwater afgekoppeld wordt. Dit water zal direct geloosd worden op de vijver in het park. Ook het hemelwaterriool in het park zal worden aangesloten op de vijver in het park.

Keur en beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland

Op de watergangen (zoals sloten en beken), de waterkeringen (zoals kaden en dijken) en andere waterstaatswerken (zoals bruggen en duikers) is de keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van toepassing. In deze keur is een vergunningenstelsel opgenomen waarmee de waterstaatkundige aspecten van de waterkeringen worden gewaarborgd. Bij ontwikkelingen op gronden waar een keur van toepassing is wordt in overleg met de waterbeheerders gestreefd naar coördinatie tussen vergunningverlening en beheersaspecten.

In het bestemmingsplan zijn de watergangen bestemd als 'Water'. De waterkeringen zijn, met inbegrip van de beschermingszones naar opgave van het Hoogheemraadschap, bestemd voor 'Waterstaat - Waterkering'. Het beheer en onderhoud van de meeste watergangen worden uitgevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Voor de watergangen in het plangebied geldt dat deze onveranderd blijven. Ook de oevers van deze watergangen en waterpartijen worden niet veranderd. De natuurvriendelijke oevers langs deze watergangen en waterpartijen blijven gehandhaafd.

5.6 Bedrijven En Milieuzonering

5.6.1 Begrip milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening beoogt het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen.

Deze milieuzonering dient aldus twee doelen:

  1. 1. het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar voor woningen;
  2. 2. het bieden van voldoende ruimte en zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen (blijven) uitoefenen.

5.6.2 VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering

Uitgave Bedrijven en milieuzonering
Om te komen tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestigingen op milieuhygiënische aspecten wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening gehouden te worden met milieuzonering om zodoende de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Scheiding van functies versus functiemenging
Scheiding van milieubelastende en milieugevoelige functies met behulp van milieuzonering is in de omgeving van sterk milieubelastende activiteiten zonder meer noodzakelijk. Een vergaande scheiding van functies kan echter ook leiden tot inefficiënt ruimtegebruik en een verlies aan ruimtelijke kwaliteit. Een gemengd gebied met een mix van wonen en werken, winkels en horeca stimuleert een levendig straatbeeld, een hogere sociale veiligheid en extra draagvlak voor voorzieningen. Vanuit het oogpunt van efficiënt ruimtegebruik verdient het de voorkeur om functiescheiding binnen een gemengd gebied niet verder door te voeren dan met het oog op een goed woon- en leefklimaat noodzakelijk is.

Richtafstandenlijsten
De twee belangrijkste bouwstenen voor milieuzonering zijn de twee richtafstandenlijsten in bijlage 1 van de VNG-brochure. Voor een scala aan milieubelastende activiteiten (lijst 1) en opslagen en installaties (lijst 2) zijn richtafstanden aangegeven ten opzichte van een rustige woonwijk. In de lijsten wordt onderscheid gemaakt naar richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. De richtafstanden gaan uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Twee omgevingstypen: rustige woonwijk en gemengd gebied
De richtafstanden in bijlage 1 van de VNG-brochure zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven of kantoren) voor.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype gemengd gebied, dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. De richtafstanden uit bijlage 1 van de VNG-brochure gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. De afstanden kunnen, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap worden verlaagd indien sprake is van omgevingstype gemengd gebied.

Milieucategorie Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m

Functiemenging
De richtafstanden ten opzichte van de omgevingstypen rustige woonwijk, rustig buitengebied en gemengd gebied gaan uit van het principe van functiescheiding. Door het hanteren van richtafstanden tussen bijvoorbeeld een bedrijventerrein of bedrijfslocatie en een gebied met een variatie aan functies (zoals wonen, horeca en kleine bedrijvigheid), wordt de toelaatbaarheid van milieubelastende functies beoordeeld.

Binnen gemengde gebieden kan echter ook sprake zijn van functiemenging. Dit betekent dat op gebouwniveau meerdere functies gecombineerd zijn, zoals wonen boven winkels. In de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” is voor gebieden met functiemenging een aparte lijst (bijlage 4) opgenomen. In gebieden met functiemenging gelden geen richtafstanden. De toelaatbaarheid van milieubelastende functies in gebieden met functiemenging wordt beoordeeld aan de hand van de volgende drie ruimtelijk relevante milieucategorieën:

  • categorie A: activiteiten die zodanig weinig milieubelastend voor hun omgeving zijn, dat deze aanpandig aan woningen kunnen worden uitgevoerd;
  • categorie B: activiteiten die in een gemengd gebied kunnen worden uitgeoefend, echter met een zodanige milieubelasting voor hun omgeving dat zij bouwkundig afgescheiden van woningen en andere gevoelige functies dienen plaats te vinden;
  • categorie C: de activiteiten zoals genoemd onder B, waarbij door de relatief grote verkeersaantrekkende werking een ontsluiting op de hoofdinfrastructuur is aangewezen.

Voor het toestaan van deze activiteiten gelden de volgende randvoorwaarden:

  1. 1. het gaat om kleinschalige, ambachtelijke bedrijvigheid;
  2. 2. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  3. 3. de activiteiten (inclusief opslag) vinden hoofdzakelijk inpandig plaats;
  4. 4. activiteiten uit categorie C beschikken daarnaast over een goede aansluiting op de hoofdinfrastructuur.

5.6.3 Staat van horeca-activiteiten

De Wet milieubeheer en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) bieden onvoldoende mogelijkheden om alle relevante vormen van hinder ten gevolge van de aanwezigheid van horeca-activiteiten te voorkomen. Een Staat van horeca-activiteiten behorende bij de regels van een bestemmingsplan kan worden gehanteerd als een aanvulling op de reikwijdte van beide genoemde instrumenten.

Voor een indicatie van de mate van hinder veroorzaakt door horeca-activiteiten biedt de zoneringlijst uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een goed vertrekpunt. De daarin gehanteerde grove benadering behoeft echter voor de opstelling van een in de praktijk bruikbare Staat van horeca-activiteiten aanvulling en nadere motivering.

Bij de opstelling van de Staat van horeca-activiteiten zijn de volgende vormen van hinder in aanmerking genomen:

  • geluidhinder (zowel door afzonderlijke inrichtingen als cumulatief);
  • verkeersaantrekkende werking;
  • parkeerdruk.

In aanvulling op de gegevens uit de VNG-publicatie is voorts gebruik gemaakt van de volgende ruimtelijk relevante aspecten:

  • de voor de verschillende soorten horeca-activiteiten over het algemeen gebruikelijke openingstijden die voor het optreden van hinder relevant zijn (het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hanteert immers voor de dag-, avond- en nachtperiode verschillende normen);
  • de mate waarin een bedrijfstype naar verwachting bezoekers en in het bijzonder bezoekers per auto, brommer of scooter aantrekt.

Op grond hiervan worden drie categorieën onderscheiden in de Staat van horeca-activiteiten, die is opgenomen als bijlage bij de regels:

Categorie 1 'Lichte horeca'
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds geopend zijn (in hoofdzaak verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken.

Categorie 2 'Middelzware horeca'
Horecabedrijven die normaal gesproken ook 's nachts geopend zijn en daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals cafés, bars, biljartcentra of zalenverhuur. Tevens vallen onder deze categorie horecabedrijven die in beginsel overdag en 's avonds geopend zijn met een grote verkeersaantrekkende werking.

Categorie 3 'Zware horeca'
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend moeten zijn en tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder met zich mee kunnen brengen (verkeersaantrekkende werking en daarmee gepaard gaande hinder op straat alsmede parkeeroverlast). Hieronder vallen dancings, discotheken en partycentra.

5.6.4 Milieuzonering in het plan

Geldende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden meerdere bestemmingsplannen. Voor de woonwijk Meerzicht gelden in totaal vijf bestemmingsplannen, één voor elke woonbuurt en één voor het centrumgebied.

In de woongebieden zijn de niet-wonenfuncties geregeld in de bestemmingen 'Gemengde doeleinden', 'Maatschappelijke doeleinden' en 'Servicestation'. Onder deze bestemmingen is het toegestane gebruik geregeld, zoals scholen, 'lichte' horeca dan wel specifieke bedrijvigheid.

In deze bestemmingsplannen is geen milieuzonering toegepast en er zijn geen bedrijvenlijsten aan de voorschriften gekoppeld. Wel is in een Beschrijving in Hoofdlijnen aangegeven dat de ruimtelijke effecten van de toegestane functies "in overeenstemming" dienen te zijn met de omgeving. Hiermee wordt met name bedoeld dat de wegen het extra verkeer aankunnen en dat sprake moet zijn van voldoende parkeerplaatsen. Er wordt dus niet ingegaan op eventuele overlast van de bedrijfsactiviteiten zelf.

Het centrumgebied van Meerzicht heeft in het gelijknamige bestemmingsplan meerdere bestemmingen gekregen (Centrum, Maatschappelijke doeleinden en een functieaanduiding 'gemengd'), waarbij in sommige gevallen sprake is van een menging van functies op pandniveau. In dit bestemmingsplan is net als bij de bestemmingsplannen voor de woonwijken niet gewerkt met een milieuzonering en/ of bedrijvenlijst. Wel is in de voorschriften aangegeven dat de ruimtelijke effecten van de niet-wonenfuncties in overeenstemming moeten zijn met de omgeving. Hier wordt net als bij woongebieden gedoeld op de verkeersaantrekkende werking. Aanvullend is in de Beschrijving in Hoofdlijnen bij de woonbestemmingen aangegeven dat de maatschappelijke voorzieningen geen sprake mag zijn van voorzieningen die veel geluidsoverlast met zich meebrengen. Daarom zijn functies als een jeugdsoos, muziekcentra en daarmee vergelijkbare functies uitgesloten.

In het bestemmingsplan "Westerpark" heeft het plangebied de bestemmingen 'Recreatieve doeleinden', 'Sportdoeleinden' en 'Horecadoeleinden'. Ook in dit bestemmingsplan zijn de gebruiksfuncties niet ingedeeld in milieucategorieën. Verschil met de bestemmingsplannen voor Meerzicht is dat in Westerpark ook geen sprake is van andere beperkingen in hindergevende activiteiten.

Plangebied rustige woonwijk of gemengd gebied?
In de VNG-uitgave wordt aangegeven dat een gemengd gebied een gebied is met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied.

De woonwijk Meerzicht is opgebouwd uit verschillende woonbuurten. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen, vooral scholen, komen vrijwel geen andere niet-wonenfuncties voor. Langs de randen is in het algemeen weinig verstoring door verkeer. De woonbuurten zijn daarom te typeren als een rustige woonwijk. Op de begane grondlaag van flatgebouwen maakt het vigerende bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen mogelijk.

De uitzondering hierop vormt het centrumgebied aan weerszijden van het station Meerzicht. In dit gebied zijn detailhandel-, zorg- en maatschappelijke voorzieningen gecombineerd met woningbouw. Dit zijn de gebieden die in dit nieuwe bestemmingsplan een bestemming 'Gemengd' , 'Centrum' of Maatschappelijk- Zorgwoningen' krijgen. Binnen deze bestemmingen kunnen zowel woonfuncties als niet-woonfuncties met elkaar gecombineerd worden. Dit zijn gebieden met een functiemenging.

In het Westerpark is de woonfunctie niet vertegenwoordigd. Gezien de aanwezige functies en kan dit gebied aangemerkt worden als gemengd (recreatie- en natuur)gebied.

In onderstaande tabel zijn de omgevingstypen samengevat:

Rustige woonwijk: De gehele woonwijk Meerzicht met uitzondering van het winkelcentrum en omgeving
Gemengd gebied: Westerpark
Functiemenging: Het winkelcentrum Meerzicht, de gronden gelegen tussen het station Meerzicht en de Meerzichtlaan/ Kerkenbos en de hoogbouwflats in de wijk

Gekozen milieuzonering voor de verschillende gebieden in het plangebied

Rustige woonwijk

Zoals ook in de VNG-brochure is aangegeven is de Staat van Bedrijfsactiviteiten in principe bedoeld voor nieuwe situaties. De Staat van Bedrijfsactiviteiten kan niet zonder meer worden toegepast bij de vraag of bedrijven die al in het plangebied gevestigd zijn, wegbestemd moeten worden of niet. Uiteraard geeft de categorie-indeling van deze bedrijven wel een indicatie van de aanvaardbaarheid. In bestaande situaties moet met name gekeken worden of het bedrijf beschikt over de benodigde milieuvergunning(en) en of de milieubelasting binnen de huidige normen blijft. Alleen indien een bedrijf onaanvaardbare hinder veroorzaakt, waaraan redelijkerwijs door het treffen van voorzieningen niet tegemoet kan worden gekomen, kan een bedrijf worden wegbestemd. Voorwaarde hierbij is dat de gemeente de benodigde financiële middelen ter beschikking heeft en dus voldoende zicht is op bedrijfsbeëindiging tijdens de planperiode. Dergelijke bedrijven komen in het plangebied niet voor.

Zoals genoemd is het merendeel van het plangebied te typeren als een rustige woonwijk (Meerzicht). Op de enkele solitaire bedrijfspercelen gelegen in de woonwijk zijn daarom alleen kleinschalige en weinig overlast veroorzakende bedrijven en voorzieningen toegestaan. De kleinschalige bedrijven vallen onder de milieucategorie 1 en 2 uit de lijst 1 van de VNG-brochure. Dergelijke bedrijvigheid is in het algemeen in milieuhygiënische zin aanvaardbaar in een rustige woonwijk. Bestaande bedrijven binnen genoemde milieucategorie zijn tevens vrij uitwisselbaar met andere qua milieucategorie gelijksoortige bedrijven. In de woonwijk komen geen bedrijven voor die in een zwaardere milieucategorie vallen.

Voor de flatgebouwen rondom het winkelcentrum en aan de noord- en oostzijde van het plangebied worden op de begane grond conform het vigerende bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Deze flatgebouwen zijn daarom ondergebracht als gebieden/ gebouwen met functiemenging.

Voor het Westerpark is de milieuzonering specifiek toegesneden op de nu voorkomende voorzieningen van het gebied. In de regels van dit bestemmingsplan zijn bedrijvenlijsten toegevoegd met daarbij behorende milieucategorieën. De maximaal toegestane milieucategorie is categorie 3.1. Er is geen sprake van knelpunten met betrekking tot omliggende gevoelige bestemmingen.

Gebieden met functiemenging
In de woonwijk Meerzicht zijn het winkelcentrum, de voorzieningen aan de Albrandswaard en Uiterwaard en de hoogbouwflats te kenmerken als gebieden met functiemenging aangezien hier de woonfunctie op gebouwniveau gemengd is met andere functies. In het winkelcentrum Meerzicht bevinden zich meerdere winkels, dienstverlenende voorzieningen en enkele horecagelegenheden. Op de verdiepingen wordt gewoond. In het gebied aan de andere zijde van de RandstadRail is vooral sprake van een combinatie van de woonfunctie met maatschappelijke voorzieningen. Hier zijn een gezondheidscentrum en een woon-zorgvoorziening gecombineerd met woningen.

Op de begane grondlaag van de hoogbouwflats laat het vigerende bestemmingsplan maatschappelijke voorzieningen toe. In de huidige situatie bevinden zich hier vooral buurtgebouwen en welzijnsfuncties.

Aangezien op gebouwniveau functies zijn gemengd, kan voor deze gebieden geen gebruik gemaakt worden van lijst 1 van de VNG-brochure. Voor de gebieden met functiemenging is daarom aangesloten bij lijst 4 (functiemenging) van de VNG-brochure. Op grond van de bestemmingen 'Centrum' en, 'Gemengd' en 'Maatschappelijk' mogen hier bij recht alleen functies gevestigd worden die behoren tot categorie A van de in bijlage 4 van de VNG-brochure (die als bijlage bij de regels is gevoegd). Uitzondering hierop is dat binnen de bestemming Centrum ook supermarkten (categorie B) zijn toegestaan aangezien hier reeds twee supermarkten zijn gevestigd. Bovendien is de aanwezigheid van supermarkten in het winkelcentrum van groot belang, omdat deze de grote trekkers zijn voor de dagelijkse boodschappen. Op de begane grondlaag van de hoogbouwflats zijn maatschappelijke voorzieningen tot en met categorie A toegestaan.

Afwijken van de gebruiksregels
De milieuzonering zoals deze hierboven is beschreven, betekent niet dat de uitoefening van activiteiten uit een hogere categorie in alle gevallen onaanvaardbaar is. De Lijst van bedrijfsactiviteiten geeft namelijk een vrij grove indeling van de hinderlijkheid van bedrijven. De situatie bij een specifiek bedrijf kan daarvan afwijken. Met name komt het voor dat een bedrijf als gevolg van de geringe omvang van hinderlijke (deel)activiteiten of door een milieuvriendelijke werkwijze, minder hinder veroorzaakt dan in de Lijst van bedrijfsactiviteiten is verondersteld. In dat geval kan bij omgevingsvergunning worden afgeweken van de algemene toelaatbare milieucategorie. Op die manier kan een dergelijk bedrijf voor de desbetreffende activiteit worden toegelaten. Dit geldt alleen voor bedrijven die maximaal twee afstandsstappen afwijken van de richtafstanden van de op grond van de milieuzonering toegelaten categorie. Dit houdt in dat indien bedrijven uit maximaal categorie 2 zijn toegestaan, kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor bedrijven uit maximaal categorie 3.2.

Voor gebieden met functiemenging geldt dat bij recht functies die behoren tot categorie A zijn toegestaan. In het geval van functies die vallen onder categorie B, dan wel niet genoemd zijn mag hiervan afgeweken worden, mits aangetoond is dat de milieuhinder niet groter is dan bij functies die vallen onder categorie A.

Bestaande bedrijvigheid
Bedrijven en voorzieningen die ten tijde van het vaststellen van dit plan aanwezig zijn, maar niet passen binnen de algemene toelaatbare milieucategorie, krijgen een maatbestemming. Op basis hiervan kunnen bedrijven de activiteiten voortzetten die vallen onder deze maatbestemming. Omschakeling van het bedrijf naar een andere activiteit dan in de bestemming is vermeld, kan alleen plaatsvinden wanneer deze activiteit past binnen de algemeen toelaatbare categorieën van bedrijfsactiviteiten. Bij bedrijfsbeëindiging of -verplaatsing kan zich dan alleen nog een gelijksoortig bedrijf vestigen, of een bedrijf dat past binnen de algemene toelaatbare milieucategorie. Binnen het plangebied komen dergelijke bedrijven niet voor.

Horeca
De in het plangebied aanwezige horeca is positief bestemd. Voor het winkelcentrum Meerzicht geldt dat hier maximaal horecacategorie 2 is toegestaan. Voor de horecabedrijven die de bestemming 'Horeca' hebben gekregen, geldt als maximum horeca categorie 2.
Voor de horeca is een aparte Staat van horeca-inrichtingen bij de regels gevoegd.

5.7 Externe Veiligheid

5.7.1 Het Besluit externe veiligheid inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit beoogt de veiligheid van mensen buiten inrichtingen (bedrijven) zoveel mogelijk te beschermen voor rampen als gevolg van menselijk handelen met gevaarlijke stoffen. De werkingssfeer van het Bevi heeft geen betrekking op bijvoorbeeld verkeersveiligheid of natuurrampen.

Wetgeving op het gebied van externe veiligheid is niet alleen gegeven om menselijke slachtoffers en menselijk leed te voorkomen, maar ook ter voorkoming van maatschappelijke ontwrichting. In die zin wordt gestreefd naar een (meer) integrale benadering van preventie (waaronder ruimtelijke ordeningsaspecten), maar ook van vergunningverlening en hulpverlening achteraf.

Het Bevi is van toepassing op milieuvergunningplichtige risicovolle inrichtingen (hierna: Bevi-inrichtingen) in relatie tot nabij gelegen risicogevoelige objecten, onderverdeeld in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het instrument van de ruimtelijke ordening en daarmee het bestemmingsplan wordt ingezet in het regelen van de vestiging, omvang en zonering van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de invloedssfeer van risicovolle inrichtingen.

De toetsing van de toelaatbaarheid van Bevi-inrichtingen blijft beperkt tot het zogenaamde invloedsgebied van die inrichtingen door het plaatsgebonden en het groepsrisico te bepalen. Binnen dat gebied moet worden gekeken naar de aanwezigheid van kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten.

Voor het bestemmingsplan is in de eerste plaats van belang om te inventariseren welke bestaande Bevi-inrichtingen in het plangebied aanwezig zijn, dan wel van welke inrichtingen het invloedsgebied het plangebied overlapt. Daarnaast is het de vraag of en zo ja, welke Bevi-inrichtingen en waar het bestemmingsplan de vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen mogelijk maakt. Uitgangspunt voor de toetsing is het invloedsgebied van de inrichting. Binnen dat gebied wordt eerst de 10-6 -contour van het PR bepaald. Daarbinnen mogen zich geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten bevinden.

Binnen het invloedsgebied wordt vervolgens op vergelijkbare wijze gekeken naar het groepsrisico voor het plangebied. Groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Anders dan bij plaatsgebonden risico is hier geen sprake van harde grenswaarden, maar van een verantwoordingsplicht ten opzichte van een oriënterende waarde. Uitgangspunt voor de toelaatbaarheid van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen is dat het GR niet de oriënterende waarde mag overschrijden. De aanvaardbaarheid van een bepaald GR in een concrete situatie zal echter uiteindelijk afhangen van een maatschappelijke afweging van alle betrokken belangen.

Een en ander kan in concrete gevallen niet los worden gezien van de wenselijkheid en de mogelijkheid om maatregelen te treffen in de sfeer van risicobeperking.

5.7.2 Inrichtingen

Op grond van dit bestemmingsplan worden geen nieuwe risicovolle inrichtingen in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) mogelijk gemaakt. Op dit moment zijn de net buiten het plangebied liggende LPG-tankstations Knorrestein, Houtsingel en Leidschendamseweg voor het plangebied relevant.

LPG
Voor LPG-tankstations zijn in de Regeling Externe Veiligheid Inrichtingen (Revi) afstanden opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze afstanden zijn afhankelijk van de jaarlijkse doorzet LPG. Genoemde afstanden zijn in onderstaande tabel opgenomen. Het invloedsgebied voor het groepsrisico is 150 meter.

Doorzet per jaar 10-6 contour 10-5 contour afstand vanaf afleverzuil
vanaf 1000 m3 en meer 110 m 25 m 15 m
tot 1000 m3 45 m 25 m 15 m

Tabel: PR afstanden LPG uit Regeling externe veiligheid inrichtingen

In de milieuvergunningen van de tankstations Houtsingel en Leidschendamseweg zijn een maximale LPG-doorzet opgenomen van minder dan 1.000 m3 LPG per jaar. Vanwege de ligging van het tankstation Knorrestein aan de rijksweg A12 is in de milieuvergunning geen verkoopbegrenzing opgenomen. Daarom wordt uitgegaan van een maximale doorzet van meer dan 1.000 m3 per jaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0637.BP00032-0004_0017.png"

10-6 risicocontour LPG-tankstation Knorrestein

LPG-tankstation Knorrestein (A12)

Voor het LPG tankstation Knorrestein is de doorzet niet beperkt. Binnen de bijbehorende PR-afstand (110 meter) bevinden zich geen (kwetsbare) objecten. Ook is het groepsrisico kleiner dan 0,1 keer de oriënterende waarde. Het LPG-tankstation vormt dan ook geen ruimtelijke belemmering.

Wel bevindt zich binnen dit invloedsgebied de range van de golfbaan. Er zijn in dit bestemmingsplan geen ontwikkelingen voorzien zodat geen sprake is van een toename van het groepsrisico.

LPG-tankstation Houtsingel

De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour is ook opgenomen op de plankaart. Binnen deze 10-6 contour zijn geen kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten gesitueerd of geprojecteerd. Nieuwe ontwikkelingen binnen de invloedssfeer van 150 meter worden niet mogelijk gemaakt.

Voor het groepsrisico geldt dat het invloedsgebied 150 meter bedraagt. Nieuwe ontwikkelingen binnen de 150 meter worden niet mogelijk gemaakt. De doorzet van de verkoop van LPG op deze locatie is beperkt in de milieuvergunning tot 1.000 m3 per jaar. Op grond hiervan is de contour van het plaatsgebonden risico 45 meter. Deze contour ligt binnen het plangebied van dit bestemmingsplan.

Leidschendamseweg

Er wordt een nieuw LPG tankstation gerealiseerd. Hierbij zal rekening worden gehouden met alle wettelijke veiligheidsafstanden. Het streven is om het groepsrisico ruim onder de orienterende waarde te houden.

5.7.3 Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb is van toepassing op het vervoer van door de Minister aangewezen categorieën van gevaarlijke stoffen door (ondergrondse) buisleidingen. Het besluit stelt de exploitant van een buisleiding verantwoordelijk voor de in het besluit opgenomen regels. Dit houdt in dat exploitanten de zorg dragen voor de bescherming van mens en milieu. Met dien verstande dat bij de aanleg of vervanging van een buisleiding, of een wijziging van de te vervoeren gevaarlijke stof door een buisleiding, zij er voor zorgen dat het plaatsgebonden risico van de buisleiding buiten de belemmeringenstrook niet hoger is dan 10-6 per jaar. Op grond van artikel 14 van het Bevb moeten de buisleidingen op de plankaart van het bestemmingsplan worden weergegeven met de bijbehorende belemmeringenstrook van 5 meter.

Hogedruk aardgastransportleidingen met een werkdruk van meer dan 16 bar en een diameter van meer dan 50 mm vallen onder de werkingssfeer van dat besluit. De Gasunie is als beheerder van de aardgastransportleiding verantwoordelijk voor een goede en veilige exploitatie van de aardgastransportleiding.

Net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan ligt één hoge druk aardgastransportleiding die valt onder het Bevb. Het betreft de buisleiding die loopt langs de oostgrens van het plangebied en ten zuiden van de A12. De hoge druk aardgastransportleiding langs de A12 heeft als kenmerk W-539-01-KR-006 met een ontwerpdruk van 40 bar en een diameter van circa 13 inch. De contour van het plaatsgebonden risico bedraagt 0 meter. Binnen het invloedsgebied (140 meter) bevinden zich geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten. Dit bestemmingsplan maakt de oprichting van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen dit gebied niet mogelijk.

5.7.4 Vervoer gevaarlijke stoffen

Voor routes (wegen, waterwegen, spoorwegen) waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en voor buisleidingen zijn nog geen wettelijke normen betreffende de externe veiligheid vastgesteld. Het beleid berust hier vooralsnog op een aantal ministeriële en provinciale circulaires, zoals de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (2010). In het Vierde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP-4) is een wettelijke verankering van de risiconormen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Bij deze wettelijke verankering zullen de resultaten van voormelde evaluatie worden betrokken. Tot het moment van realisatie van deze verankering wordt in deze circulaire het beleid met betrekking tot risiconormering geoperationaliseerd en verduidelijkt. Daarmee treedt deze circulaire in de plaats van de Nota risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De werkingsduur van deze circulaire loopt tot uiterlijk 31 juli 2012. Wanneer voornoemde wettelijke verankering wordt gerealiseerd, zal de circulaire echter worden ingetrokken.

Om het plaatsgebonden en het groepsrisico langs snelwegen vast te kunnen stellen is inzicht vereist in de aard van de vervoerde stoffen en de transportfrequentie. Daar waar het gaat om het stellen van randvoorwaarden in de ruimtelijke ordening, wordt om het werkbaar te houden, het afwegingsgebied gemaximaliseerd tot 200 meter van de route. Het groepsrisico (GR) geeft voor dit gebied aan welke bebouwingsdichtheid nog acceptabel is, gelet op de voorgestelde oriënterende waarde. In het aangegeven gebied is de bebouwing dus wel toegestaan maar is de dichtheid van bebouwing soms gelimiteerd.

Net buiten het plangebied vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de A12. De PR-contour van deze weg bedraagt 0 meter. Binnen deze afstand liggen geen kwetsbare dan wel beperkt kwetsbare objecten. Tevens zijn geen nieuwe ontwikkelingen in de zone van 200 meter aan weerszijden van de A12 voorzien. Er vindt dus geen toename plaats van het groepsrisico.

Ten behoeve van het bestemmingsplan Meerzicht Westerpark is het groepsrisico berekend met behulp van RBMII (zie Bijlage 3). Geconcludeerd wordt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

5.7.5 Vuurwerkopslag

Binnen het plangebied bevinden geen bedrijven of inrichtingen waar de opslag van vuurwerk plaats vindt.

5.7.6 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.8 Natuurwaarden

5.8.1 Flora- en faunawet

Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet biedt een integraal wettelijk kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten. Met deze wet is het soortenbeschermingsbeleid van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving verwerkt. De Flora- en faunawet kent geen formele koppeling met het ruimtelijke ordeningsbeleid. Dat doet niet af aan het feit dat bezien moet worden of de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staat. Dit betekent dat in het geval er een redelijk vermoeden bestaat dat beschermde planten- en diersoorten in het plangebied kunnen voorkomen in het kader van de planprocedure onderzoek moet worden gedaan naar de aanwezigheid van deze soorten (ABRvS, 23 februari 2005, Leeuwarden).

5.8.2 Natuurwaardenonderzoek

Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is geen natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Bij nieuwe ontwikkelingen dient onderzocht te worden in hoeverre deze van invloed zijn op de flora en fauna.

Hoofdstuk 6 Juridische Vormgeving

6.1 Aard Van Het Bestemmingsplan

6.1.1 Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande woonbebouwing en de voorzieningen in het plangebied een consolidatie- en beheerfunctie en staat geen ontwikkelingen toe.

De juridische planvorm is afgestemd op de hoofdlijnen van het beleid dat erop gericht is de aanwezige functies te behouden. Gezien het gewenste behoud van de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle aanwezige functies in het plangebied te voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling waardoor de ruimtelijke kwaliteit in het gebied als zodanig kan worden beheerd en behouden.

6.1.2 Standaard opbouw verbeelding en regels

In het bestemmingsplan Meerzicht - Westerpark is gebruik gemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.

Uitgangspunt is dat de plankaart zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en bestemmingen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn daarnaast eventuele afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

6.1.3 Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Bij een beperkt aantal bestemmingen, zoals bijvoorbeeld 'Groen' en 'Verkeer' geldt uitsluitend een bestemmingsvlak.De reden hiervoor is dat binnen deze bestemmingen geen gebouwen mogen worden gebouwd. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarvoor de mogelijkheden om gebouwen en bouwwerken te bouwen in de regels zijn aangegeven. Het bouwvlak is op de plankaart voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering.

6.1.4 Aanduidingen

Op de plankaart is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringsaanduidingen, waaronder bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogte, het maximum bebouwingspercentage en het aantal standplaatsen.
Een aantal functieaanduidingen is gebruikt om de gebruiksmogelijkheden binnen een bestemming of een gedeelte daarvan nader te specificeren. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van de gebruiksmogelijkheden, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn 'parkeergarage', 'railverkeer', 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en 'nutsvoorziening'.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. In het plangebied zijn bijvoorbeeld bouwaanduidingen opgenomen voor carports en overdekt parkeren.

6.2 Planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregel.

6.2.1 Inleidende regels

6.2.2 Bestemmingsregels

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruik gemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren.

6.2.3 Algemene regels

6.2.4 Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

7.1 Financiële Uitvoerbaarheid

7.1.1 Grondexploitatie (artikel 6.12 Wro)

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht bij de vaststelling van een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijk ordening bepaalt dat als bouwplan is aangewezen:

  • de bouw van een of meer woningen;
  • de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen;
  • de uitbreiding van een gebouw met ten minste 1.000 m2 bvo of met een of meer woningen;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies ten minste 1.500 m2 bvo bedraagt;
  • de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m2 bvo.


In het onderhavige bestemmingsplan is geen bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening voorzien. Gezien het voorgaand is de vaststelling van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan niet aan de orde.

7.1.2 Economische uitvoerbaarheid

In dit bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien. Het betreft het vastleggen van de bestaande situatie. De economische uitvoerbaarheid is dan ook gegarandeerd.

7.1.3 Planschade

In het kader van dit bestemmingsplan is een risico-analyse planschade uitgevoerd. Daarbij wordt de voorheen geldende planologische regeling vergeleken met de regeling in het nieuwe bestemmingsplan. De resultaten van deze analyse zijn opgenomen in Bijlage 4 van plantoelichting. Hoewel het planschaderisicoprofiel bij woningen overwegend laag is, is besloten de mogelijke beperkingen die waren opgelegd in het concept ontwerpbestemmingsplan weg te nemen. De juridische regeling is om die reden zoveel mogelijk aangepast aan de vigerende bestemmingsplannen.

Voor wat betreft het perceel Heuvelweg 2 en 4 wordt geconcludeerd dat het risico op planschade hoog is, aangezien de horecamogelijkheden worden teruggebracht tot categorie 2 van de Staat van horeca-activiteiten. Het bestemmingsplan is om die reden aangepast. Op deze locatie wordt overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan dan ook horeca-activiteiten uit categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten mogelijk gemaakt.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De voorbereiding van het bestemmingsplan is aangekondigd in een publicatie als bedoeld in artikel 1.3.1 Bro. Er is geen mogelijkheid verleend voor inspraak, omdat het bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk maakt.

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is daarnaast op grond van artikel 3.1.1. Bro opgestuurd naar verschillende overheden en instanties. De ingekomen reacties zijn samengevat en van beantwoording voorzien in Bijlage 1 van de plantoelichting.

Het ontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen met ingang van 2 november 2012 voor de duur van zes weken. Er is 1 ontvankelijke zienswijze ingediend. Deze is verwerkt in de Nota zienswijzen. De ingediende zienswijze heeft echter niet geleid tot aanpassing ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. De Nota zienswijzen is opgenomen in de Bijlage6. In Bijlage 7 is de Nota aanpassingen opgenomen waarin de overige ambtshalve aanpassingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan zijn onderbouwd.

Tegen het vaststellingsbesluit staat de mogelijkheid open tot het instellen van beroep bij de Raad van State. Beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden die tijdig een zienswijze hebben ingediend dan wel dient het beroepschrift betekking te hebben op een wijziging bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.

Hoofdstuk 8 Handhaving

Op 9 mei 2011 heeft de gemeenteraad de beleidsnota 'Niet alleen Handhaven', Handhavingsbeleid 2011-2014 vastgesteld. Dit beleid ziet onder meer op het handhaven van bestemmingsplannen. Een belangrijk uitgangspunt in dit beleid is de dubbele regelkring. Dit betekent dat er van wordt uitgegaan dat toezicht en handhaving niet alleen wettelijke taken zijn, maar vooral ook instrumenten om beleidsdoelen te realiseren.

Voor de handhaving is een prioritering ingevoerd. Daarbij zijn weegfactoren benoemd op basis waarvan de onderwerpen die het belangrijkst worden gevonden, het zwaarst worden gewogen. Fysieke veiligheid geldt als belangrijkste weegfactor. Natuur en duurzaamheid is de minst zware weegfactor. Vervolgens zijn voor de handhaving per taakveld bouwen, milieu en openbare ruimte prioriteiten gesteld. De handhaving van bestemmingsplannen valt onder het taakveld bouwen. Bij elk taakveld is een rangschikking ontstaan van zeer grote risico's naar zaken die nauwelijks risico's in zich herbergen. De prioritering wordt vervolgens in jaarlijkse handhavingsuitvoeringsprogramma's vertaald naar aandachtsgebieden, bijvoorbeeld extra aandacht voor illegale dakopbouwen, dakkapellen of illegaal gebruik.

Handhaving kan plaatsvinden via de publiekrechtelijke, privaatrechtelijke en strafrechtelijke weg. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om met bestuursrechtelijke sancties op te treden tegen overtredingen van regels van bestemmingsplannen. De bestuursrechtelijke sancties bestaan uit de bestuursdwang en het opleggen van last onder dwangsom. Door middel van het privaatrecht kan de gemeente op indirecte wijze het bestemmingsplan handhaven. Dat kan door gebruikmaking van haar bevoegdheden als eigenaar of van contractuele bevoegdheden.

De strafrechtelijke vervolging is afhankelijk van het Openbaar Ministerie. Overtredingen op grond van bestemmingsplanregels vallen met ingang van 13 september 2004 onder de Wet op de economische delicten. Strafrechtelijk optreden is gewenst bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De Wet op de economisch delicten biedt verder de mogelijkheid bij het opleggen van de straf rekening te houden met het economisch voordeel dat de overtreder heeft behaald. Ook biedt de wet de mogelijkheid de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken.

Bijlage 1 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Lijst Van Bedrijfsactiviteiten Functiemenging

Bijlage 2 Lijst van bedrijfsactiviteiten functiemenging

Bijlage 3 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 3 Staat van horeca-activiteiten

Bijlage 1 Nota Van Beantwoording Overlegreacties

Bijlage 1 Nota van Beantwoording Overlegreacties

Bijlage 2 Toelichting Op Gemeentelijk Beschermd Stadsgezicht Koepeltjesbuurt Meerzicht

Bijlage 2 Toelichting op gemeentelijk beschermd stadsgezicht Koepeltjesbuurt Meerzicht

Bijlage 3 Rapportage Externe Veiligheid

Bijlage 3 Rapportage Externe Veiligheid

Bijlage 4 Risicoanalyse Planschade

Bijlage 4 Risicoanalyse planschade

Bijlage 5 B & W Besluit D.d. 30 Oktober 2012

Bijlage 5 B & W besluit d.d. 30 oktober 2012

Bijlage 6 Nota Zienswijzen

Bijlage 6 Nota zienswijzen

Bijlage 7 Nota Aanpassingen

Bijlage 7 Nota aanpassingen